Pioneer DEH-P8100BT de handleiding

Categorie
Microfoons
Type
de handleiding
Inhoud
Aansluiten van de toestellen
Aansluiten van de toestellen ............... 2
Aansluiten van het stroomsnoer .................... 4
Bij aansluiting op een los verkrijgbare
eindversterker ............................................. 6
Installatie ................................................. 8
DIN Voor/achter montage ............................... 8
Verwijderen of bevestigen van de
afwerkingsrand .................................................... 8
DIN Voor-montage .................................................... 8
DIN Achter-montage ................................................ 9
Bevestigen van de microfoon ......................... 9
Bevestigen van de microfoon op de zonneklep ..... 9
Bevestigen van de microfoon op de
stuurkolom ......................................................... 10
Instellen van de hoek van de microfoon .............. 10
Installeren van de
stuurafstandsbediening ........................... 10
Installeren van de stuurafstandbediening
in een auto met hetstuur links ......................... 11
Opmerking
Wanneer dit toestel geïnstalleerd is in een
voertuig zonder ACC (accessoire) stand op
het contactslot, moet de rode draad worden
verbonden met een aansluiting die de stand van
de contactsleutel kan herkennen. Anders kan de
accu leeglopen.
A
C
C
O
N
S
T
A
R
T
O
F
F
O
N
S
T
A
R
T
O
F
F
ACC stand Geen ACC stand
Gebruik van dit toestel onder andere dan de
volgende omstandigheden kan leiden tot brand of
storingen.
Voertuigen met een negatief geaarde 12 V
accu.
Luidsprekers van 50 W (uitgangsvermogen) en
4 Ohm tot 8 Ohm (impedantie).
Om kortsluiting, oververhitting of andere
storingen te voorkomen moet u de onderstaande
instructies opvolgen.
Koppel de negatieve pool van de accu los voor
u begint met de installatie.
Zet alle bedrading vast met kabelklemmen
of isolatieband. Ter bescherming van de
bedrading dient u deze te omwikkelen met
isolatieband waar de bedrading met metalen
onderdelen in aanraking komt.
Houd alle bedrading uit de buurt
van bewegende onderdelen, zoals de
versnellingspook en de stoelenrails.
Houd de bedrading uit de buurt van
zeer warme plekken, zoals bij een
verwarmingsrooster.
Leid de gele draad niet door een gat naar het
motorcompartiment om aan te sluiten op de
accu.
Plak eventuele losse aansluitingen,
draadeinden of stekkers netjes af met
isolatieband.
Maak de kabels niet korter.
Tap in geen geval de stroomkabel voor dit
toestel af om andere apparatuur van stroom
te voorzien. Het vermogen van de draad is
beperkt.
Gebruik een zekering met het voorgeschreven
vermogen.
Sluit de negatieve luidsprekerdraden in geen
geval direct op aarde aan.
2
Nederlands
Aansluiten van de toestellen
Bundel de negatieve luidsprekerdraden in
geen geval samen.
Via de blauw/witte draad wordt een stuursignaal
geproduceerd wanneer dit toestel is ingeschakeld.
Verbind deze met de systeemafstandsbediening
van een externe eindversterker, of met de
stuuraansluiting voor het relais van de antenne
van het voertuig (max. 300 mA, 12 V gelijkstroom).
Als het voertuig een ruitantenne heeft, dient u
deze draad te verbinden met de stroomaansluiting
van de antennesignaalversterker (booster).
Verbind de blauw/witte draad in geen geval met de
stroomaansluiting van een externe eindversterker.
Verbind deze draad ook in geen geval met de
stroomaansluiting zelf van de antenne van de
auto. Doet u dit toch, dan kan de accu leeglopen
of kunnen zich andere storingen voordoen.
IP-BUS stekkers zijn kleurgecodeerd. Let erop
dat u alleen stekkers van dezelfde kleur op elkaar
aansluit.
De zwarte draad is de aarding. Deze draad en de
aardingen van andere apparatuur (in het bijzonder
producten met een hoog vermogen, zoals een
eindversterker), moeten onafhankelijk van elkaar
worden aangesloten. Doet u dit niet, dan kan er
brand ontstaan of kunnen zich storingen voordoen
wanneer de bedrading onbedoeld los raakt.
3
Aansluiten van het stroomsnoer
Aansluiten van de toestellen
15 cm
1*
3* 2*
4*5*
Opmerking
Afhankelijk van het soort voertuig is het
mogelijk dat de functies van 3* en 5*
verschillen. Let er in een dergelijk geval
op dat u 2* op 5* en 4* op 3* aansluit.
Sluit in het algemeen draden van
dezelfde kleur op elkaar aan.
Dop (1*)
Laat het dopje zitten
wanneer de
aansluiting niet wordt
gebruikt.
Geel (3*)
Back-up
(of accessoire)
Rood (5*)
Accessoire
(of back-up)
Geel (2*)
Verbinden met de continue
12 V stroomaansluiting.
Rood (4*)
Verbinden met een elektrische
aansluiting die aangestuurd wordt via
het contactslot (12 V gelijkstroom).
ISO stekker
Opmerking
In sommige voertuigen kan de ISO stekker
in twee stukken gedeeld zijn. Sluit in een
dergelijk geval beide stekkers aan.
Zwart (chassis aarde)
Aansluiten op een schone, blank metalen plek.
Zekering (10 A)
Zekering
Microfoon
ingangsaansluiting
USB kabel
Gebruik de meegeleverde USB kabel of een
los verkrijgbare USB kabel (CD-U150E).
Microfoon
Opmerking
Bij gebruik van een subwoofer van 70 W
(2 ), moet u erop letten dat u de
aansluiting verricht met de paarse en
paars/zwarte draden van dit toestel. Sluit
niets aan op de groene en groen/zwarte
draden.
iPod naar USB verbindingskabel
Gebruik de los verkrijgbare iPod naar
USB verbindingskabel (CD-IU50).
Oranje/wit
Verbinden met de aansluiting van de verlichtingsschakelaar.
Zekering
4 m
4
Nederlands
Aansluiten van de toestellen
1,5 m
Subwoofer uitgang
Dit product
20 cm
Antenne-aansluiting
Voor-uitgang
Achter-
uitgang
IP-BUS
ingangsaansluiting (Blauw)
Afstandsbediening met draad
Er kan een adapter voor een
afstandsbediening met draad worden
aangesloten (los verkrijgbaar).
IP-BUS-kabel
Luidsprekerdraden
Wit: Links voor
Wit/zwart: Links voor
Grijs: Rechts voor
Grijs/zwart: Rechts voor
Groen: Links achter of subwoofer
Groen/zwarte: Links achter of subwoofer
Paars: Rechts achter of subwoofer
Paars/zwarte: Rechts achter of subwoofer
Blauw/wit
Verbinden met de systeembedieningsaansluiting
van de eindversterker (max. 300 mA 12 V
gelijkstroom).
Blauw/wit (7*)
Verbinden met de stuuraansluiting van het relais
van de antenne van het voertuig (max. 300 mA
12 V gelijkstroom).
De penposities van de ISO stekker hangen
mede af van het type voertuig. Sluit 6* en
7* aan wanneer pen 5 de antenne
aanstuurt. In andere typen voertuigen hoeft
u 6* en 7* helemaal niet aan te sluiten.
Blauw/wit (6*)
Multi CD-wisselaar
(los verkrijgbaar)
AUX aansluiting (3,5 φ)
Gebruik een kabel met een
stereo ministekker voor het
aansluiten van externe
apparatuur.
50 cm
USB1/USB2 ingangsaansluiting
5
Bij aansluiting op een los verkrijgbare eindversterker
Subwoofer uitgang
Dit product
Antenne-aansluiting
Voor-uitgang
Achter-uitgang
IP-BUS
ingangsaansluiting (Blauw)
Afstandsbediening met draad
Er kan een adapter voor een
afstandsbediening met draad worden
aangesloten (los verkrijgbaar).
IP-BUS-kabel
Blauw/wit
Verbinden met de systeembedieningsaansluiting
van de eindversterker (max. 300 mA 12 V
gelijkstroom).
Blauw/wit (7*)
Verbinden met de stuuraansluiting van het relais
van de antenne van het voertuig (max. 300 mA
12 V gelijkstroom).
De penposities van de ISO stekker hangen
mede af van het type voertuig. Sluit 6* en
7* aan wanneer pen 5 de antenne
aanstuurt. In andere typen voertuigen hoeft
u 6* en 7* helemaal niet aan te sluiten.
Blauw/wit (6*)
Multi CD-wisselaar
(los verkrijgbaar)
AUX aansluiting (3,5 φ)
Gebruik een kabel met een
stereo ministekker voor het
aansluiten van externe
apparatuur.
Aansluiten van de toestellen
6
Nederlands
Voer deze verbindingen uit wanneer u
de los verkrijgbare versterker gebruikt.
Opmerking
Verander de basisinstelling van dit toestel (zie bladzijde de
Gebruiksaanwijzing). De subwoofer weergave van dit
toestel is in mono.
Naar de subwoofer uitgang
Naar de voor-uitgang
Naar de achter-uitgang
Eindversterker
(los verkrijgbaar)
RechtsLinks
Aansluiten met RCA (tulpstekker)
kabels (los verkrijgbaar)
Systeemafstandsbediening
Voor-luidspreker Voor-luidspreker
Achter-luidspreker Achter-luidspreker
Subwoofer
Subwoofer
Eindversterker
(los verkrijgbaar)
Eindversterker
(los verkrijgbaar)
Aansluiten van de toestellen
7
Installatie
Opmerking
Controleer alle aansluitingen en systemen voor de
uiteindelijke installatie.
Gebruik geen ongeautoriseerde onderdelen.
Gebruik van niet-goedgekeurde onderdelen kan
leiden tot storingen.
Raadpleeg uw dealer als u voor de installatie gaten
moet boren of andere wijzigingen aan het voertuig
zelf moet aanbrengen.
Installeer dit toestel in geen geval op een locatie waar:
het de besturing van het voertuig kan
hinderen.
het een passagier zou kunnen verwonden bij
een noodstop.
De halfgeleider laser zal kapot gaan als deze
oververhit raakt. Installeer dit toestel niet in de
buurt van zeer warme plekken, zoals bij een
verwarmingsrooster.
De optimale prestaties worden verkregen wanneer
het toestel geïnstalleerd wordt onder een hoek van
minder dan 60º.
Om verzekerd te kunnen zijn van voldoende
ventilatie bij gebruik van dit toestel, dient u er
bij de installatie voor te zorgen dat u achter het
achterpaneel en rondom het toestel voldoende
ruimte vrij laat, en dient u eventuele losse
bedrading samen te bundelen zodat deze de
ventilatie-openingen niet kan blokkeren.
Let erop dat de snoeren niet het gedeelte
bedekken dat is aangegeven in de afbeelding.
Dit om te voorkomen dat de ventilatie van de
versterker wordt belemmerd.
DIN Voor/achter montage
Dit toestel kan op de juiste manier worden
vastgemaakt aan de voorkant (conventionele
DIN montage) of aan de achterkant
(DIN achtermontage, met behulp van de
schroefgaatjes aan de zijkanten van het chassis
van het toestel). Voor details verwijzen we u
naar de volgende installatiemethoden.
Verwijderen of bevestigen van
de afwerkingsrand
1.
Buig de bovenkant en de onderkant
van de afwerkingsrand naar buiten
om deze te verwijderen.
Druk de afwerkingsrand op het toestel tot
deze vastklikt wanneer u de afwerkingsrand
weer vast maakt. (Als de afwerkingsrand
ondersteboven gehouden wordt, zal deze niet
goed passen.)
De afwerkingsrand is makkelijker los te maken
wanneer het voorpaneel verwijderd is.
DIN Voor-montage
Installatie met het rubber tussenstuk
1. Steek de bevestigingskraag in het
dashboard.
Gebruik een andere bevestigingskraag bij
installatie op een relatief ondiepe locatie. Als
er genoeg ruimte achter het toestel is, kunt u
de standaard meegeleverde bevestigingskraag
gebruiken.
2. Zet de bevestigingskraag vast door
met behulp van een schroevendraaier
de metalen lipjes te verbuigen (90°).
3. Installeer het toestel zoals u kunt
zien op de afbeelding.
Laat voldoende ruimte vrij
Dashboard
Deze plek niet afdekken.
Afwerkingsrand
Bevestigingskraag
Dashboard
Rubber tussenstuk
Schroef
8
Nederlands
Installatie
Verwijderen van het toestel
1. Steek de meegeleverde
ontgrendelingsstrips in beide
zijkanten van het toestel tot deze
vastklikken.
2. Trek het toestel uit het dashboard.
DIN Achter-montage
1. Bepaal welke gaatjes in de beugel
en in de zijkant van het toestel met
elkaar overeenkomen.
2. Gebruik twee schroeven aan elke kant.
Gebruik schroeven met platte kop (5 mm ×
8 mm) of verzinkbare kop (5 mm × 9 mm),
afhankelijk van de vorm van de schroefgaatjes
in de beugel.
Bevestigen van de microfoon
Monteer de microfoon op een plaats en in de
richting waarin deze het stemgeluid van de
persoon die het systeem via spraak bedient
goed kan opvangen.
BELANGRIJK
Wanneer de microfoondraad zich rond de
stuurkolom of de versnellingspook wikkelt,
ontstaat een bijzonder gevaarlijke situatie. Let er
bij het aanbrengen van de microfoon op dat u op
geen enkele wijze gehinderd wordt bij de normale
besturing van de auto.
Bevestigen van de microfoon op
de zonneklep
1. Monteer de microfoon in de
microfoonclip.
2. Monteer de microfoonclip op de
zonneklep.
Bevestig de microfoonclip op de
omhooggeklapte zonneklep. (Bij het
omlaagklappen van de zonneklep zal het
stemherkenningsvermogen van de microfoon
afnemen.)
Klemmen om de draad op de vereiste plaatsen
tegen het interieur van de auto te bevestigen.
Schroef
Fabrieksmontagebeugel of-steun
voor bevestiging radio e.d.
Dashboard of
console
Microfoon
Microfoonclip
Microfoonclip
Klem
9
Installatie
Bevestigen van de microfoon op
de stuurkolom
1. Monteer de microfoon in de
microfoonclip.
De microfoon kan worden bevestigd zonder
gebruik te maken van de microfoonclip. Haal in
dit geval de voet van de microfoonclip. Schuif de
voet van de microfoonclip om deze los te maken.
2. Bevestig de microfoonclip op de
stuurkolom.
Klemmen om de draad op de vereiste plaatsen
tegen het interieur van de auto te bevestigen.
Instellen van de hoek van de
microfoon
De hoek van de microfoon kan worden
ingesteld.
Installeren van de
stuurafstandsbediening
WAARSCHUWING
Installeer de stuurafstandsbediening niet
op plaatsen waar deze de werking van
veiligheidsmechanismen, bijvoorbeeld een airbag,
zou kunnen hinderen. Een verkeerde plaats kan
ernstige ongelukken veroorzaken.
Installeer de stuurafstandsbediening niet op
plaatsen waar deze het sturen of de bediening
van de versnellingspook en andere mechanismen
zou kunnen hinderen. Een verkeerde plaats kan
ernstige ongelukken veroorzaken.
LET OP
Voor het installeren van deze
stuurafstandsbediening is ervaring vereist. Laat
het installeren derhalve over aan uw handelaar of
de plaats van aankoop.
Installeer deze stuurafstandsbediening uitsluitend
met de bijgeleverde onderdelen. Het gebruik van
andere onderdelen kan de stuurafstandsbediening
beschadigen of de stuurafstandsbediening zou bij
het gebruik van verkeerde onderdelen los kunnen
schieten met ongelukken tot gevolg.
Installeer de stuurafstandsbediening zoals in deze
gebruiksaanwijzing wordt beschreven. Dit nalaten
kan ongelukken veroorzaken.
Installeer de stuurafstandsbediening niet in de
buurt van de portieren waar deze gemakkelijk
aan regenwater wordt blootgesteld. Vocht in de
stuurafstandsbediening veroorzaakt mogelijk rook
of brand.
WAARSCHUWING
Bevestig de stuurafstandsbediening stevig aan
het stuur met gebruik van de riem. Een loszittende
stuurafstandsbediening kan het besturen van
de auto hinderen met mogelijk ongelukken tot
gevolg.
Bevestig de stuurafstandsbediening niet aan
de buitenrand van het stuur. Dit zou namelijk
het besturen van de auto hinderen met
mogelijk ongelukken tot gevolg. Bevestig de
stuurafstandsbediening altijd aan de binnenrand
van het stuurzoals u in de afbeelding ziet.
Microfoon
Microfoonclip
Laat de
microfoondraad via
de groef lopen.
Dubbelzijdig plakband
Bevestig de
microfoonclip op de
bovenkant van de
stuurkolom.
Klem
10
Microfoonvoet
Nederlands
Installatie
Opmerking
Plaats de stuurafstandsbediening niet ergens
waar het deze zicht van de bestuurder zou kunnen
verslechteren.
De ideale plaats voor de stuurafstandsbediening
is verschillend afhankelijk van het interieur
van de auto. Kies een plaats waar de signalen
goed van de stuurafstandsbediening naar de
autostereoinstallatie kunnen worden gestuurd.
Installeren van de
stuurafstandbediening in een
auto met het stuur links
Opmerking
Voor het installeren van de stuurafstandsbe-
diening in een auto met het stuur rechts moet u
de horizontale posities omkeren.
1. Haak de riem op de houder vast.
2. Bevestig de houder aan de binnenste
rand van het stuur zodat de houder in
de richting van de bestuurder wijst.
12 Wikkel de riem rond de buitenste rand van
het stuur en plaats het uiteinde door de gleuf in
de houder.
3 Trek de riem aan en zet hem vervolgens met de
twee overige haken aan de houder vast.
3. 4 Knip het overtollige gedeelte van
de riem af.
5 Als een gedeelte van de riem er nog steeds
uitsteekt dan kunt u dit uiteinde in de gleuf
vouwen om te voorkomen dat dit uiteinde het
besturen van de auto belemmerd.
4. Maak de andere riem op dezelfde
manier vast.
5. Plaats de stuurafstandsbediening in
de houder.
Bij het verwijderen van de stuurafstandsbediening
uit de houder moet u het geribbelde gedeelte voor
het ontgrendelen naar het stuur drukken en dan
de stuurafstandsbediening naar u toe schuiven.
11

Documenttranscriptie

Inhoud Aansluiten van de toestellen............... 2 Aansluiten van de toestellen Opmerking Aansluiten van het stroomsnoer .................... 4 Installeren van de stuurafstandbediening in een auto met hetstuur links ......................... 11 2 ACC stand OF F O STAR Installeren van de stuurafstandsbediening........................... 10 O N Bevestigen van de microfoon op de zonneklep ..... 9 Bevestigen van de microfoon op de stuurkolom ......................................................... 10 Instellen van de hoek van de microfoon .............. 10 ACC STAR Bevestigen van de microfoon ......................... 9 F N Verwijderen of bevestigen van de afwerkingsrand .................................................... 8 DIN Voor-montage .................................................... 8 DIN Achter-montage ................................................ 9 OF DIN Voor/achter montage ............................... 8 T Installatie ................................................. 8 • Wanneer dit toestel geïnstalleerd is in een voertuig zonder ACC (accessoire) stand op het contactslot, moet de rode draad worden verbonden met een aansluiting die de stand van de contactsleutel kan herkennen. Anders kan de accu leeglopen. T Bij aansluiting op een los verkrijgbare eindversterker ............................................. 6 Geen ACC stand • Gebruik van dit toestel onder andere dan de volgende omstandigheden kan leiden tot brand of storingen. — Voertuigen met een negatief geaarde 12 V accu. — Luidsprekers van 50 W (uitgangsvermogen) en 4 Ohm tot 8 Ohm (impedantie). • Om kortsluiting, oververhitting of andere storingen te voorkomen moet u de onderstaande instructies opvolgen. — Koppel de negatieve pool van de accu los voor u begint met de installatie. — Zet alle bedrading vast met kabelklemmen of isolatieband. Ter bescherming van de bedrading dient u deze te omwikkelen met isolatieband waar de bedrading met metalen onderdelen in aanraking komt. — Houd alle bedrading uit de buurt van bewegende onderdelen, zoals de versnellingspook en de stoelenrails. — Houd de bedrading uit de buurt van zeer warme plekken, zoals bij een verwarmingsrooster. — Leid de gele draad niet door een gat naar het motorcompartiment om aan te sluiten op de accu. — Plak eventuele losse aansluitingen, draadeinden of stekkers netjes af met isolatieband. — Maak de kabels niet korter. — Tap in geen geval de stroomkabel voor dit toestel af om andere apparatuur van stroom te voorzien. Het vermogen van de draad is beperkt. — Gebruik een zekering met het voorgeschreven vermogen. — Sluit de negatieve luidsprekerdraden in geen geval direct op aarde aan. Aansluiten van de toestellen • • • • — Bundel de negatieve luidsprekerdraden in geen geval samen. Via de blauw/witte draad wordt een stuursignaal geproduceerd wanneer dit toestel is ingeschakeld. Verbind deze met de systeemafstandsbediening van een externe eindversterker, of met de stuuraansluiting voor het relais van de antenne van het voertuig (max. 300 mA, 12 V gelijkstroom). Als het voertuig een ruitantenne heeft, dient u deze draad te verbinden met de stroomaansluiting van de antennesignaalversterker (booster). Verbind de blauw/witte draad in geen geval met de stroomaansluiting van een externe eindversterker. Verbind deze draad ook in geen geval met de stroomaansluiting zelf van de antenne van de auto. Doet u dit toch, dan kan de accu leeglopen of kunnen zich andere storingen voordoen. IP-BUS stekkers zijn kleurgecodeerd. Let erop dat u alleen stekkers van dezelfde kleur op elkaar aansluit. De zwarte draad is de aarding. Deze draad en de aardingen van andere apparatuur (in het bijzonder producten met een hoog vermogen, zoals een eindversterker), moeten onafhankelijk van elkaar worden aangesloten. Doet u dit niet, dan kan er brand ontstaan of kunnen zich storingen voordoen wanneer de bedrading onbedoeld los raakt. Nederlands 3 Aansluiten van de toestellen Aansluiten van het stroomsnoer Opmerking Afhankelijk van het soort voertuig is het mogelijk dat de functies van 3* en 5* verschillen. Let er in een dergelijk geval op dat u 2* op 5* en 4* op 3* aansluit. 1* 3* USB kabel Gebruik de meegeleverde USB kabel of een los verkrijgbare USB kabel (CD-U150E). iPod naar USB verbindingskabel Gebruik de los verkrijgbare iPod naar USB verbindingskabel (CD-IU50). 15 cm 2* Microfoon 4m 5* 4* Microfoon ingangsaansluiting Sluit in het algemeen draden van dezelfde kleur op elkaar aan. Dop (1*) Laat het dopje zitten wanneer de aansluiting niet wordt gebruikt. Geel (3*) Back-up (of accessoire) Zekering (10 A) Geel (2*) Verbinden met de continue 12 V stroomaansluiting. Zekering Rood (5*) Accessoire (of back-up) Rood (4*) Verbinden met een elektrische aansluiting die aangestuurd wordt via het contactslot (12 V gelijkstroom). Zekering Oranje/wit Verbinden met de aansluiting van de verlichtingsschakelaar. Zwart (chassis aarde) Aansluiten op een schone, blank metalen plek. ISO stekker Opmerking In sommige voertuigen kan de ISO stekker in twee stukken gedeeld zijn. Sluit in een dergelijk geval beide stekkers aan. 4 Opmerking Bij gebruik van een subwoofer van 70 W (2 Ω), moet u erop letten dat u de aansluiting verricht met de paarse en paars/zwarte draden van dit toestel. Sluit niets aan op de groene en groen/zwarte draden. Aansluiten van de toestellen 1,5 m USB1/USB2 ingangsaansluiting 20 cm 50 cm Achteruitgang Dit product Voor-uitgang Subwoofer uitgang Antenne-aansluiting AUX aansluiting (3,5 φ) Gebruik een kabel met een stereo ministekker voor het aansluiten van externe apparatuur. Afstandsbediening met draad Er kan een adapter voor een afstandsbediening met draad worden IP-BUS aangesloten (los verkrijgbaar). ingangsaansluiting (Blauw) IP-BUS-kabel Multi CD-wisselaar (los verkrijgbaar) Blauw/wit Verbinden met de systeembedieningsaansluiting van de eindversterker (max. 300 mA 12 V gelijkstroom). Blauw/wit (7*) Verbinden met de stuuraansluiting van het relais van de antenne van het voertuig (max. 300 mA 12 V gelijkstroom). Blauw/wit (6*) Nederlands De penposities van de ISO stekker hangen mede af van het type voertuig. Sluit 6* en 7* aan wanneer pen 5 de antenne aanstuurt. In andere typen voertuigen hoeft u 6* en 7* helemaal niet aan te sluiten. Luidsprekerdraden Wit: Links voor  Wit/zwart: Links voor  Grijs: Rechts voor  Grijs/zwart: Rechts voor  Groen: Links achter  of subwoofer  Groen/zwarte: Links achter  of subwoofer  Paars: Rechts achter  of subwoofer  Paars/zwarte: Rechts achter  of subwoofer  5 Aansluiten van de toestellen Bij aansluiting op een los verkrijgbare eindversterker Achter-uitgang Dit product Voor-uitgang Subwoofer uitgang Antenne-aansluiting AUX aansluiting (3,5 φ) Gebruik een kabel met een stereo ministekker voor het aansluiten van externe apparatuur. Afstandsbediening met draad Er kan een adapter voor een afstandsbediening met draad worden IP-BUS aangesloten (los verkrijgbaar). ingangsaansluiting (Blauw) IP-BUS-kabel Multi CD-wisselaar (los verkrijgbaar) Blauw/wit Verbinden met de systeembedieningsaansluiting van de eindversterker (max. 300 mA 12 V gelijkstroom). Blauw/wit (7*) Verbinden met de stuuraansluiting van het relais van de antenne van het voertuig (max. 300 mA 12 V gelijkstroom). Blauw/wit (6*) De penposities van de ISO stekker hangen mede af van het type voertuig. Sluit 6* en 7* aan wanneer pen 5 de antenne aanstuurt. In andere typen voertuigen hoeft u 6* en 7* helemaal niet aan te sluiten. 6 Aansluiten van de toestellen Eindversterker (los verkrijgbaar) Naar de achter-uitgang Eindversterker (los verkrijgbaar) Naar de voor-uitgang Eindversterker (los verkrijgbaar) Naar de subwoofer uitgang Aansluiten met RCA (tulpstekker) kabels (los verkrijgbaar) Systeemafstandsbediening Links Rechts Subwoofer Voor-luidspreker            Subwoofer Voor-luidspreker Nederlands Achter-luidspreker  Achter-luidspreker Voer deze verbindingen uit wanneer u de los verkrijgbare versterker gebruikt. Opmerking Verander de basisinstelling van dit toestel (zie bladzijde de Gebruiksaanwijzing). De subwoofer weergave van dit toestel is in mono. 7 Installatie Opmerking • Controleer alle aansluitingen en systemen voor de uiteindelijke installatie. • Gebruik geen ongeautoriseerde onderdelen. Gebruik van niet-goedgekeurde onderdelen kan leiden tot storingen. • Raadpleeg uw dealer als u voor de installatie gaten moet boren of andere wijzigingen aan het voertuig zelf moet aanbrengen. • Installeer dit toestel in geen geval op een locatie waar: — het de besturing van het voertuig kan hinderen. — het een passagier zou kunnen verwonden bij een noodstop. • De halfgeleider laser zal kapot gaan als deze oververhit raakt. Installeer dit toestel niet in de buurt van zeer warme plekken, zoals bij een verwarmingsrooster. • De optimale prestaties worden verkregen wanneer het toestel geïnstalleerd wordt onder een hoek van minder dan 60º. DIN Voor/achter montage Dit toestel kan op de juiste manier worden vastgemaakt aan de voorkant (conventionele DIN montage) of aan de achterkant (DIN achtermontage, met behulp van de schroefgaatjes aan de zijkanten van het chassis van het toestel). Voor details verwijzen we u naar de volgende installatiemethoden. Verwijderen of bevestigen van de afwerkingsrand 1. Buig de bovenkant en de onderkant van de afwerkingsrand naar buiten om deze te verwijderen. • Druk de afwerkingsrand op het toestel tot deze vastklikt wanneer u de afwerkingsrand weer vast maakt. (Als de afwerkingsrand ondersteboven gehouden wordt, zal deze niet goed passen.) • De afwerkingsrand is makkelijker los te maken wanneer het voorpaneel verwijderd is. Afwerkingsrand • Om verzekerd te kunnen zijn van voldoende ventilatie bij gebruik van dit toestel, dient u er bij de installatie voor te zorgen dat u achter het achterpaneel en rondom het toestel voldoende ruimte vrij laat, en dient u eventuele losse bedrading samen te bundelen zodat deze de ventilatie-openingen niet kan blokkeren. Dashboard Laat voldoende ruimte vrij DIN Voor-montage Installatie met het rubber tussenstuk 1. Steek de bevestigingskraag in het dashboard. • Gebruik een andere bevestigingskraag bij installatie op een relatief ondiepe locatie. Als er genoeg ruimte achter het toestel is, kunt u de standaard meegeleverde bevestigingskraag gebruiken. • Let erop dat de snoeren niet het gedeelte bedekken dat is aangegeven in de afbeelding. Dit om te voorkomen dat de ventilatie van de versterker wordt belemmerd. Deze plek niet afdekken. 2. Zet de bevestigingskraag vast door met behulp van een schroevendraaier de metalen lipjes te verbuigen (90°). 3. Installeer het toestel zoals u kunt zien op de afbeelding. Dashboard Rubber tussenstuk Bevestigingskraag 8 Schroef Installatie Verwijderen van het toestel 1. Steek de meegeleverde ontgrendelingsstrips in beide zijkanten van het toestel tot deze vastklikken. 2. Trek het toestel uit het dashboard. Bevestigen van de microfoon Monteer de microfoon op een plaats en in de richting waarin deze het stemgeluid van de persoon die het systeem via spraak bedient goed kan opvangen. BELANGRIJK • Wanneer de microfoondraad zich rond de stuurkolom of de versnellingspook wikkelt, ontstaat een bijzonder gevaarlijke situatie. Let er bij het aanbrengen van de microfoon op dat u op geen enkele wijze gehinderd wordt bij de normale besturing van de auto. DIN Achter-montage 1. Bepaal welke gaatjes in de beugel en in de zijkant van het toestel met elkaar overeenkomen. Bevestigen van de microfoon op de zonneklep 1. Monteer de microfoon in de microfoonclip. Microfoon Microfoonclip 2. Gebruik twee schroeven aan elke kant. • Gebruik schroeven met platte kop (5 mm × 8 mm) of verzinkbare kop (5 mm × 9 mm), afhankelijk van de vorm van de schroefgaatjes in de beugel. Schroef 2. Monteer de microfoonclip op de zonneklep. • Bevestig de microfoonclip op de omhooggeklapte zonneklep. (Bij het omlaagklappen van de zonneklep zal het stemherkenningsvermogen van de microfoon afnemen.) Microfoonclip Nederlands Klem Fabrieksmontagebeugel of-steun voor bevestiging radio e.d. Dashboard of console • Klemmen om de draad op de vereiste plaatsen tegen het interieur van de auto te bevestigen. 9 Installatie Bevestigen van de microfoon op de stuurkolom 1. Monteer de microfoon in de microfoonclip. Microfoon Microfoonvoet Microfoonclip Laat de microfoondraad via de groef lopen. • De microfoon kan worden bevestigd zonder gebruik te maken van de microfoonclip. Haal in dit geval de voet van de microfoonclip. Schuif de voet van de microfoonclip om deze los te maken. 2. Bevestig de microfoonclip op de stuurkolom. Dubbelzijdig plakband Bevestig de microfoonclip op de bovenkant van de stuurkolom. Klem • Klemmen om de draad op de vereiste plaatsen tegen het interieur van de auto te bevestigen. Instellen van de hoek van de microfoon De hoek van de microfoon kan worden ingesteld. 10 Installeren van de stuurafstandsbediening WAARSCHUWING • Installeer de stuurafstandsbediening niet op plaatsen waar deze de werking van veiligheidsmechanismen, bijvoorbeeld een airbag, zou kunnen hinderen. Een verkeerde plaats kan ernstige ongelukken veroorzaken. • Installeer de stuurafstandsbediening niet op plaatsen waar deze het sturen of de bediening van de versnellingspook en andere mechanismen zou kunnen hinderen. Een verkeerde plaats kan ernstige ongelukken veroorzaken. LET OP • Voor het installeren van deze stuurafstandsbediening is ervaring vereist. Laat het installeren derhalve over aan uw handelaar of de plaats van aankoop. • Installeer deze stuurafstandsbediening uitsluitend met de bijgeleverde onderdelen. Het gebruik van andere onderdelen kan de stuurafstandsbediening beschadigen of de stuurafstandsbediening zou bij het gebruik van verkeerde onderdelen los kunnen schieten met ongelukken tot gevolg. • Installeer de stuurafstandsbediening zoals in deze gebruiksaanwijzing wordt beschreven. Dit nalaten kan ongelukken veroorzaken. • Installeer de stuurafstandsbediening niet in de buurt van de portieren waar deze gemakkelijk aan regenwater wordt blootgesteld. Vocht in de stuurafstandsbediening veroorzaakt mogelijk rook of brand. WAARSCHUWING • Bevestig de stuurafstandsbediening stevig aan het stuur met gebruik van de riem. Een loszittende stuurafstandsbediening kan het besturen van de auto hinderen met mogelijk ongelukken tot gevolg. • Bevestig de stuurafstandsbediening niet aan de buitenrand van het stuur. Dit zou namelijk het besturen van de auto hinderen met mogelijk ongelukken tot gevolg. Bevestig de stuurafstandsbediening altijd aan de binnenrand van het stuurzoals u in de afbeelding ziet. Installatie Opmerking 3. 4 Knip het overtollige gedeelte van de riem af. • Plaats de stuurafstandsbediening niet ergens waar het deze zicht van de bestuurder zou kunnen verslechteren. • De ideale plaats voor de stuurafstandsbediening is verschillend afhankelijk van het interieur van de auto. Kies een plaats waar de signalen goed van de stuurafstandsbediening naar de autostereoinstallatie kunnen worden gestuurd. Installeren van de stuurafstandbediening in een auto met het stuur links Opmerking • Voor het installeren van de stuurafstandsbediening in een auto met het stuur rechts moet u de horizontale posities omkeren. • 5 Als een gedeelte van de riem er nog steeds uitsteekt dan kunt u dit uiteinde in de gleuf vouwen om te voorkomen dat dit uiteinde het besturen van de auto belemmerd. 4. Maak de andere riem op dezelfde manier vast. 5. Plaats de stuurafstandsbediening in de houder. 1. Haak de riem op de houder vast. 2. Bevestig de houder aan de binnenste rand van het stuur zodat de houder in de richting van de bestuurder wijst. • Bij het verwijderen van de stuurafstandsbediening uit de houder moet u het geribbelde gedeelte voor het ontgrendelen naar het stuur drukken en dan de stuurafstandsbediening naar u toe schuiven. Nederlands • 12 Wikkel de riem rond de buitenste rand van het stuur en plaats het uiteinde door de gleuf in de houder. 3 Trek de riem aan en zet hem vervolgens met de twee overige haken aan de houder vast. 11
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72

Pioneer DEH-P8100BT de handleiding

Categorie
Microfoons
Type
de handleiding