Documenttranscriptie
V E R TA L I N G VA N D E O R I G I N E L E INHOUD
INSTRUCTIES
INLEIDING
NL
Om de machine correct te gebruiken en
ongelukken te voorkomen, niet beginnen
te werken zonder deze handleiding
zorgvuldig te hebben gelezen. Hierin vindt
u uitleg over de werking van de
verschillende onderdelen plus
aanwijzingen voor noodzakelijke controles
en het bijbehorende onderhoud.
OPMERKING De beschrijvingen en
illustraties in deze handleiding zijn niet
strikt bindend. Het bedrijf behoudt zich
het recht voor eventuele wijzigingen aan
te brengen. Dergelijke wijzigingen
verplichten het bedrijf niet deze
handleiding steeds opnieuw bij te
werken.
Naast de bedienings- en
onderhoudsinstructies bevat deze
handleiding enkele paragrafen die uw
speciale aandacht vragen. Dergelijke
paragrafen zijn aangegeven met de
hieronder beschreven symbolen:
LET OP: wanneer er risico bestaat op
ongelukken, persoonlijk (dodelijk) letsel of
ernstige schade.
VOORZICHTIG: wanneer er risico bestaat
op schade aan de machine of onderdelen
ervan.
De gazontrekkers met achteruitworp
worden in verschillende uitvoeringen
geproduceerd. Let er bij de volgende
beschrijvingen in deze gebruikershandleiding op dat u de beschrijving leest
die bij uw gazontrekker hoort.
LET OP
GEVAAR VOOR GEHOORSCHADE
ONDER NORMALE
GEBRUIKSOMSTANDIGHEDEN KAN DEZE
MACHINE DE BEDIENER BLOOTSTELLEN
AAN EEN DAGELIJKS PERSOONLIJK
GELUIDSNIVEAU DAT GELIJK IS AAN OF
HOGER IS DAN
85 dB (A)
38
1. VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN
(bevat de voorschriften voor een veilig
gebruik van de machine)
2. VERKLARING VAN DE SYMBOLEN EN
VEILIGHEIDSWAARSCHUWINGEN
(geeft informatie over de identificatie
van de machine en de betekenis van
de symbolen)
3. HOOFDONDERDELEN (illustreert de
plaats van de hoofdonderdelen van de
machine)
4. ASSEMBLAGE (beschrijft hoe de
verpakking moet worden verwijderd
en de losse onderdelen moeten
worden gemonteerd)
5. BEDIENINGSELEMENTEN (illustreert
de plaats en de functie van alle
bedieningen)
6. GEBRUIKSVOORSCHRIFTEN (bevat
alle aanwijzingen voor een correct
veilig gebruik)
- 6.1 Uit te voeren werkzaamheden voor de
ingebruikname
- 6.2 Gebruik van de machine
- 6.3 Het gras maaien
- 6.4 Transport
7. ONDERHOUD (bevat alle informatie
om de machine in een goede staat te
houden)
- 7.1 Veiligheidsadviezen
- 7.2 Toegang tot de mechanische
onderdelen
- 7.3 Gewoon onderhoud
- 7.4 Werkzaamheden aan de machine
8. MILIEUBESCHERMING (Geeft enkele
adviezen voor een milieuvriendelijk
gebruik van de machine)
9. ACCESSOIRES (Beschrijving van de
beschikbare accessoires voor speciale
werkzaamheden)
- 9.1 Op aanvraag leverbare accessoires
10. TECHNISCHE GEGEVENS (Geeft een
overzicht van de belangrijkste
kenmerken van de machine)
11. VERKLARING VAN
OVEREENSTEMMING
12. GARANTIEBEWIJS (Samenvatting van
de garantievoorwaarden)
13. HULP BIJ HET OPLOSSEN VAN
PROBLEMEN (Biedt hulp om eventuele problemen bij het gebruik snel op te
lossen)
39
40
41
41
41
44
47
50
52
55
56
56
57
57
60
61
61
62
64
65
66
67
1. VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN
LET OP
- Als de machine goed gebruikt wordt,
is het een snel, handig en effectief
werkinstrument; als het niet goed of
z o n d e r
d e
n o d i g e
voorzorgsmaatregelen gebruikt
wordt, zou het een gevaarlijk werktuig
kunnen worden. Neem daarom altijd
de hieronder en verderop in de
handleiding
vermelde
veiligheidsvoorschriften in acht, om
plezierig en veilig te kunnen werken.
- De blootstelling aan trillingen
veroorzaakt door het langdurig
gebruik van instrumenten die door
een interne verbrandingsmotor
worden aangedreven, kan letsels
veroorzaken aan de bloedvaten of de
zenuwen van de vingers, handen en
polsen bij personen die lijden aan
bloedsomloopstoornissen of
abnormale zwellingen. Langdurig
gebruik bij koud weer is in verband
gebracht met schade aan de
bloedvaten bij overigens gezonde
mensen. Als er symptomen optreden
als verstijving, pijn, verlies van kracht,
verandering in huidskleur of -weefsel
of verlies van gevoel in de vingers,
handen of polsen, stop dan het
gebruik van dit apparaat en ga naar
een arts.
- Het ontstekingssysteem van uw
apparaat produceert een
elektromagnetisch veld met een zeer
lage intensiteit. Dit veld kan
i n t e r fe re n t i e ve ro o r z a ke n m e t
bepaalde pacemakers. Om het risico
op ernstig letsel of overlijden zo klein
mogelijk te houden moeten personen
met een pacemaker hun eigen arts en
de fabrikant van de pacemaker
raadplegen voordat ze deze machine
gebruiken.
LET OP: Nationale voorschriften
kunnen het gebruik van de machine
beperken.
1) Lees deze handleiding aandachtig tot u
alle veiligheidsvoorschriften,
voorzorgsmaatregelen en
bedieningsinstructies begrepen hebt
en kunt opvolgen voordat u probeert
de machine te gebruiken.
2) Houd de handleiding steeds binnen
handbereik. Als u de handleiding kwijt
bent, vraag dan een kopie aan.
3) Laat uw machine uitsluitend gebruiken
door volwassenen die de
veiligheidsvoorschriften,
voorzorgsmaatregelen en
bedieningsinstructies in deze
handleiding begrijpen en op kunnen
volgen. Minderjarigen mogen deze
machine nooit gebruiken.
4) Hanteer of bedien de machine niet als u
vermoeid, ziek of van streek bent, of
wanneer u alcohol, drugs, of medicijnen
hebt gebruikt. U dient in goede
lichamelijke conditie te zijn en mentaal
alert. Het gebruik van de machine is
inspannend. Als u aan een aandoening
lijdt die verergerd kan worden door
inspannend werk, vraag dan advies aan
een arts, voordat u met de machine
gaat werken. Wees extra voorzichtig
vlak voor rustperiodes en als het werk
bijna klaar is.
5) Houd kinderen, omstanders en dieren
op een afstand van minimaal 15 meter
van het werkgebied. Laat andere
mensen of dieren niet in de buurt
komen als u de machine start of ermee
werkt.
6) Draag bij het werken met de machine
altijd goedgekeurde beschermende
veiligheidskleding. Draag geen kleding,
sjaals, dassen of sieraden die in het
struikgewas kunnen vastraken. Lang
haar mag niet los gedragen worden en
moet worden beschermd (bijvoorbeeld
met een hoofddoek, een muts, een
helm, enz.). Gebruik de machine nooit
b l o o t s v o e t s ;
d r a a g
veiligheidsschoenen met
antislipzolen.
Draag
beschermingsmiddelen tegen lawaai,
bijvoorbeeld gehoorbeschermers of
oordoppen.
7) Laat anderen deze machine alleen
gebruiken als ze deze
bedieningshandleiding hebben
gelezen of als ze passende instructies
hebben gekregen over het correcte en
veilige gebruik van deze machine. Geef
altijd de handleiding met de
gebruiksaanwijzingen, die moet
worden gelezen alvorens het werk te
39
NL
NL
beginnen.
8) Controleer de machine voor gebruik om
er zeker van te zijn dat elk onderdeel,
voor de veiligheid of anderszins, goed
werkt.
9) Gebruik nooit een beschadigde,
gewijzigde, of onjuist gerepareerde of
geassembleerde machine. Verwijder of
beschadig geen enkele
veiligheidsvoorziening en stel deze
n o o i t b u i t e n we r k i n g. Ve r v a n g
s n i j w e r k t u i g e n
o f
veiligheidsvoorzieningen onmiddellijk
a l s d e z e b e s c h a d i g d, k a p o t o f
verwijderd zijn.
10) Plan uw handelingen van te voren
zorgvuldig. Begin het gras niet te
maaien zolang er zich personen of
vo o r we r p e n i n h e t we r k g e b i e d
bevinden.
11) Alle werkzaamheden aan de machine
die niet in deze handleiding zijn
vermeld, moeten worden uitgevoerd
door geschoold personeel.
12) De zitmaaier is een apparaat dat
uitsluitend bestemd is voor het maaien
van gras. Het is niet aan te raden om
andere soorten materiaal te snoeien.
Alle andere vormen van gebruik dan
vermeld in deze handleiding, kunnen
de machine beschadigen en ernstig
gevaar opleveren voor mensen en
voorwerpen.
13) H e t i s n i e t a a n t e r a d e n
gereedschappen of instrumenten, die
niet door de fabrikant zijn
gespecificeerd, aan de aftakas te
koppelen.
14) Gebruik de machine niet zonder de
beschermk ap van de draaiende
onderdelen.
15) Zorg ervoor dat alle etiketten met de
gevaar- en veiligheidssymbolen in een
goede staat blijven. Vervang ze tijdig in
geval van beschadiging of slijtage.
16) Gebruik de machine niet voor andere
gebruiksdoelen dan in deze
handleiding zijn beschreven (zie
Verboden gebruik pag. 44).
17) De gebruiker is verantwoordelijk voor
het inschatten van de mogelijke risico’s
van het te bewerken terrein en moet
a l l e
n o o d z a k e l i j k e
voorzorgsmaatregelen nemen om zijn
veiligheid te waarborgen, vooral op
40
18)
19)
20)
21)
22)
hellingen, oneffen, gladde of onvaste
terreinen.
Ga op hellingen altijd voorzichtig te
werk en werk in stijgende of dalende
richting, nooit overdwars. Gebruik de
machine niet op terreinen met een
hellingsgraad van meer dan 10° (17 %).
Vergeet niet dat de eigenaar of de
gebruiker aansprakelijk is voor
ongevallen of risico’s geleden door
derden of voor schade aan goederen.
Tijdens werkzaamheden op oneffen
terreinen dient de gebruiker ervoor te
zorgen dat er zich niemand binnen een
straal van 20 meter om de machine
bevindt.
De machine kan met verschillende
accessoires worden uitgerust. De
eigenaar dient er zelf voor te zorgen dat
deze onderdelen of accessoires zijn
gecertificeerd overeenkomstig de
g e l d e n d e
E u r o p e s e
veiligheidsvoorschriften. Het gebruik
van niet-gecertificeerde accessoires kan
uw veiligheid in gevaar brengen.
Laat u niet afleiden en behoud de
nodige concentratie tijdens het werk.
LET OP
- Gebruik nooit een machine met
defec te veiligheidsfunc ties. De
veiligheidsuitrusting van de machine
moet gecontroleerd en onderhouden
worden zoals in dit deel beschreven is.
Als uw machine tekortschiet bij een
van de controles, neem dan contact op
met een erkend servicecentrum om
hem te laten repareren.
- Elk gebruik van de machine dat niet
uitdrukkelijk in deze handleiding is
beschreven moet beschouwd worden
als oneigenlijk en vormt dus een
gevaar voor mensen en voorwerpen.
2. VERKLARING VAN DE SYMBOLEN EN
VEILIGHEIDSWAARSCHUWINGEN
(Fig.1)
1) L e e s d e g e b r u i k s - e n
onderhoudshandleiding voordat u
deze machine in gebruik neemt.
2) Let op - Verwijder de sleutel en lees de
instructies, voordat u onderhouds- of
reparatiewerkzaamheden verricht.
3) Let op! Gevaar voor wegschietende
voorwerpen - Houd personen op een
afstand.
4) L e t o p ! K a n t e l g e v a a r v a n d e
machine - Gebruik deze machine niet
op hellingen met een hellingsgraad
van meer dan 10°.
5) Let op! Gevaar voor verminking Verzeker u ervan dat andere personen
voldoende afstand van de machine
houden wanneer de motor draait.
6) Let op! Gevaar voor verminking Draaiend mes; steek uw handen of
voeten niet in de behuizing van het
mes.
Let op! Gevaar voor letsel door
meesleuren van de riemen - Start de
machine niet wanneer de
beschermingen niet gemonteerd zijn.
Blijf uit de buurt van de riemen.
De typeplaatjes onder de stoel bevatten de
belangrijkste gegevens van elke machine:
7) Machinetype: ZITMAAIER
8) Technische gegevens
9) Merk en model van de machine
10) Gegarandeerd geluidsvermogensniveau
11) EG-conformiteitsmerk
12) Serienummer
13) Bouwjaar
3. HOOFDONDERDELEN (Fig.2)
1.
1A.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
10.
11.
12.
13.
14.
15.
16.
17.
Gashendel / choke (Emak motor)
Choke (B. & S. motor)
Contactslot
Display (alleen bij de modellen die
hiermee zijn uitgerust)
Knop voor het inschakelen van het
mes
Regelhendel maaihoogte
Snelheidsregelingspedaal achteruit
Snelheidsregelingspedaal vooruit
Parkeerremhendel
Toegang elektrisch systeem en accu
(Motorkap)
Dop brandstoftank
Rempedaal
Maaidek
Transmissie-bypass
Grasopvangzak
Hendel opvangzak legen
Elektrische bediening bak (alleen bij
de modellen die hiermee zijn
uitgerust)
Sensor grasopvangbak
4. ASSEMBLAGE
NEEM
DE
BIJGEVOEGDE
MONTAGEHANDLEIDING IN ACHT OM
DE TREKKER UIT TE PAKKEN EN TE
MONTEREN.
LET OP - Gevaren door onvolledige
montage
De gazontrekker mag niet worden gebruikt
voordat hij volledig is gemonteerd. Voer
alle montagewerkzaamheden uit die in de
montagehandleiding worden beschreven.
Vraag in geval van t wijfel vóór de
ingebruikname aan een vakman of de
montage correct is uitgevoerd.
Om transportredenen wordt de machine
zonder motorolie en benzine geleverd. De
motor moet voor het starten met olie en
benzine worden gevuld volgens de
aanwijzingen in de handleiding van de
motor.
LET OP: De machine moet op een
vlak ke en stevige ondergrond
worden uitgepakt en gemonteerd met
voldoende ruimte voor de verplaatsing
van de machine en de
verpakkingsmaterialen en maak hierbij
altijd gebruik van geschikte
gereedschappen.
Het verpakkingsmateriaal moet volgens de
plaatselijk geldende voorschriften worden
verwerkt.
5. BEDIENINGSELEMENTEN
Hierna worden de bedieningselementen
van de gazontrekker met achteruitworp
beschreven. Let er op dat u de beschrijving
leest die bij uw gazontrekker hoort.
Het standaard instrumentenpaneel
Hierna worden de elementen van het
standaard instrumentenpaneel (Fig. 3)
verklaard.
Regeling van het motortoerental (3b)
VOORZICHTIG - Houd er rekening
mee dat het gebruik van de regelaar
de snelheid beïnvloedt!
Bij regelaar met geïntegreerde choke: door
de regelaar (3b) te verschuiven, wordt het
motortoerental verhoogd en verlaagd en
41
NL
in de bovenste stand wordt de choke
ingeschakeld.
Choke inschakelen: schuif de
regelaar helemaal naar boven tot
aan het chokesymbool. Gebruik deze
positie uitsluitend om de motor te
starten.
VOORZICHTIG
- Enkele trekkervarianten zijn
uitgerust met een aparte
chokeknop (3a) op het
instrumentenpaneel. Deze moet
dan bijkomend worden
uitgetrokken om de trekker te
starten.
- Schuif de knop langzaam weer
terug wanneer de motor draait!
Maaibedrijf: in deze stand draait de
motor met het maximale toerental.
Stationair bedrijf: in deze stand
draait de motor met het laagste
toerental.
NL
Contactslot (3d)
Stand Werking
Motor uit.
0
De contactsleutel kan worden
uitgetrokken.
Koplampen aan.
Nadat de motor is gestar t,
I
worden in deze stand de
koplampen ingeschakeld.
wanneer de motor
II Bedrijfsstand
draait.
Startstand om de motor te starten.
Laat de sleutel los, zodra de
III
motor draait. Deze springt dan
terug naar bedrijfsstand II.
Instrumentenpaneel met display en zonder display
Lees dit hoofdstuk wanneer uw gazontrekker boven het standaard instrumentenpaneel
(Fig. 3) een display heeft (Fig. 4).
Functieknoppen en de displayweergave
Pos. Aanduiding Werking
In het display worden
- dagelijkse bedrijfsuren (aanduiding met komma)
VOORZICHTIG - De dagelijkse bedrijfsuren worden
decimaal weergegeven (1,5 u = 1u 30 min).
of
4b
- totale bedrijfsuren (aanduiding zonder komma)
weergegeven).
VOORZICHTIG - De totale bedrijfsuren beginnen te
tellen, zodra de contactsleutel in stand I wordt
gedraaid.
Om de displayaanduiding om te schakelen.
- Totale bedrijfsuren
- Dagelijkse bedrijfsuren
4e
- Batterijspanning
VOORZICHTIG - Wanneer de contactsleutel in het
contactslot in stand „I“ staat, lopen de totale
bedrijfsuren verder.
Terugstellen van de dagelijkse bedrijfsuren op „0“.
VOORZICHTIG - Enkel de dagelijkse bedrijfsuren
4n
kunnen teruggesteld worden op „0“ - niet de totale
bedrijfsuren.
42
Controlelampjes
Pos.
4a
Aanduiding
De aanduiding brandt:
1. terwijl de motor draait:
- bij defecte of diep ontladen startbatterij.
- kabeltoevoerleiding motor – batterij onderbroken.
- zekering defect (15 A-blauw).
- Dynamo aan de motor defect
2. terwijl de motor stilstaat:
- bij diep ontladen startbatterij.
VOORZICHTIG - Ga naar de erkende
reparatiewerkplaats wanneer deze aanduiding brandt!
4c
wanneer de grasopvangbak vol is.
Maak de grasopvangbak leeg!
4d
wanneer de maaier is ingeschakeld.
4f
wanneer voor de maaier het achteruitrijden werd geactiveerd.
4g
wanneer een persoon of voorwerp zich in het zijdelingse
werkbereik van de gazontrekker bevindt.
4h
wanneer de grasopvangbak is verwijderd of niet gesloten
conform de voorschriften.
4i
bij ingeschakelde koplampen.
4j
wanneer de rem wordt ingedrukt en bij vergrendeling van de
rem.
4k
wanneer er zich enkel nog een brandstofresthoeveelheid van
maximaal ongeveer 1,5 liter in de tank bevindt.
4l
wanneer het oliepeil zich onder een bepaald peil bevindt
4m
wanneer de bestuurder afstapt van de trekker bij:
- draaiende motor (rem is vergrendeld)
NL
Rem- en koppelingspedaal
- Rem: wanneer u het pedaal (Fig. 6a) helemaal indrukt, wordt de rem op de transmissie
in werking gesteld, de trekker remt af.
- Parkeerrem: swanneer u bij ingedrukt rempedaal (6a) de vergrendelingshendel (6b)
naar boven trekt, wordt de rem vergrendeld. Door het pedaal opnieuw in te drukken,
wordt de rem losgelaten.
43
NL
Bediening van de transmissie
(rijsnelheid) Snelheidsregelingspedalen
De gazontrekkers zijn uitgerust met een
hydrostaat (pedaalbediening).
Om vooruit en achteruit te rijden, zijn aan
de rechterkant twee aparte pedalen
ondergebracht.
Rijrichting Beschrijving
het rechter pedaal
Vooruit Gebruik
(Fig.5b) om vooruit te rijden.
Gebruik het linker pedaal (5a)
om achteruit te rijden.
VOORZICHTIG Wa n n e e r e n k e l h e t
pedaal om achteruit te
rijden wordt gebruikt,
Achteruit
wordt de maaier
uitgeschakeld.
Maaibedrijf tijdens
achteruitrijden:
zie hoofdstuk “Maaien met
de gazontrekker”.
L E T O P : D e o ve r g a n g v a n d e
vooruitversnelling naar de
achteruitversnelling moet bij
stilstaande machine worden uitgevoerd.
LET OP: Gebruik het
snelheidsregelingspedaal voor het
omkeren ten opzicht van de rijrichting
nooit als rem. Bijvoorbeeld: gebruik het
snelheidsregelingspedaal van de
achteruitversnelling niet, wanneer de
machine vooruit rijdt.
Hydrostaat (pedaalbediening)
De hydrostaat (pedaalbediening) wordt
bediend door twee pedalen (5a en 5b).
Om te vertrekken laat u bij draaiende
motor eerst de parkeerrem (6a) los en
daarna drukt u het pedaal (5b) in om
vooruit te rijden of het pedaal (5a) om
achteruit te rijden. Hoe verder u het pedaal
indrukt, hoe sneller u in de gekozen
richting rijdt.
Bediening maaier
Maaihoogte instellen
De maaier van de trekker kan met een
hendel (7b) rechts naast de
44
bestuurdersstoel in meerdere stappen in
de hoogte worden versteld.
1. Beweeg de verstelhendel (7b) in de
gewenste richting. Hendel naar
beneden betekent lage maaihoogte,
hendel naar boven, grote maaihoogte.
LET OP: Laat de hendel niet in een
tussenstand tussen twee
inkepingen. Risico op onverwachte
beweging van de snijplaat.
Maaier inschakelen
E l e k t r i s c h e i n s c h a ke l i n g : O p h e t
instrumentenpaneel bevindt zich een
schakelaar (Fig. 3e). Schakel hiermee de
maaier in.
6. GEBRUIKSVOORSCHRIFTEN
Verboden gebruik
LET OP: Gebruik de machine alleen
voor het maaien van het gras in
tuinen of parken. Elk ander gebruik is
verboden en doet de garantie vervallen
en onthef t de fabrikant van elke
aansprakelijk heid. De kosten die
voortkomen uit de schade of letsel aan
de gebruiker zelf of aan derden zijn ten
laste van de gebruiker.
Ook de volgende handelingen vallen
onder verboden gebruik:
- Takken of andere materialen die steviger
zijn dan gras maaien of malen.
- Stevige, stoffige materialen, elk soort
afval, bladeren, zand of grind opzuigen
of van de grond rapen.
- Oneffenheden en hobbels van het
terrein gladmaken; het mes mag nooit
het terrein raken.
- Gereedschappen of toepassingen op de
aftakas van de motor aanbrengen die
niet aangegeven zijn door de fabrikant.
- Het mes op kale stukken inschakelen.
- Andere personen, kinderen of dieren op
de machine of op een aanhangwagen
vervoeren.
- Gebruik van de machine:
1) bij het rijden op natte of gladde
terreinen of hellingen,
2) op oppervlakken met gaten, sloten,
treden of trappen,
3) op opper vlak ken met plotselinge
hellingveranderingen, verborgen
obstakels, scherpe hoeken, kippengaas
op de grond.
Controleer ook de stevigheid van het
terrein, vooral in gebieden die gemakkelijk
verzakken (bv. pas bewerkte grond,
modderpoelen en drassige grond) waarin
de wielen plotseling kunnen wegzakken
en de machine uit zijn evenwicht raakt.
- Lasten trekken of duwen zonder gebruik
te maken van de trekhaak.
LET OP: De machine mag gebruikt
worden om een aantal eenvoudige
accessoires met een beperkt gewicht te
slepen (zie hoofdstuk Accessoires).
Gebruik de machine niet om andere
voorwerpen of accessoires te slepen dan
door de fabrikant aangegeven zijn. Het
getrokken voorwerp kan kantelen met
gevaar voor de bestuurder en de
voorwerpen. Het getrokken voorwerp
heeft een negatieve invloed op het
evenwicht van de machine die op zijn
beurt gemakkelijk kan kantelen, vooral
op hellingen of afdalingen. Wanneer
wordt geremd, kan een aanhanger zonder
remmen tegen de machine botsen met
gevaarlijke bewegingen tot gevolg. Let
vooral goed op wanneer deze accessoires
over harde terreinen worden getrokken.
Voorzorgsmaatregelen voor het gebruik
van de machine
LET OP: De veiligheidssystemen van
de machine mogen niet onklaar
gemaakt of ver wijderd worden.
ONTHOUD DAT DE GEBRUIKER ALTIJD
VERANTWOORDELIJK IS VOOR SCHADE
DIE AAN DERDEN WORDT
TOEGEBRACHT.
Alvorens de machine in gebruik te nemen:
- L e e s
d e
a l g e m e n e
veiligheidsvoorschriften aandachtig,
met speciale aandacht voor het rijden
en maaien op hellende terreinen,
- Lees de gebruiksaanwijzingen
aandachtig, maak u vertrouwd met de
-
-
-
-
-
-
-
bedieningen en met de manier waarop
het mes en de machine snel gestopt
kunnen worden.
LET OP
Als u een situatie tegenkomt waarin u
niet zeker weet wat te doen dient u
een deskundige te raadplegen. Wend
u tot uw dealer of een erkend
servicecentrum. Vermijd elk gebruik
waarvan u denkt dat het buiten uw
capaciteiten valt.
Gebruik het apparaat niet als u geen
hulp kunt vragen bij ongelukken.
Probeer het gemaaide materiaal niet
te verwijderen als de motor draait of
als het snijwerktuig in beweging is
om ernstig letsel te voorkomen.
Soms kan het gebeuren dat takken of
struikgewas tussen de
snelheidsregelingspedalen vast
blijven zitten. Zet de motor altijd uit
voordat u dit schoonmaakt.
Laat de machine nooit onbeheerd
achter wanneer de motor draait of de
sleutel in het contactslot gestoken is.
Stop het mes altijd, schakel de
parkeerrem in, zet de motor af en
neem de sleutel weg. Schakel de
motor uit en neem de sleutel uit het
contactslot wanneer u zich van de
machine ver wijder t, vóór het
bijvullen van de brandstof en vóór elk
onderhoud of reiniging.
De zitmaaier is een apparaat dat
uitsluitend bestemd is voor het
maaien van gras. Het is niet aan te
raden om andere soorten materiaal te
snoeien. Alle andere vormen van
gebruik dan vermeld in deze
handleiding, kunnen de machine
beschadigen en ernstig gevaar
opleveren voor mensen en
voorwerpen.
Controleer regelmatig de toestand en
de spanning van de banden. Banden
die in een slechte staat verkeren of
met een verkeerde bandenspanning
kunnen een slechter evenwicht van
de machine veroorzaken en voor een
ongelijkmatig maairesultaat zorgen.
De machine mag niet op de openbare
weg rijden, ook niet om over te
45
NL
steken.
- Gebruik de machine nooit om andere
voorwerpen te trekken of te duwen.
NL
- Gebruik de machine alleen bij daglicht
of als de kunstmatige verlichting
voldoende is. Houd de machine op
voldoende afstand van gaten of andere
oneffenheden van het terrein.
- We e s e x t r a v o o r z i c h t i g b i j h e t
veranderen van richting en vooral op
hellingen.
- Plaats nooit uw handen of voeten
dichtbij of onder de bewegende delen.
- Hef of vervoer nooit een machine
wanneer de motor in werking is.
- Verminder de snelheid van de motor
voordat u hem uitschakelt.
- Stop de machine als het mes een
vreemd voorwerp raakt. Inspecteer de
machine en herstel onderdelen als dat
nodig is.
- Verzeker u ervan dat het snijwerktuig
geen enkel voorwerp raakt, voordat u de
motor start.
- Houd het stuurwiel, de
bedieningshendels en -pedalen schoon,
droog en vrij van olie of brandstof.
- Controleer het werkgebied op mogelijke
obstakels (wortels, stenen, takken,
sloten, enz.).
- Wees bijzonder voorzichtig en alert
tijdens het dragen van
gehoorbescherming want dergelijke
apparatuur kan uw vermogen om
waarschuwende geluiden (roepen,
s i gn a l e n , w a a r s c h u w i n g e n , e n z . )
belemmeren.
- Verlaag de snelheid voordat u een bocht
neemt.
- Stop het mes wanneer u niet maait.
- Let op wanneer u om een vast voorwerp
rijdt om ervoor te zorgen dat het mes er
niet tegen aan stoot. Rijd nooit over
vreemde voorwerpen.
Gebruik op hellingen
LET OP
- Schakel de parkeerrem altijd in
voordat u de machine stilzet en
onbeheerd achterlaat.
- Begin op hellende terreinen zeer
46
voorzichtig te rijden om te
voorkomen dat de machine steigert.
- Verlaag op hellende terreinen de
snelheid voordat u van richting
verandert.
- Schakel het snelheidsregelingspedaal
voor het achteruit rijden nooit in om
de snelheid tijdens een afdaling te
verlagen: dit kan verlies van controle
over de machine tot gevolg hebben,
vooral op gladde terreinen.
Tijdens het gebruik op hellingen is het risico
op controleverlies en kanteling van de
machine het grootst. Beide gevallen kunnen
ernstige schade of zelfs de dood tot gevolg
hebben. Ga zeer voorzichtig te werk. Als u de
helling niet kunt nemen of als u zich er
onzeker over voelt, maai het gras op de
helling dan niet.
LET OP: Zet de maai-unit tijdens de
afdaling op de laagste stand om het
zwaartepunt van de machine te
verlagen en hem stabieler te maken.
Controleer de snelheid tijdens de afdaling
met het snelheidsregelingspedaal (om het
remeffect van de hydrostatische
overbrenging te benutten) en met de
gashendel.
Ga als volgt te werk om op hellingen te
werken:
- Maai in stijgende en dalende richting,
maar niet overdwars.
- Rijd nooit met de machine op hellingen
met een hellingsgraad van meer dan 10°
(17%).
- Start of stop de machine niet op een
helling. Als de luchtbanden beginnen te
slippen, stop dan het mes en daal de
helling langzaam af.
- Rijd altijd op een gelijkmatige en matige
snelheid.
- Verander niet plotseling van snelheid of
van richting.
- Vermijd zo veel mogelijk om bochten te
nemen. Als het echt noodzakelijk is,
stuur dan langzaam en geleidelijk naar
beneden. Rijd op lage snelheid. Maak
kleine bewegingen met het stuurwiel.
- Let op en voorkom om over voren,
gaten en oneffenheden te rijden. Bij
o n e f fe n te r re i n k a n d e m a c h i n e
gemakkelijker kantelen. Lang gras kan
obstakels verbergen.
- Maai of stop niet in de buurt van
bermen, sloten of ophogingen. De
machine kan plotseling kantelen als een
wiel de rand van een afgrond of een
sloot overschrijdt of als de berm verzakt.
- Maai het gras niet wanneer het nat is.
Het terrein is dan glad en de banden
zouden hun grip kunnen verliezen
waardoor de machine kan gaan slippen.
- Probeer de machine niet stabiel te
maken door een voet op de grond te
zetten.
- Let op de nabijheid van scherpe hoeken,
struikgewas, bomen of andere
voorwerpen die het zicht belemmeren.
Kinderen
- Wanneer niet op kinderen in de buurt
van de machine wordt gelet, kan dit
zeer ernstige schade tot gevolg hebben.
Kinderen hebben vaak veel
belangstelling voor de machine en de
maaiwerkzaamheden en worden erdoor
aangetrokken.
- Houd kinderen uit de buurt van het
maaigebied en onder het toeziend oog
van een andere volwassene.
- Zorg ervoor de machine uit te zetten
wanneer kinderen het maaigebied
betreden.
- Kijk voor en tijdens het achteruitrijden
achterom en omlaag om u ervan te
verzekeren dat er geen kleine kinderen
zijn.
- Vervoer nooit kinderen. Ze kunnen
vallen en ernstig letsel oplopen of een
veilige manoeuvre van de machine
verhinderen.
- Sta kinderen nooit toe om de machine
te gebruiken.
6.1 Uit te voeren werkzaamheden
voor de ingebruikname
Voordat u begint te werken, moet een
aantal controles en werkzaamheden
worden uitgevoerd om er zeker van te zijn
dat het werk goed en veilig wordt
uitgevoerd.
De tank vullen
VOORZICHTIG: Het type benzine en
olie dat gebruikt moet worden, is
vermeld in het instructieboekje van de
motor.
Olie
VOORZICHTIG
- DE MACHINE WORDT ZONDER OLIE
GELEVERD. Vul het reser voir met
motorolie voordat u de machine start.
- Het gebruik van de motor met
onvoldoende olie kan ernstige schade
toebrengen aan de motor. Zorg ervoor
dat de motor uitgeschakeld is en op een
vlakke ondergrond ligt als u hem wilt
controleren.
- Het gebruik van niet-reinigende olie of
olie voor tweetaktmotoren kan de
levensduur van de motor verkorten.
Controleer het motoroliepeil bij afgezette
motor. Het peil moet zich tussen de
streepjes MIN en MAX van de peilstok
bevinden.
Benzine
LET OP
- B enzine is een zeer brandbare
brandstof. Wees zeer voorzichtig
tijdens het gebruik ervan. Rook niet
en breng geen vuur of vlammen in de
buur t van de brandstof of de
machine.
- Benzine en benzinedampen kunnen
bij inademing of contact met de huid
ernstig letsel veroorzaken. Wees
daarom voorzichtig bij het hanteren
van brandstof en zorg voor
voldoende ventilatie.
- Let op het risico voor vergiftiging
door koolmonoxide, een geurloze,
giftige en dodelijke stof.
- Hanteer brandstof buiten waar geen
vonken of vlammen zijn.
- Kies een kale ondergrond, stop de
47
NL
-
-
-
NL
-
-
-
48
machine en laat hem afkoelen voordat u
benzine bijvult.
Gebruik nooit oude of vervuilde benzine
of een olie/benzine mengsel. Voorkom
dat er vuil of water in de brandstoftank
terechtkomt.
Mors geen benzine op de kunststof
delen om deze niet te beschadigen. Bij
toevallig lekken, onmiddellijk met water
spoelen. De garantie dekt geen schade
veroorzaakt door benzine aan de
kunststof delen van de carrosserie of
van de motor.
Draai de dop langzaam los om druk te
laten ontsnappen en om te voorkomen
dat er brandstof rond de dop naar
buiten lekt.
Maak het gebied rond de tankdop
schoon om verontreiniging te
voorkomen.
Voordat u de tankdop terugzet, de
pakking schoonmaken en inspecteren.
Draai de dop van de tank stevig dicht
nadat u brandstof hebt bijgevuld. Het
trillen van de machine kan leiden tot het
losraken van een niet goed afgesloten
brandstofdop waardoor brandstof
gemorst kan worden.
Ve e g u i t d e m a c h i n e g e m o r s t e
brandstof weg en laat het restant van de
brandstof vervliegen. Loop 3 m weg van
de plaats waar u brandstof hebt
bijgevuld voordat u de motor start.
Probeer nooit gemorste brandstof te
verbranden.
Zet de machine nooit op een plaats met
brandbare materialen zoals droge
bladeren, stro, papier, enzovoorts.
Haal nooit de dop van de tank als de
motor loopt.
Let erop dat u er geen brandstof
terechtkomt op uw kleding. Als u
brandstof gemorst hebt op uw kleding,
kleed u dan om. Was alle delen van uw
lichaam die in contact zijn gekomen
met brandstof. Gebruik water en zeep.
Stel brandstoftank niet bloot aan direct
zonlicht.
Bewaar en vervoer brandstof in een
hiervoor goedgekeurde, schone tank.
Bewaar brandstof op een koele, droge,
goed geventileerde plaats.
- Bewaar de maaier en brandstof op een
plaats waar brandstofdampen geen
vonken of open vuur van
verwarmingsketels, elektrische motoren
of schakelaars, ketels, enz. kunnen
bereiken.
- Houd brandstof uit de buur t van
kinderen.
- Gebruik nooit brandstof voor
reinigingswerkzaamheden.
LET OP
- De tank moet gevuld worden bij
afgezette motor op een onoverdekte
en goed geventileerde plek. Bedenk
dat benzinedampen brandbaar zijn.
BRENG GEEN VLAMMEN IN DE BUURT
VAN DE OPENING VAN DE TANK OM
DE INHOUD ERVAN TE CONTROLEREN
EN ROOK NIET TIJDENS HET TANKEN.
- Controleer of er geen
b r a n d s t o f l e k k a g e i s . Ve r h e l p
eventuele lekkage voordat u de
machine gebruikt. Neem, indien
nodig, contact op met uw dealer.
Tank vullen
1. Zet de motor uit en trek veiligheidshalve
de contactsleutel uit.
2. Wacht tot de motor een beetje is
afgekoeld (explosiegevaar door
ontstoken brandstof).
3. Open de motorkap (9, Fig.2) naar boven.
4. Open de tankdop (A, Fig.10) en vul de
benzine.
LET OP - Vermijd dat de benzinetank
te vol wordt gevuld.
5. Sluit de tankdop (A).
6. Sluit de motorkap (9).
Bandenspanning
Een juiste bandenspanning is noodzakelijk
om het maaidek geheel vlak boven het
grasoppervlak te krijgen, zodat u een mooi
maairesultaat krijgt. Draai de
beschermdoppen los en sluit de ventielen
op een persluchtmachine met een
manometer aan.
- Controleer de bandendruk regelmatig.
- Lees de vereiste luchtdruk af op de
banden
LET OP: 1 PSI = 0,07 bar
Montage van de opvangzak of van de
steenbeschermkap
LET OP: Gebruik de machine nooit
zonder dat de opvangzak of de
steenbeschermkap is gemonteerd.
Vulstandmelder grasbak ophangen
De vulstandmelder meldt via een
signaaltoon wanneer de grasopvangbak
moet worden leeggemaakt. Om de
vulstandmelder aan te bouwen, moet de
grasopvangbak gedemonteerd zijn.
De vulstandmelder (11a) moet in de opening
van de rugwand worden geschoven. Let op
de juiste plaats van de vulstandmelder.
Schuif deze recht en zonder te forceren in de
opening tot hij merkbaar vastklikt.
personen of dieren in de buurt zijn!
Vo e r a l l e co n t ro l e s o p e e n v l a k k e
ondergrond uit, zodat de gazontrekker niet
onbedoeld kan rollen.
Remcontactschakelaar controleren
De remcontactschakelaar zorgt ervoor dat
de motor niet k an worden gestar t,
wanneer de rem niet wordt gebruikt.
1. De motor staat uit.
2. Neem plaats op de bestuurdersstoel.
3. Maak de parkeerrem los door het
rempedaal (6a) in te drukken.
4. P r o b e e r d e m o t o r t e s t a r t e n
(contactsleutel in stand III).
LET OP: De motor mag niet starten!
Grasopvangbak ophangen
1. Houd de grasopvangbak met een hand
aan de bakgreep (12a) vast en met de
andere hand aan de vasthoudopening
aan de achterkant (12b).
2. Leg de grasopvangbak symmetrisch op
de leiding (12c).
3. Kantel de grasopvangbak met de
andere hand lichtjes naar voor (13),
zodat het voorste deel van de
grasopvangbak vastklikt.
4. Draai de grasopvangbak nu opnieuw
naar beneden (14a).
5. Controleer of de grasopvangbak correct
is bevestigd (Fig. 15).
Contac tschakelaar van de maaier
controleren
De contactschakelaar van de maaier zorgt
ervoor dat de motor niet kan worden
gestart wanneer de maaier is geactiveerd.
1. Motor staat uit.
2. Neem plaats op de bestuurdersstoel.
3. Duw het rempedaal in (6a) en bedien
de parkeerrem (6b).
4. Schakel de maaier in.
5. P r o b e e r d e m o t o r t e s t a r t e n
(contactsleutel in stand III).
Wanneer u geen gras wilt opvangen, kunt
u de grasopvangzak vervangen door de op
aanvraag verkrijgbare kit
steenbeschermkap.
Contac tschakelaar van de stoel
controleren
De contactschakelaar van de stoel zorgt
ervoor dat de motor wordt uitgeschakeld
zodra er zich niemand meer op de
bestuurdersstoel bevindt en de maaier is
ingeschakeld.
1. Neem plaats op de bestuurdersstoel.
2. Duw het rempedaal in (6a) en bedien
de parkeerrem (6b).
3. Start de motor en laat hem draaien met
het maximale toerental.
4. Schakel de maaier in.
5. Ontlast de stoel door op te staan (niet
afstappen!).
De veiligheidsvoorzieningen controleren
De veiligheidsvoorzieningen moeten vóór
elke start van de gazontrekker worden
gecontroleerd.
LET OP
- G e v a a r b i j d e co n t r o l e v a n d e
veiligheidsvoorzieningen!
- D e
c o n t r o l e
v a n
veiligheidsvoorzieningen mag enkel
vanaf de bestuurdersstoel worden
uitgevoerd en wanneer er geen
LET OP: De motor mag niet starten!
LET OP: De motor moet uitschakelen!
49
NL
NL
Contactschakelaar van de grasopvangbak
controleren
De contactschakelaar op de
grasopvangbak zorgt ervoor dat de motor
wordt uitgeschakeld zodra de
grasopvangbak niet correct is opgehangen
en de maaier is ingeschakeld.
1. Neem plaats op de bestuurdersstoel.
2. Duw het rempedaal in (6a) en bedien
de parkeerrem (6b).
3. Start de motor en laat hem draaien met
het maximale toerental.
4. Schakel de maaier in.
5. Til de lege grasopvangbak lichtjes op of
bedien de openingsschakelaar.
LET OP: De motor moet uitschakelen!
Contactschakelaar van het uitwerpkanaal
controleren
De contactschakelaar van het
uit werpk anaal zorgt er voor dat de
gazontrekker niet kan worden gestart
wanneer het uitwerpkanaal is
gedemonteerd.
1. Neem de grasopvangbak weg.
2. Verwijder het uitwerpkanaal.
3. Neem plaats op de bestuurdersstoel.
4. Duw het rempedaal in (6a) en bedien
de parkeerrem (6b).
5. Start de motor.
LET OP: De motor mag niet starten!
LET OP: Gebruik de machine niet als
u er niet zeker van bent dat hij goed
en veilig werkt en neem onmiddellijk
contact op met uw dealer voor de
noodzakelijke controles of reparaties.
6.2 Gebruik van de machine
DE TREKKER GEBRUIKEN
LET OP
- Gevaren door ontoereikende kennis
van de gazontrekker!
- Lees de gebruikshandleiding
nauwkeurig voordat u start!
- Neem vooral alle veiligheidsinstructies in
acht!
- Voer alle montagewerkzaamheden en
50
alle werkzaamheden voor de
ingebruikname nauwgezet uit. Informeer
in geval van twijfel bij de fabrikant!
Essentiële voorbereidende maatregelen
- Draag tijdens het maaien altijd stevig
schoeisel en een lange broek. Maai nooit
blootsvoets of met open sandalen.
- Controleer het terrein waarop de
gazontrekker wordt gebruikt volledig en
verwijder alle stenen, stokken, draden,
beenderen en andere vreemde
voor werpen die kunnen worden
gegrepen en weggeslingerd. Ook tijdens
het maaien moet naar vreemde
voorwerpen worden uitgekeken.
- Voer alle werkzaamheden uit die in de
ingebruikname zijn beschreven. Dit geldt
vooral voor de controle van de
veiligheidsvoorzieningen.
- Gebruik enkel de koppelinrichting om
lasten te trek ken! O verschrijd de
belasting niet.
- Het transport van voorwerpen op de
gazontrekker, in of op de grasopvangbak
is verboden!
Gebruik van toebehoren
LET OP
- Gevaar door foutief toebehoren of
foutief gebruik van het toebehoren!
- Gebruik altijd enkel het originele
toebehoren van de fabrikant van de
trekker!
- Neem de gebruiksvoorschriften in de
bijgevoegde gebruikershandleidingen in
acht!
Het gebruik van niet toegestaan
toebehoren of het foutief gebruik kan
grote gevaren voor de gebruiker en derden
ve ro o r z a k e n . D e g a zo n t re k k e r zo u
overbelast kunnen worden. Dit kan zware
ongevallen veroorzaken.
Verplaats de trekker met de motor uit
LET OP
- Gevaar bij het schuiven op hellingen!
- Schuif de gazontrekker enkel op een
vlakke ondergrond! Op hellingen zou de
gazontrekker ongecontroleerd bergaf
kunnen rollen.
Om de trekker met de motor uit moet je de
hendel ontgrendelen by-pass te
verplaatsen.
Bij hydrostaat (pedaalbediening):
de bypasshendel (Fig. 16-17) bevindt zich
in de wielkast rechts achter.
Ontgrendeling bypass bij T3-transmissie
(type 95-105)
- Trek de bypasshendel (17a) uit en hang
naar boven op.
- Laat de rem los.
Ontgrendeling bypass bij G700-transmissie
(type 125)
- Schuif bypasshendel (16a) erin en hang
naar boven op.
- Laat de rem los.
VOORZICHTIG: Om beschadiging
van de transmissiegroep te
vermijden, mag het blokkeren/
deblokkeren van de hendel enkel
u i t g evo e rd wo rd e n a l s d e m o t o r
uitgeschakeld is en de parkeerrem
ingeschakeld is.
De motor starten en afstellen
De motor starten
1. Neem plaats op de bestuurdersstoel.
2. Druk het rempedaal (6a) aan de
linkerkant helemaal in en blokkeer het
met de vaststelhendel (6b).
3. Controleer of de maaier NIE T is
ingeschakeld. Controleer daarvoor de
positie van de kantelschakelaar (3e).
4. Plaats de regelaar (3b) voor het
motortoerental tegen de bovenste
aanslag. Naargelang de
uitrustingsvariant bevindt het chokesymbool zich daar. Indien dit niet zo is,
trek de afzonderlijke choke-knop uit
(3a).
5. S t e e k d e c o n t a c t s l e u t e l i n h e t
contactslot (3d).
6. Draai de contactsleutel in stand „III“ en
houd deze zo lang in deze stand tot de
motor draait.
VOORZICHTIG - Om de startbatterij te
ontzien, mag de startpoging niet
langer dan ongeveer 5 seconden duren.
7. Laat vervolgens de contactsleutel los,
die automatisch in stand „II“ springt.
8. Plaats de regelaar (3b) voor het
motortoerental in bedrijfsstand. Bij een
uitrustingsvariant met choke-knop
drukt u deze opnieuw in (3a).
De motor uitzetten
1. Schakel de maaier uit (3e).
2. Plaats de regelaar (3b) voor het
motortoerental in stationaire stand.
3. Druk het rempedaal (6a) in en blokkeer
het met de vaststelhendel (6b).
4. Draai de contactsleutel (3d) in stand „0“.
5. Trek de contactsleutel uit.
LET OP
- Gevaar door hete motor!
- Let er bij het uitschakelen van de motor
op dat hete motoronderdelen zoals de
uitlaatdemper geen voorwerpen of
materialen in de nabije omgeving,
kunnen ontsteken!
Met de trekker rijden
LET OP
- Gevaar door onaangepaste snelheid!
- Rijd vooral in het begin langzaam om
aan het rij- en remgedrag van de trekker
te wennen!
- Voor elke richtingsverandering moet de
rijsnelheid zodanig worden verminderd
dat de bestuurder altijd de controle over
de gazontrekker behoudt en deze
daarbij niet kan omkantelen!
Uw trekker wordt aangedreven door een
hydrostaat(pedaalbediening).
Rit voorbereiden bij temperaturen
onder 10°C
VOORZICHTIG
1. Controleer of de maaier NIE T is
ingeschakeld. Controleer daarvoor de
kantelschakelaar (3e).
2. Start de motor en laat deze voor de
optimalisering van de viscositeit van de
transmissie-olie ongeveer 30 seconden
51
NL
lang warmlopen. Daarna kunt u met de
trekker rijden. De maaier mag pas
worden ingeschakeld wanneer de
motor enkele minuten draait.
NL
Met hydrostaat (pedaalbediening)
rijden
1. Druk het rempedaal (6a) in en blokkeer
het met de vaststelhendel (6b).
2. Stel de maaier in op de hoogste
maaihoogte (7b).
3. Start de motor.
4. Druk de rem in (6a).
5. Druk langzaam op het voetpedaal voor
de gewenste rijrichting.
- Voorwaarts: voetpedaal (5b)
- Achterwaarts: voetpedaal (5a)
6. Hoe verder u het pedaal indrukt, hoe
sneller de trekker zich in de gewenste
richting verplaatst.
7. Om te stoppen, laat u het voetpedaal
los en drukt u het rempedaal (6a) in.
LET OP: Trek altijd, wanneer u de
trekker verlaat, de vaststelhendel (6b)
bij ingeduwd rempedaal aan, zodat de
trekker niet kan wegrollen!
6.3 Het gras maaien
Het gras kan zowel in de vooruit- als in de
achteruitversnelling worden gemaaid.
Het gras maaien in de vooruitversnelling
Voor een zuiver maairesultaat moet de
rijsnelheid worden aangepast aan de
gazonverhoudingen. Kies voor het maaien
maximaal 2/3 van de mogelijke rijsnelheid
met het pedaal. De maximale snelheid van
de trekker is uitsluitend bestemd voor de
rijmodus zonder ingeschakelde maaier.
Doorgaans bedraagt de maaihoogte 4 - 5
cm. Dit komt overeen met het 2e of 3e
raster van de hoogteverstelling (7b). Maai
met een hogere maaihoogte wanneer het
gras vochtig en nat is.
Maai doelmatig in twee doorgangen
wanneer het gras zeer hoog is. Stel de
m a a i e r b i j d e e e r s te d o o rg a n g o p
maximale maaihoogte. Bij de tweede
doorgang kunt u deze dan op de gewenste
hoogte instellen.
52
De maaier inschakelen
VOORZICHTIG
- De maaier mag pas worden ingeschakeld
wanneer de motor al ongeveer een
minuut is warmgelopen!
- Wanneer u de maaier inschakelt, mag de
gazonmaaier niet in hoog gras staan.
1. Start de motor.
2. Plaats de regelaar (3b) voor het
motortoerental in bedrijfsstand.
3. Stel de maaier in op de hoogste
maaihoogte (7b).
4. S c h a k e l d e m a a i e r i n m e t d e
kantelschakelaar (3e) (stand „I“).
5. Stel de gewenste maaihoogte met de
hendel (7b) in.
6. Begin te rijden met de gazontrekker.
Het gras maaien in de achteruitversnelling
VOORZICHTIG - Wanneer enkel het
pedaal voor achteruitrijden wordt
ingedrukt, wordt de maaier uitgeschakeld.
1. Druk de knop “achteruitmaaien” (3f ) in
en binnen 5 seconden het pedaal (5a)
om achteruit te rijden.
LET OP
- Ongevalgevaar bij het achteruitrijden!
- Houd het gebied achter u in de gaten
tijdens het achteruitmaaien!
- Achteruitmaaien enkel indien nodig!
De maaier uitschakelen
LET OP
- Gevaar door messen die blijven
draaien!
- Een (na)draaiend snijmes kan handen en
voeten snijden!
- Houd handen en voeten daarom uit de
buurt van het messensysteem!
Schakel de maaier met de kantelschakelaar
(stand „0“) uit (3e).
De maaier kan zowel in stilstand als
wanneer de trekker rijdt, worden
uitgeschakeld.
Schakel de maaier altijd uit wanneer u op
andere ondergrond dan gras rijdt.
De opvangzak legen
VOORZICHTIG - Wanneer de
grasopvangbak gevuld is, klinkt een
akoestisch signaal. De bak moet ten laatste
nu worden leeggemaakt.
Naargelang de uitrustingsvariant beschikt
uw gazontrekker over een elektrisch
bediende functie grasopvangbakleegmaken of een handmatig bediende
grasopvangbak met bedieningshendel.
Voor alle bakvarianten geldt:
- het leegmaken van de grasopvangbak
kan vanop de bestuurdersstoel worden
uitgevoerd.
- Wanneer bij ingeschakelde maaier de
grasopvangbak omhoog wordt geklapt
of opgehangen, slaat de motor af.
- Wanneer de grasopvangbak niet correct
is vastgeklikt, kan de maaier niet worden
ingeschakeld.
De elektrisch bediende grasopvangbak
leegmaken
1. Om leeg te maken, gebruikt u de
kantelschakelaar (8a) op de linkerkant
van de bestuurdersstoel.
2. Om de grasopvangbak te sluiten,
gebruikt u de kantelschakelaar
opnieuw.
De grasopvangbak met de
bedieningshendel leegmaken
1. Trek de bedieningshendel uit de
grasopvangbak (Fig. 18).
2. Druk de bedieningshendel in de
rijrichting zodat de grasopvangbak
opengaat.
3. Beweeg de grasopvangbak met de
hendel naar achter tot de bak vastklikt.
Hellende terreinen
Zie paragraaf Gebruik op hellingen op
pag. 46.
Mulchingkit
Als de bestuurder het gras op het terrein
wil achterlaten en het ook wil fijnmalen,
dan wordt de mulchingkit bij de machine
geleverd.
LET OP - Voor montage gebruikt u de
juiste handleiding “Montage
mulchset”.
Adviezen voor een mooi gazon
1. Om een mooi, groen en zacht gazon te
behouden, moet het regelmatig
gemaaid worden zonder het gras te
belasten. Het gazon kan uit
verschillende soorten gras bestaan.
Door frequent maaien groeit het gras
beter en ontwikkelt veel wortels,
waardoor een stevig grasdek wordt
gevormd. Wanneer het gras minder
vaak wordt gemaaid, ontstaat er vooral
hoog en wild gras (klaver, vergeet-mijnietjes, enz.).
2. Het heeft de voorkeur om het gras te
maaien wanneer het gazon goed
droog is.
3. Het mes moet onbeschadigd en goed
geslepen zijn, zodat het gras recht en
zonder kartels wordt afgesneden,
omdat de punten van het gras anders
geel worden.
4. De motor moet op het hoogste
toerental worden gebruikt, zowel om
een rechte snede van het gras te
garanderen, als om een goede uitvoer
v a n h e t g e m a a i d e gra s u i t h e t
uitwerpkanaal te bewerkstelligen.
5. De frequentie waarmee gemaaid
wordt moet in verhouding staan met
de groei van het gras. Voorkom daarbij
dat het gras tussen twee maaibeurten
in te veel groeit.
6. Tijdens warme en droge periodes is
het beter om het gras iets langer te
houden om de uitdroging van het
terrein te beperken.
7. De optimale lengte van het gras van
een goed verzorgd gazon is ongeveer
4-5 cm en bij het maaien moet niet
meer dan een derde van de totale
lengte worden verwijderd. Als het gras
erg lang is, is het beter om het in twee
maal te maaien op twee
achtereenvolgende dagen: de eerste
keer met het mes op de maximale
hoogte en de tweede maal op de
gewenste hoogte.
8. Uw gazon zal er mooier uitzien indien
u afwisselend in de lengte- en in de
dwarsrichting maait.
9. Als het uitwerpkanaal de neiging heeft
verstopt te raken dan moet u uw
53
NL
snelheid vertragen. Deze kan te hoog
zijn met het oog op de toestand van
het te maaien gazon. Indien het
probleem aanhoudt, kan dit zijn
doordat het mes bot is of doordat de
windvleugels vervormd zijn.
10. Pas erg goed op bij het maaien van
gazonboorden en langs struiken. Deze
kunnen de stand van het maaidek
ontregelen en eventueel het mes en
de zijkant van het maaidek
beschadigen.
NL
Na het werk
Nadat het gazon is gemaaid, moet het mes
worden uitgeschakeld en moet het
maaidek weer in de hoogste stand worden
gezet, behalve als op een helling wordt
gereden. In dat geval moet het maaidek in
de laagst mogelijk stand worden
gehouden.
Stop de machine, schakel de parkeerrem in
en zet de motor af door de sleutel in de
STOP-stand (0) te zetten.
LET OP
- Om een ontploffing in de uitlaat te
vermijden dient u de gashendel
enkele seconden voordat u de motor
afzet in de LANGZAAM-stand zetten.
- Neem de sleutel altijd uit het
contactslot, voordat u de machine
onbeheerd achterlaat.
Zorg ervoor dat vooral motor, transmissie
en oprolmechanismen, alsook de volledige
elektronica niet in aanraking komen met
water.
LET OP
- Gevaar bij het reinigen!
Voor alle reinigingswerkzaamheden geldt:
- zet de motor af en trek de contactsleutel
uit.
- Trek de stekker(s) van de bougiedoppen
uit.
- Nadat deze gereinigd zijn, moeten
verwijderde beveiligingsvoorzieningen
opnieuw worden gemonteerd.
- RISICO OP BRANDWONDEN: reinig de
gazontrek ker pas wanneer die is
a fg e k o e l d. M o to r, t r a n s m i s s i e e n
uitlaatdemper zijn zeer heet!
- RISICO OP SNIJWONDEN: l e t b i j
werkzaamheden aan snijwerktuigen op
de scherpe messen. Bij maaiwerktuigen
met meerdere messen kan de beweging
van het ene snijwerktuig de beweging
van het andere veroorzaken!
De grasopvangbak reinigen
Verwijder hiervoor de grasopvangbak en
spuit de bak aan binnen- en buitenkant af
met een waterslang. Vuil dat vastkleeft
moet voorzichtig, bijvoorbeeld met een
borstel, worden afgeschraapt. Zorg er
vooral bij grasopvangbakken met stoffen
bekleding voor dat de stof niet wordt
beschadigd.
VOORZICHTIG
- Laat de sleutel niet in de stand BEDRIJF
(II) staan wanneer de motor niet draait
om te voorkomen dat de accu leegloopt.
- Wanneer het contactslot beschadigd is,
moet de gashendel in de CHOKE-stand
gezet worden om de motor te stoppen.
VOORZICHTIG - Maak de
grasopvangbak voor de reiniging leeg
zoals Rasentraktor reinigen beschreven.
Een volle grasopvangbak is te zwaar om
veilig te kunnen verwijderen.
De machine reinigen
Maak de buitenkant van de machine na elk
gebruik schoon, maak de opvangzak leeg
en schud hem uit om gras- en aarderesten
te verwijderen.
Een grasopvangbak verwijderen
1. Zet de motor uit.
2. Til de grasopvangbak lichtjes op.
3. Verwijder de grasopvangbak naar
boven.
Gebruik geen hogedrukreiniger om te
reinigen. De waterstraal van een
hogedrukreiniger of van een tuinslang kan
de elektronica of de lagers beschadigen.
Een elektrisch bediende grasopvangbak
verwijderen
1. Zet de motor uit.
2. Controleer of de elektrisch bediende
54
grasopvangbak gesloten is.
3. Til de grasopvangbak op (ongeveer
30°).
4. Verwijder de grasopvangbak naar
boven.
De behuizing, motor en transmissie
reinigen
Spuit de motor en alle lagers (wielen,
transmissie, meslager) niet met water of
een hogedrukreiniger schoon.
Water dat binnendringt in het
ontstekingssysteem, de carburateur en het
luchtfilter kan storingen veroorzaken.
Water in de lagers kan leiden tot verlies van
smering en dus tot vernieling van de
lagers.
Gebruik voor het verwijderen van vuil en
grasresten een doek , handborstels,
borsteltjes met lange steel of iets
gelijkaardigs.
VOORZICHTIG
- Beschadiging van de elektrische
installatie door binnendringend
water!
- Zorg er bij het reinigen van de trekker
voor dat er geen water in de elektrische
installatie geraakt!
Het uitwerpkanaal reinigen
Door regelmatig reinigen wordt de vrije
beweging van de maaihoogteverstelling
gegarandeerd.
Het uitwerpkanaal bestaat uit twee in
elkaar geschoven delen. Het onderste deel
is stevig vastgeklikt in de maaierbehuizing.
Het bovenste deel kan eruit worden
getrokken om te reinigen.
1. Verwijder de grasopvangbak.
2. Verwijder de schroeven (19a) links en
rechts van het uitwerpkanaal.
3. Trek het uitwerpkanaal er door de
achterwand naar achter uit.
4. Reinig het bovenste en onderste
uitwerpkanaal grondig.
5. S t e e k h e t u i t w e r p k a n a a l i n d e
achterwand. Zorg er daarbij voor dat
het bovenste en onderste deel schoon
worden samengevoegd.
6. S c h r o e f d e z e m e t d e t w e e
bevestigingsschroeven vast.
7. De grasopvangbak k an opnieuw
worden gemonteerd.
Reiniging van het maaisysteem
Op het maaidek bevinden zich
aansluitingen voor een 1/2“ waterslangkoppeling (20a). Door een waterslang aan
te sluiten, kan het maaisysteem worden
gereinigd.
Tijdens het reinigingsproces moet de
grasopvangbak of een geschikt
toebehoren, bijv. zwadbak, gemonteerd
zijn.
1. S l u i t d e w a t e r s l a n g a a n o p d e
gazontrekker (20a) en draai het water
open.
2. Start de motor en stel een middelgroot
motortoerental in.
3. Breng de maaier naar beneden tot de
laagste maaihoogte.
4. Schakel de maaier in.
5. Na enkele minuten is het maaisysteem
gereinigd.
6. Schakel de maaier uit.
7. Zet de motor uit.
8. Draai het water dicht en verwijder de
slang.
9. Start de motor nog eens en laat de
maaier nog enkele minuten draaien
om water eruit te werpen.
10. Reinig de grasopvangbak.
6.4 Transport
LET OP: De machine mag niet op de
openbare weg rijden of worden
gesleept.
- Om de machine te vervoeren moet een
voertuig met aangepast vermogen en
afmetingen worden gebruikt dat
daarvoor afdoende is toegerust of een
goedgekeurde aanhangwagen.
- Om de machine in het voertuig te laden,
kiest u steeds een vlakke zone, ver van
het verkeer en zonder potentieel
gevaarlijke voorwerpen.
- De machine is zwaar en kan ernstige
schade door beknelling veroorzaken.
Laad hem met grote voorzichtigheid in
en uit voertuigen of aanhangwagens.
- Gebruik steeds een gecertificeerde
55
NL
laadbrug, die 4 keer zo lang is als de
hoogte van de laadvloer van het
voertuig, met een aangepaste breedte,
een antislipoppervlak, sterk genoeg om
het gewicht van de machine te dragen.
- De machine kan ook op een pallet
worden vastgemaakt en geladen met
een vorkheftruck. In dat geval moet de
vorkheftruck worden bediend door
een daartoe gemachtigde operator.
LET OP: De machine MAG NIET
wo rd e n o p g e t i l d m e t r i e m e n ,
kettingen of haken.
NL
- Laad de machine in bij afgezette motor,
zonder bestuurder en alleen geduwd
door een geschikt aantal personen.
- De machine moet horizontaal vervoerd
worden met een lege tank,
dichtgedraaid benzinekraantje, omlaag
gebracht maaidek en ingeschakelde
parkeerrem. Controleer bovendien of de
geldende vervoersvoorschriften voor
deze machines niet worden
overschreden.
- Om de machine op het voertuig of de
wagen vast te maken, moeten
goedgekeurde spanriemen worden
gebruikt waarvan u moet nagaan of de
bevestiging correct en stevig is, en vier
wielblokken bij de achterwielen.
LET OP: Alleen de parkeerrem
garandeert niet de stabiliteit van de
machine tijdens het transport.
- Tijdens het transport mag geen enkele
persoon op de machine blijven zitten.
- Voordat u de machine over de openbare
weg vervoert, dient u de plaatselijk
geldende verkeersregels te raadplegen
en in acht te nemen.
7. ONDERHOUD
Lees ook de handleiding van de motor
aandachtig.
56
7.1 Veiligheidsadviezen
LET OP
Voor alle onderhoudswerkzaamheden
geldt:
- zet de motor af en trek de
contactsleutel uit.
- Tr e k d e s t e k k e r ( s ) v a n d e
bougiedoppen uit.
- V e r w i j d e r d e
beveiligingsvoorzieningen moeten
na het onderhoud opnieuw worden
gemonteerd.
- RISICO OP BRANDWONDEN: voer aan
de gazontrekker pas werkzaamheden
uit wanneer die is afgekoeld. Motor,
transmissie en uitlaatdemper zijn
zeer heet!
- RISICO OP SNIJWONDEN: let bij
werkzaamheden aan snijwerktuigen
op de scherpe messen. Bij
m a a i we r k t u i g e n m e t m e e rd e re
messen kan de beweging van het ene
snijwerktuig de beweging van het
andere veroorzaken.
- Bij het vervangen van onderdelen
mogen enkel originele
reserveonderdelen worden gebruikt.
- Bezoek in geval van twijfel altijd een
erkende reparatiewerkplaats of neem
contact op met de fabrikant.
- Wanneer hydraulische vloeistof onder
druk naar buiten komt, kan dit
ernstig letsel veroorzaken; ga in dat
geval onmiddellijk naar een arts.
Voer nooit werkzaamheden aan het
hydraulische circuit uit; deze
werkzaamheden mogen uitsluitend
door gespecialiseerd en met de juiste
gereedschappen uitgerust personeel
worden verricht.
- Controleer of het snijwerktuig wordt
gestopt als de stopknop van het mes op
STOP wordt gezet.
- Breng nooit wijzigingen aan uw
machine aan.
- Ver vang veiligheidsvoorzieningen
onmiddellijk als deze beschadigd of
kapot zijn. Vervang het versleten mes.
- Houd de moeren, bouten en schroeven
strak aangespannen om er voor te
zorgen dat de machine in veilige
omstandigheden werkt.
7.2 Toegang tot de mechanische
onderdelen
Door het deksel van de motor te
verwijderen, krijgt u toegang tot de motor
en de mechanische units eronder.
Ga hiervoor als volgt te werk zet de
machine op een vlakke ondergrond;
7.3 Gewoon onderhoud
Onderstaande lijst helpt u om uw machine
efficiënt en veilig te houden. De lijst geeft
een over zicht van de belangrijkste
onderhouds- en smeerwerkzaamheden en
de termijnen waarbinnen ze moeten
worden uitgevoerd.
Machine
1. Controle bevestiging en
scherpte mes (2)
2. Vervanging mes (2)
3. Controle V-snaar (2)
4. Vervanging V-snaar (1) (2)
5. Controle aandrijfriem mes (2)
6. Vervanging aandrijfriem mes
(1) (2)
7. Controle en afstelling
parkeerrem (2)
8. Controle en afstelling
aandrijving (2)
9. Controle inschakeling en rem
mes (2)
10. Controle van alle
bevestigingen
worden uitgevoerd wanneer de
machine voor een langer periode
niet gebruikt zal worden.
Motor (4)
Motorolie verversen (zie ook onderstaande
paragraaf ) - Controle en reiniging
luchtfilter - Ver vanging luchtfilter Controle benzinefilter -Ver vanging
benzinefilter - Controle en reiniging
contacten bougie - Vervanging bougie
4) Raadpleegdehandleidingvandemotor
voor de complete lijst en de
intervallen.
Motor
Volg alle voorschriften in de gebruiksen onderhoudshandleiding van de
motor op.
Verversen van de motorolie
VOORZICHTIG: De olie kan
gemakkelijker worden afgetapt als de
25 uur olie warm is.
100 uur
LET OP: Verwijder de afgewerkte
motorolie volgens de
25 uur
milieuvoorschriften. Afgewerkte olie
-- uur moet in een verzegelde houder worden
25 uur afgeleverd bij een erkende dealer. Gooi
geen olie bij het huisvuil, spoel het niet
door de gootsteen en giet het niet op
-- uur het land of in het riool.
25 uur Smeerplan
Om te garanderen dat de beweeglijke
o n d e rd e l e n v r i j k u n n e n b e we g e n ,
25 uur adviseren we minstens jaarlijks volgende
plaatsen te smeren.
Reinig alle plaatsen die gesmeerd moeten
25 uur worden vóór het smeren of inspuiten met
een doek . Gebruik geen water om
25 uur eventuele corrosie te vermijden.
11. Algemene smering (3)
25 uur Smeerplaatsen
- Smeer de smeernippels aan de
1) Neem contact op met uw dealer bij
stuurpennen rechts en links (23) in met
de eerste tekenen van een storing.
universeel vet.
2) Deze werkzaamheid moet door uw - Spuit het lager van de vooras aan het
dealer of door een erkend
frame (22) in met oliespray.
servicecentrum worden uitgevoerd.
- Smeer tandsegment en
3) De algemene smering van alle
tandheugelstuurinrichting (24) in met
universeel vet.
scharnieren moet bovendien telkens
57
NL
- Smeer rollagers en naaf aan voor- en
achteras (25) in met universeel vet.
LET OP: De voor- en achterwielen
moeten voor het smeren van de assen
en lagers worden gedemonteerd op met
een erkend servicecentrum.
- Draaiende onderdelen en lagers:
smering van alle beweeglijke draaiende
onderdelen en lagers.
NL
Carburator
LET OP: Breng geen wijzigingen aan
de carburator aan. Hierdoor zou de
emissiewetgeving geschonden kunnen
worden.
Accu
De startbatterij bevindt zich onder de
motorkap.
In principe is de startbatterij af fabriek
opgeladen.
LET OP
Gevaar door verkeerde omgang met de
startbatterij!
Neem volgende punten in acht om
gevaren te vermijden die kunnen ontstaan
door foutieve omgang met de batterij!
- De startbatterij mag niet in de
onmiddellijke omgeving van open vuur
worden opgeslagen, verbrand of op
ver warmingen worden gelegd. Er
bestaat explosiegevaar.
- Bewaar de startbatterij tijdens de winter
in een koele, droge ruimte (10 - 15 °C).
Temperaturen onder het vriespunt
moeten vermeden worden tijdens de
opslag.
- Laat de startbatterij niet gedurende een
langere tijd ongeladen. Wanneer de
startbatterij gedurende langere tijd niet
werd gebruikt, moet deze met een
geschikt apparaat worden opgeladen.
- Vernietig de star tbatterij niet. De
elektrolyt (zwavelzuur) veroorzaakt
brandwonden op de huid en
verbranding van de bekleding - was
onmiddellijk uit met veel water.
- Houd de startbatterij schoon. Wis enkel
af met een droge doek . Gebruik
58
d a a r v o o r g e e n w a t e r, b e n z i n e ,
verdunningsmiddel of dergelijke!
- Houd de aansluitpolen schoon en vet in
met poolvet.
- Sluit de aansluitpolen niet kort.
Acculader
LET OP: Controleer of de acculader
een constante spanning heeft en
compatibel is met de accu. Gebruik geen
snelle acculaders.
LET OP: Let goed op de
waarschuwingssymbolen op de
acculader.
De acculader mag alleen worden gebruikt
met accu’s van 12 V en moet op een goed
en veilig werkend stopcontact worden
aangesloten met een spanning en een
frequentie die overeenstemmen met de
waarde op het t ypeplaatje van de
acculader.
D e a c c u l a d e r wo rd t g e l e ve rd m e t
‘ k ro k o d i l k l e m m e n’ vo o r e e n s n e l l e
aansluiting op de accu. Sluit de klemmen
op de juiste polen aan:
Rode kabel = Pluspool (+)
Zwarte kabel = Minpool (-)
LET OP: Als de accu niet uit de
machine wordt verwijderd, dient u
na te gaan of de sleutel in de STOPstand (OFF) staat.
Sluit eerst de acculader op de
stroomaansluiting aan en daarna de
‘krokodilklemmen’ op de polen van de
accu.
Om de acculader los te koppelen, moet
eerst de zwarte klem (minpool) (-) worden
losgekoppeld om onbedoelde
kortsluitingen te voorkomen.
Laat de acculader niet losgekoppeld van
het elektriciteitsnet en aangesloten op de
accu. Hierdoor kan de accu leeglopen.
Rode LED aan: de batterij is verbonden
met omgekeerde polariteit.
Groene LED aan: de batterij wordt
opgeladen. Wanneer het groene lampje uit
is, wordt de batterij opgeladen.
LET OP: Het omkeren van de polen
kan de acculader of de accu
beschadigen. Het gebruik van nietoriginele accessoires en aansluitkabels
kan omkering van de polen
veroorzaken, ook al hebben ze dezelfde
kabelkleuren.
Tijdens het laden en tot een uur erna
ontwikkelt de accu explosieve en giftige
gassen.
LET OP: Laad de accu op in
geventileerde vertrekken. NIET
ROKEN EN VLAMMEN EN VONKEN
VERMIJDEN.
De accu moet goed onderhouden worden
om een lange levensduur te garanderen.
De accu van uw machine dient steeds te
worden opgeladen:
- voor het eerste gebruik van de machine
na aankoop;
- vóór elke langere periode waarin de
machine niet zal worden gebruikt;
- vóór de machine na een lange periode
van stilstand opnieuw in gebruik te
nemen.
Als deze procedures niet in acht worden
genomen of als de accu niet wordt
opgeladen, kan er zich onherstelbare
schade voordoen aan de elementen van de
accu.
Een lege accu dient zo snel als mogelijk
opgeladen te worden.
Aansluiten van de accu
Lees vóór het opladen van de startbatterij
de gebruikershandleiding van de fabrikant
van de oplader.
1. Trek de contactsleutel uit (3d).
2. Open de motorkap.
VOORZICHTIG
- Risico op kortsluiting!
- Sluit altijd als eerste de minkabel (-) aan
de batterij af en klem deze als laatste
weer aan om kortsluiting te vermijden!
- Trek bij werkzaamheden aan de batterij
altijd de contactsleutel uit!
3. Verbind de klemmen van de oplader
met de aansluitpolen van de batterij.
-
VOORZICHTIG!!
Let op de polariteit:
rode klem = pluspool (+)
zwarte klem = minpool (-)
4. Verbind de oplader met het stroomnet
en schakel het in.
Laad de accu op aan de hand van de
volgende aanwijzingen:
Stroomspanning: 12 V,
Max. beginstroom: 2,0 ÷ 4,0 A,
Laadduur: 12 ÷ 24 h.
Wacht na het opladen van de accu
minstens 4 uur, voordat u hem gebruikt.
Zodra de accu leeg is, moet hij zo snel
mogelijk weer worden opgeladen.
L E T O P - G E VA A R VO O R
KORTSLUITING:
Sluit de plus- en minpolen van de accu
nooit met een kabel of een ander
metalen voorwerp op elkaar aan. Leg
geen gereedschappen op het oppervlak
van de accu. Gebruik alleen
gereedschappen (een schroevendraaier
of een tang) met een geïsoleerde
handgreep.
VOORZICHTIG: Als de accu niet
voldoende is opgeladen, wordt de
printplaat van de machine niet
geactiveerd.
LET OP
- Probeer de accu of de acculader nooit
te demonteren, repareren of onklaar
te maken.
- Elektrolyt is een gevaarlijke stof voor
de gezondheid. Bij contact van de
elektrolyt met de huid en/of kleding
met overvloedig water spoelen. Bij
contact van de elektrolyt met de
ogen, met overvloedig water
uitspoelen en een arts raadplegen.
- Bewaar de accu buiten bereik van
kinderen.
- Sla de accu niet in gesloten houders
op. Ga bij bewaring in gesloten
ruimtes na of er voldoende ventilatie
59
NL
NL
i n d e ve r t re k ke n i s. Eve nt u e l e
gaslek kages kunnen explosies,
brand, materiële schade en letsel tot
gevolg hebben.
Smeer de as in met vet, voordat u opnieuw
een wiel monteert. Plaats de rubberen ring
(21b) en de steunring (21c) zorgvuldig
terug.
Afdanken
De accu en de acculader mogen nooit
samen met normaal huisvuil worden
verwerkt, maar moet aan de dealer of aan
een verzamelcentrum voor speciaal afval
worden afgegeven.
VOORZICHTIG! SBij het opsteken van
de achterwielen moeten de moeren
van de verstelveren en van het achterwiel
z o t e g e n o ve r e l k a a r s t a a n d a t d e
verstelveren er moeiteloos kunnen worden
ingeschoven.
Buitengewoon onderhoud
Laat aan het eind van het seizoen bij intensief
gebruik en om de twee jaar bij normaal
gebruik een algemene controle door een
gespecialiseerd monteur van het
assistentienetwerk uitvoeren.
LET OP: Een verkeerde montage van
de rubberen ring kan ervoor zorgen
dat de machine tijdens het rijden het
wiel verliest.
7.4 W e r k z a a m h e d e n a a n d e
machine
Vervangen van de wielen
LET OP: Controleer regelmatig de
toestand en de spanning van de
banden. Banden die in een slechte staat
verkeren of met een verkeerde
bandenspanning kunnen een slechter
evenwicht van de machine veroorzaken.
Druk het rempedaal (6a) volledig in en
blokkeer het met de vaststelhendel (6b).
Zet de machine op een vlakke ondergrond.
Zet aan de kant waar het wiel vervangen
moet worden een steunblok onder een
dragend deel van het chassis van de
machine. De wielen worden op hun plaats
gehouden door een rubberen ring (21b)
die door een dekseltje (21a) worden
beschermd en die u beiden met een
schroevendraaier kunt verwijderen.
VOORZICHTIG! Verlies de verstelveer
niet wanneer u de achterwielen van de
as trekt!
OPMERKING: Bij vervanging van één of
beide achterwielen dient u na te gaan of
eventuele verschillen van de
buitendiameter niet groter zijn dan 8-10
mm.
60
De banden repareren en vervangen
De band moet bij een lekke band altijd
door een bandenspecialist vervangen of
gerepareerd worden.
Een zekering vervangen
Op de machine zijn drie zekeringen
voorzien (Fig. 27), met verschillende
vermogens, en volgende functies en
kenmerken:
- Zekering van 10 A (modellen zonder
display) / 7,5 A (modellen met display)
ter bescherming van de algemene
circuits en van de vermogenscircuits van
de printplaat.
- Zekering van 15 A ter bescherming van
het oplaadcircuit. Bij de
i nwe r k i n g t re d i n g l o o p t d e a c c u
geleidelijk leeg waardoor
startproblemen ontstaan.
- 10 A zekering aan het elektronische
circuit legen van de tas te beschermen.
Het vermogen van de zekering staat op de
zekering zelf vermeld.
Een doorgebrande zekering moet altijd
door een exemplaar van hetzelfde type en
vermogen worden vervangen en nooit met
één met een ander vermogen.
Wa n n e e r u d e o o r z a k e n v a n d e
inwerkingtreding van de beveiligingen niet
kunt verhelpen, neem dan contact op met
een erkend servicecentrum.
De zekeringen bevinden zich onder de
motorkap.
Snijwerktuig
Een goede afstelling van het maaidek is
zeer belangrijk voor een gelijkmatig
gemaaid gazon.
Controleer bij een onregelmatig gemaaid
gazon de bandenspanning.
Mes
LET OP
- Draag werkhandschoenen om de
toestand van het mes te controleren.
- Vervang altijd een beschadigd of
krom mes. Een beschadigd mes mag
in een poging om hem te repareren
niet gelast, rechtgebogen of
gewijzigd worden. Hierdoor kan het
mes losraken, wat ernstig of dodelijk
letsel kan veroorzaken.
- Gebruik altijd originele, gemarkeerde
messen.
- Controleer regelmatig of de bout is
aangehaald tot 65 Nm (6,5 kgm).
Wanneer het maairesultaat na verloop van
tijd niet goed meer is, dan moet het mes
waarschijnlijk worden geslepen. Een niet
goed geslepen mes scheurt het gras en
zorgt ervoor dat het gazon geel wordt.
- Het slijpen van het mes is erg moeilijk.
Wa n n e e r g e e n r e k e n i n g w o r d t
gehouden met een goede balans kan
het mes abnormale trillingen
veroorzaken waardoor het losraakt met
gevaarlijke gevolgen voor de
bestuurder.
- Het mes moet in de juiste richting
worden gemonteerd. Een verkeerde
montage kan een verkeerde aanhaling
veroorzaken waardoor het mes losraakt
tijdens het werk met gevaarlijke
gevolgen voor de bestuurder. Daarom
moet het mes worden uitgebalanceerd
en ver vangen door een erkend
servicecentrum.
De maaier demonteren
N e e m co n t a c t o p m e t e e n e r k e n d
servicecentrum.
De aandrijfriem vervangen
N e e m co n t a c t o p m e t e e n e r k e n d
servicecentrum.
8. MILIEUBESCHERMING
Tijdens het gebruik van de machine moet
de bescherming van het milieu een
belangrijk aspect vormen. Dit moet altijd
prioriteit hebben ten gunste van de
samenleving en van de natuur waarin we
leven.
- Zorg ervoor dat u geen storende factor
in de buurt bent.
- Volg de plaatselijke voorschriften voor
de ver werk ing van het maaiafval
nauwgezet op.
- Volg de plaatselijke voorschriften voor
d e
v e r w e r k i n g
v a n
verpakkingsmateriaal, olie, benzine,
accu’s, filters, versleten delen of elk
onderdeel dat een slechte invloed heeft
op het milieu nauwgezet op; dit afval
mag niet bij het huisvuil worden
geworpen, maar moet worden
gescheiden en naar speciale
verzamelcentra worden gebracht, die de
materialen zullen recyclen.
Slopen en afdanken
Laat de machine na de
buitenwerkingstelling niet in het milieu
a c h t e r, m a a r w e n d u t o t e e n
afvalinzamelcentrum.
Een groot deel van de materialen die bij de
bouw van de machine gebruikt zijn, zijn
recyclebaar: alle metalen (staal, aluminium,
messing) kunnen aan een normale
ijzerhandelaar worden gegeven. Neem voor
meer informatie contact op met de normale
afvalverwerkingsdienst in uw streek. Het
afval dat afkomstig is van de sloop van de
machine moet met respect voor het milieu
worden verwerkt zonder de bodem, de
lucht en het water te vervuilen.
In elk geval moeten de plaatselijk
geldende wetten op dit gebied in acht
worden genomen.
9. ACCESSOIRES
Trekhaak
Noodzakelijk voor het trek ken van
accessoires. Om de trekhaak te gebruiken
moet de grasopvangzak worden
verwijderd.
61
NL
LET OP
- Bevestig de trekhaak stevig om te
voorkomen dat de schroeven los
kunnen raken tijdens het trekken.
- Maai het gras niet wanneer de
aanhangaccessoires aangehaakt zijn.
9.1 OP AANVRAAG LEVERBARE
ACCESSOIRES
NL
Accessoires:
1) Aanhangwagen voor het transport
van materialen (Fig.26): handig om
verschillende materialen mee te
vervoeren.
Veiligheidsvoorschriften
Bedenk dat de aanhangwagen letsel
kunnen veroorzaken als ze oneigenlijk
gebruikt worden of als de gebruiker niet
begrijpt hoe hij ze correct moet laten
werken. Let altijd op tijdens hun gebruik.
1. Lees deze handleiding en die van de
a a n h a n g w a g e n , vo o rd a t u h e m
monteert en gebruikt.
2. Lees de handleiding van de machine
waaraan de aanhangaccessoires zullen
worden vastgemaakt om over de
werking geïnstrueerd te worden,
voordat u ze gebruikt.
3. Het is streng verboden personen of
dieren op de aanhangaccessoires te
vervoeren. Deze zijn niet ontworpen
voor het transport van passagiers.
4. Laat kinderen niet met de machine en
de aanhangaccessoires spelen.
5. Laat volwassenen niet met de machine
en de aanhangaccessoires werken
zonder dat ze de juiste instructies
hebben ontvangen.
6. Rijd altijd langzaam en geleidelijk weg
en pas de snelheid aan de
gebruikscondities aan als de machine
met de aanhangaccessoires is
uitgerust.
7. Trek de accessoires op een lage
snelheid op hobbelige, heuvelachtige
terreinen en in de buurt van
stroompjes en sloten om kanteling en
controleverlies te voorkomen. Rijd niet
te dicht in de buurt van stroompjes en
62
sloten.
8. D e a a n h a n g a cce s s o i re s k u n n e n
problemen met de stabiliteit
veroorzaken tijdens het remmen en
stoppen van het trekkende voertuig met
het risico om door de lading of door het
accessoires zelf te worden aangestoten
als de stilstand te bruusk is. Vul de
aanhangwagen (50 kg) niet tot het
maximale gewicht zonder te controleren
of het trekkende voertuig en de
gebruikscondities het trekken en
stoppen onder veilige omstandigheden
mogelijk maken.
9. Lees de gebruiksvoorschriften op
hellingen van de machine op pag. 46
van deze handleiding voordat u de
accessoires op hellende terreinen
gebruikt.
Gebruik
de
aanhangaccessoires niet op steile
hellingen.
10. Gebruik de accessoires niet op de
openbare weg, ook niet om over te
steken.
11. De snelheid van de machine wanneer
deze een accessoire trekt moet lager
zijn dan de maximale snelheid van de
machine zonder aanhangaccessoires.
12. Vo l g d e a a nw i j z i n g e n vo o r h e t
onderhoud en de smering van de
aanhangaccessoires die in deze
handleiding zijn beschreven voor een
optimale werking tijdens het werk.
Montage
Zie voor de montage de bijbehorende
handleidingen van de wagen of van de
strooier.
Gebruik
Raadpleeg ook de handleiding van de
aanhangaccessoires.
LET OP
- Controleer ter voorkoming van
mogelijk letsel of er niemand in de
buurt is, voordat u een
aanhangaccessoire vast- of
loskoppelt. Dit geldt ook tijdens het
werk.
- De accessoires mogen alleen worden
getrokken en niet worden geduwd.
- Overschrijd de aanbevolen
laadcapaciteit niet: de maximale last
is 50 kg voor de aanhangwagen.
- Verdeel het gewicht van de lading
gelijkmatig over de bak van de
aanhangwagen of in de trechter van
de strooier voor een beter gebruik
van de aanhangaccessoires. Bij een te
grote last aan de achterzijde loopt u
het risico dat de machine kantelt.
- Om de aanhangwagen aan de trekhaak
te bevestigen, moet het uiteinde van
het chassis van de aanhangaccessoires
in de buurt van de trekhaak van de
machine worden gebracht. Steek daarna
de pen in de twee gaten van de steun
en blokkeer hem met de splitpen.
- Maak enkele testritten om te wennen
aan het rijden met de machine met lege
aanhangaccessoires. Kijk goed met
welke snelheid u kunt werken en de
stoptijden van de machine met
vastgemaakte accessoires. Houd er
bovendien rekening mee dat de
b e d r i j fs co n d i t i e s b i j vo l b e l a s te
aanhangwagen zwaarder zijn.
Aanhangwagen
Om het materiaal uit de laadbak van de
aanhangwagen te lossen, moeten de
splitpen en de pen die hem aan het chassis
bevestigen worden verwijderd. Houd
tijdens het verwijderen van de pen de
handgreep van de laadbak ingedrukt om
kanteling te voorkomen. Trek daarna de
handgreep naar boven om het materiaal te
lossen. OPMERKING: De handgreep is
uittrekbaar om de hefkracht te beperken.
Duw de handgreep na het legen naar
beneden en blokkeer de laadbak door de
pen en de splitpen weer te plaatsen.
van de laadbak, de blokkeerpen van de
blokkeerhaak en het deel van het
chassis met de twee bevestigingsgaten
aan de trekhaak van de machine en de
b i j b e h o re n d e p e n m e t a u to - o l i e
gesmeerd worden.
- Smeer of olie de wiellagers regelmatig.
Gebruik wiellagervet of auto-olie.
- Controleer regelmatig of alle bouten
goed zijn aangehaald.
- Zorg ervoor dat de banden de juiste
bandenspanning hebben. Zorg ervoor
dat de bandenspanning nooit de
maximaal aanbevolen waarde
overschrijdt. Niet-correct opgepompte
banden (bijvoorbeeld met verschillende
spanningswaarden) kunnen de machine
uit balans brengen.
2) Steenbeschermingskit
Deze kit moet gebruikt worden in plaats
van de opvangzak als het gras niet
opgevangen wordt.
3)
4)
5)
6)
7)
Sneeuwschuif
Flensverbinding sneeuwschuif
Sneeuwkettingen
Grasroller
Kits voor elektrische aandrijvingen
zak legen (standaard op 125 model)
OPMERKING: Het elektrische systeem
co n t ro l e vo o r h e t l e g e n t a s i s
standaard op alle trekkers.
LET OP
- Controleer altijd of er in de buurt van
de aanhangwagen geen personen,
dieren of voorwerpen zijn, voordat u
de loswerkzaamheden verricht.
- Buitenafmetingen: 112x85x28 cm.
Onderhoud
- Voor of na een lange opslagperiode
moeten de pen van de blokkeerhaak
63
NL
Elektrisch systeem
Accu
Binnendiameter stuurhoek
cm
150
Maaihoogte
Maaibreedte
Inhoud van de opvangzak
mm
mm
litri
95
Rijsnelheid
- vooruit
- achteruit
km/h
km/h
0-9
0-4
Trillingsniveau level
(EN ISO 5395-1 - EN ISO 5395-3)
stuurwiel
Meetafwijking (EN 12096)
Trillingsniveau (EN ISO 5395-1 EN ISO 5395-3) stoel
Meetafwijking (EN 12096)
Buitenafmetingen
64
125/23 H
16” x 7.50”-8
23” x 10.50”-12
230 234 238 234 243 260
275
140
30 ÷ 90 (7x)
105
310
125
0 - 11
0-5
dB (A)
90
dB (A)
2
dB (A)
105/20 H
105/18,5 H
15” x 6.00”-9
20” x 10.00”-8
kg
Gemeten geluidsvermogensniveau
(LwA 2000/14/CE - EN ISO 3744 EN ISO 5395-1 - EN ISO 5395-3)
Meetafwijking
Gegarandeerd
geluidsvermogensniveau
(LwA 2000/14/CE - EN ISO 3744 EN ISO 5395-1 - EN ISO 5395-3)
105/16 K H
12
17
Totaal drooggewicht
Geluidsvermogensniveau
(LpA EN ISO 5395-1 - 5395-3)
Meetafwijking
95/16 H
V
Ah
Banden voor
Banden achter
NL
95/15,5 H
95/16 K H
10. TECHNISCHE GEGEVENS
96
dB (A)
101
4
dB (A)
100
105
m/s2
2,2
2,1
m/s2
1,1
1,0
m/s2
0,8
m/s2
0,4
cm
251 (210) x 117 x 100 251 (210) x 119 x 110 251 (210) x 119 x 130
11. VERKLARING VAN OVEREENSTEMMING
De ondergetekende, EMAK spa via Fermi, 4 - 42011 Bagnolo in Piano (RE) ITALY
verklaart onder eigen verantwoordelijkheid dat de machine:
1. Type:
zitmaaier
2. Merk: / Type:
OLEO-MAC OM 95/16 K H - OM 95/15,5 H - OM 95/16 H OM 105/16 K H - OM 105/17,5 H - OM 105/18,5 H OM 105/20 H - OM 105/24 K H - OM 125/23 H
EFCO EF 95/16 K H - EF 95/15,5 H - EF 95/16 H EF 105/16 K H - EF 105/17,5 H - EF 105/18,5 H EF 105/20 H - EF 105/24 K H - EF 125/23 H
3. Serienummer:
705 XXX 0001 - 705 XXX 9999 (OM 95 - EF 95)
706 XXX 0001 - 706 XXX 9999 (OM 105 - EF 105)
707 XXX 0001 - 707 XXX 9999 (OM 125 - EF 125)
voldoet aan de voorschriften van 2006/42/EC - 2000/14/EC - 2014/30/EU
de richtlijnen:
voldoet aan de voorschriften van
de volgende geharmoniseerde
EN ISO 5395-1 - EN ISO 5395-3 - EN ISO 14982
normen:
Gevolgde procedures voor de
Annex VI - 2000/14/EC
conformiteitsbeoordeling:
Gemeten
geluidsvermogensniveau:
96 dB(A) (OM 95 - OM 105 - EF 95 - EF 105)
101 dB(A) (OM 125 - EF 125)
Gegarandeerd
geluidsvermogensniveau:
100 dB(A) (OM 95 - OM 105 - EF 95 - EF 105)
105 dB(A) (OM 125 - EF 125)
Normen en adres van de
aangemelde instantie:
DPLF Gbr · Max - Eyth - Weg 1 · D–64823
Groβ-Umstadl - Germany - EC number is 0363
Type maaisysteem:
draaiend mes
Geproduceerd in:
95 cm (OM 95 - EF 95) - 105 cm (OM 105 - EF 105)
125 cm (OM 125 - EF 125)
Signed in:
Bagnolo in piano (RE) Italy - via Fermi, 4
Datum:
20/04/2016
De technische documentatie
staat ter:
beschikking in het hoofdkantoor: Technisch
bestuur
NL
s.p.a.
Fausto Bellamico - President
65
12. GARANTIEBEWIJS
Dit apparaat is ontworpen en gerealiseerd
met de modernste productietechnieken.
De fabrikant geeft een garantie van 24
maanden vanaf de aankoopdatum op de
eigen producten voor privé-/
hobbygebruik. De garantie is beperkt tot
12 maanden bij professioneel gebruik.
NL
Algemene garantievoorwaarden
1) D e g a r a n t i e g e l d t v a n a f d e
aankoopdatum. De fabrikant vervangt
gratis de onderdelen met defecten in
materiaal, afwerking en productie via
het verkoopnetwerk en de technische
servicedienst. De garantie ontneemt
de gebruiker niet de wettelijke rechten
van het burgerlijk wetboek tegen de
consequenties van de defecten of
fouten veroorzaakt door het verkochte
voorwerp.
2) Het technische personeel zal de
defec te onderdelen zo snel als
organisatorisch mogelijk is repareren.
3) Om een aanvraag tot technische
assistentie onder garantie in te
dienen, dient u aan het bevoegde
personeel het onderstaande
garantiecer tificaat te tonen,
voorzien van het stempel van de
leverancier, volledig ingevuld en
met de aankoopfactuur of bon met
de aankoopdatum aangehecht.
4) De garantie vervalt in de volgende
gevallen:
- Duidelijk gebrek aan onderhoud,
- Onjuist gebruik van het product of
geknoei aan het product,
MODELL
SERIENUMMER
KÄUFER GEKOCHT DOOR DHR./MEVR.
Niet opsturen! Alleen een eventueel verzoek om technische garantie
aanhechten.
66
5)
6)
7)
8)
9)
10)
- Gebruik van ongeschikte
smeermiddelen of brandstoffen,
- Gebruik van niet-originele
reserveonderdelen of accessoires,
- Reparaties die uitgevoerd zijn door
onbevoegd personeel.
De fabrikant sluit verbruiksmaterialen
en onderdelen die aan normale
werkingsslijtage onderhevig zijn, uit
van de garantie.
Onder de garantie vallen geen
aanpassingen en verbeteringen van
het product.
Onder de garantie vallen geen
a f s t e l l i n g e n
e n
onderhoudswerkzaamheden die
nodig zouden kunnen zijn tijdens de
garantieperiode.
Eventuele schade die veroorzaakt is
tijdens het transport moet
onmiddellijk gemeld worden aan de
transpor teur, anders ver valt de
garantie.
Voor motoren van andere merken
(Briggs & Stratton, Subaru, Honda,
L o m b a r d i n i , K o h l e r, e n z . ) d i e
gemonteerd zijn op onze machines,
geldt de garantie die gegeven wordt
door de fabrikant van de motor.
De garantie dekt geen eventuele
direc te of indirec te schade, die
ve ro o r z a a k t i s b i j p e r s o n e n o f
voorwerpen door storingen in het
apparaat of die voortvloeit uit het
langdurig niet gebruiken van het
apparaat.
DATUM
LEVERANCIER
13. HULP BIJ HET OPLOSSEN VAN STORINGEN
LET OP: zet het apparaat altijd uit en verwijder de sleutel voordat u de aanbevolen
corrigerende maatregelen in onderstaande tabel uitvoert, behalve als gevraagd wordt om
het apparaat aan te zetten.
Als alle mogelijke oorzaken nagegaan zijn en het probleem nog steeds niet is opgelost, neem dan
contact op met een erkend reparatiecentrum. Als u een probleem heeft dat niet in deze tabel staat,
neem dan contact op met een erkend reparatiecentrum.
PROBLEEM
MOGELIJKE OORZAKEN
OPLOSSING
1. Motor slaat niet aan. Brandstoftekort.
2. Starter werkt niet.
Ta n k v u l l e n ; t a n k o n t l u c h t i n g
controleren; brandstoffilter
controleren.
Slechte, vervuilde brandstof, Gebruik altijd verse brandstof uit
oude brandstof in de tank.
s c h o n e co n t a i n e r s ; c a r b u r a te u r
reinigen. (Werkplaats klantenservice)
Luchtfilter vervuild.
Luchtfilter reinigen (zie
gebruikershandleiding van de
motorfabrikant).
Geen ontstekingsvonk.
Bougie reinigen, evt. een nieuwe
plaatsen, ontstekingskabels
controleren, ontstek ingssysteem
controleren. ( Werkplaats
klantenservice)
Te v e e l b r a n d s t o f i n d e Bougie uitdraaien en afdrogen
motorverbrandingsruimte door
meerdere startpogingen.
Lege of zwakke startbatterij.
Startbatterij opladen.
Ve i l i g h e i d s s c h a k e l a a r o p Cor rec t o p de b est uurder ssto el
bestuurdersstoel werkt niet.
plaatsnemen; schakelaar defect.
Ve i l i g h e i d s s c h a k e l a a r o p Rempedaal volledig indrukken.
rempedaal werkt niet.
Maaier ingeschakeld.
Maaier uitschakelen.
3. Vermindering
abnormale
motortoerental.
Zekering aan (+) kabel van de Zekering controleren, eventueel
startbatterij.
vervangen.
Te hoog of te vochtig gras.
Maaihoogte corrigeren; vrije ruimte
voor de maaier creëren door kort
acheruit te plaatsen.
U i t w e r p k a n a a l / m a a i d e k Uitwerpkanaal/maaidek reinigen.
verstopt.
Motor uitschakelen en contactsleutel
uittrekken!
Luchtfilter vervuild.
Luchtfilter reinigen (zie
gebruikershandleiding van de
motorfabrikant).
Instelling carburateur klopt niet. Instelling laten controleren.
(Werkplaats klantenservice)
Messen sterk afgesleten.
Messen vervangen.
(Werkplaats klantenservice)
Rijsnelheid te hoog.
Rijsnelheid verlagen.
67
NL
PROBLEEM
4. Gazontrekker trilt
sterk.
5. Gazontrekker
vertrekt niet.
6. Onzuivere knip.
NL
MOGELIJKE OORZAKEN
Maaier is beschadigd.
Bij hydrostaat
(pedaalbediening): geen
wielaandrijving.
Messen versleten, onscherp.
OPLOSSING
Maaier controleren. (Werkplaats
klantenservice)
Bypass-hendel omschakelen naar
bedrijfsstand.
Messen vervangen of naslijpen.
Nageslepen messen uitbalanceren!
(Werkplaats klantenservice)
Foute maaihoogte.
Maaihoogte corrigeren.
Te laag motortoerental.
Maximaal motortoerental instellen.
Rijsnelheid te hoog.
Rijsnelheid verlagen.
Verschillende bandendruk op de Tot juiste bandendruk oppompen.
wielen.
Correc te bandendruk op wielen
aflezen.
7. Grasopvangbak vult Maaihoogte te diep ingesteld.
Maaihoogte corrigeren.
niet.
Gras is te vochtig - is te zwaar M a a i t i j d v e r s c h u i v e n t o t h e t
om door de luchtstroom te gazonoppervlak is gedroogd.
worden getransporteerd.
Messen sterk afgesleten.
M essen ver vangen. ( Werk plaats
klantenservice)
Gazon te hoog.
Gazon in 2 x maaien
1. Doorgang: max. snijhoogte.
2. Doorgang: gewenste snijhoogte.
S t o f z a k v e r s t o p t - g e e n Stofzak reinigen.
luchtdoorlaat.
Uitwerpkanaal maaidek vuil.
Uitwerpkanaal/maaidek reinigen.
8. Vulindicator
M a a i r e s t e n a a n h e n d e l Maairesten aan hendel vulindicator
reageert niet.
vulindicator.
verwijderen; controleren op vrije
beweging.
9. Aandrijving, rem,
Uitsluitend laten controleren
koppeling en
door een werkplaats met
maaier.
klantenservice!
LET OP: Probeer nooit reparaties uit te voeren als u niet over de middelen en de nodige
technische kennis beschikt. Slecht uitgevoerde werkzaamheden doet de garantie
automatisch vervallen en ontheft de fabrikant van elke aansprakelijkheid.
ALLEEN VOOR MODELLEN MET HET DYSPLAY
INDICATIE
Err 01
68
PROBLEEM
Stoelschakelaar
MOGELIJKE OORZAKEN
OPLOSSING
Elektronica leest ongeldige
1. C o n t a c t u i t - e n w e e r
conditie uit van de stoelschakelaar
aanzetten (positie 2)
2. Stoelschakelaar meerdere
keren belasten/ontlasten
*
INDICATIE
PROBLEEM
MOGELIJKE OORZAKEN
OPLOSSING
Elektronica leest ongeldige
conditie uit van de remschakelaar
Elektronica leest foutieve
conditie uit van de
maaiwerkuitgang
1. C o n t a c t u i t - e n w e e r
aanzetten (positie 2)
2. B r e m s p e d a l m e h r m a l s
betätigen
*
1. C o n t a c t u i t - e n w e e r
aanzetten (positie 2)
2. Mähwerkschalter mehrmals
betätigen
*
1. C o n t a c t u i t - e n w e e r
aanzetten (positie 2)
2. Grasfangbox mehrmals
öffnen und schließen
*
1. C o n t a c t u i t - e n w e e r
aanzetten (positie 2)
2. Rückwärtspedal mehrmals
betätigen
*
1. C o n t a c t u i t - e n w e e r
aanzetten (positie 2)
2. Auswur fk anal aus- und
wieder einbauen
*
Contact uit- en weer
aanzetten (positie 1)
*
Startrelais
Elektronica leest foutieve
conditie uit van de
startrelaisuitgang
Contact uit- en weer
aanzetten (positie 1)
*
Err 09
Magneetklep
motor
Elektronica leest foutieve conditie
uit van de magneetklepuitgang
voor de motor
Contact uit- en weer
aanzetten (positie 1)
*
Err 10
Bobine
Elektronica leest foutieve conditie
uit van de bobine-uitgang
Contact uit- en weer
aanzetten (positie 1)
*
Err 11
Interne
Elektronica leest foutieve conditie
voedingsspanning uit van de interne
voedingsspanning
Contact uit- en weer
aanzetten (positie 1)
*
Err 12
Bewakingsfunctie Elektronica leest foutieve conditie
interne
uit van de bewakingsfunctie voor
voedingsspanning interne voedingsspanning
Contact uit- en weer
aanzetten (positie 1)
*
Err 02
Remschakelaar
Err 03
Maaiwerkschakelaar Elektronica leest ongeldige
conditie uit van de
maaiwerkschakelaar
Err 04
Bakschakelaar
Err 05
Transmissieschakelaar Elektronica leest ongeldige
conditie uit van de
transmissieschakelaar
Err 06
Uitwerpkanaalschakelaar Elektronica leest ongeldige
conditie uit van de
uitwerpkanaalschakelaar
Err 07
Maaiwerk
Err 08
Elektronica leest ongeldige
conditie uit van de bakschakelaar
* Zelfdiagnose, eventueel automatisch wissen van de storing; dabei erlischt das Display für ca. 4
Sekunden.
Anders contact opnemen met Service.
69
NL
Mod. 3056381A - Ott/2016
D ACHTUNG! - Dieses Anweisungsheft muß das Gerät während seiner gesamten Lebensdauer begleiten.
NL LET OP! - Dit handboek moet voor de gehele levensduur bij de machine blijven.
CZ UPOZORNĚNÍ! - Tento návod byste měli používat po celou dobu životnosti přístroje.
EMAK S.p.A.
42011 Bagnolo in Piano (RE) Italy
www.emak.it