Efco OM 125/23 H de handleiding

Type
de handleiding
38
NL
VERTALING VAN DE ORIGINELE
INSTRUCTIES
INLEIDING
Om de machine correct te gebruiken en
ongelukken te voorkomen, niet beginnen
te werken zonder deze handleiding
zorgvuldig te hebben gelezen. Hierin vindt
u uitleg over de werking van de
verschillende onderdelen plus
aanwijzingen voor noodzakelijke controles
en het bijbehorende onderhoud.
OPMERKING De beschrijvingen en
illustraties in deze handleiding zijn niet
strikt bindend. Het bedrijf behoudt zich
het recht voor eventuele wijzigingen aan
te brengen. Dergelijke wijzigingen
verplichten het bedrijf niet deze
handleiding steeds opnieuw bij te
werken.
Naast de bedienings- en
onderhoudsinstructies bevat deze
handleiding enkele paragrafen die uw
speciale aandacht vragen. Dergelijke
paragrafen zijn aangegeven met de
hieronder beschreven symbolen:
LET OP: wanneer er risico bestaat op
ongelukken, persoonlijk (dodelijk) letsel of
ernstige schade.
VOORZICHTIG: wanneer er risico bestaat
op schade aan de machine of onderdelen
ervan.
De gazontrekkers met achteruitworp
worden in verschillende uitvoeringen
geproduceerd. Let er bij de volgende
beschrijvingen in deze gebruikers-
handleiding op dat u de beschrijving leest
die bij uw gazontrekker hoort.
LET OP
GEVAAR VOOR GEHOORSCHADE
ONDER NORMALE
GEBRUIKSOMSTANDIGHEDEN KAN DEZE
MACHINE DE BEDIENER BLOOTSTELLEN
AAN EEN DAGELIJKS PERSOONLIJK
GELUIDSNIVEAU DAT GELIJK IS AAN OF
HOGER IS DAN
85 dB (A)
INHOUD
1.
VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN
(bevat de voorschriften voor een veilig
gebruik van de machine)
39
2.
VERKLARING VAN DE SYMBOLEN EN
VEILIGHEIDSWAARSCHUWINGEN
(geeft informatie over de identificatie
van de machine en de betekenis van
de symbolen)
40
3.
HOOFDONDERDELEN (illustreert de
plaats van de hoofdonderdelen van de
machine)
41
4.
ASSEMBLAGE (beschrijft hoe de
verpakking moet worden verwijderd
en de losse onderdelen moeten
worden gemonteerd)
41
5.
BEDIENINGSELEMENTEN (illustreert
de plaats en de functie van alle
bedieningen)
41
6.
GEBRUIKSVOORSCHRIFTEN (bevat
alle aanwijzingen voor een correct
veilig gebruik)
44
- 6.1
Uit te voeren werkzaamheden voor de
ingebruikname
47
- 6.2
Gebruik van de machine
50
- 6.3
Het gras maaien
52
- 6.4
Transport
55
7.
ONDERHOUD (bevat alle informatie
om de machine in een goede staat te
houden)
56
- 7.1
Veiligheidsadviezen
56
- 7.2
Toegang tot de mechanische
onderdelen
57
- 7.3
Gewoon onderhoud
57
- 7.4
Werkzaamheden aan de machine
60
8.
MILIEUBESCHERMING (Geeft enkele
adviezen voor een milieuvriendelijk
gebruik van de machine)
61
9.
ACCESSOIRES (Beschrijving van de
beschikbare accessoires voor speciale
werkzaamheden)
61
- 9.1
Op aanvraag leverbare accessoires
62
10.
TECHNISCHE GEGEVENS (Geeft een
overzicht van de belangrijkste
kenmerken van de machine)
64
11.
VERKLARING VAN
OVEREENSTEMMING
65
12.
GARANTIEBEWIJS (Samenvatting van
de garantievoorwaarden)
66
13.
HULP BIJ HET OPLOSSEN VAN
PROBLEMEN (Biedt hulp om eventue-
le problemen bij het gebruik snel op te
lossen)
67
39
NL
1. VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN
LET OP
- Als de machine goed gebruikt wordt,
is het een snel, handig en effectief
werkinstrument; als het niet goed of
zonder de nodige
voorzorgsmaatregelen gebruikt
wordt, zou het een gevaarlijk werktuig
kunnen worden. Neem daarom altijd
de hieronder en verderop in de
handleiding vermelde
veiligheidsvoorschriften in acht, om
plezierig en veilig te kunnen werken.
- De blootstelling aan trillingen
veroorzaakt door het langdurig
gebruik van instrumenten die door
een interne verbrandingsmotor
worden aangedreven, kan letsels
veroorzaken aan de bloedvaten of de
zenuwen van de vingers, handen en
polsen bij personen die lijden aan
bloedsomloopstoornissen of
abnormale zwellingen. Langdurig
gebruik bij koud weer is in verband
gebracht met schade aan de
bloedvaten bij overigens gezonde
mensen. Als er symptomen optreden
als verstijving, pijn, verlies van kracht,
verandering in huidskleur of -weefsel
of verlies van gevoel in de vingers,
handen of polsen, stop dan het
gebruik van dit apparaat en ga naar
een arts.
- Het ontstekingssysteem van uw
apparaat produceert een
elektromagnetisch veld met een zeer
lage intensiteit. Dit veld kan
interferentie veroorzaken met
bepaalde pacemakers. Om het risico
op ernstig letsel of overlijden zo klein
mogelijk te houden moeten personen
met een pacemaker hun eigen arts en
de fabrikant van de pacemaker
raadplegen voordat ze deze machine
gebruiken.
LET OP: Nationale voorschriften
kunnen het gebruik van de machine
beperken.
1) Lees deze handleiding aandachtig tot u
alle veiligheidsvoorschriften,
voorzorgsmaatregelen en
bedieningsinstructies begrepen hebt
en kunt opvolgen voordat u probeert
de machine te gebruiken.
2) Houd de handleiding steeds binnen
handbereik. Als u de handleiding kwijt
bent, vraag dan een kopie aan.
3) Laat uw machine uitsluitend gebruiken
door volwassenen die de
veiligheidsvoorschriften,
voorzorgsmaatregelen en
bedieningsinstructies in deze
handleiding begrijpen en op kunnen
volgen. Minderjarigen mogen deze
machine nooit gebruiken.
4) Hanteer of bedien de machine niet als u
vermoeid, ziek of van streek bent, of
wanneer u alcohol, drugs, of medicijnen
hebt gebruikt. U dient in goede
lichamelijke conditie te zijn en mentaal
alert. Het gebruik van de machine is
inspannend. Als u aan een aandoening
lijdt die verergerd kan worden door
inspannend werk, vraag dan advies aan
een arts, voordat u met de machine
gaat werken. Wees extra voorzichtig
vlak voor rustperiodes en als het werk
bijna klaar is.
5) Houd kinderen, omstanders en dieren
op een afstand van minimaal 15 meter
van het werkgebied. Laat andere
mensen of dieren niet in de buurt
komen als u de machine start of ermee
werkt.
6) Draag bij het werken met de machine
altijd goedgekeurde beschermende
veiligheidskleding. Draag geen kleding,
sjaals, dassen of sieraden die in het
struikgewas kunnen vastraken. Lang
haar mag niet los gedragen worden en
moet worden beschermd (bijvoorbeeld
met een hoofddoek, een muts, een
helm, enz.). Gebruik de machine nooit
blootsvoets; draag
veiligheidsschoenen met
antislipzolen. Draag
beschermingsmiddelen tegen lawaai,
bijvoorbeeld gehoorbeschermers of
oordoppen.
7) Laat anderen deze machine alleen
gebruiken als ze deze
bedieningshandleiding hebben
gelezen of als ze passende instructies
hebben gekregen over het correcte en
veilige gebruik van deze machine. Geef
altijd de handleiding met de
gebruiksaanwijzingen, die moet
worden gelezen alvorens het werk te
40
NL
beginnen.
8) Controleer de machine voor gebruik om
er zeker van te zijn dat elk onderdeel,
voor de veiligheid of anderszins, goed
werkt.
9) Gebruik nooit een beschadigde,
gewijzigde, of onjuist gerepareerde of
geassembleerde machine. Verwijder of
beschadig geen enkele
veiligheidsvoorziening en stel deze
nooit buiten werking. Vervang
snijwerktuigen of
veiligheidsvoorzieningen onmiddellijk
als deze beschadigd, kapot of
verwijderd zijn.
10) Plan uw handelingen van te voren
zorgvuldig. Begin het gras niet te
maaien zolang er zich personen of
voorwerpen in het werkgebied
bevinden.
11) Alle werkzaamheden aan de machine
die niet in deze handleiding zijn
vermeld, moeten worden uitgevoerd
door geschoold personeel.
12) De zitmaaier is een apparaat dat
uitsluitend bestemd is voor het maaien
van gras. Het is niet aan te raden om
andere soorten materiaal te snoeien.
Alle andere vormen van gebruik dan
vermeld in deze handleiding, kunnen
de machine beschadigen en ernstig
gevaar opleveren voor mensen en
voorwerpen.
13) Het is niet aan te raden
gereedschappen of instrumenten, die
niet door de fabrikant zijn
gespecificeerd, aan de aftakas te
koppelen.
14) Gebruik de machine niet zonder de
beschermkap van de draaiende
onderdelen.
15) Zorg ervoor dat alle etiketten met de
gevaar- en veiligheidssymbolen in een
goede staat blijven. Vervang ze tijdig in
geval van beschadiging of slijtage.
16) Gebruik de machine niet voor andere
gebruiksdoelen dan in deze
handleiding zijn beschreven (zie
Verboden gebruik pag. 44).
17) De gebruiker is verantwoordelijk voor
het inschatten van de mogelijke risicos
van het te bewerken terrein en moet
alle noodzakelijke
voorzorgsmaatregelen nemen om zijn
veiligheid te waarborgen, vooral op
hellingen, oneffen, gladde of onvaste
terreinen.
18) Ga op hellingen altijd voorzichtig te
werk en werk in stijgende of dalende
richting, nooit overdwars. Gebruik de
machine niet op terreinen met een
hellingsgraad van meer dan 10° (17 %).
19) Vergeet niet dat de eigenaar of de
gebruiker aansprakelijk is voor
ongevallen of risicos geleden door
derden of voor schade aan goederen.
20) Tijdens werkzaamheden op oneffen
terreinen dient de gebruiker ervoor te
zorgen dat er zich niemand binnen een
straal van 20 meter om de machine
bevindt.
21) De machine kan met verschillende
accessoires worden uitgerust. De
eigenaar dient er zelf voor te zorgen dat
deze onderdelen of accessoires zijn
gecertificeerd overeenkomstig de
geldende Europese
veiligheidsvoorschriften. Het gebruik
van niet-gecertificeerde accessoires kan
uw veiligheid in gevaar brengen.
22) Laat u niet afleiden en behoud de
nodige concentratie tijdens het werk.
LET OP
- Gebruik nooit een machine met
defecte veiligheidsfuncties. De
veiligheidsuitrusting van de machine
moet gecontroleerd en onderhouden
worden zoals in dit deel beschreven is.
Als uw machine tekortschiet bij een
van de controles, neem dan contact op
met een erkend servicecentrum om
hem te laten repareren.
- Elk gebruik van de machine dat niet
uitdrukkelijk in deze handleiding is
beschreven moet beschouwd worden
als oneigenlijk en vormt dus een
gevaar voor mensen en voorwerpen.
2.
VERKLARING VAN DE SYMBOLEN EN
VEILIGHEIDSWAARSCHUWINGEN
(Fig.1)
1) Lees de gebruiks- en
onderhoudshandleiding voordat u
deze machine in gebruik neemt.
2) Let op - Verwijder de sleutel en lees de
instructies, voordat u onderhouds- of
reparatiewerkzaamheden verricht.
41
NL
3) Let op! Gevaar voor wegschietende
voorwerpen - Houd personen op een
afstand.
4) Let op! Kantelgevaar van de
machine - Gebruik deze machine niet
op hellingen met een hellingsgraad
van meer dan 10°.
5) Let op! Gevaar voor verminking -
Verzeker u ervan dat andere personen
voldoende afstand van de machine
houden wanneer de motor draait.
6) Let op! Gevaar voor verminking -
Draaiend mes; steek uw handen of
voeten niet in de behuizing van het
mes.
Let op! Gevaar voor letsel door
meesleuren van de riemen - Start de
machine niet wanneer de
beschermingen niet gemonteerd zijn.
Blijf uit de buurt van de riemen.
De typeplaatjes onder de stoel bevatten de
belangrijkste gegevens van elke machine:
7) Machinetype: ZITMAAIER
8) Technische gegevens
9) Merk en model van de machine
10) Gegarandeerd geluidsvermogensniveau
11) EG-conformiteitsmerk
12) Serienummer
13) Bouwjaar
3. HOOFDONDERDELEN (Fig.2)
1. Gashendel / choke (Emak motor)
1A. Choke (B. & S. motor)
2. Contactslot
3. Display (alleen bij de modellen die
hiermee zijn uitgerust)
4. Knop voor het inschakelen van het
mes
5. Regelhendel maaihoogte
6. Snelheidsregelingspedaal achteruit
7. Snelheidsregelingspedaal vooruit
8. Parkeerremhendel
9. Toegang elektrisch systeem en accu
(Motorkap)
10. Dop brandstoftank
11. Rempedaal
12. Maaidek
13. Transmissie-bypass
14. Grasopvangzak
15. Hendel opvangzak legen
16. Elektrische bediening bak (alleen bij
de modellen die hiermee zijn
uitgerust)
17. Sensor grasopvangbak
4. ASSEMBLAGE
NEEM DE BIJGEVOEGDE
MONTAGEHANDLEIDING IN ACHT OM
DE TREKKER UIT TE PAKKEN EN TE
MONTEREN.
LET OP - Gevaren door onvolledige
montage
De gazontrekker mag niet worden gebruikt
voordat hij volledig is gemonteerd. Voer
alle montagewerkzaamheden uit die in de
montagehandleiding worden beschreven.
Vraag in geval van twijfel vóór de
ingebruikname aan een vakman of de
montage correct is uitgevoerd.
Om transportredenen wordt de machine
zonder motorolie en benzine geleverd. De
motor moet voor het starten met olie en
benzine worden gevuld volgens de
aanwijzingen in de handleiding van de
motor.
LET OP: De machine moet op een
vlakke en stevige ondergrond
worden uitgepakt en gemonteerd met
voldoende ruimte voor de verplaatsing
van de machine en de
verpakkingsmaterialen en maak hierbij
altijd gebruik van geschikte
gereedschappen.
Het verpakkingsmateriaal moet volgens de
plaatselijk geldende voorschriften worden
verwerkt.
5. BEDIENINGSELEMENTEN
Hierna worden de bedieningselementen
van de gazontrekker met achteruitworp
beschreven. Let er op dat u de beschrijving
leest die bij uw gazontrekker hoort.
Het standaard instrumentenpaneel
Hierna worden de elementen van het
standaard instrumentenpaneel (Fig. 3)
verklaard.
Regeling van het motortoerental (3b)
VOORZICHTIG - Houd er rekening
mee dat het gebruik van de regelaar
de snelheid beïnvloedt!
Bij regelaar met geïntegreerde choke: door
de regelaar (3b) te verschuiven, wordt het
motortoerental verhoogd en verlaagd en
42
NL
in de bovenste stand wordt de choke
ingeschakeld.
Choke inschakelen: schuif de
regelaar helemaal naar boven tot
aan het chokesymbool. Gebruik deze
positie uitsluitend om de motor te
starten.
VOORZICHTIG
- Enkele trekkervarianten zijn
uitgerust met een aparte
chokeknop (3a) op het
instrumentenpaneel. Deze moet
dan bijkomend worden
uitgetrokken om de trekker te
starten.
- Schuif de knop langzaam weer
terug wanneer de motor draait!
Maaibedrijf: in deze stand draait de
motor met het maximale toerental.
Stationair bedrijf: in deze stand
draait de motor met het laagste
toerental.
Instrumentenpaneel met display en zonder display
Lees dit hoofdstuk wanneer uw gazontrekker boven het standaard instrumentenpaneel
(Fig. 3) een display heeft (Fig. 4).
Functieknoppen en de displayweergave
Pos. Aanduiding Werking
4 b
In het display worden
- dagelijkse bedrijfsuren (aanduiding met komma)
VOORZICHTIG - De dagelijkse bedrijfsuren worden
decimaal weergegeven (1,5 u = 1u 30 min).
of
- totale bedrijfsuren (aanduiding zonder komma)
weergegeven).
VOORZICHTIG - De totale bedrijfsuren beginnen te
tellen, zodra de contactsleutel in stand I wordt
gedraaid.
4 e
Om de displayaanduiding om te schakelen.
- Totale bedrijfsuren
- Dagelijkse bedrijfsuren
- Batterijspanning
VOORZICHTIG - Wanneer de contactsleutel in het
contactslot in stand „I“ staat, lopen de totale
bedrijfsuren verder.
4 n
Terugstellen van de dagelijkse bedrijfsuren op „0“.
VOORZICHTIG - Enkel de dagelijkse bedrijfsuren
kunnen teruggesteld worden op „0“ - niet de totale
bedrijfsuren.
Contactslot (3d)
Stand Werking
0
Motor uit.
De contactsleutel kan worden
uitgetrokken.
I
Koplampen aan.
Nadat de motor is gestart,
worden in deze stand de
koplampen ingeschakeld.
II
Bedrijfsstand wanneer de motor
draait.
III
Startstand om de motor te starten.
Laat de sleutel los, zodra de
motor draait. Deze springt dan
terug naar bedrijfsstand II.
43
NL
Controlelampjes
Pos. Aanduiding De aanduiding brandt:
4 a
1. terwijl de motor draait:
- bij defecte of diep ontladen startbatterij.
- kabeltoevoerleiding motor – batterij onderbroken.
- zekering defect (15 A-blauw).
- Dynamo aan de motor defect
2. terwijl de motor stilstaat:
- bij diep ontladen startbatterij.
VOORZICHTIG - Ga naar de erkende
reparatiewerkplaats wanneer deze aanduiding brandt!
4 c
wanneer de grasopvangbak vol is.
Maak de grasopvangbak leeg!
4 d
wanneer de maaier is ingeschakeld.
4 f
wanneer voor de maaier het achteruitrijden werd geactiveerd.
4 g
wanneer een persoon of voorwerp zich in het zijdelingse
werkbereik van de gazontrekker bevindt.
4 h
wanneer de grasopvangbak is verwijderd of niet gesloten
conform de voorschriften.
4 i bij ingeschakelde koplampen.
4 j
wanneer de rem wordt ingedrukt en bij vergrendeling van de
rem.
4 k
wanneer er zich enkel nog een brandstofresthoeveelheid van
maximaal ongeveer 1,5 liter in de tank bevindt.
4 l
wanneer het oliepeil zich onder een bepaald peil bevindt
4 m
wanneer de bestuurder afstapt van de trekker bij:
- draaiende motor (rem is vergrendeld)
Rem- en koppelingspedaal
- Rem: wanneer u het pedaal (Fig. 6a) helemaal indrukt, wordt de rem op de transmissie
in werking gesteld, de trekker remt af.
- Parkeerrem: swanneer u bij ingedrukt rempedaal (6a) de vergrendelingshendel (6b)
naar boven trekt, wordt de rem vergrendeld. Door het pedaal opnieuw in te drukken,
wordt de rem losgelaten.
44
NL
Bediening van de transmissie
(rijsnelheid) Snelheidsregelingspedalen
De gazontrekkers zijn uitgerust met een
hydrostaat (pedaalbediening).
Om vooruit en achteruit te rijden, zijn aan
de rechterkant twee aparte pedalen
ondergebracht.
Rijrichting Beschrijving
Vooruit
Gebruik het rechter pedaal
(Fig.5b) om vooruit te rijden.
Achteruit
Gebruik het linker pedaal (5a)
om achteruit te rijden.
VOORZICHTIG -
Wanneer enkel het
pedaal om achteruit te
rijden wordt gebruikt,
wordt de maaier
uitgeschakeld.
Maaibedrijf tijdens
achteruitrijden:
zie hoofdstuk “Maaien met
de gazontrekker”.
LET OP: De overgang van de
vooruitversnelling naar de
achteruitversnelling moet bij
stilstaande machine worden uitgevoerd.
LET OP: Gebruik het
snelheidsregelingspedaal voor het
omkeren ten opzicht van de rijrichting
nooit als rem. Bijvoorbeeld: gebruik het
snelheidsregelingspedaal van de
achteruitversnelling niet, wanneer de
machine vooruit rijdt.
Hydrostaat (pedaalbediening)
De hydrostaat (pedaalbediening) wordt
bediend door twee pedalen (5a en 5b).
Om te vertrekken laat u bij draaiende
motor eerst de parkeerrem (6a) los en
daarna drukt u het pedaal (5b) in om
vooruit te rijden of het pedaal (5a) om
achteruit te rijden. Hoe verder u het pedaal
indrukt, hoe sneller u in de gekozen
richting rijdt.
Bediening maaier
Maaihoogte instellen
De maaier van de trekker kan met een
hendel (7b) rechts naast de
bestuurdersstoel in meerdere stappen in
de hoogte worden versteld.
1. Beweeg de verstelhendel (7b) in de
gewenste richting. Hendel naar
beneden betekent lage maaihoogte,
hendel naar boven, grote maaihoogte.
LET OP: Laat de hendel niet in een
tussenstand tussen twee
inkepingen. Risico op onverwachte
beweging van de snijplaat.
Maaier inschakelen
Elektrische inschakeling: Op het
instrumentenpaneel bevindt zich een
schakelaar (Fig. 3e). Schakel hiermee de
maaier in.
6. GEBRUIKSVOORSCHRIFTEN
Verboden gebruik
LET OP: Gebruik de machine alleen
voor het maaien van het gras in
tuinen of parken. Elk ander gebruik is
verboden en doet de garantie vervallen
en ontheft de fabrikant van elke
aansprakelijkheid. De kosten die
voortkomen uit de schade of letsel aan
de gebruiker zelf of aan derden zijn ten
laste van de gebruiker.
Ook de volgende handelingen vallen
onder verboden gebruik:
- Takken of andere materialen die steviger
zijn dan gras maaien of malen.
- Stevige, stoffige materialen, elk soort
afval, bladeren, zand of grind opzuigen
of van de grond rapen.
- Oneffenheden en hobbels van het
terrein gladmaken; het mes mag nooit
het terrein raken.
- Gereedschappen of toepassingen op de
aftakas van de motor aanbrengen die
niet aangegeven zijn door de fabrikant.
- Het mes op kale stukken inschakelen.
- Andere personen, kinderen of dieren op
de machine of op een aanhangwagen
vervoeren.
- Gebruik van de machine:
1) bij het rijden op natte of gladde
terreinen of hellingen,
45
NL
2) op oppervlakken met gaten, sloten,
treden of trappen,
3) op oppervlakken met plotselinge
hellingveranderingen, verborgen
obstakels, scherpe hoeken, kippengaas
op de grond.
Controleer ook de stevigheid van het
terrein, vooral in gebieden die gemakkelijk
verzakken (bv. pas bewerkte grond,
modderpoelen en drassige grond) waarin
de wielen plotseling kunnen wegzakken
en de machine uit zijn evenwicht raakt.
- Lasten trekken of duwen zonder gebruik
te maken van de trekhaak.
LET OP: De machine mag gebruikt
worden om een aantal eenvoudige
accessoires met een beperkt gewicht te
slepen (zie hoofdstuk Accessoires).
Gebruik de machine niet om andere
voorwerpen of accessoires te slepen dan
door de fabrikant aangegeven zijn. Het
getrokken voorwerp kan kantelen met
gevaar voor de bestuurder en de
voorwerpen. Het getrokken voorwerp
heeft een negatieve invloed op het
evenwicht van de machine die op zijn
beurt gemakkelijk kan kantelen, vooral
op hellingen of afdalingen. Wanneer
wordt geremd, kan een aanhanger zonder
remmen tegen de machine botsen met
gevaarlijke bewegingen tot gevolg. Let
vooral goed op wanneer deze accessoires
over harde terreinen worden getrokken.
Voorzorgsmaatregelen voor het gebruik
van de machine
LET OP: De veiligheidssystemen van
de machine mogen niet onklaar
gemaakt of verwijderd worden.
ONTHOUD DAT DE GEBRUIKER ALTIJD
VERANTWOORDELIJK IS VOOR SCHADE
DIE AAN DERDEN WORDT
TOEGEBRACHT.
Alvorens de machine in gebruik te nemen:
- Lees de algemene
veiligheidsvoorschriften aandachtig,
met speciale aandacht voor het rijden
en maaien op hellende terreinen,
- Lees de gebruiksaanwijzingen
aandachtig, maak u vertrouwd met de
bedieningen en met de manier waarop
het mes en de machine snel gestopt
kunnen worden.
LET OP
- Als u een situatie tegenkomt waarin u
niet zeker weet wat te doen dient u
een deskundige te raadplegen. Wend
u tot uw dealer of een erkend
servicecentrum. Vermijd elk gebruik
waarvan u denkt dat het buiten uw
capaciteiten valt.
- Gebruik het apparaat niet als u geen
hulp kunt vragen bij ongelukken.
- Probeer het gemaaide materiaal niet
te verwijderen als de motor draait of
als het snijwerktuig in beweging is
om ernstig letsel te voorkomen.
- Soms kan het gebeuren dat takken of
struikgewas tussen de
snelheidsregelingspedalen vast
blijven zitten. Zet de motor altijd uit
voordat u dit schoonmaakt.
- Laat de machine nooit onbeheerd
achter wanneer de motor draait of de
sleutel in het contactslot gestoken is.
Stop het mes altijd, schakel de
parkeerrem in, zet de motor af en
neem de sleutel weg. Schakel de
motor uit en neem de sleutel uit het
contactslot wanneer u zich van de
machine verwijdert, vóór het
bijvullen van de brandstof en vóór elk
onderhoud of reiniging.
- De zitmaaier is een apparaat dat
uitsluitend bestemd is voor het
maaien van gras. Het is niet aan te
raden om andere soorten materiaal te
snoeien. Alle andere vormen van
gebruik dan vermeld in deze
handleiding, kunnen de machine
beschadigen en ernstig gevaar
opleveren voor mensen en
voorwerpen.
- Controleer regelmatig de toestand en
de spanning van de banden. Banden
die in een slechte staat verkeren of
met een verkeerde bandenspanning
kunnen een slechter evenwicht van
de machine veroorzaken en voor een
ongelijkmatig maairesultaat zorgen.
- De machine mag niet op de openbare
weg rijden, ook niet om over te
46
NL
steken.
- Gebruik de machine nooit om andere
voorwerpen te trekken of te duwen.
- Gebruik de machine alleen bij daglicht
of als de kunstmatige verlichting
voldoende is. Houd de machine op
voldoende afstand van gaten of andere
oneffenheden van het terrein.
- Wees extra voorzichtig bij het
veranderen van richting en vooral op
hellingen.
- Plaats nooit uw handen of voeten
dichtbij of onder de bewegende delen.
- Hef of vervoer nooit een machine
wanneer de motor in werking is.
- Verminder de snelheid van de motor
voordat u hem uitschakelt.
- Stop de machine als het mes een
vreemd voorwerp raakt. Inspecteer de
machine en herstel onderdelen als dat
nodig is.
- Verzeker u ervan dat het snijwerktuig
geen enkel voorwerp raakt, voordat u de
motor start.
- Houd het stuurwiel, de
bedieningshendels en -pedalen schoon,
droog en vrij van olie of brandstof.
- Controleer het werkgebied op mogelijke
obstakels (wortels, stenen, takken,
sloten, enz.).
- Wees bijzonder voorzichtig en alert
tijdens het dragen van
gehoorbescherming want dergelijke
apparatuur kan uw vermogen om
waarschuwende geluiden (roepen,
signalen, waarschuwingen, enz.)
belemmeren.
- Verlaag de snelheid voordat u een bocht
neemt.
- Stop het mes wanneer u niet maait.
- Let op wanneer u om een vast voorwerp
rijdt om ervoor te zorgen dat het mes er
niet tegen aan stoot. Rijd nooit over
vreemde voorwerpen.
Gebruik op hellingen
LET OP
- Schakel de parkeerrem altijd in
voordat u de machine stilzet en
onbeheerd achterlaat.
- Begin op hellende terreinen zeer
voorzichtig te rijden om te
voorkomen dat de machine steigert.
- Verlaag op hellende terreinen de
snelheid voordat u van richting
verandert.
- Schakel het snelheidsregelingspedaal
voor het achteruit rijden nooit in om
de snelheid tijdens een afdaling te
verlagen: dit kan verlies van controle
over de machine tot gevolg hebben,
vooral op gladde terreinen.
Tijdens het gebruik op hellingen is het risico
op controleverlies en kanteling van de
machine het grootst. Beide gevallen kunnen
ernstige schade of zelfs de dood tot gevolg
hebben. Ga zeer voorzichtig te werk. Als u de
helling niet kunt nemen of als u zich er
onzeker over voelt, maai het gras op de
helling dan niet.
LET OP: Zet de maai-unit tijdens de
afdaling op de laagste stand om het
zwaartepunt van de machine te
verlagen en hem stabieler te maken.
Controleer de snelheid tijdens de afdaling
met het snelheidsregelingspedaal (om het
remeffect van de hydrostatische
overbrenging te benutten) en met de
gashendel.
Ga als volgt te werk om op hellingen te
werken:
- Maai in stijgende en dalende richting,
maar niet overdwars.
- Rijd nooit met de machine op hellingen
met een hellingsgraad van meer dan 10°
(17%).
- Start of stop de machine niet op een
helling. Als de luchtbanden beginnen te
slippen, stop dan het mes en daal de
helling langzaam af.
- Rijd altijd op een gelijkmatige en matige
snelheid.
- Verander niet plotseling van snelheid of
van richting.
- Vermijd zo veel mogelijk om bochten te
nemen. Als het echt noodzakelijk is,
stuur dan langzaam en geleidelijk naar
beneden. Rijd op lage snelheid. Maak
kleine bewegingen met het stuurwiel.
47
NL
- Let op en voorkom om over voren,
gaten en oneffenheden te rijden. Bij
oneffen terrein kan de machine
gemakkelijker kantelen. Lang gras kan
obstakels verbergen.
- Maai of stop niet in de buurt van
bermen, sloten of ophogingen. De
machine kan plotseling kantelen als een
wiel de rand van een afgrond of een
sloot overschrijdt of als de berm verzakt.
- Maai het gras niet wanneer het nat is.
Het terrein is dan glad en de banden
zouden hun grip kunnen verliezen
waardoor de machine kan gaan slippen.
- Probeer de machine niet stabiel te
maken door een voet op de grond te
zetten.
- Let op de nabijheid van scherpe hoeken,
struikgewas, bomen of andere
voorwerpen die het zicht belemmeren.
Kinderen
- Wanneer niet op kinderen in de buurt
van de machine wordt gelet, kan dit
zeer ernstige schade tot gevolg hebben.
Kinderen hebben vaak veel
belangstelling voor de machine en de
maaiwerkzaamheden en worden erdoor
aangetrokken.
- Houd kinderen uit de buurt van het
maaigebied en onder het toeziend oog
van een andere volwassene.
- Zorg ervoor de machine uit te zetten
wanneer kinderen het maaigebied
betreden.
- Kijk voor en tijdens het achteruitrijden
achterom en omlaag om u ervan te
verzekeren dat er geen kleine kinderen
zijn.
- Vervoer nooit kinderen. Ze kunnen
vallen en ernstig letsel oplopen of een
veilige manoeuvre van de machine
verhinderen.
- Sta kinderen nooit toe om de machine
te gebruiken.
6.1 Uit te voeren werkzaamheden
voor de ingebruikname
Voordat u begint te werken, moet een
aantal controles en werkzaamheden
worden uitgevoerd om er zeker van te zijn
dat het werk goed en veilig wordt
uitgevoerd.
De tank vullen
VOORZICHTIG: Het type benzine en
olie dat gebruikt moet worden, is
vermeld in het instructieboekje van de
motor.
Olie
VOORZICHTIG
- DE MACHINE WORDT ZONDER OLIE
GELEVERD. Vul het reservoir met
motorolie voordat u de machine start.
- Het gebruik van de motor met
onvoldoende olie kan ernstige schade
toebrengen aan de motor. Zorg ervoor
dat de motor uitgeschakeld is en op een
vlakke ondergrond ligt als u hem wilt
controleren.
- Het gebruik van niet-reinigende olie of
olie voor tweetaktmotoren kan de
levensduur van de motor verkorten.
Controleer het motoroliepeil bij afgezette
motor. Het peil moet zich tussen de
streepjes MIN en MAX van de peilstok
bevinden.
Benzine
LET OP
- Benzine is een zeer brandbare
brandstof. Wees zeer voorzichtig
tijdens het gebruik ervan. Rook niet
en breng geen vuur of vlammen in de
buurt van de brandstof of de
machine.
- Benzine en benzinedampen kunnen
bij inademing of contact met de huid
ernstig letsel veroorzaken. Wees
daarom voorzichtig bij het hanteren
van brandstof en zorg voor
voldoende ventilatie.
- Let op het risico voor vergiftiging
door koolmonoxide, een geurloze,
giftige en dodelijke stof.
- Hanteer brandstof buiten waar geen
vonken of vlammen zijn.
- Kies een kale ondergrond, stop de
48
NL
machine en laat hem afkoelen voordat u
benzine bijvult.
- Gebruik nooit oude of vervuilde benzine
of een olie/benzine mengsel. Voorkom
dat er vuil of water in de brandstoftank
terechtkomt.
- Mors geen benzine op de kunststof
delen om deze niet te beschadigen. Bij
toevallig lekken, onmiddellijk met water
spoelen. De garantie dekt geen schade
veroorzaakt door benzine aan de
kunststof delen van de carrosserie of
van de motor.
- Draai de dop langzaam los om druk te
laten ontsnappen en om te voorkomen
dat er brandstof rond de dop naar
buiten lekt.
- Maak het gebied rond de tankdop
schoon om verontreiniging te
voorkomen.
- Voordat u de tankdop terugzet, de
pakking schoonmaken en inspecteren.
- Draai de dop van de tank stevig dicht
nadat u brandstof hebt bijgevuld. Het
trillen van de machine kan leiden tot het
losraken van een niet goed afgesloten
brandstofdop waardoor brandstof
gemorst kan worden.
- Veeg uit de machine gemorste
brandstof weg en laat het restant van de
brandstof vervliegen. Loop 3 m weg van
de plaats waar u brandstof hebt
bijgevuld voordat u de motor start.
- Probeer nooit gemorste brandstof te
verbranden.
- Zet de machine nooit op een plaats met
brandbare materialen zoals droge
bladeren, stro, papier, enzovoorts.
- Haal nooit de dop van de tank als de
motor loopt.
- Let erop dat u er geen brandstof
terechtkomt op uw kleding. Als u
brandstof gemorst hebt op uw kleding,
kleed u dan om. Was alle delen van uw
lichaam die in contact zijn gekomen
met brandstof. Gebruik water en zeep.
- Stel brandstoftank niet bloot aan direct
zonlicht.
- Bewaar en vervoer brandstof in een
hiervoor goedgekeurde, schone tank.
- Bewaar brandstof op een koele, droge,
goed geventileerde plaats.
- Bewaar de maaier en brandstof op een
plaats waar brandstofdampen geen
vonken of open vuur van
verwarmingsketels, elektrische motoren
of schakelaars, ketels, enz. kunnen
bereiken.
- Houd brandstof uit de buurt van
kinderen.
- Gebruik nooit brandstof voor
reinigingswerkzaamheden.
LET OP
- De tank moet gevuld worden bij
afgezette motor op een onoverdekte
en goed geventileerde plek. Bedenk
dat benzinedampen brandbaar zijn.
BRENG GEEN VLAMMEN IN DE BUURT
VAN DE OPENING VAN DE TANK OM
DE INHOUD ERVAN TE CONTROLEREN
EN ROOK NIET TIJDENS HET TANKEN.
- Controleer of er geen
brandstoflekkage is. Verhelp
eventuele lekkage voordat u de
machine gebruikt. Neem, indien
nodig, contact op met uw dealer.
Tank vullen
1. Zet de motor uit en trek veiligheidshalve
de contactsleutel uit.
2. Wacht tot de motor een beetje is
afgekoeld (explosiegevaar door
ontstoken brandstof).
3. Open de motorkap (9, Fig.2) naar boven.
4. Open de tankdop (A, Fig.10) en vul de
benzine.
LET OP - Vermijd dat de benzinetank
te vol wordt gevuld.
5. Sluit de tankdop (A).
6. Sluit de motorkap (9).
Bandenspanning
Een juiste bandenspanning is noodzakelijk
om het maaidek geheel vlak boven het
grasoppervlak te krijgen, zodat u een mooi
maairesultaat krijgt. Draai de
beschermdoppen los en sluit de ventielen
op een persluchtmachine met een
manometer aan.
- Controleer de bandendruk regelmatig.
- Lees de vereiste luchtdruk af op de
banden
LET OP: 1 PSI = 0,07 bar
49
NL
Montage van de opvangzak of van de
steenbeschermkap
LET OP: Gebruik de machine nooit
zonder dat de opvangzak of de
steenbeschermkap is gemonteerd.
Vulstandmelder grasbak ophangen
De vulstandmelder meldt via een
signaaltoon wanneer de grasopvangbak
moet worden leeggemaakt. Om de
vulstandmelder aan te bouwen, moet de
grasopvangbak gedemonteerd zijn.
De vulstandmelder (11a) moet in de opening
van de rugwand worden geschoven. Let op
de juiste plaats van de vulstandmelder.
Schuif deze recht en zonder te forceren in de
opening tot hij merkbaar vastklikt.
Grasopvangbak ophangen
1. Houd de grasopvangbak met een hand
aan de bakgreep (12a) vast en met de
andere hand aan de vasthoudopening
aan de achterkant (12b).
2. Leg de grasopvangbak symmetrisch op
de leiding (12c).
3. Kantel de grasopvangbak met de
andere hand lichtjes naar voor (13),
zodat het voorste deel van de
grasopvangbak vastklikt.
4. Draai de grasopvangbak nu opnieuw
naar beneden (14a).
5. Controleer of de grasopvangbak correct
is bevestigd (Fig. 15).
Wanneer u geen gras wilt opvangen, kunt
u de grasopvangzak vervangen door de op
aanvraag verkrijgbare kit
steenbeschermkap.
De veiligheidsvoorzieningen controleren
De veiligheidsvoorzieningen moeten vóór
elke start van de gazontrekker worden
gecontroleerd.
LET OP
- Gevaar bij de controle van de
veiligheidsvoorzieningen!
-De controle van
veiligheidsvoorzieningen mag enkel
vanaf de bestuurdersstoel worden
uitgevoerd en wanneer er geen
personen of dieren in de buurt zijn!
Voer alle controles op een vlakke
ondergrond uit, zodat de gazontrekker niet
onbedoeld kan rollen.
Remcontactschakelaar controleren
De remcontactschakelaar zorgt ervoor dat
de motor niet kan worden gestart,
wanneer de rem niet wordt gebruikt.
1. De motor staat uit.
2. Neem plaats op de bestuurdersstoel.
3. Maak de parkeerrem los door het
rempedaal (6a) in te drukken.
4. Probeer de motor te starten
(contactsleutel in stand III).
LET OP: De motor mag niet starten!
Contactschakelaar van de maaier
controleren
De contactschakelaar van de maaier zorgt
ervoor dat de motor niet kan worden
gestart wanneer de maaier is geactiveerd.
1. Motor staat uit.
2. Neem plaats op de bestuurdersstoel.
3. Duw het rempedaal in (6a) en bedien
de parkeerrem (6b).
4. Schakel de maaier in.
5. Probeer de motor te starten
(contactsleutel in stand III).
LET OP: De motor mag niet starten!
Contactschakelaar van de stoel
controleren
De contactschakelaar van de stoel zorgt
ervoor dat de motor wordt uitgeschakeld
zodra er zich niemand meer op de
bestuurdersstoel bevindt en de maaier is
ingeschakeld.
1. Neem plaats op de bestuurdersstoel.
2. Duw het rempedaal in (6a) en bedien
de parkeerrem (6b).
3. Start de motor en laat hem draaien met
het maximale toerental.
4. Schakel de maaier in.
5. Ontlast de stoel door op te staan (niet
afstappen!).
LET OP: De motor moet uitschakelen!
50
NL
Contactschakelaar van de grasopvangbak
controleren
De contactschakelaar op de
grasopvangbak zorgt ervoor dat de motor
wordt uitgeschakeld zodra de
grasopvangbak niet correct is opgehangen
en de maaier is ingeschakeld.
1. Neem plaats op de bestuurdersstoel.
2. Duw het rempedaal in (6a) en bedien
de parkeerrem (6b).
3. Start de motor en laat hem draaien met
het maximale toerental.
4. Schakel de maaier in.
5. Til de lege grasopvangbak lichtjes op of
bedien de openingsschakelaar.
LET OP: De motor moet uitschakelen!
Contactschakelaar van het uitwerpkanaal
controleren
De contactschakelaar van het
uitwerpkanaal zorgt ervoor dat de
gazontrekker niet kan worden gestart
wanneer het uitwerpkanaal is
gedemonteerd.
1. Neem de grasopvangbak weg.
2. Verwijder het uitwerpkanaal.
3. Neem plaats op de bestuurdersstoel.
4. Duw het rempedaal in (6a) en bedien
de parkeerrem (6b).
5. Start de motor.
LET OP: De motor mag niet starten!
LET OP: Gebruik de machine niet als
u er niet zeker van bent dat hij goed
en veilig werkt en neem onmiddellijk
contact op met uw dealer voor de
noodzakelijke controles of reparaties.
6.2 Gebruik van de machine
DE TREKKER GEBRUIKEN
LET OP
- Gevaren door ontoereikende kennis
van de gazontrekker!
- Lees de gebruikshandleiding
nauwkeurig voordat u start!
- Neem vooral alle veiligheidsinstructies in
acht!
- Voer alle montagewerkzaamheden en
alle werkzaamheden voor de
ingebruikname nauwgezet uit. Informeer
in geval van twijfel bij de fabrikant!
Essentiële voorbereidende maatregelen
- Draag tijdens het maaien altijd stevig
schoeisel en een lange broek. Maai nooit
blootsvoets of met open sandalen.
- Controleer het terrein waarop de
gazontrekker wordt gebruikt volledig en
verwijder alle stenen, stokken, draden,
beenderen en andere vreemde
voorwerpen die kunnen worden
gegrepen en weggeslingerd. Ook tijdens
het maaien moet naar vreemde
voorwerpen worden uitgekeken.
- Voer alle werkzaamheden uit die in de
ingebruikname zijn beschreven. Dit geldt
vooral voor de controle van de
veiligheidsvoorzieningen.
- Gebruik enkel de koppelinrichting om
lasten te trekken! Overschrijd de
belasting niet.
- Het transport van voorwerpen op de
gazontrekker, in of op de grasopvangbak
is verboden!
Gebruik van toebehoren
LET OP
- Gevaar door foutief toebehoren of
foutief gebruik van het toebehoren!
- Gebruik altijd enkel het originele
toebehoren van de fabrikant van de
trekker!
- Neem de gebruiksvoorschriften in de
bijgevoegde gebruikershandleidingen in
acht!
Het gebruik van niet toegestaan
toebehoren of het foutief gebruik kan
grote gevaren voor de gebruiker en derden
veroorzaken. De gazontrekker zou
overbelast kunnen worden. Dit kan zware
ongevallen veroorzaken.
Verplaats de trekker met de motor uit
LET OP
- Gevaar bij het schuiven op hellingen!
- Schuif de gazontrekker enkel op een
vlakke ondergrond! Op hellingen zou de
gazontrekker ongecontroleerd bergaf
51
NL
kunnen rollen.
Om de trekker met de motor uit moet je de
hendel ontgrendelen by-pass te
verplaatsen.
Bij hydrostaat (pedaalbediening):
de bypasshendel (Fig. 16-17) bevindt zich
in de wielkast rechts achter.
Ontgrendeling bypass bij T3-transmissie
(type 95-105)
- Trek de bypasshendel (17a) uit en hang
naar boven op.
- Laat de rem los.
Ontgrendeling bypass bij G700-transmissie
(type 125)
- Schuif bypasshendel (16a) erin en hang
naar boven op.
- Laat de rem los.
VOORZICHTIG: Om beschadiging
van de transmissiegroep te
vermijden, mag het blokkeren/
deblokkeren van de hendel enkel
uitgevoerd worden als de motor
uitgeschakeld is en de parkeerrem
ingeschakeld is.
De motor starten en afstellen
De motor starten
1. Neem plaats op de bestuurdersstoel.
2. Druk het rempedaal (6a) aan de
linkerkant helemaal in en blokkeer het
met de vaststelhendel (6b).
3. Controleer of de maaier NIET is
ingeschakeld. Controleer daarvoor de
positie van de kantelschakelaar (3e).
4. Plaats de regelaar (3b) voor het
motortoerental tegen de bovenste
aanslag. Naargelang de
uitrustingsvariant bevindt het choke-
symbool zich daar. Indien dit niet zo is,
trek de afzonderlijke choke-knop uit
(3a).
5. Steek de contactsleutel in het
contactslot (3d).
6. Draai de contactsleutel in stand „III“ en
houd deze zo lang in deze stand tot de
motor draait.
VOORZICHTIG - Om de startbatterij te
ontzien, mag de startpoging niet
langer dan ongeveer 5 seconden duren.
7. Laat vervolgens de contactsleutel los,
die automatisch in stand „II“ springt.
8. Plaats de regelaar (3b) voor het
motortoerental in bedrijfsstand. Bij een
uitrustingsvariant met choke-knop
drukt u deze opnieuw in (3a).
De motor uitzetten
1. Schakel de maaier uit (3e).
2. Plaats de regelaar (3b) voor het
motortoerental in stationaire stand.
3. Druk het rempedaal (6a) in en blokkeer
het met de vaststelhendel (6b).
4. Draai de contactsleutel (3d) in stand „0“.
5. Trek de contactsleutel uit.
LET OP
- Gevaar door hete motor!
- Let er bij het uitschakelen van de motor
op dat hete motoronderdelen zoals de
uitlaatdemper geen voorwerpen of
materialen in de nabije omgeving,
kunnen ontsteken!
Met de trekker rijden
LET OP
- Gevaar door onaangepaste snelheid!
- Rijd vooral in het begin langzaam om
aan het rij- en remgedrag van de trekker
te wennen!
- Voor elke richtingsverandering moet de
rijsnelheid zodanig worden verminderd
dat de bestuurder altijd de controle over
de gazontrekker behoudt en deze
daarbij niet kan omkantelen!
Uw trekker wordt aangedreven door een
hydrostaat(pedaalbediening).
Rit voorbereiden bij temperaturen
onder 10°C
VOORZICHTIG
1. Controleer of de maaier NIET is
ingeschakeld. Controleer daarvoor de
kantelschakelaar (3e).
2. Start de motor en laat deze voor de
optimalisering van de viscositeit van de
transmissie-olie ongeveer 30 seconden
52
NL
lang warmlopen. Daarna kunt u met de
trekker rijden. De maaier mag pas
worden ingeschakeld wanneer de
motor enkele minuten draait.
Met hydrostaat (pedaalbediening)
rijden
1. Druk het rempedaal (6a) in en blokkeer
het met de vaststelhendel (6b).
2. Stel de maaier in op de hoogste
maaihoogte (7b).
3. Start de motor.
4. Druk de rem in (6a).
5. Druk langzaam op het voetpedaal voor
de gewenste rijrichting.
- Voorwaarts: voetpedaal (5b)
- Achterwaarts: voetpedaal (5a)
6. Hoe verder u het pedaal indrukt, hoe
sneller de trekker zich in de gewenste
richting verplaatst.
7. Om te stoppen, laat u het voetpedaal
los en drukt u het rempedaal (6a) in.
LET OP: Trek altijd, wanneer u de
trekker verlaat, de vaststelhendel (6b)
bij ingeduwd rempedaal aan, zodat de
trekker niet kan wegrollen!
6.3 Het gras maaien
Het gras kan zowel in de vooruit- als in de
achteruitversnelling worden gemaaid.
Het gras maaien in de vooruitversnelling
Voor een zuiver maairesultaat moet de
rijsnelheid worden aangepast aan de
gazonverhoudingen. Kies voor het maaien
maximaal 2/3 van de mogelijke rijsnelheid
met het pedaal. De maximale snelheid van
de trekker is uitsluitend bestemd voor de
rijmodus zonder ingeschakelde maaier.
Doorgaans bedraagt de maaihoogte 4 - 5
cm. Dit komt overeen met het 2e of 3e
raster van de hoogteverstelling (7b). Maai
met een hogere maaihoogte wanneer het
gras vochtig en nat is.
Maai doelmatig in twee doorgangen
wanneer het gras zeer hoog is. Stel de
maaier bij de eerste doorgang op
maximale maaihoogte. Bij de tweede
doorgang kunt u deze dan op de gewenste
hoogte instellen.
De maaier inschakelen
VOORZICHTIG
- De maaier mag pas worden ingeschakeld
wanneer de motor al ongeveer een
minuut is warmgelopen!
- Wanneer u de maaier inschakelt, mag de
gazonmaaier niet in hoog gras staan.
1. Start de motor.
2. Plaats de regelaar (3b) voor het
motortoerental in bedrijfsstand.
3. Stel de maaier in op de hoogste
maaihoogte (7b).
4. Schakel de maaier in met de
kantelschakelaar (3e) (stand „I“).
5. Stel de gewenste maaihoogte met de
hendel (7b) in.
6. Begin te rijden met de gazontrekker.
Het gras maaien in de achteruitversnelling
VOORZICHTIG - Wanneer enkel het
pedaal voor achteruitrijden wordt
ingedrukt, wordt de maaier uitgeschakeld.
1. Druk de knop achteruitmaaien (3f) in
en binnen 5 seconden het pedaal (5a)
om achteruit te rijden.
LET OP
- Ongevalgevaar bij het achteruitrijden!
- Houd het gebied achter u in de gaten
tijdens het achteruitmaaien!
- Achteruitmaaien enkel indien nodig!
De maaier uitschakelen
LET OP
- Gevaar door messen die blijven
draaien!
- Een (na)draaiend snijmes kan handen en
voeten snijden!
- Houd handen en voeten daarom uit de
buurt van het messensysteem!
Schakel de maaier met de kantelschakelaar
(stand „0“) uit (3e).
De maaier kan zowel in stilstand als
wanneer de trekker rijdt, worden
uitgeschakeld.
Schakel de maaier altijd uit wanneer u op
andere ondergrond dan gras rijdt.
53
NL
De opvangzak legen
VOORZICHTIG - Wanneer de
grasopvangbak gevuld is, klinkt een
akoestisch signaal. De bak moet ten laatste
nu worden leeggemaakt.
Naargelang de uitrustingsvariant beschikt
uw gazontrekker over een elektrisch
bediende functie grasopvangbak-
leegmaken of een handmatig bediende
grasopvangbak met bedieningshendel.
Voor alle bakvarianten geldt:
- het leegmaken van de grasopvangbak
kan vanop de bestuurdersstoel worden
uitgevoerd.
- Wanneer bij ingeschakelde maaier de
grasopvangbak omhoog wordt geklapt
of opgehangen, slaat de motor af.
- Wanneer de grasopvangbak niet correct
is vastgeklikt, kan de maaier niet worden
ingeschakeld.
De elektrisch bediende grasopvangbak
leegmaken
1. Om leeg te maken, gebruikt u de
kantelschakelaar (8a) op de linkerkant
van de bestuurdersstoel.
2. Om de grasopvangbak te sluiten,
gebruikt u de kantelschakelaar
opnieuw.
De grasopvangbak met de
bedieningshendel leegmaken
1. Trek de bedieningshendel uit de
grasopvangbak (Fig. 18).
2. Druk de bedieningshendel in de
rijrichting zodat de grasopvangbak
opengaat.
3. Beweeg de grasopvangbak met de
hendel naar achter tot de bak vastklikt.
Hellende terreinen
Zie paragraaf Gebruik op hellingen op
pag. 46.
Mulchingkit
Als de bestuurder het gras op het terrein
wil achterlaten en het ook wil fijnmalen,
dan wordt de mulchingkit bij de machine
geleverd.
LET OP - Voor montage gebruikt u de
juiste handleiding “Montage
mulchset”.
Adviezen voor een mooi gazon
1. Om een mooi, groen en zacht gazon te
behouden, moet het regelmatig
gemaaid worden zonder het gras te
belasten. Het gazon kan uit
verschillende soorten gras bestaan.
Door frequent maaien groeit het gras
beter en ontwikkelt veel wortels,
waardoor een stevig grasdek wordt
gevormd. Wanneer het gras minder
vaak wordt gemaaid, ontstaat er vooral
hoog en wild gras (klaver, vergeet-mij-
nietjes, enz.).
2. Het heeft de voorkeur om het gras te
maaien wanneer het gazon goed
droog is.
3. Het mes moet onbeschadigd en goed
geslepen zijn, zodat het gras recht en
zonder kartels wordt afgesneden,
omdat de punten van het gras anders
geel worden.
4. De motor moet op het hoogste
toerental worden gebruikt, zowel om
een rechte snede van het gras te
garanderen, als om een goede uitvoer
van het gemaaide gras uit het
uitwerpkanaal te bewerkstelligen.
5. De frequentie waarmee gemaaid
wordt moet in verhouding staan met
de groei van het gras. Voorkom daarbij
dat het gras tussen twee maaibeurten
in te veel groeit.
6. Tijdens warme en droge periodes is
het beter om het gras iets langer te
houden om de uitdroging van het
terrein te beperken.
7. De optimale lengte van het gras van
een goed verzorgd gazon is ongeveer
4-5 cm en bij het maaien moet niet
meer dan een derde van de totale
lengte worden verwijderd. Als het gras
erg lang is, is het beter om het in twee
maal te maaien op twee
achtereenvolgende dagen: de eerste
keer met het mes op de maximale
hoogte en de tweede maal op de
gewenste hoogte.
8. Uw gazon zal er mooier uitzien indien
u afwisselend in de lengte- en in de
dwarsrichting maait.
9. Als het uitwerpkanaal de neiging heeft
verstopt te raken dan moet u uw
54
NL
snelheid vertragen. Deze kan te hoog
zijn met het oog op de toestand van
het te maaien gazon. Indien het
probleem aanhoudt, kan dit zijn
doordat het mes bot is of doordat de
windvleugels vervormd zijn.
10. Pas erg goed op bij het maaien van
gazonboorden en langs struiken. Deze
kunnen de stand van het maaidek
ontregelen en eventueel het mes en
de zijkant van het maaidek
beschadigen.
Na het werk
Nadat het gazon is gemaaid, moet het mes
worden uitgeschakeld en moet het
maaidek weer in de hoogste stand worden
gezet, behalve als op een helling wordt
gereden. In dat geval moet het maaidek in
de laagst mogelijk stand worden
gehouden.
Stop de machine, schakel de parkeerrem in
en zet de motor af door de sleutel in de
STOP-stand (0) te zetten.
LET OP
- Om een ontploffing in de uitlaat te
vermijden dient u de gashendel
enkele seconden voordat u de motor
afzet in de LANGZAAM-stand zetten.
- Neem de sleutel altijd uit het
contactslot, voordat u de machine
onbeheerd achterlaat.
VOORZICHTIG
- Laat de sleutel niet in de stand BEDRIJF
(II) staan wanneer de motor niet draait
om te voorkomen dat de accu leegloopt.
- Wanneer het contactslot beschadigd is,
moet de gashendel in de CHOKE-stand
gezet worden om de motor te stoppen.
De machine reinigen
Maak de buitenkant van de machine na elk
gebruik schoon, maak de opvangzak leeg
en schud hem uit om gras- en aarderesten
te verwijderen.
Gebruik geen hogedrukreiniger om te
reinigen. De waterstraal van een
hogedrukreiniger of van een tuinslang kan
de elektronica of de lagers beschadigen.
Zorg ervoor dat vooral motor, transmissie
en oprolmechanismen, alsook de volledige
elektronica niet in aanraking komen met
water.
LET OP
- Gevaar bij het reinigen!
Voor alle reinigingswerkzaamheden geldt:
- zet de motor af en trek de contactsleutel
uit.
- Trek de stekker(s) van de bougiedoppen
uit.
- Nadat deze gereinigd zijn, moeten
verwijderde beveiligingsvoorzieningen
opnieuw worden gemonteerd.
- RISICO OP BRANDWONDEN: reinig de
gazontrekker pas wanneer die is
afgekoeld. Motor, transmissie en
uitlaatdemper zijn zeer heet!
- RISICO OP SNIJWONDEN: let bij
werkzaamheden aan snijwerktuigen op
de scherpe messen. Bij maaiwerktuigen
met meerdere messen kan de beweging
van het ene snijwerktuig de beweging
van het andere veroorzaken!
De grasopvangbak reinigen
Verwijder hiervoor de grasopvangbak en
spuit de bak aan binnen- en buitenkant af
met een waterslang. Vuil dat vastkleeft
moet voorzichtig, bijvoorbeeld met een
borstel, worden afgeschraapt. Zorg er
vooral bij grasopvangbakken met stoffen
bekleding voor dat de stof niet wordt
beschadigd.
VOORZICHTIG - Maak de
grasopvangbak voor de reiniging leeg
zoals Rasentraktor reinigen beschreven.
Een volle grasopvangbak is te zwaar om
veilig te kunnen verwijderen.
Een grasopvangbak verwijderen
1. Zet de motor uit.
2. Til de grasopvangbak lichtjes op.
3. Verwijder de grasopvangbak naar
boven.
Een elektrisch bediende grasopvangbak
verwijderen
1. Zet de motor uit.
2. Controleer of de elektrisch bediende
55
NL
grasopvangbak gesloten is.
3. Til de grasopvangbak op (ongeveer
30°).
4. Verwijder de grasopvangbak naar
boven.
De behuizing, motor en transmissie
reinigen
Spuit de motor en alle lagers (wielen,
transmissie, meslager) niet met water of
een hogedrukreiniger schoon.
Water dat binnendringt in het
ontstekingssysteem, de carburateur en het
luchtfilter kan storingen veroorzaken.
Water in de lagers kan leiden tot verlies van
smering en dus tot vernieling van de
lagers.
Gebruik voor het verwijderen van vuil en
grasresten een doek, handborstels,
borsteltjes met lange steel of iets
gelijkaardigs.
VOORZICHTIG
- Beschadiging van de elektrische
installatie door binnendringend
water!
- Zorg er bij het reinigen van de trekker
voor dat er geen water in de elektrische
installatie geraakt!
Het uitwerpkanaal reinigen
Door regelmatig reinigen wordt de vrije
beweging van de maaihoogteverstelling
gegarandeerd.
Het uitwerpkanaal bestaat uit twee in
elkaar geschoven delen. Het onderste deel
is stevig vastgeklikt in de maaierbehuizing.
Het bovenste deel kan eruit worden
getrokken om te reinigen.
1. Verwijder de grasopvangbak.
2. Verwijder de schroeven (19a) links en
rechts van het uitwerpkanaal.
3. Trek het uitwerpkanaal er door de
achterwand naar achter uit.
4. Reinig het bovenste en onderste
uitwerpkanaal grondig.
5. Steek het uitwerpkanaal in de
achterwand. Zorg er daarbij voor dat
het bovenste en onderste deel schoon
worden samengevoegd.
6. Schroef deze met de twee
bevestigingsschroeven vast.
7. De grasopvangbak kan opnieuw
worden gemonteerd.
Reiniging van het maaisysteem
Op het maaidek bevinden zich
aansluitingen voor een 1/2“ waterslang-
koppeling (20a). Door een waterslang aan
te sluiten, kan het maaisysteem worden
gereinigd.
Tijdens het reinigingsproces moet de
grasopvangbak of een geschikt
toebehoren, bijv. zwadbak, gemonteerd
zijn.
1. Sluit de waterslang aan op de
gazontrekker (20a) en draai het water
open.
2. Start de motor en stel een middelgroot
motortoerental in.
3. Breng de maaier naar beneden tot de
laagste maaihoogte.
4. Schakel de maaier in.
5. Na enkele minuten is het maaisysteem
gereinigd.
6. Schakel de maaier uit.
7. Zet de motor uit.
8. Draai het water dicht en verwijder de
slang.
9. Start de motor nog eens en laat de
maaier nog enkele minuten draaien
om water eruit te werpen.
10. Reinig de grasopvangbak.
6.4 Transport
LET OP: De machine mag niet op de
openbare weg rijden of worden
gesleept.
- Om de machine te vervoeren moet een
voertuig met aangepast vermogen en
afmetingen worden gebruikt dat
daarvoor afdoende is toegerust of een
goedgekeurde aanhangwagen.
- Om de machine in het voertuig te laden,
kiest u steeds een vlakke zone, ver van
het verkeer en zonder potentieel
gevaarlijke voorwerpen.
- De machine is zwaar en kan ernstige
schade door beknelling veroorzaken.
Laad hem met grote voorzichtigheid in
en uit voertuigen of aanhangwagens.
- Gebruik steeds een gecertificeerde
56
NL
laadbrug, die 4 keer zo lang is als de
hoogte van de laadvloer van het
voertuig, met een aangepaste breedte,
een antislipoppervlak, sterk genoeg om
het gewicht van de machine te dragen.
- De machine kan ook op een pallet
worden vastgemaakt en geladen met
een vorkheftruck. In dat geval moet de
vorkheftruck worden bediend door
een daartoe gemachtigde operator.
LET OP: De machine MAG NIET
worden opgetild met riemen,
kettingen of haken.
- Laad de machine in bij afgezette motor,
zonder bestuurder en alleen geduwd
door een geschikt aantal personen.
- De machine moet horizontaal vervoerd
worden met een lege tank,
dichtgedraaid benzinekraantje, omlaag
gebracht maaidek en ingeschakelde
parkeerrem. Controleer bovendien of de
geldende vervoersvoorschriften voor
deze machines niet worden
overschreden.
- Om de machine op het voertuig of de
wagen vast te maken, moeten
goedgekeurde spanriemen worden
gebruikt waarvan u moet nagaan of de
bevestiging correct en stevig is, en vier
wielblokken bij de achterwielen.
LET OP: Alleen de parkeerrem
garandeert niet de stabiliteit van de
machine tijdens het transport.
- Tijdens het transport mag geen enkele
persoon op de machine blijven zitten.
- Voordat u de machine over de openbare
weg vervoert, dient u de plaatselijk
geldende verkeersregels te raadplegen
en in acht te nemen.
7. ONDERHOUD
Lees ook de handleiding van de motor
aandachtig.
7.1 Veiligheidsadviezen
LET OP
Voor alle onderhoudswerkzaamheden
geldt:
- zet de motor af en trek de
contactsleutel uit.
- Trek de stekker(s) van de
bougiedoppen uit.
- Verwijderde
beveiligingsvoorzieningen moeten
na het onderhoud opnieuw worden
gemonteerd.
- RISICO OP BRANDWONDEN: voer aan
de gazontrekker pas werkzaamheden
uit wanneer die is afgekoeld. Motor,
transmissie en uitlaatdemper zijn
zeer heet!
- RISICO OP SNIJWONDEN: let bij
werkzaamheden aan snijwerktuigen
op de scherpe messen. Bij
maaiwerktuigen met meerdere
messen kan de beweging van het ene
snijwerktuig de beweging van het
andere veroorzaken.
- Bij het vervangen van onderdelen
mogen enkel originele
reserveonderdelen worden gebruikt.
- Bezoek in geval van twijfel altijd een
erkende reparatiewerkplaats of neem
contact op met de fabrikant.
- Wanneer hydraulische vloeistof onder
druk naar buiten komt, kan dit
ernstig letsel veroorzaken; ga in dat
geval onmiddellijk naar een arts.
Voer nooit werkzaamheden aan het
hydraulische circuit uit; deze
werkzaamheden mogen uitsluitend
door gespecialiseerd en met de juiste
gereedschappen uitgerust personeel
worden verricht.
- Controleer of het snijwerktuig wordt
gestopt als de stopknop van het mes op
STOP wordt gezet.
- Breng nooit wijzigingen aan uw
machine aan.
- Vervang veiligheidsvoorzieningen
onmiddellijk als deze beschadigd of
kapot zijn. Vervang het versleten mes.
- Houd de moeren, bouten en schroeven
strak aangespannen om ervoor te
zorgen dat de machine in veilige
omstandigheden werkt.
57
NL
7.2 Toegang tot de mechanische
onderdelen
Door het deksel van de motor te
verwijderen, krijgt u toegang tot de motor
en de mechanische units eronder.
Ga hiervoor als volgt te werk zet de
machine op een vlakke ondergrond;
7.3 Gewoon onderhoud
Onderstaande lijst helpt u om uw machine
efficiënt en veilig te houden. De lijst geeft
een overzicht van de belangrijkste
onderhouds- en smeerwerkzaamheden en
de termijnen waarbinnen ze moeten
worden uitgevoerd.
Machine
1. Controle bevestiging en
scherpte mes (2) 25 uur
2. Vervanging mes (2) 100 uur
3. Controle V-snaar (2) 25 uur
4. Vervanging V-snaar (1) (2) -- uur
5. Controle aandrijfriem mes (2) 25 uur
6. Vervanging aandrijfriem mes
(1) (2) -- uur
7. Controle en afstelling
parkeerrem (2) 25 uur
8. Controle en afstelling
aandrijving (2) 25 uur
9. Controle inschakeling en rem
mes (2) 25 uur
10. Controle van alle
bevestigingen 25 uur
11. Algemene smering (3) 25 uur
1) Neem contact op met uw dealer bij
de eerste tekenen van een storing.
2) Deze werkzaamheid moet door uw
dealer of door een erkend
servicecentrum worden uitgevoerd.
3) De algemene smering van alle
scharnieren moet bovendien telkens
worden uitgevoerd wanneer de
machine voor een langer periode
niet gebruikt zal worden.
Motor (4)
Motorolie verversen (zie ook onderstaande
paragraaf) - Controle en reiniging
luchtfilter - Vervanging luchtfilter -
Controle benzinefilter -Vervanging
benzinefilter - Controle en reiniging
contacten bougie - Vervanging bougie
4) Raadpleeg de handleiding van de motor
voor de complete lijst en de
intervallen.
Motor
Volg alle voorschriften in de gebruiks-
en onderhoudshandleiding van de
motor op.
Verversen van de motorolie
VOORZICHTIG: De olie kan
gemakkelijker worden afgetapt als de
olie warm is.
LET OP: Verwijder de afgewerkte
motorolie volgens de
milieuvoorschriften. Afgewerkte olie
moet in een verzegelde houder worden
afgeleverd bij een erkende dealer. Gooi
geen olie bij het huisvuil, spoel het niet
door de gootsteen en giet het niet op
het land of in het riool.
Smeerplan
Om te garanderen dat de beweeglijke
onderdelen vrij kunnen bewegen,
adviseren we minstens jaarlijks volgende
plaatsen te smeren.
Reinig alle plaatsen die gesmeerd moeten
worden vóór het smeren of inspuiten met
een doek. Gebruik geen water om
eventuele corrosie te vermijden.
Smeerplaatsen
- Smeer de smeernippels aan de
stuurpennen rechts en links (23) in met
universeel vet.
- Spuit het lager van de vooras aan het
frame (22) in met oliespray.
- Smeer tandsegment en
tandheugelstuurinrichting (24) in met
universeel vet.
58
NL
- Smeer rollagers en naaf aan voor- en
achteras (25) in met universeel vet.
LET OP: De voor- en achterwielen
moeten voor het smeren van de assen
en lagers worden gedemonteerd op met
een erkend servicecentrum.
- Draaiende onderdelen en lagers:
smering van alle beweeglijke draaiende
onderdelen en lagers.
Carburator
LET OP: Breng geen wijzigingen aan
de carburator aan. Hierdoor zou de
emissiewetgeving geschonden kunnen
worden.
Accu
De startbatterij bevindt zich onder de
motorkap.
In principe is de startbatterij af fabriek
opgeladen.
LET OP
Gevaar door verkeerde omgang met de
startbatterij!
Neem volgende punten in acht om
gevaren te vermijden die kunnen ontstaan
door foutieve omgang met de batterij!
- De startbatterij mag niet in de
onmiddellijke omgeving van open vuur
worden opgeslagen, verbrand of op
verwarmingen worden gelegd. Er
bestaat explosiegevaar.
- Bewaar de startbatterij tijdens de winter
in een koele, droge ruimte (10 - 15 °C).
Temperaturen onder het vriespunt
moeten vermeden worden tijdens de
opslag.
- Laat de startbatterij niet gedurende een
langere tijd ongeladen. Wanneer de
startbatterij gedurende langere tijd niet
werd gebruikt, moet deze met een
geschikt apparaat worden opgeladen.
- Vernietig de startbatterij niet. De
elektrolyt (zwavelzuur) veroorzaakt
brandwonden op de huid en
verbranding van de bekleding - was
onmiddellijk uit met veel water.
- Houd de startbatterij schoon. Wis enkel
af met een droge doek. Gebruik
daarvoor geen water, benzine,
verdunningsmiddel of dergelijke!
- Houd de aansluitpolen schoon en vet in
met poolvet.
- Sluit de aansluitpolen niet kort.
Acculader
LET OP: Controleer of de acculader
een constante spanning heeft en
compatibel is met de accu. Gebruik geen
snelle acculaders.
LET OP: Let goed op de
waarschuwingssymbolen op de
acculader.
De acculader mag alleen worden gebruikt
met accus van 12 V en moet op een goed
en veilig werkend stopcontact worden
aangesloten met een spanning en een
frequentie die overeenstemmen met de
waarde op het typeplaatje van de
acculader.
De acculader wordt geleverd met
‘krokodilklemmen voor een snelle
aansluiting op de accu. Sluit de klemmen
op de juiste polen aan:
Rode kabel = Pluspool (+)
Zwarte kabel = Minpool (-)
LET OP: Als de accu niet uit de
machine wordt verwijderd, dient u
na te gaan of de sleutel in de STOP-
stand (OFF) staat.
Sluit eerst de acculader op de
stroomaansluiting aan en daarna de
‘krokodilklemmen op de polen van de
accu.
Om de acculader los te koppelen, moet
eerst de zwarte klem (minpool) (-) worden
losgekoppeld om onbedoelde
kortsluitingen te voorkomen.
Laat de acculader niet losgekoppeld van
het elektriciteitsnet en aangesloten op de
accu. Hierdoor kan de accu leeglopen.
Rode LED aan: de batterij is verbonden
met omgekeerde polariteit.
Groene LED aan: de batterij wordt
opgeladen. Wanneer het groene lampje uit
is, wordt de batterij opgeladen.
59
NL
LET OP: Het omkeren van de polen
kan de acculader of de accu
beschadigen. Het gebruik van niet-
originele accessoires en aansluitkabels
kan omkering van de polen
veroorzaken, ook al hebben ze dezelfde
kabelkleuren.
Tijdens het laden en tot een uur erna
ontwikkelt de accu explosieve en giftige
gassen.
LET OP: Laad de accu op in
geventileerde vertrekken. NIET
ROKEN EN VLAMMEN EN VONKEN
VERMIJDEN.
De accu moet goed onderhouden worden
om een lange levensduur te garanderen.
De accu van uw machine dient steeds te
worden opgeladen:
- voor het eerste gebruik van de machine
na aankoop;
- vóór elke langere periode waarin de
machine niet zal worden gebruikt;
- vóór de machine na een lange periode
van stilstand opnieuw in gebruik te
nemen.
Als deze procedures niet in acht worden
genomen of als de accu niet wordt
opgeladen, kan er zich onherstelbare
schade voordoen aan de elementen van de
accu.
Een lege accu dient zo snel als mogelijk
opgeladen te worden.
Aansluiten van de accu
Lees vóór het opladen van de startbatterij
de gebruikershandleiding van de fabrikant
van de oplader.
1. Trek de contactsleutel uit (3d).
2. Open de motorkap.
VOORZICHTIG
- Risico op kortsluiting!
- Sluit altijd als eerste de minkabel (-) aan
de batterij af en klem deze als laatste
weer aan om kortsluiting te vermijden!
- Trek bij werkzaamheden aan de batterij
altijd de contactsleutel uit!
3. Verbind de klemmen van de oplader
met de aansluitpolen van de batterij.
VOORZICHTIG!!
Let op de polariteit:
- rode klem = pluspool (+)
- zwarte klem = minpool (-)
4. Verbind de oplader met het stroomnet
en schakel het in.
Laad de accu op aan de hand van de
volgende aanwijzingen:
Stroomspanning: 12 V,
Max. beginstroom: 2,0 ÷ 4,0 A,
Laadduur: 12 ÷ 24 h.
Wacht na het opladen van de accu
minstens 4 uur, voordat u hem gebruikt.
Zodra de accu leeg is, moet hij zo snel
mogelijk weer worden opgeladen.
LET OP - GEVAAR VOOR
KORTSLUITING:
Sluit de plus- en minpolen van de accu
nooit met een kabel of een ander
metalen voorwerp op elkaar aan. Leg
geen gereedschappen op het oppervlak
van de accu. Gebruik alleen
gereedschappen (een schroevendraaier
of een tang) met een geïsoleerde
handgreep.
VOORZICHTIG: Als de accu niet
voldoende is opgeladen, wordt de
printplaat van de machine niet
geactiveerd.
LET OP
- Probeer de accu of de acculader nooit
te demonteren, repareren of onklaar
te maken.
- Elektrolyt is een gevaarlijke stof voor
de gezondheid. Bij contact van de
elektrolyt met de huid en/of kleding
met overvloedig water spoelen. Bij
contact van de elektrolyt met de
ogen, met overvloedig water
uitspoelen en een arts raadplegen.
- Bewaar de accu buiten bereik van
kinderen.
- Sla de accu niet in gesloten houders
op. Ga bij bewaring in gesloten
ruimtes na of er voldoende ventilatie
60
NL
in de vertrekken is. Eventuele
gaslekkages kunnen explosies,
brand, materiële schade en letsel tot
gevolg hebben.
Afdanken
De accu en de acculader mogen nooit
samen met normaal huisvuil worden
verwerkt, maar moet aan de dealer of aan
een verzamelcentrum voor speciaal afval
worden afgegeven.
Buitengewoon onderhoud
Laat aan het eind van het seizoen bij intensief
gebruik en om de twee jaar bij normaal
gebruik een algemene controle door een
gespecialiseerd monteur van het
assistentienetwerk uitvoeren.
7.4 Werkzaamheden aan de
machine
Vervangen van de wielen
LET OP: Controleer regelmatig de
toestand en de spanning van de
banden. Banden die in een slechte staat
verkeren of met een verkeerde
bandenspanning kunnen een slechter
evenwicht van de machine veroorzaken.
Druk het rempedaal (6a) volledig in en
blokkeer het met de vaststelhendel (6b).
Zet de machine op een vlakke ondergrond.
Zet aan de kant waar het wiel vervangen
moet worden een steunblok onder een
dragend deel van het chassis van de
machine. De wielen worden op hun plaats
gehouden door een rubberen ring (21b)
die door een dekseltje (21a) worden
beschermd en die u beiden met een
schroevendraaier kunt verwijderen.
VOORZICHTIG! Verlies de verstelveer
niet wanneer u de achterwielen van de
as trekt!
OPMERKING: Bij vervanging van één of
beide achterwielen dient u na te gaan of
eventuele verschillen van de
buitendiameter niet groter zijn dan 8-10
mm.
Smeer de as in met vet, voordat u opnieuw
een wiel monteert. Plaats de rubberen ring
(21b) en de steunring (21c) zorgvuldig
terug.
VOORZICHTIG! SBij het opsteken van
de achterwielen moeten de moeren
van de verstelveren en van het achterwiel
zo tegenover elkaar staan dat de
verstelveren er moeiteloos kunnen worden
ingeschoven.
LET OP: Een verkeerde montage van
de rubberen ring kan ervoor zorgen
dat de machine tijdens het rijden het
wiel verliest.
De banden repareren en vervangen
De band moet bij een lekke band altijd
door een bandenspecialist vervangen of
gerepareerd worden.
Een zekering vervangen
Op de machine zijn drie zekeringen
voorzien (Fig. 27), met verschillende
vermogens, en volgende functies en
kenmerken:
- Zekering van 10 A (modellen zonder
display) / 7,5 A (modellen met display)
ter bescherming van de algemene
circuits en van de vermogenscircuits van
de printplaat.
- Zekering van 15 A ter bescherming van
het oplaadcircuit. Bij de
inwerkingtreding loopt de accu
geleidelijk leeg waardoor
startproblemen ontstaan.
- 10 A zekering aan het elektronische
circuit legen van de tas te beschermen.
Het vermogen van de zekering staat op de
zekering zelf vermeld.
Een doorgebrande zekering moet altijd
door een exemplaar van hetzelfde type en
vermogen worden vervangen en nooit met
één met een ander vermogen.
Wanneer u de oorzaken van de
inwerkingtreding van de beveiligingen niet
kunt verhelpen, neem dan contact op met
een erkend servicecentrum.
De zekeringen bevinden zich onder de
motorkap.
61
NL
Snijwerktuig
Een goede afstelling van het maaidek is
zeer belangrijk voor een gelijkmatig
gemaaid gazon.
Controleer bij een onregelmatig gemaaid
gazon de bandenspanning.
Mes
LET OP
- Draag werkhandschoenen om de
toestand van het mes te controleren.
- Vervang altijd een beschadigd of
krom mes. Een beschadigd mes mag
in een poging om hem te repareren
niet gelast, rechtgebogen of
gewijzigd worden. Hierdoor kan het
mes losraken, wat ernstig of dodelijk
letsel kan veroorzaken.
- Gebruik altijd originele, gemarkeerde
messen.
- Controleer regelmatig of de bout is
aangehaald tot 65 Nm (6,5 kgm).
Wanneer het maairesultaat na verloop van
tijd niet goed meer is, dan moet het mes
waarschijnlijk worden geslepen. Een niet
goed geslepen mes scheurt het gras en
zorgt ervoor dat het gazon geel wordt.
- Het slijpen van het mes is erg moeilijk.
Wanneer geen rekening wordt
gehouden met een goede balans kan
het mes abnormale trillingen
veroorzaken waardoor het losraakt met
gevaarlijke gevolgen voor de
bestuurder.
- Het mes moet in de juiste richting
worden gemonteerd. Een verkeerde
montage kan een verkeerde aanhaling
veroorzaken waardoor het mes losraakt
tijdens het werk met gevaarlijke
gevolgen voor de bestuurder. Daarom
moet het mes worden uitgebalanceerd
en vervangen door een erkend
servicecentrum.
De maaier demonteren
Neem contact op met een erkend
servicecentrum.
De aandrijfriem vervangen
Neem contact op met een erkend
servicecentrum.
8. MILIEUBESCHERMING
Tijdens het gebruik van de machine moet
de bescherming van het milieu een
belangrijk aspect vormen. Dit moet altijd
prioriteit hebben ten gunste van de
samenleving en van de natuur waarin we
leven.
- Zorg ervoor dat u geen storende factor
in de buurt bent.
- Volg de plaatselijke voorschriften voor
de verwerking van het maaiafval
nauwgezet op.
- Volg de plaatselijke voorschriften voor
de verwerking van
verpakkingsmateriaal, olie, benzine,
accus, filters, versleten delen of elk
onderdeel dat een slechte invloed heeft
op het milieu nauwgezet op; dit afval
mag niet bij het huisvuil worden
geworpen, maar moet worden
gescheiden en naar speciale
verzamelcentra worden gebracht, die de
materialen zullen recyclen.
Slopen en afdanken
Laat de machine na de
buitenwerkingstelling niet in het milieu
achter, maar wend u tot een
afvalinzamelcentrum.
Een groot deel van de materialen die bij de
bouw van de machine gebruikt zijn, zijn
recyclebaar: alle metalen (staal, aluminium,
messing) kunnen aan een normale
ijzerhandelaar worden gegeven. Neem voor
meer informatie contact op met de normale
afvalverwerkingsdienst in uw streek. Het
afval dat afkomstig is van de sloop van de
machine moet met respect voor het milieu
worden verwerkt zonder de bodem, de
lucht en het water te vervuilen.
In elk geval moeten de plaatselijk
geldende wetten op dit gebied in acht
worden genomen.
9. ACCESSOIRES
Trekhaak
Noodzakelijk voor het trekken van
accessoires. Om de trekhaak te gebruiken
moet de grasopvangzak worden
verwijderd.
62
NL
LET OP
- Bevestig de trekhaak stevig om te
voorkomen dat de schroeven los
kunnen raken tijdens het trekken.
- Maai het gras niet wanneer de
aanhangaccessoires aangehaakt zijn.
9.1 OP AANVRAAG LEVERBARE
ACCESSOIRES
Accessoires:
1) Aanhangwagen voor het transport
van materialen (Fig.26): handig om
verschillende materialen mee te
vervoeren.
Veiligheidsvoorschriften
Bedenk dat de aanhangwagen letsel
kunnen veroorzaken als ze oneigenlijk
gebruikt worden of als de gebruiker niet
begrijpt hoe hij ze correct moet laten
werken. Let altijd op tijdens hun gebruik.
1. Lees deze handleiding en die van de
aanhangwagen, voordat u hem
monteert en gebruikt.
2. Lees de handleiding van de machine
waaraan de aanhangaccessoires zullen
worden vastgemaakt om over de
werking geïnstrueerd te worden,
voordat u ze gebruikt.
3. Het is streng verboden personen of
dieren op de aanhangaccessoires te
vervoeren. Deze zijn niet ontworpen
voor het transport van passagiers.
4. Laat kinderen niet met de machine en
de aanhangaccessoires spelen.
5. Laat volwassenen niet met de machine
en de aanhangaccessoires werken
zonder dat ze de juiste instructies
hebben ontvangen.
6. Rijd altijd langzaam en geleidelijk weg
en pas de snelheid aan de
gebruikscondities aan als de machine
met de aanhangaccessoires is
uitgerust.
7. Trek de accessoires op een lage
snelheid op hobbelige, heuvelachtige
terreinen en in de buurt van
stroompjes en sloten om kanteling en
controleverlies te voorkomen. Rijd niet
te dicht in de buurt van stroompjes en
sloten.
8. De aanhangaccessoires kunnen
problemen met de stabiliteit
veroorzaken tijdens het remmen en
stoppen van het trekkende voertuig met
het risico om door de lading of door het
accessoires zelf te worden aangestoten
als de stilstand te bruusk is. Vul de
aanhangwagen (50 kg) niet tot het
maximale gewicht zonder te controleren
of het trekkende voertuig en de
gebruikscondities het trekken en
stoppen onder veilige omstandigheden
mogelijk maken.
9. Lees de gebruiksvoorschriften op
hellingen van de machine op pag. 46
van deze handleiding voordat u de
accessoires op hellende terreinen
gebruikt. Gebruik de
aanhangaccessoires niet op steile
hellingen.
10. Gebruik de accessoires niet op de
openbare weg, ook niet om over te
steken.
11. De snelheid van de machine wanneer
deze een accessoire trekt moet lager
zijn dan de maximale snelheid van de
machine zonder aanhangaccessoires.
12. Volg de aanwijzingen voor het
onderhoud en de smering van de
aanhangaccessoires die in deze
handleiding zijn beschreven voor een
optimale werking tijdens het werk.
Montage
Zie voor de montage de bijbehorende
handleidingen van de wagen of van de
strooier.
Gebruik
Raadpleeg ook de handleiding van de
aanhangaccessoires.
LET OP
- Controleer ter voorkoming van
mogelijk letsel of er niemand in de
buurt is, voordat u een
aanhangaccessoire vast- of
loskoppelt. Dit geldt ook tijdens het
werk.
- De accessoires mogen alleen worden
getrokken en niet worden geduwd.
- Overschrijd de aanbevolen
63
NL
laadcapaciteit niet: de maximale last
is 50 kg voor de aanhangwagen.
- Verdeel het gewicht van de lading
gelijkmatig over de bak van de
aanhangwagen of in de trechter van
de strooier voor een beter gebruik
van de aanhangaccessoires. Bij een te
grote last aan de achterzijde loopt u
het risico dat de machine kantelt.
- Om de aanhangwagen aan de trekhaak
te bevestigen, moet het uiteinde van
het chassis van de aanhangaccessoires
in de buurt van de trekhaak van de
machine worden gebracht. Steek daarna
de pen in de twee gaten van de steun
en blokkeer hem met de splitpen.
- Maak enkele testritten om te wennen
aan het rijden met de machine met lege
aanhangaccessoires. Kijk goed met
welke snelheid u kunt werken en de
stoptijden van de machine met
vastgemaakte accessoires. Houd er
bovendien rekening mee dat de
bedrijfscondities bij vol belaste
aanhangwagen zwaarder zijn.
Aanhangwagen
Om het materiaal uit de laadbak van de
aanhangwagen te lossen, moeten de
splitpen en de pen die hem aan het chassis
bevestigen worden verwijderd. Houd
tijdens het verwijderen van de pen de
handgreep van de laadbak ingedrukt om
kanteling te voorkomen. Trek daarna de
handgreep naar boven om het materiaal te
lossen. OPMERKING: De handgreep is
uittrekbaar om de hefkracht te beperken.
Duw de handgreep na het legen naar
beneden en blokkeer de laadbak door de
pen en de splitpen weer te plaatsen.
LET OP
- Controleer altijd of er in de buurt van
de aanhangwagen geen personen,
dieren of voorwerpen zijn, voordat u
de loswerkzaamheden verricht.
- Buitenafmetingen: 112x85x28 cm.
Onderhoud
- Voor of na een lange opslagperiode
moeten de pen van de blokkeerhaak
van de laadbak, de blokkeerpen van de
blokkeerhaak en het deel van het
chassis met de twee bevestigingsgaten
aan de trekhaak van de machine en de
bijbehorende pen met auto-olie
gesmeerd worden.
- Smeer of olie de wiellagers regelmatig.
Gebruik wiellagervet of auto-olie.
- Controleer regelmatig of alle bouten
goed zijn aangehaald.
- Zorg ervoor dat de banden de juiste
bandenspanning hebben. Zorg ervoor
dat de bandenspanning nooit de
maximaal aanbevolen waarde
overschrijdt. Niet-correct opgepompte
banden (bijvoorbeeld met verschillende
spanningswaarden) kunnen de machine
uit balans brengen.
2) Steenbeschermingskit
Deze kit moet gebruikt worden in plaats
van de opvangzak als het gras niet
opgevangen wordt.
3) Sneeuwschuif
4) Flensverbinding sneeuwschuif
5) Sneeuwkettingen
6) Grasroller
7) Kits voor elektrische aandrijvingen
zak legen (standaard op 125 model)
OPMERKING: Het elektrische systeem
controle voor het legen tas is
standaard op alle trekkers.
64
NL
10. TECHNISCHE GEGEVENS
95/16 K H
95/15,5 H
95/16 H
105/16 K H
105/18,5 H
105/20 H
125/23 H
Elektrisch systeem V 12
Accu Ah 17
Banden voor 15” x 6.00”-9 16” x 7.50”-8
Banden achter 20” x 10.00”-8 23” x 10.50”-12
Totaal drooggewicht kg 230 234 238 234 243 260 275
Binnendiameter stuurhoek cm 150 140
Maaihoogte mm 30 ÷ 90 (7x)
Maaibreedte mm 95 105 125
Inhoud van de opvangzak litri 310
Rijsnelheid
- vooruit km/h 0 - 9 0 - 11
- achteruit km/h 0 - 4 0 - 5
Geluidsvermogensniveau
(LpA EN ISO 5395-1 - 5395-3)
dB (A) 90
Meetafwijking dB (A) 2
Gemeten geluidsvermogensniveau
(LwA 2000/14/CE - EN ISO 3744 -
EN ISO 5395-1 - EN ISO 5395-3)
dB (A) 96 101
Meetafwijking dB (A) 4
Gegarandeerd
geluidsvermogensniveau
(LwA 2000/14/CE - EN ISO 3744 -
EN ISO 5395-1 - EN ISO 5395-3)
dB (A) 100 105
Trillingsniveau level
(EN ISO 5395-1 - EN ISO 5395-3)
stuurwiel
m/s
2
2,2 2,1
Meetafwijking (EN 12096) m/s
2
1,1 1,0
Trillingsniveau (EN ISO 5395-1 -
EN ISO 5395-3) stoel
m/s
2
0,8
Meetafwijking (EN 12096) m/s
2
0,4
Buitenafmetingen cm 251 (210) x 117 x 100 251 (210) x 119 x 110 251 (210) x 119 x 130
65
NL
11. VERKLARING VAN OVEREENSTEMMING
De ondergetekende, EMAK spa via Fermi, 4 - 42011 Bagnolo in Piano (RE) ITALY
verklaart onder eigen verantwoordelijkheid dat de machine:
1. Type: zitmaaier
2. Merk: / Type: OLEO-MAC
EFCO
OM 95/16 K H - OM 95/15,5 H - OM 95/16 H -
OM 105/16 K H - OM 105/17,5 H - OM 105/18,5 H -
OM 105/20 H - OM 105/24 K H - OM 125/23 H
EF 95/16 K H - EF 95/15,5 H - EF 95/16 H -
EF 105/16 K H - EF 105/17,5 H - EF 105/18,5 H -
EF 105/20 H - EF 105/24 K H - EF 125/23 H
3. Serienummer: 705 XXX 0001 - 705 XXX 9999 (OM 95 - EF 95)
706 XXX 0001 - 706 XXX 9999 (OM 105 - EF 105)
707 XXX 0001 - 707 XXX 9999 (OM 125 - EF 125)
voldoet aan de voorschriften van
de richtlijnen:
2006/42/EC - 2000/14/EC - 2014/30/EU
voldoet aan de voorschriften van
de volgende geharmoniseerde
normen:
EN ISO 5395-1 - EN ISO 5395-3 - EN ISO 14982
Gevolgde procedures voor de
conformiteitsbeoordeling:
Annex VI - 2000/14/EC
Gemeten
geluidsvermogensniveau:
96 dB(A) (OM 95 - OM 105 - EF 95 - EF 105)
101 dB(A) (OM 125 - EF 125)
Gegarandeerd
geluidsvermogensniveau:
100 dB(A) (OM 95 - OM 105 - EF 95 - EF 105)
105 dB(A) (OM 125 - EF 125)
Normen en adres van de
aangemelde instantie:
DPLF Gbr · Max - Eyth - Weg 1 · D–64823
Groβ-Umstadl - Germany - EC number is 0363
Type maaisysteem: draaiend mes
Geproduceerd in:
95 cm (OM 95 - EF 95) - 105 cm (OM 105 - EF 105)
125 cm (OM 125 - EF 125)
Signed in: Bagnolo in piano (RE) Italy - via Fermi, 4
Datum: 20/04/2016
De technische documentatie
staat ter:
beschikking in het hoofdkantoor: Technisch
bestuur
Fausto Bellamico - President
s.p.a.
66
NL
MODELL
KÄUFER GEKOCHT DOOR DHR./MEVR.
SERIENUMMER
DATUM
LEVERANCIER
Niet opsturen! Alleen een eventueel verzoek om technische garantie
aanhechten.
12. GARANTIEBEWIJS
Dit apparaat is ontworpen en gerealiseerd
met de modernste productietechnieken.
De fabrikant geeft een garantie van 24
maanden vanaf de aankoopdatum op de
eigen producten voor privé-/
hobbygebruik. De garantie is beperkt tot
12 maanden bij professioneel gebruik.
Algemene garantievoorwaarden
1) De garantie geldt vanaf de
aankoopdatum. De fabrikant vervangt
gratis de onderdelen met defecten in
materiaal, afwerking en productie via
het verkoopnetwerk en de technische
servicedienst. De garantie ontneemt
de gebruiker niet de wettelijke rechten
van het burgerlijk wetboek tegen de
consequenties van de defecten of
fouten veroorzaakt door het verkochte
voorwerp.
2) Het technische personeel zal de
defecte onderdelen zo snel als
organisatorisch mogelijk is repareren.
3) Om een aanvraag tot technische
assistentie onder garantie in te
dienen, dient u aan het bevoegde
personeel het onderstaande
garantiecertificaat te tonen,
voorzien van het stempel van de
leverancier, volledig ingevuld en
met de aankoopfactuur of bon met
de aankoopdatum aangehecht.
4) De garantie vervalt in de volgende
gevallen:
- Duidelijk gebrek aan onderhoud,
- Onjuist gebruik van het product of
geknoei aan het product,
- Gebruik van ongeschikte
smeermiddelen of brandstoffen,
- Gebruik van niet-originele
reserveonderdelen of accessoires,
- Reparaties die uitgevoerd zijn door
onbevoegd personeel.
5) De fabrikant sluit verbruiksmaterialen
en onderdelen die aan normale
werkingsslijtage onderhevig zijn, uit
van de garantie.
6) Onder de garantie vallen geen
aanpassingen en verbeteringen van
het product.
7) Onder de garantie vallen geen
afstellingen en
onderhoudswerkzaamheden die
nodig zouden kunnen zijn tijdens de
garantieperiode.
8) Eventuele schade die veroorzaakt is
tijdens het transport moet
onmiddellijk gemeld worden aan de
transporteur, anders vervalt de
garantie.
9) Voor motoren van andere merken
(Briggs & Stratton, Subaru, Honda,
Lombardini, Kohler, enz.) die
gemonteerd zijn op onze machines,
geldt de garantie die gegeven wordt
door de fabrikant van de motor.
10) De garantie dekt geen eventuele
directe of indirecte schade, die
veroorzaakt is bij personen of
voorwerpen door storingen in het
apparaat of die voortvloeit uit het
langdurig niet gebruiken van het
apparaat.
67
NL
13. HULP BIJ HET OPLOSSEN VAN STORINGEN
LET OP: zet het apparaat altijd uit en verwijder de sleutel voordat u de aanbevolen
corrigerende maatregelen in onderstaande tabel uitvoert, behalve als gevraagd wordt om
het apparaat aan te zetten.
Als alle mogelijke oorzaken nagegaan zijn en het probleem nog steeds niet is opgelost, neem dan
contact op met een erkend reparatiecentrum. Als u een probleem heeft dat niet in deze tabel staat,
neem dan contact op met een erkend reparatiecentrum.
PROBLEEM MOGELIJKE OORZAKEN OPLOSSING
1. Motor slaat niet aan. Brandstoftekort. Tank vullen; tankontluchting
controleren; brandstoffilter
controleren.
Slechte, vervuilde brandstof,
oude brandstof in de tank.
Gebruik altijd verse brandstof uit
schone containers; carburateur
reinigen. (Werkplaats klantenservice)
Luchtfilter vervuild. L u c h tfilter reinigen (zie
gebruikershandleiding van de
motorfabrikant).
Geen ontstekingsvonk. Bougie reinigen, evt. een nieuwe
plaatsen, ontstekingskabels
controleren, ontstekingssysteem
controleren. (Werkplaats
klantenservice)
Te veel brandstof in de
motorverbrandingsruimte door
meerdere startpogingen.
Bougie uitdraaien en afdrogen
2. Starter werkt niet. Lege of zwakke startbatterij. Startbatterij opladen.
Veiligheidsschakelaar op
bestuurdersstoel werkt niet.
Correct op de bestuurdersstoel
plaatsnemen; schakelaar defect.
Veiligheidsschakelaar op
rempedaal werkt niet.
Rempedaal volledig indrukken.
Maaier ingeschakeld. Maaier uitschakelen.
Zekering aan (+) kabel van de
startbatterij.
Zekering controleren, eventueel
vervangen.
3. Vermindering
abnormale
motortoerental.
Te hoog of te vochtig gras. Maaihoogte corrigeren; vrije ruimte
voor de maaier creëren door kort
acheruit te plaatsen.
Uitwerpkanaal/maaidek
verstopt.
Uitwerpkanaal/maaidek reinigen.
Motor uitschakelen en contactsleutel
uittrekken!
Luchtfilter vervuild. L u c h tfilter reinigen (zie
gebruikershandleiding van de
motorfabrikant).
Instelling carburateur klopt niet. Instelling laten controleren.
(Werkplaats klantenservice)
Messen sterk afgesleten. Messen vervangen.
(Werkplaats klantenservice)
Rijsnelheid te hoog. Rijsnelheid verlagen.
68
NL
PROBLEEM MOGELIJKE OORZAKEN OPLOSSING
4. Gazontrekker trilt
sterk.
Maaier is beschadigd. Maaier controleren. (Werkplaats
klantenservice)
5. Gazontrekker
vertrekt niet.
Bij hydrostaat
(pedaalbediening): geen
wielaandrijving.
Bypass-hendel omschakelen naar
bedrijfsstand.
6. Onzuivere knip. Messen versleten, onscherp. Messen vervangen of naslijpen.
Nageslepen messen uitbalanceren!
(Werkplaats klantenservice)
Foute maaihoogte. Maaihoogte corrigeren.
Te laag motortoerental. Maximaal motortoerental instellen.
Rijsnelheid te hoog. Rijsnelheid verlagen.
Verschillende bandendruk op de
wielen.
Tot juiste bandendruk oppompen.
Correcte bandendruk op wielen
aflezen.
7. Grasopvangbak vult
niet.
Maaihoogte te diep ingesteld. Maaihoogte corrigeren.
Gras is te vochtig - is te zwaar
om door de luchtstroom te
worden getransporteerd.
Maaitijd verschuiven tot het
gazonoppervlak is gedroogd.
Messen sterk afgesleten. Messen vervangen. (Werkplaats
klantenservice)
Gazon te hoog. Gazon in 2 x maaien
1. Doorgang: max. snijhoogte.
2. Doorgang: gewenste snijhoogte.
Stofzak verstopt - geen
luchtdoorlaat.
Stofzak reinigen.
Uitwerpkanaal maaidek vuil. Uitwerpkanaal/maaidek reinigen.
8. Vulindicator
reageert niet.
Maairesten aan hendel
vulindicator.
Maairesten aan hendel vulindicator
verwijderen; controleren op vrije
beweging.
9. Aandrijving, rem,
koppeling en
maaier.
Uitsluitend laten controleren
door een werkplaats met
klantenservice!
LET OP: Probeer nooit reparaties uit te voeren als u niet over de middelen en de nodige
technische kennis beschikt. Slecht uitgevoerde werkzaamheden doet de garantie
automatisch vervallen en ontheft de fabrikant van elke aansprakelijkheid.
ALLEEN VOOR MODELLEN MET HET DYSPLAY
INDICATIE PROBLEEM MOGELIJKE OORZAKEN OPLOSSING
Err 01 Stoelschakelaar Elektronica leest ongeldige
conditie uit van de stoelschakelaar
1. Contact uit- en weer
aanzetten (positie 2)
2. Stoelschakelaar meerdere
keren belasten/ontlasten
*
69
NL
INDICATIE PROBLEEM MOGELIJKE OORZAKEN OPLOSSING
Err 02 Remschakelaar Elektronica leest ongeldige
conditie uit van de remschakelaar
1. Contact uit- en weer
aanzetten (positie 2)
2. Bremspedal mehrmals
betätigen
*
Err 03
Maaiwerkschakelaar
Elektronica leest ongeldige
conditie uit van de
maaiwerkschakelaar
1. Contact uit- en weer
aanzetten (positie 2)
2. Mähwerkschalter mehrmals
betätigen
*
Err 04 Bakschakelaar Elektronica leest ongeldige
conditie uit van de bakschakelaar
1. Contact uit- en weer
aanzetten (positie 2)
2. Grasfangbox mehrmals
öffnen und schließen
*
Err 05
Transmissieschakelaar
Elektronica leest ongeldige
conditie uit van de
transmissieschakelaar
1. Contact uit- en weer
aanzetten (positie 2)
2. Rückwärtspedal mehrmals
betätigen
*
Err 06
Uitwerpkanaalschakelaar
Elektronica leest ongeldige
conditie uit van de
uitwerpkanaalschakelaar
1. Contact uit- en weer
aanzetten (positie 2)
2. Auswurfkanal aus- und
wieder einbauen
*
Err 07 Maaiwerk Elektronica leest foutieve
conditie uit van de
maaiwerkuitgang
Contact uit- en weer
aanzetten (positie 1)
*
Err 08 Startrelais Elektronica leest foutieve
conditie uit van de
startrelaisuitgang
Contact uit- en weer
aanzetten (positie 1)
*
Err 09 Magneetklep
motor
Elektronica leest foutieve conditie
uit van de magneetklepuitgang
voor de motor
Contact uit- en weer
aanzetten (positie 1)
*
Err 10 Bobine Elektronica leest foutieve conditie
uit van de bobine-uitgang
Contact uit- en weer
aanzetten (positie 1)
*
Err 11
Interne
voedingsspanning
Elektronica leest foutieve conditie
uit van de interne
voedingsspanning
Contact uit- en weer
aanzetten (positie 1)
*
Err 12
Bewakingsfunctie
interne
voedingsspanning
Elektronica leest foutieve conditie
uit van de bewakingsfunctie voor
interne voedingsspanning
Contact uit- en weer
aanzetten (positie 1)
*
* Zelfdiagnose, eventueel automatisch wissen van de storing; dabei erlischt das Display für ca. 4
Sekunden.
Anders contact opnemen met Service.
EMAK S.p.A.
42011 Bagnolo in Piano (RE) Italy
www.emak.it
Mod. 3056381A - Ott/2016
D
ACHTUNG! - Dieses Anweisungsheft muß das Gerät während seiner gesamten Lebensdauer begleiten.
NL
LET OP! - Dit handboek moet voor de gehele levensduur bij de machine blijven.
CZ
UPOZORNĚNÍ! - Tento návod byste měli používat po celou dobu životnosti přístroje.

Documenttranscriptie

V E R TA L I N G VA N D E O R I G I N E L E INHOUD INSTRUCTIES INLEIDING NL Om de machine correct te gebruiken en ongelukken te voorkomen, niet beginnen te werken zonder deze handleiding zorgvuldig te hebben gelezen. Hierin vindt u uitleg over de werking van de verschillende onderdelen plus aanwijzingen voor noodzakelijke controles en het bijbehorende onderhoud. OPMERKING De beschrijvingen en illustraties in deze handleiding zijn niet strikt bindend. Het bedrijf behoudt zich het recht voor eventuele wijzigingen aan te brengen. Dergelijke wijzigingen verplichten het bedrijf niet deze handleiding steeds opnieuw bij te werken. Naast de bedienings- en onderhoudsinstructies bevat deze handleiding enkele paragrafen die uw speciale aandacht vragen. Dergelijke paragrafen zijn aangegeven met de hieronder beschreven symbolen: LET OP: wanneer er risico bestaat op ongelukken, persoonlijk (dodelijk) letsel of ernstige schade. VOORZICHTIG: wanneer er risico bestaat op schade aan de machine of onderdelen ervan. De gazontrekkers met achteruitworp worden in verschillende uitvoeringen geproduceerd. Let er bij de volgende beschrijvingen in deze gebruikershandleiding op dat u de beschrijving leest die bij uw gazontrekker hoort. LET OP GEVAAR VOOR GEHOORSCHADE ONDER NORMALE GEBRUIKSOMSTANDIGHEDEN KAN DEZE MACHINE DE BEDIENER BLOOTSTELLEN AAN EEN DAGELIJKS PERSOONLIJK GELUIDSNIVEAU DAT GELIJK IS AAN OF HOGER IS DAN 85 dB (A) 38 1. VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN (bevat de voorschriften voor een veilig gebruik van de machine) 2. VERKLARING VAN DE SYMBOLEN EN VEILIGHEIDSWAARSCHUWINGEN (geeft informatie over de identificatie van de machine en de betekenis van de symbolen) 3. HOOFDONDERDELEN (illustreert de plaats van de hoofdonderdelen van de machine) 4. ASSEMBLAGE (beschrijft hoe de verpakking moet worden verwijderd en de losse onderdelen moeten worden gemonteerd) 5. BEDIENINGSELEMENTEN (illustreert de plaats en de functie van alle bedieningen) 6. GEBRUIKSVOORSCHRIFTEN (bevat alle aanwijzingen voor een correct veilig gebruik) - 6.1 Uit te voeren werkzaamheden voor de ingebruikname - 6.2 Gebruik van de machine - 6.3 Het gras maaien - 6.4 Transport 7. ONDERHOUD (bevat alle informatie om de machine in een goede staat te houden) - 7.1 Veiligheidsadviezen - 7.2 Toegang tot de mechanische onderdelen - 7.3 Gewoon onderhoud - 7.4 Werkzaamheden aan de machine 8. MILIEUBESCHERMING (Geeft enkele adviezen voor een milieuvriendelijk gebruik van de machine) 9. ACCESSOIRES (Beschrijving van de beschikbare accessoires voor speciale werkzaamheden) - 9.1 Op aanvraag leverbare accessoires 10. TECHNISCHE GEGEVENS (Geeft een overzicht van de belangrijkste kenmerken van de machine) 11. VERKLARING VAN OVEREENSTEMMING 12. GARANTIEBEWIJS (Samenvatting van de garantievoorwaarden) 13. HULP BIJ HET OPLOSSEN VAN PROBLEMEN (Biedt hulp om eventuele problemen bij het gebruik snel op te lossen) 39 40 41 41 41 44 47 50 52 55 56 56 57 57 60 61 61 62 64 65 66 67 1. VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN LET OP - Als de machine goed gebruikt wordt, is het een snel, handig en effectief werkinstrument; als het niet goed of z o n d e r d e n o d i g e voorzorgsmaatregelen gebruikt wordt, zou het een gevaarlijk werktuig kunnen worden. Neem daarom altijd de hieronder en verderop in de handleiding vermelde veiligheidsvoorschriften in acht, om plezierig en veilig te kunnen werken. - De blootstelling aan trillingen veroorzaakt door het langdurig gebruik van instrumenten die door een interne verbrandingsmotor worden aangedreven, kan letsels veroorzaken aan de bloedvaten of de zenuwen van de vingers, handen en polsen bij personen die lijden aan bloedsomloopstoornissen of abnormale zwellingen. Langdurig gebruik bij koud weer is in verband gebracht met schade aan de bloedvaten bij overigens gezonde mensen. Als er symptomen optreden als verstijving, pijn, verlies van kracht, verandering in huidskleur of -weefsel of verlies van gevoel in de vingers, handen of polsen, stop dan het gebruik van dit apparaat en ga naar een arts. - Het ontstekingssysteem van uw apparaat produceert een elektromagnetisch veld met een zeer lage intensiteit. Dit veld kan i n t e r fe re n t i e ve ro o r z a ke n m e t bepaalde pacemakers. Om het risico op ernstig letsel of overlijden zo klein mogelijk te houden moeten personen met een pacemaker hun eigen arts en de fabrikant van de pacemaker raadplegen voordat ze deze machine gebruiken. LET OP: Nationale voorschriften kunnen het gebruik van de machine beperken. 1) Lees deze handleiding aandachtig tot u alle veiligheidsvoorschriften, voorzorgsmaatregelen en bedieningsinstructies begrepen hebt en kunt opvolgen voordat u probeert de machine te gebruiken. 2) Houd de handleiding steeds binnen handbereik. Als u de handleiding kwijt bent, vraag dan een kopie aan. 3) Laat uw machine uitsluitend gebruiken door volwassenen die de veiligheidsvoorschriften, voorzorgsmaatregelen en bedieningsinstructies in deze handleiding begrijpen en op kunnen volgen. Minderjarigen mogen deze machine nooit gebruiken. 4) Hanteer of bedien de machine niet als u vermoeid, ziek of van streek bent, of wanneer u alcohol, drugs, of medicijnen hebt gebruikt. U dient in goede lichamelijke conditie te zijn en mentaal alert. Het gebruik van de machine is inspannend. Als u aan een aandoening lijdt die verergerd kan worden door inspannend werk, vraag dan advies aan een arts, voordat u met de machine gaat werken. Wees extra voorzichtig vlak voor rustperiodes en als het werk bijna klaar is. 5) Houd kinderen, omstanders en dieren op een afstand van minimaal 15 meter van het werkgebied. Laat andere mensen of dieren niet in de buurt komen als u de machine start of ermee werkt. 6) Draag bij het werken met de machine altijd goedgekeurde beschermende veiligheidskleding. Draag geen kleding, sjaals, dassen of sieraden die in het struikgewas kunnen vastraken. Lang haar mag niet los gedragen worden en moet worden beschermd (bijvoorbeeld met een hoofddoek, een muts, een helm, enz.). Gebruik de machine nooit b l o o t s v o e t s ; d r a a g veiligheidsschoenen met antislipzolen. Draag beschermingsmiddelen tegen lawaai, bijvoorbeeld gehoorbeschermers of oordoppen. 7) Laat anderen deze machine alleen gebruiken als ze deze bedieningshandleiding hebben gelezen of als ze passende instructies hebben gekregen over het correcte en veilige gebruik van deze machine. Geef altijd de handleiding met de gebruiksaanwijzingen, die moet worden gelezen alvorens het werk te 39 NL NL beginnen. 8) Controleer de machine voor gebruik om er zeker van te zijn dat elk onderdeel, voor de veiligheid of anderszins, goed werkt. 9) Gebruik nooit een beschadigde, gewijzigde, of onjuist gerepareerde of geassembleerde machine. Verwijder of beschadig geen enkele veiligheidsvoorziening en stel deze n o o i t b u i t e n we r k i n g. Ve r v a n g s n i j w e r k t u i g e n o f veiligheidsvoorzieningen onmiddellijk a l s d e z e b e s c h a d i g d, k a p o t o f verwijderd zijn. 10) Plan uw handelingen van te voren zorgvuldig. Begin het gras niet te maaien zolang er zich personen of vo o r we r p e n i n h e t we r k g e b i e d bevinden. 11) Alle werkzaamheden aan de machine die niet in deze handleiding zijn vermeld, moeten worden uitgevoerd door geschoold personeel. 12) De zitmaaier is een apparaat dat uitsluitend bestemd is voor het maaien van gras. Het is niet aan te raden om andere soorten materiaal te snoeien. Alle andere vormen van gebruik dan vermeld in deze handleiding, kunnen de machine beschadigen en ernstig gevaar opleveren voor mensen en voorwerpen. 13) H e t i s n i e t a a n t e r a d e n gereedschappen of instrumenten, die niet door de fabrikant zijn gespecificeerd, aan de aftakas te koppelen. 14) Gebruik de machine niet zonder de beschermk ap van de draaiende onderdelen. 15) Zorg ervoor dat alle etiketten met de gevaar- en veiligheidssymbolen in een goede staat blijven. Vervang ze tijdig in geval van beschadiging of slijtage. 16) Gebruik de machine niet voor andere gebruiksdoelen dan in deze handleiding zijn beschreven (zie Verboden gebruik pag. 44). 17) De gebruiker is verantwoordelijk voor het inschatten van de mogelijke risico’s van het te bewerken terrein en moet a l l e n o o d z a k e l i j k e voorzorgsmaatregelen nemen om zijn veiligheid te waarborgen, vooral op 40 18) 19) 20) 21) 22) hellingen, oneffen, gladde of onvaste terreinen. Ga op hellingen altijd voorzichtig te werk en werk in stijgende of dalende richting, nooit overdwars. Gebruik de machine niet op terreinen met een hellingsgraad van meer dan 10° (17 %). Vergeet niet dat de eigenaar of de gebruiker aansprakelijk is voor ongevallen of risico’s geleden door derden of voor schade aan goederen. Tijdens werkzaamheden op oneffen terreinen dient de gebruiker ervoor te zorgen dat er zich niemand binnen een straal van 20 meter om de machine bevindt. De machine kan met verschillende accessoires worden uitgerust. De eigenaar dient er zelf voor te zorgen dat deze onderdelen of accessoires zijn gecertificeerd overeenkomstig de g e l d e n d e E u r o p e s e veiligheidsvoorschriften. Het gebruik van niet-gecertificeerde accessoires kan uw veiligheid in gevaar brengen. Laat u niet afleiden en behoud de nodige concentratie tijdens het werk. LET OP - Gebruik nooit een machine met defec te veiligheidsfunc ties. De veiligheidsuitrusting van de machine moet gecontroleerd en onderhouden worden zoals in dit deel beschreven is. Als uw machine tekortschiet bij een van de controles, neem dan contact op met een erkend servicecentrum om hem te laten repareren. - Elk gebruik van de machine dat niet uitdrukkelijk in deze handleiding is beschreven moet beschouwd worden als oneigenlijk en vormt dus een gevaar voor mensen en voorwerpen. 2. VERKLARING VAN DE SYMBOLEN EN VEILIGHEIDSWAARSCHUWINGEN (Fig.1) 1) L e e s d e g e b r u i k s - e n onderhoudshandleiding voordat u deze machine in gebruik neemt. 2) Let op - Verwijder de sleutel en lees de instructies, voordat u onderhouds- of reparatiewerkzaamheden verricht. 3) Let op! Gevaar voor wegschietende voorwerpen - Houd personen op een afstand. 4) L e t o p ! K a n t e l g e v a a r v a n d e machine - Gebruik deze machine niet op hellingen met een hellingsgraad van meer dan 10°. 5) Let op! Gevaar voor verminking Verzeker u ervan dat andere personen voldoende afstand van de machine houden wanneer de motor draait. 6) Let op! Gevaar voor verminking Draaiend mes; steek uw handen of voeten niet in de behuizing van het mes. Let op! Gevaar voor letsel door meesleuren van de riemen - Start de machine niet wanneer de beschermingen niet gemonteerd zijn. Blijf uit de buurt van de riemen. De typeplaatjes onder de stoel bevatten de belangrijkste gegevens van elke machine: 7) Machinetype: ZITMAAIER 8) Technische gegevens 9) Merk en model van de machine 10) Gegarandeerd geluidsvermogensniveau 11) EG-conformiteitsmerk 12) Serienummer 13) Bouwjaar 3. HOOFDONDERDELEN (Fig.2) 1. 1A. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. Gashendel / choke (Emak motor) Choke (B. & S. motor) Contactslot Display (alleen bij de modellen die hiermee zijn uitgerust) Knop voor het inschakelen van het mes Regelhendel maaihoogte Snelheidsregelingspedaal achteruit Snelheidsregelingspedaal vooruit Parkeerremhendel Toegang elektrisch systeem en accu (Motorkap) Dop brandstoftank Rempedaal Maaidek Transmissie-bypass Grasopvangzak Hendel opvangzak legen Elektrische bediening bak (alleen bij de modellen die hiermee zijn uitgerust) Sensor grasopvangbak 4. ASSEMBLAGE NEEM DE BIJGEVOEGDE MONTAGEHANDLEIDING IN ACHT OM DE TREKKER UIT TE PAKKEN EN TE MONTEREN. LET OP - Gevaren door onvolledige montage De gazontrekker mag niet worden gebruikt voordat hij volledig is gemonteerd. Voer alle montagewerkzaamheden uit die in de montagehandleiding worden beschreven. Vraag in geval van t wijfel vóór de ingebruikname aan een vakman of de montage correct is uitgevoerd. Om transportredenen wordt de machine zonder motorolie en benzine geleverd. De motor moet voor het starten met olie en benzine worden gevuld volgens de aanwijzingen in de handleiding van de motor. LET OP: De machine moet op een vlak ke en stevige ondergrond worden uitgepakt en gemonteerd met voldoende ruimte voor de verplaatsing van de machine en de verpakkingsmaterialen en maak hierbij altijd gebruik van geschikte gereedschappen. Het verpakkingsmateriaal moet volgens de plaatselijk geldende voorschriften worden verwerkt. 5. BEDIENINGSELEMENTEN Hierna worden de bedieningselementen van de gazontrekker met achteruitworp beschreven. Let er op dat u de beschrijving leest die bij uw gazontrekker hoort. Het standaard instrumentenpaneel Hierna worden de elementen van het standaard instrumentenpaneel (Fig. 3) verklaard. Regeling van het motortoerental (3b) VOORZICHTIG - Houd er rekening mee dat het gebruik van de regelaar de snelheid beïnvloedt! Bij regelaar met geïntegreerde choke: door de regelaar (3b) te verschuiven, wordt het motortoerental verhoogd en verlaagd en 41 NL in de bovenste stand wordt de choke ingeschakeld. Choke inschakelen: schuif de regelaar helemaal naar boven tot aan het chokesymbool. Gebruik deze positie uitsluitend om de motor te starten. VOORZICHTIG - Enkele trekkervarianten zijn uitgerust met een aparte chokeknop (3a) op het instrumentenpaneel. Deze moet dan bijkomend worden uitgetrokken om de trekker te starten. - Schuif de knop langzaam weer terug wanneer de motor draait! Maaibedrijf: in deze stand draait de motor met het maximale toerental. Stationair bedrijf: in deze stand draait de motor met het laagste toerental. NL Contactslot (3d) Stand Werking Motor uit. 0 De contactsleutel kan worden uitgetrokken. Koplampen aan. Nadat de motor is gestar t, I worden in deze stand de koplampen ingeschakeld. wanneer de motor II Bedrijfsstand draait. Startstand om de motor te starten. Laat de sleutel los, zodra de III motor draait. Deze springt dan terug naar bedrijfsstand II. Instrumentenpaneel met display en zonder display Lees dit hoofdstuk wanneer uw gazontrekker boven het standaard instrumentenpaneel (Fig. 3) een display heeft (Fig. 4). Functieknoppen en de displayweergave Pos. Aanduiding Werking In het display worden - dagelijkse bedrijfsuren (aanduiding met komma) VOORZICHTIG - De dagelijkse bedrijfsuren worden decimaal weergegeven (1,5 u = 1u 30 min). of 4b - totale bedrijfsuren (aanduiding zonder komma) weergegeven). VOORZICHTIG - De totale bedrijfsuren beginnen te tellen, zodra de contactsleutel in stand I wordt gedraaid. Om de displayaanduiding om te schakelen. - Totale bedrijfsuren - Dagelijkse bedrijfsuren 4e - Batterijspanning VOORZICHTIG - Wanneer de contactsleutel in het contactslot in stand „I“ staat, lopen de totale bedrijfsuren verder. Terugstellen van de dagelijkse bedrijfsuren op „0“. VOORZICHTIG - Enkel de dagelijkse bedrijfsuren 4n kunnen teruggesteld worden op „0“ - niet de totale bedrijfsuren. 42 Controlelampjes Pos. 4a Aanduiding De aanduiding brandt: 1. terwijl de motor draait: - bij defecte of diep ontladen startbatterij. - kabeltoevoerleiding motor – batterij onderbroken. - zekering defect (15 A-blauw). - Dynamo aan de motor defect 2. terwijl de motor stilstaat: - bij diep ontladen startbatterij. VOORZICHTIG - Ga naar de erkende reparatiewerkplaats wanneer deze aanduiding brandt! 4c wanneer de grasopvangbak vol is. Maak de grasopvangbak leeg! 4d wanneer de maaier is ingeschakeld. 4f wanneer voor de maaier het achteruitrijden werd geactiveerd. 4g wanneer een persoon of voorwerp zich in het zijdelingse werkbereik van de gazontrekker bevindt. 4h wanneer de grasopvangbak is verwijderd of niet gesloten conform de voorschriften. 4i bij ingeschakelde koplampen. 4j wanneer de rem wordt ingedrukt en bij vergrendeling van de rem. 4k wanneer er zich enkel nog een brandstofresthoeveelheid van maximaal ongeveer 1,5 liter in de tank bevindt. 4l wanneer het oliepeil zich onder een bepaald peil bevindt 4m wanneer de bestuurder afstapt van de trekker bij: - draaiende motor (rem is vergrendeld) NL Rem- en koppelingspedaal - Rem: wanneer u het pedaal (Fig. 6a) helemaal indrukt, wordt de rem op de transmissie in werking gesteld, de trekker remt af. - Parkeerrem: swanneer u bij ingedrukt rempedaal (6a) de vergrendelingshendel (6b) naar boven trekt, wordt de rem vergrendeld. Door het pedaal opnieuw in te drukken, wordt de rem losgelaten. 43 NL Bediening van de transmissie (rijsnelheid) Snelheidsregelingspedalen De gazontrekkers zijn uitgerust met een hydrostaat (pedaalbediening). Om vooruit en achteruit te rijden, zijn aan de rechterkant twee aparte pedalen ondergebracht. Rijrichting Beschrijving het rechter pedaal Vooruit Gebruik (Fig.5b) om vooruit te rijden. Gebruik het linker pedaal (5a) om achteruit te rijden. VOORZICHTIG Wa n n e e r e n k e l h e t pedaal om achteruit te rijden wordt gebruikt, Achteruit wordt de maaier uitgeschakeld. Maaibedrijf tijdens achteruitrijden: zie hoofdstuk “Maaien met de gazontrekker”. L E T O P : D e o ve r g a n g v a n d e vooruitversnelling naar de achteruitversnelling moet bij stilstaande machine worden uitgevoerd. LET OP: Gebruik het snelheidsregelingspedaal voor het omkeren ten opzicht van de rijrichting nooit als rem. Bijvoorbeeld: gebruik het snelheidsregelingspedaal van de achteruitversnelling niet, wanneer de machine vooruit rijdt. Hydrostaat (pedaalbediening) De hydrostaat (pedaalbediening) wordt bediend door twee pedalen (5a en 5b). Om te vertrekken laat u bij draaiende motor eerst de parkeerrem (6a) los en daarna drukt u het pedaal (5b) in om vooruit te rijden of het pedaal (5a) om achteruit te rijden. Hoe verder u het pedaal indrukt, hoe sneller u in de gekozen richting rijdt. Bediening maaier Maaihoogte instellen De maaier van de trekker kan met een hendel (7b) rechts naast de 44 bestuurdersstoel in meerdere stappen in de hoogte worden versteld. 1. Beweeg de verstelhendel (7b) in de gewenste richting. Hendel naar beneden betekent lage maaihoogte, hendel naar boven, grote maaihoogte. LET OP: Laat de hendel niet in een tussenstand tussen twee inkepingen. Risico op onverwachte beweging van de snijplaat. Maaier inschakelen E l e k t r i s c h e i n s c h a ke l i n g : O p h e t instrumentenpaneel bevindt zich een schakelaar (Fig. 3e). Schakel hiermee de maaier in. 6. GEBRUIKSVOORSCHRIFTEN Verboden gebruik LET OP: Gebruik de machine alleen voor het maaien van het gras in tuinen of parken. Elk ander gebruik is verboden en doet de garantie vervallen en onthef t de fabrikant van elke aansprakelijk heid. De kosten die voortkomen uit de schade of letsel aan de gebruiker zelf of aan derden zijn ten laste van de gebruiker. Ook de volgende handelingen vallen onder verboden gebruik: - Takken of andere materialen die steviger zijn dan gras maaien of malen. - Stevige, stoffige materialen, elk soort afval, bladeren, zand of grind opzuigen of van de grond rapen. - Oneffenheden en hobbels van het terrein gladmaken; het mes mag nooit het terrein raken. - Gereedschappen of toepassingen op de aftakas van de motor aanbrengen die niet aangegeven zijn door de fabrikant. - Het mes op kale stukken inschakelen. - Andere personen, kinderen of dieren op de machine of op een aanhangwagen vervoeren. - Gebruik van de machine: 1) bij het rijden op natte of gladde terreinen of hellingen, 2) op oppervlakken met gaten, sloten, treden of trappen, 3) op opper vlak ken met plotselinge hellingveranderingen, verborgen obstakels, scherpe hoeken, kippengaas op de grond. Controleer ook de stevigheid van het terrein, vooral in gebieden die gemakkelijk verzakken (bv. pas bewerkte grond, modderpoelen en drassige grond) waarin de wielen plotseling kunnen wegzakken en de machine uit zijn evenwicht raakt. - Lasten trekken of duwen zonder gebruik te maken van de trekhaak. LET OP: De machine mag gebruikt worden om een aantal eenvoudige accessoires met een beperkt gewicht te slepen (zie hoofdstuk Accessoires). Gebruik de machine niet om andere voorwerpen of accessoires te slepen dan door de fabrikant aangegeven zijn. Het getrokken voorwerp kan kantelen met gevaar voor de bestuurder en de voorwerpen. Het getrokken voorwerp heeft een negatieve invloed op het evenwicht van de machine die op zijn beurt gemakkelijk kan kantelen, vooral op hellingen of afdalingen. Wanneer wordt geremd, kan een aanhanger zonder remmen tegen de machine botsen met gevaarlijke bewegingen tot gevolg. Let vooral goed op wanneer deze accessoires over harde terreinen worden getrokken. Voorzorgsmaatregelen voor het gebruik van de machine LET OP: De veiligheidssystemen van de machine mogen niet onklaar gemaakt of ver wijderd worden. ONTHOUD DAT DE GEBRUIKER ALTIJD VERANTWOORDELIJK IS VOOR SCHADE DIE AAN DERDEN WORDT TOEGEBRACHT. Alvorens de machine in gebruik te nemen: - L e e s d e a l g e m e n e veiligheidsvoorschriften aandachtig, met speciale aandacht voor het rijden en maaien op hellende terreinen, - Lees de gebruiksaanwijzingen aandachtig, maak u vertrouwd met de - - - - - - - bedieningen en met de manier waarop het mes en de machine snel gestopt kunnen worden. LET OP Als u een situatie tegenkomt waarin u niet zeker weet wat te doen dient u een deskundige te raadplegen. Wend u tot uw dealer of een erkend servicecentrum. Vermijd elk gebruik waarvan u denkt dat het buiten uw capaciteiten valt. Gebruik het apparaat niet als u geen hulp kunt vragen bij ongelukken. Probeer het gemaaide materiaal niet te verwijderen als de motor draait of als het snijwerktuig in beweging is om ernstig letsel te voorkomen. Soms kan het gebeuren dat takken of struikgewas tussen de snelheidsregelingspedalen vast blijven zitten. Zet de motor altijd uit voordat u dit schoonmaakt. Laat de machine nooit onbeheerd achter wanneer de motor draait of de sleutel in het contactslot gestoken is. Stop het mes altijd, schakel de parkeerrem in, zet de motor af en neem de sleutel weg. Schakel de motor uit en neem de sleutel uit het contactslot wanneer u zich van de machine ver wijder t, vóór het bijvullen van de brandstof en vóór elk onderhoud of reiniging. De zitmaaier is een apparaat dat uitsluitend bestemd is voor het maaien van gras. Het is niet aan te raden om andere soorten materiaal te snoeien. Alle andere vormen van gebruik dan vermeld in deze handleiding, kunnen de machine beschadigen en ernstig gevaar opleveren voor mensen en voorwerpen. Controleer regelmatig de toestand en de spanning van de banden. Banden die in een slechte staat verkeren of met een verkeerde bandenspanning kunnen een slechter evenwicht van de machine veroorzaken en voor een ongelijkmatig maairesultaat zorgen. De machine mag niet op de openbare weg rijden, ook niet om over te 45 NL steken. - Gebruik de machine nooit om andere voorwerpen te trekken of te duwen. NL - Gebruik de machine alleen bij daglicht of als de kunstmatige verlichting voldoende is. Houd de machine op voldoende afstand van gaten of andere oneffenheden van het terrein. - We e s e x t r a v o o r z i c h t i g b i j h e t veranderen van richting en vooral op hellingen. - Plaats nooit uw handen of voeten dichtbij of onder de bewegende delen. - Hef of vervoer nooit een machine wanneer de motor in werking is. - Verminder de snelheid van de motor voordat u hem uitschakelt. - Stop de machine als het mes een vreemd voorwerp raakt. Inspecteer de machine en herstel onderdelen als dat nodig is. - Verzeker u ervan dat het snijwerktuig geen enkel voorwerp raakt, voordat u de motor start. - Houd het stuurwiel, de bedieningshendels en -pedalen schoon, droog en vrij van olie of brandstof. - Controleer het werkgebied op mogelijke obstakels (wortels, stenen, takken, sloten, enz.). - Wees bijzonder voorzichtig en alert tijdens het dragen van gehoorbescherming want dergelijke apparatuur kan uw vermogen om waarschuwende geluiden (roepen, s i gn a l e n , w a a r s c h u w i n g e n , e n z . ) belemmeren. - Verlaag de snelheid voordat u een bocht neemt. - Stop het mes wanneer u niet maait. - Let op wanneer u om een vast voorwerp rijdt om ervoor te zorgen dat het mes er niet tegen aan stoot. Rijd nooit over vreemde voorwerpen. Gebruik op hellingen LET OP - Schakel de parkeerrem altijd in voordat u de machine stilzet en onbeheerd achterlaat. - Begin op hellende terreinen zeer 46 voorzichtig te rijden om te voorkomen dat de machine steigert. - Verlaag op hellende terreinen de snelheid voordat u van richting verandert. - Schakel het snelheidsregelingspedaal voor het achteruit rijden nooit in om de snelheid tijdens een afdaling te verlagen: dit kan verlies van controle over de machine tot gevolg hebben, vooral op gladde terreinen. Tijdens het gebruik op hellingen is het risico op controleverlies en kanteling van de machine het grootst. Beide gevallen kunnen ernstige schade of zelfs de dood tot gevolg hebben. Ga zeer voorzichtig te werk. Als u de helling niet kunt nemen of als u zich er onzeker over voelt, maai het gras op de helling dan niet. LET OP: Zet de maai-unit tijdens de afdaling op de laagste stand om het zwaartepunt van de machine te verlagen en hem stabieler te maken. Controleer de snelheid tijdens de afdaling met het snelheidsregelingspedaal (om het remeffect van de hydrostatische overbrenging te benutten) en met de gashendel. Ga als volgt te werk om op hellingen te werken: - Maai in stijgende en dalende richting, maar niet overdwars. - Rijd nooit met de machine op hellingen met een hellingsgraad van meer dan 10° (17%). - Start of stop de machine niet op een helling. Als de luchtbanden beginnen te slippen, stop dan het mes en daal de helling langzaam af. - Rijd altijd op een gelijkmatige en matige snelheid. - Verander niet plotseling van snelheid of van richting. - Vermijd zo veel mogelijk om bochten te nemen. Als het echt noodzakelijk is, stuur dan langzaam en geleidelijk naar beneden. Rijd op lage snelheid. Maak kleine bewegingen met het stuurwiel. - Let op en voorkom om over voren, gaten en oneffenheden te rijden. Bij o n e f fe n te r re i n k a n d e m a c h i n e gemakkelijker kantelen. Lang gras kan obstakels verbergen. - Maai of stop niet in de buurt van bermen, sloten of ophogingen. De machine kan plotseling kantelen als een wiel de rand van een afgrond of een sloot overschrijdt of als de berm verzakt. - Maai het gras niet wanneer het nat is. Het terrein is dan glad en de banden zouden hun grip kunnen verliezen waardoor de machine kan gaan slippen. - Probeer de machine niet stabiel te maken door een voet op de grond te zetten. - Let op de nabijheid van scherpe hoeken, struikgewas, bomen of andere voorwerpen die het zicht belemmeren. Kinderen - Wanneer niet op kinderen in de buurt van de machine wordt gelet, kan dit zeer ernstige schade tot gevolg hebben. Kinderen hebben vaak veel belangstelling voor de machine en de maaiwerkzaamheden en worden erdoor aangetrokken. - Houd kinderen uit de buurt van het maaigebied en onder het toeziend oog van een andere volwassene. - Zorg ervoor de machine uit te zetten wanneer kinderen het maaigebied betreden. - Kijk voor en tijdens het achteruitrijden achterom en omlaag om u ervan te verzekeren dat er geen kleine kinderen zijn. - Vervoer nooit kinderen. Ze kunnen vallen en ernstig letsel oplopen of een veilige manoeuvre van de machine verhinderen. - Sta kinderen nooit toe om de machine te gebruiken. 6.1 Uit te voeren werkzaamheden voor de ingebruikname Voordat u begint te werken, moet een aantal controles en werkzaamheden worden uitgevoerd om er zeker van te zijn dat het werk goed en veilig wordt uitgevoerd. De tank vullen VOORZICHTIG: Het type benzine en olie dat gebruikt moet worden, is vermeld in het instructieboekje van de motor. Olie VOORZICHTIG - DE MACHINE WORDT ZONDER OLIE GELEVERD. Vul het reser voir met motorolie voordat u de machine start. - Het gebruik van de motor met onvoldoende olie kan ernstige schade toebrengen aan de motor. Zorg ervoor dat de motor uitgeschakeld is en op een vlakke ondergrond ligt als u hem wilt controleren. - Het gebruik van niet-reinigende olie of olie voor tweetaktmotoren kan de levensduur van de motor verkorten. Controleer het motoroliepeil bij afgezette motor. Het peil moet zich tussen de streepjes MIN en MAX van de peilstok bevinden. Benzine LET OP - B enzine is een zeer brandbare brandstof. Wees zeer voorzichtig tijdens het gebruik ervan. Rook niet en breng geen vuur of vlammen in de buur t van de brandstof of de machine. - Benzine en benzinedampen kunnen bij inademing of contact met de huid ernstig letsel veroorzaken. Wees daarom voorzichtig bij het hanteren van brandstof en zorg voor voldoende ventilatie. - Let op het risico voor vergiftiging door koolmonoxide, een geurloze, giftige en dodelijke stof. - Hanteer brandstof buiten waar geen vonken of vlammen zijn. - Kies een kale ondergrond, stop de 47 NL - - - NL - - - 48 machine en laat hem afkoelen voordat u benzine bijvult. Gebruik nooit oude of vervuilde benzine of een olie/benzine mengsel. Voorkom dat er vuil of water in de brandstoftank terechtkomt. Mors geen benzine op de kunststof delen om deze niet te beschadigen. Bij toevallig lekken, onmiddellijk met water spoelen. De garantie dekt geen schade veroorzaakt door benzine aan de kunststof delen van de carrosserie of van de motor. Draai de dop langzaam los om druk te laten ontsnappen en om te voorkomen dat er brandstof rond de dop naar buiten lekt. Maak het gebied rond de tankdop schoon om verontreiniging te voorkomen. Voordat u de tankdop terugzet, de pakking schoonmaken en inspecteren. Draai de dop van de tank stevig dicht nadat u brandstof hebt bijgevuld. Het trillen van de machine kan leiden tot het losraken van een niet goed afgesloten brandstofdop waardoor brandstof gemorst kan worden. Ve e g u i t d e m a c h i n e g e m o r s t e brandstof weg en laat het restant van de brandstof vervliegen. Loop 3 m weg van de plaats waar u brandstof hebt bijgevuld voordat u de motor start. Probeer nooit gemorste brandstof te verbranden. Zet de machine nooit op een plaats met brandbare materialen zoals droge bladeren, stro, papier, enzovoorts. Haal nooit de dop van de tank als de motor loopt. Let erop dat u er geen brandstof terechtkomt op uw kleding. Als u brandstof gemorst hebt op uw kleding, kleed u dan om. Was alle delen van uw lichaam die in contact zijn gekomen met brandstof. Gebruik water en zeep. Stel brandstoftank niet bloot aan direct zonlicht. Bewaar en vervoer brandstof in een hiervoor goedgekeurde, schone tank. Bewaar brandstof op een koele, droge, goed geventileerde plaats. - Bewaar de maaier en brandstof op een plaats waar brandstofdampen geen vonken of open vuur van verwarmingsketels, elektrische motoren of schakelaars, ketels, enz. kunnen bereiken. - Houd brandstof uit de buur t van kinderen. - Gebruik nooit brandstof voor reinigingswerkzaamheden. LET OP - De tank moet gevuld worden bij afgezette motor op een onoverdekte en goed geventileerde plek. Bedenk dat benzinedampen brandbaar zijn. BRENG GEEN VLAMMEN IN DE BUURT VAN DE OPENING VAN DE TANK OM DE INHOUD ERVAN TE CONTROLEREN EN ROOK NIET TIJDENS HET TANKEN. - Controleer of er geen b r a n d s t o f l e k k a g e i s . Ve r h e l p eventuele lekkage voordat u de machine gebruikt. Neem, indien nodig, contact op met uw dealer. Tank vullen 1. Zet de motor uit en trek veiligheidshalve de contactsleutel uit. 2. Wacht tot de motor een beetje is afgekoeld (explosiegevaar door ontstoken brandstof). 3. Open de motorkap (9, Fig.2) naar boven. 4. Open de tankdop (A, Fig.10) en vul de benzine. LET OP - Vermijd dat de benzinetank te vol wordt gevuld. 5. Sluit de tankdop (A). 6. Sluit de motorkap (9). Bandenspanning Een juiste bandenspanning is noodzakelijk om het maaidek geheel vlak boven het grasoppervlak te krijgen, zodat u een mooi maairesultaat krijgt. Draai de beschermdoppen los en sluit de ventielen op een persluchtmachine met een manometer aan. - Controleer de bandendruk regelmatig. - Lees de vereiste luchtdruk af op de banden LET OP: 1 PSI = 0,07 bar Montage van de opvangzak of van de steenbeschermkap LET OP: Gebruik de machine nooit zonder dat de opvangzak of de steenbeschermkap is gemonteerd. Vulstandmelder grasbak ophangen De vulstandmelder meldt via een signaaltoon wanneer de grasopvangbak moet worden leeggemaakt. Om de vulstandmelder aan te bouwen, moet de grasopvangbak gedemonteerd zijn. De vulstandmelder (11a) moet in de opening van de rugwand worden geschoven. Let op de juiste plaats van de vulstandmelder. Schuif deze recht en zonder te forceren in de opening tot hij merkbaar vastklikt. personen of dieren in de buurt zijn! Vo e r a l l e co n t ro l e s o p e e n v l a k k e ondergrond uit, zodat de gazontrekker niet onbedoeld kan rollen. Remcontactschakelaar controleren De remcontactschakelaar zorgt ervoor dat de motor niet k an worden gestar t, wanneer de rem niet wordt gebruikt. 1. De motor staat uit. 2. Neem plaats op de bestuurdersstoel. 3. Maak de parkeerrem los door het rempedaal (6a) in te drukken. 4. P r o b e e r d e m o t o r t e s t a r t e n (contactsleutel in stand III). LET OP: De motor mag niet starten! Grasopvangbak ophangen 1. Houd de grasopvangbak met een hand aan de bakgreep (12a) vast en met de andere hand aan de vasthoudopening aan de achterkant (12b). 2. Leg de grasopvangbak symmetrisch op de leiding (12c). 3. Kantel de grasopvangbak met de andere hand lichtjes naar voor (13), zodat het voorste deel van de grasopvangbak vastklikt. 4. Draai de grasopvangbak nu opnieuw naar beneden (14a). 5. Controleer of de grasopvangbak correct is bevestigd (Fig. 15). Contac tschakelaar van de maaier controleren De contactschakelaar van de maaier zorgt ervoor dat de motor niet kan worden gestart wanneer de maaier is geactiveerd. 1. Motor staat uit. 2. Neem plaats op de bestuurdersstoel. 3. Duw het rempedaal in (6a) en bedien de parkeerrem (6b). 4. Schakel de maaier in. 5. P r o b e e r d e m o t o r t e s t a r t e n (contactsleutel in stand III). Wanneer u geen gras wilt opvangen, kunt u de grasopvangzak vervangen door de op aanvraag verkrijgbare kit steenbeschermkap. Contac tschakelaar van de stoel controleren De contactschakelaar van de stoel zorgt ervoor dat de motor wordt uitgeschakeld zodra er zich niemand meer op de bestuurdersstoel bevindt en de maaier is ingeschakeld. 1. Neem plaats op de bestuurdersstoel. 2. Duw het rempedaal in (6a) en bedien de parkeerrem (6b). 3. Start de motor en laat hem draaien met het maximale toerental. 4. Schakel de maaier in. 5. Ontlast de stoel door op te staan (niet afstappen!). De veiligheidsvoorzieningen controleren De veiligheidsvoorzieningen moeten vóór elke start van de gazontrekker worden gecontroleerd. LET OP - G e v a a r b i j d e co n t r o l e v a n d e veiligheidsvoorzieningen! - D e c o n t r o l e v a n veiligheidsvoorzieningen mag enkel vanaf de bestuurdersstoel worden uitgevoerd en wanneer er geen LET OP: De motor mag niet starten! LET OP: De motor moet uitschakelen! 49 NL NL Contactschakelaar van de grasopvangbak controleren De contactschakelaar op de grasopvangbak zorgt ervoor dat de motor wordt uitgeschakeld zodra de grasopvangbak niet correct is opgehangen en de maaier is ingeschakeld. 1. Neem plaats op de bestuurdersstoel. 2. Duw het rempedaal in (6a) en bedien de parkeerrem (6b). 3. Start de motor en laat hem draaien met het maximale toerental. 4. Schakel de maaier in. 5. Til de lege grasopvangbak lichtjes op of bedien de openingsschakelaar. LET OP: De motor moet uitschakelen! Contactschakelaar van het uitwerpkanaal controleren De contactschakelaar van het uit werpk anaal zorgt er voor dat de gazontrekker niet kan worden gestart wanneer het uitwerpkanaal is gedemonteerd. 1. Neem de grasopvangbak weg. 2. Verwijder het uitwerpkanaal. 3. Neem plaats op de bestuurdersstoel. 4. Duw het rempedaal in (6a) en bedien de parkeerrem (6b). 5. Start de motor. LET OP: De motor mag niet starten! LET OP: Gebruik de machine niet als u er niet zeker van bent dat hij goed en veilig werkt en neem onmiddellijk contact op met uw dealer voor de noodzakelijke controles of reparaties. 6.2 Gebruik van de machine DE TREKKER GEBRUIKEN LET OP - Gevaren door ontoereikende kennis van de gazontrekker! - Lees de gebruikshandleiding nauwkeurig voordat u start! - Neem vooral alle veiligheidsinstructies in acht! - Voer alle montagewerkzaamheden en 50 alle werkzaamheden voor de ingebruikname nauwgezet uit. Informeer in geval van twijfel bij de fabrikant! Essentiële voorbereidende maatregelen - Draag tijdens het maaien altijd stevig schoeisel en een lange broek. Maai nooit blootsvoets of met open sandalen. - Controleer het terrein waarop de gazontrekker wordt gebruikt volledig en verwijder alle stenen, stokken, draden, beenderen en andere vreemde voor werpen die kunnen worden gegrepen en weggeslingerd. Ook tijdens het maaien moet naar vreemde voorwerpen worden uitgekeken. - Voer alle werkzaamheden uit die in de ingebruikname zijn beschreven. Dit geldt vooral voor de controle van de veiligheidsvoorzieningen. - Gebruik enkel de koppelinrichting om lasten te trek ken! O verschrijd de belasting niet. - Het transport van voorwerpen op de gazontrekker, in of op de grasopvangbak is verboden! Gebruik van toebehoren LET OP - Gevaar door foutief toebehoren of foutief gebruik van het toebehoren! - Gebruik altijd enkel het originele toebehoren van de fabrikant van de trekker! - Neem de gebruiksvoorschriften in de bijgevoegde gebruikershandleidingen in acht! Het gebruik van niet toegestaan toebehoren of het foutief gebruik kan grote gevaren voor de gebruiker en derden ve ro o r z a k e n . D e g a zo n t re k k e r zo u overbelast kunnen worden. Dit kan zware ongevallen veroorzaken. Verplaats de trekker met de motor uit LET OP - Gevaar bij het schuiven op hellingen! - Schuif de gazontrekker enkel op een vlakke ondergrond! Op hellingen zou de gazontrekker ongecontroleerd bergaf kunnen rollen. Om de trekker met de motor uit moet je de hendel ontgrendelen by-pass te verplaatsen. Bij hydrostaat (pedaalbediening): de bypasshendel (Fig. 16-17) bevindt zich in de wielkast rechts achter. Ontgrendeling bypass bij T3-transmissie (type 95-105) - Trek de bypasshendel (17a) uit en hang naar boven op. - Laat de rem los. Ontgrendeling bypass bij G700-transmissie (type 125) - Schuif bypasshendel (16a) erin en hang naar boven op. - Laat de rem los. VOORZICHTIG: Om beschadiging van de transmissiegroep te vermijden, mag het blokkeren/ deblokkeren van de hendel enkel u i t g evo e rd wo rd e n a l s d e m o t o r uitgeschakeld is en de parkeerrem ingeschakeld is. De motor starten en afstellen De motor starten 1. Neem plaats op de bestuurdersstoel. 2. Druk het rempedaal (6a) aan de linkerkant helemaal in en blokkeer het met de vaststelhendel (6b). 3. Controleer of de maaier NIE T is ingeschakeld. Controleer daarvoor de positie van de kantelschakelaar (3e). 4. Plaats de regelaar (3b) voor het motortoerental tegen de bovenste aanslag. Naargelang de uitrustingsvariant bevindt het chokesymbool zich daar. Indien dit niet zo is, trek de afzonderlijke choke-knop uit (3a). 5. S t e e k d e c o n t a c t s l e u t e l i n h e t contactslot (3d). 6. Draai de contactsleutel in stand „III“ en houd deze zo lang in deze stand tot de motor draait. VOORZICHTIG - Om de startbatterij te ontzien, mag de startpoging niet langer dan ongeveer 5 seconden duren. 7. Laat vervolgens de contactsleutel los, die automatisch in stand „II“ springt. 8. Plaats de regelaar (3b) voor het motortoerental in bedrijfsstand. Bij een uitrustingsvariant met choke-knop drukt u deze opnieuw in (3a). De motor uitzetten 1. Schakel de maaier uit (3e). 2. Plaats de regelaar (3b) voor het motortoerental in stationaire stand. 3. Druk het rempedaal (6a) in en blokkeer het met de vaststelhendel (6b). 4. Draai de contactsleutel (3d) in stand „0“. 5. Trek de contactsleutel uit. LET OP - Gevaar door hete motor! - Let er bij het uitschakelen van de motor op dat hete motoronderdelen zoals de uitlaatdemper geen voorwerpen of materialen in de nabije omgeving, kunnen ontsteken! Met de trekker rijden LET OP - Gevaar door onaangepaste snelheid! - Rijd vooral in het begin langzaam om aan het rij- en remgedrag van de trekker te wennen! - Voor elke richtingsverandering moet de rijsnelheid zodanig worden verminderd dat de bestuurder altijd de controle over de gazontrekker behoudt en deze daarbij niet kan omkantelen! Uw trekker wordt aangedreven door een hydrostaat(pedaalbediening). Rit voorbereiden bij temperaturen onder 10°C VOORZICHTIG 1. Controleer of de maaier NIE T is ingeschakeld. Controleer daarvoor de kantelschakelaar (3e). 2. Start de motor en laat deze voor de optimalisering van de viscositeit van de transmissie-olie ongeveer 30 seconden 51 NL lang warmlopen. Daarna kunt u met de trekker rijden. De maaier mag pas worden ingeschakeld wanneer de motor enkele minuten draait. NL Met hydrostaat (pedaalbediening) rijden 1. Druk het rempedaal (6a) in en blokkeer het met de vaststelhendel (6b). 2. Stel de maaier in op de hoogste maaihoogte (7b). 3. Start de motor. 4. Druk de rem in (6a). 5. Druk langzaam op het voetpedaal voor de gewenste rijrichting. - Voorwaarts: voetpedaal (5b) - Achterwaarts: voetpedaal (5a) 6. Hoe verder u het pedaal indrukt, hoe sneller de trekker zich in de gewenste richting verplaatst. 7. Om te stoppen, laat u het voetpedaal los en drukt u het rempedaal (6a) in. LET OP: Trek altijd, wanneer u de trekker verlaat, de vaststelhendel (6b) bij ingeduwd rempedaal aan, zodat de trekker niet kan wegrollen! 6.3 Het gras maaien Het gras kan zowel in de vooruit- als in de achteruitversnelling worden gemaaid. Het gras maaien in de vooruitversnelling Voor een zuiver maairesultaat moet de rijsnelheid worden aangepast aan de gazonverhoudingen. Kies voor het maaien maximaal 2/3 van de mogelijke rijsnelheid met het pedaal. De maximale snelheid van de trekker is uitsluitend bestemd voor de rijmodus zonder ingeschakelde maaier. Doorgaans bedraagt de maaihoogte 4 - 5 cm. Dit komt overeen met het 2e of 3e raster van de hoogteverstelling (7b). Maai met een hogere maaihoogte wanneer het gras vochtig en nat is. Maai doelmatig in twee doorgangen wanneer het gras zeer hoog is. Stel de m a a i e r b i j d e e e r s te d o o rg a n g o p maximale maaihoogte. Bij de tweede doorgang kunt u deze dan op de gewenste hoogte instellen. 52 De maaier inschakelen VOORZICHTIG - De maaier mag pas worden ingeschakeld wanneer de motor al ongeveer een minuut is warmgelopen! - Wanneer u de maaier inschakelt, mag de gazonmaaier niet in hoog gras staan. 1. Start de motor. 2. Plaats de regelaar (3b) voor het motortoerental in bedrijfsstand. 3. Stel de maaier in op de hoogste maaihoogte (7b). 4. S c h a k e l d e m a a i e r i n m e t d e kantelschakelaar (3e) (stand „I“). 5. Stel de gewenste maaihoogte met de hendel (7b) in. 6. Begin te rijden met de gazontrekker. Het gras maaien in de achteruitversnelling VOORZICHTIG - Wanneer enkel het pedaal voor achteruitrijden wordt ingedrukt, wordt de maaier uitgeschakeld. 1. Druk de knop “achteruitmaaien” (3f ) in en binnen 5 seconden het pedaal (5a) om achteruit te rijden. LET OP - Ongevalgevaar bij het achteruitrijden! - Houd het gebied achter u in de gaten tijdens het achteruitmaaien! - Achteruitmaaien enkel indien nodig! De maaier uitschakelen LET OP - Gevaar door messen die blijven draaien! - Een (na)draaiend snijmes kan handen en voeten snijden! - Houd handen en voeten daarom uit de buurt van het messensysteem! Schakel de maaier met de kantelschakelaar (stand „0“) uit (3e). De maaier kan zowel in stilstand als wanneer de trekker rijdt, worden uitgeschakeld. Schakel de maaier altijd uit wanneer u op andere ondergrond dan gras rijdt. De opvangzak legen VOORZICHTIG - Wanneer de grasopvangbak gevuld is, klinkt een akoestisch signaal. De bak moet ten laatste nu worden leeggemaakt. Naargelang de uitrustingsvariant beschikt uw gazontrekker over een elektrisch bediende functie grasopvangbakleegmaken of een handmatig bediende grasopvangbak met bedieningshendel. Voor alle bakvarianten geldt: - het leegmaken van de grasopvangbak kan vanop de bestuurdersstoel worden uitgevoerd. - Wanneer bij ingeschakelde maaier de grasopvangbak omhoog wordt geklapt of opgehangen, slaat de motor af. - Wanneer de grasopvangbak niet correct is vastgeklikt, kan de maaier niet worden ingeschakeld. De elektrisch bediende grasopvangbak leegmaken 1. Om leeg te maken, gebruikt u de kantelschakelaar (8a) op de linkerkant van de bestuurdersstoel. 2. Om de grasopvangbak te sluiten, gebruikt u de kantelschakelaar opnieuw. De grasopvangbak met de bedieningshendel leegmaken 1. Trek de bedieningshendel uit de grasopvangbak (Fig. 18). 2. Druk de bedieningshendel in de rijrichting zodat de grasopvangbak opengaat. 3. Beweeg de grasopvangbak met de hendel naar achter tot de bak vastklikt. Hellende terreinen Zie paragraaf Gebruik op hellingen op pag. 46. Mulchingkit Als de bestuurder het gras op het terrein wil achterlaten en het ook wil fijnmalen, dan wordt de mulchingkit bij de machine geleverd. LET OP - Voor montage gebruikt u de juiste handleiding “Montage mulchset”. Adviezen voor een mooi gazon 1. Om een mooi, groen en zacht gazon te behouden, moet het regelmatig gemaaid worden zonder het gras te belasten. Het gazon kan uit verschillende soorten gras bestaan. Door frequent maaien groeit het gras beter en ontwikkelt veel wortels, waardoor een stevig grasdek wordt gevormd. Wanneer het gras minder vaak wordt gemaaid, ontstaat er vooral hoog en wild gras (klaver, vergeet-mijnietjes, enz.). 2. Het heeft de voorkeur om het gras te maaien wanneer het gazon goed droog is. 3. Het mes moet onbeschadigd en goed geslepen zijn, zodat het gras recht en zonder kartels wordt afgesneden, omdat de punten van het gras anders geel worden. 4. De motor moet op het hoogste toerental worden gebruikt, zowel om een rechte snede van het gras te garanderen, als om een goede uitvoer v a n h e t g e m a a i d e gra s u i t h e t uitwerpkanaal te bewerkstelligen. 5. De frequentie waarmee gemaaid wordt moet in verhouding staan met de groei van het gras. Voorkom daarbij dat het gras tussen twee maaibeurten in te veel groeit. 6. Tijdens warme en droge periodes is het beter om het gras iets langer te houden om de uitdroging van het terrein te beperken. 7. De optimale lengte van het gras van een goed verzorgd gazon is ongeveer 4-5 cm en bij het maaien moet niet meer dan een derde van de totale lengte worden verwijderd. Als het gras erg lang is, is het beter om het in twee maal te maaien op twee achtereenvolgende dagen: de eerste keer met het mes op de maximale hoogte en de tweede maal op de gewenste hoogte. 8. Uw gazon zal er mooier uitzien indien u afwisselend in de lengte- en in de dwarsrichting maait. 9. Als het uitwerpkanaal de neiging heeft verstopt te raken dan moet u uw 53 NL snelheid vertragen. Deze kan te hoog zijn met het oog op de toestand van het te maaien gazon. Indien het probleem aanhoudt, kan dit zijn doordat het mes bot is of doordat de windvleugels vervormd zijn. 10. Pas erg goed op bij het maaien van gazonboorden en langs struiken. Deze kunnen de stand van het maaidek ontregelen en eventueel het mes en de zijkant van het maaidek beschadigen. NL Na het werk Nadat het gazon is gemaaid, moet het mes worden uitgeschakeld en moet het maaidek weer in de hoogste stand worden gezet, behalve als op een helling wordt gereden. In dat geval moet het maaidek in de laagst mogelijk stand worden gehouden. Stop de machine, schakel de parkeerrem in en zet de motor af door de sleutel in de STOP-stand (0) te zetten. LET OP - Om een ontploffing in de uitlaat te vermijden dient u de gashendel enkele seconden voordat u de motor afzet in de LANGZAAM-stand zetten. - Neem de sleutel altijd uit het contactslot, voordat u de machine onbeheerd achterlaat. Zorg ervoor dat vooral motor, transmissie en oprolmechanismen, alsook de volledige elektronica niet in aanraking komen met water. LET OP - Gevaar bij het reinigen! Voor alle reinigingswerkzaamheden geldt: - zet de motor af en trek de contactsleutel uit. - Trek de stekker(s) van de bougiedoppen uit. - Nadat deze gereinigd zijn, moeten verwijderde beveiligingsvoorzieningen opnieuw worden gemonteerd. - RISICO OP BRANDWONDEN: reinig de gazontrek ker pas wanneer die is a fg e k o e l d. M o to r, t r a n s m i s s i e e n uitlaatdemper zijn zeer heet! - RISICO OP SNIJWONDEN: l e t b i j werkzaamheden aan snijwerktuigen op de scherpe messen. Bij maaiwerktuigen met meerdere messen kan de beweging van het ene snijwerktuig de beweging van het andere veroorzaken! De grasopvangbak reinigen Verwijder hiervoor de grasopvangbak en spuit de bak aan binnen- en buitenkant af met een waterslang. Vuil dat vastkleeft moet voorzichtig, bijvoorbeeld met een borstel, worden afgeschraapt. Zorg er vooral bij grasopvangbakken met stoffen bekleding voor dat de stof niet wordt beschadigd. VOORZICHTIG - Laat de sleutel niet in de stand BEDRIJF (II) staan wanneer de motor niet draait om te voorkomen dat de accu leegloopt. - Wanneer het contactslot beschadigd is, moet de gashendel in de CHOKE-stand gezet worden om de motor te stoppen. VOORZICHTIG - Maak de grasopvangbak voor de reiniging leeg zoals Rasentraktor reinigen beschreven. Een volle grasopvangbak is te zwaar om veilig te kunnen verwijderen. De machine reinigen Maak de buitenkant van de machine na elk gebruik schoon, maak de opvangzak leeg en schud hem uit om gras- en aarderesten te verwijderen. Een grasopvangbak verwijderen 1. Zet de motor uit. 2. Til de grasopvangbak lichtjes op. 3. Verwijder de grasopvangbak naar boven. Gebruik geen hogedrukreiniger om te reinigen. De waterstraal van een hogedrukreiniger of van een tuinslang kan de elektronica of de lagers beschadigen. Een elektrisch bediende grasopvangbak verwijderen 1. Zet de motor uit. 2. Controleer of de elektrisch bediende 54 grasopvangbak gesloten is. 3. Til de grasopvangbak op (ongeveer 30°). 4. Verwijder de grasopvangbak naar boven. De behuizing, motor en transmissie reinigen Spuit de motor en alle lagers (wielen, transmissie, meslager) niet met water of een hogedrukreiniger schoon. Water dat binnendringt in het ontstekingssysteem, de carburateur en het luchtfilter kan storingen veroorzaken. Water in de lagers kan leiden tot verlies van smering en dus tot vernieling van de lagers. Gebruik voor het verwijderen van vuil en grasresten een doek , handborstels, borsteltjes met lange steel of iets gelijkaardigs. VOORZICHTIG - Beschadiging van de elektrische installatie door binnendringend water! - Zorg er bij het reinigen van de trekker voor dat er geen water in de elektrische installatie geraakt! Het uitwerpkanaal reinigen Door regelmatig reinigen wordt de vrije beweging van de maaihoogteverstelling gegarandeerd. Het uitwerpkanaal bestaat uit twee in elkaar geschoven delen. Het onderste deel is stevig vastgeklikt in de maaierbehuizing. Het bovenste deel kan eruit worden getrokken om te reinigen. 1. Verwijder de grasopvangbak. 2. Verwijder de schroeven (19a) links en rechts van het uitwerpkanaal. 3. Trek het uitwerpkanaal er door de achterwand naar achter uit. 4. Reinig het bovenste en onderste uitwerpkanaal grondig. 5. S t e e k h e t u i t w e r p k a n a a l i n d e achterwand. Zorg er daarbij voor dat het bovenste en onderste deel schoon worden samengevoegd. 6. S c h r o e f d e z e m e t d e t w e e bevestigingsschroeven vast. 7. De grasopvangbak k an opnieuw worden gemonteerd. Reiniging van het maaisysteem Op het maaidek bevinden zich aansluitingen voor een 1/2“ waterslangkoppeling (20a). Door een waterslang aan te sluiten, kan het maaisysteem worden gereinigd. Tijdens het reinigingsproces moet de grasopvangbak of een geschikt toebehoren, bijv. zwadbak, gemonteerd zijn. 1. S l u i t d e w a t e r s l a n g a a n o p d e gazontrekker (20a) en draai het water open. 2. Start de motor en stel een middelgroot motortoerental in. 3. Breng de maaier naar beneden tot de laagste maaihoogte. 4. Schakel de maaier in. 5. Na enkele minuten is het maaisysteem gereinigd. 6. Schakel de maaier uit. 7. Zet de motor uit. 8. Draai het water dicht en verwijder de slang. 9. Start de motor nog eens en laat de maaier nog enkele minuten draaien om water eruit te werpen. 10. Reinig de grasopvangbak. 6.4 Transport LET OP: De machine mag niet op de openbare weg rijden of worden gesleept. - Om de machine te vervoeren moet een voertuig met aangepast vermogen en afmetingen worden gebruikt dat daarvoor afdoende is toegerust of een goedgekeurde aanhangwagen. - Om de machine in het voertuig te laden, kiest u steeds een vlakke zone, ver van het verkeer en zonder potentieel gevaarlijke voorwerpen. - De machine is zwaar en kan ernstige schade door beknelling veroorzaken. Laad hem met grote voorzichtigheid in en uit voertuigen of aanhangwagens. - Gebruik steeds een gecertificeerde 55 NL laadbrug, die 4 keer zo lang is als de hoogte van de laadvloer van het voertuig, met een aangepaste breedte, een antislipoppervlak, sterk genoeg om het gewicht van de machine te dragen. - De machine kan ook op een pallet worden vastgemaakt en geladen met een vorkheftruck. In dat geval moet de vorkheftruck worden bediend door een daartoe gemachtigde operator. LET OP: De machine MAG NIET wo rd e n o p g e t i l d m e t r i e m e n , kettingen of haken. NL - Laad de machine in bij afgezette motor, zonder bestuurder en alleen geduwd door een geschikt aantal personen. - De machine moet horizontaal vervoerd worden met een lege tank, dichtgedraaid benzinekraantje, omlaag gebracht maaidek en ingeschakelde parkeerrem. Controleer bovendien of de geldende vervoersvoorschriften voor deze machines niet worden overschreden. - Om de machine op het voertuig of de wagen vast te maken, moeten goedgekeurde spanriemen worden gebruikt waarvan u moet nagaan of de bevestiging correct en stevig is, en vier wielblokken bij de achterwielen. LET OP: Alleen de parkeerrem garandeert niet de stabiliteit van de machine tijdens het transport. - Tijdens het transport mag geen enkele persoon op de machine blijven zitten. - Voordat u de machine over de openbare weg vervoert, dient u de plaatselijk geldende verkeersregels te raadplegen en in acht te nemen. 7. ONDERHOUD Lees ook de handleiding van de motor aandachtig. 56 7.1 Veiligheidsadviezen LET OP Voor alle onderhoudswerkzaamheden geldt: - zet de motor af en trek de contactsleutel uit. - Tr e k d e s t e k k e r ( s ) v a n d e bougiedoppen uit. - V e r w i j d e r d e beveiligingsvoorzieningen moeten na het onderhoud opnieuw worden gemonteerd. - RISICO OP BRANDWONDEN: voer aan de gazontrekker pas werkzaamheden uit wanneer die is afgekoeld. Motor, transmissie en uitlaatdemper zijn zeer heet! - RISICO OP SNIJWONDEN: let bij werkzaamheden aan snijwerktuigen op de scherpe messen. Bij m a a i we r k t u i g e n m e t m e e rd e re messen kan de beweging van het ene snijwerktuig de beweging van het andere veroorzaken. - Bij het vervangen van onderdelen mogen enkel originele reserveonderdelen worden gebruikt. - Bezoek in geval van twijfel altijd een erkende reparatiewerkplaats of neem contact op met de fabrikant. - Wanneer hydraulische vloeistof onder druk naar buiten komt, kan dit ernstig letsel veroorzaken; ga in dat geval onmiddellijk naar een arts. Voer nooit werkzaamheden aan het hydraulische circuit uit; deze werkzaamheden mogen uitsluitend door gespecialiseerd en met de juiste gereedschappen uitgerust personeel worden verricht. - Controleer of het snijwerktuig wordt gestopt als de stopknop van het mes op STOP wordt gezet. - Breng nooit wijzigingen aan uw machine aan. - Ver vang veiligheidsvoorzieningen onmiddellijk als deze beschadigd of kapot zijn. Vervang het versleten mes. - Houd de moeren, bouten en schroeven strak aangespannen om er voor te zorgen dat de machine in veilige omstandigheden werkt. 7.2 Toegang tot de mechanische onderdelen Door het deksel van de motor te verwijderen, krijgt u toegang tot de motor en de mechanische units eronder. Ga hiervoor als volgt te werk zet de machine op een vlakke ondergrond; 7.3 Gewoon onderhoud Onderstaande lijst helpt u om uw machine efficiënt en veilig te houden. De lijst geeft een over zicht van de belangrijkste onderhouds- en smeerwerkzaamheden en de termijnen waarbinnen ze moeten worden uitgevoerd. Machine 1. Controle bevestiging en scherpte mes (2) 2. Vervanging mes (2) 3. Controle V-snaar (2) 4. Vervanging V-snaar (1) (2) 5. Controle aandrijfriem mes (2) 6. Vervanging aandrijfriem mes (1) (2) 7. Controle en afstelling parkeerrem (2) 8. Controle en afstelling aandrijving (2) 9. Controle inschakeling en rem mes (2) 10. Controle van alle bevestigingen worden uitgevoerd wanneer de machine voor een langer periode niet gebruikt zal worden. Motor (4) Motorolie verversen (zie ook onderstaande paragraaf ) - Controle en reiniging luchtfilter - Ver vanging luchtfilter Controle benzinefilter -Ver vanging benzinefilter - Controle en reiniging contacten bougie - Vervanging bougie 4) Raadpleegdehandleidingvandemotor voor de complete lijst en de intervallen. Motor Volg alle voorschriften in de gebruiksen onderhoudshandleiding van de motor op. Verversen van de motorolie VOORZICHTIG: De olie kan gemakkelijker worden afgetapt als de 25 uur olie warm is. 100 uur LET OP: Verwijder de afgewerkte motorolie volgens de 25 uur milieuvoorschriften. Afgewerkte olie -- uur moet in een verzegelde houder worden 25 uur afgeleverd bij een erkende dealer. Gooi geen olie bij het huisvuil, spoel het niet door de gootsteen en giet het niet op -- uur het land of in het riool. 25 uur Smeerplan Om te garanderen dat de beweeglijke o n d e rd e l e n v r i j k u n n e n b e we g e n , 25 uur adviseren we minstens jaarlijks volgende plaatsen te smeren. Reinig alle plaatsen die gesmeerd moeten 25 uur worden vóór het smeren of inspuiten met een doek . Gebruik geen water om 25 uur eventuele corrosie te vermijden. 11. Algemene smering (3) 25 uur Smeerplaatsen - Smeer de smeernippels aan de 1) Neem contact op met uw dealer bij stuurpennen rechts en links (23) in met de eerste tekenen van een storing. universeel vet. 2) Deze werkzaamheid moet door uw - Spuit het lager van de vooras aan het dealer of door een erkend frame (22) in met oliespray. servicecentrum worden uitgevoerd. - Smeer tandsegment en 3) De algemene smering van alle tandheugelstuurinrichting (24) in met universeel vet. scharnieren moet bovendien telkens 57 NL - Smeer rollagers en naaf aan voor- en achteras (25) in met universeel vet. LET OP: De voor- en achterwielen moeten voor het smeren van de assen en lagers worden gedemonteerd op met een erkend servicecentrum. - Draaiende onderdelen en lagers: smering van alle beweeglijke draaiende onderdelen en lagers. NL Carburator LET OP: Breng geen wijzigingen aan de carburator aan. Hierdoor zou de emissiewetgeving geschonden kunnen worden. Accu De startbatterij bevindt zich onder de motorkap. In principe is de startbatterij af fabriek opgeladen. LET OP Gevaar door verkeerde omgang met de startbatterij! Neem volgende punten in acht om gevaren te vermijden die kunnen ontstaan door foutieve omgang met de batterij! - De startbatterij mag niet in de onmiddellijke omgeving van open vuur worden opgeslagen, verbrand of op ver warmingen worden gelegd. Er bestaat explosiegevaar. - Bewaar de startbatterij tijdens de winter in een koele, droge ruimte (10 - 15 °C). Temperaturen onder het vriespunt moeten vermeden worden tijdens de opslag. - Laat de startbatterij niet gedurende een langere tijd ongeladen. Wanneer de startbatterij gedurende langere tijd niet werd gebruikt, moet deze met een geschikt apparaat worden opgeladen. - Vernietig de star tbatterij niet. De elektrolyt (zwavelzuur) veroorzaakt brandwonden op de huid en verbranding van de bekleding - was onmiddellijk uit met veel water. - Houd de startbatterij schoon. Wis enkel af met een droge doek . Gebruik 58 d a a r v o o r g e e n w a t e r, b e n z i n e , verdunningsmiddel of dergelijke! - Houd de aansluitpolen schoon en vet in met poolvet. - Sluit de aansluitpolen niet kort. Acculader LET OP: Controleer of de acculader een constante spanning heeft en compatibel is met de accu. Gebruik geen snelle acculaders. LET OP: Let goed op de waarschuwingssymbolen op de acculader. De acculader mag alleen worden gebruikt met accu’s van 12 V en moet op een goed en veilig werkend stopcontact worden aangesloten met een spanning en een frequentie die overeenstemmen met de waarde op het t ypeplaatje van de acculader. D e a c c u l a d e r wo rd t g e l e ve rd m e t ‘ k ro k o d i l k l e m m e n’ vo o r e e n s n e l l e aansluiting op de accu. Sluit de klemmen op de juiste polen aan: Rode kabel = Pluspool (+) Zwarte kabel = Minpool (-) LET OP: Als de accu niet uit de machine wordt verwijderd, dient u na te gaan of de sleutel in de STOPstand (OFF) staat. Sluit eerst de acculader op de stroomaansluiting aan en daarna de ‘krokodilklemmen’ op de polen van de accu. Om de acculader los te koppelen, moet eerst de zwarte klem (minpool) (-) worden losgekoppeld om onbedoelde kortsluitingen te voorkomen. Laat de acculader niet losgekoppeld van het elektriciteitsnet en aangesloten op de accu. Hierdoor kan de accu leeglopen. Rode LED aan: de batterij is verbonden met omgekeerde polariteit. Groene LED aan: de batterij wordt opgeladen. Wanneer het groene lampje uit is, wordt de batterij opgeladen. LET OP: Het omkeren van de polen kan de acculader of de accu beschadigen. Het gebruik van nietoriginele accessoires en aansluitkabels kan omkering van de polen veroorzaken, ook al hebben ze dezelfde kabelkleuren. Tijdens het laden en tot een uur erna ontwikkelt de accu explosieve en giftige gassen. LET OP: Laad de accu op in geventileerde vertrekken. NIET ROKEN EN VLAMMEN EN VONKEN VERMIJDEN. De accu moet goed onderhouden worden om een lange levensduur te garanderen. De accu van uw machine dient steeds te worden opgeladen: - voor het eerste gebruik van de machine na aankoop; - vóór elke langere periode waarin de machine niet zal worden gebruikt; - vóór de machine na een lange periode van stilstand opnieuw in gebruik te nemen. Als deze procedures niet in acht worden genomen of als de accu niet wordt opgeladen, kan er zich onherstelbare schade voordoen aan de elementen van de accu. Een lege accu dient zo snel als mogelijk opgeladen te worden. Aansluiten van de accu Lees vóór het opladen van de startbatterij de gebruikershandleiding van de fabrikant van de oplader. 1. Trek de contactsleutel uit (3d). 2. Open de motorkap. VOORZICHTIG - Risico op kortsluiting! - Sluit altijd als eerste de minkabel (-) aan de batterij af en klem deze als laatste weer aan om kortsluiting te vermijden! - Trek bij werkzaamheden aan de batterij altijd de contactsleutel uit! 3. Verbind de klemmen van de oplader met de aansluitpolen van de batterij. - VOORZICHTIG!! Let op de polariteit: rode klem = pluspool (+) zwarte klem = minpool (-) 4. Verbind de oplader met het stroomnet en schakel het in. Laad de accu op aan de hand van de volgende aanwijzingen: Stroomspanning: 12 V, Max. beginstroom: 2,0 ÷ 4,0 A, Laadduur: 12 ÷ 24 h. Wacht na het opladen van de accu minstens 4 uur, voordat u hem gebruikt. Zodra de accu leeg is, moet hij zo snel mogelijk weer worden opgeladen. L E T O P - G E VA A R VO O R KORTSLUITING: Sluit de plus- en minpolen van de accu nooit met een kabel of een ander metalen voorwerp op elkaar aan. Leg geen gereedschappen op het oppervlak van de accu. Gebruik alleen gereedschappen (een schroevendraaier of een tang) met een geïsoleerde handgreep. VOORZICHTIG: Als de accu niet voldoende is opgeladen, wordt de printplaat van de machine niet geactiveerd. LET OP - Probeer de accu of de acculader nooit te demonteren, repareren of onklaar te maken. - Elektrolyt is een gevaarlijke stof voor de gezondheid. Bij contact van de elektrolyt met de huid en/of kleding met overvloedig water spoelen. Bij contact van de elektrolyt met de ogen, met overvloedig water uitspoelen en een arts raadplegen. - Bewaar de accu buiten bereik van kinderen. - Sla de accu niet in gesloten houders op. Ga bij bewaring in gesloten ruimtes na of er voldoende ventilatie 59 NL NL i n d e ve r t re k ke n i s. Eve nt u e l e gaslek kages kunnen explosies, brand, materiële schade en letsel tot gevolg hebben. Smeer de as in met vet, voordat u opnieuw een wiel monteert. Plaats de rubberen ring (21b) en de steunring (21c) zorgvuldig terug. Afdanken De accu en de acculader mogen nooit samen met normaal huisvuil worden verwerkt, maar moet aan de dealer of aan een verzamelcentrum voor speciaal afval worden afgegeven. VOORZICHTIG! SBij het opsteken van de achterwielen moeten de moeren van de verstelveren en van het achterwiel z o t e g e n o ve r e l k a a r s t a a n d a t d e verstelveren er moeiteloos kunnen worden ingeschoven. Buitengewoon onderhoud Laat aan het eind van het seizoen bij intensief gebruik en om de twee jaar bij normaal gebruik een algemene controle door een gespecialiseerd monteur van het assistentienetwerk uitvoeren. LET OP: Een verkeerde montage van de rubberen ring kan ervoor zorgen dat de machine tijdens het rijden het wiel verliest. 7.4 W e r k z a a m h e d e n a a n d e machine Vervangen van de wielen LET OP: Controleer regelmatig de toestand en de spanning van de banden. Banden die in een slechte staat verkeren of met een verkeerde bandenspanning kunnen een slechter evenwicht van de machine veroorzaken. Druk het rempedaal (6a) volledig in en blokkeer het met de vaststelhendel (6b). Zet de machine op een vlakke ondergrond. Zet aan de kant waar het wiel vervangen moet worden een steunblok onder een dragend deel van het chassis van de machine. De wielen worden op hun plaats gehouden door een rubberen ring (21b) die door een dekseltje (21a) worden beschermd en die u beiden met een schroevendraaier kunt verwijderen. VOORZICHTIG! Verlies de verstelveer niet wanneer u de achterwielen van de as trekt! OPMERKING: Bij vervanging van één of beide achterwielen dient u na te gaan of eventuele verschillen van de buitendiameter niet groter zijn dan 8-10 mm. 60 De banden repareren en vervangen De band moet bij een lekke band altijd door een bandenspecialist vervangen of gerepareerd worden. Een zekering vervangen Op de machine zijn drie zekeringen voorzien (Fig. 27), met verschillende vermogens, en volgende functies en kenmerken: - Zekering van 10 A (modellen zonder display) / 7,5 A (modellen met display) ter bescherming van de algemene circuits en van de vermogenscircuits van de printplaat. - Zekering van 15 A ter bescherming van het oplaadcircuit. Bij de i nwe r k i n g t re d i n g l o o p t d e a c c u geleidelijk leeg waardoor startproblemen ontstaan. - 10 A zekering aan het elektronische circuit legen van de tas te beschermen. Het vermogen van de zekering staat op de zekering zelf vermeld. Een doorgebrande zekering moet altijd door een exemplaar van hetzelfde type en vermogen worden vervangen en nooit met één met een ander vermogen. Wa n n e e r u d e o o r z a k e n v a n d e inwerkingtreding van de beveiligingen niet kunt verhelpen, neem dan contact op met een erkend servicecentrum. De zekeringen bevinden zich onder de motorkap. Snijwerktuig Een goede afstelling van het maaidek is zeer belangrijk voor een gelijkmatig gemaaid gazon. Controleer bij een onregelmatig gemaaid gazon de bandenspanning. Mes LET OP - Draag werkhandschoenen om de toestand van het mes te controleren. - Vervang altijd een beschadigd of krom mes. Een beschadigd mes mag in een poging om hem te repareren niet gelast, rechtgebogen of gewijzigd worden. Hierdoor kan het mes losraken, wat ernstig of dodelijk letsel kan veroorzaken. - Gebruik altijd originele, gemarkeerde messen. - Controleer regelmatig of de bout is aangehaald tot 65 Nm (6,5 kgm). Wanneer het maairesultaat na verloop van tijd niet goed meer is, dan moet het mes waarschijnlijk worden geslepen. Een niet goed geslepen mes scheurt het gras en zorgt ervoor dat het gazon geel wordt. - Het slijpen van het mes is erg moeilijk. Wa n n e e r g e e n r e k e n i n g w o r d t gehouden met een goede balans kan het mes abnormale trillingen veroorzaken waardoor het losraakt met gevaarlijke gevolgen voor de bestuurder. - Het mes moet in de juiste richting worden gemonteerd. Een verkeerde montage kan een verkeerde aanhaling veroorzaken waardoor het mes losraakt tijdens het werk met gevaarlijke gevolgen voor de bestuurder. Daarom moet het mes worden uitgebalanceerd en ver vangen door een erkend servicecentrum. De maaier demonteren N e e m co n t a c t o p m e t e e n e r k e n d servicecentrum. De aandrijfriem vervangen N e e m co n t a c t o p m e t e e n e r k e n d servicecentrum. 8. MILIEUBESCHERMING Tijdens het gebruik van de machine moet de bescherming van het milieu een belangrijk aspect vormen. Dit moet altijd prioriteit hebben ten gunste van de samenleving en van de natuur waarin we leven. - Zorg ervoor dat u geen storende factor in de buurt bent. - Volg de plaatselijke voorschriften voor de ver werk ing van het maaiafval nauwgezet op. - Volg de plaatselijke voorschriften voor d e v e r w e r k i n g v a n verpakkingsmateriaal, olie, benzine, accu’s, filters, versleten delen of elk onderdeel dat een slechte invloed heeft op het milieu nauwgezet op; dit afval mag niet bij het huisvuil worden geworpen, maar moet worden gescheiden en naar speciale verzamelcentra worden gebracht, die de materialen zullen recyclen. Slopen en afdanken Laat de machine na de buitenwerkingstelling niet in het milieu a c h t e r, m a a r w e n d u t o t e e n afvalinzamelcentrum. Een groot deel van de materialen die bij de bouw van de machine gebruikt zijn, zijn recyclebaar: alle metalen (staal, aluminium, messing) kunnen aan een normale ijzerhandelaar worden gegeven. Neem voor meer informatie contact op met de normale afvalverwerkingsdienst in uw streek. Het afval dat afkomstig is van de sloop van de machine moet met respect voor het milieu worden verwerkt zonder de bodem, de lucht en het water te vervuilen. In elk geval moeten de plaatselijk geldende wetten op dit gebied in acht worden genomen. 9. ACCESSOIRES Trekhaak Noodzakelijk voor het trek ken van accessoires. Om de trekhaak te gebruiken moet de grasopvangzak worden verwijderd. 61 NL LET OP - Bevestig de trekhaak stevig om te voorkomen dat de schroeven los kunnen raken tijdens het trekken. - Maai het gras niet wanneer de aanhangaccessoires aangehaakt zijn. 9.1 OP AANVRAAG LEVERBARE ACCESSOIRES NL Accessoires: 1) Aanhangwagen voor het transport van materialen (Fig.26): handig om verschillende materialen mee te vervoeren. Veiligheidsvoorschriften Bedenk dat de aanhangwagen letsel kunnen veroorzaken als ze oneigenlijk gebruikt worden of als de gebruiker niet begrijpt hoe hij ze correct moet laten werken. Let altijd op tijdens hun gebruik. 1. Lees deze handleiding en die van de a a n h a n g w a g e n , vo o rd a t u h e m monteert en gebruikt. 2. Lees de handleiding van de machine waaraan de aanhangaccessoires zullen worden vastgemaakt om over de werking geïnstrueerd te worden, voordat u ze gebruikt. 3. Het is streng verboden personen of dieren op de aanhangaccessoires te vervoeren. Deze zijn niet ontworpen voor het transport van passagiers. 4. Laat kinderen niet met de machine en de aanhangaccessoires spelen. 5. Laat volwassenen niet met de machine en de aanhangaccessoires werken zonder dat ze de juiste instructies hebben ontvangen. 6. Rijd altijd langzaam en geleidelijk weg en pas de snelheid aan de gebruikscondities aan als de machine met de aanhangaccessoires is uitgerust. 7. Trek de accessoires op een lage snelheid op hobbelige, heuvelachtige terreinen en in de buurt van stroompjes en sloten om kanteling en controleverlies te voorkomen. Rijd niet te dicht in de buurt van stroompjes en 62 sloten. 8. D e a a n h a n g a cce s s o i re s k u n n e n problemen met de stabiliteit veroorzaken tijdens het remmen en stoppen van het trekkende voertuig met het risico om door de lading of door het accessoires zelf te worden aangestoten als de stilstand te bruusk is. Vul de aanhangwagen (50 kg) niet tot het maximale gewicht zonder te controleren of het trekkende voertuig en de gebruikscondities het trekken en stoppen onder veilige omstandigheden mogelijk maken. 9. Lees de gebruiksvoorschriften op hellingen van de machine op pag. 46 van deze handleiding voordat u de accessoires op hellende terreinen gebruikt. Gebruik de aanhangaccessoires niet op steile hellingen. 10. Gebruik de accessoires niet op de openbare weg, ook niet om over te steken. 11. De snelheid van de machine wanneer deze een accessoire trekt moet lager zijn dan de maximale snelheid van de machine zonder aanhangaccessoires. 12. Vo l g d e a a nw i j z i n g e n vo o r h e t onderhoud en de smering van de aanhangaccessoires die in deze handleiding zijn beschreven voor een optimale werking tijdens het werk. Montage Zie voor de montage de bijbehorende handleidingen van de wagen of van de strooier. Gebruik Raadpleeg ook de handleiding van de aanhangaccessoires. LET OP - Controleer ter voorkoming van mogelijk letsel of er niemand in de buurt is, voordat u een aanhangaccessoire vast- of loskoppelt. Dit geldt ook tijdens het werk. - De accessoires mogen alleen worden getrokken en niet worden geduwd. - Overschrijd de aanbevolen laadcapaciteit niet: de maximale last is 50 kg voor de aanhangwagen. - Verdeel het gewicht van de lading gelijkmatig over de bak van de aanhangwagen of in de trechter van de strooier voor een beter gebruik van de aanhangaccessoires. Bij een te grote last aan de achterzijde loopt u het risico dat de machine kantelt. - Om de aanhangwagen aan de trekhaak te bevestigen, moet het uiteinde van het chassis van de aanhangaccessoires in de buurt van de trekhaak van de machine worden gebracht. Steek daarna de pen in de twee gaten van de steun en blokkeer hem met de splitpen. - Maak enkele testritten om te wennen aan het rijden met de machine met lege aanhangaccessoires. Kijk goed met welke snelheid u kunt werken en de stoptijden van de machine met vastgemaakte accessoires. Houd er bovendien rekening mee dat de b e d r i j fs co n d i t i e s b i j vo l b e l a s te aanhangwagen zwaarder zijn. Aanhangwagen Om het materiaal uit de laadbak van de aanhangwagen te lossen, moeten de splitpen en de pen die hem aan het chassis bevestigen worden verwijderd. Houd tijdens het verwijderen van de pen de handgreep van de laadbak ingedrukt om kanteling te voorkomen. Trek daarna de handgreep naar boven om het materiaal te lossen. OPMERKING: De handgreep is uittrekbaar om de hefkracht te beperken. Duw de handgreep na het legen naar beneden en blokkeer de laadbak door de pen en de splitpen weer te plaatsen. van de laadbak, de blokkeerpen van de blokkeerhaak en het deel van het chassis met de twee bevestigingsgaten aan de trekhaak van de machine en de b i j b e h o re n d e p e n m e t a u to - o l i e gesmeerd worden. - Smeer of olie de wiellagers regelmatig. Gebruik wiellagervet of auto-olie. - Controleer regelmatig of alle bouten goed zijn aangehaald. - Zorg ervoor dat de banden de juiste bandenspanning hebben. Zorg ervoor dat de bandenspanning nooit de maximaal aanbevolen waarde overschrijdt. Niet-correct opgepompte banden (bijvoorbeeld met verschillende spanningswaarden) kunnen de machine uit balans brengen. 2) Steenbeschermingskit Deze kit moet gebruikt worden in plaats van de opvangzak als het gras niet opgevangen wordt. 3) 4) 5) 6) 7) Sneeuwschuif Flensverbinding sneeuwschuif Sneeuwkettingen Grasroller Kits voor elektrische aandrijvingen zak legen (standaard op 125 model) OPMERKING: Het elektrische systeem co n t ro l e vo o r h e t l e g e n t a s i s standaard op alle trekkers. LET OP - Controleer altijd of er in de buurt van de aanhangwagen geen personen, dieren of voorwerpen zijn, voordat u de loswerkzaamheden verricht. - Buitenafmetingen: 112x85x28 cm. Onderhoud - Voor of na een lange opslagperiode moeten de pen van de blokkeerhaak 63 NL Elektrisch systeem Accu Binnendiameter stuurhoek cm 150 Maaihoogte Maaibreedte Inhoud van de opvangzak mm mm litri 95 Rijsnelheid - vooruit - achteruit km/h km/h 0-9 0-4 Trillingsniveau level (EN ISO 5395-1 - EN ISO 5395-3) stuurwiel Meetafwijking (EN 12096) Trillingsniveau (EN ISO 5395-1 EN ISO 5395-3) stoel Meetafwijking (EN 12096) Buitenafmetingen 64 125/23 H 16” x 7.50”-8 23” x 10.50”-12 230 234 238 234 243 260 275 140 30 ÷ 90 (7x) 105 310 125 0 - 11 0-5 dB (A) 90 dB (A) 2 dB (A) 105/20 H 105/18,5 H 15” x 6.00”-9 20” x 10.00”-8 kg Gemeten geluidsvermogensniveau (LwA 2000/14/CE - EN ISO 3744 EN ISO 5395-1 - EN ISO 5395-3) Meetafwijking Gegarandeerd geluidsvermogensniveau (LwA 2000/14/CE - EN ISO 3744 EN ISO 5395-1 - EN ISO 5395-3) 105/16 K H 12 17 Totaal drooggewicht Geluidsvermogensniveau (LpA EN ISO 5395-1 - 5395-3) Meetafwijking 95/16 H V Ah Banden voor Banden achter NL 95/15,5 H 95/16 K H 10. TECHNISCHE GEGEVENS 96 dB (A) 101 4 dB (A) 100 105 m/s2 2,2 2,1 m/s2 1,1 1,0 m/s2 0,8 m/s2 0,4 cm 251 (210) x 117 x 100 251 (210) x 119 x 110 251 (210) x 119 x 130 11. VERKLARING VAN OVEREENSTEMMING De ondergetekende, EMAK spa via Fermi, 4 - 42011 Bagnolo in Piano (RE) ITALY verklaart onder eigen verantwoordelijkheid dat de machine: 1. Type: zitmaaier 2. Merk: / Type: OLEO-MAC OM 95/16 K H - OM 95/15,5 H - OM 95/16 H OM 105/16 K H - OM 105/17,5 H - OM 105/18,5 H OM 105/20 H - OM 105/24 K H - OM 125/23 H EFCO EF 95/16 K H - EF 95/15,5 H - EF 95/16 H EF 105/16 K H - EF 105/17,5 H - EF 105/18,5 H EF 105/20 H - EF 105/24 K H - EF 125/23 H 3. Serienummer: 705 XXX 0001 - 705 XXX 9999 (OM 95 - EF 95) 706 XXX 0001 - 706 XXX 9999 (OM 105 - EF 105) 707 XXX 0001 - 707 XXX 9999 (OM 125 - EF 125) voldoet aan de voorschriften van 2006/42/EC - 2000/14/EC - 2014/30/EU de richtlijnen: voldoet aan de voorschriften van de volgende geharmoniseerde EN ISO 5395-1 - EN ISO 5395-3 - EN ISO 14982 normen: Gevolgde procedures voor de Annex VI - 2000/14/EC conformiteitsbeoordeling: Gemeten geluidsvermogensniveau: 96 dB(A) (OM 95 - OM 105 - EF 95 - EF 105) 101 dB(A) (OM 125 - EF 125) Gegarandeerd geluidsvermogensniveau: 100 dB(A) (OM 95 - OM 105 - EF 95 - EF 105) 105 dB(A) (OM 125 - EF 125) Normen en adres van de aangemelde instantie: DPLF Gbr · Max - Eyth - Weg 1 · D–64823 Groβ-Umstadl - Germany - EC number is 0363 Type maaisysteem: draaiend mes Geproduceerd in: 95 cm (OM 95 - EF 95) - 105 cm (OM 105 - EF 105) 125 cm (OM 125 - EF 125) Signed in: Bagnolo in piano (RE) Italy - via Fermi, 4 Datum: 20/04/2016 De technische documentatie staat ter: beschikking in het hoofdkantoor: Technisch bestuur NL s.p.a. Fausto Bellamico - President 65 12. GARANTIEBEWIJS Dit apparaat is ontworpen en gerealiseerd met de modernste productietechnieken. De fabrikant geeft een garantie van 24 maanden vanaf de aankoopdatum op de eigen producten voor privé-/ hobbygebruik. De garantie is beperkt tot 12 maanden bij professioneel gebruik. NL Algemene garantievoorwaarden 1) D e g a r a n t i e g e l d t v a n a f d e aankoopdatum. De fabrikant vervangt gratis de onderdelen met defecten in materiaal, afwerking en productie via het verkoopnetwerk en de technische servicedienst. De garantie ontneemt de gebruiker niet de wettelijke rechten van het burgerlijk wetboek tegen de consequenties van de defecten of fouten veroorzaakt door het verkochte voorwerp. 2) Het technische personeel zal de defec te onderdelen zo snel als organisatorisch mogelijk is repareren. 3) Om een aanvraag tot technische assistentie onder garantie in te dienen, dient u aan het bevoegde personeel het onderstaande garantiecer tificaat te tonen, voorzien van het stempel van de leverancier, volledig ingevuld en met de aankoopfactuur of bon met de aankoopdatum aangehecht. 4) De garantie vervalt in de volgende gevallen: - Duidelijk gebrek aan onderhoud, - Onjuist gebruik van het product of geknoei aan het product, MODELL SERIENUMMER KÄUFER GEKOCHT DOOR DHR./MEVR. Niet opsturen! Alleen een eventueel verzoek om technische garantie aanhechten. 66 5) 6) 7) 8) 9) 10) - Gebruik van ongeschikte smeermiddelen of brandstoffen, - Gebruik van niet-originele reserveonderdelen of accessoires, - Reparaties die uitgevoerd zijn door onbevoegd personeel. De fabrikant sluit verbruiksmaterialen en onderdelen die aan normale werkingsslijtage onderhevig zijn, uit van de garantie. Onder de garantie vallen geen aanpassingen en verbeteringen van het product. Onder de garantie vallen geen a f s t e l l i n g e n e n onderhoudswerkzaamheden die nodig zouden kunnen zijn tijdens de garantieperiode. Eventuele schade die veroorzaakt is tijdens het transport moet onmiddellijk gemeld worden aan de transpor teur, anders ver valt de garantie. Voor motoren van andere merken (Briggs & Stratton, Subaru, Honda, L o m b a r d i n i , K o h l e r, e n z . ) d i e gemonteerd zijn op onze machines, geldt de garantie die gegeven wordt door de fabrikant van de motor. De garantie dekt geen eventuele direc te of indirec te schade, die ve ro o r z a a k t i s b i j p e r s o n e n o f voorwerpen door storingen in het apparaat of die voortvloeit uit het langdurig niet gebruiken van het apparaat. DATUM LEVERANCIER 13. HULP BIJ HET OPLOSSEN VAN STORINGEN LET OP: zet het apparaat altijd uit en verwijder de sleutel voordat u de aanbevolen corrigerende maatregelen in onderstaande tabel uitvoert, behalve als gevraagd wordt om het apparaat aan te zetten. Als alle mogelijke oorzaken nagegaan zijn en het probleem nog steeds niet is opgelost, neem dan contact op met een erkend reparatiecentrum. Als u een probleem heeft dat niet in deze tabel staat, neem dan contact op met een erkend reparatiecentrum. PROBLEEM MOGELIJKE OORZAKEN OPLOSSING 1. Motor slaat niet aan. Brandstoftekort. 2. Starter werkt niet. Ta n k v u l l e n ; t a n k o n t l u c h t i n g controleren; brandstoffilter controleren. Slechte, vervuilde brandstof, Gebruik altijd verse brandstof uit oude brandstof in de tank. s c h o n e co n t a i n e r s ; c a r b u r a te u r reinigen. (Werkplaats klantenservice) Luchtfilter vervuild. Luchtfilter reinigen (zie gebruikershandleiding van de motorfabrikant). Geen ontstekingsvonk. Bougie reinigen, evt. een nieuwe plaatsen, ontstekingskabels controleren, ontstek ingssysteem controleren. ( Werkplaats klantenservice) Te v e e l b r a n d s t o f i n d e Bougie uitdraaien en afdrogen motorverbrandingsruimte door meerdere startpogingen. Lege of zwakke startbatterij. Startbatterij opladen. Ve i l i g h e i d s s c h a k e l a a r o p Cor rec t o p de b est uurder ssto el bestuurdersstoel werkt niet. plaatsnemen; schakelaar defect. Ve i l i g h e i d s s c h a k e l a a r o p Rempedaal volledig indrukken. rempedaal werkt niet. Maaier ingeschakeld. Maaier uitschakelen. 3. Vermindering abnormale motortoerental. Zekering aan (+) kabel van de Zekering controleren, eventueel startbatterij. vervangen. Te hoog of te vochtig gras. Maaihoogte corrigeren; vrije ruimte voor de maaier creëren door kort acheruit te plaatsen. U i t w e r p k a n a a l / m a a i d e k Uitwerpkanaal/maaidek reinigen. verstopt. Motor uitschakelen en contactsleutel uittrekken! Luchtfilter vervuild. Luchtfilter reinigen (zie gebruikershandleiding van de motorfabrikant). Instelling carburateur klopt niet. Instelling laten controleren. (Werkplaats klantenservice) Messen sterk afgesleten. Messen vervangen. (Werkplaats klantenservice) Rijsnelheid te hoog. Rijsnelheid verlagen. 67 NL PROBLEEM 4. Gazontrekker trilt sterk. 5. Gazontrekker vertrekt niet. 6. Onzuivere knip. NL MOGELIJKE OORZAKEN Maaier is beschadigd. Bij hydrostaat (pedaalbediening): geen wielaandrijving. Messen versleten, onscherp. OPLOSSING Maaier controleren. (Werkplaats klantenservice) Bypass-hendel omschakelen naar bedrijfsstand. Messen vervangen of naslijpen. Nageslepen messen uitbalanceren! (Werkplaats klantenservice) Foute maaihoogte. Maaihoogte corrigeren. Te laag motortoerental. Maximaal motortoerental instellen. Rijsnelheid te hoog. Rijsnelheid verlagen. Verschillende bandendruk op de Tot juiste bandendruk oppompen. wielen. Correc te bandendruk op wielen aflezen. 7. Grasopvangbak vult Maaihoogte te diep ingesteld. Maaihoogte corrigeren. niet. Gras is te vochtig - is te zwaar M a a i t i j d v e r s c h u i v e n t o t h e t om door de luchtstroom te gazonoppervlak is gedroogd. worden getransporteerd. Messen sterk afgesleten. M essen ver vangen. ( Werk plaats klantenservice) Gazon te hoog. Gazon in 2 x maaien 1. Doorgang: max. snijhoogte. 2. Doorgang: gewenste snijhoogte. S t o f z a k v e r s t o p t - g e e n Stofzak reinigen. luchtdoorlaat. Uitwerpkanaal maaidek vuil. Uitwerpkanaal/maaidek reinigen. 8. Vulindicator M a a i r e s t e n a a n h e n d e l Maairesten aan hendel vulindicator reageert niet. vulindicator. verwijderen; controleren op vrije beweging. 9. Aandrijving, rem, Uitsluitend laten controleren koppeling en door een werkplaats met maaier. klantenservice! LET OP: Probeer nooit reparaties uit te voeren als u niet over de middelen en de nodige technische kennis beschikt. Slecht uitgevoerde werkzaamheden doet de garantie automatisch vervallen en ontheft de fabrikant van elke aansprakelijkheid. ALLEEN VOOR MODELLEN MET HET DYSPLAY INDICATIE Err 01 68 PROBLEEM Stoelschakelaar MOGELIJKE OORZAKEN OPLOSSING Elektronica leest ongeldige 1. C o n t a c t u i t - e n w e e r conditie uit van de stoelschakelaar aanzetten (positie 2) 2. Stoelschakelaar meerdere keren belasten/ontlasten * INDICATIE PROBLEEM MOGELIJKE OORZAKEN OPLOSSING Elektronica leest ongeldige conditie uit van de remschakelaar Elektronica leest foutieve conditie uit van de maaiwerkuitgang 1. C o n t a c t u i t - e n w e e r aanzetten (positie 2) 2. B r e m s p e d a l m e h r m a l s betätigen * 1. C o n t a c t u i t - e n w e e r aanzetten (positie 2) 2. Mähwerkschalter mehrmals betätigen * 1. C o n t a c t u i t - e n w e e r aanzetten (positie 2) 2. Grasfangbox mehrmals öffnen und schließen * 1. C o n t a c t u i t - e n w e e r aanzetten (positie 2) 2. Rückwärtspedal mehrmals betätigen * 1. C o n t a c t u i t - e n w e e r aanzetten (positie 2) 2. Auswur fk anal aus- und wieder einbauen * Contact uit- en weer aanzetten (positie 1) * Startrelais Elektronica leest foutieve conditie uit van de startrelaisuitgang Contact uit- en weer aanzetten (positie 1) * Err 09 Magneetklep motor Elektronica leest foutieve conditie uit van de magneetklepuitgang voor de motor Contact uit- en weer aanzetten (positie 1) * Err 10 Bobine Elektronica leest foutieve conditie uit van de bobine-uitgang Contact uit- en weer aanzetten (positie 1) * Err 11 Interne Elektronica leest foutieve conditie voedingsspanning uit van de interne voedingsspanning Contact uit- en weer aanzetten (positie 1) * Err 12 Bewakingsfunctie Elektronica leest foutieve conditie interne uit van de bewakingsfunctie voor voedingsspanning interne voedingsspanning Contact uit- en weer aanzetten (positie 1) * Err 02 Remschakelaar Err 03 Maaiwerkschakelaar Elektronica leest ongeldige conditie uit van de maaiwerkschakelaar Err 04 Bakschakelaar Err 05 Transmissieschakelaar Elektronica leest ongeldige conditie uit van de transmissieschakelaar Err 06 Uitwerpkanaalschakelaar Elektronica leest ongeldige conditie uit van de uitwerpkanaalschakelaar Err 07 Maaiwerk Err 08 Elektronica leest ongeldige conditie uit van de bakschakelaar * Zelfdiagnose, eventueel automatisch wissen van de storing; dabei erlischt das Display für ca. 4 Sekunden. Anders contact opnemen met Service. 69 NL Mod. 3056381A - Ott/2016 D ACHTUNG! - Dieses Anweisungsheft muß das Gerät während seiner gesamten Lebensdauer begleiten. NL LET OP! - Dit handboek moet voor de gehele levensduur bij de machine blijven. CZ UPOZORNĚNÍ! - Tento návod byste měli používat po celou dobu životnosti přístroje. EMAK S.p.A. 42011 Bagnolo in Piano (RE) Italy www.emak.it
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100

Efco OM 125/23 H de handleiding

Type
de handleiding