HP mt32 Mobile Thin Client Handleiding

Type
Handleiding
Gebruikershandleiding
SAMENVATTING
Deze handleiding biedt informatie over onderdelen, netwerkverbindingen, energiebeheer, beveiliging, back-ups maken
en nog veel meer.
© Copyright 2020 HP Development Company,
L.P.
Bluetooth is een handelsmerk van de
desbetreende houder en wordt door HP Inc.
onder licentie gebruikt. Intel, Celeron, Pentium
en Thunderbolt zijn handelsmerken van Intel
Corporation of zijn dochterondernemingen in
de Verenigde Staten en andere landen.
Windows is een gedeponeerd handelsmerk of
een handelsmerk van Microsoft Corporation in
de Verenigde Staten en/of andere landen. USB
Type-C
®
is een gedeponeerd handelsmerk van
USB Implementers Forum. DisplayPort™ en het
DisplayPort™-logo zijn handelsmerken in
eigendom van Video Electronics Standards
Association (VESA
®
) in de Verenigde Staten en
andere landen. Miracast
®
is een gedeponeerd
handelsmerk van Wi-Fi Alliance.
De informatie in dit document kan zonder
voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd.
De van toepassing zijnde garanties voor
producten en diensten van HP zijn vastgelegd
in de uitdrukkelijke garantiebepalingen die bij
dergelijke producten en diensten worden
meegeleverd. Niets in dit document mag als
een aanvullende garantie worden opgevat. HP
is niet aansprakelijk voor technische fouten,
drukfouten of weglatingen in dit document.
Eerste editie: oktober 2020
Artikelnummer van document: M23556-331
Kennisgeving over het product
In deze gebruikershandleiding worden de
voorzieningen beschreven die op de meeste
modellen beschikbaar zijn. Mogelijk zijn niet
alle voorzieningen op uw computer
beschikbaar.
Niet alle functies zijn beschikbaar in alle edities
of versies van Windows. Systemen vereisen
mogelijk bijgewerkte en/of afzonderlijk
aangeschafte hardware, stuurprogramma's,
software en/of een BIOS-update om volledig
gebruik te kunnen maken van de functionaliteit
van Windows. Windows 10 wordt automatisch
bijgewerkt. Deze optie is altijd ingeschakeld.
Mogelijk zijn er kosten van toepassing voor de
internetprovider en na verloop van tijd kunnen
extra vereisten van toepassing zijn voor
updates. Zie http://www.microsoft.com.
Voor toegang tot de meest recente
gebruikershandleidingen gaat u naar
http://www.hp.com/support en volgt u de
instructies om uw product te zoeken. Selecteer
vervolgens Handleidingen.
Softwarevoorwaarden
Door het installeren, kopiëren, downloaden of
anderszins gebruiken van een softwareproduct
dat vooraf op deze computer is geïnstalleerd,
bevestigt u dat u gehouden bent aan de
voorwaarden van de HP EULA (End User License
Agreement). Indien u niet akkoord gaat met
deze licentievoorwaarden, kunt u uitsluitend
aanspraak maken op de mogelijkheid het
gehele, ongebruikte product (hardware en
software) binnen 14 dagen te retourneren voor
een volledige restitutie op basis van het
restitutiebeleid van de desbetreende
verkoper.
Neem contact op met de verkoper voor meer
informatie of om te vragen om een volledige
restitutie van de prijs van de computer.
Kennisgeving aangaande de veiligheid
Houd u aan de volgende richtlijnen om de kans op brandwonden of oververhitting van de computer te
verminderen.
WAARSCHUWING! U kunt het risico op brandwonden of oververhitting van de computer beperken door de
computer niet op uw schoot te nemen en de ventilatieopeningen van de computer niet te blokkeren. Gebruik
de computer alleen op een stevige, vlakke ondergrond. Zorg dat de luchtcirculatie niet wordt geblokkeerd
door een voorwerp van hard materiaal (zoals een optionele printer naast de computer) of een voorwerp van
zacht materiaal (zoals een kussen, een kleed of kleding). Zorg er ook voor dat de netvoedingsadapter tijdens
het gebruik niet in contact kan komen met de huid of een voorwerp van zacht materiaal (zoals een kussen,
een kleed of kleding). De mobiele computer en netvoedingsadapter voldoen aan de temperatuurlimieten voor
oppervlakken die voor de gebruiker toegankelijk zijn, zoals gedenieerd door toepasselijke
veiligheidsnormen.
iii
iv Kennisgeving aangaande de veiligheid
Conguratie-instelling van de processor (alleen bepaalde producten)
Belangrijke informatie over processorconguraties.
BELANGRIJK: Bepaalde computerproducten zijn gecongureerd met een Intel® Pentium® N35xx/N37xx-
processor of een Celeron® N28xx/N29xx/N30xx/N31xx-processor en een Windows®-besturingssysteem.
Wijzig op deze modellen de conguratie-instelling van de processor in mscong.exe niet van 4 of 2
processors naar 1 processor. Als u dat wel doet, start uw computer niet opnieuw op. U moet de
fabrieksinstellingen herstellen om de oorspronkelijke instellingen te herstellen.
v
vi Conguratie-instelling van de processor (alleen bepaalde producten)
Inhoudsopgave
1 Aan de slag ................................................................................................................................................... 1
Informatie zoeken .................................................................................................................................................. 1
2 Onderdelen ................................................................................................................................................... 3
Hardware zoeken ................................................................................................................................................... 3
Software zoeken .................................................................................................................................................... 3
Rechts .................................................................................................................................................................... 3
Linkerkant .............................................................................................................................................................. 4
Beeldscherm .......................................................................................................................................................... 5
Toetsenbordzone ................................................................................................................................................... 7
Touchpad ............................................................................................................................................. 7
Touchpadinstellingen ........................................................................................................ 7
De touchpadinstellingen aanpassen .............................................................. 7
Het touchpad inschakelen .............................................................................. 7
Touchpad-onderdelen ....................................................................................................... 7
Lampjes ............................................................................................................................................... 8
Knop, luidsprekers en vingerafdruklezer ............................................................................................ 9
Speciale toetsen ................................................................................................................................ 11
Actietoetsen ...................................................................................................................................... 12
Hotkeys (alleen bepaalde producten) ............................................................................................... 15
Onderkant ............................................................................................................................................................ 15
Labels ................................................................................................................................................................... 16
Een SIM-kaart plaatsen (alleen bepaalde producten) ........................................................................................ 17
Het juiste formaat van de SIM-kaart voor uw computer bepalen .................................................... 18
Een SIM-kaart in een externe sleuf plaatsen .................................................................................... 18
3 Netwerkverbindingen .................................................................................................................................. 19
Verbinding maken met een draadloos netwerk .................................................................................................. 19
Voorzieningen voor draadloze communicatie gebruiken ................................................................. 19
Knop voor draadloze communicatie ............................................................................... 19
Voorzieningen van het besturingssysteem .................................................................... 19
Verbinding maken met een WLAN ..................................................................................................... 20
HP Mobiel breedband gebruiken (alleen bepaalde producten) ........................................................ 20
GPS gebruiken (alleen bepaalde producten) .................................................................................... 21
Bluetooth-apparaten voor draadloze communicatie gebruiken (alleen bepaalde producten) ....... 21
Bluetooth-apparaten aansluiten .................................................................................... 22
vii
NFC gebruiken om informatie te delen (alleen bepaalde producten) .............................................. 22
Verbinding maken met een bekabeld netwerk ................................................................................................... 22
Verbinding maken met een lokaal netwerk (LAN) (alleen bepaalde producten) ............................. 23
HP LAN-Wireless Protection gebruiken (alleen bepaalde producten) .............................................. 23
HP MAC Address Pass Through gebruiken (alleen bepaalde producten) ............................................................ 24
4 Navigeren op het scherm .............................................................................................................................. 25
Bewegingen voor het touchpad en het aanraakscherm gebruiken .................................................................... 25
Tikken ................................................................................................................................................ 25
Schuiven met twee vingers (touchpad en precisie-touchpad) ......................................................... 25
Tikken met twee vingers (touchpad en precisie-touchpad) ............................................................. 26
Een optioneel toetsenbord of een optionele muis gebruiken ............................................................................ 26
Een toetsenbord op het scherm gebruiken (alleen bepaalde producten) .......................................................... 26
5 Entertainmentvoorzieningen ....................................................................................................................... 27
De camera gebruiken (alleen bepaalde producten) ............................................................................................ 27
Audio gebruiken ................................................................................................................................................... 27
Luidsprekers aansluiten .................................................................................................................... 27
Een hoofdtelefoon aansluiten ........................................................................................................... 27
Een headset aansluiten ..................................................................................................................... 28
Geluidsinstellingen gebruiken .......................................................................................................... 28
De geluidsinstellingen bekijken of te wijzigen ............................................................... 28
Het conguratiescherm gebruiken om audio-instellingen te bekijken en beheren ...... 28
Video gebruiken ................................................................................................................................................... 28
Een DisplayPort-apparaat aansluiten met een USB Type-C-kabel (alleen bepaalde producten) ... 29
Videoapparaten aansluiten met een HDMI-kabel (alleen bepaalde producten) .............................. 29
Een HD-televisie of HD-monitor aansluiten via HDMI .................................................... 30
HDMI-audio congureren ............................................................................................... 30
HDMI-audio inschakelen ............................................................................... 31
HDMI-audio uitschakelen ............................................................................. 31
Met Miracast compatibele draadloze beeldschermen zoeken en aansluiten (alleen bepaalde
producten) ......................................................................................................................................... 31
Gegevensoverdracht gebruiken .......................................................................................................................... 31
Apparaten aansluiten op een USB Type-C-poort (alleen bepaalde producten) ............................... 31
6 Energiebeheer ............................................................................................................................................. 33
De slaapstand gebruiken ..................................................................................................................................... 33
De slaapstand activeren en beëindigen ............................................................................................ 33
De computer afsluiten (uitschakelen) ................................................................................................................. 33
Het pictogram Energie en Energiebeheer gebruiken .......................................................................................... 34
viii
Accuvoeding gebruiken ........................................................................................................................................ 34
HP Fast Charge gebruiken (alleen bepaalde producten) .................................................................. 35
De acculading weergeven ................................................................................................................. 35
Accuvoeding besparen ...................................................................................................................... 35
Lage acculading herkennen .............................................................................................................. 35
Problemen met een laag accuniveau verhelpen ............................................................................... 35
Een lage acculading verhelpen wanneer er een externe voedingsbron beschikbaar
is ...................................................................................................................................... 35
Een lage acculading verhelpen wanneer er geen voedingsbron beschikbaar is ........... 36
In de fabriek verzegelde accu ............................................................................................................ 36
Externe voeding gebruiken .................................................................................................................................. 36
7 Beveiliging .................................................................................................................................................. 37
De computer beveiligen ....................................................................................................................................... 37
Wachtwoorden gebruiken ................................................................................................................................... 38
Wachtwoorden instellen in Windows ................................................................................................ 38
Wachtwoorden in Computer Setup instellen .................................................................................... 39
BIOS-beheerderswachtwoord beheren ............................................................................................ 39
Een nieuw BIOS-beheerderswachtwoord instellen ........................................................ 39
Een BIOS-beheerderswachtwoord wijzigen ................................................................... 40
Een BIOS-beheerderswachtwoord verwijderen ............................................................. 40
Een BIOS-beheerderswachtwoord opgeven ................................................................... 41
DriveLock-beveiligingsopties gebruiken .......................................................................................... 41
Automatic DriveLock selecteren (alleen voor bepaalde producten) .............................. 41
Automatic DriveLock inschakelen ................................................................ 42
Automatic DriveLock uitschakelen ............................................................... 42
Wachtwoord voor Automatic DriveLock opgeven ........................................ 43
Handmatige DriveLock selecteren .................................................................................. 43
Een DriveLock-wachtwoord instellen ........................................................... 43
DriveLock inschakelen en een DriveLock-gebruikerswachtwoord instellen ................. 44
DriveLock uitschakelen ................................................................................................... 44
DriveLock-wachtwoord invoeren .................................................................................... 45
Een DriveLock-wachtwoord wijzigen .............................................................................. 45
Windows Hello (alleen bepaalde producten) ....................................................................................................... 46
Antivirussoftware gebruiken ............................................................................................................................... 46
Firewallsoftware gebruiken ................................................................................................................................. 46
Software-updates installeren ............................................................................................................................. 47
Een optionele beveiligingskabel gebruiken (alleen bepaalde producten) ......................................................... 47
Een vingerafdruklezer gebruiken (alleen bepaalde producten) ......................................................................... 47
ix
8 Onderhoud .................................................................................................................................................. 48
Updates van programma's en stuurprogramma's uitvoeren .............................................................................. 48
De computer reinigen .......................................................................................................................................... 48
Stof en vuil van de computer verwijderen ........................................................................................ 48
De computer reinigen met een ontsmettingsmiddel ....................................................................... 49
Reizen met of verzenden van de computer ......................................................................................................... 50
9 Back-ups maken, herstellen en bestanden terugzetten ................................................................................... 52
HP ThinUpdate gebruiken .................................................................................................................................... 52
10 Computer Setup (BIOS), TPM en HP Sure Start .............................................................................................. 53
Computer Setup gebruiken .................................................................................................................................. 53
Navigeren en selecteren in Computer Setup .................................................................................... 53
Fabrieksinstellingen herstellen in Computer Setup ......................................................................... 53
BIOS-update uitvoeren ...................................................................................................................... 54
De BIOS-versie controleren ............................................................................................ 54
Een BIOS-update downloaden ........................................................................................ 54
De opstartvolgorde wijzigen met de f9-prompt ............................................................................... 55
TPM BIOS-instellingen (alleen bepaalde producten) .......................................................................................... 55
HP Sure Start gebruiken (alleen bepaalde producten) ........................................................................................ 55
11 HP PC Hardware Diagnostics gebruiken ........................................................................................................ 56
HP PC Hardware Diagnostics Windows gebruiken (alleen bepaalde producten) ............................................... 56
Een fout-ID-code van HP PC Hardware Diagnostics Windows gebruiken ........................................ 56
HP PC Hardware Diagnostics Windows openen ................................................................................ 56
HP PC Hardware Diagnostics Windows openen vanuit HP Help en ondersteuning ....... 56
HP PC Hardware Diagnostics Windows downloaden ........................................................................ 57
De nieuwste versie van HP PC Hardware Diagnostics Windows downloaden ............... 57
HP Hardware Diagnostics Windows downloaden op productnaam of -nummer
(alleen bepaalde producten) ........................................................................................... 57
HP PC Hardware Diagnostics Windows installeren ........................................................................... 57
HP PC Hardware Diagnostics UEFI gebruiken ...................................................................................................... 57
HP PC Hardware Diagnostics UEFI starten ........................................................................................ 57
HP PC Hardware Diagnostics UEFI downloaden naar een USB-ashdrive ....................................... 58
De nieuwste versie van HP PC Hardware Diagnostics UEFI downloaden ....................... 58
HP PC Hardware Diagnostics UEFI downloaden op productnaam of
productnummer (alleen bepaalde producten) ............................................................... 58
Instellingen voor Remote HP PC Hardware Diagnostics UEFI gebruiken (alleen bepaalde producten) ............. 59
Remote HP PC Hardware Diagnostics UEFI downloaden .................................................................. 59
De nieuwste versie van Remote HP PC Hardware Diagnostics UEFI downloaden ......... 59
x
Remote HP PC Hardware Diagnostics UEFI downloaden op productnaam of
productnummer .............................................................................................................. 59
Instellingen voor Remote HP PC Hardware Diagnostics UEFI aanpassen ........................................ 59
12 Specicaties .............................................................................................................................................. 61
Ingangsvermogen ................................................................................................................................................ 61
Omgevingsvereisten ............................................................................................................................................ 62
13 Elektrostatische ontlading ......................................................................................................................... 63
14 Toegankelijkheid ....................................................................................................................................... 64
HP en toegankelijkheid ........................................................................................................................................ 64
De technologische hulpmiddelen vinden die u nodig hebt ............................................................... 64
De toezegging van HP ....................................................................................................................... 64
International Association of Accessibility Professionals (IAAP) ....................................................... 65
De beste ondersteunende technologie vinden ................................................................................. 65
Uw behoeften evalueren ................................................................................................. 65
Toegankelijkheid voor HP producten .............................................................................. 65
Normen en wetgeving ......................................................................................................................................... 66
Normen .............................................................................................................................................. 66
Mandaat 376 – EN 301 549 ............................................................................................ 66
Web Content Accessibility Guidelines (WCAG) ................................................................ 66
Wet- en regelgeving .......................................................................................................................... 67
Nuttige bronnen en koppelingen aangaande toegankelijkheid ......................................................................... 67
Organisaties ...................................................................................................................................... 67
Onderwijsinstellingen ....................................................................................................................... 68
Andere bronnen voor mensen met beperkingen .............................................................................. 68
Koppelingen van HP .......................................................................................................................... 68
Contact opnemen met de ondersteuning ........................................................................................................... 68
Index ............................................................................................................................................................. 69
xi
xii
1 Aan de slag
Deze computer is een krachtig hulpmiddel waarmee u uw werkprestaties en entertainmentervaring kunt
verbeteren. Lees dit hoofdstuk voor meer informatie over aanbevolen procedures nadat u de computer hebt
gecongureerd en voor informatie over waar u aanvullende HP informatie kunt vinden.
TIP: Als u snel terug wilt naar het startscherm van de computer vanuit een geopende app of het bureaublad
van Windows, drukt u op de Windows-toets op uw toetsenbord. Als u opnieuw op de Windows-toets
drukt, keert u terug naar het vorige scherm.
Nadat u de computer hebt gecongureerd en geregistreerd, wordt u aangeraden de volgende stappen uit te
voeren om optimaal gebruik te maken van uw slimme investering:
Verbinding maken met internet: congureer uw bekabelde of draadloze netwerk zodat u verbinding
kunt maken met internet. Zie Netwerkverbindingen op pagina 19 voor meer informatie.
Uw antivirussoftware bijwerken: bescherm uw computer tegen schade door virussen. De software is
vooraf geïnstalleerd op de computer. Zie Antivirussoftware gebruiken op pagina 46 voor meer
informatie.
Raak vertrouwd met uw computer: maak kennis met de functies van uw computer. Zie Onderdelen
op pagina 3 en Navigeren op het scherm op pagina 25 voor aanvullende informatie.
Geïnstalleerde software zoeken: open een lijst met de vooraf op de computer geïnstalleerde software:
Klik op de knop Start.
‒ of –
Klik met de rechtermuisknop op de knop Start en selecteer vervolgens Apps en onderdelen.
Een back-up van uw vaste schijf maken: maak herstelschijven of een herstel-USB-ashstation om een
back-up van uw vaste schijf te maken. Zie Back-ups maken, herstellen en bestanden terugzetten
op pagina 52.
Toegang tot de app HP Support Assistant: voor snelle online ondersteuning opent u de app HP Support
Assistant (alleen bepaalde producten). HP Support Assistant optimaliseert de prestaties van de
computer en lost problemen op met behulp van de nieuwste software-updates, diagnostische
hulpprogramma's en stapsgewijze assistentie. Typ support in het zoekvak van de taakbalk en
selecteer vervolgens
HP Support Assistant. Selecteer vervolgens Support.
Informatie zoeken
Gebruik de volgende tabel voor informatiebronnen met productinformatie, instructies en meer.
Tabel
1-1 Aanvullende informatie
Informatiebronnen Inhoud
Installatie-instructies Overzicht van computerinstallatie en -functies
HP ondersteuning
Ga voor HP ondersteuning naar http://www.hp.com/
support en volg de instructies om uw product te zoeken.
Online chatten met een technicus van HP
Telefoonnummers voor ondersteuning
1
Tabel 1-1 Aanvullende informatie (vervolg)
Informatiebronnen Inhoud
Video van vervangende onderdelen (alleen voor bepaalde
producten)
Onderhouds- en servicehandleidingen
Locaties HP Servicecentrum
HP ThinPro Zoek naar het thin client-model en selecteer daarna het gedeelte
Handleidingen van de ondersteuningspagina voor dat model.
Handleiding voor veiligheid en comfort
U krijgt als volgt toegang tot deze handleiding:
Selecteer de knop Start, HP Help en ondersteuning
en vervolgens HP documentatie.
‒ of –
Typ HP documentatie in het zoekvak van de taakbalk
en selecteer vervolgens HP documentatie.
Ga naar http://www.hp.com/ergo.
BELANGRIJK: Voor toegang tot de nieuwste versie
van de gebruikershandleiding moet u verbonden zijn
met internet.
Juiste inrichting van de werkplek
Richtlijnen voor houdingen en werkgewoonten die het comfort
verhogen en het risico op letsel beperken
Informatie over elektrische en mechanische veiligheid
Informatie over voorschriften, veiligheid en milieu
Ga als volgt te werk om toegang te krijgen tot dit
document:
Typ HP documentatie in het zoekvak van de
taakbalk en selecteer vervolgens HP documentatie.
– of –
Selecteer de knop Start, selecteer HP en selecteer
vervolgens HP documentatie.
Belangrijke kennisgevingen over voorschriften, waaronder
informatie over het correct afvoeren van accu's (indien nodig).
Beperkte garantie
U kunt de HP beperkte garantie vinden bij de
gebruikershandleidingen op het product en/of op de cd/dvd
die is meegeleverd in de doos. In sommige landen of
regio's wordt door HP een gedrukte versie van de garantie
meegeleverd in de doos. In landen/gebieden waar de
garantie niet in gedrukte vorm wordt geleverd, kunt u een
gedrukte versie aanvragen via http://www.hp.com/go/
orderdocuments. Voor producten gekocht in Azië en het
Pacische gebied kunt u HP aanschrijven op het volgende
adres: POD, PO Box 161, Kitchener Road Post Oice,
Singapore 912006. Vermeld de productnaam en uw naam,
telefoonnummer en postadres.
Specieke garantiegegevens voor deze computer
2 Hoofdstuk 1 Aan de slag
2 Onderdelen
Uw computer is voorzien van kwalitatief zeer hoogstaande onderdelen. Dit hoofdstuk biedt informatie over
de onderdelen, waar ze zich bevinden en hoe ze werken.
Hardware zoeken
Gebruik deze instructies om te weten welke hardware op uw computer is geïnstalleerd.
Typ apparaatbeheer in het zoekvak van de taakbalk en selecteer de app Apparaatbeheer.
U ziet een lijst met alle apparaten die op uw computer zijn geïnstalleerd.
Voor informatie over de hardwareonderdelen en het versienummer van het systeem-BIOS, selecteert u de
knop Start, de map HP en vervolgens HP Systeeminformatie.
Software zoeken
Gebruik deze instructies om te zien welke software op uw computer is geïnstalleerd:
Klik met de rechtermuisknop op de knop Start en selecteer vervolgens Apps en onderdelen.
Rechts
Gebruik de afbeelding en tabel om de onderdelen aan de rechterkant van de computer te herkennen.
Tabel
2-1 Onderdelen aan de rechterkant en de bijbehorende beschrijvingen
Onderdeel Beschrijving
(1) SIM-kaartsleuf (alleen bepaalde producten) Ondersteunt een simkaart (subscriber identity module) voor
draadloze communicatie.
BELANGRIJK: Het plaatsen van een SIM-kaart met een onjuiste
grootte kan de SIM-kaart beschadigen of ertoe leiden dat de
SIM-kaart vast komt te zitten in de sleuf. Gebruik zo weinig
mogelijk kracht wanneer u een SIM-kaart plaatst. Dit om te
voorkomen dat de kaart of connectoren beschadigd raken.
OPMERKING: Volg deze instructies om de juiste grootte van de
SIM-kaart voor uw computer te bepalen voordat u een SIM-
kaart aanschaft.
Hardware zoeken 3
Tabel 2-1 Onderdelen aan de rechterkant en de bijbehorende beschrijvingen (vervolg)
Onderdeel Beschrijving
1. Ga naar http://www.hp.com/support en zoek vervolgens
op de productnaam of het productnummer van uw
computer.
2. Selecteer Productinformatie.
3. Raadpleeg de weergegeven opties om te bepalen welke
kaart u wilt aanschaen.
OPMERKING: Als uw computer niet over een WWAN-
aansluiting (Wireless Wide Area Network) beschikt, bevat de
SIM-kaartsleuf een niet-verwisselbare stekker.
(2) USB Type-C ®-netvoedingsconnector en
SuperSpeed-poort
Hierop sluit u een netvoedingsadapter met een USB Type-C-
connector aan om de computer van stroom te voorzien en
indien nodig de accu van de computer op te laden.
- en -
Hierop sluit u een USB-apparaat aan. Deze poort biedt ook
snelle gegevensoverdracht en laadt (bij bepaalde producten)
kleine apparaten op wanneer de computer is ingeschakeld of in
de slaapstand staat.
- en -
Hierop sluit u een weergaveapparaat met een USB Type-C-
connector aan voor DisplayPort™-uitvoer.
OPMERKING: Mogelijk zijn er adapters en/of kabels vereist
(afzonderlijk aan te schaen).
(3) HDMI-poort Hiermee kunt u de computer aansluiten op een optioneel video-
of audioapparaat, zoals een HD-televisie, andere compatibele
digitale apparatuur of audioapparatuur of een snel HDMI-
apparaat (High-Denition Multimedia Interface).
(4) Acculampje Wanneer de netvoeding is aangesloten:
Wit: de acculading is hoger dan 90%.
Oranje: de acculading ligt tussen 0% en 90%.
Uit: de accu wordt niet opgeladen.
Wanneer de netvoeding is losgekoppeld (accu laadt niet op):
Knippert oranje: de accu is bijna leeg. Wanneer de accu een
kritiek laag ladingsniveau heeft bereikt, begint het
acculampje snel te knipperen.
Uit: de accu wordt niet opgeladen.
(5) Netvoedingsconnector Hierop kunt u een netvoedingsadapter aansluiten.
Linkerkant
Gebruik de afbeelding en tabel om de onderdelen aan de linkerkant van de computer te herkennen.
4 Hoofdstuk 2 Onderdelen
Tabel 2-2 Onderdelen aan de linkerkant en de bijbehorende beschrijvingen
Onderdeel Beschrijving
(1) Bevestigingspunt voor beveiligingskabel Hier kunt u een optionele beveiligingskabel bevestigen aan de
computer.
OPMERKING: Van de beveiligingskabel moet op de eerste
plaats een ontmoedigingseect uitgaan. Deze voorziening kan
echter niet voorkomen dat de computer verkeerd wordt gebruikt
of wordt gestolen.
(2) USB SuperSpeed-poort met HP opladen in
slaapstand (alleen bepaalde producten)
Hierop sluit u een USB-apparaat aan. Deze poort biedt ook
snelle gegevensoverdracht en laadt kleine apparaten op, zelfs
wanneer de computer is uitgeschakeld.
(3) USB SuperSpeed-poort Hierop sluit u een USB-apparaat aan. Deze poort biedt ook
snelle gegevensoverdracht.
(4) Comboaansluiting voor audio-uit
(hoofdtelefoon)/audio-in (microfoon)
Hierop kunt u optionele stereoluidsprekers met eigen voeding,
een hoofdtelefoon, een oortelefoon, een headset of een
audiokabel van een televisietoestel aansluiten. Ook kunt u
hierop de microfoon van een optionele headset aansluiten. Deze
aansluiting ondersteunt geen zelfstandige microfoons.
WAARSCHUWING: Zet het geluidsvolume laag voordat u de
hoofdtelefoon, oortelefoon of headset opzet. Zo beperkt u het
risico op gehoorbeschadiging. Raadpleeg Informatie over
voorschriften, veiligheid en milieu voor meer informatie over
veiligheid.
U krijgt als volgt toegang tot deze handleiding:
Typ HP documentatie in het zoekvak van de taakbalk en
selecteer vervolgens HP documentatie.
OPMERKING: Wanneer u een apparaat aansluit op deze
connector, worden de computerluidsprekers uitgeschakeld.
Beeldscherm
Gebruik de afbeelding en tabel voor het identiceren van de onderdelen van het beeldscherm.
Beeldscherm 5
Tabel 2-3 Onderdelen van het beeldscherm en de bijbehorende beschrijvingen
Onderdeel Beschrijving
(1) WLAN- of WWAN-antennes* (alleen bepaalde
producten)
Via deze antennes worden draadloze signalen verzonden en
ontvangen om te communiceren met WLAN's (Wireless Local Area
Networks) of WWAN's (Wireless Wide Area Networks).
(2) Omgevingslichtsensor (alleen bepaalde producten) Hiermee kunt u de helderheid van het scherm aanpassen aan het
omgevingslicht.
(3) Interne microfoons (2) Hiermee neemt u geluid op.
(4) Cameralampje (alleen bepaalde producten) Aan: een of meer camera's worden gebruikt.
(5) Camera('s) (alleen bepaalde producten) Met de meeste camera's kunt u videochatten, video opnemen en
stilstaande foto's nemen. Met sommige camera's kunt u zich op
bepaalde producten ook bij Windows aanmelden met
gezichtsherkenning in plaats van met een wachtwoord. Zie Windows
Hello (alleen bepaalde producten) op pagina 46 voor meer
informatie.
OPMERKING: De functies van de camera zijn afhankelijk van de
hardware van de camera en de software die op uw product is
geïnstalleerd.
(6) Privacyafdekking camera (alleen bepaalde
producten)
Standaard is de cameralens zichtbaar, maar u kunt de
privacyafdekking van de camera verschuiven om de camera te
blokkeren. Om de camera te gebruiken, schuift u de privacyafdekking
van de camera in de tegenovergestelde richting om de lens zichtbaar
te maken.
(7) WLAN-antennes* (alleen bepaalde producten) Met deze antennes worden draadloze signalen verzonden en
ontvangen binnen een draadloos lokaal netwerk (WLAN).
*De antennes zijn niet zichtbaar aan de buitenkant van de computer. Voor een optimale signaaloverdracht moet u de directe omgeving
van de antennes vrijhouden.
6 Hoofdstuk 2 Onderdelen
Tabel 2-3 Onderdelen van het beeldscherm en de bijbehorende beschrijvingen (vervolg)
Onderdeel Beschrijving
Voor informatie over de voorschriften voor draadloze communicatie raadpleegt u het gedeelte over uw land of regio in Informatie over
voorschriften, veiligheid en milieu.
U krijgt als volgt toegang tot deze handleiding:
Typ HP documentatie in het zoekvak van de taakbalk en selecteer vervolgens HP documentatie.
Toetsenbordzone
Het toetsenbord kan per taal verschillen.
Touchpad
De instellingen en onderdelen van het touchpad worden hier beschreven.
Touchpadinstellingen
Hier leest u hoe u de instellingen en onderdelen van het touchpad kunt aanpassen.
De touchpadinstellingen aanpassen
Ga als volgt te werk om de touchpadinstellingen en touchpadbewegingen aan te passen.
1. Typ touchpad-instellingen in het zoekvak van de taakbalk en druk vervolgens op enter.
2. Kies een instelling.
Het touchpad inschakelen
Ga als volgt te werk om het touchpad in te schakelen.
1. Typ touchpad-instellingen in het zoekvak van de taakbalk en druk vervolgens op enter.
2. Als u een externe muis gebruikt, klikt u op de knop Touchpad.
Als u geen externe muis gebruikt, drukt u herhaaldelijk op de Tab-toets tot de aanwijzer op de
touchpad-knop staat. Druk vervolgens op de spatiebalk om de knop te selecteren.
Touchpad-onderdelen
Gebruik de afbeelding en tabel om de onderdelen van het touchpad te herkennen.
Toetsenbordzone 7
Tabel 2-4 Onderdelen van het touchpad en de bijbehorende beschrijvingen
Onderdeel Beschrijving
(1) Touchpadzone Hiermee worden uw vingerbewegingen gelezen om de
muisaanwijzer te verplaatsen of items op het scherm te
activeren.
(2) Linkerknop van het touchpad Deze knop heeft dezelfde functie als de linkerknop op een
externe muis.
(3) Rechterknop van het touchpad Deze knop heeft dezelfde functie als de rechterknop op een
externe muis.
Lampjes
Gebruik de afbeelding en tabel om de lampjes op de computer te herkennen.
8 Hoofdstuk 2 Onderdelen
Tabel 2-5 Lampjes en de bijbehorende beschrijvingen
Onderdeel Beschrijving
(1) Caps Lock-lampje Aan: Caps Lock is ingeschakeld. Met het toetsenbord typt u nu
alles in hoofdletters.
(2) Lampje privacytoets Aan: Het privacyscherm is ingeschakeld. Zo kan omstanders het
scherm niet van opzij bekijken.
(3) Lampje Geluid uit Aan: het geluid van de computer is uitgeschakeld.
Uit: het geluid van de computer is ingeschakeld.
(4) Lampje voor microfoon uit Aan: de microfoon is uitgeschakeld.
Uit: de microfoon is ingeschakeld.
(5) Aan-uitlampje Aan: de computer is ingeschakeld.
Knipperend (alleen bepaalde producten): de computer staat
in de slaapstand, een energiebesparende stand. Het
beeldscherm en andere onnodige onderdelen worden
uitgeschakeld.
Uit: afhankelijk van uw computermodel is de computer
uitgeschakeld of staat deze in de slaapstand.
(6) Fn Lock-lampje Aan: de fn-toets is vergrendeld. Zie Speciale toetsen
op pagina 11 voor meer informatie.
Knop, luidsprekers en vingerafdruklezer
Gebruik de afbeelding en tabel voor het identiceren van de aan-uitknop, luidsprekers en vingerafdruklezer.
Toetsenbordzone 9
BELANGRIJK: Vingerafdruklezers kunnen zich op het touchpad bevinden, op een zijpaneel van de computer
of op de afdekking onder het toetsenbord. Om te controleren of uw computer aanmelding via een
vingerafdruklezer ondersteunt, typt u Aanmeldingsopties in het zoekvak van de taakbalk en volgt u de
instructies op het scherm. Als Vingerafdruklezer niet wordt weergegeven als optie, bevat uw
notebookcomputer geen vingerafdruklezer.
Tabel 2-6 Knop, luidsprekers en vingerafdruklezer en de bijbehorende beschrijvingen
Onderdeel Beschrijving
(1) Luidsprekers (2) Luidsprekers produceren geluid.
(2) Aan-uitknop Als de computer is uitgeschakeld, drukt u kort op de aan-
uitknop om de computer in te schakelen.
Als de computer is ingeschakeld, drukt u kort op de aan-
uitknop om de slaapstand te activeren.
Als de computer in de slaapstand staat, drukt u kort op de
aan-uitknop om de slaapstand te beëindigen (alleen
bepaalde producten).
BELANGRIJK: Als u de aan-uitknop ingedrukt houdt, gaan niet-
opgeslagen gegevens verloren.
Als de computer niet meer reageert en de afsluitprocedures geen
eect hebben, houdt u de aan-uitknop minstens 4 seconden
ingedrukt om de computer uit te schakelen.
Raadpleeg Energiebeheer voor meer informatie over uw energie-
instellingen.
10 Hoofdstuk 2 Onderdelen
Tabel 2-6 Knop, luidsprekers en vingerafdruklezer en de bijbehorende beschrijvingen (vervolg)
Onderdeel Beschrijving
Klik met de rechtermuisknop op het pictogram
Energiemeter en selecteer vervolgens
Energiebeheer.
(3) Vingerafdruklezer (alleen bepaalde producten) Hiermee kunt u zich bij Windows aanmelden met uw vingerafdruk
in plaats van met een wachtwoord.
Veeg omlaag over de vingerafdruklezer. Zie Windows Hello
(alleen bepaalde producten) op pagina 46 voor meer
informatie.
BELANGRIJK: Om te voorkomen dat u problemen
ondervindt met het registreren van een vingerafdruk, zorgt
u er tijdens het vastleggen van uw vingerafdruk voor dat
alle zijden van uw vinger door de vingerafdruklezer worden
geregistreerd.
Speciale toetsen
Gebruik de afbeelding en tabel om de speciale toetsen te herkennen.
Tabel
2-7 Speciale toetsen en de bijbehorende beschrijvingen
Onderdeel Beschrijving
(1) esc-toets Druk op deze toets in combinatie met de fn-toets om
systeeminformatie weer te geven.
(2) fn-toets Druk op deze toets in combinatie met een andere toets om
veelgebruikte systeemfuncties uit te voeren. Dergelijke
toetscombinaties worden hotkeys genoemd.
Zie Actietoetsen op pagina 12.
(3) Windows-toets Hiermee opent u het startmenu.
OPMERKING: Als u nogmaals op de Windows-toets drukt,
wordt het startmenu gesloten.
Toetsenbordzone 11
Tabel 2-7 Speciale toetsen en de bijbehorende beschrijvingen (vervolg)
Onderdeel Beschrijving
(4) Actietoetsen Hiermee voert u veelgebruikte systeemfuncties uit.
Zie Actietoetsen op pagina 12.
(5) Aan-uitknop Als de computer is uitgeschakeld, drukt u kort op de aan-
uitknop om de computer in te schakelen.
Als de computer is ingeschakeld, drukt u kort op de aan-
uitknop om de slaapstand te activeren.
Als de computer in de slaapstand staat, drukt u kort op de
aan-uitknop om de slaapstand te beëindigen (alleen
bepaalde producten).
BELANGRIJK: Als u de aan-uitknop ingedrukt houdt, gaan niet-
opgeslagen gegevens verloren.
Als de computer niet meer reageert en de afsluitprocedures
geen eect hebben, houdt u de aan-uitknop minstens 4
seconden ingedrukt om de computer uit te schakelen.
Raadpleeg Energiebeheer voor meer informatie over uw
energie-instellingen.
Klik met de rechtermuisknop op het pictogram
Energiemeter en selecteer vervolgens
Energiebeheer.
Actietoetsen
Actietoetsen voeren specieke functies uit en verschillen per computer. Om te bepalen welke toetsen uw
computer bevat, bekijkt u de pictogrammen op het toetsenbord en zoekt u de bijbehorende beschrijvingen in
deze tabel.
Om een actietoets te gebruiken, houdt u de toets ingedrukt.
OPMERKING: Op sommige producten moet u de fn-toets indrukken in combinatie met de gewenste
actietoets.
Tabel 2-8 Actietoetsen en de bijbehorende beschrijvingen
Pictogram Beschrijving
Hiermee kunt u voorkomen dat er van opzij wordt meegekeken. Indien nodig verlaagt of verhoogt u de
helderheid in een goed verlichte of donkere omgeving. Druk opnieuw op de toets om het privacyscherm uit te
schakelen.
OPMERKING: Om snel de hoogste privacyinstelling in te schakelen, drukt u op fn+p.
12 Hoofdstuk 2 Onderdelen
Tabel 2-8 Actietoetsen en de bijbehorende beschrijvingen (vervolg)
Pictogram Beschrijving
Zolang u deze toets ingedrukt houdt, wordt de helderheid van het scherm steeds verder verlaagd.
Zolang u deze toets ingedrukt houdt, wordt de helderheid van het scherm steeds verder verhoogd.
Hiermee wordt de achtergrondverlichting van het toetsenbord in- of uitgeschakeld. Op bepaalde producten
kunt u de helderheid van de achtergrondverlichting van het toetsenbord aanpassen. Druk herhaaldelijk op de
toets om de helderheid aan te passen van hoog (wanneer u de computer voor het eerst opstart) naar laag
naar uit. Nadat u de instellingen voor de achtergrondverlichting van het toetsenbord hebt aangepast, wordt,
elke keer dat u de computer inschakelt, de achtergrondverlichting teruggezet naar de vorige instelling. De
achtergrondverlichting van het toetsenbord wordt na 30 seconden van inactiviteit uitgeschakeld. Druk op een
willekeurige toets of tik op het touchpad om de achtergrondverlichting van het toetsenbord weer in te
schakelen (alleen bepaalde producten). Als u accustroom wilt besparen, schakelt u deze voorziening uit.
Hiermee speelt u het vorige nummer van een audio-cd of het vorige gedeelte van een dvd of blu-rayschijf af.
Hiermee kunt u een audio-cd of een dvd of blu-rayschijf afspelen of het afspelen onderbreken of hervatten.
Hiermee speelt u het volgende nummer van een audio-cd of het volgende gedeelte van een dvd of blu-
rayschijf af.
Hiermee stopt u het afspelen van audio of video op een cd, dvd of blu-rayschijf.
Als u deze toets ingedrukt houdt, wordt het geluidsvolume steeds verder verlaagd.
Als u deze toets ingedrukt houdt, wordt het geluidsvolume steeds verder verhoogd.
Hiermee dempt u het geluid van de microfoon.
Hiermee opent u de webpagina ‘Hulp krijgen in Windows 10’.
Hiermee schakelt u de geluidsweergave uit (en weer in).
Toetsenbordzone 13
Tabel 2-8 Actietoetsen en de bijbehorende beschrijvingen (vervolg)
Pictogram Beschrijving
Hiermee schakelt u de draadloze communicatie in of uit.
OPMERKING: Er moet een draadloos netwerk zijn ingesteld voordat er een draadloze verbinding kan
worden gemaakt.
Hiermee schakelt u het touchpad in of uit.
Hiermee kunt u het touchpad en touchpadlampje in- en uitschakelen.
Hiermee schakelt u tussen de weergaveapparaten die op het systeem zijn aangesloten. Als u bijvoorbeeld op
deze toets drukt terwijl er een monitor is aangesloten op de computer, wordt er geschakeld tussen weergave
op het scherm van de computer, weergave op de monitor en gelijktijdige weergave op het computerscherm
en de monitor.
Hiermee activeert u de slaapstand waarbij uw gegevens in het systeemgeheugen worden opgeslagen. Het
beeldscherm en andere systeemonderdelen worden uitgeschakeld en de energiebesparingsmodus wordt
geactiveerd. Om de slaapstand te beëindigen, drukt u kort op de aan-uitknop.
BELANGRIJK: Sla uw werk op voordat u de slaapstand activeert om het risico op gegevensverlies te
beperken.
Biedt snelle toegang tot de agenda van uw Skype voor Bedrijven.
OPMERKING: Deze functie vereist Skype® voor Bedrijven of Lync® 2013 uitgevoerd op Microsoft Exchange-
of Oice 365®-servers.
Hiermee schakelt u de functie voor het delen van het scherm in of uit.
OPMERKING: Deze functie vereist Skype voor Bedrijven of Lync 2013 uitgevoerd op Microsoft Exchange- of
Oice 365-servers.
Hiermee beantwoordt u een gesprek.
Hiermee start u een gesprek met één persoon.
Hiermee plaatste u een gesprek in de wacht.
OPMERKING: Deze functie vereist Skype voor Bedrijven of Lync 2013 uitgevoerd op Microsoft Exchange- of
Oice 365-servers.
Hiermee beëindigt u een gesprek.
Hiermee weigert u een inkomende oproep.
Hiermee beëindigt u het delen van het scherm.
OPMERKING: Deze functie vereist Skype voor Bedrijven of Lync 2013 uitgevoerd op Microsoft Exchange- of
Oice 365-servers.
Hiermee voert u veelgebruikte taken uit. Sommige taken zijn mogelijk niet op alle producten beschikbaar.
Hiermee opent u een toepassing, bestand of website
Hiermee plaatst u veelgebruikte tekst op een permanent klembord
Hiermee wijzigt u systeemproelen
Hiermee wijzigt u systeemeigenschappen
Hiermee voert u door de gebruiker gedenieerde toetsencombinaties uit
OPMERKING: Deze functie wordt niet ondersteund op thin client-computers.
14 Hoofdstuk 2 Onderdelen
OPMERKING: De actietoetsfunctie is standaard ingeschakeld. U kunt deze voorziening uitschakelen door de
fn-toets en de linkse shift-toets ingedrukt te houden. Het fn lock-lampje gaat branden. Nadat u de
actietoetsfunctie hebt uitgeschakeld, kunt u de functies nog wel uitvoeren door op de fn-toets te drukken in
combinatie met de bijbehorende actietoets.
Hotkeys (alleen bepaalde producten)
Een hotkey is een combinatie van de fn-toets en een andere toets. Gebruik de tabel om de hotkeys vast te
herkennen.
U gebruikt een hotkey als volgt:
Druk op de fn-toets en druk vervolgens op een van de toetsen die in de onderstaande tabel worden
vermeld.
Tabel 2-9 Hotkeys en de bijbehorende beschrijvingen
Toets Beschrijving
C Hiermee schakelt u scroll lock in.
E Hiermee schakelt u de functie Insert (invoegen) in.
R Hiermee breekt u de bewerking af.
S Hiermee verzendt u een programmeringsquery.
W Hiermee onderbreekt u de bewerking.
Onderkant
Gebruik de afbeelding en tabel om de onderdelen aan de onderkant te herkennen.
Tabel
2-10 Onderdeel aan de onderkant en de bijbehorende beschrijving
Onderdeel Beschrijving
Ventilatieopening Deze opening zorgt voor luchtkoeling van de interne onderdelen.
Onderkant 15
Tabel 2-10 Onderdeel aan de onderkant en de bijbehorende beschrijving
Onderdeel Beschrijving
OPMERKING: De ventilator van de computer start automatisch om interne
onderdelen te koelen en oververhitting te voorkomen. Het is normaal dat
de interne ventilator automatisch wordt in- en uitgeschakeld wanneer u de
computer normaal gebruikt.
Labels
De labels die zijn aangebracht op de computer, bieden informatie die u nodig kunt hebben wanneer u
problemen met het systeem probeert op te lossen of wanneer u de computer in het buitenland gebruikt.
Labels kunnen van papier zijn of gedrukt zijn op het product.
BELANGRIJK: Controleer de volgende locaties voor de labels die in dit gedeelte worden beschreven: de
onderkant van de computer, in de accuruimte, onder de onderhoudsklep, op de achterkant van het scherm of
op de onderkant van de standaard van een tablet.
Servicelabel: dit label bevat belangrijke informatie voor het identiceren van uw computer. Wanneer u
contact opneemt met de ondersteuning, moet u mogelijk het serie-, product- en modelnummer
opgeven. Zoek deze informatie op voordat u contact opneemt met de ondersteuning.
Het servicelabel lijkt op een van deze voorbeelden. Raadpleeg de afbeelding die het meest overeenkomt
met het servicelabel van uw computer.
Tabel
2-11 Onderdelen van het servicelabel
Onderdeel
(1) HP productnaam
(2) Garantieperiode
(3) Product-ID
(4) Serienummer
16 Hoofdstuk 2 Onderdelen
Tabel 2-12 Onderdelen van het servicelabel
Onderdeel
(1) HP productnaam
(2) Modelnummer
(3) Product-ID
(4) Serienummer
(5) Garantieperiode
Tabel 2-13 Onderdelen van het servicelabel
Onderdeel
(1) HP productnaam
(2) Product-ID
(3) Serienummer
(4) Garantieperiode
Label(s) met kennisgevingen: deze labels bevatten kennisgevingen betreende het gebruik van de
computer.
Label(s) met certicering voor draadloze communicatie: deze labels bevatten informatie over optionele
apparaten voor draadloze communicatie en de keurmerken voor de landen of regio's waarin deze
apparaten zijn goedgekeurd voor gebruik.
Een SIM-kaart plaatsen (alleen bepaalde producten)
Gebruik deze instructies om een SIM-kaart te plaatsen.
Een SIM-kaart plaatsen (alleen bepaalde producten) 17
BELANGRIJK: U kunt de SIM-kaart beschadigen als u een kaart met een onjuiste grootte plaatst of de SIM-
kaartlade in de verkeerde richting plaatst. De kaart kan ook vast komen te zitten in de sleuf. Gebruik geen
SIM-kaartadapters. Gebruik zo weinig mogelijk kracht als u een SIM-kaart plaatst of verwijdert om schade
aan de SIM-kaart of de connectoren te voorkomen.
Het juiste formaat van de SIM-kaart voor uw computer bepalen
Volg deze instructies om het juiste formaat van de SIM-kaart voor uw computer te bepalen voordat u een SIM-
kaart aanschaft.
1. Ga naar http://www.hp.com/support en zoek vervolgens op de productnaam of het productnummer van
uw computer.
2. Selecteer Productinformatie.
3. Raadpleeg de weergegeven opties om te bepalen welke kaart u wilt aanschaen.
Een SIM-kaart in een externe sleuf plaatsen
Ga als volgt te werk om een SIM-kaart in een externe sleuf te plaatsen.
1. Schakel de computer uit met behulp van de opdracht Afsluiten.
2. Plaats de simkaart in de simkaartsleuf en druk de simkaart aan totdat deze stevig vastzit.
OPMERKING: De SIM-kaart of SIM-kaartsleuf in uw computer kan er anders uitzien dan op de
afbeelding in deze sectie.
OPMERKING: Uw SIM-kaartsleuf heeft mogelijk een pictogram dat aangeeft op welke manier de kaart
in de computer moet worden geplaatst.
Om de SIM-kaart te verwijderen, drukt u de kaart voorzichtig naar binnen en verwijdert u deze vervolgens uit
de sleuf.
18 Hoofdstuk 2 Onderdelen
3 Netwerkverbindingen
U kunt de computer overal mee naar toe nemen. Maar ook thuis kunt u met de computer en een bekabelde of
draadloze netwerkverbinding de wereld verkennen en u toegang verschaen tot miljoenen websites. In dit
hoofdstuk vindt u informatie over hoe u met die wereld in contact komt.
Verbinding maken met een draadloos netwerk
Uw computer bevat mogelijk een of meer apparaten voor draadloze communicatie.
OPMERKING: Mobiele thin client-computers die draaien op de besturingssystemen HP ThinPro of HP Smart
Zero ondersteunen geen HP modules voor mobiel breedband of Bluetooth-apparaten.
WLAN-apparaat: hiermee kunt u de computer verbinden met draadloze lokale netwerken (ook wel WiFi-
netwerk, draadloos LAN of WLAN genoemd) in bedrijfsruimten, bij u thuis en in openbare ruimten, zoals
luchthavens, restaurants, cafés, hotels en universiteiten. In een draadloos netwerk communiceert de
computer met een draadloze router of een draadloos toegangspunt.
HP module voor mobiel breedband (alleen bepaalde producten): een WWAN-apparaat (Wireless Wide-
Area Network) waarmee u over een veel groter gebied een draadloze verbinding kunt maken.
Aanbieders van mobiele netwerkdiensten zetten basisstations op (vergelijkbaar met zendmasten voor
mobiele telefonie) die dekking bieden in hele regio's, provincies of zelfs landen.
Bluetooth®-apparaat: hiermee kunt u een persoonlijk netwerk (Personal Area Network, PAN) opzetten
om verbinding te maken met andere voor Bluetooth geschikte apparaten zoals computers, telefoons,
printers, headsets, luidsprekers en camera's. In een PAN communiceert elk apparaat rechtstreeks met
andere apparaten en moeten de apparaten zich relatief dicht bij elkaar bevinden, normaal gesproken
binnen een straal van ongeveer 10 meter (33 voet) van elkaar.
Voorzieningen voor draadloze communicatie gebruiken
Met een of meer van deze functies kunt u de apparaten voor draadloze communicatie in uw computer regelen.
Knop voor draadloze communicatie (ook wel de toets voor de vliegtuigmodus of de toets voor draadloze
communicatie genoemd)
Voorzieningen van het besturingssysteem
Knop voor draadloze communicatie
De computer heeft mogelijk een knop voor draadloze communicatie, een of meer apparaten voor draadloze
communicatie en een of twee lampjes voor draadloze communicatie. Alle apparaten voor draadloze
communicatie op de computer worden in de fabriek ingeschakeld.
Het lampje voor draadloze communicatie geeft niet de status van afzonderlijke apparaten voor draadloze
communicatie aan, maar de status van deze apparaten als groep.
Voorzieningen van het besturingssysteem
Met het Netwerkcentrum kunt u een verbinding of netwerk tot stand brengen, verbinding maken met een
netwerk en netwerkproblemen diagnosticeren en verhelpen.
U gebruikt de voorzieningen van het besturingssysteem als volgt:
Verbinding maken met een draadloos netwerk 19
Typ configuratiescherm in het zoekvak van de taakbalk, selecteer Conguratiescherm en selecteer
vervolgens Netwerkcentrum.
– of –
Selecteer op de taakbalk het netwerkstatuspictogram en selecteer vervolgens Netwerk- en
internetinstellingen.
Verbinding maken met een WLAN
Voordat u via deze procedure verbinding kunt maken met een WLAN, moet u eerst een internetverbinding
congureren.
OPMERKING: Als u een internetverbinding wilt congureren bij u thuis, moet u een account aanvragen bij
een internetprovider (ISP). Neem contact op met een lokale internetprovider om een internetservice en een
modem aan te schaen. De internetprovider helpt u bij het instellen van het modem, het installeren van een
netwerkkabel om uw draadloze router aan te sluiten op het modem en het testen van de internetservice.
1. Controleer of het WLAN-apparaat is ingeschakeld.
2. Selecteer het netwerkstatuspictogram op de taakbalk en maak verbinding met een van de beschikbare
netwerken.
Als het draadloze netwerk een beveiligd WLAN is, wordt u gevraagd een netwerkbeveiligingscode in te
voeren. Voer de code in en selecteer Volgende om de verbinding tot stand te brengen.
OPMERKING: Als er geen WLAN's worden weergegeven, bevindt u zich mogelijk buiten het bereik van
een draadloze router of toegangspunt.
OPMERKING: Ga als volgt te werk als het WLAN waarmee u verbinding wilt maken, niet wordt
weergegeven:
Klik met de rechtermuisknop op het netwerkstatuspictogram op de taakbalk en selecteer Netwerk- en
internetinstellingen openen.
‒ of –
Selecteer op de taakbalk het netwerkstatuspictogram en selecteer vervolgens Netwerk- en
internetinstellingen.
Selecteer Netwerkcentrum onder het gedeelte Netwerkinstellingen wijzigen.
Selecteer Een nieuwe verbinding of een nieuw netwerk instellen.
Er wordt een lijst met opties weergegeven om handmatig te zoeken naar een netwerk en hier verbinding
mee te maken, of om een nieuwe netwerkverbinding tot stand te brengen.
3. Volg de instructies op het scherm om de verbinding te voltooien.
Nadat u verbinding hebt gemaakt, selecteert u het pictogram voor de netwerkstatus helemaal rechts op de
taakbalk om de naam en status van de verbinding te controleren.
OPMERKING: Het eectieve bereik (de reikwijdte van de draadloze signalen) varieert al naargelang de
WLAN-implementatie, het merk router en interferentie van andere elektronische apparatuur of vaste
obstakels zoals wanden en vloeren.
HP Mobiel breedband gebruiken (alleen bepaalde producten)
Uw computer met HP Mobiel breedband heeft geïntegreerde ondersteuning voor mobielbreedbandservices. In
combinatie met een mobiel netwerk biedt uw nieuwe computer u volledige vrijheid: u kunt verbinding maken
20 Hoofdstuk 3 Netwerkverbindingen
met internet en e-mail en u kunt uw bedrijfsnetwerk bereiken zonder dat u daarvoor een Wi-Fi-hotspot nodig
hebt.
OPMERKING: Mobiele thin client-computers die draaien op de besturingssystemen HP ThinPro of HP Smart
Zero ondersteunen geen HP modules voor mobiel breedband.
Mogelijk hebt u het IMEI- en/of MEID-nummer van de HP module voor mobiel breedband nodig om deze
dienst te activeren. Het nummer staat mogelijk op een label aan de onderkant van de computer, in de
accuruimte, onder de onderhoudsklep of op de achterkant van het beeldscherm.
‒ of –
1. Selecteer het pictogram voor de netwerkstatus op de taakbalk.
2. Selecteer Netwerk- en internetinstellingen.
3. Selecteer in het gedeelte Netwerk en internet de optie Mobiel en selecteer vervolgens Geavanceerde
opties.
Sommige aanbieders van mobiele netwerkdiensten vereisen het gebruik van een SIM-kaart. Een SIM-kaart
bevat basisgegevens over u, zoals een persoonlijk identicatienummer (PIN), en over het netwerk. Sommige
tablets hebben een vooraf geïnstalleerde SIM-kaart. Als de SIM-kaart niet vooraf is geïnstalleerd, wordt deze
mogelijk meegeleverd bij de informatie over HP mobiel breedband die bij uw computer is verstrekt. De
aanbieder van de mobiele netwerkdiensten kan ook los van de computer een afzonderlijke SIM-kaart
verstrekken.
Informatie over HP Mobiel breedband en over de manier waarop u de diensten van een aanbieder van mobiele
netwerkdiensten activeert, vindt u in het pakket met informatie over HP Mobiel breedband dat bij de
computer is geleverd.
GPS gebruiken (alleen bepaalde producten)
De computer kan zijn voorzien van een GPS-apparaat (Global Positioning System). GPS-satellieten geven
locatie-, snelheids- en richtinggegevens door aan systemen die met GPS zijn uitgerust. Zorg dat locatie in de
Windows-privacyinstelling is ingeschakeld als u GPS wilt inschakelen.
1. Typ locatie in het zoekvak van de taakbalk en selecteer vervolgens Privacyinstellingen voor locatie.
2. Volg de instructies op het scherm voor het gebruik van de locatie-instellingen.
Bluetooth-apparaten voor draadloze communicatie gebruiken (alleen bepaalde
producten)
Een Bluetooth-apparaat biedt draadloze communicatie binnen een klein bereik, ter vervanging van fysieke
kabelverbindingen waarmee elektronische apparaten vroeger werden aangesloten.
OPMERKING: Mobiele thin client-computers die draaien op de besturingssystemen HP ThinPro of HP Smart
Zero ondersteunen geen Bluetooth-apparaten.
Een Bluetooth-apparaat biedt draadloze communicatie binnen een klein bereik, ter vervanging van fysieke
kabelverbindingen waarmee elektronische apparaten vroeger werden aangesloten, zoals:
Computers (desktopcomputer, notebookcomputer)
Telefoons (mobiele telefoon, draadloze telefoon, smartphone)
Weergaveapparaten (printer, camera)
Audioapparaten (headset, luidsprekers)
Muis
Verbinding maken met een draadloos netwerk 21
Extern toetsenbord
Bluetooth-apparaten aansluiten
Voordat u een Bluetooth-apparaat kunt gebruiken, moet u een Bluetooth-verbinding tot stand brengen.
1. Typ bluetooth in het zoekvak van de taakbalk en selecteer vervolgens Bluetooth-instellingen en
instellingen van overige apparaten.
2. Schakel Bluetooth in als dit niet al is ingeschakeld.
3. Selecteer Bluetooth- of ander apparaat toevoegen en selecteer Bluetooth in het dialoogvenster Een
apparaat toevoegen
.
4. Selecteer uw apparaat in de lijst en volg de aanwijzingen op het scherm.
OPMERKING: Als het apparaat vericatie vereist, wordt er een koppelingscode weergegeven. Volg op het
apparaat dat u toevoegt de instructies op het scherm om te controleren of de code op uw apparaat
overeenkomt met de koppelingscode. Raadpleeg voor meer informatie de documentatie die bij het apparaat
is meegeleverd.
OPMERKING: Controleer of Bluetooth voor uw apparaat is ingeschakeld als het niet in de lijst wordt
weergegeven. Sommige apparaten hebben mogelijk aanvullende vereisten. Raadpleeg de documentatie die
bij het apparaat is meegeleverd.
NFC gebruiken om informatie te delen (alleen bepaalde producten)
Uw computer ondersteunt NFC (Near Field Communication) waarmee u draadloos informatie tussen twee
apparaten met ingeschakelde NFC-functie kunt delen. Er wordt informatie overgebracht vanuit het tikgebied
(antenne) van het ene naar het andere apparaat. Met NFC-technologie en NFC-ondersteunde apps kunt u
websites delen, contactgegevens overzetten, betalingen overboeken en afdrukken op NFC-ondersteunde
printers.
OPMERKING: Raadpleeg Onderdelen op pagina 3 om te zien waar het tikgebied zich op uw computer
bevindt.
1. Controleer of de NFC-functie is ingeschakeld.
Typ draadloos in het zoekvak van de taakbalk en selecteer vervolgens Draadloze apparaten in-
of uitschakelen
.
Controleer of de selectie voor NFC Ingeschakeld is.
2. Tik op het NFC-tikgebied met een NFC-ondersteund apparaat. U hoort mogelijk een geluidssignaal
wanneer er verbinding is gemaakt met het apparaat.
OPMERKING: Om de locatie van de antenne op het andere NFC-apparaat te vinden, raadpleegt u de
instructies van het apparaat.
3. Volg de instructies op het scherm om door te gaan.
Verbinding maken met een bekabeld netwerk
Bepaalde producten kunnen bekabelde verbindingen toestaan: verbindingen met een lokaal netwerk (LAN) en
modems. Een LAN-verbinding maakt gebruik van een netwerkkabel en is veel sneller dan een modem, dat
gebruikmaakt van een telefoonkabel. Beide kabels zijn afzonderlijk verkrijgbaar.
WAARSCHUWING! Verklein het risico van elektrische schokken, brand of beschadiging van de apparatuur en
steek geen modemkabel of telefoonkabel in de RJ-45-netwerkconnector.
22 Hoofdstuk 3 Netwerkverbindingen
Verbinding maken met een lokaal netwerk (LAN) (alleen bepaalde producten)
Gebruik een LAN-verbinding als u de computer rechtstreeks wilt aansluiten op een router in uw huis (in plaats
van draadloos werken) of als u verbinding wilt maken met een bestaand netwerk op uw werk.
U sluit als volgt de netwerkkabel aan:
OPMERKING: De functie HP LAN-Wireless Protection is mogelijk ingeschakeld op uw computer. Hiermee
wordt uw draadloze verbinding (Wi-Fi) of WWAN-verbinding afgesloten wanneer u rechtstreeks met een LAN
verbonden bent. Raadpleeg HP LAN-Wireless Protection gebruiken (alleen bepaalde producten)
op pagina 23 voor meer informatie over HP LAN-Wireless Protection.
Als de computer geen RJ-45-poort heeft, hebt u een netwerkkabel nodig en een netwerkconnector of
optioneel dockingstation of uitbreidingsproduct om verbinding te maken met een LAN.
1. Sluit de netwerkkabel aan op de netwerkconnector (1) van de computer of een optioneel
dockingapparaat of -product.
2. Sluit het andere uiteinde van de netwerkkabel aan op een netwerkaansluiting in de wand (2) of op een
router.
OPMERKING: Als de netwerkkabel een ruisonderdrukkingscircuit (3) bevat (dat voorkomt dat de
ontvangst van tv- en radiosignalen wordt gestoord), sluit u de kabel op de computer aan met het
uiteinde waar zich het ruisonderdrukkingscircuit bevindt.
HP LAN-Wireless Protection gebruiken (alleen bepaalde producten)
In een LAN-omgeving kunt u HP LAN-Wireless Protection instellen om uw LAN-netwerk te beschermen tegen
niet-gemachtigde toegang. Als HP LAN-WLAN Protection is ingeschakeld, wordt de WLAN- (Wi-Fi) of WWAN-
verbinding uitgeschakeld wanneer de computer rechtstreeks verbonden is met een LAN.
Ga als volgt te werk om HP LAN-Wireless Protection in te schakelen en aan te passen:
1. Start Computer Setup (BIOS).
Computers of tablets met een toetsenbord:
Schakel de computer in of start de computer opnieuw op en druk voordat het HP logo wordt
weergegeven op f10 om Computer Setup te openen.
Tablets zonder toetsenbord:
Verbinding maken met een bekabeld netwerk 23
Schakel de tablet in of start deze opnieuw op, druk snel op de knop Geluid zachter en houd
deze knop ingedrukt totdat het opstartmenu wordt weergegeven. Tik op f10 om Computer
Setup te openen.
2. Selecteer Advanced (Geavanceerd) en vervolgens Built-in Device Options (Ingebouwde apparaatopties).
3. Schakel het selectievakje LAN/WLAN Auto Switching (Automatisch schakelen tussen LAN/WLAN) en/of
LAN/WWAN Auto Switching (Automatisch schakelen tussen LAN/WWAN) in om geen WLAN/WWAN-
verbindingen toe te staan bij verbinding met een LAN-netwerk.
4. Om uw wijzigingen op te slaan en Computer Setup af te sluiten, selecteert u achtereenvolgens Main
(Hoofdmenu), Save Changes and Exit (Wijzigingen opslaan en afsluiten) en Yes (Ja).
OPMERKING: Als u pijltoetsen gebruikt om uw keuze te markeren, moet u op enter drukken.
De voorkeursinstellingen zijn van kracht zodra de computer opnieuw is opgestart.
HP MAC Address Pass Through gebruiken (alleen bepaalde
producten)
MAC Address Pass Through biedt een aanpasbare manier om uw computer en de bijbehorende communicatie
op netwerken te herkennen. Dit MAC-systeemadres biedt een unieke identicatie, zelfs wanneer uw computer
is aangesloten via een netwerkadapter. Dit adres is standaard ingeschakeld.
Ga als volgt te werk om MAC Address Pass Through aan te passen:
1. Start Computer Setup (BIOS).
Computers of tablets met een toetsenbord:
Schakel de computer in of start de computer opnieuw op en druk als het HP logo wordt
weergegeven op f10 om Computer Setup te openen.
Tablets zonder toetsenbord:
Schakel de tablet in of start deze opnieuw op, druk snel op de knop Geluid zachter en houd
deze knop ingedrukt totdat het opstartmenu wordt weergegeven. Tik op f10 om Computer
Setup te openen.
2. Selecteer Advanced (Geavanceerd) en vervolgens MAC Address Pass Through.
3. Selecteer in het vak rechts van Host Based MAC Address (Hostgebaseerd MAC-adres) de optie System
Address (Systeemadres) om MAC Address Pass Through in te schakelen of selecteer Custom Address
(Aangepast adres) om het adres aan te passen.
4. Als u Custom (Aangepast) hebt geselecteerd, selecteert u MAC ADDRESS (MAC-ADRES), voert u uw
aangepaste MAC-systeemadres in en drukt u vervolgens op enter om het adres op te slaan.
5. Als de computer een geïntegreerde LAN heeft en u het geïntegreerde MAC-adres als MAC-systeemadres
wilt gebruiken, selecteert u Reuse Embedded LAN Address (Geïntegreerd LAN-adres hergebruiken).
‒ of –
Selecteer Main (Hoofdmenu), Save Changes and Exit (Wijzigingen opslaan en afsluiten) en daarna Yes
(Ja).
OPMERKING: Als u pijltoetsen gebruikt om uw keuze te markeren, moet u op enter drukken.
De voorkeursinstellingen zijn van kracht zodra de computer opnieuw is opgestart.
24 Hoofdstuk 3 Netwerkverbindingen
4 Navigeren op het scherm
Afhankelijk van uw computermodel kunt u een of meerdere methoden gebruiken om op het computerscherm
navigeren.
Aanraakbewegingen rechtstreeks op het computerscherm gebruiken.
Aanraakbewegingen op het touchpad gebruiken.
Een optionele muis of een optioneel toetsenbord gebruiken (afzonderlijk aan te schaen).
Een schermtoetsenbord gebruiken.
EasyPoint-muisbesturing gebruiken.
Bewegingen voor het touchpad en het aanraakscherm gebruiken
Met het touchpad kunt u met eenvoudige vingerbewegingen op het computerscherm navigeren en de
muisaanwijzer besturen. Ook kunt u de linker- en rechterknop van het touchpad gebruiken zoals u de
corresponderende knoppen van een externe muis zou gebruiken.
Om op een aanraakscherm te navigeren (alleen bepaalde producten), raakt u het scherm aan en gebruikt u de
bewegingen die in dit hoofdstuk worden beschreven. Als u bewegingen wilt aanpassen en video's wilt zien van
de werking ervan, typt u configuratiescherm in het zoekvak van de taakbalk, selecteert u
Conguratiescherm en vervolgens Hardware en geluiden. Selecteer onder Apparaten en printers de optie
Muis.
Sommige producten bevatten een precisie-touchpad dat verbeterde functionaliteit voor bewegingen biedt.
Als u wilt weten of uw computer een precisie-touchpad heeft en als u aanvullende informatie wilt lezen,
selecteert u Start, Instellingen, Apparaten en vervolgens Touchpad.
OPMERKING: Tenzij anders vermeld, kunnen bewegingen worden gebruikt op zowel een touchpad als een
aanraakscherm.
Tikken
Wijs een item op het scherm aan en tik met uw vinger op de touchpadzone of het aanraakscherm om het item
te selecteren. Dubbeltik op een item om het te openen.
Schuiven met twee vingers (touchpad en precisie-touchpad)
Plaats twee vingers iets uit elkaar op de touchpadzone en sleep ze omhoog, omlaag, naar links of naar rechts
om omhoog, omlaag of opzij te gaan op een pagina of in een afbeelding.
25
Tikken met twee vingers (touchpad en precisie-touchpad)
Tik met twee vingers op de touchpadzone om het optiemenu voor het geselecteerde object te openen.
OPMERKING: Als u met twee vingers tikt, wordt dezelfde actie uitgevoerd als wanneer u met de
rechtermuisknop van een muis klikt.
Een optioneel toetsenbord of een optionele muis gebruiken
Met een optioneel toetsenbord of een optionele muis kunt u typen, items selecteren, schuiven en dezelfde
functies uitvoeren als bij het gebruik van aanraakbewegingen. Met de actietoetsen en hotkeys op het
toetsenbord kunt u specieke functies uitvoeren.
Een toetsenbord op het scherm gebruiken (alleen bepaalde
producten)
Deze instructies helpen u het toetsenbord op het scherm te leren gebruiken.
1. Om een toetsenbord op het scherm weer te geven, tikt u op het toetsenbordpictogram in het
systeemvak aan de rechterkant van de taakbalk.
2. Begin te typen.
OPMERKING: Boven aan het toetsenbord op het scherm kunnen suggesties voor woorden verschijnen.
Tik op een woord om het te selecteren.
OPMERKING: Actietoetsen en hotkeys worden niet weergegeven of werken niet op het toetsenbord op
het scherm.
26 Hoofdstuk 4 Navigeren op het scherm
5 Entertainmentvoorzieningen
Gebruik uw HP computer zakelijk of voor uw plezier. U kunt bijvoorbeeld met anderen praten via de camera,
audio en video mixen of externe apparaten, zoals een projector, monitor, tv of luidsprekers, aansluiten.
Zie Onderdelen op pagina 3 om de audio-, video- en cameravoorzieningen op uw computer te vinden.
De camera gebruiken (alleen bepaalde producten)
Uw computer heeft één of meerdere camera's waarmee u verbinding kunt maken met anderen tijdens het
gamen of tijdens uw werk. Met de meeste camera's kunt u videochatten, video opnemen en stilstaande
beelden vastleggen. Camera's kunnen naar voren of naar achteren gericht zijn.
Om te bepalen welke camera of camera's uw product heeft, raadpleegt u Onderdelen op pagina 3. Als u de
camera wilt gebruiken, typt u camera in het zoekvak van de taakbalk en selecteert u vervolgens Camera in
de lijst met applicaties. Sommige camera's bieden ook HD
(high-denition), apps voor games of
gezichtsherkenningssoftware, zoals Windows Hello. Raadpleeg Beveiliging op pagina 37 voor meer
informatie over het gebruik van Windows Hello.
U kunt de privacy van uw computer verbeteren door de lens te bedekken met de privacyafdekking van de
camera. Standaard is de cameralens zichtbaar, maar u kunt de privacyafdekking van de camera verschuiven
om de camera te blokkeren. Om de camera te gebruiken, schuift u de privacyafdekking van de camera in de
tegenovergestelde richting om de lens zichtbaar te maken.
Audio gebruiken
U kunt muziek downloaden en beluisteren, audio-inhoud (inclusief radio) van internet streamen, audio
opnemen of audio en video mixen om multimedia te creëren. U kunt ook muziek-cd's afspelen op de computer
(op bepaalde producten) of een externe optischeschijfeenheid aansluiten om cd's af te spelen.
Voor nog meer luistergenot kunt u luidsprekers of een hoofdtelefoon aansluiten.
Luidsprekers aansluiten
U kunt bekabelde luidsprekers op de computer aansluiten via een USB-poort of via de comboaansluiting voor
audio-uit (hoofdtelefoon)/audio-in (microfoon) van de computer of een dockingstation.
Volg de instructies van de fabrikant van het apparaat om draadloze luidsprekers aan te sluiten op de
computer. Zie HDMI-audio congureren op pagina 30 voor informatie over het aansluiten van high-
denition luidsprekers op de computer. Zet het geluid zachter voordat u de luidsprekers aansluit.
Een hoofdtelefoon aansluiten
U kunt een hoofdtelefoon met kabel aansluiten op de audio-uitgang (hoofdtelefoon)/audio-ingang
(microfoon) van uw computer.
WAARSCHUWING! Zet het volume laag voordat u de hoofdtelefoon, oortelefoon of headset opzet. Zo
beperkt u het risico op gehoorbeschadiging. Raadpleeg Informatie over voorschriften, veiligheid en milieu
voor meer informatie over veiligheid.
U krijgt als volgt toegang tot deze handleiding:
Typ HP documentatie in het zoekvak van de taakbalk en selecteer vervolgens HP documentatie.
27
Volg de instructies van de fabrikant van het apparaat om een draadloze hoofdtelefoon aan te sluiten op de
computer.
Een headset aansluiten
U kunt een headset aansluiten op de comboaansluiting voor audio-uit (hoofdtelefoon)/audio-in (microfoon)
van de computer.
Een zelfstandige microfoon kan worden aangesloten op een USB-poort. Raadpleeg de instructies van de
fabrikant.
WAARSCHUWING! Zet het volume laag voordat u de hoofdtelefoon, oortelefoon of headset opzet. Zo
beperkt u het risico op gehoorbeschadiging. Raadpleeg Informatie over voorschriften, veiligheid en milieu
voor meer informatie over veiligheid.
U krijgt als volgt toegang tot deze handleiding:
Typ HP documentatie in het zoekvak van de taakbalk en selecteer vervolgens HP documentatie.
Hoofdtelefoons die zijn gecombineerd met een microfoon worden headsets genoemd. U kunt een headset
met kabel aansluiten op de comboaansluiting voor audio-uit (hoofdtelefoon)/audio-in (microfoon) van de
computer.
Volg de instructies van de fabrikant van het apparaat om een draadloze headset aan te sluiten op de
computer.
Geluidsinstellingen gebruiken
Gebruik geluidsinstellingen om het systeemvolume aan te passen, systeemgeluiden te wijzigen of
audioapparaten te beheren.
De geluidsinstellingen bekijken of te wijzigen
Gebruik deze instructies om de geluidsinstellingen te bekijken of te wijzigen.
Typ configuratiescherm in het zoekvak van de taakbalk, selecteer Conguratiescherm,
Hardware en geluiden en selecteer vervolgens Geluid.
Het conguratiescherm gebruiken om audio-instellingen te bekijken en beheren
U kunt geluidsinstellingen weergeven of wijzigen met behulp van het conguratiescherm voor audio.
Uw computer beschikt mogelijk over een geavanceerd geluidssysteem van Bang & Olufsen, DTS, Beats Audio
of een andere leverancier. De computer kan daarom geavanceerde audiovoorzieningen hebben die kunnen
worden geregeld via een conguratiescherm dat speciek is voor uw audiosysteem.
Gebruik het conguratiescherm voor audio om audio-instellingen te bekijken en beheren.
Typ configuratiescherm in het zoekvak van de taakbalk en selecteer Conguratiescherm,
Hardware en geluiden en vervolgens het conguratiescherm voor uw audiosysteem.
Video gebruiken
Uw computer is een krachtig videoapparaat waarmee u streaming video van uw favoriete websites kunt
bekijken en video's en lms kunt downloaden om deze op uw computer te bekijken als deze niet verbonden is
met een netwerk.
Om uw kijkgenot te verbeteren, gebruikt u een van de videopoorten op de computer om een externe monitor,
projector of tv aan te sluiten.
28 Hoofdstuk 5 Entertainmentvoorzieningen
BELANGRIJK: Zorg ervoor dat het externe apparaat met de juiste kabel is aangesloten op de juiste poort van
de computer. Volg de instructies van de fabrikant van het apparaat.
Een DisplayPort-apparaat aansluiten met een USB Type-C-kabel (alleen bepaalde
producten)
Een DisplayPort-apparaat aansluiten met een USB Type-C-kabel.
OPMERKING: Als u een USB Type-C DisplayPort-apparaat op uw computer wilt aansluiten, hebt u een USB
Type-C-kabel nodig die u afzonderlijk moet aanschaen.
Om video- of beeldschermuitvoer met een hoge resolutie te bekijken op een extern DisplayPort-apparaat,
sluit u het DisplayPort-apparaat aan volgens de onderstaande instructies:
1. Sluit het ene uiteinde van de USB Type-C-kabel aan op de USB SuperSpeed-poort en DisplayPort-
connector van de computer.
2. Sluit het andere uiteinde van de kabel aan op het externe DisplayPort-apparaat.
3. Druk op f4 om tussen de vier weergavestanden te schakelen:
Alleen pc-scherm: hiermee wordt het beeld alleen weergegeven op het beeldscherm van de
computer.
Dupliceren: hiermee wordt het beeld gelijktijdig weergegeven op zowel de computer als het
externe apparaat.
Uitbreiden: hiermee wordt het beeld uitgebreid weergeven op zowel de computer als het externe
apparaat.
Alleen tweede scherm: hiermee wordt het beeld alleen weergegeven op het externe apparaat.
Telkens wanneer u op f4 drukt, verandert de weergavestand.
OPMERKING: Als u de optie Uitbreiden kiest, kunt u voor het beste resultaat de schermresolutie van
het externe apparaat als volgt verhogen. Selecteer de knop Start, Instellingen en daarna Systeem.
Selecteer onder Beeldscherm de juiste resolutie en selecteer vervolgens Wijzigingen behouden.
Videoapparaten aansluiten met een HDMI-kabel (alleen bepaalde producten)
HDMI is de enige video-interface die HD-video en HD-audio ondersteunt.
Video gebruiken 29
Een HD-televisie of HD-monitor aansluiten via HDMI
Als u het beeld van het computerscherm op een HD-televisie of HD-monitor wilt weergeven, volgt u de
instructies om het HD-apparaat aan te sluiten.
OPMERKING: Als u een HDMI-apparaat op de computer wilt aansluiten, hebt u een HDMI-kabel nodig die u
afzonderlijk moet aanschaen.
1. Sluit het ene uiteinde van de HDMI-kabel aan op de HDMI-poort van de computer.
OPMERKING: De grootte van de HDMI-poort kan per product verschillen.
2. Sluit het andere uiteinde van de kabel aan op de HD-televisie of HD-monitor.
3. Druk op f1 om tussen de vier weergavestanden te schakelen:
Alleen pc-scherm: hiermee wordt het beeld alleen weergegeven op het beeldscherm van de
computer.
Dupliceren: hiermee wordt het beeld gelijktijdig weergegeven op zowel de computer als het
externe apparaat.
Uitbreiden: hiermee wordt het beeld uitgespreid weergegeven op zowel de computer als het
externe apparaat.
Alleen tweede scherm: hiermee wordt het beeld alleen weergegeven op het externe apparaat.
Telkens wanneer u op f1 drukt, verandert de weergavetoestand.
OPMERKING: Als u de optie Uitbreiden kiest, kunt u voor het beste resultaat de schermresolutie van
het externe apparaat als volgt verhogen. Selecteer de knop Start, Instellingen en daarna Systeem.
Selecteer onder Beeldscherm de juiste resolutie en selecteer vervolgens Wijzigingen behouden.
HDMI-audio congureren
Gebruik deze instructies om HDMI-audio in te stellen.
30 Hoofdstuk 5 Entertainmentvoorzieningen
HDMI-audio inschakelen
Ga als volgt te werk om HDMI-audio in te schakelen nadat u een tv met HDMI op de computer hebt
aangesloten.
1. Klik met de rechtermuisknop op het pictogram Luidsprekers in het systeemvak aan de rechterkant van
de taakbalk en selecteer daarna Afspeelapparaten.
2. Selecteer op het tabblad Afspelen de naam van het digitale uitvoerapparaat.
3. Selecteer Als standaard instellen en selecteer vervolgens OK.
HDMI-audio uitschakelen
Gebruik deze instructies om de audiostream weer via de luidsprekers van de computer te beluisteren.
1. Klik met de rechtermuisknop op het pictogram Luidsprekers in het systeemvak aan de rechterkant van
de taakbalk en selecteer daarna Afspeelapparaten.
2. Selecteer Luidsprekers op het tabblad Afspelen.
3. Selecteer Als standaard instellen en selecteer vervolgens OK.
Met Miracast compatibele draadloze beeldschermen zoeken en aansluiten (alleen
bepaalde producten)
Ga als volgt te werk om met Miracast
®
compatibele draadloze beeldschermen te zoeken en ermee verbinding
te maken zonder uw huidige apps te verlaten.
OPMERKING: Voor meer informatie over welk type beeldscherm u hebt (Miracast-compatibel of Intel WiDi)
raadpleegt u de documentatie die bij uw tv of secundaire weergaveapparaat is meegeleverd.
Ga als volgt te werk om met Miracast compatibele draadloze schermen te zoeken en weer te geven zonder uw
huidige apps te verlaten.
Typ projecteren in het zoekvak van de taakbalk en klik op Projecteren op een tweede scherm.
Selecteer Verbinding maken met een draadloos beeldscherm en volg de instructies op het scherm.
Gegevensoverdracht gebruiken
Uw computer is een krachtig entertainmentapparaat waarop u foto's, video's en lms kunt bekijken die via uw
USB-apparaat zijn overgezet.
Gebruik om uw kijkgenot te verbeteren een van de USB-Type-C-poorten op de computer voor het aansluiten
van een USB-apparaat, zoals een mobiele telefoon, een camera, een activiteitentracker of een smartwatch,
en breng uw bestanden over naar de computer.
BELANGRIJK: Zorg ervoor dat het externe apparaat met de juiste kabel is aangesloten op de juiste poort van
de computer. Volg de instructies van de fabrikant van het apparaat.
Apparaten aansluiten op een USB Type-C-poort (alleen bepaalde producten)
Ga als volgt te werk om apparaten aan te sluiten op een USB Type-C-poort.
OPMERKING: Als u een USB Type-C-apparaat op uw computer wilt aansluiten, hebt u een USB Type-C-kabel
nodig die u afzonderlijk moet aanschaen.
1. Sluit het ene uiteinde van de USB Type-C-kabel aan op de USB Type-C-poort van de computer.
Gegevensoverdracht gebruiken 31
2. Sluit het andere uiteinde van de kabel aan op het externe apparaat.
32 Hoofdstuk 5 Entertainmentvoorzieningen
6 Energiebeheer
Uw computer werkt op accuvoeding of maakt gebruik van een externe voedingsbron. Wanneer de computer
alleen op accuvoeding werkt en er geen externe voedingsbron is om de accu op te laden, moet u de
acculading goed in de gaten houden.
Mogelijk zijn niet alle in dit hoofdstuk beschreven voorzieningen voor energiebeheer beschikbaar op uw
computer.
De slaapstand gebruiken
Deze versie van Windows heeft één energiebesparende stand: de slaapstand.
Slaapstand: de slaapstand wordt automatisch geactiveerd na een periode van inactiviteit. Uw werk
wordt opgeslagen in het geheugen, zodat u dit zeer snel kunt hervatten. U kunt de slaapstand ook
handmatig activeren. Afhankelijk van uw computermodel ondersteunt de slaapstand mogelijk ook de
moderne stand-bymodus. Zie De slaapstand activeren en beëindigen op pagina 33 voor meer
informatie.
BELANGRIJK: Activeer de slaapstand niet terwijl er wordt gelezen van of geschreven naar een schijf of een
externe mediakaart. Zo voorkomt u mogelijke verslechtering van de audio- of videokwaliteit, verlies van
audio- of video-afspeelfunctionaliteit of verlies van gegevens.
De slaapstand activeren en beëindigen
U kunt de slaapstand op verschillende manieren activeren.
Selecteer de knop Start, selecteer het pictogram Aan/uit en selecteer vervolgens Slaapstand.
Sluit het scherm (alleen bepaalde producten).
Druk op de hotkey voor de slaapstand (alleen bepaalde producten); bijvoorbeeld fn+f1 of fn+f12.
Druk kort op de aan-uitknop (alleen bepaalde producten).
U kunt de slaapstand op een van de volgende manieren beëindigen:
Druk kort op de aan-uitknop.
Als de computer gesloten is, tilt u de klep van het beeldscherm op (alleen bepaalde producten).
Druk op een toets op het toetsenbord (alleen bepaalde producten).
Tik op het touchpad (alleen bepaalde producten).
Nadat de slaapstand van de computer is beëindigd, wordt uw werk weer weergegeven op het scherm.
BELANGRIJK: Als u hebt aangegeven dat er een wachtwoord moet worden opgegeven om de slaapstand te
beëindigen, verschijnt uw werk weer op het scherm nadat u uw Windows-wachtwoord hebt ingevoerd.
De computer afsluiten (uitschakelen)
Met de opdracht Afsluiten worden alle geopende programma's, inclusief het besturingssysteem, gesloten en
worden vervolgens het beeldscherm en de computer uitgeschakeld. Schakel de computer uit als deze lange
tijd niet wordt gebruikt en koppel deze los van de externe voedingsbron.
33
BELANGRIJK: Gegevens die niet zijn opgeslagen gaan verloren wanneer de computer wordt uitgeschakeld.
Zorg ervoor dat uw werk is opgeslagen voordat u de computer afsluit.
De aanbevolen procedure is de opdracht Afsluiten in Windows.
OPMERKING: Als de computer in de slaapstand staat, kunt u deze stand deactiveren door kort op de aan-
uitknop te drukken.
1. Sla uw werk op en sluit alle geopende programma's.
2. Selecteer de knop Start, het pictogram Energie en daarna Uitschakelen.
Als de computer niet reageert en het niet mogelijk is de hiervoor beschreven afsluitprocedures te gebruiken,
probeert u de volgende noodprocedures in de beschreven volgorde:
Druk op ctrl+alt+delete, selecteer het pictogram Energie en selecteer daarna Afsluiten.
Druk op de aan-uitknop en houd deze minimaal 4 seconden ingedrukt.
Het pictogram Energie en Energiebeheer gebruiken
Het pictogram Energie bevindt zich op de taakbalk van Windows. Via het pictogram Energie krijgt u snel
toegang tot de energie-instellingen en kunt u de resterende acculading bekijken.
Plaats de muisaanwijzer op het pictogram Energie om het percentage resterende acculading weer
te geven.
Om Energiebeheer te gebruiken, klikt u met de rechtermuisknop op het pictogram Energie en
selecteer vervolgens
Energiebeheer.
Aan de verschillende pictogrammen kunt u zien of de computer op accuvoeding of op externe voeding werkt.
Wanneer u de muisaanwijzer op het pictogram plaatst als de accu bijna leeg is, wordt er een bericht
weergegeven.
Accuvoeding gebruiken
Wanneer de computer een opgeladen accu heeft en niet is aangesloten op een externe voeding, werkt de
computer op accuvoeding. Wanneer de computer is uitgeschakeld en niet is aangesloten op een externe
voeding, loopt de accu langzaam leeg. De computer geeft een bericht weer wanneer de accu bijna leeg is.
WAARSCHUWING! Gebruik uitsluitend de volgende producten om veiligheidsrisico's te beperken: de bij de
computer geleverde accu, een door HP geleverde vervangende accu of een compatibele accu die als
accessoire is aangeschaft bij HP.
De accuwerktijd van de accu van een computer kan verschillen afhankelijk van de instellingen voor
energiebeheer, de geopende programma's, de helderheid van het beeldscherm, externe apparatuur die op de
computer is aangesloten en andere factoren.
OPMERKING: Op bepaalde computermodellen kunt u tussen grasche controllers schakelen, zodat u de
accu langer kunt gebruiken.
34 Hoofdstuk 6 Energiebeheer
HP Fast Charge gebruiken (alleen bepaalde producten)
Met de functie HP Fast Charge kunt u de accu van uw computer snel opladen. De oplaadtijd kan ±10%
verschillen. Als de resterende acculading tussen 0 en 50% ligt, wordt de accu in minder dan 30 tot 45 minuten
opgeladen tot 50% van de volledige capaciteit, afhankelijk van het computermodel.
Om HP Fast Charge te gebruiken, schakelt u uw computer uit en sluit u vervolgens de netvoedingsadapter aan
op uw computer en op een externe voedingsbron.
De acculading weergeven
Plaats de muisaanwijzer op het pictogram Energie om het percentage resterende acculading weer te geven.
Accuvoeding besparen
Ga als volgt te werk om accuvoeding te besparen en de levensduur van de accu te maximaliseren:
Verlaag de helderheid van het scherm.
Schakel draadloze apparaten uit wanneer u deze niet gebruikt.
Koppel ongebruikte externe apparatuur los die niet is aangesloten op een externe voedingsbron, zoals
een externe vaste schijf die op een USB-poort is aangesloten.
Zet alle optionele externe mediakaarten die u niet gebruikt, stop, schakel ze uit of verwijder ze.
Activeer de slaapstand of sluit de computer af zodra u stopt met werken.
Lage acculading herkennen
Als een accu de enige voedingsbron van de computer is en een laag of kritiek laag niveau bereikt, kan de
computer u op verschillende manieren waarschuwen.
Het acculampje (alleen bepaalde producten) geeft een laag of kritiek laag niveau van de acculading aan.
– of –
Het pictogram Energie geeft een lage of kritiek lage acculading aan.
OPMERKING: Voor meer informatie over het pictogram Energie, raadpleegt u Het pictogram Energie en
Energie-opties gebruiken.
Wanneer de acculading een kritiek laag niveau bereikt, gebeurt het volgende:
Als de computer is ingeschakeld of in de slaapstand staat, blijft de computer nog even in de slaapstand
staan. Vervolgens wordt de computer uitgeschakeld, waarbij niet-opgeslagen gegevens verloren gaan.
Problemen met een laag accuniveau verhelpen
U kunt problemen met een laag accuniveau snel oplossen.
Een lage acculading verhelpen wanneer er een externe voedingsbron beschikbaar is
Sluit een van de volgende apparaten op de computer en een externe voedingsbron aan:
Netvoedingsadapter
Optioneel dockingapparaat of dockingproduct
Optionele netvoedingsadapter die als accessoire bij HP is aangeschaft
Accuvoeding gebruiken 35
Een lage acculading verhelpen wanneer er geen voedingsbron beschikbaar is
Sla uw werk op en sluit de computer af.
In de fabriek verzegelde accu
Als u de status van de accu wilt bekijken of als de accu niet meer oplaadt, neemt u contact op met
ondersteuning (alleen bepaalde producten).
U kunt de accu of accu's in dit product niet gemakkelijk vervangen. Als de accu wordt verwijderd of vervangen,
kan dit gevolgen hebben voor de dekking van uw garantie. Als de accu leeg is, neemt u contact op met HP
Ondersteuning.
Werp de accu niet weg bij het huishoudelijk afval als een accu niet meer bruikbaar is. Informeer bij uw
gemeentebestuur hoe u klein chemisch afval kunt inleveren.
Externe voeding gebruiken
Raadpleeg de poster Installatie-instructies die in de doos van de computer is meegeleverd voor informatie
over het aansluiten van de computer op een externe voeding. De computer gebruikt geen accuvoeding
wanneer de computer is aangesloten op een externe voeding via een goedgekeurde netvoedingsadapter of
een optioneel dockingapparaat of dockingproduct.
WAARSCHUWING! Gebruik om veiligheidsredenen alleen de bij de computer geleverde netvoedingsadapter,
een door HP geleverde vervangende adapter of een door HP geleverde compatibele adapter.
WAARSCHUWING! Laad de accu van de computer niet op aan boord van een vliegtuig.
Sluit in de volgende gevallen de computer aan op een externe voedingsbron:
Wanneer u een accu oplaadt of kalibreert
Wanneer u systeemsoftware installeert of bijwerkt
Wanneer u het systeem-BIOS bijwerkt
Wanneer u informatie schrijft naar een schijf (alleen bepaalde producten)
Wanneer u schijfdefragmentatie uitvoert op een computer met een interne vaste schijf
Wanneer u een back-up of hersteltaak uitvoert
Wanneer u de computer op een externe voedingsbron aansluit, gebeurt het volgende:
De accu wordt opgeladen.
Het uiterlijk van het pictogram Energie verandert.
Wanneer u de externe voeding loskoppelt, gebeurt het volgende:
De computer schakelt over naar accuvoeding.
Het uiterlijk van het pictogram Energie verandert.
36 Hoofdstuk 6 Energiebeheer
7 Beveiliging
Computerbeveiliging is essentieel om de vertrouwelijkheid, integriteit en beschikbaarheid van uw gegevens te
waarborgen. Standaardbeveiligingsoplossingen die worden geboden door het besturingssysteem Windows,
applicaties van HP, Setup Utility (BIOS) en andere software van derden kunnen uw computer helpen
beschermen tegen uiteenlopende risico's, zoals virussen, wormen en andere soorten schadelijke code.
OPMERKING: Mogelijk zijn niet alle in dit hoofdstuk genoemde beveiligingsvoorzieningen beschikbaar op
uw computer.
De computer beveiligen
Standaardbeveiligingsvoorzieningen van het Windows-besturingssysteem en Computer Setup (BIOS, dat op
elk besturingssysteem werkt) kunnen uw persoonlijke instellingen en gegevens tegen diverse risico's
beschermen.
OPMERKING: Van beveiligingsvoorzieningen moet op de eerste plaats een ontmoedigingseect uitgaan.
Dergelijke maatregelen kunnen echter niet altijd voorkomen dat een product verkeerd wordt gebruikt of
gestolen.
OPMERKING: Voordat u uw computer verzendt voor reparatie, moet u back-ups maken van vertrouwelijke
bestanden en die verwijderen en alle wachtwoordinstellingen verwijderen.
OPMERKING: Mogelijk zijn niet alle in dit hoofdstuk genoemde voorzieningen beschikbaar op uw computer.
OPMERKING: Uw computer ondersteunt Computrace, een online service voor opsporing en herstel in het
kader van beveiliging die beschikbaar is in bepaalde landen en regio's. Als de computer wordt gestolen, kan
Computrace deze opsporen wanneer de onbevoegde gebruiker een internetverbinding maakt. U kunt
Computrace gebruiken door de software aan te schaen en een abonnement op de service te nemen. Voor
informatie over het bestellen van de Computrace-software gaat u naar http://www.hp.com.
Tabel 7-1 Beveiligingsoplossingen
Computerrisico Beveiligingsvoorziening
Onbevoegd gebruik van de computer HP Client Security Manager-software, in combinatie met een
wachtwoord, smartcard, contactloze kaart, vastgelegde
vingerafdrukken of andere vericatiegegevens
BIOS-opstartwachtwoord
Ongeoorloofde toegang tot Computer Setup (BIOS) BIOS-beheerderswachtwoord in Computer Setup*
Ongeoorloofde toegang tot de inhoud van een vaste schijf DriveLock-wachtwoord (alleen bepaalde producten) in Computer
Setup*
Ongeoorloofd opstarten vanaf een optionele externe optische
schijfeenheid (alleen bepaalde producten), optionele externe
harde schijf (alleen bepaalde producten) of interne
netwerkadapter
Voorziening voor opstartopties in Computer Setup*
Onbevoegde toegang tot een Windows-gebruikersaccount Windows-gebruikerswachtwoord
Onbevoegde toegang tot gegevens Windows BitLocker
37
Tabel 7-1 Beveiligingsoplossingen (vervolg)
Computerrisico Beveiligingsvoorziening
Onbevoegd verwijderen van de computer Bevestigingspunt voor een beveiligingsslot (in combinatie met
een optionele beveiligingskabel alleen op bepaalde producten)
*Computer Setup is een vooraf geïnstalleerd programma in het ROM-geheugen dat zelfs kan worden gebruikt wanneer het
besturingssysteem niet werkt of niet kan worden geladen. U kunt gebruikmaken van een aanwijsapparaat (touchpad, EasyPoint-
muisbesturing of USB-muis) of het toetsenbord om te navigeren en selecties te maken in Computer Setup.
OPMERKING: Op tablets zonder toetsenbord kunt u het aanraakscherm gebruiken.
Wachtwoorden gebruiken
Een wachtwoord is een groep tekens die u kiest om uw computergegevens te beveiligen. U kunt verschillende
types wachtwoorden instellen, afhankelijk van de manier waarop u de toegang tot uw informatie wilt regelen.
U kunt wachtwoorden instellen in Windows of in Computer Setup, dat vooraf is geïnstalleerd op de computer.
De wachtwoorden voor de BIOS-beheerder, inschakelen en DriveLock worden in Computer Setup
ingesteld en worden beheerd door het systeem-BIOS.
Windows-wachtwoorden worden alleen in het Windows-besturingssysteem ingesteld.
Als u zowel het DriveLock-gebruikerswachtwoord als het DriveLock-hoofdwachtwoord bent vergeten,
die in Computer Setup zijn ingesteld, is de vaste schijf die met deze wachtwoorden is beveiligd
permanent vergrendeld en kan deze niet meer worden gebruikt.
U kunt hetzelfde wachtwoord gebruiken voor een voorziening van Computer Setup en een
beveiligingsvoorziening van Windows.
Gebruik de volgende tips voor het maken en opslaan van wachtwoorden:
Volg tijdens het maken van wachtwoorden de door het programma ingestelde vereisten.
Gebruik niet hetzelfde wachtwoord voor meerdere applicaties of websites en gebruik uw Windows-
wachtwoord niet voor applicaties of websites.
Gebruik Wachtwoordbeheer van HP Client Security om uw gebruikersnamen en wachtwoorden op te
slaan voor al uw websites en toepassingen. U kunt ze later op een beveiligde manier zien als u ze niet
meer weet.
Sla wachtwoorden niet in een bestand op de computer op.
De volgende tabellen bevatten veelvoorkomende Windows- en BIOS-beheerderswachtwoorden en een
beschrijving van hun functie.
Wachtwoorden instellen in Windows
Windows-wachtwoorden helpen uw computer te beschermen tegen ongeoorloofde toegang.
Tabel
7-2 Soorten Windows-wachtwoorden en hun functies
Wachtwoord Functie
Beheerderswachtwoord* Beveiligt de toegang tot een Windows-account op
beheerdersniveau.
OPMERKING: Het instellen van het beheerderswachtwoord voor
Windows staat niet gelijk aan het instellen van het
beheerderswachtwoord voor het BIOS.
38 Hoofdstuk 7 Beveiliging
Tabel 7-2 Soorten Windows-wachtwoorden en hun functies (vervolg)
Wachtwoord Functie
Gebruikerswachtwoord* Beveiligt de toegang tot een Windows-gebruikersaccount.
*Voor informatie over het instellen van een Windows-beheerderswachtwoord of een Windows-gebruikerswachtwoord typt u
wachtwoord in het zoekvak van de taakbalk en klikt u op de betreende informatie.
Wachtwoorden in Computer Setup instellen
Computer Setup-wachtwoorden bieden extra beveiligingslagen voor uw computer.
Tabel 7-3 Soorten Computer Setup-wachtwoorden en hun functies
Wachtwoord Functie
BIOS-beheerderswachtwoord* Beveiligt de toegang tot Computer Setup.
OPMERKING: Als er functies ingeschakeld zijn die voorkomen
dat het BIOS-beheerderswachtwoord wordt verwijderd, kunt u het
BIOS-beheerderswachtwoord pas verwijderen zodra deze functies
worden uitgeschakeld.
Opstartwachtwoord Dit wachtwoord moet telkens worden ingevoerd wanneer u
de computer inschakelt of opnieuw opstart.
Als u het opstartwachtwoord vergeet, kunt u de computer
niet meer inschakelen of opnieuw opstarten.
DriveLock-hoofdwachtwoord* Beveiligt de toegang tot de interne vaste schijf die wordt
beschermd door DriveLock en wordt ingesteld door DriveLock
Passwords (DriveLock-wachtwoorden) tijdens het
activeringsproces. Dit wachtwoord wordt ook gebruikt om
DriveLock-beveiliging te verwijderen.
DriveLock-gebruikerswachtwoord* Beveiligt de toegang tot de interne vaste schijf die wordt
beschermd door DriveLock en wordt ingesteld door DriveLock
Passwords (DriveLock-wachtwoorden) tijdens het
activeringsproces.
*Nadere bijzonderheden over deze wachtwoorden vindt u in de volgende onderwerpen.
BIOS-beheerderswachtwoord beheren
Ga als volgt te werk om dit wachtwoord in te stellen, te wijzigen of te verwijderen.
Een nieuw BIOS-beheerderswachtwoord instellen
Een BIOS-beheerderswachtwoord helpt ongeoorloofde toegang tot Computer Setup te voorkomen. Gebruik
deze instructies om een nieuw BIOS-beheerderswachtwoord in te stellen.
1. Start Computer Setup.
Computers of tablets met een toetsenbord:
Schakel de computer in of start de computer opnieuw op en druk als het HP logo wordt
weergegeven op f10 om Computer Setup te openen.
Tablets zonder toetsenbord:
Wachtwoorden gebruiken 39
Zet de tablet uit. Druk op de aan-uitknop in combinatie met de knop volume omlaag tot het
opstartmenu wordt weergegeven en tik vervolgens op f10 om Computer Setup te openen.
2. Selecteer Security (Beveiliging), selecteer Create BIOS administrator password (BIOS-
beheerderswachtwoord maken) of Set Up BIOS administrator Password (BIOS-beheerderswachtwoord
instellen) (alleen bepaalde producten) en druk op enter.
3. Typ een wachtwoord wanneer hierom wordt gevraagd.
4. Typ nogmaals het nieuwe wachtwoord wanneer hierom wordt gevraagd.
5. Om uw wijzigingen op te slaan en Computer Setup af te sluiten, selecteert u achtereenvolgens Main
(Hoofdmenu), Save Changes and Exit (Wijzigingen opslaan en afsluiten) en Yes (Ja).
OPMERKING: Als u pijltoetsen gebruikt om uw keuze te markeren, moet u op enter drukken.
De wijzigingen zijn van kracht zodra de computer opnieuw is opgestart.
Een BIOS-beheerderswachtwoord wijzigen
Gebruik deze instructies om het BIOS-beheerderswachtwoord te wijzigen.
1. Start Computer Setup.
Computers of tablets met een toetsenbord:
Schakel de computer in of start de computer opnieuw op en druk als het HP logo wordt
weergegeven op f10 om Computer Setup te openen.
Tablets zonder toetsenbord:
Zet de tablet uit. Druk op de aan-uitknop in combinatie met de knop volume omlaag tot het
opstartmenu wordt weergegeven en tik vervolgens op f10 om Computer Setup te openen.
2. Voer uw huidige BIOS-beheerderswachtwoord in.
3. Selecteer Security (Beveiliging), selecteer Change BIOS administrator Password (BIOS-
beheerderswachtwoord wijzigen) of Change Password (Wachtwoord wijzigen) (alleen bepaalde
producten) en druk op enter.
4. Typ het huidige wachtwoord wanneer hierom wordt gevraagd.
5. Typ het nieuwe wachtwoord wanneer u hierom wordt gevraagd.
6. Typ nogmaals uw nieuwe wachtwoord wanneer hierom wordt gevraagd.
7. Om uw wijzigingen op te slaan en Computer Setup af te sluiten, selecteert u achtereenvolgens Main
(Hoofdmenu), Save Changes and Exit (Wijzigingen opslaan en afsluiten) en Yes (Ja).
OPMERKING: Als u pijltoetsen gebruikt om uw keuze te markeren, moet u op enter drukken.
De wijzigingen zijn van kracht zodra de computer opnieuw is opgestart.
Een BIOS-beheerderswachtwoord verwijderen
Gebruik deze instructies om een BIOS-beheerderswachtwoord te verwijderen.
1. Start Computer Setup.
Computers of tablets met een toetsenbord:
Schakel de computer in of start de computer opnieuw op en druk als het HP logo wordt
weergegeven op f10 om Computer Setup te openen.
40 Hoofdstuk 7 Beveiliging
Tablets zonder toetsenbord:
Zet de tablet uit. Druk op de aan-uitknop in combinatie met de knop volume omlaag tot het
opstartmenu wordt weergegeven en tik vervolgens op f10 om Computer Setup te openen.
2. Voer uw huidige BIOS-beheerderswachtwoord in.
3. Selecteer Security (Beveiliging), selecteer Change BIOS administrator Password (BIOS-
beheerderswachtwoord wijzigen) of Change Password (Wachtwoord wijzigen) (alleen bepaalde
producten) en druk op enter.
4. Typ het huidige wachtwoord wanneer hierom wordt gevraagd.
5. Wanneer u om het nieuwe wachtwoord wordt gevraagd, laat u het veld leeg en drukt u op enter.
6. Wanneer u nogmaals om het nieuwe wachtwoord wordt gevraagd, laat u het veld weer leeg en drukt u
op enter.
7. Om uw wijzigingen op te slaan en Computer Setup af te sluiten, selecteert u achtereenvolgens Main
(Hoofdmenu), Save Changes and Exit (Wijzigingen opslaan en afsluiten) en Yes (Ja).
OPMERKING: Als u pijltoetsen gebruikt om uw keuze te markeren, moet u op enter drukken.
De wijzigingen zijn van kracht zodra de computer opnieuw is opgestart.
Een BIOS-beheerderswachtwoord opgeven
Typ bij de prompt BIOS administrator password (BIOS-beheerderswachtwoord) uw wachtwoord (met behulp
van dezelfde toetsen die u gebruikt hebt om het wachtwoord in te stellen). Druk vervolgens op enter. Na twee
mislukte pogingen om het BIOS-beheerderswachtwoord op te geven moet u de computer opnieuw opstarten
en het opnieuw proberen.
DriveLock-beveiligingsopties gebruiken
Met DriveLock voorkomt u ongeoorloofde toegang tot de inhoud van een vaste schijf.
DriveLock kan alleen worden toegepast op de interne harde schijven van de computer. Als DriveLock-
beveiliging op een schijf wordt toegepast, moet het juiste wachtwoord worden ingevoerd om toegang tot
deze schijf te krijgen. Het station moet in de computer of een geavanceerde poortreplicator zijn geplaatst om
ontgrendeld te kunnen worden.
DriveLock-beveiligingsopties bieden de volgende functies:
Automatic DriveLock: zie Automatic DriveLock selecteren (alleen voor bepaalde producten)
op pagina 41.
DriveLock-hoofdwachtwoord instellen: zie Handmatige DriveLock selecteren op pagina 43.
DriveLock inschakelen: zie DriveLock inschakelen en een DriveLock-gebruikerswachtwoord instellen
op pagina 44.
Automatic DriveLock selecteren (alleen voor bepaalde producten)
U moet een BIOS-beheerderswachtwoord instellen voordat u Automatic DriveLock kunt gebruiken.
Als Automatic DriveLock is ingeschakeld, worden er een willekeurig DriveLock-gebruikerswachtwoord en
DriveLock-hoofdwachtwoord gemaakt wanneer er een BIOS-beheerderswachtwoord wordt gemaakt.
Wanneer de computer is ingeschakeld, wordt de schijf automatisch ontgrendeld door het willekeurige
gebruikerswachtwoord. Als de schijf naar een andere computer wordt verplaatst, voert u het BIOS-
beheerderswachtwoord van de oorspronkelijke computer in de DriveLock-wachtwoordprompt in om de schijf
te ontgrendelen.
Wachtwoorden gebruiken 41
Automatic DriveLock inschakelen
Volg deze stappen om Automatic DriveLock in te schakelen.
1. Start Computer Setup.
Computers of tablets met een toetsenbord:
1. Schakel de computer uit.
2. Druk op de aan-uitknop en druk als het HP logo wordt weergegeven op f10 om Computer
Setup te openen.
Tablets zonder toetsenbord:
1. Zet de tablet uit.
2. Druk op de aan-uitknop in combinatie met de knop volume omlaag tot het opstartmenu
wordt weergegeven en tik vervolgens op f10 om Computer Setup te openen.
2. Typ het wachtwoord in de prompt voor het BIOS-beheerderswachtwoord en druk op enter.
3. Selecteer achtereenvolgens Security (Beveiliging), Hard Drive Utilities (Hulpprogramma's voor vaste
schijf), DriveLock/Automatic DriveLock en druk op enter.
4. Gebruik de toets enter, klik met de linkermuisknop of gebruik het aanraakscherm om het selectievakje
Automatic DriveLock te selecteren.
5. Om uw wijzigingen op te slaan en Computer Setup af te sluiten, selecteert u achtereenvolgens Main
(Hoofdmenu), Save Changes and Exit (Wijzigingen opslaan en afsluiten) en Yes (Ja).
OPMERKING: Als u pijltoetsen gebruikt om uw keuze te markeren, moet u op enter drukken.
Automatic DriveLock uitschakelen
Ga als volgt te werk om Automatic DriveLock uit te schakelen.
1. Start Computer Setup.
Computers of tablets met een toetsenbord:
1. Schakel de computer uit.
2. Druk op de aan-uitknop en druk als het HP logo wordt weergegeven op f10 om Computer
Setup te openen.
Tablets zonder toetsenbord:
1. Zet de tablet uit.
2. Druk op de aan-uitknop in combinatie met de knop volume omlaag tot het opstartmenu
wordt weergegeven en tik vervolgens op f10 om Computer Setup te openen.
2. Typ het wachtwoord in de prompt voor het BIOS-beheerderswachtwoord en druk op enter.
3. Selecteer achtereenvolgens Security (Beveiliging), Hard Drive Utilities (Hulpprogramma's voor vaste
schijf), DriveLock/Automatic DriveLock en druk op enter.
4. Selecteer een interne vaste schijf en druk vervolgens op enter.
5. Gebruik de toets enter, klik met de linkermuisknop of gebruik het aanraakscherm om het selectievakje
Automatic DriveLock uit te schakelen.
6. Om uw wijzigingen op te slaan en Computer Setup af te sluiten, selecteert u achtereenvolgens Main
(Hoofdmenu), Save Changes and Exit (Wijzigingen opslaan en afsluiten) en Yes (Ja).
42 Hoofdstuk 7 Beveiliging
OPMERKING: Als u pijltoetsen gebruikt om uw keuze te markeren, moet u op enter drukken.
Wachtwoord voor Automatic DriveLock opgeven
Als Automatic DriveLock is ingeschakeld en de schijf op de oorspronkelijke computer aangesloten blijft, wordt
u niet gevraagd om een DriveLock-wachtwoord in te voeren om de schijf te ontgrendelen.
Als de schijf echter naar een andere computer wordt verplaatst of de systeemkaart van de oorspronkelijke
computer wordt vervangen, wordt u gevraagd het DriveLock-wachtwoord in te voeren. Als dit gebeurt, typt u
in de prompt DriveLock-wachtwoord uw BIOS-beheerderswachtwoord van de oorspronkelijke computer (met
behulp van dezelfde soort toetsen die u gebruikt hebt om het wachtwoord in te stellen). Druk vervolgens op
enter om de schijf te ontgrendelen.
Als u drie keer het verkeerde wachtwoord hebt ingevoerd, moet u de computer uitschakelen en het opnieuw
proberen.
Handmatige DriveLock selecteren
Om DriveLock-beveiliging handmatig toe te passen op een interne harde schijf moet u een hoofdwachtwoord
instellen en moet DriveLock in Computer Setup worden ingeschakeld.
BELANGRIJK: Noteer het gebruikerswachtwoord en het hoofdwachtwoord voor DriveLock zorgvuldig en
bewaar dit uit de buurt van de computer om te voorkomen dat een met DriveLock beschermde vaste schijf
permanent onbruikbaar wordt. Als u beide DriveLock-wachtwoorden vergeet, is de vaste schijf permanent
vergrendeld en kan deze niet meer worden gebruikt.
Bij een DriveLock-beveiliging moet u rekening houden met het volgende:
Als DriveLock-beveiliging op een harde schijf is toegepast, hebt u alleen nog toegang tot de harde schijf
door eerst het gebruikers- of hoofdwachtwoord van DriveLock in te voeren.
Het DriveLock-gebruikerswachtwoord is bedoeld voor de dagelijkse gebruiker van de beveiligde vaste
schijf. Het DriveLock-hoofdwachtwoord is bedoeld voor de systeembeheerder of de gebruiker.
Het DriveLock-gebruikerswachtwoord en -hoofdwachtwoord mogen hetzelfde zijn.
Een DriveLock-wachtwoord instellen
Ga als volgt te werk om een DriveLock-hoofdwachtwoord in te stellen.
1. Start Computer Setup.
Computers of tablets met een toetsenbord:
1. Schakel de computer uit.
2. Druk op de aan-uitknop en druk als het HP logo wordt weergegeven op f10 om Computer
Setup te openen.
Tablets zonder toetsenbord:
1. Zet de tablet uit.
2. Druk op de aan-uitknop in combinatie met de knop volume omlaag tot het opstartmenu
wordt weergegeven en tik vervolgens op f10 om Computer Setup te openen.
2. Selecteer achtereenvolgens Security (Beveiliging), Hard Drive Utilities (Hulpprogramma's voor vaste
schijf), DriveLock/Automatic DriveLock en druk op enter.
3. Selecteer de harde schijf die u wilt beveiligen en druk vervolgens op enter.
4. Selecteer Set DriveLock Master Password (DriveLock-hoofdwachtwoord instellen) en druk op enter.
Wachtwoorden gebruiken 43
5. Lees zorgvuldig de waarschuwing.
6. Volg de instructies op het scherm om een DriveLock-hoofdwachtwoord in te stellen.
OPMERKING: U kunt DriveLock inschakelen en een DriveLock-gebruikerswachtwoord instellen voordat
u Computer Setup verlaat. Zie DriveLock inschakelen en een DriveLock-gebruikerswachtwoord instellen
op pagina 44 voor meer informatie.
7. Om uw wijzigingen op te slaan en Computer Setup af te sluiten, selecteert u achtereenvolgens Main
(Hoofdmenu), Save Changes and Exit (Wijzigingen opslaan en afsluiten) en Yes (Ja).
OPMERKING: Als u pijltoetsen gebruikt om uw keuze te markeren, moet u op enter drukken.
DriveLock inschakelen en een DriveLock-gebruikerswachtwoord instellen
Ga als volgt te werk om DriveLock in te schakelen en een DriveLock-gebruikerswachtwoord in te stellen.
1. Start Computer Setup.
Computers of tablets met een toetsenbord:
1. Schakel de computer uit.
2. Druk op de aan-uitknop en druk als het HP logo wordt weergegeven op f10 om Computer
Setup te openen.
Tablets zonder toetsenbord:
1. Zet de tablet uit.
2. Druk op de aan-uitknop in combinatie met de knop volume omlaag tot het opstartmenu
wordt weergegeven en tik vervolgens op f10 om Computer Setup te openen.
2. Selecteer achtereenvolgens Security (Beveiliging), Hard Drive Utilities (Hulpprogramma's voor vaste
schijf), DriveLock/Automatic DriveLock en druk op enter.
3. Selecteer de harde schijf die u wilt beveiligen en druk vervolgens op enter.
4. Selecteer Enable DriveLock (DriveLock inschakelen) en druk vervolgens op enter.
5. Lees zorgvuldig de waarschuwing.
6. Volg de instructies op het scherm om een DriveLock-gebruikerswachtwoord in te stellen en DriveLock in
te schakelen.
7. Om uw wijzigingen op te slaan en Computer Setup af te sluiten, selecteert u achtereenvolgens Main
(Hoofdmenu), Save Changes and Exit (Wijzigingen opslaan en afsluiten) en Yes (Ja).
OPMERKING: Als u pijltoetsen gebruikt om uw keuze te markeren, moet u op enter drukken.
DriveLock uitschakelen
Ga als volgt te werk om DriveLock uit te schakelen.
1. Start Computer Setup.
Computers of tablets met een toetsenbord:
1. Schakel de computer uit.
2. Druk op de aan-uitknop en druk als het HP logo wordt weergegeven op f10 om Computer
Setup te openen.
Tablets zonder toetsenbord:
44 Hoofdstuk 7 Beveiliging
1. Zet de tablet uit.
2. Druk op de aan-uitknop in combinatie met de knop volume omlaag tot het opstartmenu
wordt weergegeven en tik vervolgens op f10 om Computer Setup te openen.
2. Selecteer achtereenvolgens Security (Beveiliging), Hard Drive Utilities (Hulpprogramma's voor vaste
schijf), DriveLock/Automatic DriveLock en druk op enter.
3. Selecteer de vaste schijf die u wilt beheren en druk vervolgens op enter.
4. Selecteer Disable DriveLock (DriveLock uitschakelen) en druk vervolgens op enter.
5. Volg de instructies op het scherm om DriveLock uit te schakelen.
6. Om uw wijzigingen op te slaan en Computer Setup af te sluiten, selecteert u achtereenvolgens Main
(Hoofdmenu), Save Changes and Exit (Wijzigingen opslaan en afsluiten) en Yes (Ja).
OPMERKING: Als u pijltoetsen gebruikt om uw keuze te markeren, moet u op enter drukken.
DriveLock-wachtwoord invoeren
Zorg ervoor dat de vaste schijf in de computer zelf is ondergebracht (niet in een optioneel dockingapparaat of
externe MultiBay).
Wanneer u wordt gevraagd een DriveLock-wachtwoord op te geven, typt u het DriveLock-
gebruikerswachtwoord of -hoofdwachtwoord (met hetzelfde type toetsen als waarmee u het wachtwoord
hebt ingesteld). Druk daarna op enter.
Als u drie keer het verkeerde wachtwoord hebt ingevoerd, moet u de computer uitschakelen en het opnieuw
proberen.
Een DriveLock-wachtwoord wijzigen
Ga als volgt te werk om een DriveLock-wachtwoord te wijzigen in Computer Setup:
1. Schakel de computer uit.
2. Druk op de aan-uitknop.
3. Typ bij de prompt DriveLock Password (DriveLock-wachtwoord) het huidige DriveLock-
gebruikerswachtwoord of -hoofdwachtwoord dat u wilt wijzigen, druk op enter en druk of tik vervolgens
op f10 om Computer Setup te openen.
4. Selecteer achtereenvolgens Security (Beveiliging), Hard Drive Utilities (Hulpprogramma's voor vaste
schijf), DriveLock/Automatic DriveLock en druk op enter.
5. Selecteer de vaste schijf die u wilt beheren en druk vervolgens op enter.
6. Maak de selectie om het DriveLock-wachtwoord te wijzigen en volg de opdrachten op het scherm voor
het invoeren van wachtwoorden.
OPMERKING: De optie Change DriveLock Master Password (DriveLock-hoofdwachtwoord wijzigen) is
alleen zichtbaar als het DriveLock-hoofdwachtwoord is opgegeven bij de prompt in stap 3.
7. Om uw wijzigingen op te slaan en Computer Setup af te sluiten, selecteert u achtereenvolgens Main
(Hoofdmenu), Save Changes and Exit (Wijzigingen opslaan en afsluiten) en Yes (Ja).
OPMERKING: Als u pijltoetsen gebruikt om uw keuze te markeren, moet u op enter drukken.
Wachtwoorden gebruiken 45
Windows Hello (alleen bepaalde producten)
Op producten die zijn voorzien van een vingerafdruklezer of een infraroodcamera kunt u met Windows Hello
uw vingerafdruk en uw gezichts-ID registreren en een pincode instellen. Na de inschrijving kunt u uw
vingerafdruklezer, gezichts-ID of pincode gebruiken om u aan te melden bij Windows.
Ga als volgt te werk om Windows Hello in te stellen:
1. Selecteer de knop Start, Instellingen, Accounts en vervolgens Aanmeldopties.
2. Als u een wachtwoord wilt toevoegen, selecteert u Wachtwoord en vervolgens Toevoegen.
3. Selecteer Instellen in de sectie voor Windows Hello Fingerprint (Windows Hello
vingerafdrukherkenning) of Windows Hello Face (Windows Hello gezichtsherkenning).
4. Selecteer Aan de slag en volg de instructies op het scherm om uw vingerafdruk of gezichts-ID te
registreren en een pincode in te stellen.
BELANGRIJK: Om te voorkomen dat u problemen ondervindt met het aanmelden met uw vingerafdruk,
moet u er tijdens het vastleggen van uw vingerafdruk voor zorgen dat alle zijden van uw vinger door de
vingerafdruklezer worden geregistreerd.
OPMERKING: Er gelden geen lengterestricties voor de pincode. De standaardinstelling is alleen cijfers.
Als u alfabetische of speciale tekens wilt opnemen, schakelt u het selectievakje inclusief letters en
symbolen in.
Antivirussoftware gebruiken
Wanneer u de computer gebruikt voor toegang tot e-mail, een netwerk of internet, wordt de computer
mogelijk blootgesteld aan computervirussen. Virussen kunnen het besturingssysteem, programma's en
hulpprogramma's buiten werking stellen of de werking ervan verstoren.
Met antivirussoftware kunnen de meeste virussen worden opgespoord en vernietigd. In de meeste gevallen
kan ook schade die door virussen is aangericht, worden hersteld. Om te zorgen voor een continue
bescherming tegen nieuw ontdekte virussen, moet de antivirussoftware up-to-date worden gehouden.
Windows Defender is vooraf geïnstalleerd op de computer. HP raadt u aan om een antivirusprogramma te
blijven gebruiken om uw computer volledig te beveiligen.
Firewallsoftware gebruiken
Firewalls zijn bedoeld om ongeoorloofde toegang tot een systeem of netwerk te voorkomen. Een rewall kan
een softwareprogramma zijn dat u op uw computer, netwerk of beide installeert of het kan een oplossing zijn
die zowel uit hardware als software bestaat.
Er zijn twee soorten rewalls waaruit u kunt kiezen:
Hostgebaseerde rewallsoftware die alleen de computer beschermt waarop deze is geïnstalleerd;
Netwerkgebaseerde rewalls die tussen het ADSL- of kabelmodem en uw thuisnetwerk worden
geïnstalleerd om alle computers in het netwerk te beschermen.
Wanneer een rewall is geïnstalleerd op een systeem, worden alle gegevens die vanaf en naar het systeem
worden verzonden, gecontroleerd en vergeleken met een reeks door de gebruiker gedenieerde
beveiligingscriteria. Gegevens die niet aan deze criteria voldoen, worden geblokkeerd.
Mogelijk is er al een rewall geïnstalleerd op uw computer of netwerkapparatuur. Als dat niet het geval is, zijn
er softwareoplossingen voor rewalls beschikbaar.
46 Hoofdstuk 7 Beveiliging
OPMERKING: In bepaalde situaties kan een rewall toegang tot spelletjes op internet blokkeren, het delen
van printers of bestanden in een netwerk tegenhouden of toegestane bijlagen bij e-mailberichten blokkeren.
U kunt dit probleem tijdelijk oplossen door de rewall uit te schakelen, de gewenste taak uit te voeren en de
rewall weer in te schakelen. Congureer de rewall opnieuw als u het probleem blijvend wilt oplossen.
Software-updates installeren
Werk HP software, Windows en externe software regelmatig bij om beveiligingsproblemen op te lossen en de
prestaties van de software te verbeteren.
Ga als volgt te werk om de instellingen te bekijken of te wijzigen:
BELANGRIJK: Microsoft stuurt meldingen over Windows-updates. Deze updates kunnen ook
beveiligingsupdates bevatten. Installeer alle updates van Microsoft zodra u een waarschuwing ontvangt om
de computer te beschermen tegen beveiligingslekken en computervirussen.
U kunt deze updates automatisch installeren.
1. Selecteer de knop Start, Instellingen en Update & beveiliging en volg de instructies op het scherm.
2. Als u een tijdstip wilt opgeven voor het installeren van updates, selecteert u Geavanceerde opties en
volgt u de instructies op het scherm.
Een optionele beveiligingskabel gebruiken (alleen bepaalde
producten)
Er is een beveiligingskabel (afzonderlijk aan te schaen) ontworpen waarvan op de eerste plaats een
ontmoedigingseect moet uitgaan. Deze voorziening kan echter niet voorkomen dat de computer verkeerd
wordt gebruikt of wordt gestolen. Om een beveiligingskabel aan te sluiten op uw computer volgt u de
instructies van de fabrikant van het apparaat.
Een vingerafdruklezer gebruiken (alleen bepaalde producten)
Sommige producten zijn voorzien van een geïntegreerde vingerafdruklezer.
De vingerafdruklezer is een kleine metalen sensor die zich op een van de volgende locaties op uw computer
bevindt:
Aan de onderkant van het touchpad
Aan de rechterkant van het toetsenbord
Aan de rechterbovenzijde van het beeldscherm
Aan de linkerkant van het beeldscherm
Aan de achterkant het scherm
Al naargelang uw product kan de lezer horizontaal of verticaal zijn geplaatst.
Software-updates installeren 47
8 Onderhoud
Het is zeer belangrijk om de computer regelmatig te onderhouden, zodat deze optimaal blijft functioneren. In
dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u hulpprogramma's zoals Schijfdefragmentatie en Schijfopruiming
gebruikt. Dit hoofdstuk bevat ook instructies voor het bijwerken van programma's en stuurprogramma's, het
opschonen van de computer en tips voor het reizen met (of verzenden van) de computer.
Updates van programma's en stuurprogramma's uitvoeren
HP raadt u aan regelmatig uw programma's en stuurprogramma's bij te werken. Met updates worden
problemen opgelost en worden nieuwe functies en opties geboden. Het is bijvoorbeeld mogelijk dat oude
grasche onderdelen niet meer correct werken met de nieuwste spelsoftware. Zonder het nieuwste
stuurprogramma haalt u niet het beste uit uw apparatuur.
Ga naar http://www.hp.com/support om de meest recente versie van programma's en stuurprogramma's van
HP te downloaden. U kunt zich ook registreren als u automatische berichten wilt ontvangen wanneer er
nieuwe updates beschikbaar zijn.
Volg deze instructies om uw programma's en stuurprogramma's bij te werken:
1. Typ support in het zoekvak op de taakbalk en selecteer vervolgens de app HP Support Assistant.
‒ of –
Selecteer het pictogram met het vraagteken op de taakbalk.
2. Selecteer Mijn notebook, selecteer het tabblad Updates en selecteer vervolgens Controleren op
updates en berichten.
3. Volg de instructies op het scherm.
De computer reinigen
Door uw computer regelmatig te reinigen, verwijdert u stof en vuil, zodat uw apparaat optimaal blijft werken.
Gebruik de volgende informatie om de externe oppervlakken van uw computer veilig te reinigen.
Stof en vuil van de computer verwijderen
Hier vindt u de aanbevolen stappen om stof en vuil van uw computer te verwijderen.
1. Draag wegwerphandschoenen uit latex (of handschoenen uit nitril als u allergisch bent voor latex) bij
het reinigen van de oppervlakken.
2. Schakel het apparaat uit, haal de stekker van het netsnoer uit het stopcontact en koppel andere
aangesloten externe apparaten los. Haal alle geïnstalleerde batterijen uit de producten zoals draadloze
toetsenborden.
VOORZICHTIG: Om een elektrische schok of schade aan onderdelen te voorkomen, mag u een product
nooit reinigen wanneer het is ingeschakeld of aangesloten.
3. Bevochtig een microvezeldoek met water. De doek moet vochtig zijn, maar mag niet druipnat zijn.
BELANGRIJK: Gebruik geen schurende doeken, handdoeken en papieren handdoeken om beschadiging
van het oppervlak te voorkomen.
48 Hoofdstuk 8 Onderhoud
4. Veeg de buitenkant van het product voorzichtig schoon met de bevochtigde doek.
BELANGRIJK: Houd vloeistoen uit de buurt van het product. Zorg ervoor dat er geen vocht in
openingen terechtkomt. Als er vloeistof in het HP product terechtkomt, kan dit schade aan het product
veroorzaken. Spuit geen vloeistoen rechtstreeks op het product. Gebruik geen spuitbussen,
oplosmiddelen, schuurmiddelen of reinigingsmiddelen met waterstofperoxide of bleekmiddel die de
afwerking kunnen beschadigen.
5. Start met het beeldscherm (indien van toepassing). Veeg voorzichtig in één richting en beweeg van de
bovenkant van het scherm naar de onderkant. Reinig als laatste de exibele kabels, zoals het netsnoer,
de toetsenbordkabel en USB-kabels.
6. Zorg ervoor dat oppervlakken volledig aan de lucht zijn gedroogd voordat u het apparaat na het reinigen
inschakelt.
7. Gooi de handschoenen na elke reinigingsbeurt weg. Was uw handen onmiddellijk nadat u de
handschoenen hebt verwijderd.
Zie De computer reinigen met een ontsmettingsmiddel op pagina 49 voor aanbevolen stappen voor het
reinigen van de hoogwaardige externe oppervlakken op de computer om de verspreiding van schadelijke
bacteriën en virussen te helpen voorkomen.
De computer reinigen met een ontsmettingsmiddel
Het reinigen van oppervlakken, gevolgd door een ontsmetting, wordt door de Wereldgezondheidsorganisatie
(WHO) aanbevolen als beste praktijk om de verspreiding van virale aandoeningen van de luchtwegen en
schadelijke bacteriën te voorkomen.
Nadat u de externe oppervlakken van de computer hebt gereinigd volgens de stappen in Stof en vuil van de
computer verwijderen op pagina 48, kunt u er ook voor kiezen om de oppervlakken te reinigen met een
ontsmettingsmiddel. Een ontsmettingsmiddel dat binnen de reinigingsrichtlijnen van HP valt, is een
alcoholoplossing die bestaat uit 70% isopropylalcohol en 30% water. Deze oplossing staat ook bekend als
ontsmettingsalcohol en is in de meeste winkels verkrijgbaar.
Ga als volgt te werk bij het ontsmetten van hoogwaardige, externe oppervlakken op uw computer:
1. Draag wegwerphandschoenen uit latex (of handschoenen uit nitril als u allergisch bent voor latex) bij
het reinigen van de oppervlakken.
2. Schakel het apparaat uit, haal de stekker van het netsnoer uit het stopcontact en koppel andere
aangesloten externe apparaten los. Haal alle geïnstalleerde batterijen uit de producten zoals draadloze
toetsenborden.
VOORZICHTIG: Om een elektrische schok of schade aan onderdelen te voorkomen, mag u een product
nooit reinigen wanneer het is ingeschakeld of aangesloten.
3. Bevochtig een microvezeldoek met een mengsel van 70% isopropylalcohol en 30% water. De doek moet
vochtig zijn, maar mag niet druipnat zijn.
VOORZICHTIG: Gebruik geen van de volgende chemicaliën of oplossingen die deze bevatten,
waaronder sproeibare oppervlaktereinigers: bleekmiddel, peroxiden (inclusief waterstofperoxide),
aceton, ammoniak, ethylalcohol, methyleenchloride of petroleumgebaseerde materialen, zoals benzine,
verfverdunner, benzeen of tolueen.
BELANGRIJK: Gebruik geen schurende doeken, handdoeken en papieren handdoeken om beschadiging
van het oppervlak te voorkomen.
4. Veeg de buitenkant van het product voorzichtig schoon met de bevochtigde doek.
De computer reinigen 49
BELANGRIJK: Houd vloeistoen uit de buurt van het product. Zorg ervoor dat er geen vocht in
openingen terechtkomt. Als er vloeistof in het HP product terechtkomt, kan dit schade aan het product
veroorzaken. Spuit geen vloeistoen rechtstreeks op het product. Gebruik geen spuitbussen,
oplosmiddelen, schuurmiddelen of reinigingsmiddelen met waterstofperoxide of bleekmiddel die de
afwerking kunnen beschadigen.
5. Start met het beeldscherm (indien van toepassing). Veeg voorzichtig in één richting en beweeg van de
bovenkant van het scherm naar de onderkant. Reinig als laatste de exibele kabels, zoals het netsnoer,
de toetsenbordkabel en USB-kabels.
6. Zorg ervoor dat oppervlakken volledig aan de lucht zijn gedroogd voordat u het apparaat na het reinigen
inschakelt.
7. Gooi de handschoenen na elke reinigingsbeurt weg. Was uw handen onmiddellijk nadat u de
handschoenen hebt verwijderd.
Reizen met of verzenden van de computer
Als u de computer moet meenemen op reis of als u de computer moet verzenden, neemt u de volgende tips in
acht om de apparatuur te beschermen.
Ga als volgt te werk om de computer gereed te maken voor transport:
Maak een back-up van uw gegevens op een externe schijfeenheid.
Verwijder alle schijven en alle externe mediakaarten, zoals geheugenkaarten.
Schakel alle externe apparaten uit en koppel ze vervolgens los.
Schakel de computer uit.
Maak een back-up van uw gegevens. Bewaar de back-up niet bij de computer.
Wanneer u met het vliegtuig reist, neemt u de computer mee als handbagage en checkt u de computer
niet in met de rest van de bagage.
BELANGRIJK: Stel schijfeenheden niet bloot aan magnetische velden. Voorbeelden van
beveiligingsapparatuur met magnetische velden zijn detectiepoortjes op vliegvelden en detectorstaven.
In beveiligingsapparatuur waarmee handbagage wordt gescand, worden röntgenstralen gebruikt in
plaats van magnetische velden. Deze beveiligingsapparatuur brengt geen schade toe aan
schijfeenheden.
Als u de computer tijdens een vlucht wilt gebruiken, luister dan naar mededelingen tijdens de vlucht
waarin wordt aangegeven wanneer u de computer kan gebruiken. Elke maatschappij heeft eigen regels
voor het gebruik van computers tijdens vluchten.
Verzend een computer of schijfeenheid in goed beschermend verpakkingsmateriaal. Vermeld op de
verpakking dat het om breekbare apparatuur gaat.
Het gebruik van draadloze apparaten is mogelijk in sommige omgevingen niet toegestaan. Dit kan het
geval zijn aan boord van een vliegtuig, in ziekenhuizen, in de buurt van explosieven en op gevaarlijke
locaties. Als u niet zeker weet wat het beleid is ten aanzien van het gebruik van een bepaald apparaat,
kunt u het beste vooraf toestemming vragen voordat u de computer inschakelt.
Neem de volgende suggesties in acht als u de computer in het buitenland wilt gebruiken:
Informeer naar de douanebepalingen voor computers in de landen of regio's die u gaat bezoeken.
Controleer de netsnoer- en adaptervereisten voor elke locatie waar u de computer wilt gebruiken.
De netspanning, frequentie en stekkers kunnen verschillen per land/regio.
50 Hoofdstuk 8 Onderhoud
WAARSCHUWING! Gebruik voor de computer geen adaptersets die voor andere apparaten zijn
bedoeld om het risico op een elektrische schok, brand of schade aan de apparatuur te beperken.
Reizen met of verzenden van de computer 51
9 Back-ups maken, herstellen en bestanden
terugzetten
Dit hoofdstuk biedt informatie over processen die voor de meeste producten standaardprocedures zijn.
BELANGRIJK: Als u herstelprocedures uitvoert op een tablet, moet de accu van de tablet ten minste 70%
zijn opgeladen voordat u het herstelproces start.
BELANGRIJK: Sluit op een tablet met een afneembaar toetsenbord de tablet aan op de toetsenbordbasis
voordat u begint met het uitvoeren van een herstelproces.
Dit hoofdstuk biedt informatie over software die moet worden gebruikt voor back-up en herstel. De
informatie in dit hoofdstuk is de standaardprocedure voor de meeste Thin Client-producten.
De HP ThinUpdate-software is geïnstalleerd op Thin Client-computers (alleen bepaalde producten) om back-
up en herstel te bieden. Als de software niet op uw computer geïnstalleerd is, kunt u deze downloaden op
http://www.hp.com/support (zoek naar het Thin Client-model en klik op Software, drivers en rmware van
de ondersteuningspagina voor dat model. Raadpleeg het gedeelte Handleidingen voor informatie over het
gebruik van deze software). Voor meer informatie over de hardwareonderdelen en het versienummer van het
systeem-BIOS, selecteert u de knop Start, de map HP en vervolgens HP Systeeminformatie.
OPMERKING: HP adviseert om de website regelmatig te controleren op updates van de applicaties.
HP ThinUpdate gebruiken
Dit hoofdstuk biedt informatie over processen die voor de meeste producten standaardprocedures zijn.
Gebruik de HP ThinUpdate-software voor de volgende doeleinden:
Terugzetmedia en back-ups maken
Uw systeem herstellen en bestanden terugzetten
Software installeren en bijwerken
52 Hoofdstuk 9 Back-ups maken, herstellen en bestanden terugzetten
10 Computer Setup (BIOS), TPM en HP Sure
Start
HP biedt verschillende hulpmiddelen om u te helpen uw computer in te stellen en te beschermen.
Computer Setup gebruiken
Computer Setup ofwel het BIOS (Basic Input/Output System) regelt de communicatie tussen alle invoer- en
uitvoerapparaten in het systeem (zoals vaste schijven, beeldscherm, toetsenbord, muis en printer). Computer
Setup bevat ook instellingen voor de typen geïnstalleerde apparaten, de opstartvolgorde van de computer en
de hoeveelheid systeemgeheugen en uitgebreid geheugen.
OPMERKING: Wees uiterst voorzichtig met het aanbrengen van wijzigingen in Computer Setup. Fouten
kunnen ertoe leiden dat de computer niet meer goed functioneert.
Schakel de computer in of start deze op en druk als het HP logo wordt weergegeven op f10 om Computer
Setup te openen.
Navigeren en selecteren in Computer Setup
U kunt in Computer Setup navigeren en selecteren met behulp van een of meerdere methoden.
Als u een menu of menu-item wilt selecteren, gebruikt u de tab-toets en de pijltoetsen en drukt u
vervolgens op enter. U kunt ook gebruikmaken van een aanwijsapparaat om het item te selecteren.
Selecteer de pijl-omhoog of de pijl-omlaag in de rechterbovenhoek van het scherm om omhoog of
omlaag te schuiven of gebruik de toets pijl-omhoog of pijl-omlaag op het toetsenbord.
Druk op esc om alle open dialoogvensters te sluiten en terug te keren naar het hoofdscherm van
Computer Setup. Volg daarna de instructies op het scherm.
Gebruik een van de volgende methoden om Computer Setup af te sluiten:
Als u de menu's van Computer Setup wilt afsluiten zonder wijzigingen op te slaan, selecteert u
achtereenvolgens Main (Hoofdmenu), Ignore Changes and Exit (Wijzigingen negeren en afsluiten) en
Yes (Ja).
OPMERKING: Als u pijltoetsen gebruikt om uw keuze te markeren, moet u op enter drukken.
Om uw wijzigingen op te slaan en de menu's van Computer Setup af te sluiten, selecteert u
achtereenvolgens Main (Hoofdmenu), Save Changes and Exit (Wijzigingen opslaan en afsluiten) en Yes
(Ja).
OPMERKING: Als u pijltoetsen gebruikt om uw keuze te markeren, moet u op enter drukken.
De wijzigingen zijn van kracht zodra de computer opnieuw is opgestart.
Fabrieksinstellingen herstellen in Computer Setup
Als u alle instellingen in Computer Setup wilt terugzetten naar de fabriekswaarden, gaat u als volgt te werk:
Computer Setup gebruiken 53
OPMERKING: Met het herstellen van de fabrieksinstellingen wordt de modus van de vaste schijf niet
gewijzigd.
1. Start Computer Setup. Zie Computer Setup gebruiken op pagina 53.
2. Selecteer achtereenvolgens Main (Hoofdmenu), Apply Factory Defaults and Exit (Fabrieksinstellingen
toepassen en afsluiten) en Yes (Ja).
OPMERKING: Als u pijltoetsen gebruikt om uw keuze te markeren, moet u op enter drukken.
OPMERKING: Op bepaalde producten ziet u mogelijk de optie Restore Defaults (Standaardinstellingen
herstellen) in plaats van Apply Factory Defaults and Exit (Fabrieksinstellingen toepassen en afsluiten).
De wijzigingen zijn van kracht zodra de computer opnieuw is opgestart.
OPMERKING: Uw wachtwoordinstellingen en beveiligingsinstellingen blijven ongewijzigd wanneer u de
oorspronkelijke fabrieksinstellingen herstelt.
BIOS-update uitvoeren
Bijgewerkte versies van het BIOS zijn beschikbaar via de website van HP. De meeste BIOS-updates op de
website van HP zijn verpakt in gecomprimeerde bestanden die SoftPaq's worden genoemd.
Sommige downloadpakketten bevatten een bestand met de naam Readme.txt. Dit bestand bevat informatie
over de installatie en het oplossen van problemen.
De BIOS-versie controleren
Om te bepalen of u Computer Setup (BIOS) moet bijwerken, controleert u eerst welke BIOS-versie op uw
computer is geïnstalleerd.
U kunt toegang krijgen tot de BIOS-versiegegevens (ook wel ROM-datum of systeem-BIOSgenoemd) door de
knop Start, de map HP en HP Systeeminformatie te selecteren (als Windows al is gestart) of door Computer
Setup te gebruiken.
1. Start Computer Setup. Zie Computer Setup gebruiken op pagina 53.
2. Selecteer Main (Hoofdmenu) en selecteer vervolgens System Information (Systeeminformatie).
3. Als u de menu's van Computer Setup wilt afsluiten zonder wijzigingen op te slaan, selecteert u
achtereenvolgens Hoofd, Wijzigingen negeren en afsluiten en Ja.
OPMERKING: Als u pijltoetsen gebruikt om uw keuze te markeren, moet u op enter drukken.
Een BIOS-update downloaden
Nadat u de vereisten hebt gecontroleerd, kunt u controleren op BIOS-updates en deze downloaden.
1. Ga voor HP ondersteuning naar http://www.hp.com/support en selecteer uw land. Selecteer Software
en drivers en volg de instructies op het scherm om naar de BIOS-downloads te gaan.
2. Voer in het BIOS-downloadgedeelte de volgende stappen uit:
a. Zoek de BIOS-update die recenter is dan de BIOS-versie die momenteel op de computer is
geïnstalleerd en vergelijk ze. Noteer de datum, naam of andere informatie waaraan u de update
54 Hoofdstuk 10 Computer Setup (BIOS), TPM en HP Sure Start
kunt herkennen. Aan de hand van deze gegevens kunt u de update terugvinden nadat deze op de
vaste schijf is gedownload.
b. Volg de instructies op het scherm om uw selectie te downloaden op de vaste schijf.
Noteer het pad naar de locatie op de vaste schijf waarop de BIOS-update wordt gedownload. U hebt
dit pad nodig wanneer u klaar bent om de update te installeren.
OPMERKING: Als de computer is aangesloten op een netwerk, raadpleegt u de netwerkbeheerder
voordat u software-updates installeert, vooral bij het systeem-BIOS.
De opstartvolgorde wijzigen met de f9-prompt
Als u dynamisch een opstartapparaat wilt kiezen voor de huidige opstartvolgorde, gaat u als volgt te werk.
1. Het menu Boot Device Options (Opties opstartapparaat) openen:
Schakel de computer in of start de computer opnieuw op en druk als het HP logo wordt
weergegeven op f9 om het menu Boot Device Options (Opties opstartapparaat) te openen.
2. Selecteer een opstartapparaat, druk op enter en volg de instructies op het scherm.
TPM BIOS-instellingen (alleen bepaalde producten)
TPM voorziet in extra beveiliging voor uw computer. U kunt de TPM-instellingen wijzigen in Computer Setup
(BIOS).
BELANGRIJK: Voordat u de TMP-functionaliteit (Trusted Platform Module) op dit systeem inschakelt, moet u
ervoor zorgen dat uw beoogde gebruik van TPM aan relevante lokale wetgeving, regelgeving en beleid
voldoet en moeten er goedkeuringen of licenties worden verkregen, indien van toepassing. U bent volledig en
uitsluitend aansprakelijk voor eventuele problemen met de naleving die het gevolg zijn van de werking en het
gebruik van TPM die in strijd zijn met de eerder genoemde vereisten. HP is niet verantwoordelijk voor
eventuele gerelateerde verplichtingen.
OPMERKING: Als u de TPM-instelling wijzigt in Verborgen, is TPM niet zichtbaar in het besturingssysteem.
TPM-instellingen openen in Computer Setup:
1. Start Computer Setup. Zie Computer Setup gebruiken op pagina 53.
2. Selecteer Security (Beveiliging), selecteer TPM Embedded Security (Ingesloten TPM-beveiliging) en volg
de instructies op het scherm.
HP Sure Start gebruiken (alleen bepaalde producten)
Bepaalde computermodellen zijn gecongureerd met HP Sure Start, een technologie die het BIOS van de
computer controleert op aanvallen of beschadigingen. Als het BIOS beschadigd raakt of wordt aangevallen,
herstelt HP Sure Start automatisch het BIOS in de vorige veilige staat, zonder tussenkomst van de gebruiker.
HP Sure Start is gecongureerd en al ingeschakeld zodat de meeste gebruikers de standaardconguratie van
HP Sure Start kunnen gebruiken. Gevorderde gebruikers kunnen de standaardconguratie aanpassen.
Voor de meest recente documentatie over HP Sure Start gaat u naar http://www.hp.com/support. Selecteer
Zoek uw product en volg de instructies op het scherm.
TPM BIOS-instellingen (alleen bepaalde producten) 55
11 HP PC Hardware Diagnostics gebruiken
Met het hulpprogramma HP PC Hardware Diagnostics kunt u controleren of de computerhardware naar
behoren werkt. De drie versies zijn HP PC Hardware Diagnostics Windows, HP PC Hardware Diagnostics UEFI
(Unied Extensible Firmware Interface) en (alleen voor bepaalde producten) een rmwarefunctie genaamd
Remote HP PC Hardware Diagnostics UEFI.
HP PC Hardware Diagnostics Windows gebruiken (alleen
bepaalde producten)
HP PC Hardware Diagnostics Windows is een hulpprogramma van Windows waarmee u diagnosetests kunt
uitvoeren om te bepalen of de computerhardware goed werkt. Het hulpprogramma wordt uitgevoerd in het
Windows-besturingssysteem en stelt een diagnose van eventuele hardwareproblemen.
Als HP PC Hardware Diagnostics Windows niet op uw computer is geïnstalleerd, moet u dit hulpprogramma
eerst downloaden en installeren. Zie HP PC Hardware Diagnostics Windows downloaden op pagina 57 als u
HP PC Hardware Diagnostics Windows wilt downloaden.
Een fout-ID-code van HP PC Hardware Diagnostics Windows gebruiken
Als HP PC Hardware Diagnostics Windows een fout detecteert waarvoor hardware vervangen moet worden,
wordt er een 24-cijferige fout-ID-code gegenereerd.
Afhankelijk van de instructies op het scherm kiest u een van de volgende opties:
Als er een koppeling voor de fout-ID wordt weergegeven, selecteert u deze koppeling en volgt u de
instructies op het scherm.
Als er instructies worden weergegeven om de ondersteuning te bellen, volgt u deze instructies.
HP PC Hardware Diagnostics Windows openen
Nadat HP PC Hardware Diagnostics Windows is geïnstalleerd, kunt u dit hulpprogramma openen vanuit HP
Help en ondersteuning.
HP PC Hardware Diagnostics Windows openen vanuit HP Help en ondersteuning
Nadat HP PC Hardware Diagnostics Windows is geïnstalleerd, gaat u als volgt te werk om dit hulpprogramma
te openen vanuit HP Help en ondersteuning.
Ga als volgt te werk om HP PC Hardware Diagnostics Windows te openen vanuit HP Help en ondersteuning:
1. Klik op de knop Start en selecteer HP Help en ondersteuning.
2. Selecteer HP PC Hardware Diagnostics Windows.
3. Wanneer het hulpprogramma wordt geopend, selecteert u het soort diagnosetest dat u wilt uitvoeren en
volgt u de instructies op het scherm.
OPMERKING: Als u een diagnosetest wilt stoppen, selecteert u Annuleren.
56 Hoofdstuk 11 HP PC Hardware Diagnostics gebruiken
HP PC Hardware Diagnostics Windows downloaden
De instructies voor het downloaden van HP PC Hardware Diagnostics Windows zijn alleen beschikbaar in het
Engels. U moet een Windows-computer gebruiken om dit hulpprogramma te downloaden omdat er
alleen .exe-bestanden worden verstrekt.
De nieuwste versie van HP PC Hardware Diagnostics Windows downloaden
Voer de volgende stappen uit om HP PC Hardware Diagnostics Windows te downloaden.
1. Ga naar http://www.hp.com/go/techcenter/pcdiags. De startpagina van HP PC Diagnostics wordt
weergegeven.
2. Selecteer HP Diagnostics Windows downloaden en selecteer vervolgens een locatie op uw computer of
een USB-ashdrive.
Het hulpprogramma wordt gedownload naar de geselecteerde locatie.
HP Hardware Diagnostics Windows downloaden op productnaam of -nummer (alleen bepaalde
producten)
U kunt HP PC Hardware Diagnostics Windows downloaden aan de hand van de productnaam of het
productnummer.
OPMERKING: Voor bepaalde producten moet u mogelijk software naar een USB-ashdrive downloaden aan
de hand van de productnaam of het productnummer.
1. Ga naar http://www.hp.com/support.
2. Selecteer Software en drivers, selecteer uw type product en voer vervolgens de productnaam of het
productnummer in het zoekvak in dat wordt weergegeven.
3. Selecteer Downloaden in het gedeelte Diagnose en volg de instructies op het scherm om de specieke
Windows-versie te selecteren en naar uw computer of USB-ashdrive te downloaden.
Het hulpprogramma wordt gedownload naar de geselecteerde locatie.
HP PC Hardware Diagnostics Windows installeren
Om HP PC Hardware Diagnostics Windows te installeren, gaat u naar de map op uw computer of de USB-
ashdrive waarnaar u het .exe-bestand hebt gedownload. Dubbelklik vervolgens op het .exe-bestand en volg
de instructies op het scherm.
HP PC Hardware Diagnostics UEFI gebruiken
Met HP PC Hardware Diagnostics (UEFI, Unied Extensible Firmware Interface) kunt u diagnosetests uitvoeren
om te bepalen of de computerhardware goed werkt. Het hulpprogramma wordt buiten het besturingssysteem
uitgevoerd om hardwareproblemen te kunnen isoleren van problemen die worden veroorzaakt door het
besturingssysteem of andere softwarecomponenten.
Als uw pc niet in Windows wordt opgestart, kunt u HP PC Hardware Diagnostics UEFI gebruiken om een
diagnose te stellen van hardwareproblemen.
HP PC Hardware Diagnostics UEFI starten
Volg deze procedure om HP PC Hardware Diagnostics UEFI te starten.
HP PC Hardware Diagnostics UEFI gebruiken 57
1. Schakel de computer in of start deze opnieuw op en druk snel op esc.
2. Druk op f2.
Het BIOS zoekt op drie plaatsen en in de onderstaande volgorde naar diagnosehulpprogramma's:
a. Gekoppelde USB-ashdrive
OPMERKING: Zie De nieuwste versie van HP PC Hardware Diagnostics UEFI downloaden
op pagina 58 om het hulpprogramma HP PC Hardware Diagnostics UEFI naar een USB-ashdrive
te downloaden.
b. Harde schijf
c. BIOS
3. Wanneer het diagnosehulpprogramma wordt geopend, selecteert u een taal, selecteert u het soort
diagnosetest dat u wilt uitvoeren en volgt u de instructies op het scherm.
HP PC Hardware Diagnostics UEFI downloaden naar een USB-ashdrive
Het downloaden van HP PC Hardware Diagnostics UEFI naar een USB-ashdrive kan in bepaalde situaties
handig zijn.
HP PC Hardware Diagnostics UEFI is niet inbegrepen in de vooraf geïnstalleerde image.
HP PC Hardware Diagnostics UEFI is niet inbegrepen in de partitie HP Tool.
De harde schijf is beschadigd.
OPMERKING: Instructies voor het downloaden van HP PC Hardware Diagnostics UEFI zijn alleen beschikbaar
in het Engels. Ook moet u een Windows-computer gebruiken voor het downloaden en maken van de HP UEFI-
ondersteuningsomgeving omdat er alleen .exe-bestanden worden verstrekt.
De nieuwste versie van HP PC Hardware Diagnostics UEFI downloaden
Volg deze procedure om de nieuwste versie van HP PC Hardware Diagnostics UEFI naar een USB-ashdrive te
downloaden.
1. Ga naar http://www.hp.com/go/techcenter/pcdiags. De startpagina van HP PC Diagnostics wordt
weergegeven.
2. Selecteer HP Diagnostics UEFI downloaden en selecteer vervolgens Uitvoeren.
HP PC Hardware Diagnostics UEFI downloaden op productnaam of productnummer (alleen
bepaalde producten)
U kunt HP PC Hardware Diagnostics UEFI naar een USB-ashdrive downloaden aan de hand van de
productnaam of het productnummer (alleen bepaalde producten).
OPMERKING: Voor bepaalde producten moet u mogelijk software naar een USB-ashdrive downloaden aan
de hand van de productnaam of het productnummer.
1. Ga naar http://www.hp.com/support.
2. Voer de productnaam of het productnummer in, selecteer uw computer en selecteer uw
besturingssysteem.
3. Volg de instructies in het gedeelte Diagnose om de gewenste versie van UEFI Diagnostics te selecteren
en te downloaden.
58 Hoofdstuk 11 HP PC Hardware Diagnostics gebruiken
Instellingen voor Remote HP PC Hardware Diagnostics UEFI
gebruiken (alleen bepaalde producten)
Remote HP PC Hardware Diagnostics UEFI is een rmware (BIOS)-functie waarmee u HP PC Hardware
Diagnostics UEFI naar uw computer kunt downloaden. Dit hulpprogramma voert vervolgens diagnoses op uw
computer uit en kan de resultaten naar een vooraf gecongureerde server uploaden.
Voor meer informatie over Remote HP PC Hardware Diagnostics UEFI gaat u naar http://www.hp.com/go/
techcenter/pcdiags en selecteert u Meer informatie.
Remote HP PC Hardware Diagnostics UEFI downloaden
Remote HP PC Hardware Diagnostics UEFI is ook beschikbaar als SoftPaq die naar een server kan worden
gedownload.
De nieuwste versie van Remote HP PC Hardware Diagnostics UEFI downloaden
U kunt de nieuwste versie van HP PC Hardware Diagnostics UEFI naar een USB-ashdrive downloaden.
1. Ga naar http://www.hp.com/go/techcenter/pcdiags. De startpagina van HP PC Diagnostics wordt
weergegeven.
2. Selecteer Remote Diagnostics downloaden en selecteer vervolgens Uitvoeren.
Remote HP PC Hardware Diagnostics UEFI downloaden op productnaam of productnummer
U kunt Remote HP PC Hardware Diagnostics UEFI downloaden aan de hand van de productnaam of het
productnummer.
OPMERKING: Voor bepaalde producten moet u mogelijk software downloaden aan de hand van de
productnaam of het productnummer.
1. Ga naar http://www.hp.com/support.
2. Selecteer Software en drivers, selecteer uw type product, voer de productnaam of het productnummer
in het zoekvak in dat wordt weergegeven, selecteer uw computer en selecteer vervolgens uw
besturingssysteem.
3. Volg de instructies in het gedeelte Diagnose om de gewenste versie van Externe UEFI te selecteren en
te downloaden.
Instellingen voor Remote HP PC Hardware Diagnostics UEFI aanpassen
Door de instelling Remote HP PC Hardware Diagnostics in Computer Setup (BIOS) te gebruiken, kunt u de
verschillende aanpassingen doorvoeren.
Stel een schema in voor het uitvoeren van diagnoses op de achtergrond. U kunt diagnoses ook direct in
de interactieve modus starten door Execute Remote HP PC Hardware Diagnostics (Remote HP PC
Hardware Diagnostics uitvoeren) te selecteren.
Stel de locatie in voor het downloaden van de diagnosehulpmiddelen. Deze functie biedt toegang tot de
hulpprogramma's van de website van HP of vanaf een server die voor gebruik vooraf is gecongureerd.
De computer heeft de traditioneel lokale opslag (zoals een harde schijf of USB-ashdrive) niet nodig om
externe diagnoses uit te voeren.
Stel een locatie in voor het opslaan van de testresultaten. U kunt ook de gebruikersnaam en het
wachtwoord instellen die bij uploads worden gebruikt.
Geef statusinformatie weer over eerder uitgevoerde diagnoses.
Instellingen voor Remote HP PC Hardware Diagnostics UEFI gebruiken (alleen bepaalde producten) 59
Voer de volgende stappen uit om de instellingen voor Remote HP PC Hardware Diagnostics UEFI aan te
passen:
1. Schakel de computer in of start de computer opnieuw op en druk als het HP logo wordt weergegeven op
f10 om Computer Setup te openen.
2. Selecteer Advanced (Geavanceerd) en selecteer vervolgens Settings (Instellingen).
3. Breng de gewenste wijzigingen aan.
4. Selecteer Main (Hoofdmenu) en vervolgens Save Changes and Exit (Wijzigingen opslaan en afsluiten)
om de instellingen op te slaan.
Uw wijzigingen worden van kracht zodra de computer opnieuw is opgestart.
60 Hoofdstuk 11 HP PC Hardware Diagnostics gebruiken
12 Specicaties
Als u uw computer wilt meenemen op reis of wilt opslaan, raadpleegt u de specicaties voor het
ingangsvermogen en andere nuttige informatie.
Ingangsvermogen
De gegevens over elektrische voeding in dit gedeelte kunnen van pas komen als u internationaal wilt reizen
met de computer.
De computer werkt op gelijkstroom, die kan worden geleverd via netvoeding of via een voedingsbron voor
gelijkstroom. De capaciteit van de netvoedingsbron moet 100–240 V en 50–60 Hz zijn. Hoewel de computer
kan worden gevoed via een aparte gelijkstroomvoedingsbron, wordt u ten zeerste aangeraden de computer
alleen aan te sluiten via een netvoedingsadapter of een gelijkstroombron die door HP is geleverd en
goedgekeurd voor gebruik met deze computer.
De computer is geschikt voor gelijkstroom binnen de volgende specicaties. U vindt de bedrijfsspanning en
werkstroom van de computer op het label met kennisgevingen.
Tabel 12-1 Specicaties gelijkstroom
Ingangsvermogen Capaciteit
Netspanning in bedrijf en werkstroom 5 V dc @ 2 A / 12 V dc @ 3 A / 15 V dc @ 3 A – 45 W USB-C®
5 V dc @ 3 A / 9 V dc @ 3 A / 12 V dc @ 3,75 A /15 V dc @ 3 A – 45
W USB-C
5 V dc @ 3 A / 9 V dc @ 3 A / 10 V dc @ 3,75 A / 12 V dc @ 3,75 A /
15 V dc @ 3 A / 20 V dc @ 2,25 A – 45 W USB-C
5 V dc @ 3 A / 9 V dc @ 3 A / 12 V dc @ 5 A / 15 V dc @ 4,33 A / 20
V dc @ 3,25 A – 65 W USB-C
5 V dc @ 3 A / 9 V dc @ 3 A / 10 V dc @ 5 A / 12 V dc @ 5 A / 15 V dc
@ 4,33 A / 20 V dc @ 3,25 A – 65 W USB-C
5 V dc @ 3 A / 9 V dc @ 3 A / 10 V dc @ 5 A / 12 V dc @ 5 A / 15 V dc
@ 5 A / 20 V dc @ 4,5 A – 90 W USB-C
19,5 V dc @ 2,31 A – 45 W
19,5 V dc @ 3,33 A – 65 W
19,5 V dc @ 4,62 A – 90 W
19,5 V dc @ 6,15 A – 120 W
19,5 V dc @ 6,9 A – 135 W
19,5 V dc @ 7,70 A – 150 W
19,5 V dc @ 10,3 A – 200 W
19,5 V dc @ 11,8 A – 230 W
19,5 V dc @ 16,92 A – 330 W
Ingangsvermogen 61
OPMERKING: Dit product is ontworpen voor IT-elektriciteitsnetten in Noorwegen met een fase-
fasespanning van maximaal 240 V wisselspanning.
Omgevingsvereisten
Raadpleeg de omgevingsspecicaties voor nuttige informatie wanneer u met uw computer reist of uw
computer opslaat.
Tabel 12-2 Specicaties omgevingsvereisten
Factor Metrisch VS
Temperatuur
In bedrijf (schrijven naar optische schijf) 5°C tot 35°C 41°F tot 95°F
Buiten bedrijf -20°C tot 60°C -4°F tot 140°F
Relatieve luchtvochtigheid (zonder condensatie)
In bedrijf 10% tot 90% 10% tot 90%
Buiten bedrijf 5% tot 95% 5% tot 95%
Maximale hoogte (zonder drukcabine)
In bedrijf -15 m tot 3.048 m -50 ft tot 10.000 ft
Buiten bedrijf -15 m tot 12.192 m -50 ft tot 40.000 ft
62 Hoofdstuk 12 Specicaties
13 Elektrostatische ontlading
Elektrostatische ontlading is het vrijkomen van statische elektriciteit wanneer twee objecten met elkaar in
aanraking komen, bijvoorbeeld de schok die u krijgt wanneer u over tapijt loopt en vervolgens een metalen
deurklink aanraakt.
Elektronische onderdelen kunnen worden beschadigd door de ontlading van statische elektriciteit vanaf de
vingers of andere elektrostatische geleiders.
BELANGRIJK: Neem de volgende voorschriften in acht om het risico van schade aan de computer of een
schijfeenheid, of verlies van gegevens te beperken:
Als in de instructies voor het verwijderen of installeren van onderdelen wordt aangegeven dat u de
computer moet loskoppelen, controleer dan eerst of de computer goed is geaard.
Houd onderdelen in de antistatische verpakking totdat u klaar bent om ze te installeren.
Raak geen pinnen, aansluitingen en circuits aan. Zorg dat u elektronische onderdelen zo weinig mogelijk
hoeft aan te raken.
Gebruik niet-magnetische gereedschappen.
Raak, voordat u de onderdelen aanraakt, een ongeverfd metalen oppervlak aan, zodat u niet statisch
geladen bent.
Als u een onderdeel verwijdert, plaatst u dit in een antistatische verpakking.
63
14 Toegankelijkheid
HP heeft als doel producten, services en informatie te ontwerpen, te produceren en op de markt te brengen
die iedereen overal kan gebruiken, hetzij op zelfstandige basis of met behulp van apparaten of applicaties van
derden met ondersteunende technologie.
HP en toegankelijkheid
Diversiteit, integratie en werk/leven zit in het DNA van HP en wordt weerspiegeld in alles wat HP maakt. HP
streeft naar een inclusieve omgeving gericht op het verbinden mensen met de kracht van technologie over de
hele wereld.
De technologische hulpmiddelen vinden die u nodig hebt
Technologie opent voor u nieuwe deuren. Met ondersteunende technologieën worden barrières verwijderd en
kunt u thuis, op het werk en in de gemeenschap onafhankelijk creëren. Ondersteunende technologieën
helpen de functionele mogelijkheden van elektronische en informatietechnologie te vergroten, te
onderhouden en te verbeteren.
Zie De beste ondersteunende technologie vinden op pagina 65 voor meer informatie.
De toezegging van HP
HP zet zich ervoor in om producten en diensten aan te bieden die toegankelijk zijn voor mensen met een
handicap. Deze verbintenis ondersteunt de diversiteitsdoelstellingen van HP en zorgt ervoor dat de voordelen
van technologie voor iedereen beschikbaar zijn.
De doelstelling van HP op het gebied van toegankelijkheid is het ontwerpen, produceren en op de markt
brengen van producten en diensten die door iedereen gebruikt kunnen worden, waaronder ook mensen met
een handicap. Dit kan op basis van een autonoom systeem zijn of met behulp van de juiste assistieve
apparaten.
Om dat doel te bereiken, zijn met dit toegankelijkheidsbeleid zeven hoofddoelen vastgesteld om de acties van
HP te sturen. Van alle HP managers en werknemers wordt verwacht dat ze deze doelstellingen en de
implementatie ervan ondersteunen in overeenstemming met hun rollen en verantwoordelijkheden:
Verhogen van het bewustzijn van problemen met de toegankelijkheid binnen HP en medewerkers de
training bieden die ze nodig hebben om toegankelijke producten en diensten te ontwerpen, te
produceren, op de markt te brengen en te leveren.
Ontwikkelen van richtlijnen inzake toegankelijkheid voor producten en diensten en
productontwikkelingsgroepen verantwoordelijk houden voor het implementeren van deze richtlijnen
waar dit concurrerend, technisch en economisch haalbaar is.
Mensen met een handicap betrekken bij het ontwikkelen van richtlijnen inzake toegankelijkheid en bij
het ontwerpen en testen van producten en diensten.
Documenteren van toegankelijkheidsfuncties en informatie over HP producten en diensten in een
toegankelijke vorm openbaar beschikbaar stellen.
Relaties tot stand brengen met toonaangevende ondersteunende technologie en leveranciers van
oplossingen.
64 Hoofdstuk 14 Toegankelijkheid
Ondersteunen van intern en extern onderzoek en ontwikkeling waarmee de ondersteunende
technologie die voor HP producten en diensten relevant is, verbeterd zal worden.
Ondersteunen van en bijdragen aan normen en richtlijnen voor toegankelijkheid in de sector.
International Association of Accessibility Professionals (IAAP)
IAAP is een vereniging zonder winstoogmerk die zich richt op bevordering van het vak van toegankelijkheid
via netwerken, onderwijs en certicering. Het doel is professionals op het gebied van toegankelijkheid te
helpen bij het ontwikkelen en stimuleren van hun carrière en organisaties beter in staat te stellen
toegankelijkheid te integreren in hun producten en infrastructuur.
HP is een van de oprichters en heeft zich aangesloten bij andere organisaties om de toegankelijkheid te
verbeteren. Deze toezegging ondersteunt de doelstelling van HP om producten en diensten te ontwerpen, te
produceren en op de markt te brengen die eectief door mensen met een handicap kunnen worden gebruikt.
IAAP maakt het vak sterk door personen, studenten en organisaties wereldwijd met elkaar te verbinden om
van elkaar te leren. Als u meer wilt weten, ga dan naar de online community op
http://www.accessibilityassociation.org, meld u aan voor nieuwsbrieven en lees meer over
lidmaatschapsopties.
De beste ondersteunende technologie vinden
Iedereen, inclusief mensen met een handicap of leeftijdsgebonden beperking, moet in staat zijn om met
behulp van technologie te communiceren, zich uit te drukken en verbinding te maken met de wereld. HP
streeft naar meer bewustzijn op het gebied van toegankelijkheid bij HP, bij onze klanten en bij onze partners.
Of het nu gaat om grote lettertypen die gemakkelijk leesbaar zijn, spraakherkenning waarmee u uw handen
rust kunt geven of een andere ondersteunende technologie voor uw specieke situatie, dankzij de vele
verschillende ondersteunende technologieën zijn HP producten eenvoudig te gebruiken. Hoe kiest u?
Uw behoeften evalueren
Technologie opent voor u nieuwe deuren. Met ondersteunende technologieën worden barrières verwijderd en
kunt u thuis, op het werk en in de gemeenschap onafhankelijk creëren. Ondersteunende technologieën
helpen de functionele mogelijkheden van elektronische en informatietechnologie te vergroten, te
onderhouden en te verbeteren.
U kunt uit vele producten met ondersteunende technologieën kiezen. Met ondersteunende technologieën
moet u verschillende producten kunnen evalueren, uw vragen kunnen beantwoorden en uw selectie van de
beste oplossing voor uw situatie kunnen vergemakkelijken. U zult merken dat professionals die
gekwaliceerd zijn om ondersteunende technologieën te evalueren uit vele gebieden afkomstig zijn, inclusief
diegenen die een licentie hebben of gecerticeerd zijn in fysiotherapie, ergotherapie, spraak-/taalpathologie
en andere expertisegebieden. Anderen, die niet gecerticeerd zijn of geen licentie hebben, kunnen ook
evaluatie-informatie bieden. U wilt mogelijk vragen stellen over de ervaring van de persoon, de expertise en
kosten om te bepalen of deze professionals geschikt zijn voor uw behoeften.
Toegankelijkheid voor HP producten
De volgende koppelingen bieden informatie over toegankelijkheidsfuncties en ondersteunende technologie,
indien van toepassing, in verschillende HP producten. Deze bronnen helpen u bij het selecteren van de
specieke functies met ondersteunende technologie en producten die passen bij uw situatie.
HP Elite x3–Toegankelijkheidsopties (Windows 10 Mobile)
HP pc's–Toegankelijkheidsopties Windows 7
HP pc's–Toegankelijkheidsopties Windows 8
HP en toegankelijkheid 65
HP pc's–Toegankelijkheidsopties Windows 10
HP Slate 7-tablets–Toegankelijkheidsfuncties inschakelen op uw HP tablet (Android 4.1/Jelly Bean)
HP SlateBook pc's–Toegankelijkheidsfuncties inschakelen (Android 4.3, 4.2/Jelly Bean)
HP Chromebook pc's – Toegankelijkheidsfuncties inschakelen op uw HP Chromebook of Chromebox
(Chrome OS)
HP Shopping–randapparatuur voor HP producten
Zie Contact opnemen met de ondersteuning op pagina 68 als u extra ondersteuning nodig hebt met de
toegankelijkheidsfuncties van uw HP product.
Extra koppelingen naar externe partners en leveranciers die extra hulp kunnen bieden:
Microsoft-toegankelijkheidsinformatie (Windows 7, Windows 8, Windows 10, Microsoft Oice)
Informatie over toegankelijkheid van Google-producten (Android, Chrome, Google-apps)
Ondersteunende technologieën gesorteerd op type beperking
Assistive Technology Industry Association (ATIA)
Normen en wetgeving
Landen wereldwijd implementeren voorschriften om de toegang tot producten en services voor mensen met
een handicap te verbeteren. Deze voorschriften zijn van oudsher van toepassing op producten en services op
het gebied van telecommunicatie, pc's en printers met bepaalde voorzieningen voor communicatie en
videoweergave, de bijbehorende gebruikersdocumentatie en hun klantenondersteuning.
Normen
De US Access Board heeft Sectie 508 van de FAR-normen (Federal Acquisition Regulation) opgesteld als
richtlijn voor toegang tot informatie- en communicatietechnologie (ICT) voor mensen met een lichamelijke,
zintuiglijke of cognitieve handicap.
De normen bevatten technische criteria die speciek zijn voor verschillende soorten technologieën, evenals
op prestaties gebaseerde vereisten die gericht zijn op de functionele mogelijkheden van producten die
hieronder vallen. Specieke criteria zijn van toepassing op softwaretoepassingen en besturingssystemen,
webgebaseerde informatie en toepassingen, computers, telecommunicatieproducten, video en multimedia en
op zichzelf staande gesloten producten.
Mandaat 376 – EN 301 549
De Europese Unie heeft de norm EN 301 549 opgesteld binnen Mandaat 376 als een online toolkit voor
openbare aanbestedingen van ICT-producten. De norm speciceert de vereisten betreende toegankelijkheid
die van toepassing zijn op ICT-producten en -diensten, met een beschrijving van de testprocedures en
evaluatiemethodologie voor elke vereiste.
Web Content Accessibility Guidelines (WCAG)
Met de Web Content Accessibility Guidelines (WCAG) van het Web Accessibility Initiative (WAI) van W3C kunnen
webontwerpers en -ontwikkelaars sites maken die beter voldoen aan de behoeften van mensen met een
handicap of leeftijdsgebonden beperkingen.
WCAG bevordert de toegankelijkheid van alle webinhoud (tekst, afbeeldingen, audio en video) en
webtoepassingen. WCAG kan nauwkeurig worden getest, is gemakkelijk te begrijpen en te gebruiken en biedt
webontwikkelaars exibiliteit voor innovatie. WCAG 2.0 is ook goedgekeurd als ISO/IEC 40500:2012.
66 Hoofdstuk 14 Toegankelijkheid
WCAG richt zich speciek op belemmeringen voor internettoegang die mensen met een visuele, auditieve,
fysieke, cognitieve of neurologische handicap ervaren en door oudere internetgebruikers met
toegankelijkheidsbehoeften. WCAG 2.0 biedt kenmerken voor toegankelijke inhoud:
Waarneembaar (bijvoorbeeld door tekstalternatieven voor afbeeldingen, bijschriften voor audio,
aanpassingsvermogen van de presentatie en kleurcontrast)
Werkbaar (door toetsenbordtoegang, kleurcontrast, timing van invoer, vermijden van aanvallen en
navigeerbaarheid)
Begrijpelijk (door leesbaarheid, voorspelbaarheid en hulp bij invoer)
Robuust (bijvoorbeeld door compatibiliteit met ondersteunende technologieën)
Wet- en regelgeving
Toegankelijkheid van IT en informatie is een gebied dat qua wetgeving steeds belangrijker is geworden. De
volgende koppelingen bieden informatie over belangrijke wetgeving, regelgeving en normen.
Verenigde Staten
Canada
Europa
Australië
Wereldwijd
Nuttige bronnen en koppelingen aangaande toegankelijkheid
De volgende organisaties, instellingen en resources zijn nuttige informatiebronnen voor mensen met een
handicap of leeftijdsgebonden beperking.
OPMERKING: Deze lijst is niet volledig. Deze organisaties worden alleen ter informatie aangeboden. HP
aanvaardt geen verantwoordelijkheid voor informatie of contacten die u op internet tegenkomt. Vermelding
op deze pagina impliceert geen goedkeuring door HP.
Organisaties
Dit zijn enkele van de vele organisaties die informatie verschaen over functionele beperkingen en
leeftijdsgebonden beperkingen.
American Association of People with Disabilities (AAPD)
The Association of Assistive Technology Act Programs (ATAP)
Hearing Loss Association of America (HLAA)
Information Technology Technical Assistance and Training Center (ITTATC)
Lighthouse International
National Association of the Deaf
National Federation of the Blind
Rehabilitation Engineering & Assistive Technology Society of North America (RESNA)
Telecommunications for the Deaf and Hard of Hearing, Inc. (TDI)
W3C Web Accessibility Initiative (WAI)
Nuttige bronnen en koppelingen aangaande toegankelijkheid 67
Onderwijsinstellingen
Veel onderwijsinstellingen, met inbegrip van deze voorbeelden, geven informatie over computergebruik door
mensen met een handicap of leeftijdsgebonden beperking.
California State University, Northridge, Center on Disabilities (CSUN)
University of Wisconsin - Madison, Trace Center
Computeraccommodatieprogramma University of Minnesota
Andere bronnen voor mensen met beperkingen
Veel resources, met inbegrip van deze voorbeelden, geven informatie over computergebruik door mensen
met een handicap of leeftijdsgebonden beperking.
Technisch assistentieprogramma ADA (Americans with Disabilities Act)
ILO Global Business and Disability network
EnableMart
European Disability Forum
Job Accommodation Network
Microsoft Enable
Koppelingen van HP
Deze specieke koppelingen van HP bieden informatie voor mensen met een handicap of leeftijdsgebonden
beperking.
Ons contactformulier
HP Handleiding voor veiligheid en comfort
HP Sales publieke sector
Contact opnemen met de ondersteuning
HP biedt technische ondersteuning en hulp bij het gebruik van toegankelijkheidsopties voor klanten met een
handicap.
OPMERKING: De ondersteuning is alleen beschikbaar in het Engels.
Klanten die doof of hardhorend zijn en vragen hebben over technische ondersteuning of
toegankelijkheid van HP producten:
Gebruik TRS/VRS/WebCapTel om (877) 656-7058 te bellen van maandag tot en met vrijdag, van
06.00 uur tot 21.00 uur Mountain Time.
Klanten met andere beperkingen of leeftijdsgebonden beperkingen die vragen hebben over technische
ondersteuning of toegankelijkheid van HP producten kunnen een van de volgende opties kiezen:
Bel (888) 259-5707 van maandag tot en met vrijdag, van 06.00 uur tot 21.00 uur Mountain Time.
Gebruik het contactformulier voor mensen met een handicap of leeftijdsgebonden beperking.
68 Hoofdstuk 14 Toegankelijkheid
Index
A
accu
in de fabriek verzegeld 36
lage acculading 35
ontladen 35
problemen met een laag
accuniveau verhelpen 35, 36
stroom besparen 35
Accuklep herkennen 15
acculading 35
accu-ontgrendeling 15
accuvergrendeling herkennen 15
accuvoeding 34
actietoetsen 12
gebruiken 12
herkennen 12
antivirussoftware 46
audio 27
geluidsinstellingen 28
HDMI 30, 31
headsets 28
hoofdtelefoon 27
luidsprekers 27
Automatic DriveLock
inschakelen 42
selecteren 41
uitschakelen 42
Automatic DriveLock-wachtwoord
invoeren 43
B
back-up maken 52
back-ups
back-up maken 52
Back-ups 52
bedrijfs-WLAN, verbinding maken
20
Beeldschermonderdelen 5
beheerderswachtwoord 38
beveiligingskabel 47
beveiligingskabel, bevestigingspunt
herkennen 4
Beveiligingsopties van DriveLock 41
beveilingen
beveiligingskabel 4
SIM-kaart 15
bewegingen op het touchpad en
aanraakscherm
tikken 25
BIOS
een update downloaden 54
update uitvoeren 54
versie bepalen 54
Bluetooth, label 16
Bluetooth-apparaat 19, 21
bronnen, toegankelijkheid 67
C
camera 5
gebruiken 27
herkennen 5
camera, privacyafdekking
herkennen 5
cameralampje, herkennen 5
Computer Setup
BIOS-beheerderswachtwoord
39, 40, 41
fabrieksinstellingen herstellen
53
navigeren en selecteren 53
starten 53
connector voor extra accu
herkennen 15
D
de computer onderhouden 48
de computer reinigen 48
ontsmetten 49
stof en vuil verwijderen 48
De computer uitschakelen 33
dockingconnector herkennen 15
draadloos netwerk (WLAN)
aansluiten 20
bedrijfs-WLAN, verbinding
maken 20
functioneel bereik 20
openbare WLAN, verbinding
maken 20
draadloze communicatie, antennes
herkennen 5
Draadloze communicatie,
voorzieningen
Besturingssysteem 19
knop 19
DriveLock
beschrijving 43
inschakelen 44
uitschakelen 44
DriveLock-hoofdwachtwoord
wijzigen 45
DriveLock-wachtwoord
instellen 43
invoeren 45
wijzigen 45
E
Elektrostatische ontlading 63
energiebeheer 33
energie-instellingen gebruiken 34
evaluatie
toegankelijkheidsbehoeften 65
externe voeding gebruiken 36
F
rewallsoftware 46
G
gebruikerswachtwoord 38
gegevens overbrengen 31
gegevensoverdracht 31
geheugenkaartlezer herkennen 4
geheugenmoduleslot herkennen 15
Geïnstalleerde software, zoeken 3
geluid. Zie audio
geluidsinstellingen gebruiken 28
GPS 21
H
hardware, zoeken 3
HDMI-audio, congureren 30, 31
HDMI-poort
aansluiten 29, 30
HDMI-poort herkennen 4
Index 69
headset aansluiten 28
herstellen 52
het systeem reageert niet 33
het toetsenbord en de optionele muis
gebruiken 26
het touchpad gebruiken 25
high-denition apparatuur
aansluiten 29, 30, 31
hoofdtelefoon aansluiten 27
hotkeys
gebruiken 15
HP Fast Charge 35
HP informatiebronnen 1
HP LAN-Wireless Protection 23
HP MAC Address Pass Through 24
HP ondersteunend beleid 64
HP PC Hardware Diagnostics UEFI
downloaden 58
gebruiken 57
starten 57
HP PC Hardware Diagnostics Windows
downloaden 57
gebruiken 56
installeren 57
openen 56
I
in de fabriek verzegelde accu 36
ingangsvermogen 61
Instellingen voor Remote HP PC
Hardware Diagnostics UEFI
aanpassen 59
gebruiken 59
International Association of
Accessibility Professionals 65
Interne microfoons herkennen 5
K
kennisgevingen
label met kennisgevingen 16
labels met keurmerk voor
draadloze communicatie 16
klantenondersteuning,
toegankelijkheid 68
knop voor draadloze communicatie
19
kritiek lage acculading 35
L
label met keurmerk voor draadloze
communicatie 16
labels
Bluetooth 16
kennisgevingen 16
keurmerk voor draadloze
communicatie 16
serienummer 16
service 16
WLAN 16
lage acculading 35
lampjes
camera 5
lampje voor draadloze
communicatie 19
luidsprekers
aansluiten 27
M
Miracast 31
N
NFC 22
normen en wetgeving,
toegankelijkheid 66
O
Omgevingsvereisten 62
onderdelen
beeldscherm 5
linkerkant 4
onderkant 15
rechterkant 3
toetsenbordzone 7
Onderdelen aan de linkerkant 4
Onderdelen aan de rechterkant 3
onderhoud
updates van programma's en
stuurprogramma's uitvoeren
48
onderhoudsklep, ontgrendeling 15
onderkant 16
ondersteunende technologie
doel 64
vinden 65
ontgrendelingen
accuontgrendeling 15
ontgrendeling onderhoudsklep
15
openbare WLAN, verbinding maken
20
Opstartvolgorde
wijzigen met de f9-prompt 55
P
pictogram energie, gebruiken 34
poorten
HDMI 4, 29, 30
USB Type-C 31
USB Type-C SuperSpeed-poort en
DisplayPort 29
VGA 4
precisie-touchpad
gebruiken 25
precisie-touchpadbewegingen
schuiven met twee vingers 25
tikken met twee vingers 26
Privacyafdekking camera
gebruiken 27
productnaam en productnummer, van
computer 16
R
reizen met de computer 16, 50
S
schuiven met twee vingers,
touchpadbeweging 25
serienummer, van computer 16
servicelabels zoeken 16
Setupprogramma
fabrieksinstellingen herstellen
53
navigeren en selecteren 53
SIM-kaart, juist formaat 18
SIM-kaart, plaatsen 17, 18
SIM-kaartsleuf herkennen 15
Slaapstand
activeren 33
beëindigen 33
Slaapstand, activeren 33
slaapstand activeren 33
software
antivirus 46
rewall 46
software-updates, installeren 47
speciale toetsen, gebruiken 11
SuperSpeed-poort en DisplayPort-
connector, USB-Type-C aansluiten
29
Sure Start
gebruiken 55
70 Index
T
tikken, beweging op het touchpad en
aanraakscherm 25
tikken met twee vingers,
touchpadbeweging 26
toegankelijkheid 64
Toegankelijkheidsnormen Artikel
508 66
toetsen
actie 12
toetsenbord en een optionele muis
gebruiken 26
toets voor draadloze communicatie
19
toets voor vliegtuigmodus 19
touchpad
gebruiken 25
instellingen 7
touchpad-bewegingen
schuiven met twee vingers 25
tikken met twee vingers 26
TPM-instellingen 55
U
uitschakelen 33
updates van programma's en
stuurprogramma's uitvoeren 48
USB Type-C-poort, herkennen 29,
31
V
Vaste schijf herkennen 15
ventilatieopeningen, herkennen 4,
15
verbinding maken met draadloos
netwerk (WLAN) 20
verzenden van de computer 50
VGA-poort
herkennen 4
video 28
DisplayPort-apparaat 29
draadloze beeldschermen 31
HDMI-poort 29, 30
USB Type-C 29
vingerafdrukken registreren 46
vingerafdruklezer 47
voeding
accu 34
externe 36
W
wachtwoorden
beheerder 38
BIOS-beheerder 39, 40, 41
gebruiker 38
wachtwoorden gebruiken 38
weergavestanden 30
Windows Hello
gebruiken 46
WLAN-antennes, herkennen 5
WLAN-apparaat 16
WLAN-label 16
WWAN-antennes, herkennen 5
WWAN-apparaat 19, 20
Index 71
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83

HP mt32 Mobile Thin Client Handleiding

Type
Handleiding