Garmin BC 30 tradlst ryggekamera Handleiding

Type
Handleiding
BC
30 draadloze
achteruitrijcamera
Gebruikershandleiding
Inleiding
WAARSCHUWING
Lees de gids Belangrijke veiligheids- en productinformatie in de
verpakking voor productwaarschuwingen en andere belangrijke
informatie.
Videobeelden van een draadloze camera
weergeven
Voordat u de videobeelden van een draadloze camera kunt
weergeven, dient u de camera, de zender en de ontvangerkabel
te installeren. Raadpleeg de installatie-instructies bij uw
draadloze camera voor meer informatie.
Op het GPS-toestel worden videobeelden van gekoppelde
draadloze camera's op verschillende manieren weergegeven,
afhankelijk van de manier waarop de camerazender is
aangesloten op de voedingsbron.
1
Selecteer een optie voor het weergeven van videobeelden:
Als u de zender hebt verbonden met een achteruitrijlicht
(aanbevolen), zet het voertuig dan in zijn achteruit.
Het toestel geeft automatisch videobeelden van de
achteruitrijcamera weer.
Als u de zender hebt verbonden met een daglichtlamp of
een andere stabiele gelijkstroombron van 12 V, selecteer
dan op het toestel om videobeelden van de
achteruitrijcamera weer te geven.
2
Selecteer een optie om de normale werking van het toestel te
hervatten:
Als u de zender hebt verbonden met een achteruitrijlicht
(aanbevolen), haal dan het voertuig uit zijn achteruit.
De normale werking van het toestel wordt automatisch
hervat.
Als u de zender hebt verbonden met een daglichtlamp of
een andere stabiele gelijkstroombron van 12 V, selecteer
dan op het toestel om de normale werking te hervatten.
Begeleidingslijnen
KENNISGEVING
De begeleidingslijnen dienen alleen ter informatie en referentie.
U dient er zelf voor te zorgen dat u zich bewust blijft van uw
omgeving.
De begeleidingslijnen geven bij benadering een visuele
weergave weer van de baan van uw voertuig weer terwijl u
achteruit rijdt. Deze beelden zijn het meest accuraat als u de
begeleidingslijnen voor elke achteruitrijcamera uitlijnt. U dient de
functie voor begeleidingslijnen niet te gebruiken als u deze lijnen
niet hebt uitgelijnd.
De begeleidingslijnen uitlijnen
Voor optimale referentie moeten de begeleidingslijnen zijn
uitgelijnd met de buitenste randen van uw voertuig. U dient de
begeleidingslijnen voor elke achteruitrijcamera afzonderlijk uit te
lijnen.
1
Parkeer uw voertuig met een zijde parallel aan een
stoeprand, oprit of lijn van een parkeervak.
U kunt uw voertuig stoppen in het midden van een
parkeervak en daarna vooruit rijden tot in het volgende
parkeervak. Op die manier kunt u de parkeervaklijnen achter
het voertuig als referentiepunten gebruiken bij het uitlijnen.
De stoeprand, oprit of parkeervaklijnen moeten duidelijk
zichtbaar zijn op het toestel.
2
Selecteer in het hoofdmenu Instellingen >
Achteruitrijcamera.
3
Selecteer de camera die u wilt aanpassen en selecteer
Begeleidingslijnen > Pas begeleidingslijnen aan.
4
Gebruik de pijlen in de hoeken van het scherm om de
begeleidingslijnen te verplaatsen zodat ze overeenkomen
met de hoek en positie van de stoeprand, oprit of
parkeervaklijnen.
De begeleidingslijnen moeten precies op uw referentiepunten
liggen.
5
Gebruik de pijlen in het midden van het scherm om de
begeleidingslijnen naar boven of beneden te verplaatsen.
Het rode gedeelte van de begeleidingslijnen moet parallel
lopen aan de achterkant van uw voertuig.
6
Parkeer uw voertuig zo nodig opnieuw zodat nu de andere
zijde parallel aan een stoeprand, oprit of lijn van een
parkeervak staat, en herhaal het uitlijningsproces.
Probeer de begeleidingslijnen symmetrisch te houden, ook
als uw voertuig niet perfect parallel staat aan de stoeprand,
oprit, of parkeervaklijnen.
7
Selecteer wanneer de uitlijning voltooid is.
Begeleidingslijnen weergeven of verbergen
1
Selecteer in de cameraweergave > Begeleidingslijnen.
2
Schakel het selectievakje Toon begeleidingslijnen in of uit.
Uitlijning herstellen
U kunt de standaarduitlijning van de begeleidingslijnen
herstellen.
1
Selecteer Instellingen > Achteruitrijcamera.
2
Selecteer de camera die u wilt aanpassen en selecteer
Begeleidingslijnen > Herstel.
Meerdere camera's
U kunt maximaal vier draadloze camera's koppelen met de BC
30 ontvangerkabel. U kunt bijvoorbeeld één op uw voertuig
geïnstalleerde achteruitrijcamera koppelen en een tweede
camera die op een aanhanger is geïnstalleerd. In de
cameraweergave kunt u door de videofeeds van alle
gekoppelde camera's bladeren. U kunt ook de volgorde waarin
camera's verschijnen wijzigen wanneer u camera's wisselt. Zie
Maart 2015
Gedrukt in Taiwan 190-01838-35_0A
de BC 30 draadloze camera gebruikershandleiding voor
informatie over het koppelen van meerdere camera's.
Een zender koppelen met de ontvangerkabel
U kunt maximaal vier draadloze camera's koppelen met de BC
30 ontvangerkabel. Als u een pakket met een camera, zender
en ontvangerkabel hebt aangeschaft, zijn deze al in de fabriek
gekoppeld. Als de zender en de ontvangerkabel op de juiste
wijze zijn geïnstalleerd en u geen videobeelden ziet op het GPS-
toestel, kunt u de zender en de ontvanger nogmaals handmatig
koppelen.
1
Selecteer een optie:
Parkeer het voertuig.
Schakel de stabiele voedingsbron waarop de zender is
aangesloten uit.
2
Schakel het GPS-toestel dat is aangesloten op de
ontvangerkabel in.
3
Selecteer op het GPS-toestel Instellingen >
Achteruitrijcamera > Voeg nieuwe camera toe.
4
Volg de instructies op het scherm.
Schakelen tussen camera's
U kunt de videofeeds van alle gekoppelde camera's doorlopen.
Selecteer in de cameraweergave .
De videofeed van de volgende camera wordt weergegeven
en de cameranaam verschijnt boven in het scherm.
De cameravolgorde wijzigen
U kunt ook de volgorde waarin camera's verschijnen wijzigen
wanneer u camera's wisselt.
1
Selecteer Instellingen > Achteruitrijcamera.
2
Selecteer een camera.
3
Selecteer Stel standaardcamera in.
Er wordt een lijst met gekoppelde camera's weergegeven.
4
Sleep elke camera naar de gewenste locatie in de lijst.
Als u vanuit de cameraweergave van camera wisselt,
verschijnen de camera's in de vermelde volgorde, van boven
naar beneden. De camera boven aan de lijst is de
standaardcamera die als eerste wordt weergegeven wanneer
de cameraweergave verschijnt.
De naam van een camera wijzigen
U kunt de naam wijzigen die boven een camera in de
cameraweergave verschijnt. U kunt het beste een beschrijvende
naam gebruiken die de locatie van de camera duidelijk aangeeft.
1
Selecteer Instellingen > Achteruitrijcamera.
2
Selecteer een camera.
3
Selecteer Wijzig naam.
Een gekoppelde camera verwijderen
Als u al vier camera's hebt gekoppeld met uw BC 30
ontvangerkabel, dient u een gekoppelde camera te verwijderen
voordat u een nieuwe camera kunt koppelen.
1
Selecteer Instellingen > Achteruitrijcamera.
2
Selecteer een camera.
3
Selecteer Koppeling verwijderen.
Appendix
Specificaties
Ingangsspanning camera en
zender
Van 9 tot 28 V gelijkstroom
Zekering zender 500 mA, snelle zekering
Stroomverbruik camera en zender 150 mA bij 12 V gelijkstroom
Waterbestendigheid camera en
zender
IEC 60529 IPX7*
Temperatuurbereik camera Van -40° tot 85°C (van -40° tot
185°F)
Temperatuurbereik zender en
ontvangerkabel
Van -20° tot 70°C (van -4° tot
158°F)
Ingangsspanning ontvangerkabel Van 10 tot 24 V
Zekering ontvangerkabel 2 A, 250 V
*Het toestel is bestand tegen incidentele blootstelling aan water
tot een diepte van 1 meter gedurende maximaal 30 minuten. Ga
voor meer informatie naar www.garmin.com/waterrating.
Garmin
®
en het Garmin logo zijn handelsmerken van Garmin Ltd. of haar dochtermaatschappijen, geregistreerd in de Verenigde Staten en andere landen. BC
is een handelsmerk van Garmin Ltd. of haar
dochtermaatschappijen. Deze handelsmerken mogen niet worden gebruikt zonder de uitdrukkelijke toestemming van Garmin.
© 2015 Garmin Ltd. of haar dochtermaatschappijen www.garmin.com/support
  • Page 1 1
  • Page 2 2

Garmin BC 30 tradlst ryggekamera Handleiding

Type
Handleiding