Utax LF 85 Handleiding

Type
Handleiding
UTAX LF 85
your office partner
INSTRUCTIEHANDLEIDING
Lees altijd de instructiehandleiding alvorens
de faxmachine in gebruik te nemen. Bewaar de
handleiding op de daarvoor bestemde plaats,
zodat deze gemakkelijk beschikbaar is.
Windows™ en MS-DOS® zijn wettig gedeponeerde handelsmerken van
Microsoft Corporation.
IBM en IBM PC/AT zijn wettig gedeponeerde handelsmerken van International
Business Machines, Inc.
Centronics is een wettig gedeponeerde handelsmerk van Centronics
Corporation.
HP PCL is een handelsmerk van Hewlett-Packard Corporation.
LaserFax is een wettig gedeponeerde handelsmerk van WordCraft
International Limited.
Symantec en WinFaxPro zijn wettig gedeponeerde handelsmerken van
Symantec Corporation.
Adobe en Photoshop zijn handelsmerken van Adobe Systems Incorporated.
Xerox en TextBridge Pro 96/98 zijn handelsmerken van Xerox Corporation.
Alle andere bedrijfsnamen en productnamen zijn handelsmerken of wettig
gedeponeerde handelsmerken van hun respectievelijke eigenaren.
UTAX GmbH Norderstedt heeft als deelnemer in het ENERGY STAR
programma vastgesteld dat dit product voldoet aan de ENERGY STAR
richtlijnen voor energiebesparing.
Het ENERGY STAR programma is een energiebesparingsplan dat door de
milieubeschermingsorganisatie van de overheid van de Verenigde Staten is
opgesteld als antwoord op de milieuproblematiek met als doel de
ontwikkeling en het gebruik van meer energiebesparende kantoorapparatuur
te bevorderen.
* ENERGY STAR is een wettig gedeponeerd handelsmerk in de Verenigde
Staten.
Belangrijk! Eerst dit lezen, a.u.b.!
Dit hoofdstuk bevat opmerkingen en
voorzorgsmaatregelen die u dient te lezen voordat
u het faxapparaat voor het eerst gebruikt, zodat u
deze op een veilige en juiste wijze bedient.
Bediening van het faxapparaat (basis)
Dit hoofdstuk bevat de beschrijvingen van het
bijvullen van papier tot en met de basisbediening
van het faxapparaat. De procedure in dit hoofdstuk
voor het bijvullen van papier moet gelezen worden,
zelfs wanneer u het faxapparaat gebruikt als een
printer of voor kopieerdoeleinden.
Diverse kopieerfuncties
Dit hoofdstuk bevat informatie over procedures
voor het maken van kopieën van documenten. Een
aantal handige kopieerfuncties, zoals de
standaardkopiëren, groepeerkopiëren,
storteerkopiëren en dubbelzijdig kopiëren zijn
beschikbaar.
Bediening van het faxapparaat (diverse
functies)
Dit hoofdstuk bevat de beschrijvingen van de
verzend- en ontvangprocedures die iets
uitgebreider zijn dan de basisbediening, waaronder
communicaties die gebruik maken van de timer en
rondzendingen die het mogelijk maken hetzelfde
document automatisch naar meerdere
bestemmingen te verzenden.
Vervangen van verbruiksmaterialen en
onderhoud
Dit hoofdstuk bevat de beschrijvingen van het
vervangen van de beeldeenheid en de
tonercartridge, en het schoonmaken van de
binnenkant van het faxapparaat.
Storingzoeken
Dit hoofdstuk bevat de beschrijvingen van het
verhelpen van problemen die zich tijdens het
dagelijks gebruik van het faxapparaat kunnen
voordoen, zoals communicatiestoringen en
papierstoringen, en bevat tevens informatie over
procedures voor het verhelpen van storingen.
Bediening van het faxapparaat (overige
functies)
Dit hoofdstuk bevat de beschrijvingen van de meer
ingewikkelde functies van het faxapparaat die, bij
gebruik ervan, van uw faxapparaat een nog
handiger stuk gereedschap maken.
Afdrukken van beheerrapporten en -lijsten
Dit hoofdstuk bevat de beschrijvingen van het
afdrukken van de verschillende beheerrapporten
en -lijsten die belangrijke informatie bevatten over
de faxcommunicaties en de instellingen.
Overige instellingen en registratie
Dit hoofdstuk bevat de beschrijvingen van
bepaalde instellingen die gebruikers zelf kunnen
maken. Raadpleeg dit hoofdstuk voor het
veranderen van de standaardinstellingen.
Opties
Dit hoofdstuk bevat beschrijvingen van het gebruik
wanneer één of meerdere opties in dit faxapparaat
zijn aangebracht. De beschikbare opties voor
gebruik met dit faxapparaat zijn: de optionele
cassette, de optionele RS-232C-kaart, de optionele
printerkaart en de optionele tweelijnenset.
Informatie
Dit hoofdstuk bevat informatie over
stromingschema’s van de bediening,
beschrijvingen van storingscodes, en de
technische gegevens van het faxapparaat.
Gebruik van deze instructiehandleiding
De bedieningsprocedures en beschrijvingen in deze instructiehandleiding zijn onderverdeeld in
verschillende hoofdstukken, zodat zowel mensen die voor het eerst een faxapparaat gebruiken als
mensen die goed bekend zijn met het bedienen van een faxapparaat, dit faxapparaat op de juiste wijze,
efficiënt en relatief gemakkelijk kunnen bedienen. Onderstaand wordt ter informatie van ieder hoofdstuk
een korte omschrijving gegeven.
Symbolen
Het symbool geeft aan dat deze paragrafen veiligheidswaarschuwingen bevatten.
Punten die speciale aandacht vragen, zijn naast dit symbool aangeduid.
...........[Algemene waarschuwing]
...........[Waarschuwing of gevaar voor elektrische schok]
...........[Waarschuwing voor hoge temperatuur]
Het symbool geeft aan dat deze paragraaf inlichtingen over verboden handelingen bevat.
Bijzonderheden over de verboden handeling zijn naast dit symbool aangeduid.
...........[Waarschuwing voor verboden handeling]
...........[Verboden demontage]
Het
symbool geeft aan dat deze paragraaf inlichtingen bevat over handelingen die
uitgevoerd moeten worden. Bijzonderheden over de verlangde handeling zijn naast dit
symbool aangeduid.
...........[Pas op voor verboden handeling]
...........[Trek de stekker uit het stopcontact]
...........[Sluit de facsimile altijd op een geaard stopcontact aan]
Neem a.u.b. contact met uw dealer op om een vervangende handleiding te bestellen als de
veiligheidswaarschuwingen in de handleiding onleesbaar zijn of als de handleiding zelf
ontbreekt. (tegen vergoeding van kosten)
Lees a.u.b. altijd de instructiehandleiding alvorens de facsimile in gebruik te nemen.
Bewaar deze in de nabijheid van de facsimile om er gemakkelijk een beroep op te doen.
De paragrafen van deze instructiehandleiding en de onderdelen van deze facsimile die met symbolen
aangegeven worden, zijn veiligheidswaarschuwingen. Ze zijn bedoeld om de gebruiker, andere personen
en voorwerpen in de omgeving van de facsimile te beschermen en een juist en veilig gebruik van deze
facsimile te verzekeren. De symbolen en hun betekenis zijn hieronder aangeduid.
GEVAAR: Geeft aan dat onvoldoende aandacht voor of onjuiste navolging van deze punten
waarschijnlijk zwaar letsel of zelfs de dood tot gevolg zal hebben.
VOORZICHTIG: Geeft aan dat onvoldoende aandacht voor of onjuiste navolging van deze punten
mogelijk zwaar letsel of zelfs de dood tot gevolg kan hebben.
VOORZICHTIG: Geeft aan dat onvoldoende aandacht voor of onjuiste navolging van deze punten
persoonlijk letsel of materiële schade in de omgeving van de facsimile tot gevolg kan
hebben.
<Opmerking>
Als gevolg van voortdurend aangebrachte verbeteringen is deze instructiehandleiding
onderhevig aan veranderingen zonder voorafgaande kennisgeving.
I
Inhoud
De FOUT indicator licht op.....................................6-2
De GEHEUGEN indicator licht op..........................6-2
Deze mededeling wordt afgebeeld ........................6-2
Een stroomstoringsrapport wordt afgedrukt .......6-3
Papierstoring...........................................................6-4
Documentstoring ....................................................6-7
Storingzoektabellen................................................6-8
+RRIGVWXN6 Storingzoeken
+RRIGVWXN Vervangen van
verbruiksmaterialen en
onderhoud
Vervangen van de tonercartridge..........................5-2
Vervangen van de beeldeenheid ...........................5-4
Schoonmaken binnenin het faxapparaat..............5-5
(1) Schoonmaken van de hoofdlader...................5-5
(2) Schoonmaken van het scangedeelte van de
automatische documenteninvoer..................5-6
+RRIGVWXN Belangrijk! Eerst dit lezen,
a.u.b.
+RRIGVWXN Bediening van het
faxapparaat (basis)
+RRIGVWXN Maken van kopieën
Waarschuwingsetiketten.................................1-2
VOORZORGSMAATREGELEN BIJ
INSTALLATIE..................................................1-2
VOORZORGSMAATREGELEN VOOR
GEBRUIK ........................................................1-3
Namen van de onderdelen .....................................2-2
(1) Behuizing........................................................2-2
(2) Bedieningspaneel...........................................2-4
Voorbereiding..........................................................2-6
(1) Voorzorgsmaatregelen bij het transporteren
van het faxapparaat......................................2-6
(2) Bevestigen van de bijgeleverde etiketten.......2-6
(3) Bijvullen van papier ........................................2-6
(4) Aansluiten van het netsnoer...........................2-7
(5) Opwarmen......................................................2-7
Functies en mogelijkheden van dit faxapparaat ..2-8
(1) Uitgangsstand.................................................2-8
(2) Bestandsnummer ...........................................2-8
(3) F-code gebaseerde communicatie.................2-8
(4) Tweevoudige-bedieningsfunctie.....................2-9
(5) Dubbelzijdige faxontvangst...........................2-11
(6) Verzamel-verzending....................................2-11
(7) ECM-communicatie(foutcorrectiefunctie)......2-11
(8) Wachtwoord-ontvangst
(beperkte-communicatie)............................2-11
(9) Automatische uitschakelfunctie....................2-11
(10) Automatische wisfunctie.............................2-11
(11) Geheugenontvangst...................................2-11
(12) Geheugen-reservefunctie...........................2-11
Verzenden van documenten
(Automatische faxverzending)...........................2-12
Ontvangen van documenten
(Automatische faxontvangst) ............................2-17
Annuleren van een communicatie.......................2-18
One-touch-toetsen ................................................2-19
(1) Registreren...................................................2-19
(2) Veranderen en uitwissen..............................2-20
(3) Afdrukken van een one-touch-toetsenlijst en
verkorte nummerlijst ...................................2-20
Invoeren van schrijftekens...............................2-21
Verkorte nummers ................................................2-22
(1) Registreren...................................................2-22
(2) Veranderen en uitwissen..............................2-23
(3) Kiezen...........................................................2-24
Alfabetische lijst ...................................................2-25
Standaardkopiëren en groepeerkopiëren.............3-2
Sorteerkopiëren ......................................................3-3
Dubbelzijdig kopiëren (enkelzijdig naar
dubbelzijdig)..........................................................3-4
Dubbelzijdig kopiëren (dubbelzijdig naar
dubbelzijdig)..........................................................3-5
Dubbelzijdig kopiëren (dubbelzijdig naar
enkelzijdig) ............................................................3-6
+RRIGVWXN
Bediening van het
faxapparaat (diverse functies)
Klaarstaande-verzending .......................................4-2
Onderbrekende verzendfunctie .............................4-2
Communicaties die gebruik maken van de
timer .......................................................................4-2
Rondzenden ............................................................4-3
Handmatige faxverzending ....................................4-4
Handmatige faxontvangst ......................................4-4
Automatische TEL/FAX omschakeling .................4-5
Faxontvangst met telefoonbeantwoorder ............4-6
Opnieuw kiezen.....................................................2-26
(1) Automatisch opnieuw kiezen........................2-26
(2) Handmatig opnieuw kiezen ..........................2-26
II
Inhoud
Faxontvangst-op-afstand .......................................7-2
(1) Bediening........................................................7-2
(2) Veranderen van het codenummer voor
faxontvangst-op-afstand...............................7-2
Document-ophalen .................................................7-2
(1) Document-ophalen-verzending vanaf de
automatische documenteninvoer..................7-2
(2) Document-ophalen-verzending vanuit het
geheugen......................................................7-3
(3) Document-ophalen-ontvangst ........................7-3
(4) Herhaalde-document-ophalen-ontvangst.......7-4
(5) Omgekeerd-document-ophalen......................7-5
(6) F-code gebaseerde vertrouwelijk document-
ophalen-ontvangst........................................7-5
(7) Documenten opslaan in een vertrouwelijke
postbus (F-code gebaseerde vertrouwelijk
document-ophalen-verzending)....................7-6
F-code gebaseerde vertrouwelijke
communicatie........................................................7-7
(1) Registreren van vertrouwelijke postbussen....7-7
(2) Uitwissen van vertrouwelijke postbussen.......7-8
(3) F-code gebaseerde vertrouwelijke
verzending....................................................7-8
(4) Afdrukken van documenten vanuit een
vertrouwelijke postbus..................................7-9
(5) Afdrukken van een vertrouwelijk
postbusrapport............................................7-10
(6) Afdrukken van een vertrouwelijke
bestandslijst................................................7-10
F-code gebaseerde relais-rondzending ..............7-11
(1) Registreren van relais-postbussen...............7-11
(2) Uitwissen van relais-postbussen..................7-12
(3) Verzenden van documenten.........................7-13
(4) Afdrukken van een relais-postbusrapport.....7-13
Encryptie-communicatie ......................................7-14
(1) Registreren of veranderen van
encryptiesleutels.........................................7-14
(2) Vereiste bediening........................................7-15
(3) Afdrukken van een encryptiesleutellijst ........7-15
Faxdoorsturen AAN/UIT .......................................7-16
Groeptoetsen.........................................................7-16
(1) Registreren...................................................7-16
(2) Veranderen en uitwissen..............................7-17
(3) Gebruiken van een groeptoets.....................7-18
(4) Afdrukken van een groeplijst........................7-18
Combinatietoetsen................................................7-18
(1) Registreren...................................................7-18
(2) Veranderen en uitwissen..............................7-19
(3) Gebruiken van een combinatietoets.............7-20
(4) Afdrukken van een combinatielijst................7-20
Programmatoetsen ...............................................7-20
+RRIGVWXN Bediening van het
faxapparaat (overige
functies)
(1) Registreren...................................................7-20
(2) Veranderen en uitwissen..............................7-24
(3) Gebruiken van een programmatoets............7-25
(4) Afdrukken van een programmalijst...............7-25
Beperkte-toegang .................................................7-25
(1) Beperkte-toegang AAN/UIT..........................7-26
(2) Registreren van gebruikerscodes.................7-26
(3) Uitwissen van gebruikerscodes....................7-27
(4) Mededelingendisplay van de uitgangsstand
(beperkte-toegang staat AAN)....................7-27
(5) Invoeren van uw toegangscode....................7-28
(6) Afdrukken van de gebruikerscodelijst...........7-28
(7) Veranderen van het hoofdwachtwoord.........7-28
Activiteitenrapport ..................................................8-2
(1) Automatisch afdrukken...................................8-2
(2) Handmatig afdrukken .....................................8-2
Verzendrapport .......................................................8-2
Ontvangstrapport....................................................8-3
Timer-verzendrapport
(geheugen-invoerrapport)....................................8-3
(1) Automatisch afdrukken...................................8-3
(2) Handmatig afdrukken .....................................8-4
Eigen-gegevenslijst ................................................8-4
Bevestigingsrapport ...............................................8-4
Beperkte-toegangsrapport.....................................8-5
(1) Automatisch afdrukken...................................8-5
(2) Handmatig afdrukken .....................................8-5
+RRIGVWXN Afdrukken van
beheerrapporten en -lijsten
Instellen van de datum en de tijd ..........................9-2
Registreren van informatie over uw eigen station
(faxnummer en naam)...........................................9-2
TTI-informatie verzenden AAN/UIT........................9-3
Ontvangstdatum en -tijd afdrukken AAN/UIT.......9-3
Voorbeeldafdruk op rapport AAN/UIT...................9-4
Taal op de mededelingendisplay en in de
rapporten/lijsten....................................................9-4
Wachtwoord-ontvangst AAN/UIT ..........................9-5
Luidsprekervolume.................................................9-5
Alarm AAN/UIT ........................................................9-6
Luidspreker AAN/UIT..............................................9-6
Bulletinboard AAN/UIT ...........................................9-7
Superfijnfunctie AAN/UIT .......................................9-7
Instellen van het papierformaat.............................9-8
Dubbelzijdige faxontvangst AAN/UIT....................9-8
Aantal malen overgaan van de bel ........................9-9
+RRIGVWXN Overige instellingen en
registratie
III
Inhoud
Optionele cassette ................................................10-2
(1) Instellen van het papierformaat....................10-2
(2) Instellen van de papierinvoerfunctie.............10-3
RS-232C-kaart .......................................................10-4
(1) Namen van de onderdelen...........................10-4
(2) Mogelijkheden van de RS-232C-kaart..........10-4
(3) Voorzorgsmaatregelen.................................10-4
(4) Aansluiten van het faxapparaat op uw
computer.....................................................10-5
(5) RS-232C-functie AAN/UIT............................10-5
(6) PC-faxontvangst AAN/UIT............................10-6
(7) Aanbevolen computerconfiguratie................10-6
(8) Installeren van het TWAIN systeem.............10-6
(9) Aanbevolen softwareprogramma’s...............10-7
(10) Instellen van de scanparameters................10-7
(11) Scannen .....................................................10-7
(12) Foutmededelingen......................................10-7
(13) Verwijderen van het TWAIN systeem.........10-8
Printerkaart............................................................10-9
Windows 95/98 ..................................................10-9
(1) Namen van de onderdelen...........................10-9
(2) Aansluiten van de printer op uw computer...10-9
(3) Aanbevolen computerconfiguratie................10-9
(4) Installeren van het printerstuurprogramma...10-9
(5) Aansluiten op de printer in Windows 95/98
en afdrukken van een testpagina..............10-10
(6) Instellen van de afdrukparameters.............10-10
(7) Beheren van het afdrukproces ...................10-11
(8) Verwijderen van het
printerstuurprogramma.............................10-12
(9) Voorzorgsmaatregelen bij het afdrukken..10-12
Windows NT4.0...........................................10-13
(1) Namen van de onderdelen.........................10-13
(2) Aansluiten van de printer op uw computer...10-13
(3) Aanbevolen computerconfiguratie..............10-13
(4) Installeren van het printerstuurprogramma..10-13
(5) Aansluiten op de printer in Windows NT 4.0
en afdrukken van een testpagina..............10-13
(6) Instellen van de afdrukparameters.............10-13
(7) Beheren van het afdrukproces ...................10-14
(8) Verwijderen van het
printerstuurprogramma.............................10-15
(9) Voorzorgsmaatregelen bij het afdrukken..10-16
+RRIGVWXN Opties
Technische gegevens...........................................11-2
Tabel met beschikbare schrijftekens ..................11-2
Aanhangsel 1: Stroomschema van de functies ..11-3
Aanhangsel 2: Storingscodetabellen..................11-6
Laserveiligheid......................................................11-8
+RRIGVWXN Informatie
Windows 3.1 ...............................................10-16
(1) Namen van de onderdelen.........................10-16
(2) Aansluiten van de printer op uw computer..10-16
(3) Aanbevolen computerconfiguratie..............10-16
(4) Installeren van het printerstuurprogramma..10-16
(5) Aansluiten op de printer in Windows 3.1....10-16
(6) Instellen van de afdrukparameters.............10-17
(7) Beheren van het afdrukproces ...................10-18
(8) Verwijderen van het
printerstuurprogramma.............................10-19
(9) Voorzorgsmaatregelen bij het afdrukken....10-19
PCL 4.5 Emulatie.................................................10-20
(1) Beschrijving................................................10-20
(2) Afdrukken ...................................................10-20
Tweelijnenset ......................................................10-21
(1) De tweelijnenfunctie ...................................10-21
(2) Namen van de onderdelen.........................10-21
(3) Registreren van informatie over uw eigen
station (faxnummer en naam) (lijn 2)........10-22
(4) Voorrang verzend-telefoonlijn AAN/UIT
(lijn 2)........................................................10-22
(5) Annuleren van een communicatie (lijn 2) ...10-23
(6) Aantal malen overgaan van de bel
(lijn 2)........................................................10-24
(7) Veranderen van de automatische
ontvangfunctie (lijn 2)................................10-24
(8) Faxdoorsturen AAN/UIT (lijn 2) ..................10-25
(9) Registreren en uitwissen van vertrouwelijke
postbussen (lijn 2).....................................10-25
(10) Afdrukken van documenten vanuit een
vertrouwelijke postbus (lijn 2) .................10-26
(11) Registreren en uitwissen van relais-
postbussen (lijn 2)...................................10-26
Bevestigingsfunctie voor one-touch-kiezen
AAN/UIT .................................................................9-9
Veranderen van de automatische ontvangfunctie
.9-10
Automatisch uitschakeltijd ..................................9-10
Diagnose-op-afstand AAN/UIT.............................9-11
+RRIGVWXN
Belangrijk!
Eerst dit lezen, a.u.b.
1-1
VOORZORGSMAATREGELEN BIJ INSTALLATIE
1-2
WAARSCHUWINGSETIKETTEN
Uit veiligheidsoverwegingen zijn er op de volgende plaatsen waarschuwingsetiketten op de
facsimile geplakt. WEES VOLDOENDE VOORZICHTIG om brand of een elektrische schok
tijdens het verwijderen van vastgelopen papier of het vervangen van toner te voorkomen.
Etiket 2
Hoge temperatuur binnenin.
Raak geen onderdelen in deze
omgeving aan, want er is
verbrandingsgevaar. ............
Etiket 1
Hoge spanning binnenin. Raak
NOOIT onderdelen in deze
omgeving aan, want er bestaat
gevaar voor een elektrische
schok. ..................................
OPMERKING: verwijder deze etiketten NIET.
Omgeving
VOORZICHTIG
• Zet de facsimile niet op plaatsen die onstabiel of niet
vlak zijn. Dit soort plaatsen kunnen de facsimile doen
vallen of kantelen. Deze toestand betekent gevaar
voor persoonlijk letsel of schade aan de facsimile. .......
• Vermijd vochtige, stoffige of vuile plaatsen. Als er stof
of vuil op de stekker zitten, maak de stekker dan
schoon om de mogelijkheid van brand of een
elektrische schok te vermijden. .....................................
• Zet de facsimile niet bij radiatoren,
verwarmingstoestellen of andere warmtebronnen, of
op plaatsen bij brandbare materialen, om brand te
voorkomen. ...................................................................
• Om de facsimile koel te houden, en het vervangen van
onderdelen en het onderhoud te vergemakkelijken
moet u voldoende toegangsruimte overlaten zoals
hieronder is aangegeven.
Laat voldoende ruimte over, vooral in de buurt van het
achterdeksel, om de lucht op de juiste manier uit de
facsimile te laten stromen. ............................................
1-3
VOORZORGSMAATREGELEN BIJ INSTALLATIE
Andere voorzorgsmaatregelen
• Ongunstige omstandigheden kunnen de veilige
bediening en juiste werking van de facsimile nadelig
beïnvloeden. Installeer de facsimile op een plaats met
airconditioning (aanbevolen kamertemperatuur:
ongeveer 20°C, relatieve luchtvochtigheid: ongeveer
65%) en vermijd de volgende plaatsen bij het kiezen
van een plek voor de facsimile.
. Vermijd plaatsen bij een raam of die aan direct
zonlicht blootstaan.
. Vermijd plaatsen waar trillingen voorkomen.
. Vermijd plaatsen met drastische
temperatuurwisselingen.
. Vermijd plaatsen die direct aan warme of koude lucht
blootstaan.
. Vermijd slecht geventileerde plaatsen.
Stroomvoorziening/Aarden van de
facsimile
VOORZICHTIG
• Gebruik GEEN stroomvoorziening met een voltage dat
hoger dan het aangeduide is. Sluit geen andere
stekkers op hetzelfde stopcontact aan. Deze
toestanden betekenen een gevaar voor brand of
elektrische schok. ..........................................................
Waarschuwingen bij gebruik van de
facsimile
VOORZICHTIG
• Plaats GEEN metalen voorwerpen of houders met
water (bloemenvazen, bloempotten, kopjes, enz.) op of
dicht bij de facsimile. Deze betekenen een gevaar voor
brand of een elektrische schok als ze in de facsimile
zouden vallen. ...............................................................
• Verwijder GEEN van de deksels van de facsimile
aangezien er gevaar voor een elektrische schok
bestaat door onderdelen in de facsimile die onder
hoogspanning staan. ....................................................
• Beschadig of breek het stroomsnoer NIET en probeer
het ook niet te repareren. Plaats GEEN zware
voorwerpen op het snoer, trek er niet aan en buig het
niet onnodig en veroorzaak ook geen andere soort
schade.
Deze toestanden betekenen een gevaar voor brand of
een elektrische schok. ..................................................
• Probeer NOOIT de facsimile te repareren of
demonteren, aangezien er gevaar voor brand,
elektrische schok of schade aan de laser bestaat. Als
er een laserstraal ontsnapt, kan dit blindheid
veroorzaken. .................................................................
• Als de facsimile buitengewoon warm wordt of er rook
uit de facsimile komt, er een vreemde geur is of als er
zich enige andere abnormale toestand voordoet, is er
gevaar voor brand of een elektrische schok. Verwijder
de stekker uit het stopcontact en neem contact met
uw dealer op. ................................................................
• Als er iets dat schadelijk kan zijn (paperclips, water,
andere vloeistoffen, enz.) in de facsimile valt, verwijder
de stekker onmiddellijk uit het stopcontact om gevaar
voor brand of een elektrische schok te voorkomen.
Neem vervolgens contact met uw dealer op. ................
• Verwijder de stekker NIET en steek hem ook NIET in
het stopcontact met natte handen, aangezien er
gevaar voor een elektrische schok bestaat. .................
• Trek uit veiligheidsoverwegingen ALTIJD de stekker
van het netsnoer uit het stopcontact alvorens de
hoofdlader schoon te maken. ........................................
• Neem ALTIJD contact op met de servicedienst van
uw dealer voor onderhoud en reparatie van inwendige
onderdelen. ..................................................................
• Steek de stekker stevig in het stopcontact. In het geval
metalen voorwerpen in aanraking komen met de
pootjes van de stekker, kan brand of elektrische
schokken veroorzaakt worden. .....................................
• Ter voorkoming van brand of elektrische schokken in
geval van kortsluiting, de facsimile steeds aansluiten
op een geaard stopcontact. Als er geen geaarde
aansluiting mogelijk is, neem dan contact met uw
dealer op. ......................................................................
Andere voorzorgsmaatregelen
• Sluit de facsimile NIET aan op hetzelfde stopcontact
als een airconditioner, kopieermachine, enz.
• Steek de stekker van het netsnoer in het
dichtstbijzijnde stopcontact bij de facsimile.
Hanteren van plasticzakken
VOORZICHTIG
• Houd de plasticzakken die met de facsimile gebruikt
worden, uit de buurt van kinderen. Het plastic kan
tegen hun neus en mond blijven vastzitten en
verstikking veroorzaken. ...............................................
VOORZORGSMAATREGELEN VOOR GEBRUIK
1-4
VOORZORGSMAATREGELEN VOOR GEBRUIK
VOORZICHTIG
• Trek NIET aan het netsnoer wanneer u de stekker uit
het stopcontact wilt halen. Wanneer u aan het
netsnoer trekt, kunnen de draden erin breken en
bestaat er gevaar voor brand of een elektrische schok.
(Pak ALTIJD de stekker vast wanneer u deze uit het
stopcontact wilt trekken.) ..............................................
• Verwijder ALTIJD het stroomsnoer uit het stopcontact
als de facsimile verplaatst wordt. Wanneer het
netsnoer beschadigd raakt, bestaat er gevaar voor
brand of een elektrische schok. ....................................
• Houd de facsimile ALTIJD alleen aan de aangeduide
onderdelen vast als u deze optilt of verplaatst. .............
• In het geval zich stof verzameld heeft in de facsimile,
bestaat er gevaar voor brand of ander storingen. Het
wordt daarom aanbevolen contact op te nemen met
uw dealer met betrekking tot het reinigen van
inwendige onderdelen. Dit is in het bijzonder effectief
in het geval u dit doet voor het seizoen met hoge
luchtvochtigheid. Neem contact op met uw dealer
voor een kostenraming voor het reiningen van de
inwendige onderdelen van de facsimile. ......................
• Trek uit veiligheidsoverwegingen ALTIJD de stekker
uit het stopcontact alvorens
schoonmaakwerkzaamheden uit te voeren. ................
Andere voorzorgsmaatregelen
• Plaats GEEN zware voorwerpen op de facsimile en
veroorzaak ook geen andere schade aan de facsimile.
• Tijdens het verzenden, ontvangen en kopiëren het
voordeksel NIET openen, de hoofdschakelaar niet
uitzetten en de stekker niet uit het stopcontact trekken.
• Tijdens het afdrukken komt er een beetje ozon vrij,
maar de hoeveelheid ozon heeft geen kwalijke
gevolgen voor de gezondheid. Als de facsimile echter
over langere tijd in een slecht geventileerde ruimte
gebruikt wordt, of wanneer er een extreem groot aantal
kopieën gemaakt wordt, kan de geur onaangenaam
worden. Zorg ervoor dat de kamer goed geventileerd
wordt om goede werkomstandigheden voor de
facsimile te garanderen.
• De facsimile mag alleen maar binnen het land van
aankoop gebruikt worden aangezien de veiligheids- en
communicatienormen in elk land verschillend zijn. (De
internationale communicatienormen maken
daarentegen de communicatie tussen landen
mogelijk.)
• Het is mogelijk dat de facsimile onbruikbaar is in
gebieden met telefoonlijnen of communicatie-
omstandigheden van slechte kwaliteit.
• "CALL WAITING" (wachtend telefoongesprek) of
andere bijkomende diensten van de
telefoonmaatschappij die hoorbare tonen of klikken in
de lijn veroorzaken, kunnen de facsimileverbinding
onderbreken of beëindigen.
• Raak elektrische onderdelen, zoals aansluitingen en
printplaten, NIET met uw handen aan. Deze kunnen
beschadigd worden door statische elektriciteit.
• Probeer GEEN handelingen uit te voeren die niet in
deze handleiding uitgelegd worden.
• VOORZICHTIG: Het gebruik van bedieningsorganen,
maken van instellingen en uitvoeren van procedures
anders dan welke in deze instructiehandleiding zijn
beschreven kan leiden tot blootstelling aan gevaarlijke
straling.
• Lever lege batterijen in op de plaats van aankoop.
Waarschuwingen bij het hanteren
van verbruiksmaterialen
VOORZICHTIG
• Voorkom dat u toner inademt, inslikt, op uw huid krijgt
of in uw ogen krijgt. Wanneer u toner inslikt, verdunt u
uw maaginhoud door veel water te drinken en
raadpleegt u een dokter. Wanneer u toner op uw huid
krijgt, wast u deze met water en zeep. Wanneer u
toner in uw ogen krijgt, spoelt u deze zorgvuldig uit
met water en raadpleegt u een dokter. .........................
• Langdurige inademing van grote hoeveelheden
tonerstof kan tot longbeschadiging leiden. Het gebruik
van dit product volgens de voorschriften, heeft geen
inademing van grote hoeveelheden tonerstof tot
gevolg. ...........................................................................
• Verbrand toner en tonercartridges niet. Daarbij
kunnen gevaarlijke vonken ontstaan die brandwonden
kunnen veroorzaken. ...................................................
• Houd uit de buurt van kinderen. ....................................
Andere voorzorgsmaatregelen
• Lees bij het hanteren van verbruiksmaterialen altijd de
veiligheidsinstructies die bij de doos gevoegd zijn of op
de houder staan afgedrukt.
• Voor het wegwerpen van de toner en de tonerhouder,
de nationale en plaatselijke voorschriften opvolgen die
hierop van toepassing zijn.
• Als de verbruiksmaterialen in een ruimte met hoge
luchtvochtigheidsgraad gebruikt of bewaard worden,
bewaar ze dan in een kast.
+RRIGVWXN
Bediening van het
faxapparaat (basis)
2-1
Namen van de onderdelen
(1) Behuizing
2-2
Bediening van het faxapparaat (basis)
1 Bedieningspaneel…Gebruiken om het faxapparaat te bedienen.
2 Documententafel…Plaats hier de te verzenden of te kopiëren documenten.
3 Documentengeleiders…Aanpassen aan de breedte van de documenten.
4 Deksel van de automatische documenteninvoer (ADF)…Openen wanneer documenten vastlopen.
5 Ontspanknop van de behuizing…Bedienen om de behuizing van het faxapparaat te openen.
6 Documentenuitvoertafel…Nadat ze zijn uitgevoerd, worden de documenten op deze tafel uitgevoerd.
7 Papieruitvoertafel…Nadat ze zijn uitgevoerd, worden de ontvangen documenten en gemaakte kopieën op deze tafel uitgevoerd.
8 Verlenging van de papieruitvoertafel…Openklappen wanneer u documenten ontvangt of kopieën maakt.
9 Cassette…Maximaal 500 vellen standaardpapier (van 75 g/m
2
tot en met 80 g/m
2
) kunnen hierop worden geplaatst.
0 Afdekplaat…Klap deze plaat naar boven of naar beneden om toegang te verkrijgen tot het gewenste one-touch-toetsnummer.
! Duplexeenheid…Openen in geval een papierstoring is opgetreden in de cassette tijdens het afdrukken van een dubbelzijdige faxontvangst
(afdrukken op beide kanten van het papier) of tijdens het maken van dubbelzijdige kopieën.
13
2
0
4
7
!
%
8
5
9
6
(Vooraanzicht)
2-3
+RRIGVWXN Bediening van het faxapparaat (basis)
@ Beeldeenheid…Dit onderdeel van het faxapparaat speelt een zeer belangrijke functie bij het creëren van het beeld op de ontvangen
documenten en kopieën. Wanneer een mededeling wordt afgebeeld die zegt dat u de beeldeenheid moet vervangen, vervangt u de oude
beeldeenheid door een nieuwe.
# Tonercartridge…Wanneer een mededeling wordt afgebeeld die zegt dat u de tonercartridge moet vervangen, vervangt u de oude
tonercartridge door een nieuwe.
$ Ontgrendelhendel van de tonercartridge…Bedien deze hendel wanneer u de tonercartridge vervangt.
% Transporthandgrepen…Houd het faxapparaat aan deze handgrepen vast bij het transporteren.
^ Telefoontoestel-aansluiting…Gebruik deze aansluiting voor het aansluiten van een afzonderlijk aangeschaft telefoontoestel.
* Deze aansluiting is niet beschikbaar op faxapparaten die in Nederland en Ierland zijn gekocht.
& Telefoonlijn-aansluiting…Gebruik deze aansluiting voor het aansluiten van het faxapparaat op een telefoonlijn met behulp van het
modulair snoer.
* Netsnoer-aansluiting…Sluit het netsnoer op deze aansluiting aan.
%
^
&
*
$
@
#
(Achteraanzicht)
(Binnenaanzicht)
2-4
+RRIGVWXN Bediening van het faxapparaat (basis)
1 STOP toets…Hierop drukken om de in uitvoering zijnde bediening
te stoppen, naar de uitgangsstand terug te keren of de
documenten uit de automatische documenteninvoer (ADF) uit te
voeren.
2 KOPIE/SPATIE toets…Hierop drukken om kopieën te maken of
om een schrijfteken in een spatie te veranderen tijdens het
invoeren van de naam of het faxnummer van de andere partij.
3 START toets…Hierop drukken om te beginnen met verzenden,
handmatig ontvangen of andere bedieningen.
4 VERWIJDEREN/HOORN OP HAAK toets…Hierop drukken om
een geregistreerd faxnummer of andere informatie te verwijderen
tijdens het registreren en uitwissen van informatie in een bepaalde
functie, of om te kiezen zonder dat het noodzakelijk is de hoorn
van een afzonderlijk aangeschaft telefoontoestel van de haak te
nemen.
5 HOORN OP HAAK indicator…Licht op wanneer op de
VERWIJDEREN/HOORN OP HAAK toets wordt gedrukt terwijl de
hoorn nog “op de haak” ligt.
6 PAUZE/OPNIEUW KIEZEN toets…Hierop drukken om het laatst
gekozen nummer nogmaals te kiezen. Druk tevens hierop tijdens
het registreren van het faxnummer van de bestemming onder een
verkort nummer of een one-touch-toets om op dat punt tijdens het
kiezen een pauze van een paar seconden in te lassen.
7 VERKORT/ALFAB. LIJST toets…Hierop drukken om te kiezen
met behulp van verkorte nummers of om namen op te zoeken in
de alfabetische lijst die staan geregistreerd onder verkorte
nummers.
8 Mededelingendisplay…Beeldt de huidige datum, tijd,
bedieningsprocedures, storingen, enz., af.
9 Afdrukkwaliteit-keuzetoets…Hierop drukken om de
scherptegraad te kiezen die het meest geschikt is voor de te
verzenden of te kopiëren documenten.
0 Afdrukkwaliteit-indicators…De bovenste indicator (FOTO
MODE) is voor de foto-afdrukkwaliteit, de middelste indicator
(SUPERFIJN) is voor de superfijn-afdrukkwaliteit, en de onderste
indicator (FIJN) is voor de fijn-afdrukkwaliteit. Druk op de
afdrukkwaliteit-keuzetoets zodat de afdrukkwaliteit-indicator oplicht
die overeenkomt met de te gebruiken afdrukkwaliteit. Wanneer
alle indicators uit zijn, staat het faxapparaat in de normale
afdrukkwaliteit. (Zie bladzijde 2-13.)
! Ontvangfunctie-keuzetoets…Hierop drukken om de gewenste
ontvangfunctie te kiezen.
@ Ontvangfunctie-indicators…De bovenste indicator
(TELEFOONBEANTWOORDER) is voor de faxontvangst-met-
telefoonbeantwoorderfunctie. De onderste indicator
(HANDM.ONTV.) is voor de handmatige ontvangfunctie. Wanneer
een afzonderlijk aangeschaft telefoontoestel met
telefoonbeandwoorder wordt gebruikt in samenwerking met het
faxapparaat, drukt u op de ontvangfunctie-keuzetoets totdat de
TELEFOONBEANTWOORDER indicator oplicht. De automatische
ontvangfunctie is de standaardinstelling op dit faxapparaat en bij
gebruik hiervan zijn beide indicators uit. Wanneer u de
handmatige ontvangfunctie gebruikt, met een afzonderlijk
aangeschaft telefoontoestel aangesloten op de telefoontoestel-
aansluiting op de achterkant van dit faxapparaat, let u erop dat de
HANDM.ONTV. indicator oplicht.
# FUNCTIE toets…Hierop drukken om één van de functies of
registratieprocedures van dit faxapparaat te kiezen.
$ ENTER FUNCTIE toets…Hierop drukken tijdens registratie- en
instellingsprocedures om de huidig ingevoerde informatie in te
voeren onder een bepaalde functie.
% ON LINE indicator…Licht op wanneer het faxapparaat als een
printer of scanner wordt gebruikt.
^ FOUT indicator…Licht op wanneer een communicatiestoring is
opgetreden of een mechanisch storing zich voordoet.
& GEHEUGEN indicator…Licht op wanneer documenten in het
geheugen zijn opgeslagen.
A4
A4
8
1
2
8
1
2
C
1
#
3
5
6
4
8
9
7
0
*
2
A A
26 27
28 29 30
21 22
23 24 25
31 32
33 34 35
36 37
38 39 40
41 42
43 44 45
12
345
67
8910
11 12
13 14 15
16 17
18 19 20
ABC
DEF GHI
JKL
MNO
PQR
ST UVW
XYZ
*
# 0~9
@
/
. :
( )
&
? [ ] % !
=
Aa
%
@! °231)5467
^& 90 8 * $⁄¤‹fl# (
(2) Bedieningspaneel
Met de afdekplaat naar beneden geklapt
2-5
+RRIGVWXN Bediening van het faxapparaat (basis)
* Cijfertoetsen…Gebruiken om het faxnummer te kiezen.
* Zelfs wanneer uw telefoonlijn-type pulskiezen is, zal door op de
" " toets te drukken nadat u met de andere partij verbonden
bent, voor iedere cijfertoets waarop daarna wordt gedrukt het
bijbehorende toonkiezen-signaal worden uitgezonden.
( One-touch-toetsen (1 tot en met 45)…Hierop drukken om het
faxnummer te kiezen dat onder de betreffende one-touch-toets
geregistreerd staat, en tevens om één van de schrijftekens te
kiezen die onder die toets staan afgebeeld. Ieder van de toetsen
kan worden aangewezen voor gebruik als een one-touch-toets,
programmatoets, groeptoets of combinatietoets. Klap de afdekplaat
naar beneden om toegang te verkrijgen tot de one-touch-
toetsnummers 1 tot en met 20, en klap de afdekplaat naar boven
om toegang te verkrijgen tot de one-touch-toetsnummers 21 tot en
met 45. Wanneer u schrijftekens invoert, klapt u de afdekplaat naar
beneden en drukt u op de one-touch-toets (nummer 1 tot en met
15) waaronder het gewenste schrijfteken staat afgebeeld.
One-touch-toetsnummer 19 doet dienst als de CAPS LOCK toets.
Zie “Invoeren van schrijftekens”, bladzijde 2-21.
) GEHEUGENVERZENDING indicator…Licht op in de
geheugenverzendfunctie. Wanneer deze indicator uit is, staat het
faxapparaat in de ADF-verzendfunctie.
WISSEL DISPLAY toets…Tijdens het gelijktijdig uitvoeren van
twee bedieningen (tweevoudige-bedieningsfunctie), kan de
mededelingendisplay omgewisseld worden gedurende de tijd dat
deze toets ingedrukt wordt gehouden om de communicatie die in
de achtergrond in uitvoering is te observeren. Wanneer op de
STOP toets wordt gedrukt terwijl deze toets ingedrukt wordt
gehouden, zal de communicatie die in de achtergrond in uitvoering
is worden gestopt.
¤ RAPPORTEN AFDRUKKEN toets…Hierop drukken om een
gewenst rapport of een gewenste lijst af te drukken.
TIMER VERZENDEN toets…Hierop drukken om communicaties
die gebruik maken van de timer in te stellen.
GEHEUGENVERZENDING toets…Hierop drukken om om te
schakelen tussen de geheugenverzendfunctie en de ADF-
verzendfunctie.
() () cursortoetsen…Hierop drukken om de
mededelingendisplay door te draaien en de gewenste functie en/of
instelling te kiezen. Tijdens het invoeren van schrijftekens wordt
de () cursortoets gebruikt om het gekozen schrijfteken te
registreren.
DUBBELZ. toets…Hierop drukken om dubbelzijdige documenten
te kunnen verzenden of om dubbelzijdige kopieën te kunnen
maken.
Documentcontrast-keuzetoets…Hierop drukken om het
contrastniveau te kiezen dat het meest geschikt is voor de te
verzenden of te kopiëren documenten.
° Documentcontrast-indicators…Druk op de documentcontrast-
keuzetoets zodat de documentcontrast-indicator die overeenkomt
met de gewenste contrastfunctie oplicht. Wanneer beide indicators
uit zijn, staat het faxapparaat in de normale contrastfunctie. Zorg
ervoor dat de “DONKERD.” indicator oplicht als u het contrast van
lichte documenten wilt verhogen en dat de “LICHTER” indicator
oplicht als u het contrast van donkere documenten wilt verlagen.
A4
A4
8
1
2
8
1
2
C
1
#
3
5
6
4
8
9
7
0
*
2
A A
26 27
28 29 30
21 22
23 24 25
31 32
33 34 35
36 37
38 39 40
41 42
43 44 45
(
Met de afdekplaat naar boven geklapt
3
3. Druk het midden en de beide uiteinden van de papier-
stopplaat die in de cassette is geplaatst omlaag, en beweeg
deze in de richting van de pijl omlaag, zoals aangegeven in
de afbeelding, om de papier-stopplaat uit de cassette te
verwijderen.
VOORZICHTIG
Neem de volgende waarschuwingen in acht wanneer u het
faxapparaat optilt of verplaatst om te voorkomen dat het valt
aangezien het gevaar bestaat van persoonlijk letsel of
beschadiging van het faxapparaat.
Dit faxapparaat moet ALTIJD worden opgetild of verplaatst door
twee of meer mensen.
Pak de transporthandgrepen aan de beide zijkanten van het
faxapparaat stevig vast wanneer u het faxapparaat wilt optillen of
verplaatsen.
ZORG ERVOOR dat u het faxapparaat horizontaal houdt
wanneer u het faxapparaat optilt of verplaatst.
2-6
+RRIGVWXN Bediening van het faxapparaat (basis)
Voorbereiding
Alvorens dit faxapparaat voor de eerste keer te gebruiken, LEEST U
ALTIJD EERST “(1) Voorzorgsmaatregelen bij het transporteren van
het faxapparaat”. Voer vervolgens de bedieningsstappen uit van
procedure “(2) Bevestigen van de bijgeleverde etiketten” tot en met
procedure “(5) Opwarmen”, in die volgorde.
(1) Voorzorgsmaatregelen bij het
transporteren van het faxapparaat
* Gooi het verpakkingsmateriaal NIET weg aangezien dit weer
gebruikt moet worden iedere keer als het faxapparaat naar een
andere plaats getransporteerd wordt.
(2) Bevestigen van de bijgeleverde
etiketten
Bij dit faxapparaat worden etiketten (one-touch-toets-etiketten, een
speciale-schrijftekens-etiket en een toets-indicator-etiket) en een one-
touch-toets-etiketvel geleverd.
Op ieder one-touch-toets-etiket moet de betreffende informatie
worden geschreven en dit moet worden bevestigd boven de
overeenkomstige one-touch-toetsnummers 1 tot en met 20 om de
informatie die onder die toets staat geregistreerd aan te geven. Op
het one-touch-toets-etiketvel moet de betreffende informatie worden
geschreven en, terwijl de afdekplaat naar boven geklapt is, moet dit
worden geplaatst over one-touch-toetsnummers 21 tot en met 45.
Het speciale-schrijftekens-etiket moet op de buitenkant van de
afdekplaat worden bevestigd, vlak onder one-touch-toetsnummer 10.
Het toets-indicator-etiket geeft de betekenissen aan van de
symbolen die op het bedieningspaneel staan en moet op een plaats
op het faxapparaat worden bevestigd waar de gebruiker het
gemakkelijk kan zien.
1
1. Trek de cassette recht naar u toe uit het faxapparaat. Nadat
u de cassette zo ver mogelijk uit het faxapparaat hebt
getrokken, tilt u deze iets op en verwijdert u deze uit het
faxapparaat.
* Houd de cassette met beide handen vast wanneer u deze
uit het faxapparaat trekt en verwijdert.
2
2. Druk de bodemplaat van de cassette omlaag totdat deze
vergrendeld wordt.
(3) Bijvullen van papier
Maximaal 500 vellen standaardpapier (75 g/m
2
tot en met 80 g/m
2
)
kunnen tegelijkertijd vanaf de voorkant in de cassette worden
bijgevuld. Gebruik uitsluitend A4-formaat of folioformaat papier.
Als u dit faxapparaat voor de eerste keer gebruikt, als u op een ander
formaat papier overgaat, of wanneer u eenvoudigweg papier bijvult,
volgt u de onderstaande procedure om papier in de cassette bij te
vullen.
Het formaat van het papier dat in de cassette is bijgevuld, moet
tevens op het bedieningspaneel worden geregistreerd. Wanneer u
het formaat van het papier in de cassette verandert, vergeet u niet het
papierformaat dat op het bedieningspaneel is geregistreerd te
veranderen. Zie “Instellen van het papierformaat”, bladzijde 9-8.
2-7
+RRIGVWXN Bediening van het faxapparaat (basis)
4
4. Steek de klem aan één uiteinde van de papier-stopplaat in
de opening in de cassette die overeenkomt met het
papierformaat dat u wilt bijvullen, en steek vervolgens de
middenklem en de klem aan het andere uiteinde in hun
bijbehorende openingen.
* CONTROLEER dat de klemmen goed in de openingen zijn
gestoken en dat de papier-stopplaat stevig in de cassette
is geplaatst.
5
5. Vul papier bij in de cassette.
* CONTROLEER dat het papier onder de klauwen zit aan de
beide zijkanten van de cassette.
6
6. Plaats de cassette terug in het faxapparaat.
(4) Aansluiten van het netsnoer
Sluit het netsnoer aan op de netsnoer-aansluiting.
(5) Opwarmen
Nadat het netsnoer is aangesloten op het faxapparaat en een
stopcontact, zal het faxapparaat met het opwarmen beginnen.
Het opwarmen is doorgaans klaar binnen 30 seconden.
Nadat het opwarmen klaar is, stelt het faxapparaat automatisch de
uitgangsstand in (wachtend op bediening).
OPMERKING
Nadat het opwarmen is begonnen, zal een mededeling op de
mededelingendisplay worden afgebeeld.
Om de taal op de mededelingendisplay en in de afgedrukte rapporten
en lijsten te veranderen, ziet u “Taal op de mededelingendisplay en in
de rapporten/lijsten”, bladzijde 9-4.

3/$$76'2&80(17
2-8
+RRIGVWXN Bediening van het faxapparaat (basis)
Functies en mogelijkheden van dit
faxapparaat
(1) Uitgangsstand
De uitgangsstand verwijst naar de bedieningstoestand van dit
faxapparaat waarin het wacht op het beginnen van enige bediening.
De mededelingendisplay zal terugkeren naar deze uitgangsstand en
de bijbehorende standaardinstellingen aan het einde van iedere met
succes uitgevoerde kopieer- en faxbediening en wanneer de
automatische wisfunctie in werking treedt. De mededelingendisplay
zal tevens terugkeren naar de uitgangsstand in het geval, tijdens een
willekeurige procedure, gedurende langer dan 1 minuut op geen
enkele toets wordt gedrukt, en na het drukken op de STOP toets.
Mededelingendisplay in de uitgangsstand
De mededelingendisplay in de uitgangsstand verschilt afhankelijk van
of de beperkte-toegangsfunctie AAN of UIT staat. Zie “Beperkte-
toegang”, bladzijde 7-25. Zelfs wanneer beperkte-toegang UIT staat,
zal de status van enige bediening in uitvoering op de
mededelingendisplay worden afgebeeld. CONTROLEER dat de juiste
mededeling wordt afgebeeld ALVORENS enige bediening uit te
voeren.
A: Beperkte-toegang staat AAN
* Het is noodzakelijk een geldige toegangscode of het geregistreerde
hoofdwachtwoord in te voeren om het faxapparaat te kunnen
gebruiken.
B: Beperkte-toegang staat UIT
(Er zijn geen faxcommunicaties in uitvoering.)
C: Beperkte-toegang staat UIT
(Er is een faxcommunicatie in uitvoering.)
F-code gebaseerde vertrouwelijk document-ophalen-communicatie
(Zie bladzijde 7-5.)
F-code gebaseerde vertrouwelijke communicatie (Zie bladzijde 7-7.)
F-code gebaseerde relais-rondzending (Zie bladzijde 7-11.)
F-code-commando’s
Bij F-code gebaseerde communicatie wordt een denkbeeldige
‘postbus’ (vertrouwelijke postbus of relais-postbus) gemaakt in het
geheugen van het faxapparaat. F-code-commando’s worden gebruikt
om de postbus aan te geven die overeenkomt met de communicatie
en om de communicatiemethode aan te geven tussen de
verzendende partij en de ontvangende partij.
Er zijn vier verschillende F-code-commando’s:
Subadres (SUB)
Subadres-ID (SID)
Selectief document-ophalen-adres (SEP)
F-code-wachtwoord (WW)
Subadres (SUB)
Het SUB (subadres) commando wordt gebruikt door de verzendende
partij om het adres (postbusnummer) van de gewenste postbus
(vertrouwelijke postbus of relais-postbus) aan te geven, dat van
tevoren is geregistreerd in het faxapparaat van de ontvangende partij.
Vertrouwelijke ontvangst of relais-rondzenden is vervolgens mogelijk,
afhankelijk van of de opgegeven postbus is geregistreerd als een
vertrouwelijke postbus of een relais-postbus.
* Dit faxapparaat kan een SUB (subadres) verzenden dat tussen 1 en
20 schrijftekens lang is, en dit subadres mag bestaan uit iedere
combinatie van de tekens “*”, “#”, spaties en de cijfers 0 tot en met 9.
Aangezien het aantal schrijftekens dat in het faxapparaat van de
andere partij voor de SUB (subadres) gebruikt kan worden varieert
afhankelijk van het model faxapparaat, moet de SUB (subadres) die u
gebruikt overeenkomen met de SUB (subadres) van de andere partij.
* Wanneer u echter een SUB (subadres) registreert voor een
vertrouwelijke postbus of een relais-postbus in dit faxapparaat, mag
u slechts een 4-cijferig adres (0000 - 9999) invoeren.
Subadres-ID (SID)
Het SID (subadres-ID) commando wordt gebruikt om het aantal
mensen te beperken dat de F-code gebaseerde
communicatiefuncties kan gebruiken. Als een SID (subadres-ID)
tezamen met een SUB (subadres) is geregistreerd, zal de F-code
gebaseerde communicatie alleen met succes kunnen worden
uitgevoerd als tevens de beide SID’s (subadres-ID’s) overeenkomen.
* Dit faxapparaat kan een SID (subadres-ID) verzenden dat tussen 1
en 20 schrijftekens lang is, en dit subadres mag bestaan uit iedere
combinatie van de tekens “*”, “#”, spaties en de cijfers 0 tot en met
9. Aangezien het aantal schrijftekens dat in het faxapparaat van de
andere partij voor de SID (subadres-ID) gebruikt kan worden
varieert afhankelijk van het model faxapparaat, moet de SID
(subadres-ID) die u gebruikt overeenkomen met de SID (subadres-
ID) van de andere partij.
* Wanneer u echter een SID (subadres-ID) registreert voor een
vertrouwelijke postbus of een relais-postbus in dit faxapparaat, mag
u slechts een 4-cijferig ID (0000 - 9999) invoeren.
Selectief document-ophalen-adres (SEP)
Het SEP (selectief document-ophalen-adres) commando wordt op
dezelfde manier als de SUB (subadres) gebruikt om het adres
(postbusnummer) van de gewenste vertrouwelijke postbus of relais-
postbus aan te geven. Bij vertrouwelijk document-ophalen zal de
geregistreerde SUB (subadres) worden gebruikt als de SEP (selectief
document-ophalen-adres).
F-code-wachtwoord (WW)
Het WW (F-code-wachtwoord) commando wordt op dezelfde manier
als de SID (subadres-ID) gebruikt om het aantal mensen te beperken
dat de F-code gebaseerde communicatiefuncties kan gebruiken. Bij
vertrouwelijk document-ophalen zal de geregistreerde SID (subadres-
ID) worden gebruikt als de WW (F-code-wachtwoord)
(2) Bestandsnummer
Voor elke communicatie, die door middel van het kiezen op uw
faxapparaat wordt aangegaan, zal een uniek 3-cijferig
bestandsnummer op de mededelingendisplay worden afgebeeld aan
het einde van de invoerprocedure. Het faxapparaat gebruikt het
bestandsnummer ten behoeve van het beheren van iedere
communicatie.
Naar dit nummer moet worden verwezen tijdens de procedure voor
het uitwissen van communicaties die gebruik maken van de timer.
Behalve op de mededelingendisplay kunt u het bestandsnummer
tevens controleren door het bevestigingsrapport, dat informatie
verschaft over verzendingen die in het geheugen wachten op de
ingestelde begintijd, af te drukken en te controleren. Zie
“Bevestigingsrapport”, bladzijde 8-4.
72(*$1*6&2'(

3/$$76'2&80(17
&20081,&$7,21
3/$$76'2&80(17
),/(3$*
23*(6/$*(1
(3) F-code gebaseerde communicatie
Dit faxapparaat is voorzien van F-code gebaseerde mogelijkheden
waardoor het in staat is tot F-code gebaseerde communicatie. Dit
soort faxcommunicatie is mogelijk naar en vanaf ieder faxapparaat
dat ook over F-code gebaseerde mogelijkheden beschikt, zelfs als
dat faxapparaat niet één van onze modellen is. (Zelfs als het andere
faxapparaat één van onze modellen is, moet dit tevens beschikken
over de F-code gebaseerde communicatiemogelijkheid om gebruik te
kunnen maken van F-code gebaseerde communicatie.)
Dit faxapparaat is uitgerust met de volgende F-code gebaseerde
communicatiefuncties.
Houd de WISSEL DISPLAY toets ingedrukt. De status van de
achtergrond-bediening zal op de mededelingendisplay worden
afgebeeld.
[Bijv.] De achtergrond-bediening is een faxontvangst
* Door de WISSEL DISPLAY toets los te laten zal de
mededelingendisplay terugkeren naar de voorgaande
situatie.
2-9
+RRIGVWXN Bediening van het faxapparaat (basis)
(4) Tweevoudige-bedieningsfunctie
Deze functie stelt het faxapparaat in staat tegelijkertijd twee
bedieningen uit te voeren, waaronder bedieningen die betrekking
hebben op faxcommunicatie, kopiëren, afdrukken en invoer vanaf het
bedieningspaneel. Wanneer bijvoorbeeld het faxapparaat is
aangesloten op een computer en wordt gebruikt als een printer, is
geheugenverzending mogelijk omdat de telefoonlijn niet gebruikt
wordt voor een verzending. Deze functie maakt het tevens mogelijk
dat het faxapparaat met een nieuwe bediening begint, zelfs nog
voordat een andere bediening volledig klaar is. Zie “Tabel voor
gebruik van de tweevoudige-bedieningsfunctie”, bladzijde 2-10, voor
verdere informatie over de bedieningen beschikbaar onder de
tweevoudige-bedieningsfunctie. Als gevolg van het feit dat het
faxapparaat in deze functie alle bedieningen automatisch uitvoert, is
het niet noodzakelijk dat de gebruiker handelingen uitvoert of
instellingen maakt.
> De achtergrond-bediening is een faxcommunicatie
Houd de WISSEL DISPLAY toets ingedrukt en druk op de
STOP toets. De achtergrond-bediening zal worden
geannuleerd.
Annuleren van de achtergrond-bediening
Controleren van de status van de achtergrond-
bediening
5;
21 /,1(
&20081,&$7,21
3/$$76'2&80(17
&20081,&$7,21
3/$$76'2&80(17
26 27
28 29 30
21 22
23 24 25
31 32
33 34 35
36 37
38 39 40
12
345
67
8910
11 12
13 14 15
ABC
DEF GHI
JKL
MNO
PQR
ST UVW
XYZ
*
# 0~9
@
/
. :
( )
&
? [ ] % !
=
26 27
28
21 22
23
31 32
33
36 37
38
12
3
67
8
11 12
13
ABC
DEF GHI
PQR
STUV
W
@
/
. :
A A
26
21
31
36
41
1
6
11
16
ABC
PQR
@
2-10
+RRIGVWXN Bediening van het faxapparaat (basis)
0: Beschikbaar onder de tweevoudige-bedieningsfunctie.
1: Verzenden en afdrukken zal langzamer verlopen dan normaal.
2: Het afdrukken zal stoppen en het faxapparaat zal overschakelen op geheugenontvangst.
3: Het afdrukken zal stoppen en de PC-afdrukgegevens zullen in het geheugen opgeslagen worden.
4: De gegevens zullen in het geheugen opgeslagen worden.
5: Alleen het stoppen van een ingestelde communicatie is mogelijk (exclusief de communicatie die nu in uitvoering is).
6: Alleen beschikbaar afhankelijk van de inhoud van het rapport/de lijst dat/die wordt afgedrukt.
7: Het faxapparaat zal overschakelen op geheugenontvangst.
8: Afdrukken is beschikbaar tijdens ontvangst in het geheugen en tijdens document-ophalen-verzending.
9: Het afdrukken zal stoppen.
10: Nadat het afdrukken is begonnen, niet beschikbaar totdat het afdrukken klaar is.
11: De documenten die in het geheugen zijn ontvangen, zullen worden afgedrukt nadat de communicatie klaar is.
12: Niet beschikbaar terwijl gegevens in het geheugen gescand worden.
1
Scannen van gegevens in het geheugen (verzending,
document-ophalen-ontvangst, PC-scannen, etc.)
2 Geheugenverzending
3 ADF-verzending
4
Ontvangen van een binnenkomende verbinding
5 Standaardkopiëren
6 Sorteerkopiëren, dubbelzijdig kopiëren
7
Automatisch afdrukken van rapporten en lijsten
8
Automatisch afdrukken incl. voorbeeldafdruk
9
Handmatig afdrukken van rapporten en lijsten
0
Handmatig afdrukken incl. voorbeeldafdruk
!
Afdrukken van in het geheugen ontvangen gegevens
@
Gebruiken van het afzonderlijk aangeschaft
telefoontoestel
#
Kiezen nadat u op de VERWIJDEREN/HOORN
OP HAAK toets hebt gedrukt
$ Handmatige verzending/ontvangst
%
Instellingsprocedures (inclusief plaatsen van
documenten voor een document-ophalen-verzending)
^
Bediening met behulp van het TWAIN
stuurprogramma
& PC-faxen
* PC-afdrukken
(
PC-scannen (tijdens de communicatie met een
computer)
) GDI
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
1
1
O
O
O
O
7
7
6,7
6,7
7
7
7
O
7
O
2
9
O
3
1
2
9
O
3
O
O
O
1
8
11
O
1
1
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
5
5
5
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
4
4
4
4
O
O
O
10
O
O
10
O
O
O
O
1234567890!@#$%^&*)
Huidige bediening
Volgende bediening
Tabel voor gebruik van de tweevoudige-bedieningsfunctie
2-11
+RRIGVWXN Bediening van het faxapparaat (basis)
(5) Dubbelzijdige faxontvangst
Dit faxapparaat is uitgerust met de mogelijkheid tot automatische
dubbelzijdig-afdrukken. Met deze functie is het mogelijk ontvangen
documenten op zowel de voorkant als op de achterkant van het
papier af te drukken. Door beide kanten van het papier te gebruiken,
is het mogelijk de hoeveelheid papier die wordt verbruikt te verlagen
en kosten te besparen.
Bovendien is het, in vergelijking met normale faxontvangst,
gemakkelijker de ontvangen documenten te beheren en bewaren
omdat de hoeveelheid gebruikt papier gehalveerd is.
Om dubbelzijdige faxontvangst te kunnen gebruiken, is het
noodzakelijk dubbelzijdige faxontvangst AAN te zetten in
“Dubbelzijdige faxontvangst AAN/UIT”, bladzijde 9-8.
* Zelfs als een oneven aantal documenten wordt ontvangen, of als
het laatste document van een faxontvangst eindigt op de voorkant
van een vel papier, zal niets worden afgedrukt op de achterkant van
dat vel papier. Het volgende document dat wordt ontvangen zal
worden afgedrukt op de voorkant van een nieuw vel papier.
* Paginascheiding-ontvangst (waarbij een ontvangen document wordt
gescheiden en afgedrukt op meerdere vellen papier omdat de
ontvangen pagina groter was dan het papier in de cassette) kan niet
worden gebruikt tezamen met dubbelzijdige faxontvangst.
(6) Verzamel-verzending
Het is mogelijk alle documenten die in het geheugen zijn opgeslagen
voor dezelfde bestemming tegelijkertijd in één verbinding te
verzenden. Deze functie voorkomt op deze manier dat dezelfde
bestemming meerdere malen gekozen moet worden, waardoor de
kosten van de communicatie verlaagd worden.
* Verzamel-verzending is alleen mogelijk nadat aan de onderstaande
voorwaarden is voldaan.
Het faxnummer van de bestemming moet hetzelfde zijn voor
iedere ingestelde verzending.
Voor communicaties die gebruik maken van de timer moet het
ingestelde tijdstip van verzending hetzelfde zijn.
De SUB (subadres) en SID (subadres-ID) moeten hetzelfde zijn
(voor F-code gebaseerde verzending).
Dezelfde combinatietoets moet zijn gebruikt (voor verzendingen
die gebruik maken van een combinatietoets).
De verzending moet zijn ingesteld door dezelfde gebruiker
(dezelfde toegangscode moet worden gebruikt).
* Verzamel-verzending is niet beschikbaar in de onderstaande
gevallen:
Wanneer u met behulp van rondzenden documenten verzendt
naar meerdere bestemmingen
Document-ophalen-communicaties
Omgekeerd-document-ophalen-communicaties
Encryptie-verzendingen
Verzendingen die wachten op opnieuw kiezen
(7) ECM-communicatie(foutcorrectiefunctie)
Wanneer u een faxcommunicatie tot stand probeert te brengen naar
gebieden met een telefoonnetwerk van een slechte kwaliteit, zal de
ECM-mogelijkheid van dit faxapparaat de verzending van gegevens
controleren met het faxapparaat van de andere partij om mogelijke
fouten te voorkomen. Voor het gebruik van de ECM-mogelijkheid
tijdens een faxcommunicatie is het echter noodzakelijk dat het
faxapparaat van de andere partij tevens over de ECM-mogelijkheid
beschikt.
Het faxapparaat zal daarom automatisch bepalen of de ECM-
mogelijkheid gebruikt zal worden tijdens een faxcommunicatie,
zonder dat bedieningen of instellingen door de gebruiker noodzakelijk
zijn.
(8) Wachtwoord-ontvangst (beperkte-
communicatie)
Dit faxapparaat is uitgerust met een wachtwoord-ontvangfunctie die,
indien AAN gezet, u in staat stelt het ontvangen van binnenkomende
verbindingen te beperken tot verbindingen afkomstig van faxnummers
die staan geregistreerd onder uw verkorte nummers of one-touch-
toetsen.
Om de wachtwoord-ontvangfunctie te kunnen gebruiken, is het
noodzakelijk de gewenste faxnummers te registreren onder uw
verkorte nummers of one-touch-toetsen, en om wachtwoord-
ontvangst AAN te zetten. Zie “Wachtwoord-ontvangst AAN/UIT”,
bladzijde 9-5, “One-touch-toetsen”, bladzijde 2-19, en “Verkorte
nummers”, bladzijde 2-22.
* Wachtwoord-ontvangst kan niet worden gebruikt voor faxnummers
die staan geregistreerd onder programmatoetsen, groeptoetsen of
combinatietoetsen.
* Wachtwoord-ontvangst kan wel worden gebruikt met document-
ophalen-verzending, maar niet met document-ophalen-ontvangst.
(9) Automatische uitschakelfunctie
Als er gedurende een bepaalde tijdsduur geen bediening van of
handeling met dit faxapparaat plaatsvindt, zal de automatische
uitschakelfunctie in werking treden om energie te besparen, en zullen
de verwarming van het fuseergedeelte en de ventilator in het
faxapparaat worden uitgeschakeld. Als documenten binnenkomen
terwijl de automatische uitschakelfunctie in werking is, zullen de
binnenkomende gegevens tijdelijk in het geheugen worden
opgeslagen (zie “(11) Geheugenontvangst”, bladzijde 2-11) van
waaruit deze automatisch zullen worden afgedrukt nadat het
opwarmen klaar is. De tijdsduur gedurende welke het faxapparaat
wacht voordat deze de automatische uitschakelfunctie in werking
stelt, kan worden ingesteld tussen 5 en 120 minuten in de
“Automatische uitschakeltijd” instelling. (Zie bladzijde 9-10.)
* De fabrieksinstelling is 5 minuten.
(10) Automatische wisfunctie
De mededelingendisplay zal terugkeren naar de uitgangsstand
wanneer, tijdens een willekeurige procedure, gedurende langer dan 1
minuut op geen enkele toets wordt gedrukt.
(11) Geheugenontvangst
Wanneer afdrukken niet mogelijk is omdat het papier op is of een
papierstoring is opgetreden, zullen de binnenkomende gegevens
tijdelijk in het geheugen worden opgeslagen, van waaruit deze
automatisch zullen worden afgedrukt nadat afdrukken weer mogelijk
is geworden. De GEHEUGEN indicator zal oplichten wanneer op
deze manier gegevens in het geheugen zijn opgeslagen.
(12) Geheugen-reservefunctie
Wanneer, om welke reden dan ook, de stroomvoorziening van dit
faxapparaat wordt onderbroken zal een reservebatterij in het
faxapparaat gedurende 30 minuten voorkomen dat alle gegevens die
betrekking hebben op reeds in het beeldgeheugen ontvangen
documenten of in het geheugen wachtende verzendingen verloren
gaan (minstens 8 mb uitbreidingsgeheugen moet zijn aangebracht
[dus een totaal van 9,25 mb geheugen in het faxapparaat]).
Wanneer de stroomvoorziening van het faxapparaat binnen deze
tijdsduur wordt hersteld, zullen de communicaties die in het geheugen
werden ingesteld of wachtende waren voordat de stroomvoorziening
werd onderbroken terugkeren naar hun voorgaande status. Indien de
stroomvoorziening niet op tijd kon worden hersteld en gegevens
verloren zijn gegaan, zal automatisch een stroomstoringsrapport
worden afgedrukt nadat de stroomvoorziening van het faxapparaat
weer is hersteld om u te informeren over welke gegevens verloren
zijn gegaan.
* Wanneer de optionele tweelijnenset is aangebracht met 16 mb aan
uitbreidingsgeheugen (2 x 8 mb [dus een totaal van 18,5 mb
geheugen in het faxapparaat]), zullen de gegevens van de
documenten die in het beeldgeheugen zijn ontvangen of op
verzending wachten gedurende 15 minuten worden beschermd.
* De werkelijke tijdsduur gedurende welke de reservebatterij kan
voorkomen dat gegevens in het geheugen verloren gaan, kan
verschillen afhankelijk van de omstandigheden waaronder en de
omgeving waarin dit faxapparaat wordt gebruikt.
* Afhankelijk van de omstandigheden in het faxapparaat, is het
mogelijk dat een deel van de ontvangen data verloren is gegaan.
Vraag de andere partij de documenten waarvan data verloren is
gegaan nogmaals te verzenden.
<Uitgangsstand>
De uitgangsstand verwijst naar de bedieningstoestand van het
faxapparaat terwijl deze wacht op het beginnen van een
bediening. De mededelingendisplay zal terugkeren naar deze
uitgangsstand en de bijbehorende standaardinstellingen aan
het einde van iedere met succes uitgevoerde bediening en na
het drukken op de STOP toets. De mededelingendisplay zal
tevens terugkeren naar de uitgangsstand wanneer, tijdens een
willekeurige procedure, gedurende langer dan 1 minuut op
geen enkele toets wordt gedrukt.
<Documenten>
Toelaatbare papierformaten en -gewicht
Papierformaat: A4R - A6, folio
(Breedte: 140 mm tot en met 216 mm
Lengte: 105 mm tot en met 1000 mm)
Papiergewicht: 50 g/m
2
tot en met 160 g/m
2
* Wanneer een document dat langer dan 1000 mm is in de
automatische documenteninvoer wordt ingevoerd, zal de
FOUT indicator oplichten.
Toelaatbaar speciaal papier en aantal vellen
Thermisch (warmtegevoelig) papier: 1 vel
Draagblad: 1 vel
Gekleurd papier: 1 vel
Toelaatbaar aantal
Maximaal 50 documenten kunnen tegelijkertijd op de
documententafel worden geplaatst. (Echter, documenten kleiner
dan A6-formaat moeten één voor één worden ingevoerd.)
Daarnaast kunnen maximaal 50 vellen (van 80 g/m
2
)
tegelijkertijd op de documentenuitvoertafel worden opgestapeld.
Opmerkingen
Wanneer documenten worden verzonden waarvan het beeld
een zeer zwak contrast heeft of uit licht gekleurde tekst
bestaat, is het mogelijk dat deze niet scherp ontvangen
worden door de andere partij.
LET EROP dat documenten die in inkt geschreven zijn of lijm,
enz. bevatten, GOED gedroogd zijn alvorens ze te
verzenden.
Plaats de documenten altijd NADAT u paperclips en nietjes
hebt verwijderd, aangezien deze het faxapparaat kunnen
beschadigen.
Het is mogelijk dat documenten die buiten het
voorgeschreven toelaatbaar bereik vallen niet met succes
verzonden kunnen worden.
Gekrulde documenten moeten worden gladgestreken
VOORDAT ze worden gebruikt.
Plaatsen van kleinformaat documenten
Wanneer u een groot aantal A5-formaat of andere kleinformaat
documenten plaatst, houd u de achterrand van de documenten
vast en steekt u deze zo ver mogelijk onder het deksel van de
automatische documenteninvoer (scangedeelte). Als de
documenten uitgelijnd zijn met de achterrand van de
documententafel, is het mogelijk dat ze niet in de automatische
documenteninvoer worden getrokken.
2-12
+RRIGVWXN Bediening van het faxapparaat (basis)
1
1. Controleren of de mededelingendisplay in de
uitgangsstand staat
Kijk op de mededelingendisplay om te controleren dat het
faxapparaat in de uitgangsstand staat.
* Wanneer de beperkte-toegang AAN staat, zal “TOEGANGSCODE” op
de mededelingendisplay worden afgebeeld als het faxapparaat in de
uitgangsstand staat. In dit geval voert u uw toegangscode of het
geregistreerde hoofdwachtwoord in en drukt u op de ENTER FUNCTIE
toets. Zie “(5) Invoeren van uw toegangscode”, bladzijde 7-28.
* Wanneer de faxdoorsturen AAN staat, zal “STEL DOORSTUREN
IN” op de mededelingendisplay worden afgebeeld als het
faxapparaat in de uitgangsstand staat.
2 Pas de documentengeleiders aan de breedte van de documenten aan.
2. Plaatsen van de te verzenden documenten
Bij het verzenden van documenten plaatst u de documenten volgens
de onderstaande procedure. Niet goed geplaatste documenten zijn
een hoofdoorzaak van documentstoringen en andere problemen met
het faxapparaat.
1 Plaats de documenten met het beeld naar beneden gericht op de
documententafel.
* Steek de documenten niet onder het deksel van de automatische
documenteninvoer (scangedeelte). Als de documenten zo ver
mogelijk naar binnen worden gestoken, zullen deze onder het deksel
van de automatische documenteninvoer worden getrokken en zal
het niet meer mogelijk zijn de documentgeleiders aan te passen.
2
Verzenden van documenten (Automatische faxverzending)
Dit is een methode om automatisch documenten te verzenden zonder dat het noodzakelijk is met de andere partij te praten.

3/$$76'2&80(17
3 Steek de documenten onder het deksel van de automatische
documenteninvoer. De documenten zullen een stukje onder het
deksel van de automatische documenteninvoer worden getrokken
als voorbereiding op het scannen.
* Wanneer u documenten gebruikt met een grotere lengte dan 355
mm, ondersteunt u deze met uw hand.
C
31 32
33 34 35
36 37
38 39 40
41 42
43 44 45
67
8910
11 12
13 14 15
16 17
18 19 20
PQR
ST UVW
XYZ
*
# 0~9
@
/
. :
( )
&
? [ ] % !
=
Aa
2-13
+RRIGVWXN Bediening van het faxapparaat (basis)
3
3. Instellen van de verzendfunctie
Druk op de GEHEUGENVERZENDING toets om de gewenste
verzendfunctie te kiezen.
* Er zijn twee verzendfuncties beschikbaar op dit faxapparaat:
de geheugenverzendfunctie en de ADF-verzendfunctie. De
GEHEUGENVERZENDING indicator is UIT wanneer het
faxapparaat in de ADF-verzendfunctie staat.
4
4. Instellen van de afdrukkwaliteit
Druk op de afdrukkwaliteit-keuzetoets om de afdrukkwaliteit te
kiezen die het meest geschikt is voor de te verzenden
documenten.
* Normaal gesproken zijn alle indicators uit en staat het
faxapparaat in de normale afdrukkwaliteit. Wanneer u de
normale afdrukkwaliteit wilt gebruiken, is het niet noodzakelijk
deze instelling te veranderen. Om de andere
afdrukkwaliteiten (FIJN, SUPERFIJN of FOTO MODE) te
gebruiken, drukt u op de afdrukkwaliteit-keuzetoets zodat de
overeenkomende afdrukkwaliteit-indicator oplicht.
5
5. Instellen van het documentcontrast
Druk op de documentcontrast-keuzetoets om het
contrastniveau te kiezen dat het meest geschikt is voor de te
verzenden documenten.
* Normaal gesproken zijn beide contrast-indicators uit en staat
het faxapparaat in de normale contrastfunctie. Wanneer u de
normale contrastfunctie wilt gebruiken, is het dus niet
noodzakelijk deze instelling te veranderen. Om de “LICHTER”
of “DONKERD.” contrastfunctie te kiezen, drukt u op de
documentcontrast-keuzetoets zodat de overeenkomstige
documentcontrast-indicator oplicht.
<Verzendfuncties>
U kunt kiezen uit de onderstaande twee verzendfuncties.
ADF-verzendfunctie: Het faxnummer van de andere partij wordt
eerst gekozen en, nadat de verbinding tot stand is gekomen, begint
het scannen van de documenten die verzend moeten worden.
Geheugenverzendfunctie: De documenten worden eerst gescand
en in het geheugen opgeslagen. Vervolgens wordt het faxnummer
van de andere partij automatisch gekozen en, nadat de verbinding
tot stand is gekomen, begint de verzending. In dit geval worden de
documenten zo snel mogelijk aan u teruggegeven, klaar voor verder
gebruik.
<Afdrukkwaliteit>
U kunt de afdrukkwaliteit kiezen uit de volgende 4 mogelijkheden,
zodat deze het meest toepasselijk is voor de te verzenden
documenten.
Normaal: Voor het verzenden van documenten met
standaardformaat schrijftekens.
FIJN: Voor het verzenden van documenten met relatief kleine
schrijftekens of dunne lijnen.
SUPERFIJN: Voor het verzenden van documenten met
gedetailleerde schrijftekens, lijnen, enz.
FOTO MODE: Voor het verzenden van de meest duidelijk afdruk
van documenten die zowel foto’s, enz., als tekst bevatten.
<Opmerkingen>
Met de FIJN en SUPERFIJN afdrukkwaliteiten zullen afgedrukte
beelden in vergelijking met de normale afdrukkwaliteit scherper
overkomen, echter de verzendtijd is langer.
In de FOTO MODE afdrukkwaliteit kan grijs afgedrukt worden, maar
de verzendtijd is langer dan met de normale afdrukkwaliteit of met
de FIJN afdrukkwaliteit.
<Documentcontrast>
U kunt het documentcontrast kiezen uit de volgende 3 mogelijkheden
wanneer u relatief lichte of donkere documenten wilt verzenden.
Normaal: Voor het verzenden van documenten met een normaal
contrast.
LICHTER: Voor het verzenden van donkere documenten met een
lager contrast.
DONKERD.: Voor het verzenden van lichtere documenten met een
hoger contrast.
1
5
4
8
7
0
*
2
1
5
4
8
7
0
*
2
2-14
+RRIGVWXN Bediening van het faxapparaat (basis)
6
* Het is tevens mogelijk het faxnummer van de bestemming te
kiezen met behulp van een verkort nummer of een one-touch-
toets. Zie “Verkorte nummers”, bladzijde 2-22, en “One-touch-
toets”, bladzijde 2-19, voor verdere informatie.
<Gebruiken een faxnummer van een one-touch-
toets>
Druk op de one-touch-toets waaronder het faxnummer van de
bestemming is geregistreerd.
* Klap de afdekplaat naar beneden om toegang te verkrijgen
tot de one-touch-toetsnummers 1 tot en met 20, en klap deze
naar boven om toegang te verkrijgen tot de one-touch-
toetsnummers 21 tot en met 45.
7
7. Beginnen van de faxverzending
Druk op de START toets.
* De faxverzending zal automatisch beginnen.
* ZORG ERVOOR dat u alle documenten vanaf de
documententafel verwijdert nadat het verzenden klaar is.
* Voor het stoppen van een in uitvoering zijnde verzending,
houdt u de WISSEL DISPLAY toets ingedrukt en drukt u op
de STOP toets. Zie “Annuleren van een communicatie”,
bladzijde 2-18.
<One-touch-toetsen>
Om de one-touch-toetsen voor het kiezen te gebruiken, is het
noodzakelijk dat u van tevoren het gewenste faxnummer van de
bestemming onder één van de one-touch-toetsen registreert.
Zie “(1) Registreren”, bladzijde 2-19.
* Wanneer “NIET IN GEBRUIK” op de mededelingendisplay wordt
afgebeeld, heeft u op een niet-geregistreerde one-touch-toets
gedrukt. Controleer of de one-touch-toets de juiste is en druk op die
toets.
<Bevestigingsfunctie voor one-touch-kiezen>
Wanneer de bevestigingsfunctie voor one-touch-kiezen AAN staat,
zal door op de START toets te drukken het verzenden niet
onmiddellijk beginnen. In plaats daarvan zal informatie, zoals de
naam van de bestemming of het faxnummer dat onder die one-touch-
toets geregistreerd staat, eerst op de bovenste regel van de
mededelingendisplay worden afgebeeld.
Controleer dat de naam van de bestemming en/of het faxnummer die
op de mededelingendisplay worden afgebeeld de werkelijk gewenste
zijn, en druk op de cijfertoets die overeenkomt met het cijfer dat op de
onderste regel van de mededelingendisplay wordt afgebeeld.
Het kiezen zal beginnen.
Als de bestemming NIET de gewenste is, controleert u welke one-
touch-toets wel de juiste is en drukt u op die toets.
* Zie “Bevestigingsfunctie voor one-touch-kiezen AAN/UIT”, bladzijde
9-9, voor verdere informatie over het AAN en UIT zetten van de
bevestigingsfunctie voor one-touch-kiezen.
* De bevestigingsfunctie voor one-touch-kiezen zal tevens in werking
treden wanneer op een programmatoets of groeptoets wordt
gedrukt.
26 27
28 29 30
21 22
23 24 25
31 32
33 34 35
36 37
38 39 40
41 42
43 44 45
12
345
67
8910
11 12
13 14 15
16 17
18 19 20
ABC
DEF GHI
JKL
MNO
PQR
ST UVW
XYZ
*
# 0~9
@
/
. :
( )
&
? [ ] % !
=
#
5
6
4
8
9
7
0
*
A A
3
4
1
1
7$%&
'58.23&,-)(572(7
6. Kiezen van een faxnummer van de
bestemming
Druk op de cijfertoetsen om het faxnummer van de
bestemming in te voeren.
* Het faxnummer van de bestemming mag uit maximaal 32
cijfers bestaan.
* Het is mogelijk meerdere bestemmingen in te voeren.
Zie “Rondzenden”, bladzijde 4-3, voor verdere informatie.
<Instellen van een tijdstip waarop de verzending moet
beginnen>
Als u wilt dat de verzending begint op een bepaald tijdstip in plaats
van onmiddellijk, drukt u op de TIMER VERZENDEN toets.
Zie “Communicaties die gebruik maken van de timer”, bladzijde 4-2,
voor verdere informatie.
<Stoppen van een in uitvoering zijnde bediening>
Om een in uitvoering zijnde bediening te stoppen, drukt u op de
STOP toets. De mededelingendisplay zal terugkeren naar de
uitgangsstand.
* Wanneer een bediening tijdens de uitvoering is gestopt als gevolg
van een fout tijdens het invoeren of om een andere reden, voert u
de bediening opnieuw uit vanaf het begin.
1
#
3
5
6
4
8
9
7
0
*
2
A A

2-15
+RRIGVWXN Bediening van het faxapparaat (basis)
Dubbelzijdige faxverzending
Wanneer u een dubbelzijdig document wilt verzenden, volgt u de
onderstaande procedure om het document te scannen.
* Omdat bij dubbelzijdige faxverzending het document in het
geheugen gescand moet worden, vindt verzending altijd plaats in de
geheugenverzendfunctie.
1
* Wanneer beperkte-toegang AAN staat, is het eerst
noodzakelijk uw toegangscode (of het geregistreerde
hoofdwachtwoord) in te voeren, en vervolgens op de ENTER
FUNCTIE toets te drukken. Zie “(5) Invoeren van uw
toegangscode”, bladzijde 7-28.
1. Plaats de voorkant van het te verzenden document met het
beeld omlaag gericht op de documententafel en, indien
noodzakelijk, kies de gewenste afdrukkwaliteit en het
gewenste documentcontrast.
2
26 27
28 29 30
21 22
23 24 25
31 32
33 34 35
36 37
38 39 40
12
345
67
8910
11 12
13 14 15
ABC
DEF GHI
JKL
MNO
PQR
ST UVW
XYZ
*
# 0~9
@
/
. :
( )
&
? [ ] % !
=
3
2. Druk op de DUBBELZ. toets.
3. Druk op de () () cursortoetsen om te kiezen of een
faxdekblad moet worden toegevoegd of niet.
Als u “JA” kiest, zal de achterkant van de eerste pagina niet
in het geheugen worden gescand. Kies “JA” wanneer u een
dekblad, enz., verzendt en de achterkant van de eerste
pagina daarom niet hoeft te worden gescand.
)$;9225%/$'
-$
)$;9225%/$'
1((
4 - B
4 - A
3 - B
3 - A
2 - B
2 - A
1 - B*
1 - A
De volgorde waarin dubbelzijdige documenten in
het geheugen worden gescand
Dubbelzijdige documenten
Scannen van het document in het
geheugen
2 Scannen van de achterkant
Paginavolgorde in het geheugen
1 - A
1 - B*
2 - A
2 - B
3 - A
3 - B
4 - A
4 - B
Verzending
1 Scannen van de voorkant
* Als u in bedieningsstap 3 “JA” (om een dekblad te verzenden)
hebt gekozen, zal pagina 1-B niet worden gescand.
* Als u in bedieningsstap 3 “JA” (om een dekblad te verzenden)
hebt gekozen, zal pagina 1-B niet worden gescand.
* Als de achterkant van de eerste pagina van de verzending
(1-B) blanco is en daarom niet hoeft te worden verzonden,
kiest u “JA” (om een dekblad te verzenden) in
bedieningsstap 3. In dit geval zal pagina 1-B niet worden
gescand.
2-16
+RRIGVWXN Bediening van het faxapparaat (basis)
4
4. Druk op de cijfertoetsen om het faxnummer van de
bestemming in te voeren.
* U kunt tevens het faxnummer invoeren met behulp van
verkorte nummers of one-touch-toetsen.
5
5. Druk op de START toets en de kant van de documenten
waarvan het beeld omlaag gericht is, zal in het geheugen
worden gescand.
6
6. Nadat alle documenten op de documentenuitvoertafel zijn
uitgevoerd, zal “WIJZIG DOC. INSTELL.” op de
mededelingendisplay worden afgebeeld. Draai de
documenten om zodat de achterkant omlaag gericht is en
plaats ze op de documententafel. Nadat de documenten op
de documententafel zijn geplaatst, zullen deze automatisch
in het geheugen worden gescand, met de voorheen
gescande gegevens worden gecombineerd, en zal de
verzendbediening beginnen.
Zie “<Gebruiken een faxnummer van een one-touch-toets>”, bladzijde
2-14, voor verdere informatie over het gebruik van de one-touch-
toetsen en zie “Verkorte nummers”, bladzijde 2-22, voor verdere
informatie over het gebruik van de verkorte nummers.
* Als “DOCUMENT NIET GELIJK” op de mededelingendisplay wordt
afgebeeld, is het aantal documenten dat voor de voorkant is
gescand en het aantal dat voor de achterkant is gescand
verschillend. In dit geval drukt u op de STOP toets en voert u de
bediening opnieuw vanaf het begin uit.
1
#
3
5
6
4
8
9
7
0
*
2
A A
#
5
6
4
8
9
7
0
*
A A
3
4
1
1
'83/(;
'2&80(171,(7*(/,-.
2-17
+RRIGVWXN Bediening van het faxapparaat (basis)
1
1. Controleer dat TELEFOONBEANTWOORDER indicator en
HANDM.ONTV. indicator uit zijn.
* In het geval één van beide oplicht, drukt u op de
ontvangfunctie-keuzetoets totdat beide indicators uit zijn.
2
2. Wanneer een verbinding binnenkomt, zal de bel in het
faxapparaat niet werkelijk overgaan, maar het faxapparaat
zal een tijdsduur wachten die gelijk is aan het aantal malen
overgaan van de bel (1 tot en met 11 maal).
* Wanneer een afzonderlijk aangeschaft telefoontoestel is
aangesloten op het faxapparaat, zal die telefoon overgaan.
In dit geval is het mogelijk met de andere partij te praten
als zij in staat zijn vanaf hun kant te praten.
3
3. De faxontvangst zal beginnen.
* Nadat de ontvangst is begonnen, zal “COMMUNICATIE”
op de mededelingendisplay worden afgebeeld.
* Voor het stoppen van een in uitvoering zijnde ontvangst,
houd de WISSEL DISPLAY toets ingedrukt en druk op de
STOP toets. Zie “Annuleren van een communicatie”,
bladzijde 2-18.
* Maximaal 100 vellen papier kunnen tegelijkertijd op de
papieruitvoertafel worden opgeslagen. ZORG ERVOOR
dat u alle vellen papier vanaf de papieruitvoertafel
verwijdert nadat het ontvangen klaar is.
<Ontvangfuncties>
Dit faxapparaat stelt u in staat voor de ontvangst van documenten
één van de volgende vier ontvangfuncties te gebruiken.
Automatische faxontvangst…Dit is de standaardontvangfunctie van
het faxapparaat voor het automatisch ontvangen van documenten.
Automatische TEL/FAX omschakeling (bladzijde 4-5)…In deze
ontvangfunctie zal de ontvangst automatisch beginnen nadat een
verbinding vanaf een faxapparaat binnen is gekomen. Wanneer een
verbinding vanaf een telefoontoestel binnenkomt, zal de
overeenkomstige bel overgaan.
Handmatige faxontvangst (bladzijde 4-4)…In deze ontvangfunctie
wordt de binnenkomende verbinding beantwoord vanaf een
afzonderlijk aangeschaft telefoontoestel.
Faxontvangst met telefoonbeantwoorder (bladzijde 4-6)…In deze
ontvangfunctie wordt een afzonderlijk aangeschaft telefoontoestel
(met ingebouwd antwoordapparaat) gebruikt in samenwerking met
het faxapparaat.
<Superfijnfunctie>
Om met de SUPERFIJN afdrukkwaliteit te verzenden, is het
noodzakelijk de superfijnfunctie van tevoren AAN te zetten.
Zie “Superfijnfunctie AAN/UIT”, bladzijde 9-7.
<Dubbelzijdige faxontvangst>
Dit faxapparaat is uitgerust met een dubbelzijdige faxontvangfunctie
voor het afdrukken van ontvangen documenten op zowel de voorkant
als de achterkant van een vel papier. Zie “Dubbelzijdige faxontvangst
AAN/UIT”, bladzijde 9-8.
<Geheugenontvangst>
Wanneer afdrukken niet mogelijk is omdat het papier op is of een
papierstoring is opgetreden, zullen de binnenkomende gegevens
tijdelijk in het geheugen worden opgeslagen, van waaruit deze
automatisch zullen worden afgedrukt nadat afdrukken weer mogelijk
is geworden.
<Tijd en/of datum afdrukken>
Het is mogelijk te kiezen of de tijd en datum van ontvangst op de
ontvangen documenten zullen worden afgedrukt of niet.
Zie “Ontvangstdatum en -tijd afdrukken AAN/UIT”, bladzijde 9-3.
Ontvangen van documenten (Automatische faxontvangst)
Deze ontvangfunctie is handig voor het gebruik van het faxapparaat als een ‘toegewezen’ faxapparaat.
* Om de automatische faxontvangst te gebruiken is het noodzakelijk om “AUTO FAX ONTVANGST” te kiezen in “Veranderen van de
automatische ontvangfunctie”, bladzijde 9-10.
* Wanneer een afzonderlijk aangeschaft telefoontoestel is
aangesloten op het faxapparaat, is het mogelijk het aantal malen
overgaan van de bel in te stellen. Zie “Aantal malen overgaan van
de bel”, bladzijde 9-9, voor verdere informatie over het instellen van
het aantal malen overgaan van de bel.
De automatische faxontvangst wordt als volgt gebruikt
1
5
4
8
7
0
*
2
2-18
+RRIGVWXN Bediening van het faxapparaat (basis)
1
1. Druk op de STOP toets.
* De verzending wordt op dit moment uitgevoerd.
2
2. De verzending zal worden geannuleerd.
* Een verzendrapport zal worden afgedrukt.
1
2
Annuleren van een willekeurige faxverzending of faxontvangst,
of een in uitvoering zijnde document-ophalen-ontvangst
Om een willekeurige verzending in uitvoering te annuleren waarbij
documenten eerst in het geheugen worden opgeslagen, zoals een
rondzending of een communicatie die gebruik maakt van de timer, en
tevens om een document-ophalen-ontvangst te annuleren, volgt u de
onderstaande procedure. Aangezien geheugenverzending de
standaardinstelling is op dit faxapparaat, kan de onderstaande
procedure worden gebruikt om een willekeurige
standaardfaxverzending te annuleren.
* Wanneer beperkte-toegang AAN staat, is het eerst noodzakelijk uw
toegangscode (of het geregistreerde hoofdwachtwoord) in te
voeren, en vervolgens op de ENTER FUNCTIE toets te drukken.
Zie “(5) Invoeren van uw toegangscode”, bladzijde 7-28.
1. Houd de WISSEL DISPLAY toets ingedrukt en druk op de
STOP toets.
* De communicatie wordt op dit moment uitgevoerd.
2. De communicatie zal worden geannuleerd.
* Een verzendrapport of ontvangstrapport, al naar gelang
van toepassing, zal worden afgedrukt.
1
#
3
5
6
4
8
9
7
0
*
2
A A
Annuleren van een communicatie
De procedure voor het annuleren van een communicatie verschilt
afhankelijk van de soort communicatie die u wilt annuleren.
* Als een communicatie in uitvoering wordt geannuleerd, zal een
overeenkomstig verzendrapport of ontvangstrapport worden
afgedrukt, ongeacht de AAN/UIT instelling van het betreffende
rapport. Afhankelijk van de soort communicatie waar het om gaat,
kan een voorbeeldafdruk van de betreffende documenten aan het
rapport worden toegevoegd.
Annuleren van een in uitvoering zijnde verzending in de ADF-
verzendfunctie
* Een omgekeerd-document-ophalen bediening die op dat moment
wordt uitgevoerd in de ADF-verzendfunctie kan tevens worden
geannuleerd door de onderstaande procedure te volgen.
26 27
28
21 22
23
31 32
33
12
3
67
8
ABC
DEF GHI
PQR
ST UVW
#
3
6
9
A A
* Om de procedure tussentijds te stoppen, drukt u op de STOP
toets. De mededelingendisplay zal vervolgens terugkeren
naar de uitgangsstand.
1
2
1. Druk op de FUNCTIE toets.
2. Druk eenmaal op de () cursortoets.
3
3. Druk op de ENTER FUNCTIE toets. Het bestandsnummer
dat behoort bij een communicatie die in het geheugen wacht
op de begintijd zal op de mededelingendisplay worden
afgebeeld.
* Wanneer “GEEN DOC.IN GEH.” op de
mededelingendisplay wordt afgebeeld, zijn er geen
ingestelde communicaties die gebruik maken van de timer,
en zal de mededelingendisplay terugkeren naar de
uitgangsstand.
* Wanneer een document-ophalen-verzending vanuit het
geheugen is ingesteld, zal “OPHALEN (ZENDEN)” op de
mededelingendisplay worden afgebeeld achter het
bestandsnummer.
* Wanneer een F-code gebaseerde vertrouwelijk document-
ophalen-verzending is ingesteld, zal het vertrouwelijke
postbusnummer (SEP [selectief document-ophalen-adres])
op de mededelingendisplay worden afgebeeld achter het
bestandsnummer.
4
4. Druk op de () cursortoets totdat het bestandsnummer dat
behoort bij de communicatie die u wilt annuleren op de
mededelingendisplay wordt afgebeeld.
5
5. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
6
6. De gekozen communicatie zal worden geannuleerd.
Wanneer andere ingestelde communicaties in het geheugen
overblijven, zal een bevestigingsrapport worden afgedrukt.
Annuleren van een communicatie die wacht op de begintijd
Om een willekeurige communicatie te annuleren die gebruik maakt
van de timer en in het geheugen wacht op de begintijd, volgt u de
onderstaande procedure.
* U kunt een bevestigingsrapport afdrukken om te controleren welke
communicaties zijn ingesteld. Zie “Bevestigingsrapport”, bladzijde 8-
4. Verdere informatie over de verschillende communicaties die
gebruik maken van de timer kunnen worden gecontroleerd door een
timer-verzendrapport af te drukken. Zie “Timer-verzendrapport”,
bladzijde 8-3.
* Wanneer beperkte-toegang AAN staat, is het eerst noodzakelijk uw
toegangscode (of het geregistreerde hoofdwachtwoord) in te
voeren, en vervolgens op de ENTER FUNCTIE toets te drukken.
Zie “(5) Invoeren van uw toegangscode”, bladzijde 7-28.
* In het geval een toegangscode werd ingevoerd, zal het alleen
mogelijk zijn communicaties te annuleren die door dezelfde
gebruiker werden ingesteld. Om communicaties te annuleren die
door meerdere gebruikers zijn ingesteld, is het noodzakelijk het
geregistreerde hoofdwachtwoord in te voeren.
)81&7,(
:,69(5/$$79(5=(1'
),/(
$%&
),/(
%%%
),/(:,66(1

3/$$76'2&80(17
2-19
+RRIGVWXN Bediening van het faxapparaat (basis)
One-touch-toetsen
(1) Registreren
45 one-touch-toetsen zijn beschikbaar voor het registreren van
faxnummers. Voer het gewenste faxnummer in door eenvoudigweg
op de one-touch-toets (nummers 1 tot en met 45) waaronder het
faxnummer is geregistreerd te drukken.
* Klap de afdekplaat naar beneden om toegang te verkrijgen tot de
one-touch-toetsnummers 1 tot en met 20, en klap deze naar boven
om toegang te verkrijgen tot de one-touch-toetsnummers 21 tot en
met 45. Zie “( One-touch-toetsen (1 tot en met 45)”, bladzijde 2-5.
* Om de procedure tussentijds te stoppen, drukt u op de STOP toets.
De mededelingendisplay zal vervolgens terugkeren naar de
uitgangsstand.
* Wanneer beperkte-toegang AAN staat, is het eerst noodzakelijk het
geregistreerde hoofdwachtwoord in te voeren, en vervolgens op de
ENTER FUNCTIE toets te drukken. Zie “(5) Invoeren van uw
toegangscode”, bladzijde 7-28.
1. Druk op de FUNCTIE toets.
2. Druk op de () cursortoets totdat de volgende mededeling op de
mededelingendisplay wordt afgebeeld.
3. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
4. Druk eenmaal op de () cursortoets.
5. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
6. Druk op een niet-geregistreerde one-touch-toets.
7. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
8. Voer met behulp van de cijfertoetsen het faxnummer in dat onder
die one-touch-toets moet worden geregistreerd (maximaal 32
cijfers).
9. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
10. Om deze one-touch-toets aan te wijzen voor F-code gebaseerde
verzending of encryptie-verzending, voert u met behulp van de
cijfertoetsen een SUB (subadres) in (maximaal 20 cijfers).
Wanneer u de one-touch-toets NIET wilt aanwijzen voor F-code
gebaseerde verzending of encryptie-verzending, gaat u verder
met bedieningsstap 13.
* De ingevoerde SUB (subadres) zal tevens worden gebruikt als
de SEP (selectief document-ophalen-adres).
11. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
12. Voer met behulp van de cijfertoetsen een SID (subadres-ID) in
(maximaal 20 cijfers).
* Wanneer u GEEN subadres-ID voor deze one-touch-toets wilt
registreren, gaat u verder met bedieningsstap 13.
* De ingevoerde SID (subadres-ID) zal tevens worden gebruikt
als de WW (F-code-wachtwoord). Aangezien noch de SID,
noch de WW zal worden afgedrukt op enig rapport of lijst,
wordt het aangeraden dat u op de ene of andere manier deze
informatie zelf vastlegt.
13. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
14. Voer de naam van de bestemming in (maximaal 16 schrijftekens).
* Zie “
Invoeren van schrijftekens”, bladzijde 2-21, voor verdere
informatie over het invoeren van schrijftekens.
15. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
16. Druk op de () () cursortoetsen totdat de gewenste
verzendsnelheid op de mededelingendisplay wordt afgebeeld.
17. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
* Als u GEEN SUB (subadres) hebt ingevoerd in bedieningsstap
10, gaat u verder met bedieningsstap 22.
18. Druk op de () () cursortoetsen om te kiezen of u de one-
touch-toets wilt aanwijzen voor encryptie-verzending (AAN) of niet
(UIT).
19. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
* Als u “UIT” hebt gekozen, gaat u verder met bedieningsstap 22.
20. Voer met behulp van de cijfertoetsen het 2-cijferig
encryptiesleutel-ID (00 tot en met 19) in dat overeenkomt met de
gewenste encryptiesleutel.
21. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.

3/$$76'2&80(17
)81&7,(
5(*9(561(/'.,(615
5(*9(561(/'.,(615
5(*728&+.,(=(1
71,(8:15

68%
6,'
1$$0$%&
.(<
(1&5<37,(
8,7
(1&5<37,(
$$1
02'(0
/$$*
02'(0
+22*
02'(0
0,''/(67(61(/+(,'
2-20
+RRIGVWXN Bediening van het faxapparaat (basis)
22. Het registreren van die one-touch-toets is klaar. Druk op de ()
() cursortoetsen om te kiezen of u verder wilt gaan of niet met
het registreren van andere one-touch-toetsen.
23. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
* Als u ervoor kiest verder te gaan met het registreren van one-
touch-toetsen, gaat u terug naar bedieningsstap 6. Als u ervoor
kiest NIET verder te gaan, zal de mededelingendisplay
terugkeren naar de uitgangsstand.
5. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
* Als u verder wilt gaan met het uitwissen van informatie
geregistreerd onder one-touch-toetsen, gaat u terug naar
bedieningsstap 2. Als u NIET verder wilt gaan, zal de
mededelingendisplay terugkeren naar de uitgangsstand.
Veranderen
3. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
4. Voer met behulp van de cijfertoetsen het faxnummer in dat u wilt
veranderen. Als u andere informatie dan het huidig geregistreerde
faxnummer wilt veranderen, drukt u op de ENTER FUNCTIE toets
totdat de gewenste informatie op de mededelingendisplay wordt
afgebeeld, en vervolgens verandert u die informatie al naar gelang
gewenst.
* Zie “(1) Registreren”, bladzijde 2-19, voor verdere informatie over
ieder informatie-item.
* Om de huidig geregistreerde SID (subadres-ID) te veranderen,
voert u eerst de geregistreerde SID (subadres-ID) in en drukt u
op de ENTER FUNCTIE toets. Vervolgens voert u de gewenste
nieuwe SID (subadres-ID) in.
5. Nadat het veranderen van alle informatie-items klaar is, drukt u op
de ENTER FUNCTIE toets totdat de volgende mededeling op de
mededelingendisplay wordt afgebeeld.
6. Het veranderen van de geregistreerde informatie is klaar. Druk op
de () () cursortoetsen om te kiezen of u verder wilt gaan of niet
met het veranderen van informatie geregistreerd onder one-touch-
toetsen.
7. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
* Als u ervoor kiest verder te gaan met het veranderen van
informatie geregistreerd onder one-touch-toetsen, gaat u terug
naar bedieningsstap 2. Als u ervoor kiest NIET verder te gaan,
zal de mededelingendisplay terugkeren naar de uitgangsstand.
'225*$$1"
-$
'225*$$1"
1((
(2) Veranderen en uitwissen
* Als een one-touch-toets, die gebruikt is om een communicatie in te
stellen die nog niet is begonnen, wordt gekozen om te veranderen
of uit te wissen, zal “IS GEHEUGEN BESTAND” op de
mededelingendisplay worden afgebeeld, en zal het niet mogelijk zijn
die one-touch-toets te veranderen of uit te wissen.
* Als een one-touch-toets die gebruikt is bij het registreren van een
programmatoets, groeptoets of relais-postbus wordt gekozen om te
veranderen of uit te wissen, zal “KAN NIET VERWIJDEREN” op de
mededelingendisplay worden afgebeeld, en zal het niet mogelijk zijn
die one-touch-toets te veranderen of uit te wissen.
* Om de procedure tussentijds te stoppen, drukt u op de STOP toets.
De mededelingendisplay zal vervolgens terugkeren naar de
uitgangsstand.
* Wanneer beperkte-toegang AAN staat, is het eerst noodzakelijk het
geregistreerde hoofdwachtwoord in te voeren, en vervolgens op de
ENTER FUNCTIE toets te drukken. Zie “(5) Invoeren van uw
toegangscode”, bladzijde 7-28.
1. Voer de bedieningsstappen 1 tot en met 5 uit op bladzijde 2-19.
2. Druk op de one-touch-toets die de te veranderen of uit te wissen
informatie bevat.
* Om de geregistreerde informatie uit te wissen, gaat u verder met
Uitwissen”. Om de geregistreerde informatie te veranderen,
gaat u verder met “Veranderen”.
Uitwissen
3. Druk op de VERWIJDEREN/HOORN OP HAAK toets.
4. Het uitwissen van de geregistreerde informatie is klaar. Druk op de
() () cursortoetsen om te kiezen of u verder wilt gaan of niet
met het uitwissen van informatie geregistreerd onder one-touch-
toetsen.

3/$$76'2&80(17
5(*9(561(/'.,(615
5(*728&+.,(=(1
5(*728&+.,(=(1
*(()728&+.,(615
7:,66(1

'225*$$1"
-$
'225*$$1"
-$
'225*$$1"
1((
(3) Afdrukken van een one-touch-
toetsenlijst en verkorte nummerlijst
Door deze lijsten af te drukken wordt de gebruiker in staat gesteld de
faxnummers die zijn geregistreerd onder iedere one-touch-toets (one-
touch-toetsenlijst) en die onder verkorte nummers (verkorte
nummerlijst) te controleren.
* Noch de overeenkomende SID’s (subadres-ID’s), noch de WW’s
(F-code-wachtwoorden) zullen op deze lijsten worden afgedrukt.
* Om de procedure tussentijds te stoppen, drukt u op de STOP toets.
De mededelingendisplay zal vervolgens terugkeren naar de
uitgangsstand.
* Wanneer beperkte-toegang AAN staat, is het eerst noodzakelijk het
geregistreerde hoofdwachtwoord in te voeren, en vervolgens op de
ENTER FUNCTIE toets te drukken. Zie “(5) Invoeren van uw
toegangscode”, bladzijde 7-28.
1. Druk op de RAPPORTEN AFDRUKKEN toets.
2. Druk eenmaal op de () cursortoets.
3. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
4. Druk nogmaals op de ENTER FUNCTIE toets. De one-touch-
toetsenlijst en verkorte nummerlijst zullen worden afgedrukt.

3/$$76'2&80(17
5$33257$)'58..(1
*(5(*,671U/,-67
5$33257$)'58..(1
)$;1800(5/,-67
6. Druk op de CAPS LOCK toets.
4. Druk tweemaal op de one-touch-toetsnummer 7 (“ST”).
5. Druk op de () cursortoets om het afgebeelde schrijfteken
te registreren.
3. Druk op de CAPS LOCK toets.
* Bij het invoeren van schrijftekens dient de CAPS LOCK
toets voor het omschakelen tussen het invoeren van de
kleine letters en hoofdletters die onder iedere one-touch-
toets op het bedieningspaneel staan afgebeeld.
2-21
+RRIGVWXN Bediening van het faxapparaat (basis)
1
[Voorbeeld] De naam van de bestemming moet als “AtZ”
onder een one-touch-toets worden
geregistreerd
1. Druk eenmaal op de one-touch-toetsnummer 1 (“ABC”).
2. Druk op de () cursortoets om het schrijfteken dat u in stap
1 hebt ingevoerd te registreren.
Invoeren van schrijftekens
Het invoeren van schrijftekens is noodzakelijk voor het registreren
van de namen van de bestemmingen en informatie ter identificatie
van het eigen station. Het invoeren wordt uitgevoerd met behulp van
de one-touch-toetsnummers 1 tot en met 15.
* Het invoeren van schrijftekens moet worden uitgevoerd terwijl de
afdekplaat naar beneden is geklapt.
1 Druk op de one-touch-toets die overeenkomt met de gewenste
letter, cijfer, leesteken of symbool totdat het gewenste schrijfteken
wordt afgebeeld.
* Letters kunnen als hoofdletter of als kleine letter worden
ingevoerd. Druk op de CAPS LOCK toets (one-touch-
toetsnummer 19) om om te schakelen tussen het invoeren van
hoofdletters en het invoeren van kleine letters.
2 Nadat het gewenste schrijfteken is afgebeeld, drukt u op de ()
cursortoets om dat schrijfteken te registreren.
1$$0$
1$$0$
1$$0$
1$$0$W
1$$0$W
2
3
5
6
2
26 27
21 22
31 32
36 37
12
67
11 12
ABC
DEF
PQR
ST
@
. :
3
C
26 27
28 29 30
31 32
33 34 35
36 37
38 39 40
41 42
43 44 45
12
345
67
8910
11 12
13 14 15
16 17
18 19 20
ABC
DEF GHI
JKL
MNO
PQR
ST UVW
XYZ
*
# 0~9
@
/
. :
( )
&
? [ ] % !
=
Aa
4
5
26 27
28 29 30
21 22
23 24 25
31 32
33 34 35
36 37
38 39 40
12
345
67
8910
11 12
13 14 15
ABC
DEF GHI
JKL
MNO
PQR
ST UVW
XYZ
*
# 0~9
@
/
. :
( )
&
? [ ] % !
=
6
C
26 27
28 29 30
31 32
33 34 35
36 37
38 39 40
41 42
43 44 45
12
345
67
8910
11 12
13 14 15
16 17
18 19 20
ABC
DEF GHI
JKL
MNO
PQR
ST UVW
XYZ
*
# 0~9
@
/
. :
( )
&
? [ ] % !
=
Aa
26 27
28 29 30
21 22
23 24 25
31 32
33 34 35
36 37
38 39 40
12
345
67
8910
11 12
13 14 15
ABC
DEF GHI
JKL
MNO
PQR
ST UVW
XYZ
*
# 0~9
@
/
. :
( )
&
? [ ] % !
=
2-22
+RRIGVWXN Bediening van het faxapparaat (basis)
7. Druk eenmaal op de one-touch-toetsnummer 9 (“XYZ”).
8. Druk op de () cursortoets om het afgebeelde schrijfteken
te registreren.
9. Nadat het invoeren van schrijftekens klaar is, drukt u op de
ENTER FUNCTIE toets.
Verkorte nummers
(1) Registreren
Maximaal 100 faxnummers van bestemmingen kunnen onder
verkorte nummers worden geregistreerd. Voer het gewenste
faxnummer in door eenvoudigweg het 2-cijferig verkorte nummer (00
tot en met 99) in te voeren waaronder het faxnummer werd
geregistreerd.
* Om het faxnummer te controleren dat onder ieder verkort nummer
is geregistreerd, drukt u een verkorte nummerlijst af. Zie “(3)
Afdrukken van een one-touch-toetsenlijst en verkorte nummerlijst”,
bladzijde 2-20.
* Om de procedure tussentijds te stoppen, drukt u op de STOP toets.
De mededelingendisplay zal vervolgens terugkeren naar de
uitgangsstand.
* Wanneer beperkte-toegang AAN staat, is het eerst noodzakelijk het
geregistreerde hoofdwachtwoord in te voeren, en vervolgens op de
ENTER FUNCTIE toets te drukken. Zie “(5) Invoeren van uw
toegangscode”, bladzijde 7-28.
1. Druk op de FUNCTIE toets.
2. Druk op de () cursortoets totdat de volgende mededeling op de
mededelingendisplay wordt afgebeeld.
3. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
4. Druk nogmaals op de ENTER FUNCTIE toets.
5. Voer met behulp van de cijfertoetsen de 2 cijfers (00 tot en met 99)
in die overeenkomen met het gewenste verkorte nummer.
6. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
7. Voer met behulp van de cijfertoetsen van het faxnummer in dat
onder dat verkorte nummer moet worden geregistreerd (maximaal
32 cijfers).
8. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
9. Om dit verkorte nummer aan te wijzen voor F-code gebaseerde
verzending of encryptie-verzending, voert u met behulp van de
cijfertoetsen een SUB (subadres) in (maximaal 20 cijfers).
Wanneer u het verkorte nummer NIET wilt aanwijzen voor F-code
gebaseerde verzending of encryptie-verzending, gaat u verder met
bedieningsstap 12.
* De ingevoerde SUB (subadres) zal tevens worden gebruikt als
de SEP (selectief document-ophalen-adres).
10. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
11. Voer met behulp van de cijfertoetsen een SID (subadres-ID) in
(maximaal 20 cijfers).
* Wanneer u GEEN subadres-ID voor dit verkorte nummer wilt
registreren, gaat u verder met bedieningsstap 12.
* De ingevoerde SID (subadres-ID) zal tevens worden gebruikt
als de WW (F-code-wachtwoord). Aangezien noch de SID,
noch de WW zal worden afgedrukt op enig rapport of lijst,
wordt het aangeraden dat u op de ene of andere manier deze
informatie zelf vastlegt.
12. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
13. Voer de naam van de bestemming in (maximaal 16 schrijftekens).
* Zie “Invoeren van schrijftekens”, bladzijde 2-21, voor verdere
informatie over het invoeren van schrijftekens.
14. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
15. Druk op de () () cursortoetsen totdat de gewenste
verzendsnelheid op de mededelingendisplay wordt afgebeeld.
16. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
* Als u GEEN SUB (subadres) hebt ingevoerd in bedieningsstap
9, gaat u verder met bedieningsstap 21.
1$$0$W=
7
8
9
3
5
6
2
26 27
21 22
31 32
36 37
12
67
11 12
ABC
DEF
PQR
ST
@
. :
* Om de ingevoerde informatie te herzien of op een andere manier te
veranderen nadat het registreren van het schrijfteken klaar is (door
op de () cursortoets te drukken), drukt u op de () ()
cursortoetsen om de cursor naar de gewenste positie te verplaatsen
en voert u de schrijftekens opnieuw in zoals gewenst.
* Om een spatie in te voeren, drukt u op de KOPIE/SPATIE toets tot
voorbij de plaats waar de spatie moet worden ingevoerd, en voert u
vervolgens het volgende schrijfteken in.
)81&7,(
5(*9(561(/'.,(615
5(*9(561(/'.,(615
5(*,6759(5..,(615
1592(515,1


3/$$76'2&80(17
151,(8:15
68%
6,'
1$$0$%&
02'(0
/$$*
02'(0
+22*
02'(0
0,''/(67(61(/+(,'
2-23
+RRIGVWXN Bediening van het faxapparaat (basis)
17. Druk op de () () cursortoetsen om te kiezen of u het verkorte
nummer wilt aanwijzen voor encryptie-verzending (AAN) of niet
(UIT).
18. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
Als u “UIT” hebt gekozen, gaat u verder met bedieningsstap 21.
19. Voer met behulp van de cijfertoetsen het 2-cijferig
encryptiesleutel-ID (00 tot en met 19) in dat overeenkomt met de
gewenste encryptiesleutel.
20. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
21. Het registreren van dat verkorte nummer is klaar. Druk op de ()
() cursortoetsen om te kiezen of u verder wilt gaan of niet met
het registreren van andere verkorte nummers.
22. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
* Als u ervoor kiest verder te gaan met het registreren van
verkorte nummers, gaat u terug naar bedieningsstap 5. Als u
ervoor kiest NIET verder te gaan, zal de mededelingendisplay
terugkeren naar de uitgangsstand.
Uitwissen
3. Druk op de VERWIJDEREN/HOORN OP HAAK toets.
4. Het uitwissen van de geregistreerde informatie is klaar. Druk op de
() () cursortoetsen om te kiezen of u verder wilt gaan of niet
met het uitwissen van informatie geregistreerd onder verkorte
nummers.
5. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
* Als u ervoor kiest verder te gaan met het wissen van informatie
geregistreerd onder verkorte nummers, gaat u terug naar
bedieningsstap 2. Als u ervoor kiest NIET verder te gaan, zal de
mededelingendisplay terugkeren naar de uitgangsstand.
Veranderen
3. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
4. Voer met behulp van de cijfertoetsen het faxnummer in dat u wilt
veranderen. Als u andere informatie dan het huidig geregistreerde
faxnummer wilt veranderen, drukt u op de ENTER FUNCTIE toets
totdat de gewenste informatie op de mededelingendisplay wordt
afgebeeld, en vervolgens verandert u die informatie al naar gelang
gewenst.
* Zie “(1) Registreren”, bladzijde 2-22, voor verdere informatie over
ieder informatie-item.
* Om de huidig geregistreerde SID (subadres-ID) te veranderen,
voert u eerst de geregistreerde SID (subadres-ID) in en drukt u
op de ENTER FUNCTIE toets. Vervolgens voert u de gewenste
nieuwe SID (subadres-ID) in.
5. Nadat het veranderen van alle informatie-items klaar is, drukt u op
de ENTER FUNCTIE toets totdat de volgende mededeling op de
mededelingendisplay wordt afgebeeld.
6. Het veranderen van de geregistreerde informatie is klaar. Druk op
de () () cursortoetsen om te kiezen of u verder wilt gaan of niet
met het veranderen van informatie geregistreerd onder verkorte
nummers.
7. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
* Als u ervoor kiest verder te gaan met het wissen van informatie
geregistreerd onder verkorte nummers, gaat u terug naar
bedieningsstap 2. Als u ervoor kiest NIET verder te gaan, zal de
mededelingendisplay terugkeren naar de uitgangsstand.
.(<
(1&5<37,(
8,7
(1&5<37,(
$$1
(2) Veranderen en uitwissen
* Als een verkort nummer, dat gebruikt is om een communicatie in te
stellen die nog niet is begonnen, wordt gekozen om te veranderen
of uit te wissen, zal “IS GEHEUGEN BESTAND” op de
mededelingendisplay worden afgebeeld, en zal het niet mogelijk zijn
dat verkort nummer te veranderen of uit te wissen.
* Als een verkort nummer dat gebruikt is bij het registreren van een
programmatoets, groeptoets of relais-postbus wordt gekozen om te
veranderen of uit te wissen, zal “KAN NIET VERWIJDEREN” op de
mededelingendisplay worden afgebeeld, en zal het niet mogelijk zijn
dat verkort nummer te veranderen of uit te wissen.
* Om de procedure tussentijds te stoppen, drukt u op de STOP toets.
De mededelingendisplay zal vervolgens terugkeren naar de
uitgangsstand.
* Wanneer beperkte-toegang AAN staat, is het eerst noodzakelijk het
geregistreerde hoofdwachtwoord in te voeren, en vervolgens op de
ENTER FUNCTIE toets te drukken. Zie “(5) Invoeren van uw
toegangscode”, bladzijde 7-28.
1. Voer de bedieningsstappen 1 tot en met 4 uit op bladzijde 2-22.
2. Voer het 2-cijferig verkorte nummer (00 tot en met 99) in dat de te
veranderen of uit te wissen informatie bevat.
* Om de geregistreerde informatie uit te wissen, gaat u verder met
Uitwissen”. Om de geregistreerde informatie te veranderen,
gaat u verder met “Veranderen”.

3/$$76'2&80(17
15$%&
15:,66(1

'225*$$1"
-$
'225*$$1"
1((
'225*$$1"
-$
2-24
+RRIGVWXN Bediening van het faxapparaat (basis)
1
1. Wanneer met de bediening documenten verzonden worden,
plaatst u de te verzenden documenten op de
documententafel en, indien noodzakelijk, kiest u de
gewenste afdrukkwaliteit en het gewenste
documentcontrast.
2
2. Druk op de VERKORT/ALFAB. LIJST toets.
(3) Kiezen
U kunt een faxnummer invoeren door eenvoudigweg het 2-cijferig
verkorte nummer in te voeren waaronder dat faxnummer werd
geregistreerd in “(1) Registreren”, bladzijde 2-22.
* Om de procedure tussentijds te stoppen, drukt u op de STOP toets.
De mededelingendisplay zal vervolgens terugkeren naar de
uitgangsstand.
* Wanneer beperkte-toegang AAN staat, is het eerst noodzakelijk uw
toegangscode (of het geregistreerde hoofdwachtwoord) in te
voeren, en vervolgens op de ENTER FUNCTIE toets te drukken.
Zie “(5) Invoeren van uw toegangscode”, bladzijde 7-28.

3/$$76'2&80(17
1592(515,1
A4
8
1
2
C
A A
36 37
38 39 40
41 42
43 44 45
11 12
13 14 15
16 17
18 19 20
*
# 0~9
@
/
. :
( )
&
Aa
3
3. Voer met behulp van de cijfertoetsen het 2-cijferig verkorte
nummer (00 tot en met 99) in dat overeenkomt met het
gewenste faxnummer.
* Wanneer “NIET IN GEBRUIK” op de mededelingendisplay
wordt afgebeeld, heeft u een niet-geregistreerde verkort
nummer ingevoerd. Controleer of het verkorte nummer het
juiste is en voer dat nummer in.
* Het is mogelijk meerdere bestemmingen in te voeren. Zie
“Rondzenden”, bladzijde 4-3, voor verdere informatie.
4
4. Druk op de START toets. Het faxapparaat zal automatisch
beginnen met het kiezen van de gekozen faxnummers.
15$%&
1
#
3
5
6
4
8
9
7
0
*
2
A A
#
5
6
4
8
9
7
0
*
A A
2-25
+RRIGVWXN Bediening van het faxapparaat (basis)
1
1. Wanneer met de bediening documenten verzonden worden,
plaatst u de te verzenden documenten op de
documententafel en, indien noodzakelijk, kiest u de
gewenste afdrukkwaliteit en het gewenste
documentcontrast.
2
2. Druk op de VERKORT/ALFAB. LIJST toets.
Alfabetische lijst
De alfabetische lijst zoekt de naam op van een bestemming die
geregistreerd staat onder een verkort nummer en beeldt vervolgens
automatisch het overeenkomstige faxnummer af zodat u het kunt
laten kiezen. Deze functie is bijzonder nuttig wanneer een groot
aantal faxnummers van bestemmingen is geregistreerd.
* Voor het gebruiken van de alfabetische lijst om naar een
faxnummer te zoeken en dit af te beelden, is het noodzakelijk dat
niet alleen het faxnummer van de bestemming wordt ingevoerd
tijdens de registratieprocedure voor het verkorte nummer, maar
tevens de naam van de bestemming.
* Om de procedure tussentijds te stoppen, drukt u op de STOP toets.
De mededelingendisplay zal vervolgens terugkeren naar de
uitgangsstand.
* Wanneer beperkte-toegang AAN staat, is het eerst noodzakelijk uw
toegangscode (of het geregistreerde hoofdwachtwoord) in te
voeren, en vervolgens op de ENTER FUNCTIE toets te drukken.
Zie “(5) Invoeren van uw toegangscode”, bladzijde 7-28.

3/$$76'2&80(17
1592(515,1
A4
8
1
2
C
A A
36 37
38 39 40
41 42
43 44 45
11 12
13 14 15
16 17
18 19 20
*
# 0~9
@
/
. :
( )
&
Aa
3
3. Druk op de one-touch-toets die is gemerkt met het eerste
schrijfteken van de naam van de bestemming, zoals deze
geregistreerd staat onder het verkorte nummer.
* Het faxapparaat zal zoeken naar het voorkomen van
geregistreerde letters, als hoofdletter en als kleine letter.
4
4. Druk op de () () cursortoetsen totdat het gewenste
schrijfteken wordt afgebeeld.
5
5. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
6
6. Alle namen van de bestemmingen die beginnen met het in
bedieningsstap 4 gekozen schrijfteken zullen nu op de
mededelingendisplay toegankelijk zijn. Druk op de () ()
cursortoetsen om de geregistreerde namen van
bestemmingen door te draaien totdat de gewenste naam
van de bestemming wordt afgebeeld.
1$$023=2(.(1$
1$$023=2(.(1%
15%%+
15%71
26 27
28 29 30
21 22
23 24 25
31 32
33 34 35
36 37
38 39 40
12
345
67
8910
11 12
13 14 15
ABC
DEF GHI
JKL
MNO
PQR
ST UVW
XYZ
*
# 0~9
@
/
. :
( )
&
? [ ] % !
=
3
5
6
2
26 27
21 22
31 32
36 37
12
67
11 12
ABC
DEF
PQR
ST
@
. :
3
5
6
2
26 27
21 22
31 32
36 37
12
67
11 12
ABC
DEF
PQR
ST
@
. :
2-26
+RRIGVWXN Bediening van het faxapparaat (basis)
7
7. Druk op de START toets. Het faxapparaat zal automatisch
beginnen met het kiezen van dat faxnummer.
1
1. Druk op de PAUZE/OPNIEUW KIEZEN toets.
Het laatst gekozen faxnummer zal op de
mededelingendisplay worden afgebeeld.
2
2. Druk op de START toets. Het faxapparaat zal automatisch
beginnen met het kiezen van dat faxnummer.
#
5
6
4
8
9
7
0
*
A A
3
4
1
1
Opnieuw kiezen
(1) Automatisch opnieuw kiezen
Bij het proberen verzenden van documenten, enz., kan het
faxapparaat van de andere partij bezet zijn met een andere
communicatie en niet antwoorden. In dit soort gevallen zal uw
faxapparaat automatisch proberen hetzelfde faxnummer opnieuw te
kiezen en vervolgens proberen de faxbediening uit te voeren.
* Het automatisch opnieuw kiezen van dat faxnummer zal met
regelmatige tussenpozen een vastgesteld aantal keren worden
uitgevoerd.
* Als het faxapparaat wacht op het opnieuw kiezen van een
faxnummer voor een verzending in de ADF-verzendfunctie en u op
de STOP toets drukt om die documenten op de
documentenuitvoertafel uit te voeren, zal het automatisch opnieuw
kiezen worden geannuleerd.
(2) Handmatig opnieuw kiezen
Het is mogelijk het laatst gekozen faxnummer opnieuw te kiezen,
zonder dat het noodzakelijk is het nummer opnieuw in te voeren.
* Wanneer beperkte-toegang AAN staat, is het eerst noodzakelijk uw
toegangscode (of het geregistreerde hoofdwachtwoord) in te
voeren, en vervolgens op de ENTER FUNCTIE toets te drukken.
Zie “(5) Invoeren van uw toegangscode”, bladzijde 7-28.
#
5
6
4
8
9
7
0
*
A A
3
4
1
1
A4
8
1
2
C
A A
36 37
38 39 40
41 42
43 44 45
11 12
13 14 15
16 17
18 19 20
*
# 0~9
@
/
. :
( )
&
Aa
+RRIGVWXN
Maken van kopieën
3-1
7
7. Druk op de START toets. Het kopiëren zal beginnen.
* Nadat het kopiëren klaar is, verwijdert u alle kopieën vanaf
de papieruitvoertafel. Maximaal 100 kopieën kunnen
tegelijkertijd op de papieruitvoertafel worden opgestapeld.
3-2
Maken van kopieën
1
1. Plaats de te kopiëren documenten op de documententafel
en, indien noodzakelijk, kies de gewenste afdrukkwaliteit en
het gewenste documentcontrast.
2
2. Druk op de KOPIE/SPATIE toets.
* Als de optionele cassette NIET is aangebracht, gaat u
verder met bedieningsstap 4.
3
3. Als de optionele cassette WEL is aangebracht, drukt u op de
() () cursortoetsen om te kiezen vanuit welke cassette
het kopiëren zal worden uitgevoerd. Kies [1] voor de
cassette die bij het faxapparaat werd geleverd, of kies [2]
voor de optionele cassette.
4
5
4. Voer met behulp van de cijfertoetsen het gewenste aantal te
maken kopieën per document in.
* Maximaal 99 kopieën kunnen tegelijkertijd worden
gemaakt.
5. Wanneer u de kopieerfactor wilt veranderen, drukt u op de
ENTER FUNCTIE toets.
* Wanneer u de kopieerfactor van 100% NIET wilt
veranderen, gaat u verder met bedieningsstap 7.
6
6. Voer met behulp van de cijfertoetsen een gewenste
kopieerfactor in (50% tot en met 200%).
* Bij het kopiëren met de SUPERFIJN afdrukkwaliteit, kiest u
een zoomfactor tussen 70% en 200%.
Standaardkopiëren en
groepeerkopiëren
Om een enkele kopie of een enkel setje kopieën te maken, of om
meerdere kopieën te maken van één of meerdere documenten,
waarbij alle kopieën van hetzelfde document in een setje worden
gegroepeerd, volgt u de onderstaande procedure.
* Behalve wanneer een andere afdrukkwaliteit wordt gekozen, zal
voor het kopiëren zal de afdrukkwaliteit automatisch de FIJN
afdrukkwaliteit worden ingesteld.
Om foto’s, enz., zo scherp mogelijk te kopiëren, kiest u de FOTO
MODE afdrukkwaliteit. Voor het kopiëren van documenten met
gedetailleerde lijnen of schrijftekens, kiest u de SUPERFIJN
afdrukkwaliteit. Druk op de afdrukkwaliteit-keuzetoets voor het
kiezen van de gewenste afdrukkwaliteit. Zie “Verzenden van
documenten”, bladzijde 2-12.
Om met de SUPERFIJN afdrukkwaliteit te kopiëren, is het
noodzakelijk de superfijnfunctie van tevoren AAN te zetten.
Zie “Superfijnfunctie AAN/UIT”, bladzijde 9-7.
* Wanneer FIJN of FOTO MODE is gekozen, kan de zoomfactor
worden ingesteld op iedere waarde van 50% tot en met 200% in
stapjes van 1%. Wanneer u met de SUPERFIJN afdrukkwaliteit
kopieert, kan de zoomfactor worden ingesteld op iedere waarde van
70% tot en met 200%. Om kopieën te maken met een zoomfactor
van minder dan 70%, is het noodzakelijk de FIJN afdrukkwaliteit te
kiezen.
* Om het documentcontrast te veranderen, drukt u op de
documentcontrast-keuzetoets en kiest u de normale, “LICHTER” of
“DONKERD.” contrastfunctie. Zie
<Documentcontrast>,
bladzijde 2-13.
* Om de procedure tussentijds te stoppen, drukt u op de STOP
toets. De mededelingendisplay zal vervolgens terugkeren
naar de uitgangsstand.

3/$$76'2&80(17
$$17$/.23,((1
1
#
3
5
6
4
8
9
7
0
*
2
A A
$$17$/.23,((1
$>@
$$17$/.23,((1
)2/,2>@
#
5
6
4
8
9
7
0
*
A A
$$17$/.23,((1

3-3
+RRIGVWXNMaken van kopieën
1
* Om de procedure tussentijds te stoppen, drukt u op de STOP
toets. De mededelingendisplay zal vervolgens terugkeren
naar de uitgangsstand.
1. Plaats de te kopiëren documenten op de documententafel
en, indien noodzakelijk, kies de gewenste afdrukkwaliteit en
het gewenste documentcontrast.
2
2. Druk tweemaal op de KOPIE/SPATIE toets.
* Als de optionele cassette NIET is aangebracht, gaat u
verder met bedieningsstap 4.
Sorteerkopiëren
Voor het maken van meerdere setjes kopieën van een aantal
documenten, volgt u de onderstaande procedure.
* Maximaal 99 setjes kopieën kunnen tegelijkertijd worden gemaakt.
* Voor verdere informatie over het kiezen van de gewenste
zoomfactor en het instellen van de afdrukkwaliteit en het
documentcontrast, zie “Standaardkopiëren en groepeerkopiëren”,
bladzijde 3-2.
4
3
2
1
4
3
2
1
3
2
1
4
3
3
2
1
4

3/$$76'2&80(17
$$17$/6(76
1
#
3
5
6
4
8
9
7
0
*
2
A A
3
3. Als de optionele cassette WEL is aangebracht, drukt u op de
() () cursortoetsen om te kiezen vanuit welke cassette
het papier moet worden ingevoerd. Kies [1] voor de cassette
die bij het faxapparaat werd geleverd, of kies [2] voor de
optionele cassette.
4
5
4. Voer met behulp van de cijfertoetsen het gewenste aantal te
maken setjes kopieën in.
5. Wanneer u de kopieerfactor wilt veranderen, drukt u op de
ENTER FUNCTIE toets.
* Wanneer u de kopieerfactor van 100% NIET wilt
veranderen, gaat u verder met bedieningsstap 7.
6
6. Voer met behulp van de cijfertoetsen een gewenste
kopieerfactor in (50% tot en met 200%).
* Bij het kopiëren met de SUPERFIJN afdrukkwaliteit, kiest u
een zoomfactor tussen 70% en 200%.
$$17$/6(76
$>@
$$17$/6(76
)2/,2>@
$$17$/6(76
$$17$/6(76

7
7. Druk op de START toets. De documenten zullen eerst in het
geheugen worden gescand en vervolgens zal het kopiëren
beginnen.
* Nadat het kopiëren klaar is, verwijdert u alle kopieën vanaf
de papieruitvoertafel. Maximaal 100 kopieën kunnen
tegelijkertijd op de papieruitvoertafel worden opgestapeld.
#
5
6
4
8
9
7
0
*
A A
1
* Om de procedure tussentijds te stoppen, drukt u op de STOP
toets. De mededelingendisplay zal vervolgens terugkeren
naar de uitgangsstand.
1. Plaats de te kopiëren documenten op de documententafel
en, indien noodzakelijk, kies de gewenste afdrukkwaliteit en
het gewenste documentcontrast.
2
2. Druk op de KOPIE/SPATIE toets.
* Om meerdere setjes kopieën van een enkel setje
documenten te maken, drukt u nogmaals op de
KOPIE/SPATIE toets.
3
3. Druk driemaal op de DUBBELZ. toets.
4
4. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
* Als de optionele cassette NIET is aangebracht, gaat u
verder met bedieningsstap 6.
3-4
+RRIGVWXN Maken van kopieën
Dubbelzijdig kopiëren (enkelzijdig
naar dubbelzijdig)
Volg de onderstaande procedure wanneer u dubbelzijdige kopieën
van enkelzijdige documenten wilt maken.
Het is tevens mogelijk meerdere setjes kopieën te maken van een
enkel setje documenten (dubbelzijdig-sorteerkopiëren).
* Maximaal 99 kopieën (of setjes kopieën) kunnen tegelijkertijd
worden gemaakt.
* Voor verdere informatie over het kiezen van de gewenste
zoomfactor en het instellen van de afdrukkwaliteit en het
documentcontrast, zie “Standaardkopiëren en groepeerkopiëren”,
bladzijde 3-2.
4
5
6
5
4
3
2
1
4
3
4
3
4
3
6
5
6
5
6
5
2
1
2
1
2
1
6
5
4
3
2
1
6
5
4
3
2
1
6
5
4
3
2
1

3/$$76'2&80(17
$$17$/.23,((1
$$17$/6(76
1
#
3
5
6
4
8
9
7
0
*
2
A A
'83/(;.23,(
=,-'(!'83/(;
'83/(;6257.23,(
=,-'(!'83/(;
26 27
28 29 30
21 22
23 24 25
31 32
33 34 35
36 37
38 39 40
12
345
67
8910
11 12
13 14 15
ABC
DEF GHI
JKL
MNO
PQR
ST UVW
XYZ
? [ ] % !
=
5
5. Als de optionele cassette WEL is aangebracht, drukt u op de
() () cursortoetsen om te kiezen vanuit welke cassette
het papier moet worden ingevoerd. Kies [1] voor de cassette
die bij het faxapparaat werd geleverd, of kies [2] voor de
optionele cassette.
6
7
6. Voer met behulp van de cijfertoetsen het gewenste aantal te
maken kopieën (of setjes kopieën) in.
7. Wanneer u de kopieerfactor wilt veranderen, drukt u op de
ENTER FUNCTIE toets.
* Wanneer u de kopieerfactor van 100% NIET wilt
veranderen, gaat u verder met bedieningsstap 9.
'83/(;.23,(
$>@
'83/(;.23,(
)2/,2>@
'83/(;.23,(
3-5
+RRIGVWXNMaken van kopieën
8
8. Voer met behulp van de cijfertoetsen een gewenste
kopieerfactor in (50% tot en met 200%).
* Bij het kopiëren met de SUPERFIJN afdrukkwaliteit, kiest u
een zoomfactor tussen 70% en 200%.
9
9. Druk op de START toets. De documenten zullen eerst in het
geheugen worden gescand en vervolgens zal het kopiëren
beginnen.
* Nadat het kopiëren klaar is, verwijdert u alle kopieën vanaf
de papieruitvoertafel. Maximaal 100 kopieën kunnen
tegelijkertijd op de papieruitvoertafel worden opgestapeld.
'83/(;.23,(

#
5
6
4
8
9
7
0
*
A A
1
* Om de procedure tussentijds te stoppen, drukt u op de STOP
toets. De mededelingendisplay zal vervolgens terugkeren
naar de uitgangsstand.
1. Plaats de te kopiëren documenten op de documententafel
en, indien noodzakelijk, kies de gewenste afdrukkwaliteit en
het gewenste documentcontrast.
Dubbelzijdig kopiëren (dubbelzijdig
naar dubbelzijdig)
Volg de onderstaande procedure wanneer u dubbelzijdige kopieën
van dubbelzijdige documenten wilt maken.
Het is tevens mogelijk meerdere setjes kopieën te maken van een
enkel setje documenten (dubbelzijdig-sorteerkopiëren).
* Maximaal 99 kopieën (of setjes kopieën) kunnen tegelijkertijd
worden gemaakt.
* Voor verdere informatie over het kiezen van de gewenste
zoomfactor en het instellen van de afdrukkwaliteit en het
documentcontrast, zie “Standaardkopiëren en groepeerkopiëren”,
bladzijde 3-2.

3/$$76'2&80(17
4
3
4
3
4
3
6
5
4
3
2
1
6
5
6
5
6
5
2
1
2
1
2
1
6
5
4
3
2
1
6
5
4
3
2
1
6
5
4
3
2
1
2
2. Druk op de KOPIE/SPATIE toets.
* Om meerdere setjes kopieën van een enkel setje
documenten te maken, druk nogmaals op de
KOPIE/SPATIE toets.
3
3. Druk tweemaal op de DUBBELZ. toets.
4
4. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
* Als de optionele cassette NIET is aangebracht, gaat u
verder met bedieningsstap 6.
$$17$/.23,((1
$$17$/6(76
1
#
3
5
6
4
8
9
7
0
*
2
A A
'83/(;.23,(
'83/(;!'83/(;
'83/(;6257.23,(
'83/(;!'83/(;
26 27
28 29 30
21 22
23 24 25
31 32
33 34 35
36 37
38 39 40
12
345
67
8910
11 12
13 14 15
ABC
DEF GHI
JKL
MNO
PQR
ST UVW
XYZ
? [ ] % !
=
3-6
+RRIGVWXN Maken van kopieën
9
9. Druk op de START toets. De kant van de documenten
waarvan het beeld omlaag gericht is, zal in het geheugen
worden gescand.
10
10. Nadat alle documenten op de documentenuitvoertafel zijn
uitgevoerd, zal “WIJZIG DOC. INSTELL.” op de
mededelingendisplay worden afgebeeld. Draai de
documenten om en plaats deze terug op de
documententafel.
Nadat de documenten op de documententafel zijn geplaatst,
zullen deze automatisch in het geheugen worden gescand, met
de voorheen gescande gegevens worden gecombineerd, en
zal de kopieerbediening beginnen.
* Als “DOCUMENT NIET GELIJK” op de mededelingendisplay
wordt afgebeeld, is het aantal documenten dat voor de
voorkant is gescand en het aantal dat voor de achterkant is
gescand verschillend. In dit geval drukt u op de STOP toets
en voert u de bediening opnieuw vanaf het begin uit.
* Nadat het kopiëren klaar is, verwijdert u alle kopieën vanaf de
papieruitvoertafel. Maximaal 100 kopieën kunnen tegelijkertijd
op de papieruitvoertafel worden opgestapeld.
#
5
6
4
8
9
7
0
*
A A
1
* Om de procedure tussentijds te stoppen, drukt u op de STOP
toets. De mededelingendisplay zal vervolgens terugkeren
naar de uitgangsstand.
1. Plaats de te kopiëren documenten op de documententafel
en, indien noodzakelijk, kies de gewenste afdrukkwaliteit en
het gewenste documentcontrast.
Dubbelzijdig kopiëren (dubbelzijdig
naar enkelzijdig)
Volg de onderstaande procedure wanneer u enkelzijdige kopieën van
dubbelzijdige documenten wilt maken.
Het is tevens mogelijk meerdere setjes kopieën te maken van een
enkel setje documenten (dubbelzijdig-sorteerkopiëren).
* Maximaal 99 kopieën (of setjes kopieën) kunnen tegelijkertijd
worden gemaakt.
* Voor verdere informatie over het kiezen van de gewenste
zoomfactor en het instellen van de afdrukkwaliteit en het
documentcontrast, zie “Standaardkopiëren en groepeerkopiëren”,
bladzijde 3-2.

3/$$76'2&80(17
1
1
1
2
2
2
3
3
3
4
4
4
5
5
5
6
6
6
6
5
4
3
2
1
6
5
4
3
2
1
6
5
4
3
2
1
6
5
4
3
2
1
5
5. Als de optionele cassette WEL is aangebracht, drukt u op de
() () cursortoetsen om te kiezen vanuit welke cassette
het papier moet worden ingevoerd. Kies [1] voor de cassette
die bij het faxapparaat werd geleverd, of kies [2] voor de
optionele cassette
6
7
6. Voer met behulp van de cijfertoetsen het gewenste aantal te
maken kopieën (of setjes kopieën) in.
7. Wanneer u de kopieerfactor wilt veranderen, drukt u op de
ENTER FUNCTIE toets.
* Wanneer u de kopieerfactor van 100% NIET wilt
veranderen, gaat u verder met bedieningsstap 9.
8
8. Voer met behulp van de cijfertoetsen een gewenste
kopieerfactor in (50% tot en met 200%).
* Bij het kopiëren met de SUPERFIJN afdrukkwaliteit, kiest u
een zoomfactor tussen 70% en 200%.
'83/(;.23,(
$>@
'83/(;.23,(
)2/,2>@
'83/(;.23,(
'83/(;.23,(

3-7
+RRIGVWXNMaken van kopieën
2
2. Druk op de KOPIE/SPATIE toets.
* Om meerdere setjes kopieën van een enkel setje
documenten te maken, druk nogmaals op de
KOPIE/SPATIE toets.
3
3. Druk op de DUBBELZ. toets.
4
4. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
* Als de optionele cassette NIET is aangebracht, gaat u
verder met bedieningsstap 6.
$$17$/.23,((1
$$17$/6(76
1
#
3
5
6
4
8
9
7
0
*
2
A A
'83/(;.23,(
'83/(;!=,-'(
'83/(;6257.23,(
'83/(;!=,-'(
26 27
28 29 30
21 22
23 24 25
31 32
33 34 35
36 37
38 39 40
12
345
67
8910
11 12
13 14 15
ABC
DEF GHI
JKL
MNO
PQR
ST UVW
XYZ
? [ ] % !
=
5
5. Als de optionele cassette WEL is aangebracht, drukt u op de
() () cursortoetsen om te kiezen vanuit welke cassette
het papier moet worden ingevoerd. Kies [1] voor de cassette
die bij het faxapparaat werd geleverd, of kies [2] voor de
optionele cassette
6
7
6. Voer met behulp van de cijfertoetsen het gewenste aantal te
maken kopieën (of setjes kopieën) in.
7. Wanneer u de kopieerfactor wilt veranderen, drukt u op de
ENTER FUNCTIE toets.
* Wanneer u de kopieerfactor van 100% NIET wilt
veranderen, gaat u verder met bedieningsstap 9.
8
8. Voer met behulp van de cijfertoetsen een gewenste
kopieerfactor in (50% tot en met 200%).
* Bij het kopiëren met de SUPERFIJN afdrukkwaliteit, kiest u
een zoomfactor tussen 70% en 200%.
9
9. Druk op de START toets. De kant van de documenten
waarvan met het beeld omlaag gericht is, zal in het
geheugen worden gescand.
'83/(;.23,(
$>@
'83/(;.23,(
)2/,2>@
'83/(;.23,(
#
5
6
4
8
9
7
0
*
A A
'83/(;.23,(

3-8
+RRIGVWXN Maken van kopieën
10
10. Nadat alle documenten op de documentenuitvoertafel zijn
uitgevoerd, zal “WIJZIG DOC. INSTELL.” op de
mededelingendisplay worden afgebeeld. Draai de
documenten om en plaats deze terug op de
documententafel.
Nadat de documenten op de documententafel zijn geplaatst,
zullen deze automatisch in het geheugen worden gescand, met
de voorheen gescande gegevens worden gecombineerd, en
zal de kopieerbediening beginnen.
* Als “DOCUMENT NIET GELIJK” op de mededelingendisplay
wordt afgebeeld, is het aantal pagina’s dat voor de voorkant
is gescand en het aantal dat voor de achterkant is gescand
verschillend. In dit geval drukt u op de STOP toets en voert u
de bediening opnieuw vanaf het begin uit.
* Nadat het kopiëren klaar is, verwijdert u alle kopieën vanaf de
papieruitvoertafel. Maximaal 100 kopieën kunnen tegelijkertijd
op de papieruitvoertafel worden opgestapeld.
+RRIGVWXN
Bediening van het
faxapparaat
(diverse functies)
4-1
Wanneer een tijdstip voor het beginnen van een communicatie van
tevoren is geregistreerd, zal wanneer dit tijdstip is aangebroken, de
communicatie automatisch worden uitgevoerd. U kunt het gebruik
van de timer registreren tijdens zowel standaardfaxcommunicaties
als overige bedieningen, zoals document-ophalen-communicaties,
F-code gebaseerde vertrouwelijke verzending, en F-code
gebaseerde relais-rondzending.
* Elke communicatie die gebruik maakt van de timer moet worden
ingesteld te beginnen binnen de eerstvolgende 24 uur.
* Maximaal 50 communicaties die gebruik maken van de timer
(inclusief klaarstaande-verzendingen) kunnen tegelijkertijd
ingesteld zijn.
* Wanneer alle faxnummers ingevoerd worden met behulp van
verkorte nummers, one-touch-toetsen of groeptoetsen, is dit
faxapparaat in staat in een enkele bediening automatisch
documenten te verzenden naar of te ontvangen van maximaal
145 verschillende faxapparaten.
* Wanneer een communicatie die gebruik maakt van de timer in de
ADF-verzendfunctie wordt uitgevoerd, zullen de te verzenden
documenten op de documententafel blijven staan totdat het
ingestelde tijdstip van verzending is aangebroken. Om deze
communicatie die gebruik maakt van de timer te annuleren,
verwijdert u eenvoudigweg de documenten van de
documententafel. De mededelingendisplay zal vervolgens
terugkeren naar de uitgangsstand.
* Nadat een communicatie die gebruik maakt van de timer is
ingesteld, zal een overeenkomstig timer-verzendrapport worden
afgedrukt. Zie “Timer-verzendrapport (geheugen-invoerrapport),
bladzijde 8-3.
* De bevestigingsfunctie voor one-touch-kiezen zal niet werken
voor communicaties die gebruik maken van de timer.
4-2
Bediening van het faxapparaat (diverse functies)
* Om de procedure tussentijds te stoppen, drukt u op de STOP toets.
De mededelingendisplay zal vervolgens terugkeren naar de
uitgangsstand.
* Wanneer beperkte-toegang AAN staat, is het eerst noodzakelijk uw
toegangscode (of het geregistreerde hoofdwachtwoord) in te
voeren, en vervolgens op de ENTER FUNCTIE toets te drukken.
Zie “(5) Invoeren van uw toegangscode”, bladzijde 7-28.
1. Plaats de te verzenden documenten op de documententafel en,
indien noodzakelijk, kies de gewenste afdrukkwaliteit en het
gewenste documentcontrast.
* Het faxapparaat is op dit moment bezet met een andere
communicatie.
2. Voer het faxnummer van de bestemming in.
* U kunt het faxnummer invoeren met behulp van de cijfertoetsen,
verkorte nummers of one-touch-toetsen.
3. Wanneer het faxnummer van de bestemming met behulp van de
cijfertoetsen of een verkort nummer werd ingevoerd, drukt u op de
START toets.
* De documenten zullen worden gescand en in het geheugen
opgeslagen.
Klaarstaande-verzending verwijst naar de situatie waarin de
documenten klaar zijn voor verzending, terwijl het faxapparaat
bezet is met een andere communicatie. Deze documenten zullen
automatisch worden verzonden zodra de andere communicatie
klaar is.
* Als meer dan één klaarstaande-verzending is ingesteld, zullen
deze worden uitgevoerd in de volgorde waarin deze zijn
ingevoerd. Het is echter mogelijk documenten eerder te
verzenden dan andere ingestelde verzendingen door de
procedure voor de onderbrekende verzendfunctie te volgen.
Zie “Onderbrekende verzendfunctie”, bladzijde 4-2.
* Maximaal 50 klaarstaande-verzendingen (inclusief
communicaties die gebruik maken van de timer) kunnen
tegelijkertijd ingesteld zijn.
Klaarstaande-verzending
&20081,&$7,21
3/$$76'2&80(17

* Wanneer beperkte-toegang AAN staat, is het eerst noodzakelijk uw
toegangscode (of het geregistreerde hoofdwachtwoord) in te
voeren, en vervolgens op de ENTER FUNCTIE toets te drukken.
Zie “(5) Invoeren van uw toegangscode”, bladzijde 7-28.
1. Plaats de te verzenden documenten op de documententafel en,
indien noodzakelijk, kies de gewenste afdrukkwaliteit en het
gewenste documentcontrast.
* Het faxapparaat is op dit moment bezet met een andere
communicatie.
2. Druk op de GEHEUGENVERZENDING toets totdat de
GEHEUGENVERZENDING indicator uit gaat.
3. Voer het faxnummer van de bestemming in.
* U kunt het faxnummer invoeren met behulp van de cijfertoetsen,
verkorte nummers of one-touch-toetsen.

Deze functie is bijvoorbeeld handig op momenten waarop u
documenten met spoed wilt verzenden terwijl reeds een groot
aantal faxcommunicaties is ingesteld door middel van
klaarstaande-verzending op het faxapparaat. Door een nieuwe
klaarstaande-verzending in te stellen in de ADF-verzendfunctie is
het mogelijk documenten onmiddellijk te verzenden nadat de
huidige communicatie klaar is.
Onderbrekende verzendfunctie
4. Druk op de START toets.
* Het faxapparaat zal beginnen met het verzenden van uw
documenten. Nadat het onderbrekend verzenden klaar is, zal het
faxapparaat automatisch het faxnummer van de volgende
ingestelde bestemming kiezen en de betreffende communicatie
uitvoeren.
Communicaties die gebruik
maken van de timer
C
A A
31 32
33 34 35
36 37
38 39 40
41 42
43 44 45
67
8910
11 12
13 14 15
16 17
18 19 20
PQR
ST UVW
XYZ
*
#0
@
/
. :
( )
&
? [ ] %
Aa
5. Voer met behulp van de cijfertoetsen het gewenste tijdstip in
waarop de communicatie moet beginnen.
* De tijd moeten volgens het 24-uurs kloksysteem worden
ingevoerd (00:00 tot en met 23:59).
[Opmerking]
* Als u een begintijd invoert voor één van de overige diverse functies
van dit faxapparaat, zoals document-ophalen-communicatie, enz.,
zal u gevraagd worden de bedieningsstappen 5 en 6 op deze
bladzijde uit te voeren.
4-3
+RRIGVWXN Bediening van het faxapparaat (diverse functies)
* Om de procedure tussentijds te stoppen, drukt u op de STOP toets.
De mededelingendisplay zal vervolgens terugkeren naar de
uitgangsstand.
* Wanneer beperkte-toegang AAN staat, is het eerst noodzakelijk uw
toegangscode (of het geregistreerde hoofdwachtwoord) in te
voeren, en vervolgens op de ENTER FUNCTIE toets te drukken.
Zie “(5) Invoeren van uw toegangscode”, bladzijde 7-28.
1. Wanneer met de bediening documenten verzonden worden,
plaatst u de te verzenden documenten en, indien noodzakelijk,
kiest u de gewenste afdrukkwaliteit en het gewenste
documentcontrast.
2. Druk op de TIMER VERZENDEN toets.
3. Voer het faxnummer van de bestemming in. Herhaal de
onderstaande stappen
1 en 2 totdat alle gewenste faxnummers
zijn ingevoerd.
* U kunt de faxnummers invoeren met behulp van de cijfertoetsen,
verkorte nummers, one-touch-toetsen of groeptoetsen.
* Wanneer “TEVEEL BESTEMMINGEN” op de
mededelingendisplay wordt afgebeeld, heeft het aantal
faxnummers de toelaatbare limiet overschreden.
1 Voer een faxnummer in.
2 Controleer de mededelingendisplay en druk op de ENTER
FUNCTIE toets.

4. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.

3/$$76'2&80(17
7,0(59(5=(1'(1
92(5)$;15%(67(0,1
7,-'
7,-'
26 27
28 29 30
21 22
23 24 25
31 32
33 34 35
36 37
38 39 40
12
345
67
8910
11 12
13 14 15
ABC
DEF GHI
JKL
MNO
PQR
ST UVW
XYZ
? [ ] % !
=
6. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
7. Druk op de START toets.
De documenten zullen worden gescand en in het geheugen
worden opgeslagen in afwachting van de ingevoerde begintijd.
Deze functie maakt het mogelijk dat dezelfde documenten in een
enkele bediening achtereenvolgens naar een aantal
bestemmingen worden verzonden. Wanneer u bijvoorbeeld
dezelfde documenten vanuit een hoofdkantoor naar een aantal
bijkantoren stuurt, is deze functie erg handig omdat de
noodzakelijke bedieningen slechts eenmaal hoeven te worden
uitgevoerd.
De te verzenden documenten hoeven slechts in het geheugen te
worden opgeslagen, en het kiezen en verzenden worden
automatisch voor iedere bestemming herhaald.
* Wanneer alle faxnummers van de bestemmingen ingevoerd
worden met behulp van verkorte nummers, one-touch-toetsen of
groeptoetsen, is dit faxapparaat in staat dezelfde documenten in
een enkele bediening naar maximaal 145 verschillende
faxapparaten automatisch te verzenden. Wanneer de
faxnummers met behulp van de cijfertoetsen worden ingevoerd,
zijn 10 bestemmingen mogelijk.
* Nadat het rondzenden naar alle bestemmingen klaar is, zal een
overeenkomstig rondzendrapport (meervoudig-verzendrapport)
worden afgedrukt. Zie “Verzendrapport”, bladzijde 8-2.
* De bevestigingsfunctie voor one-touch-kiezen zal niet werken
voor rondzendingen.
Rondzenden
Verzendend faxapparaat Ontvangende faxapparaten
* Om de procedure tussentijds te stoppen, drukt u op de STOP toets.
De mededelingendisplay zal vervolgens terugkeren naar de
uitgangsstand.
* Wanneer beperkte-toegang AAN staat, is het eerst noodzakelijk uw
toegangscode (of het geregistreerde hoofdwachtwoord) in te
voeren, en vervolgens op de ENTER FUNCTIE toets te drukken.
Zie “(5) Invoeren van uw toegangscode”, bladzijde 7-28.

3/$$76'2&80(17
4-4
+RRIGVWXN Bediening van het faxapparaat (diverse functies)
2. Voer de faxnummers van de bestemmingen in de volgorde van uw
voorkeur in.
Herhaal de onderstaande stappen 1 en 2 totdat alle gewenste
faxnummers zijn ingevoerd.
* U kunt de faxnummers invoeren met behulp van de cijfertoetsen,
verkorte nummers, one-touch-toetsen of groeptoetsen.
* Wanneer “TEVEEL BESTEMMINGEN” op de
mededelingendisplay wordt afgebeeld, heeft het aantal
faxnummers de toelaatbare limiet overschreden.
1 Voer een faxnummer van de bestemming in.
2 Controleer de mededelingendisplay en druk op de ENTER
FUNCTIE toets.
* Als u aan het begin van de procedure op de TIMER
VERZENDEN toets hebt gedrukt, drukt u nogmaals op de
ENTER FUNCTIE toets nadat alle gewenste faxnummers zijn
ingevoerd. Vervolgens zal een mededeling die u in staat stelt de
gewenste begintijd in te voeren op de mededelingendisplay
worden afgebeeld. Voer de bedieningsstappen 5 en 6 uit van
“Communicaties die gebruik maken van de timer”, bladzijde 4-2.

3. Druk op de START toets.
* Het scannen van de documenten zal beginnen.
Nadat de verbinding met het faxapparaat van de bestemming tot
stand is gebracht, wordt de verzending handmatig in gang gezet
door op de START toets te drukken. Gebruik deze functie wanneer
u eerst met de andere partij wilt spreken alvorens documenten te
verzenden of wanneer de andere partij handmatig naar de
faxfunctie moet overschakelen.
* Handmatige faxverzending is alleen mogelijk wanneer een
afzonderlijk aangeschaft telefoontoestel is aangesloten op dit
faxapparaat.
Handmatige faxverzending
* Om de procedure tussentijds te stoppen, drukt u op de STOP toets.
De mededelingendisplay zal vervolgens terugkeren naar de
uitgangsstand.
* Wanneer beperkte-toegang AAN staat, is het eerst noodzakelijk uw
toegangscode (of het geregistreerde hoofdwachtwoord) in te
voeren, en vervolgens op de ENTER FUNCTIE toets te drukken.
Zie “(5) Invoeren van uw toegangscode”, bladzijde 7-28.
1. Plaats de te verzenden documenten en, indien noodzakelijk, kies
de gewenste afdrukkwaliteit en het gewenste documentcontrast.
2. Neem de hoorn van het telefoontoestel van de haak.
3. Voer het faxnummer van de bestemming in.

3/$$76'2&80(17
4. Controleer of de verbinding door een faxapparaat wordt
beantwoordt of niet.
Wanneer u een faxtoon hoort…
U bent verbonden met een faxapparaat.
Druk op de START toets.
De faxverzending zal beginnen.
Wanneer de andere partij antwoordt…
U bent verbonden met een telefoontoestel.
Druk aan het einde van het gesprek op de START toets om te
beginnen met de verzending.
De faxverzending zal beginnen.
5. Leg de hoorn op de haak nadat “COMMUNICATIE” op de
mededelingendisplay wordt afgebeeld.
Wanneer een verbinding binnenkomt, wordt de faxontvangst in
gang gezet door te controleren dat de verbinding afkomstig is van
een faxapparaat, en op de START toets te drukken.
* Handmatige faxontvangst is alleen mogelijk wanneer een
afzonderlijk aangeschaft telefoontoestel is aangesloten op dit
faxapparaat.
Handmatige faxontvangst
1. Plaats de te verzenden documenten en, indien noodzakelijk, kies
de gewenste afdrukkwaliteit en het gewenste documentcontrast.
* Om een tijdstip in te voeren waarop het rondzenden moet
worden uitgevoerd, drukt u op de TIMER VERZENDEN toets.
4-5
+RRIGVWXN Bediening van het faxapparaat (diverse functies)
1. Controleer dat alleen de HANDM.ONTV. indicator oplicht.
* Wanneer de indicator niet oplicht, of de
TELEFOONBEANTWOORDER indicator tevens oplicht, drukt u
op de ontvangfunctie-keuzetoets totdat alleen de HANDM.
ONTV. indicator oplicht.
2. Nadat de bel in het telefoontoestel overgaat, neemt u de hoorn van
de haak.
1
5
4
8
7
0
*
2
De handmatige faxontvangst wordt als volgt gebruikt
Wanneer u de stem van de andere partij hoort…
3. Spreek met de andere partij.
Wanneer u een faxtoon hoort…
3. Druk op de START toets.
De faxontvangst zal beginnen.
* Leg de hoorn op de haak nadat “COMMUNICATIE” op de
mededelingendisplay wordt afgebeeld.
* Wanneer u een telefoontoestel gebruikt dat werkt met
toonkiezen, is het mogelijk de functie voor faxontvangst-op-
afstand te gebruiken. Zie “Faxontvangst-op-afstand”,
bladzijde 7-2.
#
5
6
4
8
9
7
0
*
A A
Nadat de bel in een afzonderlijk aangeschaft telefoontoestel dat op
dit faxapparaat is aangesloten het ingestelde aantal malen is
overgegaan, en wanneer de verbinding van een faxapparaat
afkomstig is, zal de faxontvangst automatisch beginnen. Wanneer
de verbinding van een telefoontoestel afkomstig is, zal een andere
bel in het faxapparaat overgaan en kan de verbinding worden
beantwoord vanaf het telefoontoestel.
* Automatische TEL/FAX omschakeling is alleen mogelijk wanneer
een afzonderlijk aangeschaft telefoontoestel is aangesloten op dit
faxapparaat.
* Om de automatische TEL/FAX omschakeling te gebruiken is het
noodzakelijk “TEL/FAX OMSCHAK.” te kiezen in “Veranderen
van de automatische ontvangfunctie”, bladzijde 9-10.
* Zelfs wanneer u niet aanwezig bent of de hoorn niet opneemt, zal
de andere partij telefoonkosten oplopen vanaf het moment dat de
bel in het telefoontoestel een bepaald aantal malen is
overgegaan.
Automatische TEL/FAX
omschakeling
1. Controleer dat TELEFOONBEANTWOORDER indicator en
HANDM.ONTV. indicator uit zijn.
* In het geval één van beide oplicht, drukt u op de ontvangfunctie-
keuzetoets totdat beide indicators uit zijn.
1
5
4
8
7
0
*
2
De automatische TEL/FAX omschakeling wordt als volgt
gebruikt
2. De bel in het telefoontoestel zal het ingestelde aantal malen (1 tot
en met 11 maal) overgaan.
* Voor het instellen van het aantal malen dat de bel in het
telefoontoestel overgaat, zie “Aantal malen overgaan van de bel”,
bladzijde 9-9.
* Wanneer de hoorn wordt opgenomen terwijl de bel in het
telefoontoestel nog overgaat, zal het faxapparaat hetzelfde
reageren als bij een handmatige faxontvangst. Zie “Handmatige
faxontvangst”, bladzijde 4-4, en volg de procedure die daar wordt
beschreven vanaf bedieningsstap 3.
4-6
+RRIGVWXN Bediening van het faxapparaat (diverse functies)
Wanneer de verbinding van een telefoontoestel afkomstig is…
3. De bel in dit faxapparaat zal gedurende ongeveer 25 seconden
overgaan.
* Als de hoorn van het telefoontoestel niet wordt opgenomen terwijl
deze bel overgaat, zal het faxapparaat overschakelen naar
faxontvangst.
4. Neem de hoorn van de haak en spreek met de andere partij.
Aan het einde van het gesprek, is het mogelijk de faxontvangst
handmatig te beginnen.
Wanneer u een faxtoon hoort…
3. De faxontvangst zal automatisch beginnen.
Nadat de bel in het telefoontoestel met telefoonbeantwoorder dat
op dit faxapparaat is aangesloten het ingestelde aantal malen is
overgegaan, en wanneer de verbinding van een faxapparaat
afkomstig is, zal de faxontvangst automatisch beginnen. Wanneer
de verbinding van een telefoontoestel afkomstig is, zal de
telefoonbeantwoorder de verbinding beantwoorden. Op deze
manier zal, zelfs wanneer u niet thuis bent, de andere partij een
boodschap kunnen inspreken.
* Faxontvangst met telefoonbeantwoorder is alleen mogelijk
wanneer een afzonderlijk aangeschaft telefoontoestel met
telefoonbeantwoorder is aangesloten op dit faxapparaat.
* Het wordt aanbevolen dat het aantal malen dat de bel in het
faxapparaat is ingesteld over te gaan tijdens faxontvangst met
telefoonbeantwoorder wordt ingesteld op een HOGER aantal dan
de instelling voor het aantal malen dat de bel in het
telefoontoestel met telefoonbeantwoorder zelf overgaat.
Wanneer dit aantal lager wordt ingesteld dan het aantal van het
telefoontoestel met telefoonbeantwoorder, bestaat de kans dat
de telefoonbeantwoorder niet antwoordt.
* Raadpleeg de instructiehandleiding van het in gebruik zijnde
telefoontoestel met telefoonbeantwoorder voor informatie over
het opnemen van en luisteren naar boodschappen, enz.
* Wanneer een telefoontoestel met telefoonbeantwoorder in
samenwerking met dit faxapparaat wordt gebruikt, gebruikt u de
telefoontoestel-aansluiting op de achterkant van dit faxapparaat
om de telefoonbeantwoorder aan te sluiten op het faxapparaat.
* Wanneer de telefoonbeantwoorderfunctie van het telefoontoestel
aan staat, LET U EROP dat in de eerste minuut nadat het
telefoontoestel de binnengekomen verbinding heeft beantwoord,
geen geluidloze intervallen van 9 seconden of langer voorkomen
in de mededeling die u opneemt of in de boodschappen die u
ontvangt. Wanneer een dergelijk interval voorkomt, zal de
geluidloos-interval-detectiefunctie van het faxapparaat in werking
treden en zal het faxapparaat de verbinding overnemen en
overschakelen naar faxontvangst.
Faxontvangst met
telefoonbeantwoorder
Verzendende partij Ontvangende partij
Vanaf een
faxapparaat...
Vanaf een
telefoontoestel...
4-7
+RRIGVWXN Bediening van het faxapparaat (diverse functies)
Aansluitschema
Telefoontoestel-
aansluiting in de
muur
Faxapparaat
Telefoontoestel met
telefoonbeantwoorder
1
5
4
8
7
0
*
2
1. Controleer dat de TELEFOONBEANTWOORDER indicator oplicht.
* Wanneer de indicator niet oplicht, drukt u op de ontvangfunctie-
keuzetoets totdat deze wel oplicht.
De faxontvangst met telefoonbeantwoorder wordt als volgt
gebruikt
2. Wanneer de telefoonbeantwoorderfunctie van het telefoontoestel
dat op dit faxapparaat is aangesloten aan staat, zal de bel in het
telefoontoestel overgaan.
* Wanneer de telefoonbeantwoorderfunctie van het telefoontoestel
uit staat, zal de bel in het telefoontoestel het ingestelde aantal
malen (1 tot en met 15 maal) overgaan, zoals ingesteld in het
faxapparaat, en vervolgens zal het faxapparaat de verbinding
overnemen.
* Voor het instellen van het aantal malen dat de bel in het
telefoontoestel overgaat, voordat de verbinding door het
faxapparaat wordt overgenomen, zie “Aantal malen overgaan
van de bel”, bladzijde 9-9.
* Wanneer de hoorn van het telefoontoestel wordt opgenomen
terwijl de bel in het telefoontoestel nog overgaat, zal het
faxapparaat hetzelfde reageren als bij een handmatige
faxontvangst. Zie “Handmatige faxontvangst”, bladzijde 4-4, en
volg de procedure die daar wordt beschreven vanaf
bedieningsstap 3.
Wanneer de verbinding van een telefoontoestel afkomstig is…
3. De telefoonbeantwoorderfunctie van het telefoontoestel zal de
verbinding beantwoorden, uw mededeling zal worden afgespeeld
en de andere partij zal een boodschap kunnen inspreken.
* Wanneer een geluidloos interval van 9 seconden of langer
voorkomt, zal het faxapparaat de verbinding overnemen en
overschakelen naar faxontvangst.
Wanneer u een faxtoon hoort…
3. De faxontvangst zal automatisch beginnen.
4-8
+RRIGVWXN Bediening van het faxapparaat (diverse functies)
+RRIGVWXN
Vervangen van
verbruiksmaterialen en
onderhoud
5-1
5-2
Vervangen van verbruiksmaterialen en onderhoud
1
1. Druk op de ontspanknop van de behuizing en open het
faxapparaat.
2. Verwijder de nieuwe tonercartridge uit de verpakking en
plaats deze op een stabiele ondergrond.
3. Bevestig de wegwerpdoos van de tonercartridge (de
verpakking van de nieuwe tonercartridge) aan het
faxapparaat door de twee gaten in de wegwerpdoos van de
tonercartridge over de twee uitsteeksels op de behuizing
van het faxapparaat te plaatsen.
4
4. Schuif de wegwerpdoos van de tonercartridge naar links om
deze op de plaats vast te zetten.
5
Als de resterende hoeveelheid toner in de tonercartridge klein is
geworden, zal “TONER BIJVULLEN” op de mededelingendisplay
worden afgebeeld. In dit geval zal ontvangen en kopiëren nog steeds
mogelijk zijn, maar moet de tonercartridge zo snel mogelijk worden
vervangen. Als u het faxapparaat blijft gebruiken zonder de
tonercartridge te vervangen, zal na een bepaalde tijd “TONER
BIJVULLEN” als enige mededeling op de mededelingendisplay
afgebeeld blijven en zal afdrukken niet meer mogelijk zijn.
721(5%,-98//(1
3/$$76'2&80(17
721(5%,-98//(1
VOORZICHTIG
Het laadgedeelte staat onder hoogspanning. WEES
UITERST VOORZICHTIG wanneer u in de buurt
hiervan werkt, aangezien er gevaar voor een
elektrische schok bestaat.
VOORZICHTIG
De fixeereenheid van de facsimile is buitengewoon
heet. Wees voldoende voorzichtig wanneer u in de
buurt hiervan werkt, aangezien er gevaar voor
verbranding bestaat.
5. Houd de rechterkant van de tonercartridge met één hand
vast en trek met de andere hand de ontgrendelhendel van
de tonercartridge naar u toe totdat deze stopt. Zet de
ontgrendelhendel van de tonercartridge vervolgens terug op
de oorspronkelijke plaats door deze van u af te duwen totdat
deze stopt.
2
3
Vervangen van de tonercartridge
5-3
+RRIGVWXN Vervangen van verbruiksmaterialen en onderhoud
Trek ten slotte de ontgrendelhendel van de tonercartridge
nogmaals naar u toe.
* ZORG ERVOOR dat u de ontgrendelhendel van de
tonercartridge naar u toe trekt totdat de () pijlpunt op de
ontgrendelhendel is uitgelijnd met de () pijlpunt op de
tonercartridge, zoals aangegeven in de afbeelding.
6
7
6. Trek de rechterkant van de tonercartridge iets naar u toe.
7. Verwijder de tonercartridge door deze naar de rechterkant
van het faxapparaat te bewegen en plaats deze in de
wegwerpdoos van de tonercartridge
* Draai de tonercartridge NIET ondersteboven aangezien
het gevaar bestaat dat hierdoor toner gemorst wordt.
8
8. Gebruik de bijgeleverde verzegeling om de opening van het
afvaltonertankje, dat aan de tonercartridge is bevestigd, te
sluiten.
10
10. Schud de nieuwe tonercartridge 10 keer horizontaal van
links naar rechts.
10
11
11. Plaats eerst de linkerkant van de tonercartridge in de
beeldeenheid.
* ZORG ERVOOR dat de () pijlpunt op de
ontgrendelhendel is uitgelijnd met de () pijlpunt op de
tonercartridge, zoals aangegeven in de afbeelding.
12
12. Plaats vervolgens de rechterkant van de tonercartridge in
de beeldeenheid.
VOORZICHTIG
Verbrand toner en tonercartridges niet. Daarbij kunnen
gevaarlijke vonken ontstaan die brandwonden kunnen
veroorzaken.
9
9. Sluit de wegwerpdoos van de tonercartridge en verwijder
deze vanaf het faxapparaat.
5-4
+RRIGVWXN Vervangen van verbruiksmaterialen en onderhoud
13
13. Houd de rechterkant van de tonercartridge met één hand
vast en duw met de andere hand de ontgrendelhendel van
de tonercartridge van u af totdat deze stopt.
14
14. Sluit het faxapparaat voorzichtig.
* Nadat u de tonercartridge hebt vervangen, voert u de van
toepassing zijnde bediening voor het schoonmaken van
de hoofdlader uit. Zie “(1) Schoonmaken van de
hoofdlader”, bladzijde 5-5.
11
1. Druk op de ontspanknop van de behuizing en open het
faxapparaat.
2
2. Pak de handvaten vast aan de beide uiteinden van de
beeldeenheid, zoals aangegeven in de afbeelding, en til de
beeldeenheid helemaal uit het faxapparaat.
3
3. Haal de nieuwe beeldeenheid uit de verpakking. Scheur de
verpakking van de beeldeenheid open bij de inkeping 1 en
haal de beeldeenheid eruit.
1
Wanneer “VERVANG IM. UNIT” op de mededelingendisplay wordt
afgebeeld, is het tijd de beeldeenheid te vervangen. Ondanks dat een
beperkt aantal documenten kan nog worden afgedrukt, dient de
beeldeenheid zo spoedig mogelijk te worden vervangen.
Als u het faxapparaat blijft gebruiken zonder de beeldeenheid te
vervangen, zal na een bepaalde tijd “VERVANG IM. UNIT” als enige
mededeling op de mededelingendisplay afgebeeld blijven en zal
afdrukken niet meer mogelijk zijn.
* Het drumgedeelte van de beeldeenheid (beschermd door een zwart
vel papier) is uiterst gevoelig voor licht en kan tevens gemakkelijk
vervuild raken. Tijdens het vervangen van de beeldeenheid,
ZORGT U ERVOOR dat de drum niet rechtstreeks wordt
blootgesteld aan sterk licht en BENT U VOORZICHTIG het
oppervlak van de drum niet aan te raken met uw handen of andere
vreemde voorwerpen.
9(59$1*,081,7
3/$$76'2&80(17
9(59$1*,081,7
Vervangen van de beeldeenheid
VOORZICHTIG
Het laadgedeelte staat onder hoogspanning. WEES
UITERST VOORZICHTIG wanneer u in de buurt hiervan
werkt, aangezien er gevaar voor een elektrische schok
bestaat.
VOORZICHTIG
De fixeereenheid van de facsimile is buitengewoon heet.
Wees voldoende voorzichtig wanneer u in de buurt
hiervan werkt, aangezien er gevaar voor verbranding
bestaat.
VOORZICHTIG
Verbrand toner en tonercartridges niet. Daarbij kunnen
gevaarlijke vonken ontstaan die brandwonden kunnen
veroorzaken.
5-5
+RRIGVWXN Vervangen van verbruiksmaterialen en onderhoud
4
4. Verwijder het stuk plakband 2 vanaf de linkerkant van de
beeldeenheid en verwijder daarmee tegelijkertijd het
beschermende materiaal.
2
5
5. Verwijder het stuk plakband 3 vanaf de rechterkant van de
beeldeenheid en verwijder daarmee tegelijkertijd het
beschermende materiaal.
3
6
6. Verwijder het stuk plakband waarmee de bovenkant van het
zwarte vel papier vast zit aan de beeldeenheid en verwijder
daarmee tegelijkertijd het zwarte vel papier.
7
7. Pak de handvaten 4 aan de beide uiteinden van de nieuwe
beeldeenheid vast, zoals aangegeven in de afbeelding, en
terwijl u de beide zijkanten 5 van de beeldeenheid uitlijnt
met de beide zijkanten 6 van het faxapparaat, plaatst u de
beeldeenheid in het faxapparaat.
4
5
6
5
8
8. CONTROLEER dat de laderreiniger in de beeldeenheid niet
van de oorspronkelijke plaats is gekomen. Als deze wel
verplaatst is, plaatst u deze terug op de oorspronkelijke
plaats aan de linkerkant van het faxapparaat, zoals
aangegeven in de afbeelding.
* Als de laderreiniger op de juiste plaats wordt gezet, zal
deze met een klik stoppen.
9
9. Sluit het faxapparaat voorzichtig.
* Als het faxapparaat niet goed gesloten kan worden, is het
mogelijk dat de beeldeenheid niet op de juiste wijze is
geplaatst. Plaats de beeldeenheid opnieuw en op de juiste
wijze.
Schoonmaken binnenin het
faxapparaat
(1) Schoonmaken van de hoofdlader
Wanneer er lijnen op afgedrukte kopieën of op de ontvangen
documenten staan, of wanneer deze vies lijken, voert u de volgende
schoonmaakwerkzaamheden aan de hoofdlader uit. Als hiermee het
probleem niet wordt opgelost, vervangt u de beeldeenheid.
VOORZICHTIG
Trek uit veiligheidsoverwegingen ALTIJD de stekker
van het netsnoer uit het stopcontact alvorens de
hoofdlader schoon te maken.
1
* Wanneer er gegevens in het geheugen zijn opgeslagen, zal
de GEHEUGEN indicator oplichten. Druk alle belangrijke
documenten af of verzend deze vanuit het geheugen en
controleer vervolgens dat de GEHEUGEN indicator uit is
gegaan.
1. Trek de stekker uit het stopcontact.
2
2. Druk op de ontspanknop van de behuizing en open het
faxapparaat.
5-6
+RRIGVWXN Vervangen van verbruiksmaterialen en onderhoud
3
3. Schuif de laderreiniger aan de linkerkant van de
beeldeenheid naar rechts en vervolgens weer terug naar
links.
* Schuif de laderreiniger ALTIJD HELEMAAL terug naar de
linkerkant van het faxapparaat totdat deze met een klik op
de oorspronkelijke plaats stopt.
4
4. Sluit het faxapparaat voorzichtig.
5
5. Steek de stekker terug in het stopcontact.
1
1. Trek de stekker uit het stopcontact.
2
2. Open het deksel van de automatische documenteninvoer.
3
3. Veeg het glas van het scangedeelte en het
schaduwgedeelte (het grijze deel in de afbeelding) schoon
met een zachte droge doek.
* Gebruik NOOIT water of oplosmiddelen op verdunner-
basis.
4
4. Sluit het deksel van de automatische documenteninvoer
voorzichtig.
5
5. Steek de stekker terug in het stopcontact.
(2) Schoonmaken van het scangedeelte
van de automatische documenteninvoer
Wanneer er lijnen op afgedrukte kopieën of op de ontvangen
documenten die op het faxapparaat van de bestemming worden
ontvangen staan, of wanneer deze vies lijken, voert u de volgende
schoonmaakwerkzaamheden aan het scangedeelte van de
automatische documenteninvoer uit.
* Wanneer er gegevens in het geheugen zijn opgeslagen, zal de
GEHEUGEN indicator oplichten. Druk alle belangrijke documenten
af of verzend deze vanuit het geheugen en controleer vervolgens
dat de GEHEUGEN indicator uit is gegaan.
VOORZICHTIG
Trek uit veiligheidsoverwegingen ALTIJD de stekker uit
het stopcontact alvorens schoonmaakwerkzaamheden
uit te voeren.
+RRIGVWXN
Storingzoeken
6-1
6-2
Storingzoeken
De FOUT indicator licht op
Wanneer een storing optreedt, zal de FOUT indicator oplichten.
Tevens zal het alarm klinken om u attent te maken op de storing. Zie
de mededelingendisplay voor het type storing en voer de
noodzakelijke procedure uit voor het verhelpen van de storing.
Wanneer de FOUT indicator zelfs na het volgen van de toepasselijke
procedure niet uitgaat, drukt u op de STOP toets.
* Het volume van het alarm kan worden ingesteld op één van drie
niveaus door het luidsprekervolume in te stellen of het kan worden
UIT gezet. Zie “Volume van de luidspreker”, bladzijde 9-5, of “Alarm
AAN/UIT”, bladzijde 9-6.
* Wanneer een communicatiestoring optreedt, zal een
overeenkomstig verzendrapport of ontvangstrapport betreffende de
storing automatisch worden afgedrukt en zal een storingscode
worden afgedrukt op het overeenkomstige rapport. Zie “Aanhangsel
2: Storingscodetabellen”, bladzijde 11-6, voor verdere informatie
over de oorzaak van de storing.
De FOUT indicator zal oplichten wanneer…
de behuizing van het faxapparaat open staat;
• de tonercartridge moet worden vervangen;
• de beeldeenheid moet worden vervangen;
• het papier op is;
• een papierstoring is opgetreden;
• een documentstoring is opgetreden;
• een communicatiestoring is opgetreden.
De GEHEUGEN indicator licht op
Tijdens bedieningen die vereisen dat gegevens in het geheugen
worden opgeslagen, zoals geheugenverzending, vertrouwelijke
ontvangst, enz., zal de GEHEUGEN indicator oplichten. Deze
indicator zal tevens oplichten wanneer binnenkomende gegevens
rechtstreeks in het geheugen zijn opgeslagen (geheugenontvangst)
als gevolg van een papierstoring of wanneer het papier in de
faxapparaat is opgeraakt. Deze indicator zal tevens oplichten,
tezamen met de FOUT indicator, wanneer het geheugen vol is
geraakt met ontvangen gegevens.
WEES VOORZICHTIG alvorens de stroomvoorziening van de
faxapparaat te onderbreken
Aangezien elektriciteit noodzakelijk is voor het bewaren van
documenten in het geheugen, VERGEET U NIET te controleren of de
GEHEUGEN indicator oplicht of niet ALVORENS de
stroomvoorziening van het faxapparaat moedwillig te onderbreken.
Wanneer de indicator oplicht, drukt u alle belangrijke gegevens in het
geheugen af en controleert u vervolgens dat de GEHEUGEN
indicator uit is ALVORENS de stroomvoorziening te onderbreken.
* Aangezien dit faxapparaat is uitgerust met een geheugen-
reservefunctie, zullen in het geval de stroomvoorziening van het
faxapparaat wordt onderbroken of uitvalt, de gegevens bewaard
blijven gedurende een bepaalde tijdsduur. Zie “(12) Geheugen-
reservefunctie”, bladzijde 2-11.
Deze mededeling wordt afgebeeld
“PAPIERSTORING”
Het papier is ergens in het faxapparaat of in de cassette vastgelopen.
Zie “Papierstoring”, bladzijde 6-4, en verwijder het vastgelopen
papier.
“ORIG.VASTGELOPENP.”
Een document is vastgelopen. Zie “Documentstoring”, bladzijde 6-7,
en verwijder het vastgelopen document.
“CASSETTE IS LEEG”
Er is geen papier in de cassette. Zie “(3) Bijvullen van papier”,
bladzijde 2-6, en vul papier bij.
“TONER BIJVULLEN”
De resterende hoeveelheid toner in de tonercartridge is klein
geworden. Ononderbroken kopiëren en/of afdrukken is niet mogelijk.
Vervang de tonercartridge zo spoedig mogelijk. Zie “Vervangen van
de tonercartridge”, bladzijde 5-2.
“VERVANG IM. UNIT”
Het is tijd de beeldeenheid te vervangen. Na een beperkt aantal
kopieën of afgedrukte documenten, zal het afdrukken onmogelijk
worden. Zie “Vervangen van de beeldeenheid”, bladzijde 5-4, en
vervang de beeldeenheid zo spoedig mogelijk.
“CONTROLEER IU”
De beeldeenheid, of de tonercartridge, is niet op de juiste wijze in het
faxapparaat aangebracht. Breng zowel de beeldeenheid als de
tonercartridge op de juiste wijze in het faxapparaat aan.
“DUPLEX EENHEID LEEG”
De duplexeenheid is niet op de juiste wijze in het faxapparaat
aangebracht. Breng de duplexeenheid op de juiste wijze in het
faxapparaat aan.
“SLUIT MACHINE”
De behuizing staat open. Sluit de behuizing stevig. Als de
beeldeenheid of de tonercartridge niet op de juiste wijze in het
faxapparaat is aangebracht, brengt u deze opnieuw op de juiste wijze
in het faxapparaat aan en sluit u de behuizing van het faxapparaat
stevig.
1
5
4
8
7
2
1
5
4
8
7
2
3$3,(56725,1*
25,*9$67*(/23(13
&$66(77(,6/((*
721(5%,-98//(1
9(59$1*,081,7
6/8,70$&+,1(
'83/(;((1+(,'/((*
&21752/((5,8
6-3
+RRIGVWXN Storingzoeken
“BEL TECHNICUS”
De hulp van een servicemonteur is vereist. Nadat u kennis hebt
genomen van de alfabetische letter die op de mededelingendisplay
wordt afgebeeld, neemt u contact op met uw servicevertegen-
woordiger, een erkend servicecentrum of de plaats van aankoop.
“SYSTEEMFOUT”
De hulp van een servicemonteur is vereist. Trek de stekker van het
netsnoer uit het stopcontact en neem contact op met uw
servicevertegenwoordiger, een erkend servicecentrum of de plaats
van aankoop.
“GEHEUGEN IS VOL / SCHAKEL NAAR ADF TX”
Het geheugen is tot aan de capaciteit gevuld tijdens het scannen van
documenten voor verzending. Alle gegevens die tot dan toe zijn
gescand zullen worden gewist. Verwijder de documenten en plaats
deze vervolgens terug op de documententafel en schakel over naar
de ADF-verzendfunctie of, om in de geheugenverzendfunctie te
kunnen verzenden, maak voldoende ruimte vrij in het geheugen en
probeer vervolgens nogmaals te verzenden. Zie “<Verzendfuncties>”,
bladzijde 2-13.
“WIJZIG > LIJN / JA”
Het geheugen is tot aan de capaciteit gevuld tijdens het scannen van
documenten terwijl de optionele tweelijnenset is aangebracht.
Druk op de () () cursortoetsen om te kiezen of u van telefoonlijn
wilt veranderen of niet. Druk vervolgens op de ENTER FUNCTIE
toets.
Door “JA” te kiezen zal de telefoonlijn veranderen en kan de
verzending nogmaals geprobeerd worden. Herplaats alle
uitgevoerde documenten en druk op de START toets.
• Door “NEE” te kiezen zal de verzending geannuleerd worden en zal
de mededelingendisplay terugkeren naar de uitgangsstand.
* Deze mededeling zal alleen worden afgebeeld als “Voorrang
verzend-telefoonlijn” UIT staat.
“GEHEUGEN IS VOL”
Het geheugen is tot aan de capaciteit gevuld tijdens het scannen van
documenten voor kopiëren. Alle gegevens die tot dan toe zijn
gescand zullen worden gewist. Wanneer u de SUPERFIJN
afdrukkwaliteit of de FOTO afdrukkwaliteit gebruikte, verlaagt u de
instelling van de afdrukkwaliteit naar de FIJN afdrukkwaliteit, en
probeert u de documenten nogmaals te scannen. Als u de FIJN
afdrukkwaliteit gebruikte, verlaagt u de instelling van de
afdrukkwaliteit naar de normale afdrukkwaliteit, en probeert u de
documenten nogmaals te scannen.
“LEG HOORN OP”
De hoorn van het afzonderlijk aangeschaft telefoontoestel werd niet
goed op de haak gelegd na de laatste communicatie. Als het
telefoontoestel op dit moment niet in gebruik is, legt u de hoorn goed
op de haak. Als tevens het alarm klinkt, drukt u op de STOP toets.
“IS GEHEUGEN BESTAND”
U hebt geprobeerd een verkort nummer of een one-touch-toets te
veranderen of uit te wissen die werd gebruikt om een verzending in
het geheugen in te stellen. U kunt het verkort nummer of de one-
touch-toets veranderen of uitwissen NADAT de verzending klaar is.
“TE GROOT BESTAND / SCHAKEL NAAR ADF TX”
Het maximale aantal van 50 klaarstaande-verzendingen en
communicaties die gebruik maken van de timer zijn reeds in het
geheugen ingesteld. Schakel over naar de ADF-verzendfunctie en
probeer vervolgens de gewenste verzending nogmaals; probeer de
gewenste verzending uit te voeren NADAT één van de ingestelde
communicaties klaar is; of wis één van de communicaties uit het
geheugen en probeer vervolgens de gewenste verzending nogmaals.
Een stroomstoringsrapport wordt
afgedrukt
Wanneer documenten of andere informatie in het geheugen verloren
zijn gegaan als gevolg van een stroomstoring, zal een
stroomstoringsrapport worden afgedrukt nadat de stroomvoorziening
naar het faxapparaat weer is hersteld. Lees dit rapport om te
achterhalen welke gegevens en informatie verloren zijn gegaan.
* Als geen gegevens of informatie verloren zijn gegaan, zal geen
stroomstoringsrapport worden afgedrukt.
7(*5227%(67$1'
6&+$.(/1$$5$')7;
,6*(+(8*(1%(67$1'
6<67((0)287
%(/7(&+1,&86+
*(+(8*(1,692/
6&+$.(/1$$5$')7;
/(*+225123
*(+(8*(1,692/
:,-=,*!/,-1
-$
1 Papierstoring in de cassette
Wanneer een afbeelding, zoals de onderstaande, op de
mededelingendisplay wordt afgebeeld, is een papierstoring
opgetreden in de cassette die bij dit faxapparaat werd geleverd.
Verwijder het vastgelopen papier volgens de onderstaande
procedure.
1
1. Druk op de ontspanknop van de behuizing en open het
faxapparaat.
2
2. Pak de handvaten vast aan de beide uiteinden van de
beeldeenheid en til de beeldeenheid helemaal uit het
faxapparaat.
* Nadat u de beeldeenheid uit het faxapparaat hebt gehaald,
plaatst u deze op een stabiele ondergrond.
6-4
+RRIGVWXN Storingzoeken
1
1. Trek de cassette naar u toe uit het faxapparaat.
* Houd de cassette met beide handen vast wanneer u deze
uit het faxapparaat trekt.
2
2. Verwijder het vastgelopen papier zonder het te scheuren.
3
3. Duw de cassette stevig terug op de oorspronkelijke plaats in
het faxapparaat.
4
4. Druk op de ontspanknop van de behuizing en open het
faxapparaat.
5
5. Sluit het faxapparaat weer voorzichtig. Alle indicators
betreffende de papierstoring zullen uitgaan.
Papierstoring
Wanneer een papierstoring optreedt, zal de FOUT indicator oplichten,
zal een mededeling betreffende de papierstoring op de
mededelingendisplay worden afgebeeld, en zal het alarm klinken.
* Gebruik vastgelopen papier NIET nogmaals omdat dit een nieuwe
papierstoring kan veroorzaken.
* Probeer ALTIJD vastgelopen papier te verwijderen zonder het te
scheuren. Wanneer het vastgelopen papier toch scheurt, let u er
goed op alle losse papiersnippers te verwijderen. Losse
papiersnippers in het faxapparaat zijn een hoofdoorzaak van
papierstoringen.
* Als de FOUT indicator niet uitgaat, bevindt zich nog steeds
vastgelopen papier in het faxapparaat. Verwijder het vastgelopen
papier.
VOORZICHTIG
Het laadgedeelte staat onder hoogspanning. WEES
UITERST VOORZICHTIG wanneer u in de buurt
hiervan werkt, aangezien er gevaar voor een
elektrische schok bestaat.
VOORZICHTIG
De fixeereenheid van de facsimile is buitengewoon
heet. Wees voldoende voorzichtig wanneer u in de
buurt hiervan werkt, aangezien er gevaar voor
verbranding bestaat.
3$3,(56725,1*$
2 Papierstoring in het faxapparaat
Wanneer een afbeelding, zoals de onderstaande, op de
mededelingendisplay wordt afgebeeld, is een papierstoring
opgetreden ergens in het faxapparaat. Verwijder het vastgelopen
papier volgens de onderstaande procedure.
3$3,(56725,1*%
VOORZICHTIG
Het laadgedeelte staat onder hoogspanning. WEES
UITERST VOORZICHTIG wanneer u in de buurt
hiervan werkt, aangezien er gevaar voor een
elektrische schok bestaat.
VOORZICHTIG
De fixeereenheid van de facsimile is buitengewoon
heet. Wees voldoende voorzichtig wanneer u in de
buurt hiervan werkt, aangezien er gevaar voor
verbranding bestaat.
6-5
+RRIGVWXN Storingzoeken
3
3. Verwijder enig vastgelopen papier.
* Als het vastgelopen papier niet gemakkelijk verwijderd kan
worden, gaat u verder met bedieningsstap 4.
4
4. Trek de cassette naar u toe uit het faxapparaat en verwijder
enig vastgelopen papier zonder het te scheuren.
* Houd de cassette met beide handen vast wanneer u deze
uit het faxapparaat trekt.
5
5. Duw de cassette stevig terug op de oorspronkelijke plaats in
het faxapparaat.
6
6. Plaats de beeldeenheid terug op de oorspronkelijke plaats in
het faxapparaat.
7
7. Sluit het faxapparaat voorzichtig.
3 Papierstoring in het papieruitvoergedeelte of in het
faxapparaat
Wanneer een afbeelding, zoals de onderstaande, op de
mededelingendisplay wordt afgebeeld, is een papierstoring
opgetreden in het papieruitvoergedeelte of ergens in het faxapparaat.
Verwijder het vastgelopen papier volgens de onderstaande
procedure.
1
1. Til de documententafel op en controleer of papier uit de
papieruitvoergleuf steekt of niet.
* Als papier uit de papieruitvoergleuf steekt, verwijdert u dit
zonder het te scheuren.
2
2. Druk op de ontspanknop van de behuizing en open het
faxapparaat.
3$3,(56725,1*&
3
3. Pak de handvaten vast aan de beide uiteinden van de
beeldeenheid en til de beeldeenheid helemaal uit het
faxapparaat.
* Nadat u de beeldeenheid hebt verwijderd, plaatst u deze
op een stabiele ondergrond.
4
4. Verwijder het vastgelopen papier door dit in de richting van
de pijl aangegeven in de afbeelding te trekken. Wees
voorzichtig het vastgelopen papier niet te scheuren.
* Als de papierstoring optrad tijdens het dubbelzijdig
kopiëren of tijdens dubbelzijdige faxontvangst, gaat u
verder met bedieningsstap 5.
5
5. Trek de duplexeenheid en de cassette naar u toe uit het
faxapparaat. Verwijder het vastgelopen papier zonder het te
scheuren.
* Houd de cassette met beide handen vast wanneer u deze
uit het faxapparaat trekt.
6
6. Plaats de duplexeenheid en de cassette terug op de
oorspronkelijke plaatsen in het faxapparaat.
7
7. Plaats de beeldeenheid terug op de oorspronkelijke plaats in
het faxapparaat.
8
8. Sluit het faxapparaat voorzichtig.
6-6
+RRIGVWXN Storingzoeken
VOORZICHTIG
Het laadgedeelte staat onder hoogspanning. WEES
UITERST VOORZICHTIG wanneer u in de buurt
hiervan werkt, aangezien er gevaar voor een
elektrische schok bestaat.
VOORZICHTIG
De fixeereenheid van de facsimile is buitengewoon
heet. Wees voldoende voorzichtig wanneer u in de
buurt hiervan werkt, aangezien er gevaar voor
verbranding bestaat.
1
1. Trek de cassette naar u toe uit het faxapparaat.
* Houd de cassette met beide handen vast wanneer u deze
uit het faxapparaat trekt.
2
3
2. Verwijder al het papier uit de cassette.
3. Stapel het papier tezamen op zodat de randen van alle
vellen netjes uitgelijnd zijn.
4 Het faxapparaat drukt op het verkeerde papierformaat
af
Wanneer een afbeelding, zoals de onderstaande, op de
mededelingendisplay wordt afgebeeld, is het formaat van het papier
dat in de cassette is bijgevuld verschillend van het ingestelde
papierformaat; werd het papier scheef in het faxapparaat ingevoerd;
of werden twee of meer elkaar overlappende vellen papier in het
faxapparaat ingevoerd.
3$3,(56725,1*)
6-7
+RRIGVWXN Storingzoeken
4
4. Controleer dat de plaats van de papier-stopplaat
overeenkomt met het gewenste papierformaat en plaats het
papier terug in de cassette.
5
5. Duw de cassette stevig terug op de oorspronkelijke plaats in
het faxapparaat.
6
6. Druk op de ontspanknop van de behuizing en open het
faxapparaat.
7
7. Sluit het faxapparaat weer voorzichtig. Alle indicators
betreffende de papierstoring zullen uitgaan.
8
8. Stel het gewenste papierformaat in. Zie “Instellen van het
papierformaat”, bladzijde 9-8.
.,(63$3,(5)250$$7
$
.,(63$3,(5)250$$7
)2/,2
Wanneer een documentstoring optreedt, zal de FOUT indicator
oplichten en zal “ORIG.VASTGELOPENP.” gevolgd door het
paginanummer van het vastgelopen document op de
mededelingendisplay worden afgebeeld.
* Alle gegevens die tot dan toe zijn gescand zullen worden uitgewist.
1
1. Verwijder alle documenten van de documententafel.
* Als de documenten niet gemakkelijk kunnen worden
verwijderd, probeert u de documenten NIET met kracht te
verwijderen, maar gaat u verder met de volgende
bedieningsstap.
2
2. Open het deksel van de automatische documenteninvoer.
3
3. Verwijder het vastgelopen document zonder het te
scheuren.
* Wanneer het vastgelopen document niet vanaf de
invoerkant van de automatische documenteninvoer
verwijderd kan worden, verwijdert u het vanaf de
uitvoerkant.
4
4. Sluit het deksel van de automatische documenteninvoer.
De FOUT indicator zal uitgaan.
5
5. Plaats alle documenten terug.
Documentstoring
25,*9$67*(/23(13
Is het papier opgeraakt?
Is het papier vastgelopen?
Probeerde u een vertrouwelijke ontvangst?
Zijn de ontvangen documenten blanco?
Worden bij het kopiëren de documenten
met de te kopiëren kant naar beneden
gericht geplaatst?
Wordt een mededeling betreffende het
vervangen van de tonercartridge
afgebeeld?
Het faxapparaat kan in het
geheel niet worden
bediend.
Er wordt geen papier
afgedrukt.
Het afgedrukte papier is
blanco.
Het afgedrukte beeld is te
licht.
6-8
+RRIGVWXN Storingzoeken
Storing Controleer Procedure Blz.
Storingzoektabellen
Wanneer een storing optreedt in uw faxapparaat, raadpleegt u de onderstaande tabellen voor het uitvoeren van kleine aanpassingen. Wanneer
de storing aanhoudt, neemt u contact op met uw servicevertegenwoordiger, een erkend servicecentrum of de plaats van aankoop.
Is het netsnoer goed aangesloten? Sluit het netsnoer goed aan. 2-7
Vul papier bij. 2-6
Verwijder het vastgelopen papier. 6-4
Druk de documenten af die in de
vertrouwelijke postbus zijn opgeslagen.
7-9
Neem contact op met de verzendende
partij.
–––––
Plaats de documenten met de te kopiëren
kant naar beneden gericht.
2-12
Vervang de tonercartridge. 5-2
Vervang de beeldeenheid. 5-4
Vervang het vochtige of natte papier door
nieuw papier.
2-6
Kies het meest geschikte niveau van het
documentcontrast voor de documenten die
worden gekopieerd.
2-13
Is het papier vochtig of nat?
Hebt u het documentcontrast ingesteld?
Wordt een mededeling betreffende het
vervangen van de beeldeenheid afgebeeld?
6-9
+RRIGVWXN Storingzoeken
Is het papier op de juiste wijze in de
cassette bijgevuld?
Is het papier gekruld of gekreukt?
Zijn er losse papiersnippers in het
faxapparaat achtergebleven?
Zijn de documenten goed op de
documententafel geplaatst?
Zijn de lengte, de breedte en het gewicht
van de documenten juist?
Werden teveel documenten geplaatst?
Er zijn duidelijk vieze
vlekken op beide kanten
van het afgedrukte beeld.
Het papier loopt vaak vast.
De documenten worden niet
ingevoerd of worden scheef
ingevoerd.
Storing Controleer Procedure Blz.
Staat het faxapparaat opgesteld op een
plaats blootgesteld aan direct zonlicht, met
hoge temperaturen of een hoge
luchtvochtigheidsgraad, of op een plaats
met grote temperatuurschommelingen?
Stel het faxapparaat op een geschikte
plaats op.
1-3
Vul het papier op de juiste wijze in de
cassette bij.
2-6
Vervang het gekrulde of gekreukte papier
door nieuw papier.
2-6
Volg de van toepassing zijnde procedure
om de losse papiersnippers te verwijderen.
6-4
Plaats de documenten goed op de
documententafel.
2-12
Gebruik uitsluitend documenten van een
toepasselijk formaat.
2-12
Plaats niet meer dan het maximale aantal
documenten tegelijkertijd.
2-12
Is een document vastgelopen? Verwijder het vastgelopen document en
plaats de documenten opnieuw.
6-7
5-5Het afgedrukte beeld is niet
helder of is vies.
Is het hoofdlader-gedeelte van de
beeldeenheid vies?
Maak de hoofdlader schoon.
9-7Ontvangen en/of kopiëren
met de SUPERFIJN
afdrukkwaliteit is
onmogelijk.
Staat de superfijnfunctie UIT? Zet de superfijnfunctie AAN.
6-10
+RRIGVWXN Storingzoeken
Maakt uw telefoon gebruik van pulskiezen?
Gebruikte u het juiste codenummer voor
faxontvangst-op-afstand?
Is het modulair snoer goed aangesloten?
Staat wachtwoord-ontvangst AAN?
Licht de FOUT indicator op?
Is het geheugen vol?
Rondzenden is onmogelijk.
Faxontvangst-op-afstand is
onmogelijk.
Ontvangen is onmogelijk.
In het geheugen ontvangen
is onmogelijk.
Document-ophalen-
ontvangst is onmogelijk.
Storing Controleer Procedure Blz.
Is het geheugen vol? Wis voldoende gegevens uit het geheugen
en voer vervolgens het rondzenden
opnieuw vanaf het begin uit.
2-18
Bij bepaalde telefoontoestellen is het
mogelijk de overeenkomstige toonsignalen
uit te zenden door op de “ ” toets of een
andere toets te drukken. Lees de
instructiehandleiding van het telefoontoestel
dat u gebruikt.
–––––
Controleer het geregistreerde codenummer. 8-4
Sluit het modulair snoer goed aan. 2-3
Zet wachtwoord-ontvangst UIT. 9-5
Volg de noodzakelijke procedure voor het
opheffen van de storing en probeer de
documenten nogmaals te ontvangen.
6-2
Wis voldoende gegevens uit het geheugen. 2-18
Heeft de verzendende partij de document-
ophalen-verzending procedure goed
gevolgd?
Neem contact op met de verzendende
partij.
–––––
2-3
6-2
Verzenden is onmogelijk. Is het modulair snoer goed aangesloten?
Licht de FOUT indicator op?
Sluit het modulair snoer goed aan.
Volg de noodzakelijke procedure voor het
opheffen van de storing en probeer de
documenten nogmaals te verzenden.
6-11
+RRIGVWXN Storingzoeken
Komen de SUB en SID die u hebt ingevoerd
overeen met het relais-postbusnummer en
de relais-postbus-ID die geregistreerd zijn
voor de overeenkomstige relais-postbus?
Is een TSI (verzendstation-identificatie)
geregistreerd voor die relais-postbus in het
relaisstation?
Was het gebruikte verkorte nummer of de
gebruikte one-touch-toets aangewezen voor
encryptie-verzending?
Komen de SUB en SID die u hebt ingevoerd
overeen met het vertrouwelijke
postbusnummer en de vertrouwelijke
postbus-ID die geregistreerd zijn voor de
overeenkomstige vertrouwelijke postbus?
Komt het wachtwoord van de vertrouwelijke
postbus dat u hebt ingevoerd om de
documenten af te drukken overeen met het
geregistreerde wachtwoord van die
vertrouwelijke postbus?
Staat de bulletinboardfunctie AAN?
F-code gebaseerde relais-
rondverzending is
onmogelijk.
F-code gebaseerde
vertrouwelijke verzending is
onmogelijk.
Is de vertrouwelijke postbus waarnaar u
verzendt geregistreerd in het faxapparaat
van de bestemming?
Komen de SUB en SID die u hebt ingevoerd
overeen met het vertrouwelijke
postbusnummer en de vertrouwelijke
postbus-ID die geregistreerd zijn voor de
overeenkomstige vertrouwelijke postbus?
Zorg ervoor dat de overeenkomstige
vertrouwelijke postbus in het faxapparaat
van de bestemming is geregistreerd.
Controleer het vertrouwelijke
postbusnummer en de vertrouwelijke
postbus-ID voor die vertrouwelijke postbus.
–––––
–––––
Encryptie-communicatie is
onmogelijk.
Afdrukken vanuit de
vertrouwelijke postbus is
onmogelijk.
Wissen van documenten uit
de vertrouwelijke postbus is
onmogelijk.
Verzamelverzending is
onmogelijk.
Storing Controleer Procedure Blz.
Is de relais-postbus waarnaar u verzendt
geregistreerd in het faxapparaat van het
relaisstation?
Zorg ervoor dat de overeenkomstige relais-
postbus in het faxapparaat van het
relaisstation is geregistreerd.
7-11
Controleer het relais-postbusnummer en de
relais-postbus-ID die in het relaisstation zijn
geregistreerd.
–––––
Registreer een TSI voor het relaisstation.
7-11
Wijs het verkorte nummer of de one-touch-
toets aan voor encryptie-verzending.
2-19
2-22
Controleer het vertrouwelijke
postbusnummer en de vertrouwelijke
postbus-ID voor die vertrouwelijke postbus.
–––––
Voer het juiste wachtwoord van die
vertrouwelijke postbus in.
7-7
7-9
Zet de bulletinboardfunctie UIT.
9-7
Is het faxnummer van iedere bestemming
EXACT hetzelfde?
Zorg ervoor dat het faxnummer van iedere
bestemming EXACT hetzelfde is.
2-11
6-12
+RRIGVWXN Storingzoeken
+RRIGVWXN
Bediening van het
faxapparaat
(overige functies)
7-1
(1) Bediening
Faxontvangst-op-afstand wordt als volgt gebruikt
1. Neem de hoorn van de haak van het telefoontoestel terwijl de bel
in het telefoontoestel nog overgaat.
2. Wanneer u een faxtoon hoort, voert u het 2-cijferig codenummer
(00 tot en met 99) voor faxontvangst-op-afstand in vanaf het
telefoontoestel.
* Fabrieksinstelling: 55
* Als u de stem van de andere partij hoort, spreekt u met de
andere partij.
3. De verbinding zal worden overgenomen door dit faxapparaat en de
faxontvangst zal automatisch beginnen.
(2) Veranderen van het codenummer voor
faxontvangst-op-afstand
* Om de procedure tussentijds te stoppen, drukt u op de STOP toets.
De mededelingendisplay zal vervolgens terugkeren naar de
uitgangsstand.
* Wanneer beperkte-toegang AAN staat, is het eerst noodzakelijk het
geregistreerde hoofdwachtwoord in te voeren, en vervolgens op de
ENTER FUNCTIE toets te drukken. Zie “(5) Invoeren van uw
toegangscode”, bladzijde 7-28.
1. Druk op de FUNCTIE toets.
2. Druk op de () cursortoets totdat de volgende mededeling op de
mededelingendisplay wordt afgebeeld.
3. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
4. Druk eenmaal op de () cursortoets.
5. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
6. Voer met behulp van de cijfertoetsen het nieuwe 2-cijferig
codenummer (00 tot en met 99) voor faxontvangst-op-afstand in.
7. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
8. Druk op de STOP toets. De mededelingendisplay zal vervolgens
terugkeren naar de uitgangsstand.
(1) Document-ophalen-verzending vanaf de
automatische documenteninvoer
Om documenten die op de documententafel zijn geplaatst te
verzenden, nadat een verzoek tot document-ophalen is
binnengekomen, is het noodzakelijk dat de verzendende partij de
onderstaande procedure volgt.
* Om een document-ophalen-verzending vanaf de automatische
documenteninvoer uit te voeren, zorgt u ervoor dat de
GEHEUGENVERZENDING indicator uit is.
* Document-ophalen-verzending vanaf de automatische
documenteninvoer is niet mogelijk wanneer het faxapparaat in de
handmatige faxontvangfunctie staat.
* Om een document-ophalen-verzending vanaf de automatische
documenteninvoer te annuleren terwijl documenten op de
documententafel staan in afwachting van een verzoek tot
document-ophalen, drukt u op de STOP toets.
* Wanneer er reeds documenten in het geheugen zijn opgeslagen in
afwachting van een verzoek tot document-ophalen, zal document-
ophalen-verzending vanaf de automatische documenteninvoer niet
mogelijk zijn. Als u dit toch probeert, zullen de nieuwe documenten
in het geheugen gescand worden en toegevoegd worden aan de
documenten die reeds in het geheugen zijn opgeslagen.
* Om de procedure tussentijds te stoppen, drukt u op de STOP toets.
De mededelingendisplay zal vervolgens terugkeren naar de
uitgangsstand.
* Wanneer beperkte-toegang AAN staat, is het eerst noodzakelijk uw
toegangscode (of het geregistreerde hoofdwachtwoord) in te
voeren, en vervolgens op de ENTER FUNCTIE toets te drukken.
Zie “(5) Invoeren van uw toegangscode”, bladzijde 7-28.
1. Plaats de te verzenden documenten en, indien noodzakelijk, kiest
u de gewenste afdrukkwaliteit en het gewenste documentcontrast.
2. Druk op de FUNCTIE toets.
* Wanneer beperkte-toegang AAN staat en u de toegangscode
aan het begin van de procedure hebt ingevoerd, gaat u verder
met bedieningsstap 4.
3. Druk eenmaal op de () cursortoets.
4. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
5. Druk nogmaals op de ENTER FUNCTIE toets.
* Wanneer de optionele tweelijnenset is aangebracht, gaat u
verder met bedieningsstap 6. Wanneer deze NIET is
aangebracht, gaat u verder met bedieningsstap 8.
6. Druk op de () () cursortoetsen om te kiezen welke telefoonlijn
(lijn 1 of lijn 2) moet worden gebruikt voor het document-ophalen.
7-2
Bediening van het faxapparaat (overige functies)
Als een afzonderlijk aangeschaft telefoontoestel is aangesloten op
het faxapparaat, kan de faxontvangst in gang worden gezet vanaf
het telefoontoestel. Als bij een binnenkomende oproep de hoorn
van de haak wordt genomen terwijl de bel nog steeds overgaat en
een faxsignaal wordt gehoord, voert u eenvoudigweg het 2-cijferig
codenummer voor faxontvangst-op-afstand in, waarna het
faxapparaat automatisch begint met de faxontvangst.
* De fabrieksinstelling voor het 2-cijferig codenummer voor
faxontvangst-op-afstand is “55”. Voor het veranderen van dit
nummer, ziet u “(2) Veranderen van het codenummer voor
faxontvangst-op-afstand”, bladzijde 7-2.
* Wanneer u een afzonderlijk aangeschaft telefoontoestel gebruikt,
is faxontvangst-op-afstand alleen mogelijk als het telefoontoestel
gebruik maakt van toonkiezen.
Faxontvangst-op-afstand

3/$$76'2&80(17
)81&7,(
5(*(,*(1*(*(9(16
5(*(,*(1*(*(9(16
$)67$1'6%(',(1,1*
&2'(
Document-ophalen verwijst naar de methode van communicatie,
waarbij de verzending niet in gang gezet wordt door de
verzendende partij, maar wordt verzocht en in gang gezet door de
ontvangende partij.
* Aangezien de verzending door een verzoek van de ontvangende
partij in gang gezet wordt, komen de telefoonkosten voor
rekening van de ontvangende partij.
Document-ophalen

3/$$76'2&80(17
)81&7,(
'2&80(1723+$/(1
'2&80(1723+$/(1
23+$/(1=(1'(1
23+$/(1=(1'(1
H/,-1
23+$/(1=(1'(1
H/,-1
8. Als er geen documenten in het geheugen opgeslagen zijn in
afwachting van een verzoek tot document-ophalen, gaat u verder
met bedieningsstap 10.
Als er reeds documenten in het geheugen opgeslagen zijn in
afwachting van een verzoek tot document-ophalen, zal de
volgende mededeling op de mededelingendisplay worden
afgebeeld. Druk op de () () cursortoetsen om te kiezen of u
documenten wilt toevoegen aan de verzending of niet..
> Als u “JA” hebt gekozen…
De geplaatste documenten zullen worden toegevoegd aan de
documenten die reeds in het geheugen zijn opgeslagen.
* Het paginanummer van iedere set toegevoegde documenten zal
opnieuw bij “1” beginnen.
> Als u “NEE” hebt gekozen…
De procedure zal worden geannuleerd en vervolgens zal e
mededelingendisplay terugkeren naar de uitgangsstand.
9. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
10. Druk op de START toets.
Het scannen van de documenten zal beginnen.
(3) Document-ophalen-ontvangst
Om document-ophalen-ontvangst uit te voeren, kiest de ontvangende
partij het faxnummer van de verzendende partij, om zodoende de
verzending van de documenten die in het faxapparaat van de
verzendende partij zijn ingesteld in gang te zetten. Het ontvangen van
documenten vanaf meerdere verzendende faxapparaten kan in een
enkele procedure worden ingesteld, en het is mogelijk voor de
ontvangende partij om de timer te gebruiken om de documenten op
een tijdstip dat hem het beste uitkomt te ontvangen.
* Wanneer alle faxnummers van de verzendende partijen ingevoerd
worden met behulp van verkorte nummers, one-touch-toetsen of
groeptoetsen, is dit faxapparaat in staat in een enkele bediening
documenten vanaf maximaal 145 verschillende faxapparaten
automatisch te ontvangen. Een meervoudig-document-ophalen-
rapport zal worden afgedrukt na communicaties waarbij van
meerdere verzendende faxapparaten documenten werden
ontvangen.
* Document-ophalen-ontvangst is alleen mogelijk wanneer de
verzendende partij eerst de noodzakelijke bedieningen voor
document-ophalen-verzending heeft uitgevoerd.
* Om de procedure tussentijds te stoppen, drukt u op de STOP toets.
De mededelingendisplay zal vervolgens terugkeren naar de
uitgangsstand.
* Wanneer beperkte-toegang AAN staat, is het eerst noodzakelijk uw
toegangscode (of het geregistreerde hoofdwachtwoord) in te
voeren, en vervolgens op de ENTER FUNCTIE toets te drukken.
Zie “(5) Invoeren van uw toegangscode”, bladzijde 7-28.
* Om een tijdstip in te voeren waarop de ontvangst moet worden
uitgevoerd, drukt u op de TIMER VERZENDEN toets.
1. Druk op de FUNCTIE toets.
* Wanneer beperkte-toegang AAN staat en u de toegangscode
aan het begin van de procedure hebt ingevoerd, gaat u verder
met bedieningsstap 3.
2. Druk eenmaal op de () cursortoets.
(2) Document-ophalen-verzending vanuit
het geheugen
Om documenten te scannen, in het geheugen op te slaan, en deze te
laten verzenden wanneer een verzoek tot document-ophalen
binnenkomt, moet de verzendende partij de onderstaande procedure
volgen. Het is mogelijk documenten toe te voegen aan een
verzending die reeds in het geheugen is opgeslagen en in afwachting
is van een verzoek tot document-ophalen.
Ondanks dat de gegevens van de documenten normaal gesproken
onmiddellijk na verzending worden uitgewist, zal indien de
bulletinboardfunctie AAN staat, de documenten in het geheugen
opgeslagen blijven en beschikbaar zijn voor een onbeperkt aantal
verzoeken tot document-ophalen. Zie “Bulletinboard AAN/UIT”,
bladzijde 9-7.
* Om een document-ophalen-verzending vanuit het geheugen uit te
voeren, zorgt u ervoor dat de GEHEUGENVERZENDING indicator
oplicht.
* Om een document-ophalen-verzending vanuit het geheugen te
annuleren, ziet u “Annuleren van een communicatie die wacht op
de begintijd”, bladzijde 2-18, voor verdere informatie.
* Om de procedure tussentijds te stoppen, drukt u op de STOP toets.
De mededelingendisplay zal vervolgens terugkeren naar de
uitgangsstand.
* Wanneer beperkte-toegang AAN staat, is het eerst noodzakelijk uw
toegangscode (of het geregistreerde hoofdwachtwoord) in te
voeren, en vervolgens op de ENTER FUNCTIE toets te drukken.
Zie “(5) Invoeren van uw toegangscode”, bladzijde 7-28.
1. Plaats de te verzenden documenten en, indien noodzakelijk, kiest
u de gewenste afdrukkwaliteit en het gewenste documentcontrast.
2. Druk op de FUNCTIE toets.
* Wanneer beperkte-toegang AAN staat en u de toegangscode
aan het begin van de procedure hebt ingevoerd, gaat u verder
met bedieningsstap 4.
3. Druk eenmaal op de () cursortoets.
4. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
5. Druk nogmaals op de ENTER FUNCTIE toets.
* Wanneer de optionele tweelijnenset is aangebracht, gaat u
verder met bedieningsstap 6. Wanneer deze NIET is
aangebracht, gaat u verder met bedieningsstap 8.
6. Druk op de () () cursortoetsen om te kiezen welke telefoonlijn
(lijn 1 of lijn 2) moet worden gebruikt voor het document-ophalen.
7. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
7-3
+RRIGVWXN Bediening van het faxapparaat (overige functies)

3/$$76'2&80(17
)81&7,(
'2&80(1723+$/(1
> Documenten toevoegen
> GEEN documenten toevoegen
23+$/(1=(1'(1
H/,-1
23+$/(1=(1'(1
H/,-1
'2&72(92(*(1"
-$
'2&72(92(*(1"
1((

3/$$76'2&80(17
7. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
8. Druk op de START toets.
* De documenten zullen op de documententafel blijven liggen in
afwachting van een verzoek tot document-ophalen.
)81&7,(
'2&80(1723+$/(1
3. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
4. Druk eenmaal op de () cursortoets.
5. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
6. Voer het faxnummer van de verzendende partij in.Om vanaf
meerdere faxapparaten documenten te ontvangen, herhaalt u
onderstaande stappen
1 en 2 totdat alle gewenste faxnummers
zijn ingevoerd.
* U kunt de faxnummers invoeren met behulp van de cijfertoetsen,
verkorte nummers of one-touch-toetsen.
* Wanneer “TEVEEL BESTEMMINGEN” op de
mededelingendisplay wordt afgebeeld, heeft het aantal
faxnummers de toelaatbare limiet overschreden.
1 Voer een faxnummer in.
2 Controleer de mededelingendisplay en druk op de ENTER
FUNCTIE toets.
* Als u aan het begin van de procedure op de TIMER
VERZENDEN toets hebt gedrukt, drukt u nogmaals op de
ENTER FUNCTIE toets nadat alle gewenste faxnummers zijn
ingevoerd. Vervolgens zal een mededeling die u in staat stelt de
gewenste begintijd in te voeren op de mededelingendisplay
worden afgebeeld. Voer de bedieningsstappen 5 en 6 uit van
“Communicaties die gebruik maken van de timer”, bladzijde 4-2.
7. Druk op de START toets.
1. Druk op de FUNCTIE toets.
* Wanneer beperkte-toegang AAN staat en u de toegangscode
aan het begin van de procedure hebt ingevoerd, gaat u verder
met bedieningsstap 3.
2. Druk eenmaal op de () cursortoets.
3. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
4. Druk op de () cursortoets totdat de volgende mededeling op de
mededelingendisplay wordt afgebeeld.
5. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
6. Voer het faxnummer van de verzendende partij in.
Om vanaf meerdere faxapparaten documenten te ontvangen,
herhaalt u onderstaande stappen 1 en 2 totdat alle gewenste
faxnummers zijn ingevoerd.
* U kunt de faxnummers invoeren met behulp van de cijfertoetsen,
verkorte nummers of one-touch-toetsen.
* Wanneer “TEVEEL BESTEMMINGEN” op de
mededelingendisplay wordt afgebeeld, heeft het aantal
faxnummers de toelaatbare limiet overschreden.
1 Voer een faxnummer in.
2 Controleer de mededelingendisplay en druk op de ENTER
FUNCTIE toets.
7. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
8. Als u een tijdstip wilt instellen waarop de ontvangst moet beginnen,
drukt u op de cijfertoetsen om de begintijd in te voeren.
Om onmiddellijk met de ontvangst te beginnen, gaat u verder met
bedieningsstap 9.
* De tijd moeten volgens het 24-uurs kloksysteem worden
ingevoerd (00:00 tot en met 23:59).
9. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
10. Als u een tijdstip wilt instellen waarop de ontvangst moet
eindigen, drukt u op de cijfertoetsen om de eindtijd in te voeren.
Als u GEEN tijdstip wilt instellen waarop de ontvangst moet
eindigen, gaat u verder met bedieningsstap 11.
* De tijd moeten volgens het 24-uurs kloksysteem worden
ingevoerd (00:00 tot en met 23:59).
* Als u GEEN tijdstip wilt instellen waarop de ontvangst moet
eindigen, zal de bediening tot in het oneindige worden voortgezet.
11. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
12. Druk op de () () cursortoetsen om het gewenste tijdsinterval
tussen twee document-ophalen-cycli te kiezen.
* Het tijdsinterval kan in stapjes van 10 minuten worden ingesteld
tussen 0 en 90 minuten.
* Wanneer het tijdsinterval op “00” wordt ingesteld, zal de
volgende document-ophalen-cyclus ongeveer 1 minuut nadat de
voorgaande document-ophalen-cyclus werd voltooid beginnen.
13. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
14. Druk op de START toets.
* Als GEEN tijdstip waarop de ontvangst moet beginnen werd
ingevoerd, zal de bediening beginnen.
(4) Herhaalde-document-ophalen-ontvangst
Herhaalde-document-ophalen-ontvangst verwijst naar een methode
van document-ophalen waarbij ontvangst vanaf een aantal
verzendende faxapparaten automatisch kan worden uitgevoerd in
een rondgaande cyclus, met een instelbaar tijdsinterval, en binnen
een opgegeven tijdsbestek.
* Een timer-verzendrapport zal worden afgedrukt iedere keer
wanneer een herhaalde-document-ophalen-ontvangst wordt
ingesteld, ongeacht of een begintijd wordt ingevoerd of niet.
* Een meervoudig-document-ophalen-rapport zal worden afgedrukt
iedere keer nadat een document-ophalen-cyclus klaar is.
* Wanneer alle faxnummers van de verzendende faxapparaten
ingevoerd worden met behulp van verkorte nummers, one-touch-
toetsen of groeptoetsen, is dit faxapparaat in staat in een enkele
bediening documenten vanaf maximaal 145 verschillende
faxapparaten automatisch te ontvangen.
* Als de stroomvoorziening naar het faxapparaat wordt onderbroken
voordat de ingevoerde begintijd van een herhaalde-document-
ophalen-ontvangst is aangebroken, zal de begintijd worden
uitgewist, maar zal de herhaalde-document-ophalen-ontvangst zelf
ingesteld blijven. Nadat de stroomvoorziening naar het faxapparaat
is hersteld en faxcommunicatie weer mogelijk is geworden, zal
daarom de herhaalde-document-ophalen-ontvangst beginnen. (De
bediening zal echter worden behandeld als een normale document-
ophalen-ontvangst, en tweede en verdere cycli van de document-
ophalen-ontvangst zullen niet worden uitgevoerd.)
* Het is niet mogelijk een herhaalde-document-ophalen-ontvangst in
te stellen wanneer reeds een andere herhaalde-document-ophalen-
ontvangst is ingesteld.
* Om de procedure tussentijds te stoppen, drukt u op de STOP toets.
De mededelingendisplay zal vervolgens terugkeren naar de
uitgangsstand.
* Wanneer beperkte-toegang AAN staat, is het eerst noodzakelijk uw
toegangscode (of het geregistreerde hoofdwachtwoord) in te
voeren, en vervolgens op de ENTER FUNCTIE toets te drukken.
Zie “(5) Invoeren van uw toegangscode”, bladzijde 7-28.
7-4
+RRIGVWXN Bediening van het faxapparaat (overige functies)

)81&7,(
'2&80(1723+$/(1
'2&80(1723+$/(1
&217,18(32//,1*

67237,-'
7,-'
,17(59$/0,1

'2&80(1723+$/(1
23+$/(12179

3/$$76'2&80(17
(5) Omgekeerd-document-ophalen
Omgekeerd-document-ophalen heeft betrekking op het tegelijkertijd
verzenden naar en ontvangen van documenten in een enkele
bediening. Nadat de documenten naar hun bestemming zijn
verzonden, zullen de documenten die in het faxapparaat van die
andere partij zijn klaargezet automatisch worden verzonden naar het
faxapparaat dat de bediening in gang heeft gezet (document-
ophalen-ontvangst).
* Encryptie-communicatie kan niet worden gebruikt in combinatie met
omgekeerd-document-ophalen
* Wanneer alle faxnummers ingevoerd worden met behulp van
verkorte nummers, one-touch-toetsen of groeptoetsen, is dit
faxapparaat in staat in een enkele bediening automatisch
documenten te verzenden naar of te ontvangen van maximaal 145
verschillende faxapparaten.
* Als het faxapparaat van de andere partij niet beschikt over de
omgekeerd-document-ophalen-mogelijkheid, kan een
communicatiestoring optreden. Bovendien zal automatisch opnieuw
kiezen niet worden uitgevoerd als de communicatiestoring optrad
tijdens het ontvang-gedeelte van het omgekeerd-document-
ophalen.
* Om de procedure tussentijds te stoppen, drukt u op de STOP toets.
De mededelingendisplay zal vervolgens terugkeren naar de
uitgangsstand.
* Wanneer beperkte-toegang AAN staat, is het eerst noodzakelijk uw
toegangscode (of het geregistreerde hoofdwachtwoord) in te
voeren, en vervolgens op de ENTER FUNCTIE toets te drukken.
Zie “(5) Invoeren van uw toegangscode”, bladzijde 7-28.
1. Plaats de te verzenden documenten en, indien noodzakelijk, kiest
u de gewenste afdrukkwaliteit en het gewenste documentcontrast.
* Om een tijdstip in te voeren waarop de bediening moet worden
uitgevoerd, drukt u op de TIMER VERZENDEN toets.
2. Druk op de FUNCTIE toets.
* Wanneer beperkte-toegang AAN staat en u de toegangscode
aan het begin van de procedure hebt ingevoerd, gaat u verder
met bedieningsstap 4.
3. Druk eenmaal op de () cursortoets.
4. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
5. Druk eenmaal op de () cursortoets.
6. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
7. Voer het faxnummer van de andere partij in.
Om documenten te verzenden naar en te ontvangen van meerdere
faxapparaten, herhaalt u onderstaande stappen 1 en 2 totdat
alle gewenste faxnummers zijn ingevoerd.
* U kunt de faxnummers invoeren met behulp van de cijfertoetsen,
verkorte nummers of one-touch-toetsen.
* Wanneer “TEVEEL BESTEMMINGEN” op de
mededelingendisplay wordt afgebeeld, heeft het aantal
faxnummers de toelaatbare limiet overschreden.
1 Voer een faxnummer in.
2 Controleer de mededelingendisplay en druk op de ENTER
FUNCTIE toets.
* Als u aan het begin van de procedure op de TIMER
VERZENDEN toets hebt gedrukt, drukt u nogmaals op de
ENTER FUNCTIE toets nadat alle gewenste faxnummers zijn
ingevoerd. Vervolgens zal een mededeling die u in staat stelt de
gewenste begintijd in te voeren op de mededelingendisplay
worden afgebeeld. Voer de bedieningsstappen 5 en 6 uit van
“Communicaties die gebruik maken van de timer”, bladzijde 4-2.
7-5
+RRIGVWXN Bediening van het faxapparaat (overige functies)
(6) F-code gebaseerde vertrouwelijk
document-ophalen-ontvangst
Dit faxapparaat is in staat documenten te ontvangen van een
vertrouwelijke postbus die is geregistreerd in het faxapparaat van de
verzendende partij met gebruik van het SEP (selectief document-
ophalen-adres) F-code-commando.
Voor F-code gebaseerde vertrouwelijk document-ophalen-ontvangst
moet de ontvangende partij als SEP (selectief document-ophalen-
adres) het vertrouwelijke postbusnummer van de vertrouwelijke
postbus waarin de verzendende partij de te verzenden vertrouwelijke
documenten heeft opgeslagen invoeren (maximaal 20 cijfers).
Daarnaast moet de ontvangende partij, indien de verzendende partij
tevens een vertrouwelijk postbus-ID voor die vertrouwelijke postbus
heeft geregistreerd, dit als een WW (F-code-wachtwoord) invoeren
(maximaal 20 cijfers).
* Om F-code gebaseerde vertrouwelijk document-ophalen-ontvangst
mogelijk te maken, moet het faxapparaat van de verzendende partij
tevens over F-code gebaseerde mogelijkheden beschikken.
* Wanneer alle faxnummers ingevoerd worden met behulp van
verkorte nummers of one-touch-toetsen, is dit faxapparaat in staat
in een enkele bediening automatisch documenten te ontvangen van
maximaal 145 verschillende faxapparaten.
* Om F-code gebaseerde vertrouwelijk document-ophalen-ontvangst
mogelijk te maken, moet de verzendende partij van tevoren een
vertrouwelijke postbus in hun faxapparaat registreren en tevens de
te verzenden documenten in die postbus opslaan.

3/$$76'2&80(17

)81&7,(
'2&80(1723+$/(1
'2&80(1723+$/(1
=(1'(123+$/(1
SEP=1234
SEP=1234
SEP=3456
Ontvangend faxapparaatVerzendend faxapparaat
8. Druk op de START toets.
Een bijbehorend bestandsnummer zal op de mededelingendisplay
worden afgebeeld.
* Om de procedure tussentijds te stoppen, drukt u op de STOP toets.
De mededelingendisplay zal vervolgens terugkeren naar de
uitgangsstand.
* Wanneer beperkte-toegang AAN staat, is het eerst noodzakelijk uw
toegangscode (of het geregistreerde hoofdwachtwoord) in te
voeren, en vervolgens op de ENTER FUNCTIE toets te drukken.
Zie “(5) Invoeren van uw toegangscode”, bladzijde 7-28.
* Om een tijdstip in te voeren waarop de ontvangst moet worden
uitgevoerd, drukt u op de TIMER VERZENDEN toets.

3/$$76'2&80(17
* Om de procedure tussentijds te stoppen, drukt u op de STOP toets.
De mededelingendisplay zal vervolgens terugkeren naar de
uitgangsstand.
* Wanneer beperkte-toegang AAN staat, is het eerst noodzakelijk uw
toegangscode (of het geregistreerde hoofdwachtwoord) in te
voeren, en vervolgens op de ENTER FUNCTIE toets te drukken.
Zie “(5) Invoeren van uw toegangscode”, bladzijde 7-28.
1. Plaats de te verzenden documenten en, indien noodzakelijk, kiest
u de gewenste afdrukkwaliteit en het gewenste documentcontrast.
2. Druk op de FUNCTIE toets.
3. Druk op de () cursortoets totdat de volgende mededeling op de
mededelingendisplay wordt afgebeeld.
1. Druk op de FUNCTIE toets.
* Wanneer beperkte-toegang AAN staat en u de toegangscode
aan het begin van de procedure hebt ingevoerd, gaat u verder
met bedieningsstap 3.
2. Druk eenmaal op de () cursortoets.
3. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
4. Druk op de () cursortoets totdat de volgende mededeling op de
mededelingendisplay wordt afgebeeld.
5. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
6. Voer het faxnummer van de verzendende partij in.
* Als u het faxnummer met behulp van de cijfertoetsen hebt
ingevoerd, gaat u verder met bedieningsstap 7.
* Als u het faxnummer met behulp van een verkort nummer of een
one-touch-toets hebt ingevoerd waaronder reeds een
toepasselijke SEP (selectief document-ophalen-adres) en WW
(F-code-wachtwoord) zijn geregistreerd, gaat u verder met
bedieningsstap 11.
7. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
8. Voer met behulp van de cijfertoetsen een toepasselijk SEP
(selectief document-ophalen-adres) in (maximaal 20 cijfers).
9. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
10. Voer met behulp van de cijfertoetsen een toepasselijk WW
(F-code-wachtwoord) in (maximaal 20 cijfers).
* Als u GEEN F-code-wachtwoord hoeft in te voeren, gaat u
verder met bedieningsstap 11.
11. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
Om documenten vanaf meerdere faxapparaten te ontvangen,
herhaalt u de bedieningsstappen 6 tot en met 11 totdat alle
gewenste faxnummers zijn ingevoerd.
* Wanneer “TEVEEL BESTEMMINGEN” op de
mededelingendisplay wordt afgebeeld, heeft het aantal
faxnummers de toelaatbare limiet overschreden.
* Als u aan het begin van de procedure op de TIMER
VERZENDEN toets hebt gedrukt, drukt u nogmaals op de
ENTER FUNCTIE toets nadat alle gewenste faxnummers zijn
ingevoerd. Vervolgens zal een mededeling die u in staat stelt de
gewenste begintijd in te voeren op de mededelingendisplay
worden afgebeeld. Voer de bedieningsstappen 5 en 6 uit van
“Communicaties die gebruik maken van de timer”, bladzijde 4-2.
12. Druk op de START toets.
Een bijbehorend bestandsnummer zal worden afgebeeld.
7-6
+RRIGVWXN Bediening van het faxapparaat (overige functies)
(7) Documenten opslaan in een vertrouwelijke
postbus (F-code gebaseerde vertrouwelijk
document-ophalen-verzending)
Voor een F-code gebaseerde vertrouwelijk document-ophalen-
verzending moeten de te verzenden documenten in een
vertrouwelijke postbus worden opgeslagen, en moet gewacht worden
op een verzoek tot document-ophalen.
Deze functie is handig voor het verzenden van documenten die alleen
gezien mogen worden door bepaalde personen, omdat de
ontvangende partij alleen in staat zal zijn toegang te verkrijgen tot de
vertrouwelijke postbus en de gewenste documenten eruit te halen
wanneer de SEP (selectief document-ophalen-adres) die de
ontvangende partij invoert overeenkomt met het 4-cijferig
vertrouwelijk postbusnummer van die vertrouwelijke postbus.
Het is tevens mogelijk documenten toe te voegen aan een verzending
die reeds in een vertrouwelijke postbus is opgeslagen in afwachting
van een verzoek tot document-ophalen.
* Om F-code gebaseerde vertrouwelijk document-ophalen-verzending
mogelijk te maken, moet het faxapparaat van de ontvangende partij
tevens over F-code gebaseerde mogelijkheden beschikken.
* Wanneer een F-code gebaseerde vertrouwelijk document-ophalen-
verzending is ingesteld, zal de verzending worden uitgevoerd in de
geheugenverzendfunctie, ongeacht in welke verzendfunctie het
faxapparaat op dat moment staat.
* Wanneer u wilt dat zelfs nadat de documenten zijn verzonden deze
in de vertrouwelijke postbus achterblijven, zet u de bulletinboard-
functie AAN. Zie “Bulletinboard AAN/UIT”, bladzijde 9-7.
* Om de gegevens van de documenten in een vertrouwelijke postbus
uit te wissen, ziet u “Annuleren van een communicatie die wacht
op de begintijd“, bladzijde 2-18, en volgt u de procedure die daar
staat beschreven.

6(3
::
Vertrouwelijke postbus
Documenten opslaan in een vertrouwelijke postbus

3/$$76'2&80(17
)81&7,(
9(57528:(/,-.(&200
'2&80(1723+$/(1
9(575'2&23+
)81&7,(
'2&80(1723+$/(1
Om de gewenste documenten te kunnen ontvangen…
1 De SEP (selectief document-ophalen-adres) die door de
ontvangende partij wordt ingevoerd, moet overeenkomen met
het vertrouwelijk postbusnummer van de overeenkomstige
vertrouwelijke postbus in het faxapparaat van de verzendende
partij, en
2 De door de ontvangende partij ingevoerde WW (F-code-
wachtwoord) moet overeenkomen met de vertrouwelijk postbus-
ID van diezelfde vertrouwelijke postbus.
7-7
+RRIGVWXN Bediening van het faxapparaat (overige functies)
4. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
5. Druk eenmaal op de () cursortoets.
6. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
* Wanneer de optionele tweelijnenset is aangebracht, gaat u
verder met bedieningsstap 7. Wanneer deze NIET is
aangebracht, gaat u verder met bedieningsstap 9.
7. Druk op de () () cursortoetsen om te kiezen welke telefoonlijn
(lijn 1 of lijn 2) moet worden gebruikt voor het document-ophalen.
8. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
9. Voer met behulp van de cijfertoetsen een toepasselijk 4-cijferig
vertrouwelijk postbusnummer in dat overeenkomt met de gewenste
vertrouwelijke postbus.
10. Druk op de ENTER FUNCTIE toets. Wanneer er geen
documenten in de vertrouwelijke postbus opgeslagen zijn die op
een verzoek tot document-ophalen wachten, gaat u verder met
bedieningsstap 12.
* Wanneer er reeds documenten in de vertrouwelijke postbus
opgeslagen zijn die op een verzoek tot document-ophalen
wachten, zal de volgende mededeling op de
mededelingendisplay worden afgebeeld. Druk op de () ()
cursortoetsen om te kiezen of u documenten wilt toevoegen aan
de verzending of niet.
* Wanneer “VERKEERD POSTBUSNR” op de
mededelingendisplay wordt afgebeeld, staat geen vertrouwelijke
postbus onder dat nummer geregistreerd en de
mededelingendisplay keert terug naar stap 9. Voer het juiste
vertrouwelijk postbusnummer in, of registreer een nieuwe
vertrouwelijke postbus onder het gewenste postbusnummer.
Zie “(1) Registreren van vertrouwelijke postbussen”,
bladzijde 7-7.
> Als u “JA” hebt gekozen…
De geplaatste documenten zullen worden toegevoegd aan de
documenten die reeds in het geheugen zijn opgeslagen.
* Het paginanummer van iedere set toegevoegde documenten zal
opnieuw bij “1” beginnen.
> Als u “NEE” hebt gekozen…
De procedure zal worden geannuleerd en vervolgens zal de
mededelingendisplay terugkeren naar de uitgangsstand.
11. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
12. Druk op de START toets.
Het scannen van de documenten zal beginnen.
(1) Registreren van vertrouwelijke
postbussen
* Om de procedure tussentijds te stoppen, drukt u op de STOP toets.
De mededelingendisplay zal vervolgens terugkeren naar de
uitgangsstand.
* Wanneer beperkte-toegang AAN staat, is het eerst noodzakelijk het
geregistreerde hoofdwachtwoord in te voeren, en vervolgens op de
ENTER FUNCTIE toets te drukken. Zie “(5) Invoeren van uw
toegangscode”, bladzijde 7-28.
1. Druk op de FUNCTIE toets.
2. Druk op de () cursortoets totdat de volgende mededeling op de
mededelingendisplay wordt afgebeeld.
3. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
4. Druk eenmaal op de () cursortoets.
5. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
6. Voer met behulp van de cijfertoetsen het gewenste 4-cijferig
vertrouwelijk postbusnummer (0000 tot en met 9999) in.
9(57528:(/,-.(&200
6/$'2&23,13267%
6(3
> Documenten toevoegen
> GEEN documenten toevoegen
6/$'2&23,13267%
H/,-1
6/$'2&23,13267%
H/,-1
'2&72(92(*(1"
-$
'2&72(92(*(1"
1((
F-F-code gebaseerde vertrouwelijke communicatie heeft
betrekking op het toevoegen van F-code-commando’s (zie blz. 2-8)
aan een standaard vertrouwelijke communicatie. Voor F-code
gebaseerde vertrouwelijk communicatie moet de ontvangende
partij van tevoren een vertrouwelijke postbus in hun faxapparaat
registreren. Aangezien, nadat de verzonden gegevens in deze
vertrouwelijke postbus zijn ontvangen, tevens een afzonderlijke
bediening noodzakelijk is om de gegevens af te drukken, is deze
functie handig om documenten stikt vertrouwelijk te houden.
F-code gebaseerde vertrouwelijke communicatie zal alleen met
succes uitgevoerd kunnen worden indien de SUB (subadres) die
de verzendende partij invoert overeenkomt met het geregistreerde
vertrouwelijk postbusnummer dat hoort bij de vertrouwelijke
postbus in het faxapparaat van de bestemming, en, als de
ontvangende partij tevens een vertrouwelijk postbus-ID heeft
geregistreerd, indien de SID (subadres-ID) die de verzendende
partij invoert, overeenkomt met het vertrouwelijk postbus-ID van
die postbus.
Wanneer u documenten ontvangt in een vertrouwelijke postbus die
in dit faxapparaat is geregistreerd, zijn het vertrouwelijk
postbusnummer en de vertrouwelijk postbus-ID beide 4-cijferige
nummers.
* Om F-code gebaseerde vertrouwelijk communicatie mogelijk te
maken, moet het faxapparaat van de andere partij tevens over
F-code gebaseerde mogelijkheden beschikken.
* Maximaal 10 vertrouwelijke postbussen kunnen in dit faxapparaat
worden geregistreerd.
* De SUB (subadres) en de SID (subadres-ID) mogen niet
tegelijkertijd hetzelfde zijn voor een vertrouwelijke postbus en
een relais-postbus.
F-code gebaseerde
vertrouwelijke communicatie
Verzendend faxapparaat Vertrouwelijke postbus in het
faxapparaat van de ontvangende partij

3/$$76'2&80(17
)81&7,(
9(57528:(/,-.(&200
9(57528:(/,-.(&200
352*9(57528:%2;
72(76%2;15
7-8
+RRIGVWXN Bediening van het faxapparaat (overige functies)
7. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
8. Voer met behulp van de cijfertoetsen het gewenste 4-cijferig
vertrouwelijk postbus-ID (0000 tot en met 9999) in.
* Als u GEEN vertrouwelijk postbus-ID wilt registreren, gaat u
verder met bedieningsstap 9.
9. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
10. Voer met behulp van de cijfertoetsen het 4-cijferig vertrouwelijke
postbus-wachtwoord (0000 tot en met 9999) in.
11. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
12. Voer de gewenste naam voor de vertrouwelijke postbus in.
* Zie “Invoeren van schrijftekens”, bladzijde 2-21, voor verdere
informatie over het invoeren van schrijftekens.
13. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
14. Het registreren van die vertrouwelijke postbus is klaar. Druk op de
() () cursortoetsen om te kiezen of u verder wilt gaan of niet
met het registreren van vertrouwelijke postbussen.
15. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
* Als u ervoor kiest verder te gaan met het registreren van
vertrouwelijke postbussen, gaat u terug naar bedieningsstap 6.
Als u ervoor kiest NIET verder te gaan, zal de
mededelingendisplay terugkeren naar de uitgangsstand.
6. Voer met behulp van de cijfertoetsen het 4-cijferig vertrouwelijk
postbusnummer in dat overeenkomt met de vertrouwelijke postbus
die u wilt uitwissen.
7. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
8. Voer met behulp van de cijfertoetsen het overeenkomstige 4-
cijferig vertrouwelijke postbus-wachtwoord in.
9. Druk op de VERWIJDEREN/HOORN OP HAAK toets.
* Als het ingevoerde vertrouwelijke postbus-wachtwoord NIET
overeenkomt met het geregistreerde wachtwoord, zal de
mededelingendisplay terugkeren naar bedieningsstap 8.
Controleer het juiste wachtwoord en voer dit in.
* Wanneer “KAN NIET VERWIJDEREN DATA IN VERTR. P.BUS”
op de mededelingendisplay wordt afgebeeld, zijn er reeds
documenten opgeslagen in die vertrouwelijke postbus. Druk de
documenten in de vertrouwelijke postbus af alvorens te proberen
deze uit te wissen. Zie “(4) Afdrukken van documenten vanuit
een vertrouwelijke postbus”, bladzijde 7-9. Als de uit te wissen
documenten voor een vertrouwelijk document-ophalen-
verzending zijn, ziet u “Annuleren van een communicatie”,
bladzijde 2-18, om deze uit te wissen.
10. Het uitwissen van die vertrouwelijke postbus is klaar.
Druk op de () () cursortoetsen om te kiezen of u verder wilt
gaan of niet met het uitwissen van vertrouwelijke postbussen.
11. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
* Als u ervoor kiest verder te gaan met het uitwissen van
vertrouwelijke postbussen, gaat u terug naar bedieningsstap 6.
Als u ervoor kiest NIET verder te gaan, zal de
mededelingendisplay terugkeren naar de uitgangsstand.
3267%86,'
72(76%2;3$6:'
1$$0$%&
(2) Uitwissen van vertrouwelijke
postbussen
* Om de procedure tussentijds te stoppen, drukt u op de STOP toets.
De mededelingendisplay zal vervolgens terugkeren naar de
uitgangsstand.
* Wanneer beperkte-toegang AAN staat, is het eerst noodzakelijk het
geregistreerde hoofdwachtwoord in te voeren, en vervolgens op de
ENTER FUNCTIE toets te drukken. Zie “(5) Invoeren van uw
toegangscode”, bladzijde 7-28.
1. Druk op de FUNCTIE toets.
2. Druk op de () cursortoets totdat de volgende mededeling op de
mededelingendisplay wordt afgebeeld.
3. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
4. Druk eenmaal op de () cursortoets.
5. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
)81&7,(
9(57528:(/,-.(&200
9(57528:(/,-.(&200
352*9(57528:%2;
72(76%2;15
72(76%2;3$6:'
9(57528:%2;
9(5:,-'(5'

3/$$76'2&80(17
(3)
F-code gebaseerde vertrouwelijke
verzending
F-code gebaseerde vertrouwelijke verzending heeft betrekking op het
verzenden van documenten naar een vertrouwelijke postbus die in
het faxapparaat van de ontvangende partij is geregistreerd.
* Om F-code gebaseerde vertrouwelijk verzending mogelijk te maken,
moet het faxapparaat van de ontvangende partij tevens over F-code
gebaseerde mogelijkheden beschikken, en moet een vertrouwelijke
postbus van tevoren in het faxapparaat van de ontvangende partij
zijn geregistreerd.
* Wanneer alle faxnummers ingevoerd worden met behulp van
verkorte nummers, one-touch-toetsen of groeptoetsen, is dit
faxapparaat in staat in een enkele bediening dezelfde documenten
naar maximaal 145 verschillende faxapparaten automatisch te
verzenden.
Om een F-code gebaseerde vertrouwelijke verzending
met succes te kunnen uitvoeren…
1 De verzendende partij moet de vertrouwelijke postbus waarnaar
hij de documenten wilt verzenden kiezen in het faxapparaat van
de ontvangende partij, en de overeenkomstige SUB (subadres)
die de verzendende partij invoert moet overeenkomen met het
geregistreerde vertrouwelijk postbusnummer van die postbus, en
2 De overeenkomstige SID (subadres-ID) die de verzendende
partij invoert moet overeenkomen met de geregistreerde
vertrouwelijk postbus-ID van diezelfde vertrouwelijke postbus.
7-9
+RRIGVWXN Bediening van het faxapparaat (overige functies)
* Om de procedure tussentijds te stoppen, drukt u op de STOP toets.
De mededelingendisplay zal vervolgens terugkeren naar de
uitgangsstand.
* Wanneer beperkte-toegang AAN staat, is het eerst noodzakelijk uw
toegangscode (of het geregistreerde hoofdwachtwoord) in te
voeren, en vervolgens op de ENTER FUNCTIE toets te drukken.
Zie “(5) Invoeren van uw toegangscode”, bladzijde 7-28.
1. Plaats de te verzenden documenten en, indien noodzakelijk, kiest
u de gewenste afdrukkwaliteit en het gewenste documentcontrast.
* Om een tijdstip in te voeren waarop de verzending moet worden
uitgevoerd, drukt u op de TIMER VERZENDEN toets.
2. Druk op de FUNCTIE toets.
3. Druk op de () cursortoets totdat de volgende mededeling op de
mededelingendisplay wordt afgebeeld.
4. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
5. Druk nogmaals op de ENTER FUNCTIE toets.
6. Voer het faxnummer van de bestemming in.
* Als u het faxnummer met behulp van de cijfertoetsen hebt
ingevoerd, gaat u verder met bedieningsstap 7.
* Als u het faxnummer met behulp van een verkort nummer of een
one-touch-toets hebt ingevoerd waaronder reeds een
toepasselijke SUB (subadres) en SID (subadres-ID) zijn
geregistreerd, gaat u verder met bedieningsstap 11.
7. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
8. Voer met behulp van de cijfertoetsen een toepasselijke SUB
(subadres) in (maximaal 20 cijfers).
9. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
10. Voer met behulp van de cijfertoetsen een toepasselijke SID
(subadres-ID) in (maximaal 20 cijfers).
* Als u GEEN SID (subadres-ID) hoeft in te voeren, gaat u verder
met bedieningsstap 11.
11. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
Om documenten naar meerdere faxapparaten te verzenden,
herhaalt u de bedieningsstappen 6 tot en met 11 totdat alle
gewenste faxnummers zijn ingevoerd.
* Wanneer “TEVEEL BESTEMMINGEN” op de
mededelingendisplay wordt afgebeeld, heeft het aantal
faxnummers de toelaatbare limiet overschreden.
* Als u aan het begin van de procedure op de TIMER
VERZENDEN toets hebt gedrukt, drukt u nogmaals op de
ENTER FUNCTIE toets nadat alle gewenste faxnummers zijn
ingevoerd. Vervolgens zal een mededeling die u in staat stelt de
gewenste begintijd in te voeren op de mededelingendisplay
worden afgebeeld. Voer de bedieningsstappen 5 en 6 uit van
“Communicaties die gebruik maken van de timer”, bladzijde 4-2.
12. Druk op de START toets.
Een bijbehorend bestandsnummer zal worden afgebeeld.
(4) Afdrukken van documenten vanuit een
vertrouwelijke postbus
Om de vertrouwelijke gegevens te beschermen, worden de
documenten die in een vertrouwelijke postbus ontvangen worden
NIET automatisch afgedrukt, maar moeten worden afgedrukt door de
onderstaande procedure te volgen.
* Om de procedure tussentijds te stoppen, drukt u op de STOP toets.
De mededelingendisplay zal vervolgens terugkeren naar de
uitgangsstand.
* Wanneer beperkte-toegang AAN staat, is het eerst noodzakelijk uw
toegangscode (of het geregistreerde hoofdwachtwoord) in te
voeren, en vervolgens op de ENTER FUNCTIE toets te drukken.
Zie “(5) Invoeren van uw toegangscode”, bladzijde 7-28.
1. Druk op de FUNCTIE toets.
2. Druk op de () cursortoets totdat de volgende mededeling op de
mededelingendisplay wordt afgebeeld.
3. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
4. Druk op de () cursortoets totdat de volgende mededeling op de
mededelingendisplay wordt afgebeeld.
5. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
6. Voer met behulp van de cijfertoetsen het 4-cijferig vertrouwelijk
postbusnummer in van de vertrouwelijke postbus waarin de
documenten zijn opgeslagen.
7. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
8. Voer met behulp van de cijfertoetsen het overeenkomstige 4-
cijferig vertrouwelijke postbus-wachtwoord in.
9. Druk op de ENTER FUNCTIE toets. De documenten die in die
vertrouwelijke postbus zijn opgeslagen zullen worden afgedrukt.
* Nadat de documenten zijn afgedrukt, zullen de overeenkomstige
gegevens wordt uitgewist.
* Als het ingevoerde vertrouwelijke postbus-wachtwoord NIET
overeenkomt met het geregistreerde wachtwoord, zal de
mededelingendisplay terugkeren naar bedieningsstap 8.
Controleer het juiste wachtwoord en voer dit in.

3/$$76'2&80(17
)81&7,(
9(57528:(/,-.(&200

9(57528:(/,-.(&200
9(5759(5=(1'(1
68%
6,'
)81&7,(
9(57528:(/,-.(&200
9(57528:(/,-.(&200
9(575'2&$)'58..(1
72(76%2;15
72(76%2;3$6:'

3/$$76'2&80(17
7-10
+RRIGVWXN Bediening van het faxapparaat (overige functies)
(5) Afdrukken van een vertrouwelijk
postbusrapport
Door dit rapport af te drukken wordt de gebruiker in staat gesteld
informatie die betrekking heeft op vertrouwelijke postbussen, zoals de
vertrouwelijke postbusnummers en de namen van de vertrouwelijke
postbussen te controleren.
* Noch de vertrouwelijk postbus-ID’s, noch de overeenkomstige
wachtwoorden zullen worden afgedrukt op het vertrouwelijke
postbusrapport.
* Om de procedure tussentijds te stoppen, drukt u op de STOP toets.
De mededelingendisplay zal vervolgens terugkeren naar de
uitgangsstand.
* Wanneer beperkte-toegang AAN staat, is het eerst noodzakelijk het
geregistreerde hoofdwachtwoord in te voeren, en vervolgens op de
ENTER FUNCTIE toets te drukken. Zie “(5) Invoeren van uw
toegangscode”, bladzijde 7-28.
1. Druk op de RAPPORTEN AFDRUKKEN toets.
2. Druk op de () cursortoets totdat de volgende mededeling op de
mededelingendisplay wordt afgebeeld.
* Wanneer de optionele tweelijnenset is aangebracht, gaat u
verder met bedieningsstap 3. Wanneer deze NIET is
aangebracht, gaat u verder met bedieningsstap 5.
3. Druk op de () () cursortoetsen om te kiezen welke telefoonlijn
(lijn 1 of lijn 2) moet worden gebruikt voor het afdrukken.
4. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
5. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
Een vertrouwelijk postbusrapport zal worden afgedrukt.
(6) Afdrukken van een vertrouwelijke
bestandslijst
Door deze lijst af te drukken wordt de gebruiker in staat gesteld
informatie te controleren, zoals de overeenkomstige vertrouwelijk
postbusnummers, enz., die betrekking heeft op vertrouwelijke
postbussen waarin documenten zijn opgeslagen die wachten op
verzending nadat een verzoek tot document-ophalen is
binnengekomen. Andere informatie, zoals de tijd van ontvangst en de
verzendende partij, zal worden afgedrukt voor vertrouwelijke
postbussen waarin ontvangen gegevens zijn opgeslagen.
* Om de procedure tussentijds te stoppen, drukt u op de STOP toets.
De mededelingendisplay zal vervolgens terugkeren naar de
uitgangsstand.
* Wanneer beperkte-toegang AAN staat, is het eerst noodzakelijk het
geregistreerde hoofdwachtwoord in te voeren, en vervolgens op de
ENTER FUNCTIE toets te drukken. Zie “(5) Invoeren van uw
toegangscode”, bladzijde 7-28.
1. Druk op de RAPPORTEN AFDRUKKEN toets.
2. Druk op de () cursortoets totdat de volgende mededeling op de
mededelingendisplay wordt afgebeeld.
* Wanneer de optionele tweelijnenset is aangebracht, gaat u
verder met bedieningsstap 3. Wanneer deze NIET is
aangebracht, gaat u verder met bedieningsstap 5.
3. Druk op de () () cursortoetsen om te kiezen welke telefoonlijn
(lijn 1 of lijn 2) moet worden gebruikt voor het afdrukken.
4. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
5. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
Een vertrouwelijk bestandslijst zal worden afgedrukt.

3/$$76'2&80(17
5$33257$)'58..(1
9(57528:%2;5$33
9(57528:%2;5$33
H/,-1
9(57528:%2;5$33
H/,-1
9(575%(67$1'/,-67
H/,-1
9(575%(67$1'/,-67
H/,-1

3/$$76'2&80(17
5$33257$)'58..(1
9(575%(67$1'/,-67
7-11
+RRIGVWXN Bediening van het faxapparaat (overige functies)
(1) Registreren van relais-postbussen
Om dit faxapparaat als een relaisstation te laten werken, volgt u de
onderstaande procedure om een relais-postbus te registreren en om
de eindbestemmingen in die relais-postbus te registreren.
* Hetzelfde postbusnummer kan niet tegelijkertijd worden gebruikt
voor zowel een relais-postbus als een vertrouwelijke postbus.
* Het is noodzakelijk het faxnummer van iedere eindbestemming van
tevoren te registreren onder verkorte nummers, one-touch-toetsen
of groeptoetsen. Zie “One-touch-toetsen”, bladzijde 2-19; “Verkorte
nummers”, bladzijde 2-22; en “Groeptoetsen”, bladzijde 7-16.
* Om de procedure tussentijds te stoppen, drukt u op de STOP toets.
De mededelingendisplay zal vervolgens terugkeren naar de
uitgangsstand.
* Wanneer beperkte-toegang AAN staat, is het eerst noodzakelijk het
geregistreerde hoofdwachtwoord in te voeren, en vervolgens op de
ENTER FUNCTIE toets te drukken. Zie “(5) Invoeren van uw
toegangscode”, bladzijde 7-28.
1. Druk op de FUNCTIE toets.
2. Druk op de () cursortoets totdat de volgende mededeling op de
mededelingendisplay wordt afgebeeld.
3. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
4. Druk eenmaal op de () cursortoets.
5. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
6. Voer met behulp van de cijfertoetsen het gewenste 4-cijferig relais-
postbusnummer (0000 tot en met 9999) in.
7. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
* Wanneer “REEDS GEREGISTREERD” op de
mededelingendisplay wordt afgebeeld, werd een postbusnummer
ingevoerd dat reeds werd geregistreerd. De mededelingendisplay
keert terug naar bedieningsstap 6.
8. Voer met behulp van de cijfertoetsen het gewenste 4-cijferig relais-
postbus-ID (0000 tot en met 9999) in.
* Als u GEEN relais-postbus-ID wilt registreren, gaat u verder met
bedieningsstap 9.
9. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
10. Voer het verkorte nummer in, of druk op de one-touch-toets of de
groeptoets, waaronder het/de faxnummer(s) van de
eindbestemming(en) is/zijn geregistreerd. Als het gewenste
faxnummer is geregistreerd onder een verkort nummer, drukt u
eerst op de VERKORT/ALFAB. LIJST toets, en vervolgens drukt
u op de cijfertoetsen om het overeenkomstige 2-cijferige verkorte
nummer in te voeren.
F-code gebaseerde relais-rondzending verwijst naar de methode
van verzending, waarbij de documenten naar meerdere
bestemming op grote afstand worden verzonden door de
documenten eerst naar een relaisstation te verzenden, dat in het
algemeen ergens tussen het verzendstation en de
eindbestemmingen in ligt.
Om dit faxapparaat als een relaisstation te kunnen gebruiken, is
het noodzakelijk een relais-postbus te registreren in dit
faxapparaat en de eindbestemming(en) te registreren onder die
relais-postbus. Zodoende is het mogelijk te bepalen vanaf welke
faxapparaten u een relais-rondzenden-commando kunt ontvangen
door de TSI (verzendstation-identificatie: de laatste 4 cijfers van
het faxnummer) van het gewenste oorspronkelijke verzendstation
in te voeren tijdens het registreren van de overeenkomstige relais-
postbus.
Om dit faxapparaat als een relaisstation te kunnen gebruiken en
een relais-rondzenden-commando te kunnen ontvangen, moet het
oorspronkelijke verzendstation een SUB (subadres) invoeren die
overeenkomt met het 4-cijferige relais-postbusnummer dat in dit
faxapparaat is geregistreerd, en, als u daarnaast een relais-
postbus-ID voor die relais-postbus hebt geregistreerd, moet het
oorspronkelijke verzendstation tevens een SID (subadres-ID)
invoeren die overeenkomt met die relais-postbus-ID. Als u echter
de TSI van het overeenkomende oorspronkelijke verzendstation
onder die relais-postbus hebt ingevoerd, zal het relais-rondzenden
mogelijk zijn zonder dat het oorspronkelijke verzendstation een
SUB (subadres) of een SID (subadres-ID) invoert.
Het is in een enkele bediening mogelijk om documenten te
verzenden naar meerdere relaisstations, en om ieder relaisstation
die documenten naar meerdere eindbestemmingen te laten
verzenden.
* Maximaal 10 relais-postbussen kunnen worden geregistreerd in
dit faxapparaat om het te laten werken als een relaisstation.
* Wanneer dit faxapparaat werkt als de oorspronkelijke
verzendende partij en alle faxnummers van het relaisstation
ingevoerd worden met behulp van verkorte nummers, one-touch-
toetsen of groeptoetsen, is dit faxapparaat in staat in een enkele
bediening documenten naar maximaal 145 verschillende
faxapparaten automatisch te verzenden.
* Maximaal 5 oorspronkelijke verzendende partijen kunnen voor
iedere relais-postbus worden geregistreerd.
* Het is mogelijk om een relaisverzendrapport voor een bepaalde
relaisverzending te laten verzenden naar een bepaalde
bestemming. Als het rapport moet worden verzonden vanaf een
relaisstation en een verbinding, zelfs na het ingestelde aantal
malen opnieuw kiezen, niet tot stand kan worden gebracht, zal
het rapport niet worden verzonden. Een relaisverzendrapport zal
alleen worden verzonden naar de gekozen bestemming als u
ervoor kiest om het te laten verzenden tijdens het registreren van
de relais-postbus, en als de documenten worden verzonden naar
meerdere eindbestemmingen.
F-code gebaseerde relais-
rondzending
abc
Oorspronkelijk
verzendende
partij
Relais-postbus in het
faxapparaat van
het relaisstation
Eindbestemmingen

3/$$76'2&80(17
)81&7,(
5(/$,623'59(5=
5(/$,623'59(5=
5*5(/$<%&%2;
5(/$<%2;1U
3267%86,'
1 Voer met behulp van de cijfertoetsen de TSI (verzendstation-
identificatie) van de oorspronkelijke verzendende partij in.
2 Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
Om meerdere verzendende partijen te registreren, herhaalt u
onderstaande stappen 1 en 2 totdat alle gewenste TSI’s zijn
ingevoerd.
* Nadat het invoeren van alle TSI’s klaar is, drukt u op de
ENTER FUNCTIE toets totdat de volgende mededeling op
de mededelingendisplay wordt afgebeeld.
21. Het registreren van die relais-postbus is klaar. Druk op de ()
() cursortoetsen om te kiezen of u verder wilt gaan of niet met
het registreren van relais-postbussen.
22. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
* Als u ervoor kiest verder te gaan met het registreren van relais-
postbussen, gaat u terug naar bedieningsstap 6. Als u ervoor
kiest NIET verder te gaan, zal de mededelingendisplay
terugkeren naar de uitgangsstand.
7-12
+RRIGVWXN Bediening van het faxapparaat (overige functies)
* Om naar meerdere bestemmingen te verzenden, gebruikt u een
groeptoets om de faxnummers in te voeren.
* Het faxnummer van de eindbestemming kan niet met behulp
van de cijfertoetsen worden ingevoerd.
* Wanneer “NIET IN GEBRUIK” op de mededelingendisplay wordt
afgebeeld, heeft u een niet-geregistreerd verkort nummer, one-
touch-toets of groeptoets gekozen.
11. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
12. Voer de gewenste naam voor de relais-postbus in.
* Zie “Invoeren van schrijftekens”, bladzijde 2-21, voor verdere
informatie over het invoeren van schrijftekens.
13. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
14. Druk op de () () cursortoetsen om te kiezen of u de
documenten die werden ontvangen van de oorspronkelijke
verzendende partij wilt afdrukken op uw faxapparaat (AAN) of niet
(UIT).
15. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
16. Druk op de () () cursortoetsen om te kiezen of u een
relaisverzendrapport wilt laten verzenden naar een bepaalde
bestemming (AAN) of niet (UIT).
17. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
* Als u hebt gekozen GEEN relaisverzendrapport te laten
verzenden, gaat u verder met bedieningsstap 20.
18. Voer met behulp van de cijfertoetsen het faxnummer in van de
bestemming waarnaar u het relaisverzendrapport wilt laten
verzenden (maximaal 32 cijfers).
19. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
20. Voer met behulp van de cijfertoetsen de TSI (verzendstation-
identificatie: de laatste 4 cijfers van het faxnummer) in van de
oorspronkelijke verzendende partij waar vanaf u ontvangst van
een relais-rondzend-commando wilt toestaan.
* Maximaal 5 oorspronkelijke verzendende partijen kunnen voor
iedere relais-postbus worden geregistreerd.
(2) Uitwissen van relais-postbussen
* Om de procedure tussentijds te stoppen, drukt u op de STOP toets.
De mededelingendisplay zal vervolgens terugkeren naar de
uitgangsstand.
* Wanneer beperkte-toegang AAN staat, is het eerst noodzakelijk het
geregistreerde hoofdwachtwoord in te voeren, en vervolgens op de
ENTER FUNCTIE toets te drukken. Zie “(5) Invoeren van uw
toegangscode”, bladzijde 7-28.
1. Druk op de FUNCTIE toets.
2. Druk op de () cursortoets totdat de volgende mededeling op de
mededelingendisplay wordt afgebeeld.
3. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
4. Druk eenmaal op de () cursortoets.
5. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
6. Voer met behulp van de cijfertoetsen het 4-cijferig relais-
postbusnummer in van de relais-postbus die u wilt uitwissen.
7. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
8. Druk op de VERWIJDEREN/HOORN OP HAAK toets.
9. Het uitwissen van die relais-postbus is klaar. Druk op de () ()
cursortoetsen om te kiezen of u verder wilt gaan of niet met het
uitwissen van relais-postbussen.
10. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
* Als u ervoor kiest verder te gaan met het uitwissen van relais-
postbussen, gaat u terug naar bedieningsstap 6. Als u ervoor
kiest NIET verder te gaan, zal de mededelingendisplay
terugkeren naar de uitgangsstand.
)$;
=(1'5(/$,65$331$$5
35,175;'$780
8,7
35,175;'$780
$$1
5$33257
8,7
5$33257
$$1
76,
'225*$$1"
-$

3/$$76'2&80(17
)81&7,(
5(/$,623'59(5=
5(/$<%2;1U
5(/$<%2;
9(5:,-'(5'
5(/$,623'59(5=
5*5(/$<%&%2;
1$$0$%&
7$%&
* Om de procedure tussentijds te stoppen, drukt u op de STOP toets.
De mededelingendisplay zal vervolgens terugkeren naar de
uitgangsstand.
* Wanneer beperkte-toegang AAN staat, is het eerst noodzakelijk uw
toegangscode (of het geregistreerde hoofdwachtwoord) in te
voeren, en vervolgens op de ENTER FUNCTIE toets te drukken.
Zie “(5) Invoeren van uw toegangscode”, bladzijde 7-28.
1. Plaats de te verzenden documenten en, indien noodzakelijk, kiest
u de gewenste afdrukkwaliteit en het gewenste documentcontrast.
* Om een tijdstip in te voeren waarop de verzending moet worden
uitgevoerd, drukt u op de TIMER VERZENDEN toets.
2. Druk op de FUNCTIE toets.
3. Druk op de () cursortoets totdat de volgende mededeling op de
mededelingendisplay wordt afgebeeld.
4. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
5. Druk nogmaals op de ENTER FUNCTIE toets.
6. Voer het faxnummer van het relaisstation in.
Als u het faxnummer met behulp van de cijfertoetsen hebt
ingevoerd, gaat u verder met bedieningsstap 7.
* Als u het faxnummer met behulp van een verkort nummer of een
one-touch-toets hebt ingevoerd waaronder reeds een
toepasselijke SUB (subadres) en SID (subadres-ID) zijn
geregistreerd, gaat u verder met bedieningsstap 11.
7. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
8. Voer met behulp van de cijfertoetsen de toepasselijke SUB
(subadres) in (maximaal 20 cijfers).
9. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
7-13
+RRIGVWXN Bediening van het faxapparaat (overige functies)
(3) Verzenden van documenten
Om dit faxapparaat als de oorspronkelijke verzendende partij te laten
werken in een F-code gebaseerde relais-rondzending en documenten
te laten verzenden via een relaisstation, volgt u de onderstaande
procedure.
10. Voer met behulp van de cijfertoetsen de toepasselijke SID
(subadres-ID) in (maximaal 20 cijfers).
* Als u GEEN SID (subadres-ID) hoeft in te voeren, gaat u verder
met bedieningsstap 11.
11. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
Om meerdere relaisstations te gebruiken, herhaalt u de
bedieningsstappen 6 tot en met 11 totdat alle gewenste
faxnummers zijn ingevoerd.
* Wanneer “TEVEEL BESTEMMINGEN” op de
mededelingendisplay wordt afgebeeld, heeft het aantal
faxnummers de toelaatbare limiet overschreden.
* Als u aan het begin van de procedure op de TIMER
VERZENDEN toets hebt gedrukt, drukt u nogmaals op de
ENTER FUNCTIE toets nadat alle gewenste faxnummers zijn
ingevoerd. Vervolgens zal een mededeling die u in staat stelt de
gewenste begintijd in te voeren op de mededelingendisplay
worden afgebeeld. Voer de bedieningsstappen 5 en 6 uit van
“Communicaties die gebruik maken van de timer”, bladzijde 4-2.
12. Druk op de START toets.
Een bijbehorend bestandsnummer zal worden afgebeeld.
)81&7,(
5(/$,623'59(5=

68%

3/$$76'2&80(17
5(/$,623'59(5=
5(/$<7;
Om een F-code gebaseerde relais-rondzending uit te
kunnen voeren…
1 De SUB (subadres) die u invoert moet overeenkomen met het
relais-postbusnummer van de overeenkomstige relais-postbus in
het faxapparaat van de ontvangende partij, en
2 De SID (subadres-ID) die u invoert moet overeenkomen met de
relais-postbus-ID van diezelfde relais-postbus, en
3 De laatste 4 cijfers van uw eigen faxnummer (zoals geregistreerd
in de informatie ter identificatie van uw eigen station) moeten
overeenkomen met één van de TSI’s (verzendstation-
identificaties) geregistreerd onder diezelfde relais-postbus.
* Als aan deze derde voorwaarde is voldaan, zal F-code
gebaseerde relais-rondzending mogelijk zijn, zelfs als het
oorspronkelijke verzendstation niet over de F-code gebaseerde
communicatiemogelijkheid beschikt.
6,'
(4) Afdrukken van een relais-
postbusrapport
Door dit rapport af te drukken wordt de gebruiker in staat gesteld
informatie over relais-postbussen te controleren.
* De overeenkomstige SID’s (subadres-ID’s) worden NIET op het
relais-postbusrapport afgedrukt.
* Om de procedure tussentijds te stoppen, drukt u op de STOP toets.
De mededelingendisplay zal vervolgens terugkeren naar de
uitgangsstand.
* Wanneer beperkte-toegang AAN staat, is het eerst noodzakelijk het
geregistreerde hoofdwachtwoord in te voeren, en vervolgens op de
ENTER FUNCTIE toets te drukken. Zie “(5) Invoeren van uw
toegangscode”, bladzijde 7-28.
1. Druk op de RAPPORTEN AFDRUKKEN toets.
2. Druk op de () cursortoets totdat de volgende mededeling op de
mededelingendisplay wordt afgebeeld.
* Wanneer de optionele tweelijnenset is aangebracht, gaat u
verder met bedieningsstap 3. Wanneer deze NIET is
aangebracht, gaat u verder met bedieningsstap 5.
3. Druk op de () () cursortoetsen om te kiezen welke telefoonlijn
(lijn 1 of lijn 2) moet worden gebruikt voor het afdrukken.
4. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
5. Druk nogmaals op de ENTER FUNCTIE toets.
Een relais-postbusrapport zal worden afgedrukt.

3/$$76'2&80(17
5$33257$)'58..(1
5(/$<%2;5$33257
5(/$<%2;5$33257
H/,-1
5(/$<%2;5$33257
H/,-1
Encryptie-communicatie maakt het mogelijk documenten te
encrypteren voordat deze verzonden worden. Op deze manier
wordt voorkomen dat derde partijen de werkelijke gegevens zien,
zelfs wanneer zij in staat zouden zijn zich toegang te verschaffen
tot de verzending zelf, waarmee deze functie uiterst geschikt is
voor het verzenden van strikt vertrouwelijke informatie.
* Voor het mogelijk maken van de encryptie en vervolgens de
bijbehorende ontcijfering, moeten zowel de verzendende partij
als de ontvangende partij gebruik maken van dezelfde
encryptiesleutel en deze registreren onder dezelfde
encryptiesleutel-ID. Wanneer de door de beide partijen gebruikte
encryptiesleutels en encryptiesleutel-ID’s niet EXACT
overeenkomen, zal encryptie-communicatie niet mogelijk zijn.
Het is daarom noodzakelijk dat beide partijen van tevoren
overeenkomen welke encryptiesleutel zij zullen gebruiken, en
onder welke encryptiesleutel-ID zij deze zullen registreren.
* Voor het mogelijk maken van encryptie-communicatie, moet het
faxapparaat van de andere partij één van onze faxapparaten zijn
die over de encryptie-communicatiemogelijkheid beschikt
(bepaalde modellen zijn echter niet compatibel).
* Het is eerst noodzakelijk het huidig geregistreerde
hoofdwachtwoord in te voeren, alvorens u een encryptiesleutel
kunt registreren. Om de fabrieksinstelling “6482” van het
hoofdwachtwoord te veranderen, volgt u de procedure
beschreven in “(7) Veranderen van het hoofdwachtwoord”,
bladzijde 7-28.
* U kunt de faxnummers van de bestemmingen uitsluitend
invoeren met behulp van verkorte nummers, one-touch-toetsen
of groeptoetsen. De faxnummers kunnen niet worden ingevoerd
met behulp van de cijfertoetsen.
* Dit faxapparaat is in staat in een enkele bediening documenten
naar maximaal 145 verschillende faxapparaten automatisch te
verzenden.
* Encryptie-verzending kan alleen met succes worden uitgevoerd
als de overeengekomen encryptiesleutel van tevoren is
geregistreerd. Vervolgens is het tijdens het registreren van een
verkort nummer of een one-touch-toets noodzakelijk om dat
verkorte nummer of die one-touch-toets aan te wijzen voor
encryptie-verzending en de encryptiesleutel-ID te kiezen die
overeenkomt met de encryptiesleutel, of, om een groeptoets te
registreren voor encryptie-verzending met behulp van verkorte
nummers en/of one-touch-toetsen die op de bovenstaande
manier zijn aangewezen voor encryptie-verzending.
Zie “(1) Registreren” onder “One-touch-toetsen”, bladzijde 2-19,
en onder “Verkorte nummers”, 2-22.
* Encryptie-verzending kan alleen met succes worden uitgevoerd
als de verzendende partij het verkorte nummer, de one-touch-
toets of de groeptoets (waaronder de faxnummers van de
bestemmingen zijn geregistreerd) aanwijst encryptie-verzending
en een SUB (subadres) registreert die overeenkomt met het
vertrouwelijke postbusnummer van de vertrouwelijke postbus in
het faxapparaat van de bestemming.
* Maximaal 20 encryptiesleutels kunnen worden geregistreerd in
dit faxapparaat.
7-14
+RRIGVWXN Bediening van het faxapparaat (overige functies)
(1) Registreren of veranderen van
encryptiesleutels
* Als een encryptiesleutel, die gebruikt is om een communicatie in te
stellen die nog niet is begonnen, wordt gekozen om te veranderen,
zal “IS GEHEUGEN BESTAND” op de mededelingendisplay worden
afgebeeld, en zal het niet mogelijk zijn die encryptiesleutel te
veranderen.
* Het is eerst noodzakelijk het huidig geregistreerde
hoofdwachtwoord in te voeren, alvorens u een encryptiesleutel kunt
registreren.
* Om de procedure tussentijds te stoppen, drukt u op de STOP toets.
De mededelingendisplay zal vervolgens terugkeren naar de
uitgangsstand.
* Wanneer beperkte-toegang AAN staat, is het eerst noodzakelijk het
geregistreerde hoofdwachtwoord in te voeren, en vervolgens op de
ENTER FUNCTIE toets te drukken. Zie “(5) Invoeren van uw
toegangscode”, bladzijde 7-28..
1. Druk op de FUNCTIE toets.
2. Druk op de () cursortoets totdat de volgende mededeling op de
mededelingendisplay wordt afgebeeld.
3. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
* Wanneer beperkte-toegang AAN staat, gaat u verder met
bedieningsstap 6.
4. Voer met behulp van de cijfertoetsen het huidig geregistreerde
hoofdwachtwoord in.
5. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
* Als het ingevoerde hoofdwachtwoord niet overeenkomt met het
geregistreerde hoofdwachtwoord, zal de mededelingendisplay
terugkeren naar bedieningsstap 4.
6. Druk eenmaal op de () cursortoets.
7. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
8. Voer met behulp van de cijfertoetsen de 2-cijferige
encryptiesleutel-ID (00 tot en met 19) in waaronder de
encryptiesleutel moet worden geregistreerd.
9. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
10. Voer met behulp van de cijfertoetsen een gewenste
encryptiesleutel in of verander een bestaande encryptiesleutel
(maximaal 16 schrijftekens).
* Druk op de VERWIJDEREN/HOORN OP HAAK toets om de
huidig afgebeelde encryptiesleutel uit te wissen.
11. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
12. Het registreren of veranderen van die encryptiesleutel is klaar.
Druk op de () () cursortoetsen om te kiezen of u verder wilt
gaan of niet met het registreren of veranderen van andere
encryptiesleutels.
13. Druk op de ENTER FUNCTIE toets. De mededelingendisplay zal
terugkeren naar de uitgangsstand.
* Als u ervoor kiest verder te gaan met het registreren en
uitwissen van encryptiesleutels, gaat u terug naar
bedieningsstap 8. Als u ervoor kiest NIET verder te gaan, zal de
mededelingendisplay terugkeren naar de uitgangsstand.
Encryptie-communicatie
Vertrouwelijke postbus in het
faxapparaat van de ontvangende
partij
Encryption
Ontcijferen
Verzendend faxapparaat

3/$$76'2&80(17
)81&7,(
352*5$00$0$1$*(0(17
352*5$00$0$1$*(0(17
5(*(1&5<37,(.(<
8::$&+7:225'
1U
1U
7-15
+RRIGVWXN Bediening van het faxapparaat (overige functies)
Verzendende partij
* Om de procedure tussentijds te stoppen, drukt u op de STOP toets.
De mededelingendisplay zal vervolgens terugkeren naar de
uitgangsstand.
* Wanneer beperkte-toegang AAN staat, is het eerst noodzakelijk uw
toegangscode (of het geregistreerde hoofdwachtwoord) in te
voeren, en vervolgens op de ENTER FUNCTIE toets te drukken.
Zie “(5) Invoeren van uw toegangscode”, bladzijde 7-28.
1. Plaats de te verzenden documenten en, indien noodzakelijk, kiest
u de gewenste afdrukkwaliteit en het gewenste documentcontrast.
* Om een tijdstip in te voeren waarop de verzending moet worden
uitgevoerd, drukt u op de TIMER VERZENDEN toets.
2. Druk op de FUNCTIE toets.
3. Druk op de () cursortoets totdat de volgende mededeling op de
mededelingendisplay wordt afgebeeld.
4. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
5. Voer het faxnummer van de bestemming in.
Om documenten naar meerdere bestemmingen te verzenden,
herhaalt u onderstaande stappen 1 en 2 totdat alle gewenste
faxnummers zijn ingevoerd.
* U kunt de faxnummers van de bestemmingen uitsluitend
invoeren met behulp van verkorte nummers, one-touch-toetsen
of groeptoetsen die op de juiste wijze zijn aangewezen voor
encryptie-verzending. De faxnummers kunnen niet worden
ingevoerd met behulp van de cijfertoetsen.
* Wanneer “TEVEEL BESTEMMINGEN” op de
mededelingendisplay wordt afgebeeld, heeft het aantal
faxnummers de toelaatbare limiet overschreden.
1 Voer een faxnummer in.
2 Controleer de mededelingendisplay en druk op de ENTER
FUNCTIE toets.
* Als u aan het begin van de procedure op de TIMER
VERZENDEN toets hebt gedrukt, drukt u nogmaals op de
ENTER FUNCTIE toets nadat alle gewenste faxnummers zijn
ingevoerd. Vervolgens zal een mededeling die u in staat stelt de
gewenste begintijd in te voeren op de mededelingendisplay
worden afgebeeld. Voer de bedieningsstappen 5 en 6 uit van
“Communicaties die gebruik maken van de timer”, bladzijde 4-2.
6. Druk op de START toets.
Het scannen van de documenten zal beginnen.
Ontvangende partij
1. Registreer de encryptiesleutel onder de encryptiesleutel-ID die u
van tevoren bent overeengekomen met de verzendende partij.
Zie “(1) Registreren of veranderen van encryptiesleutels”, bladzijde
7-14.
* Wanneer de encryptiesleutel reeds is geregistreerd, gaat u
verder met bedieningsstap 2.
* Het is eerst noodzakelijk het huidig geregistreerde
hoofdwachtwoord in te voeren, alvorens u een encryptiesleutel
kunt registreren.
2. Registreer de overeenkomstige vertrouwelijke postbus.
Zie “(1) Registreren van vertrouwelijke postbussen”, bladzijde 7-7.
* Wanneer de vertrouwelijke postbus reeds geregistreerd is, gaat u
verder met bedieningsstap 3.
3. Nadat een encryptie-verzending binnenkomt vanaf de
verzendende partij…
Als de communicatie met succes werd uitgevoerd, zullen de
documenten na ontvangst in hun oorspronkelijke vorm worden
ontcijferd en vervolgens worden opgeslagen in de aangewezen
vertrouwelijke postbus.
4. Druk de ontvangen documenten vanuit de vertrouwelijke postbus
af.
Zie “(4) Afdrukken van documenten vanuit een vertrouwelijke
postbus”, bladzijde 7-9.
(2) Vereiste bediening
Om een encryptie-communicatie met succes uit te
voeren…
1 De verzendende partij moet de vertrouwelijke postbus in het
faxapparaat van de ontvangende partij kiezen waarnaar hij de
documenten wilt verzenden, en de overeenkomstige SUB
(subadres) die de verzendende partij invoert moet overeenkomen
met het vertrouwelijke postbusnummer van die vertrouwelijke
postbus, en
2 De overeenkomstige SID (subadres-ID) die de verzendende
partij invoert moet overeenkomen met de vertrouwelijk postbus-
ID van diezelfde vertrouwelijke postbus, en
3 De encryptiesleutel en de encryptiesleutel-ID die de beide
partijen gebruiken moeten overeenkomen met elkaar.

3/$$76'2&80(17
)81&7,(
(1&5<37,(
7$%&
(3) Afdrukken van een encryptiesleutellijst
Door deze lijst af te drukken wordt de gebruiker in staat gesteld om
de inhoud van encryptiesleutels en encryptiesleutel-ID’s die in dit
faxapparaat geregistreerd zijn te controleren.
* Om de procedure tussentijds te stoppen, drukt u op de STOP toets.
De mededelingendisplay zal vervolgens terugkeren naar de
uitgangsstand.
* Wanneer beperkte-toegang AAN staat, is het eerst noodzakelijk het
geregistreerde hoofdwachtwoord in te voeren, en vervolgens op de
ENTER FUNCTIE toets te drukken. Zie “(5) Invoeren van uw
toegangscode”, bladzijde 7-28.
1. Druk op de RAPPORTEN AFDRUKKEN toets.
2. Druk eenmaal op de ()
cursortoets.
3. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
4. Druk eenmaal op de () cursortoets.
* Wanneer beperkte-toegang AAN staat, gaat u verder met
bedieningsstap 7.
5. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
6. Voer met behulp van de cijfertoetsen het huidig geregistreerde
hoofdwachtwoord in.
7. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
Een encryptiesleutellijst zal worden afgedrukt.

3/$$76'2&80(17
5$33257$)'58..(1
*(5(*,671U/,-67
*(5(*,671U/,-67
(1&5<37,(&2'(/,-67
8::$&+7:225'
7-16
+RRIGVWXN Bediening van het faxapparaat (overige functies)
* Om de procedure tussentijds te stoppen, drukt u op de STOP toets.
De mededelingendisplay zal vervolgens terugkeren naar de
uitgangsstand.
* Wanneer beperkte-toegang AAN staat, is het eerst noodzakelijk het
geregistreerde hoofdwachtwoord in te voeren, en vervolgens op de
ENTER FUNCTIE toets te drukken. Zie “(5) Invoeren van uw
toegangscode”, bladzijde 7-28.
1. Druk op de FUNCTIE toets.
2. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
3. Druk op de () () cursortoetsen om te kiezen of faxdoorsturen
AAN of UIT gezet moet worden.
4. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
* Als u ervoor kiest om faxdoorsturen UIT te zetten, zal de
mededelingendisplay terugkeren naar de uitgangsstand.
5. Voer met behulp van de cijfertoetsen het faxnummer van de
bestemming in.
6. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
7. Voer met behulp van de cijfertoetsen het tijdstip in waarop het
faxdoorsturen moet beginnen.
* De tijd moeten volgens het 24-uurs kloksysteem worden
ingevoerd (00:00 tot en met 23:59).
8. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
9. Voer met behulp van de cijfertoetsen het tijdstip in waarop het
faxdoorsturen moet eindigen.
* De tijd moeten volgens het 24-uurs kloksysteem worden
ingevoerd (00:00 tot en met 23:59).
10. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
11. Druk op de () () cursortoetsen om te kiezen of de ontvangen
documenten door dit faxapparaat moeten worden afgedrukt
(AAN) of niet (UIT).
12. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
De mededelingendisplay zal terugkeren naar de uitgangsstand.
* Als faxdoorsturen is AAN gezet, zal “STEL DOORSTUREN IN”
op de mededelingendisplay worden afgebeeld wanneer het
faxapparaat in de uitgangsstand staat.
67(/'2256785(1,1
3/$$76'2&80(17
Faxdoorsturen maakt het mogelijk om documenten die tussen
opgegeven tijdstippen worden ontvangen, in het geheugen op te
slaan en automatisch door te sturen naar één van tevoren
geregistreerd ander faxnummer. Het is tevens mogelijk de
ontvangen documenten, niet alleen op het opgegeven faxapparaat,
maar tevens op dit faxapparaat af te drukken.
* Nadat het faxdoorsturen is AAN gezet, zullen de ontvangen
documenten automatisch worden afgedrukt op dit faxapparaat
als de faxdoorsturen-bediening niet met succes kon worden
uitgevoerd, zelfs als de “HIER AFDRUKKEN” instelling is UIT
gezet.
* Zelfs als faxdoorsturen is AAN gezet, zullen documenten die door
middel van de onderstaande soorten communicatie worden
ontvangen niet worden doorgestuurd:
Document-ophalen-ontvangst, herhaalde-document-
ophalen-ontvangst, F-code gebaseerde vertrouwelijk
document-ophalen-ontvangst, F-code gebaseerde
vertrouwelijk ontvangst, F-code gebaseerde relais-
rondzenden-ontvangst en encryptie-communicatie.
Faxdoorsturen AAN/UIT

3/$$76'2&80(17
)81&7,(
)$;'2256785(1
)$;
%(67(00,1*61800(5
%(*,17,-'
(,1'7,-'
)$;'2256785(1
8,7
)$;'2256785(1
$$1
+,(5$)'58..(1
$$1
+,(5$)'58..(1
8,7
Meerdere faxnummers kunnen worden geregistreerd onder een
one-touch-toets die vervolgens zal werken als een groeptoets,
waarmee u alle geregistreerde faxnummers kunt invoeren met een
enkele druk op de toets.
* Maximaal 20 groeptoetsen kunnen worden geregistreerd in dit
faxapparaat.
* Wanneer alle faxnummers ingevoerd worden met behulp van
verkorte nummers of one-touch-toetsen, is dit faxapparaat in
staat in een enkele bediening automatisch documenten te
verzenden naar of te ontvangen van maximaal 145 verschillende
faxapparaten.
* Om een groeptoets te kunnen gebruiken voor het invoeren van
faxnummers voor een F-code gebaseerde communicatie (F-code
gebaseerde relais-rondzending, enz.), is het noodzakelijk een
SUB (subadres) en, indien gewenst, een SID (subadres-ID)
onder ieder verkort nummer en iedere one-touch-toets die onder
de groeptoets wordt geregistreerd, te registreren.
* Om een groeptoets te kunnen gebruiken voor encryptie-
verzending, is het niet alleen noodzakelijk een SUB (subadres)
en, indien gewenst, een SID (subadres-ID) onder ieder verkort
nummer en iedere one-touch-toets die onder de groeptoets wordt
geregistreerd, te registreren, maar tevens om dat verkort
nummer of die one-touch-toets aan te wijzen voor encryptie-
verzending en een encryptiesleutel met de bijbehorende
encryptiesleutel-ID te registreren.
Groeptoetsen
(1) Registreren
* Om de procedure tussentijds te stoppen, drukt u op de STOP toets.
De mededelingendisplay zal vervolgens terugkeren naar de
uitgangsstand.
* Wanneer beperkte-toegang AAN staat, is het eerst noodzakelijk het
geregistreerde hoofdwachtwoord in te voeren, en vervolgens op de
ENTER FUNCTIE toets te drukken. Zie “(5) Invoeren van uw
toegangscode”, bladzijde 7-28.
1. Druk op de FUNCTIE toets.

3/$$76'2&80(17
18. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
* Als u ervoor kiest verder te gaan met het registreren van
groeptoetsen, gaat u terug naar bedieningsstap 6. Als u ervoor
kiest NIET verder te gaan, zal de mededelingendisplay
terugkeren naar de uitgangsstand.
7-17
+RRIGVWXN Bediening van het faxapparaat (overige functies)
2. Druk op de () cursortoets totdat de volgende mededeling op de
mededelingendisplay wordt afgebeeld.
3. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
4. Druk op de () cursortoets totdat de volgende mededeling op de
mededelingendisplay wordt afgebeeld.
5. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
6. Druk op een niet-geregistreerde one-touch-toets.
7. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
8. Voer met behulp van de cijfertoetsen de faxnummers van de
andere partijen (elk maximaal 32 cijfers) in.
* Als u de faxnummers met behulp van de cijfertoetsen hebt
ingevoerd, gaat u verder met bedieningsstap 9.
* Als u de faxnummers met behulp van verkorte nummers of one-
touch-toetsen hebt ingevoerd waaronder reeds een toepasselijke
SUB (subadres) en overige instellingen zijn geregistreerd, gaat u
verder met bedieningsstap 13.
9. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
10. Voer met behulp van de cijfertoetsen de toepasselijke SUB
(subadres) in (maximaal 20 schrijftekens).
* Als u GEEN SUB (subadres) voor deze toets wilt registreren,
gaat u verder met bedieningsstap 13.
11. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
12. Voer met behulp van de cijfertoetsen de toepasselijke SID
(subadres-ID) in (maximaal 20 schrijftekens).
* Als u GEEN SID (subadres-ID) voor deze toets wilt registreren,
gaat u verder met bedieningsstap 13.
13. Druk op de ENTER FUNCTIE toets. Herhaal de
bedieningsstappen 8 tot en met 13 totdat alle gewenste
faxnummers zijn ingevoerd.
* Wanneer “TEVEEL BESTEMMINGEN” op de
mededelingendisplay wordt afgebeeld, heeft het aantal
faxnummers de toelaatbare limiet overschreden.
14. Druk nogmaals op de ENTER FUNCTIE toets.
15. Voer de gewenste naam van de groeptoets in (maximaal 16
schrijftekens).
* Zie “Invoeren van schrijftekens”, bladzijde 2-21, voor verdere
informatie over het invoeren van schrijftekens.
16. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
17. Het registreren van die groeptoets is klaar.
Druk op de () () cursortoetsen om te kiezen of u verder wilt
gaan of niet met het registreren van andere groeptoetsen.
*51,(8:15

68%
6,'
92(5)$;15%(67(0,1
1$$0$%&
)81&7,(
5(*9(561(/'.,(615
5(*9(561(/'.,(615
5(*,675*52(3.,(=(1
(2) Veranderen en uitwissen
* Als een groeptoets, die gebruikt is om een communicatie in te
stellen die nog niet is begonnen, wordt gekozen om te veranderen
of uit te wissen, zal “IS GEHEUGEN BESTAND” op de
mededelingendisplay worden afgebeeld, en zal het niet mogelijk zijn
die groeptoets te veranderen of uit te wissen.
* Als een groeptoets die gebruikt is bij het registreren van een
programmatoets of relais-postbus wordt gekozen om te veranderen
of uit te wissen, zal “KAN NIET VERWIJDEREN” op de
mededelingendisplay worden afgebeeld, en zal het niet mogelijk zijn
die groeptoets te veranderen of uit te wissen.
* Om de procedure tussentijds te stoppen, drukt u op de STOP toets.
De mededelingendisplay zal vervolgens terugkeren naar de
uitgangsstand.
* Wanneer beperkte-toegang AAN staat, is het eerst noodzakelijk het
geregistreerde hoofdwachtwoord in te voeren, en vervolgens op de
ENTER FUNCTIE toets te drukken. Zie “(5) Invoeren van uw
toegangscode”, bladzijde 7-28.
1. Druk op de FUNCTIE toets.
2. Druk op de () cursortoets totdat de volgende mededeling op de
mededelingendisplay wordt afgebeeld.
3. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
4. Druk op de () cursortoets totdat de volgende mededeling op de
mededelingendisplay wordt afgebeeld.
5. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
6. Druk op de groeptoets die u wilt veranderen of uitwissen.
* Om de geregistreerde informatie uit te wissen, gaat u verder met
Uitwissen”. Om de geregistreerde informatie te veranderen,
gaat u verder met “Veranderen”.
Uitwissen
7. Druk op de VERWIJDEREN/HOORN OP HAAK toets.
8. Het uitwissen van die groeptoets is klaar.
Druk op de () () cursortoetsen om te kiezen of u verder wilt
gaan of niet met het uitwissen van andere groeptoetsen.
9. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
* Als u ervoor kiest verder te gaan met het uitwissen van
groeptoetsen, gaat u terug naar bedieningsstap 6. Als u ervoor
kiest NIET verder te gaan, zal de mededelingendisplay
terugkeren naar de uitgangsstand.

3/$$76'2&80(17
)81&7,(
5(*9(561(/'.,(615
5(*9(561(/'.,(615
5(*,675*52(3.,(=(1
*5:,66(1
(1) Registreren
* Om de procedure tussentijds te stoppen, drukt u op de STOP toets.
De mededelingendisplay zal vervolgens terugkeren naar de
uitgangsstand.
* Wanneer beperkte-toegang AAN staat, is het eerst noodzakelijk het
geregistreerde hoofdwachtwoord in te voeren, en vervolgens op de
ENTER FUNCTIE toets te drukken. Zie “(5) Invoeren van uw
toegangscode”, bladzijde 7-28.
1. Druk op de FUNCTIE toets.
2. Druk op de () cursortoets totdat de volgende mededeling op de
mededelingendisplay wordt afgebeeld.
3. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
7-18
+RRIGVWXN Bediening van het faxapparaat (overige functies)
(4) Afdrukken van een groeplijst
Door deze lijst af te drukken wordt de gebruiker in staat gesteld de
inhoud van groeptoetsen, zoals de geregistreerde faxnummers en de
groepnaam, die op dat moment in dit faxapparaat zijn geregistreerd te
controleren.
* Om de procedure tussentijds te stoppen, drukt u op de STOP toets.
De mededelingendisplay zal vervolgens terugkeren naar de
uitgangsstand.
* Wanneer beperkte-toegang AAN staat, is het eerst noodzakelijk het
geregistreerde hoofdwachtwoord in te voeren, en vervolgens op de
ENTER FUNCTIE toets te drukken. Zie “(5) Invoeren van uw
toegangscode”, bladzijde 7-28.
1. Druk op de RAPPORTEN AFDRUKKEN toets.
2. Druk eenmaal op de () cursortoets.
3. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
4. Druk op de () cursortoets totdat de volgende mededeling op de
mededelingendisplay wordt afgebeeld.
5. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
Een groeplijst zal worden afgedrukt.

3/$$76'2&80(17
5$33257$)'58..(1
*(5(*,671U/,-67
(3) Gebruiken van een groeptoets
* Groeptoetsen kunnen niet alleen worden gebruikt voor het invoeren
van faxnummers tijdens een standaard verzending, maar tevens
voor bedieningen zoals document-ophalen-verzending.
* Om de procedure tussentijds te stoppen, drukt u op de STOP toets.
De mededelingendisplay zal vervolgens terugkeren naar de
uitgangsstand.
* Wanneer beperkte-toegang AAN staat, is het eerst noodzakelijk uw
toegangscode (of het geregistreerde hoofdwachtwoord) in te
voeren, en vervolgens op de ENTER FUNCTIE toets te drukken.
Zie “(5) Invoeren van uw toegangscode”, bladzijde 7-28.
1. Wanneer met de bediening documenten verzonden worden,
plaatst u de te verzenden documenten en, indien noodzakelijk,
kiest u de gewenste afdrukkwaliteit en het gewenste
documentcontrast.
2. Druk op de gewenste one-touch-toets die werd geregistreerd als
een groeptoets.
3. Druk op de START toets.
De communicatie zal beginnen.
* Wanneer “DRUK OP CIJFERTOET” op de mededelingendisplay
wordt afgebeeld, controleert u dat de afgebeelde groepnaam de
werkelijk gewenste is en, als dit zo is, drukt u op de cijfertoets die
overeenkomt met het cijfer aangegeven op de onderste regel van
de mededelingendisplay. Als u op de juiste cijfertoets hebt
gedrukt, zal de communicatie beginnen.
*5$%&

3/$$76'2&80(17
5$33257$)'58..(1
*52(3.,(6/,-67
Wanneer een combinatienummer (cijfers die worden toegevoegd
aan het begin van het faxnummer) van tevoren wordt geregistreerd
onder een one-touch-toets, zal die one-touch-toets werken als een
combinatietoets. Als u op de combinatietoets drukt en vervolgens
een gewenst faxnummer invoert, zal dit faxapparaat eerst het
geregistreerde combinatienummer kiezen, gevolgd door het
faxnummer dat u vervolgens hebt ingevoerd.
* Maximaal 45 combinatietoetsen kunnen worden geregistreerd in
dit faxapparaat.
* Als u op de combinatietoets drukt tijdens het kiezen van
meerdere faxnummers, zal het geregistreerde
combinatienummer worden toegepast op alle faxnummers van
die bediening.
Combinatietoetsen

3/$$76'2&80(17
)81&7,(
5(*9(561(/'.,(615
Veranderen
7. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
8. Voer met behulp van de cijfertoetsen het faxnummer in dat u wilt
veranderen. Als u andere informatie dan het huidig geregistreerde
faxnummer wilt veranderen, drukt u op de ENTER FUNCTIE toets
totdat de gewenste informatie op de mededelingendisplay wordt
afgebeeld, en vervolgens verandert u die informatie al naar gelang
gewenst.
* Druk op de VERWIJDEREN/HOORN OP HAAK toets om de
huidig afgebeelde informatie uit te wissen
* Zie “(1) Registreren”, bladzijde 7-16, voor verdere informatie over
ieder informatie-item.
* Om de huidig geregistreerde SID (subadres-ID) te veranderen,
voert u eerst de geregistreerde SID (subadres-ID) in en drukt u
op de ENTER FUNCTIE toets. Vervolgens voert u de gewenste
nieuwe SID (subadres-ID) in.
9. Nadat het veranderen van alle informatie-items klaar is, drukt u op
de ENTER FUNCTIE toets totdat de volgende mededeling op de
mededelingendisplay wordt afgebeeld.
10. Het veranderen van de geregistreerde informatie is klaar.
Druk op de () () cursortoetsen om te kiezen of u verder wilt
gaan of niet met het veranderen van informatie geregistreerd
onder groeptoetsen.
11. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
* Als u ervoor kiest verder te gaan met het veranderen van
informatie geregistreerd onder groeptoetsen, gaat u terug naar
bedieningsstap 6. Als u ervoor kiest NIET verder te gaan, zal de
mededelingendisplay terugkeren naar de uitgangsstand.
'225*$$1"
-$
(2) Veranderen en uitwissen
* Als een combinatietoets, die gebruikt is om een communicatie in te
stellen die nog niet is begonnen, wordt gekozen om te veranderen
of uit te wissen, zal “IS GEHEUGEN BESTAND” op de
mededelingendisplay worden afgebeeld, en zal het niet mogelijk zijn
die combinatietoets te veranderen of uit te wissen.
* Als een combinatietoets die gebruikt is bij het registreren van een
programmatoets, groeptoets of relais-postbus wordt gekozen om te
veranderen of uit te wissen, zal “KAN NIET VERWIJDEREN” op de
mededelingendisplay worden afgebeeld, en zal het niet mogelijk zijn
die combinatietoets te veranderen of uit te wissen.
* Om de procedure tussentijds te stoppen, drukt u op de STOP toets.
De mededelingendisplay zal vervolgens terugkeren naar de
uitgangsstand.
* Wanneer beperkte-toegang AAN staat, is het eerst noodzakelijk uw
toegangscode (of het geregistreerde hoofdwachtwoord) in te
voeren, en vervolgens op de ENTER FUNCTIE toets te drukken.
Zie “(5) Invoeren van uw toegangscode”, bladzijde 7-28.
1. Druk op de FUNCTIE toets.
7-19
+RRIGVWXN Bediening van het faxapparaat (overige functies)
4. Druk eenmaal op de () cursortoets.
5. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
6. Druk op een niet-geregistreerde one-touch-toets.
7. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
8. Voer met behulp van de cijfertoetsen het gewenste
combinatienummer in (maximaal 32 cijfers).
9. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
10. Voer de gewenste naam van de combinatietoets in (maximaal 16
schrijftekens).
* Zie “Invoeren van schrijftekens”, bladzijde 2-21, voor verdere
informatie over het invoeren van schrijftekens.
11. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
12. Het registreren van die combinatietoets is klaar.
Druk op de () () cursortoetsen om te kiezen of u verder wilt
gaan of niet met het registreren van andere combinatietoetsen.
13. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
* Als u ervoor kiest verder te gaan met het registreren van
combinatietoetsen, gaat u terug naar bedieningsstap 6. Als u
ervoor kiest NIET verder te gaan, zal de mededelingendisplay
terugkeren naar de uitgangsstand.
5(*9(561(/'.,(615
5(*.(77,1*180
&+1,(8:15

1$$0$%&
2. Druk op de () cursortoets totdat de volgende mededeling op de
mededelingendisplay wordt afgebeeld.
3. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
4. Druk eenmaal op de () cursortoets.
5. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
6. Druk op de combinatietoets die u wilt veranderen of uitwissen.
* Om de geregistreerde informatie uit te wissen, gaat u verder met
Uitwissen”. Om de geregistreerde informatie te veranderen,
gaat u verder met “Veranderen”.
Uitwissen
7. Druk op de VERWIJDEREN/HOORN OP HAAK toets.
8. Het uitwissen van die combinatietoets is klaar.
Druk op de () () cursortoetsen om te kiezen of u verder wilt
gaan of niet met het uitwissen van andere combinatietoetsen.
9. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
* Als u ervoor kiest verder te gaan met het uitwissen van
combinatietoetsen, gaat u terug naar bedieningsstap 6. Als u
ervoor kiest NIET verder te gaan, zal de mededelingendisplay
terugkeren naar de uitgangsstand.
Veranderen
7. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
8. Voer met behulp van de cijfertoetsen het nieuwe
combinatienummer in dat u wilt registreren. Als u andere informatie
dan het huidig geregistreerde combinatienummer wilt veranderen,
drukt u op de ENTER FUNCTIE toets totdat de gewenste
informatie op de mededelingendisplay wordt afgebeeld, en
vervolgens verandert u die informatie al naar gelang gewenst.
* Druk op de VERWIJDEREN/HOORN OP HAAK toets om de
huidig afgebeelde informatie uit te wissen
* Zie “(1) Registreren”, bladzijde 7-18, voor verdere informatie over
ieder informatie-item.
9. Nadat het veranderen van alle informatie-items klaar is, drukt u op
de ENTER FUNCTIE toets totdat de volgende mededeling op de
mededelingendisplay wordt afgebeeld.
10. Het veranderen van de geregistreerde informatie is klaar.
Druk op de () () cursortoetsen om te kiezen of u verder wilt
gaan of niet met het veranderen van informatie geregistreerd
onder combinatietoetsen.
11. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
* Als u ervoor kiest verder te gaan met het veranderen van
informatie geregistreerd onder combinatietoetsen, gaat u terug
naar bedieningsstap 6. Als u ervoor kiest NIET verder te gaan,
zal de mededelingendisplay terugkeren naar de uitgangsstand.

3/$$76'2&80(17
)81&7,(
5(*9(561(/'.,(615
5(*9(561(/'.,(615
5(*.(77,1*180
&+:,66(1
'225*$$1"
-$
4. Druk op de () cursortoets totdat de volgende mededeling op de
mededelingendisplay wordt afgebeeld.
5. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
Een combinatielijst zal worden afgedrukt.
7-20
+RRIGVWXN Bediening van het faxapparaat (overige functies)
(4) Afdrukken van een combinatielijst
Door deze lijst af te drukken wordt de gebruiker in staat gesteld de
inhoud van combinatietoetsen te controleren, en tevens te
controleren welke one-touch-toetsen zijn geregistreerd als
combinatietoets.
* Om de procedure tussentijds te stoppen, drukt u op de STOP toets.
De mededelingendisplay zal vervolgens terugkeren naar de
uitgangsstand.
* Wanneer beperkte-toegang AAN staat, is het eerst noodzakelijk het
geregistreerde hoofdwachtwoord in te voeren, en vervolgens op de
ENTER FUNCTIE toets te drukken. Zie “(5) Invoeren van uw
toegangscode”, bladzijde 7-28.
1. Druk op de RAPPORTEN AFDRUKKEN toets.
2. Druk eenmaal op de () cursortoets.
3. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.

3/$$76'2&80(17
5$33257$)'58..(1
*(5(*,671U/,-67
*(5(*,671U/,-67
/,-67521'=(1'(1
De procedures voor bedieningen die veelvuldig, of regelmatig,
worden uitgevoerd, kunnen worden geregistreerd onder een one-
touch-toets die vervolgens zal werken als een programmatoets
voor one-touch bediening. De volgende 6 methoden van
verzenden kunnen geregistreerd worden onder een
programmatoets.
Verzenden
Document-ophalen-ontvangst
F-code gebaseerde vertrouwelijke verzending
F-code gebaseerde relais-rondzending
F-code gebaseerde vertrouwelijk document-ophalen-ontvangst
Herhaalde-document-ophalen-ontvangst
* Maximaal 20 programmatoetsen kunnen worden geregistreerd in
dit faxapparaat.
* Wanneer alle faxnummers voor een bepaalde programmatoets
ingevoerd worden met behulp van verkorte nummers of one-
touch-toetsen, is het mogelijk maximaal 145 faxnummers onder
die toets te registreren.
Programmatoetsen
(1) Registreren
* Om de procedure tussentijds te stoppen, drukt u op de STOP toets.
De mededelingendisplay zal vervolgens terugkeren naar de
uitgangsstand.
* Wanneer beperkte-toegang AAN staat, is het eerst noodzakelijk het
geregistreerde hoofdwachtwoord in te voeren, en vervolgens op de
ENTER FUNCTIE toets te drukken. Zie “(5) Invoeren van uw
toegangscode”, bladzijde 7-28.
1. Druk op de FUNCTIE toets.
2. Druk op de () cursortoets totdat de volgende mededeling op de
mededelingendisplay wordt afgebeeld.
3. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
4. Druk op de () cursortoets totdat de volgende mededeling op de
mededelingendisplay wordt afgebeeld.
5. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.

3/$$76'2&80(17
)81&7,(
5(*9(561(/'.,(615
5(*9(561(/'.,(615
5(*352*5$00$.,(=(1
(3) Gebruiken van een combinatietoets
* Om de procedure tussentijds te stoppen, drukt u op de STOP toets.
De mededelingendisplay zal vervolgens terugkeren naar de
uitgangsstand.
* Wanneer beperkte-toegang AAN staat, is het eerst noodzakelijk uw
toegangscode (of het geregistreerde hoofdwachtwoord) in te
voeren, en vervolgens op de ENTER FUNCTIE toets te drukken.
Zie “(5) Invoeren van uw toegangscode”, bladzijde 7-28.
1. Wanneer met de bediening documenten verzonden worden,
plaatst u de te verzenden documenten en, indien noodzakelijk,
kiest u de gewenste afdrukkwaliteit en het gewenste
documentcontrast.
2. Druk op de gewenste one-touch-toets die is geregistreerd als een
combinatietoets.
3. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
4. Voer het faxnummer van de andere partij in.
Om meerdere faxnummers in te voeren, herhaalt u onderstaande
stappen 1 en 2 totdat alle gewenste faxnummers zijn ingevoerd.
* U kunt het faxnummer invoeren met behulp van de cijfertoetsen,
verkorte nummers of one-touch-toetsen.
* Wanneer “TEVEEL BESTEMMINGEN” op de
mededelingendisplay wordt afgebeeld, heeft het aantal
faxnummers de toelaatbare limiet overschreden.
1 Voer een faxnummer in.
2 Controleer de mededelingendisplay en druk op de ENTER
FUNCTIE toets.
5. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
6. Druk op de START toets.
De communicatie zal beginnen.
&+$%&


3/$$76'2&80(17
7-21
+RRIGVWXN Bediening van het faxapparaat (overige functies)
Verzenden (vervolg van bedieningsstap 7, bladzijde 7-21)
8. Druk op een niet-geregistreerde one-touch-toets.
9. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
10. Voer het faxnummer van de bestemming in.
Om documenten naar meerdere bestemmingen te verzenden,
herhaalt u onderstaande stappen 1 en 2 totdat alle gewenste
faxnummers zijn ingevoerd.
* U kunt de faxnummers invoeren met behulp van de
cijfertoetsen, verkorte nummers of one-touch-toetsen.
* Wanneer “TEVEEL BESTEMMINGEN” op de
mededelingendisplay wordt afgebeeld, heeft het aantal
faxnummers de toelaatbare limiet overschreden.
1 Voer een faxnummer in.
2 Controleer de mededelingendisplay en druk op de ENTER
FUNCTIE toets.
11. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
12. Voer de gewenste naam van de programmatoets in
(maximaal 16 schrijftekens).
* Zie “Invoeren van schrijftekens”, bladzijde 2-21, voor verdere
informatie over het invoeren van schrijftekens.
13. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
14. Om een tijdstip in te voeren waarop de verzending moet worden
uitgevoerd, voert u met behulp van de cijfertoetsen de begintijd in.
Om de verzending onmiddellijk nadat op de programmatoets is
gedrukt te laten beginnen, gaat u verder met bedieningsstap 15.
* De tijd moeten volgens het 24-uurs kloksysteem worden
ingevoerd (00:00 tot en met 23:59).
15. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
16. Het registreren van die programmatoets is klaar.
Druk op de () () cursortoetsen om te kiezen of u verder wilt
gaan of niet met het registreren van andere programmatoetsen.
17. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
* Als u ervoor kiest verder te gaan met het registreren van
programmatoetsen, gaat u terug naar bedieningsstap 6,
bladzijde 7-21. Als u ervoor kiest NIET verder te gaan, zal de
mededelingendisplay terugkeren naar de uitgangsstand.
6. Druk op de () () cursortoetsen om de procedure voor de
gewenste communicatie te kiezen.
7. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
Ga verder met de procedure voor de gewenste communicatie.
Verzenden ...............................................................Bladzijde 7-21
Document-ophalen-ontvangst..................................Bladzijde 7-22
F-code gebaseerde vertrouwelijke verzending........Bladzijde 7-22
F-code gebaseerde relais-rondzending...................Bladzijde 7-23
F-code gebaseerde vertrouwelijk
document-ophalen-ontvangst...............................Bladzijde 7-23
Herhaalde-document-ophalen-ontvangst ................Bladzijde 7-24
5(*352*5$00$.,(=(1
*(()728&+.,(615
Verzenden
Document-ophalen-ontvangst
F-code gebaseerde
vertrouwelijke verzending
F-code gebaseerde relais-
rondzending
F-code gebaseerde vertrouwelijk
document-ophalen-ontvangst
Herhaalde-document-
ophalen-ontvangst
5(*352*5$00$.,(=(1
9(5759(5=(1'(1
5(*352*5$00$.,(=(1
9(5=(1'7
5(*352*5$00$.,(=(1
23+$/(12179
5(*352*5$00$.,(=(1
&217,18(32//,1*
5(*352*5$00$.,(=(1
5(/$<
5(*352*5$00$.,(=(1
9(575'2&23+
31,(8:15

7,-'
1$$0$%&
7-22
+RRIGVWXN Bediening van het faxapparaat (overige functies)
F-code gebaseerde vertrouwelijke verzending
(vervolg van bedieningsstap 7, bladzijde 7-21)
8. Druk op een niet-geregistreerde one-touch-toets.
9. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
10. Voer het faxnummer van de bestemming in.
* Als u het faxnummer met behulp van de cijfertoetsen hebt
ingevoerd, gaat u verder met bedieningsstap 11.
* Als u het faxnummer met behulp van een verkort nummer of
one-touch-toets hebt ingevoerd waaronder reeds een
toepasselijke SUB (subadres) en SID (subadres-ID) zijn
geregistreerd, gaat u verder met bedieningsstap 15.
11. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
12. Voer met behulp van de cijfertoetsen het toepasselijke SUB
(subadres) in (maximaal 20 cijfers).
13. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
14. Voer met behulp van de cijfertoetsen het toepasselijke SID
(subadres-ID) in (maximaal 20 cijfers).
* Als u GEEN SID (subadres-ID) hoeft in te voeren, gaat u verder
met bedieningsstap 15.
15. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
Om documenten naar meerdere faxapparaten te verzenden,
herhaalt u de bedieningsstappen 10 tot en met 15 totdat alle
gewenste faxnummers zijn ingevoerd.
* Wanneer “TEVEEL BESTEMMINGEN” op de
mededelingendisplay wordt afgebeeld, heeft het aantal
faxnummers de toelaatbare limiet overschreden.
16. Druk nogmaals op de ENTER FUNCTIE toets.
17. Voer de gewenste naam van de programmatoets in
(maximaal 16 schrijftekens).
* Zie “Invoeren van schrijftekens”, bladzijde 2-21, voor verdere
informatie over het invoeren van schrijftekens.
18. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
19. Om een tijdstip in te voeren waarop de verzending moet worden
uitgevoerd, voert u met behulp van de cijfertoetsen de begintijd in.
Om de verzending onmiddellijk nadat op de programmatoets is
gedrukt te laten beginnen, gaat u verder met bedieningsstap 20.
* De tijd moeten volgens het 24-uurs kloksysteem worden
ingevoerd (00:00 tot en met 23:59).
20. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
21. Het registreren van die programmatoets is klaar.
Druk op de () () cursortoetsen om te kiezen of u verder wilt
gaan of niet met het registreren van andere programmatoetsen.
22. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
* Als u ervoor kiest verder te gaan met het registreren van
programmatoets gaat u terug naar bedieningsstap 6, bladzijde
7-21. Als u ervoor kiest NIET verder te gaan, zal de
mededelingendisplay terugkeren naar de uitgangsstand.
31,(8:15

68%
6,'
1$$0$%&
7,-'
Document-ophalen-ontvangst (vervolg van
bedieningsstap 7, bladzijde 7-21)
8. Druk op een niet-geregistreerde one-touch-toets.
9. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
10. Voer het faxnummer van de verzendende partij in.
Om vanaf meerdere faxapparaten documenten te ontvangen,
herhaalt u onderstaande stappen 1 en 2 totdat alle gewenste
faxnummers zijn ingevoerd.
* U kunt de faxnummers invoeren met behulp van de
cijfertoetsen, verkorte nummers of one-touch-toetsen.
* Wanneer “TEVEEL BESTEMMINGEN” op de
mededelingendisplay wordt afgebeeld, heeft het aantal
faxnummers de toelaatbare limiet overschreden.
1 Voer een faxnummer in.
2 Controleer de mededelingendisplay en druk op de ENTER
FUNCTIE toets.
11. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
12. Voer de gewenste naam van de programmatoets in (maximaal 16
schrijftekens).
* Zie “Invoeren van schrijftekens”, bladzijde 2-21, voor verdere
informatie over het invoeren van schrijftekens.
13. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
14. Om een tijdstip in te voeren waarop de ontvangst moet worden
uitgevoerd, voert u met behulp van de cijfertoetsen de begintijd in.
Om de ontvangst onmiddellijk nadat op de programmatoets is
gedrukt te laten beginnen, gaat u verder met bedieningsstap 15.
* De tijd moeten volgens het 24-uurs kloksysteem worden
ingevoerd (00:00 tot en met 23:59).
15. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
16. Het registreren van die programmatoets is klaar.
Druk op de () () cursortoetsen om te kiezen of u verder wilt
gaan of niet met het registreren van andere programmatoetsen.
17. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
* Als u ervoor kiest verder te gaan met het registreren van
programmatoetsen, gaat u terug naar bedieningsstap 6,
bladzijde 7-21. Als u ervoor kiest NIET verder te gaan, zal de
mededelingendisplay terugkeren naar de uitgangsstand.
31,(8:15

1$$0$%&
7,-'
7-23
+RRIGVWXN Bediening van het faxapparaat (overige functies)
F-code gebaseerde relais-rondzending
(vervolg van bedieningsstap 7, bladzijde 7-21)
8. Druk op een niet-geregistreerde one-touch-toets.
9. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
10. Voer het faxnummer van het relaisstation in.
* Als u het faxnummer met behulp van de cijfertoetsen hebt
ingevoerd, gaat u verder met bedieningsstap 11.
* Als u het faxnummer met behulp van een verkort nummer, een
one-touch-toets of een groeptoets hebt ingevoerd waaronder
reeds een toepasselijke SUB (subadres) en SID (subadres-ID)
zijn geregistreerd, gaat u verder met bedieningsstap 15.
11. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
12. Voer met behulp van de cijfertoetsen het toepasselijke SUB
(subadres) in (maximaal 20 cijfers).
13. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
14. Voer met behulp van de cijfertoetsen het toepasselijke SID
(subadres-ID) in (maximaal 20 cijfers).
* Als u GEEN SID (subadres-ID) hoeft in te voeren, gaat u verder
met bedieningsstap 15.
15. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
Om meerdere relaisstations te gebruiken, herhaalt u de
bedieningsstappen 10 tot en met 15 totdat alle gewenste
faxnummers zijn ingevoerd.
* Wanneer “TEVEEL BESTEMMINGEN” op de
mededelingendisplay wordt afgebeeld, heeft het aantal
faxnummers de toelaatbare limiet overschreden.
16. Druk nogmaals op de ENTER FUNCTIE toets.
17. Voer de gewenste naam van de programmatoets in
(maximaal 16 schrijftekens).
* Zie “Invoeren van schrijftekens”, bladzijde 2-21, voor verdere
informatie over het invoeren van schrijftekens.
18. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
19. Om een tijdstip in te voeren waarop de verzending moet worden
uitgevoerd, voert u met behulp van de cijfertoetsen de begintijd in.
Om de verzending onmiddellijk nadat op de programmatoets is
gedrukt te laten beginnen, gaat u verder met bedieningsstap 20.
* De tijd moeten volgens het 24-uurs kloksysteem worden
ingevoerd (00:00 tot en met 23:59).
20. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
21. Het registreren van die programmatoets is klaar. Druk op de ()
() cursortoetsen om te kiezen of u verder wilt gaan of niet met
het registreren van andere programmatoetsen.
22. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
* Als u ervoor kiest verder te gaan met het registreren van
programmatoetsen, gaat u terug naar bedieningsstap 6,
bladzijde 7-21. Als u ervoor kiest NIET verder te gaan, zal de
mededelingendisplay terugkeren naar de uitgangsstand.
31,(8:15

68%
1$$0$%&
6,'
7,-'
F-code gebaseerde vertrouwelijk document-ophalen-
ontvangst (vervolg van bedieningsstap 7, bladzijde 7-21)
8. Druk op een niet-geregistreerde one-touch-toets.
9. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
10. Voer het faxnummer van de verzendende partij in.
* Als u het faxnummer met behulp van de cijfertoetsen hebt
ingevoerd, gaat u verder met bedieningsstap 11.
* Als u het faxnummer met behulp van een verkort nummer of een
one-touch-toets hebt ingevoerd waaronder reeds een
toepasselijke SEP (selectief document-ophalen-adres) en WW
(F-code-wachtwoord) zijn geregistreerd, gaat u verder met
bedieningsstap 15.
11. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
12. Voer met behulp van de cijfertoetsen een toepasselijke SEP
(selectief document-ophalen-adres) in (maximaal 20 cijfers).
13. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
14. Voer met behulp van de cijfertoetsen een toepasselijke WW
(F-code-wachtwoord) in (maximaal 20 cijfers).
* Als u GEEN F-code-wachtwoord hoeft in te voeren, gaat u
verder met bedieningsstap 15.
15. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
Om documenten vanaf meerdere faxapparaten te ontvangen,
herhaalt u de bedieningsstappen stappen 10 tot en met 15 totdat alle
gewenste faxnummers zijn ingevoerd.
* Wanneer “TEVEEL BESTEMMINGEN” op de mededelingendisplay
wordt afgebeeld, heeft het aantal faxnummers de toelaatbare limiet
overschreden.
16. Druk nogmaals op de ENTER FUNCTIE toets.
17. Voer de gewenste naam van de programmatoets in (maximaal 16
schrijftekens).
* Zie “Invoeren van schrijftekens”, bladzijde 2-21, voor verdere
informatie over het invoeren van schrijftekens.
18. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
19. Om een tijdstip in te voeren waarop de ontvangst moet worden
uitgevoerd, voert u met behulp van de cijfertoetsen de begintijd in.
Om de ontvangst onmiddellijk nadat op de programmatoets is
gedrukt te laten beginnen, gaat u verder met bedieningsstap 20.
* De tijd moeten volgens het 24-uurs kloksysteem worden
ingevoerd (00:00 tot en met 23:59).
20. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
21. Het registreren van die programmatoets is klaar.
Druk op de () () cursortoetsen om te kiezen of u verder wilt
gaan of niet met het registreren van andere programmatoetsen.
22. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
* Als u ervoor kiest verder te gaan met het registreren van
programmatoetsen, gaat u terug naar bedieningsstap 6,
bladzijde 7-21. Als u ervoor kiest NIET verder te gaan, zal de
mededelingendisplay terugkeren naar de uitgangsstand.
31,(8:15

6(3
::
1$$0$%&
7,-'
(2) Veranderen en uitwissen
* Als een programmatoets, die gebruikt is om een communicatie in te
stellen die nog niet is begonnen, wordt gekozen om te veranderen
of uit te wissen, zal “IS GEHEUGEN BESTAND” op de
mededelingendisplay worden afgebeeld, en zal het niet mogelijk zijn
die programmatoets te veranderen of uit te wissen.
* Om de procedure tussentijds te stoppen, drukt u op de STOP toets.
De mededelingendisplay zal vervolgens terugkeren naar de
uitgangsstand.
* Wanneer beperkte-toegang AAN staat, is het eerst noodzakelijk het
geregistreerde hoofdwachtwoord in te voeren, en vervolgens op de
ENTER FUNCTIE toets te drukken. Zie “(5) Invoeren van uw
toegangscode”, bladzijde 7-28.
1. Druk op de FUNCTIE toets.
2. Druk op de () cursortoets totdat de volgende mededeling op de
mededelingendisplay wordt afgebeeld.
3. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
4. Druk op de () cursortoets totdat de volgende mededeling op de
mededelingendisplay wordt afgebeeld.
5. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
6. Druk op de () cursortoets totdat het soort communicatie dat is
geregistreerd onder de programmatoets die u wilt veranderen of
uitwissen op de mededelingendisplay wordt afgebeeld.
(Zie bedieningsstap 6, bladzijde 7-21.)
7. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
8. Druk op de programmatoets die u wilt veranderen of uitwissen.
* Om de geregistreerde informatie uit te wissen, gaat u verder met
Uitwissen”. Om de geregistreerde informatie te veranderen,
gaat u verder met “Veranderen”.
Uitwissen
9. Druk op de VERWIJDEREN/HOORN OP HAAK toets.
10. Het uitwissen van die programmatoets is klaar.
Druk op de () () cursortoetsen om te kiezen of u verder wilt
gaan of niet met het uitwissen van andere programmatoetsen.
7-24
+RRIGVWXN Bediening van het faxapparaat (overige functies)
19. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
20. Het registreren van die programmatoets is klaar.
Druk op de () () cursortoetsen om te kiezen of u verder wilt
gaan of niet met het registreren van andere programmatoetsen.
21. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
* Als u ervoor kiest verder te gaan met het registreren van
programmatoetsen, gaat u terug naar bedieningsstap 6,
bladzijde 7-21. Als u ervoor kiest NIET verder te gaan, zal de
mededelingendisplay terugkeren naar de uitgangsstand.
3:,66(1

3/$$76'2&80(17
)81&7,(
5(*9(561(/'.,(615
5(*9(561(/'.,(615
5(*352*5$00$.,(=(1
Herhaalde-document-ophalen-ontvangst
(vervolg van bedieningsstap 7, bladzijde 7-21)
8. Druk op een niet-geregistreerde one-touch-toets.
9. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
10. Voer het faxnummer van de verzendende partij in.
Om vanaf meerdere faxapparaten documenten te ontvangen,
herhaalt u onderstaande stappen 1 en 2 totdat alle gewenste
faxnummers zijn ingevoerd.
* U kunt de faxnummers invoeren met behulp van de
cijfertoetsen, verkorte nummers of one-touch-toetsen.
* Wanneer “TEVEEL BESTEMMINGEN” op de
mededelingendisplay wordt afgebeeld, heeft het aantal
faxnummers de toelaatbare limiet overschreden.
1 Voer een faxnummer in.
2 Controleer de mededelingendisplay en druk op de ENTER
FUNCTIE toets.
11. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
12. Voer de gewenste naam van de programmatoets in
(maximaal 16 schrijftekens).
* Zie “Invoeren van schrijftekens”, bladzijde 2-21, voor verdere
informatie over het invoeren van schrijftekens.
13. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
14. Om een tijdstip in te voeren waarop de ontvangst moet worden
uitgevoerd, voert u met behulp van de cijfertoetsen de begintijd in.
Om de ontvangst onmiddellijk nadat op de programmatoets is
gedrukt te laten beginnen, gaat u verder met bedieningsstap 15.
*
De tijd moeten volgens het 24-uurs kloksysteem worden ingevoerd
(00:00 tot en met 23:59).
15. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
16. Om een tijdstip in te stellen waarop de ontvangst moet eindigen,
voert u met behulp van de cijfertoetsen de eindtijd in.
Als u GEEN tijdstip wilt instellen waarop de ontvangst moet
eindigen, gaat u verder met bedieningsstap 17.
*
De tijd moeten volgens het 24-uurs kloksysteem worden ingevoerd
(00:00 tot en met 23:59).
* Als u GEEN tijdstip wilt instellen waarop de ontvangst moet
eindigen, zal de bediening tot in het oneindige worden voortgezet.
17. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
18. Druk op de () () cursortoetsen om het gewenste tijdsinterval
tussen twee document-ophalen-cycli te kiezen.
* Het tijdsinterval kan in stapjes van 10 minuten worden ingesteld
tussen 0 en 90 minuten.
* Wanneer het tijdsinterval op “00” wordt ingesteld, zal de
volgende document-ophalen-cyclus ongeveer 1 minuut nadat de
voorgaande document-ophalen-cyclus werd voltooid beginnen.
31,(8:15

1$$0$%&
7,-'
67237,-'
,17(59$/0,1

7-25
+RRIGVWXN Bediening van het faxapparaat (overige functies)
(4) Afdrukken van een programmalijst
Door deze lijst af te drukken wordt de gebruiker in staat gesteld de
inhoud van programmatoetsen die op dat moment in dit faxapparaat
zijn geregistreerd te controleren.
* Om de procedure tussentijds te stoppen, drukt u op de STOP toets.
De mededelingendisplay zal vervolgens terugkeren naar de
uitgangsstand.
* Wanneer beperkte-toegang AAN staat, is het eerst noodzakelijk het
geregistreerde hoofdwachtwoord in te voeren, en vervolgens op de
ENTER FUNCTIE toets te drukken. Zie “(5) Invoeren van uw
toegangscode”, bladzijde 7-28.
1. Druk op de RAPPORTEN
AFDRUKKEN toets.
2. Druk eenmaal op de () cursortoets.
3. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
4. Druk eenmaal op de () cursortoets.
5. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
Een programmalijst zal worden afgedrukt.
11. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
* Als u ervoor kiest verder te gaan met het uitwissen van
programmatoetsen, gaat u terug naar bedieningsstap 6. Als u
ervoor kiest NIET verder te gaan, zal de mededelingendisplay
terugkeren naar de uitgangsstand.
Veranderen
9. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
10. Voer met behulp van de cijfertoetsen het faxnummer in dat u wilt
veranderen. Als u andere informatie dan het huidig geregistreerde
faxnummer wilt veranderen, drukt u op de ENTER FUNCTIE toets
totdat de gewenste informatie op de mededelingendisplay wordt
afgebeeld, en vervolgens verandert u die informatie al naar
gelang gewenst.
* Druk op de VERWIJDEREN/HOORN OP HAAK toets om de
huidig afgebeelde informatie uit te wissen
* Zie “(1) Registreren”, bladzijde 7-20, voor verdere informatie
over ieder informatie-item.
* Om de huidig geregistreerde SID (subadres-ID) te veranderen,
voert u eerst de geregistreerde SID (subadres-ID) in en drukt u
op de ENTER FUNCTIE toets. Vervolgens voert u de gewenste
nieuwe SID (subadres-ID) in.
11. Nadat het veranderen van alle informatie-items klaar is, drukt u op
de ENTER FUNCTIE toets totdat de volgende mededeling op de
mededelingendisplay wordt afgebeeld.
12. Het veranderen van de geregistreerde informatie is klaar.
Druk op de () () cursortoetsen om te kiezen of u verder wilt
gaan of niet met het veranderen van informatie geregistreerd
onder programmatoetsen.
13. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
* Als u ervoor kiest verder te gaan met het veranderen van
informatie geregistreerd onder programmatoetsen, gaat u terug
naar bedieningsstap 6. Als u ervoor kiest NIET verder te gaan,
zal de mededelingendisplay terugkeren naar de uitgangsstand.
(3) Gebruiken van een programmatoets
* Om de procedure tussentijds te stoppen, drukt u op de STOP toets.
De mededelingendisplay zal vervolgens terugkeren naar de
uitgangsstand.
* Wanneer beperkte-toegang AAN staat, is het eerst noodzakelijk uw
toegangscode (of het geregistreerde hoofdwachtwoord) in te
voeren, en vervolgens op de ENTER FUNCTIE toets te drukken.
Zie “(5) Invoeren van uw toegangscode”, bladzijde 7-28.
1. Wanneer met de bediening documenten verzonden worden,
plaatst u de te verzenden documenten en, indien noodzakelijk,
kiest u de gewenste afdrukkwaliteit en het gewenste
documentcontrast.
2. Druk op de gewenste one-touch-toets die werd geregistreerd als
een programmatoets.
3. Druk op de START toets.
De communicatie zal beginnen.
* Wanneer “DRUK OP CIJFERTOET” op de mededelingendisplay
wordt afgebeeld, controleert u dat de afgebeelde
programmanaam de werkelijk gewenste is en, als dit zo is, drukt
u op de cijfertoets die overeenkomt met het cijfer aangegeven op
de onderste regel van de mededelingendisplay. Als u op de juiste
cijfertoets hebt gedrukt, zal de communicatie beginnen.
3$%&

3/$$76'2&80(17
5$33257$)'58..(1
*(5(*,671U/,-67
*(5(*,671U/,-67
352*5$00$/,-67

3/$$76'2&80(17
Beschikbare functies onder beperkte-toegang
Beperkte-toegang beperkt de toegang tot de beschikbare functies van
het faxapparaat tot gebruikers die een geldige toegangscode
invoeren, of de leidinggevende persoon belast met het beheer die het
geregistreerde hoofdwachtwoord invoert.
>De volgende functies van het faxapparaat zijn beschikbaar na het
invoeren van een geldige toegangscode.
Verzending (inclusief rondzending, verzending die gebruik maakt
van de timer, F-code gebaseerde vertrouwelijke verzending,
encryptie-verzending en relais-rondzending)
Afdrukken van documenten vanuit een vertrouwelijke postbus
Document-ophalen-ontvangst (inclusief herhaalde-document-
ophalen-ontvangst, omgekeerd-document-ophalen-ontvangst en
F-code gebaseerde vertrouwelijke ontvangst)
Document-ophalen-verzending (inclusief F-code gebaseerde
vertrouwelijk document-ophalen-verzending)
Handmatige verzending wanneer de verbinding vanaf dit
faxapparaat in gang wordt gezet.
Annuleren van een communicatie in uitvoering
>Alle functies van dit faxapparaat, inclusief registratie, instellingen en
afdrukken van beheerrapporten en -lijsten, zijn beschikbaar na het
invoeren van het geregistreerde hoofdwachtwoord.
Door bepaalde communicaties en bedieningen alleen na het
invoeren van een toegangscode toe te staan, kan het gebruik van
het faxapparaat door iedere gebruiker, zoals het aantal
uitgevoerde communicaties, effectief worden beheerd voor
maximaal 50 verschillende gebruikers door het overeenkomstige
rapport af te drukken.
Wanneer beperkte-toegang AAN staat en de verzending in gang
wordt gezet door de toegangscode in te voeren, zal de
gebruikersnaam worden afgebeeld in de verzonden TTI-informatie
(verzendstation-informatie). Als de verzending echter in gang
wordt gezet door het hoofdwachtwoord in te voeren, zal de naam
van het eigen station worden afgebeeld. Zie “TTI-informatie
verzenden AAN/UIT”, bladzijde 9-3.
* Het is noodzakelijk deze toegangscodes van tevoren onder hun
bijbehorende gebruikerscodes te registreren.
Zie “(2) Registreren van gebruikerscodes”, bladzijde 7-26.
Beperkte-toegang
'225*$$1"
-$
7. Druk op de () () cursortoetsen om te kiezen of beperkte-
toegang AAN of UIT gezet moet worden.
8. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
* Het instellen van de beperkte-toegang AAN/UIT is klaar.
Als u “AAN” hebt gekozen, is het mogelijk de procedure voort te
zetten en andere gebruikerscodes te registreren. In dat geval ziet
u “(2) Registreren van gebruikerscodes”, bladzijde 7-26, en volgt
u de procedure vanaf bedieningsstap 2.
9. Druk op de STOP toets. De mededelingendisplay zal vervolgens
terugkeren naar de uitgangsstand.
7-26
+RRIGVWXN Bediening van het faxapparaat (overige functies)
(2) Registreren van gebruikerscodes
Om beperkte-toegang te kunnen gebruiken is het noodzakelijk van
tevoren gebruikerscodes met de bijbehorende toegangscodes in dit
faxapparaat te registreren. Iedere gebruikerscode is een 2-cijferig
nummer van 01 tot en met 50 en de bijbehorende toegangscode is
een 4-cijferig nummer. Maximaal 50 gebruikerscodes kunnen worden
geregistreerd in dit faxapparaat.
Zelfs wanneer de beperkte-toegang wordt UIT gezet, kunnen
geregistreerde gebruikerscodes en hun bijbehorende
gebruikersnamen weer worden gebruikt nadat beperkte-toegang AAN
is gezet.
Om geregistreerde gebruikerscodes en hun bijbehorende
gebruikersnamen te controleren, drukt u een gebruikerscodelijst af.
Zie “(6) Afdrukken van een gebruikerscodelijst”, bladzijde 7-28.
* Twee toegangscodes mogen niet precies hetzelfde zijn, en een
toegangscode mag niet precies hetzelfde zijn als het
hoofdwachtwoord.
* Een geregistreerde gebruikerscode kan niet worden veranderd. Om
een geregistreerde gebruikerscode te veranderen, wist u deze uit
en registreert u een nieuwe, gewenste gebruikerscode.
* Het is eerst noodzakelijk het geregistreerde hoofdwachtwoord in te
voeren, alvorens u toegang krijgt tot deze procedure. Zie “(7)
Veranderen van het hoofdwachtwoord”, bladzijde 7-28.
* Om de procedure tussentijds te stoppen, drukt u op de STOP toets.
De mededelingendisplay zal vervolgens terugkeren naar de
uitgangsstand.
1. Voer de bedieningsstappen 1 tot en met 8 uit van “(1) Beperkte-
toegang AAN/UIT” en zet beperkte-toegang AAN.
2. Voer met behulp van de cijfertoetsen de gewenste gebruikerscode
(01 tot en met 50) in.
3. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
* Wanneer “REEDS GEREGISTREERD” op de
mededelingendisplay wordt afgebeeld, is de ingevoerde
gebruikerscode reeds geregistreerd en zult u NIET verder
kunnen gaan naar bedieningsstap 4. In dit geval drukt u op de
STOP toets en voert u de bediening opnieuw vanaf het begin uit.
4. Voer met behulp van de cijfertoetsen de gewenste 4-cijferig
toegangscode in.
%(3.772(*$1*,167
$$1
72(*$1*6&2'(
72(*$1*6&2'(
>De volgende functies van het faxapparaat zijn beschikbaar zonder
een geldige toegangscode of het geregistreerde hoofdwachtwoord
in te voeren.
Kopiëren (inclusief sorteerkopiëren, groepeerkopiëren en
dubbelzijdig kopiëren)
Kiezen met behulp van een afzonderlijk aangeschaft
telefoontoestel
Handmatige verzending en ontvangst, wanneer de verbinding door
de andere partij in gang wordt gezet
Afdrukken van een activiteitenrapport
Overige opmerkingen
Wanneer de beperkte-toegang AAN staat, zal door de
verzamelverzendingfunctie alleen die setjes documenten worden
samengevoegd die onder dezelfde toegangscode zijn ingevoerd.
Alle setjes documenten die zijn ingevoerd onder andere
toegangscodes zullen tijdens andere communicaties worden
verzonden. Zie “(6) Verzamel-verzending”, bladzijde 2-11.
• Wanneer de instelling van het rapport beperkte-toegang “AAN” is
gezet, zal automatisch een rapport beperkte-toegang worden
afgedrukt nadat 40 individuele communicaties zijn uitgevoerd.
Zie “(1) Automatisch afdrukken”, bladzijde 8-5.
(1) Beperkte-toegang AAN/UIT
* Om beperkte-toegang te kunnen gebruiken, is het noodzakelijk van
tevoren gebruikerscodes te registreren in dit faxapparaat.
Zie “(2) Registreren van gebruikerscodes”, bladzijde 7-26.
* Om beperkte-toegang AAN of UIT te zetten, is het eerst
noodzakelijk het geregistreerde hoofdwachtwoord in te voeren,
alvorens u toegang krijgt tot deze procedure. Zie “(7) Veranderen
van het hoofdwachtwoord”, bladzijde 7-28.
* Om de procedure tussentijds te stoppen, drukt u op de STOP toets.
De mededelingendisplay zal vervolgens terugkeren naar de
uitgangsstand.
* Wanneer beperkte-toegang AAN staat, is het eerst noodzakelijk het
geregistreerde hoofdwachtwoord in te voeren, en vervolgens op de
ENTER FUNCTIE toets te drukken. Zie “(5) Invoeren van uw
toegangscode”, bladzijde 7-28.
1. Druk op de FUNCTIE toets.
2. Druk op de () cursortoets totdat de volgende mededeling op de
mededelingendisplay wordt afgebeeld.
3. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
* Wanneer beperkte-toegang AAN staat, gaat u verder met
bedieningsstap 6.
4. Voer met behulp van de cijfertoetsen het geregistreerde
hoofdwachtwoord in.
* Fabrieksinstelling: 6482
5. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
* Wanneer de ingevoerde hoofdwachtwoord niet overeenkomt met
het geregistreerde hoofdwachtwoord, zal de
mededelingendisplay terugkeren naar bedieningsstap 4.
6. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
)81&7,(
352*5$00$0$1$*(0(17
8::$&+7:225'

3/$$76'2&80(17
352*5$00$0$1$*(0(17
%(3.772(*$1*,167
%(3.772(*$1*,167
8,7
%(3.772(*$1*,167
$$1
7-27
+RRIGVWXN Bediening van het faxapparaat (overige functies)
6. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
* Als u ervoor kiest verder te gaan, gaat u terug naar
bedieningsstap 2. Om nieuwe gebruikerscodes te registreren,
ziet u “(2) Registreren van gebruikerscodes”, bladzijde 7-26, en
volgt u de procedure vanaf bedieningsstap 2. Als u ervoor kiest
NIET verder te gaan, zal de mededelingendisplay terugkeren
naar de uitgangsstand.
Uitwissen van alle gebruikerscodes
1. Voer de bedieningsstappen 1 tot en met 8 uit van “(1) Beperkte-
toegang AAN/UIT”, bladzijde 7-26, en zet beperkte-toegang AAN.
2. Voer met behulp van de cijfertoetsen “00” in als gebruikerscode.
3. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
4. Druk op de VERWIJDEREN/HOORN OP HAAK toets.
5. Druk op de () () cursortoetsen om te kiezen of u alle
gebruikerscodes wilt uitwissen of niet.
6. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
7. Druk op de () () cursortoetsen om te kiezen of u verder wilt
gaan of niet.
* Als u ervoor kiest verder te gaan, is het tevens mogelijk nieuwe
gebruikerscodes te registreren.
8. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
* Om nieuwe gebruikerscodes te registreren, ziet u
“(2) Registreren van gebruikerscodes”, bladzijde 7-26, en volgt u
de procedure vanaf bedieningsstap 2. Als u ervoor kiest NIET
verder te gaan, zal de mededelingendisplay terugkeren naar de
uitgangsstand.
5. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
* Wanneer “GEEN INVOER!” op de mededelingendisplay wordt
afgebeeld, is de ingevoerde toegangscode reeds geregistreerd of
is dat nummer reeds geregistreerd als het hoofdwachtwoord. Ga
terug naar bedieningsstap 4 en voer een andere toegangscode
in.
6. Zie “Invoeren van schrijftekens”, bladzijde 2-21, en voer de
gewenste gebruikersnaam in.
7. Druk op de ENTER FUNCTIE toets. Het registreren van die
gebruikerscode is klaar.
8. Druk op de () () cursortoetsen om te kiezen of u verder wilt
gaan of niet met het registreren van gebruikerscodes.
9. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
* Als u ervoor kiest verder te gaan met het registreren van
gebruikerscodes, gaat u terug naar bedieningsstap 2. Als u
ervoor kiest NIET verder te gaan, zal de mededelingendisplay
terugkeren naar de uitgangsstand.
1$$0$%&
'225*$$1"
-$
'225*$$1"
1((
(3) Uitwissen van gebruikerscodes
Het is mogelijk één of alle gebruikerscodes die in dit faxapparaat zijn
geregistreerd uit te wissen.
* Nadat een gebruikerscode is uitgewist, zal tevens de informatie die
betrekking heeft op de faxcommunicaties van die gebruiker worden
uitgewist.
* Het is eerst noodzakelijk het geregistreerde hoofdwachtwoord in te
voeren, alvorens u toegang krijgt tot deze procedure.
* Om de procedure tussentijds te stoppen, drukt u op de STOP toets.
De mededelingendisplay zal vervolgens terugkeren naar de
uitgangsstand.
Uitwissen van één gebruikerscode
1. Voer de bedieningsstappen 1 tot en met 8 uit van “(1) Beperkte-
toegang AAN/UIT”, bladzijde 7-26, en zet beperkte-toegang AAN.
2. Voer met behulp van de cijfertoetsen de uit te wissen
gebruikerscode in.
3. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
4. Controleer dat de afgebeelde gebruikerscode de gebruikerscode is
die u werkelijk bedoeld uit te wissen en druk op de
VERWIJDEREN/HOORN OP HAAK toets. De gebruikerscode
wordt uitgewist.
5. Druk op de () () cursortoetsen om te kiezen of u verder wilt
gaan of niet met het uitwissen van gebruikerscodes
* Als u ervoor kiest verder te gaan met het uitwissen van
gebruikerscodes, is het tevens mogelijk nieuwe gebruikerscodes
te registreren.
%(3.772(*$1*,167
$$1
72(*$1*6&2'(
:,66(1
72(*$1*6&2'(
72(*$1*6&2'(
$//(6:,66(1"
-$
$//(6:,66(1"
1((
(4) Mededelingendisplay van de
uitgangsstand (beperkte-toegang staat
AAN)
Wanneer beperkte-toegang AAN staat, zal de onderstaande
mededeling op de mededelingendisplay afgebeeld worden terwijl het
faxapparaat in de uitgangsstand staat. In dit geval zijn de volgende
functies van het faxapparaat beschikbaar zonder een geldige
toegangscode in te voeren.
Kopiëren (inclusief sorteerkopiëren, groepeerkopiëren en
dubbelzijdig kopiëren)
• Kiezen met behulp van een afzonderlijk aangeschaft telefoontoestel
• Handmatige verzending en ontvangst, wanneer de verbinding door
de andere partij in gang wordt gezet
• Afdrukken van een activiteitenrapport
72(*$1*6&2'(
7-28
+RRIGVWXN Bediening van het faxapparaat (overige functies)
(7) Veranderen van het hoofdwachtwoord
* Om de procedure tussentijds te stoppen, drukt u op de STOP toets.
De mededelingendisplay zal vervolgens terugkeren naar de
uitgangsstand.
* Wanneer beperkte-toegang AAN staat, is het eerst noodzakelijk het
geregistreerde hoofdwachtwoord in te voeren en vervolgens op de
ENTER FUNCTIE toets te drukken. Zie “(5) Invoeren van uw
toegangscode”, bladzijde 7-28.
1. Druk op de FUNCTIE toets.
2. Druk op de () cursortoets totdat de volgende mededeling op de
mededelingendisplay wordt afgebeeld.
3. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
4. Druk op de () cursortoets totdat de volgende mededeling op de
mededelingendisplay wordt afgebeeld.
5. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
6. Voer met behulp van de cijfertoetsen het huidig geregistreerde 4-
cijferig hoofdwachtwoord in.
* Fabrieksinstelling: 6482
7. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
8. Voer met behulp van de cijfertoetsen het gewenste 4-cijferig
hoofdwachtwoord (0000 tot en met 9999) in.
9. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
* Wanneer “GEEN INVOER!” op de mededelingendisplay wordt
afgebeeld, is het ingevoerde nummer reeds geregistreerd als een
toegangscode en zal de mededelingendisplay terugkeren naar
bedieningsstap 8. Voer een ander nummer in als het
hoofdwachtwoord.
10. Druk op de STOP toets. De mededelingendisplay zal vervolgens
terugkeren naar de uitgangsstand.

3/$$76'2&80(17
)81&7,(
5(*(,*(1*(*(9(16
5(*(,*(1*(*(9(16
:$&+7:%(+((5'(5
8::$&+7:225'
1,(8::$&+7:5'
(6) Afdrukken van de gebruikerscodelijst
Door deze lijst af te drukken wordt u in staat gesteld de
gebruikerscodes en de bijbehorende gebruikersnamen die op dit
moment in het faxapparaat zijn geregistreerd te controleren.
* Wanneer geen gebruikerscodes zijn geregistreerd, zal geen
gebruikerscodelijst worden afgedrukt.
* Beperkte-toegang moet AAN staan en het geregistreerde
hoofdwachtwoord moet worden ingevoerd alvorens u deze lijst
kunt afdrukken. Zie “(5) Invoeren van uw toegangscode”, bladzijde
7-28.
* Om de procedure tussentijds te stoppen, drukt u op de STOP toets.
De mededelingendisplay zal vervolgens terugkeren naar de
uitgangsstand.
1. Voer het huidig geregistreerde hoofdwachtwoord in.
2. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
3. Druk op de RAPPORTEN AFDRUKKEN toets.
4. Druk op de () cursortoets totdat de volgende mededeling op de
mededelingendisplay wordt afgebeeld.
5. Druk op de ENTER FUNCTIE toets. Een gebruikerscodelijst zal
worden afgedrukt en de mededelingendisplay zal terugkeren naar
de uitgangsstand.
(5) Invoeren van uw toegangscode
* Het is noodzakelijk uw toegangscode van tevoren te registreren.
Zie “(2) Registreren van gebruikerscodes”, bladzijde 7-26, en
“(7) Veranderen van het hoofdwachtwoord”, bladzijde 7-28.
* Om de procedure tussentijds te stoppen, drukt u op de STOP toets.
De mededelingendisplay zal vervolgens terugkeren naar de
uitgangsstand.
1. Voer met behulp van de cijfertoetsen uw toegangscode of het
geregistreerde hoofdwachtwoord in.
2. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
* Wanneer de ingevoerde toegangscode of het ingevoerde
hoofdwachtwoord overeenkomt met de geregistreerde
toegangscode of het geregistreerde hoofdwachtwoord, zal de
mededelingendisplay terugkeren naar de basis-uitgangsstand.
* Wanneer de ingevoerde toegangscode of het ingevoerde
hoofdwachtwoord niet overeenkomt met de geregistreerde
toegangscode of het geregistreerde hoofdwachtwoord, zal de
mededelingendisplay terugkeren naar de uitgangsstand van
beperkte-toegang. Voer de juiste toegangscode of het juiste
hoofdwachtwoord in.
3. Voer de gewenste verzend- of ontvangprocedure uit.
72(*$1*6&2'(

3/$$76'2&80(17
72(*$1*6&2'(
5$33257$)'58..(1
72(*$1*6&2'(/,-67
+RRIGVWXN
Afdrukken van
beheerrapporten en -lijsten
8-1
8-2
Afdrukken van beheerrapporten en -lijsten
Activiteitenrapport
Door dit rapport af te drukken wordt de gebruiker in staat gesteld de
soorten communicaties (verzending, ontvangst, enz.) die werden
uitgevoerd te controleren, de datum en tijd van uitvoering van de
communicatie te controleren, alsmede te controleren wie de andere
partij was. Door het automatisch afdrukken van het activiteitenrapport
AAN te zetten, zal een activiteitenrapport automatisch worden
afgedrukt nadat 40 afzonderlijke communicaties zijn uitgevoerd.
U kunt tevens op ieder gewenst moment een activiteitenrapport
afdrukken door de procedure voor handmatig afdrukken te volgen.
(1) Automatisch afdrukken
* Om de procedure tussentijds te stoppen, drukt u op de STOP toets.
De mededelingendisplay zal vervolgens terugkeren naar de
uitgangsstand.
* Wanneer beperkte-toegang AAN staat, is het eerst noodzakelijk het
geregistreerde hoofdwachtwoord in te voeren, en vervolgens op de
ENTER FUNCTIE toets te drukken. Zie “(5) Invoeren van uw
toegangscode”, bladzijde 7-28.
1. Druk op de FUNCTIE toets.
2. Druk op de () cursortoets totdat de volgende mededeling op de
mededelingendisplay wordt afgebeeld.
3. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
4. Druk op de () cursortoets totdat de volgende mededeling op de
mededelingendisplay wordt afgebeeld.
5. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
6. Druk nogmaals op de ENTER FUNCTIE toets.
7. Voer met behulp van de () () cursortoetsen in of u een
activiteitenrapport automatisch wilt laten afdrukken (AAN) of niet
(UIT).
8. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
9. Druk op de STOP toets. De mededelingendisplay zal vervolgens
terugkeren naar de uitgangsstand.
(2) Handmatig afdrukken
* Om de procedure tussentijds te stoppen, drukt u op de STOP toets.
De mededelingendisplay zal vervolgens terugkeren naar de
uitgangsstand.
1. Druk op de RAPPORTEN AFDRUKKEN toets.
2. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
Een activiteitenrapport zal worden afgedrukt.

3/$$76'2&80(17
)81&7,(
,167(//,1*(1
,167(//,1*(1
5$33257$)'58..(1
$&7,9,7(,7(15$33257
8,7
$&7,9,7(,7(15$33257
$$1

3/$$76'2&80(17
5$33257$)'58..(1
$&7,9,7(,7(15$33257
Verzendrapport
Door dit rapport af te drukken wordt de gebruiker in staat gesteld
informatie, zoals de datum en tijd van een verzending, alsmede het
faxnummer van de bestemming te controleren. Door het automatisch
afdrukken van het verzendrapport AAN te zetten, zal een
verzendrapport automatisch worden afgedrukt na iedere
faxverzending. Bovendien is het mogelijk een voorbeeldafdruk van
een deel van de eerste pagina van de verzonden documenten op het
verzendrapport te laten afdrukken.
* Zelfs als het afdrukken van een verzendrapport UIT is gezet, zal
een verzendrapport worden afgedrukt wanneer zich een
communicatiestoring voordoet tijdens een verzending.
* Het is mogelijk te kiezen of de voorbeeldafdruk van een deel van de
eerste pagina van de verzonden documenten op het verzendrapport
wordt afgedrukt, of niet. Zie “Voorbeeldafdruk op rapport AAN/UIT”,
bladzijde 9-4. Het voorbeeld zal slechts half zo groot zijn als het
werkelijke beeld.
* Een voorbeeldafdruk van de oorspronkelijke documenten zal niet
worden afgedrukt op het verzendrapport van een document-
ophalen-verzending.
* Na bedieningen waarbij documenten naar meerdere faxapparaten
worden verzonden, zal een meervoudig-verzendrapport worden
afgedrukt in plaats van het normale verzendrapport. Op dergelijke
rapporten zal echter geen voorbeeldafdruk van de oorspronkelijke
documenten worden afgedrukt.
* Om de procedure tussentijds te stoppen, drukt u op de STOP toets.
De mededelingendisplay zal vervolgens terugkeren naar de
uitgangsstand.
* Wanneer beperkte-toegang AAN staat, is het eerst noodzakelijk het
geregistreerde hoofdwachtwoord in te voeren, en vervolgens op de
ENTER FUNCTIE toets te drukken. Zie “(5) Invoeren van uw
toegangscode”, bladzijde 7-28.
1. Druk op de FUNCTIE toets.
2. Druk op de () cursortoets totdat de volgende mededeling op de
mededelingendisplay wordt afgebeeld.
3. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
4. Druk op de () cursortoets totdat de volgende mededeling op de
mededelingendisplay wordt afgebeeld.
5. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
6. Druk eenmaal op de () cursortoets.
7. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.

3/$$76'2&80(17
)81&7,(
,167(//,1*(1
,167(//,1*(1
5$33257$)'58..(1
5$33257$)'58..(1
9(5=(1'5$33257
$&7,9,7(,7(15$33257
8,7
8-3
+RRIGVWXN Afdrukken van beheerrapporten en -lijsten
8. Voer met behulp van de () () cursortoetsen in of u een
verzendrapport automatisch wilt laten afdrukken (AAN) of niet
(UIT).
9. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
10. Druk op de STOP toets. De mededelingendisplay zal vervolgens
terugkeren naar de uitgangsstand.
8. Voer met behulp van de () () cursortoetsen in of u een
ontvangstrapport automatisch wilt laten afdrukken (AAN) of niet
(UIT).
9. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
10. Druk op de STOP toets. De mededelingendisplay zal vervolgens
terugkeren naar de uitgangsstand.
9(5=(1'5$33257
8,7
9(5=(1'5$33257
$$1
Ontvangstrapport
Door dit rapport af te drukken wordt de gebruiker in staat gesteld
informatie, zoals de datum en tijd van een ontvangst, alsmede het
faxnummer van de verzendende partij te controleren.Door het
automatisch afdrukken van het ontvangstrapport AAN te zetten, zal
een ontvangstrapport automatisch worden afgedrukt na iedere
faxontvangst.
* Zelfs als het afdrukken van een ontvangstrapport UIT is gezet, zal
een ontvangstrapport worden afgedrukt wanneer zich een
communicatiestoring voordoet tijdens een ontvangst.
* Om de procedure tussentijds te stoppen, drukt u op de STOP toets.
De mededelingendisplay zal vervolgens terugkeren naar de
uitgangsstand.
* Wanneer beperkte-toegang AAN staat, is het eerst noodzakelijk het
geregistreerde hoofdwachtwoord in te voeren, en vervolgens op de
ENTER FUNCTIE toets te drukken. Zie “(5) Invoeren van uw
toegangscode”, bladzijde 7-28.
1. Druk op de FUNCTIE toets.
2. Druk op de () cursortoets totdat de volgende mededeling op de
mededelingendisplay wordt afgebeeld.
3. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
4. Druk op de () cursortoets totdat de volgende mededeling op de
mededelingendisplay wordt afgebeeld.
5. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
6. Druk op de () cursortoets totdat de volgende mededeling op de
mededelingendisplay wordt afgebeeld.
7. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.

3/$$76'2&80(17
)81&7,(
,167(//,1*(1
,167(//,1*(1
5$33257$)'58..(1
5$33257$)'58..(1
2179$1*675$33257
2179$1*675$33257
8,7
2179$1*675$33257
$$1
Timer-verzendrapport (geheugen-
invoerrapport)
Door dit rapport af te drukken wordt de gebruiker in staat gesteld
informatie die betrekking heeft op communicaties die de timer
gebruiken, zoals het bijbehorende bestandsnummer, de ingevoerde
begintijd en het faxnummer van de andere partij, te controleren.
Door het automatisch afdrukken van het timer-verzendrapport AAN te
zetten, zal een timer-verzendrapport automatisch worden afgedrukt
iedere keer nadat een communicatie die gebruik maakt van de timer
wordt ingesteld. U kunt tevens op ieder gewenst moment een
geheugen-invoerrapport afdrukken door de procedure voor
handmatig afdrukken te volgen.
* Een voorbeeldafdruk van een deel van de eerste pagina van de
documenten die verzonden gaan worden, zal op het timer-
verzendrapport worden afgedrukt. De voorbeeldafdruk zal slechts
half zo groot zijn als het werkelijke beeld.
(1) Automatisch afdrukken
* Om de procedure tussentijds te stoppen, drukt u op de STOP toets.
De mededelingendisplay zal vervolgens terugkeren naar de
uitgangsstand.
* Wanneer beperkte-toegang AAN staat, is het eerst noodzakelijk het
geregistreerde hoofdwachtwoord in te voeren, en vervolgens op de
ENTER FUNCTIE toets te drukken. Zie “(5) Invoeren van uw
toegangscode”, bladzijde 7-28.
1. Druk op de FUNCTIE toets.
2. Druk op de () cursortoets totdat de volgende mededeling op de
mededelingendisplay wordt afgebeeld.
3. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
4. Druk op de () cursortoets totdat de volgende mededeling op de
mededelingendisplay wordt afgebeeld.
5. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
6. Druk op de () cursortoets totdat de volgende mededeling op de
mededelingendisplay wordt afgebeeld.
7. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.

3/$$76'2&80(17
)81&7,(
,167(//,1*(1
,167(//,1*(1
5$33257$)'58..(1
5$33257$)'58..(1
7,0(59(5=(1'5$33257
8-4
+RRIGVWXN Afdrukken van beheerrapporten en -lijsten
(2) Handmatig afdrukken
* Om de procedure tussentijds te stoppen, drukt u op de STOP toets.
De mededelingendisplay zal vervolgens terugkeren naar de
uitgangsstand.
* Wanneer beperkte-toegang AAN staat, is het eerst noodzakelijk het
geregistreerde hoofdwachtwoord in te voeren, en vervolgens op de
ENTER FUNCTIE toets te drukken. Zie “(5) Invoeren van uw
toegangscode”, bladzijde 7-28.
1. Druk op de RAPPORTEN AFDRUKKEN toets.
2. Druk op de () cursortoets totdat de volgende mededeling op de
mededelingendisplay wordt afgebeeld.
3. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
* Wanneer de optionele tweelijnenset is aangebracht, gaat u
verder met bedieningsstap 4. Wanneer deze NIET is
aangebracht, gaat u verder met bedieningsstap 6.
4. Druk op de () () cursortoetsen om te kiezen welke telefoonlijn
(lijn 1 of lijn 2) werd gebruikt om de communicatie in te stellen.
5. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
6. De bestandsnummers van de communicaties die in het geheugen
zijn opgeslagen zullen nu toegankelijk zijn op de
mededelingendisplay. Druk op de () cursortoets om het
bestandsnummer te kiezen dat overeenkomt met de communicatie
die u wilt controleren.
7. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
Een geheugen-invoerrapport zal worden afgedrukt.
Eigen-gegevenslijst
Door deze lijst af te drukken wordt de gebruiker in staat gesteld
gemaakte instellingen of andere geregistreerde informatie in dit
faxapparaat, zoals het codenummer voor faxontvangst-op-afstand, te
controleren.
* Om de procedure tussentijds te stoppen, drukt u op de STOP toets.
De mededelingendisplay zal vervolgens terugkeren naar de
uitgangsstand.
* Wanneer beperkte-toegang AAN staat, is het eerst noodzakelijk het
geregistreerde hoofdwachtwoord in te voeren, en vervolgens op de
ENTER FUNCTIE toets te drukken. Zie “(5) Invoeren van uw
toegangscode”, bladzijde 7-28.
1. Druk op de RAPPORTEN AFDRUKKEN toets.
2. Druk op de () cursortoets totdat de volgende mededeling op de
mededelingendisplay wordt afgebeeld.
3. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
Een eigen-gegevenslijst zal worden afgedrukt.
5$33257$)'58..(1
*(+(8*72(*$1*5$3
),/(

3/$$76'2&80(17
*(+(8*72(*$1*5$3
H/,-1
6/$'2&23,13267%
H/,-1

3/$$76'2&80(17
5$33257$)'58..(1
/,-67(,*(1*(*(9(16
Bevestigingsrapport
Door dit rapport af te drukken wordt de gebruiker in staat gesteld
informatie die betrekking heeft op communicaties die in het geheugen
werden ingevoerd en die gebruik maken van de timer, zoals het
bestandsnummer, de ingevoerde begintijd en het faxnummer van de
andere partij, te controleren.
* Om de procedure tussentijds te stoppen, drukt u op de STOP toets.
De mededelingendisplay zal vervolgens terugkeren naar de
uitgangsstand.
* Wanneer beperkte-toegang AAN staat, is het eerst noodzakelijk het
geregistreerde hoofdwachtwoord in te voeren, en vervolgens op de
ENTER FUNCTIE toets te drukken. Zie “(5) Invoeren van uw
toegangscode”, bladzijde 7-28.
1. Druk op de RAPPORTEN AFDRUKKEN toets.
2. Druk op de () cursortoets totdat de volgende mededeling op de
mededelingendisplay wordt afgebeeld.
3. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
Een bevestigingsrapport zal worden afgedrukt.

3/$$76'2&80(17
5$33257$)'58..(1
%(9(67,*,1*65$33257
8. Voer met behulp van de () () cursortoetsen in of u een timer-
verzendrapport automatisch wilt laten afdrukken (AAN) of niet
(UIT).
9. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
10. Druk op de STOP toets. De mededelingendisplay zal vervolgens
terugkeren naar de uitgangsstand.
7,0(59(5=(1'5$33257
8,7
7,0(59(5=(1'5$33257
$$1
8-5
+RRIGVWXN Afdrukken van beheerrapporten en -lijsten
Beperkte-toegangsrapport
Door dit rapport af te drukken terwijl beperkte-toegang AAN staat,
wordt de leidinggevende persoon belast met het beheer van dit
faxapparaat in staat gesteld de soorten communicaties (verzending,
ontvangst, enz.) die werden uitgevoerd door iedere gebruiker te
controleren, de datum en tijd van uitvoering van de communicatie te
controleren, alsmede te controleren wie de andere partij was. Door
het automatisch afdrukken van het beperkte-toegangsrapport AAN te
zetten, zal een beperkte-toegangsrapport automatisch worden
afgedrukt nadat 40 afzonderlijke communicaties zijn uitgevoerd. U
kunt tevens op ieder gewenst moment een beperkte-toegangsrapport
afdrukken door de procedure voor handmatig afdrukken te volgen.
(1) Automatisch afdrukken
* Om de procedure tussentijds te stoppen, drukt u op de STOP toets.
De mededelingendisplay zal vervolgens terugkeren naar de
uitgangsstand.
1. Voer het huidig geregistreerde hoofdwachtwoord in.
2. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
3. Druk op de FUNCTIE toets.
4. Druk op de () cursortoets totdat de volgende mededeling op de
mededelingendisplay wordt afgebeeld.
5. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
6. Druk op de () cursortoets totdat de volgende mededeling op de
mededelingendisplay wordt afgebeeld.
7. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
8. Druk op de () cursortoets totdat de volgende mededeling op de
mededelingendisplay wordt afgebeeld.
9. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
10. Voer met behulp van de () () cursortoetsen in of u een
beperkte-toegangsrapport automatisch wilt laten afdrukken (AAN)
of niet (UIT).
11. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
12. Druk op de STOP toets. De mededelingendisplay zal vervolgens
terugkeren naar de uitgangsstand.
(2) Handmatig afdrukken
* Om de procedure tussentijds te stoppen, drukt u op de STOP toets.
De mededelingendisplay zal vervolgens terugkeren naar de
uitgangsstand.
1. Voer het huidig geregistreerde hoofdwachtwoord in.
2. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
3. Druk op de RAPPORTEN AFDRUKKEN toets.
4. Druk op de () cursortoets totdat de volgende mededeling op de
mededelingendisplay wordt afgebeeld.
5. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
6. Voer de 2-cijferige gebruikerscode in die overeenkomt met de
gebruiker waarvan u het beperkte-toegangsrapport wilt afdrukken.
* Voer “00” in om een beperkte-toegangsrapport voor iedere
geregistreerde gebruiker te laten afdrukken.
7. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
* Om een beperkte-toegangsrapport af te drukken voor een andere
gebruiker, gaat u terug naar bedieningsstap 6.
8. Druk nogmaals op de ENTER FUNCTIE toets. Een beperkte-
toegangsrapport zal worden afgedrukt.
72(*$1*6&2'(
)81&7,(
,167(//,1*(1
,167(//,1*(1
5$33257$)'58..(1
5$33257$)'58..(1
5$33257%(5.772(*
5$33257$)'58..(1
5$33257%(5.772(*
72(*$1*6&2'(

72(*$1*6&2'(
5$33257%(5.772(*
8,7
5$33257%(5.772(*
$$1
8-6
+RRIGVWXN Afdrukken van beheerrapporten en -lijsten
+RRIGVWXN
Overige instellingen en
registratie
9-1
9-2
Overige instellingen en registratie
Instellen van de datum en de tijd
De datum en de tijd die op de mededelingendisplay worden
afgebeeld kunnen worden ingesteld. Aangezien alle communicaties
die gebruik maken van de timer zullen worden uitgevoerd gebaseerd
op de hier geregistreerde datum en tijd, moet deze instelling gemaakt
worden alvorens een communicatie die gebruikt maakt van de timer
in te stellen.
* Om de procedure tussentijds te stoppen, drukt u op de STOP toets.
De mededelingendisplay zal vervolgens terugkeren naar de
uitgangsstand.
* Wanneer beperkte-toegang AAN staat, is het eerst noodzakelijk het
geregistreerde hoofdwachtwoord in te voeren, en vervolgens op de
ENTER FUNCTIE toets te drukken. Zie “(5) Invoeren van uw
toegangscode”, bladzijde 7-28.
1. Druk op de FUNCTIE toets.
2. Druk op de () cursortoets totdat de volgende mededeling op de
mededelingendisplay wordt afgebeeld.
3. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
4. Druk op de () cursortoets totdat de volgende mededeling op de
mededelingendisplay wordt afgebeeld.
5. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
6. Voer met behulp van de cijfertoetsen de dag, de maand, het jaar
en de tijd van dit moment in die volgorde in.
* De tijd moeten volgens het 24-uurs kloksysteem worden
ingevoerd (00:00 tot en met 23:59).
7. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
8. Druk op de STOP toets. De mededelingendisplay zal vervolgens
terugkeren naar de uitgangsstand.
5(*(,*(1*(*(9(16
7,-'(1'$780
 

3/$$76'2&80(17
)81&7,(
5(*(,*(1*(*(9(16
Registreren van informatie over uw
eigen station (faxnummer en naam)
Informatie ter identificatie van uw eigen station (faxnummer en naam)
zal, wanneer deze informatie hier is geregistreerd, worden afgedrukt
op het afdrukpapier van het faxapparaat van de bestemming en
zodoende de ontvanger ogenblikkelijk op de hoogte stellen van de
herkomst van de verzending.
Om deze informatie in te voeren volgt u de onderstaande procedure.
* U kunt eerder geregistreerde informatie veranderen door de
onderstaande procedure te volgen en de geregistreerde informatie
te veranderen in de gewenste informatie.
* Om eerder geregistreerde informatie over uw eigen station te
controleren, drukt u een eigen-gegevenslijst af. Zie “Eigen-
gegevenslijst”, bladzijde 8-4.
* Het is tevens mogelijk te voorkomen dat de hier geregistreerde
informatie over het eigen station door het faxapparaat van de
bestemming wordt afgedrukt. Zie “TTI-informatie verzenden
AAN/UIT”, bladzijde 9-3.
* Om de procedure tussentijds te stoppen, drukt u op de STOP toets.
De mededelingendisplay zal vervolgens terugkeren naar de
uitgangsstand.
* Wanneer beperkte-toegang AAN staat, is het eerst noodzakelijk het
geregistreerde hoofdwachtwoord in te voeren, en vervolgens op de
ENTER FUNCTIE toets te drukken. Zie “(5) Invoeren van uw
toegangscode”, bladzijde 7-28.
1. Druk op de FUNCTIE toets.
2. Druk op de () cursortoets totdat de volgende mededeling op de
mededelingendisplay wordt afgebeeld.
3. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
Faxnummer
4. Druk nogmaals op de ENTER FUNCTIE toets.
5. Voer met behulp van het cijfertoetsen uw faxnummer (maximaal 20
cijfers) in.
* Om een plusteken (+) aan het begin van uw faxnummer toe te
voegen, drukt u op de " " toets van de cijfertoetsen.
6. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
* Nadat u klaar bent met het invoeren van de informatie over uw
eigen station, drukt u op de STOP toets. De
mededelingendisplay zal vervolgens terugkeren naar de
uitgangsstand.
Naam
7. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
8. Voer uw naam in. Zie “Invoeren van schrijftekens”,
bladzijde 2-21.
9. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
10. Druk op de STOP toets. De mededelingendisplay zal vervolgens
terugkeren naar de uitgangsstand.

3/$$76'2&80(17
)81&7,(
5(*(,*(1*(*(9(16
5(*(,*(1*(*(9(16
(,*(1)$;15
)$;
1$$0$%&
5(*(,*(1*(*(9(16
(,*(11$$0
9-3
+RRIGVWXN Overige instellingen en registratie
TTI-informatie verzenden AAN/UIT
Kies hier of de TTI-informatie (Transmit Terminal Identifier =
verzendstation-identificatie) die de datum en tijd van de verzending,
het aantal pagina
s, de naam en het faxnummer van de verzendende
partij, enz., aangeeft - automatisch naar het faxapparaat van de
ontvangende partij moet worden verzonden en moet worden
afgedrukt op de ontvangen documenten of niet.
* Om de procedure tussentijds te stoppen, drukt u op de STOP toets.
De mededelingendisplay zal vervolgens terugkeren naar de
uitgangsstand.
* Wanneer beperkte-toegang AAN staat, is het eerst noodzakelijk het
geregistreerde hoofdwachtwoord in te voeren, en vervolgens op de
ENTER FUNCTIE toets te drukken. Zie “(5) Invoeren van uw
toegangscode”, bladzijde 7-28.
1. Druk op de FUNCTIE toets.
2. Druk op de () cursortoets totdat de volgende mededeling op de
mededelingendisplay wordt afgebeeld.
3. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
4. Druk op de () cursortoets totdat de volgende mededeling op de
mededelingendisplay wordt afgebeeld.
5. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
6. Druk op de () () cursortoetsen om te kiezen of het verzenden
van de TTI-informatie AAN of UIT gezet moet worden.
7. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
8. Druk op de STOP toets. De mededelingendisplay zal vervolgens
terugkeren naar de uitgangsstand.

3/$$76'2&80(17
)81&7,(
,167(//,1*(1
,167(//,1*(1
77,
77,
$$1
77,
8,7
Ontvangstdatum en -tijd afdrukken
AAN/UIT
Kies hier of de datum en tijd van de ontvangst afgedrukt moet worden
of niet, langs de bovenrand van ontvangen documenten. Deze
informatie is handig wanneer u de werkelijke tijd van de ontvangst wilt
controleren, met name wanneer de documenten ontvangen worden
van een partij die zich in een andere tijdzone bevindt dan u.
* Om de procedure tussentijds te stoppen, drukt u op de STOP toets.
De mededelingendisplay zal vervolgens terugkeren naar de
uitgangsstand.
* Wanneer beperkte-toegang AAN staat, is het eerst noodzakelijk het
geregistreerde hoofdwachtwoord in te voeren, en vervolgens op de
ENTER FUNCTIE toets te drukken. Zie “(5) Invoeren van uw
toegangscode”, bladzijde 7-28.
1. Druk op de FUNCTIE toets.
2. Druk op de () cursortoets totdat de volgende mededeling op de
mededelingendisplay wordt afgebeeld.
3. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
4. Druk op de () cursortoets totdat de volgende mededeling op de
mededelingendisplay wordt afgebeeld.
5. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
6. Druk op de () () cursortoetsen om te kiezen of het afdrukken
van de ontvangstdatum en -tijd AAN of UIT gezet moet worden.
7. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
8. Druk op de STOP toets. De mededelingendisplay zal vervolgens
terugkeren naar de uitgangsstand.

3/$$76'2&80(17
)81&7,(
,167(//,1*(1
,167(//,1*(1
35,175;'$7807,-'
35,175;'$7807,-'
$$1
35,175;'$7807,-'
8,7
9-4
+RRIGVWXN Overige instellingen en registratie
Voorbeeldafdruk op rapport AAN/UIT
Kies hier of een voorbeeldafdruk van een deel van de eerste pagina
van verzonden documenten afgedrukt moet worden of niet, op het
bijbehorende verzendrapport.
* Om de procedure tussentijds te stoppen, drukt u op de STOP toets.
De mededelingendisplay zal vervolgens terugkeren naar de
uitgangsstand.
* Wanneer beperkte-toegang AAN staat, is het eerst noodzakelijk het
geregistreerde hoofdwachtwoord in te voeren, en vervolgens op de
ENTER FUNCTIE toets te drukken. Zie “(5) Invoeren van uw
toegangscode”, bladzijde 7-28.
1. Druk op de FUNCTIE toets.
2. Druk op de () cursortoets totdat de volgende mededeling op de
mededelingendisplay wordt afgebeeld.
3. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
4. Druk op de () cursortoets totdat de volgende mededeling op de
mededelingendisplay wordt afgebeeld.
5. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
6. Druk op de () () cursortoetsen om te kiezen of het afdrukken
van een voorbeeldafdruk op de rapporten AAN of UIT gezet moet
worden.
7. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
8. Druk op de STOP toets. De mededelingendisplay zal vervolgens
terugkeren naar de uitgangsstand.

3/$$76'2&80(17
)81&7,(
,167(//,1*(1
,167(//,1*(1
5$332570(7.23,(
5$332570(7.23,(
$$1
5$332570(7.23,(
8,7
Taal op de mededelingendisplay en
in de rapporten/lijsten
De taal die op de mededelingendisplay en in de rapporten en lijsten
gebruikt wordt kan gekozen worden. De beschikbare talen (in de
volgorde waarin ze worden afgebeeld wanneer u op de ()
cursortoets drukt): Engels, Frans, Spaans, Italiaans, Duits, Zweeds,
Nederlands, Fins, Deens en Portugees.
* Om de procedure tussentijds te stoppen, drukt u op de STOP toets.
De mededelingendisplay zal vervolgens terugkeren naar de
uitgangsstand.
* Wanneer beperkte-toegang AAN staat, is het eerst noodzakelijk het
geregistreerde hoofdwachtwoord in te voeren, en vervolgens op de
ENTER FUNCTIE toets te drukken. Zie “(5) Invoeren van uw
toegangscode”, bladzijde 7-28.
1. Druk op de FUNCTIE toets.
2. Druk op de () cursortoets totdat de volgende mededeling op de
mededelingendisplay wordt afgebeeld.
3. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
4. Druk op de () cursortoets totdat de volgende mededeling op de
mededelingendisplay wordt afgebeeld.
5. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
6. Druk op de () () cursortoetsen om de gewenste taal te kiezen.
7. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
8. Druk op de STOP toets. De mededelingendisplay zal vervolgens
terugkeren naar de uitgangsstand.

3/$$76'2&80(17
)81&7,(
,167(//,1*(1
,167(//,1*(1
7$$/
9-5
+RRIGVWXN Overige instellingen en registratie
Wachtwoord-ontvangst AAN/UIT
Kies hier of wachtwoord-ontvangst AAN of UIT gezet moet worden.
* Zie “(8) Wachtwoord-ontvangst (beperkte-communicatie)”, bladzijde
2-11, voor verdere informatie over wachtwoord-ontvangst.
* Om de procedure tussentijds te stoppen, drukt u op de STOP toets.
De mededelingendisplay zal vervolgens terugkeren naar de
uitgangsstand.
* Wanneer beperkte-toegang AAN staat, is het eerst noodzakelijk het
geregistreerde hoofdwachtwoord in te voeren, en vervolgens op de
ENTER FUNCTIE toets te drukken. Zie “(5) Invoeren van uw
toegangscode”, bladzijde 7-28.
1. Druk op de FUNCTIE toets.
2. Druk op de () cursortoets totdat de volgende mededeling op de
mededelingendisplay wordt afgebeeld.
3. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
4. Druk op de () cursortoets totdat de volgende mededeling op de
mededelingendisplay wordt afgebeeld.
5. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
6. Druk op de () () cursortoetsen om te kiezen of de wachtwoord-
ontvangst AAN of UIT gezet moet worden.
7. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
8. Druk op de STOP toets. De mededelingendisplay zal vervolgens
terugkeren naar de uitgangsstand.

3/$$76'2&80(17
)81&7,(
,167(//,1*(1
,167(//,1*(1
:$&+7:225'&20081
:$&+7:225'&20081
8,7
:$&+7:225'&20081
$$1
Luidsprekervolume
Stel hier het volume van de luidspreker in op één van de drie niveaus.
* Om de procedure tussentijds te stoppen, drukt u op de STOP toets.
De mededelingendisplay zal vervolgens terugkeren naar de
uitgangsstand.
* Wanneer beperkte-toegang AAN staat, is het eerst noodzakelijk het
geregistreerde hoofdwachtwoord in te voeren, en vervolgens op de
ENTER FUNCTIE toets te drukken. Zie “(5) Invoeren van uw
toegangscode”, bladzijde 7-28.
1. Druk op de FUNCTIE toets.
2. Druk op de () cursortoets totdat de volgende mededeling op de
mededelingendisplay wordt afgebeeld.
3. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
4. Druk op de () cursortoets totdat de volgende mededeling op de
mededelingendisplay wordt afgebeeld.
5. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
6. Druk op de () () cursortoetsen om één van de drie
volumeniveaus te kiezen.
7. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
8. Druk op de STOP toets. De mededelingendisplay zal vervolgens
terugkeren naar de uitgangsstand.
,167(//,1*(1
92/80(6(/(&7,(
)81&7,(
,167(//,1*(1

3/$$76'2&80(17
92/80(6(/(&7,(
*5227
92/80(6(/(&7,(
1250$$/
92/80(6(/(&7,(
./(,1
Alarm AAN/UIT
Kies hier of het alarm, dat klinkt nadat een storing is opgetreden, AAN
of UIT gezet moet worden.
* Om de procedure tussentijds te stoppen, drukt u op de STOP toets.
De mededelingendisplay zal vervolgens terugkeren naar de
uitgangsstand.
* Wanneer beperkte-toegang AAN staat, is het eerst noodzakelijk het
geregistreerde hoofdwachtwoord in te voeren, en vervolgens op de
ENTER FUNCTIE toets te drukken. Zie “(5) Invoeren van uw
toegangscode”, bladzijde 7-28.
1. Druk op de FUNCTIE toets.
2. Druk op de () cursortoets totdat de volgende mededeling op de
mededelingendisplay wordt afgebeeld.
3. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
4. Druk op de () cursortoets totdat de volgende mededeling op de
mededelingendisplay wordt afgebeeld.
5. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
6. Druk op de () () cursortoetsen om te kiezen of het alarm AAN
of UIT gezet moet worden.
7. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
8. Druk op de STOP toets. De mededelingendisplay zal vervolgens
terugkeren naar de uitgangsstand.
9-6
+RRIGVWXN Overige instellingen en registratie

3/$$76'2&80(17
)81&7,(
,167(//,1*(1
,167(//,1*(1
%8==(5
%8==(5
$$1
%8==(5
8,7
Luidspreker AAN/UIT
Kies hier of de luidspreker in het faxapparaat AAN of UIT gezet moet
worden.
* Om de procedure tussentijds te stoppen, drukt u op de STOP toets.
De mededelingendisplay zal vervolgens terugkeren naar de
uitgangsstand.
* Wanneer beperkte-toegang AAN staat, is het eerst noodzakelijk het
geregistreerde hoofdwachtwoord in te voeren, en vervolgens op de
ENTER FUNCTIE toets te drukken. Zie “(5) Invoeren van uw
toegangscode”, bladzijde 7-28.
1. Druk op de FUNCTIE toets.
2. Druk op de () cursortoets totdat de volgende mededeling op de
mededelingendisplay wordt afgebeeld.
3. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
4. Druk op de () cursortoets totdat de volgende mededeling op de
mededelingendisplay wordt afgebeeld.
5. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
6. Druk op de () () cursortoetsen om te kiezen of de luidspreker
AAN of UIT gezet moet worden.
7. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
8. Druk op de STOP toets. De mededelingendisplay zal vervolgens
terugkeren naar de uitgangsstand.

3/$$76'2&80(17
)81&7,(
,167(//,1*(1
,167(//,1*(1
/8,'635(.(5
/8,'635(.(5
$$1
/8,'635(.(5
8,7
9-7
+RRIGVWXN Overige instellingen en registratie
Bulletinboard AAN/UIT
Wanneer de bulletinboardfunctie AAN staat tijdens document-
ophalen-verzending vanuit het geheugen of vertrouwelijk document-
ophalen-verzending, zullen de documenten die in het geheugen zijn
opgeslagen beschikbaar gesteld worden aan en verzonden worden
naar een onbeperkt aantal ontvangende partijen na ontvangst van
hun verzoek tot document-ophalen.
* Om de procedure tussentijds te stoppen, drukt u op de STOP toets.
De mededelingendisplay zal vervolgens terugkeren naar de
uitgangsstand.
* Wanneer beperkte-toegang AAN staat, is het eerst noodzakelijk het
geregistreerde hoofdwachtwoord in te voeren, en vervolgens op de
ENTER FUNCTIE toets te drukken. Zie “(5) Invoeren van uw
toegangscode”, bladzijde 7-28.
1. Druk op de FUNCTIE toets.
2. Druk op de () cursortoets totdat de volgende mededeling op de
mededelingendisplay wordt afgebeeld.
3. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
4. Druk op de () cursortoets totdat de volgende mededeling op de
mededelingendisplay wordt afgebeeld.
5. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
6. Druk op de () () cursortoetsen om te kiezen of de
bulletinboardfunctie AAN of UIT gezet moet worden.
7. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
8. Druk op de STOP toets. De mededelingendisplay zal vervolgens
terugkeren naar de uitgangsstand.
)81&7,(
,167(//,1*(1
,167(//,1*(1
'$7$%$1.

3/$$76'2&80(17
'$7$%$1.
$$1
'$7$%$1.
8,7
Superfijnfunctie AAN/UIT
Als de superfijnfunctie is AAN gezet en de verzendende partij
documenten verzendt met de SUPERFIJN afdrukkwaliteit, is
ontvangst in de SUPERFIJN afdrukkwaliteit mogelijk. Het is tevens
noodzakelijk de superfijnfunctie AAN te zetten om in de SUPERFIJN
afdrukkwaliteit te kunnen kopiëren.
* Om de procedure tussentijds te stoppen, drukt u op de STOP toets.
De mededelingendisplay zal vervolgens terugkeren naar de
uitgangsstand.
* Wanneer beperkte-toegang AAN staat, is het eerst noodzakelijk het
geregistreerde hoofdwachtwoord in te voeren, en vervolgens op de
ENTER FUNCTIE toets te drukken. Zie “(5) Invoeren van uw
toegangscode”, bladzijde 7-28.
1. Druk op de FUNCTIE toets.
2. Druk op de () cursortoets totdat de volgende mededeling op de
mededelingendisplay wordt afgebeeld.
3. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
4. Druk op de () cursortoets totdat de volgende mededeling op de
mededelingendisplay wordt afgebeeld.
5. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
6. Druk op de () () cursortoetsen om te kiezen of de
superfijnfunctie AAN of UIT gezet moet worden.
* Als u de huidige instelling verandert, zullen de gegevens van alle
in het geheugen opgeslagen documenten worden uitgewist.
Controleer dat zich geen gegevens in het geheugen bevinden
ALVORENS deze instelling te veranderen.
7. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
8. Druk op de STOP toets. De mededelingendisplay zal vervolgens
terugkeren naar de uitgangsstand.

3/$$76'2&80(17
)81&7,(
,167(//,1*(1
,167(//,1*(1
6),-15;.23,(
6),-15;.23,(
$$1
6),-15;.23,(
8,7
Dubbelzijdige faxontvangst AAN/UIT
Wanneer dubbelzijdige faxontvangst AAN staat, is het mogelijk
binnenkomende ontvangen documenten af te drukken op zowel de
voorkant als de achterkant van vellen papier.
* Als een oneven aantal documenten wordt ontvangen, of als het
laatste document van een faxontvangst eindigt op de voorkant van
een vel papier, zal niets worden afgedrukt op de achterkant van dat
vel papier. De volgende faxontvangst zal worden afgedrukt op de
voorkant van een nieuw vel papier.
* Paginascheiding-ontvangst (waarbij een ontvangen document wordt
gescheiden en afgedrukt op meerdere vellen papier omdat de
ontvangen pagina groter was dan het papier in de cassette) kan niet
worden gebruikt tezamen met dubbelzijdige faxontvangst.
* Om de procedure tussentijds te stoppen, drukt u op de STOP toets.
De mededelingendisplay zal vervolgens terugkeren naar de
uitgangsstand.
* Wanneer beperkte-toegang AAN staat, is het eerst noodzakelijk het
geregistreerde hoofdwachtwoord in te voeren, en vervolgens op de
ENTER FUNCTIE toets te drukken. Zie “(5) Invoeren van uw
toegangscode”, bladzijde 7-28.
1. Druk op de FUNCTIE toets.
2. Druk op de () cursortoets totdat de volgende mededeling op de
mededelingendisplay wordt afgebeeld.
3. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
4. Druk op de () cursortoets totdat de volgende mededeling op de
mededelingendisplay wordt afgebeeld.
5. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
6. Druk op de () () cursortoetsen om te kiezen of de dubbelzijdige
faxontvangst AAN of UIT gezet moet worden.
7. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
8. Druk op de STOP toets. De mededelingendisplay zal vervolgens
terugkeren naar de uitgangsstand.
9-8
+RRIGVWXN Overige instellingen en registratie

3/$$76'2&80(17
)81&7,(
,167(//,1*(1
,167(//,1*(1
'83/(;5;6(/(&7,(
'83/(;5;6(/(&7,(
$$1
'83/(;5;6(/(&7,(
8,7
Instellen van het papierformaat
Registreer hier het formaat van het papier dat wordt gebruikt. Kies uit
A4-formaat of folioformaat papier door de onderstaande procedure te
volgen.
* De fabrieksinstelling is A4-formaat. Het is daarom niet noodzakelijk
deze instelling te veranderen bij het installeren van het faxapparaat
wanneer u A4-formaat papier gaat gebruiken.
* Om de procedure tussentijds te stoppen, drukt u op de STOP toets.
De mededelingendisplay zal vervolgens terugkeren naar de
uitgangsstand.
* Wanneer beperkte-toegang AAN staat, is het eerst noodzakelijk het
geregistreerde hoofdwachtwoord in te voeren, en vervolgens op de
ENTER FUNCTIE toets te drukken. Zie “(5) Invoeren van uw
toegangscode”, bladzijde 7-28.
1. Druk op de FUNCTIE toets.
2. Druk op de () cursortoets totdat de volgende mededeling op de
mededelingendisplay wordt afgebeeld.
3. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
4. Druk op de () cursortoets totdat de volgende mededeling op de
mededelingendisplay wordt afgebeeld.
5. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
6. Druk op de () () cursortoetsen totdat het gewenste
papierformaat op de mededelingendisplay wordt afgebeeld.
7. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
8. Druk op de STOP toets. De mededelingendisplay zal vervolgens
terugkeren naar de uitgangsstand.

3/$$76'2&80(17
)81&7,(
,167(//,1*(1
,167(//,1*(1
3$3,(5)250$$7
.,(63$3,(5)250$$7
$
.,(63$3,(5)250$$7
)2/,2
9-9
+RRIGVWXN Overige instellingen en registratie
Aantal malen overgaan van de bel
Het aantal malen in dat de bel overgaat in de volgende automatische
ontvangfuncties kan hier worden ingesteld.
Automatische faxontvangst
Hier stelt u het aantal malen overgaan van de bel (1 tot en met 11
maal) in voordat het faxapparaat een binnenkomende verbinding
beantwoordt in de automatische faxontvangst’ ontvangfunctie.
Faxontvangst met telefoonbeantwoorder
Hier stelt u het aantal malen (1 tot en met 15 maal) in dat de bel van
een afzonderlijk aangeschaft telefoontoestel met
telefoonbeantwoorder moet overgaan voordat het faxapparaat een
binnenkomende verbinding beantwoordt in de faxontvangst met
telefoonbeantwoorder’ ontvangfunctie.
* Om de procedure tussentijds te stoppen, drukt u op de STOP toets.
De mededelingendisplay zal vervolgens terugkeren naar de
uitgangsstand.
* Wanneer beperkte-toegang AAN staat, is het eerst noodzakelijk het
geregistreerde hoofdwachtwoord in te voeren, en vervolgens op de
ENTER FUNCTIE toets te drukken. Zie “(5) Invoeren van uw
toegangscode”, bladzijde 7-28.
1. Druk op de FUNCTIE toets.
2. Druk op de () cursortoets totdat de volgende mededeling op de
mededelingendisplay wordt afgebeeld.
3. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
4. Druk op de () cursortoets totdat de gewenste ontvangfunctie op
de mededelingendisplay wordt afgebeeld.
>Automatische faxontvangst
>Faxontvangst met
telefoonbeantwoorder
5. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
>Automatische faxontvangst
>Faxontvangst met
telefoonbeantwoorder
6. Voer met behulp van de cijfertoetsen het gewenste aantal malen
overgaan van de bel in voor die ontvangfunctie.
7. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
8. Druk op de STOP toets. De mededelingendisplay zal vervolgens
terugkeren naar de uitgangsstand.

3/$$76'2&80(17
)81&7,(
,167(//,1*(1
,167(//,1*(1
$$17$/%(/6,*1$/(1
,167(//,1*(1
$$17$/%(/6,*17$'
$$17$/%(/6,*1
$$17$/%(/6,*1
%(/6,*17$'
Bevestigingsfunctie voor one-touch-
kiezen AAN/UIT
Wanneer de bevestigingsfunctie voor one-touch-kiezen AAN staat, is
het mogelijk de mededelingendisplay te controleren alvorens het
faxapparaat het faxnummer kiest. Zie “<Bevestigingsfunctie voor one-
touch-kiezen>”, bladzijde 2-14.
* Om de procedure tussentijds te stoppen, drukt u op de STOP toets.
De mededelingendisplay zal vervolgens terugkeren naar de
uitgangsstand.
* Wanneer beperkte-toegang AAN staat, is het eerst noodzakelijk het
geregistreerde hoofdwachtwoord in te voeren, en vervolgens op de
ENTER FUNCTIE toets te drukken. Zie “(5) Invoeren van uw
toegangscode”, bladzijde 7-28.
1. Druk op de FUNCTIE toets.
2. Druk op de () cursortoets totdat de volgende mededeling op de
mededelingendisplay wordt afgebeeld.
3. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
4. Druk op de () cursortoets totdat de volgende mededeling op de
mededelingendisplay wordt afgebeeld.
5. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
6. Druk op de () () cursortoetsen om te kiezen of de
bevestigingsfunctie voor one-touch-kiezen AAN of UIT gezet moet
worden.
7. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
8. Druk op de STOP toets. De mededelingendisplay zal vervolgens
terugkeren naar de uitgangsstand.

3/$$76'2&80(17
)81&7,(
,167(//,1*(1
,167(//,1*(1
.(8=(%(9(67,*,1*
.(8=(%(9(67,*,1*
$$1
.(8=(%(9(67,*,1*
8,7
Automatisch uitschakeltijd
Wanneer gedurende een bepaalde tijdsduur geen bediening of
werking van dit faxapparaat plaatsvindt, zal de automatisch
uitschakelfunctie in werking treden om energie te besparen. De
tijdsduur die moet verstrijken voordat op dit faxapparaat de
automatisch uitschakelfunctie in werking treedt, kan hier worden
ingesteld tussen 5 en 120 minuten.
* Om de procedure tussentijds te stoppen, drukt u op de STOP toets.
De mededelingendisplay zal vervolgens terugkeren naar de
uitgangsstand.
* Wanneer beperkte-toegang AAN staat, is het eerst noodzakelijk het
geregistreerde hoofdwachtwoord in te voeren, en vervolgens op de
ENTER FUNCTIE toets te drukken. Zie “(5) Invoeren van uw
toegangscode”, bladzijde 7-28.
1. Druk op de FUNCTIE toets.
2. Druk op de () cursortoets totdat de volgende mededeling op de
mededelingendisplay wordt afgebeeld.
3. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
4. Druk op de () cursortoets totdat de volgende mededeling op de
mededelingendisplay wordt afgebeeld.
5. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
6. Druk op de () () cursortoetsen om de tijdsduur te kiezen die
moet verstrijken voordat op dit faxapparaat de automatische
uitschakelfunctie in werking treedt (tussen 5 en 120 minuten).
* De tijdsduur kan worden ingesteld in stapjes van 5 minuten.
7. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
8. Druk op de STOP toets. De mededelingendisplay zal vervolgens
terugkeren naar de uitgangsstand.
Veranderen van de automatische
ontvangfunctie
Dit faxapparaat heeft twee automatische ontvangfuncties: de
automatische faxontvangst (bladzijde 2-17) en de automatische
FAX/TEL omschakeling (bladzijde 4-5). Om de huidig ingestelde
ontvangfunctie te veranderen, volgt u de onderstaande procedure.
* Om de procedure tussentijds te stoppen, drukt u op de STOP toets.
De mededelingendisplay zal vervolgens terugkeren naar de
uitgangsstand.
* Wanneer beperkte-toegang AAN staat, is het eerst noodzakelijk het
geregistreerde hoofdwachtwoord in te voeren, en vervolgens op de
ENTER FUNCTIE toets te drukken. Zie “(5) Invoeren van uw
toegangscode”, bladzijde 7-28.
1. Druk op de FUNCTIE toets.
2. Druk op de () cursortoets totdat de volgende mededeling op de
mededelingendisplay wordt afgebeeld.
3. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
4. Druk op de () cursortoets totdat de volgende mededeling op de
mededelingendisplay wordt afgebeeld.
5. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
6. Druk op de () () cursortoetsen totdat de gewenste
automatische ontvangfunctie op de mededelingendisplay wordt
afgebeeld.
7. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
8. Druk op de STOP toets. De mededelingendisplay zal vervolgens
terugkeren naar de uitgangsstand.
9-10
+RRIGVWXN Overige instellingen en registratie

3/$$76'2&80(17
)81&7,(
,167(//,1*(1
,167(//,1*(1
7,0(5$8728,7=(77(1
$8728,76&+$.(/PLQ


3/$$76'2&80(17
)81&7,(
,167(//,1*(1
,167(//,1*(1
$87202179$1*67
>Automatische FAX/TEL
omschakeling
>
Automatische faxontvangst
$87202179$1*67
7(/)$;206&+$.
$87202179$1*67
$872)$;2179$1*67
$87202179$1*67
$872)$;2179$1*67
9-11
+RRIGVWXN Overige instellingen en registratie
Diagnose-op-afstand AAN/UIT
Als diagnose-op-afstand AAN staat, is het mogelijk op afstand de
oorzaak van problemen met dit faxapparaat vast te stellen. Met
diagnose-op-afstand is het mogelijk dat de computer van het
servicecentrum rechtstreeks toegang heeft tot bepaalde informatie
die betrekking heeft op de omstandigheden van en problemen met dit
faxapparaat.
* Om deze functie te kunnen gebruiken is het noodzakelijk een
vastgestelde diagnose-op-afstand-ID van tevoren in te voeren.
* Om de procedure tussentijds te stoppen, drukt u op de STOP toets.
De mededelingendisplay zal vervolgens terugkeren naar de
uitgangsstand.
* Wanneer beperkte-toegang AAN staat, is het eerst noodzakelijk het
geregistreerde hoofdwachtwoord in te voeren, en vervolgens op de
ENTER FUNCTIE toets te drukken. Zie “(5) Invoeren van uw
toegangscode”, bladzijde 7-28.
1. Druk op de FUNCTIE toets.
2. Druk op de () cursortoets totdat de volgende mededeling op de
mededelingendisplay wordt afgebeeld.
3. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
4. Druk op de () cursortoets totdat de volgende mededeling op de
mededelingendisplay wordt afgebeeld.
5. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
6. Druk op de () () cursortoetsen om te kiezen of diagnose-op-
afstand AAN of UIT gezet moet worden.
7. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
Als u ervoor kiest om diagnose-op-afstand UIT te zetten, drukt u
op de STOP toets. De mededelingendisplay zal vervolgens
terugkeren naar de uitgangsstand.
Als u ervoor kiest om diagnose-op-afstand AAN te zetten, gaat u
verder met bedieningsstap 8.
8. Voer met behulp van de cijfertoetsen de vastgestelde 4-cijferige
diagnose-op-afstand-ID in.
9. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
10. Druk op de STOP toets. De mededelingendisplay zal vervolgens
terugkeren naar de uitgangsstand.

3/$$76'2&80(17
)81&7,(
,167(//,1*(1
,167(//,1*(1
$)67$1'6',$*126(
$)67$1'6',$*,'
$)67$1'6',$*126(
$$1
$)67$1'6',$*126(
8,7
9-12
+RRIGVWXN Overige instellingen en registratie
+RRIGVWXN
Opties
10-1
10-2
Opties
Optionele cassette
De optionele cassette is een extra papierinvoerbron met een
capaciteit van 500 vellen papier, gelijkend op de cassette die bij het
faxapparaat werd geleverd. Door deze cassette onder het
faxapparaat aan te brengen als een tweede en onderste cassette,
wordt het mogelijk een verschillend papierformaat in ieder van de
twee cassettes bij te vullen, of hetzelfde papierformaat in beide
cassettes bij te vullen om zodoende de papiercapaciteit te vergroten.
* De procedure voor het bijvullen van papier en het opheffen van
papierstoringen is dezelfde als die bij de cassette die bij het
faxapparaat werd geleverd.
* Alvorens de optionele cassette voor het eerst te gebruiken, ziet u
“(1) Instellen van het papierformaat”, bladzijde 10-2, en “(2) Instellen
van de papierinvoerfunctie”, bladzijde 10-3.
(1) Instellen van het papierformaat
Het is noodzakelijk van tevoren te kiezen welk formaat papier in de
optionele cassette gebruikt gaat worden. Kies uit A4-formaat of
folioformaat papier door de onderstaande procedure te volgen.
* De fabrieksinstelling is A4-formaat. Het is daarom niet noodzakelijk
deze instelling te veranderen bij het installeren van het faxapparaat
wanneer u A4-formaat papier gaat gebruiken.
* Om de procedure tussentijds te stoppen, drukt u op de STOP toets.
De mededelingendisplay zal vervolgens terugkeren naar de
uitgangsstand.
* Wanneer beperkte-toegang AAN staat, is het eerst noodzakelijk het
geregistreerde hoofdwachtwoord in te voeren, en vervolgens op de
ENTER FUNCTIE toets te drukken. Zie “(5) Invoeren van uw
toegangscode”, bladzijde 7-28.
1. Druk op de FUNCTIE toets.
2. Druk op de () cursortoets totdat de volgende mededeling op de
mededelingendisplay wordt afgebeeld.
3. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
4. Druk op de () cursortoets totdat de volgende mededeling op de
mededelingendisplay wordt afgebeeld.
5. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
6. Druk nogmaals op de ENTER FUNCTIE toets.
7. Druk op de () () cursortoetsen totdat het gewenste
papierformaat op de mededelingendisplay wordt afgebeeld.
8. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
9. Druk op de STOP toets. De mededelingendisplay zal vervolgens
terugkeren naar de uitgangsstand.

3/$$76'2&80(17
)81&7,(
,167(//,1*(1
,167(//,1*(1
3$3,(5)250$$7
%29(167(&$66(77(
$
21'(567(&$66(77(
$
21'(567(&$66(77(
$
21'(567(&$66(77(
)2/,2
10-3
+RRIGVWXN Opties
(2) Instellen van de papierinvoerfunctie
Het is mogelijk de papierinvoerfunctie te kiezen voor het afdrukken
van ontvangen documenten.
Automatische papierinvoerfunctie:
Het faxapparaat kiest automatisch het formaat papier dat
overeenkomt met het formaat van de binnenkomende documenten.
Vast-papierformaatfunctie:
Papier zal worden ingevoerd vanuit de cassette waarin zich papier
van het ingestelde formaat bevindt.
Vaste-cassettefunctie:
Papier zal worden ingevoerd vanuit een vooraf ingestelde cassette
ongeacht het formaat van de binnenkomende documenten.
* De fabrieksinstelling is de automatische papierinvoerfunctie. Het is
daarom niet noodzakelijk deze instelling te veranderen bij het
installeren van het faxapparaat wanneer u de automatische
papierinvoerfunctie gaat gebruiken.
* Om de procedure tussentijds te stoppen, drukt u op de STOP toets.
De mededelingendisplay zal vervolgens terugkeren naar de
uitgangsstand.
* Wanneer beperkte-toegang AAN staat, is het eerst noodzakelijk het
geregistreerde hoofdwachtwoord in te voeren, en vervolgens op de
ENTER FUNCTIE toets te drukken. Zie “(5) Invoeren van uw
toegangscode”, bladzijde 7-28.
1. Druk op de FUNCTIE toets.
2. Druk op de () cursortoets totdat de volgende mededeling op de
mededelingendisplay wordt afgebeeld.
3. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
4. Druk op de () cursortoets totdat de volgende mededeling op de
mededelingendisplay wordt afgebeeld.
5. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
6. Druk op de () () cursortoetsen om de gewenste
papierinvoerfunctie te kiezen.
* Wanneer “VAST FORMAAT” werd gekozen, gaat u verder met
bedieningsstap 7.
Wanneer “VASTE CASSETTE” werd gekozen, gaat u verder met
bedieningsstap 9.
Wanneer “AUTOMATISCH” werd gekozen, gaat u verder met
bedieningsstap 11.
7. Wanneer “VAST FORMAAT” werd gekozen.
Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
8. Druk op de () () cursortoetsen om het gewenste
papierformaat te kiezen, en ga verder met bedieningsstap 11.
9. Wanneer “VASTE CASSETTE” werd gekozen…
Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
10. Druk op de () () cursortoetsen om de gewenste cassette te
kiezen.
11. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
12. Het instellen van de papierinvoerfunctie is klaar. Druk op de
STOP toets. De mededelingendisplay zal vervolgens terugkeren
naar de uitgangsstand.
3$3,(5)250$7
9$67(&$66(77(
3$3,(5)250$7
$8720$7,6&+
3$3,(5)250$7
9$67)250$$7

3/$$76'2&80(17
)81&7,(
,167(//,1*(1
,167(//,1*(1
3$3,(5)250$7
9$67)250$$7
$
9$67)250$$7
)2/,2
9$67(&$66(77(
%29(167(&$66(77(
9$67(&$66(77(
21'(567(&$66(77(
10-4
+RRIGVWXN Opties
RS-232C-kaart
Wanneer de optionele RS-232C-kaart is aangebracht in dit
faxapparaat, kan dit faxapparaat worden gebruikt voor andere
doeleinden naast gewone faxcommunicatie.
(1) Namen van de onderdelen
(2) Mogelijkheden van de RS-232C-kaart
Als de optionele RS-232C-kaart is aangebracht in dit faxapparaat,
zullen naast de normale faxfuncties, de RS-232C-mogelijkheden van
dit faxapparaat beschikbaar zijn voor gebruik. De RS-232C-kaart stelt
u in staat de onderstaand beschreven 4 mogelijkheden te gebruiken.
Om deze mogelijkheden te kunnen gebruiken, is het echter
noodzakelijk eerst de RS-232C-functie AAN te zetten.
PC-faxfuncties (verzenden en ontvangen)
Documenten en afbeeldingen die op uw computer gemaakt zijn,
kunnen rechtstreeks naar het faxapparaat van de andere partij
worden verzonden via dit faxapparaat en een gewone telefoonlijn.
Bovendien is het mogelijk documenten en afbeeldingen die vanaf het
faxapparaat van de andere partij worden verzonden, via dit
faxapparaat rechtstreeks in de computer te ontvangen.
PC-afdrukken
Documenten en afbeeldingen die vanaf uw computer worden
verzonden kunnen door dit faxapparaat worden afgedrukt.
PC-scannen
Documenten en afbeeldingen kunnen worden gescand door dit
faxapparaat en de gegevens kunnen naar uw computer worden
verzonden.
TWAIN scannen voor Windows 95/98, Windows 3.1 en
Windows NT 4.0
Dit faxapparaat kan worden gebruikt als een scansysteem met
computers die het Windows 95/98, Windows 3.1 of Windows NT 4.0
besturingssysteem draaien. Zie bladzijden 10-6 en 10-7 voor verdere
informatie over de bediening, enz., in een Windows-omgeving.
1
1 RS-232C-aansluiting (seriële poort)…Sluit een 25-polige RS-
232C-kabel aan op deze poort om dit faxapparaat te kunnen
gebruiken als een TWAIN scanner en om de PC-faxfuncties te
kunnen gebruiken.
* Het is noodzakelijk van tevoren een 25-polige RS-232C-kabel aan
te schaffen alvorens u de RS-232C-mogelijkheden van dit
faxapparaat kunt gebruiken.
<RS-232C-kaartaccessoires>
1 TWAIN systeem installatiediskette
(3) Voorzorgsmaatregelen
Let altijd op het volgende alvorens de RS-232C-functie AAN te
zetten.
* Het bedieningspaneel zal in bepaalde gevallen nog steeds bediend
kunnen worden, zelfs als de RS-232C-functie AAN staat. Zie
Tabel voor gebruik van de tweevoudige-bedieningsfunctie”,
bladzijde 2-10.
* De normale faxfuncties van dit faxapparaat zijn niet beschikbaar
gedurende de periode dat de RS-232C-functie AAN staat en het
betreffende softwareprogramma in uw computer draait. Met andere
woorden, faxverzending en faxontvangst van documenten, het
maken van instellingen en het registreren van informatie in het
faxapparaat zelf zullen niet mogelijk zijn.
* Wanneer de RS-232C-functie AAN staat, maar de
stroomvoorziening van uw computer UIT is, zal de RS-232C-functie
niet kunnen worden gebruikt. In dit geval zullen de documenten die
naar het faxapparaat verzonden worden, ontvangen worden op
dezelfde manier als bij een normale automatische faxontvangst.
* Wanneer het betreffende softwareprogramma in uw computer
draait, maar het faxapparaat niet van stroom wordt voorzien (het
netsnoer is niet aangesloten), is het noodzakelijk het faxapparaat
van stroom te voorzien (het netsnoer aan te sluiten), de RS-232C-
functie weer AAN te zetten, en vervolgens het softwareprogramma
in uw computer opnieuw te openen, om de RS-232C-functie weer te
kunnen gebruiken. Zie “(5) RS-232C-functie AAN/UIT”,
bladzijde 10-5.
* Voorzie het faxapparaat altijd van stroom (sluit het netsnoer aan) en
zet de RS-232C-functie AAN, ALVORENS het betreffende
softwareprogramma in uw computer te openen. Zie “(5) RS-232C-
functie AAN/UIT”, bladzijde 10-5.
* Het is mogelijk dat de RS-232C-functie niet beschikbaar is tijdens
het opwarmen van het faxapparaat of nadat een storing is
opgetreden.
* Wanneer het faxapparaat middenin een verzending, een ontvangst
of een kopieeropdracht zit, zal het faxapparaat niet in staat zijn
commando’s van uw computer te ontvangen.
* Voor een nauwkeurige beschrijving van de juiste procedure voor het
gebruik van de RS-232C-mogelijkheden vanaf uw computer,
raadpleegt u de instructiehandleiding van het betreffende
softwareprogramma dat gebruikt wordt op de computer.
* Om de PC-faxfuncties te kunnen gebruiken, is het noodzakelijk om
PC-faxontvangst AAN te zetten. Zie “(6) PC-faxontvangst AAN/UIT”,
bladzijde 10-5. De volgende softwareprogramma’s worden
aanbevolen voor gebruik met de PC-faxfuncties: Laser Fax 3.5
(Word Craft International Limited), WinFaxPro 8.0 voor Windows 95,
Windows 98 en Windows NT 4.0 (Symantec), en WinFaxPro 4.0
voor Windows 3.1 (Symantec)
10-5
+RRIGVWXN Opties
(4) Aansluiten van het faxapparaat op uw
computer
1. Zet de computer UIT en trek de stekker van het netsnoer van de
faxapparaat uit het stopcontact.
* Aangezien alle gegevens opgeslagen in het geheugen verloren
zullen gaan wanneer de stroomvoorziening van de faxapparaat
wordt onderbroken, controleert u dat zich geen belangrijke
gegevens in het geheugen bevinden ALVORENS de stekker van
het netsnoer uit het stopcontact te trekken. De hoeveelheid
beschikbaar geheugen wordt op de mededelingendisplay
afgebeeld als percentage van het totale geheugen. Wanneer een
ander percentage dan 100% wordt afgebeeld, zijn er gegevens in
het geheugen opgeslagen. Druk de opgeslagen gegevens af of
verzend deze, al naar gelang van toepassing, alvorens de
stroomvoorziening van de faxapparaat te onderbreken.
(5) RS-232C-functie AAN/UIT
Om de RS-232C-functie van dit faxapparaat te kunnen gebruiken,
moet de optionele RS-232C-kaart zijn aangebracht en de RS-232C-
functie AAN zijn gezet. Nadat de RS-232C-functie is AAN gezet,
kunnen naast faxcommunicatie en kopiëren tevens de RS-232C-
mogelijkheden worden gebruikt.
* Deze instelling zal niet beschikbaar zijn als de optionele RS-232C-
kaart NIET is aangebracht.
* Om de procedure tussentijds te stoppen, drukt u op de STOP toets.
De mededelingendisplay zal vervolgens terugkeren naar de
uitgangsstand.
* Wanneer beperkte-toegang AAN staat, is het eerst noodzakelijk het
geregistreerde hoofdwachtwoord in te voeren, en vervolgens op de
ENTER FUNCTIE toets te drukken. Zie “(5) Invoeren van uw
toegangscode”, bladzijde 7-28.
1. Druk op de FUNCTIE toets.
2. Druk op de () cursor toets totdat de volgende mededeling op de
mededelingendisplay wordt afgebeeld.
3. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
4. Druk eenmaal op de () cursor toets.
5. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
6. Druk op de () () cursortoetsen om te kiezen of de RS-232C-
functie AAN of UIT gezet moet worden.
7. Druk op de ENTER FUNCTIE toets. De RS-232C-mogelijkheden
van dit faxapparaat zijn beschikbaar voor gebruik.
8. Druk op de STOP toets. De mededelingendisplay zal vervolgens
terugkeren naar de uitgangsstand.
2. Sluit de seriële poort van de faxapparaat aan op de seriële poort
van uw computer met behulp van een RS-232C-kabel. Draai de
schroeven van de stekker aan om deze stevig op de aansluiting
van het faxapparaat aan te sluiten.

3/$$76'2&80(17
)81&7,(
,167(//,1*(1
,167(//,1*(1
56&6(5,((/
> Zet UIT
> Zet AAN
56&6(5,((/
8,7
56&6(5,((/
$$1
10-6
+RRIGVWXN Opties
(6) PC-faxontvangst AAN/UIT
Het is noodzakelijk PC-faxontvangst AAN te zetten om de PC-
faxfuncties van de RS-232C-kaart te kunnen gebruiken. Het is tevens
mogelijk het aantal malen overgaan van de bel (1 tot en met 11 maal)
voor PC-faxontvangst in te stellen of om in te stellen dat de bel NIET
overgaat (0 maal).
* Deze instelling is alleen beschikbaar als de RS-232C-functie AAN is
gezet. Zie “(5) RS-232C-functie AAN/UIT”, bladzijde 10-5.
* Als deze instelling op UIT blijft staan, zal alleen de normale
faxontvangst mogelijk zijn.
* Om de procedure tussentijds te stoppen, drukt u op de STOP toets.
De mededelingendisplay zal vervolgens terugkeren naar de
uitgangsstand.
* Wanneer beperkte-toegang AAN staat, is het eerst noodzakelijk het
geregistreerde hoofdwachtwoord in te voeren, en vervolgens op de
ENTER FUNCTIE toets te drukken. Zie “(5) Invoeren van uw
toegangscode”, bladzijde 7-28.
1. Druk op de FUNCTIE toets.
2. Druk op de () cursor toets totdat de volgende mededeling op de
mededelingendisplay wordt afgebeeld.
3. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
4. Druk op de () () cursortoetsen om te kiezen of PC-
faxontvangst AAN of UIT gezet moet worden.
5. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
* Als u hebt gekozen PC-faxontvangst UIT te zetten, drukt u op de
STOP toets. De mededelingendisplay zal vervolgens terugkeren
naar de uitgangsstand.
6. Voer met behulp van de cijfertoetsen het gewenste aantal malen
overgaan van de bel (1 tot en met 11 maal) in voor PC-
faxontvangst. Om in te stellen dat de bel NIET moet overgaan,
voert u “0” in.
* Als u de huidige instelling NIET wilt veranderen, drukt u op de
STOP toets. De mededelingendisplay zal vervolgens terugkeren
naar de uitgangsstand.
7. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
8. Druk op de STOP toets. De mededelingendisplay zal vervolgens
terugkeren naar de uitgangsstand.
(7) Aanbevolen computerconfiguratie
De aanbevolen computerconfiguratie voor gebruik van het
scansysteem onder Windows 95/98, Windows NT 4.0 en Windows
3.1 is als volgt.
IBM PC/AT of compatibel
Minimaal 33 mHz i486SX CPU
Windows 95/98 en Windows NT 4.0: minimaal 16 mb geïnstalleerd
werkgeheugen (RAM)
Windows 3.1: minimaal 8 mb geïnstalleerd werkgeheugen (RAM)
32 mb vrije ruimte op de harde schijf
1 seriële poort
3,5 inch diskettestation
1 RS-232C-kabel
(8) Installeren van het TWAIN systeem
Windows 95/98 en Windows NT 4.0
* De onderstaande procedure gaat ervan uit dat diskettestation A
beschikbaar is.
1. Start Windows 95/98 of Windows NT 4.0 op. Sluit alle andere
softwareprogramma's af die op dat moment draaien.
2. Steek de installatiediskette van het TWAIN systeem in
diskettestation A.
3. Klik op Start in de taakbalk en vervolgens op Starten….
4. Typ “a:\setup” in het Opdrachtregel informatievenster en klik
vervolgens op OK.
5. Het installatievenster zal worden afgebeeld. Klik op Installeren.
6. Klik op Start. Het installeren zal beginnen.
7. Nadat het installeren klaar is, zal een mededeling worden
afgebeeld die aangeeft of de installatie met succes werd
uitgevoerd of niet. Klik op OK. Het faxapparaat kan nu als een
scanner worden gebruikt.
Windows 3.1
* De onderstaande procedure gaat ervan uit dat diskettestation A
beschikbaar is.
1. Start Windows 3.1 op. Sluit alle andere softwareprogramma's af
die op dat moment draaien, en start Programmabeheer op.
2. Steek de installatiediskette van het TWAIN systeem in
diskettestation A.
3. Gebruik de muis om in de menubalk Bestand aan te wijzen en klik
op Starten… in het afrolmenu dat wordt afgebeeld.
4. Typ “a:\setup” in het Opdrachtregel informatievenster en klik
vervolgens op OK.
5. Het installatievenster zal worden afgebeeld. Klik op Installeren.
6. Klik op Start. Het installeren zal beginnen.
7. Nadat het installeren klaar is, zal een mededeling worden
afgebeeld die aangeeft of de installatie met succes werd
uitgevoerd of niet. Klik op OK. Het faxapparaat kan nu als een
scanner worden gebruikt.

3/$$76'2&80(17
)81&7,(
3&)$;
.,(6%(/6,*1
> Zet UIT
> Zet AAN
3&)$;
8,7
3&)$;
$$1
10-7
+RRIGVWXN Opties
(9) Aanbevolen softwareprogramma’s
De volgende TWAIN-compatibele softwareprogramma’s worden
aanbevolen voor gebruik met dit scansysteem.
Windows 95/98 en Windows NT 4.0
Fabrikant Programmanaam
Adobe Photoshop Ver. 4.01
Xerox Text Bridge Pro 98
Windows 3.1
Fabrikant Programmanaam
Adobe Photoshop Ver. 4.01
Xerox Text Bridge Pro 96
(10) Instellen van de scanparameters
Klik op Verkrijgen… in het TWAIN-compatibele softwareprogramma
dat u in uw computer gebruikt om het Scan-beheer informatievenster
te openen en het instellen van de verschillende gewenste
scanparameters mogelijk te maken. VERZEKERT u ervan iedere
instelling te controleren voordat u op Start klikt om de scanbediening
in gang te zetten.
1 Scan-beheer informatievenster
De volgende instellingen zijn beschikbaar in het Scan-beheer
informatievenster.
Scan-modus: Gebruik de afrollijst om de scanmethode te kiezen
die het meest geschikt is voor het te scannen beeld.
- Dubbel…Voor documenten die veel tekst bevatten
- Halftoon…Voor documenten die foto’s of veel grijs bevatten
Resolutie: Gebruik de afrollijst om de scanresolutie te kiezen.
- Normaal…100 dpi x 100 dpi
- Fijn…200 dpi x 200 dpi
- Zeer fijn…400 dpi x 400 dpi
Contrast: Gebruik de afrollijst om het contrast te kiezen dat het
meest geschikt is voor het te scannen beeld.
- Normaal…De documenten zullen met normaal contrast worden
gescand
- Licht…Lichte documenten zullen met een donkerder contrast
worden gescand
2 Optie informatievenster
Klik op Optie in het Scan-beheer informatievenster om het Optie
informatievenster te openen. De volgende instellingen zijn
beschikbaar in het Optie informatievenster.
Verbinding met Poort-: Gebruik de afrollijst om de poort van de
computer te kiezen waarop de scanner is aangesloten.
Beschikbare instellingen: COM1, COM2, COM3 en COM4
Snelheid seriële verbinding: Gebruik de afrollijst om de
communicatiesnelheid tussen de scanner en uw computer te
kiezen.
Beschikbare instellingen: 38.400 bps, 19.200 bps en 9600 bps
(11) Scannen
1. Plaats het te scannen document op de documententafel.
2. Klik op Kies bron in het TWAIN-compatibele softwareprogramma
dat u in uw computer gebruikt.
3. Kies het stuurprogramma van deze scanner in het Scannen
informatievenster dat wordt afgebeeld.
4. Klik op Verkrijgen… in het TWAIN-compatibele
softwareprogramma dat u in uw computer gebruikt om het Scan-
beheer informatievenster te openen.
5. Stel de scanparameters, zoals de resolutie en het contrast, naar
wens in.
6. Klik op Start.
Het scannen zal beginnen.
* Tijdens het scannen zal een informatievenster worden afgebeeld
dat informatie over de in uitvoering zijnde scanopdracht afbeeldt.
* Om de in uitvoering zijnde scanopdracht te annuleren, klikt u op
Annuleren. Het scannen zal stoppen en de computer zal
terugkeren naar het Scan-beheer informatievenster.
Nadat het scannen klaar is, zullen de beeldgegevens van het
gescande beeld naar de computer worden verzonden, en die
gegevens zullen worden omgezet in bitmap gegevens.
7. Nadat het omzetten van de gegevens klaar is, zal het gescande
beeld worden afgebeeld in een venster van het TWAIN-
compatibele softwareprogramma dat u in uw computer gebruikt.
Gebruik dit softwareprogramma om het beeld indien gewenst te
editen. Voor een gedetailleerde beschrijving van het editen van het
beeld, raadpleegt u de instructiehandleiding van het betreffende
softwareprogramma.
(12) Foutmededelingen
Wanneer zich tijdens het scannen een storing voordoet, zal een
informatievenster worden afgebeeld en één van de volgende
mededelingen worden afgebeeld. Volg de bijbehorende procedure
om de storing te verhelpen.
• Plaats origineel a.u.b.
Er was geen document op de documententafel geplaatst op het
moment dat de scanprocedure begon.
Plaats het te scannen document op de documententafel en klik op
OK. Het scannen zal worden hervat. Om de in uitvoering zijnde
scanopdracht te annuleren, klikt u op Annuleren. De computer zal
terugkeren naar het Scan-beheer informatievenster.
• Storing/document zit klem
Een document is vastgelopen op de documententafel. Volg de
procedure in “Documentstoring”, bladzijde 6-7, en herplaats het
vastgelopen document. Om het scannen te hervatten, klikt u op
Opnieuw. Het scannen zal worden hervat. Om de in uitvoering zijnde
scanopdracht te annuleren, klikt u op Annuleren. De computer zal
terugkeren naar het Scan-beheer informatievenster.
• Communicatiefout. Controleer instelling/Scannerkabel.
De seriële kabel is niet goed aangesloten op de seriële poorten van
de scanner en de computer, of de kabel is niet van het juiste type.
Om het scannen te hervatten, sluit u de juiste seriële kabel goed aan,
en klikt u vervolgens op Opnieuw. Het scannen zal worden hervat.
Om de in uitvoering zijnde scanopdracht te annuleren, klikt u op
Annuleren. De computer zal terugkeren naar het Scan-beheer
informatievenster.
10-8
+RRIGVWXN Opties
• Kan beeld niet scannen
Het faxapparaat wordt op het moment gebruikt als een faxapparaat of
als een printer. Probeer het scannen nogmaals nadat de huidige
bediening is afgelopen. Klik op Opnieuw. Het scannen zal worden
hervat. Om de in uitvoering zijnde scanopdracht te annuleren, klikt u
op Annuleren. De computer zal terugkeren naar het Scan-beheer
informatievenster.
• Het scannen werd geannuleerd. Wilt u het opnieuw
proberen?
Tijdens het scannen werd op de STOP toets gedrukt. Om het
scannen te hervatten, plaats u de documenten terug op de
documententafel en klikt u vervolgens op OK. Het scannen zal
worden hervat. Om de in uitvoering zijnde scanopdracht te annuleren,
klikt u op Annuleren. De computer zal terugkeren naar het Scan-
beheer informatievenster.
• Onvoldoende geheugenruimte om deze bewerking te
voltooien. Teveel pagina’s. Verminder het aantal
pagina’s en probeer het opnieuw.
Er is onvoldoende geheugen in de scanner. Om het scannen te
hervatten, verwijdert u zowel de gescande documenten als de
documenten die op de documententafel zijn achtergebleven, maakt u
er een nieuwe stapel van, en plaats u een kleiner aantal documenten
terug op de documententafel. Klik op Opnieuw. Het scannen zal
worden hervat. Om de in uitvoering zijnde scanopdracht te annuleren,
klikt u op Annuleren. De computer zal terugkeren naar het Scan-
beheer informatievenster.
• Onvoldoende geheugen. Verlaat enkele programma’s en
probeer het opnieuw.
De harde schijf van de computer heeft onvoldoende vrije ruimte. Klik
op OK en de computer zal terugkeren naar het Scan-beheer
informatievenster. Om het scannen te hervatten, sluit u enkele
softwareprogramma’s af die op dat moment draaien om ruimte vrij te
maken.
• Scan-fout
Er heeft zich tijdens het scannen een fout voorgedaan. Klik op OK en
de computer zal terugkeren naar het Scan-beheer informatievenster.
Om het scannen te hervatten, begint u de procedure nogmaals vanaf
het begin.
• COM poort is in gebruik.
De gekozen poort is in gebruik door een ander apparaat. Klik op OK
om het Scan-beheer informatievenster te openen. Als de scanner is
aangesloten op de juiste poort van de computer, klikt u op Optie om
het Optie informatievenster te openen en verandert u de Verbind
met Poort- instelling naar die poort. Als de kabel is aangesloten op
een andere poort, sluit u de kabel aan op de poort aangegeven in de
Verbind met Poort- instelling in het Optie informatievenster.
(13) Verwijderen van het TWAIN systeem
Windows 95/98 en Windows NT 4.0
* De onderstaande procedure gaat ervan uit dat diskettestation A
beschikbaar is.
1. Start Windows 95 of Windows NT 4.0 op. Sluit alle andere
softwareprogramma's af die op dat moment draaien.
2. Steek de installatiediskette van het TWAIN systeem in
diskettestation A.
3. Klik op Start in de taakbalk en vervolgens op Starten….
4. Typ “a:\setup” in het Opdrachtregel informatievenster en klik
vervolgens op OK.
5. Het installatievenster zal worden afgebeeld. Klik op Verwijderen.
6. Een venster om te bevestigen of u werkelijk met de
verwijderingsprocedure wilt doorgaan wordt afgebeeld. Klik op
Start om door te gaan. De software van dit scansysteem zal
worden verwijderd.
7. Nadat het verwijderen klaar is, zal een mededeling worden
afgebeeld die aangeeft of de verwijdering met succes werd
uitgevoerd of niet. Klik op OK.
Windows 3.1
* De onderstaande procedure gaat ervan uit dat diskettestation A
beschikbaar is.
1. Start Windows 3.1 op. Sluit alle andere softwareprogramma's af
die op dat moment draaien, en start Programmabeheer op.
2. Steek de installatiediskette van het TWAIN systeem in
diskettestation A.
3. Gebruik de muis om in de menubalk Bestand aan te wijzen en klik
op Starten… in het afrolmenu dat wordt afgebeeld.
4. Typ “a:\setup” in het Opdrachtregel informatievenster en klik
vervolgens op OK.
5. Het installatievenster zal worden afgebeeld. Klik op Verwijderen.
6. Een venster om te bevestigen of u werkelijk met de
verwijderingsprocedure wilt doorgaan wordt afgebeeld. Klik op
Start om door te gaan. De software van dit scansysteem zal
worden verwijderd.
7. Nadat het verwijderen klaar is, zal een mededeling worden
afgebeeld die aangeeft of de verwijdering met succes werd
uitgevoerd of niet. Klik op OK.
10-9
+RRIGVWXN Opties
Printerkaart
Als de optionele printerkaart is aangebracht in dit faxapparaat, kan
deze gebruikt worden als een printer voor computers die het
Windows 95, Windows 98, Windows 3.1 of Windows NT
besturingssysteem draaien. Het is tevens mogelijk in de DOS-
omgeving van ieder van deze besturingssystemen af te drukken met
behulp van de PCL-emulatie. Zie de onderstaande beschrijving die
overeenkomt met het besturingssysteem dat op uw computer is
geïnstalleerd.
Ten behoeve van de duidelijkheid wordt dit faxapparaat in de
beschrijvingen in dit hoofdstuk aangeduid met het woord ‘printer’.
* Standaardfaxcommunicatie (verzenden en ontvangen) zal nog
steeds mogelijk zijn, zelfs als dit apparaat als een printer wordt
gebruikt. Zie “Tabel voor gebruik van de tweevoudige-
bedieningsfunctie”, bladzijde 2-10, voor verdere informatie.
* Wanneer de printerkaart is aangebracht, is het niet mogelijk tevens
de optionele tweelijnenset aan te brengen.
Windows 95/98
(1) Namen van de onderdelen
2. Sluit de parallelpoort van de printer aan op de parallelpoort van de
computer met behulp van een parallelkabel. Gebruik de
klemmetjes aan de zijkanten van de aansluitingen om de stekkers
van de kabel aan de beide poorten vast te zetten.
* De parallelpoort (36-polige Centronics IEEE 1284 B-type
aansluiting) op de printer doet dienst als interface voor dit
afdruksysteem.
1 Printeraansluiting (parallelpoort)…Sluit hierop een 36-polige
parallelkabel aan om dit faxapparaat als een printer te kunnen
gebruiken met computers die het Windows 95, Windows 98,
Windows 3.1 of Windows NT besturingssysteem draaien.
* Het is noodzakelijk van tevoren een 36-polige parallelkabel aan te
schaffen alvorens u dit faxapparaat als een printer kunt gebruiken.
<Printerkaartaccessoires>
1 Windows 95/98 printerstuurprogramma-installatiediskette
1
(3) Aanbevolen computerconfiguratie
De aanbevolen computerconfiguratie voor gebruik van het
afdruksysteem onder Windows 95/98 is als volgt.
IBM PC/AT of compatibel
Minimaal 33 mHz i486DX CPU (Windows 95)
Minimaal 66 mHz i486DX CPU (Windows 98)
Minimaal 8 mb geïnstalleerd werkgeheugen (RAM)
5 mb vrije ruimte op de harde schijf (omwisselruimte niet
inbegrepen)
1 parallelpoort
3,5 inch diskettestation
1 parallelkabel (IEEE 1284 specificaties)
(4) Installeren van het
printerstuurprogramma
* De onderstaande procedure gaat ervan uit dat diskettestation A
beschikbaar is.
1. Start Windows 95/98 op. Sluit alle andere softwareprogramma's af
die op dat moment draaien.
2. Steek de installatiediskette van het printerstuurprogramma voor
Windows 95/98 in diskettestation A.
3. Klik op Start in de taakbalk.
4. Gebruik de muis om Instellingen aan te wijzen en klik op Printers
in het submenu dat wordt afgebeeld.
5. De Printers map zal worden geopend. Dubbelklik op de Printer
toevoegen icoon.
6. Het Wizard Printer informatievenster zal worden afgebeeld. Klik
op Volgende >.
7. Een venster waarin u het soort printeraansluiting kunt kiezen zal
worden afgebeeld. Zorg ervoor dat Lokale printer is gekozen en
klik op Volgende >.
8. Een lijst met fabrikanten- en printernamen zal worden afgebeeld.
Kies geen printer uit deze lijst maar klik in plaats daarvan op
Diskette….
9. Het Installeren vanaf diskette informatievenster zal worden
afgebeeld. Zorg ervoor dat diskettestation A wordt afgebeeld en
klik op OK. De naam van deze printer zal worden afgebeeld. Klik
op Volgende >.
10. De Beschikbare poorten lijst zal worden afgebeeld. Zorg ervoor
dat de poort waarop de printer is aangesloten (doorgaans LPT1)
oplicht en klik op Volgende >.
(2) Aansluiten van de printer op uw
computer
1. Zet de computer UIT en trek de stekker van het netsnoer van de
printer uit het stopcontact.
* Aangezien alle gegevens opgeslagen in het geheugen verloren
zullen gaan wanneer de stroomvoorziening van de printer wordt
onderbroken, controleert u dat zich geen belangrijke gegevens in
het geheugen bevinden ALVORENS de stekker van het netsnoer
uit het stopcontact te trekken. De hoeveelheid beschikbaar
geheugen wordt op de mededelingendisplay afgebeeld als
percentage van het totale geheugen. Wanneer een ander
percentage dan 100% wordt afgebeeld, zijn er gegevens in het
geheugen opgeslagen. Druk de opgeslagen gegevens af of
verzendt deze, al naar gelang van toepassing, alvorens de
stroomvoorziening van de printer te onderbreken.
10-10
+RRIGVWXN Opties
11. Het Wizard printer informatievenster zal de standaardnaam van
de printer afbeelden.
Indien gewenst, kunt u de afgebeelde naam van de printer
veranderen. Zelfs wanneer u de naam verandert, zal dit de
bediening niet beïnvloeden.
12. Klik op Ja om de printer als de standaardprinter aan te wijzen. Als
u niet wilt dat deze printer de standaardprinter wordt, klikt u op
Nee.
13. Klik op Voltooien.
Het installeren van het printerstuurprogramma zal beginnen.
Nadat de icoon met de naam van deze printer in de Printers map
is verschenen, is het installeren klaar.
Het faxapparaat kan nu als een printer worden gebruikt.
(5) Aansluiten op de printer in Windows
95/98 en afdrukken van een testpagina
De fabrieksinstelling voor de uitgangspoort van de printer is op de
meeste computers LPT1. Doorgaans is er geen noodzaak deze
instelling te veranderen, echter zowel om de huidige instelling in uw
computer te controleren, als om deze te veranderen indien dit
noodzakelijk wordt, voert u de onderstaande procedure uit.
1. Klik op Start in de taakbalk. Gebruik de muis om Instellingen aan
te wijzen en klik op Printers in het submenu dat wordt afgebeeld.
2. De Printers map zal worden geopend. Gebruik de rechter
muisknop om op de icoon van deze printer te klikken.
3. Controleer dat er een vinkje links naast Standaardprinter wordt
afgebeeld in het afrolmenu dat wordt afgebeeld.
Als ernaast geen vinkje wordt afgebeeld, klikt u op
Standaardprinter en gebruikt u de rechter muisknop om
nogmaals op de icoon van deze printer te klikken.
4. Klik op Eigenschappen in het menu dat wordt afgebeeld en klik
vervolgens op de Details tab in het informatievenster dat wordt
afgebeeld.
5. Controleer dat de LPT1 poort wordt aangegeven in het tekstveld
onder Afdrukken naar de volgende poort. Indien dit niet het
geval is, gebruikt u de muis en klikt u op de pijl van de afrollijst,
rechts naast het tekstveld, en kiest u één van de beschikbare
poorten uit de afrollijst die wordt afgebeeld.
6. Klik op de Algemeen tab en vervolgens op Testpagina
afdrukken. Een testpagina zal worden afgedrukt.
* Wanneer een Statusvenster informatievenster wordt afgebeeld
nadat Eigenschappen is gekozen en een testpagina wordt
afgedrukt, controleert u dat…
het netsnoer goed op de printer is aangesloten;
een geschikte parallelkabel goed is aangesloten op de
parallelpoorten van de printer en de computer.
7. Nadat de testpagina met succes is afgedrukt en de bediening
normaal is, klikt u op OK om het Eigenschappen
informatievenster te sluiten.
(6) Instellen van de afdrukparameters
Om de afdrukparameters in te stellen, opent u het Eigenschappen
informatievenster. Er zijn twee methoden om het Eigenschappen
informatievenster te openen: vanuit de Printers map en vanuit een
softwareprogramma.
Openen van het Eigenschappen informatievenster
vanuit de
Printers map
1. Klik op Start in de taakbalk. Gebruik de muis om Instellingen aan
te wijzen en klik op Printers in het submenu dat wordt afgebeeld.
2. De Printers map zal worden geopend. Gebruik de rechter
muisknop om op de icoon van deze printer te klikken.
3. Klik op Eigenschappen in de afgebeelde lijst. Het
Eigenschappen informatievenster zal worden afgebeeld. U kunt
instellingen maken op het Algemeen tabblad, het Details tabblad,
het Papier tabblad en het Afbeeldingen tabblad.
Openen van het Eigenschappen informatievenster
vanuit een softwareprogramma
1. Gebruik de muis om in de menubalk van het softwareprogramma
Bestand aan te wijzen en klik op Afdrukken in het afrolmenu dat
wordt afgebeeld. (Afhankelijk van het gebruikte
softwareprogramma kan de naam van het menucommando
verschillen, en in sommige gevallen krijgt u toegang via het
afdrukinstellingen-menucommando.)
2. Wanneer deze printer niet is gekozen in het Printers
informatievenster, klikt u in het tekstveld en kiest u deze printer uit
de afrollijst die wordt afgebeeld.
3. Klik op Eigenschappen.
Het Eigenschappen informatievenster zal worden afgebeeld. Het
Algemeen tabblad en het Details tabblad zullen niet beschikbaar
zijn in dit informatievenster.
1 Papier tabblad
Om één pagina tegelijk van een bestand rechtstreeks vanuit een
softwareprogramma af te drukken, is het NIET noodzakelijk het
Eigenschappen informatievenster te openen. Om echter instellingen,
zoals het aantal te maken afdrukken of de afdrukstand, te
veranderen, is het noodzakelijk de instellingen op het Papier tabblad
te veranderen.
* Er zijn bepaalde softwareprogramma’s die u in staat stellen
instellingen te maken in het softwareprogramma zelf, zoals het
aantal te maken afdrukken. Over het algemeen moeten dergelijke
instellingen genegeerd worden en alleen de instellingen in het
Eigenschappen informatievenster worden gebruikt. Als de
instellingen in het softwareprogramma worden gebruikt, is het
mogelijk dat deze tegelijkertijd met de instellingen in het
Eigenschappen informatievenster worden toegepast, met
onverwachte afdrukresultaten tot gevolg.
• Papierformaat
Kies het papierformaat dat op dit moment in de printer is bijgevuld.
Om de instelling te veranderen, gebruikt u de Papierformaat afrollijst
om het goede papierformaat te kiezen.
Toelaatbare papierformaten voor gebruik in deze printer zijn: A4-
formaat en folioformaat
• Papierbron
Als de optionele cassette is aangebracht, kiest u de gewenste
cassette van waaruit het papier ingevoerd moet worden. In dit geval
zal door Automatisch te kiezen het faxapparaat in staat gesteld
worden het papierformaat te kiezen dat het meest toepasselijk is voor
de opdracht.
• Afdrukstand
Klik op Staand of Liggend, al naar gelang gewenst.
• Aantal
Voer het gewenste aantal afdrukken (1 tot en met 99) rechtstreeks in
of klik op de pijlen () () aan de rechterkant van het Aantal
informatieveld totdat het gewenste aantal wordt afgebeeld.
10-11
+RRIGVWXN Opties
• Duplex
Kies deze instelling om dubbelzijdig te kunnen afdrukken. Kies
Hechten langs lange zijde of Hechten langs korte zijde om aan te
geven langs welke rand het papier moet worden omgeslagen. Kies
Niet om op slechts één kant van het papier af te drukken.
2 Afbeeldingen tabblad
Klik op de Afbeeldingen tab in het Eigenschappen
informatievenster om toegang tot de volgende instellingen te krijgen.
• Afdrukresolutie
Normaal gesproken is de meest toepasselijke afdrukresolutie 600 dpi
x 600 dpi. Er kunnen zich echter situaties voordoen waarin de
hoeveelheid gegevens die de computer produceert bij deze
afdrukresolutie groter is dan de hoeveelheid gegevens die de printer
kan verwerken. Wanneer een dergelijke systeemoverbelasting zich
voordoet, gebruikt u de afrollijst in het Afdrukresolutie
informatievenster om de afdrukresolutie op 300 dpi x 300 dpi in te
stellen.
• Patroon
Om zoveel mogelijk schaduw in de kleuren aan te brengen en zoveel
mogelijk grijsschaal in het beeld aan te brengen, kiest u zowel
Maasvormig als Spiraalvormig. Om een hogere afdrukresolutie van
het beeld te krijgen kiest u alleen Maasvormig. Om de algehele
helderheid van de kleurnuance te benadrukken, kiest u
Spiraalvormig. Om het contrast tussen zwart en wit te verduidelijken
kiest u Tekening.
• Helderheid
Verander deze instelling om de helderheid van de afdruk te
veranderen. Beweeg de schuifknop over de gewenste afstand in de
richting van de Donkerst of de Lichtst instelling, al naar gelang
gewenst.
• Gammawaarde
Stel het dichtheidsniveau van de halftonen in. Gebruik de afrollijst om
één van de drie beschikbare niveaus te kiezen: 0,5, 1,4, 2,2.
• Compressiemethode
Om gegevenscompressie mogelijk te maken, kiest u de gewenste
compressiemethode uit de afrollijst. Kies AUTO om de software de
meest toepasselijke compressiemethode voor het af te drukken
bestand te laten kiezen. Kies Tekst als het af te drukken bestand
voor een groot deel uit tekst bestaat. Kies Figuur als het af te
drukken bestand voor een groot deel uit foto’s, grafische elementen
of afbeeldingen bestaat.
• Afronding
Zet de afrondingsfunctie AAN om tekst op de hoogste kwaliteit af te
drukken.
(7) Beheren van het afdrukproces
1 Statusvenster informatievenster
Informatie over de in uitvoering zijnde afdrukopdracht wordt
afgebeeld in het Statusvenster informatievenster. Wanneer het
afdrukken in gang wordt gezet vanuit een softwareprogramma of
wanneer zich een probleem tijdens het afdrukken voordoet, zal het
Statusvenster informatievenster automatisch worden afgebeeld.
2 Afdrukfout
Wanneer zich een probleem tijdens het afdrukken voordoet, zal het
Statusvenster informatievenster worden afgebeeld. Informatie over
de oorzaak van het probleem en aanwijzingen voor het oplossen
ervan kunnen worden gevonden op het Status tabblad en het
Status: tabblad.
Status tabblad
Wanneer zich een probleem tijdens het afdrukken voordoet, zal
informatie over de oorzaak van het probleem, aanwijzingen voor het
oplossen van het probleem, de status van de afdrukopdracht, de
opdrachtnaam en het aantal te maken afdrukken worden afgebeeld.
Status: tabblad
Dit tabblad bestaat uit 3 groepvensters: het Informatie venster, het
Tussenkomst onderhoudstechnicus gevraagd venster en het
Tussenkomst beheerder gevraagd venster.
De hoeveelheid geheugen die in de printer voor afdrukdoeleinden is
geïnstalleerd, wordt aangegeven in het Informatie venster. Wanneer
zich een probleem tijdens het afdrukken voordoet, wordt informatie
over het probleem door middel van vinkjes in het Tussenkomst
onderhoudstechnicus gevraagd venster en het Tussenkomst
beheerder gevraagd venster aangegeven. De gepresenteerde
informatie in deze twee vensters zal aangeven of u het probleem zelf
kan oplossen of het noodzakelijk is een onderhoudstechnicus te bellen.
Wanneer er een vinkje staat naast één van de items in de lijst in het
Tussenkomst onderhoudstechnicus gevraagd venster, neemt u
contact op met uw onderhoudstechnicus, een erkend servicecentrum
of de plaats van aankoop.
Afdrukproblemen die door de gebruiker zelf kunnen
worden opgelost
Problemen die worden aangegeven door een vinkje in de lijst in het
Tussenkomst beheerder gevraagd venster, kunnen als volgt
worden opgelost.
• Papierstoring
Een papierstoring heeft zich voorgedaan in de printer. Volg de procedure
in “Papierstoring”, bladzijde 6-4, en verwijder het vastgelopen papier.
• Cassette leeg
Er zit geen papier in de cassette. Vul papier bij in de cassette.
Zie “(3) Bijvullen van papier”, bladzijde 2-6.
• De kap van de printer staat open
De printer staat open. Sluit de printer zorgvuldig.
• Er is een probleem met de printerkabel of met de voeding
Het netsnoer is niet goed op de printer aangesloten of de
parallelkabel is niet stevig op de parallelpoorten van de printer en de
computer aangesloten. Sluit het netsnoer en/of de parallelkabel goed
aan.
• Systeemfout (Overloop)
De printer kan de hoeveelheid gegevens die de computer stuurt niet
verwerken. Verander de instelling van de afdrukresolutie naar 300 dpi
x 300 dpi. Wanneer dit afdrukprobleem zich blijft voordoen, neemt u
contact op met uw onderhoudstechnicus, een erkend servicecentrum
of de plaats van aankoop.
• Communicatiefout
Er heeft zich een fout voorgedaan in de communicatie tussen de
printer en de computer. Controleer dat de parallelkabel stevig op de
beide parallelpoorten is aangesloten. Wanneer communicatiefouten
zich blijven voordoen, vervangt u de parallelkabel.
• Tonercartridge is leeg
Er is onvoldoende toner in de printer. Volg de procedure in
“Vervangen van de tonercartridge”, bladzijde 5-2, en vervang de
beeldeenheid.
• Tonercartridge leeg of ontbreekt
De tonercartridge, of de beeldeenheid, is niet op de juiste wijze
aangebracht. Zie “Vervangen van de tonercartridge”, bladzijde 5-2, of
“Vervangen van de beeldeenheid”, bladzijde 5-4, en controleer dat
zowel de tonercartridge als de beeldeenheid op de juiste wijze zijn
aangebracht.
• Verschil papierformaat onderbroken
Het formaat van het papier dat in de cassette is bijgevuld is
verschillend van het ingestelde papierformaat, het papier werd scheef
in het faxapparaat ingevoerd, of twee of meer elkaar overlappende
vellen papier werden in de printer ingevoerd. Zie “4 Het afdrukken
wordt op het verkeerde papierformaat uitgevoerd”, bladzijde 6-6, en
controleer het juiste papierformaat.
• Bovenste cass. ontbreekt
De cassette is niet op de juiste wijze aangebracht. Zie “(3) Bijvullen
van papier”, bladzijde 2-6, en breng de cassette op de juiste wijze
aan.
• Geen dubbelzijdigunit
De duplexeenheid is niet op de juiste wijze aangebracht. Breng de
duplexeenheid op de juiste wijze aan.
10-12
+RRIGVWXN Opties
3 Afdrukbeheer venster
Afdrukbeheer is een programma dat de afdrukbediening beheert. Het
Afdrukbeheer venster geeft informatie over het bestand dat op dat
moment wordt afgedrukt alsmede de bestanden in de wachtrij voor
het afdrukken, zoals de bestandsnaam, afdrukinstellingen en status.
Het afdrukken kan tevens worden gepauzeerd, hervat of geannuleerd
vanuit het Afdrukbeheer programma.
4 Annuleren van het afdrukken
1. Klik in het Afdrukbeheer venster op de bestandsnaam van de
afdrukopdracht die u wilt annuleren zodat deze oplicht.
2. Klik op Pauzeren en vervolgens op Verwijderen. De gekozen
bestandsnaam zal uit de wachtrij worden verwijderd.
5 Pauzeren en hervatten van het afdrukken
1. Klik in het Afdrukbeheer venster op de bestandsnaam van de
afdrukopdracht die u wilt pauzeren zodat deze oplicht.
2. Klik op Pauzeren. Het afdrukken zal stoppen.
3. Klik op Doorgaan om het afdrukken te hervatten.
(8) Verwijderen van het
printerstuurprogramma
Zelfs als u van plan bent deze printer niet meer met uw computer te
gebruiken, is het doorgaans niet noodzakelijk de software van dit
afdruksysteem te verwijderen. Wanneer het echter om de een of
andere reden noodzakelijk wordt deze software uit uw computer te
verwijderen, volgt u de onderstaande procedure.
1. Start Windows 95/98 op. Sluit alle andere softwareprogramma's af
die op dat moment draaien.
2. Klik op Start in de taakbalk. Gebruik de muis om Instellingen aan
te wijzen en klik op Printers in het submenu dat wordt afgebeeld.
3. De Printers map zal worden geopend. Gebruik de rechter
muisknop om op de icoon van deze printer te klikken.
4. Klik op Verwijderen.
5. Klik op Ja.
6. Klik nogmaals op Ja.
7. De software van dit afdruksysteem zal worden verwijderd.
* Wanneer deze printer als de standaardprinter was gekozen, zal
een mededeling worden afgebeeld die u vraagt een nieuwe
standaardprinter te kiezen.
(9) Voorzorgsmaatregelen bij het afdrukken
• Het afdrukresultaat is niet zoals verwacht
Bij het afdrukken vanuit een softwareprogramma, kan het voorkomen
dat het afdrukresultaat op deze printer iets verschilt van het
afdrukresultaat op een andere printer. Dit is een gevolg van een
verschil in afdrukresolutie zoals gehanteerd door het
softwareprogramma en de werkelijke afdrukresolutie die door de
printer wordt gebruikt.
• Gekleurde delen worden niet afgedrukt
Aangezien deze printer licht grijs, licht groen, licht geel, licht magenta
en licht cyaan als wit behandelt, is het mogelijk dat, afhankelijk van
het gebruikte beeldschermstuurprogramma, delen met deze kleuren
niet juist worden afgedrukt.
• Kleine gekleurde tekst wordt zwart afgedrukt
Normaal gesproken wordt gekleurde tekst door deze printer afgedrukt
als een niveau van grijs. Het is echter mogelijk dat kleine gekleurde
tekst als zwart wordt afgedrukt om de leesbaarheid te vergroten.
• Aantal afdrukken
Wanneer het aantal te maken afdrukken is ingesteld in zowel het
softwareprogramma als op het Papier tabblad, is het mogelijk dat,
afhankelijk van hoe het softwareprogramma meervoudige afdrukken
hanteert, het goede aantal afdrukken niet wordt gemaakt. Het wordt
daarom aanbevolen dat de instellingen alleen op het Papier tabblad
worden gemaakt.
10-13
+RRIGVWXN Opties
(5) Aansluiten op de printer in Windows NT
4.0 en afdrukken van een testpagina
De fabrieksinstelling voor de uitgangspoort van de printer is op de
meeste computers LPT1. Doorgaans is er geen noodzaak deze
instelling te veranderen, echter zowel om de huidige instelling in uw
computer te controleren, als om deze te veranderen indien dit
noodzakelijk wordt, voert u de onderstaande procedure uit.
1. Klik op Start in de taakbalk. Gebruik de muis om Instellingen aan
te wijzen en klik op Printers in het submenu dat wordt afgebeeld.
2. De Printers map zal worden geopend. Gebruik de rechter
muisknop om op de icoon van deze printer te klikken.
3. Controleer dat er een vinkje links naast Als standaard instellen
wordt afgebeeld in het afrolmenu dat wordt afgebeeld.
Als ernaast geen vinkje wordt afgebeeld, klikt u op Als standaard
instellen en gebruikt u de rechter muisknop om nogmaals op de
icoon van deze printer te klikken.
4. Klik op Eigenschappen in het menu dat wordt afgebeeld en klik
vervolgens op de Poorten tab in het informatievenster dat wordt
afgebeeld.
5. Controleer dat de LPT1 poort wordt aangegeven in het tekstveld
onder Poort. Indien dit niet het geval is, kiest u één van de
beschikbare poorten in de Poort lijst.
6. Klik op de Algemeen tab en vervolgens op Testpagina
afdrukken. Een testpagina zal worden afgedrukt.
* Wanneer een Status Window informatievenster wordt afgebeeld
nadat Eigenschappen is gekozen en een testpagina wordt
afgedrukt, controleert u dat…
het netsnoer goed op de printer is aangesloten;
een geschikte parallelkabel goed is aangesloten op de
parallelpoorten van de printer en de computer.
7. Nadat de testpagina met succes is afgedrukt, klikt u op Ja.
8. Klik op OK om het Eigenschappen informatievenster te sluiten.
(6) Instellen van de afdrukparameters
Om de afdrukparameters in te stellen, opent u het Eigenschappen
informatievenster. Er zijn twee methoden om het Eigenschappen
informatievenster te openen: vanuit de Printers map en vanuit een
softwareprogramma.
Openen van het Eigenschappen informatievenster
vanuit de
Printers map
1. Klik op Start in de taakbalk. Gebruik de muis om Instellingen aan
te wijzen en klik op Printers in het submenu dat wordt afgebeeld.
2. De Printers map zal worden geopend. Gebruik de rechter
muisknop om op de icoon van deze printer te klikken.
3. Klik op Standinstellingen voor document… in het menu dat
wordt afgebeeld. Het Eigenschappen informatievenster zal
worden afgebeeld.
Openen van het Eigenschappen informatievenster
vanuit een softwareprogramma
1. Gebruik de muis om in de menubalk van het softwareprogramma
Bestand aan te wijzen en klik op Afdrukken. (Afhankelijk van het
gebruikte softwareprogramma kan de naam van het
menucommando verschillen, en in sommige gevallen krijgt u
toegang via het afdrukinstellingen-menucommando.)
2. Wanneer deze printer niet is gekozen in het Printers
informatievenster, klikt u op het tekstveld en kiest u deze printer uit
de afrollijst die wordt afgebeeld.
3. Klik op Eigenschappen.
Het Eigenschappen informatievenster zal worden afgebeeld.
Windows NT 4.0
(1) Namen van de onderdelen
Zie “(1) Namen van de onderdelen”, bladzijde 10-8.
(2) Aansluiten van de printer op uw
computer
Zie “(2) Aansluiten van de printer op uw computer”, bladzijde 10-9.
(3) Aanbevolen computerconfiguratie
De aanbevolen computerconfiguratie voor gebruik van het
afdruksysteem onder Windows NT 4.0 is als volgt.
IBM PC/AT of compatibel
Minimaal 33 mHz i486DX CPU
Minimaal 8 mb geïnstalleerd werkgeheugen (RAM)
10 mb vrije ruimte op de harde schijf
1 parallelpoort
3,5 inch diskettestation
1 parallelkabel (IEEE 1284 specificaties)
(4) Installeren van het
printerstuurprogramma
* De onderstaande procedure gaat ervan uit dat diskettestation A
beschikbaar is.
1. Start Windows NT 4.0 op. Sluit alle andere softwareprogramma's
af die op dat moment draaien.
2. Steek installatiediskette 1 van het printerstuurprogramma voor
Windows NT 4.0 in diskettestation A.
3. Klik op Start in de taakbalk en vervolgens op Uitvoeren….
4. Typ “a:\setup” en klik vervolgens op OK. Het instelvenster zal
worden afgebeeld.
5. Klik op Volgende >. Het Select Port informatievenster zal worden
afgebeeld.
6. Zorg ervoor dat de poort waarop de printer is aangesloten
(doorgaans LPT1) is gekozen in de Port lijst. Om de gekozen
poort te veranderen, klikt u op de gewenste poort. Om deze printer
tevens als de standaardprinter aan te wijzen klikt u op Default
Printer.
7. Klik op Next >.
Het installeren van het printerstuurprogramma zal beginnen.
8. Wanneer een mededeling wordt afgebeeld die u verzoekt
installatiediskette 2 in het diskettestation te plaatsen, haalt u eerst
installatiediskette 1 eruit en steekt u vervolgens installatiediskette 2
erin, en klikt u op OK.
9. Nadat het installeren klaar is, zal het Setup Complete
informatievenster worden afgebeeld. Kies of u de computer
opnieuw wilt opstarten of niet. Het printerstuurprogramma zal pas
beschikbaar zijn nadat de computer opnieuw is opgestart.
10. Klik op Voltooien.
Nadat uw computer is opgestart, zal een icoon met de naam van
deze printer worden afgebeeld in de Printers map.
10-14
+RRIGVWXN Opties
1 Pagina-instelling tabblad
Om één pagina tegelijk van een bestand rechtstreeks vanuit een
softwareprogramma af te drukken, is het NIET noodzakelijk het
Eigenschappen informatievenster te openen. Om echter instellingen,
zoals het aantal te maken afdrukken of de afdrukstand, te
veranderen, is het noodzakelijk de instellingen op het Pagina-
instelling tabblad te veranderen.
* Er zijn bepaalde softwareprogramma's die u in staat stellen
instellingen te maken in het softwareprogramma zelf, zoals het
aantal te maken afdrukken. Over het algemeen moeten dergelijke
instellingen genegeerd worden en alleen de instellingen in het
Eigenschappen informatievenster worden gebruikt. Als de
instellingen in het softwareprogramma worden gebruikt, is het
mogelijk dat deze tegelijkertijd met de instellingen in het
Eigenschappen informatievenster worden toegepast, met
onverwachte afdrukresultaten tot gevolg.
• Papierformaat
Kies het papierformaat dat op dit moment in de printer is bijgevuld.
Om de instelling te veranderen, gebruikt u de Papierformaat afrollijst
om het goede papierformaat te kiezen.
Toelaatbare papierformaten voor gebruik in deze printer zijn: A4-
formaat en folioformaat
• Papierinvoer
Als de optionele cassette is aangebracht, kiest u de gewenste
cassette van waaruit het papier ingevoerd moet worden. In dit geval
zal door Automatisch te kiezen het faxapparaat in staat gesteld
worden het papierformaat te kiezen dat het meest toepasselijk is voor
de opdracht.
• Afdrukstand
Klik op Staand of Liggend, al naar gelang gewenst.
• Aantal afdrukken
Voer het gewenste aantal afdrukken (1 tot en met 99) rechtstreeks in
of klik op de pijlen () () aan de rechterkant van het Aantal
afdrukken informatieveld totdat het gewenste aantal wordt
afgebeeld.
• Afdrukken op beide kanten (dubbelzijdig afdrukken)
Kies deze instelling om dubbelzijdig te kunnen afdrukken. Kies
Hechten langs lange zijde of Hechten langs korte zijde om aan te
geven langs welke rand het papier moet worden omgeslagen. Kies
Niet om op slechts één kant van het papier af te drukken.
2 Instellingen maken op het Geavanceerd tabblad
Om meer gedetailleerde instellingen te maken dan die op het Pagina-
instelling tabblad beschikbaar zijn, zijn verdere instellingen mogelijk
op het Geavanceerd tabblad.
De items die kunnen worden ingesteld, zullen met hun naam en met
een icoon in het bovenste veld van het Geavanceerd tabblad worden
afgebeeld.
U kunt toegang krijgen tot meer gedetailleerde instellingen onder
ieder van de hoofditems Papier/Uitvoer, Grafisch en Opties voor
Document. Als de gedetailleerde instellingen niet zichtbaar zijn, klikt
u op de icoon van het overeenkomstige hoofditem. Nadat u op één
van deze instellingen hebt geklikt, worden in het onderste veld de
beschikbare keuzemogelijkheden voor die instelling afgebeeld. Om
de huidige keuze te veranderen, klikt u op de gewenste
keuzemogelijkheid in dat veld.
Papier/Uitvoer
De beschikbare instellingen onder dit item zijn hetzelfde als op het
Pagina-instelling tabblad.
Grafisch
• Resolutie
Klik op de Resolutie icoon en kies de gewenste waarde in het
onderste veld: 300 dpi of 600 dpi. Normaal gesproken is de meest
toepasselijke afdrukresolutie 600 dpi. Er kunnen zich echter situaties
voordoen waarin de hoeveelheid gegevens die de computer
produceert bij deze afdrukresolutie groter is dan de hoeveelheid
gegevens die de printer kan verwerken. Wanneer een dergelijke
systeemoverbelasting zich voordoet, verandert u de instelling van de
afdrukresolutie naar 300 dpi.
Opties voor Document
• Patroon
Klik op de Patroon icoon en kies het gewenste patroon in het
onderste veld: Maasvormig, Spiraalvormig of Tekening. Om zoveel
mogelijk schaduw in de kleuren aan te brengen en zoveel mogelijk
grijsschaal in het beeld aan te brengen, kiest u zowel Maasvormig
als Spiraalvormig. Om een hogere afdrukresolutie van het beeld te
krijgen kiest u alleen Maasvormig. Om de algehele helderheid van
de kleurnuance te benadrukken, kiest u Spiraalvormig. Om het
contrast tussen zwart en wit te verduidelijken kiest u Tekening.
• Helderheid
Stelt de helderheid van de afdrukken in. Klik op de Helderheid icoon
en voer de gewenste waarde in het onderste veld in: tussen -64 en
64. U kunt de gewenste waarde rechtstreeks met behulp van het
toetsenbord invoeren of op de pijlen () () klikken totdat de
gewenste waarde wordt afgebeeld. Verlaag de afgebeelde waarde
om de instelling donkerder te maken, en verhoog de waarde om de
instelling lichter te maken.
• Gammawaarde
Stel het dichtheidsniveau van de halftonen in. Klik op de
Gammawaarde icoon en kies één van de drie beschikbare niveaus in
het onderste veld: 0.5, 1.4, 2.2
• Compressiemethode
Om gegevenscompressie mogelijk te maken, klikt u op de
Compressiemethode icoon en kiest u de gewenste
compressiemethode in het onderste veld: AUTO, Tekst of Figuur.
Kies AUTO om de software de meest toepasselijke
compressiemethode voor het af te drukken bestand te laten kiezen.
Kies Tekst als het af te drukken bestand voor een groot deel uit tekst
bestaat. Kies Figuur als het af te drukken bestand voor een groot
deel uit foto’s, grafische elementen of afbeeldingen bestaat.
• Afronding
Klik op de Afronding icoon en kies of de afrondingsfunctie AAN of
UIT gezet moet worden, of niet, in het onderste veld. Zet de
afrondingsfunctie AAN om de randen van tekst af te ronden en tekst
op de hoogste kwaliteit af te drukken.
(7) Beheren van het afdrukproces
1 Statusvenster informatievenster
Informatie over de in uitvoering zijnde afdrukopdracht wordt
afgebeeld in het Statusvenster informatievenster. Wanneer het
afdrukken in gang wordt gezet vanuit een softwareprogramma of
wanneer zich een probleem tijdens het afdrukken voordoet, zal het
Statusvenster informatievenster automatisch worden afgebeeld.
2 Afdrukfout
Wanneer zich een probleem tijdens het afdrukken voordoet, zal het
Statusvenster informatievenster worden afgebeeld. Informatie over
de oorzaak van het probleem en aanwijzingen voor het oplossen
ervan kunnen worden gevonden op het Status tabblad en het
Status: tabblad.
De informatie op het Status: tabblad zal aangeven of u het probleem
zelf kunt oplossen of het noodzakelijk is een onderhoudstechnicus te
bellen.
Status tabblad
Wanneer zich een probleem tijdens het afdrukken voordoet, zal
informatie over de oorzaak van het probleem, aanwijzingen voor het
oplossen van het probleem, de status van de afdrukopdracht, de
opdrachtnaam en het aantal te maken afdrukken worden afgebeeld.
10-15
+RRIGVWXN Opties
Status: tabblad
Dit tabblad bestaat uit 3 groepvensters: het Informatie venster, het
Tussenkomst onderhoudstechnicus gevraagd venster en het
Operator call venster.
De hoeveelheid geheugen die in de printer voor afdrukdoeleinden is
geïnstalleerd, wordt aangegeven in het Informatie venster. Wanneer
zich een probleem tijdens het afdrukken voordoet, wordt informatie
over het probleem door middel van vinkjes in het Tussenkomst
onderhoudstechnicus gevraagd venster en het Tussenkomst
beheerder gevraagd venster aangegeven. De gepresenteerde
informatie in deze twee vensters zal aangeven of u het probleem zelf
kan oplossen of het noodzakelijk is een onderhoudstechnicus te
bellen.
Wanneer er een vinkje staat naast één van de items in de lijst in het
Tussenkomst onderhoudstechnicus gevraagd venster, neemt u
contact op met uw onderhoudstechnicus, een erkend servicecentrum
of de plaats van aankoop.
Afdrukproblemen die door de gebruiker zelf kunnen
worden opgelost
Problemen die worden aangegeven door een vinkje in de lijst in het
Tussenkomst beheerder gevraagd venster, kunnen als volgt
worden opgelost.
• Papierstoring
Een papierstoring heeft zich voorgedaan in de printer. Volg de
procedure in “Papierstoring”, bladzijde 6-4, en verwijder het
vastgelopen papier.
• Cassette leeg
Er zit geen papier in de cassette. Vul papier bij in de cassette.
Zie “(3) Bijvullen van papier”, bladzijde 2-6.
• De kap van de printer staat open
De printer staat open. Sluit de printer zorgvuldig.
• Er is een probleem met de printerkabel of met de voeding
Het netsnoer is niet goed op de printer aangesloten of de
parallelkabel is niet stevig op de parallelpoorten van de printer en de
computer aangesloten. Sluit het netsnoer en/of de parallelkabel goed
aan.
• Systeemfout (Overloop)
De printer kan de hoeveelheid gegevens die de computer stuurt niet
verwerken. Verander de instelling van de afdrukresolutie naar 300 dpi
x 300 dpi. Wanneer dit afdrukprobleem zich blijft voordoen, neemt u
contact op met uw onderhoudstechnicus, een erkend servicecentrum
of de plaats van aankoop.
• Communicatiefout
Er heeft zich een fout voorgedaan in de communicatie tussen de
printer en de computer. Controleer dat de parallelkabel stevig op de
parallelpoorten is aangesloten. Wanneer communicatiefouten zich
blijven voordoen, vervangt u de parallelkabel.
• Tonercartridge is leeg
Er is onvoldoende toner in de printer. Volg de procedure in
“Vervangen van de tonercartridge”, bladzijde 5-2, en vervang de
beeldeenheid.
• Tonercartridge leeg of ontbreekt
De tonercartridge, of de beeldeenheid, is niet op de juiste wijze
aangebracht. Zie “Vervangen van de tonercartridge”, bladzijde 5-2, of
“Vervangen van de beeldeenheid”, bladzijde 5-4, en controleer dat
zowel de tonercartridge als de beeldeenheid op de juiste wijze zijn
aangebracht.
• Verschil papierformaat onderbroken
Het formaat van het papier dat in de cassette is bijgevuld is
verschillend van het ingestelde papierformaat, het papier werd scheef
in het faxapparaat ingevoerd, of twee of meer elkaar overlappende
vellen papier werden in de printer ingevoerd. Zie “4 Het afdrukken
wordt op het verkeerde papierformaat uitgevoerd”, bladzijde 6-6, en
controleer het juiste papierformaat.
• Bovenste cass. ontbreekt
De cassette is niet op de juiste wijze aangebracht. Zie “(3) Bijvullen
van papier”, bladzijde 2-6, en breng de cassette op de juiste wijze
aan.
• Geen dubbelzijdigunit
De duplexeenheid is niet op de juiste wijze aangebracht. Breng de
duplexeenheid op de juiste wijze aan.
3 Print Manager venster
Afdrukbeheer is een programma dat de afdrukbediening beheert. Het
Print Manager venster geeft informatie over het bestand dat op dat
moment wordt afgedrukt alsmede de bestanden in de wachtrij voor
het afdrukken, zoals de bestandsnaam, afdrukinstellingen en status.
Het afdrukken kan tevens worden gepauzeerd, hervat of geannuleerd
vanuit het Afdrukbeheer programma. (Zie de onderstaande
procedures.)
4 Annuleren van het afdrukken
1. Klik in het Print Manager venster op de bestandsnaam van de
afdrukopdracht die u wilt annuleren zodat deze oplicht.
2. Klik op Pause en vervolgens op Delete. De gekozen
bestandsnaam zal uit de wachtrij worden verwijderd.
5 Pauzeren en hervatten van het afdrukken
1. Klik in het Print Manager venster op de bestandsnaam van de
afdrukopdracht die u wilt pauzeren zodat deze oplicht.
2. Klik op Pause. Het afdrukken zal stoppen.
3. Klik op Resume om het afdrukken te hervatten.
(8) Verwijderen van het
printerstuurprogramma
Zelfs als u van plan bent deze printer niet meer met uw computer te
gebruiken, is het doorgaans niet noodzakelijk de software van dit
afdruksysteem te verwijderen. Wanneer het echter om de een of
andere reden noodzakelijk wordt deze software uit uw computer te
verwijderen, volgt u de onderstaande procedure.
1. Start Windows NT 4.0 op. Sluit alle andere softwareprogramma's
af die op dat moment draaien.
2. Klik op Start in de taakbalk. Gebruik de muis om Instellingen aan
te wijzen en klik op Printers in het submenu dat wordt afgebeeld.
3. De Printers map zal worden geopend. Gebruik de rechter
muisknop om op de icoon van deze printer te klikken.
4. Klik op Verwijderen.
5. Klik op Ja.
6. De software van dit afdruksysteem zal worden verwijderd.
* Wanneer deze printer als de standaardprinter was gekozen, zal
een mededeling worden afgebeeld die u vraagt een nieuwe
standaardprinter te kiezen.
10-16
+RRIGVWXN Opties
Windows 3.1
(1) Namen van de onderdelen
Zie “(1) Namen van de onderdelen”, bladzijde 10-9.
(2) Aansluiten van de printer op uw
computer
Zie “(2) Aansluiten van de printer op uw computer”, bladzijde 10-9.
(3) Aanbevolen computerconfiguratie
De aanbevolen computerconfiguratie voor gebruik van het
afdruksysteem onder Windows 3.1 is als volgt.
IBM PC/AT of compatibel
Minimaal 20 mHz i486SX CPU
Minimaal 8 mb geïnstalleerd werkgeheugen (RAM)
5 mb vrije ruimte op de harde schijf (omwisselruimte niet
inbegrepen)
1 parallelpoort
3,5 inch diskettestation
1 parallelkabel (IEEE 1284 specificaties)
(4) Installeren van het
printerstuurprogramma
* De onderstaande procedure gaat ervan uit dat diskettestation A
beschikbaar is.
1. Start Windows 3.1 op. Sluit alle andere softwareprogramma's af
die op dat moment draaien, en start Programmabeheer op.
2. Steek de installatiediskette van het printerstuurprogramma voor
Windows 3.1 in diskettestation A.
3. Gebruik de muis om in de menubalk Bestand aan te wijzen en klik
op Starten… in het afrolmenu dat wordt afgebeeld.
4. Typ “a:\install” in het Opdrachtregel informatievenster en klik
vervolgens op OK.
5. Het installatievenster zal worden afgebeeld. Om de installatie voort
te zetten klikt u op Doorgaan.
6. Een venster om te bevestigen in welk diskettestation de
installatiedisk zich bevindt wordt afgebeeld. Controleer dat “A:\”
wordt afgebeeld en klik op OK.
7. Een ander venster om het diskettestation opnieuw te bevestigen
wordt afgebeeld. Klik op OK. Het installeren van het
printerstuurprogramma zal beginnen.
8. Nadat de installatieprocedure klaar is, zal “Windows opnieuw
opstarten?” worden afgebeeld. Om de installatieprocedure te
voltooien, start u Windows 3.1 opnieuw op door op Start Windows
opnieuw op te klikken.
9. Nadat Windows 3.1 is opgestart, zal een icoon met de naam van
deze printer worden afgebeeld.
Het faxapparaat kan nu als een printer worden gebruikt.
(5) Aansluiten op de printer in Windows 3.1
De fabrieksinstelling voor de uitgangspoort van de printer is op de
meeste computers LPT1. Doorgaans is er geen noodzaak deze
instelling te veranderen, echter zowel om de huidige instelling in uw
computer te controleren, als om deze te veranderen indien dit
noodzakelijk wordt, voert u de onderstaande procedure uit.
(9) Voorzorgsmaatregelen bij het afdrukken
• Het afdrukresultaat is niet zoals verwacht
Bij het afdrukken vanuit een softwareprogramma, kan het voorkomen
dat het afdrukresultaat op deze printer iets verschilt van het
afdrukresultaat op een andere printer. Dit is een gevolg van een
verschil in afdrukresolutie zoals gehanteerd door het
softwareprogramma en de werkelijke afdrukresolutie die door de
printer wordt gebruikt.
• Gekleurde delen worden niet afgedrukt
Aangezien deze printer licht grijs, licht groen, licht geel, licht magenta
en licht cyaan als wit behandelt, is het mogelijk dat, afhankelijk van
het gebruikte beeldschermstuurprogramma, delen met deze kleuren
niet juist worden afgedrukt.
• Kleine gekleurde tekst wordt zwart afgedrukt
Normaal gesproken wordt gekleurde tekst door deze printer afgedrukt
als een niveau van grijs. Het is echter mogelijk dat kleine gekleurde
tekst als zwart wordt afgedrukt om de leesbaarheid te vergroten.
• Aantal afdrukken
Wanneer het aantal te maken afdrukken is ingesteld in zowel het
softwareprogramma als op het Papier tabblad, is het mogelijk dat,
afhankelijk van hoe het softwareprogramma meervoudige afdrukken
hanteert, het goede aantal afdrukken niet wordt gemaakt. Het wordt
daarom aanbevolen dat de instellingen alleen op het Papier tabblad
worden gemaakt.
10-17
+RRIGVWXN Opties
1 Instelling informatievenster
Om een bestand rechtstreeks vanuit een softwareprogramma af te
drukken, is het NIET noodzakelijk het Instelling informatievenster te
openen. Om echter instellingen, zoals het aantal te maken afdrukken,
de afdrukstand of de grootte van de afdruk, te veranderen, is het
noodzakelijk dat het afdrukken vanuit dit informatievenster wordt
bestuurd.
* Er zijn bepaalde softwareprogramma’s die u in staat stellen
instellingen te maken in het softwareprogramma zelf, zoals het
aantal te maken afdrukken. Over het algemeen moeten dergelijke
instellingen genegeerd worden en alleen de instellingen in het
Instelling informatievenster worden gebruikt. Als de instellingen in
het softwareprogramma worden gebruikt, is het mogelijk dat deze
tegelijkertijd met de instellingen in het Instelling informatievenster
worden toegepast, met onverwachte afdrukresultaten tot gevolg.
• Afdrukresolutie
Normaal gesproken is de meest toepasselijke afdrukresolutie 600 dpi
x 600 dpi. Er kunnen zich echter situaties voordoen waarin de
hoeveelheid gegevens die de computer produceert bij deze
afdrukresolutie groter is dan de hoeveelheid gegevens die de printer
kan verwerken. Wanneer een dergelijke systeemoverbelasting zich
voordoet, gebruikt u de afrollijst in het Afdrukresolutie
informatievenster om de afdrukresolutie op 300 dpi x 300 dpi in te
stellen.
• Papierformaat
Kies het papierformaat dat op dit moment in de printer is bijgevuld.
Om de instelling te veranderen, gebruikt u de Papierformaat afrollijst
om het goede papierformaat te kiezen.
Toelaatbare papierformaten voor gebruik in deze printer zijn: A4-
formaat en folioformaat
• Papierbron
Als de optionele cassette is aangebracht, kiest u de gewenste
cassette van waaruit het papier ingevoerd moet worden. In dit geval
zal door Automatisch te kiezen het faxapparaat in staat gesteld
worden het papierformaat te kiezen dat het meest toepasselijk is voor
de opdracht.
• Compressiemethode
Om gegevenscompressie mogelijk te maken, kiest u de gewenste
compressiemethode uit de afrollijst. Kies AUTO om de software de
meest toepasselijke compressiemethode voor het af te drukken
bestand te laten kiezen. Kies Tekst als het af te drukken bestand
voor een groot deel uit tekst bestaat. Kies Figuur als het af te
drukken bestand voor een groot deel uit foto’s, grafische elementen
of afbeeldingen bestaat.
• Aantal
Nadat het Instellingen informatievenster is geopend, zal het Aantal
informatieveld oplichten. Voer het gewenste aantal afdrukken (1 tot
en met 99) rechtstreeks in of klik op de pijlen () () aan de
rechterkant van het Aantal informatieveld totdat het gewenste aantal
wordt afgebeeld.
• Afdrukstand
Klik op Staand of Liggend, al naar gelang gewenst.
Nadat u klaar bent met het maken van de bovenstaande instellingen,
klikt u op OK. Klik vervolgens op Sluiten in het Printers
informatievenster.
2 Afbeeldingen informatievenster
Klik op Afbeeldingen in het Instelling informatievenster om het
Afbeeldingen informatievenster te openen en toegang tot de
volgende instellingen te krijgen.
• Patroon
Om zoveel mogelijk schaduw in de kleuren aan te brengen en zoveel
mogelijk grijsschaal in het beeld aan te brengen, kiest u zowel
Maasvormig als Spiraalvormig. Om een hogere afdrukresolutie van
het beeld te krijgen kiest u alleen Maasvormig. Om de algehele
helderheid van de kleurnuance te benadrukken, kiest u
Spiraalvormig. Om het contrast tussen zwart en wit te verduidelijken
kiest u Tekening.
1. Dubbelklik op de Configuratiescherm icoon in de Hoofdgroep in
Programmabeheer.
2. Dubbelklik op de Printers applet in het Configuratiescherm
venster. Het Printers informatievenster zal worden afgebeeld.
3. Controleer dat de printer is aangesloten op de LPT1 poort. Indien
dit niet het geval is, klikt u op Verbinden…. Het Verbinden
informatievenster zal worden afgebeeld.
* Kies de LPT1 poort uit de Poorten lijst en klik op OK om terug te
keren naar het Printers informatievenster.
4. Wanneer deze printer niet is gekozen als de standaardinstelling in
het Printers informatievenster, klikt u op Als standaardprinter
Instellen.
* Dit printerstuurprogramma zal de instellingen in het
Afdrukbeheer gebruiken informatievenster negeren.
(6) Instellen van de afdrukparameters
Om de afdrukparameters in te stellen, opent u het Instelling
informatievenster. Er zijn twee methoden op het Instelling
informatievenster te openen: vanuit het Configuratiescherm en
vanuit een softwareprogramma.
Openen van het Instelling informatievenster vanuit het
Configuratiescherm
1. Dubbelklik op de Configuratiescherm icoon in de Hoofdgroep.
2. Dubbelklik op de Printers applet in het Configuratiescherm
venster.
3. Wanneer deze printer niet is gekozen in de Geïnstalleerde
printers lijst, klikt u op de pijlen () of () totdat u de printer in de
lijst kunt zien, en klikt u op de naam van deze printer om deze te
kiezen.
4. Klik op Instellen…. Het Instelling informatievenster zal worden
afgebeeld.
Openen van het Instelling informatievenster vanuit een
softwareprogramma
1. Gebruik de muis om in de menubalk van het softwareprogramma
Bestand aan te wijzen en klik op Afdrukken instellen… in het
afrolmenu dat wordt afgebeeld. (Afhankelijk van het gebruikte
softwareprogramma kan de naam van het menucommando
verschillen, en in sommige gevallen krijgt u toegang via het
afdrukinstellingen-menucommando.)
2. Wanneer deze printer niet is gekozen in het Afdrukken instellen
informatievenster, gebruikt u het afrolmenu om de printer te
kiezen.
Het is tevens mogelijk de standaardinstellingen voor de gewenste
afdrukstand, het papierformaat en de gewenste cassette te kiezen
in dit of het volgende informatievenster.
3. Klik op Opties….
Het Instelling informatievenster zal worden afgebeeld.
10-18
+RRIGVWXN Opties
Afdrukproblemen die door de gebruiker zelf kunnen
worden opgelost
Problemen die worden aangegeven door een vinkje in de lijst in het
Tussenkomst beheerder gevraagd venster, kunnen als volgt
worden opgelost.
• Papierstoring
Een papierstoring heeft zich voorgedaan in de printer. Volg de procedure
in “Papierstoring”, bladzijde 6-4, en verwijder het vastgelopen papier.
• Cassette leeg
Er zit geen papier in de cassette. Vul papier bij in de cassette. Zie “(3)
Bijvullen van papier”, bladzijde 2-6.
• De kap van de printer staat open
De printer staat open. Sluit de printer zorgvuldig.
• Er is een probleem met de printerkabel of met de voeding
Het netsnoer is niet goed op de printer aangesloten of de
parallelkabel is niet stevig op de parallelpoorten van de printer en de
computer aangesloten. Sluit het netsnoer en/of de parallelkabel goed
aan.
• Systeemfout (Overloop)
De printer kan de hoeveelheid gegevens die de computer stuurt niet
verwerken. Verander de instelling van de afdrukresolutie naar
300 dpi x 300 dpi. Wanneer dit afdrukprobleem zich blijft voordoen,
neemt u contact op met uw onderhoudstechnicus, een erkend
servicecentrum of de plaats van aankoop.
• Communicatiefout
Er heeft zich een fout voorgedaan in de communicatie tussen de
printer en de computer. Controleer dat de parallelkabel stevig op de
beide parallelpoorten is aangesloten. Wanneer communicatiefouten
zich blijven voordoen, vervangt u de parallelkabel.
• Tonercartridge is leeg
Er is onvoldoende toner in de printer Volg de procedure in
“Vervangen van de beeldeenheid”, bladzijde 5-2, en vervang de
beeldeenheid.
• Tonercartridge leeg of ontbreekt
De tonercartridge, of de beeldeenheid, is niet op de juiste wijze
aangebracht. Zie “Vervangen van de tonercartridge”, bladzijde 5-2, of
“Vervangen van de beeldeenheid”, bladzijde 5-4, en controleer dat
zowel de tonercartridge als de beeldeenheid op de juiste wijze zijn
aangebracht.
• Verschil papierformaat onderbroken
Het formaat van het papier dat in de cassette is bijgevuld is
verschillend van het ingestelde papierformaat; het papier werd scheef
in het faxapparaat ingevoerd; of twee of meer elkaar overlappende
vellen papier werden in de printer ingevoerd. Zie “4 Het afdrukken
wordt op het verkeerde papierformaat uitgevoerd”, bladzijde 6-6, en
controleer het juiste papierformaat.
• Bovenste cass. ontbreekt
De cassette is niet op de juiste wijze aangebracht. Zie “(3) Bijvullen
van papier”, bladzijde 2-6, en breng de cassette op de juiste wijze
aan.
• Geen dubbelzijdigunit
De duplexeenheid is niet op de juiste wijze aangebracht. Breng de
duplexeenheid op de juiste wijze aan.
4 Afdrukbeheer venster
Afdrukbeheer is een programma dat de afdrukbediening beheert. Het
Afdrukbeheer venster geeft informatie omtrent het bestand dat op
dat moment wordt afgedrukt en de bestanden in de wachtrij voor het
afdrukken. Het afdrukken kan tevens worden gepauzeerd, hervat of
geannuleerd vanuit het Afdrukbeheer programma. Er zijn twee
verschillende Afdrukbeheer programma’s: één specifiek voor deze
printer en één in de Hoofdgroep van Afdrukbeheer. De volgende
beschrijving verwijst naar het Afdrukbeheer programma specifiek voor
deze printer.
• Helderheid
Verander deze instelling om de helderheid van de afdruk te
veranderen. Beweeg de schuifknop over de gewenste afstand in de
richting van de Donkerst of de Lichtst instelling, al naar gelang
gewenst.
• Gammawaarde
Stel het dichtheidsniveau van de halftonen in. Gebruik de afrollijst om
één van de drie beschikbare niveaus te kiezen: 0,5, 1,4, 2,2.
• Afronding
Zet de afrondingsfunctie AAN om tekst op de hoogste kwaliteit af te
drukken.
3 Duplex informatievenster
• Duplex print
Kies deze instelling om dubbelzijdig te kunnen afdrukken. Kies
Hechten langs lange zijde of Hechten langs korte zijde om aan te
geven langs welke rand het papier moet worden omgeslagen. Kies
Niet om op slechts één kant van het papier af te drukken.
(7) Beheren van het afdrukproces
1 Statusvenster informatievenster
Informatie over de in uitvoering zijnde afdrukopdracht wordt
afgebeeld in het Statusvenster informatievenster. Wanneer het
afdrukken in gang wordt gezet vanuit een softwareprogramma of
wanneer zich een probleem tijdens het afdrukken voordoen, zal het
Statusvenster informatievenster automatisch worden afgebeeld.
De status van de afdrukopdracht (in uitvoering zijnde, probleem,
enz.), de opdrachtnaam, het paginanummer en aanwijzingen voor het
oplossen van het probleem zullen tevens worden afgebeeld.
Om een in uitvoering zijnde afdrukopdracht te pauzeren, hervatten of
annuleren, klikt u op de knop in de rechterbovenhoek van het
informatievenster. Klik tevens op deze knop om het afdrukken te
hervatten nadat zich een probleem tijdens het afdrukken heeft
voorgedaan.
2 Status: informatievenster
Klik op Status in het menu van het Statusvenster informatievenster
om het Status: informatievenster te openen. Dit informatievenster
bestaat uit 3 groepvensters: het Informatie venster, het
Tussenkomst onderhoudstechnicus gevraagd venster en het
Tussenkomst beheerder gevraagd venster.
De hoeveelheid geheugen die in de printer voor afdrukdoeleinden is
geïnstalleerd, wordt aangegeven in het Informatie venster. Wanneer
zich een probleem tijdens het afdrukken voordoet, wordt informatie
over het probleem door middel van vinkjes in het Tussenkomst
onderhoudstechnicus gevraagd venster en het Tussenkomst
beheerder gevraagd venster aangegeven. De gepresenteerde
informatie in deze twee vensters zal aangeven of u het probleem zelf
kan oplossen of het noodzakelijk is een onderhoudstechnicus te
bellen.
Klik op OK om terug te keren naar het Statusvenster
informatievenster.
3 Afdrukfout
Wanneer zich een probleem tijdens het afdrukken voordoet, zal het
Statusvenster informatievenster worden afgebeeld, en zullen
informatie over de oorzaak van het probleem en aanwijzingen voor
het oplossen ervan worden afgebeeld. Het Status: informatievenster
zal aangeven of u het probleem zelf kan oplossen of het noodzakelijk
is een onderhoudstechnicus te bellen.
Wanneer er een vinkje staat naast één van de items in de lijst in het
Tussenkomst onderhoudstechnicus gevraagd venster, neemt u
contact op met uw onderhoudstechnicus, een erkend servicecentrum
of de plaats van aankoop.
10-19
+RRIGVWXN Opties
(8) Verwijderen van het
printerstuurprogramma
Zelfs als u van plan bent deze printer niet meer met uw computer te
gebruiken, is het doorgaans niet noodzakelijk de software van dit
afdruksysteem te verwijderen. Wanneer het echter om de een of
andere reden noodzakelijk wordt deze software uit uw computer te
verwijderen, volgt u de onderstaande procedure.
1. Start Windows 3.1 op. Sluit alle andere softwareprogramma's af
die op dat moment draaien, en start Programmabeheer op.
2. Steek de installatiediskette van het printerstuurprogramma voor
Windows 3.1 in diskettestation A.
3. Gebruik de muis om in de menubalk Bestand aan te wijzen en klik
op Starten… in het afrolmenu dat wordt afgebeeld.
4. Typ “a:\uninst” in het Opdrachtregel informatievenster en klik
vervolgens op OK.
5. Een venster om te bevestigen of u werkelijk met de
verwijderingsprocedure wilt doorgaan wordt afgebeeld. Klik op Ja
om door te gaan. De software van dit afdruksysteem zal worden
verwijderd.
6. Om de verwijderingsprocedure af te ronden, herstart u Windows
3.1 door op Start Windows opnieuw op te klikken. Nadat
Windows 3.1 opnieuw is opgestart, zullen alle bestanden en
menu’s van dit afdruksysteem zijn verdwenen.
(9) Voorzorgsmaatregelen bij het afdrukken
• Het afdrukresultaat is niet zoals verwacht
Bij het afdrukken vanuit een softwareprogramma, kan het voorkomen
dat het afdrukresultaat op deze printer iets verschilt van het
afdrukresultaat op een andere printer. Dit is een gevolg van een
verschil in afdrukresolutie zoals gehanteerd door het
softwareprogramma en de werkelijke afdrukresolutie die door de
printer wordt gebruikt.
• Gekleurde delen worden niet afgedrukt
Aangezien deze printer licht grijs, licht groen, licht geel, licht magenta
en licht cyaan als wit behandelt, is het mogelijk dat, afhankelijk van
het gebruikte beeldschermstuurprogramma, delen met deze kleuren
niet goed zullen worden afgedrukt.
• Kleine gekleurde tekst wordt zwart afgedrukt
Normaal gesproken wordt gekleurde tekst door deze printer afgedrukt
als een niveau van grijs. Het is echter mogelijk dat kleine gekleurde
tekst als zwart wordt afgedrukt om de leesbaarheid te vergroten.
• Aantal afdrukken
Wanneer het aantal te maken afdrukken is ingesteld in zowel het
softwareprogramma als het Instelling informatievenster, is het
mogelijk dat, afhankelijk van hoe het softwareprogramma
meervoudige afdrukken hanteert, het juiste aantal afdrukken niet
wordt gemaakt. Het wordt daarom aanbevolen dat de instellingen
alleen in het Instelling informatievenster worden gemaakt.
5 Annuleren van het afdrukken
1. Klik in het Afdrukbeheer venster op de bestandsnaam van de
afdrukopdracht die u wilt annuleren zodat deze oplicht.
2. Klik op Pauzeren en vervolgens op Verwijderen. De gekozen
bestandsnaam zal uit de wachtrij worden verwijderd.
6 Pauzeren en hervatten van het afdrukken
1. Klik in het Afdrukbeheer venster op de bestandsnaam van de
afdrukopdracht die u wilt pauzeren zodat deze oplicht.
2. Klik op Pauzeren. Het afdrukken zal stoppen.
3. Klik op Doorgaan om het afdrukken te hervatten.
De menubalk in het Afdrukbeheer venster
In de menubalk in het Afdrukbeheer venster treft u de onderstaande
menu’s aan. Gebruik de muis om een menu aan te wijzen en het
bijbehorende afrolmenu af te beelden.
Printer menu
De volgende afdrukmethoden zijn beschikbaar onder dit menu:
• Lage prioriteit
Door deze instelling te kiezen wordt voorrang gegeven aan andere
softwareprogramma’s, waardoor de verwerking van de af te drukken
gegevens langzamer plaatsvindt.
• Gemiddelde prioriteit
Door deze instelling te kiezen wordt de standaard
verwerkingssnelheid gebruikt.
• Hoge prioriteit
Door deze instelling te kiezen wordt voorrang gegeven aan de
verwerking van de af te drukken gegevens, waardoor andere
softwareprogramma’s tijdens het afdrukken langzamer zullen worden.
Optie menu
• Verbind met poort
Door dit commando te kiezen wordt het Verbind met poort
informatievenster geopend waarin u de aangesloten poort kunt
controleren of veranderen.
• Testafdruk
Door dit commando te kiezen wordt het Testafdruk informatievenster
geopend. U kunt een testafdruk laten maken door simpelweg op OK
te klikken.
Help menu
• Inhoud
Door dit commando te kiezen wordt de inhoudspagina van het
hulpbestand van het Afdrukbeheer programma afgebeeld.
• Zoeken…
Door dit commando te kiezen wordt het Trefwoord zoeken
informatievenster geopend.
• Help gebruiken
Door dit commando te kiezen wordt informatie over het gebruik van
de Help functie afgebeeld.
• Info…
Door dit commando te kiezen wordt informatie, inclusief het
versienummer, afgebeeld die specifiek is voor deze versie van het
Afdrukbeheer programma dat bij dit afdruksysteem werd geleverd.
(2) Afdrukken
1. Dubbelklik op de icoon met de naam van deze printer in het
Windows venster.
2. Wanneer u afdrukt met behulp van de PCL 4.5 emulatie, zal het
hoofdinformatievenster worden afgebeeld.
Klik op HERSTEL om de afdruk- en lettertype-parameters te
wissen.
Klik op PAP. INV. om enige in het geheugen achtergebleven
afdrukgegevens gedwongen af te drukken.
3. Dubbelklik op de MS-DOS icoon om het MS-DOS venster af te
beelden.
4. Maak het document in een MS-DOS softwareprogramma.
* Voor een nauwkeurige beschrijving van de juiste procedure voor
deze bedieningsstap en de bedieningsstappen 5 en 6, raadpleegt
u de instructiehandleiding van het betreffende
softwareprogramma.
5. Kies HP LaserJet IIP in het Afdrukken menu van het gebruikte
softwareprogramma.
* Als HP LaserJet IIP niet beschikbaar is, kiest u HP LaserJet
SerieII.
6. Kies de afdrukparameters en voer de toepasselijke
afdrukprocedure uit.
LETTERTYPE
OPMAAK
AFDRUKSTAND
TEKENS
PUNTGR
OOTTE
Courier Standaard Portret10 12
Courier Standaard Portret12 10
Courier Vetgedrukt Portret10 12
Courier Vetgedrukt Portret12 10
Courier Schuingedrukt Portret10 12
Courier Schuingedrukt Portret12 10
Lijnprinter
Standaard
Portret
16.66 8.5
10-20
+RRIGVWXN Opties
PCL 4.5 Emulatie
(1) Beschrijving
Naast normaal afdrukken onder Windows 95/98, Windows NT 4.0 en
Windows 3.1, kan dit faxapparaat worden gebruikt als een printer
onder de PCL 4.5 emulatie van Hewlett-Packard Corporation. Zolang
het printerstuurprogramma voor dit afdruksysteem is geïnstalleerd
onder Windows 95/98, Windows NT 4.0 of Windows 3.1, kunt u PCL
4.5 emulatie gebruiken om in de DOS-modus af te drukken.
1 Lettertype
De volgende 7 bitmap-lettertypen zijn beschikbaar.
2 Geheugenvereisten
2 mb
3 Afdrukregels
60 regels (Letter-formaat)
64 regels (A4-formaat)
4 Symbolenset
ROMAN-8 ISO-10 ISO-57
ECMA-94 ISO-11 ISO-60
PS-8 ISO-14 ISO-61
PC-8 DN ISO-15 ISO-69
PC-850 ISO-16 ISO-84
ISO-2 ISO-17 ISO-85
ISO-4 ISO-21 DUITS
ISO-6 ISO-25 SPAANS
5 Overig
Gebruik van de Afdrukbeheer en Statusvenster
informatievensters is hetzelfde als bij normaal afdrukken onder
Windows 95/98, Windows NT 4.0 en Windows 3.1, zoals
beschreven eerder in dit hoofdstuk.
De meeste afdrukparameters zijn hetzelfde als bij normaal
afdrukken onder Windows 95/98, Windows NT 4.0 en Windows 3.1,
zoals beschreven eerder in dit hoofdstuk.
10-21
+RRIGVWXN Opties
Tweelijnenset
(1) De tweelijnenfunctie
De tweelijnenfunctie stelt u in staat om documenten naar één partij te
verzenden en tegelijkertijd documenten vanaf een andere partij te
ontvangen, of om documenten tegelijkertijd naar twee verschillende
bestemmingen te verzenden.
Normaal gesproken kan slechts één telefoonlijn worden gebruikt per
faxapparaat. Door echter de optionele tweelijnenkaart aan te
brengen, kan dit faxapparaat tegelijkertijd op twee afzonderlijke
telefoonlijnen worden aangesloten. (Om de tweelijnenfunctie te
kunnen gebruiken, zijn twee afzonderlijke telefoonlijnen noodzakelijk.)
Lijn 1 wordt aangesloten op de telefoonlijn-aansluiting op de
achterkant van het faxapparaat. Lijn 2 wordt aangesloten op de
telefoonlijn-aansluiting op de optionele tweelijnenkaart.
Nadat de tweelijnenset is aangebracht, wordt een faxverzending
normaal gesproken uitgevoerd met behulp van lijn 2. Als lijn 2 bezet
is met een andere faxcommunicatie, zal het faxapparaat automatisch
overschakelen naar lijn 1 in geval een faxverzending wordt
uitgevoerd. Door faxverzendingen uit te voeren over de eerste open
lijn, wordt de tijdsduur gedurende welke documenten op verzending
moeten wachten verkort. (Dit is de fabrieksinstelling in het geval
voorrang verzend-telefoonlijn UIT staat.)
Als voorrang verzend-telefoonlijn AAN staat, zal alleen lijn 2
beschikbaar zijn voor faxverzending, zodat lijn 1 vrij blijft voor
faxontvangst of communicatie met behulp van een afzonderlijk
aangeschaft telefoontoestel. Echter, ongeacht de instelling van
voorrang verzend-telefoonlijn, zullen faxontvangst en document-
ophalen-verzending instellingen (inclusief F-code gebaseerde
vertrouwelijk document-ophalen-verzending) mogelijk zijn over zowel
lijn 1 als lijn 2.
De procedure voor het annuleren van een communicatie verschilt
afhankelijk van welke lijn wordt gebruikt voor de communicatie. Het is
mogelijk te controleren welke lijn wordt gebruikt voor de
communicatie (lijn 1 of lijn 2) door een bevestigingsrapport af te
drukken. Zie “Bevestigingsrapport”, bladzijde 8-4.
One-touch-toetsen, enz., waaronder het faxnummer van een partij is
geregistreerd, kunnen worden gebruikt voor communicaties op beide
lijnen. De functie voor opnieuw kiezen zal het meest recente
faxnummer kiezen, ongeacht of lijn 1 of lijn 2 werd gebruikt.
De onderstaande instellingen moeten afzonderlijk voor lijn 1 en lijn 2
gemaakt worden.
Instellen van faxdoorsturen
Instellen van vertrouwelijke postbussen (registreren en afdrukken
van documenten vanuit een vertrouwelijke postbus)
Instellen van relais-postbussen (registreren)
Registreren van informatie ter identificatie van het eigen station
(faxnummer en naam)
Instellen van het aantal maal dat de bel moet overgaan
Annuleren van een communicatie
Het is noodzakelijk eerst lijn 1 of lijn 2 te kiezen wanneer u de
onderstaande bedieningen uitvoert. Kies de gewenste lijn aan de
hand van de mededeling op de mededelingendisplay.
Document-ophalen-verzending (inclusief het scannen en opslaan
van documenten in een vertrouwelijke postbus)
Afdrukken van een timer-verzendrapport (geheugen-invoerrapport)
Afdrukken van een vertrouwelijke bestandslijst
Afdrukken van een vertrouwelijk postbusrapport
Afdrukken van een relais-postbusrapport
Wanneer beide lijnen bezet zijn, is het eerst noodzakelijk de
gewenste lijn te kiezen om de communicatie op die lijn te annuleren.
1 Telefoonlijn-aansluiting (lijn 2)…Gebruik deze aansluiting om
het modulairsnoer op aan te sluiten dat bij de tweelijnenset wordt
geleverd.
2 Telefoonlijn-aansluiting (lijn 1)…Deze aansluiting zit standaard
op dit faxapparaat. Zie “& Telefoonlijn-aansluiting”, bladzijde 2-3.
3 Telefoontoestel-aansluiting (lijn 1)…Deze aansluiting zit
standaard op dit faxapparaat. Zie “^ Telefoontoestel-aansluiting”,
bladzijde 2-3.
1
3
2
(2) Namen van de onderdelen
Bedieningen met gebruik van een afzonderlijk aangeschaft
telefoontoestel of de optionele PC-faxfuncties worden normaal
gesproken uitgevoerd met behulp van lijn 1. Om die reden kunnen de
onderstaande bedieningen niet worden uitgevoerd met behulp van
lijn 2.
Kiezen met behulp van een afzonderlijk aangeschaft telefoontoestel
Handmatige faxverzending of faxontvangst
Faxontvangst-met-telefoonbeantwoorder
Automatische FAX/TEL omschakeling
PC-faxfuncties (optie)
* Als de tweelijnenset is aangebracht, is het niet mogelijk tevens de
optionele printerkaart aan te brengen.
10-22
+RRIGVWXN Opties
(4) Voorrang verzend-telefoonlijn AAN/UIT
(lijn 2)
Als voorrang verzend-telefoonlijn AAN staat, zal alleen lijn 2
beschikbaar zijn voor faxverzending, zodat lijn 1 vrij blijft voor
faxontvangst of communicatie met behulp van een afzonderlijk
aangeschaft telefoontoestel. Als voorrang verzend-telefoonlijn UIT
staat en lijn 2 bezet is met een faxcommunicatie, zal het faxapparaat
automatisch overschakelen naar lijn 1 in geval een faxverzending
wordt uitgevoerd.
* Om de procedure tussentijds te stoppen, drukt u op de STOP toets.
De mededelingendisplay zal vervolgens terugkeren naar de
uitgangsstand.
* Wanneer beperkte-toegang AAN staat, is het eerst noodzakelijk het
geregistreerde hoofdwachtwoord in te voeren, en vervolgens op de
ENTER FUNCTIE toets te drukken. Zie “(5) Invoeren van uw
toegangscode”, bladzijde 7-28.
1. Druk op de FUNCTIE toets.
2. Druk op de () cursortoets totdat de volgende mededeling op de
mededelingendisplay wordt afgebeeld.
3. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
4. Druk op de () cursortoets totdat de volgende mededeling op de
mededelingendisplay wordt afgebeeld.
5. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
6. Druk op de () cursortoets totdat de volgende mededeling op de
mededelingendisplay wordt afgebeeld.
7. Druk op de () () cursortoetsen om te kiezen of voorrang
verzend-telefoonlijn AAN of UIT gezet moet worden.
8. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
9. Druk op de STOP toets. De mededelingendisplay zal vervolgens
terugkeren naar de uitgangsstand.
(3) Registreren van informatie over uw eigen
station (faxnummer en naam) (lijn 2)
Wanneer u verzendt over lijn 2, zal informatie ter identificatie van uw
eigen station (faxnummer en naam), wanneer deze informatie hier is
geregistreerd, worden afgedrukt op het afdrukpapier van het
faxapparaat van de bestemming en zodoende de ontvanger
ogenblikkelijk op de hoogte stellen van de herkomst van de
verzending.
* Zie bladzijde 9-2 voor verdere informatie over het registreren van
informatie ter identificatie van het eigen station (faxnummer en
naam) voor lijn 1 (de standaardlijn).
* Om de procedure tussentijds te stoppen, drukt u op de STOP toets.
De mededelingendisplay zal vervolgens terugkeren naar de
uitgangsstand.
* Wanneer beperkte-toegang AAN staat, is het eerst noodzakelijk het
geregistreerde hoofdwachtwoord in te voeren, en vervolgens op de
ENTER FUNCTIE toets te drukken. Zie “(5) Invoeren van uw
toegangscode”, bladzijde 7-28.
1. Druk op de FUNCTIE toets.
2. Druk op de () cursortoets totdat de volgende mededeling op de
mededelingendisplay wordt afgebeeld.
3. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
4. Druk op de () cursortoets totdat de volgende mededeling op de
mededelingendisplay wordt afgebeeld.
5. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
Faxnummer
6. Druk nogmaals op de ENTER FUNCTIE toets.
7. Voer met behulp van het cijfertoetsen uw faxnummer (maximaal 20
cijfers) in.
* Om een plusteken (+) aan het begin van uw faxnummer toe te
voegen, drukt u op de " " toets van de cijfertoetsen.
8. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
* Nadat u klaar bent met het invoeren van de informatie over uw
eigen station, drukt u op de STOP toets.
De mededelingendisplay zal vervolgens terugkeren naar de
uitgangsstand.
Naam
9. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
10. Voer uw naam in. Zie “
Invoeren van schrijftekens”,
bladzijde 2-21.
11. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
12. Druk op de STOP toets. De mededelingendisplay zal vervolgens
terugkeren naar de uitgangsstand.
352*5$00((5(/,-1
5(*(,*(1*(*(9(16

3/$$76'2&80(17
)81&7,(
352*5$00((5(/,-1
5(*(,*(1*(*(9(16
(,*(1)$;15
)$;
1$$0$%&
5(*(,*(1*(*(9(16
(,*(11$$0
,167(//,1*(1
(1.(/$8727;
352*5$00((5(/,-1
,167(//,1*(1

3/$$76'2&80(17
)81&7,(
352*5$00((5(/,-1
(1.(/$8727;
8,7
(1.(/$8727;
$$1
10-23
+RRIGVWXN Opties
(5) Annuleren van een communicatie (lijn 2)
De procedure voor het annuleren van een communicatie verschilt
afhankelijk van de soort communicatie die u wilt annuleren.
Annuleren van een willekeurig faxverzending of
faxontvangst, of een in uitvoering zijnde document-
ophalen-ontvangst
Volg dezelfde procedure die voor lijn 1 (de standaardlijn) gebruikt
wordt. Zie “Annuleren van een communicatie”, bladzijde 2-18.)
Als lijn 1 en lijn 2 op een bepaald moment tegelijkertijd bezet zijn,
volgt u de onderstaande procedure om de gewenste communicatie te
annuleren.
* Wanneer beperkte-toegang AAN staat, is het eerst noodzakelijk uw
toegangscode (of het geregistreerde hoofdwachtwoord) in te
voeren, en vervolgens op de ENTER FUNCTIE toets te drukken.
Zie “(5) Invoeren van uw toegangscode”, bladzijde 7-28.
* Om de procedure tussentijds te stoppen, drukt u op de STOP toets.
De mededelingendisplay zal vervolgens terugkeren naar de
uitgangsstand.
1. Druk op de FUNCTIE toets.
2. Druk op de () cursortoets totdat de volgende mededeling op de
mededelingendisplay wordt afgebeeld.
3. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
4. Druk eenmaal op de () cursortoets.
5. Druk op de ENTER FUNCTIE toets. Het bestandsnummer dat
behoort bij een communicatie die wacht op de begintijd zal op de
mededelingendisplay worden afgebeeld.
* Wanneer “GEEN DOC.IN GEH.” op de mededelingendisplay
wordt afgebeeld, zijn er geen ingestelde communicaties die
gebruik maken van de timer, en zal de mededelingendisplay
terugkeren naar de uitgangsstand.
* Wanneer een document-ophalen-verzending in de
geheugenverzendfunctie is ingesteld, zal “OPHALEN (ZENDEN)”
op de mededelingendisplay worden afgebeeld achter het
bestandsnummer.
* Wanneer een F-code gebaseerde vertrouwelijke document-
ophalen-verzending is ingesteld, zal de overeenkomstige SEP
(selectief document-ophalen-adres) op de mededelingendisplay
worden afgebeeld achter het bestandsnummer.
6. Druk op de () cursortoets totdat het bestandsnummer dat
behoort bij de communicatie die u wilt annuleren op de
mededelingendisplay wordt afgebeeld.
7. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
8. De gekozen communicatie zal worden geannuleerd.
Wanneer andere ingestelde communicaties in het geheugen
overblijven, zal een bevestigingsrapport worden afgedrukt.
26 27
28 29
21 22
23 24
31 32
33 34
36 37
38 39
12
34
67
89
11 12
13 14
ABC
DEF GHI
PQR
ST UVW
@
/
. :
26
21
31
36
1
6
11
ABC
PQR
@
26 27
28 29
21 22
23 24
31 32
33 34
36 37
38 39
12
34
67
89
11 12
13 14
ABC
DEF GHI
PQR
ST UVW
@
/
. :
6
A A
26
21
31
36
41
1
6
11
16
A
B
P
Q
@
Annuleren van een communicatie die wacht op de
begintijd
Om een willekeurige communicatie te annuleren die gebruik maakt
van de timer en wacht op de begintijd, volgt u de onderstaande
procedure.
* Als een faxverzending wordt geannuleerd, zal een overeenkomstig
verzendrapport worden afgedrukt, ongeacht of een verzendrapport
automatisch wordt afgedrukt of niet. Afhankelijk echter van het soort
verzending dat wordt geannuleerd, kan het voorkomen dat de
voorbeeldafdruk van de betreffende documenten niet op het rapport
wordt afgedrukt.
* Wanneer beperkte-toegang AAN staat, is het eerst noodzakelijk uw
toegangscode (of het geregistreerde hoofdwachtwoord) in te
voeren, en vervolgens op de ENTER FUNCTIE toets te drukken.
Zie “(5) Invoeren van uw toegangscode”, bladzijde 7-28. In het
geval een toegangscode werd ingevoerd, zal het alleen mogelijk zijn
communicaties te annuleren die door dezelfde gebruiker werden
ingesteld. Om communicaties te annuleren die door meerdere
gebruikers zijn ingesteld, is het noodzakelijk het geregistreerde
hoofdwachtwoord in te voeren.
1. Houd de WISSEL DISPLAY toets ingedrukt en druk op de () ()
cursortoetsen om de lijn te kiezen die op dat moment bezet is met
de communicatie die u wilt annuleren.
2. Houd de WISSEL DISPLAY toets ingedrukt en druk op de STOP
toets.
352*5$00((5(/,-1
:,69(5/$$79(5=(1'

3/$$76'2&80(17
)81&7,(
352*5$00((5(/,-1
),/(
$%&
),/(:,66(1
),/(
%%%
10-24
+RRIGVWXN Opties
(6) Aantal malen overgaan van de bel
(lijn 2)
Voor een binnenkomende verbinding op lijn 2, kan het aantal malen
overgaan van de bel voordat het faxapparaat de verbinding
beantwoordt worden ingesteld op ieder aantal van 1 tot en met 11.
* Om de procedure tussentijds te stoppen, drukt u op de STOP toets.
De mededelingendisplay zal vervolgens terugkeren naar de
uitgangsstand.
* Wanneer beperkte-toegang AAN staat, is het eerst noodzakelijk het
geregistreerde hoofdwachtwoord in te voeren, en vervolgens op de
ENTER FUNCTIE toets te drukken. Zie “(5) Invoeren van uw
toegangscode”, bladzijde 7-28.
1. Druk op de FUNCTIE toets.
2. Druk op de () cursortoets totdat de volgende mededeling op de
mededelingendisplay wordt afgebeeld.
3. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
4. Druk op de () cursortoets totdat de gewenste instelling op de
mededelingendisplay wordt afgebeeld.
5. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
6. Druk nogmaals op de ENTER FUNCTIE toets.
7. Voer met behulp van de cijfertoetsen het gewenste aantal malen
overgaan van de bel in voor die instelling.
8. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
9. Druk op de STOP toets. De mededelingendisplay zal vervolgens
terugkeren naar de uitgangsstand.
(7) Veranderen van de automatische
ontvangfunctie (lijn 2)
* Deze instelling staat in dit faxapparaat permanent ingesteld op
“AUTO FAX ONTVANGST” en kan niet worden veranderd.
* Om de procedure tussentijds te stoppen, drukt u op de STOP toets.
De mededelingendisplay zal vervolgens terugkeren naar de
uitgangsstand.
* Wanneer beperkte-toegang AAN staat, is het eerst noodzakelijk het
geregistreerde hoofdwachtwoord in te voeren, en vervolgens op de
ENTER FUNCTIE toets te drukken. Zie “(5) Invoeren van uw
toegangscode”, bladzijde 7-28.
1. Druk op de FUNCTIE toets.
2. Druk op de () cursortoets totdat de volgende mededeling op de
mededelingendisplay wordt afgebeeld.
3. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
4. Druk op de () cursortoets totdat de volgende mededeling op de
mededelingendisplay wordt afgebeeld.
5. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
6. Druk eenmaal op de () cursortoets.
7. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
8. Druk op de () () cursortoetsen totdat de gewenste
automatische ontvangfunctie op de mededelingendisplay wordt
afgebeeld.
9. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
10. Druk op de STOP toets. De mededelingendisplay zal vervolgens
terugkeren naar de uitgangsstand.

3/$$76'2&80(17
,167(//,1*(1
$$17$/%(/6,*1$/(1
352*5$00((5(/,-1
,167(//,1*(1
)81&7,(
352*5$00((5(/,-1
$$17$/%(/6,*1

3/$$76'2&80(17
,167(//,1*(1
$87202179$1*67
352*5$00((5(/,-1
,167(//,1*(1
)81&7,(
352*5$00((5(/,-1
$87202179$1*67
$872)$;2179$1*67
10-25
+RRIGVWXN Opties
(9) Registreren en uitwissen van
vertrouwelijke postbussen (lijn 2)
Volg de onderstaande procedure om vertrouwelijke postbussen voor
gebruik met lijn 2 te registreren en/of uit te wissen.
* Om de procedure tussentijds te stoppen, drukt u op de STOP toets.
De mededelingendisplay zal vervolgens terugkeren naar de
uitgangsstand.
* Wanneer beperkte-toegang AAN staat, is het eerst noodzakelijk het
geregistreerde hoofdwachtwoord in te voeren, en vervolgens op de
ENTER FUNCTIE toets te drukken. Zie “(5) Invoeren van uw
toegangscode”, bladzijde 7-28.
1. Druk op de FUNCTIE toets.
2. Druk op de () cursortoets totdat de volgende mededeling op de
mededelingendisplay wordt afgebeeld.
3. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
4. Druk eenmaal op de () cursortoets.
5. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
Wanneer u vertrouwelijke postbussen registreert
Om de resterende bedieningsstappen van deze procedure uit te
voeren, ziet u “(1) Registreren van vertrouwelijke postbussen”,
bladzijde 7-7, en gaat u verder met bedieningsstap 4.
Wanneer u vertrouwelijke postbussen uitwist
Om de resterende bedieningsstappen van deze procedure uit te
voeren, ziet u “(2) Uitwissen van vertrouwelijke postbussen”, bladzijde
7-8, en gaat u verder met bedieningsstap 4.
(8) Faxdoorsturen AAN/UIT (lijn 2)
Faxdoorsturen maakt het mogelijk om documenten die tussen
opgegeven tijdstippen worden ontvangen, in het geheugen op te
slaan en automatisch door te sturen naar één van tevoren
geregistreerd ander faxnummer. Het is tevens mogelijk de ontvangen
documenten, niet alleen op het opgegeven faxapparaat, maar tevens
op dit faxapparaat af te drukken. Met dit faxapparaat kunnen lijn 1 (de
standaardlijn) en lijn 2 afzonderlijk van elkaar worden ingesteld. Volg
de onderstaande procedure om lijn 2 te kiezen voor faxdoorsturen.
* Zie bladzijde 7-16 voor verdere informatie over faxdoorsturen met
gebruik van lijn 1 (de standaardlijn).
* Nadat het faxdoorsturen is AAN gezet, zullen de ontvangen
documenten automatisch worden afgedrukt op dit faxapparaat in
geval de faxdoorsturen-bediening niet met succes kon worden
uitgevoerd, zelfs als de “HIER AFDRUKKEN” instelling is UIT gezet.
* Om de procedure tussentijds te stoppen, drukt u op de STOP toets.
De mededelingendisplay zal vervolgens terugkeren naar de
uitgangsstand.
* Wanneer beperkte-toegang AAN staat, is het eerst noodzakelijk het
geregistreerde hoofdwachtwoord in te voeren, en vervolgens op de
ENTER FUNCTIE toets te drukken. Zie “(5) Invoeren van uw
toegangscode”, bladzijde 7-28.
1. Druk op de FUNCTIE toets.
2. Druk op de () cursortoets totdat de volgende mededeling op de
mededelingendisplay wordt afgebeeld.
3. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
4. Druk nogmaals op de ENTER FUNCTIE toets.
Om de resterende bedieningsstappen van deze procedure uit te
voeren, ziet u “Faxdoorsturen AAN/UIT”, bladzijde 7-16, en gaat u
verder met bedieningsstap 3.
352*5$00((5(/,-1
)$;'2256785(1

3/$$76'2&80(17
)81&7,(
352*5$00((5(/,-1
352*5$00((5(/,-1
9(57528:(/,-.(&200

3/$$76'2&80(17
)81&7,(
352*5$00((5(/,-1
10-26
+RRIGVWXN Opties
(10) Afdrukken van documenten vanuit een
vertrouwelijke postbus (lijn 2)
De documenten die in een vertrouwelijke postbus ontvangen worden,
worden NIET automatisch afgedrukt, maar moeten worden afgedrukt
door de onderstaande procedure te volgen.
* Om de procedure tussentijds te stoppen, drukt u op de STOP toets.
De mededelingendisplay zal vervolgens terugkeren naar de
uitgangsstand.
* Wanneer beperkte-toegang AAN staat, is het eerst noodzakelijk uw
toegangscode (of het geregistreerde hoofdwachtwoord) in te
voeren, en vervolgens op de ENTER FUNCTIE toets te drukken.
Zie “(5) Invoeren van uw toegangscode”, bladzijde 7-28.
1. Druk op de FUNCTIE toets.
2. Druk op de () cursortoets totdat de volgende mededeling op de
mededelingendisplay wordt afgebeeld.
3. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
* Wanneer beperkte-toegang AAN staat en u de toegangscode
aan het begin van de procedure hebt ingevoerd, gaat u verder
met bedieningsstap 5.
4. Druk eenmaal op de () cursortoets.
5. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
6. Druk nogmaals op de ENTER FUNCTIE toets.
Om de resterende bedieningsstappen van deze procedure uit te
voeren, ziet u “(4) Afdrukken van documenten vanuit een
vertrouwelijke postbus”, bladzijde 7-9, en gaat u verder met
bedieningsstap 6.
(11) Registreren en uitwissen van relais-
postbussen (lijn 2)
Volg de onderstaande procedure om relais-postbussen voor gebruik
met lijn 2 te registreren en/of uit te wissen.
* Om de procedure tussentijds te stoppen, drukt u op de STOP toets.
De mededelingendisplay zal vervolgens terugkeren naar de
uitgangsstand.
* Wanneer beperkte-toegang AAN staat, is het eerst noodzakelijk het
geregistreerde hoofdwachtwoord in te voeren, en vervolgens op de
ENTER FUNCTIE toets te drukken. Zie “(5) Invoeren van uw
toegangscode”, bladzijde 7-28.
1. Druk op de FUNCTIE toets.
2. Druk op de () cursortoets totdat de volgende mededeling op de
mededelingendisplay wordt afgebeeld.
3. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
4. Druk op de () cursortoets totdat de volgende mededeling op de
mededelingendisplay wordt afgebeeld.
5. Druk op de ENTER FUNCTIE toets.
Wanneer u relais-postbussen registreert
Om de resterende bedieningsstappen van deze procedure uit te
voeren, ziet u “(1) Registreren van relais-postbussen”, bladzijde 7-11,
en gaat u verder met bedieningsstap 6.
Wanneer u relais-postbussen uitwist
Om de resterende bedieningsstappen van deze procedure uit te
voeren, ziet u “(2) Uitwissen van relais-postbussen”, bladzijde 7-12,
en gaat u verder met bedieningsstap 6.
)81&7,(
352*5$00((5(/,-1
9(57528:(/,-.(&200
9(575'2&$)'58..(1

3/$$76'2&80(17
352*5$00((5(/,-1
9(57528:(/,-.(&200

3/$$76'2&80(17
352*5$00((5(/,-1
5*5(/$<%&%2;
)81&7,(
352*5$00((5(/,-1
+RRIGVWXN
Informatie
11-1
11-2
Informatie
Technische gegevens
Faxapparaat
Type....................................................................Tafelmodel, verzender/ontvanger
Compatibiliteit ...................................................Groep 3
Telefoonlijnvereisten........................................Abonnement-telefoonlijn
Verzendsnelheid ...............................................Binnen 7 seconden (ons eigen ontwikkelde ITU-T schema 1, MMR, geheugenverzendfunctie,
normale afdrukkwaliteit, normaal documentcontrast)
Modemsnelheid.................................................14.400/12.000/9600/7200/4800/2400 bps met automatische terugval
Datacompressie ................................................MH/MR/MMR
Belichtingssysteem ..........................................Horizontale aftasting door contact-beeldsensor
Maximale documentbreedte.............................216 mm
Capaciteit automatische documenteninvoer .....Maximaal 50 pagina’s
Hulpaftastlijndichtheid .....................................Horizontaal x verticaal
Normaal (8 punten/mm x 3,85 lijnen/mm)
Fijn (8 punten/mm x 7,7 lijnen/mm)
Superfijn (8 punten/mm x 15,4 lijnen/mm)
Grijsschaal.........................................................64 niveaus
One-touch-kiezen..............................................45 toetsen
Verkort kiezen ...................................................100 nummers
Rondzenden ......................................................Maximaal 145 bestemmingen
Document-ophalen-ontvangst .........................Maximaal 145 bestemmingen
Foutcorrectie.....................................................ECM
Afdruksysteem..................................................Halfgeleiderlaser en elektrofotografie
Afdrukresolutie .................................................600 dpi
Afdrukpapier......................................................75 g/m
2
tot en met 80 g/m
2
(A4R-formaat en folioformaat)
Capaciteit van de cassette...............................500 vellen papier (80 g/m
2
)
Geheugencapaciteit..........................................1,25 mb
Beheerrapporten en -lijsten .............................Bevestigingsrapport, activiteitenrapport
Stroomvoorziening ...........................................230V wisselstroom, 50 Hz
Afmetingen (B x D x H) .....................................425 mm x 505 mm x 436 mm
Gewicht..............................................................Ongeveer 21 kg (zonder de beeldeenheid aangebracht)
Opties.................................................................Extra cassette, geheugenkaart (2 mb, 4 mb, 8 mb), RS-232C-kaart, printerkaart, tweelijnenset
Tweelijnenset (optie)
Compatibiliteit ...................................................Supergroep 3
Telefoonlijnvereisten........................................Abonnement-telefoonlijn
Verzendsnelheid ...............................................Binnen 3 seconden (ons eigen ontwikkelde ITU-T schema 1, JBIG, geheugenverzendfunctie,
normale afdrukkwaliteit, normaal documentcontrast)
Modemsnelheid.................................................33.600/31.200/28.800/26.400/24.000/21.600/19.200/16.800/14.400/12.000/9600/
7200/4800/2400 bps met automatische terugval
Datacompressie ................................................MH/MR/MMR/JBIG
Geheugencapaciteit..........................................1,25 mb
Opties.................................................................Geheugenkaart (2 mb, 4 mb, 8 mb)
(De technische gegevens zijn onderhevig aan veranderingen zonder voorafgaande kennisgeving.)
Tabel met beschikbare
schrijftekens
Afhankelijk van de taal die op de mededelingendisplay
wordt gebruikt, kan het zijn dat andere schrijftekens
beschikbaar zijn dan die van het Engelse alfabet, die
typerend zijn voor een bepaalde taal. Deze schrijftekens
kunnen, indien beschikbaar, geregistreerd worden met
behulp van one-touch-toetsnummer 10.
Zie de tabel rechts hiernaast voor de speciale schrijftekens
die beschikbaar zijn bij het registreren van de naam van
een bestemming, enz.
Beschikbare schrijftekens
Taal van de
mededelingendisplay
ÄÅÖØÆ! =
Deens
ÄÜÖß%! =
Duits
;?[]%!=
Engels
ÄÅÖØÆ! =
Fins
Œ?[ ]%! =
Frans
È? [ ]%! =
Italiaans
;?[]%!=
Nederlands
ÁÃÓÕÉÊ Í ç
Portugees
a o ¿?¡ !Ñ=
Spaans
ÄÅÖØÆ! =
Zweeds
11-3
+RRIGVWXN Informatie
Aanhangsel 1: Stroomschema van de functies
De volgende stroomschema’s geven de status van de mededelingendisplay weer wanneer op de FUNCTIE toets wordt gedrukt om toegang te
krijgen tot de verschillende functies van dit faxapparaat, inclusief registreren en instellingen maken, of wanneer op de RAPPORTEN
AFDRUKKEN toets wordt gedrukt om rapporten en lijsten af te drukken. Raadpleeg dit stroomschema als naslag bij de bediening van dit
faxapparaat.
Document-
ophalen
Document-ophalen-verzending
Document-ophalen-ontvangst
Registreren van vertrouwelijke postbussen
F-code gebaseerde relais-rondzending
Registreren van relais-postbussen
Verkorte nummers
One-touch-toetsen
Programmatoetsen
Groeptoetsen
Combinatietoetsen
Herhaalde-document-ophalen-ontvangst
F-code gebaseerde document-ophalen-ontvangst
Omgekeerd-document-ophalen
F-code gebaseerde vertrouwelijke verzending
Opslaan van documenten in een vertrouwelijke postbus
Afdrukken van documenten vanuit een vertrouwelijke postbus
Faxdoorsturen AAN/UIT
F-code gebaseerde
vertrouwelijke
communicatie
F-code gebaseerde
relais-rondzenden
Encryptie-verzenden
Kiesmethoden
Eigen faxnummer
Eigen naam
Datum en tijd
Hoofdwachtwoord
Diagnose-op-afstand-ID
Bladzijde 11-4
Beperkte-toegang AAN/UIT
Informatie over het
eigen station
Standaardinstellingen
Beheerinstellingen
PC-faxontvangst AAN/UIT *
1
Registreren van encryptiesleutels
Instellingen voor lijn 2 *
2
Annuleren van een communicatie die gebruik maakt van de timer
Bladzijde 11-5
*1: Alleen beschikbaar als de
optionele RS-232C-kaart is
aangebracht en de RS-
232C-functie is AAN gezet.
*2: Alleen beschikbaar wanneer
de optionele tweelijnenset is
aangebracht.
11-4
+RRIGVWXN Informatie
TTI-informatie verzenden AAN/UIT
Ontvangstdatum en -tijd afdrukken AAN/UIT
Rapporten/lijsten
afdrukken
Taal op de mededelingendisplay en in de rapporten/lijsten
Wachtwoord-ontvangst AAN/UIT
Luidsprekervolume
Alarm AAN/UIT
Luidspreker AAN/UIT
Bulletinboard AAN/UIT
Superfijnfunctie AAN/UIT
Papierformaat
Aantal malen overgaan van de bel (Automatische faxontvangst)
Aantal malen overgaan van de bel (Faxontvangst met telefoonbeantwoorder)
Bevestigingsfunctie voor one-touch-kiezen AAN/UIT
Activiteitenrapport
Verzendrapport
Ontvangstrapport
Timer-verzendrapport
(geheugen-invoerrapport)
Voorbeeldafdruk op rapport AAN/UIT
Standaardinstellingen
Vervolg van
bladzijde
11-3
Beperkte-toegangsrapport*
3
Dubbelzijdige faxontvangst AAN/UIT
Papierinvoerfuncties *
4
Vast-papierformaatfunctie *
4
Vaste-cassettefunctie *
4
Automatische papierinvoerfunctie *
4
*4: Alleen beschikbaar wanneer
een optionele cassette-
eenheid is aangebracht.
*3: Afdrukken alleen beschikbaar
wanneer beperkte-toegang
AAN staat.
Automatische
ontvangfuncties
Automatische FAX/TEL omschakeling
Automatische faxontvangst
Automatisch uitschakeltijd
Diagnose-op-afstand AAN/UIT
RS-232C-functie AAN/UIT *
5
*5: Alleen beschikbaar als de
optionele RS-232C-kaart is
aangebracht.
11-5
+RRIGVWXN Informatie
Registreren van relais-postbussen
Instellingen voor
lijn 2 *
2
Vervolg van
bladzijde
11-3
Faxdoorsturen AAN/UIT
Afdrukken van documenten vanuit een vertrouwelijke postbus
Registreren van vertrouwelijke postbussen
F-code gebaseerde
communicatie
Eigen faxnummer
Eigen naam
Registreren van informatie
over het eigen station
Aantal malen overgaan van de bel
Standaardinstellingen
Voorrang verzend-telefoonlijn AAN/UIT
Automatische ontvangfunctie Automatische faxontvangst *
6
Annuleren van een communicatie
*2: Alleen beschikbaar wanneer
de optionele tweelijnenset is
aangebracht.
Activiteitenrapport
Eigen-gegevenslijst
Bevestigingsrapport
Geheugen-invoerrapport
Relais-postbusrapport
Geregistreerde-
faxnummerlijsten
One-touch-toetsenlijst en verkorte nummerlijst
Programmalijst
Groeplijst
Combinatielijst
Encryptiesleutellijst
Vertrouwelijke bestandslijst
Beperkte-toegangsrapport *
3
Gebruikerscodelijst *
3
*3: Afdrukken alleen beschikbaar
wanneer beperkte-toegang
AAN staat.
Vertrouwelijk postbusrapport
*6: Deze instelling is niet
beschikbaar
11-6
+RRIGVWXN Informatie
Aanhangsel 2: Storingscodetabellen
Wanneer zich een communicatiestoring voordoet, zal één van de volgende storingscodes worden afgedrukt op zowel het bijbehorende
verzendrapport of ontvangstrapport, als op het activiteitenrapport. Zie de onderstaande tabellen voor een nauwkeurige beschrijving van de
storing.
STORINGSCODE SOORT BEDIENING OORZAAK EN/OF HERSTELPROCEDURE
I-29
Verzending of ontvangst werd geprobeerd maar kon niet met succes worden uitgevoerd
omdat de stroomvoorziening van het faxapparaat werd onderbroken en de betreffende
gegevens uit het geheugen verloren zijn gegaan.
Verzending/Ontvangst
I-30 tot en met
I-39
Het beeld van de verzonden of ontvangen documenten is niet goed. Verlaag de
verzendsnelheid en voer de bediening nogmaals uit, of neem contact op met uw
telefoonbedrijf.
Verzending/Ontvangst
I-40
Het papier in het faxapparaat van de bestemming is opgeraakt, of het geheugen van het
faxapparaat van de bestemming is vol geraakt. Neem contact op met de bestemming
en laat hen nieuw papier plaatsen, of voldoende gegevens uit het geheugen wissen, al
naar gelang van toepassing.
Verzending
I-41
Document-ophalen-ontvangst werd geprobeerd maar kon niet met succes worden
uitgevoerd omdat er geen documenten waren geplaatst in het faxapparaat van de
andere partij, of omdat de documenten niet goed waren geplaatst. Neem contact op met
de verzendende partij en laat hen de documenten voor document-ophalen-verzending
(opnieuw) plaatsen.
Document-ophalen-ontvangst
I-10
Een verbinding met de andere partij was niet mogelijk. De kans bestaat dat
communicatie met het faxapparaat van de andere partij niet mogelijk is in de huidige
toestand. Het is mogelijk dat een storing is opgetreden in uw telefoonlijn of het
faxapparaat van de andere partij. Controleer uw telefoonlijn en/of neem contact op met
de andere partij en laat hen controleren of hun faxapparaat goed werkt.
Verzending/Ontvangst
I-11
De bestemming is geen faxapparaat. Neem contact op met de andere partij en
controleer hun faxnummer.
Verzending
I-20
De verzending is geannuleerd.Verzending
I-21
Er is een documentstoring opgetreden tijdens de verzending. Open het deksel van de
automatische documenteninvoer (ADF), verwijder het vastgelopen document en
probeer dit nogmaals te verzenden.
Verzending
I-23
Document-ophalen-ontvangst werd geprobeerd maar kon niet met succes worden
uitgevoerd omdat het geheugen van uw faxapparaat vol raakte voordat alle gegevens in
het geheugen werden ontvangen, of omdat er een storing is opgetreden tijdens het
afdrukken.
Document-ophalen-ontvangst
I-25
Geheugenverzending werd geprobeerd maar kon niet met succes worden uitgevoerd
omdat een storing is opgetreden in het geheugenbestand. Controleer de documenten
opgeslagen in het geheugen.Het geheugen van uw faxapparaat raakte vol tijdens het
ontvangen van gegevens in het geheugen. Probeer de faxontvangst nogmaals nadat u
voldoende gegevens uit het geheugen hebt gewist.
Verzending/Ontvangst
I-44
Er heeft zich een communicatiestoring voorgedaan tijdens een verzending met ECM-
foutcorrectie. Probeer de verzending nogmaals. Wanneer de problemen aanhouden,
neemt u contact op met uw servicevertegenwoordiger, een erkend servicecentrum of de
plaats van aankoop.
Verzending
11-7
+RRIGVWXN Informatie
CODE TYPE OF OPERATION CAUSE AND/OR CORRECTION PROCEDURE
I-50 tot en met
I-60
Communicatie kan niet met succes worden uitgevoerd omdat er een storing is
opgetreden in de telefoonlijn. Verlaag de verzendsnelheid en voer de bediening
nogmaals uit, of neem contact op met uw telefoonbedrijf.
Verzending/Ontvangst
I-71
Wachtwoord-ontvangst, F-code gebaseerde communicatie of encryptie-communicatie
kon niet met succes worden uitgevoerd.Als de storing een gevolg was van wachtwoord-
ontvangst, controleert u de instellingen van wachtwoord-ontvangst of zet u wachtwoord-
ontvangst UIT, en probeert u de communicatie nogmaals uit te voeren.Als de storing
een F-code gebaseerde communicatie betrof, neemt u contact op met de ander partij en
controleert u de betreffende F-code-commando’s (SUB, SID, enz.) die moeten worden
gebruikt.Als de storing een encryptie-communicatie betrof, controleert u de
overeenkomstige encryptiesleutel en encryptiesleutel-ID.
Wachtwoord-ontvangst
F-code gebaseerde
communicatie
Encryptie-communicatie
I-72
Het faxapparaat van de andere partij beschikt niet over de document-ophalen-
ontvangst-mogelijkheid.
Document-ophalen-verzending
I-F1
De ingevoerde diagnose-op-afstand-ID kwam niet overeen met de geregistreerde
diagnose-op-afstand-ID.
Voer de juiste diagnose-op-afstand-ID in die is vastgesteld door ons servicecentrum.
I-75
Een verzoek tot document-ophalen werd ontvangen maar er waren geen documenten in
uw faxapparaat geplaatst.
Document-ophalen-verzending
I-F2
Diagnose-op-afstand werd niet juist uitgevoerd. Neem contact op met ons
servicecentrum.
I-45
Verzending werd geprobeerd maar kon niet met succes worden uitgevoerd omdat de
noodzakelijke gelijkstroomkring voor het kiezen niet kon worden ontdekt. Controleer alle
telefoonlijnaansluitingen en verzekert u ervan dat geen ander modulair snoer wordt
gebruikt dan bij het faxapparaat werd geleverd.
Verzending
I-46
De telefoonlijn van de andere partij is in gesprek. Wacht een korte tijd en probeer de
verzending nogmaals.
Verzending
I-47
Verzending werd geprobeerd maar kon niet met succes worden uitgevoerd omdat geen
kiestoon kon worden ontdekt. Controleer alle telefoonlijnaansluitingen.
Verzending
I-48
Het faxapparaat van de andere partij antwoord niet. Neem contact op met de andere
partij en laat hen controleren of hun faxapparaat goed werkt.
Verzending
I-49
Een in-geprekstoon werd vastgesteld vóór het kiezen. Controleer uw telefoonlijn. Wacht
een korte tijd en probeer de verzending nogmaals.
Verzending
I-79
Het faxapparaat van de andere partij beschikt niet over de wachtwoord-ontvangst-
mogelijkheid of F-code gebaseerde communicatiemogelijkheid.Als de storing een
gevolg was van wachtwoord-ontvangst, zet u wachtwoord-ontvangst UIT en probeert u
de communicatie nogmaals uit te voeren.Als de storing een F-code gebaseerde
communicatie betrof, neemt u contact op met de ander partij om te controleren of zij F-
code gebaseerde communicatiemogelijkheden hebben en probeert u de communicatie
nogmaals uit te voeren.
Wachtwoord-ontvangst
F-code gebaseerde
communicatie
I-FE, FF
Trek de stekker van het netsnoer uit het stopcontact en steek deze er vervolgens weer
in. Wanneer de storing niet is verholpen, neemt u contact op met uw
servicevertegenwoordiger, een erkend servicecentrum of de plaats van aankoop.
Verzending/Ontvangst
11-8
Laserveiligheid
Laserstraling kan gevaarlijk zijn voor het menselijk lichaam. Om deze reden is de laserstraling die
binnenin dit apparaat wordt geproduceerd hermetisch opgesloten in de beschermende behuizing en
de buitenpanelen. Bij een normale bediening van dit apparaat door de gebruiker, kan geen
laserstraling uit het apparaat ontsnappen.
Dit apparaat is geclassificeerd als een Klasse 1 laserproduct onder IEC 825.
VOORZICHTIG
Het uitvoeren van bedieningen, anders dan welke in deze instructiehandleiding beschreven staan,
kan resulteren in blootstelling aan gevaarlijke straling.
Dit etiket is bevestigd op de laserscannereenheid binnen in dit apparaat en bevindt zich niet op een
voor de gebruiker toegankelijke plaats.
Het onderstaande etiket is bevestigd op de achterkant van het apparaat.
Invisible laser radiation when open.
Avoid direct exposure to beam.
Invisible laser radiation when open.
Avoid direct exposure to beam.
Rayonnement laser invisible si ouvert.
Dangereux de regarder a l'interieur.
Unsichtbare laserstrahlen wenn geöffnet.
Nicht hinensehen.
Peligro-Cuando la cubierta esté abierta se
podrá escapar radiación de rayo láser.
Evite la exposición directa al rayo láser.
DANGER
CAUTION
ATTENTION
VORSICHT
PRECAUTION
TYPE :2AN1201 AP
WAVE
LENGTH:770~795nm
LASER SOURCE:5mW
INPUT:24VDC/MAX 1A
5VDC/200mA
CLASS 1 LASER PRODUCT
KLASEE 1 LASER PRODUKT
+RRIGVWXN Informatie
Kennisgeving
Deze apparatuur is goedgekeurd volgens het Besluit van de Raad 98/482/EC voor pan-Europese enkelvoudige
stationaansluitingen op een openbaar geschakeld telefoonnet (PSTN). Echter, als gevolg van verschillen tussen
de PSTN’en in de afzonderlijke landen, biedt deze goedkeuring zelf geen onvoorwaardelijke garantie op
succesvolle werking op ieder PSTN-netwerkaansluitpunt.
In geval van problemen dient u bij de eerste tekenen van storing contact op te nemen met de leverancier van de
apparatuur.
Verklaring van netwerk-compatibiliteit
Wij verklaren dat het product is ontworpen om te worden gebruikt in de volgende netwerken:
Oostenrijk Frankrijk Ierland Nederland Zweden
België Duitsland Italië Noorwegen Zwitserland
Denemarken Griekenland Liechtenstein Portugal Verenigd Koninkrijk
Finland IJsland Luxemburg Spanje
E6
CAUTION!
The power plug is the main isolation device!
Other switches on the equipment are only functional
switches and are not suitable for isolating the
equipment from the power source.
VORSICHT!
Der Netzstecker ist die Hauptisoliervorrichtung!
Die anderen Schalter auf dem Gerät sind nur
Funktionsschalter und können nicht verwendet
werden, um den Stromfluß im Gerät zu unterbrechen.
VOORZICHTIG!
De stekker van het netsnoer is de belangrijkste
onderbreker van de stroomvoorziening. De overige
schakelaars op het apparaat zijn slechts functionele
schakelaars en zijn niet geschikt om de aansluiting van
het apparaat op de stroomvoorziening te onderbreken.
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146
  • Page 147 147
  • Page 148 148
  • Page 149 149
  • Page 150 150
  • Page 151 151
  • Page 152 152
  • Page 153 153
  • Page 154 154
  • Page 155 155

Utax LF 85 Handleiding

Type
Handleiding