9
H+5 cm
Nederlands
5. Transport en opslag
6. Opstelling en montage
Transport en opslag mogen uitsluitend gebeuren door vakpersoneel met inachtneming van de montage
-en gebruikshandleiding en de geldige voorschriften.
De volgende punten moeten in acht worden genomen en nageleefd:
• De levering volgens afleverbon moet nagekeken worden op juistheid, volledigheid en beschadigingen.
Laat ontbrekende hoeveelheden of beschadigingen tijdens transport schriftelijk door de transporteur
bevestigen. Bij niet nakoming vervalt de aansprakelijkheid.
• Het toestel heeft een gewicht van ca. 17 - 32 kg (afhankelijk van het type toestel).
• Het transport moet met geschikte hefapparatuur in de originele verpakking of met de hiervoor be-
stemde transportapparaten uitgevoerd worden.
• Bij het transport met een vorkheftruck moet erop gelet worden dat het toestel met het grondprofiel
resp. grondkader op de vorken van de heftruck resp. op een pallet volledig neergelegd wordt en het
zwaartepunt van het toestel tussen de vorken ligt (zie af
• De bestuurder moet voor het besturen van de vorkheftruck bevoegd zijn.
• Loop niet onder een zwevende last door.
• Til het toestel uitsluitend bij de grondplaat op om het te transporteren! Nooit bij de handgrepen van
deuren of andere onderdelen!
• Beschadiging en vervorming van de behuizing moet vermeden worden.
• De opslag moet droog en weerbestendig in de originele verpakking gebeuren. Open pallets moeten
met dekzeilen afgedekt worden. Ook weerbestendige modules moeten afgedekt worden, omdat hun
weerbestendigheid pas na volledige montage gegarandeerd kan worden.
• Opslagtemperatuur tussen –10 °C en +40 °C. Sterke temperatuurschommelingen moeten vermeden
worden.
• Bij langdurige opslag (meer dan een jaar) moet de soepele bediening van de schoepenwielen en de
ventielen met de hand gecontroleerd worden.
Montagewerkzaamheden mogen uitsluitend door vaklieden uitgevoerd worden, met inachtneming van de
montage- en gebruikshandleiding en de geldende voorschriften en normen.
De volgende punten moeten in acht worden genomen en nageleefd:
• Het apparaat mag uitsluitend aan plafonds worden gemonteerd met het deksel naar beneden (monta-
gehoogte: minstens 1,8 m boven de vloer). Alternatieve inbouwposities zijn te vinden in hoofdstuk 6.1.
“Toegestane inbouwpositie”
• Opstelling uitsluitend in droge ruimten, geen condensatie.
• Het montagetoebehoren moet ter plekke beschikbaar te worden gesteld.
• Alleen geschikte montagehulpmiddelen die ook beantwoorden aan de voorschriften mogen gebruikt
worden.
• Het inbouwen moet voor onderhoud en reiniging goed toegankelijk zijn en met beperkte demontage-
kosten uit te voeren zijn. Ten opzichte van andere apparaten, schappen of kasten moet een effectieve
vrije ruimte van minstens de hoogte van het apparaat + 5 cm worden aangehouden om onderhouds-
werkzaamheden als het vervangen van de filter te vereenvoudigen (zie afb. 5).
• Het toestel mag uitsluitend met toegelaten en daarvoor geschikte bevestigingsmiddelen aan alle
bevestigingspunten gemonteerd worden.
• Het apparaat moet worden bevestigd met schroeven of schroefdraadstangen, minimum diameter 8
mm.
• Het apparaat mag alleen worden gemonteerd aan plafonds met voldoende draagvermogen. Wand-
montage is alleen toegestaan in de posities die zijn weergegeven in hoofdstuk 6.1. “Toegestane
inbouwposities”.
• Het toestel bei het inbouwen niet bevestigen.
• Het toestel moet op een passende manier beveiligd worden.
• Er mogen noch gaten in de omkasting geboord worden noch schroeven er ingedraaid worden.
• Het kanaalsysteem mag niet door de behuizing opgevangen worden.
• Voor de contactgeluidsontkoppeling wordt de aanbouw aan het knaalsysteem met elastische steunen
aanbevolen.
• Men moet zorgvuldig controleren dat het kanaalsysteem niet kan worden afgesloten.
• Er dient op te worden gelet dat het aanzuigkanaal direct is aangesloten op de aanzuiglucht.
• N.B.: Aftakkingen in het aanzuigkanaal, bijvoorbeeld naar andere ventilatietoestellen, kunnen bij te
kleine kalibratie leiden tot onderdruk in het kanaal en daardoor tot storing in het toestel!
• Het drukverlies in het buis- resp. kanaalsysteem mag het prestatievermogen van het toestel niet over-
stijgen! Het drukverlies in het kanaal mag 2/3 van de maximale druk van het toestel niet overstijgen
om nog een voldoende ventilatievermogen te kunnen bereiken. Hierdoor kan een storing vermeden
worden.
• Drukverliezen in het kanaal resp. kanaalsysteem worden nadelig beïnvloed door: lengte van het kan-
aalsysteem, kleine buis- resp. kanaaldoorsnede, hoekstukken, extra filters, kleppen etc.
Afb.4:
Transport van het toestel op
een palet met de vorkheftruck.
Afb.5:
Minimale afstand voor
onderhoudswerk-
zaamheden.
www.ruck.eu