Miele CS7641FL de handleiding

Categorie
Kookplaten
Type
de handleiding
Gebruiks- en montagehandleiding
SmartLine-inductiewok
Lees altijd eerst de gebruiks- en montagehandleiding voordat u uw
toestel plaatst, installeert en in gebruik neemt. Dat is veiliger voor uzelf
en u voorkomt schade aan uw toestel.
nl-BE M.-Nr. 11 401 910
Inhoud
2
Veiligheidsinstructies en waarschuwingen......................................................... 4
Uw bijdrage aan de bescherming van het milieu ............................................. 15
Overzicht .............................................................................................................. 16
Wok ....................................................................................................................... 16
Bedieningselementen/displays.............................................................................. 17
Kookzones............................................................................................................. 18
Bijgeleverde accessoires....................................................................................... 19
Eerste ingebruikneming...................................................................................... 20
SmartLine-element voor het eerst reinigen ........................................................... 20
SmartLine-element voor het eerst in gebruik nemen ............................................ 20
Inductie................................................................................................................. 21
Bediening ............................................................................................................. 23
Tabel vermogensstanden ...................................................................................... 23
Principe van de bediening..................................................................................... 23
Wok inschakelen ................................................................................................... 24
Vermogensstand instellen ..................................................................................... 24
Uitschakelen.......................................................................................................... 24
Restwarmte-indicatie ............................................................................................ 24
Vermogensstand instellen - uitgebreid instelbereik............................................... 24
Kookstartautomaat................................................................................................ 25
Booster.................................................................................................................. 26
Warmhouden......................................................................................................... 27
Timer..................................................................................................................... 28
Kookwekker........................................................................................................... 28
Kookzone automatisch uitschakelen..................................................................... 29
Extra functies....................................................................................................... 30
Stop&Go................................................................................................................ 30
Recall..................................................................................................................... 30
Schoonmaakfunctie .............................................................................................. 31
Demo-stand........................................................................................................... 31
Gegevens SmartLine-element weergeven ............................................................ 31
Beveiligingen........................................................................................................ 32
Inschakelblokkering/vergrendeling........................................................................ 32
Automatische uitschakeling .................................................................................. 34
Oververhittingsbeveiliging ..................................................................................... 35
Programmering.................................................................................................... 36
Inhoud
3
Reiniging en onderhoud...................................................................................... 39
Nuttige tips........................................................................................................... 41
Bij te bestellen accessoires................................................................................ 45
Klantendienst....................................................................................................... 46
Contact bij storingen ............................................................................................. 46
Typeplaatje: ........................................................................................................... 46
Garantie................................................................................................................. 46
Installatie.............................................................................................................. 47
Veiligheidsinstructies voor het inbouwen .............................................................. 47
Veiligheidsafstanden ............................................................................................. 48
Vlak........................................................................................................................ 52
Aanwijzingen voor het inbouwen – vlak ................................................................ 52
Uitsparing werkblad – vlak .................................................................................... 54
Verbindingsstrips – vlak......................................................................................... 57
Inbouwmaten - opliggend ..................................................................................... 58
Inbouw – vlak ........................................................................................................ 59
Naadloos aansluitend............................................................................................ 61
Aanwijzingen voor het inbouwen – naadloos aansluitend..................................... 61
Uitsparing werkblad – naadloos aansluitend ........................................................ 63
Verbindingsstrips – naadloos aansluitend............................................................. 66
Inbouwmaten - vlak............................................................................................... 67
Inbouw – naadloos aansluitend............................................................................. 68
Elektrische aansluiting........................................................................................... 70
Veiligheidsinstructies en waarschuwingen
4
Deze wok voldoet aan de geldende veiligheidsvoorschriften. On-
juist gebruik kan echter persoonlijk letsel of materiële schade tot
gevolg hebben.
Lees de gebruiks- en montagehandleiding aandachtig door voor-
dat u de wok in gebruik neemt. Daarin vindt u belangrijke richt-
lijnen met betrekking tot de inbouw, de veiligheid, het gebruik en
het onderhoud. Dat is veiliger voor uzelf en u voorkomt schade
aan de wok.
In overeenstemming met de norm IEC60335-1 adviseert Miele u
uitdrukkelijk om het hoofdstuk over de installatie van de wok en de
veiligheidsinstructies en waarschuwingen te lezen en op te volgen.
Wanneer de veiligheidsrichtlijnen en waarschuwingen niet worden
opgevolgd, kan Miele niet aansprakelijk worden gesteld voor scha-
de die hieruit voortvloeit.
Bewaar de gebruiks- en montagehandleiding en geef ze door aan
een eventuele volgende eigenaar.
Veiligheidsinstructies en waarschuwingen
5
Verantwoord gebruik
Dit toestel is uitsluitend bestemd voor particulier huishoudelijk ge-
bruik (of daarmee vergelijkbaar).
Het toestel mag niet buiten worden gebruikt.
Gebruik deze kookplaat uitsluitend in huishoudelijke context voor
het bereiden en warmhouden van gerechten. Gebruik voor andere
doeleinden is niet toegestaan.
Personen die op grond van hun fysieke, zintuiglijke of psychische
problemen, hun onervarenheid of gebrek aan kennis van de kook-
plaat niet in staat zijn om deze veilig te bedienen, moeten bij de be-
diening onder toezicht staan. Deze personen mogen het toestel al-
leen zonder toezicht bedienen als zij een eerst zijn geïnstrueerd. Zij
dienen eventuele gevaren van een onjuiste bediening te herkennen
en begrijpen.
Veiligheidsinstructies en waarschuwingen
6
Kinderen in het huishouden
Houd kinderen onder acht jaar op een afstand van de wok, tenzij u
voortdurend toezicht houdt.
Kinderen vanaf acht jaar mogen de wok alleen zonder toezicht ge-
bruiken als ze weten hoe ze de wok veilig moeten bedienen. Kin-
deren moeten de eventuele risico's van een foutieve bediening kun-
nen inzien en begrijpen.
Kinderen mogen het toestel niet zonder toezicht reinigen.
Houd kinderen in de gaten wanneer zij zich in de buurt van het
toestel bevinden. Laat kinderen nooit met het toestel spelen.
Het toestel wordt tijdens het gebruik heet en blijft dat ook nog
enige tijd nadat het is uitgeschakeld. Houd kinderen op een afstand,
totdat het toestel voldoende is afgekoeld en er geen verbrandingsge-
vaar meer bestaat.
Verbrandingsgevaar.
Bewaar in de opbergruimte boven of onder de wok geen voorwerpen
die voor kinderen interessant zijn. Dat kan kinderen ertoe brengen op
de wok te klimmen.
Verbrandingsgevaar. Draai de grepen van de pannen zo dat ze
zich boven het werkblad bevinden, zodat kinderen de pannen niet
van het toestel kunnen trekken.
Verstikkingsgevaar. Kinderen kunnen zich tijdens het spelen in
verpakkingsmateriaal wikkelen (bijvoorbeeld in folie) of het materiaal
over hun hoofd trekken en stikken. Houd verpakkingsmaterialen weg
van kinderen.
Maak gebruik van de vergrendeling, zodat kinderen de wok niet
onbedoeld kunnen inschakelen. Schakel de vergrendeling in als u de
wok gebruikt, zodat kinderen de (gekozen) instellingen niet kunnen
wijzigen.
Veiligheidsinstructies en waarschuwingen
7
Technische veiligheid
Door ondeskundig uitgevoerde installatie-, onderhouds- of repara-
tiewerkzaamheden kan de gebruiker aanzienlijke risico's lopen. In-
stallatie-, onderhouds- en reparatiewerkzaamheden mogen alleen
door een door Miele geautoriseerde deskundige worden uitgevoerd.
Schade aan de wok kan uw veiligheid in gevaar brengen. Contro-
leer de wok op zichtbare schade. Gebruik nooit een beschadigde
wok.
De wok kan alleen betrouwbaar en veilig functioneren, als hij op
het openbare elektriciteitsnet is aangesloten.
De wok mag niet op wisselrichters worden aangesloten die bij au-
tonome stroomvoorzieningen worden toegepast, zoals zonne-ener-
gie. Als het toestel wordt ingeschakeld, kan het bij spanningspieken
om veiligheidsredenen worden uitgeschakeld. De elektronica kan
daarbij beschadigd raken.
De elektrische veiligheid van de wok is uitsluitend gegarandeerd,
als hij wordt aangesloten op een aardingssysteem dat volgens de
geldende voorschriften is geïnstalleerd. Laat de elektrische installatie
bij twijfel door een elektricien inspecteren.
De aansluitgegevens (frequentie en spanning) op het typeplaatje
moeten beslist overeenkomen met de waarden van het elektriciteits-
net om beschadiging van het toestel te voorkomen.
Vergelijk deze gegevens voor de aansluiting. Raadpleeg bij twijfel
een elektricien.
Stopcontactenblokken of verlengkabels bieden niet voldoende
veiligheidsgaranties (gevaar voor brand). Dit in verband met gevaar
voor oververhitting.
Gebruik de wok enkel in ingebouwde toestand. Enkel dan is een
veilige werking gegarandeerd.
Deze wok mag niet op niet-vaste plaatsen (bijv. op een schip) wor-
den gebruikt.
Veiligheidsinstructies en waarschuwingen
8
Wanneer onderdelen worden aangeraakt die onder spanning
staan of wanneer elektrische of mechanische onderdelen worden
veranderd, is dit gevaarlijk voor de gebruiker. Het kan er tevens toe
leiden dat het toestel niet meer goed functioneert.
Open nooit de ommanteling van het toestel.
Het recht op garantie vervalt wanneer de oven door een klanten-
dienst wordt hersteld die niet door Miele is erkend.
Enkel bij gebruik van originele Miele-onderdelen garandeert Miele
dat aan de veiligheidseisen wordt voldaan. Defecte onderdelen mo-
gen alleen door originele Miele-onderdelen worden vervangen.
Het toestel mag niet worden gebruikt met een externe schakelklok
of een systeem dat op afstand werkt.
Als de stekker wordt verwijderd of als de aansluitkabel geen stek-
ker heeft, mag het toestel uitsluitend door een vakman op het net
worden aangesloten.
Als de aansluitkabel beschadigd is, moet deze door een elektri-
cien worden vervangen door een speciale aansluitkabel (zie het
hoofdstuk “Installatie”, paragraaf “Elektrische aansluiting”).
Bij installatie-, onderhouds- en reparatiewerkzaamheden moet de
wok volledig van het elektriciteitsnet zijn losgekoppeld. Ga daarvoor
als volgt te werk:
schakel de zekeringen van de elektrische aansluiting uit;
draai de zekeringen van de elektrische aansluiting er helemaal uit;
trek de stekker (indien aanwezig) uit het stopcontact. Trek daarbij
niet aan de elektriciteitskabel, maar aan de netstekker.
Gevaar voor elektrische schok.
Neem de wok niet in gebruik bij een defect of bij breuken, scheuren
en barsten in de keramische plaat of schakel de wok meteen uit.
Koppel de wok los van het elektriciteitsnet. Neem contact op met de
technici van Miele.
Veiligheidsinstructies en waarschuwingen
9
Als de wok achter een meubelfront (bijv. een deur) ingebouwd is,
sluit dit dan nooit wanneer u de wok gebruikt. Achter een gesloten
meubelfront hopen warmte en vocht zich op. Daardoor kunnen de
wok, de ombouwkast en de vloer beschadigd raken. Sluit een meu-
beldeur pas wanneer de restwarmte-indicatie uit is.
Veiligheidsinstructies en waarschuwingen
10
Veilig gebruik
De kookplaat wordt heet als deze in gebruik is en dat blijft hij ook
nog enige tijd na het uitschakelen. Pas zodra het lampje voor de res-
terende warmte is uitgegaan, is het verbrandingsgevaar geweken.
Olie en vet kunnen bij oververhitting vlam vatten. Houd het toestel
goed in de gaten als u met olie en/of vetten werkt. Blus een brand
met olie of vet nooit met water.
Schakel het toestel uit en doof de vlammen voorzichtig met een dek-
sel of een blusdeken.
Houd toezicht op het SmartLine-element tijdens het gebruik.
Houd voortdurend toezicht bij korte kook- en braadprocessen.
Vlammen kunnen de vetfilters van een dampkap in brand doen
vliegen. Flambeer nooit onder een dampkap.
Als spuitbussen, licht ontvlambare vloeistoffen of brandbaar mate-
riaal warm worden, kunnen ze gaan branden. Bewaar daarom mak-
kelijk ontvlambare voorwerpen nooit in laden direct onder de kook-
plaat. Eventueel aanwezige bestekbakken moeten van hittebestendig
materiaal zijn.
Verwarm kookgerei nooit zonder inhoud.
In gesloten conservenblikken ontstaat bij het inmaken en op-
warmen een overdruk, waardoor deze kunnen ontploffen. Gebruik de
oven niet voor het inmaken en verwarmen van conservenblikken.
Als het toestel wordt afgedekt, bestaat het risico dat het materiaal
van de afdekking in brand vliegt, barst of smelt als u het toestel per
ongeluk inschakelt of als het nog heet is. Dek het toestel nooit af met
bijvoorbeeld afdekplaten, een doek of beschermfolie.
Veiligheidsinstructies en waarschuwingen
11
Als de wok is ingeschakeld, als u deze per ongeluk inschakelt of
als deze nog warm is van het koken, bestaat het risico van verhitting
van metalen voorwerpen die op de wok liggen. Andere materialen
kunnen smelten of ontbranden. Vochtige pannendeksels kunnen zich
vastzuigen. Gebruik de wok niet als werkblad. Schakel de wok na
gebruik uit.
U kunt zich aan de hete wok verbranden. Gebruik daarom altijd
ovenhandschoenen of pannenlappen als u met de hete wok werkt.
Gebruik alleen droge handschoenen of pannenlappen. Nat of vochtig
textiel geleidt de warmte beter en kan door stoom verbrandingen
veroorzaken.
Als u een elektrisch toestel (bijvoorbeeld een mixer) in de buurt
van de kookplaat gebruikt, mag de aansluitkabel niet in contact ko-
men met de hete kookplaat. De isolatie van de kabel zou beschadigd
kunnen raken.
Zout, suiker of zandkorrels (bijvoorbeeld van groente) kunnen
krassen veroorzaken, als ze onder de pan komen. Zorg dat de kera-
mische glasplaat en de panbodem schoon zijn, voordat u het kook-
gerei op de kookplaat plaatst.
Laat geen voorwerpen op de keramische plaat vallen. Zelfs een
licht voorwerp zoals een zoutvaatje kan scheuren of barsten veroor-
zaken.
Hete voorwerpen op de sensortoetsen en de displays kunnen de
elektronica eronder beschadigen. Zet nooit hete pannen op de sen-
sortoetsen en de displays.
Als suiker, suikerhoudende spijzen, kunststof of aluminiumfolie op
de hete wok belanden en smelten, beschadigen deze bij het afkoelen
de keramische glasplaat. Schakel de wok onmiddellijk uit en schraap
deze stoffen met een kookplaatkrabber meteen grondig van de
kookplaat. Trek hierbij ovenwanten aan. Reinig de keramische glas-
plaat na met een reinigingsmiddel voor keramisch glas zodra de
glasplaat is afgekoeld.
Veiligheidsinstructies en waarschuwingen
12
Door een drooggekookte wokpan kan de keramische plaat be-
schadigd raken. Houd voortdurend toezicht op de wok tijdens het
gebruik.
Vanwege de snelle opwarmsnelheid van inductiekookzones kan
onder bepaalde omstandigheden de temperatuur aan de onderkant
van de pannen in zeer korte tijd de zelfontbrandingstemperatuur van
olie en vet bereiken. Houd voortdurend toezicht op de wok tijdens
het gebruik.
Verhit vetten en olie maximaal 1 minuut en gebruik daarvoor nooit
de booster.
Alleen voor personen met een pacemaker: In de directe omgeving
van de ingeschakelde kookplaat ontstaat een elektromagnetisch
veld. Het is niet waarschijnlijk dat dit veld de werking van de pace-
maker nadelig beïnvloedt. Neem bij twijfel contact op met de fabri-
kant van de pacemaker of met uw arts.
Het elektromagnetische veld van het ingeschakelde kookplaat kan
de werking van magnetiseerbare voorwerpen beïnvloeden. Er mogen
zich geen kredietkaarten, opslagmedia, zakrekenmachines enz. in de
onmiddellijke omgeving van het ingeschakelde kookplaat bevinden.
Metalen voorwerpen die in een lade onder de wok worden be-
waard, kunnen heet worden als u de wok lang en intensief gebruikt.
Bewaar daarom geen metalen voorwerpen in een lade die zich direct
onder de wok bevindt.
De wok is voorzien van een koelventilator. Als zich onder de inge-
bouwde wok een lade bevindt, moet er voldoende afstand tussen de
inhoud van de lade en de onderkant van de wok zijn, zodat de toe-
voer van koellucht voor de wok is gewaarborgd. Bewaar geen
scherpe en kleine voorwerpen of papier in de lade. Deze voorwerpen
kunnen via de ventilatieopeningen in de behuizing terechtkomen of
aangezogen worden en zo de koelventilator beschadigen of de
koeling negatief beïnvloeden.
Veiligheidsinstructies en waarschuwingen
13
Gebruik alleen de meegeleverde wokpan. Om veiligheidsredenen
mag u geen andere wokpannen gebruiken. Brandgevaar! (Zie het
hoofdstuk “Inductie”, paragraaf “De juiste pannen”).
Veiligheidsinstructies en waarschuwingen
14
Reiniging en onderhoud
De stoom van een stoomreiniger kan terechtkomen op onderdelen
die onder spanning staan en een kortsluiting veroorzaken.
Gebruik voor het reinigen van de kookplaat nooit een stoomreiniger.
Schakel de wok niet in als deze boven een pyrolyse-oven of -for-
nuis is ingebouwd en de pyrolysefunctie actief is, omdat de overver-
hittingsbeveiliging van de wok zou kunnen reageren (zie het hoofd-
stuk “Veiligheidsfuncties”, paragraaf “Oververhittingsbeveiliging”).
Uw bijdrage aan de bescherming van het milieu
15
Recycleerbare verpakking
De verpakking behoedt het toestel voor
transportschade. Er werd milieuvriende-
lijk en recycleerbaar verpakkingsmateri-
aal gekozen.
Door hergebruik van verpakkingsmateri-
aal wordt er op grondstoffen bespaard
en wordt er minder afval geproduceerd.
Uw vakhandelaar neemt de verpakking
in het algemeen terug.
Uw toestel afdanken
Oude elektrische en elektronische toe-
stellen bevatten meestal nog waarde-
volle materialen. Ze bevatten echter ook
stoffen, mengsels en onderdelen die
nodig zijn geweest om de toestellen
goed en veilig te laten functioneren.
Wanneer u uw oude toestel bij het ge-
wone afval doet of er op een andere
manier niet goed mee omgaat, kunnen
deze stoffen schadelijk zijn voor de ge-
zondheid en het milieu. Doe uw oude
toestel daarom nooit bij het gewone
huisafval.
Lever het in bij een gemeentelijk inza-
meldepot voor elektrische en elektro-
nische apparatuur, bij uw vakhandelaar
of bij Miele. U bent wettelijk zelf verant-
woordelijk voor het wissen van eventue-
le persoonlijke gegevens op het af te
danken toestel.
Bij de aankoop van uw nieuw toestel
heeft u een bijdrage betaald. Die wordt
volledig gebruikt voor de toekomstige
recyclage van dat toestel. Dat bevat
trouwens nog waardevol materiaal.
Door te recycleren wordt er dan ook
minder verspild en vervuild.
Als u vragen heeft omtrent het afdanken
van uw oud toestel, neem dan contact
op met
de handelaar bij wie u het kocht
of
de firma Recupel,
telefoon 02 706 86 10,
website: www.recupel.be
of
uw gemeentebestuur als u uw toestel
naar een containerpark brengt.
Zorg er ook voor dat het toestel intus-
sen kindveilig wordt bewaard voor u het
laat wegbrengen.
Overzicht
16
Wok
a
Wokzone
b
Bedieningselementen/displays
Overzicht
17
Bedieningselementen/displays
Sensortoetsen
a
Wok in-/uitschakelen
b
Stop&Go
c
Schoonmaakfunctie
d
Warmhouden activeren/deactiveren
e
Getallenreeks
Voor het instellen van de vermogensstand, de kookwekker en uitschakeltijden
f
Automatisch uitschakelen
g
Kookwekker
Controlelampjes
h
Automatisch uitschakelen
i
Restwarmte
j
Booster
k
Timerdisplay
: tot
:
Tijd
 Inschakelblokkering/vergrendeling geactiveerd
 Demo-modus geactiveerd
Overzicht
18
Kookzones
Wokzone Øin cm* Vermogen in Watt bij 230V**
30,0 Normaal
TwinBooster, stand 1
TwinBooster, stand 2
2400
2650
3000
Overzicht
19
Bijgeleverde accessoires
U kunt de bijgeleverde accessoires (en
andere accessoires) desgewenst ook
nabestellen (zie “Bij te bestellen acces-
soires”).
Wok CSWP 1450
Eerste ingebruikneming
20
Plak het typeplaatje dat bij de docu-
mentatie gevoegd is op de daarvoor
bestemde plaats in het hoofdstuk
“Service”.
Verwijder eventueel aanwezige be-
schermfolies en stickers.
SmartLine-element voor het
eerst reinigen
Reinig de wok vóór het eerste gebruik
met een vochtige doek en wrijf deze
daarna weer droog.
SmartLine-element voor het
eerst in gebruik nemen
De metalen onderdelen worden met een
onderhoudsmiddel beschermd. Als het
SmartLine-element voor het eerst in ge-
bruik wordt genomen, kunnen daardoor
geurtjes en eventueel dampen ontstaan.
Ook door de verwarming van de induc-
tiespoelen wordt tijdens de eerste ge-
bruiksuren een geur afgegeven. Bij elk
volgend gebruik neemt de geurvorming
af, totdat u niets meer waarneemt.
De geur en de eventueel optredende
damp wijzen niet op een verkeerde aan-
sluiting of een defect en zijn ook niet
schadelijk voor de gezondheid.
Denk eraan dat de opwarmtijd bij in-
ductiekookplaten veel korter is dan bij
gewone kookplaten.
Inductie
21
Werking
Onder de wokzone bevindt zich een in-
ductiespoel. Als u de wok inschakelt,
genereert deze spoel een magneetveld
waardoor de bodem van de pan heet
wordt. De wokzone zelf wordt alleen in-
direct verwarmd door de stralingswarm-
te van de wok.
De inductie reageert alleen als de bijge-
leverde wokpan op de wokzone is ge-
plaatst.
In de getallenreeks knippert de inge-
stelde vermogensstand wanneer
u de wok inschakelt zonder dat er
een wokpan is geplaatst;
u de wokpan van de ingeschakelde
wok haalt.
Als u de wokpan binnen 3minuten op
de wokzone zet, stopt het knipperen
van de vermogensstand en kunt u ge-
woon doorgaan.
Als u de wokpan niet plaatst, wordt de
wok na 3minuten automatisch uitge-
schakeld.
Verbrandingsgevaar door hete
voorwerpen.
Als de wok is ingeschakeld, als u de-
ze per ongeluk inschakelt of als deze
nog warm is van het koken, bestaat
het risico van verhitting van metalen
voorwerpen die op de wok liggen.
Gebruik de wok niet als werkblad.
Schakel de wok na gebruik uit met
de sensortoets .
Inductie
22
Geluiden
Bij gebruik van de inductiewokplaat
kunnen in de wokpan de volgende ge-
luiden ontstaan:
Op een hoge vermogensstand kan het
toestel een bromgeluid veroorzaken. Dit
geluid neemt af of verdwijnt als u een
lagere vermogensstand instelt.
Vooral bij lage vermogensstanden kun-
nen bij elektronische schakelingen klik-
geluiden optreden.
Er kan een zoemend geluid ontstaan als
de ventilator wordt ingeschakeld. De
ventilator koelt de elektronica als u de
wok intensief gebruikt. Ook nadat u de
wok hebt uitgeschakeld, kan de ventila-
tor doorlopen.
De juiste pannen
Brandgevaar door ongeschikte
wokpannen
Bij gebruik van andere wokpannen
kan het vet of het gerecht oververhit
raken en vlam vatten.
Gebruik uitsluitend de meegele-
verde wokpan.
De meegeleverde wokpan is speciaal
voor deze wok gemaakt.
Bediening
23
Tabel vermogensstanden
Bereiding Ver-
mo-
gens-
stand
Warmhouden, smelten van
chocolade
1-2
Verwarmen van gerechten 3-6
Wokken van typisch oosterse
gerechten
7-9
Principe van de bediening
Uw SmartLine-element is voorzien van
elektronische sensortoetsen. Deze rea-
geren op vingercontact. De sensortoets
Aan/Uit moet bij het inschakelen om
veiligheidsredenen iets langer worden
aangeraakt dan de overige toetsen.
Elke reactie van de toetsen wordt be-
vestigd met een akoestisch signaal.
Wanneer het SmartLine-element is uit-
geschakeld, is alleen het opgedrukte
symbool voor de sensortoets Aan/
Uit zichtbaar. Als u het SmartLine-
element inschakelt, lichten ook andere
sensortoetsen op.
Storing door vuile en/of bedekte
sensortoetsen.
De sensortoetsen reageren niet of er
worden ongewenste schakelingen
uitgevoerd, mogelijk wordt de wok
zelfs automatisch uitgeschakeld (zie
het hoofdstuk “Veiligheidsfuncties”,
paragraaf “Veiligheidsuitschakeling”).
Hete pannen op de sensortoetsen/
displays kunnen de daaronder lig-
gende elektronica beschadigen.
Houd de sensortoetsen en displays
schoon, plaats er geen voorwerpen
of hete pannen op.
Bediening
24
Brandgevaar door oververhitte
voedingsmiddelen.
Onbeheerde voedingsmiddelen kun-
nen oververhit raken en ontbranden.
Houd toezicht op het SmartLine-ele-
ment tijdens het gebruik.
Houd er rekening mee dat de op-
warmtijd bij inductie heel kort is.
Wok inschakelen
Tip de sensortoets aan.
Andere sensortoetsen lichten op.
Als u daarna geen waarden invoert,
wordt de kookplaat om veiligheidsre-
denen na enkele seconden weer uit-
geschakeld.
Vermogensstand instellen
Standaard is de permanente panher-
kenning geactiveerd (zie hoofdstuk
“Programmering”). Als de wok is inge-
schakeld en u de wokpan erop plaatst,
dan lichten alle sensortoetsen van de
getallenreeks op.
Plaats de wokpan.
Raak de sensortoets van de ge-
wenste vermogensstand aan.
Uitschakelen
Om de wokzone uit te schakelen,
raakt u de sensortoets 0 in de getal-
lenreeks aan.
Om de wok uit te schakelen, raakt u
de sensortoets aan.
Restwarmte-indicatie
Als het SmartLine-element heet is,
brandt na het uitschakelen de rest-
warmte-indicatie. Afhankelijk van de
temperatuur verschijnt er boven de ver-
mogensstanden 1, 2 en 3 telkens een
punt.
De punten van de restwarmte-indicatie
verdwijnen één voor één als het Smart-
Line-element afkoelt. De laatste punt
verdwijnt pas als het SmartLine-ele-
ment zover is afgekoeld dat u het zon-
der gevaar kunt aanraken.
Verbrandingsgevaar door hete
oppervlakken.
Na het beëindigen van het kookpro-
ces zijn de oppervlakken heet.
Raak de oppervlakken niet aan als
de restwarmte-indicatie nog brandt.
Vermogensstand instellen - uit-
gebreid instelbereik
Raak de cijferreeks tussen de sensor-
toetsen aan.
De sensortoetsen voor en achter de
tussenstanden branden helderder dan
de overige toetsen.
Voorbeeld:
Wanneer u de vermogensstand 7. hebt
ingesteld, branden 7 en 8 helderder dan
de overige sensortoetsen.
Bediening
25
Kookstartautomaat
Als de kookstartautomaat geactiveerd
is, warmt de kookzone automatisch met
het hoogste vermogen op (aankoken)
en schakelt dan naar de ingestelde ver-
mogensstand (doorkookstand) terug.
De aankooktijd hangt van de ingestelde
doorkookstand af (zie tabel).
De kookstartautomaat inschakelen
Raak de sensortoets van de ge-
wenste doorkookstand zo lang aan,
tot er een signaal klinkt en de sensor-
toets begint te knipperen.
Gedurende de aankooktijd (zie tabel)
knippert de ingestelde doorkookstand.
Als het aantal vermogensstanden is uit-
gebreid (zie hoofdstuk “Programme-
ring”) en er een tussenstand is geselec-
teerd, knipperen de sensortoetsen voor
en na de tussenstand.
Als u tijdens de bereidingstijd de door-
kookstand wijzigt, deactiveert u de
kookstartautomaat.
De kookstartautomaat uitschakelen
Raak de sensortoets van de inge-
stelde doorkookstand aan.
of
Stel een andere vermogensstand in.
Doorkookstand* Aankooktijd
[min : sec]
1 ca. 0:15
1. ca. 0:15
2 ca. 0:15
2. ca. 0:15
3 ca. 0:25
3. ca. 0:25
4 ca. 0:50
4. ca. 0:50
5 ca. 2:00
5. ca. 5:50
6 ca. 5:50
6. ca. 2:50
7 ca. 2:50
7. ca. 2:50
8 ca. 2:50
8. ca. 2:50
9
* De doorkookstanden met punt zijn alleen
beschikbaar als u het aantal vermogens-
standen hebt vergroot (zie het hoofdstuk
“Programmering”).
Bediening
26
Booster
De wok is uitgerust met een TwinBoos-
ter.
Met de booster kan gedurende maxi-
maal 15 minuten een hoger vermogen
worden geleverd.
Als u de booster inschakelt, terwijl er
geen vermogensstand is ingesteld,
wordt na afloop van de boostertijd of
bij het eerder uitschakelen van de
functie automatisch teruggeschakeld
naar vermogensstand 9.
wel een vermogensstand is ingesteld,
wordt na afloop van de boostertijd of
bij het eerder uitschakelen van de
functie automatisch teruggeschakeld
naar de ingestelde vermogensstand.
TwinBooster inschakelen, stand 1
Plaats de wokpan.
Stel eventueel een vermogensstand
in.
Tip de sensortoets B aan.
Het controlelampje voor TwinBooster
stand 1licht op.
TwinBooster inschakelen, stand 2
Plaats de wokpan.
Stel eventueel een vermogensstand
in.
Raak 2 keer de sensortoets B aan.
Het controlelampje voor TwinBooster
stand 2licht op.
TwinBooster uitschakelen
Raak de sensortoets B zo vaak aan
tot de controlelampjes doven
of
stel een andere vermogensstand in.
Bediening
27
Warmhouden
De functie warmhouden is bedoeld
voor het warmhouden van gerechten
meteen na de bereiding, niet voor het
opwarmen van reeds afgekoelde ge-
rechten.
De maximale warmhoudtijd bedraagt
2uur.
Houd levensmiddelen uitsluitend
warm in een pan. Dek de pan af met
een deksel.
Roer regelmatig in stevige gerechten
en dikke vloeistoffen (eenpansge-
recht, stevige maaltijdsoep).
De voedingswaarde van een gerecht
neemt gedurende de bereiding af.
Tijdens het warmhouden neemt de
voedingswaarde verder af. Beperk de
warmhoudtijd zoveel mogelijk.
Warmhouden activeren/deactiveren
Tip de sensortoets aan.
Timer
28
Het SmartLine-element moet zijn inge-
schakeld als u de timer wilt gebruiken.
U kunt een tijd instellen tussen 1minuut
(:) en 9uur en 59minuten (:).
Tijden tot 59minuten stelt u in minuten
in (0:59), tijden vanaf 60minuten in uren
en minuten. De tijden worden ingevoerd
in de volgorde “uren”, “minuten” (tiental)
en “minuten” (eenheden).
Voorbeeld:
59 minuten = 0:59, invoer: 5-9
80minuten = 1:20, invoer: 1-2-0
Nadat het eerste cijfer is ingevoerd,
brandt het timerdisplay continu. Na in-
voer van het tweede cijfer springt het
eerste cijfer naar links. Na invoer van
het derde cijfer springen het eerste en
tweede cijfer naar links.
U kunt de timer voor twee functies ge-
bruiken:
voor het instellen van een kookwek-
kertijd;
voor het automatisch uitschakelen
van een kookzone/verwarmingsele-
ment/teppanzone.
U kunt de functies tegelijk gebruiken.
De kortste tijd en de sensortoets
(kookwekker) worden altijd weergege-
ven of het controlelampje voor automa-
tisch uitschakelen knippert.
Wanneer u de op de achtergrond aflo-
pende resttijden wilt weergeven, drukt u
op de sensortoets of . Als er meer-
dere uitschakeltijden zijn geprogram-
meerd, dan drukt u zo vaak op de sen-
sortoets totdat het betreffende con-
trolelampje knippert.
Kookwekker
De kookwekker wordt met de getallen-
reeks links of linksvoor ingesteld (afhan-
kelijk van het model).
Kookwekkertijd instellen
Raak de sensortoets aan.
De timerdisplay begint te knipperen.
Stel de gewenste tijd in.
Kookwekkertijd wijzigen
Raak de sensortoets aan.
Stel de gewenste tijd in.
Kookwekkertijd wissen
Raak de sensortoets zo lang aan
totdat op de timerdisplay: ver-
schijnt.
Timer
29
Kookzone automatisch uit-
schakelen
U kunt een tijd instellen waarna een
kookzone automatisch wordt uitgescha-
keld. De functie kan voor alle kookzo-
nes gelijktijdig gebruikt worden.
De uitschakeltijd wordt ingesteld op
de getallenreeks van de kookzone die
automatisch moet worden uitgescha-
keld.
De kookzone wordt door de automa-
tische uitschakeling uitgeschakeld als
de geprogrammeerde tijd langer is dan
de maximaal toegestane bedrijfsduur
(zie het hoofdstuk “Veiligheidsfunc-
ties”, onder “Veiligheidsuitschake-
ling”).
Stel voor de gewenste kookzone een
vermogensstand in.
Raak de sensortoets aan.
Het controlelampje begint te knipperen.
Stel de gewenste tijd in.
Als u een uitschakeltijd voor nog een
kookzone wilt instellen, gaat u net zo
te werk als in het voorgaande is be-
schreven.
Als meerdere uitschakeltijden gepro-
grammeerd zijn, wordt de kortste rest-
tijd weergegeven en knippert het be-
treffende controlelampje. De andere
controlelampjes branden continu.
Wanneer u de op de achtergrond af-
lopende resttijden wilt weergeven,
raakt u de sensortoets zo vaak
aan totdat het gewenste controle-
lampje voor de gewenste kookzone
knippert.
Uitschakeltijd wijzigen
Raak de sensortoets zo vaak aan
totdat het controlelampje voor de ge-
wenste kookzone knippert.
Stel de gewenste tijd in.
Uitschakeltijd wissen
Raak de sensortoets zo vaak aan
totdat het controlelampje voor de ge-
wenste kookzone knippert.
Raak de 0 op de getallenreeks aan.
Extra functies
30
Stop&Go
Bij de activering van Stop&Go wordt de
ingestelde vermogensstand tot 1 ver-
laagd.
De vermogensstand en de instelling van
de timer kunnen niet worden gewijzigd,
de wok kan enkel uitgeschakeld wor-
den. De kookwekker-, uitschakel- en
boostertijd en de tijd voor de kookstart-
automaat lopen verder door.
Bij deactivering wordt weer naar de ver-
mogensstand teruggeschakeld die het
laatst was ingesteld.
Als de functie niet binnen 1 uur wordt
gedeactiveerd, wordt de wok uitge-
schakeld.
Activeren/deactiveren
Tip de sensortoets aan.
Recall
Als het SmartLine-element tijdens het
gebruik per ongeluk uitgeschakeld is,
kunt u met deze functie alle instellingen
herstellen. Hiervoor moet u het SmartLi-
ne-element binnen 10seconden na het
uitschakelen weer inschakelen.
Schakel het SmartLine-element weer
in.
De eerder ingestelde vermogens-
standen knipperen.
Raak meteen één van de knipperende
vermogensstanden aan.
Het toestel gaat verder met de eerder
gedane instellingen.
Extra functies
31
Schoonmaakfunctie
U kunt de sensortoetsen van het
SmartLine-element gedurende 20se-
conden vergrendelen, bijvoorbeeld om
verontreinigingen te verwijderen. De
sensortoets wordt niet vergrendeld.
Activeren
Tip de sensortoets aan.
Op de timerdisplay loopt de tijd af.
Deactiveren
Druk zo lang op de sensortoets
totdat de timerdisplay dooft.
Demo-stand
Met deze functie kan de vakhandel het
SmartLine-element presenteren zonder
dat de verwarming wordt ingeschakeld.
Demo-modus activeren/deactiveren
Schakel het SmartLine-element in.
Raak op een willekeurige getallen-
reeks de sensortoets 0 aan.
Raak daarna tegelijkertijd de sensor-
toetsen 0 en 2 aan en houd deze
6seconden ingedrukt.
In de timerdisplay knippert gedurende
enkele seconden  afwisselend met 
(demo-stand geactiveerd) of  (demo-
stand gedeactiveerd).
Gegevens SmartLine-element
weergeven
U kunt de type-aanduiding en de soft-
wareversie van uw SmartLine-element
laten weergeven. Er mogen geen pan-
nen op het SmartLine-element staan.
Type-aanduiding
Schakel het SmartLine-element in.
Raak op een getallenreeks naar keu-
ze de sensortoets 0 aan.
Raak daarna tegelijkertijd de sensor-
toetsen 0 en 4 aan.
Op de timerdisplay knipperen afwisse-
lend telkens 2 cijfers:
 en  knipperen afwisselend =
CS1234
Softwareversie
Schakel het SmartLine-element in.
Raak op een getallenreeks naar keu-
ze de sensortoets 0 aan.
Raak daarna tegelijkertijd de sensor-
toetsen 0 en 3 aan.
In de timerdisplay verschijnen cijfers:
: = softwareversie
Beveiligingen
32
Inschakelblokkering/vergren-
deling
De vergrendeling wordt door een
stroomstoring gedeactiveerd.
Om te voorkomen dat iemand het
SmartLine-element per vergissing in-
schakelt of instellingen wijzigt, heeft het
SmartLine-element een inschakelblok-
kering en een vergrendeling.
De inschakelblokkering wordt bij een
uitgeschakeld SmartLine-element geac-
tiveerd. Als deze functie actief is, kan
het element niet worden ingeschakeld
en kan de timer niet worden bediend.
De ingestelde kookwekkertijd loopt ver-
der af. Het SmartLine-element is zo ge-
programmeerd dat de inschakelblokke-
ring handmatig moet worden geacti-
veerd. U kunt de instelling zo wijzigen
dat de inschakelblokkering 5minuten
na het uitschakelen van het SmartLine-
element automatisch wordt geactiveerd
(zie hoofdstuk “Programmering”).
De vergrendeling wordt bij een inge-
schakeld SmartLine-element geacti-
veerd. Als deze functie geactiveerd is,
kan het SmartLine-element slechts be-
perkt worden bediend:
De ingestelde vermogensstanden
kunnen niet worden gewijzigd.
Een ingestelde kookwekkertijd kan
worden gewijzigd.
Het SmartLine-element kan alleen
maar worden uitgeschakeld.
Wanneer bij geactiveerde inschakel-
blokkering of vergrendeling een niet
toegestane sensortoets wordt aange-
raakt, verschijnt gedurende enkele se-
conden  op de timerdisplay en klinkt
er een signaal.
Ingebruiknamebeveiliging activeren
Druk 6 seconden op de sensor-
toets.
De seconden worden afgeteld in de ti-
merdisplay. Na afloop verschijnt  in
de timerdisplay. De ingebruiknamebe-
veiliging is geactiveerd.
Ingebruiknamebeveiliging deactive-
ren
Druk 6 seconden op de sensor-
toets.
In de timerdisplay wordt kort  weer-
gegeven, waarna de seconden worden
afgeteld. Na afloop is de ingebruikna-
mebeveiliging gedeactiveerd.
Beveiligingen
33
Vergrendeling activeren
Houd de sensortoetsen en ge-
durende 6seconden tegelijk inge-
drukt.
In de timerdisplay worden de seconden
afgeteld. Na afloop verschijnt  in de
timerdisplay. De vergrendeling is geacti-
veerd.
Vergrendeling deactiveren
Houd de sensortoetsen en ge-
durende 6seconden tegelijk inge-
drukt.
In de timerdisplay wordt kort  weer-
gegeven, waarna de seconden worden
afgeteld. Na afloop is de vergrendeling
gedeactiveerd.
Beveiligingen
34
Automatische uitschakeling
Sensortoetsen zijn afgedekt
Wanneer er langer dan 10seconden
overgekookte gerechten of voorwerpen
op één of meer sensortoetsen liggen of
wanneer deze worden bedekt door vin-
gercontact, dan wordt het SmartLine-
element automatisch uitgeschakeld.
Boven de sensortoets knippert kort
en er weerklinkt kort een signaal.
Wanneer u de voorwerpen en/of veront-
reinigingen verwijdert, dooft en is het
SmartLine-element weer klaar voor ge-
bruik.
Bedrijfsduur wordt overschreden
De veiligheidsuitschakeling wordt auto-
matisch geactiveerd als de wokplaat
ongewoon lang in gebruik is. Deze tijd-
speriode hangt af van de gekozen ver-
mogensstand. Als deze is overschre-
den, wordt de wokplaat uitgeschakeld
en wordt de restwarmte weergegeven.
U kunt de wok weer gewoon in gebruik
nemen.
Het veiligheidsniveau van het SmartLi-
ne-element staat standaard op 0. U
kunt ook een hoger veiligheidsniveau
kiezen met een kortere maximale be-
drijfsduur (zie tabel).
Vermogens-
stand*
Maximale bedrijfsduur
[u:min]
Veiligheidsniveau
0** 1 2
1 10:00 8:00 5:00
1. 10:00 7:00 4:00
2/2. 5:00 4:00 3:00
3/3. 5:00 3:30 2:00
4/4. 4:00 2:00 1:30
5/5. 4:00 1:30 1:00
6/6. 4:00 1:00 0:30
7/7. 4:00 0:42 0:24
8 4:00 0:30 0:20
8. 4:00 0:30 0:18
9 1:00 0:24 0:10
* De vermogensstanden met punt zijn alleen
beschikbaar als u het aantal vermogens-
standen hebt uitgebreid (zie het hoofdstuk
“Instelbereiken”).
** Fabrieksinstelling
Beveiligingen
35
Oververhittingsbeveiliging
Alle inductiespoelen en de koellichamen
van de elektronica zijn voorzien van een
oververhittingsbeveiliging. Voordat de
inductiespoelen en/of de koellichamen
oververhit raken, leidt de oververhit-
tingsbeveiliging tot één van de vol-
gende reacties:
Inductiespoelen
Een ingeschakelde booster wordt uit-
geschakeld.
De ingestelde vermogensstand wordt
verlaagd.
De kookzone wordt automatisch uit-
geschakeld. Op de timerdisplay knip-
pert  afgewisseld door .
U kunt de kookzone gewoon weer in
gebruik nemen wanneer de foutmelding
verdwenen is.
Koellichaam
Een ingeschakelde booster wordt uit-
geschakeld.
De ingestelde vermogensstand wordt
verlaagd.
De kookzones worden automatisch
uitgeschakeld.
Pas als het koellichaam voldoende is af-
gekoeld, kunt u de betreffende kookzo-
nes weer in gebruik nemen.
De oververhittingsbeveiliging kan in de
volgende situaties worden geactiveerd:
De geplaatste pan wordt zonder in-
houd verhit.
Vet of olie wordt op een hoge vermo-
gensstand verhit.
De onderkant van de kookplaat wordt
niet voldoende geventileerd.
Een hete kookzone wordt na een
stroomstoring weer ingeschakeld.
Reageert de oververhittingsbeveiliging
opnieuw nadat de oorzaak is weggeno-
men, neem dan contact op met de
Miele-klantendienst.
Programmering
36
U kunt de programmering van het
SmartLine-element aan uw persoonlijke
wensen aanpassen. U kunt meerdere
instellingen na elkaar wijzigen.
Na het oproepen van de programmering
verschijnt het symbool en in het ti-
merdisplay . Na enkele seconden
knipperen op de timerdisplay afwisse-
lend :(programma 01) en :(co-
de).
Programmering wijzigen
Programmering oproepen
Druk bij een uitgeschakeld SmartLi-
ne-element tegelijkertijd op de sen-
sortoetsen en totdat het sym-
bool verschijnt en op de timerdis-
play .
Programma instellen
Bij tweecijferige programmanummers
moet eerst het tiental worden inge-
steld.
Druk zo vaak op de sensortoets
totdat het gewenste programmanum-
mer op de display verschijnt of druk
op het betreffende cijfer in de getal-
lenreeks.
Code instellen
Druk zo vaak op de sensortoets
totdat het gewenste codenummer op
de display verschijnt of druk op het
betreffende cijfer in de getallenreeks.
Instellingen opslaan
Als het programma wordt weergege-
ven (bijvoorbeeld :), drukt u zo
lang op de sensortoetstotdat de
weergaven uitgaan.
Instellingen niet opslaan
Raak de sensortoets zo lang aan
totdat de indicaties uitgaan.
Programmering
37
Programma
1)
Code
2)
Instellingen
P:01 Demo-stand C:00 Demo-stand uit
C:01
Demo-stand aan
3)
P:03 Fabrieksinstelling C:00 Fabrieksinstellingen niet herstellen
C:01 Fabrieksinstellingen herstellen
P:04 Aantal vermogensstanden C:00 9 vermogensstanden
C:01
17 vermogensstanden
4)
P:06 Bevestigingssignaal bij aanra-
king van een sensortoets
C:00
uit
5)
C:01 zacht
C:02 gemiddeld
C:03 hard
P:07 Geluidssignaal van de timer C:00
uit
5)
C:01 zacht
C:02 gemiddeld
C:03 hard
P:08 Ingebruiknamebeveiliging C:00 Alleen handmatige activering van
de ingebruiknamebeveiliging
C:01 Automatische activering van de in-
gebruiknamebeveiliging
P:09 maximale bedrijfsduur C:00 Veiligheidsniveau 0
C:01 Veiligheidsniveau 1
C:02 Veiligheidsniveau 2
P:12 Reactiesnelheid van de sen-
sortoetsen
C:00 langzaam
C:01 normaal
C:02 snel
Programmering
38
Programma
1)
Code
2)
Instellingen
P:15 Permanente panherkenning C:00 Niet actief
C:01 Actief
1)
Niet-genoemde programma's zijn niet gedefinieerd.
2)
De standaard ingestelde code is telkens vet gedrukt.
3)
Wanneer het SmartLine-element wordt ingeschakeld, verschijnt gedurende enkele secon-
den op het timerdisplay.
4)
In de tekst en in de tabellen worden de uitgebreide vermogensstanden voor de duidelijk-
heid weergegeven met een punt achter het cijfer.
5)
Het bevestigingssignaal van de sensortoets Aan/Uit wordt niet uitgeschakeld.
Reiniging en onderhoud
39
Verbrandingsgevaar door hete
oppervlakken.
Na het beëindigen van het kookpro-
ces zijn de oppervlakken heet.
Schakel de wok uit.
Laat de oppervlakken afkoelen voor-
dat u de wok reinigt.
Schade door indringend vocht.
De stoom van een stoomreiniger kan
terechtkomen op onderdelen die on-
der spanning staan en een kortslui-
ting veroorzaken.
Gebruik voor de reiniging van de wok
nooit een stoomreiniger.
Alle oppervlakken kunnen verkleuren
of veranderen wanneer u onge-
schikte reinigingsmiddelen gebruikt.
De oppervlakken zijn krasgevoelig.
Verwijder resten van reinigingsmid-
delen onmiddellijk.
Gebruik geen schuurmiddelen of rei-
nigingsmiddelen die krassen kunnen
veroorzaken.
Laat het SmartLine-element vóór el-
ke reiniging afkoelen.
Reinig het SmartLine-element en de
accessoires na elk gebruik.
Maak het SmartLine-element na elke
vochtige reiniging weer droog om
kalkresten te voorkomen.
Ongeschikte reinigingsmidde-
len
Om beschadigingen aan de oppervlak-
ken te voorkomen, mogen de volgende
middelen niet voor de reiniging worden
gebruikt:
afwasmiddelen
soda-, alkali-, ammoniak-, zuur- of
chloridehoudende reinigingsmiddelen
kalkoplossende reinigingsmiddelen
vlek- en roestverwijderaars
schurende reinigingsmiddelen zoals
schuurpoeder, schuurmiddelen,
schuursponsjes
oplosmiddelhoudende reinigingsmid-
delen
reinigingsmiddelen voor vaatwassers
grill- en ovensprays
glasreinigers
schurende harde borstels en spons-
jes (zoals pannensponsjes) of ge-
bruikte sponsjes die nog resten
schuurmiddel bevatten
vlekkensponsjes
Reiniging en onderhoud
40
Schade door scherpe voor-
werpen.
De afdichtingstape tussen het
SmartLine-element en het werkblad
kan worden beschadigd.
Gebruik voor het reinigen geen
scherpe voorwerpen.
Met een afwasmiddel worden niet al-
le verontreinigingen en resten verwij-
derd.
Er ontstaat een onzichtbare film die
tot verkleuringen van het keramische
glas leidt. Deze verkleuringen kunnen
niet meer worden verwijderd.
Reinig het keramische oppervlak re-
gelmatig met een speciaal reinigings-
middel voor keramisch glas.
Verwijder alle grove verontreinigingen
met een vochtige doek. Vastgekoekte
verontreinigingen verwijdert u met
een kookplaatkrabber.
Reinig het keramische oppervlak ver-
volgens met het Miele-reinigingsmid-
del voor keramische platen en roest-
vrij staal (zie het hoofdstuk “Bij te be-
stellen accessoires”) of met een an-
der geschikt reinigingsmiddel voor
keramische platen. Gebruik hierbij
keukenpapier of een schone doek.
Breng het reinigingsmiddel niet op
hete keramische oppervlakken aan
aangezien er vlekken kunnen ont-
staan. Houdt u zich aan de aanwij-
zingen van de fabrikant van het reini-
gingsmiddel.
Verwijder de resten van het reini-
gingsmiddel met een vochtige doek
en droog het keramische oppervlak
vervolgens.
Reinigingsmiddelresten kunnen anders
inbranden en de keramische plaat
aantasten. Let erop dat u alle resten
verwijdert.
Verwijder vlekken van kalkresten,
water en aluminium met het reini-
gingsmiddel voor keramische platen
en roestvrij staal.
Verbrandingsgevaar door hete
oppervlakken.
Tijdens het kookproces zijn de op-
pervlakken heet.
Trek ovenhandschoenen aan voordat
u resten suiker, kunststof of alumini-
umfolie met een kookplaatkrabber
van het hete keramische oppervlak
verwijdert.
Als er suiker, kunststof of alumini-
umfolie op het hete keramische op-
pervlak terechtkomt, schakelt u de
kookplaat dan uit.
Schraap deze stoffen onmiddellijk,
als ze dus nog heet zijn, met een
kookplaatkrabber grondig weg.
Reinig het keramische oppervlak ver-
volgens als het afgekoeld is zoals te-
voren beschreven.
Nuttige tips
41
De meeste storingen en defecten, die bij het dagelijks gebruik kunnen optreden,
kunt u zelf verhelpen. U bespaart daarmee niet alleen tijd, maar ook kosten, omdat
u Miele niet hoeft in te schakelen.
De volgende tabellen helpen u de oorzaken van een probleem te achterhalen en te
verhelpen.
Probleem Oorzaak en oplossing
Het SmartLine-element
kan niet worden inge-
schakeld.
Het SmartLine-element heeft geen stroom.
Controleer of de zekering van de elektrische instal-
latie doorgeslagen is. Neem contact op met een
elektricien of met Miele (minimale sterkte van de
zekering: zie typeplaatje).
Er is mogelijk sprake van een technische storing.
Maak het het SmartLine-element ca.1minuut
spanningsvrij. Doe dit als volgt:
schakel de schakelaar van de betreffende zeke-
ring uit of draai de zekering eruit of
schakel de verliesstroomschakelaar uit.
Schakel daarna de zekering resp. de verlies-
stroomschakelaar weer in. Kunt u het SmartLine-
element dan nog niet in gebruik nemen, neem dan
contact op met een elektricien of met de Miele
Service.
Wanneer u de nieuwe
wok gaat gebruiken, ko-
men geurtjes en damp
vrij.
De metalen onderdelen worden met een onderhoud-
smiddel beschermd. Als de wok voor het eerst in ge-
bruik wordt genomen, ontstaan daardoor geuren en
eventueel ook damp. Ook het materiaal van de in-
ductiespoelen geeft tijdens de eerste gebruiksuren
een geur af. Bij elk volgend gebruik neemt de geur-
vorming af, totdat u niets meer waarneemt. De geur
en de eventueel optredende damp wijzen niet op een
verkeerde aansluiting of een defect en zijn ook niet
schadelijk voor de gezondheid.
De ingestelde vermo-
gensstand knippert.
De wokpan is niet geplaatst.
Plaats de wokpan.
Nuttige tips
42
Probleem Oorzaak en oplossing
Als het SmartLine-ele-
ment wordt ingescha-
keld of als er een sen-
sortoets wordt inge-
drukt, dan verschijnt
gedurende enkele se-
conden op het ti-
merdisplay.
De ingebruiknamebeveiliging of vergrendeling is ge-
activeerd.
Deactiveer de ingebruiknamebeveiliging/vergren-
deling (zie het hoofdstuk “Veiligheidsfuncties”, on-
der “Ingebruiknamebeveiliging/vergrendeling”).
Het SmartLine-element
is automatisch uitge-
schakeld. Bij het op-
nieuw inschakelen, ver-
schijnt boven de Aan/
Uit-sensortoets
een.
Eén of meerdere sensortoetsen zijn bedekt, bijvoor-
beeld door vingercontact, overkokende gerechten of
neergelegde voorwerpen.
Verwijder de verontreinigingen en/of de voor-
werpen (zie het hoofdstuk “Veiligheidsfuncties”,
paragraaf “Veiligheidsuitschakeling”).
Na het inschakelen van
het SmartLine-element
verschijnt kort op het
timerdisplay. Het Smart-
Line-element verwarmt
niet.
De demo-modus is ingeschakeld.
Druk tegelijk op de sensortoetsen0 en2 totdat op
het timerdisplay en afwisselend knipperen.
De wok wordt automa-
tisch uitgeschakeld.
De gebruiksduur is overschreden.
Schakel de wok weer in (zie het hoofdstuk “Veilig-
heidsfuncties”, paragraaf “Veiligheidsuitschake-
ling”).
De oververhittingsbeveiliging is geactiveerd.
Zie het hoofdstuk “Veiligheidsfuncties”, paragraaf
“Oververhittingsbeveiliging”.
De boosterstand wordt
automatisch te vroeg
uitgeschakeld.
De oververhittingsbeveiliging is geactiveerd.
Zie hoofdstuk “Beveiligingen”, paragraaf “Overver-
hittingsbeveiliging”.
De kookzone werkt niet
zoals u gewend bent op
de ingestelde vermo-
gensstand.
De oververhittingsbeveiliging is geactiveerd.
Zie hoofdstuk “Beveiligingen”, paragraaf “Overver-
hittingsbeveiliging”.
Nuttige tips
43
Probleem Oorzaak en oplossing
Na het uitschakelen van
het SmartLine-element
is er nog een geluid te
horen.
De ventilator blijft draaien totdat het SmartLine-ele-
ment afgekoeld is en wordt dan automatisch uitge-
schakeld.
De sensortoetsen rea-
geren over- of ongevoe-
lig.
De gevoeligheid van de sensortoetsen is veranderd.
Zorg er eerst voor dat zon- of kunstlicht niet direct
op het SmartLine-element valt. De omgeving van
het SmartLine-element mag ook niet te donker
zijn.
Verwijder indien nodig al het kookgerei en reinig
het SmartLine-element.
Het gehele SmartLine-element en de sensortoet-
sen mogen niet afgedekt zijn.
Onderbreek de stroomvoorziening van het Smart-
Line-element gedurende ca.1minuut.
Als het probleem na het herstellen van de stroom-
voorziening nog niet is verholpen, neem dan con-
tact op met Miele.
Op de timerdisplay
knippert afwisse-
lend met en er klinkt
een signaal.
Het SmartLine-element is verkeerd aangesloten.
Maak het SmartLine-element spanningsvrij.
Neem contact op met Miele.
Op het timerdisplay
knippert 1met een cij-
fer (bijvoorbeeld 1-0) af-
wisselend met een 3-
cijferig getal.
Storing kookzone
Onderbreek de stroomvoorziening van het Smart-
Line-element gedurende ca.1minuut.
Als het probleem na het herstellen van de stroom-
voorziening nog niet is verholpen, neem dan con-
tact op met Miele.
Nuttige tips
44
Probleem Oorzaak en oplossing
Op de timerdisplay
knipperen afwisse-
lend en cijfers.

De oververhittingsbeveiliging is geactiveerd.
Zie het hoofdstuk “Veiligheidsfuncties”, paragraaf
“Oververhittingsbeveiliging”.
,  of 
De ventilator is geblokkeerd of defect.
Controleer of de ventilator geblokkeerd is door een
voorwerp, bijvoorbeeld een vork, en verwijder dat
voorwerp.
Neem contact op met de Miele-klantendienst als
de foutmelding opnieuw verschijnt.
 en andere cijfers.
Er heeft zich een storing voorgedaan in de elektroni-
ca.
Onderbreek de stroomvoorziening van het Smart-
Line-element gedurende ca.1minuut.
Als het probleem na het herstellen van de stroom-
voorziening nog niet is verholpen, neemt u dan
contact op met de Miele-klantendienst.
Bij te bestellen accessoires
45
Speciaal voor uw toestellen levert Miele
een uitgebreid assortiment aan toebe-
horen, alsook reinigings- en onder-
houdsmiddelen.
U kunt deze producten heel eenvoudig
via de Miele-webshop bestellen.
De producten zijn ook verkrijgbaar bij
Miele (zie einde van deze gebruiksaan-
wijzing) en bij uw Miele-handelaar.
Wok CSWP 1450
Reinigings- en onderhouds-
middelen
Reinigingsmiddel voor keramische
platen en roestvrij staal 250ml
Voor het verwijderen van verontrei-
nigingen, kalk- en aluminiumvlekken
Microvezeldoekje
Voor het verwijderen van vingerafdruk-
ken en lichte verontreinigingen
Klantendienst
46
Contact bij storingen
Voor storingen die u niet zelf kunt verhelpen, waarschuwt u uw Miele-vakhandelaar
of de Miele Klantendienst.
Het telefoonnummer van de Miele klantendienst vindt u achteraan in dit docu-
ment.
De Miele Klantendienst heeft het type toestel en het fabricagenummer nodig. Bei-
de gegevens vindt u op het typeplaatje.
Typeplaatje:
Plak hier het bijgaande typeplaatje. Controleer of het type toestel overeenkomt met
het type dat op de achterkant van dit document staat.
Garantie
De garantietermijn voor dit toestel bedraagt 2 jaar.
Voor meer informatie, zie de bijgevoegde garantievoorwaarden.
Installatie
*INSTALLATION*
47
Veiligheidsinstructies voor het inbouwen
Schade door ondeskundige inbouw.
Het SmartLine-element kan beschadigd raken door ondeskundige inbouw.
Laat het SmartLine-element uitsluitend inbouwen door een gekwalificeerd vak-
man.
Gevaar voor elektrische schok door netspanning.
Als gevolg van een ondeskundig uitgevoerde aansluiting op het stroomnet be-
staat er kans op een elektrische schok.
Laat het SmartLine-element uitsluitend door een gekwalificeerde elektricien
aansluiten op het stroomnet.
Schade door vallende voorwerpen.
Bij de montage van bovenkastjes of een dampkap kan het SmartLine-element
beschadigd raken.
Plaats het SmartLine-element pas na montage van de bovenkastjes en de
dampkap.
De lijsten en randen van het werkblad moeten met een hittebe-
stendige lijm (100°C) zijn bevestigd, zodat ze niet loskomen of ver-
vormen. Ook de wandafdichtstrip moet hittebestendig zijn.
Het SmartLine-element mag niet boven koeltoestellen, vaatwas-
sers, wasmachines en droogkasten worden ingebouwd.
Dit SmartLine-element mag alleen boven fornuizen en ovens met
wasemkoeling worden ingebouwd.
De aansluitkabel mag na de inbouw van het SmartLine-element
niet in aanraking komen met de beweegbare delen van de keukene-
lementen (zoals een lade) en mag ook niet worden blootgesteld aan
mechanische belastingen.
Neem de veiligheidsafstanden genoemd op de volgende pagina's
in acht.
Installatie
*INSTALLATION*
48
Veiligheidsafstanden
Veiligheidsafstand boven het Smart-
Line-element
Tussen het SmartLine-element en een
erboven gemonteerde afzuigkap dient u
de veiligheidsafstand aan te houden die
de fabrikant van de afzuigkap aangeeft.
Als er zich boven het SmartLine-ele-
ment licht ontvlambare materialen be-
vinden (zoals een keukenplank), moet u
een veiligheidsafstand van ten minste
600mm aanhouden.
Als er onder een dampkap meerdere
SmartLine-elementen zijn ingebouwd
waarvoor verschillende veiligheidsaf-
standen worden aangegeven, kies
dan altijd de grootste afstand.
Installatie
*INSTALLATION*
49
Veiligheidsafstand achterkant/zijkant
Monteer het SmartLine-element bij
voorkeur met veel ruimte rechts en
links.
Aan de achterkant van het SmartLine-
element moet ten opzichte van een ho-
ge kast of wand de hierna aangegeven
minimale afstand worden aangehou-
den.
Als zich aan één kant van het SmartLi-
ne-element (rechts of links) een hoge
kast of wand bevindt, moet de hierna
aangegeven minimale afstand,
worden aangehouden. Voor de tegen-
overliggende kant geldt een minimale
afstand van 300mm.
Minimumafstand achteraan van de
werkbladuitsparing tot de achterkant
van het werkblad:
50 mm
Minimale afstand rechts van de
werkbladuitsparing tot een ernaast
staand meubelstuk (bijvoorbeeld een
hoge kast) of een wand:
50mm.
Minimale afstand links van de werk-
bladuitsparing tot een ernaast staand
meubelstuk (bijvoorbeeld een hoge
kast) of een wand:
50mm.
Niet toegestaan
Aan te bevelen
Niet aan te bevelen
Niet aan te bevelen
Installatie
*INSTALLATION*
50
Minimumafstand onder het SmartLi-
ne-element
Om de ventilatie van het SmartLine-ele-
ment te kunnen waarborgen, moet on-
der de kookplaat een minimumafstand
worden aangehouden ten opzichte van
een oven, tussenbodem of lade.
De minimumafstand vanaf de onderkant
van het SmartLine-element tot de
bovenkant van de oven: 15mm
bovenkant van de tussenbodem:
15mm
bovenkant van een lade: 5mm
bodem van een lade: 75mm
Tussenbodem
Het inbouwen van een tussenbodem
onder het SmartLine-element is niet
noodzakelijk, maar wel toegestaan.
Voor de aansluitkabel moet aan de ach-
terkant een tussenruimte van 10mm
worden aangehouden. Voor een betere
ventilatie van het SmartLine-element
adviseren wij een tussenruimte van
20mm.
Installatie
*INSTALLATION*
51
Veiligheidsafstand bij een beklede nis
Als er sprake is van een nisbekleding, dient er een minimale afstand tussen de uit-
sparing in het werkblad en de bekleding te worden aangehouden. Bij hoge tempe-
raturen kunnen materialen beschadigd raken.
Is de bekleding van brandbaar materiaal (zoals hout), dan moet de minimale af-
stand tussen de uitsparing in het werkblad en de nisbekleding 50mm zijn.
Is de bekleding van niet-brandbaar materiaal (zoals metaal, natuursteen en kera-
mische tegels), dan moet de afstand tussen de uitsparing in het werkblad en de
nisbekleding minimaal 50mm min de dikte van de bekleding zijn.
Voorbeeld: als de nisbekleding 15mm dik is,
moet de minimale afstand 50mm - 15mm = 35mm zijn.
Vlakke inbouw Opbouw
a
Wand
b
Nisbekleding maat x = dikte van de nisbekleding
c
Werkblad
d
Uitsparing in het werkblad
e
Minimale afstand bij
brandbare materialen 50mm
niet-brandbare materialen 50mm - maat x
Installatie
*INSTALLATION*
52
Vlak
Aanwijzingen voor het in-
bouwen –
vlak
Afdichting tussen SmartLine-element
en werkblad
Als u voegenkit gebruikt, kunnen het
SmartLine-element en het werkblad
beschadigd raken als het element
moet worden verwijderd.
Gebruik daarom geen voegenkit tus-
sen het SmartLine-element en het
werkblad.
De dichting onder de rand van het
toestel is toereikend als afdichting
tussen toestel en werkblad.
Werkblad met tegels
De voegen en het gearceerde ge-
deelte onder de rand van het SmartLi-
ne-element moeten glad en vlak zijn,
zodat het SmartLine-element gelijkma-
tig aansluit en de afdichting onder de
rand van de bovenkant van het toestel
de afdichting met het werkblad waar-
borgt.
Afdichtingstape
Als het SmartLine-element voor on-
derhoud wordt gedemonteerd, kan
de afdichtingstape onder de rand
van het SmartLine-element bescha-
digd raken.
Vervang de afdichtingstape steeds
voordat de kookplaat weer wordt in-
gebouwd.
Installatie
*INSTALLATION*
53
Inbouw van meerdere
SmartLine-elementen
De voegen tussen de afzonderlijke
SmartLine-elementen moeten met een
temperatuurbestendige (min. 160°C) si-
liconenkit worden gevuld. Bij vlakke in-
bouw moet ook de voeg tussen het/de
SmartLine-element(en) en het werkblad
met een temperatuurbestendige
(min.160°C) siliconenkit worden ge-
vuld.
De SmartLine-elementen moeten na de
inbouw van onderaf goed toegankelijk
zijn, zodat de bodemplaat voor onder-
houdsdoeleinden kan worden verwij-
derd. Als de SmartLine-elementen niet
van onderaf toegankelijk zijn, moet de
voegenkit worden verwijderd om de
toestellen te kunnen uitbouwen.
Combinatie met werkbladdampkap
Als het SmartLine-element in combina-
tie met werkbladdampkap wordt inge-
bouwd, moet eerst de werkbladdamp-
kap worden ingebouwd.
Inductiewok naast werkbladdampkap
De inductiewok kan uitsluitend worden
ingebouwd aan de kant van de werk-
bladdampkap dat tegenover het aan-
sluitstuk ligt.
Installatie
*INSTALLATION*
54
Uitsparing werkblad – vlak
Aanwijzingen voor het berekenen van de uitsparing
De elementen liggen 10mm boven het werkblad.
Bij inbouw van meerdere elementen moet tussen de afzonderlijke elementen een
afstand van 2mm worden aangehouden.
Berekening uitsparingB
1 element=breedte van het element min 10mm rechts, min 10mm links
Meerdere elementen=totale breedte van de elementen plus 2mm afstand tussen
de elementen, min 10mm rechts, min 10mm links.
Hierna volgen enkele voorbeelden.
Installatie
*INSTALLATION*
55
Inbouw met werkbladdampkap
Combinatievoorbeelden Aantalxbreedte [mm] Afme-
tingB
[mm]
Kookelemen-
ten
Werkblad-
dampkap
1x378 1x120
480
+1
2x378 1x120
860
+1
1x378
1x620
2x120
1224
+1
3x378 2x120
1362
+1
2x378
1x620
2x120
1604
+1
4x378 2x120
1742
+1
1x620 2x120
844
+1
Installatie
*INSTALLATION*
56
Inbouw zonder werkbladdampkap
Combinatievoorbeelden Aantalxbreedte [mm] AfmetingB
[mm]
Kookelementen
1x378
358
+1
2x378
738
+1
1x378
1x620
980
+1
3x378
1118
+1
2x378
1x620
1360
+1
4x378
1498
+1
Installatie
*INSTALLATION*
57
Verbindingsstrips – vlak
Bij inbouw van meerdere SmartLine-elementen moet tussen de afzonderlijke ele-
menten telkens een verbindingsstrip worden geplaatst.
De bij de verbindingsstrips gevoegde klemmen zijn alleen nodig bij de inbouw
van een CSDA700xFL.
Inbouw van 3 elementen en 2 verbindingsstrips
Installatie
*INSTALLATION*
58
Inbouwmaten - opliggend
Alle maten zijn in mm aangegeven.
a
vooraan
b
Aansluitkabel, L=2.000mm
Installatie
*INSTALLATION*
59
Inbouw – vlak
Voorbereiding werkblad
Maak de uitsparing in het werkblad.
Neem de veiligheidsafstanden in acht
(zie hoofdstuk “Installatie”, paragraaf
“Veiligheidsafstanden”).
De snijvlakken van houten werk-
bladen moeten met speciale lak, sili-
conenkit of giethars worden afge-
werkt om te voorkomen dat het werk-
blad door vocht wordt aangetast. Het
dichtingsmateriaal moet temperatuur-
bestendig zijn.
Deze producten mogen niet op het
oppervlak van het werkblad terecht-
komen.
Verbindingsstrips monteren
Gebruik de middelste schroefgaten als
rechts of links naast de verbindingsstrip
de volgende SmartLine-elementen wor-
den ingebouwd: CS7611, CS 7641,
CS7101(-1), CS7102(-1)
Werkblad van hout
Plaats de verbindingsstrips gelijk met
de bovenrand van de uitsparing.
Bevestig de verbindingsstrips met de
bijgeleverde houtschroeven
3,5x25mm.
Werkblad van natuursteen
Voor het bevestigen van de verbin-
dingsstrips moet u sterk dubbelzijdige
plakband gebruiken (niet meegele-
verd).
Bevestig de plakband langs de bo-
venrand van de uitsparing.
Plaats de verbindingsstrips gelijk met
de bovenrand van de uitsparing.
Druk de verbindingsstrips stevig aan.
Installatie
*INSTALLATION*
60
SmartLine-element inbouwen
Plak de bijgeleverde afdichttape on-
der de rand van het SmartLine-ele-
ment. Breng de afdichttape niet aan
terwijl het element onder spanning
staat.
Geleid de aansluitkabel door de uit-
sparing in het werkblad omlaag.
Plaats het SmartLine-element in de
uitsparing in het werkblad. Let erop
dat de afdichting op het werkblad
rust, zodat de afdichting met het
werkblad gegarandeerd is.
Als de afdichting bij de hoeken niet
goed op het werkblad aansluit, kan
de hoekradius van het werkblad
(R4) voorzichtig met een decou-
peerzaag worden nabewerkt
Dicht het SmartLine-element in geen
geval extra af met voegenkit (zoals
siliconenkit).
Sluit het SmartLine-element aan op
het elektriciteitsnet.
Sluit het SmartLine-element indien
van toepassing aan op de gasvoor-
ziening (zie het hoofdstuk “Installatie”,
paragraaf “Gasaansluiting”).
Controleer of het SmartLine-element
goed functioneert.
De voegen tussen de afzonderlijke
elementen moeten met een tempera-
tuurbestendige (min.160°C) silico-
nenkit worden gevuld.
Een ongeschikte voegenkit kan na-
tuursteen beschadigen.
Gebruik voor natuursteen en tegels
van natuursteen uitsluitend een voor
natuursteen geschikte siliconenkit.
Neem de aanwijzingen van de fabri-
kant in acht.
Installatie
*INSTALLATION*
61
Naadloos aansluitend
Aanwijzingen voor het in-
bouwen –
naadloos aansluitend
Een vlakke inbouw is alleen mogelijk
bij natuurstenen (graniet, marmer),
massief houten en betegelde werk-
bladen. Als uw werkblad van een an-
der materiaal is gemaakt, informeer
dan bij de fabrikant of het werkblad
geschikt is voor vlakke inbouw.
De breedte van de onderkast moet ten
minste zo groot zijn als de uitsparing
in het werkblad. (Zie hoofdstuk “Instal-
latie”, paragraaf “Inbouwmaten –
naadloos aansluitend”). Zo is het
SmartLine-element ook na de inbouw
van onderaf goed toegankelijk. Een
technicus moet de onderkant van de
kookplaat kunnen verwijderen. Als het
element na de inbouw niet van onder-
af toegankelijk is, moet de voegenkit
worden verwijderd om het element te
kunnen uitbouwen.
Natuurstenen werkbladen
Het SmartLine-element wordt
rechtstreeks in de opening geplaatst.
Massief hout, werkbladen met tegels
en glazen werkbladen
Het SmartLine-element wordt in een
houten lijst in de opening geplaatst. De-
ze lijsten worden niet bij het toestel
meegeleverd en moeten ter plaatse be-
schikbaar zijn.
Afdichtingstape
Als het SmartLine-element voor on-
derhoud wordt gedemonteerd, kan
de afdichtingstape onder de rand
van het SmartLine-element bescha-
digd raken.
Vervang de afdichtingstape steeds
voordat de kookplaat weer wordt in-
gebouwd.
Installatie
*INSTALLATION*
62
Inbouw van meerdere
SmartLine-elementen
De voegen tussen de afzonderlijke
SmartLine-elementen moeten met een
temperatuurbestendige (min. 160°C) si-
liconenkit worden gevuld. Bij vlakke in-
bouw moet ook de voeg tussen het/de
SmartLine-element(en) en het werkblad
met een temperatuurbestendige
(min.160°C) siliconenkit worden ge-
vuld.
De SmartLine-elementen moeten na de
inbouw van onderaf goed toegankelijk
zijn, zodat de bodemplaat voor onder-
houdsdoeleinden kan worden verwij-
derd. Als de SmartLine-elementen niet
van onderaf toegankelijk zijn, moet de
voegenkit worden verwijderd om de
toestellen te kunnen uitbouwen.
Combinatie met werkbladdampkap
Als het SmartLine-element in combina-
tie met werkbladdampkap wordt inge-
bouwd, moet eerst de werkbladdamp-
kap worden ingebouwd.
Inductiewok naast werkbladdampkap
De inductiewok kan uitsluitend worden
ingebouwd aan de kant van de werk-
bladdampkap dat tegenover het aan-
sluitstuk ligt.
Installatie
*INSTALLATION*
63
Uitsparing werkblad – naadloos aansluitend
Werkblad van natuursteen Houten werkblad
* 7
+
0,5
mm bij de CS7611FL
Aanwijzingen voor het berekenen van de uitsparing
De elementen liggen 10mm boven het werkblad.
Bij inbouw van meerdere elementen moet tussen de afzonderlijke elementen een
afstand van 2mm worden aangehouden.
Berekening uitsparingA
1 element=breedte van het element plus 2mm rechts, plus 2mm links.
Meerdere elementen=totale breedte van de elementen plus 2mm afstand tussen
de elementen, plus 2mm rechts, plus 2mm links
Berekening uitsparing B=uitsparingA min 12mm rechts, min 12mm links.
Hierna volgen enkele voorbeelden.
Installatie
*INSTALLATION*
64
Inbouw met werkbladdampkap
Combinatievoorbeelden Aantalxbreedte [mm] Afme-
tingA
[mm]
Afme-
tingB
[mm]
Kookelemen-
ten
Werkblad-
dampkap
1x378 1x120
504
+1
480
+1
2x378 1x120
884
+1
860
+1
1x378
1x620
2x120
1248
+1
1224
+1
3x378 2x120
1386
+1
1362
+1
2x378
1x620
2x120
1628
+1
1604
+1
4x378 2x120
1766
+1
1742
+1
1x620 2x120
868
+1
844
+1
Installatie
*INSTALLATION*
65
Inbouw zonder werkbladdampkap
Combinatievoor-
beelden
Aantalxbreedte
[mm]
AfmetingA
[mm]
AfmetingB
[mm]
Kookelementen
1x378
382
+1
358
+1
2x378
762
+1
738
+1
1x378
1x620
1004
+1
980
+1
3x378
1142
+1
1118
+1
2x378
1x620
1384
+1
1360
+1
4x378
1522
+1
1498
+1
Installatie
*INSTALLATION*
66
Verbindingsstrips – naadloos aansluitend
Bij inbouw van meerdere SmartLine-elementen moet tussen de afzonderlijke ele-
menten telkens een verbindingsstrip worden geplaatst.
De bij de verbindingsstrips gevoegde klemmen zijn alleen nodig bij de inbouw
van een CSDA700xFL.
Inbouw van 3 elementen en 2 verbindingsstrips
Installatie
*INSTALLATION*
67
Inbouwmaten - vlak
Alle maten zijn in mm aangegeven.
a
vooraan
b
Aansluitkabel, L=2.000mm
c
Trapsgewijze uitsparing (voor de detailtekeningen zie hoofdstuk: “Installatie”,
paragraaf “Uitsparing werkblad – naadloos aansluitend“)
d
Houten lijst 12mm (niet bijgeleverd toebehoren, voor de detailtekeningen zie
hoofdstuk: “Installatie”, paragraaf “Uitsparing werkblad – naadloos aan-
sluitend”)
Installatie
*INSTALLATION*
68
Inbouw – naadloos aansluitend
Voorbereiding werkblad
Maak de uitsparing in het werkblad.
Neem de veiligheidsafstanden in acht
(zie hoofdstuk “Installatie”, paragraaf
“Veiligheidsafstanden”).
De snijvlakken van houten werk-
bladen moeten met speciale lak, sili-
conenkit of giethars worden afge-
werkt om te voorkomen dat het werk-
blad door vocht wordt aangetast. Het
dichtingsmateriaal moet temperatuur-
bestendig zijn.
Deze producten mogen niet op het
oppervlak van het werkblad terecht-
komen.
Bevestig bij houten werkbladen de
houten lijsten 5,5mm onder de bo-
venkant van het werkblad.
Bij de CS7611FL moet de houten
lijst 7mm onder de bovenkant van
het werkblad worden bevestigd.
Verbindingsstrips monteren
Gebruik de middelste schroefgaten als
rechts of links naast de verbindingsstrip
de volgende SmartLine-elementen wor-
den ingebouwd: CS7611, CS 7641,
CS7101(-1), CS7102(-1)
Werkblad van hout
Plaats de verbindingsstrips gelijk met
het onderste gedeelte van de traps-
gewijze uitsparing.
Bevestig de verbindingsstrips met de
bijgeleverde houtschroeven
3,5x25mm.
Werkblad van natuursteen
Voor het bevestigen van de verbin-
dingsstrips moet u sterk dubbelzijdige
plakband gebruiken (niet meegele-
verd).
Bevestig de plakband langs het on-
derste gedeelte van de trapsgewijze
uitsparing.
Plaats de verbindingsstrips gelijk met
het onderste gedeelte van de traps-
gewijze uitsparing.
Druk de verbindingsstrips stevig aan.
Installatie
*INSTALLATION*
69
SmartLine-element inbouwen
Plak de bijgeleverde afdichttape on-
der de rand van het SmartLine-ele-
ment. Breng de afdichttape niet aan
terwijl het element onder spanning
staat.
Geleid de aansluitkabel door de uit-
sparing in het werkblad omlaag.
Plaats het SmartLine-element in de
uitsparing in het werkblad. Let erop
dat de afdichting op het werkblad
rust, zodat de afdichting met het
werkblad gegarandeerd is.
Sluit het SmartLine-element aan op
het elektriciteitsnet.
Sluit het SmartLine-element indien
van toepassing aan op de gasvoor-
ziening (zie het hoofdstuk “Installatie”,
paragraaf “Gasaansluiting”).
Controleer of het SmartLine-element
goed functioneert.
De voegen tussen de afzonderlijke
elementen en de elementen en het
werkblad moeten met een tempera-
tuurbestendige (min.160°C) silico-
nenkit worden gevuld.
Een ongeschikte voegenkit kan na-
tuursteen beschadigen.
Gebruik voor natuursteen en tegels
van natuursteen uitsluitend een voor
natuursteen geschikte siliconenkit.
Neem de aanwijzingen van de fabri-
kant in acht.
Installatie
*INSTALLATION*
70
Elektrische aansluiting
Schade door ondeskundige aan-
sluiting.
Door ondeskundig uitgevoerde in-
stallatie-, onderhouds- of reparatie-
werkzaamheden kan de gebruiker
aanzienlijke risico's lopen.
Miele kan niet verantwoordelijk wor-
den gesteld voor schade die wordt
veroorzaakt door ondeskundige in-
stallatie- en onderhoudswerkzaam-
heden, reparaties of een ontbreken-
de of onderbroken aarddraad (bij-
voorbeeld een elektrische schok).
Laat het SmartLine-element door een
elektricien aansluiten op het elektrici-
teitsnet.
De elektricien moet op de hoogte zijn
van de nationale en ter plaatse gel-
dende voorschriften voor elektrici-
teitsvoorziening en deze in acht ne-
men.
Na het inbouwen moet zijn gewaar-
borgd dat onder spanning staande
delen niet kunnen worden aange-
raakt.
Aansluitwaarde
Zie typeplaatje
Aansluitgegevens
De aansluitwaarden vindt u op het type-
plaatje. Deze gegevens moeten met de
aansluitgegevens van het net overeen-
komen.
Verliesstroomschakelaar
Voor extra veiligheid wordt in de EU-
voorschriften en -richtlijnen voor België
geadviseerd om de huisinstallatie van
een verliesstroomschakelaar te voorzien
(30mA).
Scheidingssystemen
Het SmartLine-element moet via een
schakelaar op alle polen van de net-
spanning kunnen worden losgekoppeld.
De contactafstand in uitgeschakelde
toestand moet ten minste 3mm bedra-
gen. Geschikte schakelaars zijn overbe-
lastings- en verliesstroomschakelaars.
Installatie
*INSTALLATION*
71
Spanningsvrij maken
Gevaar voor elektrische schok
door netspanning.
Tijdens reparatie- en/of onderhouds-
werkzaamheden kan het opnieuw in-
schakelen van de netspanning leiden
tot een elektrische schok.
Zorg dat de netspanning niet per on-
geluk weer kan worden ingescha-
keld.
Als het toestel spanningsvrij moet wor-
den gemaakt, gaat u, afhankelijk van de
situatie, als volgt te werk:
Zekeringen
Draai de zekeringen los en neem deze
uit de houders.
Zekeringautomaten
Druk op de testknop (rood) totdat de
middelste knop (zwart) eruitspringt.
Inbouwzekeringautomaten
(Installatieautomaat, ten minste van
het typeB of C): zet de tuimelschake-
laar van1 (Aan) op 0(Uit).
Verliesstroomschakelaar
Zet de hoofdschakelaar van 1 (Aan)
op 0 (Uit) of druk op de testknop.
Aansluitkabel vervangen
Gevaar voor elektrische schok
door netspanning.
Als gevolg van een ondeskundig uit-
gevoerde aansluiting bestaat er kans
op een elektrische schok.
Laat de aansluitkabel uitsluitend ver-
vangen door een gekwalificeerd
elektricien.
Gebruik bij de vervanging van de aan-
sluitkabel uitsluitend het kabeltype
H05VV-F met de juiste doorsnede. De
aansluitkabel is verkrijgbaar via de fa-
brikant of de Miele Service.
Herstellingen aan huis en andere inlichtingen: 02/451.16.16
nv Miele België
Z.5 Mollem 480
1730 Mollem (Asse)
Internet: www.miele.be
Duitsland
Miele & Cie. KG
Carl-Miele-Straße 29
33332 Gütersloh
M.-Nr. 11 401 910 / 00nl-BE
CS7641
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76

Miele CS7641FL de handleiding

Categorie
Kookplaten
Type
de handleiding