KTM 390 Duke MY 2013 de handleiding

Type
de handleiding

Deze handleiding is ook geschikt voor

BEDIENINGSHANDLEIDING 2013
390 Duke EU
390 Duke AUS
390 Duke MAL
Artikelnr. 3211964nl
BESTE KTM KLANT 1
BESTE KTM KLANT
We wensen u veel geluk met uw keuze voor een KTM motorfiets. U bent nu in het bezit van een moderne sportieve motorfiets en we zijn er
zeker van dat u er veel plezier mee zult beleven, mits u de motorfiets goed onderhoudt.
We wensen u veel rijplezier!
Vul hieronder het serienummers van uw voertuig in.
Framenummer ( pag. 20) Stempel dealer
Motornummer ( pag. 21)
Sleutelnummer ( pag. 21)
De bedieningshandleiding komt op het tijdstip dat deze ter perse gaat overeen met de nieuwste stand van het model. Kleine afwijkingen
die het resultaat zijn van een constructieve ontwikkeling kunnen echter niet worden uitgesloten.
Alle hier genoemde gegevens zijn vrijblijvend. De KTM-Sportmotorcycle AG houdt zich het recht voor technische gegevens, prijzen, kleu-
ren, vormen, materialen, dienst- en serviceverlening, constructies, uitrustingen en dergelijke zonder voorafgaande aankondiging en zonder
opgave van redenen te wijzigen resp. zonder vergoeding te annuleren, deze aan te passen aan de plaatselijke situatie of de productie van
een bepaald model zonder voorafgaande aankondiging te beëindigen. KTM is niet aansprakelijk voor leveringsmogelijkheden, afwijkingen
van afbeeldingen en beschrijvingen, drukfouten en vergissingen. De afgebeelde modellen zijn voor een deel voorzien van speciale uitrustin-
gen die niet standaard bij de leveringsomvang horen.
© 2013 KTM-Sportmotorcycle AG, Mattighofen Oostenrijk
Alle rechten voorbehouden
Nadruk, ook gedeeltelijk, en vermenigvuldigingen van welke aard dan ook zijn uitsluitend toegestaan met toestemming van de auteur.
BESTE KTM KLANT 2
ISO 9001(12 100 6061)
KTM past processen voor kwaliteitsbewaking toe, zoals bedoeld in de internationale norm voor kwaliteitsmanagement ISO
9001, die tot een zo hoog mogelijke productkwaliteit leiden.
Afgegeven door: TÜV Management Service
KTM-Sportmotorcycle AG
5230 Mattighofen, Oostenrijk
INHOUDSOPGAVE 3
INHOUDSOPGAVE
1 SYMBOLEN EN FORMATERINGEN................................... 7
1.1 Gebruikte pictogrammen....................................... 7
1.2 Gebruikte formatering........................................... 7
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN .......................................... 8
2.1 Gebruiksdefinitie ................................................. 8
2.2 Veiligheidsaanwijzingen........................................ 8
2.3 Gevarenniveau en pictogrammen ........................... 9
2.4 Waarschuwing voor manipulaties ........................... 9
2.5 Veilig gebruik .................................................... 10
2.6 Beschermende kleding ....................................... 11
2.7 Werkinstructies.................................................. 11
2.8 Milieu............................................................... 11
2.9 Bedieningshandleiding ....................................... 12
3 BELANGRIJKE AANWIJZINGEN ..................................... 13
3.1 Garantie............................................................ 13
3.2 Verbruiksstoffen, hulpstoffen .............................. 13
3.3 Reserveonderdelen, toebehoren ........................... 13
3.4 Service ............................................................. 13
3.5 Afbeeldingen ..................................................... 14
3.6 Klantenservice................................................... 14
4 AFBEELDING VOERTUIG............................................... 16
4.1 Afbeelding voertuig linksvoor (symbolische
weergave).......................................................... 16
4.2 Afbeelding voertuig rechtsachter (symbolische
weergave).......................................................... 18
5 SERIENUMMERS.......................................................... 20
5.1 Framenummer ................................................... 20
5.2 Typeplaatje ....................................................... 20
5.3 Motornummer.................................................... 21
5.4 Sleutelnummer.................................................. 21
6 BEDIENINGSELEMENTEN............................................. 22
6.1 Koppelingshendel .............................................. 22
6.2 Remhendel........................................................ 22
6.3 Gashendel......................................................... 23
6.4 Claxonknop ....................................................... 23
6.5 Lichtschakelaar ................................................. 24
6.6 Seinlichtschakelaar ............................................ 24
6.7 Richtingaanwijzerschakelaar ............................... 25
6.8 Noodstopschakelaar ........................................... 25
6.9 E-starterknop..................................................... 26
6.10 Contact-/stuurslot............................................... 26
6.11 Gecombineerd instrument................................... 27
6.11.1 Overzicht ...................................................... 27
6.11.2 Activering en test........................................... 28
6.11.3 Waarschuwingen............................................ 29
6.11.4 Functietoetsen............................................... 32
6.11.5 Controlelampjes............................................. 33
6.11.6 Display ......................................................... 34
6.11.7 Vulpeilindicatie in brandstoftank ..................... 35
6.11.8 Weergave TRIP F ........................................... 36
6.11.9 Temperatuurindicatie koelmiddel .................... 37
6.11.10 Informatiedisplay........................................... 38
6.11.11 Menu rijtijd/gemiddelde snelheid..................... 39
6.11.12 Menu gemiddelde snelheid/gemiddeld
verbruik 1 ..................................................... 40
6.11.13 Menu gemiddeld verbruik 1/gemiddeld
verbruik 2 ..................................................... 41
6.11.14 Menu gemiddeld verbruik 2/service.................. 42
INHOUDSOPGAVE 4
6.11.15 Menu service/reikwijdte .................................. 43
6.11.16 Menu reikwijdte/rijtijd .................................... 44
6.11.17 Menu totaal traject ODO ................................. 45
6.11.18 Menu traject 1 TRIP 1 ................................... 46
6.11.19 Menu traject 2 TRIP 2 ................................... 46
6.11.20 Kilometer of mijl instellen .............................. 47
6.11.21 Tijd instellen ................................................. 48
6.11.22 Schakeltoerental RPM 1 instellen.................... 48
6.11.23 Schakeltoerental RPM 2 instellen.................... 49
6.12 Tankdop openen ................................................ 50
6.13 Tankdop sluiten................................................. 51
6.14 Zadelslot........................................................... 52
6.15 Boordgereedschap.............................................. 52
6.16 Grepen.............................................................. 53
6.17 Voetsteunen bijrijder .......................................... 53
6.18 Versnellingshendel ............................................. 54
6.19 Rempedaal........................................................ 55
6.20 Zijstandaard ...................................................... 55
7 INBEDRIJFNAME.......................................................... 56
7.1 Aanwijzingen voor eerste inbedrijfname................ 56
7.2 Motor inrijden.................................................... 57
7.3 Voertuig beladen................................................ 58
8 RIJ-INSTRUCTIES......................................................... 60
8.1 Controle en onderhoud voor iedere
inbedrijfname.................................................... 60
8.2 Starten ............................................................. 61
8.3 Beginnen met rijden........................................... 63
8.4 Schakelen, rijden............................................... 63
8.5 Afremmen ......................................................... 66
8.6 Stoppen, parkeren.............................................. 68
8.7 Transport .......................................................... 69
8.8 Brandstof tanken ............................................... 70
9 SERVICESCHEMA......................................................... 72
9.1 Serviceschema................................................... 72
10 CHASSIS AFSTELLEN ................................................... 74
10.1 Veervoorspanning schokdemper instellen x......... 74
10.2 Versnellingshendel instellen................................ 75
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS ........................... 76
11.1 Motorfiets met hefbok achter opkrikken................ 76
11.2 Motorfiets van hefbok achter nemen .................... 76
11.3 Motorfiets met hefbok voor opkrikken................... 77
11.4 Motorfiets van hefbok voor nemen ....................... 78
11.5 Bijrijderzadel verwijderen.................................... 79
11.6 Bijrijderzadel monteren ...................................... 80
11.7 Zadel verwijderen............................................... 80
11.8 Zadel monteren.................................................. 81
11.9 Kettingvervuiling controleren............................... 82
11.10 Ketting reinigen ................................................. 82
11.11 Kettingspanning controleren ............................... 83
11.12 Kettingspanning instellen ................................... 85
11.13 Ketting, kettingwiel en ketting-aandrijfwiel
controleren........................................................ 87
11.14 Bugspoiler demonteren....................................... 91
11.15 Bugspoiler monteren .......................................... 92
12 REMSYSTEEM.............................................................. 93
12.1 ABS / Anti Blokkeer Systeem............................... 93
12.2 Remschijven controleren..................................... 94
12.3 Remvloeistofpeil voorwielrem controleren ............. 95
INHOUDSOPGAVE 5
12.4 Remvloeistof voorwielrem bijvullen x ................. 96
12.5 Remplaketten voorwielrem controleren ................. 97
12.6 Vrije slag rempedaal controleren.......................... 98
12.7 Vrije slag rempedaal instellen x......................... 99
12.8 Remvloeistofpeil achterwielrem controleren ........ 100
12.9 Remvloeistof achterwielrem bijvullen x............ 101
12.10 Remplaketten achterwielrem controleren............ 103
13 WIELEN, BANDEN ...................................................... 104
13.1 Voorwiel demonteren x................................... 104
13.2 Voorwiel monteren x....................................... 105
13.3 Achterwiel demonteren x................................ 106
13.4 Achterwiel monteren x ................................... 107
13.5 Demperpakkingen achterwielnaaf
controleren x................................................. 109
13.6 Bandentoestand controleren.............................. 111
13.7 Bandenspanning controleren............................. 113
14 ELEKTRONICA............................................................ 114
14.1 Accu demonteren x........................................ 114
14.2 Accu monteren x ........................................... 115
14.3 Accu laden x................................................. 116
14.4 Zekeringen ABS vervangen................................ 119
14.5 Zekeringen afzonderlijke stroomverbruikers
vervangen........................................................ 121
14.6 Lamp koplamp vervangen ................................. 122
14.7 Zijlichtlamp vervangen...................................... 126
14.8 Koplampstand controleren ................................ 129
14.9 Lichtbundelbreedte koplamp instellen................ 130
15 KOELSYSTEEM........................................................... 133
15.1 Koelsysteem .................................................... 133
15.2 Antivries en koelmiddelpeil controleren .............. 134
15.3 Koelmiddelpeil controleren ............................... 136
15.4 Koelmiddel aftappen x................................... 138
15.5 Koelsysteem vullen/ontluchten x..................... 139
16 MOTOR AFSTELLEN ................................................... 141
16.1 Gaskabelspeling controleren.............................. 141
16.2 Gaskabelspeling instellen x ............................ 142
16.3 Koppelingshendelspeling controleren ................. 142
16.4 Koppelingskabelspeling instellen x.................. 143
17 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR ........................... 144
17.1 Motoroliepeil controleren .................................. 144
17.2 Motorolie verversen, oliefilter vervangen en
oliezeef reinigen x ......................................... 144
17.3 Motorolie bijvullen ........................................... 147
18 REINIGING, ONDERHOUD........................................... 149
18.1 Motorfiets reinigen ........................................... 149
18.2 Controle en onderhoud voor rijden in de winter ... 151
19 STALLING .................................................................. 153
19.1 Stalling........................................................... 153
19.2 Inbedrijfname na stalling .................................. 154
20 FOUTEN OPSPOREN................................................... 155
21 TECHNISCHE GEGEVENS............................................ 158
21.1 Motor.............................................................. 158
21.2 Aanhaalmomenten motor .................................. 159
21.3 Vulhoeveelheden.............................................. 162
21.3.1 Motorolie .................................................... 162
21.3.2 Koelmiddel ................................................. 162
21.3.3 Brandstof.................................................... 162
21.4 Chassis ........................................................... 162
INHOUDSOPGAVE 6
21.5 Elektronica...................................................... 164
21.6 Banden........................................................... 164
21.7 Voorvork.......................................................... 165
21.8 Schokdemper .................................................. 165
21.9 Aanhaalmomenten chassis................................ 165
22 GEBRUIKSSTOFFEN ................................................... 170
23 HULPSTOFFEN........................................................... 173
24 NORMEN ................................................................... 176
INDEX ............................................................................... 177
1 SYMBOLEN EN FORMATERINGEN 7
1.1 Gebruikte pictogrammen
Hieronder wordt het gebruik van bepaalde pictogrammen verklaard.
Kenmerkt een verwachte reactie (bijv. van een bepaalde handeling of functie).
Kenmerkt een onverwachte reactie (bijv. van een bepaalde handeling of functie).
Alle werkzaamheden die met dit pictogram zijn gekenmerkt vereisen vakkennis en technisch begrip. Laat de werk-
zaamheden voor uw eigen veiligheid uitvoeren in een geautoriseerde KTM-garage! Daar wordt uw motorfiets door spe-
ciaal geschoolde vakkundige medewerkers met het benodigde hulpgereedschap optimaal onderhouden.
Kenmerkt de verwijzing naar een pagina (op de aangegeven pagina vindt u meer informatie).
1.2 Gebruikte formatering
Hieronder worden de gebruikte letterformaten verklaard.
Eigennaam Kenmerkt een eigennaam.
Naam
®
Kenmerkt een beschermde naam.
Merk™ Kenmerkt een merk in het handelsverkeer.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 8
2.1 Gebruiksdefinitie
KTM-sportmotorfietsen zijn zodanig ontworpen en gebouwd, dat ze bestand zijn tegen de gangbare belastingen in het normale wegverkeer.
Ze zijn echter niet geschikt voor het rijden op circuits en niet geasfalteerde wegen.
Info
De motorfiets is alleen in de gehomologeerde versie toegelaten voor het rijden op de openbare weg.
2.2 Veiligheidsaanwijzingen
Voor een veilige omgang met het voertuig dient u zich te houden aan enkele veiligheidsaanwijzingen. Lees deze handleiding daarom zorg-
vuldig door. De veiligheidsaanwijzingen zijn geaccentueerd en met links gekoppeld aan de relevante plaatsen in de tekst.
Info
Op het voertuig zijn op goed zichtbare plaatsen verschillende stickers met aanwijzingen en waarschuwingen aangebracht. Deze stic-
kers met aanwijzingen en waarschuwingen nooit verwijderen. Als deze ontbreken kunt u of andere personen de gevaren niet herken-
nen en daardoor letsel oplopen.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 9
2.3 Gevarenniveau en pictogrammen
Gevaar
Waarschuwing voor een gevaar dat direct en met zekerheid overlijden of zwaar blijvend letsel tot gevolg heeft als u niet de juiste
voorzorgsmaatregelen neemt.
Waarschuwing
Waarschuwing voor een gevaar dat waarschijnlijk overlijden of zwaar letsel tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatregelen
neemt.
Voorzichtig
Waarschuwing voor een gevaar dat mogelijk licht letsel tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
Aanwijzing
Waarschuwing voor een gevaar dat aanmerkelijke schade aan machine of materiaal tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatrege-
len neemt.
Waarschuwing
Waarschuwing voor een gevaar dat schade aan het milieu tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
2.4 Waarschuwing voor manipulaties
Het is niet toegestaan wijzigingen aan te brengen aan de componenten van de geluidsdemping. De volgende maatregelen of de realisatie
van de betreffende toestanden zijn wettelijk verboden:
1 Verwijderen of buiten werking zetten van systemen of componenten die de geluidsdemping dienen bij een nieuw voertuig, voordat het
wordt verkocht of geleverd aan de eindklant of tijdens de gebruikdsduur van het voertuig voor andere doeleinden dan voor onderhoud,
reparatie of vervanging, evenals
2 het gebruik van het voertuig nadat een dergelijk systeem of een dergelijke component verwijderd of buiten werking is gezet.
Voorbeelden van wettelijk verboden manipulaties:
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 10
1 Verwijderen of doorboren van einddempers, geluidsdempers, bochtstukken of andere componenten, die uitlaatgassen geleiden.
2 Verwijderen of doorboren van onderdelen van het inlaatluchtsysteem.
3 Gebruik in niet correcte onderhoudstoestand.
4 Vervangen van bewegende onderdelen van het voertuig, onderdelen van het uitlaatsysteem of onderdelen van het inlaatluchtsysteem
door onderdelen die niet door de fabrikant zijn toegelaten.
2.5 Veilig gebruik
Gevaar
Gevaar voor ongevallenGevaar door onvoldoende rijvaardigheid.
Het voertuig niet gebruiken, wanneer u door consumptie van alcohol, medicijnen of drugs of door lichamelijke of psychische
beperkingen niet in staat bent veilig aan het verkeer deel te nemen.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg hebben.
Als u de motor laat draaien moet u altijd voor voldoende ventilatie zorgen, de motor niet in een gesloten ruimte starten of laten
draaien zonder een geschikte afzuiginstallatie.
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingSommige onderdelen van het voertuig worden tijdens het rijden zeer heet.
Hete onderdelen zoals uitlaatsysteem, radiateur, motor, schokdempers en remsysteem niet aanraken. De onderdelen eerst laten
afkoelen voordat u met werkzaamheden aan deze onderdelen begint.
Het voertuig uitsluitend in technisch goede staat, op de boogde wijze, en veiligheids- en milieubewust gebruiken.
Voor het wegverkeer is het juiste rijbewijs vereist.
Storingen, die de veiligheid beperken, onmiddellijk in een geautoriseerde KTM-garage laten verhelpen.
De op het voertuig aangebrachte stickers met aanwijzingen en waarschuwingen in acht nemen.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 11
2.6 Beschermende kleding
Waarschuwing
Gevaar voor letselGeen of slechte beschermende kleding vormt een verhoogd risico.
Tijdens het rijden altijd beschermende kleding (helm, laarzen, handschoenen, broek en jack met bescherming) dragen. Draag
altijd beschermende kleding die zich in een goede staat bevindt en voldoet aan de wettelijke voorschriften.
Voor uw eigen veiligheid adviseert KTM om het voertuig uitsluitend te gebruiken met geschikte, beschermende kleding.
2.7 Werkinstructies
Voor enkele werkzaamheden zijn hulpgereedschappen vereist. Deze maken geen deel uit van het voertuig, maar kunnen worden besteld
onder vermelding van de aangegeven nummers tussen haakjes. Voorbeeld: lagertrekker (15112017000)
Bij de montage moeten onderdelen die niet meer kunnen worden gebruikt (bijvoorbeeld zelfborgende schroeven en moeren, afdichtingen,
pakkingen, keerringen, splitpennen of borgplaten) door nieuwe onderdelen worden vervangen.
Voor enkele schroefverbindingen is een schroevenlijm (bijvoorbeeld Loctite
®
) vereist. Bij het gebruik moeten de specifieke aanwijzingen van
de fabrikant worden gevolgd.
Onderdelen die na de demontage weer worden gebruikt, moeten worden gereinigd en gecontroleerd op beschadiging en slijtage. Bescha-
digde of versleten onderdelen vervangen.
Na een reparatie of servicebeurt moet worden gecontroleerd of er veilig kan worden gereden met het voertuig.
2.8 Milieu
Door op een verantwoorde manier met uw motorfiets om te gaan kunt u ervoor zorgen dat er geen problemen en conflicten ontstaan. Om de
toekomst van de motorsport veilig te stellen mag u de motorfiets alleen legaal gebruiken, dient u milieubewust te handelen en de rechten
van anderen te respecteren.
Houdt u zich bij het afvoeren van oude olie, andere verbruiks- en hulpstoffen en oude onderdelen aan de geldende wet- en regelgeving in
het betreffende land.
Omdat motorfietsen niet onder de EU-richtlijn voor de afdanking van oude voertuigen vallen bestaat er geen wettelijke regeling voor het
afdanken van een oude motorfiets. Uw geautoriseerde KTM-dealer is u graag van dienst.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 12
2.9 Bedieningshandleiding
Lees de bedieningshandleiding beslist goed en volledig door voordat u voor het eerst gaat rijden. In de bedieningshandleiding vindt u
veel informatie en tips die bediening, gebruik en onderhoud eenvoudiger maken. Alleen zo komt u te weten hoe u het voertuig het beste
afstemt op uw situatie en hoe u zich tegen letsel kunt beschermen.
Bewaar de bedieningshandleiding op een eenvoudig toegankelijke plaats, zodat u deze op ieder moment kunt raadplegen wanneer dat
nodig is.
Neem contact op met een geautoriseerde KTM-dealer wanneer u meer over het voertuig wilt weten of wanneer tijdens het lezen iets niet
duidelijk is.
De bedieningshandleiding is een belangrijk onderdeel van het voertuig en moet bij verkoop aan de nieuwe eigenaar worden gegeven.
3 BELANGRIJKE AANWIJZINGEN 13
3.1 Garantie
De in het serviceschema voorgeschreven werkzaamheden mogen uitsluitend in een geautoriseerde KTM-garage worden uitgevoerd en moe-
ten in het service- en garantieboekje en op KTM dealer.net worden bevestigd, aangezien anders de aanspraak op garantie vervalt. Bij schade
of gevolgschade, die door manipulaties en/of wijzigingen aan het voertuig zijn veroorzaakt bestaat er geen aanspraak op garantie.
Meer informatie over de garantie en de afwikkeling ervan vindt u in het service- en garantieboekje.
3.2 Verbruiksstoffen, hulpstoffen
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
U moet de in de bedieningshandleiding gespecificeerde verbruiks- en hulpstoffen (bijvoorbeeld brand- en smeerstoffen) gebruiken.
3.3 Reserveonderdelen, toebehoren
Gebruik voor uw eigen veiligheid alleen reserveonderdelen en toebehoren die door KTM zijn vrijgegeven en/of aanbevolen en laat deze
alleen in een geautoriseerde KTM-garage monteren. Voor andere producten en daardoor veroorzaakte schade is KTM niet aansprakelijk.
Enkele reserveonderdelen en toebehoren zijn bij de betreffende beschrijvingen tussen haakjes aangegeven. Uw geautoriseerde KTM-dealer
adviseert u graag.
De actuele KTM PowerParts voor uw voertuig vindt u op de KTM website.
Internationale KTM website: http://www.ktm.com
3.4 Service
Voorwaarde voor storingsvrij gebruik en het voorkomen van voortijdige slijtage is dat u zich houdt aan de in de bedieningshandleiding
genoemde service-, onderhouds- en afstelwerkzaamheden aan de motor en het chassis. Door een onjuist afgesteld chassis kunnen
chassiscomponenten beschadigen of afbreken.
3 BELANGRIJKE AANWIJZINGEN 14
Wanneer het voertuig onder zwaardere omstandigheden wordt gebruikt zoals bij sterke regen, hoge temperaturen of met zware bagage,
kunnen componenten zoals aandrijving, remsystemen of veringscomponenten duidelijk sneller verslijten. Daarom kan het nodig onderde-
len reeds voor het bereiken van het volgende service-interval te controleren of te vervangen.
Het is belangrijk dat u zich strikt houdt aan de voorgeschreven inrijtijden en service-intervallen. De inachtneming daarvan draagt in
belangrijke mate bij aan de verhoging van de levensduur van de motorfiets.
3.5 Afbeeldingen
De in de handleiding weergegeven afbeeldingen tonen deels speciale uitrustingen.
Voor een betere weergave en toelichting kunnen enkele onderdelen gedemonteerd of niet afgebeeld zijn. Voor de betreffende beschrijving
is het echter niet altijd noodzakelijk dat deze onderdelen worden gedemonteerd. Houdt u zich aan de aanwijzingen in de tekst.
3.6 Klantenservice
De geautoriseerde KTM-dealer beantwoordt graag uw vragen over uw voertuig of over KTM.
De lijst met geautoriseerde KTM-dealers vindt u op de KTM-website.
Internationale KTM website: http://www.ktm.com
15
4 AFBEELDING VOERTUIG 16
4.1 Afbeelding voertuig linksvoor (symbolische weergave)
101923-10
4 AFBEELDING VOERTUIG 17
1 Functietoetsen ( pag. 32)
1 Controlelampjes ( pag. 33)
2 Achteruitkijkspiegel
3 Koppelingshendel ( pag. 22)
4 Zadel
5 Bijrijderzadel
6 Zadelslot ( pag. 52)
7 Grepen ( pag. 53)
8 Motornummer ( pag. 21)
9 Zijstandaard ( pag. 55)
10 Versnellingshendel ( pag. 54)
4 AFBEELDING VOERTUIG 18
4.2 Afbeelding voertuig rechtsachter (symbolische weergave)
101924-10
4 AFBEELDING VOERTUIG 19
1 Boordgereedschap ( pag. 52)
2 Lichtschakelaar ( pag. 24)
2 Seinlichtschakelaar ( pag. 24)
2 Richtingaanwijzerschakelaar ( pag. 25)
2 Claxonknop ( pag. 23)
3 Contact-/stuurslot ( pag. 26)
4 Noodstopschakelaar ( pag. 25)
5 Gashendel ( pag. 23)
6 Remhendel ( pag. 22)
7 E-starterknop ( pag. 26)
8 Framenummer ( pag. 20)
8 Typeplaatje ( pag. 20)
9 Voetsteunen bijrijder ( pag. 53)
10 Rempedaal ( pag. 55)
5 SERIENUMMERS 20
5.1 Framenummer
101877-10
Het framenummer 1 is in de rechterkant van het balhoofd gegraveerd.
5.2 Typeplaatje
101877-11
Het typeplaatje 1 bevindt zich aan het frame rechts naast het balhoofd.
5 SERIENUMMERS 21
5.3 Motornummer
101876-10
Het motornummer 1 is aan de linker kant van de motor onder het ketting-aandrijfwiel
gegraveerd.
5.4 Sleutelnummer
B00755-10
Sleutelnummer 1 staat op de KEYCODECARD.
Info
U heeft het sleutelnummer nodig voor het bestellen van een reservesleutel. Bewaar
de KEYCODECARD op een veilige plaats.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 22
6.1 Koppelingshendel
101878-10
De koppelingshendel 1 is aan de linkerkant van het stuur aangebracht.
6.2 Remhendel
101879-10
De remhendel 1 is aan de rechterkant van het stuur aangebracht.
De voorwielrem wordt geschakeld met de remhendel.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 23
6.3 Gashendel
101880-10
De gashendel 1 is aan de rechterkant van het stuur aangebracht.
6.4 Claxonknop
B00706-11
De claxonknop 1 is aan de linkerkant van het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
Claxonknop in de uitgangspositie
Claxonknop ingedrukt In deze stand wordt de claxon gebruikt.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 24
6.5 Lichtschakelaar
B00704-10
De lichtschakelaar 1 is aan de linkerkant van het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
Dimlicht aan Lichtschakelaar is omlaag gezwenkt. In deze stand is het
dimlicht en achterlicht ingeschakeld.
Groot licht aan Lichtschakelaar is omhoog gezwenkt. In deze stand is het
groot licht en achterlicht ingeschakeld.
6.6 Seinlichtschakelaar
B00705-10
De seinlichtschakelaar 1 is aan de linkerkant van het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
Seinlichtschakelaar in uitgangspositie
Seinlichtschakelaar ingedrukt In deze stand wordt het seinlicht (groot licht) gebruikt.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 25
6.7 Richtingaanwijzerschakelaar
B00706-10
De richtingaanwijzerschakelaar 1 is aan de linkerkant van het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
Richtingaanwijzer uit
Richtingaanwijzer links aan Richtingaanwijzerschakelaar naar links
gedrukt. De richtingaanwijzerschakelaar gaat na het indrukken weer terug
naar de middelste stand.
Richtingaanwijzer rechts aan Richtingaanwijzerschakelaar naar rechts
gedrukt. De richtingaanwijzerschakelaar gaat na het indrukken weer terug
naar de middelste stand.
Voor uitschakelen van de richtingaanwijzer de richtingaanwijzerschakelaar naar de schake-
laarbehuizing drukken.
6.8 Noodstopschakelaar
B00707-10
De noodstopschakelaar 1 is aan de rechterkant van het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
Noodstopschakelaar uit In deze stand is het ontstekingscircuit onderbro-
ken. Een draaiende motor schakelt uit en een stilstaande motor schakelt
niet worden gestart.
Noodstopschakelaar aan Deze stand is nodig voor het rijden. Het ontste-
kingscircuit is gesloten.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 26
6.9 E-starterknop
B00708-10
De e-starterknop 1 is aan de rechterkant van het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
E-starterknop in de uitgangspositie
E-starterknop ingedrukt In deze stand wordt de e-starter gebruikt.
6.10 Contact-/stuurslot
B00709-01
Het contact-/stuurslot bevindt zich voor de bovenste kroonplaat.
Mogelijke toestanden
Ontsteking uit OFF In deze stand is het ontstekingscircuit onderbroken.
Een draaiende motor schakelt uit en een stilstaande motor schakelt niet in.
De contactsleutel kan eruit worden getrokken.
Contact ingeschakeld ON In deze stand is het ontstekingscircuit gesloten
en kan de motor worden gestart.
Stuur geblokkeerd In deze stand is het ontstekingscircuit onderbroken en
het stuur geblokkeerd. De contactsleutel kan eruit worden getrokken.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 27
6.11 Gecombineerd instrument
6.11.1 Overzicht
401685-10
1 Display ( pag. 34)
2 Functietoetsen ( pag. 32)
3 Informatiedisplay ( pag. 38)
4 Controlelampjes ( pag. 33)
6 BEDIENINGSELEMENTEN 28
6.11.2 Activering en test
401686-01
Activering
Het gecombineerde instrument wordt geactiveerd als het contact wordt ingeschakeld.
Test
De segmenten van de toerentalmeter en de versnellingsindicatie gaan één voor één aan en
weer uit.
De snelheidsindicatie tel van 0 tot 199 en weer terug.
De overige indicatiesegmenten buiten het informatiedisplay gaan kort branden.
Op het informatiedisplay verschijnen de letters READY TO RACE >>.
Vervolgens gaat de weergave naar de laatste geselecteerde modus.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 29
6.11.3 Waarschuwingen
401309-01
Als de oliedruk te laag is verschijnt er Low Oil Pressure op het informatiedisplay.
401310-01
Als het brandstofpeil de reservemarkering heeft bereikt verschijnt er Low Fuel Level op het
informatiedisplay.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 30
401311-01
Als de koelmiddeltemperatuur tot boven de aangegeven waarde stijgt verschijnt er High Coo-
lant Temperature op het informatiedisplay.
Koelmiddeltemperatuur 125 °C
401312-01
Als de zijstandaard is uitgeklapt verschijnt er Side Stand Down op het informatiedisplay.
401313-01
Als de accuspanning onder de aangegeven waarde valt verschijnt er Low Battery op het infor-
matiedisplay.
Accuspanning 10,80 V
6 BEDIENINGSELEMENTEN 31
401461-01
Service Not Reset verschijnt gedurende 10 seconden op het informatiedisplay, als het con-
tact ingeschakeld wordt en de gereden afstand voor een servicebeurt is overschreden of de
service-indicatie bij een servicebeurt niet is gereset.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 32
6.11.4 Functietoetsen
401685-12
Met de MODE toets 1 wordt de weergavemodus gewisseld.
Mogelijke weergavemodi zijn het totaal afgelegde traject (ODO), traject 1 (TRIP 1) en tra-
ject 2 (TRIP 2).
Door de SET toets 2 lang in te drukken worden de functies traject 1 (TRIP 1) en
traject 2 (TRIP 2) teruggezet op 0.0 en door kort op de SET toets 2 te drukken wisselt het
informatiedisplay naar de volgende weergavemodus.
Met de toets 3 kan het ABS worden uitgeschakeld.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 33
6.11.5 Controlelampjes
401686-01
Mogelijke toestanden
Controlelampje voor richtingaanwijzer knippert groen in knipperritme
Richtingaanwijzer is ingeschakeld.
Waarschuwingslampje motordiagnose (MIL) brandt rood De OBD (On
Board Diagnose) heeft een voor de emissie of veiligheid kritieke fout
gedetecteerd.
Schakellicht brandt/knippert rood Het ingestelde schakeltoerental is
bereikt.
Controlelampje stationair brandt groen Versnelling is in vrij geschakeld.
Controlelampje voor groot licht brandt blauw Groot licht is ingeschakeld.
Controlelampje wegrijblokkering brandt/knippert rood Status- of foutmel-
ding bij wegrijblokkering/alarminstallatie. (OPTIONEEL)
Waarschuwingslampje algemeen brandt geel Er is een
aanwijzing/waarschuwing voor de veiligheid herkend. Deze wordt ook op het
informatiedisplay weergegeven.
ABS-waarschuwingslampje brandt/knippert geel Status- of foutmelding
bij het ABS (Anti Blokkeer Systeem).
6 BEDIENINGSELEMENTEN 34
6.11.6 Display
401685-11
De snelheid 1 wordt aangegeven in kilometer per uur km/h of in mijl per uur mph.
De toerentalmeter 2 geeft het motortoerental in toeren per minuut aan.
De versnellingsindicatie 3 geeft de met de versnellingsbak geschakelde versnelling aan.
De koelmiddeltemperatuur wordt in het gedeelte 4 aangegeven.
De tijd wordt in het gedeelte 5 aangegeven.
Het vulpeil in de brandstoftank wordt in het gedeelte 6 aangegeven.
Op het informatiedisplay 7 wordt extra informatie weergegeven.
Info
De tijd moet worden ingesteld als de accu losgekoppeld was of als de zekering gede-
monteerd is geweest.
De sterkte van de LED-display hangt af van de lichtsterkte in de omgeving.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 35
6.11.7 Vulpeilindicatie in brandstoftank
401292-01
De vulpeilindicatie op het display bestaat uit 9 balkjes. Hoe meer balkjes er branden, hoe
meer brandstof er in de brandstoftank zit.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 36
6.11.8 Weergave TRIP F
401293-01
Als het brandstofpeil de reservermarkering heeft bereikt, wisselt de weergavemodus auto-
matisch naar TRIP F en begint bij 0.0 te tellen, onafhankelijk van de weergavemodus die
daarvoor was geactiveerd.
Info
Als de weergavemodus TRIP F verschijnt begint tegelijkertijd het waarschuwings-
lampje algemeen te branden en op het informatiedisplay verschijnt de waarschu-
wing Low Fuel Level.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 37
6.11.9 Temperatuurindicatie koelmiddel
401292-01
De temperatuurindicatie op het display bestaat uit 13 balkjes. Hoe meer balkjes er bran-
den, hoe heter het koelmiddel. Als alle balkjes branden verschijnt er op het informatiedis-
play bovendien de waarschuwing High Coolant Temperature.
Mogelijke toestanden
Motor koud Tot drie balkjes branden.
Motor warm Vier tot tien balkjes branden.
Motor heet Elf tot dertien balkjes branden.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 38
6.11.10 Informatiedisplay
401291-10
Op het informatiedisplay 1 worden verschillende waarschuwingen weergegeven.
Als het waarschuwingslampje algemeen gaat branden dan wordt ook de bijbehorende
waarschuwing op het informatiedisplay weergegeven.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 39
6.11.11 Menu rijtijd/gemiddelde snelheid
401334-01
Voorwaarden
Alternatief 1
Het contact is ingeschakeld.
De motorfiets staat stil.
Alternatief 2
Het contact is ingeschakeld.
De motorfiets rijdt.
SET toets zo vaak kort indrukken, tot de gewenste indicatie op het informatiedisplay ver-
schijnt.
In dit menu wordt de rijtijd en de gemiddelde snelheid aangegeven.
Info
Als het contact meer dan 60 minuten uitgeschakeld is geweest wordt de indicatie
weer teruggezet op 0.
SET toets kort
indrukken.
Volgende weergavemodus op het informatiedisplay
6 BEDIENINGSELEMENTEN 40
6.11.12 Menu gemiddelde snelheid/gemiddeld verbruik 1
401465-01
Voorwaarden
Alternatief 1
Het contact is ingeschakeld.
De motorfiets staat stil.
Alternatief 2
Het contact is ingeschakeld.
De motorfiets rijdt.
SET toets zo vaak kort indrukken, tot de gewenste indicatie op het informatiedisplay ver-
schijnt.
In dit menu worden de gemiddelde snelheid en het gemiddelde verbruik 1 in l/100km (of
l/100mile) aangegeven.
Info
Het gemiddelde verbruik 1 wordt na het inschakelen van het contact pas na enkele
100 meter aangegeven.
Als het contact meer dan 60 minuten uitgeschakeld is geweest wordt de indicatie
gemiddelde snelheid en gemiddeld verbruik 1 weer teruggezet op 0.
SET toets kort
indrukken.
Volgende weergavemodus op het informatiedisplay
6 BEDIENINGSELEMENTEN 41
6.11.13 Menu gemiddeld verbruik 1/gemiddeld verbruik 2
401466-01
Voorwaarden
Alternatief 1
Het contact is ingeschakeld.
De motorfiets staat stil.
Alternatief 2
Het contact is ingeschakeld.
De motorfiets rijdt.
SET toets zo vaak kort indrukken, tot de gewenste indicatie op het informatiedisplay ver-
schijnt.
In dit menu worden het gemiddelde verbruik 1 in l/100km (of l/100mile) en het gemid-
delde verbruik 2 in km/l (of mile/l) aangegeven.
Info
Het gemiddelde verbruik 1 en 2 worden na het inschakelen van het contact pas na
enkele 100 meter aangegeven.
Als het contact meer dan 60 minuten uitgeschakeld is geweest wordt de indicatie
gemiddeld verbruik 1 en 2 weer teruggezet op 0.
SET toets kort
indrukken.
Volgende weergavemodus op het informatiedisplay
6 BEDIENINGSELEMENTEN 42
6.11.14 Menu gemiddeld verbruik 2/service
401467-01
Voorwaarden
Alternatief 1
Het contact is ingeschakeld.
De motorfiets staat stil.
Alternatief 2
Het contact is ingeschakeld.
De motorfiets rijdt.
SET toets zo vaak kort indrukken, tot de gewenste indicatie op het informatiedisplay ver-
schijnt.
In dit menu worden het gemiddelde verbruik 2 in km/l (of mile/l) en de afstand tot de vol-
gende servicebeurt aangegeven.
Info
Het gemiddelde verbruik 2 wordt na het inschakelen van het contact pas na enkele
100 meter aangegeven.
Als het contact meer dan 60 minuten uitgeschakeld is geweest wordt de indicatie
gemiddeld verbruik 2 weer teruggezet op 0.
SET toets kort
indrukken.
Volgende weergavemodus op het informatiedisplay
6 BEDIENINGSELEMENTEN 43
6.11.15 Menu service/reikwijdte
401468-01
Voorwaarden
Alternatief 1
Het contact is ingeschakeld.
De motorfiets staat stil.
Alternatief 2
Het contact is ingeschakeld.
De motorfiets rijdt.
SET toets zo vaak kort indrukken, tot de gewenste indicatie op het informatiedisplay ver-
schijnt.
In dit menu wordt de en de resterende tijd tot de volgende servicebeurt en de reikwijdte
aangegeven.
Info
De reikwijdte is afhankelijk van het gemiddelde verbruik en de hoeveelheid brand-
stof in de brandstoftank.
Het reikwijdte wordt na het inschakelen van het contact pas na enkele 100 meter
aangegeven.
Als het contact meer dan 60 minuten uitgeschakeld is geweest wordt de indicatie
reikwijdte en rijtijd weer teruggezet op 0.
SET toets kort
indrukken.
Volgende weergavemodus op het informatiedisplay
6 BEDIENINGSELEMENTEN 44
6.11.16 Menu reikwijdte/rijtijd
401469-01
Voorwaarden
Alternatief 1
Het contact is ingeschakeld.
De motorfiets staat stil.
Alternatief 2
Het contact is ingeschakeld.
De motorfiets rijdt.
SET toets zo vaak kort indrukken, tot de gewenste indicatie op het informatiedisplay ver-
schijnt.
In dit menu worden de reikwijdte en de rijtijd aangegeven.
Info
De reikwijdte is afhankelijk van het gemiddelde verbruik en de hoeveelheid brand-
stof in de brandstoftank.
Het reikwijdte wordt na het inschakelen van het contact pas na enkele 100 meter
aangegeven.
Als het contact meer dan 60 minuten uitgeschakeld is geweest wordt de indicatie
reikwijdte en rijtijd weer teruggezet op 0.
SET toets kort
indrukken.
Volgende weergavemodus op het informatiedisplay
6 BEDIENINGSELEMENTEN 45
6.11.17 Menu totaal traject ODO
401303-01
Voorwaarden
Alternatief 1
Het contact is ingeschakeld.
De motorfiets staat stil.
Alternatief 2
Het contact is ingeschakeld.
De motorfiets rijdt.
MODE toets zo vaak kort indrukken, tot de indicatie ODO op het display verschijnt.
ODO geeft het totaal gereden traject aan.
Info
Deze waarde blijft ook opgeslagen als de accu is afgesloten en/of de zekering is
gesmolten.
MODE toets indruk-
ken.
Volgende weergavemodus op het display
6 BEDIENINGSELEMENTEN 46
6.11.18 Menu traject 1 TRIP 1
401304-01
Voorwaarden
Alternatief 1
Het contact is ingeschakeld.
De motorfiets staat stil.
Alternatief 2
Het contact is ingeschakeld.
De motorfiets rijdt.
MODE toets zo vaak kort indrukken, tot de indicatie TRIP 1 op het display verschijnt.
TRIP 1 geeft het traject sinds de laatste reset aan. Bijvoorbeeld het traject van één tankstop
tot de volgende tankstop. TRIP 1 loopt altijd mee tot 999.9.
SET toets 5 - 10
seconden indruk-
ken.
Indicatie TRIP 1 wordt gereset
MODE toets indruk-
ken.
Volgende weergavemodus op het display
6.11.19 Menu traject 2 TRIP 2
401305-01
Voorwaarden
Alternatief 1
Het contact is ingeschakeld.
De motorfiets staat stil.
Alternatief 2
Het contact is ingeschakeld.
De motorfiets rijdt.
MODE toets zo vaak kort indrukken, tot de indicatie TRIP 2 op het display verschijnt.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 47
TRIP 2 geeft het traject sinds de laatste reset aan. Bijvoorbeeld het traject van één tankstop
tot de volgende tankstop. TRIP 2 loopt altijd mee tot 999.9.
SET toets 5 - 10
seconden indruk-
ken.
Indicatie TRIP 2 wordt gereset
MODE toets indruk-
ken.
Volgende weergavemodus op het display
6.11.20 Kilometer of mijl instellen
Info
Landspecifieke instellingen instellen.
Voorwaarden
Het contact is ingeschakeld.
De motorfiets staat stil.
401303-01
MODE toets zo vaak kort indrukken, tot de indicatie ODO op het display verschijnt.
MODE toets 5 - 10 seconden indrukken.
De indicatie wisselt van km/h op mph of van mph op km/h.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 48
6.11.21 Tijd instellen
Voorwaarden
Het contact is ingeschakeld.
De motorfiets staat stil.
401303-01
MODE toets zo vaak kort indrukken, tot de indicatie ODO op het display verschijnt.
MODE en SET toets 5 - 10 seconden indrukken.
De tijd begint te knipperen.
Urenweergave instellen met de MODE toets.
Minutenweergave instellen met de SET toets.
MODE en SET toets 5 - 10 seconden indrukken.
De tijd is ingesteld.
6.11.22 Schakeltoerental RPM 1 instellen
Voorwaarden
Het contact is ingeschakeld.
De motorfiets staat stil.
401307-01
MODE toets zo vaak kort indrukken, tot de indicatie TRIP 2 op het display verschijnt.
MODE toets 5 - 10 seconden indrukken.
De indicatie RPM 1 verschijnt.
Info
Het toerental kan in stappen van 50 worden ingesteld.
RPM 1 is het toerental vanaf het moment dat het schakellicht activeert en knip-
pert.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 49
Het toerental met de MODE en SET toets instellen.
Info
De MODE toets verhoogt de waarde.
De SET toets verlaagt de waarde.
De beide toetsen voor ca. 15 seconden niet indrukken.
De indicatie RPM 1 gaat uit en het ingestelde toerental is opgeslagen.
6.11.23 Schakeltoerental RPM 2 instellen
Voorwaarden
Het contact is ingeschakeld.
De motorfiets staat stil.
401308-01
MODE toets zo vaak kort indrukken, tot de indicatie TRIP 2 op het display verschijnt.
SET toets 5 - 10 seconden indrukken.
De indicatie RPM 2 verschijnt.
Info
Het toerental kan in stappen van 50 worden ingesteld.
RPM 2 is het toerental vanaf het moment dat het schakellicht continu brandt.
Het toerental RPM 2 moet altijd hoger zijn dan het toerental RPM 1.
Het toerental met de MODE en SET toets instellen.
Info
De MODE toets verhoogt de waarde.
De SET toets verlaagt de waarde.
De beide toetsen voor ca. 15 seconden niet indrukken.
De indicatie RPM 2 gaat uit en het ingestelde toerental is opgeslagen.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 50
6.12 Tankdop openen
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
Tank het voertuig nooit in de buurt van open vuur of brandende sigaretten en schakel de motor bij het tanken altijd uit. Let er
vooral op dat er geen brandstof wordt gemorst op de hete onderdelen van het voertuig. Gemorste brandstof meteen afvegen.
Als de brandstof wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uitstromen als de tank te vol zit. Aanwijzingen voor het
tanken van brandstof in acht nemen.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Erop letten dat brandstof niet in aanraking komt met de huid, ogen en kleding. Adem brandstofdampen niet in. Bij contact met
de ogen meteen met water spoelen en een arts raadplegen. Verontreinigde huid meteen reinigen met water en zeep. Als brand-
stof is ingeslikt meteen een arts raadplegen. Met brandstof verontreinigde kleding wisselen. Brandstof volgens de voorschriften
bewaren in een jerrycan en uit de buurt van kinderen houden.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 51
B00710-10
Klep 1 op de tankdop omhoogklappen en contactsleutel in het slot steken.
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingBreken van de contactsleutel.
Voor de ontlasting van de contactsleutel op de tankdop duwen. Beschadigde con-
tactsleutels moeten worden vervangen.
Contactsleutel 90° met de klok mee draaien.
Tankdop omhoogklappen.
Contactsleutel eruit trekken.
6.13 Tankdop sluiten
B00711-01
Waarschuwing
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar, giftig en schadelijk voor de
gezondheid.
Tankdop na het sluiten controleren op correcte vergrendeling. Met brandstof
verontreinigde kleding wisselen. Huid bij contact meteen reinigen met water
en zeep.
Tankdop dichtklappen.
Tankdop omlaagdrukken, totdat het slot vergrendelt.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 52
6.14 Zadelslot
101881-10
Het zadelslot 1 bevindt zich links naast het zadel.
Hij kan met de contactsleutel worden afgesloten.
6.15 Boordgereedschap
B00758-10
Het boordgereedschap 1 bevindt zich onder het bijrijderzadel.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 53
6.16 Grepen
101882-10
De grepen 1 zijn bestemd voor het rangeren van de motorfiets.
Bij het rijden met een bijrijder kan deze zich hieraan vasthouden.
6.17 Voetsteunen bijrijder
B00713-01
De voetsteunen voor bijrijder kunnen worden ingeklapt.
Mogelijke toestanden
Voetsteunen bijrijder ingeklapt Voor het rijden zonder bijrijder.
Voetsteunen bijrijder uitgeklapt Voor het rijden met bijrijder.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 54
6.18 Versnellingshendel
101885-11
De versnellingshendel 1 is aan de linkerkant van de motor gemonteerd.
101885-10
De positie van de versnellingen kan worden afgelezen op de afbeelding.
De neutrale of vrije stand bevindt zich tussen de 1e en 2e versnelling.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 55
6.19 Rempedaal
101883-10
Het rempedaal 1 bevindt zich voor de rechter voetsteun.
De achterwielrem wordt geschakeld met het rempedaal.
6.20 Zijstandaard
101884-10
De zijstandaard 1 bevindt zich aan de linkerkant van het voertuig.
De zijstandaard is bestemd voor het parkeren van de motorfiets.
Info
Tijdens het rijden moet de zijstandaard omhooggeklapt zijn.
De zijstandaard is gekoppeld aan het veiligheidsstartsysteem. Lees de rij-instructies.
Mogelijke toestanden
Zijstandaard uitgeklapt Het voertuig kan op de zijstandaard worden neergezet. Het
veiligheidsstartsysteem is actief.
Zijstandaard ingeklapt Deze stand is altijd nodig als u gaat rijden. Het veiligheids-
startsysteem is niet actief.
7 INBEDRIJFNAME 56
7.1 Aanwijzingen voor eerste inbedrijfname
Gevaar
Gevaar voor ongevallenGevaar door onvoldoende rijvaardigheid.
Het voertuig niet gebruiken, wanneer u door consumptie van alcohol, medicijnen of drugs of door lichamelijke of psychische
beperkingen niet in staat bent veilig aan het verkeer deel te nemen.
Waarschuwing
Gevaar voor letselGeen of slechte beschermende kleding vormt een verhoogd risico.
Tijdens het rijden altijd beschermende kleding (helm, laarzen, handschoenen, broek en jack met bescherming) dragen. Draag
altijd beschermende kleding die zich in een goede staat bevindt en voldoet aan de wettelijke voorschriften.
Waarschuwing
Gevaar voor vallenBeperking van het rijgedrag door verschillende bandprofielen aan voor- en achterwiel.
Voor- en achterwiel moeten altijd zijn uitgerust met banden met een gelijksoortig profiel, anders kan de motor oncontroleerbaar
worden.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOngecontroleerd rijgedrag door niet vrijgegeven en/of aanbevolen banden/wielen.
Alleen door KTM vrijgegeven en/of aanbevolen banden en wielen met de juiste snelheidsindex gebruiken.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde wegligging bij nieuwe banden.
Nieuwe banden hebben een glad contactvlak, waardoor het wegcontact niet volledig is. Het volledige contactvlak moet de eerste
200 kilometers bij een gematigde rijstijl en in verschillende schuine standen worden geruwd. Pas nadat de banden zijn ingere-
den wordt de volledige wegligging bereikt.
7 INBEDRIJFNAME 57
Info
Houd er bij het gebruik van het voertuig rekening mee, dat andere mensen last kunnen hebben van overmatig lawaai.
Verzeker u ervan dat de afleveringsinspectie is uitgevoerd door een geautoriseerde KTM-garage.
U ontvangt het afleveringsdocument en serviceboekje bij de overdracht van het voertuig.
Lees voordat u voor het eerst gaat rijden de volledige bedieningshandleiding goed door.
Zorg ervoor dat u vertrouwd raakt met de bedieningselementen.
Oefen voordat u een lange rit gaat maken eerst op een geschikt terrein, zodat u gewend raakt aan het besturen van de motorfiets. Pro-
beer ook eens zo langzaam mogelijk te rijden zodat u meer gevoel voor de motorfiets krijgt.
Houd tijdens het rijden het stuur met beide handen vast en laat uw voeten op de voetsteunen rusten.
Motor inrijden. ( pag. 57)
7.2 Motor inrijden
Tijdens de inrijperiode het aangegeven motortoerental niet overschrijden.
Voorgeschreven waarde
Maximaal motortoerental
Tijdens de eerste: 1.000 km 7.500 1/min
Tip
Tijdens de inrijperiode het schakellicht instellen op het aangegeven motortoerental.
Schakeltoerental RPM 1 instellen. ( pag. 48)
Schakeltoerental RPM 2 instellen. ( pag. 49)
Vol gasgeven vermijden!
7 INBEDRIJFNAME 58
7.3 Voertuig beladen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenInstabiel rijgedrag.
Het maximale totaalgewicht en asbelasting nooit overschrijden. Het totaalgewicht is samengesteld uit het gewicht van de
gebruiksklare en volgetankte motorfiets, de bestuurder en bijrijder met beschermende kleding en helm, plus de bagage.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenInstabiel rijgedrag door ondeskundige montage van een bagagedrager of tanktas.
Bagagedrager en tanktas volgens de aanwijzingen van de producent monteren en borgen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenGevaar voor breken van het bagagesysteem.
Als u een bagagedrager op uw motorfiets hebt gemonteerd, moet u rekening houden met de gegevens van de producent over de
maximale belasting.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDoor verschoven bagage bent u slecht zichtbaar voor andere verkeersdeelnemers.
Als het achterlicht bedekt is, bent u moeilijk te zien voor de verkeersdeelnemers achter u, vooral als het donker is. Controleer
regelmatig of de bagage op uw motorfiets goed vastzit.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerschillend rijgedrag en langere remweg bij hoge extra belasting door bagage.
De snelheid aanpassen aan de extra belasting.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenInstabiel rijgedrag door verschoven bagage.
Controleer regelmatig of de bagage op uw motorfiets goed vastzit.
7 INBEDRIJFNAME 59
Als u bagage meeneemt moet deze veilig worden vastgezet, zo veel mogelijk in het midden van het voertuig worden geplaatst en het
gewicht moet gelijkmatig zijn verdeeld over het voor- en achterwiel.
Op het maximaal toegestane totaalgewicht en de maximale asbelasting letten.
Voorgeschreven waarde
Maximaal toegestaan totaalgewicht 335 kg
Maximaal toegestane asbelasting voor 125 kg
Maximaal toegestane asbelasting achter 210 kg
8 RIJ-INSTRUCTIES 60
8.1 Controle en onderhoud voor iedere inbedrijfname
Info
Voordat u gaat rijden moeten altijd de toestand van het voertuig en de verkeersveiligheid worden gecontroleerd.
Het voertuig moet zich tijdens het rijden in een technisch onberispelijke staat bevinden.
Motoroliepeil controleren. ( pag. 144)
Remvloeistofpeil van de voorwielrem controleren. ( pag. 95)
Remvloeistofpeil van de achterwielrem controleren. ( pag. 100)
Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 97)
Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 103)
Controleren of de remmen werken.
Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 136)
Vervuiling van de ketting controleren. ( pag. 82)
Kettingspanning controleren. ( pag. 83)
Toestand van de banden controleren. ( pag. 111)
Bandenspanning controleren. ( pag. 113)
Controleren of alle bedieningselementen goed zijn ingesteld en soepel bewegen.
Controleren of de elektrische installatie werkt.
Controleren of de bagage correct is bevestigd.
Op de motorfiets gaan zitten en de stand van de achteruitkijkspiegel controleren.
Brandstofvoorraad controleren.
8 RIJ-INSTRUCTIES 61
8.2 Starten
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg hebben.
Als u de motor laat draaien moet u altijd voor voldoende ventilatie zorgen, de motor niet in een gesloten ruimte starten of laten
draaien zonder een geschikte afzuiginstallatie.
Voorzichtig
Gevaar voor ongevallenAls de motorfiets met een lege of zonder accu wordt gebruikt, kunnen elektronische componenten en vei-
ligheidsvoorzieningen worden beschadigd.
Motorfiets nooit met een lege of zonder accu gebruiken.
Aanwijzing
Beschadiging van de motorOngefilterde aanzuiglucht heeft een negatief effect op de levensduur van de motor.
Voertuig nooit zonder luchtfilter gebruiken omdat er dan stof en vervuiling in de motor terecht kunnen komen en dat heeft een hogere
slijtage tot gevolg.
Aanwijzing
Beschadiging aan de motorHoge toerentallen bij koude motor hebben een negatief effect op de levensduur van de motor.
Motor altijd met een laag toerental warmrijden.
8 RIJ-INSTRUCTIES 62
B00782-10
Op het voertuig gaan zitten, zijstandaard ontlasten en met de voet helemaal omhoog
zwenken.
Noodstopschakelaar in de stand drukken.
Ontsteking inschakelen, daarvoor de contactsleutel in de stand te draaien.
Na het inschakelen van het contact is gedurende ongeveer 2 seconden het geluid
van de werkende brandstofpomp te horen. Tegelijkertijd wordt de functiecontrole
van het gecombineerde instrument uitgevoerd.
Versnelling stationair schakelen.
Het groene controlelampje stationair N brandt.
Het ABS-waarschuwingslampje gaat branden en gaat weer uit wanneer het voertuig
gaat rijden.
E-starterknop indrukken.
Info
E-starterknop pas indrukken als de functiecontrole van het gecombineerde
instrument is afgerond.
Tijdens het starten GEEN gas geven. Als er tijdens het starten wordt gasgegeven,
wordt geen brandstof ingespoten door het motormanagement en de motor slaat
dan niet aan.
Maximaal 5 seconden ononderbroken starten. Ten minste 5 seconden wachten
tot de volgende startpoging.
Deze motorfiets is uitgerust met een veiligheidsstartsysteem. De motor
kan alleen worden gestart, als de versnelling in vrij is geschakeld of als bij
geschakelde versnelling de koppelingshendel is getrokken. Als u met uitgeklapte
zijstandaard naar een versnelling schakelt en de koppelingshendel loslaat blijft
de motor stilstaan.
8 RIJ-INSTRUCTIES 63
401685-15
ABS uitschakelen
KTM adviseert altijd met ABS te rijden. Er kunnen zich echter rijsituaties voordoen,
waarbij een ABS niet gewenst is.
Voorwaarde
Voertuig staat stil, motor draait.
Toets 1 3 - 5 seconden indrukken.
Het ABS-waarschuwingslampje gaat knipperen, het ABS is gedeactiveerd.
8.3 Beginnen met rijden
Koppelingshendel trekken, in de 1e versnelling schakelen, koppelingshendel langzaam vrijgeven en gelijktijdig voorzichtig gasgeven.
Tip
Als de motor afslaat tijdens het starten, alleen de koppelingshendel trekken en e-starterknop indrukken. De versnelling hoeft
niet stationair te worden geschakeld.
8.4 Schakelen, rijden
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBij een abrupte verandering van de belasting kunt u de controle over de motorfiets verliezen.
Abrupte veranderingen in belasting en hard remmen vermijden en de snelheid aanpassen aan de rijwegsituatie.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTerugschakelen bij hoog motortoerental leidt tot blokkeren van het achterwiel.
Niet bij hoog motortoerental terugschakelen naar een lagere versnelling. De motor wordt overbelast en het achterwiel kan blok-
keren.
8 RIJ-INSTRUCTIES 64
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenStoringen veroorzaken door een verkeerde stand van de contactsleutel.
De contactsleutel niet in een andere stand zetten tijdens het rijden.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenAfleiding van het verkeer door het instellen van de motorfiets tijdens het rijden.
Instellingen mogen alleen worden gewijzigd als de motorfiets stilstaat.
Waarschuwing
Gevaar voor letselEraf vallen van de bijrijder.
De bijrijder moet goed op het bijrijderzadel gaan zitten en zich vasthouden aan de bestuurder of aan de grepen. De voeten op
de bijrijdervoetsteunen zetten. De voorschriften over de minimumleeftijd voor bijrijders in acht nemen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenGevaar voor ongevallen door gevaarlijk rijgedrag.
Volg de verkeersregels en rijd defensief en anticiperend, om gevaren zo vroeg mogelijk te herkennen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde wegligging bij koude banden.
Iedere keer dat u gaat rijden moeten de eerste kilometers voorzichtig en met gematigde snelheid worden gereden, totdat de
banden hun rijtemperatuur hebben bereikt en zo een optimale wegligging garandeerd is.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde wegligging bij nieuwe banden.
Nieuwe banden hebben een glad contactvlak, waardoor het wegcontact niet volledig is. Het volledige contactvlak moet de eerste
200 kilometers bij een gematigde rijstijl en in verschillende schuine standen worden geruwd. Pas nadat de banden zijn ingere-
den wordt de volledige wegligging bereikt.
8 RIJ-INSTRUCTIES 65
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenInstabiel rijgedrag door verschoven bagage.
Controleer regelmatig of de bagage op uw motorfiets goed vastzit.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOntbrekende verkeersveiligheid.
Als u met het voertuig bent gevallen moet hij daarna worden gecontroleerd, zoals altijd voordat u gaat rijden.
Aanwijzing
Beschadiging aan de motorOververhitting van de motor.
Als het waarschuwingslampje voor de koelmiddeltemperatuur gaat branden, moet de motorfiets worden gestopt en de motor uitgezet.
De motor laten afkoelen en het koelmiddelpeil in de radiateur controleren en indien nodig corrigeren. Als u toch doorrijdt terwijl het
waarschuwingslampje voor de koelmiddeltemperatuur brandt beschadigt de motor.
Info
Als u tijdens het rijden ongewone geluiden hoort, moet u meteen stoppen, de motor uitzetten en contact opnemen met een geauto-
riseerde KTM-garage.
101885-10
Als de verhoudingen het toestaan (helling, rijsituatie e.d.) kunt u naar hogere versnellin-
gen schakelen.
Gas terugnemen, gelijktijdig koppelingshendel trekken, naar volgende versnelling scha-
kelen, koppelingshendel vrijgeven en gas geven.
Info
De posities van de zes voorwaartse versnellingen zijn weergegeven op de afbeel-
ding. De neutrale of vrije stand bevindt zich tussen de 1e en 2e versnelling. De
1e versnelling is de start- of bergversnelling.
De rijtemperatuur is bereikt als er 4 balkjes op de temperatuurindicatie branden.
8 RIJ-INSTRUCTIES 66
De snelheid aanpassen aan de weggesteldheid en weersituatie. Vooral in bochten mag
er niet worden geschakeld en slechts voorzichtig gas worden gegeven.
Voor het terugschakelen van de motorfiets indien nodig afremmen en tegelijkertijd gas
terugnemen.
Koppelingshendel trekken en in een lagere versnelling schakelen, koppelingshendel
langzaam vrijgeven en gas geven of nog een keer schakelen.
De motor uitzetten als het voertuig langere tijd stationair draait of stilstaat.
Als tijdens het rijden het waarschuwingslampje motordiagnose gaat branden, moet u
meteen stoppen, de motor afzetten en contact opnemen met een geautoriseerde KTM-
garage.
8.5 Afremmen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door nat of vervuild remsysteem.
Vervuild of nat remsysteem voorzichtig schoon- resp. droogremmen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door poreus drukpunt van de voor- en/of achterwielrem.
Remsysteem controleren, niet doorrijden. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Als het rempedaal niet wordt vrijgegeven slijten de remplaketten ononderbroken. De achterwielrem kan door oververhitting uit-
vallen. De voet van het rempedaal nemen, als u niet wilt remmen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenLangere remweg door hoger totaalgewicht.
Houd rekening met een langere remweg, als u met een bijrijder of bagage rijdt.
8 RIJ-INSTRUCTIES 67
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVertraagde remwerking op wegen met strooizout.
Strooizout kan zich afzetten op de remschijven. Om de normale remwerking weer te herstellen moeten de remschijven eerst
schoon geremd worden.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenLangere remweg door ABS.
De remwijze moet worden aangepast aan de rijsituatie en de wegtoestand.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe sterk remmen leidt tot blokkering van de wielen.
De werking van het ABS kan alleen worden gegarandeerd, wanneer deze ook is ingeschakeld.
Om te remmen gas loslaten en tegelijkertijd met voorwiel- en achterwielrem remmen.
Info
Met ABS kunt u zowel bij een volledige afremming als bij een slecht contact met de ondergrond op zandige, natte of gladde
ondergrond de volledige remkracht gebruiken, zonder het risico te lopen dat de wielen blokkeren.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBlokkeren van het wiel door de remwerking van de motor.
Bij het remmen in geval van nood, volledig remmen en bij remmen op gladde ondergrond moet u altijd de koppeling trek-
ken.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderd wegcontact door remmen in schuine stand of remmen op een ondergrond die aan de zij-
kanten afloopt.
Remmen afsluiten voordat u een bocht inrijdt.
8 RIJ-INSTRUCTIES 68
Het remmen moet altijd voor het begin van de bocht zijn afgerond. Schakel daarbij afhankelijk van de snelheid naar een lagere versnel-
ling.
Gebruik bij langdurig bergaf rijden de remwerking van de motor. Schakel daarvoor een of twee versnellingen terug en hierbij de motor
niet op een te hoog toerental laten draaien. Zo hoeft u veel minder te remmen en raken de remmen niet oververhit.
8.6 Stoppen, parkeren
Waarschuwing
Gevaar voor diefstalGebruik door onbevoegde personen.
Het voertuig nooit onbeheerd laten staan als de motor draait. Het voertuig tegen onbevoegd gebruik beveiligen. Bij het verlaten
van het voertuig het stuur op slot zetten en contactsleutel eruit trekken.
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingSommige onderdelen van het voertuig worden tijdens het rijden zeer heet.
Hete onderdelen zoals uitlaatsysteem, radiateur, motor, schokdempers en remsysteem niet aanraken. De onderdelen eerst laten
afkoelen voordat u met werkzaamheden aan deze onderdelen begint.
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen en/of omvallen.
Het voertuig altijd op een vaste en egale ondergrond plaatsen.
Aanwijzing
Gevaar voor brandSommige onderdelen van de motorfiets worden bij gebruik van de motorfiets zeer heet.
Voertuig niet op plaatsen laten staan met licht brandbare en/of ontvlambare materialen. Geen voorwerpen over het warme voertuig leg-
gen. Het voertuig altijd eerst laten afkoelen.
8 RIJ-INSTRUCTIES 69
Aanwijzing
Schade aan materiaalBeschadiging en vernietiging van componenten door overmatige belasting.
De zijstandaard is alleen geschikt voor het gewicht van de motorfiets. Ga niet op de motorfiets zitten wanneer deze op de zijstandaard
staat. De zijstandaard of het frame kunnen beschadigen en de motorfiets kan omvallen.
Motorfiets afremmen.
Versnelling stationair schakelen.
Ontsteking uitschakelen, daarvoor de contactsleutel in de stand draaien.
Info
Als de motor met de noodstopschakelaar is uitgeschakeld en op het contactslot de ontsteking ingeschakeld blijft, wordt de
stroomvoeding van de meeste stroomverbruikers niet onderbroken en ontlaadt de accu. Motor daarom altijd met het contact-
slot uitzetten, de noodstopschakelaar is alleen bestemd voor noodgevallen.
Motorfiets parkeren op vaste ondergrond.
Zijstandaard met de voet helemaal naar voren zwenken en met het voertuig belasten.
Het stuur blokkeren, daarvoor het stuur naar links zetten, contactsleutel in de stand omlaag duwen en in de stand draaien. Om
het vastklikken in de stuurblokkering gemakkelijker te maken, het stuur in kleine afstanden heen en weer bewegen. Contactsleutel
eruit trekken.
8.7 Transport
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen en/of omvallen.
Het voertuig altijd op een vaste en egale ondergrond plaatsen.
8 RIJ-INSTRUCTIES 70
Aanwijzing
Gevaar voor brandSommige onderdelen van de motorfiets worden bij gebruik van de motorfiets zeer heet.
Voertuig niet op plaatsen laten staan met licht brandbare en/of ontvlambare materialen. Geen voorwerpen over het warme voertuig leg-
gen. Het voertuig altijd eerst laten afkoelen.
401448-01
Motor uitzetten en contactsleutel eruit trekken.
Motorfiets met spanriemen of andere geschikte bevestigingsmiddelen beveiligen tegen
omvallen en wegrollen.
8.8 Brandstof tanken
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
Tank het voertuig nooit in de buurt van open vuur of brandende sigaretten en schakel de motor bij het tanken altijd uit. Let er
vooral op dat er geen brandstof wordt gemorst op de hete onderdelen van het voertuig. Gemorste brandstof meteen afvegen.
Als de brandstof wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uitstromen als de tank te vol zit. Aanwijzingen voor het
tanken van brandstof in acht nemen.
8 RIJ-INSTRUCTIES 71
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Erop letten dat brandstof niet in aanraking komt met de huid, ogen en kleding. Adem brandstofdampen niet in. Bij contact met
de ogen meteen met water spoelen en een arts raadplegen. Verontreinigde huid meteen reinigen met water en zeep. Als brand-
stof is ingeslikt meteen een arts raadplegen. Met brandstof verontreinigde kleding wisselen.
Aanwijzing
Schade aan materiaalVoortijdige slijtage van het brandstoffilter.
In enkele landen en regio's kan het voorkomen, dat de beschikbare brandstof niet voldoende kwaliteit of zuiverheid heeft. Dit leidt tot
problemen in het brandstofsysteem. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Alleen zuivere brandstof tanken, die voldoet aan de aangegeven norm.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
B00719-10
Motor uitzetten.
Tankdop openen. ( pag. 50)
Brandstoftank tot maximaal aan de onderkant 1 van de vulopening met brandstof bij-
vullen.
Brandstoftankvo-
lume totaal ca.
11 l Brandstof super loodvrij (ROZ 95)
( pag. 170)
Tankdop sluiten. ( pag. 51)
9 SERVICESCHEMA 72
9.1 Serviceschema
om de 15.000 km of om de 2 jaar
om de 7.500 km of jaarlijks
eenmalig na 1.000 km
Controleren of de elektrische installatie werkt.
Foutengeheugen met KTM-diagnosetool uitlezen. x
Motorolie verversen, oliefilter vervangen en oliezeef reinigen. x ( pag. 144)
Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 97)
Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 103)
Remschijven controleren. ( pag. 94)
Remkabels controleren op beschadiging en lekkage.
Remvloeistofpeil van de achterwielrem controleren. ( pag. 100)
Schokdemper en voorvork controleren op lekkages.
Achterbrugophanging controleren. x
Wiellager op speling controleren. x
Toestand van de banden controleren. ( pag. 111)
Bandenspanning controleren. ( pag. 113)
Ketting, kettingwiel en ketting-aandrijfwiel controleren. ( pag. 87)
Kettingspanning controleren. ( pag. 83)
Alle bewegende onderdelen (bijv. zijstandaard, hendels, kettingen, ...) smeren en controleren of ze soepel bewegen. x
Vuilschrapers van de vorkpoten reinigen.
Remvloeistofpeil van de voorwielrem controleren. ( pag. 95)
Balhoofdlagerspeling controleren.
Bougies vervangen. x
9 SERVICESCHEMA 73
om de 15.000 km of om de 2 jaar
om de 7.500 km of jaarlijks
eenmalig na 1.000 km
Klepspeling controleren. x
Alle slangen (bijv. brandstof-, radiateur-, ontluchtings-, aftapslangen, ...) en manchetten controleren op scheuren, lek-
kages en controleren of ze goed zijn gelegd. x
Antivries en koelmiddelpeil controleren. ( pag. 134)
Kabels controleren op beschadiging en knikken. x
Bowdenkabels controleren op beschadiging, knikken en instelling. x
Luchtfilter vervangen. Luchtfilterbak reinigen. x
Controleren of de schroeven en moeren goed vastzitten. x
Remvloeistof van de voorwielrem verversen. x
Remvloeistof van de achterwielrem verversen. x
Stand van de koplamp controleren. ( pag. 129)
Controleren of de radiateurventilator werkt. x
Eindcontrole: controleren of het voertuig verkeersveilig is en een proefrit maken.
Na proefrit foutengeheugen met KTM-diagnosetool uitlezen. x
Service op KTM DEALER.NET invoeren en noteren in het serviceboekje. x
Eenmalig interval
Periodiek interval
10 CHASSIS AFSTELLEN 74
10.1 Veervoorspanning schokdemper instellen x
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenWijzigingen aan het chassis kunnen het rijgedrag van het voertuig sterk veranderen.
Na wijzigingen eerst langzaam rijden om het rijgedrag te kunnen beoordelen.
Info
De veervoorspanning bepaalt de uitgangspositie voor de vering op de schokdemper.
Een optimaal ingestelde veervoorspanning is aangepast aan het gewicht van de bestuurder eventueel met bagage en bijrijder en
zorgt zo voor een compromis tussen hanteerbaarheid en stabiliteit.
101886-10
Door aan de stelring 1 te draaien de veervoorspanning instellen.
Voorgeschreven waarde
Veervoorspanning
Standaard 3 klikken
Volledige nuttige last 10 klikken
Haaksleutel (T106S)
Info
Het veervoorspanning kan in 10 verschillende standen worden ingesteld.
10 CHASSIS AFSTELLEN 75
10.2 Versnellingshendel instellen
Info
Het instelbereik van de versnellingshendel is beperkt.
101927-10
Moeren 1 losdraaien.
Versnellingshendel door het draaien van de schakelstang 2 instellen.
Voorgeschreven waarde
Instelbereik A schakelstang 110… 122 mm
Info
De verstelling moet aan beide kanten gelijkmatig worden uitgevoerd.
Ten minste 5 schroefgangen moeten in de lagers zijn ingeschroefd.
Instelhoek B controleren.
Voorgeschreven waarde
Instelhoek B schakelstang omkering ver-
snellingshendel
75°
Moeren 1 vastdraaien.
Info
De lagers van de schakelstang moeten na het tegenhouden van de moeren in het
midden en identiek ten opzichte van elkaar zijn uitgelijnd, om een vrije bewe-
ging in de lagerschalen te kunnen garanderen.
Controleren of de versnellingshendel werkt en soepel kan schakelen.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 76
11.1 Motorfiets met hefbok achter opkrikken
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen en/of omvallen.
Het voertuig altijd op een vaste en egale ondergrond plaatsen.
B01387-01
Bevestigingen van de hefbok monteren.
Bevestiging achter in de hefbok plaatsen.
Bevestiging (61029055130)
Hefbok achter (61029055400)
Motorfiets rechtop zetten, hefbok uitlijnen aan de achterbrug en de bevestigingen.
Motorfiets opkrikken.
11.2 Motorfiets van hefbok achter nemen
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen en/of omvallen.
Het voertuig altijd op een vaste en egale ondergrond plaatsen.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 77
101884-10
Motorfiets beveiligen tegen omvallen.
Hefbok achter verwijderen en voertuig op de zijstandaard 1 plaatsen.
Bevestigingen van de hefbok verwijderen.
11.3 Motorfiets met hefbok voor opkrikken
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen en/of omvallen.
Het voertuig altijd op een vaste en egale ondergrond plaatsen.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 76)
101887-10
Voorwaarde
Kap 1 verwijderen.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 78
101888-01
Stuur in rechtuitstand zetten. Hefbok bij vorkbuis aanbrengen.
Bevestiging (61029955620)
Hefbok vooraan (61029055500)
Info
Motorfiets altijd eerst achter opkrikken.
Motorfiets vooraan opkrikken.
11.4 Motorfiets van hefbok voor nemen
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen en/of omvallen.
Het voertuig altijd op een vaste en egale ondergrond plaatsen.
101889-01
Motorfiets beveiligen tegen omvallen.
Hefbok vooraan verwijderen.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 79
101887-10
Kap 1 monteren.
11.5 Bijrijderzadel verwijderen
101881-10
De contactsleutel in het zadelslot 1 steken en met de klok mee draaien.
Het zadel achter optillen, naar de achteren schuiven en naar boven toe verwijderen.
De contactsleutel uit het zadelslot trekken.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 80
11.6 Bijrijderzadel monteren
101890-10
De haken 1 aan het bijrijderzadel in de beugels 2 van de framearm vasthaken, achter-
kant laten zakken en tegelijkertijd naar voren duwen.
Bijrijderzadel omlaag duwen totdat het vastklikt.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen verkeerd gemonteerd bijrijderzadel kan uit de ver-
ankering springen.
Na het monteren van het bijrijderzadel moet deze omhoog worden getrokken
om te controleren of hij goed is vergrendeld.
Vervolgens controleren of het bijrijderzadel correct is gemonteerd.
11.7 Zadel verwijderen
Voorwerk
Bijrijderzadel verwijderen. ( pag. 79)
101891-10
Hoofdwerk
Schroeven 1 verwijderen.
Het zadel achter optillen, naar de achteren trekken en naar boven toe verwijderen.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 81
11.8 Zadel monteren
101892-10
Hoofdwerk
De uitsparingen A aan het zadel in de schroeven 1 vasthaken en naar achteren laten
zaken.
Schroeven 2 monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef zadel M6 11 Nm
Nawerk
Bijrijderzadel monteren. ( pag. 80)
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 82
11.9 Kettingvervuiling controleren
400678-01
Ketting controleren op grove vervuiling.
» Als de ketting erg vuil is:
Ketting reinigen. ( pag. 82)
11.10 Ketting reinigen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenSmeermiddel op de banden vermindert de grip van de banden.
Smeermiddel verwijderen met een geschikt reinigingsmiddel.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door olie of vet op de remschijven.
Remschijven beslist olie- en vetvrij houden en indien nodig reinigen met een remmenreiniger.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 83
Info
De levensduur van de ketting is voor een groot deel afhankelijk van het onderhoud.
400725-01
Ketting regelmatig reinigen.
Grove vervuiling afspoelen met een zachte waterstraal.
Verbruikte smeerresten met een kettingreiniger verwijderen.
Kettingreinigingsmiddel ( pag. 173)
Na het drogen kettingspray aanbrengen.
Kettingspray onroad ( pag. 174)
11.11 Kettingspanning controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenGevaar door verkeerde kettingspanning.
Als de ketting te strak is gespannen worden de componenten van de secundaire krachtoverbrenging (ketting,
ketting-aandrijfwiel, kettingwiel en lager in de versnellingsbak en het achterwiel) extra belast. Dit kan leiden tot vroegtijdige
slijtage en in het uiterste geval kunnen ook de ketting of de uitgaande as van de versnelling breken. Als de ketting echter te los
zit kan deze van het ketting-aandrijfwiel resp. het kettingwiel vallen en het achterwiel blokkeren of de motor beschadigen. Op
een correcte kettingspanning letten en indien nodig instellen.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 84
B00731-10
Motorfiets op zijstandaard zetten.
Versnelling stationair schakelen.
In de buurt van het glijblok de ketting omhoog in richting van de achterbrug duwen en
kettingspanning A bepalen.
Info
Het bovenste deel van de ketting B moet daarbij gespannen zijn.
Kettingen slijten niet altijd gelijkmatig, daarom moet de meting op verschillende
plekken van de ketting worden herhaald.
Kettingspanning 5… 7 mm
» Als de kettingspanning niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Kettingspanning instellen. ( pag. 85)
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 85
11.12 Kettingspanning instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenGevaar door verkeerde kettingspanning.
Als de ketting te strak is gespannen worden de componenten van de secundaire krachtoverbrenging (ketting,
ketting-aandrijfwiel, kettingwiel en lager in de versnellingsbak en het achterwiel) extra belast. Dit kan leiden tot vroegtijdige
slijtage en in het uiterste geval kunnen ook de ketting of de uitgaande as van de versnelling breken. Als de ketting echter te los
zit kan deze van het ketting-aandrijfwiel resp. het kettingwiel vallen en het achterwiel blokkeren of de motor beschadigen. Op
een correcte kettingspanning letten en indien nodig instellen.
Voorwerk
Kettingspanning controleren. ( pag. 83)
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 86
101893-10
Hoofdwerk
Moer 1 losdraaien.
Moeren 2 losdraaien.
Kettingspanning door het draaien van de stelschroeven 3 links en rechts instellen.
Voorgeschreven waarde
Kettingspanning 5… 7 mm
Stelschroeven 3 links en rechts zo draaien, dat de markeringen aan de linker en
rechter kettingspanner 4 in dezelfde positie staan ten opzichte van de referentie-
markeringen C. Zo is het achterwiel correct is uitgelijnd.
Info
Het bovenste deel van de ketting moet daarbij gespannen zijn.
Kettingen slijten niet altijd gelijkmatig. Daarom de instelling op verschillende
plekken van de ketting controleren.
Moeren 2 vastdraaien.
Controleren of de kettingspanners 4 tegen de stelschroeven 3 liggen.
Moer 1 vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer steekas achter M14x1,5 60 Nm
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 87
11.13 Ketting, kettingwiel en ketting-aandrijfwiel controleren
100132-10
Kettingwiel en ketting-aandrijfwiel controleren op slijtage.
» Als kettingwiel of ketting-aandrijfwiel versleten zijn:
Aandrijfset vervangen. x
Info
Ketting-aandrijfwiel, kettingwiel en ketting moeten altijd samen worden
vervangen.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 88
1 2 3 18 19 20
00
0
BB
0
0
AA
401288-10
Versnelling stationair schakelen.
Aan het onderste deel van de ketting trekken met het aangegeven gewicht A.
Voorgeschreven waarde
Gewicht voor meting kettingslijtage 15 kg
De afstand B van 20 kettingschakels aan het onderste deel van de ketting meten.
Info
Kettingen slijten niet altijd gelijkmatig, daarom moet de meting op verschillende
plekken van de ketting worden herhaald.
Maximale afstand B op het langste stuk
van de ketting
301,6 mm
» Als de afstand B groter is dan de aangegeven maat:
Aandrijfset vervangen. x
Info
Als er een nieuwe ketting wordt gemonteerd, moeten ook het kettingwiel
en het ketting-aandrijfwiel worden vervangen.
Nieuwe kettingen slijten sneller op een oud versleten kettingwiel en/of
ketting-aandrijfwiel.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 89
B01416-10
Schroef 2 en 3 verwijderen en schroef 1 losdraaien. Kettingbescherming opzij schui-
ven.
C00199-10
Glijblok controleren op slijtage.
» Als bij het glijblok in het bereik C de boring D te zien is:
Glijblok vervangen. x
Controleren of het glijblok goed vastzit.
» Wanneer het glijblok los zit:
Glijblok vastzetten.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 90
B01416-10
Kettingbescherming positioneren en schroef 1 vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef kettingkast EJOT PT
®
4 Nm
Schroef 2 vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef kettingkast EJOT PT
®
4 Nm
Schroef 3 vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M5 5 Nm
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 91
11.14 Bugspoiler demonteren
101895-10
Schroeven 1 verwijderen.
101896-10
Schroeven 2 verwijderen.
Bugspoiler verwijderen.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 92
11.15 Bugspoiler monteren
101895-10
Bugspoiler positioneren. Schroeven 1 monteren, maar nog niet vastdraaien.
101896-10
Schroeven 2 monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
Schroeven 1 vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
12 REMSYSTEEM 93
12.1 ABS / Anti Blokkeer Systeem
401687-10
De ABS-unit 1 bestaat uit een hydraulische unit, ABSbesturingsunit en retourpomp en
is onder het zadel gemonteerd. Er bevindt zich een wieltoerentalsensor 2 aan het voor- en
achterwiel.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBeperkte werking ABS
Het spinnen van het achterwiel met vastgehouden voorwielrem (burn out) is uit-
sluitend toegestaan als het ABS uitgeschakeld is.
Bij wijzigingen zoals kortere en langere veerafstanden, andere velgdiameters,
andere banden, verkeerde bandenspanning, andere remplaketten en dergelijke
kan het ABS niet meer optimaal werken. De optimale werking van het ABS is
enkel gegarandeerd, wanneer voor het remsysteem uitsluitend door KTM vrijge-
geven en/of aanbevolen reserveonderdelen en banden worden gebruikt.
Servicewerkzaamheden en reparaties moeten vakkundig worden uitgevoerd. (De
geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Het ABS is een veiligheidssysteem, dat het blokkeren van de wielen bij het rechtuit rijden
zonder inwerking van zijwaartse krachten voorkomt.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVoertuig slaat om
In extreme rijsituaties (bijvoorbeeld bagage met hoog zwaartepunt, wisselend
wegdek, steil bergaf rijden, vol remmen zonder uitkoppelen) kan niet altijd wor-
den voorkomen dat het voertuig omslaat. Pas het rijgedrag aan de toestand van
de rijweg en uw rijvaardigheden aan.
Het ABS werkt met twee onafhankelijk van elkaar werkende remcircuits (voorwiel- en ach-
terwielrem). Bij normaal rijden werkt het remsysteem als een conventioneel remsysteem
zonder ABS. Pas wanneer de ABS-besturingsunit de blokkeerneiging van een wiel herkent,
12 REMSYSTEEM 94
begint het ABS door het regelen van de remdruk te werken. De regeling is merkbaar aan
een licht pulserende remhendel resp. licht pulserend rempedaal.
Het ABSwaarschuwingslampje 3 moet na het inschakelen van de ontsteking gaan branden
en uitgaan wanneer het voertuig rijdt. Wanneer het lampje na het optrekken niet uitgaat of
tijdens het rijden gaat branden, dan duidt dit op een fout in het ABS-systeem. Het ABS is
dan niet meer actief en de wielen kunnen bij het remmen blokkeren. Het remsysteem zelf
blijft gewoon werken, alleen de ABS-regeling valt uit.
Het ABSwaarschuwingslampje kan ook gaan branden, wanneer in extreme rijsituaties het
toerental van het voor- of achterwiel sterk van elkaar afwijken, bijv. bij een wheelie of als
het achterwiel doordraait. Daardoor wordt het ABS uitgeschakeld.
Om het ABS weer te activeren, moet het voertuig worden gestopt en de ontsteking uitge-
schakeld. Wanneer u weer met het voertuig gaat rijden, wordt ook het ABS weer geacti-
veerd. Het ABSwaarschuwingslampje gaat dan uit wanneer het voertuig rijdt.
Met de toets 4 kan het ABS met de hand worden uitgeschakeld (zie starten).
12.2 Remschijven controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door versleten remschijf/remschijven.
Versleten remschijf/remschijven meteen vervangen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
400480-10
De remschijven voor en achter op meerdere plekken controleren of de dikte van de rem-
schijf overeenkomt met maat A.
Info
Door slijtage vermindert de dikte van de remschijf in het bereik van het raak-
vlak 1 van de remplaketten.
Remschijven - slijtagegrens
voor 3,6 mm
12 REMSYSTEEM 95
achter 3,6 mm
» Als de dikte van de remschijf lager is dan de voorgeschreven waarde.
Remschijven vervangen. x
Remschijven voor en achter controleren op beschadiging, scheuren en vervorming.
» Als de remschijf beschadigd, gescheurd of vervormd is:
Remschijven vervangen. x
12.3 Remvloeistofpeil voorwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Als het remvloeistofpeil daalt tot onder de markering MIN dan duidt dit op een lekkage in het remsysteem en/of volledig versle-
ten remplaketten. Remsysteem controleren, niet doorrijden. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door te oude remvloeistof.
Remvloeistof van voor- en achterwielrem volgens serviceschema verversen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
12 REMSYSTEEM 96
C00200-10
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir in horizontale positie zetten.
Remvloeistofpeil controleren op het kijkglas 1.
» Als het remvloeistofpeil onder de MIN-markering is gedaald:
Remvloeistof van de voorwielrem bijvullen. x ( pag. 96)
12.4 Remvloeistof voorwielrem bijvullen x
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Als het remvloeistofpeil daalt tot onder de markering MIN dan duidt dit op een lekkage in het remsysteem en/of volledig versle-
ten remplaketten. Remsysteem controleren, niet doorrijden. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof kan bij aanraking leiden tot huidirritaties.
Erop letten dat remvloeistof niet in aanraking komt met de huid of ogen en houd deze buiten bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Als er remvloeistof in de ogen komt, moet u de ogen grondig met water spoelen en meteen een arts raadplegen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door te oude remvloeistof.
Remvloeistof van voor- en achterwielrem volgens serviceschema verversen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
12 REMSYSTEEM 97
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Info
Zorg ervoor dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen. Remvloeistof vreet lak aan!
Alleen schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken!
C00201-10
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir in horizontale positie zetten.
Schroeven 1 verwijderen.
Deksel 2 met membraan 3 verwijderen.
Remvloeistof tot maat A vullen.
Voorgeschreven waarde
Maat A 5 mm
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 171)
Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water afspoelen.
12.5 Remplaketten voorwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door versleten remplaketten.
Versleten remplaketten meteen vervangen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
12 REMSYSTEEM 98
Aanwijzing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door beschadigde remschijven.
Als de remplaketten te laat worden vervangen, slepen de stalen plakethouders tegen de remschijf. Daardoor vermindert de remwerking
aanmerkelijk en de remschijven beschadigen onherstelbaar. Remplaketten regelmatig controleren.
B00739-10
Remplaketten op minimale plaketdikte A controleren.
Minimale plaketdikte A 1 mm
» Als de plaket dunner is dan de minimale plaketdikte:
Remplaketten van voorwielrem vervangen. x
Remplaketten controleren op beschadiging en scheuren.
» Als er beschadigingen of scheuren zijn:
Remplaketten van voorwielrem vervangen. x
12.6 Vrije slag rempedaal controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Als er geen vrije slag aan het rempedaal aanwezig is bouwt er zich druk op in het remsysteem op de achterwielrem. De achter-
wielrem kan door oververhitting uitvallen. Vrije slag van het rempedaal instellen volgens de voorgeschreven waarden.
12 REMSYSTEEM 99
101897-10
Veer 1 losmaken.
Rempedaal tussen eindaanslag en rempedaalcilinderzuiger heen en weer bewegen en
vrije slag A controleren.
Voorgeschreven waarde
Vrije slag rempedaal 3… 5 mm
» Als de vrije slag niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Vrije slag van de rempedaal instellen. x ( pag. 99)
Veer 1 vasthaken.
12.7 Vrije slag rempedaal instellen x
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Als er geen vrije slag aan het rempedaal aanwezig is bouwt er zich druk op in het remsysteem op de achterwielrem. De achter-
wielrem kan door oververhitting uitvallen. Vrije slag van het rempedaal instellen volgens de voorgeschreven waarden.
12 REMSYSTEEM 100
101897-11
Veer 1 losmaken.
Moer 2 losdraaien en met de schroef 3 de aangegeven vrije slag A instellen.
Voorgeschreven waarde
Vrije slag rempedaal 3… 5 mm
Info
Het instelbereik is beperkt.
Schroef 3 tegenhouden en moer 2 vastdraaien.
Veer 1 vasthaken.
12.8 Remvloeistofpeil achterwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Als het remvloeistofpeil daalt tot onder de markering MIN dan duidt dit op een lekkage in het remsysteem en/of volledig versle-
ten remplaketten. Remsysteem controleren, niet doorrijden. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
12 REMSYSTEEM 101
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door te oude remvloeistof.
Remvloeistof van voor- en achterwielrem volgens serviceschema verversen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
101898-10
Voertuig rechtop zetten.
Remvloeistofpeil van het remvloeistofreservoir controleren.
» Als het vloeistofpeil de MIN markering 1 heeft bereikt:
Remvloeistof van de achterwielrem bijvullen. x ( pag. 101)
12.9 Remvloeistof achterwielrem bijvullen x
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Als het remvloeistofpeil daalt tot onder de markering MIN dan duidt dit op een lekkage in het remsysteem en/of volledig versle-
ten remplaketten. Remsysteem controleren, niet doorrijden. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof kan bij aanraking leiden tot huidirritaties.
Erop letten dat remvloeistof niet in aanraking komt met de huid of ogen en houd deze buiten bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Als er remvloeistof in de ogen komt, moet u de ogen grondig met water spoelen en meteen een arts raadplegen.
12 REMSYSTEEM 102
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door te oude remvloeistof.
Remvloeistof van voor- en achterwielrem volgens serviceschema verversen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Info
Zorg ervoor dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen. Remvloeistof vreet lak aan!
Gebruik alleen schone remvloeistof uit een gesloten verpakking!
101899-10
Voertuig rechtop zetten.
Schroefdop 1 met membraan 2 verwijderen.
Remvloeistof tot markering A vullen.
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 171)
Schroefdop met membraan monteren.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water afspoelen.
12 REMSYSTEEM 103
12.10 Remplaketten achterwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door versleten remplaketten.
Versleten remplaketten meteen vervangen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Aanwijzing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door beschadigde remschijven.
Als de remplaketten te laat worden vervangen, slepen de stalen plakethouders tegen de remschijf. Daardoor vermindert de remwerking
aanmerkelijk en de remschijven beschadigen onherstelbaar. Remplaketten regelmatig controleren.
B01390-10
Remplaketten op minimale plaketdikte A controleren.
Minimale plaketdikte A 1 mm
» Als de plaket dunner is dan de minimale plaketdikte:
Remplaketten van de achterwielrem vervangen. x
Remplaketten controleren op beschadiging en scheuren.
» Als er beschadigingen of scheuren zijn:
Remplaketten van de achterwielrem vervangen. x
13 WIELEN, BANDEN 104
13.1 Voorwiel demonteren x
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 76)
Motorfiets met hefbok voor opkrikken. ( pag. 77)
B01391-10
Hoofdwerk
Schroeven 1 verwijderen en spatbord opzij duwen.
Schroef 2 verwijderen en wieltoerentalsensor 3 uit de boring trekken.
Schroeven 4 en schroef 5 losdraaien.
Schroef 5 ca. 6 slagen eruit schroeven en met de hand op de schroef drukken, om de
steekas uit de asopname te schuiven. Schroef 5 verwijderen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door beschadigde remschijven.
Het wiel altijd zo neerleggen, dat de remschijven niet worden beschadigd.
Voorwiel vasthouden en steekas eruit trekken. Voorwiel uit de voorvork nemen.
Info
Remhendel niet gebruiken als het voorwiel is gedemonteerd.
13 WIELEN, BANDEN 105
13.2 Voorwiel monteren x
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door olie of vet op de remschijven.
Remschijven beslist olie- en vetvrij houden en indien nodig reinigen met een remmenreiniger.
B01392-10
Hoofdwerk
Wiellager controleren op beschadiging en slijtage.
» Wanneer de wiellager beschadigd of versleten is:
Wiellager vervangen. x
Keerringen 1 en loopvlakken A van de afstandsbussen reinigen en invetten.
Duurzaam vet ( pag. 173)
Afstandsbussen erin zetten.
13 WIELEN, BANDEN 106
B01391-11
Schroefdraad van de steekas en schroef 2 reinigen.
Voorwiel positioneren en steekas plaatsen.
Remplaketten zijn correct gepositioneerd.
Schroef 2 monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef steekas voor M8 30 Nm
Wieltoerentalsensor 3 in de boring steken. Schroef 4 monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef houder wieltoerentalsensor M6 8 Nm
Schroeven 5 monteren en vastdraaien.
Motorfiets van hefbok voor nemen. ( pag. 78)
Voorwielrem indrukken en voorvork enkele keren inveren zodat de vorkpoten worden uit-
gelijnd.
Schroeven 6 vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef asopname M8 15 Nm
Nawerk
Motorfiets van hefbok achter nemen. ( pag. 76)
13.3 Achterwiel demonteren x
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 76)
Hoofdwerk
Schroef 1 verwijderen en wieltoerentalsensor 2 uit de boring trekken.
13 WIELEN, BANDEN 107
101900-10
Moer 3 en ring verwijderen. Kettingspanner 4 verwijderen.
Achterwiel vasthouden en steekas 5 met ring en kettingspanner 4 eruit trekken.
Achterwiel zo ver mogelijk naar voren schuiven en ketting van het kettingwiel verwijde-
ren.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door beschadigde remschijven.
Het wiel altijd zo neerleggen, dat de remschijven niet worden beschadigd.
Achterwiel naar achteren trekken uit de achterbrug verwijderen.
Info
Rempedaal niet intrappen als het achterwiel is gedemonteerd.
13.4 Achterwiel monteren x
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door olie of vet op de remschijven.
Remschijven beslist olie- en vetvrij houden en indien nodig reinigen met een remmenreiniger.
13 WIELEN, BANDEN 108
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenGeen remwerking bij het intrappen van de achterwielrem.
Na het inbouwen van het achterwiel altijd het rempedaal intrappen totdat er een drukpunt aanwezig is.
Hoofdwerk
Demperpakkingen van de achterwielnaaf controleren. x ( pag. 109)
101901-10
Wiellager controleren op beschadiging en slijtage.
» Wanneer de wiellager beschadigd of versleten is:
Wiellager vervangen. x
Keerringen 1 en loopvlakken A van de afstandsbussen reinigen en invetten.
Duurzaam vet ( pag. 173)
Schroefdraad van de steekas en moer 2 reinigen.
Aangrijppunten aan de remklauwhouder en achterbrug reinigen.
Demperpakking en kettingwieldrager in het achterwiel monteren.
Achterwiel positioneren.
Remplaketten zijn correct gepositioneerd.
Achterwiel zo ver mogelijk naar voren schuiven en ketting op het kettingwiel leggen.
13 WIELEN, BANDEN 109
101900-11
Achterwiel naar achteren trekken en steekas 3 met ring en kettingspanner 4 monte-
ren.
Info
Kettingspanner 4 links en rechts in dezelfde stand monteren.
Moer 2 en ring monteren.
Het achterwiel naar voren duwen, zodat de kettingspanners tegen de schroeven liggen
en moer 2 vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
De markeringen op de kettingspanners moeten links en rechts in dezelfde stand ten
opzichte van de referentiemarkeringen B staan. Zo is het achterwiel correct is uitge-
lijnd.
Moer steekas achter M14x1,5 60 Nm
Wieltoerentalsensor 5 in de boring steken. Schroef 6 monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef houder wieltoerentalsensor M6 8 Nm
Nawerk
Motorfiets van hefbok achter nemen. ( pag. 76)
13.5 Demperpakkingen achterwielnaaf controleren x
Info
De kracht van de motor wordt door het kettingwiel overgebracht via 6 demperpakkingen op het achterwiel. Deze slijten tijdens het
rijden. Als de demperpakkingen niet op tijd worden vervangen, beschadigen de kettingwielhouder en de achterwielnaaf.
13 WIELEN, BANDEN 110
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 76)
Achterwiel demonteren. x ( pag. 106)
101925-10
Hoofdwerk
Lager 1 controleren.
» Wanneer de lager beschadigd of versleten is:
Lagers vervangen. x
Demperpakkingen 2 van de achterwielnaaf controleren op beschadiging en slijtage.
» Als de demperpakkingen van de achterwielnaaf zijn beschadigd of versleten:
Alle demperpakkingen van de achterwielnaaf vervangen.
101926-10
Achterwiel met het kettingwiel naar boven op een werkbank leggen en de steekas in de
naaf steken.
Om de speling A te controleren, achterwiel vasthouden en proberen het kettingwiel te
draaien.
Info
De speling wordt gemeten aan de buitenkant van het kettingwiel.
Speling demperpakkingen achterwiel 5 mm
» Als de speling A groter is dan de voorgeschreven waarde:
Alle demperpakkingen van de achterwielnaaf vervangen.
Nawerk
Achterwiel monteren. x ( pag. 107)
Motorfiets van hefbok achter nemen. ( pag. 76)
13 WIELEN, BANDEN 111
13.6 Bandentoestand controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOncontroleerbaar rijgedrag door klappen van een band.
Beschadigde of versleten banden voor uw eigen veiligheid meteen vervangen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor vallenBeperking van het rijgedrag door verschillende bandprofielen aan voor- en achterwiel.
Voor- en achterwiel moeten altijd zijn uitgerust met banden met een gelijksoortig profiel, anders kan de motor oncontroleerbaar
worden.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOngecontroleerd rijgedrag door niet vrijgegeven en/of aanbevolen banden/wielen.
Alleen door KTM vrijgegeven en/of aanbevolen banden en wielen met de juiste snelheidsindex gebruiken.
Info
Het type, de toestand en de spanning van de banden zijn van invloed op het rijgedrag van de motorfiets.
Versleten banden hebben vooral bij natte ondergrond een slechte invloed op het rijgedrag.
13 WIELEN, BANDEN 112
400602-10
De voor- en achterbanden controleren op insnijdingen, voorwerpen die tijdens het rijden
in de band zijn gaan zitten en andere beschadigingen.
» Als er insnijdingen of beschadigingen zijn of als er voorwerpen tijdens het rijden in
de band zijn gaan zitten:
Banden vervangen.
Profieldiepte controleren.
Info
De minimale profieldiepte volgens de nationale wetgeving in acht nemen.
Minimale profieldiepte 2 mm
» Als de profieldiepte lager is dan de minimale waarde:
Banden vervangen.
Leeftijd van de banden controleren.
Info
De productiedatum van de banden staat meestal op het opschrift van de banden
en wordt met de laatste vier cijfers van de DOT-aanduiding gekenmerkt. De eer-
ste twee cijfers wijzen op de week van productie en de laatste twee cijfers op het
jaar van productie.
KTM adviseert de banden uiterlijk na 5 jaar te wisselen, onafhankelijk van de
daadwerkelijke slijtage van de banden.
» Als de band ouder is dan 5 jaar:
Banden vervangen.
13 WIELEN, BANDEN 113
13.7 Bandenspanning controleren
Info
Een te lage bandenspanning leidt tot buitengewone slijtage en oververhitting van de band.
Een goede bandenspanning garandeert een optimaal rijcomfort en maximale levensduur van de band.
400695-01
Ventieldopje verwijderen.
Bandenspanning controleren bij koude banden.
Bandenspanning zonder bijrijder
voor 2,0 bar
achter 2,0 bar
Bandenspanning met bijrijder / volledige nuttige belasting
voor 2,0 bar
achter 2,2 bar
» Als de bandenspanning niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Bandenspanning corrigeren.
Ventieldopje monteren.
14 ELEKTRONICA 114
14.1 Accu demonteren x
Waarschuwing
Gevaar voor letselAccuzuur en accugassen kunnen ernstige brandwonden veroorzaken.
Houd accu's buiten bereik van kinderen.
Draag geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril.
Voorkom contact met accuzuur en accugassen.
Vonken of open vlammen uit de buurt van de accu houden. De accu alleen in goed geventileerde ruimtes laden.
Bij aanraking met de huid met veel water spoelen. Als er accuzuur in de ogen komt, ten minste 15 minuten met water spoelen
en een arts opzoeken.
Voorwerk
Bijrijderzadel verwijderen. ( pag. 79)
Zadel verwijderen. ( pag. 80)
101903-10
Hoofdwerk
Minuspoolafdekking 1 naar achteren trekken.
Minkabel 2 van de accu loskoppelen.
14 ELEKTRONICA 115
101904-10
Pluspoolafdekking 3 naar achteren trekken.
Pluskabel 4 van de accu loskoppelen.
Rubberband 5 losmaken.
Accu naar boven toe uit de accuhouder trekken.
Info
Motorfiets nooit met een lege of zonder accu gebruiken. In beide gevallen kun-
nen elektrische componenten en veiligheidsvoorzieningen worden beschadigd.
Het voertuig is dan niet meer verkeersveilig.
14.2 Accu monteren x
101904-11
Hoofdwerk
Accu in de accuhouder positioneren.
Info
De accupolen moeten zich aan de bovenkant bevinden.
Rubberband 1 vasthaken.
Pluskabel 2 op de accu aansluiten.
Pluspoolafdekking 3 positioneren.
14 ELEKTRONICA 116
101903-11
Minkabel 4 op de accu aansluiten.
Minuspoolafdekking 5 positioneren.
Nawerk
Zadel monteren. ( pag. 81)
Bijrijderzadel monteren. ( pag. 80)
Tijd instellen. ( pag. 48)
14.3 Accu laden x
Waarschuwing
Gevaar voor letselAccuzuur en accugassen kunnen ernstige brandwonden veroorzaken.
Houd accu's buiten bereik van kinderen.
Draag geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril.
Voorkom contact met accuzuur en accugassen.
Vonken of open vlammen uit de buurt van de accu houden. De accu alleen in goed geventileerde ruimtes laden.
Bij aanraking met de huid met veel water spoelen. Als er accuzuur in de ogen komt, ten minste 15 minuten met water spoelen
en een arts opzoeken.
14 ELEKTRONICA 117
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuOnderdelen en componenten van de accu belasten het milieu.
Accu niet bij het huisvuil gooien. Een defecte accu op milieuvriendelijke wijze afdanken. Geef de accu af bij uw geautoriseerde
KTM-dealer of bij een verzamelpunt voor oude accu's.
Info
Ook als de accu niet wordt belast verliest hij dagelijks aan lading.
De laadtoestand en de wijze van laden is erg belangrijk voor de levensduur van de accu.
Snel laden met een hogere laadstroom heeft een negatief effect op de levensduur.
Als de laadstroom, laadspanning en laadtijd worden overschreden ontsnapt er elektrolyt via de veiligheidskleppen. Daardoor verliest
de accu aan capaciteit.
Als de accu leeg is gestart moet hij meteen weer worden geladen.
Bij langere stilstand in lege toestand treedt er diepteontlading en sulftatie op en dat kan leiden tot vernietiging van de accu.
De accu is onderhoudsvrij, dat betekent dat het zuurniveau niet hoeft te worden gecontroleerd.
Voorwerk
Alle stroomverbruikers uitschakelen en motor uitzetten.
Bijrijderzadel verwijderen. ( pag. 79)
Zadel verwijderen. ( pag. 80)
Minkabel van de accu loskoppelen om beschadiging van de boordelektronica te voorko-
men.
14 ELEKTRONICA 118
B01395-10
Hoofdwerk
Acculader op de accu aansluiten. Acculader inschakelen.
Acculader (58429074000)
Met deze acculader kunt u ook de rustspanning en het startvermogen van de accu en
dynamo testen. Bovendien kan met deze lader de accu niet worden overladen.
Info
Deksel 1 nooit verwijderen.
Accu laden met maximaal 10% van de capaciteit, dat op het accuhuis 2 is aan-
gegeven.
Acculader na het laden uitschakelen. Accu aansluiten.
Voorgeschreven waarde
Laadstroom, laadspanning en laadtijd mogen niet worden overschreden.
Accu regelmatig bijladen als de motor-
fiets niet wordt gebruikt
3 maanden
Nawerk
Zadel monteren. ( pag. 81)
Bijrijderzadel monteren. ( pag. 80)
Tijd instellen. ( pag. 48)
14 ELEKTRONICA 119
14.4 Zekeringen ABS vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor brandDoor het gebruik van verkeerde zekeringen kan het elektrisch systeem overbelast raken.
Alleen zekeringen gebruiken met het voorgeschreven aantal ampères. Zekeringen nooit overbruggen of repareren.
Info
Twee zekeringen voor het ABS bevinden zich onder het bijrijderzadel. Met deze beide zekeringen zijn de retourpomp en de hydrau-
lische unit van de ABS beveiligd. De derde zekering, waarmee de ABS-besturingsunit is beveiligd bevindt zich in het zekeringen-
blok.
Voorwerk
Alle stroomverbruikers uitschakelen en motor uitzetten.
Bijrijderzadel verwijderen. ( pag. 79)
101905-10
Zekering hydraulische ABS-eenheid vervangen:
Beschermkapje verwijderen en zekering 1 verwijderen.
Info
Een defecte zekering herkent u aan de gebroken smeltdraad A.
Waarschuwing
Gevaar voor brandDoor het gebruik van verkeerde zekeringen kan het elek-
trisch systeem overbelast raken.
Alleen zekeringen gebruiken met het voorgeschreven aantal ampères.
Zekeringen nooit overbruggen of repareren.
Voldoende sterke reservezekering plaatsen.
Zekering (75011088015) ( pag. 164)
14 ELEKTRONICA 120
Tip
Nieuwe reservezekering B in het zekeringenblok plaatsen, zodat u er een bij
u heeft als het nodig is.
Beschermkapje monteren.
101905-11
Zekering ABS-retourpomp vervangen:
Beschermkapje verwijderen en zekering 2 verwijderen.
Waarschuwing
Gevaar voor brandDoor het gebruik van verkeerde zekeringen kan het elek-
trisch systeem overbelast raken.
Alleen zekeringen gebruiken met het voorgeschreven aantal ampères.
Zekeringen nooit overbruggen of repareren.
Voldoende sterke reservezekering plaatsen.
Zekering (90111088025)
Tip
Nieuwe reservezekering C in het zekeringenblok plaatsen, zodat u er een bij
u heeft als het nodig is.
Beschermkapje monteren.
Nawerk
Bijrijderzadel monteren. ( pag. 80)
14 ELEKTRONICA 121
14.5 Zekeringen afzonderlijke stroomverbruikers vervangen
Info
Het zekeringenblok met de hoofdzekering en de zekeringen voor de afzonderlijke stroomverbruikers bevindt zich onder het bijrijder-
zadel.
Voorwerk
Alle stroomverbruikers uitschakelen en motor uitzetten.
Bijrijderzadel verwijderen. ( pag. 79)
B01410-01
Hoofdwerk
Zekeringenblokdeksel openen.
Defecte zekering verwijderen.
Voorgeschreven waarde
Zekering 1 - 30 A - hoofdzekering
Zekering 2 - 15 A - starterhulprelais, alarminstallatie (OPTIONEEL)
Zekering 3 - 15 A - besturingsunit, hoofdrelais
Zekering 4 - 15 A - bobine
Zekering 5 - 15 A - radiateurventilator
Zekering 6 - 15 A - claxon, remlicht, richtingaanwijzer, groot licht, dimlicht, zijlicht,
achterlicht, nummerplaatverlichting
Zekering 7 - 10 A - ABS-besturingsunit
Zekering 8 - 10 A - gecombineerd instrument, besturingsunit
Zekering 9 - 10 A - extra apparatuur
Info
Een defecte zekering herkent u aan de gebroken smeltdraad A.
14 ELEKTRONICA 122
Waarschuwing
Gevaar voor brandDoor het gebruik van verkeerde zekeringen kan het elektrisch
systeem overbelast raken.
Alleen zekeringen gebruiken met het voorgeschreven aantal ampères. Zeke-
ringen nooit overbruggen of repareren.
Voldoende sterke reservezekering plaatsen.
Zekering (75011088010) ( pag. 164)
Zekering (75011088015) ( pag. 164)
Zekering (75011088030) ( pag. 164)
Tip
Nieuwe reservezekering in het zekeringenblok plaatsen, zodat u er een bij u
heeft als het nodig is.
De werking van de stroomverbruikers controleren.
Zekeringenblokdeksel sluiten.
Nawerk
Bijrijderzadel monteren. ( pag. 80)
14.6 Lamp koplamp vervangen
Aanwijzing
Beschadiging van de reflectorLagere lichtsterkte.
Vet op deze lampbuisjes verdampt door de hitte en zet zich af op de reflector. De buisjes voor de montage reinigen en vetvrij houden.
14 ELEKTRONICA 123
Voorwerk
Alle stroomverbruikers uitschakelen en motor uitzetten.
101907-10
Hoofdwerk
Spreidnagels 1 verwijderen.
101908-10
Schroeven 2 verwijderen.
Koplampkap iets omhoog brengen naar voren zwenken.
14 ELEKTRONICA 124
B00760-10
Beschermkap 3 verwijderen.
Steekverbinding 4 loskoppelen.
B00761-10
Beugel 5 losmaken.
Lamp koplamp 6 verwijderen.
Nieuwe lamp in het koplamphuis positioneren.
Koplamp (H4 / sokkel P43t) ( pag. 164)
Info
Lamp van de koplamp zo plaatsen, dat de uitsteeksels in de uitsparingen grij-
pen.
Beugel 5 vasthaken.
14 ELEKTRONICA 125
B00760-10
Steekverbinding 4 insteken.
Beschermkap 3 monteren.
101908-10
Koplampkap omhoog zwenken.
Schroeven 2 monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef koplampkap M6 11 Nm
101907-10
Spreidnagels 1 aan beide kanten monteren.
Controleren of de lampen werken.
14 ELEKTRONICA 126
14.7 Zijlichtlamp vervangen
Aanwijzing
Beschadiging van de reflectorLagere lichtsterkte.
Vet op deze lampbuisjes verdampt door de hitte en zet zich af op de reflector. De buisjes voor de montage reinigen en vetvrij houden.
Voorwerk
Alle stroomverbruikers uitschakelen en motor uitzetten.
101907-10
Hoofdwerk
Spreidnagels 1 verwijderen.
307324-10
Schroeven 2 verwijderen.
Koplampkap iets omhoog brengen naar voren zwenken.
14 ELEKTRONICA 127
B00762-10
Schroeven 3 verwijderen.
Afdekking 4 verwijderen.
B00763-10
Fitting met lamp 5 uit het huis trekken.
Lamp verwijderen.
Nieuwe lamp in de fitting positioneren.
Zijlicht (W5W / sokkel W2,1x9,5d) ( pag. 164)
Fitting met lamp 5 in het huis positioneren.
14 ELEKTRONICA 128
B00762-10
Afdekking 4 positioneren.
Schroeven 3 monteren en vastdraaien.
307324-10
Koplampkap omhoog zwenken.
Schroeven 2 monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef koplampkap M6 11 Nm
101907-10
Spreidnagels 1 aan beide kanten monteren.
Controleren of de lampen werken.
14 ELEKTRONICA 129
14.8 Koplampstand controleren
0
0
AA
0
0
BB
400726-10
Voertuig op een horizontale ondergrond zetten voor een lichte muur en op de hoogte van
het midden van de koplamp een markering aanbrengen.
Nog een markering aanbrengen op een afstand B onder de eerste markering.
Voorgeschreven waarde
Afstand B 5 cm
Voertuig op een afstand A loodrecht voor de muur zetten en het dimlicht inschakelen.
Voorgeschreven waarde
Afstand A 5 m
Nu gaat de bestuurder, eventueel met bagage en bijrijder op de motorfiets zitten.
Stand van de koplamp controleren.
De grens tussen licht en donker moet bij een gebruiksklare motorfiets met bestuur-
der, eventueel met bagage en bijrijder, precies op de onderste markering liggen.
» Als deze grens tussen licht en donker niet overeenkomt met de voorgeschreven
waarde:
Lichtbundelbreedte van de koplamp instellen. ( pag. 130)
14 ELEKTRONICA 130
14.9 Lichtbundelbreedte koplamp instellen
101907-10
Hoofdwerk
Spreidnagels 1 verwijderen.
101908-10
Schroeven 2 verwijderen.
Koplampkap iets omhoog brengen naar voren zwenken.
14 ELEKTRONICA 131
B00764-10
Door aan de schroef 3 te draaien de lichtbundelbreedte van de koplamp instellen.
Voorgeschreven waarde
De grens tussen licht en donker moet bij de rijklare motorfiets met bestuurder, even-
tueel met bagage en bijrijder, precies op de onderste markering liggen (aangebracht
bij: koplampstand controleren).
Info
Draaien met de klok mee versmalt de lichtbundel en draaien tegen de klok in
verbreedt de lichtbundel.
101908-10
Koplampkap omhoog zwenken.
Schroeven 2 monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef koplampkap M6 11 Nm
101907-10
Spreidnagels 1 aan beide kanten monteren.
14 ELEKTRONICA 132
Nawerk
Stand van de koplamp controleren. ( pag. 129)
15 KOELSYSTEEM 133
15.1 Koelsysteem
101909-10
Door de waterpomp 1 in de motor is er een gedwongen circulatie van het koelmiddel.
De druk die bij verwarming in het koelsysteem ontstaat wordt geregeld door een klep in de
radiateurdop 2. Door de uitzetting van de warmte stroomt het overtollige koelmiddel naar
het vaste reservoir 3. Als de temperatuur daalt wordt dit koelmiddel weer teruggezogen in
het koelsysteem. Daardoor is de aangegeven koelmiddeltemperatuur toegestaan zonder dat
er met functiestoringen rekening moet worden gehouden.
125 °C
15 KOELSYSTEEM 134
101922-10
Koeling vindt plaats door de rijwind en een radiateurventilator 4 die door een thermoscha-
kelaar wordt aangestuurd.
Hoe lager de snelheid, hoe lager de koelwerking. Ook vervuilde radiateurribben verlagen de
koelwerking.
15.2 Antivries en koelmiddelpeil controleren
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder druk.
Radiateur, radiateurslangen en de overige componenten van het koelsysteem niet openen bij een warme motor. Motor en koel-
systeem laten afkoelen. Verbrande huid meteen onder lauw water houden.
15 KOELSYSTEEM 135
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Erop letten dat koelmiddel niet in aanraking komt met huid, ogen of kleding. Bij contact met de ogen meteen met water spoe-
len en een arts raadplegen. Verontreinigde huid meteen reinigen met water en zeep. Als koelmiddel is ingeslikt meteen een arts
raadplegen. Met koelmiddel verontreinigde kleding wisselen. Koelmiddel buiten bereik van kinderen houden.
Voorwaarden
Motor is koud.
101910-10
Motorfiets rechtop zetten op een horizontale ondergrond.
Dop van het vaste reservoir 1 verwijderen.
Antivries van het koelmiddel controleren.
25… 45 °C
» Als de antivries van het koelmiddel niet overeenkomt met de voorgeschreven
waarde:
Antivries van het koelmiddel corrigeren.
Koelmiddelpeil in het vaste reservoir controleren.
Het koelmiddelpeil moet tussen MIN en MAX liggen.
» Als het koelmiddelpeil niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Koelmiddelpeil corrigeren.
Alternatief 1
Koelmiddel ( pag. 170)
Alternatief 2
Koelmiddel (gebruiksklaar gemengd) ( pag. 170)
Dop op het vaste reservoir monteren.
15 KOELSYSTEEM 136
101911-10
Radiateurdop 2 verwijderen.
Antivries van het koelmiddel controleren.
25… 45 °C
» Als de antivries van het koelmiddel niet overeenkomt met de voorgeschreven
waarde:
Antivries van het koelmiddel corrigeren.
Koelmiddelpeil in de radiateur controleren.
De radiateur moet volledig gevuld zijn.
» Als het koelmiddelpeil niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Koelmiddelpeil corrigeren en oorzaak van het verlies vaststellen.
Alternatief 1
Koelmiddel ( pag. 170)
Alternatief 2
Koelmiddel (gebruiksklaar gemengd) ( pag. 170)
» Als er meer koelmiddel bijgevuld moest worden dan de voorgeschreven waarde:
> 0,20 l
Koelsysteem vullen/ontluchten. x ( pag. 139)
Radiateurdop monteren.
15.3 Koelmiddelpeil controleren
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder druk.
Radiateur, radiateurslangen en de overige componenten van het koelsysteem niet openen bij een warme motor. Motor en koel-
systeem laten afkoelen. Verbrande huid meteen onder lauw water houden.
15 KOELSYSTEEM 137
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Erop letten dat koelmiddel niet in aanraking komt met huid, ogen of kleding. Bij contact met de ogen meteen met water spoe-
len en een arts raadplegen. Verontreinigde huid meteen reinigen met water en zeep. Als koelmiddel is ingeslikt meteen een arts
raadplegen. Met koelmiddel verontreinigde kleding wisselen. Koelmiddel buiten bereik van kinderen houden.
Voorwaarden
Motor is koud.
101910-10
Motorfiets rechtop zetten op een horizontale ondergrond.
Koelmiddelpeil in het vaste reservoir 1 controleren.
Het koelmiddelpeil moet tussen MIN en MAX liggen.
» Als het koelmiddelpeil niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Koelmiddelpeil corrigeren.
Alternatief 1
Koelmiddel ( pag. 170)
Alternatief 2
Koelmiddel (gebruiksklaar gemengd) ( pag. 170)
101911-10
Radiateurdop 2 verwijderen en koelmiddelpeil in de radiateur controleren.
De radiateur moet volledig gevuld zijn.
» Als het koelmiddelpeil niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Koelmiddelpeil corrigeren en oorzaak van het verlies vaststellen.
Alternatief 1
Koelmiddel ( pag. 170)
15 KOELSYSTEEM 138
Alternatief 2
Koelmiddel (gebruiksklaar gemengd) ( pag. 170)
» Als er meer koelmiddel bijgevuld moest worden dan de voorgeschreven waarde:
> 0,20 l
Koelsysteem vullen/ontluchten. x ( pag. 139)
Radiateurdop monteren.
15.4 Koelmiddel aftappen x
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder druk.
Radiateur, radiateurslangen en de overige componenten van het koelsysteem niet openen bij een warme motor. Motor en koel-
systeem laten afkoelen. Verbrande huid meteen onder lauw water houden.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Erop letten dat koelmiddel niet in aanraking komt met huid, ogen of kleding. Bij contact met de ogen meteen met water spoe-
len en een arts raadplegen. Verontreinigde huid meteen reinigen met water en zeep. Als koelmiddel is ingeslikt meteen een arts
raadplegen. Met koelmiddel verontreinigde kleding wisselen. Koelmiddel buiten bereik van kinderen houden.
Voorwaarden
Motor is koud.
Voorwerk
Bugspoiler demonteren. ( pag. 91)
15 KOELSYSTEEM 139
101912-10
Hoofdwerk
Motorfiets rechtop zetten.
Geschikte bak onder de motor klaarzetten.
Schroef 1 verwijderen.
Radiateurdop verwijderen.
Koelmiddel volledig laten uitlopen.
Schroef 1 met nieuwe pakking monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Sluitschroef aftapboring waterpomp M6 8 Nm
15.5 Koelsysteem vullen/ontluchten x
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Erop letten dat koelmiddel niet in aanraking komt met huid, ogen of kleding. Bij contact met de ogen meteen met water spoe-
len en een arts raadplegen. Verontreinigde huid meteen reinigen met water en zeep. Als koelmiddel is ingeslikt meteen een arts
raadplegen. Met koelmiddel verontreinigde kleding wisselen. Koelmiddel buiten bereik van kinderen houden.
101911-11
Radiateurdop 1 verwijderen.
15 KOELSYSTEEM 140
101913-10
Ontluchtingsschroef 2 3 slagen openen.
Voertuig licht naar rechts kantelen.
Koelmiddel vullen totdat deze zonder luchtbellen uit de ontluchtingsschroef stroomt en
de ontluchtingsschroef meteen vastdraaien.
Alternatief 1
Koelmiddel ( pag. 170)
Alternatief 2
Koelmiddel (gebruiksklaar gemengd) ( pag. 170)
Radiateur volledig vullen met koelmiddel. Radiateurdop monteren.
Voertuig op zijstandaard zetten.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid
en/of de dood tot gevolg hebben.
Als u de motor laat draaien moet u altijd voor voldoende ventilatie zorgen,
de motor niet in een gesloten ruimte starten of laten draaien zonder een
geschikte afzuiginstallatie.
Motor starten en warm laten draaien.
101910-11
Motor uitzetten en laten afkoelen.
Na het afkoelen nog een keer het koelmiddelpeil in de radiateur controleren en indien
nodig koelmiddel bijvullen.
Dop van het vaste reservoir 3 verwijderen en koelmiddelpeil tot de markering MAX vul-
len.
Dop van het vaste reservoir monteren.
Bugspoiler monteren. ( pag. 92)
16 MOTOR AFSTELLEN 141
16.1 Gaskabelspeling controleren
400192-10
Controleren of de gashendel soepel beweegt.
Stuur in rechtuitstand zetten. Gashendel licht heen en weer bewegen en de speling van
de gaskabel bepalen.
Gaskabelspeling 3… 5 mm
» Als de speling van de gaskabel niet met de voorgeschreven waarde overeenkomt:
Speling van de gaskabel instellen. x ( pag. 142)
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid
en/of de dood tot gevolg hebben.
Als u de motor laat draaien moet u altijd voor voldoende ventilatie zorgen,
de motor niet in een gesloten ruimte starten of laten draaien zonder een
geschikte afzuiginstallatie.
Motor starten en stationair laten draaien. Stuur over het gehele stuurbereik heen en
weer bewegen.
Het stationaire toerental mag daarbij niet veranderen.
» Als het stationair toerental verandert:
Gaskabellegging controleren.
16 MOTOR AFSTELLEN 142
16.2 Gaskabelspeling instellen x
B00728-10
Stuur in rechtuitstand zetten.
Manchet 1 terugschuiven.
Contramoer 2 losdraaien.
Speling van de gaskabel met de stelschroef 3 instellen.
Voorgeschreven waarde
Gaskabelspeling 3… 5 mm
Contramoer 2 vastdraaien.
Manchet 1 terugschuiven.
16.3 Koppelingshendelspeling controleren
101914-10
Controleren of de koppelingshendel soepel beweegt.
Stuur in rechtuitstand zetten. Koppelingshendel licht trekken en de speling van de kop-
pelingshendel A bepalen.
Koppelingshendelspeling 1… 3 mm
» Als de speling van de koppelingshendel niet met de voorgeschreven waarde overeen-
komt:
Speling van de koppelingskabel instellen. x ( pag. 143)
Aanwijzing
Beschadiging koppelingAls de koppelingshendel geen speling heeft begint de koppe-
ling te verschuiven.
Bij het gebruik van de motorfiets altijd de speling van de koppelingshendel contro-
leren.
16 MOTOR AFSTELLEN 143
Stuur over het gehele stuurbereik heen en weer bewegen.
De speling van de koppelingshendel mag niet veranderen.
» Als de speling van de koppelingshendel verandert:
Legging van de koppelingkabel controleren.
16.4 Koppelingskabelspeling instellen x
101915-10
Stuur in rechtuitstand zetten.
Manchet 1 terugschuiven.
Contramoer 2 losdraaien.
Speling van de koppelingskabel A met de stelschroef 3 instellen.
Voorgeschreven waarde
Koppelingshendelspeling 1… 3 mm
Contramoer 2 vastdraaien.
Manchet 1 terugschuiven.
17 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 144
17.1 Motoroliepeil controleren
Voorwaarden
Motor is warm.
Voorwerk
Motorfiets rechtop zetten op een horizontale ondergrond.
101916-10
Hoofdwerk
Motoroliepeil controleren.
Info
Na het uitzetten van de motor een minuut wachten en dan pas controleren.
De motorolie moet tussen de onder- en bovenkant van het kijkglas staan.
» Als het motoroliepeil niet in het aangegeven bereik ligt:
Motorolie bijvullen. ( pag. 147)
17.2 Motorolie verversen, oliefilter vervangen en oliezeef reinigen x
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenTijdens het rijden worden de motor- en transmissieolie in de motorfiets zeer heet.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidshandschoenen dragen. Verbrande huid meteen onder lauw water houden.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
17 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 145
Info
De motorolie moet worden afgetapt als de motor warm is.
Voorwerk
Bugspoiler demonteren. ( pag. 91)
Motorfiets op een horizontale ondergrond op de zijstandaard zetten.
101917-10
Hoofdwerk
Geschikte bak onder de motor klaarzetten.
Olieaftapschroef 1 met keerring verwijderen.
Oliezeef 2 met keerring verwijderen.
Sluitschroef 3 met oliezeef 4 verwijderen.
Motorolie volledig laten uitlopen.
Olieaftapschroeven en oliezeven grondig reinigen.
Oliezeef 2 positioneren en olieaftapschroef 1 met keerring monteren en vastzetten.
Voorgeschreven waarde
Olieaftapschroef M24x1,5 15 Nm
Sluitschroef 3 met oliezeef 4 en keerring monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Sluitschroef oliezeef klein M17x1,5 12 Nm
17 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 146
101918-10
Schroeven 5 verwijderen. Oliefilterdop 6 met keerring verwijderen.
Oliefilter 7 uit het oliefilterhuis trekken.
Seegerringtang verkeerd (51012011000)
Motorolie volledig laten uitlopen.
Onderdelen en afdichtvlak grondig reinigen.
101919-10
Oliefilter 7 plaatsen.
Keerring van de oliefilterdop smeren met olie. Oliefilterdop 6 monteren.
Schroeven monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef oliefilterdeksel M5 8 Nm
Info
Te weinig motorolie of olie van onvoldoende kwaliteit leidt tot voortijdige slijtage
van de motor.
101920-10
Olievulschroef 8 met keerring van het koppelingsdeksel verwijderen en motorolie vul-
len.
Motorolie 1,6 l Motorolie (SAE 15W/50) ( pag. 171)
Olievulschroef met keerring monteren en vastdraaien.
17 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 147
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid
en/of de dood tot gevolg hebben.
Als u de motor laat draaien moet u altijd voor voldoende ventilatie zorgen,
de motor niet in een gesloten ruimte starten of laten draaien zonder een
geschikte afzuiginstallatie.
Motor starten en controleren op lekkage.
Nawerk
Bugspoiler monteren. ( pag. 92)
Motoroliepeil controleren. ( pag. 144)
17.3 Motorolie bijvullen
Info
Te weinig motorolie of olie van onvoldoende kwaliteit leidt tot voortijdige slijtage van de motor.
101921-10
Hoofdwerk
Olievulschroef 1 met keerring van het koppelingsdeksel verwijderen en motorolie vul-
len.
Motorolie (SAE 15W/50) ( pag. 171)
Info
Het mengen van verschillende soorten motorolie wordt afgeraden omdat de
motorolie dan niet de volle werking bereikt.
We adviseren de olie te verversen als das nodig is.
Olievulschroef met keerring monteren en vastdraaien.
17 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 148
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid
en/of de dood tot gevolg hebben.
Als u de motor laat draaien moet u altijd voor voldoende ventilatie zorgen,
de motor niet in een gesloten ruimte starten of laten draaien zonder een
geschikte afzuiginstallatie.
Motor starten en controleren op lekkage.
Nawerk
Motoroliepeil controleren. ( pag. 144)
18 REINIGING, ONDERHOUD 149
18.1 Motorfiets reinigen
Aanwijzing
Materiële schadeBeschadiging en vernietiging van componenten door hogedrukreiniger.
Bij het reinigen van het voertuig met een hogedrukreiniger, de waterstraal niet direct op de elektrische componenten, stekkers, bow-
denkabels, lagers etc. richten. Een minimale afstand van 60 cm tussen de sproeier van de hogedrukreiniger en de component aanhou-
den. Een te hoge druk kan storingen veroorzaken of deze onderdelen vernietigen.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Info
De motorfiets regelmatig reinigen. Daardoor blijven de waarde en het uiterlijk voor een lange tijd behouden.
Voorkomen dat de motorfiets tijdens het reinigen wordt blootgesteld aan directe zonnestralen.
401061-01
Uitlaatsysteem afsluiten, om het indringen van water te voorkomen.
Grove vervuiling eerst met een zachte waterstraal verwijderen.
Sterk vervuilde plekken met een in de handel verkrijgbare motorfietsreiniger inspuiten
en daarna behandelen met een kwastje.
Motorfietsreiniger ( pag. 174)
18 REINIGING, ONDERHOUD 150
Info
Warm water met een in de handel verkrijgbare motorfietsreiniger en een zachte
spons gebruiken.
Motorfietsreiniger nooit op het droge voertuig aanbrengen, altijd eerst met water
afspoelen.
Als er met het voertuig door strooizout is gereden, moet het met koud water wor-
den gereinigd. Warm water zou de zoutwerking versterken.
Nadat de motorfiets grondig met een zachte waterstraal is afgespoeld moet hij goed
worden gedroogd.
Afsluiting van het uitlaatsysteem verwijderen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door nat of vervuild remsys-
teem.
Vervuild of nat remsysteem voorzichtig schoon- resp. droogremmen.
Na de reiniging een kort stuk rijden, totdat de motor de rijtemperatuur heeft bereikt.
Info
Door de warmte verdampt het water ook op de niet toegankelijke plaatsen van de
motor en het remsysteem.
Manchetten van de stuurarmaturen terugschuiven, zodat het ingedrongen water kan ver-
dampen.
Na het afkoelen van de motorfiets alle glij- en lagerpunten smeren.
Ketting reinigen. ( pag. 82)
Blank metalen onderdelen (met uitzondering van de remschijven en het uitlaatsysteem)
met antiroestmiddel behandelen.
Reinigings- en conserveringsmiddel voor metaal en rubber ( pag. 174)
18 REINIGING, ONDERHOUD 151
Alle gelakte onderdelen behandelen met een onderhoudsmiddel voor lakken.
Hoogglans-politoer voor lak ( pag. 173)
Alle kunststof onderdelen en geëloxeerde onderdelen behandelen met een mild
reinigings- en verzorgingsmiddel.
Reinigingsmiddel en politoer voor glanzende en matte lakken, metalen en kunststof
oppervlakken ( pag. 174)
Contact-/stuurslot oliën.
Universele oliespray ( pag. 175)
18.2 Controle en onderhoud voor rijden in de winter
Info
Als de motorfiets ook in de winter wordt gebruikt moet rekening worden gehouden met strooizout op de wegen. Daarom moeten er
voorzorgsmaatregelen worden getroffen tegen het agressieve strooizout.
Als er met het voertuig door strooizout is gereden, moet het na het rijden met koud water worden gereinigd. Warm water zou de
zoutwerking versterken.
401060-01
Motorfiets reinigen. ( pag. 149)
Remmen gereinigd.
Info
Na het rijden over met zout bestrooide wegen ALTIJD de remklauwen en rempla-
ketten in afgekoelde en gemonteerde toestand grondig met koud water reinigen
en goed laten drogen.
Na het rijden op wegen met strooizout moet de motorfiets grondig met koud
water worden gereinigd en goed worden gedroogd.
18 REINIGING, ONDERHOUD 152
Motor, achterbrug en alle overige blanke of verzinkte onderdelen (m.u.v. de remschij-
ven) behandelen met een antiroestmiddel op wasbasis.
Info
Er mag geen antiroestmiddel op de remschijven terechtkomen aangezien daar-
door de remwerking sterk wordt verminderd.
Ketting reinigen. ( pag. 82)
19 STALLING 153
19.1 Stalling
Info
Als u de motorfiets voor langere tijd niet wilt gebruiken moet u de onderstaande maatregelen nemen of laten nemen.
Voordat u de motorfiets gaat stallen eerst controleren of alle onderdelen werken en niet zijn versleten. Als er servicewerkzaamhe-
den, reparaties of wijzigingen nodig zijn kunt u dat het beste doen tijdens de overwintering (minder drukte bij de garages). Zo voor-
komt u lange wachttijden bij aanvang van het seizoen.
401058-01
Bij het laatste tanken voor het stilleggen van de motorfiets, brandstofadditief bijmen-
gen.
Brandstofadditief ( pag. 173)
Brandstof tanken. ( pag. 70)
Motorfiets reinigen. ( pag. 149)
Motorolie verversen, oliefilter vervangen en oliezeef reinigen. x ( pag. 144)
Antivries en koelmiddelpeil controleren. ( pag. 134)
Bandenspanning controleren. ( pag. 113)
Accu demonteren. x ( pag. 114)
Accu laden. x ( pag. 116)
Voorgeschreven waarde
Opslagtemperatuur accu zonder directe
blootstelling aan zonnestralen
0… 35 °C
Voertuig stallen op een droge plaats en niet blootstellen aan grote temperatuurschom-
melingen.
Info
KTM adviseert om de motorfiets op te krikken.
19 STALLING 154
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 76)
Motorfiets met hefbok voor opkrikken. ( pag. 77)
De motorfiets afdekken met een luchtdoorlatend dekzeil of een deken.
Info
In geen geval mogen hiervoor luchtdichte materialen worden gebruikt, omdat er
dan geen vocht kan ontsnappen en er roest ontstaat.
Het is zeer slecht de motor van een gestalde motorfiets voor korte tijd te laten
draaien. Aangezien de motor daarbij niet voldoende warm wordt, condenseert de
waterdamp die bij de verbranding ontstaat, waardoor de kleppen en uitlaat gaan
roesten.
19.2 Inbedrijfname na stalling
401059-01
Motorfiets van hefbok voor nemen. ( pag. 78)
Motorfiets van hefbok achter nemen. ( pag. 76)
Accu laden. x ( pag. 116)
Accu monteren. x ( pag. 115)
Tijd instellen. ( pag. 48)
Controle en onderhoud voor iedere inbedrijfname uitvoeren. ( pag. 60)
Een proefrit maken.
20 FOUTEN OPSPOREN 155
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
Motor draait bij indrukken van
e-starterknop niet door
Bedieningsfouten Werkstappen voor het starten uitvoeren.
( pag. 61)
Accu leeg
Accu laden. x ( pag. 116)
Zekering 1, 3, 4 of 8 gesmolten Zekeringen van de afzonderlijke stroomverbrui-
kers vervangen. ( pag. 121)
Geen massaverbinding aanwezig Massaverbinding controleren.
Motor draait alleen door bij getrokken
koppelingshendel
Er is een versnelling geschakeld Versnelling stationair schakelen.
Er is een versnelling geschakeld en de
zijstandaard is uitgeklapt
Versnelling stationair schakelen.
Motor draait door, maar springt niet
aan
Bedieningsfouten Werkstappen voor het starten uitvoeren.
( pag. 61)
Fout in brandstof-inspuitsysteem Foutengeheugen met KTM-diagnosetool uitle-
zen. x
Motor heeft te weinig vermogen Luchtfilter sterk vervuild Luchtfilter vervangen.
Brandstoffilter sterk vervuild
Brandstofdruk controleren. x
Fout in brandstof-inspuitsysteem Foutengeheugen met KTM-diagnosetool uitle-
zen. x
Motor wordt overmatig heet Te weinig koelmiddel in koelsysteem Koelsysteem controleren op lekkage.
Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 136)
Radiateurlamellen sterk vervuild Radiateurlamellen reinigen.
Schuimvorming in het koelsysteem
Koelmiddel aftappen. x ( pag. 138)
Koelsysteem vullen/ontluchten. x ( pag. 139)
Thermostaat defect
Thermostaat controleren. x
Zekering 5 doorgesmolten Zekeringen van de afzonderlijke stroomverbrui-
kers vervangen. ( pag. 121)
20 FOUTEN OPSPOREN 156
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
Motor wordt overmatig heet Defect aan het ventilatiesysteem van
de radiateur
Radiateursysteem controleren. x
Waarschuwingslampje
motordiagnose (MIL) brandt rood
Fout in brandstof-inspuitsysteem Foutengeheugen met KTM-diagnosetool uitle-
zen. x
Motor slaat af tijdens het rijden Te weinig brandstof Brandstof tanken. ( pag. 70)
Zekering 1, 3, 4 of 8 gesmolten Zekeringen van de afzonderlijke stroomverbrui-
kers vervangen. ( pag. 121)
ABS-waarschuwingslampje brandt Zekering ABS gesmolten Zekeringen ABS vervangen. ( pag. 119)
Wieltoerental van voor- en achterwiel
wijkt sterk af
Stoppen, ontsteking uitschakelen, opnieuw star-
ten.
Fout in ABS ABS-foutengeheugen uitlezen met
KTM-diagnosetool. x
Hoog olieverbruik Slang van de motorontluchting geknikt Ontluchtingsslang knikvrij leggen en indien nodig
vervangen.
Motoroliepeil te hoog Motoroliepeil controleren. ( pag. 144)
Vloeibaarheid motorolie te dun (visco-
siteit)
Motorolie verversen, oliefilter vervangen en olie-
zeef reinigen. x ( pag. 144)
Koplamp en zijlicht werken niet Zekering 6 gesmolten Zekeringen van de afzonderlijke stroomverbrui-
kers vervangen. ( pag. 121)
Richtingaanwijzers, remlicht en claxon
werken niet
Zekering 6 gesmolten Zekeringen van de afzonderlijke stroomverbrui-
kers vervangen. ( pag. 121)
Tijd wordt niet meer of niet correct
weergegeven
Zekering 8 gesmolten Zekeringen van de afzonderlijke stroomverbrui-
kers vervangen. ( pag. 121)
Tijd instellen. ( pag. 48)
Accu leeg Contact bij het parkeren van het voer-
tuig niet uitgeschakeld
Accu laden. x ( pag. 116)
20 FOUTEN OPSPOREN 157
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
Accu leeg Accu wordt niet geladen door de
dynamo
Laadspanning controleren. x
Ruststroom controleren. x
Er wordt niets weergegeven op het dis-
play van het gecombineerd instrument
Zekering 8 gesmolten Zekeringen van de afzonderlijke stroomverbrui-
kers vervangen. ( pag. 121)
Tijd instellen. ( pag. 48)
Snelheidsindicatie op gecombineerd
instrument werkt niet
Kabelboom voor de snelheidsindicatie
en/of stekkerverbinding verroest
Kabelboom en steekverbinding controleren.
21 TECHNISCHE GEGEVENS 158
21.1 Motor
Constructie 1-cilinder 4-takt bezinemotor, gekoeld met vloeistof
Cilinderinhoud 375 cm³
Slag 60 mm
Boring 89 mm
Compressie 12,8:1
Distributie DOHC, 4 nokvolger kleppen aangestuurd door nokvolger, aandrij-
ving door ketting
Klepdiameter inlaat 36 mm
Klepdiameter uitlaat 29 mm
Klepspeling inlaat koud 0,08… 0,12 mm
Klepspeling uitlaat koud 0,13… 0,17 mm
Krukaslagers 2 glijlagers
Drijfstanglager Glijlager
Zuigers Lichmetaal gesmeed
Zuigerveren 1 compressiering, 1 zuigerring, 1 olieschraapring
Motorsmering Drukcirculatiesmering met 2 rotorpompen
Primaire overbrenging 30:80
Koppeling Koppeling oliebad / mechanisch bediend
Versnelling 6 versnellingen met klauwschakeling
Overbrengingsverhouding
1e versnelling 12:32
2e versnelling 14:26
3e versnelling 19:27
21 TECHNISCHE GEGEVENS 159
4e versnelling 21:24
5e versnelling 23:22
6e versnelling 25:21
Mengselbewerking Elektronisch aangestuurde brandstofinspuiting
Ontstekingssysteem Contactvrij aangestuurd volledig elektronisch ontstekingssysteem
met digitale ontstekingsvertraging
Dynamo 12 V, 238 W
Bougie BOSCH VR 5 NE
Elektrodenafstand bougie 0,8 mm
Radiateur Vloeistofkoeling, permanente circulatie van het koelmiddel door
waterpomp
Stationair toerental 1.550… 1.650 1/min
Starthulp E-starter
21.2 Aanhaalmomenten motor
Olievernevelaar M5 6 Nm
Loctite
®
243™
Schroef impulsgever M5 6 Nm
Loctite
®
243™
Schroef oliefilterdeksel M5 8 Nm
Schroef stator M5 8 Nm
Loctite
®
243™
Schroef steunplaat M5 6 Nm
Loctite
®
243™
Schroef steunplaat statorkabel M5 8 Nm
Loctite
®
243™
Schroef versnellingssensor M5 6 Nm
Loctite
®
243™
Moer waterpompwiel M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Olievernevelaar M6 6 Nm
Loctite
®
243™
21 TECHNISCHE GEGEVENS 160
Schroef borgplaat ketting-aandrijfwiel M6 12 Nm
Loctite
®
243™
Schroef cilinderkop M6 12 Nm
Schroef distributiekettingspanner M6 12 Nm
Schroef dynamodeksel M6 12 Nm
Schroef geleider distributiekettingspan-
ner
M6 12 Nm
Loctite
®
243™
Schroef kettinguitvalbescherming M6 11 Nm
Loctite
®
243™
Schroef klepdeksel M6 12 Nm
Schroef koppelingsdeksel M6 12 Nm
Schroef koppelingsveer M6 10 Nm
Schroef lagerborging M6 12 Nm
Loctite
®
243™
Schroef motorhuis M6x35 12 Nm
Schroef motorhuis M6x75 12 Nm
Schroef motorontluchtingsplaat M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef nokkenas decompressie-as M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef nokkenaslagerplaat M6 11 Nm
Schroef oliepomp M6 12 Nm
Loctite
®
243™
Schroef ontgrendeling voor distributie-
kettingspanner
M6 10 Nm
Schroef startmotor M6 12 Nm
Schroef steunplaat keerring koppelings-
deksel
M6 11 Nm
Loctite
®
243™
Schroef steunplaat vrijloopwiel M6 12 Nm
Loctite
®
243™
Schroef vastzethendel M6 12 Nm
Loctite
®
243™
Schroef versnellingsvastzetting M6 12 Nm
Loctite
®
243™
21 TECHNISCHE GEGEVENS 161
Schroef waterpompdeksel M6 12 Nm
Sluitschroef aftapboring waterpomp M6 8 Nm
Moer uitlaatflens M8 22 Nm
Schroef tandwiel compensatie-as M8 20 Nm
Loctite
®
243™
Schroef terugzetveer automatische ver-
snelling
M8 12 Nm
Loctite
®
243™
Sluitschroef M8 12 Nm
Tapeind uitlaatflens M8 22 Nm
Schroef drijfstanglager M8x1 34 Nm
Oliedrukschakelaar M10 14 Nm
Schroef cilinderkop M10 1e niveau
30 Nm
2e niveau
60 Nm
Schroefdraad gesmeerd met
olie, hoofdsteun ingevet
Schroef nokkenastandwiel M10 32 Nm
Loctite
®
243™
Schroef rotor M10 60 Nm
Loctite
®
243™
Watertemperatuursensor M10 14 Nm
Sluitschroef nokvolgeras M10x1 9 Nm
Bougie M12 15 Nm
Moer distributiekettingrondsel M14 55 Nm
Loctite
®
243™
Moer hulpcilinder M16LHx1,5 120 Nm
Loctite
®
243™
Moer primair wiel / distributiekettin-
grondsel
M16x1,5 120 Nm
Loctite
®
243™
Sluitschroef oliezeef klein M17x1,5 12 Nm
Sluitschroef dynamodeksel M18x1,5 15 Nm
21 TECHNISCHE GEGEVENS 162
Olieaftapschroef M24x1,5 15 Nm
Sluitschroef dynamodeksel M24x1,5 10 Nm
Moer tandwiel compensatie-as M28x1,5 60 Nm
Loctite
®
243™
21.3 Vulhoeveelheden
21.3.1 Motorolie
Motorolie 1,6 l Motorolie (SAE 15W/50) ( pag. 171)
21.3.2 Koelmiddel
Koelmiddel 1,1 l Koelmiddel ( pag. 170)
Koelmiddel (gebruiksklaar gemengd) ( pag. 170)
21.3.3 Brandstof
Brandstoftankvolume totaal ca. 11 l Brandstof super loodvrij (ROZ 95) ( pag. 170)
Brandstofreserve ca. 1,5 l
21.4 Chassis
Frame Buisframe van staalbuis, geëloxeerd
Voorvork WP Suspension
Schokdemper WP Suspension
Remsysteem
voor Schijfrem met remklauw met vier zuigers
21 TECHNISCHE GEGEVENS 163
achter Schijfrem met remklauw met enkele zuiger, vlottend gelagerd
Veerweg
voor 150 mm
achter 150 mm
Remschijven - diameter
voor 300 mm
achter 230 mm
Remschijven - slijtagegrens
voor 3,6 mm
achter 3,6 mm
Bandenspanning zonder bijrijder
voor 2,0 bar
achter 2,0 bar
Bandenspanning met bijrijder / volledige nuttige belasting
voor 2,0 bar
achter 2,2 bar
Secundaire overbrenging 15:45
Ketting 5/8 x 1/4” (520) keerring
Balhoofdhoek 65°
Wielstand 1.367±15 mm
Zadelhoogte onbelast 800 mm
Bodemvrijheid onbelast 172 mm
Gewicht zonder brandstof ca. 142 kg
Maximaal toegestane asbelasting voor 125 kg
Maximaal toegestane asbelasting achter 210 kg
21 TECHNISCHE GEGEVENS 164
Maximaal toegestaan totaalgewicht 335 kg
21.5 Elektronica
Accu FTZ-9 Accuspanning: 12 V
Nominale capaciteit: 8 Ah
Onderhoudsvrij
Zekering 75011088010 10 A
Zekering 75011088015 15 A
Zekering 90111088025 25 A
Zekering 75011088030 30 A
Koplamp H4 / sokkel P43t 12 V
60/55 W
Zijlicht W5W / sokkel W2,1x9,5d 12 V
5 W
Instrumentverlichting en controlelampjes LED
Richtingaanwijzer LED
Rem- / achterlicht LED
Nummerplaatverlichting LED
21.6 Banden
Band voor Band achter
110/70 ZR 17 M/C 54W TL
Metzeler SPORTEC MS
150/70 ZR 17 M/C 66W TL
Metzeler SPORTEC MS
Meer informatie vindt u in het servicegedeelte onder:
http://www.ktm.com
21 TECHNISCHE GEGEVENS 165
21.7 Voorvork
Artikelnummer voorvork 90101000044
Voorvork WP Suspension
Voorvorklengte 736 mm
Voorvorkolie 450 ml Voorvorkolie (SAE 5) ( pag. 172)
21.8 Schokdemper
Artikelnummer schokdemper 90204010000
Schokdemper WP Suspension
Veervoorspanning
Standaard 3 klikken
Volledige nuttige last 10 klikken
Statische veerweg 15 mm
Dynamische veerweg 50… 55 mm
Inbouwlengte 300 mm
21.9 Aanhaalmomenten chassis
Schroef kettingkast EJOT PT
®
4 Nm
Schroef koplamp EJOT PT
®
4 Nm
Overige schroeven chassis M4 4 Nm
Schroef bekleding framearm onder M4 2 Nm
Schroef EFI-besturingsunit M4 4 Nm
Overige schroeven chassis M5 5 Nm
21 TECHNISCHE GEGEVENS 166
Schroef ABS slangklem M5 8 Nm
Schroef afsluitflens brandstoftank M5 3 Nm
Schroef armafdekking onder M5 5 Nm
Loctite
®
243™
Schroef brandstofpomp M5 5 Nm
Schroef brandstoftankbekleding M5 5 Nm
Schroef hellinghoeksensor M5 6 Nm
Loctite
®
243™
Schroef nummerplaatdrager M5 11 Nm
Schroef remkabelhouder achter M5 8 Nm
Loctite
®
243™
Schroef remvloeistofreservoir achterwiel-
rem
M5 6 Nm
Loctite
®
243™
Schroef spoiler M5 5 Nm
Schroef tankklep M5 4 Nm
Schroef windscherm M5 3 Nm
Schroef zijstandaardschakelaar M5 5 Nm
Loctite
®
243™
Moer instelling rempedaal M6 10 Nm
Moer radiateur M6 5 Nm
Overige moeren chassis M6 15 Nm
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
Schroef bobine M6 9 Nm
Schroef brandstoftank M6 11 Nm
Schroef glijblok M6 9 Nm
Loctite
®
243™
Schroef houder hellinghoeksensor M6 11 Nm
Schroef houder spanningsregelaar M6 15 Nm
Schroef houder wieltoerentalsensor M6 8 Nm
21 TECHNISCHE GEGEVENS 167
Schroef kabelhouder zijstandaardscha-
kelaar
M6 9 Nm
Loctite
®
243™
Schroef koplamphouder M6 11 Nm
Schroef koplampkap M6 11 Nm
Schroef luchtfilterbak M6 6 Nm
Schroef magneethouder zijstandaard M6 5 Nm
Loctite
®
243™
Schroef nummerplaatdrager M6 14 Nm
Schroef onderste deel achterkant M6 11 Nm
Schroef radiateurbevestiging M6 6 Nm
Schroef radiateurhouder M6 9 Nm
Schroef rempedaalcilinder M6 9 Nm
Loctite
®
243™
Schroef remvloeistofreservoir achterwiel-
rem
M6 9 Nm
Schroef schakelbediening M6 11 Nm
Loctite
®
243™
Schroef spanningsregelaar M6 10 Nm
Schroef spatbord achter M6 9 Nm
Schroef spatbord voor M6 11 Nm
Schroef vast reservoir M6 11 Nm
Schroef zadel M6 11 Nm
Schroef zadelbevestiging voor M6 5 Nm
Overige moeren chassis M8 30 Nm
Overige schroeven chassis M8 25 Nm
Schroef asopname M8 15 Nm
Schroef claxon M8 6 Nm
Schroef greep M8 31 Nm
21 TECHNISCHE GEGEVENS 168
Schroef kroonplaat boven M8 11 Nm
Schroef kroonplaat onder M8 15 Nm
Schroef motorhouder aan frame M8 30 Nm
Schroef rempedaal M8 15 Nm
Loctite
®
243™
Schroef remschijf achter M8 30 Nm
Loctite
®
243™
Schroef remschijf voor M8 30 Nm
Loctite
®
243™
Schroef steekas voor M8 30 Nm
Schroef stuurplaat M8 21 Nm
Schroef versnellingshendel M8 15 Nm
Loctite
®
243™
Schroef voetsteunhouder achter M8 26 Nm
Loctite
®
243™
Schroef remklauw voor M8x1 27 Nm
Loctite
®
243™
Moer spiegel M10 16 Nm
Overige moeren chassis M10 50 Nm
Overige schroeven chassis M10 45 Nm
Schroef motorophanging M10 55 Nm
Schroef zijstandaard M10 34 Nm
Holle schroef remkabel M10x1 20 Nm
Moer kettingwielschroef M10x1,25 32 Nm
Moer richtingaanwijzer M10x1,25 6 Nm
Schroef schokdemper boven M10x1,25 50 Nm
Schroef stuuradapter M10x1,25 21 Nm
Schroef voetsteunhouder voor M10x1,25 46 Nm
Schroef zijstandaardconsole M10x1,25 25 Nm
Loctite
®
243™
Tapeind kettingwiel M10x1,25 50 Nm
21 TECHNISCHE GEGEVENS 169
Moer achterbrugbout M14x1,5 140 Nm
Moer steekas achter M14x1,5 60 Nm
Schroef balhoofd boven M16x1,5 52 Nm
Stelring achterbrugophanging M22x1 Zonder speling vastdraaien
Moer balhoofd M30x1 1e trap
50 Nm
2e trap (losdraaien, tegen de
klok in)
2 omwentelingen
3e trap
5 Nm
22 GEBRUIKSSTOFFEN 170
Brandstof super loodvrij (ROZ 95)
Volgens
DIN EN 228 (ROZ 95)
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend loodvrije superbenzine die voldoet aan de aangegeven norm of van dezelfde kwaliteit is.
Een aandeel van maximaal 10 % ethanol (E10 brandstof) kan daarbij zonder bezwaar worden gebruikt.
Info
Gebruik geen brandstof van methanol (bijv. M15, M85, M100) of met een aandeel van meer dan 10 % ethanol (bijv. E15,
E25, E85, E100).
Koelmiddel
Voorgeschreven waarde
Alleen geschikt koelmiddel gebruiken (ook in landen met hoge temperaturen). Minderwaardig antivries kan leiden tot roestvorming en
schuimvorming. KTM adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
Mengverhouding
Antivries: 25… 45 °C 50 % antiroest/antivries
50 % gedestilleerd water
Koelmiddel (gebruiksklaar gemengd)
Antivries 40 °C
Leverancier
Motorex
®
COOLANT G48
22 GEBRUIKSSTOFFEN 171
Motorolie (SAE 15W/50)
Volgens
JASO T903 MA ( pag. 176)
SAE ( pag. 176) (SAE 15W/50)
Voorgeschreven waarde
Gebruik alleen motorolie die voldoet aan de aangegeven normen (zie gegevens op verpakking) en de juiste eigenschappen heeft. KTM
adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
Gedeeltelijk synthetische motorolie
Leverancier
Motorex
®
Formula 4T
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1
Volgens
DOT
Voorgeschreven waarde
Alleen remvloeistof gebruiken die voldoet aan de aangegeven norm (zie gegevens op de verpakking) en over de geschikte eigenschap-
pen beschikt. KTM adviseert producten van Castrol en Motorex
®
te gebruiken.
Leverancier
Castrol
RESPONSE BRAKE FLUID SUPER DOT 4
Motorex
®
Brake Fluid DOT 5.1
22 GEBRUIKSSTOFFEN 172
Voorvorkolie (SAE 5)
Volgens
SAE ( pag. 176) (SAE 5)
Voorgeschreven waarde
Alleen oliesoorten gebruiken die voldoen aan de aangegeven normen (zie gegevens op de verpakking) en over de geschikte eigenschap-
pen beschikken. KTM adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
Leverancier
Motorex
®
Racing Fork Oil
23 HULPSTOFFEN 173
Brandstofadditief
Voorgeschreven waarde
KTM adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
Leverancier
Motorex
®
Fuel Stabilizer
Duurzaam vet
Voorgeschreven waarde
KTM adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
Leverancier
Motorex
®
Bike Grease 2000
Hoogglans-politoer voor lak
Voorgeschreven waarde
KTM adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
Leverancier
Motorex
®
Moto Polish
Kettingreinigingsmiddel
Voorgeschreven waarde
KTM adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
Leverancier
Motorex
®
Chain Clean
23 HULPSTOFFEN 174
Kettingspray onroad
Voorgeschreven waarde
KTM adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
Leverancier
Motorex
®
Chainlube Road
Motorfietsreiniger
Voorgeschreven waarde
KTM adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
Leverancier
Motorex
®
Moto Clean 900
Reinigings- en conserveringsmiddel voor metaal en rubber
Voorgeschreven waarde
KTM adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
Leverancier
Motorex
®
Protect & Shine
Reinigingsmiddel en politoer voor glanzende en matte lakken, metalen en kunststof oppervlakken
Voorgeschreven waarde
KTM adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
Leverancier
Motorex
®
Clean & Polish
23 HULPSTOFFEN 175
Universele oliespray
Voorgeschreven waarde
KTM adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
Leverancier
Motorex
®
Joker 440 Synthetic
24 NORMEN 176
JASO T903 MA
Door verschillende technische ontwikkelingsrichtingen is een eigen specificatie voor 4-takt motorfietsen nodig - de JASO T903 MA norm.
Vroeger werd voor 4-takt motorfietsen motorolie voor auto's gebruikt omdat er geen eigen motorfietsspecificatie was. Voor motoren van
auto's zijn lange service-intervallen vereist, bij motoren van motorfietsen staat een hoog vermogensrendement bij hoge toerentallen op de
voorgrond. Bij de meeste motoren voor motorfietsen worden ook de versnelling en de koppeling met dezelfde olie gesmeerd. De JASO MA
norm voldoet aan deze speciale vereisten.
SAE
De SAE-viscositeitsklassen zijn vastgelegd door de Society of Automotive Engineers voor de indeling van oliën op basis van hun viscositeit.
De viscositeit beschrijft slechts een van de eigenschappen van olie en zegt niets over de kwaliteit.
INDEX 177
INDEX
A
ABS . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 93
Accu
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 114
laden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 116
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 115
Achterwiel
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 106
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 107
Afbeelding voertuig
linksvoor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16
rechtsachter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18
Afbeeldingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14
Afremmen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 66
Anti Blokkeer Systeem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 93
Antivries
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 134
B
Bagage . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 58
Bandenspanning
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 113
Bandentoestand
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 111
Bedieningshandleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12
Beschermende kleding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11
Bijrijderzadel
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 80
verwijderen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 79
Boordgereedschap . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 52
Bugspoiler
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 91
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 92
C
Claxonknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 23
Contactslot . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26
Controlelampjes . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 33
D
Demperpakkingen achterwielnaaf
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 109
E
E-starterknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26
F
Fouten opsporen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 155-157
Framenummer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20
G
Garantie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13
Gashendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 23
Gaskabelspeling
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 141
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 142
INDEX 178
Gebruiksdefinitie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
Gecombineerd instrument
activering en test . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 28
controlelampjes . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 33
display . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 34
functietoetsen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 32
informatiedisplay . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 38
menu gemiddeld verbruik 1/gemiddeld verbruik 2 . . . . . . . 41
menu gemiddeld verbruik 2/service . . . . . . . . . . . . . . . . . 42
menu gemiddelde snelheid/gemiddeld verbruik 1 . . . . . . . 40
menu reikwijdte/rijtijd . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 44
menu rijtijd/gemiddelde snelheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . 39
menu service/reikwijdte . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 43
menu totaal traject ODO . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 45
menu traject 1 TRIP 1 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 46
menu traject 2 TRIP 2 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 46
temperatuurindicatie koelmiddel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 37
vulpeilindicatie in brandstoftank . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 35
waarschuwingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 29
weergave TRIP F . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 36
Grepen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 53
H
Hulpstoffen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13
I
Inbedrijfname
aanwijzingen voor eerste inbedrijfname . . . . . . . . . . . . . . 56
controle en onderhoud voor iedere inbedrijfname . . . . . . . 60
na stalling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 154
K
Ketting
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 87
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 82
vervuiling controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 82
Ketting-aandrijfwiel
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 87
Kettingspanning
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 83
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 85
Kettingwiel
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 87
Kilometer of mijl
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 47
Klantenservice . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14
Koelmiddel
aftappen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 138
Koelmiddelpeil
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 134, 136
Koelsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 133
vullen/ontluchten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 139
Koplampstand
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 129
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 130
Koppelingshendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22
INDEX 179
Koppelingshendelspeling
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 142
Koppelingskabelspeling
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 143
L
Lamp koplamp
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 122
Lichtschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24
M
Milieu . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11
Motor
inrijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 57
Motorfiets
met hefbok achter opkrikken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 76
met hefbok vooraan opkrikken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 77
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 149
van hefbok achter nemen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 76
van hefbok vooraan nemen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 78
Motornummer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21
Motorolie
bijvullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 147
verversen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 144
Motoroliepeil
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 144
N
Noodstopschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25
O
Oliefilter
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 144
Oliezeef
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 144
P
Parkeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 68
R
Remhendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22
Remmen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 66
Rempedaal . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 55
vrije slag controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 98
vrije slag instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 99
Remplaketten
van achterwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 103
van voorwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 97
Remschijven
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 94
Remvloeistof
van achterwielrem bijvullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 101
van voorwielrem bijvullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 96
Remvloeistofpeil
van achterwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 100
INDEX 180
van voorwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 95
Reserveonderdelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13
Richtingaanwijzerschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25
Rijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 63
beginnen met rijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 63
Rijden in de winter
controle en onderhoud . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 151
S
Schakelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 63
Schakeltoerental RPM 1
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 48
Schakeltoerental RPM 2
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 49
Schokdemper
veervoorspanning instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 74
Seinlichtschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24
Service . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13
Serviceschema . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 72-73
Sleutelnummer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21
Stalling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 153
Starten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 61
Stoppen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 68
Stuurslot . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26
T
Tankdop
openen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 50
sluiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 51
Tanken
brandstof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 70
Technische gegevens
aanhaalmomenten chassis . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 165
aanhaalmomenten motor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 159
banden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 164
chassis . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 162
elektronica . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 164
motor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 158
schokdemper . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 165
voorvork . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 165
vulhoeveelheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 162
Tijd
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 48
Toebehoren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13
Transport . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 69
Typeplaatje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20
V
Veilig gebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10
Verbruiksstoffen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13
Versnellingshendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 54
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 75
Voertuig beladen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 58
Voetsteunen bijrijder . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 53
Voorwiel
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 104
INDEX 181
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 105
Vulhoeveelheid
brandstof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 71, 162
koelmiddel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 162
motorolie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 162
W
Werkinstructies . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11
Z
Zadel
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 81
verwijderen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 80
Zadelslot . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 52
Zekering
van afzonderlijke stroomverbruikers vervangen . . . . . . . . 121
Zekeringen ABS
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 119
Zijlichtlamp
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 126
Zijstandaard . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 55
*3211964nl*
3211964nl
04/2013
KTM-Sportmotorcycle AG
5230 Mattighofen/Oostenrijk
http://www.ktm.com
Foto: Mitterbauer/KTM
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146
  • Page 147 147
  • Page 148 148
  • Page 149 149
  • Page 150 150
  • Page 151 151
  • Page 152 152
  • Page 153 153
  • Page 154 154
  • Page 155 155
  • Page 156 156
  • Page 157 157
  • Page 158 158
  • Page 159 159
  • Page 160 160
  • Page 161 161
  • Page 162 162
  • Page 163 163
  • Page 164 164
  • Page 165 165
  • Page 166 166
  • Page 167 167
  • Page 168 168
  • Page 169 169
  • Page 170 170
  • Page 171 171
  • Page 172 172
  • Page 173 173
  • Page 174 174
  • Page 175 175
  • Page 176 176
  • Page 177 177
  • Page 178 178
  • Page 179 179
  • Page 180 180
  • Page 181 181
  • Page 182 182
  • Page 183 183
  • Page 184 184

KTM 390 Duke MY 2013 de handleiding

Type
de handleiding
Deze handleiding is ook geschikt voor