KTM 500 EXC Six Days 2016 de handleiding

Type
de handleiding
BEDIENINGSHANDLEIDING 2016
450 EXC EU
450 EXC AU
450 EXC Six Days EU
450 XC-W US
500 EXC EU
500 EXC AU
500 EXC Six Days EU
500 XC-W US
Artikelnr. 3213338nl
BESTE KTM KLANT, 1
BESTE KTM KLANT,
We feliciteren u met uw keuze voor een KTM motorfiets. U bent nu in het bezit van een moderne sportieve motorfiets en we zijn er
zeker van dat u er veel plezier mee zult beleven, mits u de motorfiets goed onderhoudt.
We wensen u veel rijplezier!
Vul hieronder de serienummers van uw voertuig in.
Framenummer ( pag. 12) Stempel dealer
Motornummer ( pag. 12)
Sleutelnummer (Alle EXC- modellen) ( pag. 12)
De bedieningshandleiding komt op het tijdstip dat deze ter perse gaat overeen met de nieuwste stand van het model. Kleine afwijkin-
gen die het resultaat zijn van een constructieve ontwikkeling van de motorfietsen kunnen echter niet worden uitgesloten.
Alle hier genoemde gegevens zijn vrijblijvend. KTM Sportmotorcycle GmbH houdt zich het recht voor technische gegevens, prijzen,
kleuren, vormen, materialen, dienst- en serviceverlening, constructies, uitrustingen en dergelijke zonder voorafgaande aankondiging en
zonder opgave van redenen te wijzigen resp. zonder vergoeding te annuleren, deze aan te passen aan de plaatselijke situatie of de pro-
ductie van een bepaald model zonder voorafgaande aankondiging te beëindigen. KTM is niet aansprakelijk voor leveringsmogelijkhe-
den, afwijkingen van afbeeldingen en beschrijvingen, drukfouten en vergissingen. De afgebeelde modellen zijn voor een deel voorzien
van speciale uitrustingen die niet standaard bij de leveringsomvang horen.
© 2015 KTM Sportmotorcycle GmbH, Mattighofen Oostenrijk
Alle rechten voorbehouden
Nadruk, ook gedeeltelijk, en vermenigvuldigingen van welke aard dan ook zijn uitsluitend toegestaan met toestemming van de auteur.
ISO 9001(12 100 6061)
KTM past processen voor kwaliteitsbewaking toe, zoals bedoeld in de internationale norm voor kwaliteitsmanagement
ISO 9001, die tot een zo hoog mogelijke productkwaliteit leiden.
Afgegeven door: TÜV Management Service
KTM Sportmotorcycle GmbH
5230 Mattighofen, Oostenrijk
INHOUDSOPGAVE 2
INHOUDSOPGAVE
1 SYMBOLEN EN FORMATERINGEN................................ 5
1.1 Gebruikte pictogrammen.................................... 5
1.2 Gebruikte formatering........................................ 5
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN ....................................... 6
2.1 Gebruiksdefinitie - beoogd gebruik...................... 6
2.2 Veiligheidsaanwijzingen..................................... 6
2.3 Gevarenniveau en pictogrammen ........................ 6
2.4 Waarschuwing voor manipulaties ........................ 7
2.5 Veilig gebruik ................................................... 7
2.6 Beschermende kleding ...................................... 7
2.7 Werkinstructies................................................. 7
2.8 Milieu.............................................................. 8
2.9 Bedieningshandleiding ...................................... 8
3 BELANGRIJKE AANWIJZINGEN .................................... 9
3.1 Garantie........................................................... 9
3.2 Verbruiksstoffen, hulpstoffen ............................. 9
3.3 Reserveonderdelen, toebehoren .......................... 9
3.4 Service ............................................................ 9
3.5 Afbeeldingen .................................................... 9
3.6 Klantenservice.................................................. 9
4 AFBEELDING VOERTUIG............................................ 10
4.1 Afbeelding voertuig linksvoor (symbolische
weergave)....................................................... 10
4.2 Afbeelding voertuig rechtsachter (symbolische
weergave)....................................................... 11
5 SERIENUMMERS....................................................... 12
5.1 Framenummer ................................................ 12
5.2 Typeplaatje .................................................... 12
5.3 Sleutelnummer (Alle EXC- modellen) ................ 12
5.4 Motornummer................................................. 12
5.5 Artikelnummer voorvork ................................... 12
5.6 Artikelnummer schokdemper............................ 13
6 BEDIENINGSELEMENTEN.......................................... 14
6.1 Koppelingshendel ........................................... 14
6.2 Remhendel..................................................... 14
6.3 Gashendel...................................................... 14
6.4 Stopknop (Alle EXC- modellen)......................... 14
6.5 Stopknop (XCW)............................................. 14
6.6 Claxonknop (Alle EXC- modellen)...................... 15
6.7 Lichtschakelaar (Alle EXC- modellen)................ 15
6.8 Lichtschakelaar (XCW).................................... 15
6.9 Richtingaanwijzerschakelaar (Alle EXC-
modellen)....................................................... 15
6.10 Noodstopschakelaar (EXC AU).......................... 15
6.11 E-starterknop (EXC EU, EXC SIX DAYS,
XC-W) ............................................................ 16
6.12 E-starterknop (EXC AU) ................................... 16
6.13 Overzicht controlelampjes (Alle EXC-
modellen)....................................................... 16
6.14 Overzicht controlelampjes (XCW) ..................... 16
6.15 Tankdop openen ............................................. 16
6.16 Tankdop sluiten .............................................. 17
6.17 Regelschroef stationair toerental....................... 17
6.18 Versnellingshendel .......................................... 18
6.19 Kickstarter ..................................................... 18
6.20 Rempedaal..................................................... 18
6.21 Zijstandaard ................................................... 18
6.22 Stuurslot (Alle EXC- modellen) ......................... 19
6.23 Stuur vergrendelen (Alle EXC- modellen) ........... 19
6.24 Stuur ontgrendelen (Alle EXC- modellen)........... 19
7 TACHOMETER ........................................................... 20
7.1 Overzicht tachometer....................................... 20
7.2 activering en test ............................................ 20
7.3 Kilometer of mijl instellen................................ 20
7.4 Tachometerfuncties instellen ........................... 21
7.5 Tijd instellen .................................................. 21
7.6 Rondetijd opvragen ......................................... 21
7.7 Weergavemodus SPEED (snelheid) ................... 22
7.8 Weergavemodus SPEED/H (rij-uren).................. 22
7.9 Setupmenu .................................................... 23
7.10 Meeteenheid instellen ..................................... 23
7.11 Weergavemodus SPEED/CLK (tijd).................... 24
7.12 Tijd instellen .................................................. 24
7.13 Weergavemodus SPEED/LAP (rondetijd) ............ 24
7.14 Rondetijd opvragen ......................................... 25
7.15 Weergavemodus SPEED/ODO (odometer)........... 25
7.16 Weergavemodus SPEED/TR1 (tripmaster 1) ....... 25
7.17 Weergavemodus SPEED/TR2 (tripmaster 2) ....... 26
7.18 TR2 (Tripmaster 2) instellen ............................ 26
7.19 Weergavemodus SPEED/A1 (gemiddelde
snelheid 1)..................................................... 26
7.20 Weergavemodus SPEED/A2 (gemiddelde
snelheid 2)..................................................... 27
7.21 Weergavemodus SPEED/S1 (chronometer 1)...... 27
7.22 Weergavemodus SPEED/S2 (chronometer 2)...... 27
7.23 Functieoverzicht ............................................. 28
7.24 Overzicht voorwaarden voor activeerbaarheid...... 29
8 INBEDRIJFNAME....................................................... 30
8.1 Aanwijzingen voor eerste inbedrijfname............. 30
8.2 Motor inrijden................................................. 31
8.3 Voertuig voorbereiden op zwaardere
gebruiksomstandigheden ................................. 31
8.4 Voorbereidingen voor rijden op droog zand......... 32
8.5 Voorbereidingen voor rijden op nat zand ............ 32
8.6 Voorbereidingen voor rijden op nat en modderig
circuit............................................................ 33
8.7 Voorbereidingen voor rijden bij hoge
temperatuur en langzaam rijden ....................... 33
8.8 Voorbereiden op rijden bij lage temperatuur of
sneeuw .......................................................... 33
9 RIJ-INSTRUCTIES...................................................... 34
9.1 Controle en onderhoud voor iedere
inbedrijfname................................................. 34
9.2 Starten .......................................................... 34
9.3 Beginnen met rijden........................................ 35
9.4 Schakelen, rijden............................................ 35
9.5 Afremmen ...................................................... 35
9.6 Stoppen, parkeren........................................... 36
9.7 Transport ....................................................... 36
9.8 Brandstof tanken ............................................ 37
10 SERVICESCHEMA...................................................... 38
10.1 Serviceschema................................................ 38
10.2 Servicewerkzaamheden (als aanvullende
opdracht) ....................................................... 39
11 CHASSIS AFSTELLEN ................................................ 40
11.1 Basisinstelling chassis voor bestuurdersgewicht
controleren..................................................... 40
11.2 Ingaande demping schokdemper ...................... 40
11.3 Ingaande demping low speed voor
schokdemper instellen..................................... 40
11.4 Ingaande demping high speed voor
schokdemper instellen..................................... 41
11.5 Uitgaande demping schokdemper instellen........ 41
11.6 Maat achterwiel zonder belasting bepalen ......... 42
11.7 Statische veerweg schokdemper controleren ...... 42
INHOUDSOPGAVE 3
11.8 Dynamische veerweg schokdemper
controleren..................................................... 42
11.9 Veervoorspanning schokdemper instellen ....... 43
11.10 Dynamische veerweg instellen ...................... 43
11.11 Basisinstelling voorvork controleren .................. 44
11.12 Ingaande demping voorvork instellen ................ 44
11.13 Uitgaande demping voorvork instellen ............... 45
11.14 Veervoorspanning voorvork instellen
(EXC EU/AU, XCW)......................................... 46
11.15 Stuurpositie.................................................... 47
11.16 Stuurstand instellen .................................... 48
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS ........................ 50
12.1 Motorfiets met hefbok opkrikken ...................... 50
12.2 Motorfiets van hefbok nemen ........................... 50
12.3 Vorkpoten ontluchten ...................................... 50
12.4 Vuilschrapers vorkpoten reinigen ...................... 51
12.5 Vorkpoten demonteren ................................. 51
12.6 Vorkpoten monteren ..................................... 52
12.7 Voorvorkprotector demonteren .......................... 54
12.8 Voorvorkprotector monteren.............................. 54
12.9 Onderste kroonplaat demonteren (Alle EXC-
modellen)....................................................... 54
12.10 Onderste kroonplaat demonteren (XCW)........ 55
12.11 Onderste kroonplaat monteren (Alle EXC-
modellen)....................................................... 56
12.12 Onderste kroonplaat monteren (XCW) ........... 59
12.13 Speling balhoofdlager controleren..................... 60
12.14 Speling balhoofdlager instellen (Alle EXC-
modellen)....................................................... 61
12.15 Speling balhoofdlager instellen (XCW) .......... 62
12.16 Balhoofdlager smeren .................................. 62
12.17 Spatbord voor demonteren ............................... 62
12.18 Spatbord voor monteren................................... 63
12.19 Schokdemper demonteren ............................ 63
12.20 Schokdemper monteren ............................... 63
12.21 Zadel verwijderen............................................ 64
12.22 Zadel monteren............................................... 64
12.23 Deksel luchtfilterbak demonteren ..................... 64
12.24 Deksel luchtfilterbak monteren......................... 64
12.25 Luchtfilter demonteren ................................ 64
12.26 Luchtfilter monteren .................................... 65
12.27 Luchtfilter en luchtfilterbak reinigen ............. 65
12.28 Luchtfilterbak afdichten ............................... 66
12.29 Einddemper demonteren.................................. 66
12.30 Einddemper monteren ..................................... 66
12.31 Spark-arrestor reinigen (XCW)...................... 67
12.32 Glasvezelvulling van einddemper vervangen ... 68
12.33 Brandstoftank demonteren ........................... 69
12.34 Brandstoftank monteren ............................... 70
12.35 Kettingvervuiling controleren............................ 72
12.36 Ketting reinigen .............................................. 72
12.37 Kettingspanning controleren ............................ 73
12.38 Kettingspanning instellen ................................ 73
12.39 Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en
kettinggeleiding controleren ............................. 74
12.40 Frame controleren ....................................... 76
12.41 Achterbrug controleren ................................. 76
12.42 Gaskabelplaatsing controleren.......................... 76
12.43 Rubberen stuurcovers controleren..................... 77
12.44 Rubberen stuurcovers vastzetten ...................... 77
12.45 Uitgangspositie koppelingshendel instellen........ 77
12.46 Vloeistofpeil hydraulische koppeling
controleren/corrigeren...................................... 77
12.47 Vloeistof hydraulische koppeling verversen ..... 78
12.48 Motorbescherming demonteren (Alle EXC-
modellen)....................................................... 78
12.49 Motorbescherming monteren (Alle EXC-
modellen)....................................................... 78
13 REMSYSTEEM........................................................... 79
13.1 Vrije slag remhendel controleren....................... 79
13.2 Vrije slag remhendel instellen (Alle EXC-
modellen)....................................................... 79
13.3 Uitgangspositie remhendel instellen (XCW)....... 79
13.4 Remschijven controleren.................................. 80
13.5 Remvloeistofpeil voorwielrem controleren .......... 80
13.6 Remvloeistof voorwielrem bijvullen ................ 80
13.7 Remplaketten voorwielrem controleren .............. 81
13.8 Remplaketten voorwielrem vervangen ............ 82
13.9 Vrije slag rempedaal controleren....................... 83
13.10 Uitgangspositie rempedaal instellen .............. 83
13.11 Remvloeistofpeil achterwielrem controleren ....... 84
13.12 Remvloeistof achterwielrem bijvullen ............. 84
13.13 Remplaketten achterwielrem controleren ........... 85
13.14 Remplaketten achterwielrem vervangen ......... 86
14 WIELEN, BANDEN ..................................................... 88
14.1 Voorwiel demonteren ................................... 88
14.2 Voorwiel monteren ....................................... 88
14.3 Achterwiel demonteren ................................ 89
14.4 Achterwiel monteren .................................... 90
14.5 Bandentoestand controleren............................. 90
14.6 Bandenspanning controleren............................ 91
14.7 Spaakspanning controleren .............................. 91
15 ELEKTRONICA........................................................... 93
15.1 Accu demonteren ........................................ 93
15.2 Accu monteren ............................................ 93
15.3 Accu laden ................................................. 94
15.4 Hoofdzekering vervangen ................................. 95
15.5 Zekeringen afzonderlijke stroomverbruikers
vervangen....................................................... 96
15.6 Koplampkap met koplamp demonteren ............. 96
15.7 Koplampkap met koplamp monteren................. 97
15.8 Lamp koplamp vervangen ................................ 98
15.9 Knipperlichtlamp vervangen (Alle EXC-
modellen)....................................................... 98
15.10 Koplampstand controleren ............................... 99
15.11 Lichtbundelbreedte koplamp instellen............... 99
15.12 Tachometerbatterij vervangen......................... 100
16 KOELSYSTEEM........................................................ 101
16.1 Koelsysteem ................................................. 101
16.2 Antivries en koelmiddelpeil controleren ........... 101
16.3 Koelmiddelpeil controleren ............................ 101
16.4 Koelmiddel aftappen ................................. 102
16.5 Koelmiddel vullen ..................................... 102
17 MOTOR AFSTELLEN ................................................ 104
17.1 Gaskabelspeling controleren........................... 104
17.2 Gaskabelspeling instellen ........................... 104
17.3 Stationair toerental instellen ....................... 105
17.4 Uitgangspositie versnellingshendel
controleren................................................... 105
17.5 Uitgangspositie versnellingshendel
instellen ................................................... 105
18 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR ........................ 107
18.1 Brandstofzeef vervangen ............................ 107
INHOUDSOPGAVE 4
18.2 Motoroliepeil controleren ............................... 107
18.3 Motorolie verversen, oliefilter vervangen en
oliezeven reinigen ...................................... 108
18.4 Motorolie bijvullen ........................................ 110
19 REINIGING, ONDERHOUD........................................ 111
19.1 Motorfiets reinigen ........................................ 111
19.2 Controle en onderhoud voor rijden in winter ..... 112
20 STALLING ............................................................... 113
20.1 Stalling ........................................................ 113
20.2 Inbedrijfname na stalling ............................... 113
21 FOUTEN OPSPOREN................................................ 114
22 KNIPPERCODE ........................................................ 116
23 TECHNISCHE GEGEVENS......................................... 118
23.1 Motor........................................................... 118
23.2 Aanhaalmomenten motor ............................... 118
23.3 Vulhoeveelheden........................................... 120
23.3.1 Motorolie ................................................. 120
23.3.2 Koelmiddel .............................................. 120
23.3.3 Brandstof................................................. 120
23.4 Chassis ........................................................ 120
23.5 Elektronica................................................... 121
23.6 Banden ........................................................ 121
23.7 Voorvork....................................................... 122
23.7.1 EXC EU/AU, XCW..................................... 122
23.7.2 EXC Six Days............................................ 122
23.8 Schokdemper ............................................... 123
23.9 Aanhaalmomenten chassis............................. 123
24 GEBRUIKSSTOFFEN ................................................ 125
25 HULPSTOFFEN........................................................ 127
26 NORMEN ................................................................ 129
27 LIJST MET AFKORTINGEN ....................................... 130
28 LIJST MET SYMBOLEN ............................................ 131
28.1 Gele of oranje pictogrammen.......................... 131
28.2 Groene en blauwe pictogrammen.................... 131
INDEX ............................................................................ 132
1 SYMBOLEN EN FORMATERINGEN 5
1.1 Gebruikte pictogrammen
Hieronder wordt het gebruik van bepaalde pictogrammen verklaard.
Kenmerkt een verwachte reactie (bijv. van een bepaalde handeling of functie).
Kenmerkt een onverwachte reactie (bijv. van een bepaalde handeling of functie).
Alle werkzaamheden die met dit pictogram zijn gekenmerkt vereisen vakkennis en technisch begrip. Laat de
werkzaamheden voor uw eigen veiligheid uitvoeren in een geautoriseerde KTM-garage! Daar wordt uw motorfiets
door speciaal geschoolde vakkundige medewerkers met het benodigde hulpgereedschap optimaal onderhouden.
Kenmerkt de verwijzing naar een pagina (op de aangegeven pagina vindt u meer informatie).
Kenmerkt een taak met verdere informatie of tips.
Kenmerkt het resultaat uit een test-/controlestap.
1.2 Gebruikte formatering
Hieronder worden de gebruikte letterformaten verklaard.
Eigennaam Kenmerkt een eigennaam.
Naam
®
Kenmerkt een beschermde naam.
Merk™ Kenmerkt een merk in het handelsverkeer.
Onderstreepte woorden Verwijzen naar technische details van het voertuig of kenmerken vaktermen die in de
begrippenlijst worden uitgelegd.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 6
2.1 Gebruiksdefinitie - beoogd gebruik
(Alle EXC- modellen)
De sportmotorfietsen van KTM zijn zodanig ontworpen en geconstrueerd dat ze bestand zijn tegen de gangbare belastingen bij
normaal gebruik in wedstrijden. De motorfietsen voldoen aan het geldende reglement en de geldende categorieën van de hoogste
internationale motorsportbonden.
Info
Alleen geïnstrueerde personen mogen het voertuig gebruiken. Het voertuig is alleen in de gehomologeerde uitvoering
(beperkt vermogen) toegelaten voor het rijden op de openbare weg.
De niet gehomologeerde uitvoering mag het voertuig uitsluitend worden gebruikt op afgesloten trajecten buiten het open-
bare wegennet.
Het voertuig is speciaal ontworpen voor langeafstandsraces en niet in de eerste plaats gebouwd voor het overwegende
gebruik in motocross-races.
(XCW)
De sportmotorfietsen van KTM zijn zodanig ontworpen en geconstrueerd dat ze bestand zijn tegen de gangbare belastingen bij
normaal gebruik in wedstrijden. De motorfietsen voldoen aan het geldende reglement en de geldende categorieën van de hoogste
internationale motorsportbonden.
Info
Het voertuig is speciaal ontworpen voor langeafstandsraces en niet in de eerste plaats gebouwd voor het overwegende
gebruik in motocross-races.
2.2 Veiligheidsaanwijzingen
Voor een veilige omgang met het voertuig dient u zich te houden aan enkele veiligheidsaanwijzingen. Lees deze handleiding daarom
zorgvuldig door. De veiligheidsaanwijzingen zijn geaccentueerd en met links gekoppeld aan de relevante plaatsen in de tekst.
Info
Op het voertuig zijn op goed zichtbare plaatsen verschillende stickers met aanwijzingen en waarschuwingen aangebracht. Deze
stickers met aanwijzingen en waarschuwingen nooit verwijderen. Als deze ontbreken kunt u of andere personen de gevaren niet
herkennen en daardoor letsel oplopen.
2.3 Gevarenniveau en pictogrammen
Gevaar
Waarschuwing voor een gevaar dat direct en met zekerheid overlijden of zwaar blijvend letsel tot gevolg heeft als u niet de
juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
Waarschuwing
Waarschuwing voor een gevaar dat waarschijnlijk overlijden of zwaar letsel tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatre-
gelen neemt.
Voorzichtig
Waarschuwing voor een gevaar dat mogelijk licht letsel tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
Aanwijzing
Waarschuwing voor een gevaar dat aanmerkelijke schade aan machine of materiaal tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaat-
regelen neemt.
Waarschuwing
Waarschuwing voor een gevaar dat schade aan het milieu tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 7
2.4 Waarschuwing voor manipulaties
Het is niet toegestaan wijzigingen aan te brengen aan de componenten van de geluidsdemping. De volgende maatregelen of de realisa-
tie van de betreffende toestanden zijn wettelijk verboden:
1 Verwijderen of buiten werking zetten van systemen of componenten die de geluidsdemping dienen bij een nieuw voertuig, voor-
dat het wordt verkocht of geleverd aan de eindklant of tijdens de gebruikdsduur van het voertuig voor andere doeleinden dan voor
onderhoud, reparatie of vervanging, evenals
2 het gebruik van het voertuig nadat een dergelijk systeem of een dergelijke component verwijderd of buiten werking is gezet.
Voorbeelden van wettelijk verboden manipulaties:
1 Verwijderen of doorboren van einddempers, geluidsdempers, bochtstukken of andere componenten, die uitlaatgassen geleiden.
2 Verwijderen of doorboren van onderdelen van het inlaatluchtsysteem.
3 Gebruik in niet correcte onderhoudstoestand.
4 Vervangen van bewegende onderdelen van het voertuig, onderdelen van het uitlaatsysteem of onderdelen van het inlaatluchtsys-
teem door onderdelen die niet door de fabrikant zijn toegelaten.
2.5 Veilig gebruik
Gevaar
Gevaar voor ongevallenGevaar door onvoldoende rijvaardigheid.
Het voertuig niet gebruiken, wanneer u door consumptie van alcohol, medicijnen of drugs of door lichamelijke of psychi-
sche beperkingen niet in staat bent veilig aan het verkeer deel te nemen.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg hebben.
Als u de motor laat draaien moet u altijd voor voldoende ventilatie zorgen, de motor niet in een gesloten ruimte starten of
laten draaien zonder een geschikte afzuiginstallatie.
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingSommige onderdelen van het voertuig worden tijdens het rijden zeer heet.
Hete onderdelen zoals uitlaatsysteem, radiateur, motor, schokdempers en remsysteem niet aanraken. De onderdelen eerst
laten afkoelen voordat u met werkzaamheden aan deze onderdelen begint.
Het voertuig uitsluitend in technisch goede staat, op de boogde wijze, en veiligheids- en milieubewust gebruiken.
Voor het wegverkeer is het juiste rijbewijs vereist.
Storingen, die de veiligheid beperken, onmiddellijk in een geautoriseerde KTM-garage laten verhelpen.
De op het voertuig aangebrachte stickers met aanwijzingen en waarschuwingen in acht nemen.
2.6 Beschermende kleding
Waarschuwing
Gevaar voor letselGeen of slechte beschermende kleding vormt een verhoogd risico.
Tijdens het rijden altijd beschermende kleding (helm, laarzen, handschoenen, broek en jack met bescherming) dragen.
Draag altijd beschermende kleding die zich in een goede staat bevindt en voldoet aan de wettelijke voorschriften.
Voor uw eigen veiligheid adviseert KTM om het voertuig uitsluitend te gebruiken met geschikte, beschermende kleding.
2.7 Werkinstructies
Voor enkele werkzaamheden zijn hulpgereedschappen vereist. Deze maken geen deel uit van het voertuig, maar kunnen worden
besteld onder vermelding van de aangegeven nummers tussen haakjes. Voorbeeld: lagertrekker (15112017000)
Bij de montage moeten onderdelen die niet meer kunnen worden gebruikt (bijvoorbeeld zelfborgende schroeven en moeren, afdichtin-
gen, pakkingen, keerringen, splitpennen of borgplaten) door nieuwe onderdelen worden vervangen.
Voor enkele schroefverbindingen is een schroevenlijm (bijvoorbeeld Loctite
®
) vereist. Bij het gebruik moeten de specifieke aanwijzin-
gen van de fabrikant worden gevolgd.
Onderdelen die na de demontage weer worden gebruikt, moeten worden gereinigd en gecontroleerd op beschadiging en slijtage.
Beschadigde of versleten onderdelen vervangen.
Na een reparatie of servicebeurt moet worden gecontroleerd of er veilig kan worden gereden met het voertuig.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 8
2.8 Milieu
Door op een verantwoorde manier met uw motorfiets om te gaan kunt u ervoor zorgen dat er geen problemen en conflicten ontstaan.
Om de toekomst van de motorsport veilig te stellen mag u de motorfiets alleen legaal gebruiken, dient u milieubewust te handelen en
de rechten van anderen te respecteren.
Houdt u zich bij het afvoeren van oude olie, andere verbruiks- en hulpstoffen en oude onderdelen aan de geldende wet- en regelgeving
in het betreffende land.
Omdat motorfietsen niet onder de EU-richtlijn voor de afdanking van oude voertuigen vallen bestaat er geen wettelijke regeling voor
het afdanken van een oude motorfiets. Uw geautoriseerde KTM-dealer is u graag van dienst.
2.9 Bedieningshandleiding
Lees de bedieningshandleiding beslist goed en volledig door voordat u voor het eerst gaat rijden. In de bedieningshandleiding vindt
u veel informatie en tips die bediening, gebruik en onderhoud eenvoudiger maken. Alleen zo komt u te weten hoe u het voertuig het
beste afstemt op uw situatie en hoe u zich tegen letsel kunt beschermen.
Bewaar de bedieningshandleiding op een eenvoudig toegankelijke plaats, zodat u deze op ieder moment kunt raadplegen wanneer dat
nodig is.
Neem contact op met een geautoriseerde KTM-dealer wanneer u meer over het voertuig wilt weten of wanneer tijdens het lezen iets
niet duidelijk is.
De bedieningshandleiding is een belangrijk onderdeel van het voertuig en moet bij verkoop aan de nieuwe eigenaar worden gegeven.
3 BELANGRIJKE AANWIJZINGEN 9
3.1 Garantie
De in het serviceschema voorgeschreven werkzaamheden mogen uitsluitend in een geautoriseerde KTM-garage worden uitgevoerd en
moeten in het service- en garantieboekje en op KTM Dealer.net worden bevestigd, aangezien anders de aanspraak op garantie vervalt.
Bij schade of gevolgschade, die door manipulaties en/of wijzigingen aan het voertuig zijn veroorzaakt bestaat er geen aanspraak op
garantie.
Meer informatie over de garantie en de afwikkeling ervan vindt u in het service- en garantieboekje.
3.2 Verbruiksstoffen, hulpstoffen
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
U moet de in de bedieningshandleiding gespecificeerde verbruiks- en hulpstoffen (bijvoorbeeld brand- en smeerstoffen) gebruiken.
3.3 Reserveonderdelen, toebehoren
Gebruik voor uw eigen veiligheid alleen reserveonderdelen en toebehoren die door KTM zijn vrijgegeven en/of aanbevolen en laat deze
alleen in een geautoriseerde KTM-garage monteren. Voor andere producten en daardoor veroorzaakte schade is KTM niet aansprake-
lijk.
Enkele reserveonderdelen en toebehoren zijn bij de betreffende beschrijvingen tussen haakjes aangegeven. Uw geautoriseerde KTM-
dealer adviseert u graag.
De actuele KTM PowerParts voor uw voertuig vindt u op de KTM website.
Internationale KTM website: http://www.ktm.com
3.4 Service
Voorwaarde voor storingsvrij gebruik en het voorkomen van voortijdige slijtage is dat u zich houdt aan de in de bedieningshandleiding
genoemde service, onderhouds- en afstelwerkzaamheden aan de motor en het chassis. Door een onjuist afgesteld chassis kunnen
chassiscomponenten beschadigen of afbreken.
Wanneer het voertuig onder zwaardere omstandigheden wordt gebruikt zoals op zand of op een nat of modderig traject/terrein, kunnen
componenten zoals aandrijving, remsystemen of veringscomponenten duidelijk sneller verslijten. Daarom kan het nodig zijn onderde-
len reeds voor het bereiken van de volgende service-interval te controleren of te vervangen.
Het is belangrijk dat u zich strikt houdt aan de voorgeschreven inrijtijden en service-intervallen. De inachtneming daarvan draagt in
belangrijke mate bij aan de verhoging van de levensduur van de motorfiets.
3.5 Afbeeldingen
De in de handleiding weergegeven afbeeldingen tonen deels speciale uitrustingen.
Voor een betere weergave en toelichting kunnen enkele onderdelen gedemonteerd of niet afgebeeld zijn. Voor de betreffende beschrij-
ving is het echter niet altijd noodzakelijk dat deze onderdelen worden gedemonteerd. Houdt u zich aan de aanwijzingen in de tekst.
3.6 Klantenservice
De geautoriseerde KTM-dealer beantwoordt graag uw vragen over uw voertuig of over KTM.
De lijst met geautoriseerde KTM-dealers vindt u op de KTM-website.
Internationale KTM website: http://www.ktm.com
4 AFBEELDING VOERTUIG 10
4.1 Afbeelding voertuig linksvoor (symbolische weergave)
S00813-10
1 Remhendel ( pag. 14)
2 Koppelingshendel ( pag. 14)
3 Tankdop
4 Versnellingshendel ( pag. 18)
5 Motornummer ( pag. 12)
6 Zijstandaard ( pag. 18)
4 AFBEELDING VOERTUIG 11
4.2 Afbeelding voertuig rechtsachter (symbolische weergave)
S00812-10
1 Stopknop ( pag. 14)
1 Claxonknop ( pag. 15)
1 Lichtschakelaar ( pag. 15)
1 Richtingaanwijzerschakelaar ( pag. 15)
2 Noodstopschakelaar ( pag. 15)
2 E-starterknop ( pag. 16)
3 Gashendel ( pag. 14)
4 Framenummer ( pag. 12)
4 Typeplaatje ( pag. 12)
5 Artikelnummer schokdemper ( pag. 13)
6 Rempedaal ( pag. 18)
7 Kickstarter ( pag. 18)
8 Artikelnummer voorvork ( pag. 12)
5 SERIENUMMERS 12
5.1 Framenummer
401945-10
Het framenummer
is in de rechterzijde van het balhoofd gegraveerd.
5.2 Typeplaatje
401946-10
Het typeplaatje
is vooraan op het balhoofd aangebracht.
5.3 Sleutelnummer (Alle EXC- modellen)
402247-10
Het sleutelnummer
voor het stuurslot is ingefreesd in de sleutelhanger.
5.4 Motornummer
401949-10
Het motornummer
is in de linkerzijde van de motor onder het ketting-aandrijfwiel
gegraveerd.
5.5 Artikelnummer voorvork
401947-10
Het artikelnummer van de voorvork
is aan de binnenzijde van de asopname gegra-
veerd.
5 SERIENUMMERS 13
5.6 Artikelnummer schokdemper
0
0
11
401948-10
Het artikelnummer van de schokdemper
is in het bovenste gedeelte van de schok-
demper aan motorzijde boven de stelring gegraveerd.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 14
6.1 Koppelingshendel
M00083-10
De koppelingshendel
is aan de linkerzijde van het stuur aangebracht.
De koppeling wordt hydraulisch bediend en automatisch bijgesteld.
6.2 Remhendel
M00084-10
De remhendel
is aan de rechterkant van het stuur aangebracht.
Met de remhendel wordt de voorwielrem bediend.
6.3 Gashendel
M00085-10
De gashendel
is aan de rechterzijde van het stuur aangebracht.
6.4 Stopknop (Alle EXC- modellen)
102044-10
De stopknop
is links aan het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
Stopknop in uitgangspositie In deze stand is het ontstekingscircuit gesloten
en kan de motor worden gestart.
Stopknop ingedrukt In deze stand is het ontstekingscircuit onderbroken. Een
draaiende motor schakelt uit en een stilstaande motor schakelt niet in.
6.5 Stopknop (XCW)
102046-10
De stopknop
is aan de linkerzijde van het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
Stopknop in de uitgangspositie In deze stand is het ontstekingscircuit geslo-
ten, de motor kan worden gestart.
Stopknop ingedrukt In deze stand is het ontstekingscircuit onderbroken, een
draaiende motor gaat uit, een stilstaande motor springt niet aan.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 15
6.6 Claxonknop (Alle EXC- modellen)
102044-11
De claxonknop
is links aan het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
Claxonknop in de uitgangspositie
Claxonknop ingedrukt In deze stand wordt de claxon bediend.
6.7 Lichtschakelaar (Alle EXC- modellen)
102045-10
De lichtschakelaar
is links aan het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
Dimlicht aan Lichtschakelaar in de middelste stand. In deze stand
zijn het dimlicht en het achterlicht ingeschakeld.
Groot licht aan Lichtschakelaar is tegen de klok in gedraaid. In deze
stand zijn het groot licht en het achterlicht ingeschakeld.
6.8 Lichtschakelaar (XCW)
K00138-10
De lichtschakelaar
bevindt zich links naast de tachometer.
Mogelijke toestanden
Licht uit Lichtschakelaar is tot de aanslag ingedrukt. In deze stand is het licht
uitgeschakeld.
Licht aan Lichtschakelaar tot de aanslag uitgetrokken. In deze stand zijn het
dimlicht en het achterlicht ingeschakeld.
6.9 Richtingaanwijzerschakelaar (Alle EXC- modellen)
102044-12
De richtingaanwijzerschakelaar
is links aan het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
Richtingaanwijzer uit Richtingaanwijzerschakelaar bevindt zich in de
middelste stand.
Richtingaanwijzer links aan Richtingaanwijzerschakelaar is naar links
geschakeld.
Richtingaanwijzer rechts aan Richtingaanwijzerschakelaar is naar
rechts geschakeld.
6.10 Noodstopschakelaar (EXC AU)
M00136-10
De noodstopschakelaar
is aan de rechterzijde van het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
Ontsteking uit In deze stand is het ontstekingscircuit onderbroken,
een draaiende motor gaat uit, een stilstaande motor springt niet aan.
Ontsteking aan In deze stand is het ontstekingscircuit gesloten, de
motor kan worden gestart.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 16
6.11 E-starterknop (EXC EU, EXC SIX DAYS, XC-W)
M00087-10
De e-starterknop
is aan de rechterzijde van het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
E-starterknop in de basisstand
E-starterknop ingedrukt In deze stand wordt de e-starter bediend.
6.12 E-starterknop (EXC AU)
M00136-11
De e-starterknop
is aan de rechterzijde van het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
E-starterknop in de uitgangspositie
E-starterknop ingedrukt In deze stand wordt de e-starter bediend.
6.13 Overzicht controlelampjes (Alle EXC- modellen)
K00063-01
Mogelijke toestanden
Controlelampje voor groot licht brandt blauw Groot licht is ingescha-
keld.
EFI waarschuwingslampje (MIL) brandt/knippert oranje De OBD heeft
een kritieke emissie- of veiligheidsfout herkend.
Waarschuwingslampje brandstofpeil brandt oranje Brandstofpeil heeft
de reservemarkering bereikt.
Controlelampje richtingaanwijzer knippert groen Richtingaanwijzer is
ingeschakeld.
6.14 Overzicht controlelampjes (XCW)
M00988-01
Mogelijke toestanden
EFI waarschuwingslampje (MIL) brandt/knippert oranje De OBD heeft
een kritieke emissie- of veiligheidsfout herkend.
Waarschuwingslampje brandstofpeil brandt oranje Brandstofpeil heeft
de reservemarkering bereikt.
6.15 Tankdop openen
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
Tank het voertuig nooit in de buurt van open vuur of brandende sigaretten en schakel de motor bij het tanken altijd uit.
Let er vooral op dat er geen brandstof wordt gemorst op de hete onderdelen van het voertuig. Gemorste brandstof meteen
afvegen.
Als de brandstof wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uitstromen als de tank te vol zit. Aanwijzingen
voor het tanken van brandstof in acht nemen.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 17
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Erop letten dat brandstof niet in aanraking komt met de huid, ogen en kleding. Adem brandstofdampen niet in. Bij contact
met de ogen meteen met water spoelen en een arts raadplegen. Verontreinigde huid meteen reinigen met water en zeep.
Als brandstof is ingeslikt meteen een arts raadplegen. Met brandstof verontreinigde kleding wisselen. Brandstof volgens de
voorschriften bewaren in een jerrycan en uit de buurt van kinderen houden.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
K00109-11
Ontgrendelknop
indrukken, tankdop tegen de klok in draaien en naar boven toe
eraf nemen.
6.16 Tankdop sluiten
K00109-10
Tankdop plaatsen en met de klok mee draaien, totdat de ontgrendelknop
vast-
klikt.
Info
Erop letten dat de slang voor het ontluchten van de brandstoftank
zon-
der knikken wordt gelegd.
6.17 Regelschroef stationair toerental
S00817-10
De regelschroef stationair toerental
bevindt zich linksboven op de regelklep.
De regelschroef stationair toerental heeft 2 functies.
Door deze te draaien kan het stationaire toerental worden geregeld.
Door deze tot de aanslag eruit te trekken kan voor de koude start het stationaire toeren-
tal worden verhoogd.
Mogelijke toestanden
Toerentalverhoging geactiveerd Regelschroef stationair toerental is tot de aan-
slag uitgetrokken.
Toerentalverhoging gedeactiveerd Regelschroef stationair toerental is tot de aan-
slag ingedrukt.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 18
6.18 Versnellingshendel
401950-10
De versnellingshendel
is aan de motor links aangebracht.
401950-11
De positie van de versnellingen kunnen afgelezen worden op de afbeelding.
De neutrale of vrije stand bevindt zich tussen de 1e en 2e versnelling.
6.19 Kickstarter
0
0
11
401954-10
De kickstarter
is aan de rechterzijde van de motor aangebracht.
De motor kan naar keuze met de kickstarter of met de e-starter worden gestart.
Het bovenste deel van de kickstarter kan worden gezwenkt.
Info
Voor het rijden eerst het bovenste deel van de kickstarter naar de motor zwen-
ken.
6.20 Rempedaal
401956-10
Het rempedaal
is voor de rechter voetsteun aangebracht.
Met het rempedaal wordt de achterwielrem bediend.
6.21 Zijstandaard
401943-10
De zijstandaard
is aan de linker voertuigzijde aangebracht.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 19
401944-10
De zijstandaard wordt gebruikt voor het neerzetten van de motorfiets.
Info
Tijdens het rijden moet de zijstandaard
worden opgeklapt en met de rubber-
band
worden geborgd.
6.22 Stuurslot (Alle EXC- modellen)
K00064-10
Het stuurslot
is aan de linkerzijde van het balhoofd aangebracht.
Met het stuurslot kan het stuur worden geblokkeerd. Sturen en rijden is dan niet meer
mogelijk.
6.23 Stuur vergrendelen (Alle EXC- modellen)
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen en/of omvallen.
Het voertuig altijd op een vaste en egale ondergrond plaatsen.
400732-01
Voertuig parkeren.
Het stuur volledig naar rechts draaien.
Stuurslot regelmatig smeren.
Universele oliespray ( pag. 128)
Sleutel in het stuurslot ( pag. 19) steken, naar links draaien, indrukken en naar
rechts draaien. Sleutel eruit trekken.
Het stuur kan niet meer worden bewogen.
Info
De sleutel nooit in het stuurslot laten steken.
6.24 Stuur ontgrendelen (Alle EXC- modellen)
400731-01
Sleutel in het stuurslot ( pag. 19) steken, naar links draaien, eruit trekken en
naar rechts draaien. Sleutel eruit trekken.
Het stuur kan weer worden bewogen.
Info
De sleutel nooit in het stuurslot laten steken.
7 TACHOMETER 20
7.1 Overzicht tachometer
401761-01
Met de toets worden verschillende functies aangestuurd.
Met de toets worden verschillende functies aangestuurd.
Info
In de leveringstoestand is alleen de weergavemodus SPEED/H en SPEED/ODO
geactiveerd.
7.2 activering en test
400313-01
Tachometer activeren
De tachometer wordt geactiveerd als u op een van de toetsen drukt of als hij van de
wieltoerentalsensor een impuls ontvangt.
Displaytest
Voor de functiecontrole van het display lichten kort alle indicatiesegmenten op.
400314-01
WS (wheel size)
Na de functiecontrole van het display wordt kort de wielafmeting WS (wheel size) weer-
gegeven.
Info
Het cijfer 2205 komt overeen met de omtrek van een 21"-voorwiel met stan-
daardbanden.
Vervolgens gaat de weergave naar de laatste geselecteerde modus.
7.3 Kilometer of mijl instellen
Info
Als de eenheid wordt gewisseld, blijft de waarde ODO bewaard en wordt omgerekend naar de geselecteerde eenheid.
De waarden TR1, TR2, A1, A2 en S1 worden bij het omstellen gewist.
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
400329-01
Toets zo vaak kort indrukken totdat de indicatie H rechtsonder op het display
verschijnt.
Toets 2 - 3 seconden indrukken.
Het setupmenu wordt met de geactiveerde functies worden weergegeven.
Toets zo vaak kort indrukken totdat de indicatie Km/h/Mph knippert.
Km/h instellen
Toets indrukken.
Mph instellen
Toets indrukken.
3 - 5 seconden wachten
De instellingen worden opgeslagen.
Info
Als gedurende 10-12 seconden geen toets wordt ingedrukt of geen impuls
wordt ontvangen van de wieltoerentalsensor, worden de instellingen automa-
tisch opgeslagen en het setupmenu wordt gesloten.
7 TACHOMETER 21
7.4 Tachometerfuncties instellen
Info
In de leveringstoestand is alleen de weergavemodus SPEED/H en SPEED/ODO geactiveerd.
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
400318-01
Toets zo vaak kort indrukken totdat de indicatie H rechtsonder op het display
verschijnt.
Toets 2 - 3 seconden indrukken.
Het setupmenu wordt met de geactiveerde functies worden weergegeven.
Info
Als er 10 -12 seconden geen toets is ingedrukt, worden de instellingen
automatisch opgeslagen.
Indien er gedurende 20 seconden geen toets wordt ingedrukt of geen impuls
wordt ontvangen van de wieltoerentalsensor, worden de instellingen automa-
tisch opgeslagen en het setupmenu wordt gesloten.
Toets zo vaak kort indrukken totdat de gewenste functie knippert.
De geselecteerde functie knippert.
Functie activeren
Toets indrukken.
Pictogram blijft op het display staan en de weergave wisselt naar de vol-
gende functie.
Functie deactiveren
Toets indrukken.
Pictogram op het display verdwijnt en de weergave wisselt naar de volgende
functie.
7.5 Tijd instellen
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
400330-01
Toets zo vaak kort indrukken totdat de indicatie CLK rechtsonder op het display
verschijnt.
Toets 2 - 3 seconden indrukken.
Uurweergave knippert.
Uurweergave met de toets resp. toets instellen.
3 - 5 seconden wachten
Het volgende segment van de weergave knippert en kan worden ingesteld.
Door de toets en toets in te drukken kunnen de volgende segmenten op
dezelfde wijze als de uurweergave worden ingesteld.
Info
De seconden kunnen alleen op nul worden gezet.
Als gedurende 15-20 seconden geen toets wordt ingedrukt of geen impuls
wordt ontvangen van de wieltoerentalsensor, worden de instellingen automa-
tisch opgeslagen en het setupmenu wordt gesloten.
7.6 Rondetijd opvragen
Info
Deze functie kan alleen worden opgeroepen, als de rondetijden zijn gemeten.
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
7 TACHOMETER 22
400321-01
Toets zo vaak kort indrukken totdat de indicatie LAP rechtsonder op het display
verschijnt.
Toets kort indrukken.
Op de linkerkant van het display wordt LAP 1 weergegeven.
De ronden 1-10 met de toets worden opgeroepen.
De Toets 3-5 seconden ingedrukt houden.
De rondetijden worden gewist.
Toets kort indrukken.
Volgende weergavemodus
Info
Als er een impuls van de wieltoerentalsensor, schakelt de linkerkant van het
display terug naar de SPEED-modus.
7.7 Weergavemodus SPEED (snelheid)
400317-02
Toets zo vaak kort indrukken totdat de indicatie SPEED links op het display ver-
schijnt.
In de weergavemodus SPEED wordt de actuele snelheid weergegeven.
De actuele snelheid kan in Km/h of in Mph worden weergegeven.
Info
Landspecifieke instelling aanpassen.
Op het moment dat er een impuls van het voorwiel komt, schakelt de linkerkant
van het tachometer-display naar de SPEED-modus en wordt de actuele snelheid
weergegeven.
7.8 Weergavemodus SPEED/H (rij-uren)
400316-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Toets zo vaak kort indrukken totdat de indicatie H rechtsonder op het display
verschijnt.
In de weergavemodus H worden de rij-uren van de motor weergegeven.
De bedrijfsurenteller slaat de totale rijtijd op.
Info
De bedrijfsurenteller is nodig om te kunnen voldoen aan de servicewerkzaamhe-
den.
Als de tachometer zich bij het starten in de weergavemodus H bevindt, wisselt
hij automatisch naar de weergavemodus ODO.
De weergavemodus H wordt tijdens het rijden onderdrukt.
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Weergave wisselt naar het setupmenu voor de tachofuncties.
Toets kort
indrukken.
Volgende weergavemodus
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Geen functie
Toets kort
indrukken.
Geen functie
7 TACHOMETER 23
7.9 Setupmenu
400344-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Toets zo vaak kort indrukken totdat de indicatie H rechtsonder op het display
verschijnt.
Toets 2 - 3 seconden indrukken.
Het setupmenu geeft de geactiveerde functies weer.
Info
De toets zo vaak kort indrukken totdat de gewenste functie bereikt is.
Als er 20 seconden geen toets is ingedrukt, worden de instellingen automatisch
opgeslagen.
Toets kort
indrukken.
Activeert de knipperende indicatie en gaat naar de volgende
indicatie
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Geen functie
Toets kort
indrukken.
Deactiveert de knipperende indicatie en gaat naar de volgende
indicatie
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Geen functie
3 - 5 seconden
wachten
Wisselt naar de volgende weergave zonder wijzigingen
10 - 12 seconden
wachten
Setupmenu start, slaat de instellingen op en wisselt naar H of
ODO.
7.10 Meeteenheid instellen
400329-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Toets zo vaak kort indrukken totdat de indicatie H rechtsonder op het display
verschijnt.
Toets 2 - 3 seconden indrukken.
Toets zo vaak kort indrukken totdat de indicatie Km/h/Mph knippert.
In de meeteenheden-modus kan de meeteenheid worden gewijzigd.
Info
Als er 5 seconden geen toets is ingedrukt, worden de instellingen automatisch
opgeslagen.
Toets kort
indrukken.
Start van de selectie, activeert de Km/h-indicatie
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Geen functie
Toets kort
indrukken.
Activeert Mph weergave
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Geen functie
3 - 5 seconden
wachten
Wisselt naar de volgende weergave, wisselt van de selectie naar
het setupmenu
10 - 12 seconden
wachten
Slaat het setupmenu op en sluit dit menu
7 TACHOMETER 24
7.11 Weergavemodus SPEED/CLK (tijd)
400319-01
Toets zo vaak kort indrukken totdat de indicatie CLK rechtsonder op het display
verschijnt.
In de weergavemodus CLK wordt de tijd weergegeven.
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Weergave wisselt naar het setupmenu voor de klok.
Toets kort
indrukken.
Volgende weergavemodus
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Geen functie
Toets kort
indrukken.
Geen functie
7.12 Tijd instellen
400319-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Toets zo vaak kort indrukken totdat de indicatie CLK rechtsonder op het display
verschijnt.
Toets 2 - 3 seconden indrukken.
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Verhoogt de waarde
Toets kort
indrukken.
Verhoogt de waarde
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Verlaagt de waarde
Toets kort
indrukken.
Verlaagt de waarde
3 - 5 seconden
wachten
Wisselt naar de volgende waarde
10 - 12 seconden
wachten
SETUP-menu verlaten
7.13 Weergavemodus SPEED/LAP (rondetijd)
400320-01
Toets zo vaak kort indrukken totdat de indicatie LAP rechtsonder op het display
verschijnt.
In de weergavemodus LAP kan met de chronometer maximaal 10 rondetijden worden
gemeten.
Info
Als de rondetijd na het indrukken van de toets doorloopt, zijn 9 geheugen-
plaatsen gebruikt.
De ronde 10 moet met de toets worden gestopt.
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
De chronometer en rondetijd worden teruggezet.
Toets kort
indrukken.
Volgende weergavemodus
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Stopt de klok.
Toets kort
indrukken.
Start de klok of stopt de lopende rondetijd, slaat deze op en de
chronometer start de volgende ronde.
7 TACHOMETER 25
7.14 Rondetijd opvragen
400321-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Toets zo vaak kort indrukken totdat de indicatie LAP rechtsonder op het display
verschijnt.
Toets kort indrukken.
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
De chronometer en rondetijd worden teruggezet.
Toets kort
indrukken.
Ronden van 1-10 selecteren
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Geen functie
Toets kort
indrukken.
Volgende rondetijd oproepen.
7.15 Weergavemodus SPEED/ODO (odometer)
400317-01
Toets zo vaak kort indrukken totdat de indicatie ODO rechtsonder op het display
verschijnt.
In de weergavemodus ODO wordt de totale gereden afstand weergegeven.
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Geen functie
Toets kort
indrukken.
Volgende weergavemodus
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Geen functie
Toets kort
indrukken.
Geen functie
7.16 Weergavemodus SPEED/TR1 (tripmaster 1)
400323-01
Toets zo vaak kort indrukken totdat de indicatie TR1 rechtsboven op het display
verschijnt.
De TR1 (tripmaster 1) loopt altijd mee en telt tot 999,9.
Hiermee kan de lengte van het traject tijdens ritten of de afstand tussen twee
tankstops worden gemeten.
TR1 is aan A1 (gemiddelde snelheid 1) en S1 (chronometer 1) gekoppeld.
Info
Als 999,9 wordt overschreden, worden de waarden TR1, A1 en S1 automatisch
teruggezet op 0,0.
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Indicaties TR1, A1 en S1 worden op 0,0 gezet.
Toets kort
indrukken.
Volgende weergavemodus
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Geen functie
Toets kort
indrukken.
Geen functie
7 TACHOMETER 26
7.17 Weergavemodus SPEED/TR2 (tripmaster 2)
400324-01
Toets zo vaak kort indrukken totdat de indicatie TR2 rechtsboven op het display
verschijnt.
De TR2 (tripmaster 2) loopt altijd mee en telt tot 999,9.
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Wist waarden TR2 en A2.
Toets kort
indrukken.
Volgende weergavemodus
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Verlaagt waarde TR2.
Toets kort
indrukken.
Verlaagt waarde TR2.
7.18 TR2 (Tripmaster 2) instellen
400324-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Toets zo vaak kort indrukken totdat de indicatie TR2 rechtsboven op het display
verschijnt.
Toets 2 - 3 seconden indrukken tot TR2 knippert.
De weergegeven waarde kan handmatig met de toets en de toets worden ingesteld.
Deze functie is praktisch bij ritten op basis van het roadbook.
Info
De waarde TR2 kan ook tijdens het rijden handmatig worden gecorrigeerd met
de toets en de toets .
Als 999,9 wordt overschreden, wordt de waarde TR2 automatisch teruggezet op
0,0.
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Verhoogt waarde TR2.
Toets kort
indrukken.
Verhoogt waarde TR2.
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Verlaagt waarde TR2.
Toets kort
indrukken.
Verlaagt waarde TR2.
10 - 12 seconden
wachten
Slaat het setupmenu op en sluit dit menu
7.19 Weergavemodus SPEED/A1 (gemiddelde snelheid 1)
400325-01
Toets zo vaak kort indrukken totdat de indicatie A1 rechtsboven op het display
verschijnt.
A1 (gemiddelde snelheid 1) geeft de gemiddelde snelheid weer op basis van de bereke-
ning van TR1 (tripmaster 1) en S1 (chronometer 1) aan.
De berekening van deze waarde wordt geactiveerd met de eerste impuls van de wieltoe-
rentalsensor en eindigt 3 seconden na de laatste impuls.
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Indicaties TR1, A1 en S1 worden op 0,0 gezet.
Toets kort
indrukken.
Volgende weergavemodus
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Geen functie
Toets kort
indrukken.
Geen functie
7 TACHOMETER 27
7.20 Weergavemodus SPEED/A2 (gemiddelde snelheid 2)
400326-01
Toets zo vaak kort indrukken totdat de indicatie A2 rechtsboven op het display
verschijnt.
A2 (gemiddelde snelheid 2) geeft de gemiddelde snelheid aan op basis van de actuele
snelheid als de chronometer S2 (chronometer 2) loopt.
Info
De weergegeven waarde kan afwijken van de daadwerkelijke gemiddelde snel-
heid als S2 na het rijden niet is gestopt.
Toets kort
indrukken.
Volgende weergavemodus
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Geen functie
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Geen functie
Toets kort
indrukken.
Geen functie
7.21 Weergavemodus SPEED/S1 (chronometer 1)
400327-01
Toets zo vaak kort indrukken totdat de indicatie S1 rechtsboven op het display
verschijnt.
S1 (chronometer 1) geeft de rijtijd weer op basis van TR1 en loopt door als een impuls
wordt ontvangen van de wieltoerentalsensor.
De berekening van deze waarde start met de eerste impuls van de wieltoerentalsensor
en eindigt 3 seconden na de laatste impuls.
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Indicaties TR1, A1 en S1 worden op 0,0 gezet.
Toets kort
indrukken.
Volgende weergavemodus
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Geen functie
Toets kort
indrukken.
Geen functie
7.22 Weergavemodus SPEED/S2 (chronometer 2)
400328-01
Toets zo vaak kort indrukken totdat de indicatie S2 rechtsboven op het display
verschijnt.
S2 (chronometer 2) is een met de hand te bedienen chronometer.
Als S2 op de achtergrond loopt, knippert de indicatie S2 op het display van de tacho-
meter.
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Indicaties S2 en A2 worden op 0,0 gezet.
Toets kort
indrukken.
Volgende weergavemodus
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Geen functie
Toets kort
indrukken.
Start of stopt S2.
7 TACHOMETER 28
7.23 Functieoverzicht
Weergave Toets 2 - 3
seconden indruk-
ken.
Toets kort
indrukken.
Toets 2 - 3
seconden indruk-
ken.
Toets kort
indrukken.
3 - 5 seconden
wachten
10 - 12 secon-
den wachten
Weergavemodus
SPEED/H (rij-uren)
Weergave wis-
selt naar het
setupmenu voor
de tachofunc-
ties.
Volgende weer-
gavemodus
Geen functie Geen functie
Setupmenu Geen functie Activeert de
knipperende
indicatie en
gaat naar de
volgende indica-
tie
Geen functie Deactiveert de
knipperende
indicatie en
gaat naar de
volgende indica-
tie
Wisselt naar de
volgende weer-
gave zonder wij-
zigingen
Setupmenu
start, slaat de
instellingen op
en wisselt naar
H of ODO.
Meeteenheid
instellen
Geen functie Start van de
selectie, acti-
veert de Km/h-
indicatie
Geen functie Activeert Mph
weergave
Wisselt naar de
volgende weer-
gave, wisselt
van de selectie
naar het setup-
menu
Slaat het setup-
menu op en
sluit dit menu
Weergavemodus
SPEED/CLK (tijd)
Weergave wis-
selt naar het
setupmenu voor
de klok.
Volgende weer-
gavemodus
Geen functie Geen functie
Tijd instellen Verhoogt de
waarde
Verhoogt de
waarde
Verlaagt de
waarde
Verlaagt de
waarde
Wisselt naar de
volgende waarde
SETUP-menu
verlaten
Weergavemodus
SPEED/LAP (ronde-
tijd)
De chronome-
ter en rondetijd
worden terugge-
zet.
Volgende weer-
gavemodus
Stopt de klok. Start de klok
of stopt de
lopende
rondetijd, slaat
deze op en de
chronometer
start de
volgende ronde.
Rondetijd opvra-
gen
De chronome-
ter en rondetijd
worden terugge-
zet.
Ronden van 1-
10 selecteren
Geen functie Volgende ronde-
tijd oproepen.
Weergavemodus
SPEED/ODO (odo-
meter)
Geen functie Volgende weer-
gavemodus
Geen functie Geen functie
Weergavemodus
SPEED/TR1 (trip-
master 1)
Indicaties TR1,
A1 en S1 wor-
den op 0,0
gezet.
Volgende weer-
gavemodus
Geen functie Geen functie
Weergavemodus
SPEED/TR2 (trip-
master 2)
Wist waarden
TR2 en A2.
Volgende weer-
gavemodus
Verlaagt waarde
TR2.
Verlaagt waarde
TR2.
TR2 (Tripmaster 2)
instellen
Verhoogt waarde
TR2.
Verhoogt waarde
TR2.
Verlaagt waarde
TR2.
Verlaagt waarde
TR2.
Slaat het setup-
menu op en
sluit dit menu
Weergavemodus
SPEED/A1 (gemid-
delde snelheid 1)
Indicaties TR1,
A1 en S1 wor-
den op 0,0
gezet.
Volgende weer-
gavemodus
Geen functie Geen functie
Weergavemodus
SPEED/A2 (gemid-
delde snelheid 2)
Geen functie Volgende weer-
gavemodus
Geen functie Geen functie
Weergavemodus
SPEED/S1 (chrono-
meter 1)
Indicaties TR1,
A1 en S1 wor-
den op 0,0
gezet.
Volgende weer-
gavemodus
Geen functie Geen functie
7 TACHOMETER 29
Weergave Toets 2 - 3
seconden indruk-
ken.
Toets kort
indrukken.
Toets 2 - 3
seconden indruk-
ken.
Toets kort
indrukken.
3 - 5 seconden
wachten
10 - 12 secon-
den wachten
Weergavemodus
SPEED/S2 (chrono-
meter 2)
Indicaties S2 en
A2 worden op
0,0 gezet.
Volgende weer-
gavemodus
Geen functie Start of stopt
S2.
7.24 Overzicht voorwaarden voor activeerbaarheid
Weergave De motorfiets staat
stil.
Menu activeerbaar
Weergavemodus SPEED/H (rij-uren)
Setupmenu
Meeteenheid instellen
Tijd instellen
Weergavemodus SPEED/LAP (rondetijd)
Rondetijd opvragen
Weergavemodus SPEED/TR1 (tripmaster 1)
Weergavemodus SPEED/TR2 (tripmaster 2)
TR2 (Tripmaster 2) instellen
Weergavemodus SPEED/A1 (gemiddelde snelheid 1)
Weergavemodus SPEED/A2 (gemiddelde snelheid 2)
Weergavemodus SPEED/S1 (chronometer 1)
Weergavemodus SPEED/S2 (chronometer 2)
8 INBEDRIJFNAME 30
8.1 Aanwijzingen voor eerste inbedrijfname
Gevaar
Gevaar voor ongevallenGevaar door onvoldoende rijvaardigheid.
Het voertuig niet gebruiken, wanneer u door consumptie van alcohol, medicijnen of drugs of door lichamelijke of psychi-
sche beperkingen niet in staat bent veilig aan het verkeer deel te nemen.
Waarschuwing
Gevaar voor letselGeen of slechte beschermende kleding vormt een verhoogd risico.
Tijdens het rijden altijd beschermende kleding (helm, laarzen, handschoenen, broek en jack met bescherming) dragen.
Draag altijd beschermende kleding die zich in een goede staat bevindt en voldoet aan de wettelijke voorschriften.
Waarschuwing
Gevaar voor vallenBeperking van het rijgedrag door verschillende bandprofielen aan voor- en achterwiel.
Voor- en achterwiel moeten altijd zijn uitgerust met banden met een gelijksoortig profiel, anders kan de motor oncontroleer-
baar worden.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenKritiek rijgedrag door niet aangepaste rijwijze.
Pas de rijsnelheid aan de toestand van de rijweg en uw rijvaardigheden aan.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenGevaar voor ongevallen door het meenemen van een bijrijder.
Uw voertuig is niet geschikt voor het meenemen van een bijrijder. Neem geen bijrijder mee.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Als het rempedaal niet wordt vrijgegeven slijten de remplaketten ononderbroken. De achterwielrem kan door oververhitting
uitvallen. De voet van het rempedaal nemen, als u niet wilt remmen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenInstabiel rijgedrag.
Het maximale totaalgewicht en asbelasting nooit overschrijden.
Waarschuwing
Gevaar voor diefstalGebruik door onbevoegde personen.
Het voertuig nooit onbeheerd laten staan als de motor draait. Het voertuig tegen onbevoegd gebruik beveiligen.
Info
Houd er bij het gebruik van de motorfiets rekening mee dat andere mensen last kunnen hebben van overmatig lawaai.
Verzeker u ervan dat de afleveringsinspectie is uitgevoerd door een geautoriseerde KTM-garage.
U ontvangt het leveringsdocument en het service- en garantieboekje bij de overdracht van het voertuig.
Lees voordat u voor het eerst gaat rijden de volledige bedieningshandleiding goed door.
Zorg ervoor dat u vertrouwd raakt met de bedieningselementen.
Uitgangspositie van de koppelingshendel instellen. ( pag. 77)
(Alle EXC- modellen)
Vrije slag van de remhendel instellen. ( pag. 79)
(XCW)
Uitgangspositie van de remhendel instellen. ( pag. 79)
Uitgangspositie van het rempedaal instellen. ( pag. 83)
Uitgangspositie van de versnellingshendel instellen. ( pag. 105)
Oefen voordat u een grotere rit gaat maken eerst op een daarvoor geschikt terrein, zodat u gewend raakt aan het besturen van de
motorfiets.
Info
Geadviseerd wordt om bij het rijden op het terrein iemand met een tweede voertuig mee te nemen om elkaar te assisteren.
Probeer ook eens zo langzaam mogelijk en staand te rijden zodat u meer gevoel voor de motorfiets krijgt.
8 INBEDRIJFNAME 31
Maak geen terreinritten die uw vaardigheden en ervaring te boven gaan.
Houd tijdens het rijden het stuur met beide handen vast en laat uw voeten op de voetsteunen rusten.
Als u bagage meeneemt moet deze veilig worden vastgezet, zo veel mogelijk in het midden van het voertuig en het gewicht moet
gelijkmatig zijn verdeeld over het voor- en achterwiel.
Info
Motorfietsen zijn gevoelig voor veranderingen in de gewichtsverdeling.
Het maximaal toegestane totaalgewicht en de maximaal toegestane aslasten aanhouden.
Voorgeschreven waarde
Maximaal toegestaan totaalgewicht 335 kg
Maximale asbelasting voor 145 kg
Maximale asbelasting achter 190 kg
Spaakspanning controleren. ( pag. 91)
Info
De spaakspanning moet na een half uur rijden worden gecontroleerd.
Motor inrijden. ( pag. 31)
8.2 Motor inrijden
Tijdens de inrijperiode het aangegeven motortoerental en motorvermogen niet overschrijden.
Voorgeschreven waarde
Maximaal motortoerental
Tijdens het eerste rij-uur 7.000 1/min
Maximaal motorvermogen
Tijdens de eerste 3 rij-uren 75 %
Vol gas geven vermijden!
8.3 Voertuig voorbereiden op zwaardere gebruiksomstandigheden
Info
Wanneer het voertuig onder zwaardere omstandigheden wordt gebruikt zoals op zand of op een nat of modderig traject/terrein,
kunnen componenten zoals aandrijving, remsystemen of veringscomponenten duidelijk sneller verslijten. Daarom kan het nodig
zijn onderdelen reeds voor het bereiken van de volgende service-interval te controleren of te vervangen.
Luchtfilter en luchtfilterbak reinigen. ( pag. 65)
Info
Luchtfilter om de ca. 30 minuten controleren.
Luchtfilterbak afdichten. ( pag. 66)
Rubberen stuurcovers vastzetten. ( pag. 77)
Elektrische stekkers controleren op vocht en roest. Controleren of ze goed vastzitten.
» Als ze vochtig, verroest of beschadigd zijn:
Stekker reinigen en drogen, indien nodig vervangen.
Zwaardere gebruiksomstandigheden zijn:
Rijden op droog zand. ( pag. 32)
Rijden op nat zand. ( pag. 32)
Rijden op nat en modderig circuit. ( pag. 33)
Rijden bij hoge temperatuur en langzaam rijden. ( pag. 33)
Rijden bij lage temperatuur of sneeuw. ( pag. 33)
8 INBEDRIJFNAME 32
8.4 Voorbereidingen voor rijden op droog zand
M00999-01
Stofbescherming voor luchtfilter monteren.
Stofbescherming voor luchtfilter (77206920100)
Info
KTM PowerParts montagehandleiding in acht nemen.
M01000-01
Zandbescherming voor luchtfilter monteren.
Zandbescherming voor luchtfilter (59006922000)
Info
KTM PowerParts montagehandleiding in acht nemen.
600868-01
Ketting reinigen.
Kettingreinigingsmiddel ( pag. 127)
Staalkettingwiel monteren.
Tip
Ketting niet smeren.
Radiateurlamellen reinigen.
Verbogen radiateurlamellen voorzichtig uitlijnen.
8.5 Voorbereidingen voor rijden op nat zand
M01001-01
Waterbescherming voor luchtfilter monteren.
Waterbescherming voor luchtfilter (77206921100)
Info
KTM PowerParts montagehandleiding in acht nemen.
600868-01
Ketting reinigen.
Kettingreinigingsmiddel ( pag. 127)
Staalkettingwiel monteren.
Tip
Ketting niet smeren.
Radiateurlamellen reinigen.
Verbogen radiateurlamellen voorzichtig uitlijnen.
8 INBEDRIJFNAME 33
8.6 Voorbereidingen voor rijden op nat en modderig circuit
M01001-01
Waterbescherming voor luchtfilter monteren.
Waterbescherming voor luchtfilter (77206921100)
Info
KTM PowerParts montagehandleiding in acht nemen.
600868-01
Staalkettingwiel monteren.
Motorfiets reinigen. ( pag. 111)
Verbogen radiateurlamellen voorzichtig uitlijnen.
8.7 Voorbereidingen voor rijden bij hoge temperatuur en langzaam rijden
600868-01
Secundaire overbrenging aanpassen aan het circuit.
Info
De motorolie wordt snel heet, als de koppeling wegens een te lange secun-
daire overbrenging vaak moet worden bediend.
Ketting reinigen.
Kettingreinigingsmiddel ( pag. 127)
Radiateurlamellen reinigen.
Verbogen radiateurlamellen voorzichtig uitlijnen.
Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 101)
8.8 Voorbereiden op rijden bij lage temperatuur of sneeuw
M01001-01
Waterbescherming voor luchtfilter monteren.
Waterbescherming voor luchtfilter (77206921100)
Info
KTM PowerParts montagehandleiding in acht nemen.
9 RIJ-INSTRUCTIES 34
9.1 Controle en onderhoud voor iedere inbedrijfname
Info
Voordat u gaat rijden controleren of het voertuig in een goede staat is en of er veilig mee kan worden gereden.
Tijdens het rijden moet het voertuig technisch in een onberispelijke staat zijn.
Motoroliepeil controleren. ( pag. 107)
Elektrische installatie controleren.
Remvloeistofpeil van de voorwielrem controleren. ( pag. 80)
Remvloeistofpeil van de achterwielrem controleren. ( pag. 84)
Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 81)
Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 85)
De werking van het remsysteem controleren.
Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 101)
Vervuiling van de ketting controleren. ( pag. 72)
Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en kettinggeleiding controleren. ( pag. 74)
Kettingspanning controleren. ( pag. 73)
Toestand van de banden controleren. ( pag. 90)
Bandenspanning controleren. ( pag. 91)
Spaakspanning controleren. ( pag. 91)
Vuilschrapers van de vorkpoten reinigen. ( pag. 51)
Vorkpoten ontluchten. ( pag. 50)
Luchtfilter controleren.
Instelling en bedieningsgemak van alle bedieningselementen controleren.
Alle schroeven, moeren en slangklemmen regelmatig op goed vastzitten controleren.
Brandstofvoorraad controleren.
9.2 Starten
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg hebben.
Als u de motor laat draaien moet u altijd voor voldoende ventilatie zorgen, de motor niet in een gesloten ruimte starten of
laten draaien zonder een geschikte afzuiginstallatie.
Aanwijzing
Beschadiging aan de motorHoge toerentallen bij koude motor hebben een negatief effect op de levensduur van de motor.
Motor altijd met een laag toerental warmrijden.
401944-10
Motorfiets van zijstandaard
nemen en de zijstandaard met de rubberband
vastzetten.
Versnelling in vrij schakelen.
(EXC AU)
Noodstopschakelaar in de stand schakelen.
Voorwaarde
Omgevingstemperatuur: < 20 °C
Regelschroef stationair toerental tot de aanslag uittrekken.
400733-01
E-starterknop indrukken of de kickstarter helemaal en krachtig intrappen.
Info
E-starterknop maximaal 5 seconden indrukken. Ten minste 5 seconden
wachten tot de volgende startpoging.
Tijdens het starten brandt het FI waarschuwingslampje kort voor een functie-
controle.
9 RIJ-INSTRUCTIES 35
9.3 Beginnen met rijden
Info
Bij voertuigen met lichtinstallatie moet u voordat u gaat rijden het licht inschakelen. U wordt dan eerder gezien door de andere
verkeersdeelnemers.
Tijdens het rijden moet de zijstandaard worden opgeklapt en met de rubberband worden geborgd.
Koppelingshendel trekken, in de 1e versnelling zetten, koppelingshendel langzaam vrijgeven en gelijktijdig voorzichtig gas geven.
9.4 Schakelen, rijden
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTerugschakelen bij hoog motortoerental leidt tot blokkeren van het achterwiel.
Niet bij hoog motortoerental terugschakelen naar een lagere versnelling. De motor wordt overbelast en het achterwiel kan
blokkeren.
Info
Als tijdens het rijden ongewone geluiden optreden, meteen stoppen, motor uitzetten en contact opnemen met een geautori-
seerde KTM-garage.
De 1e versnelling is de start- of bergversnelling.
Als de verhoudingen het toestaan (helling, rijsituatie) kunt u naar een hogere versnelling schakelen. Daarvoor gelijktijdig koppe-
lingshendel trekken, naar de volgende versnelling schakelen, koppelingshendel vrijgeven en gas geven.
Nadat met een volledig opengedraaide gashendel de maximale snelheid is bereikt, moet u deze op ¾ gas terugdraaien. De snel-
heid verlaagt nauwelijks, maar er wordt aanmerkelijk minder brandstof verbruikt.
Geef altijd slechts zoveel gas als de motor op dat moment kan verwerken abrupt opendraaien van de gashendel verhoogt het ver-
bruik.
Voor het terugschakelen de remmen en tegelijkertijd gas terugnemen.
Koppelingshendel trekken en naar een lagere versnelling schakelen, koppelingshendel langzaam vrijgeven en gas geven resp. nog
een keer schakelen.
De motor uitzetten als het voertuig langere tijd stationair draait of stilstaat.
Voorgeschreven waarde
2 min
Frequent en langdurig slepen van de koppeling vermijden. Daardoor verhit de motorolie, de motor en het koelsysteem.
Met een lager toerental rijden in plaats van met een hoger toerental en een slepende koppeling.
9.5 Afremmen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe sterk afremmen leidt tot blokkering van de wielen.
De wijze van remmen aanpassen aan de rijsituatie en rijwegsituatie.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door poreus drukpunt van de voor- en/of achterwielrem.
Remsysteem controleren, niet doorrijden. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door nat of vervuild remsysteem.
Vervuild of nat remsysteem voorzichtig schoon- resp. droogremmen.
Op een zandige, natte of gladde ondergrond moet overwegend de achterwielrem worden gebruikt.
Het remmen moet altijd voor begin van de bocht zijn afgerond. Schakel daarbij ook naar een lagere versnelling afhankelijk van de
snelheid.
Gebruik bij langdurig bergaf rijden de remwerking van de motor. Schakel daarvoor een of twee versnellingen terug, maar overbelast
de motor niet. Zo hoeft u veel minder te remmen en raakt het remsysteem niet oververhit.
9 RIJ-INSTRUCTIES 36
9.6 Stoppen, parkeren
Waarschuwing
Gevaar voor diefstalGebruik door onbevoegde personen.
Het voertuig nooit onbeheerd laten staan als de motor draait. Het voertuig tegen onbevoegd gebruik beveiligen.
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingSommige onderdelen van het voertuig worden tijdens het rijden zeer heet.
Hete onderdelen zoals uitlaatsysteem, radiateur, motor, schokdempers en remsysteem niet aanraken. De onderdelen eerst
laten afkoelen voordat u met werkzaamheden aan deze onderdelen begint.
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen en/of omvallen.
Het voertuig altijd op een vaste en egale ondergrond plaatsen.
Aanwijzing
Gevaar voor brandSommige onderdelen van de motorfiets worden bij gebruik van de motorfiets zeer heet.
Voertuig niet op plaatsen laten staan met licht brandbare en/of ontvlambare materialen. Geen voorwerpen over het warme voertuig
leggen. Het voertuig altijd eerst laten afkoelen.
Aanwijzing
Schade aan materiaalBeschadiging en vernietiging van componenten door overmatige belasting.
De zijstandaard is alleen geschikt voor het gewicht van de motorfiets. Ga niet op de motorfiets zitten wanneer deze op de zijstan-
daard staat. De zijstandaard of het frame kunnen beschadigen en de motorfiets kan omvallen.
Motorfiets afremmen.
Versnelling in vrij schakelen.
(Alle EXC- modellen)
Stopknop bij stationair toerental van de motor indrukken, totdat de motor stilstaat.
(XCW)
Stopknop bij stationair toerental van de motor indrukken, totdat de motor stilstaat.
Motorfiets op vaste ondergrond parkeren.
9.7 Transport
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen en/of omvallen.
Het voertuig altijd op een vaste en egale ondergrond plaatsen.
Aanwijzing
Gevaar voor brandSommige onderdelen van de motorfiets worden bij gebruik van de motorfiets zeer heet.
Voertuig niet op plaatsen laten staan met licht brandbare en/of ontvlambare materialen. Geen voorwerpen over het warme voertuig
leggen. Het voertuig altijd eerst laten afkoelen.
401475-01
Motor uitzetten.
Motorfiets met spanriemen of andere geschikte bevestigingsmiddelen beveiligen
tegen omvallen en wegrollen.
9 RIJ-INSTRUCTIES 37
9.8 Brandstof tanken
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
Tank het voertuig nooit in de buurt van open vuur of brandende sigaretten en schakel de motor bij het tanken altijd uit.
Let er vooral op dat er geen brandstof wordt gemorst op de hete onderdelen van het voertuig. Gemorste brandstof meteen
afvegen.
Als de brandstof wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uitstromen als de tank te vol zit. Aanwijzingen
voor het tanken van brandstof in acht nemen.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Erop letten dat brandstof niet in aanraking komt met de huid, ogen en kleding. Adem brandstofdampen niet in. Bij contact
met de ogen meteen met water spoelen en een arts raadplegen. Verontreinigde huid meteen reinigen met water en zeep.
Als brandstof is ingeslikt meteen een arts raadplegen. Met brandstof verontreinigde kleding wisselen.
Aanwijzing
Schade aan materiaalVoortijdige slijtage van het brandstoffilter.
In enkele landen en regio's kan het voorkomen, dat de beschikbare brandstof niet voldoende kwaliteit of zuiverheid heeft. Dit leidt
tot problemen in het brandstofsysteem. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Alleen zuivere brandstof tanken, die voldoet aan de aangegeven norm.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
Motor parkeren.
Tankdop openen. ( pag. 16)
401226-10
Brandstoftank met brandstof vullen tot maximaal maat
.
Voorgeschreven waarde
Maat
35 mm
Brandstoftankin-
houd totaal ca.
(Alle EXC- model-
len)
9 l Brandstof super loodvrij (ROZ 95)
( pag. 125)
Brandstoftankin-
houd totaal ca.
(XCW)
8,5 l Brandstof super loodvrij (ROZ 95)
( pag. 125)
Tankdop sluiten. ( pag. 17)
10 SERVICESCHEMA 38
10.1 Serviceschema
om de 30 rij-uren / na iedere race
om de 15 rij-uren
eenmalig na 1 rij-uur
Foutengeheugen met KTM-diagnosetool uitlezen.
Werking van de elektrische installatie controleren.
Accu controleren en laden.
Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 81)
Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 85)
Remschijven controleren. ( pag. 80)
Remkabels controleren op beschadiging en lekkage.
Remvloeistofpeil van de achterwielrem controleren. ( pag. 84)
Vrije slag van het rempedaal controleren. ( pag. 83)
Frame en achterbrug controleren.
Achterbrugophanging controleren.
Zwenklager aan schokdemper boven en onder controleren.
Toestand van de banden controleren. ( pag. 90)
Bandenspanning controleren. ( pag. 91)
Wiellager op speling controleren.
Wielnaven controleren.
Velgslag controleren.
Spaakspanning controleren. ( pag. 91)
Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en kettinggeleiding controleren. ( pag. 74)
Kettingspanning controleren. ( pag. 73)
Alle bewegende onderdelen (bijv. zijstandaard, hendels, ketting, ...) smeren en controleren of ze gemakkelijk bewe-
gen.
Vloeistofpeil van de hydraulische koppeling controleren/corrigeren. ( pag. 77)
Remvloeistofpeil van de voorwielrem controleren. ( pag. 80)
Vrije slag van de remhendel controleren. ( pag. 79)
Speling balhoofdlager controleren. ( pag. 60)
Klepspeling controleren.
Koppeling controleren.
Motorolie verversen, oliefilter vervangen en oliezeven reinigen. ( pag. 108)
Alle slangen (bijv. brandstof, radiateur, ontluchting, aftapslangen, ...) en manchetten controleren op scheuren,
dichtheid en correcte legging.
Antivries en koelmiddelpeil controleren. ( pag. 101)
Kabels controleren op beschadiging en knikvrije legging.
Bowdenkabels controleren op beschadiging, knikvrije legging en instelling.
Luchtfilter en luchtfilterbak reinigen.
Glasvezelvulling van einddemper vervangen. ( pag. 68)
Controleren of de schroeven en moeren goed vastzitten.
Koplampstand controleren. ( pag. 99)
Brandstofzeef vervangen. ( pag. 107)
Brandstofdruk controleren.
Stationair toerental instellen. ( pag. 105)
Controleren of de radiateurventilator werkt.
Eindcontrole: controleren of het voertuig verkeersveilig is en een proefrit maken.
Na proefrit foutengeheugen met KTM-diagnosetool uitlezen.
Service op KTM Dealer.net invoeren en noteren in het service- en garantieboekje.
Eenmalig interval
10 SERVICESCHEMA 39
Periodiek interval
10.2 Servicewerkzaamheden (als aanvullende opdracht)
jaarlijks
om de 135 rij-uren / om de 70 rij-uren na gebruik voor sportdoeleinden
om de 45 rij-uren
Eenmalig na 15 rij-uren
Remvloeistof van de voorwielrem verversen.
Remvloeistof van de achterwielrem verversen.
Vloeistof van de hydraulische koppeling verversen. ( pag. 78)
Balhoofdlager smeren. ( pag. 62)
Spark-arrestor reinigen. (XCW) ( pag. 67)
Voorvorkservice uitvoeren. (EXC EU/AU, XCW)
Voorvorkservice uitvoeren. (EXC Six Days)
Schokdemperservice uitvoeren.
Bougie en bougiedop vervangen.
Zuigers vervangen.
Cilinder controleren/opmeten.
Cilinderkop controleren.
Kleppen, klepveren en klepveersteunen vervangen.
Nokkenas en nokvolger controleren.
Drijfstang, drijfstanglager en kruktap vervangen.
Aandrijving en versnelling controleren.
Oliedrukregelklep controleren.
Oliepompen en smeersysteem controleren.
Distributie controleren.
Alle motorlagers vervangen.
Eenmalig interval
Periodiek interval
11 CHASSIS AFSTELLEN 40
11.1 Basisinstelling chassis voor bestuurdersgewicht controleren
Info
Voor de basisinstelling van het chassis eerst de schokdemper en daarna de voorvork instellen.
401030-01
Om optimale rijeigenschappen van de motorfiets te bereiken en om beschadiging
aan voorvork, schokdemper, achterbrug en frame te voorkomen moeten de basisin-
stelling en veringscomponenten passen bij het gewicht van de bestuurder.
KTM offroad-motorfietsen zijn in de leveringstoestand ingesteld op een standaard
gewicht van een bestuurder (met complete veiligheidskleding).
Voorgeschreven waarde
Standaard rijgewicht 75… 85 kg
Als het gewicht van de bestuurder buiten dit bereik ligt moet de basisinstelling van
de veringscomponenten worden aangepast.
Kleine afwijkingen van het gewicht kunnen door het wijzigen van de veervoorspan-
ning worden gecompenseerd, bij grotere afwijkingen moet een aangepaste vering
worden gemonteerd.
11.2 Ingaande demping schokdemper
De ingaande demping van de schokdemper is verdeeld in twee bereiken, high speed en low speed.
High- en low speed hebben betrekking op de snelheid waarmee het achterwiel inveert en niet op de rijsnelheid.
De high speed-instelling is van invloed op de landing na een sprong. Het achterwiel veert daarbij snel in.
De low speed-instelling is van invloed op het rijden over lange hobbels op de ondergrond. Het achterwiel veert daarbij langzaam in.
De beide bereiken kunnen apart worden ingesteld, de overgang tussen high en low speed is echter vloeiend. Daarom zijn wijzigingen in
het high speed-bereik van de ingaande demping ook van invloed op het low speed-bereik en omgekeerd.
11.3 Ingaande demping low speed voor schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor ongevallenHet demonteren van onder druk staande onderdelen kan letsel veroorzaken.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof. Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
Info
De low speed-instelling toont haar werking bij het langzaam tot normaal inveren van de schokdemper.
K00065-10
Stelschroef
met een schroevendraaier met de klok mee draaien tot de laatste
voelbare klik.
Info
Schroef
niet losdraaien!
Afhankelijk van het schokdempertype een aantal klikken tegen de klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Ingaande demping low speed
Comfort 25 klikken
Standaard 20 klikken
Sport 15 klikken
11 CHASSIS AFSTELLEN 41
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien tegen de klok in ver-
laagt de demping.
11.4 Ingaande demping high speed voor schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor ongevallenHet demonteren van onder druk staande onderdelen kan letsel veroorzaken.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof. Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
Info
De high speed-instelling toont haar werking bij het snel inveren van de schokdemper.
K00065-11
Stelschroef
met een dopsleutel met de klok mee draaien tot de aanslag.
Info
Schroef
niet losdraaien!
Afhankelijk van het schokdempertype een aantal slagen tegen de klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Ingaande demping high speed
Comfort 2 omw
Standaard 1,5 omw
Sport 1,25 omw
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien tegen de klok in ver-
laagt de demping bij het inveren.
11.5 Uitgaande demping schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor ongevallenHet demonteren van onder druk staande onderdelen kan letsel veroorzaken.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof. Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
K00066-10
Stelschroef
met de klok mee draaien tot de laatste voelbare klik.
Info
Schroef
niet losdraaien!
Afhankelijk van het schokdempertype een aantal klikken tegen de klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Uitgaande demping
Comfort 28 klikken
Standaard 24 klikken
Sport 22 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien tegen de klok in ver-
laagt de demping bij het uitveren.
11 CHASSIS AFSTELLEN 42
11.6 Maat achterwiel zonder belasting bepalen
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 50)
400988-10
Hoofdwerk
Een zoveel mogelijk loodrechte afstand tussen de achteras en een vast punt meten,
bijv. een markering aan de zijbekleding.
Waarde als maat
noteren.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 50)
11.7 Statische veerweg schokdemper controleren
400989-10
Maat
achterwiel zonder belasting bepalen. ( pag. 42)
De motorfiets met behulp van iemand die assisteert rechtop houden.
Opnieuw de afstand meten tussen de achteras en het vaste punt.
Waarde als maat
noteren.
Info
De statische veerweg is het verschil tussen maat
en
.
Statische veerweg controleren.
Statische veerweg 33… 35 mm
» Als de statische veerweg kleiner of groter is dan de aangegeven maat:
Veervoorspanning van de schokdemper instellen. ( pag. 43)
11.8 Dynamische veerweg schokdemper controleren
400990-10
Maat
achterwiel zonder belasting bepalen. ( pag. 42)
Met behulp van een persoon, die de motorfiets vasthoudt, gaat de bestuurder met
volledige veiligheidskleding in een normale zitpositie (voeten op de voetsteunen) op
de motorfiets zitten en beweegt enkele keren op en neer.
De achterwielophanging slingert zo in de juiste positie.
Een andere persoon meet nu opnieuw de afstand tussen de achteras en het vaste
punt.
Waarde als maat
noteren.
Info
De dynamische veerweg is het verschil tussen maat
en
.
Dynamische veerweg controleren.
Dynamische veerweg 105… 115 mm
» Als de dynamische veerweg afwijkt van de aangegeven maat:
Dynamische veerweg instellen. ( pag. 43)
11 CHASSIS AFSTELLEN 43
11.9 Veervoorspanning schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor ongevallenHet demonteren van onder druk staande onderdelen kan letsel veroorzaken.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof. Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
Info
Voordat u de veervoorspanning wijzigt moet u de momentele instelling noteren - bijv. de veerlengte meten.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 50)
Schokdemper demonteren. ( pag. 63)
Schokdemper in gedemonteerde toestand grondig reinigen.
401026-10
Hoofdwerk
Schroef
losdraaien.
Stelring
draaien tot de veer volledig ontspannen is.
Haaksleutel (T106S)
Totale veerlengte in ontspannen toestand meten.
Veer door het draaien van de stelring
op de aangegeven maat
spannen.
Voorgeschreven waarde
Veervoorspanning
Comfort 9 mm
Standaard 9 mm
Sport 9 mm
Info
Afhankelijk van de statische of dynamische veerweg kan een hogere of
lagere veervoorspanning nodig zijn.
Schroef
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef stelring schokdemper M5 5 Nm
Nawerk
Schokdemper monteren. ( pag. 63)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 50)
11.10 Dynamische veerweg instellen
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 50)
Schokdemper demonteren. ( pag. 63)
Schokdemper in gedemonteerde toestand grondig reinigen.
B00292-10
Hoofdwerk
Een passende veer kiezen en monteren.
Voorgeschreven waarde
Veerconstante
Gewicht bestuurder: 65 75 kg 69 N/mm
Gewicht bestuurder: 75 85 kg 72 N/mm
Gewicht bestuurder: 85 95 kg 76 N/mm
Info
De veerconstante staat vermeld op de buitenkant van de veer.
Kleine afwijkingen in gewicht kunnen door het wijzigen van de veervoor-
spanning worden gecompenseerd.
11 CHASSIS AFSTELLEN 44
Nawerk
Schokdemper monteren. ( pag. 63)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 50)
Statische veerweg van de schokdemper controleren. ( pag. 42)
Dynamische veerweg van de schokdemper controleren. ( pag. 42)
Uitgaande demping van de schokdemper instellen. ( pag. 41)
11.11 Basisinstelling voorvork controleren
Info
Bij de voorvork kan om verschillende redenen geen exacte dynamische veerweg worden vastgelegd.
401000-01
Kleinere afwijkingen van het bestuurdersgewicht kunnen net als bij de schokdem-
per door de veervoorspanning worden gecompenseerd.
Als de voorvork echter vaker doorslaat (harde eindaanslag bij het inveren) moeten
beslist hardere vorkveren worden gemonteerd om beschadiging aan voorvork en
frame te voorkomen.
11.12 Ingaande demping voorvork instellen
Info
De hydraulische ingaande demping bepaalt het gedrag bij het inveren van de voorvork.
402496-10
(EXC EU/AU, XCW)
Beschermkappen
verwijderen.
Stelschroeven
met de klok mee draaien tot de aanslag.
Info
De stelschroeven
bevinden zich aan het onderste uiteinde van de
vorkpoten.
De instelling van beide vorkpoten moet gelijk zijn.
Afhankelijk van het voorvorktype een aantal klikken tegen de klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Ingaande demping
Comfort 22 klikken
Standaard 20 klikken
Sport 18 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien tegen de klok in
verlaagt de demping bij het inveren.
Beschermkappen
monteren.
B01206-11
(EXC Six Days)
Witte stelschroef
tot de aanslag met de klok mee draaien.
Info
De stelschroef
bevindt zich aan het bovenste uiteinde van de linker
voorpoot.
De ingaande demping bevindt zich aan de linker vorkpoot COMP
(witte stelschroef). De uitgaande demping bevindt zich aan rechter
vorkpoot REB (rode stelschroef).
11 CHASSIS AFSTELLEN 45
Afhankelijk van het voorvorktype een aantal klikken tegen de klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Ingaande demping
Comfort 14 klikken
Standaard 12 klikken
Sport 10 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien tegen de klok in
verlaagt de demping bij het inveren.
11.13 Uitgaande demping voorvork instellen
Info
De hydraulische uitgaande demping bepaalt het gedrag bij het uitveren van de voorvork.
K00067-10
(EXC EU/AU)
Stelschroeven
met de klok mee draaien tot de aanslag.
Info
De stelschroeven
bevinden zich aan het bovenste uiteinde van de
vorkpoten.
De instelling van beide vorkpoten moet gelijk zijn.
Afhankelijk van het voorvorktype een aantal klikken tegen de klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Uitgaande demping
Comfort 20 klikken
Standaard 18 klikken
Sport 16 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien tegen de klok in
verlaagt de demping bij het uitveren.
M01002-10
(XCW)
Stelschroeven
met de klok mee draaien tot de aanslag.
Info
De stelschroeven
bevinden zich aan het bovenste uiteinde van de
vorkpoten.
De instelling van beide vorkpoten moet gelijk zijn.
Afhankelijk van het voorvorktype een aantal klikken tegen de klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Uitgaande demping
Comfort 20 klikken
Standaard 18 klikken
Sport 16 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien tegen de klok in
verlaagt de demping bij het uitveren.
11 CHASSIS AFSTELLEN 46
B01207-11
(EXC Six Days)
Rode stelschroef
tot de aanslag met de klok mee draaien.
Info
De stelschroef
bevindt zich aan het bovenste uiteinde van de rechter
voorpoot.
De uitgaande demping bevindt zich aan rechter vorkpoot REB (rode
stelschroef). De ingaande demping bevindt zich aan de linker
vorkpoot COMP (witte stelschroef).
Afhankelijk van het voorvorktype een aantal klikken tegen de klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Uitgaande demping
Comfort 14 klikken
Standaard 12 klikken
Sport 10 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien tegen de klok in
verlaagt de demping bij het uitveren.
11.14 Veervoorspanning voorvork instellen (EXC EU/AU, XCW)
K00068-01
(EXC EU/AU)
Stelschroeven tot de aanslag tegen de klok in draaien.
Info
De instelling van beide vorkpoten moet gelijk zijn.
Afhankelijk van het voorvorktype een aantal slagen met de klok mee draaien.
Voorgeschreven waarde
Veervoorspanning - Preload Adjuster
Comfort 0 omw
Standaard 0 omw
Sport 1 omw
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de veervoorspanning, draaien tegen
de klok in verlaagt de veervoorspanning.
Het instellen van de veervoorspanning heeft geen invloed op de instel-
ling van de uitgaande demping.
Toch moet bij een verhoging van de veervoorspanning altijd ook de uit-
gaande demping worden verhoogd.
K00139-01
(XCW)
Stelschroeven tot de aanslag tegen de klok in draaien.
Info
De instelling van beide vorkpoten moet gelijk zijn.
Afhankelijk van het voorvorktype een aantal slagen met de klok mee draaien.
Voorgeschreven waarde
Veervoorspanning - Preload Adjuster
Comfort 0 omw
Standaard 0 omw
Sport 1 omw
11 CHASSIS AFSTELLEN 47
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de veervoorspanning, draaien tegen
de klok in verlaagt de veervoorspanning.
Het instellen van de veervoorspanning heeft geen invloed op de instel-
ling van de uitgaande demping.
Toch moet bij een verhoging van de veervoorspanning altijd ook de uit-
gaande demping worden verhoogd.
11.15 Stuurpositie
M00987-10
(Alle EXC- modellen)
Op de bovenste kroonplaat bevinden zich 2 boringen op een afstand
van elkaar.
Afstand boringen
15 mm
De boringen op de stuuradapters zijn op een afstand
van het midden geplaatst.
Afstand boringen
3,5 mm
De stuuradapters kunnen in 4 verschillende standen worden gemonteerd.
M00993-10
(XCW)
Op de bovenste kroonplaat bevinden zich 2 boringen op een afstand
van elkaar.
Afstand boringen
15 mm
De boringen op de stuuradapters zijn op een afstand
van het midden geplaatst.
Afstand boringen
3,5 mm
De stuuradapters kunnen in 4 verschillende standen worden gemonteerd.
11 CHASSIS AFSTELLEN 48
11.16 Stuurstand instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenGebroken stuur.
Als het stuur wordt gebogen of uitgelijnd, treedt er materiaalmoeheid op en kan het stuur breken. Stuur altijd vervangen.
M00987-11
(Alle EXC- modellen)
Schroeven
verwijderen. Stuurplaten verwijderen. Stuur verwijderen en opzij
leggen.
Info
Componenten door afdekken tegen beschadiging beschermen.
Kabels en leidingen niet knikken.
Schroeven
verwijderen. Stuuradapters verwijderen.
Stuuradapters in de gewenste stand zetten. Schroeven
monteren en vast-
draaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef stuuradapter M10 40 Nm Loctite
®
243™
Info
Stuuradapters links en rechts gelijkmatig positioneren.
Stuur positioneren.
Info
Erop letten dat de kabels en leidingen correct worden gelegd.
Stuurplaten positioneren. Schroeven
monteren en gelijkmatig vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef stuurklemmen M8 20 Nm
Info
Erop letten dat de spleten even groot zijn.
M00993-11
(XCW)
Schroeven
verwijderen. Stuurplaten verwijderen. Stuur verwijderen en opzij
leggen.
Info
Componenten door afdekken tegen beschadiging beschermen.
Kabels en leidingen niet knikken.
Schroeven
verwijderen. Stuuradapters verwijderen.
Stuuradapters in de gewenste stand zetten. Schroeven
monteren en vast-
draaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef stuuradapter M10 40 Nm Loctite
®
243™
Info
Stuuradapters links en rechts gelijkmatig positioneren.
Stuur positioneren.
Info
Erop letten dat de kabels en leidingen correct worden gelegd.
Stuurplaten positioneren. Schroeven
monteren en gelijkmatig vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef stuurklemmen M8 20 Nm
11 CHASSIS AFSTELLEN 49
Info
Erop letten dat de spleten even groot zijn.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 50
12.1 Motorfiets met hefbok opkrikken
401942-01
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen en/of omvallen.
Het voertuig altijd op een vaste en egale ondergrond plaatsen.
Motorfiets bij frame onder de motor opkrikken.
Hefbok (78129955100)
Beide wielen hebben geen contact met de bodem.
Motorfiets beveiligen tegen omvallen.
12.2 Motorfiets van hefbok nemen
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen en/of omvallen.
Het voertuig altijd op een vaste en egale ondergrond plaatsen.
401943-10
Motorfiets van hefbok nemen.
Hefbok verwijderen.
Voor het parkeren van de motorfiets de zijstandaard
met de voet tot de bodem
uitklappen en belasten met de motorfiets.
Info
Tijdens het rijden moet de zijstandaard worden opgeklapt en met de rubber-
band worden vastgezet.
12.3 Vorkpoten ontluchten
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 50)
K00069-10
Hoofdwerk
(EXC EU/AU)
Ontluchtingsschroeven
losdraaien.
Als de druk te hoog is, dan verdwijnt de overtollige druk uit de binnen-
ruimte van de voorvork.
Ontluchtingsschroeven vastdraaien.
M00988-11
(XCW)
Ontluchtingsschroeven
losdraaien.
Als de druk te hoog is, dan verdwijnt de overtollige druk uit de binnen-
ruimte van de voorvork.
Ontluchtingsschroeven vastdraaien.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 51
S00636-10
(EXC Six Days)
Ontluchtingsschroeven
losdraaien.
Als de druk te hoog is, dan verdwijnt de overtollige druk uit de binnen-
ruimte van de voorvork.
Ontluchtingsschroeven vastdraaien.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 50)
12.4 Vuilschrapers vorkpoten reinigen
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 50)
Voorvorkprotector demonteren. ( pag. 54)
K00070-10
Hoofdwerk
Vuilschraper
van beide vorkpoten omlaag schuiven.
Info
De vuilschrapers schrapen stof en grof vuil van de binnenpoot af. In de loop
van de tijd kan er vuil achter te vuilschrapers terechtkomen. Als deze ver-
vuiling niet wordt verwijderd, kunnen de daarachter liggende oliekeerringen
gaan lekken.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door olie of vet op de rem-
schijven.
Remschijven beslist olie- en vetvrij houden en indien nodig reinigen met
een remmenreiniger.
Vuilschraper en de binnenpoot van de voorvork aan beide vorkpoten reinigen en
smeren met olie.
Universele oliespray ( pag. 128)
Vuilschrapers terugduwen in de montagepositie.
Overtollige olie verwijderen.
Nawerk
Voorvorkprotector monteren. ( pag. 54)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 50)
12.5 Vorkpoten demonteren
Voorwerk
Koplampkap met koplamp demonteren. ( pag. 96)
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 50)
Voorwiel demonteren. ( pag. 88)
K00085-10
Hoofdwerk
Schroeven
verwijderen en klem verwijderen.
Kabelbinder verwijderen.
Schroeven
verwijderen en remklauw verwijderen.
Remklauw met remkabel spanningsloos opzij hangen.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 52
K00086-10
(EXC EU/AU)
Schroeven
losdraaien. Vorkpoot links verwijderen.
Schroeven
losdraaien. Vorkpoot rechts verwijderen.
M00991-10
(XCW)
Schroeven
losdraaien. Vorkpoot links verwijderen.
Schroeven
losdraaien. Vorkpoot rechts verwijderen.
M00138-10
(EXC Six Days)
Schroeven
losdraaien. Vorkpoot links verwijderen.
Schroeven
losdraaien. Vorkpoot rechts verwijderen.
12.6 Vorkpoten monteren
M00984-10
Hoofdwerk
(EXC EU/AU)
Vorkpoten positioneren.
De ontluchtingsschroeven
zijn naar voren gepositioneerd.
Info
Aan het bovenste einde van de vorkpoten zijn aan de zijkant groeven
ingefreesd. De tweede ingefreesde groef (van boven) moet door de
bovenkant van de bovenste kroonplaat worden afgesloten.
K00086-11
Schroeven
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste kroonplaat M8 17 Nm
Schroeven
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef onderste kroonplaat M8 15 Nm
K00088-10
Remklauw positioneren en schroeven
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remklauw voor M8 25 Nm Loctite
®
243™
Kabelbinder monteren.
Remkabel, kabelboom en klem positioneren. Schroeven
monteren en vast-
draaien.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 53
M00992-10
(XCW)
Vorkpoten positioneren.
De ontluchtingsschroeven
zijn naar voren gepositioneerd.
Info
Aan het bovenste einde van de vorkpoten zijn aan de zijkant groeven
ingefreesd. De tweede ingefreesde groef (van boven) moet door de
bovenkant van de bovenste kroonplaat worden afgesloten.
M00991-11
Schroeven
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste kroonplaat M8 20 Nm
Schroeven
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste kroonplaat M8 15 Nm
K00088-10
Remklauw positioneren en schroeven
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remklauw voor M8 25 Nm Loctite
®
243™
Kabelbinder monteren.
Remkabel, kabelboom en klem positioneren. Schroeven
monteren en vast-
draaien.
M00137-10
(EXC Six Days)
Vorkpoten positioneren.
De ontluchtingsschroeven
zijn naar voren gepositioneerd.
Info
De uitgaande demping bevindt zich aan rechter vorkpoot REB (rode
stelschroef). De ingaande demping bevindt zich aan de linker
vorkpoot COMP (witte stelschroef).
Aan het bovenste einde van de vorkpoten zijn aan de zijkant groeven
ingefreesd. De tweede ingefreesde groef (van boven) moet door de
bovenkant van de bovenste kroonplaat worden afgesloten.
M00138-11
Schroeven
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste kroonplaat M8 17 Nm
Schroeven
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef onderste kroonplaat M8 15 Nm
K00088-10
Remklauw positioneren en schroeven
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remklauw voor M8 25 Nm Loctite
®
243™
Kabelbinder monteren.
Remkabel, kabelboom en klem positioneren. Schroeven
monteren en vast-
draaien.
Nawerk
Voorwiel monteren. ( pag. 88)
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 54
Koplampkap met koplamp monteren. ( pag. 97)
Koplampstand controleren. ( pag. 99)
12.7 Voorvorkprotector demonteren
S00820-10
Schroeven
verwijderen en klem verwijderen.
Schroeven
aan linker vorkpoot verwijderen. Voorvork-protector naar voren toe
verwijderen.
Schroeven
aan rechter vorkpoot verwijderen. Voorvork-protector naar voren toe
verwijderen.
12.8 Voorvorkprotector monteren
S00820-11
Voorvorkprotector op linker vorkpoot positioneren. Schroeven
monteren en vast-
draaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
Remkabel, kabelboom en klem positioneren. Schroeven
monteren en vast-
draaien.
Voorvorkprotector op rechter vorkpoot positioneren. Schroeven
monteren en
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
12.9 Onderste kroonplaat demonteren (Alle EXC- modellen)
Voorwerk
Koplampkap met koplamp demonteren. ( pag. 96)
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 50)
Voorwiel demonteren. ( pag. 88)
Vorkpoten demonteren. ( pag. 51)
Spatbord voor demonteren. ( pag. 62)
Stuurcovers verwijderen.
S00815-10
Hoofdwerk
(EXC EU/AU)
Kabelhouder vóór de rechter radiateur openen en kabelboom losmaken.
Schroeven
verwijderen en spanningsregelaar opzij hangen.
Schroef
verwijderen. Schroef
verwijderen. Bovenste kroonplaat met
stuur verwijderen en opzij hangen.
Info
Componenten door afdekken tegen beschadiging beschermen.
Kabels en leidingen niet knikken.
S00816-10
Keerring
smeren. Beschermring
verwijderen.
Onderste kroonplaat met vorkbuis verwijderen.
Bovenste balhoofdlager verwijderen.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 55
S00830-10
(EXC Six Days)
Kabelhouder vóór de rechter radiateur openen en kabelboom losmaken.
Schroeven
verwijderen en spanningsregelaar opzij hangen.
Schroef
verwijderen. Schroef
verwijderen. Bovenste kroonplaat met
stuur verwijderen en opzij hangen.
Info
Componenten door afdekken tegen beschadiging beschermen.
Kabels en leidingen niet knikken.
M01017-10
Keerring
smeren. Beschermring
verwijderen.
Onderste kroonplaat met vorkbuis verwijderen.
Bovenste balhoofdlager verwijderen.
12.10 Onderste kroonplaat demonteren (XCW)
Voorwerk
Koplampkap met koplamp demonteren. ( pag. 96)
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 50)
Voorwiel demonteren. ( pag. 88)
Vorkpoten demonteren. ( pag. 51)
Spatbord voor demonteren. ( pag. 62)
Stuurcovers verwijderen.
M00989-10
Hoofdwerk
Kabelhouder vóór de rechter radiateur openen en kabelboom losmaken.
Schroeven
verwijderen en spanningsregelaar opzij hangen.
Schroef
losdraaien, schroef
verwijderen. Bovenste kroonplaat met stuur ver-
wijderen en opzij hangen.
Info
Componenten door afdekken tegen beschadiging beschermen.
Kabels en leidingen niet knikken.
M00990-10
Keerring
verwijderen. Beschermingring
verwijderen.
Onderste kroonplaat met vorkbuis verwijderen.
Bovenste balhoofdlager verwijderen.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 56
12.11 Onderste kroonplaat monteren (Alle EXC- modellen)
B01604-10
Hoofdwerk
Lagers en afdichtelementen reinigen, op beschadiging controleren en invetten.
Smeervet met hoge viscositeit ( pag. 127)
Onderste kroonplaat met vorkbuis plaatsen. Bovenste balhoofdlager monteren.
Controleren of de balhoofdafdichting boven
correct is gepositioneerd.
Beschermring
en keerring
erop schuiven.
K00089-10
(EXC EU/AU)
Bovenste kroonplaat met stuur positioneren.
Schroef
monteren, maar nog niet vastdraaien.
Koppelingskabel, kabelboom en spanningsregelaar positioneren. Schroeven
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
K00087-11
Vorkpoten positioneren.
De ontluchtingsschroeven
zijn naar voren gepositioneerd.
Info
Aan het bovenste einde van de vorkpoten zijn aan de zijkant groeven
ingefreesd. De tweede ingefreesde groef (van boven) moet door de
bovenkant van de bovenste kroonplaat worden afgesloten.
K00090-10
Schroeven
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef onderste kroonplaat M8 15 Nm
K00091-10
Schroef
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef balhoofd boven M20x1,5 12 Nm
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 57
K00092-10
Schroef
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef vorkbuis boven M8 17 Nm Loctite
®
243™
K00090-11
Schroeven
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste kroonplaat M8 17 Nm
Kabelboom met kabelhouder

vastzetten.
S00652-10
(EXC Six Days)
Bovenste kroonplaat met stuur positioneren.
Schroef
monteren, maar nog niet vastdraaien.
Koppelingskabel, kabelboom en spanningsregelaar positioneren. Schroeven
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
B01598-10
Vorkpoten positioneren.
De ontluchtingsschroeven
zijn naar voren gepositioneerd.
Info
De uitgaande demping bevindt zich aan rechter vorkpoot REB (rode
stelschroef). De ingaande demping bevindt zich aan de linker
vorkpoot COMP (witte stelschroef).
Aan het bovenste einde van de vorkpoten zijn aan de zijkant groeven
ingefreesd. De tweede ingefreesde groef (van boven) moet door de
bovenkant van de bovenste kroonplaat worden afgesloten.
M00139-10
Schroeven
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef onderste kroonplaat M8 15 Nm
B01232-10
Schroef
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef balhoofd boven M20x1,5 12 Nm
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 58
B01233-10
Schroef
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef vorkbuis boven M8 17 Nm Loctite
®
243™
M00139-11
Schroeven
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste kroonplaat M8 17 Nm
Kabelboom met kabelhouder

vastzetten.
K00088-11
Remklauw positioneren. Schroeven

monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remklauw voor M8 25 Nm Loctite
®
243™
Kabelbinder monteren.
Remkabel, kabelboom en klem positioneren. Schroeven

monteren en vast-
draaien.
Nawerk
Stuurcovers monteren.
Spatbord voor monteren. ( pag. 63)
Voorwiel monteren. ( pag. 88)
Koplampkap met koplamp monteren. ( pag. 97)
Controleren of de kabelboom, bowdenkabels, rem- en koppelingskabel vrij kunnen
bewegen en of ze goed zijn gelegd.
Speling balhoofdlager controleren. ( pag. 60)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 50)
Koplampstand controleren. ( pag. 99)
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 59
12.12 Onderste kroonplaat monteren (XCW)
B01605-10
Hoofdwerk
Lagers en afdichtelementen reinigen, op beschadiging controleren en invetten.
Smeervet met hoge viscositeit ( pag. 127)
Onderste kroonplaat met vorkbuis plaatsen. Bovenste balhoofdlager monteren.
Controleren of de balhoofdafdichting boven
correct is gepositioneerd.
Beschermring
en keerring
erop schuiven.
K00140-10
Bovenste kroonplaat met stuur positioneren.
Schroef
monteren, maar nog niet vastdraaien.
Koppelingskabel, kabelboom en spanningsregelaar positioneren. Schroeven
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
K00145-10
Vorkpoten positioneren.
De ontluchtingsschroeven
zijn naar voren gepositioneerd.
Info
Aan het bovenste einde van de vorkpoten zijn aan de zijkant groeven inge-
freesd. De tweede ingefreesde groef (van boven) moet door de bovenkant
van de bovenste kroonplaat worden afgesloten.
K00141-10
Schroeven
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste kroonplaat M8 15 Nm
K00142-10
Schroef
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef balhoofd boven M20x1,5 12 Nm
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 60
K00142-11
Schroef
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef vorkbuis boven M8 20 Nm
K00141-11
Schroeven
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste kroonplaat M8 20 Nm
Kabelboom met kabelhouder

vastzetten.
K00088-11
Remklauw positioneren. Schroeven

monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remklauw voor M8 25 Nm Loctite
®
243™
Kabelbinder monteren.
Remkabel, kabelboom en klem positioneren. Schroeven

monteren en vast-
draaien.
Nawerk
Stuurcovers monteren.
Spatbord voor monteren. ( pag. 63)
Voorwiel monteren. ( pag. 88)
Koplampkap met koplamp monteren. ( pag. 97)
Controleren of de kabelboom, bowdenkabels, rem- en koppelingskabel vrij kunnen
bewegen en of ze goed zijn gelegd.
Speling balhoofdlager controleren. ( pag. 60)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 50)
Koplampstand controleren. ( pag. 99)
12.13 Speling balhoofdlager controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOnveilig rijgedrag door een niet correcte balhoofdspeling.
Balhoofdspeling meteen instellen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Info
Als voor langere tijd met speling in het balhoofdlager wordt gereden beschadigen de lagers en daardoor ook de lagerhouders in
het frame.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 50)
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 61
400738-11
Hoofdwerk
Stuur in rechtuitstand zetten. Vorkpoten in rijrichting voor- en achteruit bewegen.
Er mag geen speling voelbaar zijn bij het balhoofd.
» Als er een voelbare speling optreedt:
(Alle EXC- modellen)
Speling balhoofdlager instellen. ( pag. 61)
(XCW)
Speling balhoofdlager instellen. ( pag. 62)
Stuur over het gehele stuurbereik heen en weer bewegen.
Het stuur moet gemakkelijk over het volledige bereik kunnen bewegen. Er mogen
geen blokkeringen worden gevoeld.
» Als blokkeringen voelbaar zijn:
(Alle EXC- modellen)
Speling balhoofdlager instellen. ( pag. 61)
(XCW)
Speling balhoofdlager instellen. ( pag. 62)
Balhoofdlager controleren en indien nodig vervangen.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 50)
12.14 Speling balhoofdlager instellen (Alle EXC- modellen)
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 50)
K00071-10
Hoofdwerk
(EXC EU/AU)
Schroeven
losdraaien. Schroef
verwijderen.
Schroef
losdraaien en weer vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef balhoofd boven M20x1,5 12 Nm
Met een kunststofhamer zacht op de bovenste kroonplaat kloppen om spanning
te voorkomen.
Schroeven
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste kroonplaat M8 17 Nm
Schroef
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef vorkbuis boven M8 17 Nm Loctite
®
243™
M00140-10
(EXC Six Days)
Schroeven
losdraaien. Schroef
verwijderen.
Schroef
losdraaien en weer vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef balhoofd boven M20x1,5 12 Nm
Met een kunststofhamer zacht op de bovenste kroonplaat kloppen om spanning
te voorkomen.
Schroeven
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste kroonplaat M8 17 Nm
Schroef
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef vorkbuis boven M8 17 Nm Loctite
®
243™
Nawerk
Speling balhoofdlager controleren. ( pag. 60)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 50)
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 62
12.15 Speling balhoofdlager instellen (XCW)
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 50)
K00144-10
Hoofdwerk
Schroeven
en
losdraaien.
Schroef
losdraaien en weer vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef balhoofd boven M20x1,5 12 Nm
Met een kunststofhamer zacht op de bovenste kroonplaat kloppen om spanning te
voorkomen.
Schroeven
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste kroonplaat M8 20 Nm
Schroef
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef vorkbuis boven M8 20 Nm
Nawerk
Speling balhoofdlager controleren. ( pag. 60)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 50)
12.16 Balhoofdlager smeren
800010-10
(Alle EXC- modellen)
Onderste kroonplaat demonteren. ( pag. 54)
Onderste kroonplaat monteren. ( pag. 56)
(XCW)
Onderste kroonplaat demonteren. ( pag. 55)
Onderste kroonplaat monteren. ( pag. 59)
12.17 Spatbord voor demonteren
Voorwerk
Koplampkap met koplamp demonteren. ( pag. 96)
K00072-10
Hoofdwerk
Schroeven
verwijderen.
K00073-10
Schroeven
verwijderen. Spatbord voor verwijderen.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 63
12.18 Spatbord voor monteren
K00072-10
Hoofdwerk
Spatbord voor positioneren. Schroeven
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
K00073-10
Schroeven
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
Nawerk
Koplampkap met koplamp monteren. ( pag. 97)
Koplampstand controleren. ( pag. 99)
12.19 Schokdemper demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 50)
K00074-10
Hoofdwerk
Schroef
verwijderen en het achterwiel met de achterbrug zo ver neerlaten dat
het achterwiel nog gedraaid kan worden. Achterwiel in deze stand vastzetten.
Schroef
verwijderen, spatbescherming
opzij duwen en schokdemper verwij-
deren.
12.20 Schokdemper monteren
K00074-11
Hoofdwerk
Spatbord
opzij duwen en schokdemper positioneren. Schroef
monteren en
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef schokdemper
boven
M12 80 Nm Loctite
®
2701™
Schroef
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef schokdemper
onder
M12 80 Nm Loctite
®
2701™
Info
De zwenklager voor de schokdemper aan de achterbrug is gecoat met teflon.
Deze mag noch met vet noch met andere glijmiddelen worden gesmeerd.
Smeermiddelen lossen de tefloncoating op waardoor de levensduur drastisch
wordt verlaagd.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 50)
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 64
12.21 Zadel verwijderen
101346-10
Schroef
verwijderen.
Het zadel achter optillen, naar achteren trekken en dan naar boven toe verwijderen.
12.22 Zadel monteren
K00075-01
Zadel vooraan aan de flensbus van de brandstoftank vasthaken, achteraan neerlaten
en tegelijkertijd naar voren schuiven.
Erop letten of het zadel goed vastzit.
Schroef voor de bevestiging van het zadel monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
12.23 Deksel luchtfilterbak demonteren
K00076-10
Afdekking van de luchtfilterbak in bereik
naar de zijkant toe eraf trekken en
naar voren toe verwijderen.
12.24 Deksel luchtfilterbak monteren
K00076-11
Deksel van luchtfilterbak in het achterste bereik
vasthaken en in het voorste
bereik
vergrendelen.
12.25 Luchtfilter demonteren
Aanwijzing
Beschadiging van de motorOngefilterde aanzuiglucht heeft een negatief effect op de levensduur van de motor.
Voertuig nooit zonder luchtfilter gaan rijden, omdat stof en vuil in de motor terecht kunnen komen en tot een hogere slijtage kun-
nen veroorzaken.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Voorwerk
Deksel luchtfilterbak demonteren. ( pag. 64)
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 65
K00077-10
Hoofdwerk
Beugel van de luchtfilterhouder
onder losmaken en opzij zwenken. Luchtfilter
met luchtfilterhouder verwijderen.
Luchtfilter van luchtfilterhouder verwijderen.
12.26 Luchtfilter monteren
L00943-10
Hoofdwerk
Schoon luchtfilter op de luchtfilterhouder monteren.
Luchtfilter in het bereik
smeren met vet.
Duurzaam vet ( pag. 127)
K00080-10
Beide onderdelen samen erin zetten, positioneren en met luchtfilterbeugel
vast-
zetten.
Pijl markering UP wijst omhoog.
Info
Wanneer het luchtfilter niet correct gemonteerd is kunnen stof en vuil in de
motor dringen en schade veroorzaken.
Nawerk
Deksel luchtfilterbak monteren. ( pag. 64)
12.27 Luchtfilter en luchtfilterbak reinigen
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Info
Luchtfilter niet reinigen met brandstof of petroleum, aangezien deze middelen de schuimstof aanvreten.
Voorwerk
Deksel luchtfilterbak demonteren. ( pag. 64)
Luchtfilter demonteren. ( pag. 64)
S00044-10
Hoofdwerk
Luchtfilter in een speciale reinigingsvloeistof grondig wassen en goed laten drogen.
Reinigingsmiddel voor luchtfilter ( pag. 127)
Info
Luchtfilter alleen uitdrukken, in geen geval uitwringen.
Droog luchtfilter smeren met hoogwaardige filterolie.
Olie voor luchtfilters van schuimstof ( pag. 127)
Luchtfilterbak reinigen.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 66
Controleren of de luchtinlaataansluiting niet is beschadigd en goed vastzit.
Nawerk
Luchtfilter monteren. ( pag. 65)
Deksel luchtfilterbak monteren. ( pag. 64)
12.28 Luchtfilterbak afdichten
Voorwerk
Deksel luchtfilterbak demonteren. ( pag. 64)
401527-10
Hoofdwerk
Luchtfilterbak in gemarkeerd bereik
afdichten.
Nawerk
Deksel luchtfilterbak monteren. ( pag. 64)
12.29 Einddemper demonteren
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingHet uitlaatsysteem wordt bij gebruik van het voertuig zeer heet.
Uitlaatsysteem laten afkoelen. Hete onderdelen niet aanraken.
K00078-10
Veer
losmaken.
Veerhaak (50305017000)
Schroeven
verwijderen en einddemper eraf halen.
12.30 Einddemper monteren
K00079-10
Einddemper positioneren. Schroeven
monteren, maar nog niet vastdraaien.
Veer
vasthaken.
Veerhaak (50305017000)
Schroeven
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 67
12.31 Spark-arrestor reinigen (XCW)
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingHet uitlaatsysteem wordt bij gebruik van het voertuig zeer heet.
Uitlaatsysteem laten afkoelen. Hete onderdelen niet aanraken.
Info
In loop van de tijd zetten zich roestdeeltjes af op de zeef van de spark-arrestor.
Daardoor verandert de vermogenskarakteristiek.
Voorwerk
Einddemper demonteren. ( pag. 66)
402269-10
Hoofdwerk
Schroeven
verwijderen, eindkap
met keerring
verwijderen.
Waarschuwing
Gevaar voor de gezondheidRoetdeeltjes irriteren de ogen en slijmvliezen.
Draag een geschikte adem- en oogbescherming als u de einddemper en het koolstoffilter reinigt.
Einddemperhuis
en zeef
van spark-arrestor met perslucht reinigen.
Nieuwe keerring
op de eindkap
monteren.
Eindkap
positioneren. Schroeven
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroeven aan einddemper M5 7 Nm
Nawerk
Einddemper monteren. ( pag. 66)
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 68
12.32 Glasvezelvulling van einddemper vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingHet uitlaatsysteem wordt bij gebruik van het voertuig zeer heet.
Uitlaatsysteem laten afkoelen. Hete onderdelen niet aanraken.
Info
Na enige tijd vervluchtigen de vezels van het glasvezel naar buiten, de demper "brandt" uit.
Naast een hoger geluidsniveau verandert daardoor ook de vermogenskarakteristiek.
Voorwerk
Einddemper demonteren. ( pag. 66)
101955-10
Hoofdwerk
(Alle EXC- modellen)
Schroeven
verwijderen.
Eindkap
met keerring
verwijderen.
Oude glasvezelvulling verwijderen.
Onderdelen die weer worden gemonteerd reinigen en controleren of deze
beschadigd zijn.
Nieuwe glasvezelvulling
in de einddemper monteren.
Keerring op de eindkap monteren.
Eindkap positioneren.
Alle schroeven monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroeven aan einddemper M5 7 Nm
101426-10
(XCW)
Schroeven
van aansluitkap
verwijderen.
Aansluitkap
met geperforeerde buis, keerring
en glasvezelvulling
verwijderen.
Schroeven
verwijderen en eindkap
met keerring
verwijderen.
Schroeven
verwijderen en inzetstuk
met dempstofmat

verwijderen.
Onderdelen die weer worden gemonteerd reinigen en controleren of deze
beschadigd zijn.
Nieuwe dempstofmat op het inzetstuk monteren en met plakband vastzetten.
Inzetstuk met dempstofmat in buitenbuis positioneren.
Schroeven
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroeven aan einddemper M5 7 Nm
Keerring
op de aansluitkap monteren.
Nieuwe glasvezelvulling en op de geperforeerde buis monteren.
Aansluitkap met glasvezelvulling in buitenpoot monteren.
Info
Glasvezelvulling met een stomp gereedschap in de buitenpoot duwen.
Schroeven
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroeven aan einddemper M5 7 Nm
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 69
Keerring
op de eindkap monteren.
Eindkap met keerring
in buitenpoot positioneren.
Schroeven
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroeven aan einddemper M5 7 Nm
Nawerk
Einddemper monteren. ( pag. 66)
12.33 Brandstoftank demonteren
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
Tank het voertuig nooit in de buurt van open vuur of brandende sigaretten en schakel de motor bij het tanken altijd uit.
Let er vooral op dat er geen brandstof wordt gemorst op de hete onderdelen van het voertuig. Gemorste brandstof meteen
afvegen.
Als de brandstof wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uitstromen als de tank te vol zit. Aanwijzingen
voor het tanken van brandstof in acht nemen.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Erop letten dat brandstof niet in aanraking komt met de huid, ogen en kleding. Adem brandstofdampen niet in. Bij contact
met de ogen meteen met water spoelen en een arts raadplegen. Verontreinigde huid meteen reinigen met water en zeep.
Als brandstof is ingeslikt meteen een arts raadplegen. Met brandstof verontreinigde kleding wisselen. Brandstof volgens de
voorschriften bewaren in een jerrycan en uit de buurt van kinderen houden.
Voorwerk
Zadel verwijderen. ( pag. 64)
K00100-10
Hoofdwerk
Stekkers
van de brandstofpomp loskoppelen.
Slang van de brandstoftankontluchting trekken.
K00102-10
Steekverbinding van de brandstofleiding grondig reinigen met perslucht.
Info
Er mag in geen geval vuil in de brandstofleiding terechtkomen. Ingedrongen
vuil verstopt het inspuitventiel!
Steekverbinding van de brandstofleiding loskoppelen.
Waskappenset
monteren.
Waskappenset (81212016100)
K00103-10
(EXC EU/AU)
Stekkers van de claxon loskoppelen.
Schroeven
met flensbussen en claxon verwijderen.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 70
M01023-10
(EXC Six Days)
Stekkers van de claxon loskoppelen.
Schroeven
met flensbussen en claxon verwijderen.
K00146-10
(XCW)
Schroeven
met flensbussen verwijderen.
K00104-10
Schroef
met rubberbus verwijderen.
K00105-10
(EXC EU/AU, XCW)
Beide spoilers naar de zijkant van de radiateurbevestiging trekken en brandstof-
tank naar boven toe verwijderen.
M01025-01
(EXC Six Days)
Beide spoilers naar de zijkant van de radiateurbevestiging trekken en brandstof-
tank naar boven toe verwijderen.
12.34 Brandstoftank monteren
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
Tank het voertuig nooit in de buurt van open vuur of brandende sigaretten en schakel de motor bij het tanken altijd uit.
Let er vooral op dat er geen brandstof wordt gemorst op de hete onderdelen van het voertuig. Gemorste brandstof meteen
afvegen.
Als de brandstof wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uitstromen als de tank te vol zit. Aanwijzingen
voor het tanken van brandstof in acht nemen.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 71
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Erop letten dat brandstof niet in aanraking komt met de huid, ogen en kleding. Adem brandstofdampen niet in. Bij contact
met de ogen meteen met water spoelen en een arts raadplegen. Verontreinigde huid meteen reinigen met water en zeep.
Als brandstof is ingeslikt meteen een arts raadplegen. Met brandstof verontreinigde kleding wisselen.
Hoofdwerk
Gaskabelplaatsing controleren. ( pag. 76)
(EXC EU/AU, XCW)
Brandstoftank positioneren en beide spoilers aan de zijkant vóór de radiateur
vasthaken.
Erop letten dat er geen kabels of bowdenkabels klem raken of worden bescha-
digd.
(EXC Six Days)
Brandstoftank positioneren en beide spoilers aan de zijkant tussen radiateur en
radiateurbescherming vasthaken.
Erop letten dat er geen kabels of bowdenkabels klem raken of worden bescha-
digd.
K00104-11
Slang voor brandstoftankontluchting erop steken.
Schroef
met rubberbus monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
K00103-11
(EXC EU/AU)
Flensbussen en claxon positioneren, schroeven
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
Stekkers van de claxon verbinden.
M01023-11
(EXC Six Days)
Flensbussen tussen spoiler en radiateurbescherming positioneren.
Claxon positioneren, schroeven
met ringen monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
Stekkers van de claxon verbinden.
K00146-11
(XCW)
Flensbussen positioneren en schroeven
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 72
S00831-10
Stekker
van brandstofpomp verbinden.
Waskappenset verwijderen.
Steekverbinding van de brandstofleiding grondig reinigen met perslucht.
Info
Er mag in geen geval vuil in de brandstofleiding terechtkomen. Ingedrongen
vuil verstopt het inspuitventiel!
Keerring smeren en steekverbinding
van de brandstofleiding verbinden.
Info
Kabels en brandstofleiding op een veilige afstand van het uitlaatsysteem
leggen.
Nawerk
Zadel monteren. ( pag. 64)
12.35 Kettingvervuiling controleren
400678-01
Ketting controleren op grove vervuiling.
» Als de ketting erg vuil is:
Ketting reinigen. ( pag. 72)
12.36 Ketting reinigen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenSmeermiddel op de banden vermindert de grip van de banden.
Smeermiddel verwijderen met een geschikt reinigingsmiddel.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door olie of vet op de remschijven.
Remschijven beslist olie- en vetvrij houden en indien nodig reinigen met een remmenreiniger.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Info
De levensduur van de ketting is voor een groot deel afhankelijk van het onderhoud.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 50)
400725-01
Hoofdwerk
Ketting regelmatig reinigen en vervolgens met kettingspray behandelen.
Kettingreinigingsmiddel ( pag. 127)
Kettingspray offroad ( pag. 127)
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 50)
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 73
12.37 Kettingspanning controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenGevaar door verkeerde kettingspanning.
Als de ketting te strak is gespannen worden de componenten van de secundaire krachtoverbrenging (ketting,
ketting-aandrijfwiel, kettingwiel en lager in de versnellingsbak en het achterwiel) extra belast. Dit kan leiden tot vroegtijdige
slijtage en in het uiterste geval kunnen ook de ketting of de uitgaande as van de versnelling breken. Als de ketting echter
te los zit kan deze van het ketting-aandrijfwiel resp. het kettingwiel vallen en het achterwiel blokkeren of de motor
beschadigen. Op een correcte kettingspanning letten en indien nodig instellen.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 50)
M00102-10
Hoofdwerk
Ketting aan het einde van het onderste glijblok omhoog trekken en de kettingspan-
ning
bepalen.
Info
Het onderste deel van de ketting
moet daarbij gespannen zijn.
Bij gemonteerde kettingbescherming moet de ketting minimaal tot de aan-
slag van de kettingbescherming
omhoog kunnen worden getrokken.
Kettingen verslijten niet altijd gelijkmatig, daarom de meting op verschil-
lende plekken van de ketting herhalen.
Kettingspanning 55… 58 mm
» Als de kettingspanning niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Kettingspanning instellen. ( pag. 73)
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 50)
12.38 Kettingspanning instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenGevaar door verkeerde kettingspanning.
Als de ketting te strak is gespannen worden de componenten van de secundaire krachtoverbrenging (ketting,
ketting-aandrijfwiel, kettingwiel en lager in de versnellingsbak en het achterwiel) extra belast. Dit kan leiden tot vroegtijdige
slijtage en in het uiterste geval kunnen ook de ketting of de uitgaande as van de versnelling breken. Als de ketting echter
te los zit kan deze van het ketting-aandrijfwiel resp. het kettingwiel vallen en het achterwiel blokkeren of de motor
beschadigen. Op een correcte kettingspanning letten en indien nodig instellen.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 50)
Kettingspanning controleren. ( pag. 73)
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 74
K00136-10
Hoofdwerk
Moer
losdraaien.
Moeren
losdraaien.
Kettingspanning door het draaien van de stelschroeven
links en rechts instel-
len.
Voorgeschreven waarde
Kettingspanning 55… 58 mm
Stelschroeven
links en rechts zo draaien, dat de markeringen aan de linker
en rechter kettingspanner in dezelfde positie staan t.o.v. referentiemarkerin-
gen
. Zo is het achterwiel correct is uitgelijnd.
Moeren
vastdraaien.
Controleren of de kettingspanners
tegen de stelschroeven
liggen.
Moer
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer steekas achter M20x1,5 80 Nm
Info
Door een groter instelbereik van de kettingspanner (32 mm) kunnen bij
gelijke kettinglengte verschillende secundaire overbrengingen worden gere-
den.
De kettingspanners
kunnen 180° worden gedraaid.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 50)
12.39 Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en kettinggeleiding controleren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 50)
400227-01
Hoofdwerk
Versnelling in vrij schakelen.
Kettingwiel en ketting-aandrijfwiel controleren op slijtage.
» Als kettingwiel of ketting-aandrijfwiel ingesleten zijn:
Aandrijfset vervangen.
Info
Ketting-aandrijfwiel, kettingwiel en ketting moeten altijd samen wor-
den vervangen.
400987-10
Aan het bovenste deel van de ketting met het aangegeven gewicht
trekken.
Voorgeschreven waarde
Gewicht voor het meten van de ketting-
slijtage
10… 15 kg
De afstand
van 18 kettingschakels aan het onderste deel van de ketting meten.
Info
Kettingen verslijten niet altijd gelijkmatig, daarom de meting op verschil-
lende plekken van de ketting herhalen.
Maximale afstand
op het langste
punt van de ketting
272 mm
»
Als de afstand
groter is dan de opgegeven maat:
Aandrijfset vervangen.
Info
Als er een nieuwe ketting wordt gemonteerd, moet ook het ketting-
wiel en het ketting-aandrijfwiel worden vervangen.
Nieuwe kettingen slijten sneller op een oud versleten kettingwiel
en/of ketting-aandrijfwiel.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 75
L02465-01
Bovenste glijblok op slijtage controleren.
» Als de onderkant van de bout aan de ketting zich op dezelfde hoogte of onder
het bovenste glijblok bevindt:
Bovenste glijblok vervangen.
Controleren of het bovenste glijblok goed vastzit.
» Als het glijblok loszit:
Schroeven van het glijblok vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste glij-
blok
M6 6 Nm Loctite
®
243™
L02466-01
Onderste glijblok op slijtage controleren.
» Als de onderkant van de bout aan de ketting zich op dezelfde hoogte of onder
onderste glijblok bevindt:
Onderste glijblok vervangen.
Controleren of het onderste glijblok goed vastzit.
» Als het onderste glijblok loszit:
Schroef van glijblok vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef onderste glijblok M8 15 Nm
401760-01
Kettinggeleiding controleren op slijtage.
Info
De slijtage is herkenbaar aan de voorzijde van de kettinggeleiding.
» Wanneer het lichtgekleurde deel van de kettinggeleiding is versleten:
Kettinggeleiding vervangen.
K00149-01
Controleren of de kettinggeleiding goed vastzit.
» Als de kettinggeleiding loszit:
Schroeven van de kettinggeleiding vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
Overige moeren chassis M6 10 Nm
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 50)
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 76
12.40 Frame controleren
401340-01
Frame controleren op scheurvorming en vervorming.
» Als het frame door een mechanische krachtinwerking gescheurd of vervormd is:
Frame vervangen.
Info
Een frame dat door een mechanische krachtinwerking is beschadigd,
altijd vervangen. KTM staat niet toe dat frames worden gerepareerd.
12.41 Achterbrug controleren
401341-01
Achterbrug op beschadiging, scheurvorming en vervorming controleren.
» Als de achterbrug beschadigd, gescheurd of vervormd is:
Achterbrug vervangen.
Info
Een beschadigde achterbrug altijd vervangen. KTM staat niet toe dat
de achterbrug wordt gerepareerd.
12.42 Gaskabelplaatsing controleren
Voorwerk
Zadel verwijderen. ( pag. 64)
Brandstoftank demonteren. ( pag. 69)
K00110-01
Hoofdwerk
Gaskabelplaatsing controleren.
Beide gaskabels moeten naast elkaar aan de achterkant van het stuur, boven de
brandstoftanklager, naar de regelklep gelegd zijn.
» Als de gaskabel niet op de voorgeschreven wijze is gelegd:
Gaskabelplaatsing corrigeren.
Nawerk
Brandstoftank monteren. ( pag. 70)
Zadel monteren. ( pag. 64)
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 77
12.43 Rubberen stuurcovers controleren
401197-01
Rubberen stuurcovers aan stuur controleren op beschadiging en slijtage. Controle-
ren of de stuurcovers goed vastzitten.
» Als een rubberen stuurcover is beschadigd, versleten of loszit:
Rubberen stuurcovers vervangen en vastzetten.
Handvatlijm (00062030051) ( pag. 127)
12.44 Rubberen stuurcovers vastzetten
Voorwerk
Rubberen stuurcovers controleren. ( pag. 77)
401198-01
Hoofdwerk
Rubberen stuurcovers met borgdraad op twee punten vastzetten.
Borgdraad (54812016000)
Draadbuigtang (U6907854)
De in elkaar gedraaide draadeinden wijzen van de handvlakken weg en zijn
naar de rubberen stuurcover gebogen.
12.45 Uitgangspositie koppelingshendel instellen
M00122-10
Uitgangspositie van de koppelingshendel met de stelschroef
aan de grootte van
de hand aanpassen.
Info
Als de stelschroef met de klok mee wordt gedraaid, komt de koppelingshen-
del verder van het stuur af te staan.
Als de stelschroef tegen de klok in wordt gedraaid, komt de koppelingshen-
del dichter bij het stuur te staan.
Het instelbereik is beperkt.
De stelschroef alleen met de hand draaien en geen geweld gebruiken.
Niet instellen tijdens het rijden.
12.46 Vloeistofpeil hydraulische koppeling controleren/corrigeren
Info
Het vloeistofpeil stijgt naarmate de koppelingsplaten zijn versleten.
M00208-10
Het aan het stuur gemonteerde reservoir van de hydraulische koppeling in horizon-
tale positie zetten.
Schroeven
verwijderen.
Deksel
met membraan
verwijderen.
Vloeistofpeil controleren.
Vloeistofpeil lager dan bovenkant reser-
voir
4 mm
» Als het vloeistofpeil niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Vloeistofpeil van de hydraulische koppeling corrigeren.
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 125)
Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water afspoelen.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 78
12.47 Vloeistof hydraulische koppeling verversen
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
M00208-10
Het aan het stuur gemonteerde reservoir van de hydraulische koppeling in horizon-
tale positie zetten.
Schroeven
verwijderen.
Deksel
met membraan
verwijderen.
K00134-10
Ontluchtingsspuit
met de passende vloeistof vullen.
Ontluchtingsspuit (50329050000)
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 125)
Ontluchtingsschroef
op koppelingsactuator van de koppeling verwijderen en
ontluchtingsspuit
monteren.
M00209-10
Vervolgens spuit u zoveel vloeistof in het systeem totdat het er door de openin-
gen
van de koppelingscilinder weer zonder luchtbellen uitkomt.
Tussendoor moet u de vloeistof uit het reservoir van de koppelingscilinder afzuigen
zodat deze niet overloopt.
Ontluchtingsspuit verwijderen. Ontluchtingsschroef monteren en vastdraaien.
Vloeistofpeil van de hydraulische koppeling corrigeren.
Voorgeschreven waarde
Vloeistofpeil lager dan bovenkant reser-
voir
4 mm
Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en vastdraaien.
12.48 Motorbescherming demonteren (Alle EXC- modellen)
S00818-10
Snelsluiting
tegen de klok in draaien, totdat deze losspringt. Motorbescherming
verwijderen.
12.49 Motorbescherming monteren (Alle EXC- modellen)
S00819-10
Motorbescherming achter aan frame vasthaken en vooraan naar boven zwenken.
Snelsluiting
tot de aanslag met de klok mee draaien.
13 REMSYSTEEM 79
13.1 Vrije slag remhendel controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Als er geen vrije slag aan de remhendel aanwezig is bouwt er zich druk op in het remsysteem op de voorwielrem. De voor-
wielrem kan door oververhitting uitvallen. Vrije slag van de remhendel instellen volgens de voorgeschreven waarden.
M00107-10
(Alle EXC- modellen)
Remhendel naar het stuur drukken en vrije slag
controleren.
Vrije slag remhendel 3 mm
» Als de vrije slag niet met de voorgeschreven waarde overeenkomt:
Vrije slag van de remhendel instellen. ( pag. 79)
M00107-12
(XCW)
Remhendel naar voren duwen en vrije slag
controleren.
Vrije slag remhendel 3 mm
» Als de vrije slag niet met de voorgeschreven waarde overeenkomt:
Uitgangspositie van de remhendel instellen. ( pag. 79)
13.2 Vrije slag remhendel instellen (Alle EXC- modellen)
M00107-11
Vrije slag van de remhendel controleren. ( pag. 79)
Vrije slag van de remhendel met de stelschroef
instellen.
Info
Als de stelschroef met de klok mee wordt gedraaid, wordt de vrije slag klei-
ner. Het drukpunt verwijdert zich van het stuur.
Als de stelschroef tegen de klok in wordt gedraaid wordt de vrije slag groter.
Het drukpunt komt dichter bij het stuur.
Het instelbereik is beperkt.
De stelschroef alleen met de hand draaien en geen geweld gebruiken.
Niet instellen tijdens het rijden.
13.3 Uitgangspositie remhendel instellen (XCW)
M00107-11
Vrije slag van de remhendel controleren. ( pag. 79)
Uitgangspositie van de remhendel met de stelschroef
aan de grootte van de
hand aanpassen.
Info
Als de stelschroef met de klok mee wordt gedraaid, komt de remhendel ver-
der van het stuur af te staan.
Als de stelschroef tegen de klok in wordt gedraaid, komt de remhendel dich-
ter bij het stuur te staan.
Het instelbereik is beperkt.
De stelschroef alleen met de hand draaien en geen geweld gebruiken.
Niet instellen tijdens het rijden.
13 REMSYSTEEM 80
13.4 Remschijven controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door versleten remschijf/remschijven.
Versleten remschijf/remschijven meteen vervangen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
A
A
400257-10
De remschijven voor en achter op meerdere plekken controleren of de dikte van de
remschijf overeenkomt met maat
.
Info
Door slijtage kan de dikte van de remschijf in het bereik van het raakvlak
van de remplaketten verminderen.
Remschijven - slijtagegrens
voor 2,5 mm
achter 3,5 mm
» Als de dikte van de remschijf lager is dan de voorgeschreven waarde:
Remschijf vervangen.
Remschijven voor en achter controleren op beschadiging, scheuren en vervorming.
» Als de remschijf beschadigd, gescheurd of vervormd is:
Remschijf vervangen.
13.5 Remvloeistofpeil voorwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Als het remvloeistofpeil onder de aangegeven markering of de aangegeven waarde daalt, dan duidt dit op een lekkage in
het remsysteem of op volledig versleten remplaketten. Remsysteem controleren, niet doorrijden. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door te oude remvloeistof.
Remvloeistof van voor- en achterwielrem volgens serviceschema verversen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
K00106-10
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir horizontaal zetten.
Remvloeistofpeil controleren op het kijkglas
.
»
Als het remvloeistofpeil onder de markering
is gedaald:
Remvloeistof van de voorwielrem bijvullen. ( pag. 80)
13.6 Remvloeistof voorwielrem bijvullen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Als het remvloeistofpeil onder de aangegeven markering of de aangegeven waarde daalt, dan duidt dit op een lekkage in
het remsysteem of op volledig versleten remplaketten. Remsysteem controleren, niet doorrijden. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof kan bij aanraking leiden tot huidirritaties.
Erop letten dat remvloeistof niet in aanraking komt met de huid of ogen en houd deze buiten bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Als er remvloeistof in de ogen komt, moet u de ogen grondig met water spoelen en meteen een arts raadplegen.
13 REMSYSTEEM 81
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door te oude remvloeistof.
Remvloeistof van voor- en achterwielrem volgens serviceschema verversen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Info
In geen geval remvloeistof DOT 5 gebruiken! Deze is gebaseerd op siliconenolie en heeft een paarse kleur. Afdichting en rem-
kabels zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Let erop dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen. Remvloeistof vreet lak aan!
Gebruik alleen schone remvloeistof uit een gesloten verpakking!
Voorwerk
Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 81)
K00107-10
Hoofdwerk
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir horizontaal zetten.
Schroeven
verwijderen.
Deksel
met membraan
verwijderen.
Remvloeistof tot maat
vullen.
Voorgeschreven waarde
Maat
(remvloeistofpeil lager dan
bovenkant reservoir)
5 mm
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 125)
Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water afspoelen.
13.7 Remplaketten voorwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door versleten remplaketten.
Versleten remplaketten meteen vervangen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
M00110-10
Remplaketten op minimale plaketdikte
controleren.
Minimale plaketdikte
1 mm
» Als de plaket dunner is dan de minimale plaketdikte:
Remplaketten van de voorwielrem vervangen. ( pag. 82)
Remplaketten controleren op beschadiging en scheuren.
» Als er beschadigingen of scheuren te zien zijn:
Remplaketten van de voorwielrem vervangen. ( pag. 82)
13 REMSYSTEEM 82
13.8 Remplaketten voorwielrem vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Onderhoudswerkzaamheden en reparaties moeten op deskundige wijze worden uitgevoerd. (De geautoriseerde KTM-garage
is u graag van dienst.)
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof kan bij aanraking leiden tot huidirritaties.
Erop letten dat remvloeistof niet in aanraking komt met de huid of ogen en houd deze buiten bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Als er remvloeistof in de ogen komt, moet u de ogen grondig met water spoelen en meteen een arts raadplegen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door te oude remvloeistof.
Remvloeistof van voor- en achterwielrem volgens serviceschema verversen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door olie of vet op de remschijven.
Remschijven beslist olie- en vetvrij houden en indien nodig reinigen met een remmenreiniger.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door het gebruik van niet toegelaten remplaketten.
In de winkels voor toebehoren zijn remplaketten verkrijgbaar die vaak niet voor KTM voertuigen zijn getest en toegelaten.
De opbouw en het wrijvingscoëfficiënt en daarmee ook het remvermogen kunnen sterk afwijken van de originele KTM rem-
plaketten. Bij het gebruik van remplaketten die afwijken van de originele uitrusting is niet gegarandeerd dat deze overeen-
komen met de originele toelating. Het voertuig voldoet dan niet meer aan de afleveringstoestand en de garantie vervalt.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Info
In geen geval remvloeistof DOT 5 gebruiken! Deze is gebaseerd op siliconenolie en heeft een paarse kleur. Afdichting en rem-
kabels zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Let erop dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen. Remvloeistof vreet lak aan!
Gebruik alleen schone remvloeistof uit een gesloten verpakking!
K00107-11
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir horizontaal zetten.
Schroeven
verwijderen.
Deksel
met membraan
verwijderen.
Remklauw met de hand naar de remschijf duwen, om de remzuigers terug te
duwen. Erop letten dat er geen remvloeistof uit het remvloeistofreservoir stroomt,
indien nodig afzuigen.
Info
Erop letten dat bij het terugduwen van de remzuiger de remklauw niet tegen
de spaken worden geduwd.
K00108-10
Veerstekker
verwijderen, bout
eruit draaien en remplaketten verwijderen.
Remklauw en remklauwhouder reinigen.
13 REMSYSTEEM 83
100397-01
Controleren of het veerplaatje
goed in de remklauw en de glijplaat
in rem-
klauwhouder zitten.
K00111-01
Nieuwe remplaketten plaatsen, bout erin steken en veerstekker monteren.
Info
Remplaketten altijd per paar vervangen.
Remhendel meerdere keren intrappen totdat de remplaketten tegen de remschijf
liggen en er een drukpunt aanwezig is.
K00107-12
Remvloeistofpeil corrigeren op maat
.
Voorgeschreven waarde
Maat
(remvloeistofpeil lager dan
bovenkant reservoir)
5 mm
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 125)
Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water afspoelen.
13.9 Vrije slag rempedaal controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Als er geen vrije slag aan het rempedaal aanwezig is bouwt er zich druk op in het remsysteem op de achterwielrem. De ach-
terwielrem kan door oververhitting uitvallen. Vrije slag van het rempedaal instellen volgens de voorgeschreven waarden.
402026-10
Veer
losmaken.
Rempedaal tussen eindaanslag en voetremcilinderzuiger heen en weer bewegen en
vrije slag
controleren.
Voorgeschreven waarde
Vrije slag rempedaal 3… 5 mm
» Als de vrije slag niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Uitgangspositie van het rempedaal instellen. ( pag. 83)
Veer
vasthaken.
13.10 Uitgangspositie rempedaal instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Als er geen vrije slag aan het rempedaal aanwezig is bouwt er zich druk op in het remsysteem op de achterwielrem. De ach-
terwielrem kan door oververhitting uitvallen. Vrije slag van het rempedaal instellen volgens de voorgeschreven waarden.
13 REMSYSTEEM 84
K00112-10
Veer
losmaken.
Moer
losdraaien en met drukstang
terugdraaien totdat de maximale vrije
slag is bereikt.
Voor de individuele aanpassing van de uitgangspositie van het rempedaal moer
losmaken en schroef
draaien.
Info
Het instelbereik is beperkt.
Drukstang
zoveel draaien tot de vrije slag
bereikt is. Indien nodig uitgangs-
positie van het rempedaal aanpassen.
Voorgeschreven waarde
Vrije slag rempedaal 3… 5 mm
Schroef
tegenhouden en moer
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer voetremhendelaanslag M8 20 Nm
Drukstang
tegenhouden en moer
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige moeren chassis M6 10 Nm
Veer
vasthaken.
13.11 Remvloeistofpeil achterwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Als het remvloeistofpeil onder de aangegeven markering of de aangegeven waarde daalt, dan duidt dit op een lekkage in
het remsysteem of op volledig versleten remplaketten. Remsysteem controleren, niet doorrijden. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door te oude remvloeistof.
Remvloeistof van voor- en achterwielrem volgens serviceschema verversen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
L00721-10
Voertuig rechtop zetten.
Remvloeistofpeil controleren op het kijkglas
.
»
Als het remvloeistofpeil onder de markering
is gedaald:
Remvloeistof van de achterwielrem bijvullen. ( pag. 84)
13.12 Remvloeistof achterwielrem bijvullen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Als het remvloeistofpeil onder de aangegeven markering of de aangegeven waarde daalt, dan duidt dit op een lekkage in
het remsysteem of op volledig versleten remplaketten. Remsysteem controleren, niet doorrijden. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof kan bij aanraking leiden tot huidirritaties.
Erop letten dat remvloeistof niet in aanraking komt met de huid of ogen en houd deze buiten bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Als er remvloeistof in de ogen komt, moet u de ogen grondig met water spoelen en meteen een arts raadplegen.
13 REMSYSTEEM 85
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door te oude remvloeistof.
Remvloeistof van voor- en achterwielrem volgens serviceschema verversen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Info
In geen geval remvloeistof DOT 5 gebruiken! Deze is gebaseerd op siliconenolie en heeft een paarse kleur. Afdichting en rem-
kabels zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Let erop dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen. Remvloeistof vreet lak aan!
Gebruik alleen schone remvloeistof uit een gesloten verpakking!
Voorwerk
Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 85)
101380-10
Hoofdwerk
Voertuig rechtop zetten.
Schroefdop
met membraan
en keerring verwijderen.
Remvloeistof tot markering
vullen.
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 125)
Schroefdop met membraan en keerring monteren.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water afspoelen.
13.13 Remplaketten achterwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door versleten remplaketten.
Versleten remplaketten meteen vervangen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
M00113-10
Remplaketten op minimale plaketdikte
controleren.
Minimale plaketdikte
1 mm
» Als de plaket dunner is dan de minimale plaketdikte:
Remplaketten van de achterwielrem vervangen. ( pag. 86)
Remplaketten controleren op beschadiging en scheuren.
» Als er beschadigingen of scheuren te zien zijn:
Remplaketten van de achterwielrem vervangen. ( pag. 86)
13 REMSYSTEEM 86
13.14 Remplaketten achterwielrem vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Onderhoudswerkzaamheden en reparaties moeten op deskundige wijze worden uitgevoerd. (De geautoriseerde KTM-garage
is u graag van dienst.)
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof kan bij aanraking leiden tot huidirritaties.
Erop letten dat remvloeistof niet in aanraking komt met de huid of ogen en houd deze buiten bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Als er remvloeistof in de ogen komt, moet u de ogen grondig met water spoelen en meteen een arts raadplegen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door te oude remvloeistof.
Remvloeistof van voor- en achterwielrem volgens serviceschema verversen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door olie of vet op de remschijven.
Remschijven beslist olie- en vetvrij houden en indien nodig reinigen met een remmenreiniger.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door het gebruik van niet toegelaten remplaketten.
In de winkels voor toebehoren zijn remplaketten verkrijgbaar die vaak niet voor KTM voertuigen zijn getest en toegelaten.
De opbouw en het wrijvingscoëfficiënt en daarmee ook het remvermogen kunnen sterk afwijken van de originele KTM rem-
plaketten. Bij het gebruik van remplaketten die afwijken van de originele uitrusting is niet gegarandeerd dat deze overeen-
komen met de originele toelating. Het voertuig voldoet dan niet meer aan de afleveringstoestand en de garantie vervalt.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Info
In geen geval remvloeistof DOT 5 gebruiken! Deze is gebaseerd op siliconenolie en heeft een paarse kleur. Afdichting en rem-
kabels zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Let erop dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen. Remvloeistof vreet lak aan!
Gebruik alleen schone remvloeistof uit een gesloten verpakking!
101382-10
Voertuig rechtop zetten.
Schroefdop
met membraan
en keerring verwijderen.
Remzuigers in de uitgangspositie terugduwen en ervoor zorgen dat er geen rem-
vloeistof uit het remvloeistofreservoir stroomt, indien nodig afzuigen.
Info
Erop letten dat bij het terugduwen van de remzuiger de remklauw niet tegen
de spaken worden geduwd.
M00114-10
Veerstekker
verwijderen, bout
eruit draaien en remplaketten verwijderen.
Remklauw en remklauwhouder reinigen.
13 REMSYSTEEM 87
100407-10
Controleren of het veerplaatje
in de remklauw en de glijplaat
goed op de
remklauwhouder zitten.
M00115-01
Nieuwe remplaketten plaatsen, bout erin steken en veerstekker monteren.
Info
Remplaketten altijd per paar vervangen.
Rempedaal meerdere keren indrukken tot de remplaketten tegen de remschijf lig-
gen en er een drukpunt aanwezig is.
101380-10
Remvloeistofpeil corrigeren tot markering
.
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 125)
Schroefdeksel
met membraan
en keerring verwijderen.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water afspoelen.
14 WIELEN, BANDEN 88
14.1 Voorwiel demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 50)
K00081-01
Hoofdwerk
Remklauw met de hand naar de remschijf duwen om de remzuigers terug te duwen.
Info
Erop letten dat bij het terugduwen van de remzuigers de remklauw niet
tegen de spaken worden geduwd.
K00082-10
Schroef
enkele slagen losdraaien.
Schroeven
losdraaien.
Op de schroef
drukken om de steekas uit de asopname te schuiven.
Schroef
verwijderen.
K00083-01
Voorwiel vasthouden en steekas eruit trekken. Voorwiel uit de voorvork nemen.
Info
Remhendel niet gebruiken als het voorwiel is gedemonteerd.
Het wiel altijd zo neerleggen, dat de remschijf niet wordt beschadigd.
K00084-11
Afstandsbussen
verwijderen.
14.2 Voorwiel monteren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door olie of vet op de remschijven.
Remschijven beslist olie- en vetvrij houden en indien nodig reinigen met een remmenreiniger.
K00084-10
Wiellager controleren op beschadiging en slijtage.
» Wanneer de wiellager beschadigd of versleten is:
Wiellager voor vervangen.
Keerringen
en loopvlak
van de afstandsbussen reinigen en invetten.
Duurzaam vet ( pag. 127)
Afstandsbussen erin zetten.
Voorwiel positioneren en steekas erin steken.
Remplaketten zijn correct gepositioneerd.
14 WIELEN, BANDEN 89
M01022-10
(EXC Six Days)
Remschijfbescherming zo afstellen, dat de spleten
en
dezelfde grootte
hebben.
K00082-11
Schroef
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef steekas voor M20x1,5 35 Nm
Remhendel meerdere keren indrukken tot remplaketten tegen de remschijf liggen.
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 50)
Voorwielrem indrukken en voorvork enkele keren inveren zodat de vorkpoten worden
uitgelijnd.
Schroeven
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef asopname M8 15 Nm
14.3 Achterwiel demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 50)
K00113-10
Hoofdwerk
Remklauw met de hand naar de remschijf duwen, om de remzuiger terug te duwen.
Info
Erop letten dat bij het terugduwen van de remzuiger de remklauw niet tegen
de spaken worden geduwd.
Moer
verwijderen.
Kettingspanner
verwijderen. Steekas
alleen zo ver eruit trekken, dat het
achterwiel naar voren kan worden geschoven.
Achterwiel zo ver mogelijk naar voren schuiven. Ketting van het kettingwiel nemen.
Info
Componenten door afdekken tegen beschadigingen beschermen.
Achterwiel vasthouden en steekas eruit trekken. Achterwiel uit de achterbrug
nemen.
Info
Rempedaal niet indrukken als het achterwiel is gedemonteerd.
Het wiel altijd zo neerleggen, dat de remschijf niet wordt beschadigd.
K00114-10
Afstandsbussen
verwijderen.
14 WIELEN, BANDEN 90
14.4 Achterwiel monteren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door olie of vet op de remschijven.
Remschijven beslist olie- en vetvrij houden en indien nodig reinigen met een remmenreiniger.
K00114-11
Hoofdwerk
Wiellager controleren op beschadiging en slijtage.
» Wanneer de wiellager beschadigd of versleten is:
Wiellager achter vervangen.
Keerringen
en loopvlak
van de afstandsbussen reinigen en invetten.
Duurzaam vet ( pag. 127)
Afstandsbussen erin zetten.
K00115-10
Achterwiel positioneren en steekas
erin steken.
Remplaketten zijn correct gepositioneerd.
Ketting erop leggen.
K00150-10
Kettingspanner
positioneren. Moer
monteren, maar nog niet vastdraaien.
Controleren of de kettingspanners
tegen de stelschroeven
liggen.
Kettingspanning controleren. ( pag. 73)
Moer
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer steekas achter M20x1,5 80 Nm
Info
Door een groter instelbereik van de kettingspanner (32 mm) kunnen bij
gelijke kettinglengte verschillende secundaire overbrengingen worden gere-
den.
De kettingspanners
kunnen 180° worden gedraaid.
Rempedaal meerdere keren indrukken tot de remplaketten tegen de remschijf lig-
gen en er een drukpunt aanwezig is.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 50)
14.5 Bandentoestand controleren
Info
Alleen door KTM vrijgegeven en/of aanbevolen banden monteren.
Andere banden kunnen het rijgedrag negatief beïnvloeden.
Het type, de toestand en de spanning van de banden zijn van invloed op het rijgedrag van de motorfiets.
Het profiel van de banden voor het voor- en achterwiel moet altijd gelijk zijn.
Versleten banden hebben vooral bij natte ondergrond een slechte invloed op het rijgedrag.
14 WIELEN, BANDEN 91
400602-10
De voor- en achterbanden controleren op insnijdingen, voorwerpen die tijdens het
rijden in de band zijn gaan zitten en andere beschadigingen.
» Als er insnijdingen, voorwerpen die tijdens het rijden in de band zijn gaan zit-
ten en andere beschadigingen aan de banden te zien zijn:
Banden vervangen.
Profieldiepte controleren.
Info
De minimale profieldiepte volgens de nationale wetgeving in acht nemen.
Minimale profieldiepte 2 mm
» Als de profieldiepte lager is dan de minimale waarde:
Banden vervangen.
Leeftijd van de banden controleren.
Info
De productiedatum van de banden staat meestal op het opschrift van de
banden en wordt met de laatste vier cijfers van de DOT aanduiding geken-
merkt. De eerste twee cijfers wijzen op de week van productie en de laatste
twee cijfers op het jaar van productie.
KTM adviseert de banden te wisselen, onafhankelijk van de daadwerkelijke
slijtage van de banden, uiterlijk echter na 5 jaar.
» Als de band ouder is dan vijf jaar:
Banden vervangen.
14.6 Bandenspanning controleren
Info
Een te lage bandenspanning leidt tot buitengewone slijtage en oververhitting van de band.
Een goede bandenspanning garandeert een optimaal rijcomfort en maximale levensduur van de band.
400695-01
Beschermkap verwijderen.
Bandenspanning controleren bij koude banden.
Bandenspanning terrein
voor 1,0 bar
achter 1,0 bar
Bandenspanning straat (Alle EXC- modellen)
voor 1,5 bar
achter 1,5 bar
» Als de bandenspanning niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Bandenspanning corrigeren.
Beschermkap monteren.
14.7 Spaakspanning controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenInstabiel rijgedrag door een verkeerde spaakspanning.
Op een correcte spaakspanning letten. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Info
Door een losse spaak komt het wiel uit balans, waardoor binnen korte tijd nog meer spaken los gaan zitten.
Als de spaken te vast zijn gespannen kunnen ze afbreken door lokale overbelasting.
De spaakspanning regelmatig controleren, vooral bij een nieuwe motorfiets.
14 WIELEN, BANDEN 92
400694-01
Met de steel van een schroevendraaier kort op iedere spaak slaan.
Info
De toonfrequentie is afhankelijk van de lengte en diameter van de spaak.
Als er verschillende toonfrequenties op de afzonderlijke spaken met gelijke
lengte en dikte te horen zijn, wijst dat op verschillen in de spaakspanning.
Er moet een heldere toon hoorbaar zijn.
» Als de spaakspanning verschilt:
Spaakspanning corrigeren.
Aanhaalmoment van de spaken controleren.
Voorgeschreven waarde
Spaaknippel voorwiel M4,5 6 Nm
Spaaknippel achterwiel M4,5 6 Nm
Momentsleutel met een set van diverse koppen (58429094000)
15 ELEKTRONICA 93
15.1 Accu demonteren
Waarschuwing
Gevaar voor letselAccuzuur en accugassen kunnen ernstige brandwonden veroorzaken.
Houd accu's buiten bereik van kinderen.
Draag geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril.
Voorkom contact met accuzuur en accugassen.
Vonken of open vlammen uit de buurt van de accu houden. De accu alleen in goed geventileerde ruimtes laden.
Bij aanraking met de huid met veel water spoelen. Als er accuzuur in de ogen komt, ten minste 15 minuten met water
spoelen en een arts opzoeken.
Voorwerk
Alle stroomverbruikers uitschakelen en motor afzetten.
Zadel verwijderen. ( pag. 64)
Deksel luchtfilterbak demonteren. ( pag. 64)
K00096-10
Hoofdwerk
Minkabel
van de accu loskoppelen.
Pluspoolafdekking
naar achteren trekken en pluskabel van de accu loskoppe-
len.
Rubberband
beneden losmaken.
Accu naar boven toe verwijderen.
15.2 Accu monteren
K00116-10
Hoofdwerk
Accu met de polen naar voren in het accuvak plaatsen.
Accu (YTX5L-BS) ( pag. 121)
Rubberband
vasthaken.
Pluskabel
positioneren, schroef monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef accupool M5 2,5 Nm
Info
De contactring
moet tussen de schroef
en kabelschoen
met de
klauwen omlaag worden gemonteerd.
Pluspoolafdekking
over pluspool schuiven.
Minkabel
positioneren, schroef monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef accupool M5 2,5 Nm
Info
De contactring
moet tussen de schroef
en kabelschoen
met de
klauwen omlaag worden gemonteerd.
Nawerk
Deksel luchtfilterbak monteren. ( pag. 64)
Zadel monteren. ( pag. 64)
15 ELEKTRONICA 94
15.3 Accu laden
Waarschuwing
Gevaar voor letselAccuzuur en accugassen kunnen ernstige brandwonden veroorzaken.
Houd accu's buiten bereik van kinderen.
Draag geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril.
Voorkom contact met accuzuur en accugassen.
Vonken of open vlammen uit de buurt van de accu houden. De accu alleen in goed geventileerde ruimtes laden.
Bij aanraking met de huid met veel water spoelen. Als er accuzuur in de ogen komt, ten minste 15 minuten met water
spoelen en een arts opzoeken.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuOnderdelen en componenten van de accu belasten het milieu.
Accu niet bij het huisvuil gooien. Een defecte accu op milieuvriendelijke wijze afdanken. Geef de accu af bij uw geautori-
seerde KTM-dealer of bij een verzamelpunt voor oude accu's.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Info
Ook als de accu niet wordt belast verliest hij dagelijks aan lading.
De laadtoestand en de wijze van laden zijn erg belangrijk voor de levensduur van de accu.
Snel laden met een hogere laadstroom heeft een negatief effect op de levensduur.
Als de laadstroom, laadspanning en laadtijd worden overschreden ontsnapt er elektrolyt via de veiligheidskleppen. Daardoor
verliest de accu aan capaciteit.
Als de accu leeg is gestart, de accu meteen opladen.
Bij langere stilstand in ontladen toestand treden er diepteontlading en sulftatie op en dat kan leiden tot vernietiging van de
accu.
De accu is onderhoudsvrij. Het zuurniveau hoeft niet te worden gecontroleerd.
Voorwerk
Alle stroomverbruikers uitschakelen en motor afzetten.
Zadel verwijderen. ( pag. 64)
Om schade aan de boordelektronica te voorkomen, minkabel van de accu loskoppe-
len.
400240-10
Hoofdwerk
Acculader met accu verbinden. Acculader inschakelen.
Acculader (58429074000)
Met deze acculader kunt u ook de rustspanning en het startvermogen van de accu
en dynamo testen. Bovendien kan met deze lader de accu niet worden overladen.
Info
Deksel
in geen geval verwijderen.
Accu laden met maximaal 10 % van de capaciteit, die op het accuhuis
is aangegeven.
Acculader na het laden uitschakelen en van de accu loskoppelen.
Voorgeschreven waarde
Laadstroom, laadspanning en laadtijd mogen niet worden overschreden.
Accu regelmatig bijladen als de motor-
fiets niet wordt gebruikt
3 maanden
Minkabel met accu verbinden.
Voorgeschreven waarde
Schroef accupool M5 2,5 Nm
Nawerk
Zadel monteren. ( pag. 64)
15 ELEKTRONICA 95
15.4 Hoofdzekering vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor brandDoor het gebruik van verkeerde zekeringen kan het elektrisch systeem overbelast raken.
Alleen zekeringen gebruiken met het voorgeschreven aantal ampères. Zekeringen nooit overbruggen of repareren.
Info
Met de hoofdzekering worden alle stroomverbruikers van het voertuig afgezekerd. Deze bevindt zich in het startrelaishuis onder
het luchtfilterbakdeksel.
Voorwerk
Alle stroomverbruikers uitschakelen en motor afzetten.
Deksel luchtfilterbak demonteren. ( pag. 64)
K00097-10
Hoofdwerk
Schroef
verwijderen.
K00098-10
Achterbekleding
iets optillen en startrelais
van de houder trekken.
K00099-10
Beschermkappen
verwijderen.
Defecte hoofdzekering
verwijderen.
Info
Een defecte zekering herkent u aan de gebroken smeltdraad
.
In het startrelais bevindt zich een reservezekering
.
Nieuwe hoofdzekering erin zetten.
Zekering (58011109120) ( pag. 121)
Controleren of de elektrische installatie werkt.
Tip
Nieuwe reservezekering in het zekeringenblok plaatsen, zodat u er een bij u
hebt als het nodig is.
Beschermkappen erop steken.
Startrelais op de houder steken en kabel leggen.
Achterbekleding positioneren. Schroef monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
Nawerk
Deksel luchtfilterbak monteren. ( pag. 64)
15 ELEKTRONICA 96
15.5 Zekeringen afzonderlijke stroomverbruikers vervangen
Info
Het zekeringenblok met de zekeringen van de afzonderlijke stroomverbruikers bevindt zich onder het zadel.
Voorwerk
Alle stroomverbruikers uitschakelen en motor afzetten.
Zadel verwijderen. ( pag. 64)
K00095-10
Hoofdwerk
Zekeringenblokdeksel
openen.
K00094-10
Defecte zekering verwijderen.
Voorgeschreven waarde
Zekering 1 - 10 A - EFI-besturingsunit
Zekering 2 - 10 A - brandstofpomp
Zekering 3 - 10 A - groot licht, dimlicht, zijlicht, achterlicht, nummerplaatver-
lichting
Zekering 4 - 10 A - claxon, remlicht, richtingaanwijzer, radiateurventilator
Zekeringen res - 10 A - reservezekeringen
Info
Een defecte zekering herkent u aan de gebroken smeltdraad
.
Waarschuwing
Gevaar voor brandDoor het gebruik van verkeerde zekeringen kan het elek-
trisch systeem overbelast raken.
Alleen zekeringen gebruiken met het voorgeschreven aantal ampères.
Zekeringen nooit overbruggen of repareren.
Reservezekering van de juiste sterkte plaatsen.
Zekering (75011088010) ( pag. 121)
Tip
Nieuwe reservezekering in het zekeringenblok plaatsen, zodat u er een bij u
hebt als het nodig is.
Controleren of de stroomverbruiker werkt.
Zekeringenblokdeksel sluiten.
Nawerk
Zadel monteren. ( pag. 64)
15.6 Koplampkap met koplamp demonteren
K00117-10
(Alle EXC- modellen)
Alle stroomverbruikers uitschakelen en motor afzetten.
Schroef
en klem verwijderen.
Rubberband
losmaken. Koplampkap omhoog schuiven en naar voren zwen-
ken.
15 ELEKTRONICA 97
K00118-10
Stekkerverbinding
loskoppelen en koplampkap met koplamp verwijderen.
K00151-10
(XCW)
Alle stroomverbruikers uitschakelen en motor afzetten.
Schroef
en klem verwijderen.
Rubberband
losmaken. Koplampkap omhoog schuiven en naar voren zwen-
ken.
K00143-10
Stekkerverbinding
loskoppelen en koplampkap met koplamp verwijderen.
15.7 Koplampkap met koplamp monteren
K00118-11
Hoofdwerk
(Alle EXC- modellen)
Stekkerverbindingen
verbinden.
K00117-11
Koplampkap positioneren en met rubberband
vastzetten.
Info
Erop letten dat de uitsteeksels in het spatbord grijpen.
Remkabel en kabelboom positioneren. Klem opzetten, schroef
monteren en
vastdraaien.
K00143-11
(XCW)
Stekkerverbinding
verbinden.
15 ELEKTRONICA 98
K00151-11
Koplampkap positioneren en met rubberband
vastzetten.
Info
Erop letten dat de uitsteeksels in het spatbord grijpen.
Remkabel en kabelboom positioneren. Klem opzetten, schroef
monteren en
vastdraaien.
Nawerk
Koplampstand controleren. ( pag. 99)
15.8 Lamp koplamp vervangen
Aanwijzing
Beschadiging van de reflectorLagere lichtsterkte.
Vet op deze lampbuisjes verdampt door de hitte en zet zich af op de reflector. De buisjes voor de montage reinigen en vetvrij hou-
den.
Voorwerk
Koplampkap met koplamp demonteren. ( pag. 96)
K00119-10
Hoofdwerk
Beschermkap
met de daaronder liggende lampfitting tot de aanslag tegen de
klok in draaien en optillen.
Lampfitting
van het zijlicht uit de reflector trekken.
K00120-10
Lamp koplamp
eruit draaien.
Nieuwe lamp in koplamp plaatsen.
Koplamp (HS1 / sokkel PX43t) ( pag. 121)
Beschermkap met de lampfitting in de reflector plaatsen en tot de aanslag met de
klok mee draaien.
Info
Erop letten dat de keerring
goed zit.
Lampfitting van het zijlicht in de reflector steken.
Nawerk
Koplampkap met koplamp monteren. ( pag. 97)
Koplampstand controleren. ( pag. 99)
15.9 Knipperlichtlamp vervangen (Alle EXC- modellen)
Aanwijzing
Beschadiging van de reflectorLagere lichtsterkte.
Vet op deze lampbuisjes verdampt door de hitte en zet zich af op de reflector. De buisjes voor de montage reinigen en vetvrij hou-
den.
15 ELEKTRONICA 99
101722-10
Hoofdwerk
Schroef aan achterzijde van het knipperlichthuis verwijderen.
Diffusorplaat
voorzichtig verwijderen.
De oranje kap
in de buurt van de uitsteeksel samenduwen en verwijderen.
Knipperlichtlamp zacht tegen de fitting duwen, ca. 30° tegen de klok in draaien en
uit de fitting trekken.
Info
Reflector niet met de vingers aanraken en vetvrij houden.
Nieuwe knipperlichtlamp zachtjes in de fitting duwen en met de klok mee draaien
tot de aanslag.
Richtingaanwijzer (R10W / sokkel BA15s) ( pag. 121)
Oranje kap monteren.
Diffusorplaat positioneren.
Schroef erin steken en eerst tegen de klok in draaien, tot de schroef met een kleine
ruk vergrendelt in schroefgang. Schroef licht vastdraaien.
Nawerk
Controleren of de richtingsaanwijzers werken.
15.10 Koplampstand controleren
400726-10
Voertuig op een horizontale ondergrond voor een lichte muur zetten en in de hoogte
van het midden van de koplamp een markering aanbrengen.
Nog een markering op afstand
onder de eerste markering aanbrengen.
Voorgeschreven waarde
Afstand
5 cm
Voertuig op afstand
rechtop voor de muur zetten.
Voorgeschreven waarde
Afstand
5 m
Nu gaat de bestuurder op de motorfiets zitten.
Dimlicht inschakelen.
Koplampstand controleren.
De grens tussen licht en donker moet bij een motorfiets met bestuurder die
gereed is om te rijden precies op de onderste markering liggen.
» Als de grens tussen licht en donker niet overeenkomt met de voorgeschreven
waarde:
Lichtbundelbreedte van de koplamp instellen. ( pag. 99)
15.11 Lichtbundelbreedte koplamp instellen
Voorwerk
Koplampstand controleren. ( pag. 99)
K00121-10
Hoofdwerk
Schroef
losdraaien.
Door zwenken van de koplamp de lichtbundelbreedte instellen.
Voorgeschreven waarde
De grens tussen licht en donker moet bij een gebruiksklare motorfiets
met bestuurder precies op de onderste markering liggen (aangebracht bij
Koplampstand controleren).
Info
Bij een gewichtsverandering kan het zijn dat de lichtbundelbreedte van de
koplamp gecorrigeerd moet worden.
15 ELEKTRONICA 100
Schroef
vastdraaien.
15.12 Tachometerbatterij vervangen
Voorwerk
Koplampkap met koplamp demonteren. ( pag. 96)
K00122-10
Hoofdwerk
Schroeven
verwijderen.
Tachometer omhoog uit de houder trekken.
K00123-10
Beschermkap
met een munt tot de aanslag tegen de klok in draaien en verwij-
deren.
Batterij van de tachometer
verwijderen.
Nieuwe batterij plaatsen met het opschrift naar boven.
Tachometerbatterij (CR 2430) ( pag. 121)
Controleren of de keerring van de beschermkap correct zit.
K00135-10
Beschermkap
positioneren en met een munt tot de aanslag met de klok mee
draaien.
Een willekeurige toets op de tachometer indrukken.
De tachometer schakelt in.
Tachometer in houder positioneren.
Schroeven met ringen monteren en vastdraaien.
Nawerk
Koplampkap met koplamp monteren. ( pag. 97)
Koplampstand controleren. ( pag. 99)
Kilometer of mijl instellen. ( pag. 20)
Tachometerfuncties instellen. ( pag. 21)
Tijd instellen. ( pag. 21)
16 KOELSYSTEEM 101
16.1 Koelsysteem
S00821-10
Door de waterpomp
in de motor vindt er een gedwongen circulatie van het koelmid-
del plaats.
De druk die bij verwarming in het koelsysteem ontstaat wordt geregeld door een klep
in de radiateurdop
. Daardoor is de aangegeven koelmiddeltemperatuur toegestaan
zonder dat er met functiestoringen rekening moet worden gehouden.
120 °C
De koeling vindt plaats via de rijwind.
Hoe lager de snelheid, hoe lager de koelwerking. Ook vervuilde koelribben verlagen de
koelwerking.
Er vindt extra koeling plaats via de radiateurventilator. Deze wordt aangestuurd via een
thermoschakelaar.
16.2 Antivries en koelmiddelpeil controleren
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder druk.
Radiateur, radiateurslangen en de overige componenten van het koelsysteem niet openen bij een warme motor. Motor en
koelsysteem laten afkoelen. Verbrande huid meteen onder lauw water houden.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Erop letten dat koelmiddel niet in aanraking komt met huid, ogen of kleding. Bij contact met de ogen meteen met water
spoelen en een arts raadplegen. Verontreinigde huid meteen reinigen met water en zeep. Als koelmiddel is ingeslikt meteen
een arts raadplegen. Met koelmiddel verontreinigde kleding wisselen. Koelmiddel buiten bereik van kinderen houden.
Voorwaarden
Motor is koud.
400243-10
Motorfiets rechtop zetten op een vlakke ondergrond.
Radiateurdop verwijderen.
Antivries van het koelmiddel controleren.
25… 45 °C
» Als de antivries van het koelmiddel niet overeenkomt met de voorgeschreven
waarde:
Antivries van het koelmiddel corrigeren.
Koelmiddelpeil in de radiateur controleren.
Koelmiddelpeil
boven de radiateur-
lamellen.
10 mm
» Als het koelmiddelpeil niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Koelmiddelpeil corrigeren.
Koelmiddel ( pag. 125)
Radiateurdop monteren.
16.3 Koelmiddelpeil controleren
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder druk.
Radiateur, radiateurslangen en de overige componenten van het koelsysteem niet openen bij een warme motor. Motor en
koelsysteem laten afkoelen. Verbrande huid meteen onder lauw water houden.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Erop letten dat koelmiddel niet in aanraking komt met huid, ogen of kleding. Bij contact met de ogen meteen met water
spoelen en een arts raadplegen. Verontreinigde huid meteen reinigen met water en zeep. Als koelmiddel is ingeslikt meteen
een arts raadplegen. Met koelmiddel verontreinigde kleding wisselen. Koelmiddel buiten bereik van kinderen houden.
Voorwaarden
Motor is koud.
16 KOELSYSTEEM 102
400243-10
Motorfiets rechtop zetten op een vlakke ondergrond.
Radiateurdop verwijderen.
Koelmiddelpeil in de radiateur controleren.
Koelmiddelpeil
boven de radiateur-
lamellen.
10 mm
» Als het koelmiddelpeil niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Koelmiddelpeil corrigeren.
Koelmiddel ( pag. 125)
Radiateurdop monteren.
16.4 Koelmiddel aftappen
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder druk.
Radiateur, radiateurslangen en de overige componenten van het koelsysteem niet openen bij een warme motor. Motor en
koelsysteem laten afkoelen. Verbrande huid meteen onder lauw water houden.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Erop letten dat koelmiddel niet in aanraking komt met huid, ogen of kleding. Bij contact met de ogen meteen met water
spoelen en een arts raadplegen. Verontreinigde huid meteen reinigen met water en zeep. Als koelmiddel is ingeslikt meteen
een arts raadplegen. Met koelmiddel verontreinigde kleding wisselen. Koelmiddel buiten bereik van kinderen houden.
Voorwaarden
Motor is koud.
Voorwerk
(Alle EXC- modellen)
Motorbescherming demonteren. ( pag. 78)
S00822-10
Hoofdwerk
Motorfiets rechtop zetten.
Geschikte bak onder het waterpompdeksel zetten.
Schroef
verwijderen. Radiateurdop
verwijderen.
Koelmiddel volledig laten uitlopen.
Schroef
met nieuwe pakking monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef waterpompdeksel M6x25 10 Nm
16.5 Koelmiddel vullen
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Erop letten dat koelmiddel niet in aanraking komt met huid, ogen of kleding. Bij contact met de ogen meteen met water
spoelen en een arts raadplegen. Verontreinigde huid meteen reinigen met water en zeep. Als koelmiddel is ingeslikt meteen
een arts raadplegen. Met koelmiddel verontreinigde kleding wisselen. Koelmiddel buiten bereik van kinderen houden.
M00220-10
Hoofdwerk
Controleren of schroef
met het juiste moment is vastgedraaid.
Motorfiets rechtop zetten.
Koelmiddel tot maat
via de radiateurlamellen vullen.
Voorgeschreven waarde
10 mm
Koelmiddel 1,2 l Koelmiddel ( pag. 125)
Radiateurdop monteren.
Nawerk
(Alle EXC- modellen)
Motorbescherming monteren. ( pag. 78)
16 KOELSYSTEEM 103
Korte proefrit maken.
Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 101)
17 MOTOR AFSTELLEN 104
17.1 Gaskabelspeling controleren
400192-11
Controleren of de gashendel soepel beweegt.
Stuur in rechtuitstand zetten. Gashendel licht heen en weer bewegen en de gaska-
belspeling
bepalen.
Speling gaskabel 3… 5 mm
» Als de speling van de gaskabel niet met de voorgeschreven waarde overeen-
komt:
Gaskabelspeling instellen. ( pag. 104)
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloos-
heid en/of de dood tot gevolg hebben.
Als u de motor laat draaien moet u altijd voor voldoende ventilatie zor-
gen, de motor niet in een gesloten ruimte starten of laten draaien zonder
een geschikte afzuiginstallatie.
Motor starten en stationair laten draaien. Stuur over het gehele stuurbereik heen en
weer bewegen.
Het stationaire toerental mag daarbij niet veranderen.
» Als het stationair toerental verandert:
Gaskabelspeling instellen. ( pag. 104)
17.2 Gaskabelspeling instellen
Voorwerk
Zadel verwijderen. ( pag. 64)
Brandstoftank demonteren. ( pag. 69)
Gaskabelplaatsing controleren. ( pag. 76)
K00147-10
Hoofdwerk
Stuur in rechtuitstand zetten.
Manchetten
terugschuiven.
Moer
losdraaien. Stelschroef
helemaal indraaien.
Moer
losdraaien. Stelschroef
zo draaien, dat bij de gashendel de gaskabel-
speling aanwezig is.
Voorgeschreven waarde
Speling gaskabel 3… 5 mm
Moer
vastdraaien.
Gashendel in de gesloten eindstand indrukken en ingedrukt houden.
Stelschroef
uitdraaien, tot de bowdenkabel
geen speling meer heeft.
Moer
vastdraaien.
Manchetten
erop schuiven. Controleren of de gashendel soepel beweegt.
Nawerk
Brandstoftank monteren. ( pag. 70)
Zadel monteren. ( pag. 64)
Gaskabelspeling controleren. ( pag. 104)
17 MOTOR AFSTELLEN 105
17.3 Stationair toerental instellen
S00817-10
Motor warm rijden en regelschroef
voor het stationaire toerental tot de aanslag
indrukken.
Door te draaien aan de regelschroef het stationaire toerental instellen.
Voorgeschreven waarde
Stationair toerental 1.950… 2.050 1/min
Info
Draaien tegen de klok in verhoogt het stationaire toerental.
Draaien met de klok mee verlaagt het stationaire toerental.
17.4 Uitgangspositie versnellingshendel controleren
Info
De versnellingshendel mag bij het rijden in de uitgangspositie niet tegen de laars liggen.
Als de versnellingshendel steeds tegen de laars ligt, wordt de versnelling teveel belast.
400692-10
In de rijpositie op het voertuig gaan zitten en de afstand
meten tussen de
bovenkant van de laars en versnellingshendel.
Afstand versnellingshendel tot boven-
kant laars
10… 20 mm
» Als de afstand niet met de voorgeschreven waarde overeenkomt:
Uitgangspositie van de versnellingshendel instellen. ( pag. 105)
17.5 Uitgangspositie versnellingshendel instellen
401950-12
Schroef
met ringen verwijderen en versnellingshendel
eraf halen.
401951-10
Tanden
van versnellingshendel en schakelas reinigen.
Versnellingshendel in de gewenste stand op de schakelas steken en de tanden laten
grijpen.
Info
Het instelbereik is beperkt.
De versnellingshendel mag bij het schakelen de voertuigcomponenten niet
raken.
17 MOTOR AFSTELLEN 106
Schroef
met ringen monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef versnellingshendel M6 14 Nm Loctite
®
243™
18 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 107
18.1 Brandstofzeef vervangen
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
Tank het voertuig nooit in de buurt van open vuur of brandende sigaretten en schakel de motor bij het tanken altijd uit.
Let er vooral op dat er geen brandstof wordt gemorst op de hete onderdelen van het voertuig. Gemorste brandstof meteen
afvegen.
Als de brandstof wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uitstromen als de tank te vol zit. Aanwijzingen
voor het tanken van brandstof in acht nemen.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Erop letten dat brandstof niet in aanraking komt met de huid, ogen en kleding. Adem brandstofdampen niet in. Bij contact
met de ogen meteen met water spoelen en een arts raadplegen. Verontreinigde huid meteen reinigen met water en zeep.
Als brandstof is ingeslikt meteen een arts raadplegen. Met brandstof verontreinigde kleding wisselen.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
M01027-10
Steekverbinding
van de brandstofleiding grondig reinigen met perslucht.
Info
Er mag in geen geval vuil in de brandstofleiding terechtkomen. Ingedrongen
vuil verstopt het inspuitventiel!
Steekverbinding van de brandstofleiding loskoppelen.
Brandstofzeef
uit het aansluitstuk trekken.
Nieuwe brandstofzeef tot de aanslag in het aansluitstuk schuiven.
Keerring smeren en steekverbinding van de brandstofleiding verbinden.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloos-
heid en/of de dood tot gevolg hebben.
Als u de motor laat draaien moet u altijd voor voldoende ventilatie zor-
gen, de motor niet in een gesloten ruimte starten of laten draaien zonder
een geschikte afzuiginstallatie.
Motor starten en respons controleren.
18.2 Motoroliepeil controleren
Voorwaarden
Motor is warm.
Voorwerk
Motorfiets rechtop zetten op een horizontale ondergrond.
M00231-10
Hoofdwerk
Motoroliepeil controleren.
Info
Na het afzetten van de motor eerst een minuut wachten en dan pas contro-
leren.
De motorolie ligt tussen
en
.
»
Als de motorolie onder de markering
ligt:
Motorolie bijvullen. ( pag. 110)
»
Als de motorolie bij de markering
of hoger ligt:
Motoroliepeil corrigeren.
18 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 108
18.3 Motorolie verversen, oliefilter vervangen en oliezeven reinigen
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenTijdens het rijden worden de motor- en transmissieolie in de motorfiets zeer heet.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidshandschoenen dragen. Verbrande huid meteen onder lauw water hou-
den.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Info
De motorolie moet bij warme motor worden afgetapt.
Voorwerk
(Alle EXC- modellen)
Motorbescherming demonteren. ( pag. 78)
Motorfiets op horizontale ondergrond zetten.
K00126-10
Hoofdwerk
Geschikte bak onder de motor zetten.
Olieaftapschroef
met magneet en pakking verwijderen.
K00127-10
Sluitschroef
met transmissieoliezeef en keerringen verwijderen.
Info
Schroef
niet verwijderen.
K00128-10
Sluitschroef
met motoroliezeef
en keerringen verwijderen.
Motorolie volledig laten uitlopen.
Onderdelen en afdichtvlakken grondig reinigen.
K00127-11
Sluitschroef
met transmissieoliezeef en keerringen monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Sluitschroef oliezeef voor versnellings-
bak
M20x1,5 15 Nm
18 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 109
K00129-10
Oliezeef
met keerringen op een pijpsleutel positioneren.
Pijpsleutel door de boring van de sluitschroef van tegenoverliggende motorhuiswand
positioneren.
Oliezeef tot de aanslag in het motorhuis schuiven.
K00130-10
Sluitschroef
met keerring monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Sluitschroef oliezeef voor motor M20x1,5 15 Nm
Olieaftapschroef
met magneet en nieuwe pakking monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Olieaftapschroef met magneet M12x1,5 20 Nm
K00131-10
Schroeven
verwijderen. Oliefilterdop met keerring verwijderen.
K00132-10
Oliefilter
uit het oliefilterhuis trekken.
Seegerringtang verkeerd (51012011000)
Motorolie volledig laten uitlopen.
Onderdelen en afdichtvlak grondig reinigen.
K00133-10
Motorfiets op zijkant leggen en oliefilterhuis ongeveer vullen met motorolie.
Oliefilter in oliefilterhuis plaatsen.
Keerring van oliefilterdop smeren met olie en met oliefilterdop
monteren.
Schroeven monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef oliefilterdeksel M5 6 Nm
Motorfiets rechtop zetten.
M00229-10
Olievulschroef
met keerring van het koppelingsdeksel verwijderen en motorolie
vullen.
Motorolie 1,5 l Motorolie (SAE 10W/50) ( pag. 125)
Info
Te weinig motorolie of olie van onvoldoende kwaliteit leidt tot voortijdige
slijtage van de motor.
Olievulschroef met keerring monteren en vastdraaien.
18 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 110
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloos-
heid en/of de dood tot gevolg hebben.
Als u de motor laat draaien moet u altijd voor voldoende ventilatie zor-
gen, de motor niet in een gesloten ruimte starten of laten draaien zonder
een geschikte afzuiginstallatie.
Motor starten en controleren op lekkage.
Nawerk
(Alle EXC- modellen)
Motorbescherming monteren. ( pag. 78)
Motoroliepeil controleren. ( pag. 107)
18.4 Motorolie bijvullen
Info
Te weinig motorolie of olie van onvoldoende kwaliteit leidt tot voortijdige slijtage van de motor.
S00814-10
Hoofdwerk
Olievulschroef
met keerring aan koppelingsdeksel verwijderen.
Motorolie tot midden
van kijkglas vullen.
Dezelfde motorolie bijvullen, die ook bij de motorolieverversing is gebruikt.
Motorolie (SAE 10W/50) ( pag. 125)
Info
Het mengen van verschillende soorten motorolie wordt afgeraden omdat de
motorolie dan niet de volle werking bereikt.
We adviseren de motorolie te verversen als das nodig is.
Olievulschroef met keerring monteren en vastdraaien.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloos-
heid en/of de dood tot gevolg hebben.
Als u de motor laat draaien moet u altijd voor voldoende ventilatie zor-
gen, de motor niet in een gesloten ruimte starten of laten draaien zonder
een geschikte afzuiginstallatie.
Motor starten en controleren op lekkage.
Nawerk
Motoroliepeil controleren. ( pag. 107)
19 REINIGING, ONDERHOUD 111
19.1 Motorfiets reinigen
Aanwijzing
Materiële schadeBeschadiging en vernietiging van componenten door hogedrukreiniger.
Bij het reinigen van het voertuig met een hogedrukreiniger, de waterstraal niet direct op de elektrische componenten, stekkers,
bowdenkabels, lagers etc. richten. Een minimale afstand van 60 cm tussen de sproeier van de hogedrukreiniger en de component
aanhouden. Een te hoge druk kan storingen veroorzaken of deze onderdelen vernietigen.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Info
De motorfiets regelmatig reinigen. Daardoor blijven de waarde en het uiterlijk voor een lange tijd behouden.
Voorkomen dat de motorfiets tijdens het reinigen wordt blootgesteld aan directe zonnestralen.
401061-01
Om het indringen van water te voorkomen, het uitlaatsysteem afsluiten.
Grove vervuiling eerst met een zachte waterstraal verwijderen.
Sterk vervuilde plekken met een in de handel verkrijgbare motorfietsreiniger inspui-
ten en daarna behandelen met een kwastje.
Motorfietsreiniger ( pag. 127)
Info
Warm water met een in de handel verkrijgbare motorfietsreiniger en een
zachte spons gebruiken.
Motorfietsreiniger nooit op het droge voertuig aanbrengen, altijd eerst met
water afspoelen.
Nadat de motorfiets grondig met een zachte waterstraal is afgespoeld moet hij goed
worden gedroogd.
Afsluiting van het uitlaatsysteem verwijderen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door nat of vervuild rem-
systeem.
Vervuild of nat remsysteem voorzichtig schoon- resp. droogremmen.
Na de reiniging een kort stuk rijden, totdat de motor de rijtemperatuur heeft
bereikt.
Info
Door de warmte verdampt het water ook op de niet toegankelijke plaatsen
van de motor en het remsysteem.
Nadat de motorfiets is afgekoeld, alle glij- en lagerpunten smeren.
Ketting reinigen. ( pag. 72)
Blank metalen onderdelen (met uitzondering van de remschijven en het uitlaatsys-
teem) behandelen met een antiroestmiddel.
Conserveringsmiddel voor lakken, metaal en rubber ( pag. 127)
Alle kunststof onderdelen en geëloxeerde onderdelen behandelen met een mild rei-
nigingsmiddel.
Speciale reiniger voor glanzende en matte lakken, metaal- en kunststofvlakken
( pag. 127)
(Alle EXC- modellen)
Stuurslot smeren.
Universele oliespray ( pag. 128)
19 REINIGING, ONDERHOUD 112
19.2 Controle en onderhoud voor rijden in winter
Info
Als het voertuig ook in de winter wordt gebruikt, moet er rekening worden gehouden met strooizout op de wegen. Daarom moe-
ten er voorzorgsmaatregelen worden genomen tegen het agressieve strooizout.
Als het voertuig op wegen met strooizout is gebruikt moet deze na het rijden met koud water worden gereinigd. Warm water zou
de zoutwerking versterken.
401060-01
Motorfiets reinigen. ( pag. 111)
Remsysteem reinigen.
Info
Na IEDERE rit op wegen met strooizout de remklauwen en remplaketten in
afgekoelde en gemonteerde toestand, grondig met koud water reinigen en
goed drogen.
Na het rijden op met zout bestrooide wegen moet het voertuig grondig met
koud water worden gereinigd en goed worden gedroogd.
Motor, achterbrug en alle overige blanke of verzinkte onderdelen (m.u.v. de rem-
schijven) worden behandeld met een antiroestmiddel op wasbasis.
Info
Er mag geen antiroestmiddel op de remschijven terechtkomen, omdat daar-
door de remwerking sterk wordt verminderd.
Ketting reinigen. ( pag. 72)
20 STALLING 113
20.1 Stalling
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Erop letten dat brandstof niet in aanraking komt met de huid, ogen en kleding. Adem brandstofdampen niet in. Bij contact
met de ogen meteen met water spoelen en een arts raadplegen. Verontreinigde huid meteen reinigen met water en zeep.
Als brandstof is ingeslikt meteen een arts raadplegen. Met brandstof verontreinigde kleding wisselen. Brandstof volgens de
voorschriften bewaren in een jerrycan en uit de buurt van kinderen houden.
Info
Als u de motorfiets voor langere tijd niet wilt gebruiken moet u volgende maatregelen nemen of laten nemen.
Voordat u de motorfiets gaat stallen eerst controleren of alle onderdelen werken en niet zijn versleten. Als er servicewerkzaam-
heden, reparaties of wijzigingen nodig zijn kunt u dat het beste doen tijdens de overwintering (minder drukte bij de garages).
Zo voorkomt u lange wachttijden bij aanvang van het seizoen.
401058-01
Bij het laatste tanken voor het stilleggen van de motorfiets, brandstofadditief bij-
mengen.
Brandstofadditief ( pag. 127)
Brandstof tanken. ( pag. 37)
Motorfiets reinigen. ( pag. 111)
Motorolie verversen, oliefilter vervangen en oliezeven reinigen. ( pag. 108)
Antivries en koelmiddelpeil controleren. ( pag. 101)
Bandenspanning controleren. ( pag. 91)
Accu demonteren. ( pag. 93)
Accu laden. ( pag. 94)
Voorgeschreven waarde
Opslagtemperatuur accu zonder directe
blootstelling aan zonnestralen
0… 35 °C
Voertuig op een droge plaats stallen, waar hij niet blootstaat aan grote temperatuur-
schommelingen.
Info
KTM adviseert de motorfiets op te krikken.
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 50)
De motorfiets het beste afdekken met een luchtdoorlatend dekzeil of een deken. In
geen geval mogen hiervoor luchtdichte materialen worden gebruikt, omdat er dan
geen vocht kan ontsnappen en er roest ontstaat.
Info
Het is zeer slecht de motor van een gestalde motorfiets voor korte tijd te
laten draaien. Aangezien de motor daarbij niet voldoende warm wordt, con-
denseert de waterdamp die bij de verbranding ontstaat en leidt ertoe dat de
kleppen en uitlaat gaan roesten.
20.2 Inbedrijfname na stalling
401059-01
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 50)
Accu monteren. ( pag. 93)
Voor iedere inbedrijfname controle en onderhoud uitvoeren. ( pag. 34)
Een proefrit maken.
21 FOUTEN OPSPOREN 114
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
Motor draait niet door (e-starter) Bedieningsfouten Stappen voor de startprocedure uitvoeren.
( pag. 34)
Accu leeg Accu laden. ( pag. 94)
Laadspanning controleren.
Ruststroom controleren.
Statorwikkeling van dynamo controleren.
Hoofdzekering doorgesmolten Hoofdzekering vervangen. ( pag. 95)
Startrelais defect Startrelais controleren.
Startmotor defect Startmotor controleren.
Motor draait door, maar springt niet
aan
Bedieningsfouten Stappen voor de startprocedure uitvoeren.
( pag. 34)
Steekverbinding van de brandstoflei-
ding niet verbonden
Steekverbinding van de brandstofleiding verbin-
den.
Zekering 1 doorgesmolten Zekeringen van de afzonderlijke stroomverbrui-
kers vervangen. ( pag. 96)
Zekering 2 doorgesmolten Zekeringen van de afzonderlijke stroomverbrui-
kers vervangen. ( pag. 96)
Stationaire toerental verkeerd inge-
steld
Stationair toerental instellen. ( pag. 105)
Bougie verzopen of nat Bougie reinigen en drogen, indien nodig ver-
vangen.
Elektrodenafstand van de bougie te
groot
Elektrodenafstand instellen.
Voorgeschreven waarde
Elektrodenafstand bougie
0,9 mm
Ontstekingssysteem defect Ontstekingssysteem controleren.
Ontstekingskabel in de kabeloom ver-
sleten, stopknop en/of noodstopscha-
kelaar defect
Kabelboom controleren. (visuele controle)
Elektrische installatie controleren.
Fout in brandstof-inspuitsysteem Foutengeheugen met KTM-diagnosetool uitle-
zen.
Motor start niet Fout in brandstof-inspuitsysteem Foutengeheugen met KTM-diagnosetool uitle-
zen.
Ontstekingssysteem defect Bobine secundaire wikkeling controleren.
Bougiedop controleren.
Statorwikkeling van dynamo controleren.
Motorvermogen te laag Luchtfilter sterk vervuild Luchtfilter en luchtfilterbak reinigen.
( pag. 65)
Brandstoffilter sterk vervuild Brandstoffilter vervangen.
Brandstofzeef sterk vervuild Brandstofzeef vervangen. ( pag. 107)
Fout in brandstof-inspuitsysteem Foutengeheugen met KTM-diagnosetool uitle-
zen.
Uitlaatsysteem lekt, is vervormd of
heeft te weinig glasvezelvulling in de
einddemper
Controleer het uitlaatsysteem op beschadiging.
Glasvezelvulling van einddemper vervangen.
( pag. 68)
Te weinig klepspeling Klepspeling instellen.
Ontstekingssysteem defect Bobine secundaire wikkeling controleren.
Bougiedop controleren.
Statorwikkeling van dynamo controleren.
Motor slaat tijdens het rijden af Te weinig brandstof Brandstof tanken. ( pag. 37)
Zekering 1 doorgesmolten Zekeringen van de afzonderlijke stroomverbrui-
kers vervangen. ( pag. 96)
Zekering 2 doorgesmolten Zekeringen van de afzonderlijke stroomverbrui-
kers vervangen. ( pag. 96)
Motor wordt overmatig heet Te weinig koelmiddel in koelsysteem Koelsysteem controleren op lekkage.
Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 101)
21 FOUTEN OPSPOREN 115
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
Motor wordt overmatig heet Te weinig rijwind Motor afzetten als hij stilstaat.
Koelerlamellen sterk vervuild Koelerlamellen reinigen.
Schuimvorming in het koelsysteem Koelmiddel aftappen. ( pag. 102)
Koelmiddel vullen. ( pag. 102)
Radiateurslang geknikt Radiateurslang vervangen.
Thermostaat defect Thermostaat controleren.
Voorgeschreven waarde
Openingstemperatuur: 70 °C
Defect aan radiateurventilatiesysteem Zekering radiateurventilator controleren.
Zekering 4 controleren.
Radiateurventilator controleren.
FI waarschuwingslampje (MIL) brandt
of knippert
Fout in brandstof-inspuitsysteem Motorfiets stoppen en met behulp van de knip-
percode het defecte onderdeel identificeren.
Kabels op beschadiging en de elektrische stek-
kerverbindingen op roestvorming en beschadi-
ging controleren.
Foutengeheugen met KTM-diagnosetool uitle-
zen.
Hoog olieverbruik Slang van de motorontluchting
geknikt
Ontluchtingsslang knikvrij leggen en indien
nodig vervangen.
Motoroliepeil te hoog Motoroliepeil controleren. ( pag. 107)
Vloeibaarheid motorolie te dun (visco-
siteit)
Motorolie verversen, oliefilter vervangen en olie-
zeven reinigen. ( pag. 108)
Zuigers resp. cilinders versleten Zuiger/cilinder - inbouwspeling bepalen.
Accu leeg Accu wordt niet opgeladen door de
dynamo
Laadspanning controleren.
Statorwikkeling van dynamo controleren.
Ongewilde stroomverbruikers Ruststroom controleren.
Tachowaarden gewist (tijd, chronome-
ter, rondetijden)
De batterij in de tachometer is leeg Tachometerbatterij vervangen. ( pag. 100)
Groot licht, dimlicht, zijlicht, ach-
terlicht en nummerplaatverlichting
werken niet
Zekering 3 doorgesmolten Zekeringen van de afzonderlijke stroomverbrui-
kers vervangen. ( pag. 96)
Tachometer, claxon, remlicht, rich-
tingaanwijzer en radiateurventilator
werken niet
Zekering 4 doorgesmolten Zekeringen van de afzonderlijke stroomverbrui-
kers vervangen. ( pag. 96)
22 KNIPPERCODE 116
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
02 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 2x kort
Voorwaarde voor fout Impulsgever - storing in schakelcircuit
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
06 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 6x kort
Voorwaarde voor fout Regelklepsensor circuit A - ingangsignaal te laag
Regelklepsensor circuit A - ingangsignaal te hoog
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
09 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 9x kort
Voorwaarde voor fout Druksensor inlaatluchtbuis cilinder 1 - ingangsignaal te laag
Druksensor inlaatluchtbuis cilinder 1 - ingangsignaal te hoog
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
12 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 1x lang, 2x kort
Voorwaarde voor fout Temperatuursensor koelmiddel - ingangsignaal te laag
Temperatuursensor koelmiddel - ingangsignaal te hoog
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
13 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 1x lang, 3x kort
Voorwaarde voor fout Temperatuursensor inlaatlucht - ingangsignaal te laag
Temperatuursensor inlaatlucht - ingangsignaal te hoog
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
15 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 1x lang, 5x kort
Voorwaarde voor fout Hellinghoeksensor (A/D type) - ingangsignaal te laag
Hellinghoeksensor (A/D type) - ingangsignaal te hoog
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
17 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 1x lang, 7x kort
Voorwaarde voor fout
EXC EU, EXC Six Days
Lambdasonde 1, cilinder sonde 1 - fout in schakelcircuit
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
33 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 3x lang, 3x kort
Voorwaarde voor fout Inspuitklep cilinder 1 - storing in schakelcircuit
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
37 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 3x lang, 7x kort
Voorwaarde voor fout Bobine 1, cilinder 1 - fout in schakelcircuit
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
41 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 4x lang, 1x kort
Voorwaarde voor fout Brandstofpompregeling - onderbreking/kortsluiting met massa
Brandstofpompregeling - ingangsignaal te laag
22 KNIPPERCODE 117
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
45 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 4x lang, 5x kort
Voorwaarde voor fout
EXC EU, EXC Six Days
Verwarming lambdasonde cilinder 1, sonde 1 - onderbreking / kortsluiting met massa
EXC EU, EXC Six Days
Verwarming lambdasonde cilinder 1, sonde 1 - ingangsignaal te hoog
23 TECHNISCHE GEGEVENS 118
23.1 Motor
Bouwwijze 1-cilinder 4-takt bezinemotor, gekoeld met vloeistof
Cilinderinhoud (Alle 450-modellen) 449,3 cm³
Cilinderinhoud (Alle 500-modellen) 510,4 cm³
Slag (Alle 450-modellen) 63,4 mm
Slag (Alle 500-modellen) 72 mm
Boring 95 mm
Compressie 11,8:1
Stationair toerental 1.950… 2.050 1/min
Distributie OHC, 4 kleppen aangestuurd met tuimelaar, aandrijving met
tandketting
Klepdiameter inlaat 40 mm
Klepdiameter uitlaat 33 mm
Klepspeling
Afvoer bij: 20 °C 0,12… 0,17 mm
Invoer bij: 20 °C 0,10… 0,15 mm
Krukaslagers 2 groefkogellagers
Drijfstanglager Glijlagers
Zuigerboutlager Geen lagerbus - zuigerpen met DLC coating
Zuigers Lichtmetaal gesmeed
Zuigerringen 1 compressiering, 1 schraapveer
Motorsmering Drukcirculatiesmering met 2 rotorpompen
Primaire overbrenging 32:76
Koppeling Meerplaats koppeling in oliebad / hydraulisch bediend
Overbrengingsverhouding
1e versnelling 14:36
2e versnelling 17:32
3e versnelling 19:28
4e versnelling 22:26
5e versnelling 24:23
6e versnelling 26:21
Dynamo 12 V, 200 W
Ontstekingssysteem Contactvrij aangestuurd volledig elektronisch ontstekingssysteem
met digitale ontstekingsvertraging
Bougie NGK LKAR 8AI - 9
Elektrodenafstand bougie 0,9 mm
Radiateur Vloeistofkoeling permanente circulatie koelmiddel door water-
pomp
Starthulp E-starter / kickstarter
23.2 Aanhaalmomenten motor
Olievernevelaar voor zuigerkoeling M4 2 Nm Loctite
®
243™
Schroef kabelhouder in dynamodeksel M4 4 Nm Loctite
®
243™
Oliesproeier voor smering tuimelaar M5 2 Nm Loctite
®
243™
Oliesproeier voor zuigerkoeling M5 2 Nm Loctite
®
243™
Schroef impulsgever M5 6 Nm Loctite
®
243™
Schroef lagerborging M5 6 Nm Loctite
®
2701™
Schroef oliefilterdeksel M5 6 Nm
Schroef oliepompdeksel M5 6 Nm Loctite
®
243™
Schroef stator M5 6 Nm Loctite
®
243™
Schroef vastzethendel M5 6 Nm Loctite
®
243™
Schroef veerschotel koppeling M5 6 Nm
23 TECHNISCHE GEGEVENS 119
Moer waterpompwiel M6 8 Nm Loctite
®
243™
Schroef aanslagstuk kickstarter M6 10 Nm Loctite
®
243™
Schroef begrenzer aanhaalmoment M6 10 Nm Loctite
®
243™
Schroef cilinderkop M6 10 Nm
Schroef distributiekettinggeleider M6 10 Nm Loctite
®
243™
Schroef distributiekettingspanner M6 10 Nm
Schroef dynamodeksel M6x25 10 Nm
Schroef geleider distributieketting-
spanner
M6 10 Nm Loctite
®
243™
Schroef houderplaat nokkenas M6 10 Nm Loctite
®
243™
Schroef klepdeksel M6 10 Nm
Schroef koppelingdeksel M6x25 10 Nm
Schroef motorhuis M6x40 10 Nm
Schroef motorhuis M6x60 10 Nm
Schroef motorhuis M6x75 10 Nm
Schroef motorhuis M6x80 10 Nm
Schroef motorhuis M6x85 10 Nm
Schroef oliepompdeksel M6 10 Nm Loctite
®
243™
Schroef startmotor M6 10 Nm
Schroef tussenwiel M6 10 Nm Loctite
®
243™
Schroef uitlaatflens M6 10 Nm Loctite
®
243™
Schroef uitvalbeveiliging distributieket-
ting
M6 10 Nm Loctite
®
243™
Schroef veerschommel kickstarter M6 10 Nm Loctite
®
243™
Schroef versnellingshendel M6 14 Nm Loctite
®
243™
Schroef versnellingsvastzetting M6 10 Nm Loctite
®
243™
Schroef waterpompdeksel M6x25 10 Nm
Schroef waterpompdeksel M6x55 10 Nm
Sluitschroef EVAP M6 5 Nm Loctite
®
243™
Sluitschroef onderdrukaansluiting M6 2,5 Nm Loctite
®
243™
Olievernevelaar voor balansassmering M6x0,75 4 Nm
Olievernevelaar voor
drijfstanglagersmering
M6x0,75 4 Nm
Sluitschroef oliekanaal M7 9 Nm Loctite
®
243™
Schroef tuimelaarlager M7x1 15 Nm
Schroef kickstarter M8 25 Nm Loctite
®
2701™
Sluitschroef krukasbevestiging M8 10 Nm
Sluitschroef distributiekettingspanner M8x1 8 Nm
Schroef ketting-aandrijfwiel M10 60 Nm Loctite
®
2701™
Sluitschroef oliekanaal M10 15 Nm Loctite
®
243™
Schroef cilinderkop M10x1,25 Draaivolgorde:
Diagonaal vastdraaien,
beginnen met de
achterste schroef aan de
distributiekettingschacht.
1e niveau
10 Nm
2e niveau
30 Nm
3e niveau
50 Nm
Geolied met motorolie
Moer rotor M12x1 60 Nm
Bougie M12x1,25 15… 20 Nm
Olieaftapschroef met magneet M12x1,5 20 Nm
Sluitschroef oliedrukregelklep M12x1,5 20 Nm
23 TECHNISCHE GEGEVENS 120
Temperatuursensor koelmiddel M12x1,5 12 Nm
Sluitschroef tuimelaar M14x1,25 20 Nm
Moer koppelingmeenemer M18x1,5 80 Nm
Moer primair tandwiel M20LHx1,5 100 Nm Loctite
®
648™
Sluitschroef oliezeef voor motor M20x1,5 15 Nm
Sluitschroef oliezeef voor versnellings-
bak
M20x1,5 15 Nm
23.3 Vulhoeveelheden
23.3.1 Motorolie
Motorolie 1,5 l Motorolie (SAE 10W/50) ( pag. 125)
23.3.2 Koelmiddel
Koelmiddel 1,2 l Koelmiddel ( pag. 125)
23.3.3 Brandstof
Brandstoftankinhoud totaal ca.
(Alle EXC- modellen)
9 l Brandstof super loodvrij (ROZ 95) ( pag. 125)
Brandstoftankinhoud totaal ca.
(XCW)
8,5 l Brandstof super loodvrij (ROZ 95) ( pag. 125)
Brandstofreserve ca. 1,5 l
23.4 Chassis
Frame Brugframe van chroommolybdeen stalen buizen
Voorvork (EXC EU/AU, XCW) WP Performance Systems Up Side Down 4860 MXMA PA
Voorvork (EXC Six Days) WP Performance Systems Up Side Down 4860 MXMA 4CS
Veerweg (EXC EU/AU, XCW)
Vooraan 300 mm
Veerweg (EXC Six Days)
Vooraan 300 mm
Veerweg
Achter 335 mm
Vorksprong 20 mm
Schokdemper WP Performance Systems 5018 PDS DCC
Remsysteem Schijfremmen, remklauwen vlottend gelagerd
Remschijven - diameter
voor 260 mm
achter 220 mm
Remschijven - slijtagegrens
voor 2,5 mm
achter 3,5 mm
Bandenspanning terrein
voor 1,0 bar
achter 1,0 bar
Bandenspanning straat (Alle EXC- modellen)
voor 1,5 bar
achter 1,5 bar
Secundaire overbrenging (Alle EXC 450-modellen) 14:52 (13:52)
Secundaire overbrenging (Alle EXC 500-modellen) 14:50 (13:50)
Secundaire overbrenging (450 XC-W US) 13:52
Secundaire overbrenging (500 XC-W US) 13:50
23 TECHNISCHE GEGEVENS 121
Ketting 5/8 x 1/4"
Leverbare kettingwielen 38, 40, 42, 45, 48, 49, 50, 51, 52
Balhoofdhoek 63,5°
Wielstand 1.482±10 mm
Zadelhoogte onbelast 970 mm
Los van de bodem, onbelast 345 mm
Gehomologeerd gewicht zonder brandstof ca. (Alle EXC 450-
modellen)
111,0 kg
Gehomologeerd gewicht zonder brandstof ca. (Alle EXC 500-
modellen)
111,5 kg
Gewicht zonder brandstof ca. (450 XC-W US) 111,0 kg
Gewicht zonder brandstof ca. (500 XC-W US) 111,5 kg
Maximale asbelasting voor 145 kg
Maximale asbelasting achter 190 kg
Maximaal toegestaan totaalgewicht 335 kg
23.5 Elektronica
Accu YTX5L-BS Accuspanning: 12 V
Nominale capaciteit: 4 Ah
Onderhoudsvrij
Tachometerbatterij CR 2430 Accuspanning: 3 V
Zekering 75011088010 10 A
Zekering 58011109120 20 A
Koplamp HS1 / sokkel PX43t 12 V
35/35 W
Zijlicht W5W / sokkel W2,1x9,5d 12 V
5 W
Controlelampjes W2,3W / sokkel W2x4,6d 12 V
2,3 W
Richtingaanwijzer (Alle EXC- modellen) R10W / sokkel BA15s 12 V
10 W
Rem- / achterlicht LED
Nummerplaatverlichting (Alle EXC-
modellen)
W5W / sokkel W2,1x9,5d 12 V
5 W
23.6 Banden
Geldigheid Band voor Band achter
(EXC EU/AU) 80/100 - 21 M/C 51M TT
MAXXIS Maxx EnduPro
140/80 - 18 M/C 70R TT
MAXXIS Maxx EnduPro
(XCW) 90/90 - 21 54M TT
Dunlop GEOMAX AT81F
110/100 - 18 64M TT
Dunlop GEOMAX AT81
(EXC Six Days) 90/90 - 21 M/C 54M M+S TT
Metzeler MCE 6 Days Extreme
140/80 - 18 M/C 70M M+S TT
Metzeler MCE 6 Days Extreme
Meer informatie vindt u in het servicegedeelte onder:
http://www.ktm.com
23 TECHNISCHE GEGEVENS 122
23.7 Voorvork
23.7.1 EXC EU/AU, XCW
Artikelnummer voorvork 14.18.7L.69
Voorvork WP Performance Systems Up Side Down 4860 MXMA PA
Ingaande demping
Comfort 22 klikken
Standaard 20 klikken
Sport 18 klikken
Uitgaande demping
Comfort 20 klikken
Standaard 18 klikken
Sport 16 klikken
Veervoorspanning - Preload Adjuster
Comfort 0 omw
Standaard 0 omw
Sport 1 omw
Veerlengte met voorspanbus(sen)
Gewicht bestuurder: 65 75 kg 510 mm
Gewicht bestuurder: 75 85 kg 510 mm
Gewicht bestuurder: 85 95 kg 510 mm
Veerconstante
Gewicht bestuurder: 65 75 kg 4,4 N/mm
Gewicht bestuurder: 75 85 kg 4,6 N/mm
Gewicht bestuurder: 85 95 kg 4,8 N/mm
Lengte voorvork 932 mm
Lengte luchtkamer 110
+10
20
mm
Voorvorkolie per vorkpoot 610 ml Vorkpootolie (SAE 4) (48601166S1) ( pag. 126)
23.7.2 EXC Six Days
Artikelnummer voorvork 24.18.7P.69
Voorvork WP Performance Systems Up Side Down 4860 MXMA 4CS
Ingaande demping
Comfort 14 klikken
Standaard 12 klikken
Sport 10 klikken
Uitgaande demping
Comfort 14 klikken
Standaard 12 klikken
Sport 10 klikken
Veerlengte met voorspanbus(sen) 475 mm
Veerconstante
Gewicht bestuurder: 65 75 kg 4,4 N/mm
Gewicht bestuurder: 75 85 kg 4,6 N/mm
Gewicht bestuurder: 85 95 kg 4,8 N/mm
Vorklengte 932 mm
Oliehoeveelheid per vorkpoot 630 ml Vorkpootolie (SAE 4) (48601166S1) ( pag. 126)
23 TECHNISCHE GEGEVENS 123
23.8 Schokdemper
Artikelnummer schokdemper 12.18.7L.69
Schokdemper WP Performance Systems 5018 PDS DCC
Ingaande demping low speed
Comfort 25 klikken
Standaard 20 klikken
Sport 15 klikken
Ingaande demping high speed
Comfort 2 omw
Standaard 1,5 omw
Sport 1,25 omw
Uitgaande demping
Comfort 28 klikken
Standaard 24 klikken
Sport 22 klikken
Veervoorspanning
Comfort 9 mm
Standaard 9 mm
Sport 9 mm
Veerconstante
Gewicht bestuurder: 65 75 kg 69 N/mm
Gewicht bestuurder: 75 85 kg 72 N/mm
Gewicht bestuurder: 85 95 kg 76 N/mm
Veerlengte 250 mm
Gasdruk 10 bar
Statische veerweg 33… 35 mm
Dynamische veerweg 105… 115 mm
Inbouwlengte 417 mm
Stootdemperolie Stootdemperolie (SAE 2,5) (50180751S1) ( pag. 125)
23.9 Aanhaalmomenten chassis
Schroef drukregelaar EJOT PT
®
K60x25Z 3 Nm
Spaaknippel achterwiel M4,5 6 Nm
Spaaknippel voorwiel M4,5 6 Nm
Overige moeren chassis M5 5 Nm
Overige schroeven chassis M5 5 Nm
Schroef accupool M5 2,5 Nm
Schroef spoiler aan brandstoftank
(XCW)
M5x12 1,5 Nm
Schroef stelring schokdemper M5 5 Nm
Schroef temperatuursensor inlaatlucht M5 2 Nm
Moer kabels aan startmotor M6 4 Nm
Overige moeren chassis M6 10 Nm
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
Schroef bovenste glijblok M6 6 Nm Loctite
®
243™
Schroef gashendel M6 5 Nm
Schroef kogelgewricht drukstang aan
rempedaalcilinder
M6 10 Nm Loctite
®
243™
Schroef remschijf achter M6 14 Nm Loctite
®
243™
Schroef remschijf voor M6 14 Nm Loctite
®
243™
Brandstofaansluiting aan brandstof-
pomp
M8 10 Nm
23 TECHNISCHE GEGEVENS 124
Moer bandenhouder M8 12 Nm
Moer kettingwielschroef M8 35 Nm Loctite
®
2701™
Moer voetremhendelaanslag M8 20 Nm
Overige moeren chassis M8 25 Nm
Overige schroeven chassis M8 25 Nm
Schroef asopname M8 15 Nm
Schroef bovenste kroonplaat (Alle EXC-
modellen)
M8 17 Nm
Schroef bovenste kroonplaat (XCW) M8 20 Nm
Schroef bovenste kroonplaat (XCW) M8 15 Nm
Schroef framearm M8 35 Nm Loctite
®
2701™
Schroef motorsteunen M8 33 Nm Loctite
®
2701™
Schroef onderste glijblok M8 15 Nm
Schroef onderste kroonplaat (Alle EXC-
modellen)
M8 15 Nm
Schroef remklauw voor M8 25 Nm Loctite
®
243™
Schroef stuurklemmen M8 20 Nm
Schroef vorkbuis boven (Alle EXC-
modellen)
M8 17 Nm Loctite
®
243™
Schroef vorkbuis boven (XCW) M8 20 Nm
Schroef zijstandaardbevestiging M8 35 Nm Loctite
®
2701™
Motorschroef M10 60 Nm
Overige moeren chassis M10 45 Nm
Overige schroeven chassis M10 45 Nm
Schroef stuuradapter M10 40 Nm Loctite
®
243™
Moer brandstofpomp bevestiging M12 15 Nm
Schroef schokdemper boven M12 80 Nm Loctite
®
2701™
Schroef schokdemper onder M12 80 Nm Loctite
®
2701™
Moer zadelbevestiging M12x1 20 Nm
Moer achterbrugbout M16x1,5 100 Nm
Moer steekas achter M20x1,5 80 Nm
Schroef balhoofd boven M20x1,5 12 Nm
Schroef steekas voor M20x1,5 35 Nm
Schroefkoppelingen koelsysteem M20x1,5 12 Nm Loctite
®
243™
24 GEBRUIKSSTOFFEN 125
Brandstof super loodvrij (ROZ 95)
Norm / classificatie
DIN EN 228 (ROZ 95)
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend loodvrije superbenzine die voldoet aan de aangegeven norm of van dezelfde kwaliteit is.
Een aandeel van maximaal 10 % ethanol (E10 brandstof) kan daarbij zonder bezwaar worden gebruikt.
Info
Gebruik geen brandstof van methanol (bijv. M15, M85, M100) of met een aandeel van meer dan 10 % ethanol (bijv. E15,
E25, E85, E100).
Koelmiddel
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend hoogwaardig koelmiddel met antiroestmiddel voor aluminiummotoren (ook in landen met hoge temperaturen).
Minderwaardig antivries kan leiden tot roestvorming en schuimvorming.
Mengverhouding
Antivries: 25… 45 °C antiroest/antivries
gedestilleerd water
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
COOLANT M3.0
Motorolie (SAE 10W/50)
Norm / classificatie
JASO T903 MA ( pag. 129)
SAE ( pag. 129) (SAE 10W/50)
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend motorolie die voldoet aan de aangegeven normen (zie informatie op de verpakking) en de juiste eigenschappen
heeft.
Volledig synthetische motorolie
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Cross Power 4T
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1
Norm / classificatie
DOT
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend remvloeistof die voldoet aan de aangegeven norm (zie informatie op de verpakking) en de juiste eigenschappen
heeft.
Aanbevolen leverancier
Castrol
RESPONSE BRAKE FLUID SUPER DOT 4
Motorex
®
Brake Fluid DOT 5.1
Stootdemperolie (SAE 2,5) (50180751S1)
Norm / classificatie
SAE ( pag. 129) (SAE 2,5)
Voorgeschreven waarde
Alleen oliesoorten gebruiken die voldoen aan de aangegeven normen (zie gegevens op de verpakking) en over de geschikte eigen-
schappen beschikken.
24 GEBRUIKSSTOFFEN 126
Vorkpootolie (SAE 4) (48601166S1)
Norm / classificatie
SAE ( pag. 129) (SAE 4)
Voorgeschreven waarde
Gebruik alleen olie die voldoet aan de aangegeven normen (zie gegevens op verpakking) en de juiste eigenschappen heeft.
25 HULPSTOFFEN 127
Brandstofadditief
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Fuel Stabilizer
Conserveringsmiddel voor lakken, metaal en rubber
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Moto Protect
Duurzaam vet
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Bike Grease 2000
Handvatlijm (00062030051)
Aanbevolen leverancier
KTM Motorrad AG
GRIP GLUE
Kettingreinigingsmiddel
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Chain Clean
Kettingspray offroad
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Chainlube Offroad
Motorfietsreiniger
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Moto Clean
Olie voor luchtfilters van schuimstof
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Racing Bio Liquid Power
Reinigingsmiddel voor luchtfilter
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Racing Bio Dirt Remover
Smeervet met hoge viscositeit
Aanbevolen leverancier
SKF
®
LGHB 2
Speciale reiniger voor glanzende en matte lakken, metaal- en kunststofvlakken
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Quick Cleaner
25 HULPSTOFFEN 128
Universele oliespray
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Joker 440 Synthetic
26 NORMEN 129
JASO T903 MA
Door verschillende technische ontwikkelingsrichtingen is een eigen specificatie voor 4-takt motorfietsen nodig - de JASO T903 MA
norm. Vroeger werd voor 4-takt motorfietsen motorolie voor auto's gebruikt omdat er geen eigen motorfietsspecificatie was. Voor
motoren van auto's zijn lange service-intervallen vereist, bij motoren van motorfietsen staat een hoog vermogensrendement bij hoge
toerentallen op de voorgrond. Bij de meeste motoren voor motorfietsen worden ook de versnelling en de koppeling met dezelfde olie
gesmeerd. De JASO MA norm voldoet aan deze speciale vereisten.
SAE
De SAE-viscositeitsklassen zijn vastgelegd door de Society of Automotive Engineers voor de indeling van oliën op basis van hun visco-
siteit. De viscositeit beschrijft slechts een van de eigenschappen van olie en zegt niets over de kwaliteit.
27 LIJST MET AFKORTINGEN 130
Artikelnr. Artikelnummer
bijv. bijvoorbeeld
ca. circa
e.d. en dergelijke
enz. enzovoort
etc. et cetera
evt. eventueel
evt. eventueel
Nr. Nummer
o.a. onder andere
resp. respectievelijk
vgl. vergelijk
28 LIJST MET SYMBOLEN 131
28.1 Gele of oranje pictogrammen
Gele of oranje pictogrammen geven een storingstoestand aan, waarbij binnen korte tijd moet worden ingegrepen. Actieve rijhulpen
worden eveneens met gele of oranje pictogrammen aangegeven.
EFI waarschuwingslampje (MIL) brandt/knippert oranje De OBD heeft een kritieke emissie- of veiligheidsfout
herkend.
Waarschuwingslampje brandstofpeil brandt oranje Brandstofpeil heeft de reservemarkering bereikt.
28.2 Groene en blauwe pictogrammen
Groene en blauwe pictogrammen geven informatie weer.
Controlelampje voor groot licht brandt blauw Groot licht is ingeschakeld.
Controlelampje richtingaanwijzer knippert groen Richtingaanwijzer is ingeschakeld.
INDEX 132
INDEX
A
Accu
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 93
laden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 94
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 93
Achterbrug
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 76
Achterwiel
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 89
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 90
Afbeelding voertuig
linksvoor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10
rechtsachter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11
Afbeeldingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9
Afdekking luchtfilterbak
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 64
Antivries
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 101
B
Balhoofdlager
smeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 62
Bandenspanning
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 91
Bandentoestand
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 90
Basisinstelling chassis
voor bestuurdersgewicht controleren . . . . . . . . . . . . . . 40
Bedieningshandleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
Beoogd gebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6
Beschermende kleding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7
Brandstoftank
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 69
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 70
Brandstofzeef
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 107
C
Claxonknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15
D
Deksel luchtfilterbak
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 64
Dynamische veerweg
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 43
E
Einddemper
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 66
Glasvezelvulling vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 68
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 66
spark-arrestor reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 67
E-starterknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16
F
Fouten opsporen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 114-115
Frame
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 76
Framenummer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12
G
Garantie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9
Gashendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14
Gaskabelplaatsing
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 76
Gaskabelspeling
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 104
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 104
Gebruiksdefinitie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6
H
Hoofdzekering
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 95
Hulpstoffen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9
I
Inbedrijfname
aanwijzingen voor eerste inbedrijfname . . . . . . . . . . . . 30
controle en onderhoud voor iedere inbedrijfname . . . . . 34
na de stalling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 113
Ingaande demping
van voorvork instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 44
Ingaande demping high speed
van schokdemper instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 41
Ingaande demping low speed
van schokdemper instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 40
K
Ketting
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 74
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 72
Ketting-aandrijfwiel
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 74
Kettinggeleiding
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 74
Kettingspanning
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 73
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 73
Kettingwiel
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 74
Kickstarter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18
Klantenservice . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9
Knippercode . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 116-117
Knipperlichtlamp
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 98
Koelmiddel
aftappen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 102
vullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 102
Koelmiddelpeil
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 101
Koelsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 101
Koplamp
lichtbundelbreedte instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 99
Koplampkap met koplamp
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 96
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 97
INDEX 133
Koplampstand
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 99
Koppeling
vloeistof verversen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 78
vloeistofpeil controleren/corrigeren . . . . . . . . . . . . . . . 77
Koppelingshendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 77
L
Lamp koplamp
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 98
Lichtschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15
Luchtfilter
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 64
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 65
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 65
Luchtfilterbak
afdichten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 66
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 65
M
Milieu . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
Motor
inrijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 31
Motorbescherming
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 78
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 78
Motorfiets
met hefbok opkrikken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 50
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 111
van hefbok nemen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 50
Motornummer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12
Motorolie
bijvullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 110
verversen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 108
Motoroliepeil
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 107
N
Noodstopschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15
O
Oliefilter
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 108
Oliezeven
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 108
Onderste kroonplaat
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 54-55
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 56, 59
Overzicht controlelampjes . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16
R
Regelschroef stationair toerental . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17
Remhendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 79
vrije slag controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 79
vrije slag instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 79
Rempedaal . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 83
vrije slag controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 83
Remplaketten
van achterwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . 85
van achterwielrem vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 86
van voorwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 81
van voorwielrem vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 82
Remschijven
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 80
Remsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 79-87
Remvloeistof
van achterwielrem bijvullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 84
van voorwielrem bijvullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 80
Remvloeistofpeil
van achterwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . 84
van voorwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 80
Reserveonderdelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9
Richtingaanwijzerschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15
Rijden in winter
controle en onderhoud . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 112
Rubberen stuurcovers
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 77
vastzetten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 77
S
Schokdemper
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 63
dynamische veerweg controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . 42
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 63
statische veerweg controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 42
veervoorspanning instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 43
Service . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9
Serviceschema . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 38-39
Sleutelnummer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12
Spaakspanning
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 91
Spatbord voor
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 62
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 63
Speling balhoofdlager
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 60
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 61-62
Stalling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 113
Starten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 34
Stationair toerental
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 105
Stopknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14
Stuur
ontgrendelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 19
vergrendelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 19
Stuurpositie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 47
Stuurstand
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 48
T
Tachometer
batterij vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 100
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21
INDEX 134
kilometer of mijl instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20
overzicht tachometer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20
tijd instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21
Tankdop
openen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16
sluiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17
Tanken
brandstof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 37
Technische gegevens
aanhaalmomenten chassis . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 123
aanhaalmomenten motor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 118
banden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 121
chassis . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 120
elektronica . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 121
motor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 118
schokdemper . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 123
voorvork . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 122
vulhoeveelheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 120
Toebehoren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9
Transport . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 36
Typeplaatje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12
U
Uitgaande demping
van schokdemper instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 41
van voorvork instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 45
V
Veilig gebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7
Verbruiksstoffen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9
Versnellingshendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18
uitgangspositie controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 105
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 105
Voorvorkprotector
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 54
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 54
Voorwiel
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 88
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 88
Vorkpoten
basisinstelling controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 44
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 51
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 52
ontluchten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 50
veervoorspanning instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 46
vuilschrapers reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 51
Vulhoeveelheid
brandstof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 37, 120
koelmiddel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 102, 120
motorolie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 109, 120
W
Werkinstructies . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7
Z
Zadel
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 64
verwijderen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 64
Zekering
hoofdzekering vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 95
van afzonderlijke stroomverbruikers vervangen . . . . . . . 96
Zijstandaard . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18
Zwaardere gebruiksomstandigheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . 31
droog zand . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 32
hoge temperatuur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 33
lage temperatuur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 33
langzaam rijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 33
modderig circuit . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 33
nat circuit . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 33
nat zand . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 32
sneeuw . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 33
*3213338nl*
3213338nl
04/2015
KTM Sportmotorcycle GmbH
5230 Mattighofen/Oostenrijk
http://www.ktm.com
Foto: Mitterbauer/KTM
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137

KTM 500 EXC Six Days 2016 de handleiding

Type
de handleiding