KTM 690 SMC R 2016 de handleiding

Type
de handleiding
BEDIENINGSHANDLEIDING 2016
690 SMC R
Artikelnr. 3213394nl
BESTE KTM-KLANT 1
*3213394nl*
3213394nl
12/2015
BESTE KTM-KLANT
We willen u graag feliciteren met uw keuze voor een KTM-motorfiets. U bent nu in het bezit van een moderne sportieve motorfiets en we
zijn er zeker van dat u er veel plezier mee zult beleven, mits u de motorfiets goed onderhoudt.
We wensen u veel rijplezier!
Vul hieronder het serienummer van uw voertuig in.
Framenummer ( pag. 20) Stempel van de dealer
Motornummer ( pag. 21)
Sleutelnummer ( pag. 21)
De bedieningshandleiding komt op het tijdstip dat deze ter perse gaat overeen met de nieuwste stand van het model. Kleine afwijkingen
die het resultaat zijn van een constructieve ontwikkeling kunnen echter niet worden uitgesloten.
Alle hier genoemde gegevens zijn vrijblijvend. KTM Sportmotorcycle GmbH houdt zich het recht voor technische gegevens, prijzen, kleu-
ren, vormen, materialen, dienst- en serviceverlening, constructies, uitrustingen en dergelijke zonder voorafgaande aankondiging en zonder
opgave van redenen te wijzigen resp. zonder vergoeding te annuleren, deze aan te passen aan de plaatselijke situatie of de productie van
een bepaald model zonder voorafgaande aankondiging te beëindigen. KTM is niet aansprakelijk voor leveringsmogelijkheden, afwijkingen
van afbeeldingen en beschrijvingen, drukfouten en vergissingen. De afgebeelde modellen zijn voor een deel voorzien van speciale uitrustin-
gen die niet standaard bij de leveringsomvang horen.
BESTE KTM-KLANT 2
© 2015 KTM Sportmotorcycle GmbH, Mattighofen Oostenrijk
Alle rechten voorbehouden
Nadruk, ook gedeeltelijk, en vermenigvuldigingen van welke aard dan ook zijn uitsluitend toegestaan met toestemming van de auteur.
ISO 9001(12 100 6061)
KTM past processen voor kwaliteitsbewaking toe, zoals bedoeld in de internationale norm voor kwaliteitsmanagement ISO
9001, die tot een zo hoog mogelijke productkwaliteit leiden.
Afgegeven door: TÜV Management Service
KTM Sportmotorcycle GmbH
5230 Mattighofen, Oostenrijk
Dit document is geldig voor de volgende modellen:
690 SMC R EU (F9703P9)
690 SMC R AU (F9760P9)
INHOUDSOPGAVE 3
INHOUDSOPGAVE
1 SYMBOLEN EN FORMATERINGEN................................... 7
1.1 Gebruikte pictogrammen....................................... 7
1.2 Gebruikte formatering........................................... 8
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN .......................................... 9
2.1 Gebruiksdefinitie - beoogd gebruik......................... 9
2.2 Veiligheidsaanwijzingen........................................ 9
2.3 Gevarenniveau en pictogrammen ......................... 10
2.4 Waarschuwing voor manipulaties ......................... 10
2.5 Veilig gebruik .................................................... 11
2.6 Beschermende kleding ....................................... 12
2.7 Werkinstructies.................................................. 12
2.8 Milieu............................................................... 12
2.9 Bedieningshandleiding ....................................... 13
3 BELANGRIJKE AANWIJZINGEN ..................................... 14
3.1 Garantie............................................................ 14
3.2 Verbruiksstoffen, hulpstoffen .............................. 14
3.3 Reserveonderdelen, toebehoren ........................... 14
3.4 Service ............................................................. 14
3.5 Afbeeldingen ..................................................... 15
3.6 Klantenservice................................................... 15
4 AFBEELDING VOERTUIG............................................... 16
4.1 Afbeelding voertuig linksvoor (symbolische
weergave).......................................................... 16
4.2 Afbeelding voertuig rechtsachter (symbolische
weergave).......................................................... 18
5 SERIENUMMERS.......................................................... 20
5.1 Framenummer ................................................... 20
5.2 Typeplaatje ....................................................... 20
5.3 Sleutelnummer.................................................. 21
5.4 Motornummer.................................................... 21
5.5 Artikelnummer voorvork ...................................... 22
5.6 Artikelnummer schokdemper............................... 22
6 BEDIENINGSELEMENTEN............................................. 23
6.1 Koppelingshendel .............................................. 23
6.2 Remhendel........................................................ 23
6.3 Gashendel......................................................... 24
6.4 Claxonknop ....................................................... 24
6.5 Lichtschakelaar ................................................. 25
6.6 Richtingaanwijzerschakelaar ............................... 25
6.7 Noodstopschakelaar ........................................... 26
6.8 E-starterknop..................................................... 26
6.9 Contact-/stuurslot............................................... 27
6.10 Gecombineerd instrument................................... 27
6.10.1 Gecombineerd instrument - overzicht............... 27
6.10.2 Functietoetsen............................................... 28
6.10.3 Toerenteller................................................... 28
6.10.4 Controlelampjes............................................. 29
6.10.5 Display ......................................................... 30
6.10.6 Snelheidsindicatie ......................................... 31
6.10.7 kilometer of mijl instellen ............................... 31
6.10.8 Tijd .............................................................. 32
6.10.9 Tijd instellen ................................................. 32
6.10.10 Weergave ODO............................................... 33
6.10.11 Weergave TRIP 1 instellen/terugzetten............. 33
6.10.12 Weergave TRIP 2 instellen/terugzetten............. 34
6.10.13 Weergave TRIP F ........................................... 35
6.10.14 Indicatie GEAr............................................... 35
6.10.15 Temperatuurindicatie koelmiddel .................... 36
INHOUDSOPGAVE 4
6.11 Tankdop openen ................................................ 36
6.12 Tankdop sluiten ................................................. 37
6.13 Zadelontgrendeling............................................. 38
6.14 Handgrepen....................................................... 38
6.15 Bijrijder-voetsteunen .......................................... 39
6.16 Versnellingshendel ............................................. 39
6.17 Rempedaal........................................................ 40
6.18 Zijstandaard ...................................................... 41
7 INBEDRIJFNAME.......................................................... 42
7.1 Aanwijzingen voor eerste inbedrijfname................ 42
7.2 Motor inrijden.................................................... 43
7.3 Voertuig beladen................................................ 44
8 RIJ-INSTRUCTIES......................................................... 46
8.1 Controle en onderhoud voor iedere
inbedrijfname.................................................... 46
8.2 Starten ............................................................. 47
8.3 Beginnen met rijden........................................... 49
8.4 Schakelen, rijden............................................... 49
8.5 Afremmen ......................................................... 52
8.6 Stoppen, parkeren.............................................. 54
8.7 Transport .......................................................... 56
8.8 Brandstof tanken ............................................... 57
9 SERVICESCHEMA......................................................... 59
9.1 Serviceschema................................................... 59
10 CHASSIS AFSTELLEN ................................................... 62
10.1 Voorvork/schokdemper........................................ 62
10.2 Ingaande demping voorvork instellen ................... 62
10.3 Uitgaande demping voorvork instellen .................. 63
10.4 Ingaande demping schokdemper ......................... 64
10.5 Ingaande demping low speed voor schokdemper
instellen............................................................ 64
10.6 Ingaande demping high speed voor schokdemper
instellen............................................................ 65
10.7 Uitgaande demping voor schokdemper instellen.... 66
10.8 Stuurstand ........................................................ 67
10.9 Stuurstand instellen ....................................... 68
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS ........................... 69
11.1 Motorfiets met hefbok opkrikken ......................... 69
11.2 Motorfiets van hefbok nemen .............................. 69
11.3 Motorfiets met hefbok achteraan opkrikken .......... 70
11.4 Motorfiets van hefbok achter nemen .................... 71
11.5 Motorfiets met hefbok vooraan opkrikken.............. 71
11.6 Motorfiets van hefbok vooraan nemen .................. 72
11.7 Vuilschrapers vorkpoten reinigen ......................... 72
11.8 Voorvorkprotector uitbouwen ............................... 74
11.9 Voorvorkprotector inbouwen ................................ 74
11.10 Zadel afnemen................................................... 75
11.11 Zadel monteren.................................................. 75
11.12 Luchtfilter demonteren ................................... 76
11.13 Luchtfilter monteren ....................................... 77
11.14 Kettingvervuiling controleren............................... 78
11.15 Ketting reinigen ................................................. 78
11.16 Kettingspanning controleren ............................... 79
11.17 Kettingspanning instellen ................................... 81
11.18 Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en
kettinggeleiding controleren ................................ 82
11.19 Uitgangspositie koppelingshendel instellen........... 86
11.20 Vloeistofpeil hydraulische koppeling
controleren/corrigeren......................................... 87
INHOUDSOPGAVE 5
12 REMSYSTEEM.............................................................. 89
12.1 Anti Blokkeer Systeem (ABS) .............................. 89
12.2 Uitgangspositie handremhendel instellen ............. 90
12.3 Remschijven controleren..................................... 91
12.4 Remvloeistofpeil voorwielrem controleren ............. 92
12.5 Remvloeistof voorwielrem bijvullen ................... 92
12.6 Remplaketten voorwielrem controleren ................. 94
12.7 Vrije slag rempedaal controleren.......................... 95
12.8 Uitgangspositie rempedaal instellen ................. 96
12.9 Remvloeistofpeil achterwielrem controleren .......... 97
12.10 Remvloeistof achterwielrem bijvullen ................ 97
12.11 Remplaketten achterwielrem controleren .............. 99
13 WIELEN, BANDEN ...................................................... 101
13.1 Voorwiel demonteren .................................... 101
13.2 Voorwiel monteren ........................................ 102
13.3 Achterwiel demonteren ................................. 104
13.4 Achterwiel monteren ..................................... 105
13.5 Demperpakkingen achterwielnaaf
controleren .................................................. 107
13.6 Toestand banden controleren ............................ 109
13.7 Binnenbandloos bandensysteem........................ 111
13.8 Bandenspanning controleren............................. 111
13.9 Spaakspanning controleren ............................... 112
14 ELEKTRONICA............................................................ 114
14.1 Accu demonteren ......................................... 114
14.2 Accu monteren ............................................. 116
14.3 Accu laden .................................................. 118
14.4 Hoofdzekering vervangen .................................. 121
14.5 Zekeringen ABS vervangen................................ 122
14.6 Zekeringen afzonderlijke stroomverbruikers
vervangen........................................................ 124
14.7 Koplampkap met koplamp demonteren .............. 126
14.8 Koplampkap met koplamp monteren.................. 127
14.9 Lamp koplamp vervangen ................................. 129
14.10 Zijlichtlamp vervangen...................................... 130
14.11 Knipperlichtlamp vervangen.............................. 131
14.12 Koplampstand controleren ................................ 132
14.13 Lichtbundelbreedte koplamp instellen................ 133
15 KOELSYSTEEM........................................................... 134
15.1 Koelsysteem.................................................... 134
15.2 Antivries en koelmiddelpeil controleren .............. 134
15.3 Koelmiddelpeil controleren ............................... 136
15.4 Koelmiddel aftappen .................................... 137
15.5 Koelsysteem vullen/ontluchten ....................... 138
16 MOTOR AFSTELLEN ................................................... 141
16.1 Motorkarakteristiek instellen ............................. 141
16.2 Uitgangspositie versnellingshendel controleren ... 142
16.3 Uitgangspositie versnellingshendel instellen .... 143
17 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR ........................... 144
17.1 Motoroliepeil controleren .................................. 144
17.2 Motorolie verversen, oliefilter vervangen en
oliezeven reinigen ......................................... 145
17.3 Motorolie aftappen ....................................... 145
17.4 Oliefilter demonteren .................................... 146
17.5 Oliezeven reinigen ........................................ 148
17.6 Oliefilter monteren ....................................... 150
17.7 Motorolie vullen ........................................... 150
17.8 Motorolie bijvullen ........................................... 151
INHOUDSOPGAVE 6
18 REINIGING, ONDERHOUD........................................... 153
18.1 Motorfiets reinigen ........................................... 153
18.2 Controle en onderhoud voor rijden in de winter ... 155
19 STALLING .................................................................. 157
19.1 Stalling........................................................... 157
19.2 Inbedrijfname na stalling .................................. 159
20 FOUTEN OPSPOREN................................................... 160
21 KNIPPERCODE ........................................................... 163
22 TECHNISCHE GEGEVENS............................................ 169
22.1 Motor.............................................................. 169
22.2 Aanhaalmomenten motor .................................. 170
22.3 Vulhoeveelheid ................................................ 174
22.3.1 Motorolie .................................................... 174
22.3.2 Koelmiddel ................................................. 174
22.3.3 Brandstof.................................................... 174
22.4 Chassis ........................................................... 174
22.5 Elektronica...................................................... 176
22.6 Banden........................................................... 176
22.7 Voorvork.......................................................... 177
22.8 Schokdemper .................................................. 178
22.9 Aanhaalmomenten chassis................................ 179
23 GEBRUIKSSTOFFEN ................................................... 184
24 HULPSTOFFEN........................................................... 187
25 NORMEN ................................................................... 189
26 LIJST MET VAKBEGRIPPEN ........................................ 190
27 LIJST MET AFKORTINGEN .......................................... 191
28 LIJST MET SYMBOLEN ............................................... 192
28.1 Rode pictogrammen ......................................... 192
28.2 Gele of oranje pictogrammen............................. 192
28.3 Groene en blauwe pictogrammen....................... 192
INDEX ............................................................................... 194
1 SYMBOLEN EN FORMATERINGEN 7
1.1 Gebruikte pictogrammen
Hieronder wordt het gebruik van bepaalde pictogrammen verklaard.
Kenmerkt een verwachte reactie (bijv. van een bepaalde handeling of functie).
Kenmerkt een onverwachte reactie (bijv. van een bepaalde handeling of functie).
Alle werkzaamheden die met dit pictogram zijn gekenmerkt vereisen vakkennis en technisch begrip. Laat de werk-
zaamheden voor uw eigen veiligheid uitvoeren in een geautoriseerde KTM-garage! Daar wordt uw motorfiets door spe-
ciaal geschoolde vakkundige medewerkers met het benodigde hulpgereedschap optimaal onderhouden.
Kenmerkt de verwijzing naar een pagina (op de aangegeven pagina vindt u meer informatie).
Kenmerkt een taak met verdere informatie of tips.
Kenmerkt het resultaat uit een test-/controlestap.
1 SYMBOLEN EN FORMATERINGEN 8
1.2 Gebruikte formatering
Hieronder worden de gebruikte letterformaten verklaard.
Eigennaam Kenmerkt een eigennaam.
Naam
®
Kenmerkt een beschermde naam.
Merk™ Kenmerkt een merk in het handelsverkeer.
Onderstreepte woorden Verwijzen naar technische details van het voertuig of kenmerken vaktermen die in de
begrippenlijst worden uitgelegd.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 9
2.1 Gebruiksdefinitie - beoogd gebruik
KTM-sportmotorfietsen zijn zodanig ontworpen en gebouwd, dat ze bestand zijn tegen de gangbare belastingen in het normale wegverkeer.
Ze zijn echter niet geschikt voor het rijden op circuits en niet geasfalteerde wegen.
Info
De motorfiets is alleen in de gehomologeerde versie toegelaten voor het rijden op de openbare weg.
2.2 Veiligheidsaanwijzingen
Voor een veilige omgang met het voertuig dient u zich te houden aan enkele veiligheidsaanwijzingen. Lees deze handleiding daarom zorg-
vuldig door. De veiligheidsaanwijzingen zijn geaccentueerd en met links gekoppeld aan de relevante plaatsen in de tekst.
Info
Op het voertuig zijn op goed zichtbare plaatsen verschillende stickers met aanwijzingen en waarschuwingen aangebracht. Deze stic-
kers met aanwijzingen en waarschuwingen nooit verwijderen. Als deze ontbreken kunt u of andere personen de gevaren niet herken-
nen en daardoor letsel oplopen.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 10
2.3 Gevarenniveau en pictogrammen
Gevaar
Waarschuwing voor een gevaar dat direct en met zekerheid overlijden of zwaar blijvend letsel tot gevolg heeft als u niet de juiste
voorzorgsmaatregelen neemt.
Waarschuwing
Waarschuwing voor een gevaar dat waarschijnlijk overlijden of zwaar letsel tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatregelen
neemt.
Voorzichtig
Waarschuwing voor een gevaar dat mogelijk licht letsel tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
Aanwijzing
Waarschuwing voor een gevaar dat aanmerkelijke schade aan machine of materiaal tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatrege-
len neemt.
Waarschuwing
Waarschuwing voor een gevaar dat schade aan het milieu tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
2.4 Waarschuwing voor manipulaties
Het is niet toegestaan wijzigingen aan te brengen aan de componenten van de geluidsdemping. De volgende maatregelen of de realisatie
van de betreffende toestanden zijn wettelijk verboden:
1 Verwijderen of buiten werking zetten van systemen of componenten die de geluidsdemping dienen bij een nieuw voertuig, voordat het
wordt verkocht of geleverd aan de eindklant of tijdens de gebruikdsduur van het voertuig voor andere doeleinden dan voor onderhoud,
reparatie of vervanging, evenals
2 het gebruik van het voertuig nadat een dergelijk systeem of een dergelijke component verwijderd of buiten werking is gezet.
Voorbeelden van wettelijk verboden manipulaties:
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 11
1 Verwijderen of doorboren van einddempers, geluidsdempers, bochtstukken of andere componenten, die uitlaatgassen geleiden.
2 Verwijderen of doorboren van onderdelen van het inlaatluchtsysteem.
3 Gebruik in niet correcte onderhoudstoestand.
4 Vervangen van bewegende onderdelen van het voertuig, onderdelen van het uitlaatsysteem of onderdelen van het inlaatluchtsysteem
door onderdelen die niet door de fabrikant zijn toegelaten.
2.5 Veilig gebruik
Gevaar
Gevaar voor ongevallenGevaar door onvoldoende rijvaardigheid.
Het voertuig niet gebruiken, wanneer u door consumptie van alcohol, medicijnen of drugs of door lichamelijke of psychische
beperkingen niet in staat bent veilig aan het verkeer deel te nemen.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg hebben.
Als u de motor laat draaien moet u altijd voor voldoende ventilatie zorgen, de motor niet in een gesloten ruimte starten of laten
draaien zonder een geschikte afzuiginstallatie.
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingSommige onderdelen van het voertuig worden tijdens het rijden zeer heet.
Hete onderdelen zoals uitlaatsysteem, radiateur, motor, schokdempers en remsysteem niet aanraken. De onderdelen eerst laten
afkoelen voordat u met werkzaamheden aan deze onderdelen begint.
Het voertuig uitsluitend in technisch goede staat, op de boogde wijze, en veiligheids- en milieubewust gebruiken.
Voor het wegverkeer is het juiste rijbewijs vereist.
Storingen, die de veiligheid beperken, onmiddellijk in een geautoriseerde KTM-garage laten verhelpen.
De op het voertuig aangebrachte stickers met aanwijzingen en waarschuwingen in acht nemen.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 12
2.6 Beschermende kleding
Waarschuwing
Gevaar voor letselGeen of slechte beschermende kleding vormt een verhoogd risico.
Tijdens het rijden altijd beschermende kleding (helm, laarzen, handschoenen, broek en jack met bescherming) dragen. Draag
altijd beschermende kleding die zich in een goede staat bevindt en voldoet aan de wettelijke voorschriften.
Voor uw eigen veiligheid adviseert KTM om het voertuig uitsluitend te gebruiken met geschikte, beschermende kleding.
2.7 Werkinstructies
Voor enkele werkzaamheden zijn hulpgereedschappen vereist. Deze maken geen deel uit van het voertuig, maar kunnen worden besteld
onder vermelding van de aangegeven nummers tussen haakjes. Voorbeeld: lagertrekker (15112017000)
Bij de montage moeten onderdelen die niet meer kunnen worden gebruikt (bijvoorbeeld zelfborgende schroeven en moeren, afdichtingen,
pakkingen, keerringen, splitpennen of borgplaten) door nieuwe onderdelen worden vervangen.
Voor enkele schroefverbindingen is een schroevenlijm (bijvoorbeeld Loctite
®
) vereist. Bij het gebruik moeten de specifieke aanwijzingen van
de fabrikant worden gevolgd.
Onderdelen die na de demontage weer worden gebruikt, moeten worden gereinigd en gecontroleerd op beschadiging en slijtage. Bescha-
digde of versleten onderdelen vervangen.
Na een reparatie of servicebeurt moet worden gecontroleerd of er veilig kan worden gereden met het voertuig.
2.8 Milieu
Door op een verantwoorde manier met uw motorfiets om te gaan kunt u ervoor zorgen dat er geen problemen en conflicten ontstaan. Om de
toekomst van de motorsport veilig te stellen mag u de motorfiets alleen legaal gebruiken, dient u milieubewust te handelen en de rechten
van anderen te respecteren.
Houdt u zich bij het afvoeren van oude olie, andere verbruiks- en hulpstoffen en oude onderdelen aan de geldende wet- en regelgeving in
het betreffende land.
Omdat motorfietsen niet onder de EU-richtlijn voor de afdanking van oude voertuigen vallen bestaat er geen wettelijke regeling voor het
afdanken van een oude motorfiets. Uw geautoriseerde KTM-dealer is u graag van dienst.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 13
2.9 Bedieningshandleiding
Lees de bedieningshandleiding beslist goed en volledig door voordat u voor het eerst gaat rijden. In de bedieningshandleiding vindt u
veel informatie en tips die bediening, gebruik en onderhoud eenvoudiger maken. Alleen zo komt u te weten hoe u het voertuig het beste
afstemt op uw situatie en hoe u zich tegen letsel kunt beschermen.
Bewaar de bedieningshandleiding op een eenvoudig toegankelijke plaats, zodat u deze op ieder moment kunt raadplegen wanneer dat
nodig is.
Neem contact op met een geautoriseerde KTM-dealer wanneer u meer over het voertuig wilt weten of wanneer tijdens het lezen iets niet
duidelijk is.
De bedieningshandleiding is een belangrijk onderdeel van het voertuig en moet bij verkoop aan de nieuwe eigenaar worden gegeven.
3 BELANGRIJKE AANWIJZINGEN 14
3.1 Garantie
De in het serviceschema voorgeschreven werkzaamheden mogen uitsluitend in een geautoriseerde KTM-garage worden uitgevoerd en
moeten in het service- en garantieboekje en op KTM Dealer.net worden bevestigd, aangezien anders de aanspraak op garantie vervalt. Bij
schade of gevolgschade, die door manipulaties en/of wijzigingen aan het voertuig zijn veroorzaakt, bestaat er geen aanspraak op garantie.
Meer informatie over de garantie en de afwikkeling ervan vindt u in het service- en garantieboekje.
3.2 Verbruiksstoffen, hulpstoffen
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
U moet de in de bedieningshandleiding gespecificeerde verbruiks- en hulpstoffen (bijvoorbeeld brand- en smeerstoffen) gebruiken.
3.3 Reserveonderdelen, toebehoren
Gebruik voor uw eigen veiligheid alleen reserveonderdelen en toebehoren die door KTM zijn vrijgegeven en/of aanbevolen en laat deze
alleen in een geautoriseerde KTM-garage monteren. Voor andere producten en daardoor veroorzaakte schade is KTM niet aansprakelijk.
Enkele reserveonderdelen en toebehoren zijn bij de betreffende beschrijvingen tussen haakjes aangegeven. Uw geautoriseerde KTM-dealer
adviseert u graag.
De actuele KTM PowerParts voor uw voertuig vindt u op de KTM website.
Internationale KTM website: http://www.ktm.com
3.4 Service
Voorwaarde voor storingsvrij gebruik en het voorkomen van voortijdige slijtage is dat u zich houdt aan de in de bedieningshandleiding
genoemde service, onderhouds- en afstelwerkzaamheden aan de motor en het chassis. Door een onjuist afgesteld chassis kunnen
chassiscomponenten beschadigen of afbreken.
3 BELANGRIJKE AANWIJZINGEN 15
Wanneer het voertuig onder zwaardere omstandigheden wordt gebruikt zoals bij sterke regen, hoge temperaturen of met zware bagage,
kunnen componenten zoals aandrijving, remsystemen of veringscomponenten duidelijk sneller verslijten. Daarom kan het nodig zijn onder-
delen reeds voor het bereiken van de volgende service-interval te controleren of te vervangen.
Het is belangrijk dat u zich strikt houdt aan de voorgeschreven inrijtijden en service-intervallen. De inachtneming daarvan draagt in
belangrijke mate bij aan de verhoging van de levensduur van de motorfiets.
3.5 Afbeeldingen
De in de handleiding weergegeven afbeeldingen tonen deels speciale uitrustingen.
Voor een betere weergave en toelichting kunnen enkele onderdelen gedemonteerd of niet afgebeeld zijn. Voor de betreffende beschrijving
is het echter niet altijd noodzakelijk dat deze onderdelen worden gedemonteerd. Houdt u zich aan de aanwijzingen in de tekst.
3.6 Klantenservice
De geautoriseerde KTM-dealer beantwoordt graag uw vragen over uw voertuig of over KTM.
De lijst met geautoriseerde KTM-dealers vindt u op de KTM-website.
Internationale KTM website: http://www.ktm.com
4 AFBEELDING VOERTUIG 16
4.1 Afbeelding voertuig linksvoor (symbolische weergave)
101971-10
4 AFBEELDING VOERTUIG 17
1 Remhendel ( pag. 23)
2 Koppelingshendel ( pag. 23)
3 Handgrepen ( pag. 38)
4 Tankdop
5 Motornummer ( pag. 21)
6 Versnellingshendel ( pag. 39)
7 Zijstandaard ( pag. 41)
8 Zadelontgrendeling ( pag. 38)
9 Ingaande demping schokdemper ( pag. 64)
10 Bijrijder-voetsteunen ( pag. 39)
4 AFBEELDING VOERTUIG 18
4.2 Afbeelding voertuig rechtsachter (symbolische weergave)
101972-10
4 AFBEELDING VOERTUIG 19
1 Contact-/stuurslot ( pag. 27)
2 Voorvork instelling ingaande demping
3 Lichtschakelaar ( pag. 25)
3 Richtingaanwijzerschakelaar ( pag. 25)
3 Claxonknop ( pag. 24)
4 Functietoetsen ( pag. 28)
4 Controlelampjes ( pag. 29)
5 Noodstopschakelaar ( pag. 26)
5 E-starterknop ( pag. 26)
6 Gashendel ( pag. 24)
7 Voorvork instelling uitgaande demping
8 Framenummer ( pag. 20)
9 Schokdemper instelling uitgaande demping
10 Rempedaal ( pag. 40)
11 Kijkglas motorolie
12 Typeplaatje ( pag. 20)
5 SERIENUMMERS 20
5.1 Framenummer
401945-10
Het framenummer
is in de rechterzijde van het balhoofd gegraveerd.
5.2 Typeplaatje
H01049-10
Het typeplaatje
bevindt zich rechts aan het frame.
5 SERIENUMMERS 21
5.3 Sleutelnummer
402241-10
Sleutelnummer
staat op de KEYCODECARD.
Info
U hebt het sleutelnummer nodig voor het bestellen van een reservesleutel. Bewaar
de KEYCODECARD op een veilige plaats.
5.4 Motornummer
401949-10
Het motornummer
is in de linkerzijde van de motor onder het ketting-aandrijfwiel gegra-
veerd.
5 SERIENUMMERS 22
5.5 Artikelnummer voorvork
401947-10
Het artikelnummer van de voorvork
is aan de binnenzijde van de asopname gegraveerd.
5.6 Artikelnummer schokdemper
402025-10
Het artikelnummer van de schokdemper
is aan de linkerkant van de schokdemper aan-
gebracht.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 23
6.1 Koppelingshendel
B01943-10
De koppelingshendel
is aan de linkerzijde van het stuur aangebracht.
De koppeling wordt hydraulisch bediend en automatisch bijgesteld.
6.2 Remhendel
B01944-10
De remhendel
is aan de rechterzijde van het stuur aangebracht.
De voorwielrem wordt geschakeld met de remhendel.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 24
6.3 Gashendel
B01945-10
De gashendel
is aan de rechterzijde van het stuur aangebracht.
6.4 Claxonknop
B01946-10
De claxonknop
is aan de linkerzijde van het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
Claxonknop in de uitgangspositie
Claxonknop ingedrukt In deze stand wordt de claxon gebruikt.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 25
6.5 Lichtschakelaar
B01946-11
De lichtschakelaar
is aan de linkerzijde van het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
Dimlicht aan Lichtschakelaar is omlaag gezwenkt. In deze stand zijn het
dimlicht en het achterlicht ingeschakeld.
Groot licht aan Lichtschakelaar is omhoog gezwenkt. In deze stand zijn
het groot licht en het achterlicht ingeschakeld.
6.6 Richtingaanwijzerschakelaar
B01946-12
De richtingaanwijzerschakelaar
is aan de linkerzijde van het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
Richtingaanwijzer uit
Richtingaanwijzer links aan Richtingaanwijzerschakelaar naar links
geschakeld. De richtingaanwijzerschakelaar springt na het schakelen terug
in de middelste stand.
Richtingaanwijzer rechts aan Richtingaanwijzerschakelaar naar rechts
geschakeld. De richtingaanwijzerschakelaar springt na het schakelen terug
in de middelste stand.
Voor het uitschakelen van de richtingaanwijzer moet u de richtingaanwijzerschakelaar naar
de schakelaarbehuizing duwen.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 26
6.7 Noodstopschakelaar
B01947-10
De noodstopschakelaar
is aan de rechterzijde van het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
Noodstopschakelaar uit In deze stand is het ontstekingscircuit onderbro-
ken. Een draaiende motor schakelt uit en een stilstaande motor kan niet
worden gestart.
Noodstopschakelaar aan Deze stand is noodzakelijk bij het rijden, het
ontstekingscircuit is gesloten.
6.8 E-starterknop
B01947-11
De e-starterknop
is aan de rechterzijde van het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
E-starterknop in de uitgangspositie
E-starterknop ingedrukt In deze stand wordt de e-starter gebruikt.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 27
6.9 Contact-/stuurslot
600825-01
Het contact-/stuurslot
bevindt zich voor het zadel.
Mogelijke toestanden
Ontsteking uitOFF In deze stand is het ontstekingscircuit onderbroken.
Een draaiende motor schakelt uit en een stilstaande motor schakelt niet in.
De contactsleutel kan worden uitgetrokken.
Contact ingeschakeld ON In deze stand is het ontstekingscircuit gesloten
en kan de motor worden gestart.
Stuur geblokkeerd In deze stand is het ontstekingscircuit onderbroken en
het stuur geblokkeerd. De contactsleutel kan worden uitgetrokken.
6.10 Gecombineerd instrument
6.10.1 Gecombineerd instrument - overzicht
401420-10
Het gecombineerde instrument is voor het stuur aangebracht.
Het gecombineerde instrument is onderverdeeld in 4 functiebereiken.
Functietoetsen ( pag. 28)
Toerenteller ( pag. 28)
Controlelampjes ( pag. 29)
Display ( pag. 30)
6 BEDIENINGSELEMENTEN 28
6.10.2 Functietoetsen
401426-10
Met de MODE-toets
wordt de weergavemodus gewisseld.
Mogelijke weergavemodi zijn de afgelegde afstand (ODO), Tripmaster 1 (TRIP 1) en Tripmas-
ter 2 (TRIP 2).
Met de SET-toets
wordt de functie Tripmaster 1 (TRIP 1) en Tripmaster 2 (TRIP 2) op 0.0
teruggezet.
Met de toets
kan het ABS worden uitgeschakeld.
6.10.3 Toerenteller
401427-10
De toerenteller
geeft het motortoerental aan in omwentelingen per minuut.
De rode markering
markeert een te hoog toerental van de motor.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 29
6.10.4 Controlelampjes
401428-01
De controlelampjes geven extra informatie over de toestand van de motorfiets.
Mogelijke toestanden
Controlelampje voor richtingaanwijzer knippert groen in knipperritme
Richtingaanwijzer is ingeschakeld.
Controlelampje stationair brandt groen Versnelling is in vrij geschakeld.
Controlelampje voor groot licht brandt blauw Groot licht is ingeschakeld.
Waarschuwingslampje voor temperatuur brandt rood Koelmiddeltempera-
tuur heeft een kritische waarde bereikt.
Waarschuwingslampje brandstofpeil brandt geel Brandstofpeil
heeft de reservemarkering bereikt. Display wordt overgeschakeld naar
weergave TRIP F.
Waarschuwingslampje voor oliedruk brandt rood Oliedruk is te laag.
FI-waarschuwingslampje (MIL) brandt/knippert geel De OBD heeft een
kritieke emissie- of veiligheidsfout herkend.
Waarschuwingslampje voor accu brandt rood Spanning in het boordnet te
laag.
ABS-waarschuwingslampje brandt/knippert geel Status- of foutmelding
bij het ABS.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 30
6.10.5 Display
400836-01
Bij het inschakelen van de ontsteking lichten alle indicatiesegmenten één seconde op om
de functies te controleren.
400881-01
LEnGth
Na deze functiecontrole wordt één seconde de wielomtrek LEnGth op het display weergege-
ven.
Info
Het getal 1870 mm komt overeen met de afmeting van het 17" voorwiel met stan-
daardbanden.
Vervolgens wordt de laatste geselecteerde modus weergegeven.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 31
6.10.6 Snelheidsindicatie
401443-10
Snelheid
wordt aangegeven in kilometer per uur km/h of in mijl per uur mph.
6.10.7 kilometer of mijl instellen
Info
Als de eenheid wordt gewijzigd, blijft de waarde bewaard en wordt dienovereenkomstig omgerekend.
Landspecifieke instelling aanpassen.
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 32
401444-01
Contact inschakelen, daarvoor de contactsleutel in de stand ON draaien.
De MODE toets zo vaak indrukken tot de weergavemodus ODO is geactiveerd.
De MODE toets ingedrukt houden tot de weergavemodus van km/h naar mph of van mph
naar km/h is gewisseld.
6.10.8 Tijd
401443-11
De tijd wordt weergegeven in het segment
van het display.
Info
De tijd moet worden ingesteld als de accu losgekoppeld is geweest van het voertuig
of als de zekering eruit gehaald was.
6.10.9 Tijd instellen
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 33
401444-01
Contact inschakelen, daarvoor de contactsleutel in de stand ON draaien.
De MODE knop zo vaak indrukken tot de weergavemodus ODO is geactiveerd.
De MODE knop en de SET knop tegelijkertijd ingedrukt houden.
De klok begint te knipperen.
Met de MODE knop de uren instellen.
Met de SET knop de minuten instellen.
De MODE knop en de SET knop tegelijkertijd ingedrukt houden.
De tijd is ingesteld.
6.10.10 Weergave ODO
401444-01
In de weergavemodus ODO wordt de totale afgelegde afstand weergegeven in kilometer of
mijl.
Info
Deze waarde blijft ook opgeslagen als de accu van het voertuig losgekoppeld wordt
en/of de zekering is gesmolten.
6.10.11 Weergave TRIP 1 instellen/terugzetten
Info
De teller voor de dagafstand TRIP 1 loopt altijd mee en telt tot 999.9.
Met deze teller kan de lengte van het traject tijdens ritten of de afstand tussen twee tankstops worden gemeten. Als de waarde
999.9 wordt overschreden begint de teller voor de dagafstand weer bij 0.0.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 34
401445-01
Contact inschakelen, daarvoor de contactsleutel in de stand ON draaien.
De MODE knop zo vaak indrukken tot de weergavemodus TRIP 1 is geactiveerd.
De SET knop ingedrukt houden.
De weergave TRIP 1 staat op 0.0.
6.10.12 Weergave TRIP 2 instellen/terugzetten
Info
De teller voor de dagafstand TRIP 2 loopt altijd mee en telt tot 999.9.
Met deze teller kan de lengte van het traject tijdens ritten of de afstand tussen twee tankstops worden gemeten. Als de waarde
999.9 wordt overschreden begint de teller voor de dagafstand weer bij 0.0.
401446-01
Contact inschakelen, daarvoor de contactsleutel in de stand ON draaien.
De MODE-knop zo vaak indrukken tot de weergavemodus TRIP 2 is geactiveerd.
De SET-knop ingedrukt houden.
De weergave TRIP 2 staat op 0.0.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 35
6.10.13 Weergave TRIP F
401447-01
Wanneer het brandstofpeil de reservemarkering bereikt, wisselt de weergave automatisch
op TRIP F en begint te tellen bij 0.0, onafhankelijk van de weergavemodus die voorheen was
geactiveerd.
Info
Wanneer TRIP F wordt weergegeven begint tegelijkertijd het waarschuwingslampje
voor het brandstofpeil te branden.
6.10.14 Indicatie GEAr
401418-01
In de weergavemodus GEAr wordt de met de versnellingsbak geschakelde versnelling weer-
gegeven.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 36
6.10.15 Temperatuurindicatie koelmiddel
700124-01
De temperatuur op de display wordt weergegeven met twaalf balkjes. Hoe hoger het aantal
brandende balkjes, hoe heter het koelmiddel. Als het bovenste balkje brandt beginnen tege-
lijkertijd alle balkjes te knipperen en het waarschuwingslampje voor de temperatuur gaat
branden.
Mogelijke toestanden
Motor koud Tot vier balkjes branden.
Warme motor Vijf tot elf balkjes branden.
Hete motor Alle twaalf balkjes knipperen.
6.11 Tankdop openen
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
Tank het voertuig nooit in de buurt van open vuur of brandende sigaretten en schakel de motor bij het tanken altijd uit. Let er
vooral op dat er geen brandstof wordt gemorst op de hete onderdelen van het voertuig. Gemorste brandstof meteen afvegen.
Als de brandstof wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uitstromen als de tank te vol zit. Aanwijzingen voor het
tanken van brandstof in acht nemen.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Erop letten dat brandstof niet in aanraking komt met de huid, ogen en kleding. Adem brandstofdampen niet in. Bij contact met
de ogen meteen met water spoelen en een arts raadplegen. Verontreinigde huid meteen reinigen met water en zeep. Als brand-
stof is ingeslikt meteen een arts raadplegen. Met brandstof verontreinigde kleding wisselen. Brandstof volgens de voorschriften
bewaren in een jerrycan en uit de buurt van kinderen houden.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 37
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
101975-10
Klep
op de tankdop openklappen en contactsleutel insteken.
Contactsleutel 90° tegen de klok in draaien en tankdop verwijderen.
Info
De tankdop is voorzien van een brandstoftankontluchting.
6.12 Tankdop sluiten
101976-01
Tankdop opzetten en contactsleutel 90° met de klok mee draaien.
Contactsleutel uittrekken en klep dichtklappen.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 38
6.13 Zadelontgrendeling
101977-10
De handgreep
ontgrendelt het zadel.
6.14 Handgrepen
101978-10
Met de handgrepen
kan de motorfiets worden gerangeerd.
Als u een bijrijder meeneemt kan deze zich tijdens het rijden hieraan vasthouden.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 39
6.15 Bijrijder-voetsteunen
101979-01
De bijrijder-voetsteunen zijn inklapbaar uitgevoerd.
Mogelijke toestanden
Bijrijder-voetsteunen ingeklapt Voor het rijden zonder bijrijder.
Bijrijder-voetsteunen uitgeklapt Voor het rijden met bijrijder.
6.16 Versnellingshendel
401950-10
De versnellingshendel
is aan de linkerzijde van de motor gemonteerd.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 40
401950-11
De positie van de versnellingen zijn weergegeven op de afbeelding.
De neutrale of vrije stand bevindt zich tussen de 1e en 2e versnelling.
6.17 Rempedaal
401956-10
Het rempedaal
bevindt zich voor de voetsteun.
De achterwielrem wordt geschakeld met het rempedaal.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 41
6.18 Zijstandaard
401943-10
De zijstandaard
bevindt zich aan de linkerzijde van het voertuig.
De zijstandaard is bestemd voor het parkeren van de motorfiets.
Info
Tijdens het rijden moet de zijstandaard omhooggeklapt zijn.
De zijstandaard is gekoppeld aan het veiligheidsstartsysteem. Lees de rij-instructies.
Mogelijke toestanden
Zijstandaard uitgeklapt Het voertuig kan op de zijstandaard worden neergezet. Het
veiligheidsstartsysteem is actief.
Zijstandaard ingeklapt Deze stand is altijd nodig als u gaat rijden. Het veiligheids-
startsysteem is niet actief.
7 INBEDRIJFNAME 42
7.1 Aanwijzingen voor eerste inbedrijfname
Gevaar
Gevaar voor ongevallenGevaar door onvoldoende rijvaardigheid.
Het voertuig niet gebruiken, wanneer u door consumptie van alcohol, medicijnen of drugs of door lichamelijke of psychische
beperkingen niet in staat bent veilig aan het verkeer deel te nemen.
Waarschuwing
Gevaar voor letselGeen of slechte beschermende kleding vormt een verhoogd risico.
Tijdens het rijden altijd beschermende kleding (helm, laarzen, handschoenen, broek en jack met bescherming) dragen. Draag
altijd beschermende kleding die zich in een goede staat bevindt en voldoet aan de wettelijke voorschriften.
Waarschuwing
Gevaar voor vallenBeperking van het rijgedrag door verschillende bandprofielen aan voor- en achterwiel.
Voor- en achterwiel moeten altijd zijn uitgerust met banden met een gelijksoortig profiel, anders kan de motor oncontroleerbaar
worden.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenNiet-vrijgegeven of aanbevolen banden en wielen bemoeilijken het rijgedrag.
Gebruik alleen door KTM vrijgegeven en aanbevolen banden en wielen met de juiste snelheidsindex.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde wegligging bij nieuwe banden.
Nieuwe banden hebben een glad contactvlak, waardoor het wegcontact niet volledig is. Het volledige contactvlak moet de eerste
200 kilometers bij een gematigde rijstijl en in verschillende schuine standen worden geruwd. Pas nadat de banden zijn ingere-
den wordt de volledige wegligging bereikt.
7 INBEDRIJFNAME 43
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Als het rempedaal niet wordt vrijgegeven slijten de remplaketten ononderbroken. De achterwielrem kan door oververhitting uit-
vallen. De voet van het rempedaal nemen, als u niet wilt remmen.
Info
Houd er bij het gebruik van het voertuig rekening mee dat andere mensen last kunnen hebben van overmatig lawaai.
Zorg ervoor dat de werkzaamheden van de leveringsinspectie worden uitgevoerd door een geautoriseerde KTM-garage.
U ontvangt het leveringsdocument en het service- en garantieboekje bij de overdracht van het voertuig.
Voordat u voor het eerst gaat rijden, moet u de volledige bedieningshandleiding goed doorlezen.
Zorg ervoor dat u vertrouwd raakt met de bedieningselementen.
Uitgangspositie van de koppelingshendel instellen. ( pag. 86)
Uitgangspositie van de handremhendel instellen. ( pag. 90)
Uitgangspositie rempedaal instellen. ( pag. 96)
Oefen voordat u een lange rit gaat maken eerst op een geschikt terrein, zodat u gewend raakt aan het besturen van de motorfiets. Pro-
beer ook eens zo langzaam mogelijk te rijden en staand te rijden, zodat u meer gevoel voor de motorfiets krijgt.
Houd tijdens het rijden het stuur met beide handen vast en laat de voeten op de voetsteunen rusten.
Motor inrijden. ( pag. 43)
7.2 Motor inrijden
Tijdens de inrijperiode het aangegeven motortoerental niet overschrijden.
Voorgeschreven waarde
Maximaal motortoerental
Tijdens de eerste: 1.000 km 6.000 1/min
Na de eerste: 1.000 km 7.800 1/min
7 INBEDRIJFNAME 44
Vol gas geven vermijden!
7.3 Voertuig beladen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenInstabiel rijgedrag.
Het maximale totaalgewicht en asbelasting nooit overschrijden. Het totaalgewicht is samengesteld uit het gewicht van de
gebruiksklare en volgetankte motorfiets, de bestuurder en bijrijder met beschermende kleding en helm, plus de bagage.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenInstabiel rijgedrag door ondeskundige montage van een bagagedrager of tanktas.
Bagagedrager en tanktas volgens de aanwijzingen van de producent monteren en borgen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenInstabiel rijgedrag bij hoge snelheid.
De snelheid aanpassen aan de extra belasting. Rijd langzamer als uw motorfiets is beladen met koffers of andere bagage.
Maximumsnelheid met bagage 130 km/h
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenGevaar voor breken van het bagagesysteem.
Als u een bagagedrager op uw motorfiets hebt gemonteerd, moet u rekening houden met de gegevens van de producent over de
maximale belasting.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDoor verschoven bagage bent u slecht zichtbaar voor andere verkeersdeelnemers.
Als het achterlicht bedekt is, bent u moeilijk te zien voor de verkeersdeelnemers achter u, vooral als het donker is. Controleer
regelmatig of de bagage op uw motorfiets goed vastzit.
7 INBEDRIJFNAME 45
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerschillend rijgedrag en langere remweg bij hoge extra belasting door bagage.
De snelheid aanpassen aan de extra belasting.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenInstabiel rijgedrag door verschoven bagage.
Controleer regelmatig of de bagage op uw motorfiets goed vastzit.
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingEen heet uitlaatsysteem kan de bagage verbranden.
De bagage zo bevestigen, dat deze niet aan het hete uitlaatsysteem kan verbranden of schroeien.
Als u bagage meeneemt moet deze veilig worden vastgezet, zo veel mogelijk in het midden van het voertuig, en moet het gewicht
gelijkmatig zijn verdeeld over het voor- en achterwiel.
Houdt u zich aan het maximaal toegestane totaalgewicht en de maximale asbelasting.
Voorgeschreven waarde
Maximaal toegestaan totaalgewicht 350 kg
Maximale asbelasting voor 150 kg
Maximale asbelasting achter 200 kg
8 RIJ-INSTRUCTIES 46
8.1 Controle en onderhoud voor iedere inbedrijfname
Info
Voordat u gaat rijden controleren of het voertuig in een goede staat is en of er veilig mee kan worden gereden.
Tijdens het rijden moet het voertuig technisch in een onberispelijke staat zijn.
Motoroliepeil controleren. ( pag. 144)
Remvloeistofpeil van de voorwielrem controleren. ( pag. 92)
Remvloeistofpeil van de achterwielrem controleren. ( pag. 97)
Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 94)
Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 99)
De werking van het remsysteem controleren.
Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 136)
Vervuiling van de ketting controleren. ( pag. 78)
Kettingspanning controleren. ( pag. 79)
Toestand van de banden controleren. ( pag. 109)
Bandenspanning controleren. ( pag. 111)
Controleren of alle bedieningselementen goed zijn ingesteld en soepel bewegen.
Werking van de elektrische installatie controleren.
Controleren of de bagage correct is bevestigd.
Op de motorfiets gaan zitten en de stand van de achteruitkijkspiegel controleren.
Brandstofvoorraad controleren.
8 RIJ-INSTRUCTIES 47
8.2 Starten
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg hebben.
Als u de motor laat draaien moet u altijd voor voldoende ventilatie zorgen, de motor niet in een gesloten ruimte starten of laten
draaien zonder een geschikte afzuiginstallatie.
Voorzichtig
Gevaar voor ongevallenAls de motorfiets met een lege of zonder accu wordt gebruikt, kunnen elektronische componenten en vei-
ligheidsvoorzieningen worden beschadigd.
Motorfiets nooit met een lege of zonder accu gebruiken.
Aanwijzing
Beschadiging aan de motorHoge toerentallen bij koude motor hebben een negatief effect op de levensduur van de motor.
Motor altijd met een laag toerental warmrijden.
B00782-10
Noodstopschakelaar in stand schakelen.
Contact inschakelen, daarvoor de contactsleutel in de stand ON draaien.
Na het inschakelen van het contact is gedurende ongeveer 2 seconden het geluid
van de werkende brandstofpomp te horen. Tegelijkertijd wordt de functiecontrole
van het gecombineerde instrument uitgevoerd.
Het ABS-waarschuwingslampje gaat branden en gaat weer uit wanneer het voertuig
gaat rijden.
Versnelling in vrij schakelen.
Het groene controlelampje stationair N brandt.
E-starterknop indrukken .
8 RIJ-INSTRUCTIES 48
Info
E-startknop pas indrukken als de functiecontrole van het gecombineerde instru-
ment is afgerond.
Tijdens het starten GEEN gas geven. Als er tijdens het starten gas wordt gegeven,
wordt geen brandstof ingespoten door het motormanagement en de motor slaat
dan niet aan.
Maximaal 5 seconden ononderbroken starten. Tot de volgende startpoging mini-
maal 5 seconden wachten.
Deze motorfiets is uitgerust met een veiligheidsstartsysteem. De motor
kan alleen worden gestart, als de versnelling in vrij is geschakeld of als bij
geschakelde versnelling de koppelingshendel is getrokken. Als u met uitgeklapte
zijstandaard naar een versnelling schakelt en de koppelingshendel loslaat, blijft
de motor stilstaan.
Zijstandaard ontlasten en met de voet tot de aanslag naar boven klappen.
401426-11
ABS uitschakelen
KTM adviseert altijd met ABS te rijden. Er kunnen zich echter rijsituaties voordoen,
waarin een ABS niet gewenst is.
Voorwaarde
Voertuig staat stil, motor draait.
Toets
3 - 5 seconden indrukken.
Het ABSwaarschuwingslampje gaat knipperen, het ABS is gedeactiveerd.
8 RIJ-INSTRUCTIES 49
8.3 Beginnen met rijden
Koppelingshendel trekken, in de 1e versnelling zetten, koppelingshendel langzaam vrijgeven en gelijktijdig voorzichtig gas geven.
8.4 Schakelen, rijden
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBij een abrupte verandering van de belasting kunt u de controle over de motorfiets verliezen.
Abrupte veranderingen in belasting en hard remmen vermijden en de snelheid aanpassen aan de rijwegsituatie.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTerugschakelen bij hoog motortoerental leidt tot blokkeren van het achterwiel.
Niet bij hoog motortoerental terugschakelen naar een lagere versnelling. De motor wordt overbelast en het achterwiel kan blok-
keren.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenStoringen veroorzaken door een verkeerde stand van de contactsleutel.
De contactsleutel niet in een andere stand zetten tijdens het rijden.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenAfleiding van het verkeer door het instellen van de motorfiets tijdens het rijden.
Instellingen mogen alleen worden gewijzigd als de motorfiets stilstaat.
Waarschuwing
Gevaar voor letselEraf vallen van de bijrijder.
De bijrijder moet goed op het bijrijderzadel gaan zitten en zich vasthouden aan de bestuurder of aan de grepen. De voeten op
de bijrijdervoetsteunen zetten. De voorschriften over de minimumleeftijd voor bijrijders in acht nemen.
8 RIJ-INSTRUCTIES 50
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenGevaar voor ongevallen door gevaarlijk rijgedrag.
Volg de verkeersregels en rijd defensief en anticiperend, om gevaren zo vroeg mogelijk te herkennen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde wegligging bij koude banden.
Iedere keer dat u gaat rijden moeten de eerste kilometers voorzichtig en met gematigde snelheid worden gereden, totdat de
banden hun rijtemperatuur hebben bereikt en zo een optimale wegligging garandeerd is.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde wegligging bij nieuwe banden.
Nieuwe banden hebben een glad contactvlak, waardoor het wegcontact niet volledig is. Het volledige contactvlak moet de eerste
200 kilometers bij een gematigde rijstijl en in verschillende schuine standen worden geruwd. Pas nadat de banden zijn ingere-
den wordt de volledige wegligging bereikt.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenInstabiel rijgedrag.
Het maximale totaalgewicht en asbelasting nooit overschrijden. Het totaalgewicht is samengesteld uit het gewicht van de
gebruiksklare en volgetankte motorfiets, de bestuurder en bijrijder met beschermende kleding en helm, plus de bagage.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenInstabiel rijgedrag door verschoven bagage.
Controleer regelmatig of de bagage op uw motorfiets goed vastzit.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOntbrekende verkeersveiligheid.
Als u met het voertuig bent gevallen moet hij daarna worden gecontroleerd, zoals altijd voordat u gaat rijden.
Aanwijzing
Beschadiging van de motorOngefilterde aanzuiglucht heeft een negatief effect op de levensduur van de motor.
8 RIJ-INSTRUCTIES 51
Voertuig nooit zonder luchtfilter gaan rijden, omdat stof en vuil in de motor terecht kunnen komen en tot een hogere slijtage kunnen
veroorzaken.
Aanwijzing
MotorschadeBij oververhitting raakt de motor beschadigd.
Stop onmiddellijk volgens de verkeersregels en schakel de motor uit wanneer de waarschuwing voor de koelmiddeltemperatuur ver-
schijnt.
Laat de motor en het koelsysteem afkoelen.
Controleer resp. corrigeer het koelmiddelpeil bij afgekoeld koelsysteem.
Info
Als u tijdens het rijden ongewone geluiden hoort, moet u meteen stoppen, de motor uitzetten, het voertuig veilig parkeren en con-
tact opnemen met een geautoriseerde KTM-garage.
401950-11
Als de omstandigheden het toestaan (helling, rijsituatie e.d.), kunt u naar hogere ver-
snellingen schakelen.
Gas terugnemen, gelijktijdig koppelingshendel trekken, naar volgende versnelling scha-
kelen, koppelingshendel vrijgeven en gas geven.
Info
De posities van de 6 voorwaartse versnellingen zijn weergegeven op de afbeel-
ding. De neutrale of stationaire stand bevindt zich tussen de 1e en 2e versnel-
ling. De 1e versnelling is de start- of bergversnelling.
De rijtemperatuur is bereikt als er 5 balkjes op de temperatuurindicatie branden.
Nadat met een volledig opengedraaide gashendel de maximale snelheid is bereikt, deze
tot ¾ gas terugdraaien. Pas uw snelheid aan de weggesteldheid en weersituatie aan. De
snelheid verlaagt nauwelijks, maar er wordt aanmerkelijk minder brandstof verbruikt.
Pas uw snelheid aan de weggesteldheid en weersituatie aan. Vooral in bochten mag niet
geschakeld en slechts voorzichtig gasgegeven worden.
8 RIJ-INSTRUCTIES 52
Voor het terugschakelen van de motorfiets indien nodig afremmen en tegelijkertijd gas
terugnemen.
Koppelingshendel trekken en in een lagere versnelling schakelen, koppelingshendel
langzaam vrijgeven en gas geven of nog een keer schakelen.
Als de motor bijvoorbeeld afslaat bij een kruising, hoeft u alleen de koppelingshendel te
trekken en de e-startknop in te drukken. De versnelling hoeft niet stationair te worden
geschakeld.
Zet de motor uit als het voertuig langere tijd stationair draait of stilstaat.
Voorkom dat de koppeling vaak en gedurende langere tijd gaat slepen. Hierdoor wordt
de motorolie verwarmd en dus ook de motor en het koelsysteem.
Rijd met een lager toerental in plaats van met een hoger toerental en een slepende kop-
peling.
Als tijdens het rijden het FI waarschuwingslampje (MIL) gaat branden meteen stoppen.
Op het moment dat de versnelling in vrij staat, begint het FI waarschuwingslampje (MIL)
te knipperen.
Info
Via het knipperritme kan een tweecijferig getal ontcijferd worden. Dit wordt de
knippercode genoemd. De knippercode geeft aan welke component een storing
heeft.
8.5 Afremmen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door nat of vervuild remsysteem.
Vervuild of nat remsysteem voorzichtig schoon- resp. droogremmen.
8 RIJ-INSTRUCTIES 53
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door poreus drukpunt van de voor- en/of achterwielrem.
Remsysteem controleren, niet doorrijden. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Als het rempedaal niet wordt vrijgegeven slijten de remplaketten ononderbroken. De achterwielrem kan door oververhitting uit-
vallen. De voet van het rempedaal nemen, als u niet wilt remmen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenLangere remweg door hoger totaalgewicht.
Houd rekening met een langere remweg, als u met een bijrijder of bagage rijdt.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVertraagde remwerking op wegen met strooizout.
Strooizout kan zich afzetten op de remschijven. Om de normale remwerking weer te herstellen moeten de remschijven eerst
schoon geremd worden.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenLangere remweg door ABS.
De remwijze moet worden aangepast aan de rijsituatie en de wegtoestand.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe sterk remmen leidt tot blokkering van de wielen.
De werking van het ABS kan alleen worden gegarandeerd, wanneer deze ook is ingeschakeld.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBlokkeren van het wiel door de remwerking van de motor.
Bij het remmen in geval van nood, volledig remmen en bij remmen op gladde ondergrond moet u altijd de koppeling trekken.
8 RIJ-INSTRUCTIES 54
Voor het remmen gas terugnemen en tegelijkertijd remmen met de voorwiel- en achterwielrem.
Info
Met ABS kunt u zowel bij een volledige afremming als bij een slecht contact met de ondergrond op zandige, natte of gladde
ondergrond de volledige remkracht gebruiken, zonder het risico te lopen dat de wielen blokkeren.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderd wegcontact door remmen in schuine stand of remmen op een ondergrond die aan de zij-
kanten afloopt.
Remmen afsluiten voordat u een bocht inrijdt.
Het remmen moet altijd voor het begin van de bocht zijn afgerond. Schakel daarbij afhankelijk van de snelheid naar een lagere versnel-
ling.
Gebruik bij langdurig bergaf rijden de remwerking van de motor. Schakel daarvoor een of twee versnellingen terug en hierbij de motor
niet op een te hoog toerental laten draaien. Zo hoeft u veel minder te remmen en raakt het remsysteem niet oververhit.
8.6 Stoppen, parkeren
Waarschuwing
Gevaar voor diefstalGebruik door onbevoegde personen.
Voertuig nooit onbeheerd laten staan als de motor draait. Het voertuig tegen onbevoegd gebruik beveiligen. Bij het verlaten van
het voertuig het stuur op slot zetten en contactsleutel eruit trekken.
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingSommige onderdelen van het voertuig worden tijdens het rijden zeer heet.
Hete onderdelen zoals uitlaatsysteem, radiateur, motor, schokdempers en remsysteem niet aanraken. De onderdelen eerst laten
afkoelen voordat u met werkzaamheden aan deze onderdelen begint.
Aanwijzing
MateriaalschadeEen onjuiste handelwijze bij parkeren beschadigt het voertuig.
8 RIJ-INSTRUCTIES 55
Als het voertuig wegrolt of omvalt, kan aanzienlijke schade ontstaan.
De onderdelen voor parkeren van het voertuig zijn alleen berekend op het voertuiggewicht.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
Zorg ervoor dat niemand op het voertuig gaat zitten wanneer het voertuig op de standaard staat.
Aanwijzing
Gevaar voor brandSommige onderdelen van de motorfiets worden bij gebruik van de motorfiets zeer heet.
Voertuig niet op plaatsen laten staan met licht brandbare en/of ontvlambare materialen. Geen voorwerpen over het warme voertuig leg-
gen. Het voertuig altijd eerst laten afkoelen.
Motorfiets afremmen.
Versnelling in vrij schakelen.
Contact uitschakelen, daarvoor de contactsleutel in de stand OFF draaien.
Info
Als de motor uitgeschakeld werd met de noodstopschakelaar en het contact op het contactslot ingeschakeld blijft, wordt de voe-
ding naar de meeste stroomverbruikers niet onderbroken. Daardoor wordt de accu ontladen. De motor dus altijd met het con-
tactslot uitzetten, de noodschakelaar is uitsluitend bestemd voor noodsituaties.
Motorfiets parkeren op vaste ondergrond.
Zijstandaard met de voet helemaal naar voren zwenken en met het voertuig belasten.
Het stuur blokkeren, daarvoor het stuur naar links zetten, contactsleutel in de stand omlaag duwen en in de stand draaien. Om
het vastklikken in de stuurblokkering gemakkelijker te maken, het stuur in kleine afstanden heen en weer bewegen. Contactsleutel uit-
trekken.
8 RIJ-INSTRUCTIES 56
8.7 Transport
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen en/of omvallen.
Het voertuig altijd op een vaste en egale ondergrond plaatsen.
Aanwijzing
Gevaar voor brandSommige onderdelen van de motorfiets worden bij gebruik van de motorfiets zeer heet.
Voertuig niet op plaatsen laten staan met licht brandbare en/of ontvlambare materialen. Geen voorwerpen over het warme voertuig leg-
gen. Het voertuig altijd eerst laten afkoelen.
401448-01
Motor uitzetten en contactsleutel eruit trekken.
Motorfiets met spanriemen of andere geschikte bevestigingsmiddelen beveiligen tegen
omvallen en wegrollen.
8 RIJ-INSTRUCTIES 57
8.8 Brandstof tanken
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
Tank het voertuig nooit in de buurt van open vuur of brandende sigaretten en schakel de motor bij het tanken altijd uit. Let er
vooral op dat er geen brandstof wordt gemorst op de hete onderdelen van het voertuig. Gemorste brandstof meteen afvegen.
Als de brandstof wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uitstromen als de tank te vol zit. Aanwijzingen voor het
tanken van brandstof in acht nemen.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Erop letten dat brandstof niet in aanraking komt met de huid, ogen en kleding. Adem brandstofdampen niet in. Bij contact met
de ogen meteen met water spoelen en een arts raadplegen. Verontreinigde huid meteen reinigen met water en zeep. Als brand-
stof is ingeslikt meteen een arts raadplegen. Met brandstof verontreinigde kleding wisselen.
Aanwijzing
Schade aan materiaalVoortijdige slijtage van het brandstoffilter.
In enkele landen en regio's kan het voorkomen, dat de beschikbare brandstof niet voldoende kwaliteit of zuiverheid heeft. Dit leidt tot
problemen in het brandstofsysteem. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Alleen zuivere brandstof tanken, die voldoet aan de aangegeven norm.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
8 RIJ-INSTRUCTIES 58
400405-10
Motor uitzetten.
Tankdop openen. ( pag. 36)
Brandstoftank met brandstof vullen tot maximaal maat
.
Voorgeschreven waarde
Maat
20 mm
Brandstoftankvo-
lume totaal ca.
12 l Brandstof super loodvrij (ROZ 95)
( pag. 184)
Tankdop sluiten. ( pag. 37)
401429-10
De SET knop
twee seconden indrukken.
Het waarschuwingslampje voor het brandstofpeil
verdwijnt. TRIP F wordt op 0.0
gezet en de vorige weergavemodus verschijnt.
Info
Als de SET toets
niet wordt ingedrukt, wordt de waarde na ca. 3 minuten
automatisch teruggezet.
9 SERVICESCHEMA 59
9.1 Serviceschema
om de 20.000 km of om de 2 jaar
om de 10.000 km of jaarlijks of na ieder sportief gebruik
eenmalig na 1.000 km
Werking van de elektrische installatie controleren.
Foutengeheugen met KTM-diagnosetool uitlezen.
Meetwaardeblok-service controleren met KTM-diagnosetool.
Motorolie verversen, oliefilter vervangen en oliezeven reinigen. ( pag. 145)
Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 94)
Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 99)
Remschijven controleren. ( pag. 91)
Remkabels controleren op beschadiging en lekkage.
Remvloeistofpeil van de achterwielrem controleren. ( pag. 97)
Vrije slag van het rempedaal controleren. ( pag. 95)
Schokdemper en voorvork controleren op dichtheid. Voorvork- en schokdemperservice indien nodig en afhankelijk van
gebruiksdoel.
Achterbruglagers controleren.
Speling wiellagers controleren.
Toestand van de banden controleren. ( pag. 109)
Bandenspanning controleren. ( pag. 111)
Spaakspanning controleren. ( pag. 112)
Velgslag controleren.
Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en kettinggeleiding controleren. ( pag. 82)
Kettingspanning controleren. ( pag. 79)
9 SERVICESCHEMA 60
om de 20.000 km of om de 2 jaar
om de 10.000 km of jaarlijks of na ieder sportief gebruik
eenmalig na 1.000 km
Alle bewegende onderdelen (bijv. zijstandaard, hendels, kettingen, ...) smeren en controleren of ze soepel bewegen.
Vuilschrapers van de vorkpoten reinigen. ( pag. 72)
Remvloeistofpeil van de voorwielrem controleren. ( pag. 92)
Speling balhoofdlager controleren.
Brandstofzeef vervangen.
Bougie vervangen.
Klepspeling controleren.
Alle slangen (bijv. brandstof, radiateur, ontluctings, aftapslangen, ...) en schrapers controleren op scheuren, lekka-
ges en controleren of ze goed zijn gelegd.
Antivries en koelmiddelpeil controleren. ( pag. 134)
Kabels controleren op beschadiging en knikvrije legging.
Luchtfilter vervangen. Luchtfilterbak reinigen.
Brandstofdruk controleren.
CO-aanpassing controleren met KTM-diagnosetool.
Vloeistofpeil van de hydraulische koppeling controleren/corrigeren. ( pag. 87)
Controleren of de schroeven en moeren goed vastzitten.
Remvloeistof van de achterwielrem verversen.
Remvloeistof van de achterwielrem verversen.
9 SERVICESCHEMA 61
om de 20.000 km of om de 2 jaar
om de 10.000 km of jaarlijks of na ieder sportief gebruik
eenmalig na 1.000 km
Koplampstand controleren. ( pag. 132)
De werking van de radiateurventilator controleren.
Eindcontrole: voertuig op verkeersveiligheid controleren en proefrit maken.
Na proefrit foutengeheugen met KTM-diagnosetool uitlezen.
Service op KTM Dealer.net invoeren en noteren in het service- en garantieboekje.
Eenmalig interval
Periodiek interval
10 CHASSIS AFSTELLEN 62
10.1 Voorvork/schokdemper
101980-10
Voorvork en schokdemper bieden veel mogelijkheden, om het chassis aan te passen aan uw
rijstijl en eventuele extra belading.
Info
Om deze aanpassing voor u te vereenvoudigen, hebben we onze ervaringsgegevens in
tabel
samengevat. U vindt de tabel onder het zadel.
Deze instelwaarden zijn richtwaarden en vormen altijd slechts de basis voor uw eigen per-
soonlijke afstelling van het chassis. Wijzig de instellingen niet willekeurig (maximaal ±
40%), aangezien anders de rijeigenschappen vooral tijdens hoge snelheden kunnen ver-
slechteren.
10.2 Ingaande demping voorvork instellen
Info
De hydraulische ingaande demping bepaalt het gedrag bij het inveren van de voorvork.
101981-10
Witte stelschroef
tot de aanslag met de klok mee draaien.
Info
De stelschroef
bevindt zich aan het bovenste uiteinde van de linker vorkpoot.
De ingaande demping bevindt zich in de linker vorkpoot COMP (witte
stelschroef). De uitgaande demping bevindt zich in de rechter vorkpoot REB
(rode stelschroef).
Afhankelijk van het voorvorktype een aantal klikken tegen de klok in draaien.
10 CHASSIS AFSTELLEN 63
Voorgeschreven waarde
Ingaande demping
Comfort 20 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 10 klikken
Volledige nuttige last 10 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien tegen de klok in verlaagt
de demping bij het inveren.
10.3 Uitgaande demping voorvork instellen
Info
De hydraulische uitgaande demping bepaalt het gedrag bij het uitveren van de voorvork.
101982-10
Rode stelschroef
tot de aanslag met de klok mee draaien.
Info
De stelschroef
bevindt zich aan het bovenste uiteinde van de rechter vork-
poot.
De uitgaande demping bevindt zich in de rechter vorkpoot REB (rode
stelschroef). De ingaande demping bevindt zich in de linker vorkpoot COMP
(witte stelschroef).
Afhankelijk van het voorvorktype een aantal klikken tegen de klok in draaien.
10 CHASSIS AFSTELLEN 64
Voorgeschreven waarde
Uitgaande demping
Comfort 20 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 10 klikken
Volledige nuttige last 10 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien tegen de klok in verlaagt
de demping bij het uitveren.
10.4 Ingaande demping schokdemper
De ingaande demping van de schokdemper is verdeeld in twee bereiken, high speed en low speed.
High- en low speed hebben betrekking op de snelheid waarmee het achterwiel inveert en niet op de rijsnelheid.
De high-speed-instelling is bijvoorbeeld van invloed bij het rijden over een asfaltrand. Het achterwiel veert daarbij snel in.
De low-speed-instelling is bijvoorbeeld van invloed bij het rijden over lange hobbels op de ondergrond. Het achterwiel veert daarbij lang-
zaam in.
De beide bereiken kunnen apart worden ingesteld, de overgang tussen high en low speed is echter vloeiend. Daarom zijn wijzigingen in het
high speed-bereik van de ingaande demping ook van invloed op het low speed-bereik en omgekeerd.
10.5 Ingaande demping low speed voor schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor ongevallenHet demonteren van onder druk staande onderdelen kan letsel veroorzaken.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof. Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
10 CHASSIS AFSTELLEN 65
Info
De low speed-instelling toont haar werking bij het langzaam tot normaal inveren van de schokdemper.
101983-10
Stelschroef
met een schroevendraaier met de klok mee draaien tot de laatste voel-
bare klik.
Info
Schroef
niet losdraaien!
Afhankelijk van het schokdempertype een aantal klikken tegen de klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Ingaande demping low speed
Comfort 25 klikken
Standaard 20 klikken
Sport 15 klikken
Volledige nuttige last 15 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien tegen de klok in verlaagt
de demping.
10.6 Ingaande demping high speed voor schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor ongevallenHet demonteren van onder druk staande onderdelen kan letsel veroorzaken.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof. Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
10 CHASSIS AFSTELLEN 66
Info
De high speed-instelling toont haar werking bij het snel inveren van de schokdemper.
101983-11
Stelschroef
met een dopsleutel met de klok mee draaien tot de aanslag.
Info
Schroef
niet losdraaien!
Afhankelijk van het schokdempertype een aantal slagen tegen de klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Ingaande demping high speed
Comfort 2 omw
Standaard 1,5 omw
Sport 1 omw
Volledige nuttige belasting 1 omw
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien tegen de klok in verlaagt
de demping.
10.7 Uitgaande demping voor schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor ongevallenHet demonteren van onder druk staande onderdelen kan letsel veroorzaken.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof. Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
10 CHASSIS AFSTELLEN 67
601891-10
Stelschroef
met de klok mee draaien tot de laatste voelbare klik.
Afhankelijk van het schokdempertype een aantal klikken tegen de klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Uitgaande demping
Comfort 20 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 10 klikken
Volledige nuttige belasting 10 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien tegen de klok in verlaagt
de demping bij het uitveren.
10.8 Stuurstand
601874-10
Op de bovenste kroonplaat bevinden zich 2 boringen op een afstand
van elkaar.
Afstand boringen
15 mm
De boringen op de stuuradapter zijn op een afstand
van het midden geplaatst.
Afstand boringen
3,5 mm
Het stuur kan in 4 verschillende posities worden gemonteerd. Daardoor is het mogelijk, het
stuur in de aangenaamste positie voor de bestuurder te zetten.
10 CHASSIS AFSTELLEN 68
10.9 Stuurstand instellen
601875-10
Schroeven
verwijderen. Stuurplaten verwijderen. Stuur verwijderen en opzij leggen.
Info
Componenten door afdekken tegen beschadiging beschermen.
Kabels en leidingen niet knikken.
Schroeven
verwijderen. Stuuradapter verwijderen.
Stuuradapter in de gewenste stand zetten. Schroeven
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef stuuradapter M10 40 Nm Loctite
®
243™
Info
Stuuradapters links en rechts gelijkmatig positioneren.
Stuur positioneren.
Info
Erop letten dat de kabels en leidingen correct worden gelegd.
Stuurplaten positioneren. Schroeven
monteren en gelijkmatig vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef stuurplaat M8 20 Nm
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 69
11.1 Motorfiets met hefbok opkrikken
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen en/of omvallen.
Het voertuig altijd op een vaste en egale ondergrond plaatsen.
401942-01
Motorfiets bij de voetsteunhouder opkrikken.
Hefbok (78929955100)
Beide wielen hebben geen contact met de grond.
Motorfiets beveiligen tegen omvallen.
11.2 Motorfiets van hefbok nemen
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen en/of omvallen.
Het voertuig altijd op een vaste en egale ondergrond plaatsen.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 70
401943-10
Motorfiets van hefbok nemen en op zijstandaard
zetten.
Hefbok verwijderen.
11.3 Motorfiets met hefbok achteraan opkrikken
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen en/of omvallen.
Het voertuig altijd op een vaste en egale ondergrond plaatsen.
402346-01
Adapter in de hefbok achter plaatsen en aan beide zijden in de achterbrug schroeven.
Adapter (61029055110)
Hefbok achter (61029055400)
Motorfiets rechtop zetten, hefbok uitlijnen en motorfiets opkrikken.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 71
11.4 Motorfiets van hefbok achter nemen
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen en/of omvallen.
Het voertuig altijd op een vaste en egale ondergrond plaatsen.
401943-10
Motorfiets beveiligen tegen omvallen.
Hefbok achter verwijderen en voertuig op de zijstandaard
plaatsen.
11.5 Motorfiets met hefbok vooraan opkrikken
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen en/of omvallen.
Het voertuig altijd op een vaste en egale ondergrond plaatsen.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achteraan opkrikken. ( pag. 70)
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 72
402344-01
Hoofdwerk
Stuur in rechtuitstand zetten. Hefbok vooraan met de adapters uitlijnen op de vorkpo-
ten.
Hefbok voor (61029055300)
Info
Motorfiets altijd eerst achteraan opkrikken.
Motorfiets vooraan opkrikken.
11.6 Motorfiets van hefbok vooraan nemen
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen en/of omvallen.
Het voertuig altijd op een vaste en egale ondergrond plaatsen.
Motorfiets beveiligen tegen omvallen.
Hefbok vooraan verwijderen.
11.7 Vuilschrapers vorkpoten reinigen
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 69)
Voorvorkprotector uitbouwen. ( pag. 74)
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 73
L00350-10
Hoofdwerk
Vuilschrapers
aan beide vorkpoten omlaag schuiven.
Info
De vuilschrapers schrapen stof en grof vuil van de binnenpoot af. In de loop van
de tijd kan er vuil achter te vuilschrapers terechtkomen. Als deze vervuiling niet
wordt verwijderd, kunnen de daarachter liggende oliekeerringen gaan lekken.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door olie of vet op de rem-
schijven.
Remschijven beslist olie- en vetvrij houden en indien nodig reinigen met een
remmenreiniger.
Vuilschraper en de binnenpoot van de voorvork aan beide vorkpoten reinigen en smeren
met olie.
Universele oliespray ( pag. 188)
Vuilschrapers terugduwen in de montagepositie.
Overtollige olie verwijderen.
Nawerk
Voorvorkprotector inbouwen. ( pag. 74)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 69)
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 74
11.8 Voorvorkprotector uitbouwen
101986-10
Schroeven
verwijderen en klem afnemen.
Schroeven
aan linker vorkpoot verwijderen. Voorvorkprotector afnemen.
Schroeven aan rechter vorkpoot verwijderen. Voorvorkprotector afnemen.
11.9 Voorvorkprotector inbouwen
101986-11
Voorvorkprotector op linker vorkpoot positioneren. Schroeven
monteren en vast-
draaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
Remkabel en kabelboom positioneren. Klem opzetten, schroeven
monteren en vast-
draaien.
Voorvorkprotector op rechter vorkpoot positioneren. Schroeven monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 75
11.10 Zadel afnemen
101977-10
Aan de lus
trekken en tegelijkertijd het zadel achter optillen.
Het zadel naar achteren trekken en naar boven toe afnemen.
11.11 Zadel monteren
101988-10
Het zadel met de gleuf
aan de schroef
vasthaken, achter neerlaten en tegelijkertijd naar voren schuiven.
Vergrendelingsbout
in het slothuis
plaatsen en zadel achter omlaagduwen tot de vergrendelingsbout hoorbaar vastklikt.
Vervolgens controleren of het zadel correct is gemonteerd.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 76
11.12 Luchtfilter demonteren
Voorwerk
Zadel afnemen. ( pag. 75)
601882-10
Hoofdwerk
Schroeven
verwijderen.
Bovendeel
luchtfilterbak verwijderen.
601880-10
Aanwijzing
Beschadiging van de motorOngefilterde aanzuiglucht heeft een negatief effect op de
levensduur van de motor.
Voertuig nooit zonder luchtfilter gaan rijden, omdat stof en vuil in de motor terecht
kunnen komen en tot een hogere slijtage kunnen veroorzaken.
Luchtfilter
verwijderen.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 77
11.13 Luchtfilter monteren
601881-10
Hoofdwerk
Luchtfilterbak reinigen.
Luchtfilter
monteren.
Info
Het luchtfilter moet met het volledige afdichtingvlak
op het luchtfilterbak
liggen.
Wanneer het luchtfilter niet correct gemonteerd is, kunnen stof en vuil in de
motor dringen en schade veroorzaken.
Luchfilterbakbovendeel
voor in de luchtfilterbak hangen en naar beneden zwenken.
601882-11
Schroeven
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste deel luchtfilterbak M6 2 Nm
Nawerk
Zadel monteren. ( pag. 75)
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 78
11.14 Kettingvervuiling controleren
400678-01
Ketting controleren op grove vervuiling.
» Als de ketting erg vuil is:
Ketting reinigen. ( pag. 78)
11.15 Ketting reinigen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenSmeermiddel op de banden vermindert de grip van de banden.
Smeermiddel verwijderen met een geschikt reinigingsmiddel.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door olie of vet op de remschijven.
Remschijven beslist olie- en vetvrij houden en indien nodig reinigen met een remmenreiniger.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 79
Info
De levensduur van de ketting is voor een groot deel afhankelijk van het onderhoud.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achteraan opkrikken. ( pag. 70)
400725-01
Hoofdwerk
Ketting regelmatig reinigen.
Grove vervuiling afspoelen met een zachte waterstraal.
Verbruikte smeerresten met een kettingreiniger verwijderen.
Kettingreinigingsmiddel ( pag. 187)
Na het drogen kettingspray aanbrengen.
Kettingspray onroad ( pag. 187)
Nawerk
Motorfiets van hefbok achter nemen. ( pag. 71)
11.16 Kettingspanning controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenGevaar door verkeerde kettingspanning.
Als de ketting te strak is gespannen worden de componenten van de secundaire krachtoverbrenging (ketting,
ketting-aandrijfwiel, kettingwiel en lager in de versnellingsbak en het achterwiel) extra belast. Dit kan leiden tot vroegtijdige
slijtage en in het uiterste geval kunnen ook de ketting of de uitgaande as van de versnelling breken. Als de ketting echter te los
zit kan deze van het ketting-aandrijfwiel resp. het kettingwiel vallen en het achterwiel blokkeren of de motor beschadigen. Op
een correcte kettingspanning letten en indien nodig instellen.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 80
100249-10
Motorfiets op zijstandaard zetten.
Versnelling in vrij schakelen.
Ketting in afstand
van het glijblok omhoog duwen en de kettingspanning
bepa-
len.
Info
Het bovenste deel van de ketting
moet daarbij gespannen zijn.
De ketting slijt niet altijd gelijkmatig. Daarom de meting op verschillende plek-
ken van de ketting herhalen.
Kettingspanning 5 mm
Afstand van glijblok 30 mm
» Als de kettingspanning niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Kettingspanning instellen. ( pag. 81)
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 81
11.17 Kettingspanning instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenGevaar door verkeerde kettingspanning.
Als de ketting te strak is gespannen worden de componenten van de secundaire krachtoverbrenging (ketting,
ketting-aandrijfwiel, kettingwiel en lager in de versnellingsbak en het achterwiel) extra belast. Dit kan leiden tot vroegtijdige
slijtage en in het uiterste geval kunnen ook de ketting of de uitgaande as van de versnelling breken. Als de ketting echter te los
zit kan deze van het ketting-aandrijfwiel resp. het kettingwiel vallen en het achterwiel blokkeren of de motor beschadigen. Op
een correcte kettingspanning letten en indien nodig instellen.
Voorwerk
Kettingspanning controleren. ( pag. 79)
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 82
101989-10
Hoofdwerk
Moer
losdraaien.
Moeren
losdraaien.
Kettingspanning door het draaien van de stelschroeven
links en rechts instellen.
Voorgeschreven waarde
Kettingspanning 5 mm
Stelschroeven
links en rechts zo draaien, dat de markeringen aan de linker en
rechter kettingspanner
in dezelfde positie staan t.o.v. referentiemarkeringen
.
Zo is het achterwiel correct is uitgelijnd.
Info
Het bovenste deel van de ketting moet daarbij gespannen zijn.
De ketting slijt niet altijd gelijkmatig. De meting op verschillende punten van de
ketting herhalen.
Moeren
vastdraaien.
Controleren of de kettingspanners
tegen de stelschroeven
liggen.
Moer
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer steekas achter M25x1,5 90 Nm
11.18 Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en kettinggeleiding controleren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achteraan opkrikken. ( pag. 70)
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 83
100132-10
Hoofdwerk
Versnelling in stationair schakelen.
Kettingwiel en ketting-aandrijfwiel op slijtage controleren.
» Als kettingwiel of ketting-aandrijfwiel versleten zijn:
Aandrijfset vervangen.
Info
Ketting-aandrijfwiel, kettingwiel en ketting moeten altijd samen worden
vervangen.
1 2 3 16 17 18
00
0
BB
0
0
AA
400987-10
Aan het bovenste deel van de ketting met het aangegeven gewicht
trekken.
Voorgeschreven waarde
Gewicht voor meting van de kettingslij-
tage
15 kg
De afstand
van 18 kettingschakels aan het onderste deel van de ketting meten.
Info
Kettingen slijten niet altijd gelijkmatig, daarom moet de meting op verschillende
plekken van de ketting worden herhaald.
Maximale afstand
op het langste stuk
van de ketting
272 mm
»
Als de afstand
groter is dan de aangegeven maat:
Ketting vervangen.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 84
Info
Als een nieuwe ketting wordt gemonteerd, moeten ook het kettingwiel en
het ketting-aandrijfwiel worden vervangen.
Nieuwe kettingen slijten sneller op een oud, versleten kettingwiel of
ketting-aandrijfwiel.
401170-01
Glijblok controleren op slijtage.
» Als de onderkant van de bout aan de ketting zich op dezelfde hoogte of onder het
bovenste glijblok bevindt:
Glijblok vervangen.
Controleren of het glijblok goed vastzit.
» Als het glijblok loszit:
Schroeven van het glijblok vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste glijblok M6 8 Nm Loctite
®
243™
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 85
401171-01
Onderste glijblok op slijtage controleren.
» Als de onderkant van de bout aan de ketting zich op dezelfde hoogte of onder
onderste glijblok bevindt:
Onderste glijblok vervangen.
Controleren of het onderste glijblok goed vastzit.
» Als het onderste glijblok loszit:
Schroef van het onderste glijblok vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef onderste glijblok M8 15 Nm
400985-01
Kettinggeleiding controleren op slijtage.
Info
De slijtage is herkenbaar aan de voorkant van de kettinggeleiding.
» Wanneer het lichtgekleurde deel van de kettinggeleiding is versleten:
Kettinggeleiding vervangen.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 86
601884-01
Controleren of de kettinggeleiding goed vastzit.
» Als de kettinggeleiding loszit:
Schroeven van de kettinggeleiding vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
Nawerk
Motorfiets van hefbok achter nemen. ( pag. 71)
11.19 Uitgangspositie koppelingshendel instellen
Info
Als de stelschroef met de klok mee wordt gedraaid, komt de koppelingshendel verder van het stuur af te staan.
Als de stelschroef tegen de klok in wordt gedraaid, komt de koppelingshendel dichter bij het stuur te staan.
Het instelbereik is beperkt.
Draai de stelschroef alleen met de hand en gebruik geen geweld.
Niet instellen tijdens het rijden.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 87
102009-10
Uitgangspositie van de koppelingshendel met de stelschroef
aanpassen aan de
grootte van de hand.
Bij het instellen van de koppelingshendel een minimale afstand tot de andere onderde-
len van het voertuig aanhouden.
Voorgeschreven waarde
Minimale afstand 5 mm
11.20 Vloeistofpeil hydraulische koppeling controleren/corrigeren
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof kan bij aanraking leiden tot huidirritaties.
Erop letten dat remvloeistof niet in aanraking komt met de huid of ogen en houd deze buiten bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Als er remvloeistof in de ogen komt, moet u de ogen grondig met water spoelen en meteen een arts raadplegen.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 88
Info
Het vloeistofpeil stijgt naarmate de koppelingplaten zijn versleten.
Nooit remvloeistof DOT 5 gebruiken. Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtingen en koppelingsleidingen
zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Zorg ervoor dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak aantast.
Uitsluitend schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken.
Het aan het stuur gemonteerde reservoir van de hydraulische koppeling in een horizon-
tale positie zetten.
B01956-10
Schroeven
verwijderen.
Deksel
met membraan
verwijderen.
Vloeistofpeil controleren.
Vloeistofpeil lager dan bovenkant van
reservoir
4 mm
» Als het vloeistofpeil niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Vloeistofpeil van de hydraulische koppeling corrigeren.
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 185)
Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water afspoelen.
12 REMSYSTEEM 89
12.1 Anti Blokkeer Systeem (ABS)
402028-10
De ABSunit
bestaat uit een hydraulische unit, ABSbesturingsunit en retourpomp, en
is onder het zadel gemonteerd. Er bevindt zich een wieltoerentalsensor
aan het voor- en
achterwiel.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVeranderingen aan het voertuig beperken de functie van het
ABS.
Laat het achterwiel bij vastgehouden voorwielrem alleen doordraaien (burn out),
als het ABS is uitgeschakeld.
Breng geen wijzigingen aan de veerweg aan.
Gebruik bij het remsysteem uitsluitend door KTM vrijgegeven en aanbevolen
reserveonderdelen.
Gebruik alleen door KTM vrijgegeven en aanbevolen banden en wielen met de
juiste snelheidsindex.
Neem de aangegeven bandenspanning in acht.
Servicewerkzaamheden en reparaties moeten vakkundig worden uitgevoerd. (De
geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Het ABS is een veiligheidssysteem, dat het blokkeren van de wielen bij het rechtuit rijden
zonder inwerking van zijwaartse krachten voorkomt.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVoertuig slaat om
In extreme rijsituaties (bijvoorbeeld bagage met hoog zwaartepunt, wisselend
wegdek, steil bergaf rijden, vol remmen zonder uitkoppelen) kan niet altijd wor-
den voorkomen dat het voertuig omslaat. Pas het rijgedrag aan de toestand van
de rijweg en uw rijvaardigheden aan.
12 REMSYSTEEM 90
Het ABS werkt met twee onafhankelijk van elkaar werkende remcircuits (voorwiel- en ach-
terwielrem). Bij normaal rijden werkt het remsysteem als een conventioneel remsysteem
zonder ABS. Pas wanneer de ABS-besturingsunit de blokkeerneiging van een wiel herkent,
begint het ABS door het regelen van de remdruk te werken. De regeling is merkbaar aan
een licht pulserende remhendel resp. licht pulserend rempedaal.
Het ABSwaarschuwingslampje
moet na het inschakelen van de ontsteking gaan bran-
den en uitgaan wanneer het voertuig rijdt. Wanneer het lampje na het optrekken niet uit-
gaat of tijdens het rijden gaat branden, dan duidt dit op een fout in het ABS-systeem. Het
ABS is dan niet meer actief en de wielen kunnen bij het remmen blokkeren. Het remsys-
teem zelf blijft gewoon werken, alleen de ABS-regeling valt uit.
Het ABSwaarschuwingslampje kan ook gaan branden, als in extreme rijsituaties het toeren-
tal van het voor- en achterwiel sterk van elkaar afwijkt, bijvoorbeeld bij een wheelie of als
het achterwiel doordraait. Daardoor wordt het ABS uitgeschakeld.
Om het ABS weer te activeren, moet het voertuig worden gestopt en de ontsteking uitge-
schakeld. Als u weer met het voertuig gaat rijden, wordt ook het ABS weer geactiveerd. Het
ABSwaarschuwingslampje gaat dan uit, als het voertuig rijdt.
Met de toets
kan het ABS met de hand worden uitgeschakeld (zie starten).
12.2 Uitgangspositie handremhendel instellen
B01955-10
Uitgangspositie van de remhendel met het stelwiel
aan de grootte van de hand aan-
passen.
Info
Remhendel naar voren duwen en stelwiel draaien.
Niet instellen tijdens het rijden.
12 REMSYSTEEM 91
12.3 Remschijven controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door versleten remschijf/remschijven.
Versleten remschijf/remschijven meteen vervangen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
100135-10
De remschijven voor en achter op meerdere plekken controleren of de dikte van de rem-
schijf overeenkomt met maat
.
Info
Door slijtage kan de dikte van de remschijf in het bereik van het raakvlak
van de remplaketten verminderen.
Remschijven - slijtagegrens
voor 4,0 mm
achter 4,5 mm
» Als de dikte van de remschijf onder de voorgeschreven waarde ligt.
Remschijf vervangen.
Remschijven vooraan en achteraan op beschadiging, scheuren en vervorming controle-
ren.
» Als de remschijf beschadigd, gescheurd of vervormd is:
Remschijf vervangen.
12 REMSYSTEEM 92
12.4 Remvloeistofpeil voorwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Als het remvloeistofpeil daalt tot onder de markering MIN dan duidt dit op een lekkage in het remsysteem en/of volledig versle-
ten remplaketten. Remsysteem controleren, niet doorrijden. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door te oude remvloeistof.
Remvloeistof van voor- en achterwielrem volgens serviceschema verversen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
102010-10
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir horizontaal zetten.
Remvloeistofpeil op het kijkglas controleren.
»
Als het remvloeistofpeil onder de markering
is gedaald:
Remvloeistof van de voorwielrem bijvullen. ( pag. 92)
12.5 Remvloeistof voorwielrem bijvullen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Als het remvloeistofpeil daalt tot onder de markering MIN dan duidt dit op een lekkage in het remsysteem en/of volledig versle-
ten remplaketten. Remsysteem controleren, niet doorrijden. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
12 REMSYSTEEM 93
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof kan bij aanraking leiden tot huidirritaties.
Erop letten dat remvloeistof niet in aanraking komt met de huid of ogen en houd deze buiten bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Als er remvloeistof in de ogen komt, moet u de ogen grondig met water spoelen en meteen een arts raadplegen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door te oude remvloeistof.
Remvloeistof van voor- en achterwielrem volgens serviceschema verversen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Info
In geen geval remvloeistof DOT 5 gebruiken! Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Pakkingen en remkabels zijn
niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Erop letten dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen. Remvloeistof vreet lak aan!
Alleen schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken!
Voorwerk
Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 94)
Hoofdwerk
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir in horizontale positie zetten.
12 REMSYSTEEM 94
102011-10
Schroeven
verwijderen.
Deksel
met membraan
verwijderen.
Remvloeistof tot maat
vullen.
Voorgeschreven waarde
Maat
5 mm
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 185)
Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water afspoelen.
12.6 Remplaketten voorwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door versleten remplaketten.
Versleten remplaketten meteen vervangen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Aanwijzing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door beschadigde remschijven.
Als de remplaketten te laat worden vervangen, slepen de stalen plakethouders tegen de remschijf. Daardoor vermindert de remwerking
aanmerkelijk en de remschijven beschadigen onherstelbaar. Remplaketten regelmatig controleren.
12 REMSYSTEEM 95
101990-10
Remplaketten op minimale plaketdikte
controleren.
Minimale plaketdikte
1 mm
» Als de plaket dunner is dan de minimale plaketdikte:
Remplaketten van de voorwielrem vervangen.
Remplaketten controleren op beschadiging en scheuren.
» Als er beschadigingen of scheuren zijn:
Remplaketten van de voorwielrem vervangen.
12.7 Vrije slag rempedaal controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Als er geen vrije slag aan het rempedaal aanwezig is bouwt er zich druk op in het remsysteem op de achterwielrem. De achter-
wielrem kan door oververhitting uitvallen. Vrije slag van het rempedaal instellen volgens de voorgeschreven waarden.
402027-10
Rempedaal tussen eindaanslag en voetremcilinderzuiger heen en weer bewegen en vrije
slag
controleren.
Voorgeschreven waarde
Vrije slag rempedaal 3… 5 mm
Info
Het raken van de voetremcilinderzuiger is te merken aan de grotere weerstand
bij het intrappen van het rempedaal.
» Als de vrije slag niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Uitgangspositie rempedaal instellen. ( pag. 96)
12 REMSYSTEEM 96
12.8 Uitgangspositie rempedaal instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Als er geen vrije slag aan het rempedaal aanwezig is bouwt er zich druk op in het remsysteem op de achterwielrem. De achter-
wielrem kan door oververhitting uitvallen. Vrije slag van het rempedaal instellen volgens de voorgeschreven waarden.
101991-10
Schroeven
aan rempedaalcilinder
losdraaien.
Voor de individuele aanpassing van de uitgangspositie van het rempedaal moer
los-
maken en schroef
draaien.
Info
Het instelbereik is beperkt. De schroef moet ten minste vier slagen in de voet-
steunhouder zijn geschroefd.
Voetremcilinder
zo positioneren, dat er een vrije slag van het rempedaal is.
Schroeven
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef rempedaalcilinder M6 10 Nm
Vrije slag van het rempedaal controleren. ( pag. 95)
Moer
vastdraaien.
12 REMSYSTEEM 97
12.9 Remvloeistofpeil achterwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Als het remvloeistofpeil daalt tot onder de markering MIN dan duidt dit op een lekkage in het remsysteem en/of volledig versle-
ten remplaketten. Remsysteem controleren, niet doorrijden. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door te oude remvloeistof.
Remvloeistof van voor- en achterwielrem volgens serviceschema verversen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
101992-10
Voertuig rechtop zetten.
Remvloeistofpeil van het remvloeistofreservoir controleren.
»
Als het vloeistofpeil de MIN markering
heeft bereikt:
Remvloeistof van de achterwielrem bijvullen. ( pag. 97)
12.10 Remvloeistof achterwielrem bijvullen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Als het remvloeistofpeil daalt tot onder de markering MIN dan duidt dit op een lekkage in het remsysteem en/of volledig versle-
ten remplaketten. Remsysteem controleren, niet doorrijden. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
12 REMSYSTEEM 98
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof kan bij aanraking leiden tot huidirritaties.
Erop letten dat remvloeistof niet in aanraking komt met de huid of ogen en houd deze buiten bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Als er remvloeistof in de ogen komt, moet u de ogen grondig met water spoelen en meteen een arts raadplegen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door te oude remvloeistof.
Remvloeistof van voor- en achterwielrem volgens serviceschema verversen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Info
In geen geval remvloeistof DOT 5 gebruiken! Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtingen en remkabels
zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Zorg ervoor dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen. Remvloeistof vreet lak aan!
Gebruik alleen schone remvloeistof uit een gesloten verpakking!
Voorwerk
Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 99)
12 REMSYSTEEM 99
101993-10
Hoofdwerk
Voertuig rechtop zetten.
Schroefdop
met ring en membraan
verwijderen.
Remvloeistof tot MAX-markering vullen.
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 185)
Schroefdop met ring en membraan monteren.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water afspoelen.
12.11 Remplaketten achterwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door versleten remplaketten.
Versleten remplaketten meteen vervangen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Aanwijzing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door beschadigde remschijven.
Als de remplaketten te laat worden vervangen, slepen de stalen plakethouders tegen de remschijf. Daardoor vermindert de remwerking
aanmerkelijk en de remschijven beschadigen onherstelbaar. Remplaketten regelmatig controleren.
12 REMSYSTEEM 100
101994-10
Remplaketten op minimale plaketdikte
controleren.
Minimale plaketdikte
1 mm
» Als de plaket dunner is dan de minimale plaketdikte:
Remplaketten van de achterwielrem vervangen.
Remplaketten controleren op beschadiging en scheuren.
» Als er beschadigingen of scheuren zijn:
Remplaketten van de achterwielrem vervangen.
13 WIELEN, BANDEN 101
13.1 Voorwiel demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achteraan opkrikken. ( pag. 70)
Motorfiets met hefbok vooraan opkrikken. ( pag. 71)
101995-10
Hoofdwerk
Schroef
verwijderen en wieltoerentalsensor
uit de boring trekken.
Schroeven
en afstandsbussen
verwijderen.
Remplaketten door de remklauw licht naar de zijkant te kantelen terugduwen op de
remschijf. Remklauw voorzichtig naar achteren van de remschijf trekken en opzij han-
gen.
Info
Remhendel niet bedienen als de remklauw verwijderd is.
101996-10
Schroef
en schroeven
losdraaien.
Schroef
ca. 6 slagen eruit schroeven en met de hand op de schroef drukken, om de
steekas uit de asopname te schuiven. Schroef
verwijderen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door beschadigde remschijf.
Het wiel altijd zo neerleggen, dat de remschijf niet wordt beschadigd.
Voorwiel vasthouden en steekas eruit trekken. Voorwiel uit de voorvork nemen.
13 WIELEN, BANDEN 102
H00934-12
Afstandsbussen
verwijderen.
13.2 Voorwiel monteren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door olie of vet op de remschijven.
Remschijven beslist olie- en vetvrij houden en indien nodig reinigen met een remmenreiniger.
H00935-10
Hoofdwerk
Wiellager controleren op beschadiging en slijtage.
» Als het wiellager beschadigd of versleten is:
Wiellager vervangen.
Keerringen
en loopvlakken
van de afstandsbussen reinigen en invetten.
Duurzaam vet ( pag. 187)
Afstandsbussen erin zetten.
13 WIELEN, BANDEN 103
101997-10
Voorwiel in voorvork tillen, positioneren en steekas erin zetten.
Schroef
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef steekas voor M24x1,5 45 Nm
Wieltoerentalsensor
in boring positioneren. Schroef
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef wieltoerentalsensor M6 6 Nm
Remklauw op de remschijf positioneren.
Remvoeringen zijn correct gepositioneerd.
Afstandsbussen
positioneren. Schroeven
monteren, maar nog niet vastdraaien.
Remhendel meerdere keren indrukken tot de remplaketten tegen de remschijf liggen en
een drukpunt aanwezig is. Remhendel ingedrukt vastzetten.
De remklauw wordt uitgelijnd.
Schroeven
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remklauw voor M10x1,25 45 Nm Loctite
®
243™
Vastzetting remhendel verwijderen.
13 WIELEN, BANDEN 104
101999-10
Motorfiets van hefbok vooraan nemen. ( pag. 72)
Voorwielrem bedienen en voorvork enkele keren krachtig inveren.
De vorkpoten worden uitgelijnd.
Schroeven
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef asopname M8 15 Nm
Nawerk
Motorfiets van hefbok achter nemen. ( pag. 71)
13.3 Achterwiel demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achteraan opkrikken. ( pag. 70)
102000-10
Hoofdwerk
Remklauw met de hand naar de remschijf duwen om de remzuiger naar achteren te
drukken.
Schroef
verwijderen en wieltoerentalsensor
uit de boring trekken.
Moer
verwijderen. Kettingspanner
verwijderen.
13 WIELEN, BANDEN 105
102001-01
Steekas
zover eruit trekken, dat de kettingspanner niet meer tegen de stelschroef
ligt.
Achterwiel zo ver mogelijk naar voren schuiven en ketting van het kettingwiel verwijde-
ren.
Info
Componenten door afdekken tegen beschadiging beschermen.
Achterwiel vasthouden en steekas eruit trekken.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door beschadigde remschijf.
Het wiel altijd zo neerleggen, dat de remschijf niet wordt beschadigd.
Achterwiel uit de achterbrug nemen.
Info
Rempedaal niet intrappen als het achterwiel is gedemonteerd.
13.4 Achterwiel monteren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door olie of vet op de remschijven.
Remschijven beslist olie- en vetvrij houden en indien nodig reinigen met een remmenreiniger.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenGeen remwerking bij het intrappen van de achterwielrem.
Na het monteren van het achterwiel altijd het rempedaal intrappen totdat er een drukpunt aanwezig is.
13 WIELEN, BANDEN 106
Hoofdwerk
Demperpakkingen van de achterwielnaaf controleren. ( pag. 107)
H00937-11
Wiellager controleren op beschadiging en slijtage.
» Als het wiellager beschadigd of versleten is:
Wiellager vervangen.
Afstandsbus verwijderen.
Keerring
en loopvlak
van de afstandsbus reinigen en invetten.
Duurzaam vet ( pag. 187)
Afstandsbus erin zetten.
Schroefdraad van de steekas en moer
reinigen en invetten.
Duurzaam vet ( pag. 187)
Demperpakking en kettingwieldrager in het achterwiel monteren.
Achterwiel positioneren.
Remvoeringen zijn correct gepositioneerd.
13 WIELEN, BANDEN 107
M01388-10
Achterwiel zo ver mogelijk naar voren schuiven en ketting op het kettingwiel leggen.
Steekas
en kettingspanner
monteren. Moer
monteren, maar nog niet vast-
draaien.
Controleren of de kettingspanners
tegen de stelschroeven
liggen.
Opletten dat de markeringen aan de linker en rechter kettingspanner in dezelfde positie
staan t.o.v. de referentiemarkeringen
. Zo is het achterwiel correct uitgelijnd.
Moer
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer steekas achter M25x1,5 90 Nm
Wieltoerentalsensor
in boring positioneren. Schroef
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef wieltoerentalsensor M6 6 Nm
Rempedaal meerdere keren indrukken tot de remplaketten tegen de remschijf liggen en
er een drukpunt aanwezig is.
Nawerk
Motorfiets van hefbok achter nemen. ( pag. 71)
Kettingspanning controleren. ( pag. 79)
13.5 Demperpakkingen achterwielnaaf controleren
Info
De kracht van de motor wordt door het kettingwiel overgebracht via 6 demperpakkingen op het achterwiel. Deze slijten tijdens het
rijden. Als de demperpakkingen niet op tijd worden vervangen, raken de kettingwieldrager en de achterwielnaaf beschadigd.
13 WIELEN, BANDEN 108
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achteraan opkrikken. ( pag. 70)
Achterwiel demonteren. ( pag. 104)
102004-10
Hoofdwerk
Lager
controleren.
» Als het lager beschadigd of versleten is:
Lager vervangen.
Demperpakkingen
van de achterwielnaaf controleren op beschadiging en slijtage.
» Als de demperpakkingen van de achterwielnaaf zijn beschadigd of versleten:
Alle demperpakkingen van de achterwielnaaf vervangen.
102005-10
Achterwiel met het kettingwiel omhoog op een werkbank leggen en de steekas in de
wielnaaf steken.
Om de speling
te controleren, het achterwiel vasthouden en proberen het ketting-
wiel met de hand te draaien.
Info
De speling wordt gemeten aan de buitenkant van het kettingwiel.
Speling demperpakkingen achterwiel 5 mm
»
Als de speling
groter is dan de voorgeschreven waarde:
Alle demperpakkingen van de achterwielnaaf vervangen.
Nawerk
Achterwiel monteren. ( pag. 105)
Motorfiets van hefbok achter nemen. ( pag. 71)
Kettingspanning controleren. ( pag. 79)
13 WIELEN, BANDEN 109
13.6 Toestand banden controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOncontroleerbaar rijgedrag door klappen van een band.
Beschadigde of versleten banden voor uw eigen veiligheid meteen vervangen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor vallenBeperking van het rijgedrag door verschillende bandprofielen aan voor- en achterwiel.
Voor- en achterwiel moeten altijd zijn uitgerust met banden met een gelijksoortig profiel, anders kan de motor oncontroleerbaar
worden.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenNiet-vrijgegeven of aanbevolen banden en wielen bemoeilijken het rijgedrag.
Gebruik alleen door KTM vrijgegeven en aanbevolen banden en wielen met de juiste snelheidsindex.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde wegligging bij nieuwe banden.
Nieuwe banden hebben een glad contactvlak, waardoor het wegcontact niet volledig is. Het volledige contactvlak moet de eerste
200 kilometers bij een gematigde rijstijl en in verschillende schuine standen worden geruwd. Pas nadat de banden zijn ingere-
den wordt de volledige wegligging bereikt.
Info
Het type, de toestand en de spanning van de banden zijn van invloed op het rijgedrag van de motorfiets.
Versleten banden hebben vooral bij natte ondergrond een slechte invloed op het rijgedrag.
13 WIELEN, BANDEN 110
400602-10
De voor- en achterbanden controleren op insnijdingen, voorwerpen die tijdens het rijden
in de band zijn gaan zitten en andere beschadigingen.
» Als er insnijdingen, voorwerpen die tijdens het rijden in de band zijn gaan zitten en
andere beschadigingen aan de banden te zien zijn:
Banden vervangen.
Profieldiepte controleren.
Info
De minimale profieldiepte volgens de nationale wetgeving in acht nemen.
Minimale profieldiepte 2 mm
» Als de minimale profieldiepte lager is dan de minimale waarde:
Banden vervangen.
Leeftijd van de banden controleren.
Info
De productiedatum van de banden staat meestal op het opschrift van de banden
en wordt met de laatste vier cijfers van de DOT aanduiding gekenmerkt. De eer-
ste twee cijfers wijzen op de week van productie en de laatste twee cijfers op het
jaar van productie.
KTM adviseert de banden te wisselen, onafhankelijk van de daadwerkelijke slij-
tage van de banden, uiterlijk echter na 5 jaar.
» Als de band ouder is dan vijf jaar:
Banden vervangen.
13 WIELEN, BANDEN 111
13.7 Binnenbandloos bandensysteem
301978-10
Bij dit voertuig wordt een binnenbandloos bandensysteem gebruikt, waarbij de conventio-
nele binnenband is vervangen door het binnenbandloze afdichtingsprofiel
.
De voordeel van een binnenbandloos systeem is dat er geen risico bestaat op een defecte
binnenband. Daarmee is ook het risico op een plotseling spanningsverlies sterk verminderd.
De massa's of de massatraagheidsmomenten zijn kleiner dan bij conventionele spaakwielen
met binnenband. Dat resulteert in een verbetering van de hanteerbaarheid en het comfort.
Het spaakwiel is door de stijve velgconstructie vrijwel onderhoudsvrij.
KTM adviseert het binnenbandloos afdichtingsprofiel onafhankelijk van de daadwerkelijke
slijtage uiterlijk echter na 5 jaar te vervangen.
13.8 Bandenspanning controleren
Info
Een te lage bandenspanning leidt tot buitengewone slijtage en oververhitting van de band.
Een goede bandenspanning garandeert een optimaal rijcomfort en maximale levensduur van de band.
13 WIELEN, BANDEN 112
400695-01
Beschermkap verwijderen.
Bandenspanning controleren bij koude banden.
Bandenspanning solo
voor 2,0 bar
achter 2,0 bar
Bandenspanning met bijrijder / volledige nuttige last
voor 2,0 bar
achter 2,2 bar
» Als de bandenspanning niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Bandenspanning corrigeren.
Beschermkap monteren.
13.9 Spaakspanning controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenInstabiel rijgedrag door een verkeerde spaakspanning.
Op een correcte spaakspanning letten. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Info
Door een losse spaak raakt het wiel uit balans, waardoor binnen korte tijd nog meer spaken los gaan zitten.
Als de spaken te vast zijn gespannen kunnen ze afbreken door lokale overbelasting.
De spaakspanning regelmatig controleren, vooral bij een nieuwe motorfiets.
13 WIELEN, BANDEN 113
400694-01
Met de staaf van een schroevendraaier kort tegen iedere spaak slaan.
Info
De toonfrequentie is afhankelijk van de spaaklengte en de spaakdiameter.
Als er verschillende toonfrequenties op de afzonderlijke spaken met gelijke
lengte en diameter te horen zijn, wijst dat op verschillen in de spaakspanning.
Er moet een heldere toon hoorbaar zijn.
» Wanneer de spaakspanning verschillend is:
Spaakspanning corrigeren.
14 ELEKTRONICA 114
14.1 Accu demonteren
Waarschuwing
Gevaar voor letselAccuzuur en accugassen kunnen ernstige brandwonden veroorzaken.
Houd accu's buiten bereik van kinderen.
Draag geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril.
Voorkom contact met accuzuur en accugassen.
Vonken of open vlammen uit de buurt van de accu houden. De accu alleen in goed geventileerde ruimtes laden.
Bij aanraking met de huid met veel water spoelen. Als er accuzuur in de ogen komt, ten minste 15 minuten met water spoelen
en een arts opzoeken.
Voorwerk
Alle stroomverbruikers uitschakelen en motor afzetten.
Zadel afnemen. ( pag. 75)
B01974-10
Hoofdwerk
Accuafdekking
verwijderen.
EFI-besturingsunit
van houder trekken en opzij leggen.
14 ELEKTRONICA 115
S00622-10
Minkabel
van de accu loskoppelen.
Pluspoolafdekking
verwijderen.
S00620-10
ABS-aansluitkabel
en pluskabel
van de accu loskoppelen.
S00621-10
Schroeven
verwijderen.
Steunplaat
van de accu naar voren trekken en verwijderen.
Accu naar boven toe verwijderen.
Info
Motorfiets nooit met een lege of zonder accu gebruiken. In beide gevallen kun-
nen elektrische componenten en veiligheidsvoorzieningen worden beschadigd.
Het voertuig is dan niet meer verkeersveilig.
14 ELEKTRONICA 116
14.2 Accu monteren
S00621-11
Hoofdwerk
Accu met de polen naar achteren in het accuvak plaatsen.
Accu (YTZ10S) ( pag. 176)
Steunplaat
positioneren en schroeven
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
S00623-10
Ring
, pluskabel
en ABS-aansluitkabel
positioneren.
Schroef
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef accupool M6 4,5 Nm
14 ELEKTRONICA 117
S00622-11
Pluspoolafdekking
positioneren.
Ring
en minkabel
positioneren, schroef monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef accupool M6 4,5 Nm
S00624-10
EFI-besturingsunit

positioneren.
Accuafdekking

monteren.
Nawerk
Zadel monteren. ( pag. 75)
Tijd instellen. ( pag. 32)
14 ELEKTRONICA 118
14.3 Accu laden
Waarschuwing
Gevaar voor letselAccuzuur en accugassen kunnen ernstige brandwonden veroorzaken.
Houd accu's buiten bereik van kinderen.
Draag geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril.
Voorkom contact met accuzuur en accugassen.
Vonken of open vlammen uit de buurt van de accu houden. De accu alleen in goed geventileerde ruimtes laden.
Bij aanraking met de huid met veel water spoelen. Als er accuzuur in de ogen komt, ten minste 15 minuten met water spoelen
en een arts opzoeken.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuOnderdelen en componenten van de accu belasten het milieu.
Accu niet bij het huisvuil gooien. Een defecte accu op milieuvriendelijke wijze afdanken. Geef de accu af bij uw geautoriseerde
KTM-dealer of bij een verzamelpunt voor oude accu's.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
14 ELEKTRONICA 119
Info
Ook als de accu niet wordt belast verliest hij dagelijks aan lading.
De laadtoestand en de wijze van laden zijn erg belangrijk voor de levensduur van de accu.
Snel laden met een hogere laadstroom heeft een negatief effect op de levensduur.
Als de laadstroom, laadspanning en laadtijd worden overschreden ontsnapt er elektrolyt via de veiligheidskleppen. Daardoor verliest
de accu aan capaciteit.
Als de accu leeg is gestart moet hij meteen weer worden geladen.
Bij langere stilstand in lege toestand treden er diepteontlading en sulftatie op en dat kan leiden tot vernietiging van de accu.
De accu is onderhoudsvrij, dat betekent dat het zuurniveau niet hoeft te worden gecontroleerd.
Voorwerk
Alle stroomverbruikers uitschakelen en motor afzetten.
Zadel afnemen. ( pag. 75)
Accu demonteren. ( pag. 114)
14 ELEKTRONICA 120
S01013-10
Hoofdwerk
Acculader met accu verbinden. Acculader inschakelen.
Acculader (58429074000)
Met deze acculader kunt u ook de rustspanning en het startvermogen van de accu en
dynamo testen. Bovendien kan met deze lader de accu niet worden overladen.
Info
Verwijder nooit het deksel
.
Accu laden met maximaal 10% van de capaciteit, dat op het accuhuis
is
aangegeven.
Acculader na het laden uitschakelen en van de accu loskoppelen.
Voorgeschreven waarde
Laadstroom, laadspanning en laadtijd mogen niet worden overschreden.
Accu regelmatig bijladen als de motor-
fiets niet wordt gebruikt
3 maanden
Nawerk
Accu monteren. ( pag. 116)
Zadel monteren. ( pag. 75)
Tijd instellen. ( pag. 32)
14 ELEKTRONICA 121
14.4 Hoofdzekering vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor brandDoor het gebruik van verkeerde zekeringen kan het elektrisch systeem overbelast raken.
Alleen zekeringen gebruiken met het voorgeschreven aantal ampères. Zekeringen nooit overbruggen of repareren.
Info
Met de hoofdzekering worden alle stroomverbruikers van het voertuig beveiligd. Deze bevindt zich in de behuizing van het startre-
lais naast de accu.
Voorwerk
Alle stroomverbruikers uitschakelen en motor uitzetten.
Zadel afnemen. ( pag. 75)
102006-10
Hoofdwerk
Beschermkappen
afnemen.
14 ELEKTRONICA 122
S00619-10
Defecte hoofdzekering
met een punttang verwijderen.
Info
Een defecte zekering herkent u aan de gebroken smeltdraad
.
In het startrelais bevindt zich een reservezekering
.
Nieuwe hoofdzekering inzetten.
Zekering (58011109130) ( pag. 176)
Info
Nieuwe reservezekering in het startrelais plaatsen, zodat u er een bij u hebt als
het nodig is.
Werking van de elektrische installatie controleren.
Beschermkappen monteren.
Nawerk
Zadel monteren. ( pag. 75)
Tijd instellen. ( pag. 32)
14.5 Zekeringen ABS vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor brandDoor het gebruik van verkeerde zekeringen kan het elektrisch systeem overbelast raken.
Alleen zekeringen gebruiken met het voorgeschreven aantal ampères. Zekeringen nooit overbruggen of repareren.
Info
Twee zekeringen voor het ABS bevinden zich onder het zadel. Met deze beide zekeringen zijn de retourpomp en de hydraulische
unit van de ABS afgezekerd. De derde zekering, waarmee de ABS-besturingsunit is afgezekerd bevindt zich in het zekeringenblok.
14 ELEKTRONICA 123
Voorwerk
Alle stroomverbruikers uitschakelen en motor uitzetten.
Zadel afnemen. ( pag. 75)
Accuafdekking verwijderen.
EFI-besturingsunit van houder trekken en opzij leggen.
B01979-10
Zekering hydraulische ABS-unit vervangen:
Beschermkap
verwijderen en zekering verwijderen.
Nieuwe zekering plaatsen.
Zekering (58011109115)
Beschermkap monteren.
B01979-11
Zekering ABS-retourpomp vervangen:
Beschermkap
verwijderen en zekering verwijderen.
Nieuwe zekering plaatsen.
Zekering (58011109125) ( pag. 176)
Beschermkap monteren.
Nawerk
EFI-besturingsunit positioneren.
Accuafdekking monteren.
Zadel monteren. ( pag. 75)
14 ELEKTRONICA 124
14.6 Zekeringen afzonderlijke stroomverbruikers vervangen
Info
Het zekeringenblok met de zekeringen van de afzonderlijke stroomverbruikers bevindt zich onder het zadel.
Voorwerk
Alle stroomverbruikers uitschakelen en motor afzetten.
Zadel afnemen. ( pag. 75)
102012-10
Hoofdwerk
Zekeringenblokdeksel
openen.
14 ELEKTRONICA 125
102008-10
Defecte zekering verwijderen.
Voorgeschreven waarde
Zekering 1 - 10 A - contact, gecombineerd instrument, klok, EFI-besturingsunit
Zekering 2 - 10 A - contact, gecombineerd instrument, EFI-besturingsunit
Zekering 3 - 10 A - brandstofpomp
Zekering 4 - 10 A - radiateurventilator
Zekering 5 - 10 A - claxon, remlicht, richtingaanwijzer
Zekering 6 - 15 A - groot licht, dimlicht, zijlicht, achterlicht, kentekenplaatverlichting
Zekering 7 - 10 A - voor extra apparatuur (continu plus)
Zekering 8 - 10 A - voor extra apparatuur (met contactschakelaar geschakelde plus)
Zekering 9 - 10 A - ABS
Zekering 10 - geen functie
Zekering SPARE - 10 A/15 A - reservezekeringen
Info
Een defecte zekering herkent u aan de gebroken smeltdraad
.
Waarschuwing
Gevaar voor brandDoor het gebruik van verkeerde zekeringen kan het elektrisch
systeem overbelast raken.
Alleen zekeringen gebruiken met het voorgeschreven aantal ampères. Zeke-
ringen nooit overbruggen of repareren.
Voldoende sterke reservezekering plaatsen.
Zekering (75011088010) ( pag. 176)
Zekering (75011088015) ( pag. 176)
14 ELEKTRONICA 126
Tip
Nieuwe reservezekering in het zekeringenblok plaatsen, zodat u er een bij u hebt
als het nodig is.
De werking van de stroomverbruikers controleren.
Zekeringenblokdeksel sluiten.
Nawerk
Zadel monteren. ( pag. 75)
14.7 Koplampkap met koplamp demonteren
Voorwerk
Alle stroomverbruikers uitschakelen en motor afzetten.
102025-10
Hoofdwerk
Spatbord met een doek afdekken en zo beschermen tegen beschadigingen.
Schroeven
aan beide kanten verwijderen.
Koplampkap naar voren kantelen.
14 ELEKTRONICA 127
102026-10
Stekkerverbindingen van richtingaanwijzers
en koplamp
loskoppelen.
Koplampkap verwijderen.
14.8 Koplampkap met koplamp monteren
102026-11
Hoofdwerk
Stekkerverbindingen van koplamp
en richtingaanwijzers
verbinden.
Controleren of het licht werkt.
14 ELEKTRONICA 128
102027-10
Doek van spatbord verwijderen, koplampkap positioneren.
Uitsteeksels
grijpen in de koplampkap.
102028-10
Groef
op het tegenstuk
positioneren.
102025-11
Remkabelgeleidingen
positioneren. Schroeven
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef koplampkap M5 5 Nm
14 ELEKTRONICA 129
Nawerk
Koplampstand controleren. ( pag. 132)
14.9 Lamp koplamp vervangen
Aanwijzing
Beschadiging van de reflectorLagere lichtsterkte.
Vet op deze lampbuisjes verdampt door de hitte en zet zich af op de reflector. De buisjes voor de montage reinigen en vetvrij houden.
Voorwerk
Alle stroomverbruikers uitschakelen en motor afzetten.
Koplampkap met koplamp demonteren. ( pag. 126)
600610-10
Hoofdwerk
Stekker
loskoppelen.
Beschermkap
van de lamp van de koplamp verwijderen.
14 ELEKTRONICA 130
600611-10
Veerbeugel
losmaken.
Lamp koplamp
verwijderen.
Nieuwe lamp in de koplampbehuizing steken.
Koplamp (H4 / sokkel P43t) ( pag. 176)
Lamp met veerbeugel in koplamp vastzetten.
Beschermkap monteren. Stekker verbinden.
Nawerk
Koplampkap met koplamp monteren. ( pag. 127)
Koplampstand controleren. ( pag. 132)
14.10 Zijlichtlamp vervangen
Aanwijzing
Beschadiging van de reflectorLagere lichtsterkte.
Vet op deze lampbuisjes verdampt door de hitte en zet zich af op de reflector. De buisjes voor de montage reinigen en vetvrij houden.
Voorwerk
Alle stroomverbruikers uitschakelen en motor afzetten.
Koplampkap met koplamp demonteren. ( pag. 126)
14 ELEKTRONICA 131
600610-12
Hoofdwerk
Beschermkap
verwijderen.
600612-10
Fitting
uit de reflector trekken.
Zijlichtlamp
uit de fitting trekken.
Nieuwe zijlichtlamp in de fitting steken.
Zijlicht (W5W / sokkel W2,1x9,5d) ( pag. 176)
Fitting in reflector zetten.
Beschermkap plaatsen.
Nawerk
Koplampkap met koplamp monteren. ( pag. 127)
Koplampstand controleren. ( pag. 132)
14.11 Knipperlichtlamp vervangen
Aanwijzing
Beschadiging van de reflectorLagere lichtsterkte.
Vet op deze lampbuisjes verdampt door de hitte en zet zich af op de reflector. De buisjes voor de montage reinigen en vetvrij houden.
14 ELEKTRONICA 132
100160-10
Hoofdwerk
Schroef aan achterzijde van het knipperlichthuis verwijderen.
Diffusorplaat
voorzichtig naar voren zwenken en afnemen.
Knipperlichtlamp zacht tegen de fitting duwen, ca. 30° tegen de klok in draaien en uit
de fitting trekken.
Info
Probeer de reflector niet aan te raken met de vingers en vetvrij te houden.
Nieuwe knipperlichtlamp zachtjes in de fitting duwen en met de klok mee draaien tot
de aanslag.
Richtingaanwijzer (RY10W / sokkel BAU15s) ( pag. 176)
Diffusorplaat positioneren.
Schroef erin steken en eerst tegen de klok in draaien, tot de schroef met een kleine ruk
vergrendelt in schroefgang. Schroef licht vastdraaien.
Nawerk
Controleren of de richtingsaanwijzers werken.
14.12 Koplampstand controleren
400726-10
Voertuig op een horizontale ondergrond voor een lichte muur zetten en in de hoogte van
het midden van de koplamp een markering aanbrengen.
Nog een markering aanbrengen op een afstand
onder de eerste markering.
Voorgeschreven waarde
Afstand
5 cm
Voertuig op afstand
rechtop voor de muur zetten.
Voorgeschreven waarde
Afstand
5 m
14 ELEKTRONICA 133
Nu gaat de bestuurder, eventueel met bagage en bijrijder op de motorfiets zitten.
Dimlicht inschakelen.
Koplampstand controleren.
De licht-donkergrens moet op een rijklare motorfiets met bestuurder, en eventueel
bagage en duopassagier precies op de onderste markering liggen.
» Als de licht-donker-grens niet aan de specificaties voldoet :
Lichtbundelbreedte van de koplamp instellen. ( pag. 133)
14.13 Lichtbundelbreedte koplamp instellen
Voorwerk
Koplampstand controleren. ( pag. 132)
102024-10
Hoofdwerk
Met de stelschroef
de lichtbundelbreedte van de koplamp instellen.
Voorgeschreven waarde
De grens tussen licht en donker moet bij een rijklare motorfiets met bestuurder pre-
cies op de onderste markering liggen (aangebracht bij koplampstand controleren).
Info
Draaien met de klok mee verbreedt de lichtbundelbreedte en draaien tegen de
klok in versmalt de lichtbundelbreedte.
Bij extra belading kan er een correctie van de lichtbundelbreedte van de kop-
lamp nodig zijn.
15 KOELSYSTEEM 134
15.1 Koelsysteem
102013-10
Door de waterpomp
in de motor is er een gedwongen circulatie van het koelmiddel.
De druk die bij verwarming in het koelsysteem ontstaat wordt geregeld door een klep in de
radiateurdop
. Door de uitzetting van de warmte stroomt het overtollige koelmiddel naar
het vaste reservoir
. Als de temperatuur daalt wordt dit koelmiddel weer teruggezogen in
het koelsysteem. Daardoor is de aangegeven koelmiddeltemperatuur toegestaan zonder dat
er met functiestoringen rekening moet worden gehouden.
125 °C
400407-10
Koeling vindt plaats door de rijwind en een radiateurventilator
die door een thermoscha-
kelaar wordt aangestuurd.
Hoe lager de snelheid, hoe lager de koelwerking. Ook vervuilde radiateurribben verlagen de
koelwerking.
15.2 Antivries en koelmiddelpeil controleren
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder druk.
Radiateur, radiateurslangen en de overige componenten van het koelsysteem niet openen bij een warme motor. Motor en koel-
systeem laten afkoelen. Verbrande huid meteen onder lauw water houden.
15 KOELSYSTEEM 135
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Erop letten dat koelmiddel niet in aanraking komt met huid, ogen of kleding. Bij contact met de ogen meteen met water spoe-
len en een arts raadplegen. Verontreinigde huid meteen reinigen met water en zeep. Als koelmiddel is ingeslikt meteen een arts
raadplegen. Met koelmiddel verontreinigde kleding wisselen. Koelmiddel buiten bereik van kinderen houden.
Voorwaarden
Motor is koud.
102014-10
Motorfiets op een horizontale ondergrond op de zijstandaard zetten.
Deksel van het compensatiereservoir
verwijderen.
Antivries van het koelmiddel controleren.
25… 45 °C
» Als de antivries van het koelmiddel niet overeenkomt met de voorgeschreven
waarde:
Antivries van het koelmiddel corrigeren.
Koelmiddelpeil in het compensatiereservoir controleren.
Het koelmiddelpeil moet zich ongeveer in het bereik bevinden, dat in de afbeelding is
weergegeven.
» Als het koelmiddelpeil niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Koelmiddelpeil corrigeren.
Koelmiddel ( pag. 184)
Deksel van het compensatiereservoir monteren.
15 KOELSYSTEEM 136
102015-10
Radiateurdop
verwijderen.
Antivries van het koelmiddel controleren.
25… 45 °C
» Als de antivries van het koelmiddel niet overeenkomt met de voorgeschreven
waarde:
Antivries van het koelmiddel corrigeren.
Koelmiddelpeil in de radiateur controleren.
De radiateur moet volledig gevuld zijn.
» Als het koelmiddelpeil niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Koelmiddelpeil corrigeren en oorzaak van het verlies vaststellen.
Koelmiddel ( pag. 184)
Radiateurdop monteren.
15.3 Koelmiddelpeil controleren
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder druk.
Radiateur, radiateurslangen en de overige componenten van het koelsysteem niet openen bij een warme motor. Motor en koel-
systeem laten afkoelen. Verbrande huid meteen onder lauw water houden.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Erop letten dat koelmiddel niet in aanraking komt met huid, ogen of kleding. Bij contact met de ogen meteen met water spoe-
len en een arts raadplegen. Verontreinigde huid meteen reinigen met water en zeep. Als koelmiddel is ingeslikt meteen een arts
raadplegen. Met koelmiddel verontreinigde kleding wisselen. Koelmiddel buiten bereik van kinderen houden.
15 KOELSYSTEEM 137
Voorwaarden
Motor is koud.
102014-10
Motorfiets op een horizontale ondergrond op de zijstandaard zetten.
Koelmiddelpeil in het compensatiereservoir
controleren.
Het koelmiddelpeil moet zich ongeveer in het bereik bevinden, dat in de afbeelding is
weergegeven.
» Als het koelmiddelpeil niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Koelmiddelpeil corrigeren.
Koelmiddel ( pag. 184)
102015-10
Radiateurdop
verwijderen en koelmiddelpeil in de radiateur controleren.
De radiateur moet volledig gevuld zijn.
» Als het koelmiddelpeil niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Koelmiddelpeil corrigeren en oorzaak van het verlies vaststellen.
Koelmiddel ( pag. 184)
Radiateurdop monteren.
15.4 Koelmiddel aftappen
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder druk.
Radiateur, radiateurslangen en de overige componenten van het koelsysteem niet openen bij een warme motor. Motor en koel-
systeem laten afkoelen. Verbrande huid meteen onder lauw water houden.
15 KOELSYSTEEM 138
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Erop letten dat koelmiddel niet in aanraking komt met huid, ogen of kleding. Bij contact met de ogen meteen met water spoe-
len en een arts raadplegen. Verontreinigde huid meteen reinigen met water en zeep. Als koelmiddel is ingeslikt meteen een arts
raadplegen. Met koelmiddel verontreinigde kleding wisselen. Koelmiddel buiten bereik van kinderen houden.
102016-10
Motorfiets rechtop zetten.
Geschikte bak onder de motor zetten.
Schroef
verwijderen. Radiateurdop verwijderen.
Koelmiddel volledig laten uitlopen.
Schroef
met nieuwe pakking monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Sluitschroef aftapboring van de water-
pomp
M10x1 15 Nm
15.5 Koelsysteem vullen/ontluchten
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Erop letten dat koelmiddel niet in aanraking komt met huid, ogen of kleding. Bij contact met de ogen meteen met water spoe-
len en een arts raadplegen. Verontreinigde huid meteen reinigen met water en zeep. Als koelmiddel is ingeslikt meteen een arts
raadplegen. Met koelmiddel verontreinigde kleding wisselen. Koelmiddel buiten bereik van kinderen houden.
15 KOELSYSTEEM 139
102015-11
Motorfiets op een horizontale ondergrond op de zijstandaard zetten.
Radiateurdop
verwijderen.
102017-10
Koelmiddel vullen.
Koelmiddel ( pag. 184)
Radiateur helemaal met koelmiddel vullen.
Radiateurdop
monteren.
102018-10
Deksel van het compensatiereservoir
verwijderen.
Koelmiddel tot het op de afbeelding aangegeven peil bijvullen.
Deksel van het compensatiereservoir monteren.
15 KOELSYSTEEM 140
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid
en/of de dood tot gevolg hebben.
Als u de motor laat draaien moet u altijd voor voldoende ventilatie zorgen,
de motor niet in een gesloten ruimte starten of laten draaien zonder een
geschikte afzuiginstallatie.
Motor starten en laten warmdraaien tot het vijfde balkje van de temperatuurindicatie
brandt.
Motor uitzetten en laten afkoelen.
Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 136)
16 MOTOR AFSTELLEN 141
16.1 Motorkarakteristiek instellen
Voorwerk
Contact uitschakelen, daarvoor de contactsleutel in de stand OFF draaien.
Zadel afnemen. ( pag. 75)
102019-10
Hoofdwerk
MapSelect schakelaar met houder
naar boven toe van de houderplaat trekken.
MapSelect schakelaar uit de houder trekken.
601802-10
Stelwiel draaien, tot het gewenste cijfer tegen markering
ligt.
MapSelect schakelaar op Soft zetten.
Stelwiel op positie 1 instellen.
Soft verlaagd gehomologeerd topvermogen voor betere rijbaarheid
MapSelect schakelaar op Advanced zetten.
Stelwiel op positie 2 instellen.
Advanced gehomologeerd vermogen, zeer direct reagerend
MapSelect schakelaar op Standaard zetten.
Stelwiel op positie 3, 4, 5, 6, 7, 8 of 9 instellen.
Standaard gehomologeerd vermogen, uitgebalanceerd reagerend
MapSelect schakelaar op slechte brandstofkwaliteit zetten.
Stelwiel op positie 0 instellen.
16 MOTOR AFSTELLEN 142
Slechte brandstofkwaliteit gehomologeerd vermogen wordt afhankelijk van
de brandstofkwaliteit verlaagd, maximaal voor 1 vulling van de brandstoftank
gebruiken
MapSelect schakelaar in de houder positioneren.
MapSelect schakelaar met houder naar beneden toe op de houderplaat schuiven.
Nawerk
Zadel monteren. ( pag. 75)
16.2 Uitgangspositie versnellingshendel controleren
Info
De versnellingshendel mag bij het rijden in de uitgangspositie niet tegen de laars liggen.
Als de versnellingshendel steeds tegen de laars ligt, wordt de versnelling teveel belast.
00
0
AA
400692-10
In de rijpositie op het voertuig gaan zitten en de afstand
meten tussen de boven-
kant van de laars en versnellingshendel.
Afstand versnellingshendel tot bovenkant
laars
10… 20 mm
» Als de afstand niet met de voorgeschreven waarde overeenkomt:
Uitgangspositie van de versnellingshendel instellen. ( pag. 143)
16 MOTOR AFSTELLEN 143
16.3 Uitgangspositie versnellingshendel instellen
401950-12
Schroef
met ringen verwijderen en versnellingshendel
eraf halen.
401951-10
Tanden
van versnellingshendel en schakelas reinigen.
Versnellingshendel
in de gewenste positie op de schakelas steken en de tanden
laten grijpen.
Info
Het instelbereik is beperkt.
De versnellingshendel mag bij het schakelen de voertuigcomponenten niet
raken.
Schroef
met ringen monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef versnellingshendel M6 14 Nm Loctite
®
243™
17 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 144
17.1 Motoroliepeil controleren
Info
Het motoroliepeil moet worden gecontroleerd als de motor warm is.
Voorwaarden
Motor is warm.
Voorwerk
Motorfiets verticaal zetten op een horizontale ondergrond.
C00182-10
Hoofdwerk
Motoroliepeil controleren.
Info
Na het uitzetten van de motor een minuut wachten en dan pas controleren.
De motorolie moet tussen de onder- en de bovenrand van het kijkglas liggen.
» Als het motoroliepeil niet in het aangegeven bereik ligt:
Motorolie bijvullen. ( pag. 151)
17 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 145
17.2 Motorolie verversen, oliefilter vervangen en oliezeven reinigen
601022-10
Motorolie aftappen. ( pag. 145)
Oliefilter demonteren. ( pag. 146)
Oliezeven reinigen. ( pag. 148)
Oliefilter monteren. ( pag. 150)
Motorolie vullen. ( pag. 150)
17.3 Motorolie aftappen
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenTijdens het rijden worden de motor- en transmissieolie in de motorfiets zeer heet.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidshandschoenen dragen. Verbrande huid meteen onder lauw water houden.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Info
De motorolie bij een warme motor aftappen.
17 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 146
100200-10
Geschikte bak onder de motor zetten.
Olie-aftapschroef
met magneet en afdichtring verwijderen.
Motorolie volledig laten uitlopen.
100201-01
Olie-aftapschroef met magneet grondig reinigen.
Olie-aftapschroef met magneet en pakkingring monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Olieaftapschroef met magneet M12x1,5 20 Nm
17.4 Oliefilter demonteren
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenTijdens het rijden worden de motor- en transmissieolie in de motorfiets zeer heet.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidshandschoenen dragen. Verbrande huid meteen onder lauw water houden.
17 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 147
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Voorwerk
Geschikte bak onder de motor zetten.
102020-10
Hoofdwerk
Schroeven
verwijderen. Oliefilterdop
met keerring verwijderen.
Oliefilter
uit het oliefilterhuis trekken.
Seegerringtang verkeerd (51012011000)
102021-10
Schroeven
verwijderen. Oliefilterdop
met keerring verwijderen.
Oliefilter
uit het oliefilterhuis trekken.
Seegerringtang verkeerd (51012011000)
Motorolie volledig laten uitlopen.
Onderdelen en afdichtvlak grondig reinigen.
17 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 148
17.5 Oliezeven reinigen
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenTijdens het rijden worden de motor- en transmissieolie in de motorfiets zeer heet.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidshandschoenen dragen. Verbrande huid meteen onder lauw water houden.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Voorwerk
Geschikte bak onder de motor zetten.
100205-10
Hoofdwerk
Sluitschroef
met oliezeef
en keerringen verwijderen.
17 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 149
100206-10
Sluitschroef
met oliezeef
en keerringen verwijderen.
Motorolie volledig laten uitlopen.
Onderdelen en afdichtvlak grondig reinigen.
100207-10
Oliezeef
met keerringen positioneren.
Sluitschroef
met keerring monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Sluitschroef oliezeef M20x1,5 15 Nm
100208-10
Oliezeef
met keerringen positioneren.
Sluitschroef
met keerring monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Sluitschroef oliezeef M20x1,5 15 Nm
17 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 150
17.6 Oliefilter monteren
102022-10
Oliefilter
en
erin zetten.
Keerringen van de oliefilterdeksels oliën. Oliefilterdeksel
en
monteren.
Schroeven monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef oliefilterdeksel M5x16 6 Nm
17.7 Motorolie vullen
Info
Te weinig motorolie of olie van onvoldoende kwaliteit leidt tot voortijdige slijtage van de motor.
102023-10
Hoofdwerk
Olievulschroef met keerring
op de koppelingsdeksel verwijderen en motorolie vullen.
Motorolie 1,70 l Motorolie (SAE 10W/60)
(00062010035) ( pag. 184)
Alternatieve motor-
olie
Motorolie
(SAE 10W/50)
( pag. 185)
Olievulschroef met keerring
monteren en vastdraaien.
17 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 151
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid
en/of de dood tot gevolg hebben.
Als u de motor laat draaien moet u altijd voor voldoende ventilatie zorgen,
de motor niet in een gesloten ruimte starten of laten draaien zonder een
geschikte afzuiginstallatie.
Motor starten en controleren op lekkage.
Nawerk
Motoroliepeil controleren. ( pag. 144)
17.8 Motorolie bijvullen
Info
Te weinig motorolie of olie van onvoldoende kwaliteit leidt tot voortijdige slijtage van de motor.
H01066-10
Hoofdwerk
Olievulschroef
met keerring van het koppelingsdeksel verwijderen en motorolie vul-
len.
Motorolie (SAE 10W/60) (00062010035) ( pag. 184)
Motorolie (SAE 10W/50) ( pag. 185)
Info
Voor een optimale prestatie van de motorolie wordt aangeraden geen verschil-
lende motoroliesoorten te mengen.
Wij adviseren de motorolie te verversen, als dat nodig is.
Olievulschroef
met keerring monteren en vastdraaien.
17 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 152
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid
en/of de dood tot gevolg hebben.
Als u de motor laat draaien moet u altijd voor voldoende ventilatie zorgen,
de motor niet in een gesloten ruimte starten of laten draaien zonder een
geschikte afzuiginstallatie.
Motor starten en controleren op lekkage.
Nawerk
Motoroliepeil controleren. ( pag. 144)
18 REINIGING, ONDERHOUD 153
18.1 Motorfiets reinigen
Aanwijzing
Materiële schadeBeschadiging en vernietiging van componenten door hogedrukreiniger.
Bij het reinigen van het voertuig met een hogedrukreiniger, de waterstraal niet direct op de elektrische componenten, stekkers, bow-
denkabels, lagers etc. richten. Een minimale afstand van 60 cm tussen de sproeier van de hogedrukreiniger en de component aanhou-
den. Een te hoge druk kan storingen veroorzaken of deze onderdelen vernietigen.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Info
De motorfiets regelmatig reinigen. Daardoor blijven de waarde en het uiterlijk voor een lange tijd behouden.
Voorkomen dat de motorfiets tijdens het reinigen wordt blootgesteld aan directe zonnestralen.
401061-01
Uitlaatsysteem afsluiten, om het indringen van water te voorkomen.
Grove vervuiling eerst met een zachte waterstraal verwijderen.
Sterk vervuilde plekken met een in de handel verkrijgbare motorfietsreiniger inspuiten
en daarna behandelen met een kwastje.
Motorfietsreiniger ( pag. 188)
18 REINIGING, ONDERHOUD 154
Info
Warm water met een in de handel verkrijgbare motorfietsreiniger en een zachte
spons gebruiken.
Motorfietsreiniger nooit op het droge voertuig aanbrengen, altijd eerst met water
afspoelen.
Als u met de voertuig door strooizout bent gereden, reinigt u hem met koud
water. Warm water versterkt de zoutwerking.
Nadat de motorfiets grondig met een zachte waterstraal is afgespoeld moet hij goed
worden gedroogd.
Afsluiting van het uitlaatsysteem verwijderen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door nat of vervuild remsys-
teem.
Vervuild of nat remsysteem voorzichtig schoon- resp. droogremmen.
Na de reiniging een kort stuk rijden, totdat de motor de rijtemperatuur heeft bereikt.
Info
Door de warmte verdampt het water ook op de niet toegankelijke plaatsen van de
motor en het remsysteem.
Beschermkappen van de stuurarmaturen terugschuiven, zodat het ingedrongen water
kan verdampen.
Na het afkoelen van de motorfiets alle glij- en lagerpunten smeren.
Ketting reinigen. ( pag. 78)
Glimmende metalen onderdelen (met uitzondering van de remschijven en het uitlaatsys-
teem) behandelen met een antiroestmiddel.
Conserveringsmiddel voor lakken, metaal en rubber ( pag. 187)
18 REINIGING, ONDERHOUD 155
Alle gelakte onderdelen behandelen met een milde lakreiniger.
Perfect Finish en hoogglanspolitoer voor lakken ( pag. 188)
Info
In de leveringstoestand matte kunststofonderdelen niet polijsten, omdat de
materiaalkwaliteit anders sterk beperkt wordt.
Alle kunststof onderdelen en geëloxeerde onderdelen behandelen met een mild reini-
gingsmiddel.
Speciale reiniger voor glanzende en matte lakken, metaal- en kunststofvlakken
( pag. 188)
Contact-/stuurslot smeren.
Universele oliespray ( pag. 188)
18.2 Controle en onderhoud voor rijden in de winter
Info
Als de motorfiets ook in de winter wordt gebruikt, moet er rekening worden gehouden met strooizout op de wegen. Daarom moeten
er voorzorgsmaatregelen worden genomen tegen het agressieve strooizout.
Als u met het voertuig door strooizout bent gereden, moet hij na het einde van de rit met koud water worden gereinigd. Warm water
versterkt de zoutwerking.
18 REINIGING, ONDERHOUD 156
401060-01
Motorfiets reinigen. ( pag. 153)
Remsysteem reinigen.
Info
Na IEDERE rit op wegen met strooizout moeten de remklauwen en remplaketten
in afgekoelde en gemonteerde toestand, grondig met koud water worden gerei-
nigd en goed worden gedroogd.
Na het rijden op met zout bestrooide wegen moet de motorfiets grondig met
koud water worden gereinigd en goed worden gedroogd.
Motor, achterbrug en alle overige blanke of verzinkte onderdelen (m.u.v. de remschij-
ven) worden behandeld met een antiroestmiddel op wasbasis.
Info
Er mag geen antiroestmiddel op de remschijven terechtkomen, omdat daardoor
de remwerking sterk wordt verminderd.
Ketting reinigen. ( pag. 78)
19 STALLING 157
19.1 Stalling
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Erop letten dat brandstof niet in aanraking komt met de huid, ogen en kleding. Adem brandstofdampen niet in. Bij contact met
de ogen meteen met water spoelen en een arts raadplegen. Verontreinigde huid meteen reinigen met water en zeep. Als brand-
stof is ingeslikt meteen een arts raadplegen. Met brandstof verontreinigde kleding wisselen. Brandstof volgens de voorschriften
bewaren in een jerrycan en uit de buurt van kinderen houden.
Info
Als u de motorfiets voor langere tijd niet wilt gebruiken, moet u volgende maatregelen nemen of laten nemen.
Voordat u de motorfiets gaat stallen, eerst controleren of alle onderdelen goed werken en niet zijn versleten. Als er servicewerk-
zaamheden, reparaties of wijzigingen nodig zijn, kunt u dat het beste laten doen tijdens de overwintering (minder drukte bij de
garages). Zo voorkomt u lange wachttijden bij aanvang van het seizoen.
401058-01
Wanneer voor het stallen van de motorfiets voor het laatst wordt getankt moet een
brandstofadditief worden bijgemengd.
Brandstofadditief ( pag. 187)
Brandstof tanken. ( pag. 57)
Motorfiets reinigen. ( pag. 153)
Motorolie verversen, oliefilter vervangen en oliezeven reinigen. ( pag. 145)
Antivries en koelmiddelpeil controleren. ( pag. 134)
Bandenspanning controleren. ( pag. 111)
Accu demonteren. ( pag. 114)
19 STALLING 158
Accu laden. ( pag. 118)
Voorgeschreven waarde
Opslagtemperatuur van de accu zonder
directe blootstelling aan zonnestralen
0… 35 °C
Voertuig stallen op een droge plaats en niet blootstellen aan grote temperatuurschom-
melingen.
Info
KTM adviseert om de motorfiets op te krikken.
Motorfiets met hefbok achteraan opkrikken. ( pag. 70)
Motorfiets met hefbok vooraan opkrikken. ( pag. 71)
De motorfiets afdekken met een luchtdoorlatend dekzeil of een deken.
Info
In geen geval mogen hiervoor luchtdichte materialen worden gebruikt, omdat er
dan geen vocht kan ontsnappen en er corrosie ontstaat.
Het is zeer slecht de motor van een gestalde motorfiets voor korte tijd te laten
draaien. Aangezien de motor daarbij niet voldoende warm wordt, condenseert
de waterdamp die bij de verbranding ontstaat en leidt ertoe dat de kleppen en
uitlaat gaan roesten.
19 STALLING 159
19.2 Inbedrijfname na stalling
401059-01
Motorfiets van hefbok vooraan nemen. ( pag. 72)
Motorfiets van hefbok achter nemen. ( pag. 71)
Accu laden. ( pag. 118)
Accu monteren. ( pag. 116)
Tijd instellen. ( pag. 32)
Controle en onderhoud voor iedere inbedrijfname uitvoeren. ( pag. 46)
Een proefrit maken.
20 FOUTEN OPSPOREN 160
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
Motor draait niet door bij het indruk-
ken van de e-starterknop
Bedieningsfouten Werkstappen voor het starten uitvoeren.
( pag. 47)
Accu leeg Accu laden. ( pag. 118)
Ruststroom controleren.
Zekering 1 of 2 doorgesmolten Zekeringen van de afzonderlijke stroomverbrui-
kers vervangen. ( pag. 124)
Tijd instellen. ( pag. 32)
Hoofdzekering gesmolten Hoofdzekering vervangen. ( pag. 121)
Geen massaverbinding aanwezig Massaverbinding controleren.
Motor draait alleen door als de koppe-
lingshendel aangetrokken is
Versnelling is geschakeld Versnelling in vrij schakelen.
Er is een versnelling geschakeld en de
zijstandaard is uitgeklapt
Versnelling in vrij schakelen.
Motor draait door, maar slaat niet aan Bedieningsfouten Werkstappen voor het starten uitvoeren.
( pag. 47)
Zekering 3 doorgesmolten Zekeringen van de afzonderlijke stroomverbrui-
kers vervangen. ( pag. 124)
Steekverbinding van de brandstoflei-
ding niet verbonden
Steekverbinding van de brandstofleiding verbin-
den.
Fout in brandstof-inspuitsysteem Foutengeheugen met KTM-diagnosetool uitle-
zen.
Motor heeft te weinig vermogen Luchtfilter sterk vervuild Luchtfilter demonteren. ( pag. 76)
Luchtfilter monteren. ( pag. 77)
Brandstofzeef sterk vervuild Brandstofzeef vervangen.
Brandstoffilter sterk vervuild Brandstofdruk controleren.
Fout in brandstof-inspuitsysteem Foutengeheugen met KTM-diagnosetool uitle-
zen.
20 FOUTEN OPSPOREN 161
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
Motor wordt overmatig heet Te weinig koelmiddel in koelsysteem Koelsysteem controleren op lekkage.
Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 136)
Radiateurlamellen sterk vervuild Radiateurlamellen reinigen.
Schuimvorming in het koelsysteem Koelmiddel aftappen. ( pag. 137)
Koelsysteem vullen/ontluchten. ( pag. 138)
Geknikte of beschadigde radiateurslang Radiateurslang vervangen.
Thermostaat defect Thermostaat controleren.
Zekering 5 gesmolten Zekeringen van de afzonderlijke stroomverbrui-
kers vervangen. ( pag. 124)
Defect in het ventilatiesysteem van de
radiateur
Ventilatiesysteem radiateur controleren.
Lucht in het koelsysteem Koelsysteem vullen/ontluchten. ( pag. 138)
FI waarschuwingslampje (MIL) brandt
of knippert
Fout in brandstof-inspuitsysteem Foutengeheugen met KTM-diagnosetool uitle-
zen.
Motor gaat uit tijdens het rijden Te weinig brandstof Brandstof tanken. ( pag. 57)
Zekering 1, 2 of 3 doorgesmolten Zekeringen van de afzonderlijke stroomverbrui-
kers vervangen. ( pag. 124)
ABS-waarschuwingslampje brandt Zekering ABS gesmolten Zekeringen ABS vervangen. ( pag. 122)
Wieltoerental van voor- en achterwiel
wijkt sterk af
Stoppen, ontsteking uitschakelen, opnieuw star-
ten.
Fout in ABS ABS-foutengeheugen uitlezen met
KTM-diagnosetool.
Hoog olieverbruik Slang van de motorontluchting geknikt Ontluchtingsslang knikvrij leggen en indien nodig
vervangen.
Motoroliepeil te hoog Motoroliepeil controleren. ( pag. 144)
20 FOUTEN OPSPOREN 162
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
Hoog olieverbruik Vloeibaarheid motorolie te dun (visco-
siteit)
Motorolie verversen, oliefilter vervangen en olie-
zeven reinigen. ( pag. 145)
Koplamp en zijlicht werken niet Zekering 6 gesmolten Zekeringen van de afzonderlijke stroomverbrui-
kers vervangen. ( pag. 124)
Knipperlichten, remlicht en claxon
werken niet
Zekering 5 gesmolten Zekeringen van de afzonderlijke stroomverbrui-
kers vervangen. ( pag. 124)
Tijd wordt niet meer of niet correct
weergegeven
Zekering 1 doorgesmolten Zekeringen van de afzonderlijke stroomverbrui-
kers vervangen. ( pag. 124)
Tijd instellen. ( pag. 32)
Accu leeg Ontsteking bij het uitzetten van de
motorfiets niet uitgeschakeld
Accu laden. ( pag. 118)
Accu wordt niet geladen door de
dynamo
Laadspanning controleren.
Ruststroom controleren.
Op de display van het gecombineerde
instrument verschijnt niets
Zekering 1 of 2 doorgesmolten Zekeringen van de afzonderlijke stroomverbrui-
kers vervangen. ( pag. 124)
Tijd instellen. ( pag. 32)
Snelheidsweergave in het gecombi-
neerde instrument werkt niet
Kabelboom voor de snelheidsindicator
beschadigd en/of stekkerverbinding
verroest
Kabelboom en steekverbinding controleren.
21 KNIPPERCODE 163
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
02 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 2x kort
Voorwaarde voor fout Impulsgever - fout in schakelcircuit
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
09 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 9x kort
Voorwaarde voor fout Druksensorluchtinlaatbuis cilinder 1 - ingangssignaal te laag
Druksensorluchtinlaatbuis cilinder 1 - ingangssignaal te hoog
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
12 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 1x lang, 2x kort
Voorwaarde voor fout Temperatuursensorkoelmiddel - ingangssignaal te laag
Temperatuursensor-koelmiddel - ingangssignaal te hoog
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
13 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 1x lang, 3x kort
Voorwaarde voor fout Temperatuursensor aanzuiglucht - ingangsignaal te laag
Temperatuursensor aanzuiglucht - ingangsignaal te hoog
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
14 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 1x lang, 4x kort
Voorwaarde voor fout Druksensor-omgevingslucht - ingangssignaal te laag
Druksensor-omgevingslucht - ingangssignaal te hoog
21 KNIPPERCODE 164
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
15 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 1x lang, 5x kort
Voorwaarde voor fout Hellingshoeksensor - ingangssignaal te laag
Hellingshoeksensor - ingangssignaal te hoog
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
17 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 1x lang, 7x kort
Voorwaarde voor fout Lambdasonde cilinder 1, sonde 1 - fout in schakelcircuit
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
22 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 2x lang, 2x kort
Voorwaarde voor fout Versnellingssensor - fout in schakelcircuit
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
24 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 2x lang, 4x kort
Voorwaarde voor fout Voedingsspanning - fout in schakelcircuit
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
25 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 2x lang, 5x kort
Voorwaarde voor fout Zijstandaardschakelaar- fout in schakelcircuit
21 KNIPPERCODE 165
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
27 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 2x lang, 7x kort
Voorwaarde voor fout Gashendelsensor fout in schakelcircuit - sensorspanning gashendel
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
33 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 3x lang, 3x kort
Voorwaarde voor fout Inspuitventiel cilinder 1 - fout in schakelcircuit
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
37 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 3x lang, 7x kort
Voorwaarde voor fout Bobine 1, cilinder 1 - fout in schakelcircuit
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
39 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 3x lang, 9x kort
Voorwaarde voor fout Bobine 2, cilinder 1 - fout in schakelcircuit
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
41 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 4x lang, 1x kort
Voorwaarde voor fout Brandstofpompregeling - onderbreking/kortsluiting met massa
Brandstofpompregeling - ingangsignaal te hoog
21 KNIPPERCODE 166
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
45 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 4x lang, 5x kort
Voorwaarde voor fout Verwarming-lambdasonde cilinder 1, sonde 1 - onderbreking/kortsluiting kortsluiting met maas
Verwarming-lambdasonde cilinder 1, sonde 1 - ingangssignaal te hoog
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
65 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 6x lang, 5x kort
Voorwaarde voor fout E²PROM fout
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
82 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 8x lang, 2x kort
Voorwaarde voor fout Regelklepsensor circuit A - ingangsignaal te hoog
Regelklepsensor circuit A - ingangsignaal te laag
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
83 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 8x lang, 3x kort
Voorwaarde voor fout Gashendelsensor - ingangsignaal te laag
Gashendelsensor - ingangsignaal te hoog
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
84 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 8x lang, 4x kort
Voorwaarde voor fout Regelklepsensor circuit A en B - aannemelijkheidsfout
21 KNIPPERCODE 167
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
85 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 8x lang, 5x kort
Voorwaarde voor fout Gashendelsensor circuit A - ingangsignaal te laag
Gashendelsensor circuit A - ingangsignaal te hoog
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
86 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 8x lang, 6x kort
Voorwaarde voor fout Gashendelsensor circuit B - ingangsignaal te hoog
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
87 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 8x lang, 7x kort
Voorwaarde voor fout Gashendelsensor circuit A en B - aannemelijkheidsfout
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
90 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 9x lang
Voorwaarde voor fout Regelklepstellerpositie - fout in schakelcircuit
DBW intern hoofdrelais - niet actief
DBW intern hoofdrelais - actief
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
89 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 8x lang, 9x kort
Voorwaarde voor fout DBW terugzetveer regelklep - fout
21 KNIPPERCODE 168
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
92 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 9x lang, 2x kort
Voorwaarde voor fout DBW driver - fout
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
93 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 9x lang, 3x kort
Voorwaarde voor fout Motorelektronica KHRS - fout in coprocessor
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
94 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 9x lang, 4x kort
Voorwaarde voor fout DBW systeemfout stopfunctie - systeemfout stopfunctie A
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
95 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 9x lang, 5x kort
Voorwaarde voor fout DBW systeemfout stopfunctie - systeemfout stopfunctie B
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
96 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 9x lang, 6x kort
Voorwaarde voor fout Systeemspanning - ingangsspanning te laag
Systeemspanning - ingangsignaal te hoog
22 TECHNISCHE GEGEVENS 169
22.1 Motor
Bouwwijze 1-cilinder 4-takt bezinemotor, gekoeld met vloeistof
Cilinderinhoud 690 cm³
Slag 84,5 mm
Boring 102 mm
Compressie 12,6:1
Stationair toerental
Temperatuur koelmiddel: 70 °C 1.550… 1.650 1/min
Distributie OHC, 4 kleppen aangestuurd door tuimelaar, aandrijving door ket-
ting
Klepdiameter inlaat 40 mm
Klepdiameter uitlaat 34 mm
Klepspeling koud 0,07… 0,13 mm
Krukaslagers 2 cilinderrollagers
Drijfstanglager Naaldlager
Zuigerboutlager Zuigerpen met DLC coating
Zuigers Lichtmetaal gesmeed
Zuigerringen 1 L-ring, 1 conische ring, 1 olieschraapveer
Motorsmering Semi-dry-sump smering met 2 rotorpompen
Primaire overbrenging 36:79
Koppeling APTC™ antihoppingkoppeling in oliebad / hydraulisch bediend
Versnelling 6-versnelling met klauwschakeling
Overbrengingsverhouding
1e versnelling 14:35
22 TECHNISCHE GEGEVENS 170
2e versnelling 16:28
3e versnelling 21:28
4e versnelling 21:23
5e versnelling 23:22
6e versnelling 23:20
Mengselsamenstelling Elektronisch aangestuurde brandstofinspuiting
Ontstekingssysteem Contactvrij aangestuurd volledig elektronisch ontstekingssysteem
met digitale ontstekingsvertraging
Dynamo 12 V, 224 W
Bougie
bougie binnen NGK LKAR8BI-9
bougie buiten NGK LMAR7A-9
Elektrodenafstand bougie 0,9 mm
Radiateur Vloeistofkoeling permanente circulatie koelmiddel door waterpomp
Starthulp E-starter, automatische decompressor
22.2 Aanhaalmomenten motor
Schroef membraanborging M3 2 Nm Loctite
®
243™
Olievernevelaars naar
drijfstanglagersmering controleren
M4 2 Nm Loctite
®
243™
Slangklem aanzuigflens M4 2,5 Nm
Overige schroeven motor M5 6 Nm
Schroef dekplaat voor olieretourgelei-
ding
M5 6 Nm
Schroef koppelingsveer M5x25 6 Nm
22 TECHNISCHE GEGEVENS 171
Schroef lagerborging M5 6 Nm Loctite
®
243™
Schroef oliefilterdeksel M5x16 6 Nm
Schroef oliepompdeksel boven M5 6 Nm Loctite
®
243™
Schroef ontluchtingsdop aan klepdop M5 6 Nm Loctite
®
243™
Schroef versnellingssensor M5x16 5 Nm Loctite
®
243™
Overige schroeven motor M6 10 Nm
Schroef autodeco M6 3… 4 Nm Loctite
®
243™
Schroef axiale zekering van de nokkenas M6 10 Nm Loctite
®
243™
Schroef bobine M6 10 Nm
Schroef cilinder M6 10 Nm Loctite
®
243™
Schroef cilinderkop M6x25 10 Nm Loctite
®
243™
Schroef distributiekettinggeleider M6x30 10 Nm Loctite
®
2701™
Schroef distributiekettingspannergelei-
der
M6x30 10 Nm Loctite
®
2701™
Schroef dynamodeksel M6x25 10 Nm
Schroef dynamodeksel (doorvoerboring
kettingschacht)
M6x25 10 Nm Loctite
®
243™
Schroef impulsgever M6x16 10 Nm Loctite
®
243™
Schroef klepdop M6 10 Nm
Schroef koppelingsdeksel M6 10 Nm
Schroef koppelingsnemercilinder M6x20 10 Nm Loctite
®
243™
Schroef koppelingsnemercilinder M6x35 10 Nm Loctite
®
243™
Schroef motorhuis M6 10 Nm
Schroef oliepompdeksel onder M6 10 Nm Loctite
®
243™
Schroef startmotor M6x20 10 Nm Loctite
®
243™
22 TECHNISCHE GEGEVENS 172
Schroef stator M6 10 Nm Loctite
®
243™
Schroef thermostaathuis M6x20 10 Nm Loctite
®
243™
Schroef tuimelaar M6x30 12 Nm
Schroef vergrendelingshendel M6x20 10 Nm Loctite
®
243™
Schroef versnellingshendel M6 14 Nm Loctite
®
243™
Schroef versnellingsvergrendeling M6x30 10 Nm Loctite
®
243™
Schroef waterpompdeksel M6x30 10 Nm
Schroef waterpompwiel M6x15 10 Nm Loctite
®
243™
Sluitschroef onderdrukaansluiting M6 10 Nm Loctite
®
243™
Oliesproeier voor zuigerkoeling M6x0,75 4 Nm Loctite
®
243™
Sluitschroef krukasbevestiging M8 15 Nm
Tapeind uitlaatflens M8 10 Nm Loctite
®
243™
Schroef cilinderkop M10 Draaivolgorde:
Diagonaal vastdraaien, begin-
nen met de achterste schroef
aan de distributieketting-
schacht.
1e niveau
15 Nm
2e niveau
30 Nm
3e niveau
45 Nm
4e niveau
60 Nm
Geolied met motorolie
Bougie buiten M10x1 11 Nm
Oliedrukschakelaar M10x1 10 Nm
22 TECHNISCHE GEGEVENS 173
Olieleiding voor oliedrukschakelaar M10x1 10 Nm
Schroef ontgrendeling voor distributie-
kettingspanner
M10x1 10 Nm
Sluitschroef aftapboring van de water-
pomp
M10x1 15 Nm
Sluitschroef oliekanaal M10x1 15 Nm Loctite
®
243™
Sluitschroef oliekanaal oliekoeler M10x1 15 Nm
Bougie binnen M12x1,25 18 Nm
Afsluitschroef oliedrukregelklep M12x1,5 20 Nm
Olieaftapschroef met magneet M12x1,5 20 Nm
Temperatuursensor koelmiddel op cilin-
derkop
M12x1,5 12 Nm
Sluitschroef oliekanaal M14x1,5 15 Nm Loctite
®
243™
Vulschroeven motorhuis M16x1,5 25 Nm Loctite
®
243™
Moer rotor M18x1,5 100 Nm
Moer ketting-aandrijfwiel M20x1,5 80 Nm Loctite
®
243™
Moer koppelingmeenemer M20x1,5 100 Nm Loctite
®
243™
Moer primair tandwiel M20LHx1,5 90 Nm Loctite
®
243™
Sluitschroef distributiekettingspanner M20x1,5 25 Nm
Sluitschroef oliezeef M20x1,5 15 Nm
Schroef in de dynamodeksel M24x1,5 8 Nm
Sluitschroef oliethermostaat M24x1,5 15 Nm
22 TECHNISCHE GEGEVENS 174
22.3 Vulhoeveelheid
22.3.1 Motorolie
Motorolie 1,70 l Motorolie (SAE 10W/60) (00062010035) ( pag. 184)
Alternatieve motorolie Motorolie (SAE 10W/50)
( pag. 185)
22.3.2 Koelmiddel
Koelmiddel 1,20 l Koelmiddel ( pag. 184)
22.3.3 Brandstof
Brandstoftankvolume totaal ca. 12 l Brandstof super loodvrij (ROZ 95) ( pag. 184)
Brandstofreserve ca. 2,5 l
22.4 Chassis
Frame Buisframe met staalbuizen van chroommolybdeen, geëloxeerd
Voorvork WP Performance Systems 4860 ROTA SPLIT
Schokdemper WP Performance Systems 4618 met ProLever omkering
Veerweg
vooraan 215 mm
achteraan 250 mm
Remsysteem
voor Schijfrem met radiaal vastgeschroefde remklauw met vier zuigers,
remschijf vlottend gelagerd
22 TECHNISCHE GEGEVENS 175
achter Schijfrem met remklauw met enkele zuiger, vlottend gelagerd
Remschijven - diameter
voor 320 mm
achter 240 mm
Remschijven - slijtagegrens
voor 4,0 mm
achter 4,5 mm
Bandenspanning solo
voor 2,0 bar
achter 2,0 bar
Bandenspanning met bijrijder / volledige nuttige last
voor 2,0 bar
achter 2,2 bar
Secundaire overbrenging 16:42
Ketting 5/8 x 1/4" X-ring
Balhoofdhoek 63°
Wielstand 1.480±15 mm
Zadelhoogte onbelast 890 mm
Afstand van bodem, onbelast 270 mm
Gewicht zonder brandstof ca. 144 kg
Maximale asbelasting voor 150 kg
Maximale asbelasting achter 200 kg
Maximaal toegestaan totaalgewicht 350 kg
22 TECHNISCHE GEGEVENS 176
22.5 Elektronica
Accu YTZ10S Accuspanning: 12 V
Nominale capaciteit: 8,6 Ah
Onderhoudsvrij
Zekering 58011109130 30 A
Zekering 58011109125 25 A
Zekering 75011088015 15 A
Zekering 75011088010 10 A
Koplamp H4 / sokkel P43t 12 V
60/55 W
Zijlicht W5W / sokkel W2,1x9,5d 12 V
5 W
Instrumentverlichting en controlelampjes LED
Richtingaanwijzer RY10W / sokkel BAU15s 12 V
10 W
Rem-/achterlicht LED
Nummerplaatverlichting W5W / sokkel W2,1x9,5d 12 V
5 W
22.6 Banden
Band voor Band achter
120/70 R 17 M/C 58H TL
Continental Conti Attack SM
160/60 R 17 M/C 69H TL
Continental Conti Attack SM
Meer informatie vindt u in het servicegedeelte onder:
http://www.ktm.com
22 TECHNISCHE GEGEVENS 177
22.7 Voorvork
Artikelnummer voorvork 14.18.8N.12
Voorvork WP Performance Systems 4860 ROTA SPLIT
Ingaande demping
Comfort 20 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 10 klikken
Volledige nuttige last 10 klikken
Uitgaande demping
Comfort 20 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 10 klikken
Volledige nuttige last 10 klikken
Veerlengte met voorspanbus(sen) 463 mm
Veerconstante
Gemiddeld (standaard) 5,3 N/mm
Lengte luchtkamer 110
+20
30
mm
Vorklengte 895 mm
Vorkpootolie per vorkpoot 625 ml Vorkpootolie (SAE 4) (48601166S1) ( pag. 186)
22 TECHNISCHE GEGEVENS 178
22.8 Schokdemper
Artikelnummer schokdemper 15.18.7L.12
Schokdemper WP Performance Systems 4618 met ProLever omkering
Ingaande demping high speed
Comfort 2 omw
Standaard 1,5 omw
Sport 1 omw
Volledige nuttige belasting 1 omw
Ingaande demping low speed
Comfort 25 klikken
Standaard 20 klikken
Sport 15 klikken
Volledige nuttige last 15 klikken
Uitgaande demping
Comfort 20 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 10 klikken
Volledige nuttige belasting 10 klikken
Veervoorspanning 20 mm
Veerconstante
Gemiddeld (standaard) 80 N/mm
Hard 85 N/mm
Veerlengte 220 mm
Gasdruk 10 bar
22 TECHNISCHE GEGEVENS 179
Statische veerweg 20… 25 mm
Dynamische veerweg 70… 80 mm
Inbouwlengte 395 mm
Stootdemperolie ( pag. 186) SAE 2,5
22.9 Aanhaalmomenten chassis
Schroef gecombineerd instrument EJOT 1 Nm
Schroef kettingbescherming EJOT 2 Nm
Schroef nummerplaathouder onder EJOT 3 Nm
Schroef SLS-klep EJOT 2 Nm
Schroef zijbekleding aan spoiler EJOT 1 Nm
Schroef zijstandaardschakelaar EJOT 2 Nm
Schroef zijstandaardschakelaar M4 2 Nm
Spaaknippel achterwiel M4,5 4 Nm
Spaaknippels voorwiel M4,5 4 Nm
Overige moeren chassis M5 4 Nm
Overige schroeven chassis M5 4 Nm
Schroef afsluitflens brandstoftank M5 2,5 Nm
Schroef beschermplaat tegen hitte van
de uitlaat
M5 8 Nm Loctite
®
243™
Schroef brandstofpomp M5 4 Nm
Schroef brandstofsensor M5 3 Nm
Schroef combinatieschakelaar links M5 3,5 Nm
Schroef drukregelaar M5 4 Nm
22 TECHNISCHE GEGEVENS 180
Schroef elektrohouder M5 3 Nm
Schroef gashendel M5 3,5 Nm
Schroef kabel aan startmotor M5 3 Nm
Schroef klem brandstofslang aan brand-
stoftank
M5 5 Nm
Schroef koplampkap M5 5 Nm
Schroef remkabelhouder aan achterbrug M5 4 Nm
Schroef trapvlak rempedaal M5 6 Nm Loctite
®
243™
Overige moeren chassis M6 10 Nm
Overige schroeven aan brandstoftank M6 5 Nm
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
Schroef ABS-besturingsunit M6 5 Nm
Schroef bovenste deel luchtfilterbak M6 2 Nm
Schroef bovenste glijblok M6 8 Nm Loctite
®
243™
Schroef contactslot M6 10 Nm Loctite
®
243™
Schroef handremarmatuur M6 5 Nm
Schroef kettingbescherming M6 2 Nm Loctite
®
243™
Schroef kettinggeleiding M6 8 Nm
Schroef kogelgewricht drukstang aan
rempedaalcilinder
M6 10 Nm Loctite
®
243™
Schroef koppelingsarmatuur M6 5 Nm
Schroef magneethouder aan zijstan-
daard
M6 6 Nm Loctite
®
243™
Schroef radiateurbevestiging bovenaan M6 10 Nm
Schroef radiateurbevestiging onder M6 8 Nm
22 TECHNISCHE GEGEVENS 181
Schroef radiateurkap M6 4 Nm
Schroef radiateurrooster M6 8 Nm
Schroef rempedaalcilinder M6 10 Nm
Schroef remschijf achter M6 14 Nm Loctite
®
243™
Schroef remschijf voor M6 14 Nm Loctite
®
243™
Schroef remvloeistofreservoir van achter-
wielrem
M6 5 Nm
Schroef spanningsregelaar M6 8 Nm
Schroef wieltoerentalsensor M6 6 Nm
Schroef zadelslot M6 5 Nm
Schroef zijbekleding M6 5 Nm
Moer kettingwielschroef M8 35 Nm Loctite
®
2701™
Overige moeren chassis M8 25 Nm
Overige schroeven chassis M8 25 Nm
Schroef asopname M8 15 Nm
Schroef bovenste kroonplaat M8 17 Nm
Schroef bovenste kroonplaat M8 12 Nm
Schroef brandstofaanklager M8 15 Nm
Schroef brandstoftank boven M8 25 Nm Loctite
®
243™
Schroef brandstoftank onder M8 25 Nm Loctite
®
243™
Schroef einddemperbevestiging M8 12 Nm Koperpasta
Schroef einddemperreservoir M8 25 Nm
Schroef einddemperreservoir aan de
brandstoftank
M8 25 Nm
Schroef greep M8 10 Nm
22 TECHNISCHE GEGEVENS 182
Schroef hielbescherming M8x12 5 Nm Loctite
®
243™
Schroef nummerplaathouder boven M8 20 Nm
Schroef onderste glijblok M8 15 Nm
Schroef rempedaal M8 25 Nm Loctite
®
243™
Schroef stuurplaat M8 20 Nm
Schroef veerhouder aan de zijstandaard-
console
M8 25 Nm Loctite
®
243™
Schroef verbindingshendel aan frame M8 30 Nm Loctite
®
243™
Schroef voetsteunhouder achter M8x16 25 Nm
Schroef voetsteunhouder voor M8 25 Nm
Schroef vorkbuis M8 20 Nm
Schroef zijstandaardconsole M8 25 Nm Loctite
®
243™
Motorschroef M10 45 Nm Loctite
®
243™
Overige moeren chassis M10 45 Nm
Overige schroeven chassis M10 45 Nm
Schroef motorhouder aan frame M10 45 Nm
Schroef schokdemper boven M10 45 Nm Loctite
®
243™
Schroef schokdemper onder M10 45 Nm Loctite
®
243™
Schroef stuuradapter M10 40 Nm Loctite
®
243™
Schroef zijstandaard M10 35 Nm Loctite
®
243™
Holle schroef remkabel M10x1 20 Nm
Schroef remklauw voor M10x1,25 45 Nm Loctite
®
243™
Schroef achterbrugbout M12 80 Nm
Lambdasonde M12x1,25 25 Nm Koperpasta
Moer bochtstuk aan haakse hendel M14x1,5 100 Nm
22 TECHNISCHE GEGEVENS 183
Moer haakse hendel aan achterbrug M14x1,5 100 Nm
Schroef balhoofd boven M20x1,5 12 Nm
Schroef balhoofd onder M20x1,5 60 Nm Loctite
®
243™
Schroef steekas voor M24x1,5 45 Nm
Moer steekas achter M25x1,5 90 Nm
23 GEBRUIKSSTOFFEN 184
Brandstof super loodvrij (ROZ 95)
Norm / classificatie
DIN EN 228 (ROZ 95)
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend loodvrije superbenzine die voldoet aan de aangegeven norm of van dezelfde kwaliteit is.
Een aandeel van maximaal 10 % ethanol (E10 brandstof) kan daarbij zonder bezwaar worden gebruikt.
Info
Gebruik geen brandstof van methanol (bijv. M15, M85, M100) of met een aandeel van meer dan 10 % ethanol (bijv. E15,
E25, E85, E100).
Koelmiddel
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend hoogwaardig koelmiddel met antiroestmiddel voor aluminiummotoren (ook in landen met hoge temperaturen). Min-
derwaardig antivries kan leiden tot roestvorming en schuimvorming.
Mengverhouding
Antivries: 25… 45 °C antiroest/antivries
gedestilleerd water
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
COOLANT M3.0
Motorolie (SAE 10W/60) (00062010035)
Norm / classificatie
JASO T903 MA ( pag. 189)
SAE ( pag. 189) (SAE 10W/60)
23 GEBRUIKSSTOFFEN 185
KTM LC4 2007+
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend motorolie die voldoet aan de aangegeven normen (zie informatie op de verpakking) en de juiste eigenschappen
heeft.
Volledig synthetische motorolie
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Cross Power 4T
Motorolie (SAE 10W/50)
Norm / classificatie
JASO T903 MA ( pag. 189)
SAE ( pag. 189) (SAE 10W/50)
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend motorolie die voldoet aan de aangegeven normen (zie informatie op de verpakking) en de juiste eigenschappen
heeft.
Volledig synthetische motorolie
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Power Synt 4T
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1
Norm / classificatie
DOT
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend remvloeistof die voldoet aan de aangegeven norm (zie informatie op de verpakking) en de juiste eigenschappen
heeft.
23 GEBRUIKSSTOFFEN 186
Aanbevolen leverancier
Castrol
RESPONSE BRAKE FLUID SUPER DOT 4
Motorex
®
Brake Fluid DOT 5.1
Stootdemperolie (SAE 2,5) (50180751S1)
Norm / classificatie
SAE ( pag. 189) (SAE 2,5)
Voorgeschreven waarde
Alleen oliesoorten gebruiken die voldoen aan de aangegeven normen (zie gegevens op de verpakking) en over de geschikte eigenschap-
pen beschikken.
Vorkpootolie (SAE 4) (48601166S1)
Norm / classificatie
SAE ( pag. 189) (SAE 4)
Voorgeschreven waarde
Gebruik alleen olie die voldoet aan de aangegeven normen (zie gegevens op verpakking) en de juiste eigenschappen heeft.
24 HULPSTOFFEN 187
Brandstofadditief
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Fuel Stabilizer
Conserveringsmiddel voor lakken, metaal en rubber
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Moto Protect
Duurzaam vet
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Bike Grease 2000
Kettingreinigingsmiddel
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Chain Clean
Kettingspray onroad
Voorgeschreven waarde
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Chainlube Road
24 HULPSTOFFEN 188
Motorfietsreiniger
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Moto Clean
Perfect Finish en hoogglanspolitoer voor lakken
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Moto Polish & Shine
Speciale reiniger voor glanzende en matte lakken, metaal- en kunststofvlakken
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Quick Cleaner
Universele oliespray
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Joker 440 Synthetic
25 NORMEN 189
JASO T903 MA
Door verschillende technische ontwikkelingsrichtingen is een eigen specificatie voor 4-takt motorfietsen nodig - de JASO T903 MA norm.
Vroeger werd voor 4-takt motorfietsen motorolie voor auto's gebruikt omdat er geen eigen motorfietsspecificatie was. Voor motoren van
auto's zijn lange service-intervallen vereist, bij motoren van motorfietsen staat een hoog vermogensrendement bij hoge toerentallen op de
voorgrond. Bij de meeste motoren voor motorfietsen worden ook de versnelling en de koppeling met dezelfde olie gesmeerd. De JASO MA
norm voldoet aan deze speciale vereisten.
SAE
De SAE-viscositeitsklassen zijn vastgelegd door de Society of Automotive Engineers voor de indeling van oliën op basis van hun viscositeit.
De viscositeit beschrijft slechts een van de eigenschappen van olie en zegt niets over de kwaliteit.
26 LIJST MET VAKBEGRIPPEN 190
ABS Anti Blokkeer Systeem Veiligheidssysteem, dat het blokkeren van de wielen bij het recht-
uit rijden zonder inwerking van zijwaartse krachten voorkomt
OBD Boorddiagnose Voertuigsysteem dat emissie- en veiligheidsgerelateerde waarden
bewaakt
MIL Foutcontrolelampje (defect-indicatorlampje) Controlelampje waarmee een voertuigdiagnose mogelijk is via knip-
percodes
27 LIJST MET AFKORTINGEN 191
Artikelnr. Artikelnummer
bijv. bijvoorbeeld
ca. circa
e.d. en dergelijke
enz. enzovoort
etc. et cetera
evt. eventueel
evt. eventueel
Nr. Nummer
o.a. onder andere
resp. respectievelijk
vgl. vergelijk
28 LIJST MET SYMBOLEN 192
28.1 Rode pictogrammen
Rode pictogrammen geven een storingstoestand aan, waarbij meteen moet worden ingegrepen.
Waarschuwingslampje voor temperatuur brandt rood Koelmiddeltemperatuur heeft een kritische waarde bereikt.
Waarschuwingslampje voor oliedruk brandt rood Oliedruk is te laag.
Waarschuwingslampje voor accu brandt rood Spanning in het boordnet te laag.
28.2 Gele of oranje pictogrammen
Gele of oranje pictogrammen geven een storingstoestand aan, waarbij binnen korte tijd moet worden ingegrepen. Actieve rijhulpen worden
eveneens met gele of oranje pictogrammen aangegeven.
Waarschuwingslampje brandstofpeil brandt geel Brandstofpeil heeft de reservemarkering bereikt. Display wordt
overgeschakeld naar weergave TRIP F.
FI-waarschuwingslampje (MIL) brandt/knippert geel De OBD heeft een kritieke emissie- of veiligheidsfout herkend.
ABS-waarschuwingslampje brandt/knippert geel Status- of foutmelding bij het ABS.
28.3 Groene en blauwe pictogrammen
Groene en blauwe pictogrammen geven informatie weer.
Controlelampje voor richtingaanwijzer knippert groen in knipperritme Richtingaanwijzer is ingeschakeld.
28 LIJST MET SYMBOLEN 193
Controlelampje stationair brandt groen Versnelling is in vrij geschakeld.
Controlelampje voor groot licht brandt blauw Groot licht is ingeschakeld.
INDEX 194
INDEX
A
ABS . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 89
Accu
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 114
laden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 118
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 116
Achterwiel
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 104
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 105
Afbeelding voertuig
linksvoor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16
rechtsachter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18
Afbeeldingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15
Afremmen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 52
Anti Blokkeer Systeem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 89
Artikelnummer schokdemper . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22
Artikelnummer voorvork . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22
B
Bagage . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 44
Bandenspanning
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 111
Bedieningshandleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13
Beoogd gebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9
Beschermende kleding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12
Bijrijder-voetsteunen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 39
Binnenbandloos bandensysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 111
C
Claxonknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24
Contactslot . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27
D
Demperpakkingen achterwielnaaf
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 107
E
E-starterknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26
F
Fouten opsporen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 160-162
Framenummer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20
G
Garantie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14
Gashendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24
Gebruiksdefinitie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9
Gecombineerd instrument
controlelampjes . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 29
display . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 30
functietoetsen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 28
indicatie GEAr . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 35
kilometer of mijl instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 31
overzicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27
snelheidsweergave . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 31
tijd . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 32
tijd instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 32
toerenteller . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 28
INDEX 195
weergave koelmiddeltemperatuur . . . . . . . . . . . . . . . . . . 36
weergave ODO . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 33
weergave TRIP 1 instellen/terugzetten . . . . . . . . . . . . . . . 33
weergave TRIP 2 instellen/terugzetten . . . . . . . . . . . . . . . 34
weergave TRIP F . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 35
H
Handgrepen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 38
Hoofdzekering
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 121
Hulpstoffen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14
I
Inbedrijfname
aanwijzingen voor eerste inbedrijfname . . . . . . . . . . . . . . 42
controle en onderhoud voor iedere inbedrijfname . . . . . . . 46
na de stalling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 159
K
Ketting
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 82
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 78
vervuiling controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 78
Ketting-aandrijfwiel
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 82
Kettinggeleiding
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 82
Kettingspanning
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 79
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 81
Kettingwiel
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 82
Klantenservice . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15
Knippercode . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 163-168
Knipperlichtlamp vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 131
Koelmiddel
aftappen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 137
antivries en koelmiddelpeil controleren . . . . . . . . . . . . . 134
peil controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 136
Koelsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 134
vullen/ontluchten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 138
Koplamp
lichtbundelbreedte instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 133
Koplampkap met koplamp
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 126
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 127
Koplampstand controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 132
Koppeling
vloeistofpeil controleren/corrigeren . . . . . . . . . . . . . . . . . 87
Koppelingshendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 23
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 86
L
Lamp koplamp vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 129
Lichtschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25
INDEX 196
Luchtfilter
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 76
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 77
M
Milieu . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12
Motor
inrijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 43
Motorfiets
met hefbok achteraan opkrikken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 70
met hefbok opkrikken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 69
met hefbok vooraan opkrikken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 71
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 153
van hefbok achter nemen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 71
van hefbok nemen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 69
van hefbok vooraan nemen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 72
Motorkarakteristiek
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 141
Motornummer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21
Motorolie
aftappen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 145
bijvullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 151
verversen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 145
vullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 150
Motoroliepeil
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 144
N
Noodstopschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26
O
Oliefilter
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 146
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 150
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 145
Oliezeven
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 145, 148
P
Parkeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 54
R
Remhendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 23
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 90
Remmen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 52
Rempedaal . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 40
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 96
vrije slag controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 95
Remplaketten
van achterwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 99
van voorwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 94
Remschijven
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 91
Remvloeistof
van achterwielrem bijvullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 97
INDEX 197
van voorwielrem bijvullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 92
Remvloeistofpeil
van achterwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 97
van voorwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 92
Reserveonderdelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14
Richtingaanwijzerschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25
Rijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 49
beginnen met rijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 49
Rijden in de winter
controle en onderhoud . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 155
S
Schakelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 49
Schokdemper . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 62
ingaande demping algemeen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 64
ingaande demping high speed instellen . . . . . . . . . . . . . . 65
ingaande demping low speed instellen . . . . . . . . . . . . . . . 64
uitgaande demping instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 66
Service . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14
Serviceschema . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 59-61
Sleutelnummer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21
Spaakspanning
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 112
Stalling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 157
Starten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 47
Stoppen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 54
Stuurslot . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27
Stuurstand . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 67
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 68
T
Tankdop
openen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 36
sluiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 37
Tanken
brandstof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 57
Technische gegevens
aanhaalmomenten chassis . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 179
aanhaalmomenten motor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 170
banden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 176
chassis . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 174
elektronica . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 176
motor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 169
schokdemper . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 178
voorvork . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 177
vulhoeveelheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 174
Toebehoren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14
Toestand van de banden
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 109
Transport . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 56
Typeplaatje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20
V
Veilig gebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11
Verbruiksstoffen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14
INDEX 198
Versnellingshendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 39
uitgangspositie controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 142
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 143
Voertuig beladen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 44
Voorvork . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 62
ingaande demping instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 62
uitgaande demping instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 63
vuilschrapers reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 72
Voorvorkprotector
inbouwen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 74
uitbouwen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 74
Voorwiel
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 101
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 102
Vulhoeveelheid
brandstof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 58, 174
koelmiddel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 174
motorolie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 150, 174
W
Werkinstructies . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12
Z
Zadel
afnemen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 75
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 75
ontgrendeling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 38
Zekering
van afzonderlijke stroomverbruikers vervangen . . . . . . . . 124
Zekeringen ABS
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 122
Zijlichtlamp
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 130
Zijstandaard . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 41
*3213394nl*
3213394nl
12/2015
KTM Sportmotorcycle GmbH
5230 Mattighofen/Oostenrijk
http://www.ktm.com
Foto: Mitterbauer/KTM
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146
  • Page 147 147
  • Page 148 148
  • Page 149 149
  • Page 150 150
  • Page 151 151
  • Page 152 152
  • Page 153 153
  • Page 154 154
  • Page 155 155
  • Page 156 156
  • Page 157 157
  • Page 158 158
  • Page 159 159
  • Page 160 160
  • Page 161 161
  • Page 162 162
  • Page 163 163
  • Page 164 164
  • Page 165 165
  • Page 166 166
  • Page 167 167
  • Page 168 168
  • Page 169 169
  • Page 170 170
  • Page 171 171
  • Page 172 172
  • Page 173 173
  • Page 174 174
  • Page 175 175
  • Page 176 176
  • Page 177 177
  • Page 178 178
  • Page 179 179
  • Page 180 180
  • Page 181 181
  • Page 182 182
  • Page 183 183
  • Page 184 184
  • Page 185 185
  • Page 186 186
  • Page 187 187
  • Page 188 188
  • Page 189 189
  • Page 190 190
  • Page 191 191
  • Page 192 192
  • Page 193 193
  • Page 194 194
  • Page 195 195
  • Page 196 196
  • Page 197 197
  • Page 198 198
  • Page 199 199
  • Page 200 200
  • Page 201 201

KTM 690 SMC R 2016 de handleiding

Type
de handleiding