Genius LINX03 LINX04 Handleiding

  • Hallo! Ik ben een AI-chatbot die speciaal is getraind om je te helpen met de Genius LINX03 LINX04 Handleiding. Ik heb het document al doorgenomen en kan je duidelijke en eenvoudige antwoorden geven.
31
NEDERLANDS
EG-VERKLARING VAN OVEREENSTEMMING
Opmerkingen voor het lezen van de instructies
Lees deze installatiehandleiding aandachtig door alvorens te beginnen met de installatie van het product.
Het symbool is een aanduiding voor belangrijke opmerkingen voor de veiligheid van personen en om het automatische
systeem in goede staat te houden.
Het symbool vestigt de aandacht op opmerkingen over de eigenschappen of de werking van het product.
Fabrikant: GENIUS S.p.A.
Adres: Via Padre Elzi, 32 - 24050 - Grassobbio - Bergamo - ITALIE
Verklaart dat: De apparatuur mod. LYNX 03 - LYNX 04
• in overeenstemming is met de fundamentele veiligheidseisen van de volgende EEG-richtlijnen:
73/23/EEG en latere wijziging 93/68/EEG.
89/336/EEG en latere wijzigingen 92/31/EEG en 93/68/EEG
Aanvullende opmerking:
Dit product is getest in een specifieke homogene configuratie (alle door GENIUS S.p.A. vervaardigde producten).
Grassobbio, 25-01-2007
De Algemeen Directeur
D. Gianantoni
INHOUDSOPGAVE
1. ALGEMENE EIGENSCHAPPEN pag.32
2. TECHNISCHE EIGENSCHAPPEN pag.3
2
3. AANSLUITMOGELIJKHEDEN pag.3
2
4. AANSLUITINGEN EN WERKING pag.3
3
4.1 KLEMMENBORD M1 pag.3
3
4.2 KLEMMENBORD M2 pag.3
3
4.3 KLEMMENBORD M3 pag.3
3
5. PLAATSING ONTVANGERKAART VOOR AFSTANDSBEDIENING pag.3
4
6. CONTROLELEDS pag.3
4
7. PROGRAMMERING pag.3
5
8. VEILIGHEIDSZEKERINGEN pag.3
5
9. WERKINGSSCHEMA pag.3
5
10. BEDRIJFSLOGICA’S EN INSTELLINGEN pag.3
6
11. BEVESTIGING KAART pag.3
6
32
NEDERLANDS
ELEKTRONISCHE APPARATUUR VOOR KANTELDEUREN 24 Vdc
GEBRUIKSAANWIJZINGEN - INSTALLATIEVOORSCHRIFTEN
1. ALGEMENE EIGENSCHAPPEN
Dankzij het grote vermogen van de microprocessor waarvan hij is voorzien biedt deze besturingsunit voor kanteldeuren
op 24 V gelijkstroom een groot aantal prestaties en regelingen, met verlangzaming en besturing van de motor.
Een gesofisticeerde elektronische besturing zorgt voor een voortdurende bewaking van het voedingscircuit, en grijpt
in door de besturingsunit te blokkeren in het geval van storingen die de juiste werking van de elektronische koppeling
kunnen beïnvloeden.
De belangrijkste instellingen en de bedrijfswijzen worden gerealiseerd via dip-switches, terwijl de tijden en het vermogen
van de motor worden geregeld via zelfleren tijdens de installatie. 8 ingebouwde LEDS geven voortdurend de status
van de besturingsunit en van de motorvertraging aan.
2. TECHNISCHE EIGENSCHAPPEN
Voedingsspanning van de besturingsunit 24V~ (+6 –10%) 50 / 60 Hz
Opgenomen vermogen 3W
Max. belasting motor 80W
Max. belasting accessoires 24Vdc 500mA
Max. belasting waarschuwingslamp 24Vdc 15W max.
Max. belasting verlichting/controlelampje 24Vdc 15W max.
Omgevingstemperatuur -20°C +50°C
Veiligheidszekering 2
Bedrijfslogica’s Automatisch / “stap voor stap”
Openings-/sluitingstijd Zelfleren in de installatiefase
Pauzetijd Zelfleren in de installatiefase
Duwkracht Instelbaar op wee niveaus
Verlangzamingstijd 1,5 of 3 seconden instelbaar
Ingangen op klemmenbord
Voeding 24V~ / Voeding batterijen / Eindschakelaar
opening en sluiting / START / STOP / CLOSE / Veiligheden
opening en sluiting
Radioconnector Radio-ontvangstkaarten
Uitgangen op klemmenbord
Voeding accessoires 24Vdc / Motor 24Vdc / Waarschuwin-
gslamp 24Vdc / Controlelampje-Verlichting 24Vdc
Afmetingen kaart 90 x 175 mm.
Eigenschappen ringtransformator 230V~ Prim.230V~ / Sec. 22V~ / 80VA
Eigenschappen ringtransformator 115V~ Prim.115V~ / Sec. 20V~ / 80VA
Eigenschap optionele batterijen 12V / 4 Ah – dimens. 90 x 70 x 108 mm.
Eigenschappen houder voor buiten 306 x 225 x 130 mm. - IP55
Afhankelijk van de netspanning kunnen er verschillende uitgangswaarden zijn op de spanning van 24V~. Vooraf-
gaand aan de inbedrijfstelling moet altijd de uitgangsspanning van de transformator worden gecontroleerd.
Deze mag niet hoger zijn dan 26V~, zowel voor de voeding met 230 V~ als met 115V~. De spanning moet
onbelast worden gemeten, d.w.z. terwijl de transformator gevoed wordt en afgekoppeld is van de kaart.
3. AANSLUITMOGELIJKHEDEN
Voor de persoonlijke veiligheid is het belangrijk dat alle aanwijzingen en instructies in dit boekje nauwkeurig
worden opgevolgd. Een foutieve installatie of foutief gebruik van het product kan leiden tot ernstig persoonlijk
letsel.
Controleer of er een geschikte differentieelschakelaar aanwezig is vóór de installatie, zoals voorgeschreven wordt door
de geldende normen, en zorg voor een automatische schakelaar met alpolige uitschakeling op de voedingslijn. Voor
het plaatsen van de elektriciteitskabels moeten geschikte stijve en/of buigzame leidingen worden gebruikt. Houd de
verbindingskabels van de accessoires op laagspanning altijd gescheiden van de 115/230 V~ voedingskabels.
Om interferenties te vermijden dienen aparte hulzen te worden gebruikt.
In de uitvoering met besturingsunit in de waterdichte behuizing voor buiten, mag de lengte van de voedingskabels
tussen de besturingsunit en de motorniet groter zijn dan 3 m.; gebruik kabels van 2x2,5 mm² voor de motor en 3x0,5
mm² voor de eindschakelaars.
Montage van de bufferbatterijen
Voor de montage van de (optionele) bufferbatterijen moeten de volgende instructies
worden gevolgd (zie fig. 01):
1) Plaats de batterijdrager, ref. a, achter de bevestigingsbeugel van de veer (ref. b)
en zet hem vast met de twee bijgeleverde schroeven M5.
2) Plaats de (optionele) batterijen en zet hen eventueel vast met plastic bandjes (niet
bijgeleverd).
De steun is bedoeld voor 2 batterijen met de eigenschappen en afmetingen
die worden gespecificeerd in de tabel van paragraaf 2.
Zie paragraaf 11 voor de bevestiging van de verschillende onderdelen in de water
-
dichte houder.
Fig. 01
33
NEDERLANDS
4. AANSLUITINGEN EN WERKING
4.1 KLEMMENBORD M1
4.1.1 Voeding 24V
Klemmen “1-2” Ingang waarmee de secundaire moet worden verbonden met voeding 24V~ 50/60 Hz van de tran-
sformator. Als de voeding afkomstig is van de transformator, wordt dat gesignaleerd doordat de led POWER brandt.
4.1.2 Batterijen
Klemmen “3-4De besturingsunit is geschikt om te werken met 2 bufferbatterijen (optie) die minstens de eigenschap-
pen hebben die worden vermeld in de tabel van paragraaf 2. Wanneer de besturingsunit wordt gevoed, zorgt hij
ervoor dat de batterijen opgeladen blijven. Deze treden in werking op het moment dat er geen voeding van de
transformator meer is.
De voeding door middel van de batterijen dient als een noodsituatie te worden gezien, het aantal manoeu-
vres dat hiermee mogelijk is, is afhankelijk van de kwaliteit van de batterijen zelf, de constructie die verplaatst
moet worden, van hoeveel tijd er verstreken is sinds de netvoeding is uitgevallen, enz. enz.
Neem de voedingspolen van de batterijen in acht.
4.1.3 accessoires
Klemmen “5-6” Uitgang voor voeding van externe accessoires (24 Vdc).
• De maximale belasting van de accessoires is 500 mA.
• Neem de voedingspolen in acht.
4.1.4 MotorVertraging
Klemmen “7-8” Sluit de motor aan met een voeding van 24 Vdc 80W max.
4.2 KLEMMENBORD M2
4.2.1 aarding
Klem “9” Sluit de aarding van het net aan.
Deze aansluiting is beslist noodzakelijk om de besturingsunit correct te laten werken.
4.2.2 eindschakelaar opening
Klemmen “10-11De status van deze ingang wordt gesignaleerd door middel van de led FCA. Sluit de eindschake-
laar aan die van invloed is op de openende beweging. Het effect verschilt afhankelijk van de programmering die is
verricht via dip-switch 3.
Als de eindschakelaar niet gebruikt wordt, moet de ingang worden overbrugd.
4.2.3 eindschakelaar sluiting
Klemmen 10-12De status van deze ingang wordt gesignaleerd door middel van de led FCC. Sluit de eindschakelaar
aan die van invloed is op de sluitende beweging.
Als de eindschakelaar niet wordt gebruikt, moet de ingang worden overbrugd.
4.2.4 WaarschuWingslaMp
Klemmen “13-14Gebruik een permanent brandende waarschuwingslamp (het knipperen wordt bepaald door de
besturingsunit) met bedrijfsspanning 24Vdc 15W max. Aansluiting ervan vóór de programmeerfase is nuttig, want hij
geeft de fasen ervan aan. Bij opening knippert hij van te voren met een duur van 0,5 seconde, bij sluiting 1,5 seconde.
Als de automatische logica is ingeschakeld en de aanslagen bij opening worden bereikt, blijft de waarschuwingslamp
5 sec. vast branden om de gebruiker te laten weten dat hij automatisch weer zal sluiten. Als de poort open is, is de
waarschuwingslamp uit, hij knippert alleen op het moment dat de veiligheden worden ingeschakeld gedurende
maximaal 10 sec., waarna hij uitgaat, ook al zijn de veiligheden geactiveerd.
4.2.5 controlelaMpje/Verlichting
Klemmen 13-15” Parallelle klem met de lamphouder op de kaart. Gebruik een lamp van 24 V dc 15W max. Het effect
verschilt al naar gelang de programmering die verricht is met dip-switch 7.
4.3 KLEMMENBORD M3
4.3.1 close
Klemmen “16-21” De status van deze ingang wordt gesignaleerd door middel van de led CLOSE. Op dit circuit moet
een willekeurige voorziening worden aangesloten (b.v. sleutelschakelaar, radiobediening, enz) die een impuls van
volledige sluiting geeft door een contact te sluiten.
Als u meerdere impulsgevers wilt installeren, moeten de contacten parallel worden aangesloten.
34
NEDERLANDS
4.3.2 start
Klemmen “17-21De status van deze ingang wordt gesignaleerd door middel van de led START. Op dit circuit moet
een willekeurige voorziening worden aangesloten (b.v. sleutelschakelaar, radiobediening, enz) die een impuls van
volledige opening en/of sluiting van de poort geeft door een contact te sluiten. De werking ervan wordt gedefinieerd
door dip-switch 5.
Als u meerdere impulsgevers wilt installeren, moeten de contacten parallel worden aangesloten.
4.3.2 Fotocellen sluiting
Klemmen “18-21De status van deze ingang wordt gesignaleerd door middel van de led FTC. Op dit circuit moet een
willekeurige veiligheidsvoorziening worden aangesloten (fotocellen, veiligheidslijst, enz.) die een beveiligingseffect op
de sluitende beweging heeft door een contact te openen.
• Als er geen veiligheidsvoorzieningen worden aangesloten, moet de ingang worden overbrugd.
Om meerdere veiligheidsvoorzieningen te installeren moeten de rustcontacten in serie worden aangeslo
-
ten.
4.3.3 stop
Klemmen “19-21De status van deze ingang wordt gesignaleerd door middel van de led STP. Op dit circuit moet een
willekeurige voorziening worden aangesloten (b.v. sleutelschakelaar, drukschakelaar, enz) die de beweging van de
poort sluit door een contact te openen. Alleen een volgende puls voor opening of sluiting zal de ingestelde cyclus
hervatten.
• Als er geen STOP-voorzieningen worden aangesloten, moet de ingang worden overbrugd.
• Om meerdere
STOP-voorzieningen te installeren moeten de rustcontacten in serie worden aangesloten.
4.3.4 Fotocellen opening
Klemmen 20-21” De status van deze ingang wordt gesignaleerd door middel van de led FTO. Op dit circuit moet een
willekeurige veiligheidsvoorziening worden aangesloten (fotocellen, veiligheidslijst, enz.) die een beveiligingseffect op
de openende beweging heeft door een contact te openen.
• Als er geen veiligheidsvoorzieningen worden aangesloten, moet de ingang worden overbrugd.
Om meerdere veiligheidsvoorzieningen te installeren moeten de rustcontacten in serie worden aangeslo
-
ten.
5. PLAATSING ONTVANGERKAART VOOR AFSTANDSBEDIENING
In de besturingsunit kan een 5-pins radio-ontvangstmodule worden ondergebracht. Om deze te installeren moet
de elektrische voeding worden afgekoppeld en moet de module worden aangebracht op de connector M5 in de
besturingsunit.
Om de ontvanger niet te beschadigen, waardoor de werking onherroepelijk zou worden aangetast, moet hij in
de richting worden geplaatst die wordt aangegeven in paragraaf 10 (aansluitschema).
Volg vervolgens de aanwijzingen van de radio-ontvanger op om de afstandsbediening in het geheugen op te slaan.
Na opslag in het geheugen werkt de afstandsbediening op dezelfde manier als elke ander bedieningselement op
de
START.
6. CONTROLELEDS
LED AAN UIT
POWER - voeding Netvoeding Geen voeding of batterijen
FCA – eindschakelaar opent Uitgeschakeld Ingeschakeld
FCC – eindschakelaar sluit Uitgeschakeld Ingeschakeld
CLOSE Ingeschakeld Uitgeschakeld
START Ingeschakeld Uitgeschakeld
FTC – veiligheid sluiting Uitgeschakeld Ingeschakeld
STP - stop Uitgeschakeld Ingeschakeld
FTO – veiligheid opening Uitgeschakeld Ingeschakeld
De condities van de leds bij gesloten automatisch systeem en gevoede besturingsunit zijn vet gedrukt.
35
NORMAL
RESET
NEDERLANDS
7. PROGRAMMERING
De programmering moet geschieden terwijl de besturingsunit gevoed wordt door het net, via de transformator;
het is niet mogelijk de programmering uit te voeren met alleen de bufferbatterijen. Dit waarborgt de juiste
programmering van alle tijden en functies van de besturingsunit.
De programmering van de werktijden, de tijden van de verlangzamingen en de elektronische koppeling geschieden
door zelfleren, de beweging van de vleugel zal in deze fase vertraagd zijn. Ga als volgt te werk:
1) Deblokkeer het automatische systeem, breng het ongeveer halverwege de opening en blokkeer het vervolgens
weer.
2) Geef de besturingsunit voeding (de voeding wordt gesignaleerd doordat de led POWER gaat branden).
3) Zet de schakelaar S2 op PROG, de waarschuwingslamp zal gaan branden met permanent licht, om aan te geven
dat de programmeerfase actief is.
4) Druk op de sleutelschakelaar die is verbonden met de START-klemmen of op de afstandsbediening, als deze al in het
geheugen is opgeslagen. De eerste manoeuvre die het automatische systeem uitvoert, moet een SLUITING zijn.
5) Als de poort een openende beweging maakt, de beweging van het automatische systeem moet worden stilgezet
door de RESET-pinnen te overbruggen met de speciale connector (Fig. 02). Zet, zodra de beweging is stilgezet, de
connector weer op de normale positie (Fig. 02).
6) Neem de voeding naar de besturingsunit weg, keer de polen
van de twee voedingskabels van de motor om, en herhaal
de handelingen vanaf punt 1.
7) Na het START-commando beweegt het automatische systeem
zich met een sluitende beweging, totdat de sluitingsaanslag
wordt bereikt of de eindschakelaar (als die aanwezig is).
8) Na ongeveer twee seconden start het automatische systeem
opnieuw met een openende beweging, totdat de opening-
saanslag wordt bereikt of de aanslag, als die aanwezig is.
9) De besturingseenheid begint de pauzetijd te tellen; als de
gewenste tijd verstreken is, moet nogmaals het START-com-
mando worden gegeven, het automatische systeem zal
helemaal sluiten.
10) Op dit punt is de programmeerfase voltooid; zet schakelaar
S2 op OFF, de waarschuwingslamp zal uitgaan.
8. VEILIGHEIDSZEKERINGEN
ZEKERING BESCHERMING ZEKERING BESCHERMING
F1=T10A250V – 5x20
Motor/Voeding
F2=F3.15/250V – 5x20
Logica / Uitgang accessoires
9. WERKINGSSCHEMA
Fotocellen
opening
Fotocellen
sluiting
Controlelampje /
Verlichting
Waarschuwingslamp
Verlichting
Dip-Switch
Connector voor
ontvanger
Voeding
voor
e
xterne
accessoire
s
Batterije
n
Ringtransformator
9
10
11
12
13
14
15
16
17
19
18
20
21
FTO
STP
FTC
STA
CLOSE
FCCFCA
M1
M2
M3
S2
OFF
PROG
OFF
ON
S1
CPU
RESET
VAC
FCA
FCC
COM1
LAMP
SP/LC
CLOSE
START
FTC
STOP
FTO
COM2
F2
POWER
M5
F1
1 2
3 4
5 6
7 8
VAC
+BAT
-BAT
+24
-24
CHM
APM
MOT
M
230/115 V~
50/60 Hz
Ontvanger
Fig. 02
36
1
NEDERLANDS
10. BEDRIJFSLOGICA’S EN INSTELLINGEN
Functie
Dip-switch
SW1 SW2 SW3 SW4 SW5 SW6 SW7 SW8
Elektronische koppeling
Maximale kracht, minimale gevoeligheid
ON
Minimale kracht, maximale gevoeligheid
OFF
Automatische sluiting
Ingeschakeld ON
Uitgeschakeld OFF
Verlangzaming op openingseindschakelaar
Ingeschakeld, vanaf de eindschakelaar naar voren
ON
Uitgeschakeld, onmiddellijke blokkering op de eindschakelaar
OFF
Werking voor gemeenschappelijke woonhuizen
Bij opening en pauze accepteert hij geen START
ON
Uitgeschakeld OFF
Werking START-commando
Opent – stop – sluit – stop – opent . …………
ON
Opent – sluit – opent – sluit . ………..
OFF
Verlangzamingstijd
3 seconden
ON
1,5 seconden
OFF
Selectie verlichting / controlelampje
Verlichting, gaat uit na 90 sec.
ON
Controlelampje, aan tijdens openen, pauze en sluiten
OFF
Selectie eindschakelaar
Beide eindschakelaars gemonteerd
ON
Zonder eindschakelaar of alleen openingseindschakelaar
OFF
11. BEVESTIGING KAART
De houder voor buiten is zo ingericht dat de centrale, de ringtransformator en eventuele
(Optionele) bufferbatterijen te herbergen.
Volg
de specifieke instructies om de ringtransformator en de kaarthouder te monte
-
ren.
Volg de volgende instructies om de elektronische kaart te monteren:
1.
Zet de bijgeleverde afstandsstukken (Fig. 03 ref.
a) op de zuiltjes die met de volgende
letters zijn aangegeven:
B-C-I-M-Q-F.
2. Bevestig de kaart met behulp van de bijgeleverde schroeven (Fig. 03 ref.
b).
De afstandsstukken die bij de letters C & I zijn geplaatst dienen enkel als steun
voor de kaart.
3.
Sluit de bekabeling aan volgens het aansluitschema (paragraaf 13).
4. Zie voor de plaatsing en de bekabeling van de batterijen-kit de bijbehorende
instructies.
Als de batterijen-kit wordt gebruikt is het VERPLICHT het voorgedrukte gat aan de
onderkant van de houder (Fig. 04 ref. a) open te maken, zoals vereist door de
geldende veiligheidsvoorschriften.
Fig. 03
Fig. 04
diverso del previsto.
7) No instalen el aparato en atmósfera explosiva: la presencia de gas o humos
inflamables constituye un grave peligro para la seguridad.
8) Los elementos constructivos mecánicos deben estar de acuerdo con lo estable-
cido en las Normas EN 12604 y EN 12605.
Para los países no pertenecientes a la CEE, además de las referencias normativas
nacionales, para obtener un nivel de seguridad adecuado, deben seguirse las
Normas arriba indicadas.
9) GENIUS no es responsable del incumplimiento de las buenas técnicas de fabri-
cación de los cierres que se han de motorizar, así como de las deformaciones
que pudieran intervenir en la utilización.
10) La instalación debe ser realizada de conformidad con las Normas EN 12453 y
EN 12445. El nivel de seguridad de la automación debe ser C+D.
11) Quiten la alimentación eléctrica y desconecten las baterías antes de efectuar
cualquier intervención en la instalación.
12) Coloquen en la red de alimentación de la automación un interruptor omnipolar
con distancia de apertura de los contactos igual o superior a 3 mm. Se aconseja
usar un magnetotérmico de 6A con interrupción omnipolar.
13) Comprueben que la instalación disponga línea arriba de un interruptor dife-
rencial con umbral de 0,03 A.
14) Verifiquen que la instalación de tierra esté correctamente realizada y conecten
las partes metálicas del cierre.
15) La automación dispone de un dispositivo de seguridad antiaplastamiento con-
stituido por un control de par. No obstante, es necesario comprobar el umbral de
intervención según lo previsto en las Normas indicadas en el punto 10.
16) Los dispositivos de seguridad (norma EN 12978) permiten proteger posibles
áreas de peligro de Riesgos mecánicos de movimiento, como por ej. aplasta-
miento, arrastre, corte.
17) Para cada equipo se aconseja usar por lo menos una señalización luminosa
así como un cartel de señalización adecuadamente fijado a la estructura del
bastidor, además de los dispositivos indicados en el “16”.
18) GENIUS declina toda responsabilidad relativa a la seguridad y al buen funcio-
namiento de la automación si se utilizan componentes de la instalación que no
sean de producción GENIUS.
19) Para el mantenimiento utilicen exclusivamente piezas originales GENIUS
20) No efectúen ninguna modificación en los componentes que forman parte del
sistema de automación.
21) El instalador debe proporcionar todas las informaciones relativas al funciona-
miento del sistema en caso de emergencia y entregar al usuario del equipo el
manual de advertencias que se adjunta al producto.
22) No permitan que niños o personas se detengan en proximidad del producto
durante su funcionamiento.
23) Mantengan lejos del alcance los niños los telemandos o cualquier otro emisor
de impulso, para evitar que la automación pueda ser accionada involunta-
riamente.
24) Sólo puede transitarse entre las hojas si la cancela está completamente
abierta.
25) El usuario no debe por ningún motivo intentar reparar o modificar el producto,
debe siempre dirigirse a personal cualificado.
26) Todo lo que no esté previsto expresamente en las presentes instrucciones debe
entenderse como no permitido
HINWEISE FÜR DEN INSTALLATIONSTECHNIKER
ALLGEMEINE SICHERHEITSVORSCHRIFTEN
1) ACHTUNG! Um die Sicherheit von Personen zu gewährleisten, sollte die Anleitung
aufmerksam befolgt werden. Eine falsche Installation oder ein fehlerhafter Betrieb
des Produktes können zu schwerwiegenden Personenschäden führen.
2) Bevor mit der Installation des Produktes begonnen wird, sollten die Anleitungen
aufmerksam gelesen werden.
3) Das Verpackungsmaterial (Kunststoff, Styropor, usw.) sollte nicht in Reichweite von
Kindern aufbewahrt werden, da es eine potentielle Gefahrenquelle darstellt.
4) Die Anleitung sollte aufbewahrt werden, um auch in Zukunft Bezug auf sie
nehmen zu können.
5) Dieses Produkt wurde ausschließlich für den in diesen Unterlagen angegebenen
Gebrauch entwickelt und hergestellt. Jeder andere Gebrauch, der nicht au-
sdrücklich angegeben ist, könnte die Unversehrtheit des Produktes beeinträchtigen
und/oder eine Gefahrenquelle darstellen.
6) Die Firma GENIUS lehnt jede Haftung für Schäden, die durch unsachgemäßen oder
nicht bestimmungsgemäßen Gebrauch der Automatik verursacht werden, ab.
7) Das Gerät sollte nicht in explosionsgefährdeten Umgebungen installiert werden:
das Vorhandensein von entflammbaren Gasen oder Rauch stellt ein schwerwie-
gendes Sicherheitsrisiko dar.
8) Die mechanischen Bauelemente müssen den Anforderungen der Normen EN
12604 und EN 12605 entsprechen.
Für Länder, die nicht der Europäischen Union angehören, sind für die Gewährleistung
eines entsprechenden Sicherheitsniveaus neben den nationalen gesetzlichen
Bezugsvorschriften die oben aufgeführten Normen zu beachten.
9) Die Firma GENIUS übernimmt keine Haftung im Falle von nicht fachgerechten
Ausführungen bei der Herstellung der anzutreibenden Schließvorrichtungen sowie
bei Deformationen, die eventuell beim Betrieb entstehen.
10) Die Installation m unter Beachtung der Normen EN 12453 und EN 12445
erfolgen. Die Sicherheitsstufe der Automatik sollte C+D sein.
11) Vor der Ausführung jeglicher Eingriffe auf der Anlage sind die elektrische Versor-
gung und die Batterie abzunehmen.
12) Auf dem Versorgungsnetz der Automatik ist ein omnipolarer Schalter mit Öf-
fnungsabstand der Kontakte von über oder gleich 3 mm einzubauen. Darüber
hinaus wird der Einsatz eines Magnetschutzschalters mit 6A mit omnipolarer
Abschaltung empfohlen.
13) Es sollte überprüft werden, ob vor der Anlage ein Differentialschalter mit einer
Auslöseschwelle von 0,03 A zwischengeschaltet ist.
14) Es sollte überprüft werden, ob die Erdungsanlage fachgerecht ausgeführt wurde.
Die Metallteile der Schließung sollten an diese Anlage angeschlossen werden.
15) Die Automation verfügt über eine eingebaute Sicherheitsvorrichtung für den
Quetschschutz, die aus einer Drehmomentkontrolle besteht. Es ist in jedem Falle
erforderlich, deren Eingriffsschwelle gemäß der Vorgaben der unter Punkt 10
angegebenen Vorschriften zu überprüfen.
16) Die Sicherheitsvorrichtungen (Norm EN 12978) ermöglichen den Schutz even-
tueller Gefahrenbereiche vor mechanischen Bewegungsrisiken, wie zum Beispiel
Quetschungen, Mitschleifen oder Schnittverletzungen.
17) Für jede Anlage wird der Einsatz von mindestens einem Leuchtsignal empfohlen
sowie eines Hinweisschildes, das über eine entsprechende Befestigung mit dem
Aufbau des Tors verbunden wird. Darüber hinaus sind die unter Punkt “16” erwähn-
ten Vorrichtungen einzusetzen.
18) Die Firma GENIUS lehnt jede Haftung hinsichtlich der Sicherheit und des störung-
sfreien Betriebs der Automatik ab, soweit Komponenten auf der Anlage eingesetzt
werden, die nicht im Hause GENIUS hergestellt wurden.
19) Bei der Instandhaltung sollten ausschließlich Originalteile der Firma GENIUS
verwendet werden.
20) Auf den Komponenten, die Teil des Automationssystems sind, sollten keine
Veränderungen vorgenommen werden.
21) Der Installateur sollte alle Informationen hinsichtlich des manuellen Betriebs des
Systems in Notfällen liefern und dem Betreiber der Anlage das Anleitungsbuch,
das dem Produkt beigelegt ist, übergeben.
22) Weder Kinder noch Erwachsene sollten sich während des Betriebs in der unmit-
telbaren Nähe der Automation aufhalten.
23) Die Funksteuerungen und alle anderen Impulsgeber sollten außerhalb der
Reichweite von Kindern aufbewahrt werden, um ein versehentliches Aktivieren
der Automation zu vermeiden.
24) Der Durchgang oder die Durchfahrt zwischen den Flügeln darf lediglich bei
vollständig geöffnetem Tor erfolgen.
25) Der Betreiber sollte keinerlei Reparaturen oder direkte Eingriffe auf der Automa-
tion ausführen, sondern sich hierfür ausschließlich an qualifiziertes Fachpersonal
wenden.
26) Alle Vorgehensweisen, die nicht ausdrücklich in der vorliegenden Anleitung
vorgesehen sind, sind nicht zulässig
WAARSCHUWINGEN VOOR DE INSTALLATEUR
ALGEMENE VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN
1) LET OP! Het is belangrijk voor de veiligheid dat deze hele instructie zorgvuldig
wordt opgevolgd. Een onjuiste installatie of foutief gebruik van het product kunnen
ernstig persoonlijk letsel veroorzaken.
2) Lees de instructies aandachtig door alvorens te beginnen met de installatie
van het product.
3) De verpakkingsmaterialen (plastic, polystyreen, enz.) mogen niet binnen het bereik
van kinderen worden gelaten, want zij vormen een mogelijke bron van gevaar.
4) Bewaar de instructies voor raadpleging in de toekomst.
5) Dit product is uitsluitend ontworpen en gebouwd voor het doel dat in deze
documentatie wordt aangegeven. Elk ander gebruik, dat niet uitdrukkelijk wordt
vermeld, zou het product kunnen beschadigen en/of een bron van gevaar
kunnen vormen.
6) GENIUS aanvaardt geen enkele aansprakelijkheid voor schade die ontstaat uit
oneigenlijk gebruik of ander gebruik dan waarvoor het automatische systeem
is bedoeld.
7) Installeer het apparaat niet in een explosiegevaarlijke omgeving: de aanwe-
zigheid van ontvlambare gassen of dampen vormt een ernstig gevaar voor
de veiligheid.
8) De mechanische bouwelementen moeten in overeenstemming zijn met de
bepalingen van de normen EN 12604 en EN 12605.
Voor niet-EEG landen moeten, om een goed veiligheidsniveau te bereiken,
behalve de nationale voorschriften ook de bovenstaande normen in acht
worden genomen.
9) GENIUS is niet aansprakelijk als de regels der goede techniek niet in acht genomen
zijn bij de bouw van het sluitwerk dat gemotoriseerd moet worden, noch voor
vervormingen die zouden kunnen ontstaan bij het gebruik.
10) De installatie dient te geschieden in overeenstemming met de normen EN
12453 en EN 12445. Het veiligheidsniveau van het automatische systeem moet
C+D zijn.
11) Alvorens ingrepen te gaan verrichten op de installatie moet de elektrische voe-
ding worden weggenomen en moeten de batterijen worden afgekoppeld.
12) Zorg op het voedingsnet van het automatische systeem voor een meerpolige
schakelaar met een opening tussen de contacten van 3 mm of meer. Het wordt
geadviseerd een magnetothermische schakelaar van 6A te gebruiken met
meerpolige onderbreking.
13) Controleer of er bovenstrooms van de installatie een differentieelschakelaar is
geplaatst met een limiet van 0,03 A.
14) Controleer of de aardingsinstallatie vakkundig is aangelegd en sluit er de metalen
delen van het sluitsysteem op aan.
15) Het automatische systeem beschikt over een intrinsieke beveiliging tegen ink-
lemming, bestaande uit een controle van het koppel. De inschakellimiet hiervan
dient echter te worden gecontroleerd volgens de bepalingen van de normen die
worden vermeld onder punt 10.
16) De veiligheidsvoorzieningen (norm EN 12978) maken het mogelijk eventuele ge-
vaarlijke gebieden te beschermen tegen Mechanische gevaren door beweging,
zoals bijvoorbeeld inklemming, meesleuren of amputatie.
17) Het wordt voor elke installatie geadviseerd minstens één lichtsignaal te gebruiken
alsook een waarschuwingsbord dat goed op de constructie van het hang- en
sluitwerk dient te worden bevestigd, afgezien nog van de voorzieningen die
genoemd zijn onder punt “16”.
18) GENIUS aanvaardt geen enkele aansprakelijkheid voor wat betreft de veiligheid
en de goede werking van het automatische systeem, als er in de installatie gebruik
gemaakt wordt van componenten die niet door GENIUS zijn geproduceerd.
19) Gebruik voor het onderhoud uitsluitend originele GENIUS-onderdelen.
20) Verricht geen wijzigingen op componenten die deel uitmaken van het auto-
matische systeem.
21) De installateur dient alle informatie te verstrekken over de handbediening van
het systeem in noodgevallen, en moet de gebruiker van de installatie het bij het
product geleverde boekje met aanwijzingen overhandigen.
22) Sta het niet toe dat kinderen of volwassenen zich ophouden in de buurt van
het product terwijl dit in werking is.
23) Houd radio-afstandsbedieningen of alle andere impulsgevers buiten het bereik
van kinderen, om te voorkomen dat het automatische systeem onopzettelijk kan
worden aangedreven.
24) Ga alleen tussen de vleugels door als het hek helemaal geopend is.
25) De gebruiker mag geen pogingen tot reparatie doen of directe ingrepen plegen,
en dient zich uitsluitend te wenden tot gekwalificeerd personeel.
26) Alles wat niet uitdrukkelijk in deze instructies wordt aangegeven, is niet
toegestaan
1/40