Documenttranscriptie
3-216-919-41 (1)
Digitale Spiegelreflexkamera
Bitte zuerst lesen
DE
Digitale spiegelreflexcamera
Lees dit eerst
Zusätzliche Informationen zu diesem
Produkt und Antworten zu häufig
gestellten Fragen können Sie auf unserer
Kundendienst-Website finden.
Extra informatie over deze camera en
antwoorden op veelgestelde vragen vindt
u op onze Customer Support-website voor
klantenondersteuning.
NL
DSLR-A700
Bedienungsanleitung
Bitte lesen Sie diese Anleitung und „Bedienungsanleitung/Störungsbehebung“
(getrennter Band) vor der Benutzung der Kamera aufmerksam durch, und bewahren Sie
sie zum späteren Nachschlagen auf.
Gebruiksaanwijzing
Gedruckt auf Papier mit 70% oder mehr Recyclinganteil
mit Druckfarbe auf Pflanzenölbasis ohne VOC (flüchtige
organische Bestandteile).
Lees deze gebruiksaanwijzing en "�����������������������������
Gebruiksaanwijzing/Problemen ����������
oplossen��
"�
(los boekje) zorgvuldig door vóórdat u de camera voor het eerst bedient, en
bewaar ze voor latere naslag.
Gedrukt op 70% of hoger kringlooppapier met VOC
(vluchtige organische verbinding)-vrije inkt op basis van
plantaardige olie.
Printed in Japan
© 2007 Sony Corporation
De bijgeleverde accessoires controleren
Het cijfer tussen haakjes geeft het aantal stuks aan.
• BC-VM10 Acculader (1)
• Videokabel (1)
• Netsnoer (1)
• Schouderriem met zoekerkapje en
afstandsbedieningsclip (1)
• Oplaadbare accu NP-FM500H (1)
• Lensvattingdop (1) (bevestigd op de camera)
• Draadloze afstandsbediening
(afstandsbediening) (1)
• Accessoireschoenafdekking (1) (bevestigd op
de camera)
• Oogschelp (1) (bevestigd op de camera)
• CD-ROM (toepassingssoftware voor α
camera) (1)
• USB-kabel (1)
• Gebruiksaanwijzing: "Lees dit eerst" (deze
gebruiksaanwijzing) (1)
• Gebruiksaanwijzing: "Gebruiksaanwijzing/
Problemen oplossen" (1)
NL
2
Structuur van de gebruiksaanwijzing
Deze gebruiksaanwijzing
Beschrijft het instellen en de basisbedieningen voor opnemen/weergeven met uw
camera.
Bereid de camera voor en neem eenvoudig beelden op.
De bijgeleverde accessoires controleren.................................................................... 2
1 De accu voorbereiden ............................................................................................. 4
2 De lens bevestigen .................................................................................................. 6
3 Een geheugenkaart plaatsen (niet bijgeleverd) ....................................................... 8
4 De camera inschakelen/de klok instellen.............................................................. 10
5 Beelden eenvoudig opnemen (Automatische instelfunctie) ................................. 12
Het aantal beelden dat kan worden opgenomen ............................................ 13
De camera vasthouden................................................................................... 13
De Super SteadyShot-functie......................................................................... 14
Scherpstellen.................................................................................................. 15
NL
De flitser gebruiken ....................................................................................... 16
Het diopter instellen....................................................................................... 17
6 Beelden weergeven/wissen................................................................................... 18
"Gebruiksaanwijzing/Problemen oplossen" (los
boekje)
Leer uw camera beter kennen
• Opnemen met uw favoriete instellingen t De opnamefuncties gebruiken
• Weergeven met uw favoriete instellingen t De weergavefuncties gebruiken
• Gebruik de diverse opname- en weergavefuncties op het menu t Het menu gebruiken
De camera aansluiten op een PC of printer
• Beelden naar een computer kopiëren om ze op diverse manieren te bewerken
t De camera met uw computer gebruiken
• Beelden afdrukken door uw camera rechtstreeks aan te sluiten op een printer
(alleen PictBridge-compatibele printers) t Beelden afdrukken
NL
3
De accu voorbereiden
1
Plaats de accu in de acculader.
Duw de accu erin totdat deze vastklikt.
2
Sluit het netsnoer aan.
Acculader
Netsnoer
3
CHARGE-lamp
Naar
stopcontact
Lampje aan: Opladen
Lampje uit: Klaar (normale lading)
Als u het opladen van de accu nog ongeveer één uur voortzet totdat deze volledig is
opgeladen (volledige lading), zal de levensduur van de accu iets langer worden.
• Sluit de acculader aan op een gemakkelijk bereikbaar stopcontact in de buurt.
• Zelfs als het CHARGE-lampje niet brandt, is de acculader niet losgekoppeld van de
wisselstroombronzolang de stekker ervan in het stopcontact zit. Als zich een probleem voordoet tijdens
het gebruik van de acculader, onderbreekt u de stroomvoorziening onmiddellijk door de stekker uit het
stopcontact te trekken.
• Als het opladen klaar is, trekt u de stekker van het netsnoer uit het stopcontact en haalt u de accu uit de
acculader.
• Vereiste tijd voor het opladen van een volledig lege accu (bijgeleverd) bij een temperatuur van 25°C. In
bepaalde omstandigheden kan het opladen langer duren.
4
Volledige lading
Normale lading
Ong. 235 min.
Ong. 175 min.
Plaats de opgeladen accu in de camera.
Open het accudeksel terwijl
u de hendel van het
accudeksel schuift.
NL
4
Vergrendelingshendel
Verschuif de
vergrendelingshendel met de
punt van de accu en stop de
accu helemaal in de camera.
Sluit het deksel.
Opmerking over de accu
Gebruik alleen een NP-FM500H-accu. De types NP-FM55H, NP-FM50 en NP-FM30 kunnen
niet worden gebruikt.
Gebruik van de netspanningsadapter/acculader
U kunt de camera aansluiten op een stopcontact met behulp van de netspanningsadapter/
acculader AC-VQ900AM (niet bijgeleverd). t "Gebruiksaanwijzing/Problemen oplossen"
(blz. 168)
De resterende acculading controleren
LCD-monitor
Verschuif de POWER-knop naar de stand ON en
controleer het niveau van de lading op de LCDmonitor. Het niveau wordt aangegeven door middel
van de percentages.
• Het weergegeven niveau zal in bepaalde
omstandigheden mogelijk niet correct zijn.
Accuniveau
"Accu leeg"
Hoog
Laag
U kunt geen foto's meer maken.
De accu verwijderen
Verschuif de vergrendelingshendel in de richting van de pijl. Wees voorzichtig dat de accu
niet valt. Controleer of de camera is uitgeschakeld voordat u de accu verwijdert.
Vergrendelingshendel
De camera in het buitenland gebruiken — Stroomvoorziening
U kunt de camera, de acculader en de netspanningsadapter/acculader AC-VQ900AM (niet
bijgeleverd) in elk land of gebied gebruiken met een stroomvoorziening van 100 V t/m 240 V
wisselstroom van 50/60 Hz. Gebruik indien nodig een in de handel verkrijgbare
stekkeradapter [a], afhankelijk van het type stopcontact [b].
• Gebruik geen elektronische transformator
(reistrafo), omdat hierdoor een storing kan
optreden.
NL
5
De lens bevestigen
1
Haal de lensvattingdop van de camera af en haal de lensdop
voor de achterkant van de lens af.
Lensvattingdop
Lensdop voor de achterkant van de lens
• Zorg dat u de binnenkant van de camera niet blootstelt aan stof of
waterdruppels.
Als er stof in de camera terecht komt, voer dan de [Reinigen] uit (t "Gebruiksaanwijzing/
Problemen oplossen" (blz. 126)) en borstel het stof weg met en in de handel verkrijgbare
blaasborstel.
2
Bevestig de lens.
Oranje indexmarkeringen
Lijn eerst de oranje uitlijnmarkeringen op
de lens en de camera op elkaar uit.
Draai vervolgens de lens
rechtsom tot deze met een klik
wordt vergrendeld.
• Bij het bevestigen van de lens, mag u de lensontgrendelingsknop niet indrukken.
• Oefen bij het bevestigen van de lens geen grote kracht uit.
• Als u opneemt zonder flits, adviseren wij u een zonnekap te gebruiken om te voorkomen dat
onnodig veel licht uw beelden beïnvloedt. Voor informatie over het bevestigen van de
zonnekap, raadpleegt u de gebruiksaanwijzing die bij de lens werd geleverd.
NL
6
De lens verwijderen
Druk de lensontgrendelingsknop helemaal in en draai de lens linksom tot aan de aanslag.
Lensontgrendelingsknop
• Nadat u de lens hebt verwijderd, plaatst u zo snel mogelijk de lensdop voor de achterkant van de lens en
bevestigt u de lensvattingdop op de camera (of bevestigt u een andere lens op de camera).
Voorkom bij het wisselen van de lenzen dat stof in de camera kan binnendringen!
Als stof of vuil in de camera binnendringt en op het oppervlak komt van de beeldsensor
(het onderdeel dat werkt als de film), kan dit afhankelijk van de opname-omstandigheden
zichtbaar zijn in het beeld.
De camera is uitgerust met een stofpreventiefunctie om te voorkomen dat stof op de
beeldsensor komt. Let echter goed op de volgende aandachtspunten wanneer u een lens
bevestigt of verwijdert.
• Verwissel de lenzen niet op een stoffige plaats.
• Als de camera niet wordt gebruikt, moet u altijd een lens of de lensvattingdop op de camera
bevestigen.
• Voordat u de lensvattingdop bevestigt, verwijdert u al het stof van de dop voordat u deze op de camera
bevestigt.
Als stof of vuil in de camera is binnengedrongen, selecteert u [Reinigen] in het menu
Setup en gebruikt u een in de handel verkrijgbaar blaasborsteltje om de beeldsensor schoon
te maken. t "Gebruiksaanwijzing/Problemen oplossen" (blz. 126)
NL
7
Een geheugenkaart plaatsen (niet
bijgeleverd)
Beschikbare geheugenkaarten voor de camera
CompactFlash/
Microdrive
"Memory Stick Duo"
U kunt een "Memory Stick Duo", CompactFlash-kaart (CF-kaart) of Microdrive gebruiken als
geheugenkaart.
• Alvorens een geheugenkaart te gebruiken, moet u deze formatteren met behulp van deze camera. Anders
is het mogelijk dat de kaart niet naar behoren werkt. t "Gebruiksaanwijzing/Problemen oplossen" (blz.
115)
• Voor meer informatie over de geheugenkaart t "Gebruiksaanwijzing/Problemen oplossen" (blz. 164)
Een geheugenkaart plaatsen
"Memory Stick Duo"
Aansluitingszijde
Steek een geheugenkaart volledig in de camera
tot deze op zijn plaats klikt.
Open de klep van het
geheugenkaart compartiment.
CompactFlash/Microdrive
Aansluitingszijde
Verkeerde richtingen
Aansluitingszijde
Voorkant
Sluit de klep.
Plaats een geheugenkaart met de
aansluitingszijde naar voren (de
aansluitingszijde heeft een aantal kleine
gaatjes).
Aansluitingszijde
• Zorg dat u uw vingers niet knelt wanneer u de klep openmaakt.
• Plaats de geheugenkaart recht door op het midden van de kaart te duwen. Duw niet tegen de hoeken van de
geheugenkaart.
• Let erop dat u de geheugenkaart in de juiste richting plaatst. Als u een geheugenkaart in de verkeerde
richting plaatst, kan dit storingen veroorzaken.
NL
8
Wanneer u opneemt met een "Memory Stick Duo"
Stel [Geheugenkaart] in op [Memory Stick] in het menu
procedure nadat u de camera hebt ingeschakeld.
Setup. Volg de onderstaande
Multi-selectieschakelaar
MENU-knop
1 Druk op MENU.
2 Instellen met de multi-selectieschakelaar.
Beweeg de multi-selectieschakelaar naar
rechts om [ ] t [2] te selecteren en druk
vervolgens op het midden.
Beweeg de multi-selectieschakelaar omhoog,
stel [Geheugenkaart] in op [Memory Stick] en
druk vervolgens op het midden.
3 Druk op MENU om het menu uit te schakelen.
De geheugenkaart verwijderen
1 Open de klep van het geheugenkaart compartiment.
2 "Memory Stick Duo":
Duw eenmaal op de "Memory Stick Duo".
CompactFlash/Microdrive:
Duw de uitwerphendel van de CF-kaart omlaag.
• De geheugenkaart kan kort na gebruik heet zijn. Wees
voorzichtig als u de kaart vastpakt.
Uitwerphendel van de
CF-kaart
Toegangslampje
Wanneer het toegangslampje brandt
Verwijder de geheugenkaart of de accu nooit, of schakel
de voeding nooit uit. De gegevens kunnen beschadigd
worden.
CompactFlash/Microdrive
We hebben de bediening getest, maar kunnen de juiste werking van alle CF-kaarten/
Microdrives niet garanderen.
• De Microdrive is een compacte en lichtgewicht vaste schijf die voldoet aan de CompactFlash Type IInormen. Voor meer informatie over de CompactFlash/Microdrive t "Gebruiksaanwijzing/Problemen
oplossen" (blz. 165)
NL
9
De camera inschakelen/de klok
instellen
2
De klok instellen met de multiselectieschakelaar.
De richting waarin de multi-selectieschakelaar wordt
verplaatst, wordt uitgedrukt als v/V/b/B.
v: Omhoog verplaatsen
V: Omlaag verplaatsen
b: Naar links verplaatsen
B: Naar rechts verplaatsen
1
Stel de POWERschakelaar in
op ON door
deze in de
richting van de
pijl te schuiven.
1
Druk op het
midden om de
actie uit te
voeren.
Controleer of [OK] is geselecteerd en druk vervolgens
op het midden van multi-selectieschakelaar.
• Als u de klok later wilt
instellen, selecteert u
[Annuleren] met V en drukt u
op het midden van de multiselectieschakelaar.
2
Selecteer elk item met b/B en stel de numerieke
waarde in met v/V.
3
Herhaal stap 2 om andere items in te stellen.
• [JJJJ/MM/DD] geeft de volgorde aan van het jaar, de maand
en de dag. U kunt deze volgorde veranderen met v/V.
4
5
Druk op het midden van multi-selectieschakelaar.
Nadat u hebt gecontroleerd of [OK] is geselecteerd,
drukt u op het midden van de multiselectieschakelaar.
• Druk op MENU om te annuleren.
NL
10
De datum en tijd veranderen
Raadpleeg de "Gebruiksaanwijzing/Problemen oplossen" (blz. 122).
Selecteer [Datum/tijd inst] in het menu
Setup en voer de procedure uit in stap 2-2 tot -5.
Na het inschakelen
Tenzij u de klok hebt ingesteld, wordt "Datum en tijd instellen?" telkens weergegeven
wanneer de camera wordt ingeschakeld.
De camera uitschakelen
Stel de POWER-schakelaar in op OFF door deze in de richting van de pijl te schuiven.
Bevestig de lenskap. Nadat u de lens hebt verwijderd, bevestigt u eerst de lensvattingdop op
de camera voordat u deze opbergt.
Energiebesparing (de camera wordt bijna uitgeschakeld als deze niet wordt bediend)
Als de camera gedurende ongeveer vijf seconden niet wordt bediend, gaat de opnamestandindicator op de LCD-monitor uit. Als de camera gedurende ongeveer drie minuten niet wordt
bediend, wordt de camera in de spaarstand gezet en bijna uitgeschakeld (Energiebesparing).
Om de energiebesparing te annuleren, bedient u de camera door bijvoorbeeld de ontspanknop
tot halverwege in te drukken.
• U kunt de tijdsduur veranderen die moet verstrijken voordat de functie wordt geactiveerd (de
standaardinstellingen zijn [5 sec.]/[3 min.]). t "Gebruiksaanwijzing/Problemen oplossen" (blz. 120)
De taalinstelling veranderen
U kunt de meldingen op het scherm in een gekozen taal laten afbeelden. Volg de onderstaande
procedure om de taalinstelling te veranderen.
1 Druk op MENU om het menu af te beelden.
2 Selecteer [
] t [1] met b/B op de multi-selectieschakelaar.
3 Selecteer [
Taal] met v/V op de multi-selectieschakelaar en druk vervolgens op het
midden van de multi-selectieschakelaar.
4 Selecteer de gewenste taal met v/V op de multi-selectieschakelaar en druk vervolgens op
het midden van de multi-selectieschakelaar.
NL
11
Beelden eenvoudig opnemen
(Automatische instelfunctie)
In de automatische instelstand worden de hoofdfuncties van de camera automatisch ingesteld.
In deze stand kunt u gemakkelijk foto's maken, waarbij u wel geheel afhankelijk bent van de
camera. U kunt echter alle instellingen veranderen.
1
Zet de functiekeuzeknop in
de stand AUTO.
Handgreep
2
Houd de handgreep vast en
kijk in de zoeker.
Het onderwerp op het kruispunt van
(de
11 sensoren van het scherpstelveld) wordt
scherpgesteld.
3
4
Bij gebruik van een
zoomlens, draait u de
zoomring en bepaalt u het
beeld.
Neem op met de ontspanknop.
Druk de ontspanknop tot
halverwege in om scherp te stellen.
Druk de ontspanknop helemaal in om het
beeld op te nemen.
Het sluitergeluid is hoorbaar.
Scherpstellingsindicator
(Geeft de status aan van de automatische
scherpstelling (blz. 15).)
Sensor gebruikt voor scherpstelling
(Licht kortstondig rood op om het scherpstelpunt
aan te geven.)
• Het beeld wordt pas op de LCD-monitor weergegeven nadat het opnemen klaar is. Gebruik de
zoeker om het beeld te volgen.
• Na het opnemen wordt het opgenomen beeld gedurende twee seconden weergegeven op de LCDmonitor. U kunt de weergaveduur veranderen. t "Gebruiksaanwijzing/Problemen oplossen" (blz.
111)
• Terwijl het beeld wordt opgenomen, brandt het toegangslampje. Terwijl dit lampje brandt, mag u de
geheugenkaart niet verwijderen of de camera uitschakelen.
NL
12
Het aantal beelden dat kan worden opgenomen
Nadat u een geheugenkaart in de camera hebt geplaatst en de POWERschakelaar hebt ingesteld op ON, wordt het aantal beelden dat kan
worden opgenomen (als u blijft opnemen met de huidige instellingen)
afgebeeld op de LCD-monitor.
Voor een beschrijving van de onderdelen op de LCD-monitor
t "Gebruiksaanwijzing/Problemen oplossen" (blz. 17)
• Het aantal beelden dat kan worden opgenomen op een geheugenkaart, verschilt afhankelijk van de
capaciteit van de geheugenkaart, de instelling van het beeldformaat en de instelling van de beeldkwaliteit.
t "Gebruiksaanwijzing/Problemen oplossen" (blz. 21)
• Als "0" geel knippert, is de geheugenkaart vol. Vervang de geheugenkaart door een andere of wis beelden
op de huidige geheugenkaart (blz. 8, 18).
• Aangezien de gegevenshoeveelheid van ieder beeld verschillend is, is het mogelijk dat het resterende
aantal beelden dat kan worden opgenomen, niet verandert nadat een beeld is opgenomen.
De camera vasthouden
Houd de camera stabiel vast om wazige beelden als gevolg van het bewegen van de camera te
voorkomen. Het is bovendien raadzaam de Super SteadyShot-functie in te schakelen (blz. 14).
• Houd de camera stevig vast in uw rechterhand, houd uw ellebogen tegen uw lichaam en ondersteun de
lens met de palm van uw linkerhand.
• Plaats één voet naar voren om uw bovenlichaam te stabiliseren. Door tegen een muur te leunen of met uw
elleboog op een tafel te steunen staat u ook stabieler.
• Als u opneemt zonder flits en met weinig licht, in de macrofunctie, of met een telelens, kunnen zich
camerabewegingen voordoen die niet door de camera kunnen worden gecompenseerd. In dergelijke
gevallen, schakelt u de Super SteadyShot-functie uit en gebruikt u iets om de camera te stabiliseren, zoals
een statief.
NL
13
De Super SteadyShot-functie
1 Zorg ervoor dat de
activeren.
(Super SteadyShot)-schakelaar is ingesteld op ON om de functie te
2 Druk de ontspanknop tot halverwege in en druk deze daarna helemaal in.
(camerabeweging)indicator
(Super
SteadyShot)schakelaar
Super
SteadyShotschaalverdeling
Super SteadyShot-schaalverdeling
Deze schaalverdeling wordt altijd weergegeven wanneer de Super SteadyShot-functie wordt
ingeschakeld. Een hoger niveau op de schaalverdeling (van één tot vijf) betekent sterkere
camerabewegingen.
Als de Super SteadyShot-functie is uitgeschakeld, wordt de schaalverdeling niet afgebeeld.
(camerabeweging)-indicator
Deze indicator knippert ongeacht de status van de Super SteadyShot-functie. Hiermee wordt
aangegeven dat de kans op camerabewegingen aanwezig is, berekend aan de hand van de
sluitertijd en de brandpuntsafstand. Als de indicator knippert, verlaagt u de kans op
camerabewegingen door de
(Super SteadyShot)-schakelaar in de stand ON te zetten of
door de ingebouwde flitser of een statief te gebruiken.
• Het is mogelijk dat de Super SteadyShot-functie niet optimaal werkt wanneer de camera nog maar net is
ingeschakeld, wanneer het onderwerp zich nog maar net binnen het kader bevindt, of wanneer de
ontspanknop helemaal is ingedrukt zonder halverwege te stoppen. Wacht totdat het aangegeven niveau
van de Super SteadyShot-schaalverdeling omlaag gaat en druk de ontspanknop vervolgens langzaam in.
• Omdat de Super SteadyShot-functie in de volgende gevallen minder effectief is, moet u de camera op een
statief monteren.
– Een opname maken van een onderwerp dat zeer dichtbij is.
– Een opname maken van een bewegend onderwerp.
– Opnemen met sluitertijden van ¼ seconden of langer, wat doorgaans wordt gebruikt bij nachtopnamen.
• Schakel bij gebruik van een statief de Super SteadyShot-functie uit, aangezien deze niet effectief zal zijn.
• Deze Super SteadyShot-functie kan het effect van camerabewegingen verminderen gelijkwaardig aan
ongeveer 2,5 tot 4 stapjes van de sluitertijd.
NL
14
Scherpstellen
Binnen het scherpstelveld zijn er 11 sensoren om de scherpstelling op het onderwerp te
vergrendelen.
Als u de ontspanknop tot halverwege indrukt, licht de sensor in het scherpstelveld kortstondig
rood op om aan te geven waarop wordt scherpgesteld.
Scherpstelveld
Sensor scherpstelveld
Scherpstellingsindicator
Scherpstellingsindicator
Wanneer u de handgreep vasthoudt en in de zoeker kijkt of de ontspanknop tot halverwege
indrukt, wordt de automatische scherpstelling geactiveerd. De scherpstellingsindicator in de
zoeker geeft de status aan van de automatische scherpstelling.
Scherpstellingsindicator
Status
z brandt
Scherpstelling vergrendeld. Klaar om op te nemen.
brandt
Scherpstelling is bevestigd. Het scherpstelpunt beweegt doordat het een bewegend
onderwerp volgt. Klaar om op te nemen.
brandt
Nog bezig met scherpstellen. U kunt de ontspanknop niet loslaten.
z knippert
Kan niet scherpstellen. De sluiter is vergrendeld.
• Als het onderwerp dichterbij is dan de minimale opnameafstand van de gebruikte
lens, kan de scherpstelling niet worden bevestigd. Zorg voor voldoende afstand
tussen het onderwerp en de lens op de camera.
• U kunt de sluiter handmatig ontspannen, zelfs als de indicator knippert.
t "Gebruiksaanwijzing/Problemen oplossen" (blz. 101)
NL
15
De flitser gebruiken
Trek de ingebouwde flitser met de hand omhoog. Wanneer
de flitser is omhooggetrokken, activeert de camera de
flitser als de hoeveelheid licht niet volstaat in de
automatische aanpassingsfunctie (AUTO).
Duw de flitser met de hand omlaag als u deze niet gebruikt.
• Houd de camera niet vast bij de flitserzender.
• Als u er zeker van wilt zijn dat de flitser altijd afgaat, stelt u de flitserfunctie in op
t "Gebruiksaanwijzing/Problemen oplossen" (blz. 72)
(Vulflits).
Flitserindicators in de zoeker
knippert: De flitser wordt opgeladen. Als de indicator knippert, kunt u de sluiter niet
ontspannen.
brandt: De flitser is opgeladen en klaar voor gebruik.
Het flitserbereik
Diafragma
Het flitserbereik is afhankelijk van de instelling van de
diafragmawaarde en de ISO-gevoeligheid. De onderstaande tabel
geeft bij benadering het flitserbereik aan wanneer de ISOgevoeligheid is ingesteld op [AUTO] in de automatische
aanpassingsfunctie (AUTO).
ISO-gevoeligheid t "Gebruiksaanwijzing/Problemen oplossen"
(blz. 63)
• De ingebouwde flitser is bedoeld om te worden gebruikt met lenzen die een
brandpuntsafstand van 16 mm of langer hebben.
NL
16
Diafragma
Flitserbereik
F2,8
2 - 12 m
F4
1,4 - 8,6 m
F5,6
1-6m
Opmerkingen over het gebruik van de ingebouwde flitser
Als u opneemt met gebruik van de ingebouwde flitser, kan de lens het flitslicht blokkeren
waardoor een schaduw wordt geworpen op het onderste deel van het beeld. Let goed op het
volgende:
• Neem het onderwerp op vanaf een afstand van 1 meter of meer.
• Verwijder de zonnekap.
Het diopter instellen
Diopter-instelwiel
Oogschelp
Stel het diopter af op uw gezichtsvermogen door het diopter-instelwiel te draaien totdat de
indicators in de zoeker scherp te zien zijn.
• Draai het instelwiel naar + als u verziend bent en naar – als u bijziend bent. De richting aangegeven op het
instelwiel is zichtbaar nadat de oogschelp is verwijderd. t "Gebruiksaanwijzing/Problemen oplossen"
(blz. 41)
• Als u de camera op het licht richt, kunt u het diopter gemakkelijk instellen.
NL
17
Beelden weergeven/wissen
Beelden weergeven
1
2
Druk op
(Weergave).
Selecteer een beeld met b/B
op de multi-selectieschakelaar.
• U kunt eenvoudig het volgende/vorige beeld
weergeven door het instelwiel voor of achter te draaien.
Instelwiel voor
Instelwiel achter
(Vergroten)-knop
(Index)-knop
DISP (Beeld)-knop
(Wissen)-knop
Terugkeren naar de opnamestand
• Druk opnieuw op
(Weergave).
• Druk de ontspanknop tot halverwege in.
Beelden wissen
1 Geef het beeld weer dat u wilt wissen en druk op
(Wissen).
2 Selecteer [Wissen] met v en druk vervolgens op het midden van multi-selectieschakelaar.
Het wissen annuleren
Selecteer [Annuleren] en druk vervolgens op het
midden van multi-selectieschakelaar.
NL
18
Tijdens het weergeven van beelden, kunt u gebruik maken van de volgende functies.
• Het beeld op het scherm schakelen met de DISP (Weergave)-knop.
• Een lijst van de beelden weergeven op het indexscherm met de
(Index)-knop.
• Beelden vergroten met de
(Vergroten)-knop.
t "Gebruiksaanwijzing/Problemen oplossen" (blz. 82, 83, 85)
NL
19