Atag KD60122AUU/A03 Gebruikershandleiding

Type
Gebruikershandleiding
4
BESCHRIJVING VAN HET APPARAAT
A) Koelvak
(voor het bewaren van verse levensmiddelen)
1.
Schappen (gedeeltelijk in hoogte verstelbaar)
2.
Groente- en fruitladen
3.
Binnendeur koelkast met:
(indien bijgeleverd)
a. Verstelbare vakken
b. Bovenste deurvak
c. Onderste deurvak
4.
Lade (uitschuifbaar) (indien bijgeleverd)
5.
Dooiwater afvoer
6.
Typeplaatje
B) Vriesvak (indien bijgeleverd)
(gekenmerkt door het symbool
voor het bewaren van verse levensmiddelen en
diepvriesproducten en het maken van ijsblokjes)
7.
Rooster (niet op de afbeelding weergegeven,
indien leverbaar)
8.
Invrieszone
9.
IJsbakjes
C) Bedieningen
BEDIENINGEN
A.
Thermostaatknop
B.
Lichtknop
D.
Referentieteken thermostaatstand
E.
Gloeilampje/Ledlampje
5
GEBRUIK VAN HET KOELVAK
Dit apparaat is een koelkast met een vriesvak met
sterren.
Of is een koelkast met een vriesvak met sterren.
omgevingstemperatuur tussen +10 °C en +38 °C ligt.
Het apparaat levert optimale prestaties als de
Ingebruikneming van het apparaat
Als de stekker van het apparaat in het stopcontact gestoken is, en de
thermostaat
(1)
niet op het symbool
staat, brandt de
binnenverlichting telkens wanneer de deur geopend wordt.
Nadat de temperatuur is ingesteld zoals beschreven in het
volgende hoofdstuk – is het apparaat gebruiksklaar.
Temperatuurinstelling
- Als u de temperatuur in het vak wilt wijzigen, draait u de
thermostaatknop:
op de lagere cijfers
1-2/MIN
wanneer u wilt dat de
temperatuur in het vak
MINDER KOUD
is;
op de middencijfers
3-4/MED
voor een
GEMIDDELD LAGE
temperatuur;
op de hogere cijfers
5-7/MAX
voor een
LAGERE
temperatuur.
Thermostaat op
: de functies van het apparaat en de verlichting
worden onderbroken.
Opmerking
:
De omgevingstemperatuur, de frequentie waarmee de deur
wordt geopend en de plaats van het apparaat kunnen van invloed
zijn op de binnentemperatuur van de koelkast. De
thermostaatstand moet op grond van deze factoren worden
aangepast.
Belangrijk
De instelling van de thermostaat
(1)
is afhankelijk van de plaats
waar het apparaat geïnstalleerd is, van de temperatuur van het
vertrek en de frequentie waarmee de deur geopend wordt.
Bewaren van levensmiddelen in het koelvak:
Plaats de levensmiddelen zoals in de afbeelding hiernaast:
1.
Gekookte levensmiddelen
2.
Zuivel, conserven, kaas, boter
3.
Vis, vlees
4.
Vleeswaren
5.
Fruit, groente, salades
6.
Kleine conserven, eieren
7.
Tubes, kleine conserven
8.
Kleine flessen
9.
Flessen
Opmerking
:
De levensmiddelen moeten worden afgedekt om te
voorkomen dat ze uitdrogen.
Warme gerechten moeten eerst afkoelen, voordat ze
in de koelkast gezet mogen worden.
Zorg ervoor dat de lucht goed kan circuleren tussen de
levensmiddelen.
Het koelvak wordt geheel automatisch ontdooid.
6
GEBRUIK VAN HET VRIESVAK
Alleen voor apparaten met of met :
Als het vriesvak heeft, kunnen er reeds
ingevroren levensmiddelen in worden bewaard.
Als het vriesvak heeft, kunnen de
levensmiddelen er maandenlang in bewaard
worden en kunnen bovendien verse
levensmiddelen worden ingevroren. Op het
typeplaatje (zie paragraaf “Beschrijving
van het apparaat, ref. 6) wordt vermeld hoeveel
verse levensmiddelen uitgedrukt in kilogram kan
worden ingevroren in 24 uur.
Invriezen van levensmiddelen
Zet de thermostaat
(1)
op de stand
3-4
.
Leg de in te vriezen levensmiddelen in het midden van het
vriesvak met .
Bevroren levensmiddelen mogen niet in contact komen
met in te vriezen levensmiddelen (houd een afstand van
ongeveer 20 mm).
Zet de thermostaat
(1)
na 24 uur weer op de normale
stand.
Belangrijk:
Verpak levensmiddelen in:
aluminiumfolie, plastic folie, waterdichte plastic
verpakking, polyethyleen bakjes met deksel,
diepvriesbakken.
Bij de aankoop van diepvriesproducten moet u op de
volgende punten letten:
De v
erpakking moet onbeschadigd zijn, omdat
het product anders kan b
ederven. Als een pakje bol staat
of als er vochtplekken op zitten, is het niet onder optimale
omstandigheden bewaard en kan het al gedeeltelijk zijn
ontdooid.
De diepvriesproducten moeten in isolerende tassen
worden vervoerd.
De diepvriesproducten moeten als laatste worden
gekocht.
Zet de diepvriesproducten bij thuiskomst meteen in het
vriesvak.
De gedeeltelijk ontdooide diepvriesproducten mogen niet
opnieuw worden ingevroren, maar moeten binnen 24 uur
worden geconsumeerd.
Variaties in temperatuur moeten worden vermeden of tot
een minimum worden beperkt.
De uiterste houdbaarheidsdatum op de verpakking moet
worden gerespecteerd.
De instructies op de verpakking voor het conserveren van
diepvriesproducten moeten altijd worden opgevolgd.
IJsblokjes maken
Vul het ijsbakje
(9)
voor 3/4 met water en zet het op de
bodem van
het vriesvak.
Gebruik
de handgreep van een lepel om de bakjes die zich
aan het vak hebben vastgehecht los te maken.
Gebruik geen puntige of scherpe voorwerpen.
7
HET APPARAAT ONTDOOIEN EN REINIGEN
Haal eerst de stekker uit het stopcontact, voordat u
onderhoud pleegt op het apparaat of het gaat
schoonmaken. Wij raden u aan het vriesvak te
ontdooien wanneer de ijsvorming op de wanden 3
millimeter dik is geworden.
Haal de levensmiddelen uit het vriesvak met of
en draai de thermostaat op
.
Wikkel de diepvriesproducten strak tegen elkaar in
kranten (of in een deken) en zet ze op een koele plaats.
Reinig het vriesvak met een vochtige spons met lauw
water en/of een neutraal schoonmaakmiddel.
Spoel en droog zorgvuldig.
Het koelvak wordt automatisch ontdooid.
Reinig de binnenkant van de afvoeropening regelmatig
voor een constante en correcte afvoer van het dooiwater.
Sluit het apparaat na de reiniging weer aan op het
elektriciteitsnet.
Gebruik geen schuurmiddelen.
Als u de vriezer langere tijd niet gebruikt.
Maak de vakken leeg.
Haal de stekker van het apparaat uit het stopcontact.
Ontdooi het apparaat en reinig de binnenwanden.
Laat de deur open om te voorkomen dat er onaangename
geuren ontstaan.
8
STORINGEN OPSPOREN
Als u de volgende geluiden hoort
...werkt het apparaat optimaal
1. De temperatuur in de vakken is te hoog.
• Verhinderen de voedingsmiddelen een correcte sluiting
van de deuren?
• Staat de thermostaat op de goede stand?
• Wordt de luchtcirculatie gehinderd?
2. De temperatuur in het koelvak is te laag.
• Staat de thermostaat op de goede stand?
3. Het apparaat maakt te veel geluid.
• Is het apparaat correct geïnstalleerd?
• Raken de buizen aan de achterkant elkaar of trillen ze?
• Het is normaal dat u geluid hoort van de
koelvloeistof die circuleert.
4. Het apparaat werkt niet?
• Is de stroom uitgevallen?
• Zit de stekker goed in het stopcontact?
• Is de tweepolige netschakelaar ingeschakeld?
• Werken de beveiligingen van de elektrische installatie
van uw woning correct?
• Is de voedingskabel beschadigd?
5. Er staat water op de bodem van het koelvak.
• Staat de thermostaat in de goede stand?
• Is de afvoer van het dooiwater misschien verstopt?
6. De binnenverlichting werkt niet.
y Controleer
eerst punt 4, en vervolgens:
• Koppel het apparaat los van het elektriciteitsnet,
controleer het lampje en vervang het zo nodig door een
nieuw exemplaar:
- een gewoon lampje
(max 25W)
of
- een ledlampje
(met dezelfde kenmerken),
alleen verkrijgbaar bij de Klantenservice
• Verwijdering lampje: Schroef het tegen de klok in los,
zoals op de afbeelding
y
9
KLANTENSERVICE
Voordat u contact opneemt met de
Klantenservice:
1.
Ga na of u de storingen niet zelf kunt verhelpen (zie
“Storingen opsporen”).
2.
Schakel het apparaat opnieuw in om te zien of het
ongemak is verholpen. Als dit niet het geval is,
schakel het apparaat dan opnieuw uit en herhaal de
handeling na een uur.
3.
Als ook dat niet helpt, wend u dan tot onze
Klantenservice.
Vermeld de volgende gegevens:
de aard van de storing,
het model,
het servicenummer (nummer achter het woord
SERVICE op het typeplaatje binnenin het apparaat),
uw volledige adres en
uw telefoonnummer.
Opmerking:
Het verwijderen van de deur van het apparaat
door onze Klantenservice wordt niet
beschouwd als een ingreep die onder de
garantie valt.
INSTALLATIE
Installeer het apparaat niet in de buurt van warmtebronnen.
Installatie in een warme omgeving, rechtstreekse
blootstelling aan de zon of opstelling van het apparaat in de
buurt van een warmtebron (kachel, fornuis) verhogen het
stroomverbruik en dienen te worden vermeden.
Indien dit niet mogelijk is, moeten de volgende
minimumafstanden worden aangehouden:
3 cm vanaf elektrische fornuizen.
Installeer het apparaat op een droge en goed
geventileerde plaats.
Reinig de binnenkant (zie hoofdstuk “Het apparaat
ontdooien en reinigen”).
Breng de accessoires aan.
Controleer de afdichting van de deur, in het bijzonder na
montage of eventuele omkering van de opening van de
deur.
Elektrische aansluiting
Controleer of de spanning op het typeplaatje
overeenstemt met de netspanning in uw woning.
De
aarding van het apparaat is wettelijk verplicht. De
fabri
kant aanvaardt geen enkele aansprakelijkheid voor
eventueel persoonlijk letsel of schade aan voorwerpen, die
te wijten zijn aan het niet in acht nemen van deze
voorschriften.
Als de stekker en het stopcontact niet van hetzelfde type
zijn, laat het stopcontact dan vervangen door een
gekwalificeerd technicus.
Gebruik geen adapters, meervoudige stopcontacten of
verlengsnoeren.
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6

Atag KD60122AUU/A03 Gebruikershandleiding

Type
Gebruikershandleiding