KTM 125 Duke DE 2011 de handleiding

Type
de handleiding

Deze handleiding is ook geschikt voor

BEDIENINGSHANDLEIDING 2011
125 Duke EU
Artikelnr. 3211668nl
BESTE KTM KLANT 1
BESTE KTMKLANT
We wensen u veel geluk met uw keuze voor een KTM motorfiets. U bent nu in het bezit van een moderne sportieve motorfiets en we zijn er
zeker van dat u er veel plezier mee zult beleven, mits u de motorfiets goed onderhoudt.
We wensen u veel rijplezier!
Vul hieronder het serienummer van uw voertuig in.
Chassisnummer/typeplaatje ( pag. 16) Stempel dealer
Motornummer ( pag. 16)
Sleutelnummer ( pag. 17)
De bedieningshandleiding komt op het tijdstip dat deze ter perse gaat overeen met de nieuwste stand van het model. Kleine afwijkingen
die het resultaat zijn van een constructieve ontwikkeling kunnen echter niet worden uitgesloten.
Alle hier genoemde gegevens zijn vrijblijvend. De KTM-Sportmotorcycle AG houdt zich het recht voor technische gegevens, prijzen, kleu-
ren, vormen, materialen, dienst- en serviceverlening, constructies, uitrustingen en dergelijke zonder voorafgaande aankondiging en zonder
opgave van redenen te wijzigen resp. zonder vergoeding te annuleren, deze aan te passen aan de plaatselijke situatie of de productie van
een bepaald model zonder voorafgaande aankondiging te beëindigen. KTM is niet aansprakelijk voor leveringsmogelijkheden, afwijkingen
van afbeeldingen en beschrijvingen, drukfouten en vergissingen. De afgebeelde modellen zijn voor een deel voorzien van speciale uitrustin-
gen die niet standaard bij de leveromvang horen.
© 2011 KTM-Sportmotorcycle AG, Mattighofen Oostenrijk
Alle rechten voorbehouden
Reproductie, ook gedeeltelijk, is alleen geoorloofd met schriftelijke toestemming van de schrijver.
BESTE KTM KLANT 2
ISO 9001(12 100 6061)
KTM past processen voor kwaliteitsbewaking toe, zoals bedoeld in de internationale norm voor kwaliteitsmanagement ISO
9001, die tot een zo hoog mogelijke productkwaliteit leiden.
Afgegeven door: TÜV Management Service
KTM-Sportmotorcycle AG
5230 Mattighofen, Oostenrijk
INHOUDSOPGAVE 3
INHOUDSOPGAVE
SYMBOLEN EN FORMATERINGEN .......................................... 6
BELANGRIJKE AANWIJZINGEN............................................... 7
AFBEELDING VOERTUIG ...................................................... 12
Afbeelding voertuig linksvoor (symbolische weergave)........... 12
Afbeelding voertuig rechtsachter (symbolische weergave) ..... 14
SERIENUMMERS................................................................. 16
Chassisnummer/typeplaatje ............................................... 16
Motornummer .................................................................. 16
Sleutelnummer ................................................................ 17
BEDIENINGSELEMENTEN.................................................... 18
Koppelingshendel............................................................. 18
Remhendel ...................................................................... 18
Gashendel ....................................................................... 19
Lichtschakelaar................................................................ 19
Seinlichtschakelaar .......................................................... 20
Richtingaanwijzerschakelaar.............................................. 20
Claxonknop...................................................................... 21
Noodstopschakelaar.......................................................... 21
E-starterknop ................................................................... 22
Contact-/stuurslot ............................................................. 22
Gecombineerd instrument - overzicht ................................. 23
Gecombineerd instrument - activering en test...................... 24
Gecombineerd instrument - functietoetsen.......................... 25
Gecombineerd instrument - controlelampjes........................ 26
Gecombineerd instrument - display .................................... 27
Gecombineerd instrument - vulpeilindicatie in
brandstoftank................................................................... 28
Gecombineerd instrument - weergave TRIP F ...................... 29
Gecombineerd instrument - temperatuurindicatie
koelmiddel....................................................................... 30
Gecombineerd instrument - informatiedisplay...................... 31
Gecombineerd instrument - waarschuwingen....................... 32
Menu rijtijd/gemiddelde snelheid ....................................... 34
Menu gemiddelde snelheid/service ..................................... 35
Menu service/rijtijd........................................................... 35
Menu totaal traject ODO.................................................... 36
Menu traject 1 TRIP 1 ...................................................... 37
Menu traject 2 TRIP 2 ...................................................... 37
Kilometer of mijl instellen ................................................ 38
Tijd instellen ................................................................... 39
Schakeltoerental RPM 1 instellen ...................................... 39
Schakeltoerental RPM 2 instellen ...................................... 40
Tankdop openen............................................................... 41
Tankdop sluiten ............................................................... 42
Zadelslot ......................................................................... 43
Boordgereedschap ............................................................ 43
Grepen ............................................................................ 44
Voetsteunen bijrijder......................................................... 44
Versnellingshendel............................................................ 45
Rempedaal ...................................................................... 46
Zijstandaard..................................................................... 46
INBEDRIJFNAME................................................................. 47
Aanwijzingen voor eerste inbedrijfname .............................. 47
Motor inrijden .................................................................. 48
Voertuig beladen .............................................................. 49
RIJ-INSTRUCTIES................................................................ 51
Controle en onderhoud voor iedere inbedrijfname ................ 51
INHOUDSOPGAVE 4
Starten ............................................................................ 52
Beginnen met rijden ......................................................... 54
Schakelen, rijden ............................................................. 54
Afremmen........................................................................ 57
Stoppen, parkeren ............................................................ 58
Brandstof tanken.............................................................. 59
SERVICESCHEMA ................................................................ 61
Serviceschema ................................................................. 61
CHASSIS AFSTELLEN .......................................................... 63
Veervoorspanning schokdemper instellen x ....................... 63
Versnellingshendel instellen .............................................. 63
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS .................................. 65
Motorfiets met hefbok vooraan opkrikken ............................ 65
Motorfiets van hefbok vooraan nemen................................. 65
Motorfiets met hefbok achteraan opkrikken......................... 66
Motorfiets van hefbok achteraan nemen.............................. 67
Bijrijderzadel verwijderen .................................................. 67
Bijrijderzadel monteren ..................................................... 68
Zadel verwijderen ............................................................. 68
Zadel monteren ................................................................ 69
Kettingvervuiling controleren ............................................. 70
Ketting reinigen ............................................................... 70
Kettingspanning controleren .............................................. 71
Kettingspanning instellen.................................................. 73
Ketting, kettingwiel en ketting-aandrijfwiel controleren ........ 75
Bugspoiler demonteren ..................................................... 77
Bugspoiler monteren......................................................... 78
REMMEN ............................................................................ 80
Remschijven controleren ................................................... 80
Remvloeistofpeil voorwielrem controleren............................ 80
Remvloeistof voorwielrem bijvullen x................................ 81
Remplaketten voorwielrem controleren................................ 83
Remvloeistofpeil achterwielrem controleren......................... 83
Remvloeistof achterwielrem bijvullen x............................. 84
Vrije slag rempedaal controleren ........................................ 86
Vrije slag rempedaal instellen x ....................................... 87
Remplaketten achterwielrem controleren ............................ 88
WIELEN, BANDEN ............................................................... 89
Voorwiel demonteren x.................................................... 89
Voorwiel monteren x....................................................... 89
Achterwiel demonteren x ................................................ 90
Achterwiel monteren x.................................................... 91
Demperpakkingen achterwielnaaf controleren x................. 93
Bandentoestand controleren .............................................. 94
Bandenspanning controleren ............................................. 96
ELEKTRONICA..................................................................... 98
Accu demonteren x ........................................................ 98
Accu monteren x............................................................ 99
Accu laden x ............................................................... 100
Zekeringen afzonderlijke stroomverbruikers vervangen........ 102
Lamp koplamp vervangen................................................ 104
Zijlichtlamp vervangen .................................................... 106
Koplampstand controleren............................................... 109
Lichtbundelbreedte koplamp instellen .............................. 110
KOELSYSTEEM.................................................................. 112
Koelsysteem................................................................... 112
Antivries en koelmiddelpeil controleren............................. 113
INHOUDSOPGAVE 5
Koelmiddelpeil controleren.............................................. 115
Koelmiddel aftappen x.................................................. 117
Koelsysteem vullen/ontluchten x.................................... 118
MOTOR AFSTELLEN........................................................... 120
Gaskabelspeling controleren ............................................ 120
Gaskabelspeling instellen x........................................... 121
Koppelingshendelspeling controleren................................ 121
Koppelingskabelspeling instellen x ................................ 122
SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR................................... 123
Motoroliepeil controleren................................................. 123
Motorolie verversen, oliefilter vervangen en oliezeef
reinigen x.................................................................... 123
Motorolie bijvullen.......................................................... 126
REINIGING, ONDERHOUD.................................................. 127
Motorfiets reinigen ......................................................... 127
Controle en onderhoud voor rijden in de winter .................. 129
STALLING ......................................................................... 130
Stalling ......................................................................... 130
Inbedrijfname na stalling ................................................ 131
FOUTEN OPSPOREN.......................................................... 132
TECHNISCHE GEGEVENS - MOTOR..................................... 135
Vulhoeveelheid - motorolie .............................................. 136
Vulhoeveelheid - koelmiddel ............................................ 136
TECHNISCHE GEGEVENS - AANHAALMOMENTEN MOTOR... 137
TECHNISCHE GEGEVENS - CHASSIS .................................. 139
Lampen......................................................................... 140
Banden ......................................................................... 141
Vulhoeveelheid - brandstof .............................................. 141
TECHNISCHE GEGEVENS - VOORVORK ............................... 142
TECHNISCHE GEGEVENS - SCHOKDEMPER ........................ 143
TECHNISCHE GEGEVENS - AANHAALMOMENTEN
CHASSIS ........................................................................... 144
GEBRUIKSSTOFFEN .......................................................... 148
HULPSTOFFEN.................................................................. 151
NORMEN........................................................................... 153
INDEX ............................................................................... 154
SYMBOLEN EN FORMATERINGEN 6
Gebruikte pictogrammen
Hieronder wordt het gebruik van bepaalde pictogrammen toegelicht.
Kenmerkt een verwachte reactie (bijv. van een bepaalde handeling of functie).
Kenmerkt een onverwachte reactie (bijv. van een bepaalde handeling of functie).
Alle werkzaamheden die met dit pictogram zijn gekenmerkt vereisen vakkennis en technisch begrip. Laat de werk-
zaamheden voor uw eigen veiligheid uitvoeren in een geautoriseerde KTM-garage! Daar wordt uw motorfiets door spe-
ciaal geschoolde vakkundige personen met het benodigde hulpgereedschap optimaal onderhouden.
Kenmerkt de verwijzing naar een pagina (op de aangegeven pagina vindt u meer informatie).
Gebruikte formatering
Hieronder worden de gebruikte letterformaten verklaard.
Eigennaam Kenmerkt een eigennaam.
Naam
®
Kenmerkt een beschermde naam.
Merk™ Kenmerkt een merk in het handelsverkeer.
BELANGRIJKE AANWIJZINGEN 7
Gebruiksdefinitie
KTM-sportmotorfietsen zijn zodanig ontworpen en gebouwd, dat ze bestand zijn tegen de gangbare belastingen in het normale wegverkeer.
Ze zijn echter niet geschikt voor het rijden op circuits en niet geasfalteerde wegen.
Info
De motorfiets is alleen in de gehomologeerde versie toegelaten voor het rijden op de openbare weg.
Service
Voorwaarde voor storingsvrij gebruik en het voorkomen van voortijdige slijtage is dat u zich houdt aan de in de bedieningshandleiding
genoemde service- en afstelwerkzaamheden aan de motor en het chassis. Slechte afstelling van het chassis kan leiden tot beschadiging en
breken van de chassiscomponenten.
Het gebruik van de motorfietsen bij extreme omstandigheden zoals modderige en vochtige wegen kan leiden tot verhoogde slijtage van
componenten zoals de aandrijving of remmen. Daarom kan het nodig zijn een service uit te voeren of slijtageonderdelen te vervangen al
voordat de slijtagegrens volgens het serviceschema is bereikt.
Het is belangrijk dat u zich strikt houdt aan de voorgeschreven inrijtijden en service-intervallen. De inachtneming daarvan draagt in
belangrijke mate bij aan de verhoging van de levensduur van de motorfiets.
Garantie
De in het serviceschema voorgeschreven werkzaamheden mogen uitsluitend in een geautoriseerde KTM-garage worden uitgevoerd en moe-
ten in het serviceboekje en op KTM dealer.net worden bevestigd, anders vervalt de aanspraak op garantie. Bij schade of gevolgschade, die
door manipulaties en/of wijzigingen van het voertuig zijn veroorzaakt bestaat er geen aanspraak op garantie.
Bedrijfsmiddelen
U moet de in de bedieningshandleiding gespecificeerde brand- en smeerstoffen resp. bedrijfsstoffen gebruiken.
BELANGRIJKE AANWIJZINGEN 8
Reserveonderdelen, toebehoren
Gebruik voor uw eigen veiligheid alleen reserveonderdelen en toebehoren die door KTM zijn vrijgegeven en laat deze alleen in een geautori-
seerde KTM-garage monteren. Voor andere producten en daardoor veroorzaakte schade is KTM niet aansprakelijk.
Enkele reserveonderdelen en toebehoren zijn bij de betreffende beschrijvingen tussen haakjes aangegeven. Uw KTM-dealer adviseert u
graag.
De actuele KTM PowerParts voor uw voertuig vindt u op de KTM website.
Internationale KTM website: http://www.ktm.com
Werkinstructies
Voor enkele werkzaamheden is hulpgereedschap nodig. Deze maken geen deel uit van het voertuig, kunnen echter onder het aangegeven
nummer tussen haakjes worden besteld. Bijvoorbeeld: vliegwieltrekker (90129009000)
Bij de montage moeten onderdelen die niet meer worden gebruikt (bijv. zelfborgende schroeven en moeren, afdichtingen, pakkingen, keer-
ringen, splitpennen, borgplaten) door nieuwe worden vervangen.
Indien bij schroefverbindingen een schroevenlijm (bijv. Loctite
®
) wordt gebruikt, moeten de specifieke gebruiksaanwijzingen van de fabri-
kant in acht worden genomen.
Onderdelen die na de demontage weer worden gebruikt, moeten worden gereinigd en gecontroleerd op beschadiging en slijtage. Bescha-
digde en versleten onderdelen vervangen.
Na een reparatie of onderhoudsbeurt moet worden gecontroleerd of het voertuig verkeersveilig is.
Transport
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen en/of omvallen.
Het voertuig altijd op een vaste en egale ondergrond plaatsen.
BELANGRIJKE AANWIJZINGEN 9
Aanwijzing
Gevaar voor brandSommige onderdelen van de motorfiets worden bij gebruik van de motorfiets zeer heet.
Motorfiets niet op plaatsen laten staan met licht brandbare en/of ontvlambare materialen. Geen voorwerpen over het bedrijfswarme
voertuig leggen. Het voertuig altijd eerst laten afkoelen.
Motor uitzetten en contactsleutel eruit trekken.
Motorfiets met spanbanden of andere geschikte bevestigingsmiddelen beveiligen tegen omvallen en wegrollen.
Milieu
Door op een verantwoorde manier met de motorfiets om te gaan kunt u ervoor zorgen dat er geen problemen en conflicten ontstaan. Om de
toekomst van de motorsport veilig te stellen mag u de motorfiets alleen legaal gebruiken, dient u milieubewust te handelen en de rechten
van anderen te respecteren.
Aanwijzingen/waarschuwingen
U moet beslist de gegeven aanwijzingen/waarschuwingen in acht nemen.
Info
Op het voertuig zijn verschillende stickers met aanwijzingen en waarschuwingen aangebracht. Deze stickers met aanwijzingen en
waarschuwingen mag u nooit verwijderen. Als deze ontbreken kunt u of andere personen de gevaren niet herkennen en daardoor
letsel oplopen.
BELANGRIJKE AANWIJZINGEN 10
Gevarenniveaus
Gevaar
Waarschuwing voor een gevaar dat direct en met zekerheid overlijden of zwaar blijvend letsel tot gevolg heeft als u niet de juiste
voorzorgsmaatregelen neemt.
Waarschuwing
Waarschuwing voor een gevaar dat waarschijnlijk overlijden of zwaar letsel tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatregelen
neemt.
Voorzichtig
Waarschuwing voor een gevaar dat mogelijk licht letsel tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
Aanwijzing
Waarschuwing voor een gevaar dat aanmerkelijke schade aan machine of materiaal tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatrege-
len neemt.
Waarschuwing
Waarschuwing voor een gevaar dat schade aan het milieu tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
Bedieningshandleiding
Lees deze bedieningshandleiding beslist helemaal goed door voordat u voor het eerst gaat rijden. Daarin vindt u veel informatie en tips
die de bediening en het onderhoud van de motorfiets eenvoudiger maken. Alleen zo komt u te weten hoe u uw motorfiets het beste
afstemt op uw situatie en hoe u zich tegen letsel kunt beschermen. Bovendien staat in de bedieningshandleiding belangrijke informa-
tie over het onderhoud van de motorfiets.
De bedieningshandleiding is een belangrijk onderdeel van de motorfiets en moet bij doorverkoop aan de nieuwe eigenaar worden gege-
ven.
11
AFBEELDING VOERTUIG 12
3.1Afbeelding voertuig linksvoor (symbolische weergave)
B00778-10
AFBEELDING VOERTUIG 13
1 Gecombineerd instrument
2 Achteruitkijkspiegel
3 Koppelingshendel ( pag. 18)
4 Zadel
5 Bijrijderzadel
6 Zadelslot ( pag. 43)
7 Grepen ( pag. 44)
8 Motornummer ( pag. 16)
9 Zijstandaard ( pag. 46)
10 Versnellingshendel ( pag. 45)
AFBEELDING VOERTUIG 14
3.2Afbeelding voertuig rechtsachter (symbolische weergave)
B00779-10
AFBEELDING VOERTUIG 15
1 Boordgereedschap ( pag. 43)
2 Lichtschakelaar ( pag. 19)
2 Seinlichtschakelaar ( pag. 20)
2 Richtingaanwijzerschakelaar ( pag. 20)
2 Claxonknop ( pag. 21)
3 Tankdop
4 Contact-/stuurslot ( pag. 22)
5 Noodstopschakelaar ( pag. 21)
6 Remhendel ( pag. 18)
7 E-starterknop ( pag. 22)
8 Chassisnummer/typeplaatje ( pag. 16)
9 Voetsteunen bijrijder ( pag. 44)
10 Rempedaal ( pag. 46)
SERIENUMMERS 16
4.1Chassisnummer/typeplaatje
B00699-10
Het framenummer is in de rechterkant van het balhoofd gegraveerd.
Het typeplaatje bevindt zich aan het frame rechts naast het balhoofd.
4.2Motornummer
B00700-10
Het motornummer is aan de linker kant van de motor onder het ketting-aandrijfwiel
gegraveerd.
SERIENUMMERS 17
4.3Sleutelnummer
B00755-10
Sleutelnummer staat op de KEYCODECARD.
Info
U hebt het sleutelnummer nodig voor het bestellen van een reservesleutel. Bewaar
de KEYCODECARD op een veilige plaats.
BEDIENINGSELEMENTEN 18
5.1Koppelingshendel
B00701-10
De koppelingshendel is aan de linkerkant van het stuur aangebracht.
5.2Remhendel
B00702-10
De remhendel is aan de rechterkant van het stuur aangebracht.
De voorwielrem wordt geschakeld met de remhendel.
BEDIENINGSELEMENTEN 19
5.3Gashendel
B00703-10
De gashendel is aan de rechterkant van het stuur aangebracht.
5.4Lichtschakelaar
B00704-10
De lichtschakelaar is aan de linkerkant van het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
Dimlicht aan Lichtschakelaar is omlaag gezwenkt. In deze stand is het
dimlicht en achterlicht ingeschakeld.
Groot licht aan Lichtschakelaar is omhoog gezwenkt. In deze stand is het
groot licht en achterlicht ingeschakeld.
BEDIENINGSELEMENTEN 20
5.5Seinlichtschakelaar
B00705-10
De seinlichtschakelaar is aan de linkerkant van het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
Seinlichtschakelaar in uitgangspositie
Seinlichtschakelaar ingedrukt In deze stand wordt het seinlicht (groot licht) gebruikt.
5.6Richtingaanwijzerschakelaar
B00706-10
De richtingaanwijzerschakelaar is aan de linkerkant van het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
Richtingaanwijzer uit
Richtingaanwijzer links aan Richtingaanwijzerschakelaar naar links
gedrukt. De richtingaanwijzerschakelaar gaat na het indrukken weer terug
naar de middelste stand.
Richtingaanwijzer rechts aan Richtingaanwijzerschakelaar naar rechts
gedrukt. De richtingaanwijzerschakelaar gaat na het indrukken weer terug
naar de middelste stand.
Voor uitschakelen van de richtingaanwijzer de richtingaanwijzerschakelaar naar de schake-
laarbehuizing drukken.
BEDIENINGSELEMENTEN 21
5.7Claxonknop
B00706-11
De claxonknop is aan de linkerkant van het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
Claxonknop in de uitgangspositie
Claxonknop ingedrukt In deze stand wordt de claxon gebruikt.
5.8Noodstopschakelaar
B00707-10
De noodstopschakelaar is aan de rechterkant van het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
Noodstopschakelaar uit In deze stand is het ontstekingscircuit onderbro-
ken. Een draaiende motor schakelt uit en een stilstaande motor schakelt
niet worden gestart.
Noodstopschakelaar aan Deze stand is nodig voor het rijden. Het ontste-
kingscircuit is gesloten.
BEDIENINGSELEMENTEN 22
5.9E-starterknop
B00708-10
De e-starterknop is aan de rechterkant van het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
E-starterknop in de uitgangspositie
E-starterknop ingedrukt In deze stand wordt de e-starter gebruikt.
5.10Contact-/stuurslot
B00709-01
Het contact-/stuurslot bevindt zich voor de bovenste kroonplaat.
Mogelijke toestanden
Ontsteking uit OFF In deze stand is het ontstekingscircuit onderbroken.
Een draaiende motor schakelt uit en een stilstaande motor schakelt niet in.
De contactsleutel kan eruit worden getrokken.
Contact ingeschakeld ON In deze stand is het ontstekingscircuit gesloten
en kan de motor worden gestart.
Stuur geblokkeerd In deze stand is het ontstekingscircuit onderbroken en
het stuur geblokkeerd. De contactsleutel kan eruit worden getrokken.
BEDIENINGSELEMENTEN 23
5.11Gecombineerd instrument - overzicht
401289-10
1 Gecombineerd instrument - display ( pag. 27)
2 Gecombineerd instrument - functietoetsen ( pag. 25)
3 Gecombineerd instrument - informatiedisplay ( pag. 31)
4 Gecombineerd instrument - controlelampjes ( pag. 26)
BEDIENINGSELEMENTEN 24
5.12Gecombineerd instrument - activering en test
401290-01
Activering
Het gecombineerde instrument wordt geactiveerd als het contact wordt ingeschakeld.
Test
De segmenten van de toerentalmeter en de versnellingsindicatie gaan één voor één aan en
weer uit.
De snelheidsindicatie tel van 0 tot 199 en weer terug.
De overige indicatiesegmenten buiten de informatiedisplay gaan kort branden.
Op de informatiedisplay verschijnen de letters READY TO RACE >>.
Vervolgens gaat de weergave naar de laatste geselecteerde modus.
BEDIENINGSELEMENTEN 25
5.13Gecombineerd instrument - functietoetsen
401289-12
Met de MODE toets wordt de weergavemodus gewisseld.
Mogelijke weergavemodi zijn het totaal afgelegde traject (ODO), traject 1 (TRIP 1) en tra-
ject 2 (TRIP 2).
Door de SET toets lang in te drukken worden de functies traject 1 (TRIP 1) en
traject 2 (TRIP 2) teruggezet op 0.0 en door kort op de SET toets te drukken wisselt de
informatiedisplay naar de volgende weergavemodus.
BEDIENINGSELEMENTEN 26
5.14Gecombineerd instrument - controlelampjes
401290-01
Mogelijke toestanden
Controlelampje richtingaanwijzer knippert groen in het knipperritme Rich-
tingaanwijzer is ingeschakeld.
Waarschuwingslampje motordiagnose (MIL) brandt rood De OBD (On
Board Diagnose) heeft een fout herkend die kritiek is voor de emissie of de
veiligheid.
Schakellicht brandt/knippert rood Het ingestelde schakeltoerental is
bereikt.
Controlelampje stationair brandt groen Versnelling ist in stationair
geschakeld.
Controlelampje groot licht brandt blauw Groot licht is ingeschakeld.
Controlelampje wegrijblokkering brandt/knippert rood Status- of foutmel-
ding bij wegrijblokkering/alarminstallatie. (OPTIONEEL)
Waarschuwingslampje algemeen brandt geel Er is een
aanwijzing/waarschuwing voor de veiligheid herkend. Deze wordt ook op de
informatiedisplay weergegeven.
BEDIENINGSELEMENTEN 27
5.15Gecombineerd instrument - display
401289-11
De snelheid wordt aangegeven in kilometer per uur km/h of in mijl per uur mph.
De toerentalmeter geeft het motortoerental in toeren per minuut aan.
De versnellingsindicatie geeft de met de versnellingsbak geschakelde versnelling aan.
De koelmiddeltemperatuur wordt in het gedeelte aangegeven.
De tijd wordt in het gedeelte aangegeven.
Het vulpeil in de brandstoftank wordt in het gedeelte aangegeven.
Op de informatiedisplay wordt extra informatie weergegeven.
Info
De tijd moet worden ingesteld als de accu losgekoppeld was of als de zekering gede-
monteerd is geweest.
BEDIENINGSELEMENTEN 28
5.16Gecombineerd instrument - vulpeilindicatie in brandstoftank
401292-01
De vulpeilindicatie op de display bestaat uit 9 balkjes. Hoe meer balkjes er branden, hoe
meer brandstof er in de brandstoftank zit.
BEDIENINGSELEMENTEN 29
5.17Gecombineerd instrument - weergave TRIP F
401293-01
Als het brandstofpeil de reservermarkering heeft bereikt, wisselt de weergavemodus auto-
matisch naar TRIP F en begint bij 0.0 te tellen, onafhankelijk van de weergavemodus die
daarvoor was geactiveerd.
Info
Als de weergavemodus TRIP F verschijnt begint tegelijkertijd het waarschuwings-
lampje algemeen te branden en op de informatiedisplay verschijnt de waarschu-
wing Low Fuel Level.
BEDIENINGSELEMENTEN 30
5.18Gecombineerd instrument - temperatuurindicatie koelmiddel
401292-01
De temperatuurindicatie op de display bestaat uit 13 balkjes. Hoe meer balkjes er bran-
den, hoe heter het koelmiddel. Als alle balkjes branden verschijnt er op de informatiedis-
play bovendien de waarschuwing High Coolant Temperature.
Mogelijke toestanden
Motor koud Tot drie balkjes branden.
Motor warm Vier tot tien balkjes branden.
Motor heet Elf tot dertien balkjes branden.
BEDIENINGSELEMENTEN 31
5.19Gecombineerd instrument - informatiedisplay
401291-10
Op de informatiedisplay worden verschillende waarschuwingen weergegeven.
Als het waarschuwingslampje algemeen gaat branden dan wordt ook de bijbehorende
waarschuwing op de informatiedisplay weergegeven.
BEDIENINGSELEMENTEN 32
5.20Gecombineerd instrument - waarschuwingen
401309-01
Als de oliedruk te laag is verschijnt er Low Oil Pressure op de informatiedisplay.
401310-01
Als het brandstofpeil de reservermarkering heeft bereikt verschijnt er Low Fuel Level op de
informatiedisplay.
BEDIENINGSELEMENTEN 33
401311-01
Als de koelmiddeltemperatuur tot boven de aangegeven waarde stijgt verschijnt er High Coo-
lant Temperature op de informatiedisplay.
Koelmiddeltemperatuur 125 °C
401312-01
Als de zijstandaard is uitgeklapt verschijnt er Side Stand Down op de informatiedisplay.
401313-01
Als de accuspanning onder de aangegeven waarde valt verschijnt er Low Battery op de infor-
matiedisplay.
Accuspanning 10,80 V
BEDIENINGSELEMENTEN 34
5.21Menu rijtijd/gemiddelde snelheid
401334-01
Voorwaarden
Alternatief 1
Het contact is ingeschakeld.
De motorfiets staat stil.
Alternatief 2
Het contact is ingeschakeld.
De motorfiets rijdt.
SET toets zo vaak kort indrukken, tot de gewenste indicatie op de informatiedisplay ver-
schijnt.
In dit menu wordt de rijtijd en de gemiddelde snelheid aangegeven.
Info
Als het contact meer dan 60 minuten uitgeschakeld is geweest wordt de indicatie
weer teruggezet op 0.
SET toets kort
indrukken.
Volgende weergavemodus op de informatiedisplay
BEDIENINGSELEMENTEN 35
5.22Menu gemiddelde snelheid/service
401314-01
Voorwaarden
Alternatief 1
Het contact is ingeschakeld.
De motorfiets staat stil.
Alternatief 2
Het contact is ingeschakeld.
De motorfiets rijdt.
SET toets zo vaak kort indrukken, tot de gewenste indicatie op de informatiedisplay ver-
schijnt.
In dit menu wordt de gemiddelde snelheid en de resterende tijd tot de volgende service
aangegeven.
SET toets kort
indrukken.
Volgende weergavemodus op de informatiedisplay
5.23Menu service/rijtijd
401315-01
Voorwaarden
Alternatief 1
Het contact is ingeschakeld.
De motorfiets staat stil.
Alternatief 2
Het contact is ingeschakeld.
De motorfiets rijdt.
SET toets zo vaak kort indrukken, tot de gewenste indicatie op de informatiedisplay ver-
schijnt.
In dit menu wordt de en de resterende tijd tot de volgende service en de rijtijd aangegeven.
BEDIENINGSELEMENTEN 36
SET toets kort
indrukken.
Volgende weergavemodus op de informatiedisplay
5.24Menu totaal traject ODO
401303-01
Voorwaarden
Alternatief 1
Het contact is ingeschakeld.
De motorfiets staat stil.
Alternatief 2
Het contact is ingeschakeld.
De motorfiets rijdt.
MODE toets zo vaak kort indrukken, tot de indicatie ODO op de display verschijnt.
ODO geeft het totaal gereden traject aan.
Info
Deze waarde blijft ook behouden als de accu losgekoppeld wordt en/of de zekering is
doorgesmolten.
MODE toets indruk-
ken.
Volgende weergavemodus op de display
BEDIENINGSELEMENTEN 37
5.25Menu traject 1 TRIP 1
401304-01
Voorwaarden
Alternatief 1
Het contact is ingeschakeld.
De motorfiets staat stil.
Alternatief 2
Het contact is ingeschakeld.
De motorfiets rijdt.
MODE toets zo vaak kort indrukken, tot de indicatie TRIP 1 op de display verschijnt.
TRIP 1 geeft het traject sinds de laatste reset aan. Bijvoorbeeld het traject van één tankstop
tot de volgende tankstop. TRIP 1 loopt altijd mee tot 999.9.
SET toets 5 - 10
seconden indruk-
ken.
Indicatie TRIP 1 wordt gereset
MODE toets indruk-
ken.
Volgende weergavemodus op de display
5.26Menu traject 2 TRIP 2
401305-01
Voorwaarden
Alternatief 1
Het contact is ingeschakeld.
De motorfiets staat stil.
Alternatief 2
Het contact is ingeschakeld.
De motorfiets rijdt.
BEDIENINGSELEMENTEN 38
MODE toets zo vaak kort indrukken, tot de indicatie TRIP 2 op de display verschijnt.
TRIP 2 geeft het traject sinds de laatste reset aan. Bijvoorbeeld het traject van één tankstop
tot de volgende tankstop. TRIP 2 loopt altijd mee tot 999.9.
SET toets 5 - 10
seconden indruk-
ken.
Indicatie TRIP 2 wordt gereset
MODE toets indruk-
ken.
Volgende weergavemodus op de display
5.27Kilometer of mijl instellen
Info
Landspecifieke instellingen instellen.
Voorwaarden
Het contact is ingeschakeld.
De motorfiets staat stil.
401303-01
MODE toets zo vaak kort indrukken, tot de indicatie ODO op de display verschijnt.
MODE toets 5 - 10 seconden indrukken.
De indicatie wisselt van km/h op mph of van mph op km/h.
BEDIENINGSELEMENTEN 39
5.28Tijd instellen
Voorwaarden
Het contact is ingeschakeld.
De motorfiets staat stil.
401303-01
MODE toets zo vaak kort indrukken, tot de indicatie ODO op de display verschijnt.
MODE en SET toets 5 - 10 seconden indrukken.
De tijd begint te knipperen.
Urenweergave instellen met de MODE toets.
Minutenweergave instellen met de SET toets.
MODE en SET toets 5 - 10 seconden indrukken.
De tijd is ingesteld.
5.29Schakeltoerental RPM 1 instellen
Voorwaarden
Het contact is ingeschakeld.
De motorfiets staat stil.
401307-01
MODE toets zo vaak kort indrukken, tot de indicatie TRIP 2 op de display verschijnt.
MODE toets 5 - 10 seconden indrukken.
De indicatie RPM 1 verschijnt.
Info
Het toerental kan in stappen van 50 worden ingesteld.
RPM 1 is het toerental vanaf het moment dat het schakellicht activeert en knip-
pert.
Het toerental met de MODE en SET toets instellen.
BEDIENINGSELEMENTEN 40
Info
De MODE toets verhoogt de waarde.
De SET toets verlaagt de waarde.
De beide toetsen voor ca. 15 seconden niet indrukken.
De indicatie RPM 1 gaat uit en het ingestelde toerental is opgeslagen.
Info
In de leveringstoestand is het toerental van RPM 1 ingesteld op 10000.
5.30Schakeltoerental RPM 2 instellen
Voorwaarden
Het contact is ingeschakeld.
De motorfiets staat stil.
401308-01
MODE toets zo vaak kort indrukken, tot de indicatie TRIP 2 op de display verschijnt.
SET toets 5 - 10 seconden indrukken.
De indicatie RPM 2 verschijnt.
Info
Het toerental kan in stappen van 50 worden ingesteld.
RPM 2 is het toerental vanaf het moment dat het schakellicht continu brandt.
Het toerental RPM 2 moet altijd hoger zijn dan het toerental RPM 1.
Het toerental met de MODE en SET toets instellen.
Info
De MODE toets verhoogt de waarde.
De SET toets verlaagt de waarde.
BEDIENINGSELEMENTEN 41
De beide toetsen voor ca. 15 seconden niet indrukken.
De indicatie RPM 2 gaat uit en het ingestelde toerental is opgeslagen.
Info
In de leveringstoestand is het toerental van RPM 2 ingesteld op 11000.
5.31Tankdop openen
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
Tank het voertuig nooit in de buurt van open vuur of brandende sigaretten en schakel de motor bij het tanken altijd uit. Let er
vooral op dat er geen brandstof wordt gemorst op de hete onderdelen van het voertuig. Gemorste brandstof meteen afvegen.
Als de brandstof wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uitstromen als de tank te vol zit. Neem de aanwijzin-
gen voor het tanken van brandstof in acht.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Erop letten dat brandstof niet in aanraking komt met de huid, ogen en kleding. Adem brandstofdampen niet in. Bij contact met
de ogen meteen met water spoelen en een arts raadplegen. Huid bij contact meteen reinigen met water en zeep. Als brandstof
is ingeslikt meteen een arts raadplegen. Kleding die in aanraking is gekomen met brandstof meteen uittrekken. Brandstof vol-
gens de voorschriften bewaren in een jerrycan en uit de buurt van kinderen houden.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
BEDIENINGSELEMENTEN 42
B00710-10
Klep op de tankdop omhoogklappen en contactsleutel in het slot steken.
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingBreken van de contactsleutel.
Voor de ontlasting van de contactsleutel op de tankdop duwen. Beschadigde con-
tactsleutels moeten worden vervangen.
Contactsleutel 90° met de klok mee draaien.
Tankdop omhoogklappen.
Contactsleutel eruit trekken.
5.32Tankdop sluiten
B00711-01
Waarschuwing
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar, giftig en schadelijk voor de
gezondheid.
Tankdop na het sluiten controleren op correcte vergrendeling. Kleding die
met brandstof in aanraking is gekomen uittrekken. Huid bij contact meteen
reinigen met water en zeep.
Tankdop dichtklappen.
Tankdop omlaagdrukken, totdat het slot vergrendelt.
BEDIENINGSELEMENTEN 43
5.33Zadelslot
B00712-01
Het zadelslot bevindt zich links naast het zadel.
Hij kan met de contactsleutel worden afgesloten.
5.34Boordgereedschap
B00758-10
Het boordgereedschap bevindt zich onder het bijrijderzadel.
BEDIENINGSELEMENTEN 44
5.35Grepen
B00717-10
De grepen zijn bestemd voor het rangeren van de motorfiets.
Bij het rijden met een bijrijder kan deze zich hieraan vasthouden.
5.36Voetsteunen bijrijder
B00713-01
De voetsteunen voor bijrijder kunnen worden ingeklapt.
Mogelijke toestanden
Voetsteunen bijrijder ingeklapt Voor het rijden zonder bijrijder.
Voetsteunen bijrijder uitgeklapt Voor het rijden met bijrijder.
BEDIENINGSELEMENTEN 45
5.37Versnellingshendel
B00715-10
De versnellingshendel is aan de linkerkant van de motor gemonteerd.
B00716-10
De positie van de versnellingen kan worden afgelezen op de afbeelding.
De neutrale of vrije stand bevindt zich tussen de 1e en 2e versnelling.
BEDIENINGSELEMENTEN 46
5.38Rempedaal
B00718-10
Het rempedaal bevindt zich voor de rechter voetsteun.
De achterwielrem wordt geschakeld met het rempedaal.
5.39Zijstandaard
B00714-10
De zijstandaard bevindt zich aan de linkerkant van het voertuig.
De zijstandaard is bestemd voor het parkeren van de motorfiets.
Info
Tijdens het rijden moet de zijstandaard omhooggeklapt zijn.
De zijstandaard is gekoppeld aan het veiligheidsstartsysteem. Lees de rij-instructies.
Mogelijke toestanden
Zijstandaard uitgeklapt Het voertuig kan op de zijstandaard worden neergezet. Het
veiligheidsstartsysteem is actief.
Zijstandaard ingeklapt Deze stand is altijd nodig als u gaat rijden. Het veiligheids-
startsysteem is niet actief.
INBEDRIJFNAME 47
6.1Aanwijzingen voor eerste inbedrijfname
Gevaar
Gevaar voor ongevallenGevaar door onvoldoende rijvaardigheid.
Het voertuig niet gebruiken, wanneer u door consumptie van alcohol, medicijnen of drugs of door lichamelijke of psychische
beperkingen niet in staat bent veilig aan het verkeer deel te nemen.
Waarschuwing
Gevaar voor letselGeen of slechte beschermende kleding vormt een verhoogd risico.
Tijdens het rijden altijd beschermende kleding (helm, laarzen, handschoenen, broek en jack met bescherming) dragen. Erop
letten dat de beschermende kleding zich in een goede staat bevindt en voldoet aan de wettelijke voorschriften.
Waarschuwing
Gevaar voor vallenBeperking van het rijgedrag door verschillende bandprofielen aan voor- en achterwiel.
Voor- en achterwiel moeten altijd zijn uitgerust met banden met een gelijksoortig profiel, anders kan de motor oncontroleerbaar
worden.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOngecontroleerd rijgedrag door niet vrijgegeven en/of aanbevolen banden/wielen.
Alleen door KTM vrijgegeven en/of aanbevolen banden en wielen met de juiste snelheidsindex gebruiken.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde wegligging bij nieuwe banden.
Nieuwe banden hebben een glad contactvlak, waardoor het wegcontact niet volledig is. Het volledige contactvlak moet de eerste
200 kilometers bij een gematigde rijstijl en in verschillende schuine standen worden geruwd. Pas nadat de banden zijn ingere-
den wordt de volledige wegligging bereikt.
INBEDRIJFNAME 48
Info
Houd er bij het gebruik van het voertuig rekening mee, dat andere mensen last kunnen hebben van overmatig lawaai.
Verzeker u ervan dat de afleveringsinspectie is uitgevoerd door een geautoriseerde KTM-garage.
U ontvangt het afleveringsdocument en serviceboekje bij de overdracht van het voertuig.
Lees voordat u voor het eerst gaat rijden de volledige bedieningshandleiding goed door.
Zorg ervoor dat u vertrouwd raakt met de bedieningselementen.
Oefen voordat u een lange rit gaat maken eerst op een geschikt terrein, zodat u gewend raakt aan het besturen van de motorfiets. Pro-
beer ook eens zo langzaam mogelijk te rijden zodat u meer gevoel voor de motorfiets krijgt.
Houd tijdens het rijden het stuur met beide handen vast en laat uw voeten op de voetsteunen rusten.
Motor inrijden. ( pag. 48)
6.2Motor inrijden
Tijdens de inrijperiode het aangegeven motortoerental niet overschrijden.
Voorgeschreven waarde
Maximaal motortoerental
Tijdens de eerste: 1.000 km 7.500 1/min
Tip
Tijdens de inrijperiode het schakellicht instellen op het aangegeven motortoerental.
Schakeltoerental RPM 1 instellen. ( pag. 39)
Schakeltoerental RPM 2 instellen. ( pag. 40)
Vol gasgeven vermijden!
INBEDRIJFNAME 49
6.3Voertuig beladen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenInstabiel rijgedrag.
Het maximale totaalgewicht en asbelasting nooit overschrijden. Het totaalgewicht is samengesteld uit het gewicht van de
gebruiksklare en volgetankte motorfiets, de bestuurder en bijrijder met beschermende kleding en helm, plus de bagage.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenInstabiel rijgedrag door ondeskundige montage van een bagagedrager of tanktas.
Bagagedrager en tanktas volgens de aanwijzingen van de producent monteren en borgen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenGevaar voor breken van het bagagesysteem.
Als u een bagagedrager op uw motorfiets hebt gemonteerd, moet u rekening houden met de gegevens van de producent over de
maximale belasting.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDoor verschoven bagage bent u slecht zichtbaar voor andere verkeersdeelnemers.
Als het achterlicht bedekt is, bent u moeilijk te zien voor de verkeersdeelnemers achter u, vooral als het donker is. Controleer
regelmatig of de bagage op uw motorfiets goed vastzit.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerschillend rijgedrag en langere remweg bij hoge extra belasting door bagage.
De snelheid aanpassen aan de extra belasting.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenInstabiel rijgedrag door verschoven bagage.
Controleer regelmatig of de bagage op uw motorfiets goed vastzit.
INBEDRIJFNAME 50
Als u bagage meeneemt moet deze veilig worden vastgezet, zo veel mogelijk in het midden van het voertuig worden geplaatst en het
gewicht moet gelijkmatig zijn verdeeld over het voor- en achterwiel.
Op het maximaal toegestane totaalgewicht en de maximale asbelasting letten.
Voorgeschreven waarde
Maximaal toegestaan totaalgewicht 282 kg
Maximaal toegestane asbelasting voor 125 kg
Maximaal toegestane asbelasting achter 210 kg
RIJ-INSTRUCTIES 51
7.1Controle en onderhoud voor iedere inbedrijfname
Info
Voordat u gaat rijden moeten altijd de toestand van het voertuig en de verkeersveiligheid worden gecontroleerd.
Het voertuig moet zich tijdens het rijden in een technisch onberispelijke staat bevinden.
Motoroliepeil controleren. ( pag. 123)
Remvloeistofpeil van de voorwielrem controleren. ( pag. 80)
Remvloeistofpeil van de achterwielrem controleren. ( pag. 83)
Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 83)
Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 88)
Controleren of de remmen werken.
Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 115)
Vervuiling van de ketting controleren. ( pag. 70)
Kettingspanning controleren. ( pag. 71)
Toestand van de banden controleren. ( pag. 94)
Bandenspanning controleren. ( pag. 96)
Controleren of alle bedieningselementen goed zijn ingesteld en soepel bediend kunnen worden.
Controleren of de elektrische installatie werkt.
Controleren of de bagage correct is bevestigd.
Op de motorfiets gaan zitten en de stand van de achteruitkijkspiegel controleren.
Brandstofvoorraad controleren.
RIJ-INSTRUCTIES 52
7.2Starten
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg hebben.
Als u de motor laat draaien moet u altijd voor voldoende ventilatie zorgen, de motor niet in een gesloten ruimte starten of laten
draaien zonder een geschikte afzuiginstallatie.
Voorzichtig
Gevaar voor ongevallenAls de motorfiets met een lege of zonder accu wordt gebruikt, kunnen elektronische componenten en vei-
ligheidsvoorzieningen worden beschadigd.
Motorfiets nooit met een lege of zonder accu gebruiken.
Aanwijzing
Beschadiging van de motorOngefilterde aanzuiglucht heeft een negatief effect op de levensduur van de motor.
Voertuig nooit zonder luchtfilter gebruiken omdat er dan stof en vervuiling in de motor terecht kunnen komen en dat heeft een hogere
slijtage tot gevolg.
Aanwijzing
Beschadiging aan de motorHoge toerentallen bij koude motor hebben een negatief effect op de levensduur van de motor.
Motor altijd met een laag toerental warmrijden.
RIJ-INSTRUCTIES 53
B00782-10
Op het voertuig gaan zitten, zijstandaard ontlasten en met de voet helemaal omhoog
zwenken.
Noodstopschakelaar in de stand drukken.
Ontsteking inschakelen, daarvoor de contactsleutel in de stand te draaien.
Na het inschakelen van het contact is er gedurende ongeveer twee seconden het
geluid van de werkende brandstofpomp te horen. Tegelijkertijd wordt de functietest
van het gecombineerde instrument uitgevoerd.
Versnelling stationair schakelen.
Het groene controlelampje voor neutraal N brandt.
E-starterknop indrukken.
Info
E-starterknop pas indrukken als de functietest van het gecombineerde instru-
ment is afgerond.
Tijdens het starten geen gas geven. Als er tijdens het starten gas wordt gege-
ven, wordt er door het motormanagement geen brandstof ingespoten en de motor
slaat dan niet aan.
Maximaal 5 seconden ononderbroken starten. Ten minste 5 seconden wachten
tot de volgende startpoging.
Deze motorfiets is uitgerust met een veiligheidsstartsysteem. De motor
kan alleen worden gestart, als de versnelling in vrij is geschakeld of als bij
geschakelde versnelling de koppelingshendel is getrokken. Als u met uitgeklapte
zijstandaard naar een versnelling schakelt en de koppelingshendel loslaat blijft
de motor stilstaan.
RIJ-INSTRUCTIES 54
7.3Beginnen met rijden
Koppelingshendel trekken, in de 1e versnelling schakelen, koppelingshendel langzaam vrijgeven en gelijktijdig voorzichtig gasgeven.
Tip
Als de motor afslaat tijdens deze handelingen, alleen de koppelingshendel trekken en e-starterknop indrukken. De versnelling
hoeft niet stationair te worden geschakeld.
7.4Schakelen, rijden
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBij een abrupte verandering van de belasting kunt u de controle over de motorfiets verliezen.
Abrupte veranderingen in belasting en hard remmen vermijden en de snelheid aanpassen aan de rijwegsituatie.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTerugschakelen bij hoog motortoerental leidt tot blokkeren van het achterwiel.
Niet bij hoog motortoerental terugschakelen naar een lagere versnelling. De motor wordt overbelast en het achterwiel kan blok-
keren.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenStoringen veroorzaken door een verkeerde stand van de contactsleutel.
De contactsleutel niet in een andere stand zetten tijdens het rijden.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenAfleiding van het verkeer door het instellen van de motorfiets tijdens het rijden.
Instellingen mogen alleen worden gewijzigd als de motorfiets stilstaat.
RIJ-INSTRUCTIES 55
Waarschuwing
Gevaar voor letselEraf vallen van de bijrijder.
De bijrijder moet in staat zijn goed op het bijrijderzadel te blijven zitten, zich aan de bestuurder of de grepen vast te houden
en de voeten op de voetsteunen voor de bijrijder te zetten. Neem hierbij ook de in uw land geldende voorschriften over de mini-
mumleeftijd in acht.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenGevaar voor ongevallen door gevaarlijk rijgedrag.
Volg de verkeersregels en rijd defensief en anticiperend, om gevaren zo vroeg mogelijk te herkennen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde wegligging bij koude banden.
Iedere keer dat u gaat rijden moeten de eerste kilometers voorzichtig en met gematigde snelheid worden gereden, totdat de
banden hun rijtemperatuur hebben bereikt en zo een optimale wegligging garandeerd is.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde wegligging bij nieuwe banden.
Nieuwe banden hebben een glad contactvlak, waardoor het wegcontact niet volledig is. Het volledige contactvlak moet de eerste
200 kilometers bij een gematigde rijstijl en in verschillende schuine standen worden geruwd. Pas nadat de banden zijn ingere-
den wordt de volledige wegligging bereikt.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenInstabiel rijgedrag door verschoven bagage.
Controleer regelmatig of de bagage op uw motorfiets goed vastzit.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOntbrekende verkeersveiligheid.
Als u met het voertuig bent gevallen moet hij daarna worden gecontroleerd, zoals altijd voordat u gaat rijden.
RIJ-INSTRUCTIES 56
Aanwijzing
Beschadiging aan de motorOververhitting van de motor.
Als het waarschuwingslampje voor de koelmiddeltemperatuur gaat branden, moet de motorfiets worden gestopt en de motor uitgezet.
De motor laten afkoelen en het koelmiddelpeil in de radiateur controleren en indien nodig corrigeren. Als u toch doorrijdt terwijl het
waarschuwingslampje voor de koelmiddeltemperatuur brandt beschadigt de motor.
Info
Als u tijdens het rijden ongewone geluiden hoort, moet u meteen stoppen, de motor uitzetten en contact opnemen met een geauto-
riseerde KTM-garage.
B00716-10
Als de verhoudingen het toestaan (helling, rijsituatie e.d.) kunt u naar hogere versnellin-
gen schakelen.
Gas terugnemen, gelijktijdig koppelingshendel trekken, naar volgende versnelling scha-
kelen, koppelingshendel vrijgeven en gas geven.
Info
De posities van de zes voorwaartse versnellingen zijn weergegeven op de afbeel-
ding. De neutrale of vrije stand bevindt zich tussen de 1e en 2e versnelling. De
1e versnelling is de start- of bergversnelling.
De rijtemperatuur is bereikt als er 4 balkjes op de temperatuurindicatie branden.
De snelheid aanpassen aan de weggesteldheid en weersituatie. Vooral in bochten mag
er niet worden geschakeld en slechts voorzichtig gas worden gegeven.
Voor het terugschakelen van de motorfiets indien nodig afremmen en tegelijkertijd gas
terugnemen.
Koppelingshendel trekken en in een lagere versnelling schakelen, koppelingshendel
langzaam vrijgeven en gas geven of nog een keer schakelen.
De motor uitzetten als het voertuig langere tijd stationair draait of stilstaat.
RIJ-INSTRUCTIES 57
Als tijdens het rijden het waarschuwingslampje voor de motordiagnose gaat branden,
moet u meteen stoppen, de motor afzetten en contact opnemen met een geautoriseerde
KTM-garage.
7.5Afremmen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe sterk afremmen leidt tot blokkering van de wielen.
De wijze van remmen aanpassen aan de rijsituatie en rijwegsituatie.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door natte of vervuilde remmen.
Vervuilde of natte remmen voorzichtig schoon- resp. droogremmen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door poreus drukpunt van de voor- en/of achterwielrem.
Remsysteem controleren, niet meer verder rijden. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenLangere remweg door hoger totaalgewicht.
Houd rekening met een langere remweg, als u met een bijrijder of bagage rijdt.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVertraagde remwerking op wegen met strooizout.
Strooizout kan zich afzetten op de remschijven. Om de normale remwerking weer te herstellen moeten de remschijven eerst
schoon geremd worden.
Om te remmen gas loslaten en tegelijkertijd met voorwiel- en achterwielrem remmen.
Op zandige, natte of gladde ondergrond moet overwegend de achterwielrem worden gebruikt.
RIJ-INSTRUCTIES 58
Het remmen moet altijd voor het begin van de bocht zijn afgerond. Daarbij afhankelijk van de snelheid naar een lagere versnelling
schakelen.
Bij lange afdalingen de remwerking van de motor gebruiken. Daarvoor een of twee versnellingen terugschakelen en hierbij de motor
niet op een te hoog toerental laten draaien. Zo hoeft u veel minder te remmen en raken de remmen niet oververhit.
7.6Stoppen, parkeren
Waarschuwing
Gevaar voor diefstalGebruik door onbevoegde personen.
Het voertuig nooit onbeheerd laten staan als de motor draait. Het voertuig tegen onbevoegd gebruik beveiligen. Bij het verlaten
van het voertuig het stuur op slot zetten en contactsleutel uittrekken.
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingSommige onderdelen van het voertuig worden tijdens het rijden zeer heet.
Hete onderdelen zoals uitlaatsysteem, radiateur, motor, schokdempers en remmen niet aanraken. De onderdelen eerst laten
afkoelen voordat u met werkzaamheden aan deze onderdelen begint.
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen en/of omvallen.
Het voertuig altijd op een vaste en egale ondergrond plaatsen.
Aanwijzing
Gevaar voor brandSommige onderdelen van de motorfiets worden bij gebruik van de motorfiets zeer heet.
Motorfiets niet op plaatsen laten staan met licht brandbare en/of ontvlambare materialen. Geen voorwerpen over het bedrijfswarme
voertuig leggen. Het voertuig altijd eerst laten afkoelen.
Aanwijzing
Schade aan materiaalBeschadiging en vernietiging van componenten door overmatige belasting.
De zijstandaard is alleen geschikt voor het gewicht van de motorfiets. Ga niet op de motorfiets zitten als hij op de zijstandaard staat.
De zijstandaard of het frame kunnen beschadigen en de motorfiets kan omvallen.
RIJ-INSTRUCTIES 59
Motorfiets afremmen.
Versnelling stationair schakelen.
Ontsteking uitschakelen, daarvoor de contactsleutel in de stand draaien.
Info
Als de motor met de noodstopschakelaar is uitgeschakeld en op het contactslot de ontsteking ingeschakeld blijft, wordt de
stroomvoeding van de meeste stroomverbruikers niet onderbroken en ontlaadt de accu. Motor daarom altijd met het contact-
slot uitzetten, de noodstopschakelaar is alleen bestemd voor noodgevallen.
Motorfiets parkeren op vaste ondergrond.
Zijstandaard met de voet helemaal naar voren zwenken en met het voertuig belasten.
Het stuur blokkeren, daarvoor het stuur naar links zetten, contactsleutel in de stand omlaag duwen en in de stand draaien. Om
het vastklikken in de stuurblokkering gemakkelijker te maken, het stuur in kleine afstanden heen en weer bewegen. Contactsleutel
eruit trekken.
7.7Brandstof tanken
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
Tank het voertuig nooit in de buurt van open vuur of brandende sigaretten en schakel de motor bij het tanken altijd uit. Let er
vooral op dat er geen brandstof wordt gemorst op de hete onderdelen van het voertuig. Gemorste brandstof meteen afvegen.
Als de brandstof wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uitstromen als de tank te vol zit. Neem de aanwijzin-
gen voor het tanken van brandstof in acht.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Erop letten dat brandstof niet in aanraking komt met de huid, ogen en kleding. Adem brandstofdampen niet in. Bij contact met
de ogen meteen met water spoelen en een arts raadplegen. Huid bij contact meteen reinigen met water en zeep. Als brandstof
is ingeslikt meteen een arts raadplegen. Kleding die in aanraking is gekomen met brandstof meteen uittrekken.
RIJ-INSTRUCTIES 60
Aanwijzing
Schade aan materiaalVoortijdige slijtage van het brandstoffilter.
In enkele landen en regio's kan het voorkomen, dat de beschikbare brandstof niet voldoende kwaliteit of zuiverheid heeft. Dit leidt tot
problemen in het brandstofsysteem. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Alleen zuivere brandstof tanken, die voldoet aan de aangegeven norm.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
B00719-10
Motor uitzetten.
Tankdop openen. ( pag. 41)
Brandstoftank tot maximaal aan de onderkant van de vulopening met brandstof bij-
vullen.
Brandstoftankvo-
lume totaal ca.
10,5 l Brandstof super loodvrij (ROZ 95)
( pag. 148)
Tankdop sluiten. ( pag. 42)
SERVICESCHEMA 61
8.1Serviceschema
K10N K50A K100A
Controleren of de elektrische installatie werkt.
Foutengeheugen met KTM-diagnosetool uitlezen. x
Motorolie verversen, oliefilter vervangen en oliezeef reinigen. x ( pag. 123)
Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 83)
Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 88)
Remschijven controleren. ( pag. 80)
Remkabels controleren op beschadiging en lekkage.
Remvloeistofpeil van de achterwielrem controleren. ( pag. 83)
Schokdemper en voorvork controleren op lekkages. De service van voorvork en schokdemper is afhankelijk
van de behoefte en het gebruik.
Achterbrugophanging controleren. x
Wiellager op speling controleren. x
Toestand van de banden controleren. ( pag. 94)
Bandenspanning controleren. ( pag. 96)
Ketting, kettingwiel en ketting-aandrijfwiel controleren. ( pag. 75)
Kettingspanning controleren. ( pag. 71)
Alle bewegende onderdelen (bijv. zijstandaard, hendels, kettingen, ...) smeren en controleren of ze soepel
bewegen. x
Vuilschrapers van de vorkpoten reinigen. x
Remvloeistofpeil van de voorwielrem controleren. ( pag. 80)
Speling van balhoofdlager controleren. x
Bougies vervangen. x
SERVICESCHEMA 62
K10N K50A K100A
Klepspeling controleren. x
Alle slangen (bijv. brandstof-, radiateur-, ontluchtings-, aftapslangen, ...) en manchetten controleren op
scheuren, lekkages en controleren of ze goed zijn gelegd. x
Antivries en koelmiddelpeil controleren. ( pag. 113)
Kabels controleren op beschadiging en knikvrije legging. x
Bowdenkabels controleren op beschadiging, knikvrije legging en instelling. x
Luchtfilter vervangen. Luchtfilterbak reinigen. x
Controleren of de schroeven en moeren goed vastzitten. x
Remvloeistof voorwielrem vervangen. x
Remvloeistof van de achterwielrem vervangen. x
Stand van de koplamp controleren. ( pag. 109)
Controleren of de radiateurventilator werkt. x
Eindcontrole: controleren of het voertuig verkeersveilig is en een proefrit maken.
Na proefrit foutengeheugen met KTM-diagnosetool uitlezen. x
Service op KTM DEALER.NET invoeren en noteren in het serviceboekje. x
K10N: eenmalig na 1.000 km
K50A: om de 5.000 km of jaarlijks
K100A: om de 10.000 km of om de 2 jaar
CHASSIS AFSTELLEN 63
9.1Veervoorspanning schokdemper instellen x
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenWijzigingen aan het chassis kunnen het rijgedrag van het voertuig sterk veranderen.
Na wijzigingen eerst langzaam rijden om het rijgedrag te kunnen beoordelen.
Info
De veervoorspanning bepaalt de uitgangspositie voor de vering op de schokdemper.
Een optimaal ingestelde veervoorspanning is aangepast aan het gewicht van de bestuurder, eventueel met bagage en bijrijder, en
vormt een compromis tussen hanteerbaarheid en stabiliteit.
B00720-10
Door de stelring te draaien de veervoorspanning instellen.
Voorgeschreven waarde
Veervoorspanning
Standaard 3 klikken
Volledige nuttige belasting 6 klikken
Haaksleutel (T106S)
Info
De veervoorspanning kan op 10 verschillende standen worden ingesteld.
9.2Versnellingshendel instellen
Info
Het instelbereik van de versnellingshendel is beperkt.
CHASSIS AFSTELLEN 64
B00780-10
Moeren losdraaien.
Versnellingshendel door het draaien van de schakelstang instellen.
Voorgeschreven waarde
Instelbereik schakelstang 100… 112 mm
Info
De verstelling moet aan beide kanten gelijkmatig worden uitgevoerd.
Ten minste 5 schroefgangen moeten in de lagers zijn ingeschroefd.
Moeren vastdraaien.
Info
De lagers van de schakelas moeten na het vastdraaien van de contramoeren
in het midden en identiek ten opzichte van elkaar zijn uitgelijnd, om een vrije
beweging in de lagerschalen te kunnen garanderen.
Controleren of de versnellingshendel werkt en soepel kan schakelen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 65
10.1Motorfiets met hefbok vooraan opkrikken
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen en/of omvallen.
Het voertuig altijd op een vaste en egale ondergrond plaatsen.
Motorfiets met hefbok achteraan opkrikken. ( pag. 66)
B00721-01
Stuur in rechtuitstand zetten. Hefbok bij vorkbuis aanbrengen.
Bevestiging (61029955620)
Hefbok vooraan (61029055500)
Info
Motorfiets altijd eerst achteraan opkrikken.
Motorfiets vooraan opkrikken.
10.2Motorfiets van hefbok vooraan nemen
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen en/of omvallen.
Het voertuig altijd op een vaste en egale ondergrond plaatsen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 66
B00781-01
Motorfiets beveiligen tegen omvallen.
Hefbok vooraan verwijderen.
10.3Motorfiets met hefbok achteraan opkrikken
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen en/of omvallen.
Het voertuig altijd op een vaste en egale ondergrond plaatsen.
B00722-01
Bevestigingen van de hefbok monteren.
Bevestiging achteraan in de hefbok plaatsen.
Adapter (61029055120)
Hefbok achteraan (61029055400)
Motorfiets loodrecht zetten, hefbok uitlijnen aan de achterbrug en de bevestigingen en
motorfiets optillen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 67
10.4Motorfiets van hefbok achteraan nemen
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen en/of omvallen.
Het voertuig altijd op een vaste en egale ondergrond plaatsen.
B00714-10
Motorfiets beveiligen tegen omvallen.
Hefbok achteraan verwijderen en voertuig op de zijstandaard plaatsen.
Bevestigingen van de hefbok verwijderen.
10.5Bijrijderzadel verwijderen
B00712-01
De contactsleutel in het zadelslot steken en met de klok mee draaien.
Het zadel achter optillen, naar de achteren schuiven en naar boven toe verwijderen.
De contactsleutel uit het zadelslot trekken.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 68
10.6Bijrijderzadel monteren
B00724-10
De haken aan het bijrijderzadel in de beugels van de framearm vasthaken, achter-
kant laten zakken en tegelijkertijd naar voren duwen.
Bijrijderzadel omlaag duwen totdat het vastklikt.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen verkeerd gemonteerd bijrijderzadel kan uit de ver-
ankering springen.
Na het monteren van het bijrijderzadel moet deze omhoog worden getrokken
om te controleren of hij goed is vergrendeld.
Vervolgens controleren of het bijrijderzadel correct is gemonteerd.
10.7Zadel verwijderen
Bijrijderzadel verwijderen. ( pag. 67)
B00725-10
Schroeven verwijderen.
Het zadel achter optillen, naar de achteren trekken en naar boven toe verwijderen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 69
10.8Zadel monteren
B00727-10
De uitsparingen aan het zadel in de schroeven vasthaken en naar achteren laten
zaken.
Schroeven monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef zadel M6 15 Nm
Bijrijderzadel monteren. ( pag. 68)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 70
10.9Kettingvervuiling controleren
400678-01
Ketting controleren op grove vervuiling.
» Als de ketting erg vuil is:
Ketting reinigen. ( pag. 70)
10.10Ketting reinigen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenSmeermiddel op de banden vermindert de grip van de banden.
Smeermiddel verwijderen met een geschikt reinigingsmiddel.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door olie of vet op de remschijven.
Remschijven beslist olie- en vetvrij houden en indien nodig behandelen met een remmenreiniger.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 71
Info
De levensduur van de ketting is voor een groot deel afhankelijk van het onderhoud.
400725-01
Ketting regelmatig reinigen.
Grove vervuiling afspoelen met een zachte waterstraal.
Verbruikte smeerresten met een kettingreiniger verwijderen.
Kettingreinigingsmiddel ( pag. 151)
Na het drogen kettingspray aanbrengen.
Kettingspray onroad ( pag. 151)
10.11Kettingspanning controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenGevaar door verkeerde kettingspanning.
Als de ketting te strak is gespannen worden de componenten van de secundaire krachtoverbrenging (ketting,
ketting-aandrijfwiel, kettingwiel en lager in de aandrijving en het achterwiel) extra belast. Dit kan leiden tot vroegtijdige slijtage
en in het uiterste geval kunnen ook de ketting of de uitgaande as van de aandrijving breken. Als de ketting echter te los zit kan
deze van het ketting-aandrijfwiel resp. het kettingwiel vallen en het achterwiel blokkeren of de motor beschadigen. Op een
correcte kettingspanning letten en indien nodig bijstellen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 72
B00731-10
Motorfiets op zijstandaard zetten.
Versnelling stationair schakelen.
In de buurt van het glijblok de ketting omhoog in richting van de achterbrug duwen en
kettingspanning bepalen.
Info
Het bovenste deel van de ketting moet daarbij gespannen zijn.
Kettingen slijten niet altijd gelijkmatig, daarom moet de meting op verschillende
plekken van de ketting worden herhaald.
Kettingspanning 5… 7 mm
» Als de kettingspanning niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Kettingspanning instellen. ( pag. 73)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 73
10.12Kettingspanning instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenGevaar door verkeerde kettingspanning.
Als de ketting te strak is gespannen worden de componenten van de secundaire krachtoverbrenging (ketting,
ketting-aandrijfwiel, kettingwiel en lager in de aandrijving en het achterwiel) extra belast. Dit kan leiden tot vroegtijdige slijtage
en in het uiterste geval kunnen ook de ketting of de uitgaande as van de aandrijving breken. Als de ketting echter te los zit kan
deze van het ketting-aandrijfwiel resp. het kettingwiel vallen en het achterwiel blokkeren of de motor beschadigen. Op een
correcte kettingspanning letten en indien nodig bijstellen.
Kettingspanning controleren. ( pag. 71)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 74
B00732-10
Moer losdraaien.
Moeren losdraaien.
Kettingspanning door het draaien van de stelschroeven links en rechts instellen.
Voorgeschreven waarde
Kettingspanning 5… 7 mm
Stelschroeven links en rechts zo draaien, dat de markeringen aan de linker en
rechter kettingspanner in dezelfde positie staan ten opzichte van de referentie-
markeringen . Zo is het achterwiel correct is uitgelijnd.
Info
Het bovenste deel van de ketting moet daarbij gespannen zijn.
Kettingen slijten niet altijd gelijkmatig. Daarom de instelling op verschillende
plekken van de ketting controleren.
Moeren vastdraaien.
Controleren of de kettingspanners tegen de stelschroeven liggen.
Moer vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer steekas achter M14x1,5 60 Nm
Info
Door een groter instelbereik van de kettingspanner kunnen bij gelijke
kettinglengte verschillende secundaire overbrengingen worden gereden.
De kettingspanners kunnen 180° worden gedraaid.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 75
10.13Ketting, kettingwiel en ketting-aandrijfwiel controleren
100132-10
Kettingwiel en ketting-aandrijfwiel controleren op slijtage.
» Als kettingwiel of ketting-aandrijfwiel versleten zijn:
Kettingwiel en ketting-aandrijfwiel vervangen. x
Info
Ketting-aandrijfwiel, kettingwiel en ketting moeten altijd samen worden
vervangen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 76
1 2 3 18 19 20
00
0
BB
0
0
AA
401288-10
Versnelling stationair schakelen.
Aan het onderste deel van de ketting trekken met het aangegeven gewicht .
Voorgeschreven waarde
Gewicht voor meting kettingslijtage 15 kg
De afstand van 20 kettingschakels aan het onderste deel van de ketting meten.
Info
Kettingen slijten niet altijd gelijkmatig, daarom moet de meting op verschillende
plekken van de ketting worden herhaald.
Maximale afstand op het langste stuk
van de ketting
301,6 mm
» Als de afstand groter is dan de aangegeven maat:
Ketting vervangen. x
Info
Als er een nieuwe ketting wordt gemonteerd, moeten ook het kettingwiel
en het ketting-aandrijfwiel worden vervangen.
Nieuwe kettingen slijten sneller op een oud versleten kettingwiel en/of
ketting-aandrijfwiel.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 77
B00738-10
Glijblok controleren op slijtage.
» Als bij het glijblok in het gedeelte de bus zichtbaar wordt:
Glijblok vervangen. x
Controleren of het glijblok goed vastzit.
» Wanneer het glijblok los zit:
Glijblok vastzetten.
10.14Bugspoiler demonteren
B00770-10
Schroeven verwijderen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 78
B00771-10
Schroeven verwijderen.
Bugspoiler verwijderen.
10.15Bugspoiler monteren
B00770-10
Bugspoiler positioneren. Schroeven monteren, maar nog niet vastdraaien.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 79
B00771-10
Schroeven monteren en vastdraaien.
Schroeven vastdraaien.
REMMEN 80
11.1Remschijven controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door versleten remschijf/remschijven.
Versleten remschijf/remschijven meteen vervangen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
400480-10
De remschijven voor en achter op meerdere plekken controleren of de dikte van de rem-
schijf overeenkomt met maat .
Info
Door slijtage vermindert de dikte van de remschijf in het bereik van het raak-
vlak van de remplaketten.
Remschijven - slijtagegrens
voor 3,6 mm
achter 3,5 mm
» Als de dikte van de remschijf lager is dan de voorgeschreven waarde.
Remschijven vervangen. x
Remschijven voor en achter controleren op beschadiging, scheuren en vervorming.
» Als de remschijf beschadigd, gescheurd of vervormd is:
Remschijven vervangen. x
11.2Remvloeistofpeil voorwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Als het remvloeistofpeil daalt tot onder de markering MIN dan duidt dit op een lekkage in het remsysteem en/of volledig versle-
ten remplaketten. Remsysteem controleren, niet meer verder rijden. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
REMMEN 81
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door te oude remvloeistof.
Remvloeistof van voor- en achterwielrem volgens serviceschema verversen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
B00734-10
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir in horizontale positie zetten.
Remvloeistofpeil controleren op het kijkglas .
» Als het remvloeistofpeil onder de MIN-markering is gedaald:
Remvloeistof van de voorwielrem bijvullen. x ( pag. 81)
11.3Remvloeistof voorwielrem bijvullen x
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Als het remvloeistofpeil daalt tot onder de markering MIN dan duidt dit op een lekkage in het remsysteem en/of volledig versle-
ten remplaketten. Remsysteem controleren, niet meer verder rijden. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof kan bij aanraking leiden tot huidirritaties.
Erop letten dat remvloeistof niet in aanraking komt met de huid of ogen en houd deze buiten bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Als er remvloeistof in de ogen komt, moet u de ogen grondig met water spoelen en meteen een arts raadplegen.
REMMEN 82
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door te oude remvloeistof.
Remvloeistof van voor- en achterwielrem volgens serviceschema verversen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Info
Zorg ervoor dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen. Remvloeistof vreet lak aan!
Alleen schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken!
B00733-10
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir in horizontale positie zetten.
Schroeven verwijderen.
Deksel met membraan verwijderen.
Remvloeistof tot maat vullen.
Voorgeschreven waarde
Maat 5 mm
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 150)
Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water afspoelen.
REMMEN 83
11.4Remplaketten voorwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door versleten remplaketten.
Versleten remplaketten meteen vervangen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Aanwijzing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door beschadigde remschijven.
Als de remplaketten te laat worden vervangen, slepen de stalen plakethouders tegen de remschijf. Daardoor vermindert de remwerking
aanmerkelijk en de remschijven beschadigen onherstelbaar. Remplaketten regelmatig controleren.
B00739-10
Remplaketten op minimale plaketdikte controleren.
Minimale plaketdikte 1 mm
» Als de plaket dunner is dan de minimale plaketdikte:
Remplaketten van de voorwielrem vervangen. x
Remplaketten controleren op beschadiging en scheuren.
» Als er beschadigingen of scheuren zijn:
Remplaketten van de voorwielrem vervangen. x
11.5Remvloeistofpeil achterwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Als het remvloeistofpeil daalt tot onder de markering MIN dan duidt dit op een lekkage in het remsysteem en/of volledig versle-
ten remplaketten. Remsysteem controleren, niet meer verder rijden. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
REMMEN 84
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door te oude remvloeistof.
Remvloeistof van voor- en achterwielrem volgens serviceschema verversen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
B00740-10
Voertuig rechtop zetten.
Remvloeistofpeil van het remvloeistofreservoir controleren.
» Als het vloeistofpeil de MIN markering heeft bereikt:
Remvloeistof van de achterwielrem bijvullen. x ( pag. 84)
11.6Remvloeistof achterwielrem bijvullen x
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Als het remvloeistofpeil daalt tot onder de markering MIN dan duidt dit op een lekkage in het remsysteem en/of volledig versle-
ten remplaketten. Remsysteem controleren, niet meer verder rijden. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof kan bij aanraking leiden tot huidirritaties.
Erop letten dat remvloeistof niet in aanraking komt met de huid of ogen en houd deze buiten bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Als er remvloeistof in de ogen komt, moet u de ogen grondig met water spoelen en meteen een arts raadplegen.
REMMEN 85
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door te oude remvloeistof.
Remvloeistof van voor- en achterwielrem volgens serviceschema verversen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Info
Zorg ervoor dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen. Remvloeistof vreet lak aan!
Alleen schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken!
B00741-10
Voertuig rechtop zetten.
Schroefdop met membraan verwijderen.
Remvloeistof tot markering vullen.
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 150)
Schroefdop met membraan monteren.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water afspoelen.
REMMEN 86
11.7Vrije slag rempedaal controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Als er geen vrije slag aan het rempedaal aanwezig is bouwt er zich druk op in het remsysteem op de achterwielrem. De achter-
wielrem kan door oververhitting uitvallen. Vrije slag van het rempedaal instellen volgens de voorgeschreven waarden.
B00735-10
Veer losmaken.
Rempedaal tussen eindaanslag en rempedaalcilinderzuiger heen en weer bewegen en
vrije slag controleren.
Voorgeschreven waarde
Vrije slag rempedaal 3… 5 mm
» Als de vrije slag niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Vrije slag van de rempedaal instellen. x ( pag. 87)
Veer vasthaken.
REMMEN 87
11.8Vrije slag rempedaal instellen x
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Als er geen vrije slag aan het rempedaal aanwezig is bouwt er zich druk op in het remsysteem op de achterwielrem. De achter-
wielrem kan door oververhitting uitvallen. Vrije slag van het rempedaal instellen volgens de voorgeschreven waarden.
B00737-10
Veer losmaken.
Moer losdraaien en met de schroef de aangegeven vrije slag instellen.
Voorgeschreven waarde
Vrije slag rempedaal 3… 5 mm
Info
Het instelbereik is beperkt.
Schroef tegenhouden en moer vastdraaien.
Veer vasthaken.
REMMEN 88
11.9Remplaketten achterwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door versleten remplaketten.
Versleten remplaketten meteen vervangen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Aanwijzing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door beschadigde remschijven.
Als de remplaketten te laat worden vervangen, slepen de stalen plakethouders tegen de remschijf. Daardoor vermindert de remwerking
aanmerkelijk en de remschijven beschadigen onherstelbaar. Remplaketten regelmatig controleren.
B00742-10
Remplaketten op minimale plaketdikte controleren.
Minimale plaketdikte 1 mm
» Als de plaket dunner is dan de minimale plaketdikte:
Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 88)
Remplaketten controleren op beschadiging en scheuren.
» Als er beschadigingen of scheuren zijn:
Remplaketten van de achterwielrem vervangen. x
WIELEN, BANDEN 89
12.1Voorwiel demonteren x
Motorfiets met hefbok achteraan opkrikken. ( pag. 66)
Motorfiets met hefbok vooraan opkrikken. ( pag. 65)
B00743-10
Schroef en schroeven losdraaien.
Schroef ca. 6 slagen eruit schroeven en met de hand op de schroef drukken, om de
steekas uit de asopname te schuiven. Schroef verwijderen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door versleten remschijven.
Het wiel altijd zo neerleggen, dat de remschijf niet wordt beschadigd.
Voorwiel vasthouden en steekas eruit trekken. Voorwiel uit de voorvork nemen.
Info
Remhendel niet gebruiken als het voorwiel is gedemonteerd.
12.2Voorwiel monteren x
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door olie of vet op de remschijven.
Remschijven beslist olie- en vetvrij houden en indien nodig behandelen met een remmenreiniger.
WIELEN, BANDEN 90
B00744-10
Wiellager controleren op beschadiging en slijtage.
» Wanneer de wiellager beschadigd of versleten is:
Wiellager vervangen. x
Keerringen en loopvlakken van de afstandsbussen reinigen en invetten.
Duurzaam vet ( pag. 151)
Schroefdraad van de steekas en schroef reinigen.
Voorwiel in voorvork tillen, positioneren en steekas erin zetten. Schroef monteren en
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef steekas voor M8 25 Nm
Remhendel meerdere keren indrukken tot de remplaketten tegen de remschijf liggen en
een drukpunt aanwezig is.
Motorfiets van hefbok vooraan nemen. ( pag. 65)
Voorwielrem indrukken en voorvork enkele keren inveren zodat de vorkpoten worden uit-
gelijnd.
Schroeven vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef asopname M8 15 Nm
Motorfiets van hefbok achteraan nemen. ( pag. 67)
12.3Achterwiel demonteren x
Motorfiets met hefbok achteraan opkrikken. ( pag. 66)
WIELEN, BANDEN 91
B00745-10
Moer en ring verwijderen. Kettingspanner verwijderen.
Achterwiel vasthouden en steekas eruit trekken.
Achterwiel zo ver mogelijk naar voren schuiven en ketting van het kettingwiel verwijde-
ren.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door versleten remschijven.
Het wiel altijd zo neerleggen, dat de remschijf niet wordt beschadigd.
Achterwiel naar achteren trekken uit de achterbrug verwijderen.
Info
Rempedaal niet intrappen als het achterwiel is gedemonteerd.
12.4Achterwiel monteren x
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door olie of vet op de remschijven.
Remschijven beslist olie- en vetvrij houden en indien nodig behandelen met een remmenreiniger.
WIELEN, BANDEN 92
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenGeen remwerking bij het intrappen van de achterwielrem.
Na het inbouwen van het achterwiel altijd het rempedaal intrappen totdat er een drukpunt aanwezig is.
Demperpakkingen van de achterwielnaaf controleren. x ( pag. 93)
B00748-10
Wiellager controleren op beschadiging en slijtage.
» Wanneer de wiellager beschadigd of versleten is:
Wiellager vervangen. x
Keerringen en loopvlakken van de afstandsbussen reinigen en invetten.
Duurzaam vet ( pag. 151)
Schroefdraad van de steekas en moer reinigen.
Aangrijppunten aan de remklauwhouder en achterbrug reinigen.
Demperpakking en kettingwielhouder in het achterwiel monteren.
Achterwiel in de achterbrug zetten en remklauw op de remschijf steken.
Achterwiel op het steunvlak in de achterbrug positioneren.
Achterwiel zo ver mogelijk naar voren schuiven en ketting op het kettingwiel leggen.
WIELEN, BANDEN 93
B00745-11
Achterwiel naar achteren trekken en steekas monteren.
Info
Kettingspanner links en rechts in dezelfde positie monteren.
Moer en ring monteren.
Het achterwiel naar voren duwen, zodat de kettingspanners tegen de schroeven liggen
en moer vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
De markeringen op de kettingspanners moeten links en rechts in dezelfde positie ten
opzichte van de referentiemarkeringen staan. Zo is het achterwiel correct is uitge-
lijnd.
Moer steekas achter M14x1,5 60 Nm
Motorfiets van hefbok achteraan nemen. ( pag. 67)
12.5Demperpakkingen achterwielnaaf controleren x
Info
De kracht van de motor wordt door het kettingwiel overgebracht via 6 demperpakkingen op het achterwiel. Deze slijten tijdens het
rijden. Als de demperpakkingen niet op tijd worden vervangen, beschadigen de kettingwielhouder en de achterwielnaaf.
Achterwiel demonteren. x ( pag. 90)
WIELEN, BANDEN 94
B00746-10
Lager controleren.
» Wanneer de lager beschadigd of versleten is:
Lagers vervangen. x
Demperpakkingen van de achterwielnaaf controleren op beschadiging en slijtage.
» Als de demperpakkingen van de achterwielnaaf zijn beschadigd of versleten:
Alle demperpakkingen van de achterwielnaaf vervangen.
B00747-10
Achterwiel met het kettingwiel naar boven op een werkbank leggen en de steekas in de
naaf steken.
Om de speling te controleren, achterwiel vasthouden en proberen het kettingwiel te
draaien.
Info
De speling wordt gemeten aan de buitenkant van het kettingwiel.
Speling demperpakkingen achterwiel 5 mm
» Als de speling groter is dan de voorgeschreven waarde:
Alle demperpakkingen van de achterwielnaaf vervangen.
Achterwiel monteren. x ( pag. 91)
12.6Bandentoestand controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOncontroleerbaar rijgedrag door klappen van een band.
Beschadigde of versleten banden voor uw eigen veiligheid meteen vervangen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
WIELEN, BANDEN 95
Waarschuwing
Gevaar voor vallenBeperking van het rijgedrag door verschillende bandprofielen aan voor- en achterwiel.
Voor- en achterwiel moeten altijd zijn uitgerust met banden met een gelijksoortig profiel, anders kan de motor oncontroleerbaar
worden.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOngecontroleerd rijgedrag door niet vrijgegeven en/of aanbevolen banden/wielen.
Alleen door KTM vrijgegeven en/of aanbevolen banden en wielen met de juiste snelheidsindex gebruiken.
Info
Het type, de toestand en de spanning van de banden zijn van invloed op het rijgedrag van de motorfiets.
Versleten banden hebben vooral bij natte ondergrond een slechte invloed op het rijgedrag.
400602-10
De voor- en achterbanden controleren op insnijdingen, voorwerpen die tijdens het rijden
in de band zijn gaan zitten en andere beschadigingen.
» Als er insnijdingen of beschadigingen zijn of als er voorwerpen tijdens het rijden in
de band zijn gaan zitten:
Banden vervangen.
Profieldiepte controleren.
Info
De minimale profieldiepte volgens de nationale wetgeving in acht nemen.
Minimale profieldiepte 2 mm
» Als de profieldiepte lager is dan de minimale waarde:
Banden vervangen.
Leeftijd van de banden controleren.
WIELEN, BANDEN 96
Info
De productiedatum van de banden staat meestal op het opschrift van de banden
en wordt met de laatste vier cijfers van de DOT-aanduiding gekenmerkt. De eer-
ste twee cijfers wijzen op de week van productie en de laatste twee cijfers op het
jaar van productie.
KTM adviseert de banden uiterlijk na 5 jaar te wisselen, onafhankelijk van de
daadwerkelijke slijtage van de banden.
» Als de band ouder is dan 5 jaar:
Banden vervangen.
12.7Bandenspanning controleren
Info
Een te lage bandenspanning leidt tot buitengewone slijtage en oververhitting van de band.
Een goede bandenspanning garandeert een optimaal rijcomfort en maximale levensduur van de band.
400695-01
Ventieldopje verwijderen.
Bandenspanning controleren bij koude banden.
Bandenspanning zonder bijrijder
voor 2,0 bar
achter 2,0 bar
Bandenspanning met bijrijder / volledige nuttige belasting
voor 2,0 bar
achter 2,2 bar
» Als de bandenspanning niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
WIELEN, BANDEN 97
Bandenspanning corrigeren.
Ventieldopje monteren.
ELEKTRONICA 98
13.1Accu demonteren x
Waarschuwing
Gevaar voor letselAccuzuur en accugassen kunnen ernstige brandwonden veroorzaken.
Houd accu's buiten bereik van kinderen.
Draag geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril.
Voorkom contact met accuzuur en accugassen.
Houd vonken of open vuur uit de buurt van de accu. Laad de accu alleen in goed geventileerde ruimtes.
Bij aanraking met de huid met veel water spoelen. Als er accuzuur in de ogen komt, ten minste 15 minuten met water spoelen
en een arts opzoeken.
Zadel verwijderen. ( pag. 68)
B00750-10
Minuspoolafdekking naar achteren trekken.
Minkabel van de accu loskoppelen.
ELEKTRONICA 99
B00751-10
Pluspoolafdekking naar achteren trekken.
Pluskabel van de accu loskoppelen.
Rubberband losmaken.
Accu naar boven toe uit de accuhouder trekken.
Info
Motorfiets nooit met een lege of zonder accu gebruiken. In beide gevallen kun-
nen elektrische componenten en veiligheidsvoorzieningen worden beschadigd.
Het voertuig is dan niet meer verkeersveilig.
13.2Accu monteren x
B00751-11
Accu in de accuhouder positioneren.
Info
De accupolen moeten zich aan de bovenkant bevinden.
Rubberband vasthaken.
Pluskabel op de accu aansluiten.
Pluspoolafdekking positioneren.
ELEKTRONICA 100
B00750-11
Minkabel op de accu aansluiten.
Minuspoolafdekking positioneren.
Zadel monteren. ( pag. 69)
Tijd instellen. ( pag. 39)
13.3Accu laden x
Waarschuwing
Gevaar voor letselAccuzuur en accugassen kunnen ernstige brandwonden veroorzaken.
Houd accu's buiten bereik van kinderen.
Draag geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril.
Voorkom contact met accuzuur en accugassen.
Houd vonken of open vuur uit de buurt van de accu. Laad de accu alleen in goed geventileerde ruimtes.
Bij aanraking met de huid met veel water spoelen. Als er accuzuur in de ogen komt, ten minste 15 minuten met water spoelen
en een arts opzoeken.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuOnderdelen en componenten van de accu belasten het milieu.
Accu niet bij het huisvuil gooien. Een defecte accu op milieuvriendelijke wijze afdanken. De accu afgeven bij uw
KTM-distributeur of bij een verzamelpunt voor oude accu's.
ELEKTRONICA 101
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Info
Ook als de accu niet wordt belast verliest hij dagelijks aan lading.
De laadtoestand en de wijze van laden is erg belangrijk voor de levensduur van de accu.
Snel laden met een hogere laadstroom heeft een negatief effect op de levensduur.
Als de laadstroom, laadspanning en laadtijd worden overschreden ontsnapt er elektrolyt via de veiligheidskleppen. Daardoor verliest
de accu aan capaciteit.
Als de accu leeg is gestart moet hij meteen weer worden geladen.
Bij langere stilstand in lege toestand treedt er diepteontlading en sulftatie op en dat kan leiden tot vernietiging van de accu.
De accu is onderhoudsvrij, dat betekent dat het zuurniveau niet hoeft te worden gecontroleerd.
Alle verbruikers uitschakelen en motor uitzetten.
Zadel verwijderen. ( pag. 68)
Minkabel van de accu loskoppelen om beschadiging van de boordelektronica te voorko-
men.
ELEKTRONICA 102
B00752-10
Acculader op de accu aansluiten. Acculader inschakelen.
Acculader (58429074000)
Met deze acculader kunt u ook de rustspanning en het startvermogen van de accu en
dynamo testen. Bovendien kan met deze lader de accu niet worden overladen.
Info
Deksel in geen geval verwijderen.
Accu laden met maximaal 10% van de capaciteit, dat op het accuhuis is aan-
gegeven.
Acculader na het laden uitschakelen. Accu aansluiten.
Voorgeschreven waarde
Laadstroom, laadspanning en laadtijd mogen niet worden overschreden.
Accu regelmatig bijladen als de motor-
fiets niet wordt gebruikt
3 maanden
Zadel monteren. ( pag. 69)
Tijd instellen. ( pag. 39)
13.4Zekeringen afzonderlijke stroomverbruikers vervangen
Info
Het zekeringenblok met de hoofdzekering en de zekeringen voor de afzonderlijke stroomverbruikers bevindt zich onder het bijrijder-
zadel.
Alle verbruikers uitschakelen en motor uitzetten.
Bijrijderzadel verwijderen. ( pag. 67)
ELEKTRONICA 103
B00753-10
Deksel van het zekeringenblok openen.
B00754-10
Defecte zekering verwijderen.
Voorgeschreven waarde
Zekering 1 - 30 A - hoofdzekering
Zekering 2 - 15 A - gecombineerd instrument
Zekering 3 - 10 A - besturingsunit, hoofdrelais
Zekering 4 - 15 A - bobine, alarminstallatie (OPTIONEEL)
Zekering 5 - 15 A - radiateurventilator
Zekering 6 - 15 A - claxon, remlicht, richtingaanwijzer, groot licht, dimlicht, zijlicht,
achterlicht, nummerplaatverlichting
Info
Een defecte zekering herkent u aan de gebroken smeltdraad .
Waarschuwing
Gevaar voor brandDoor het gebruik van verkeerde zekeringen kan het elektrisch
systeem overbelast raken.
Alleen zekeringen gebruiken met het voorgeschreven aantal ampères. Zeke-
ringen nooit overbruggen of repareren.
ELEKTRONICA 104
Reservezekering met geschikte sterkte plaatsen.
Zekering (75011088010) ( pag. 140)
Zekering (75011088015) ( pag. 140)
Zekering (75011088030) ( pag. 140)
Tip
Nieuwe reservezekering in het zekeringenblok plaatsen zodat u er een bij u hebt
als dat nodig is.
Controleren of de stroomverbruiker werkt.
Deksel van het zekeringenblok sluiten.
Bijrijderzadel monteren. ( pag. 68)
13.5Lamp koplamp vervangen
Aanwijzing
Beschadiging van de reflectorVerminderde werking van de verlichting.
Vet op deze lampbuisjes verdampt door de hitte en zet zich af op de reflector. De buisjes voor de montage reinigen en vetvrij houden.
Alle verbruikers uitschakelen en motor uitzetten.
ELEKTRONICA 105
B00759-10
Schroeven verwijderen.
Spreidnagels aan beide kanten verwijderen.
Koplampkap naar voren zwenken.
B00760-10
Rubberkap verwijderen.
Steekverbinding loskoppelen.
B00761-10
Beugel losmaken.
Lamp koplamp verwijderen.
Nieuwe lamp in het koplamphuis positioneren.
Koplamp (H4 / sokkel P43t) ( pag. 140)
Info
Lamp van de koplamp zo plaatsen, dat de uitsteeksels in de groeven grijpen.
ELEKTRONICA 106
Beugel vasthaken.
B00760-10
Steekverbinding insteken.
Rubberkap monteren.
B00759-10
Koplampkap omhoog zwenken.
Schroeven monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef koplampkap M6 14 Nm
Spreidnagels aan beide kanten monteren.
Controleren of de lampen werken.
13.6Zijlichtlamp vervangen
Aanwijzing
Beschadiging van de reflectorVerminderde werking van de verlichting.
Vet op deze lampbuisjes verdampt door de hitte en zet zich af op de reflector. De buisjes voor de montage reinigen en vetvrij houden.
ELEKTRONICA 107
Alle verbruikers uitschakelen en motor uitzetten.
B00759-10
Schroeven verwijderen.
Spreidnagels aan beide kanten verwijderen.
Koplampkap naar voren zwenken.
B00762-10
Schroeven verwijderen.
Afdekking verwijderen.
ELEKTRONICA 108
B00763-10
Zijlicht uit de houder trekken.
Lamp verwijderen.
Nieuwe lamp in de fitting positioneren.
Zijlicht (W5W / sokkel W2,1x9,5d) ( pag. 140)
Fitting met lamp voorzichtig in de houder in de koplamp positioneren.
B00762-10
Afdekking positioneren.
Schroeven monteren en vastdraaien.
ELEKTRONICA 109
B00759-10
Koplampkap omhoog zwenken.
Schroeven monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef koplampkap M6 14 Nm
Spreidnagels aan beide kanten monteren.
Controleren of de lampen werken.
13.7Koplampstand controleren
0
0
AA
0
0
BB
400726-10
Voertuig op een horizontale ondergrond zetten voor een lichte muur en op de hoogte van
het midden van de koplamp een markering aanbrengen.
Nog een markering aanbrengen op een afstand onder de eerste markering.
Voorgeschreven waarde
Afstand 5 cm
Voertuig op een afstand loodrecht voor de muur zetten en het dimlicht inschakelen.
Voorgeschreven waarde
Afstand 5 m
Nu gaat de bestuurder, eventueel met bagage en bijrijder op de motorfiets zitten.
Stand van de koplamp controleren.
De grens tussen licht en donker moet bij een gebruiksklare motorfiets met bestuur-
der, eventueel met bagage en bijrijder, precies op de onderste markering liggen.
» Als deze grens tussen licht en donker niet overeenkomt met de voorgeschreven
waarde:
Lichtbundelbreedte van de koplamp instellen. ( pag. 110)
ELEKTRONICA 110
13.8Lichtbundelbreedte koplamp instellen
B00759-10
Schroeven verwijderen.
Spreidnagels aan beide kanten verwijderen.
Koplampkap naar voren zwenken.
B00764-10
Door aan de schroef te draaien de lichtbundelbreedte van de koplamp instellen.
Voorgeschreven waarde
De grens tussen licht en donker moet bij de rijklare motorfiets met bestuurder, even-
tueel met bagage en bijrijder, precies op de onderste markering liggen (aangebracht
bij: koplampstand controleren).
Info
Draaien met de klok mee versmalt de lichtbundel en draaien tegen de klok in
verbreedt de lichtbundel.
ELEKTRONICA 111
B00759-10
Koplampkap omhoog zwenken.
Schroeven monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef koplampkap M6 14 Nm
Spreidnagels aan beide kanten monteren.
Stand van de koplamp controleren. ( pag. 109)
KOELSYSTEEM 112
14.1Koelsysteem
B00765-10
Door de waterpomp in de motor is er een gedwongen circulatie van het koelmiddel.
De druk die bij verwarming in het koelsysteem ontstaat wordt geregeld door een klep in de
radiateurdop . Door de uitzetting van de warmte stroomt het overtollige koelmiddel naar
het vaste reservoir . Als de temperatuur daalt wordt dit koelmiddel weer teruggezogen in
het koelsysteem. Daardoor is de aangegeven koelmiddeltemperatuur toegestaan zonder dat
er met functiestoringen rekening moet worden gehouden.
125 °C
KOELSYSTEEM 113
401287-10
Koeling vindt plaats door de rijwind en een radiateurventilator die door een thermoscha-
kelaar wordt aangestuurd.
Hoe lager de snelheid, hoe lager de koelwerking. Ook vervuilde radiateurribben verlagen de
koelwerking.
14.2Antivries en koelmiddelpeil controleren
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder druk.
Radiateur, radiateurslangen en de overige componenten van het koelsysteem niet openen bij een warme motor. Motor en koel-
systeem laten afkoelen. Verbrande huid meteen onder lauw water houden.
KOELSYSTEEM 114
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Erop letten dat koelmiddel niet in aanraking komt met huid, ogen of kleding. Bij contact met de ogen meteen met water spoe-
len en een arts raadplegen. Huid bij contact meteen reinigen met water en zeep. Als koelmiddel is ingeslikt meteen een arts
raadplegen. Kleding die met koelmiddel in aanraking is gekomen uittrekken. Houd koelmiddel buiten bereik van kinderen.
Voorwaarden
Motor is koud.
B00766-10
Motorfiets rechtop zetten op een horizontale ondergrond.
Dop van het vaste reservoir verwijderen.
Antivries van het koelmiddel controleren.
25… 45 °C
» Als de antivries van het koelmiddel niet overeenkomt met de voorgeschreven
waarde:
Antivries van het koelmiddel corrigeren.
Koelmiddelpeil in het vaste reservoir controleren.
Het koelmiddelpeil moet tussen MIN en MAX liggen.
» Als het koelmiddelpeil niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Koelmiddelpeil corrigeren.
Alternatief 1
Koelmiddel ( pag. 148)
Alternatief 2
Koelmiddel (gebruiksklaar gemengd) ( pag. 148)
Dop op het vaste reservoir monteren.
KOELSYSTEEM 115
B00767-10
Radiateurdop afschroeven.
Antivries van het koelmiddel controleren.
25… 45 °C
» Als de antivries van het koelmiddel niet overeenkomt met de voorgeschreven
waarde:
Antivries van het koelmiddel corrigeren.
Koelmiddelpeil in de radiateur controleren.
De radiateur moet volledig gevuld zijn.
» Als het koelmiddelpeil niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Koelmiddelpeil corrigeren en oorzaak van het verlies vaststellen.
Alternatief 1
Koelmiddel ( pag. 148)
Alternatief 2
Koelmiddel (gebruiksklaar gemengd) ( pag. 148)
» Als er meer koelmiddel bijgevuld moest worden dan de voorgeschreven waarde:
> 0,20 l
Koelsysteem vullen/ontluchten. x ( pag. 118)
Radiateurdop monteren.
14.3Koelmiddelpeil controleren
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder druk.
Radiateur, radiateurslangen en de overige componenten van het koelsysteem niet openen bij een warme motor. Motor en koel-
systeem laten afkoelen. Verbrande huid meteen onder lauw water houden.
KOELSYSTEEM 116
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Erop letten dat koelmiddel niet in aanraking komt met huid, ogen of kleding. Bij contact met de ogen meteen met water spoe-
len en een arts raadplegen. Huid bij contact meteen reinigen met water en zeep. Als koelmiddel is ingeslikt meteen een arts
raadplegen. Kleding die met koelmiddel in aanraking is gekomen uittrekken. Houd koelmiddel buiten bereik van kinderen.
B00766-10
Motorfiets rechtop zetten op een horizontale ondergrond.
Koelmiddelpeil in het vaste reservoir controleren.
Het koelmiddelpeil moet tussen MIN en MAX liggen.
» Als het koelmiddelpeil niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Koelmiddelpeil corrigeren.
Alternatief 1
Koelmiddel ( pag. 148)
Alternatief 2
Koelmiddel (gebruiksklaar gemengd) ( pag. 148)
B00767-10
Radiateurdop afschroeven en koelmiddelpeil in de radiateur controleren.
De radiateur moet volledig gevuld zijn.
» Als het koelmiddelpeil niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Koelmiddelpeil corrigeren en oorzaak van het verlies vaststellen.
Alternatief 1
Koelmiddel ( pag. 148)
Alternatief 2
Koelmiddel (gebruiksklaar gemengd) ( pag. 148)
KOELSYSTEEM 117
» Als er meer koelmiddel bijgevuld moest worden dan de voorgeschreven waarde:
> 0,20 l
Koelsysteem vullen/ontluchten. x ( pag. 118)
Radiateurdop monteren.
14.4Koelmiddel aftappen x
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder druk.
Radiateur, radiateurslangen en de overige componenten van het koelsysteem niet openen bij een warme motor. Motor en koel-
systeem laten afkoelen. Verbrande huid meteen onder lauw water houden.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Erop letten dat koelmiddel niet in aanraking komt met huid, ogen of kleding. Bij contact met de ogen meteen met water spoe-
len en een arts raadplegen. Huid bij contact meteen reinigen met water en zeep. Als koelmiddel is ingeslikt meteen een arts
raadplegen. Kleding die met koelmiddel in aanraking is gekomen uittrekken. Houd koelmiddel buiten bereik van kinderen.
Bugspoiler demonteren. ( pag. 77)
B00768-10
Motorfiets rechtop zetten.
Geschikte bak onder de motor klaarzetten.
Schroef verwijderen.
Radiateurdop verwijderen.
Koelmiddel volledig laten uitlopen.
Schroef met nieuwe pakking monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Sluitschroef aftapboring waterpomp M6 8 Nm
KOELSYSTEEM 118
14.5Koelsysteem vullen/ontluchten x
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Erop letten dat koelmiddel niet in aanraking komt met huid, ogen of kleding. Bij contact met de ogen meteen met water spoe-
len en een arts raadplegen. Huid bij contact meteen reinigen met water en zeep. Als koelmiddel is ingeslikt meteen een arts
raadplegen. Kleding die met koelmiddel in aanraking is gekomen uittrekken. Houd koelmiddel buiten bereik van kinderen.
B00767-11
Radiateurdop verwijderen.
B00769-10
Ontluchtingsschroef verwijderen.
Voertuig licht naar rechts kantelen.
Koelmiddel vullen totdat deze zonder luchtbellen uit de ontluchtingsopening stroomt en
meteen de ontluchtingsschroef monteren en vastdraaien.
Alternatief 1
Koelmiddel ( pag. 148)
Alternatief 2
Koelmiddel (gebruiksklaar gemengd) ( pag. 148)
Radiateur volledig vullen met koelmiddel. Radiateurdop monteren.
KOELSYSTEEM 119
Voertuig op zijstandaard zetten.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid
en/of de dood tot gevolg hebben.
Als u de motor laat draaien moet u altijd voor voldoende ventilatie zorgen,
de motor niet in een gesloten ruimte starten of laten draaien zonder een
geschikte afzuiginstallatie.
Motor starten en warm laten draaien.
B00766-11
Motor uitzetten en laten afkoelen.
Na het afkoelen nog een keer het koelmiddelpeil in de radiateur controleren en indien
nodig koelmiddel bijvullen.
Dop van het vaste reservoir verwijderen en koelmiddelpeil tot de markering MAX vul-
len.
Dop van het vaste reservoir monteren.
Bugspoiler monteren. ( pag. 78)
MOTOR AFSTELLEN 120
15.1Gaskabelspeling controleren
400192-10
Controleren of de gashendel soepel beweegt.
Stuur in rechtuitstand zetten. Gashendel licht heen en weer bewegen en de speling van
de gaskabel bepalen.
Gaskabelspeling 3… 5 mm
» Als de speling van de gaskabel niet met de voorgeschreven waarde overeenkomt:
Speling van de gaskabel instellen. x ( pag. 121)
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid
en/of de dood tot gevolg hebben.
Als u de motor laat draaien moet u altijd voor voldoende ventilatie zorgen,
de motor niet in een gesloten ruimte starten of laten draaien zonder een
geschikte afzuiginstallatie.
Motor starten en stationair laten draaien. Stuur over het gehele stuurbereik heen en
weer bewegen.
Het stationaire toerental mag daarbij niet veranderen.
» Als het stationair toerental verandert:
Gaskabellegging controleren.
MOTOR AFSTELLEN 121
15.2Gaskabelspeling instellen x
B00728-10
Stuur in rechtuitstand zetten.
Manchet terugschuiven.
Contramoer losdraaien.
Speling van de gaskabel met de stelschroef instellen.
Voorgeschreven waarde
Gaskabelspeling 3… 5 mm
Contramoer vastdraaien.
Manchet terugschuiven.
15.3Koppelingshendelspeling controleren
B00729-10
Controleren of de koppelingshendel soepel beweegt.
Stuur in rechtuitstand zetten. Koppelingshendel licht trekken en de speling van de kop-
pelingshendel bepalen.
Koppelingshendelspeling 1… 3 mm
» Als de speling van de koppelingshendel niet met de voorgeschreven waarde overeen-
komt:
Speling van de koppelingskabel instellen. x ( pag. 122)
Aanwijzing
Beschadiging koppelingAls de koppelingshendel geen speling heeft begint de koppe-
ling te verschuiven.
Bij het gebruik van de motorfiets altijd de speling van de koppelingshendel contro-
leren.
Stuur over het gehele stuurbereik heen en weer bewegen.
MOTOR AFSTELLEN 122
De speling van de koppelingshendel mag niet veranderen.
» Als de speling van de koppelingshendel verandert:
Legging van de koppelingkabel controleren.
15.4Koppelingskabelspeling instellen x
B00730-10
Stuur in rechtuitstand zetten.
Manchet terugschuiven.
Contramoer losdraaien.
Speling van de koppelingskabel met de stelschroef instellen.
Voorgeschreven waarde
Koppelingshendelspeling 1… 3 mm
Contramoer vastdraaien.
Manchet terugschuiven.
SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 123
16.1Motoroliepeil controleren
Voorwaarden
Motor is warm.
Motorfiets rechtop zetten op een horizontale ondergrond.
B00772-01
Motoroliepeil controleren.
Info
Na het uitzetten van de motor een minuut wachten en dan pas controleren.
De motorolie moet tussen de onder- en bovenkant van het kijkglas staan.
» Als het motoroliepeil niet in het aangegeven bereik ligt:
Motorolie bijvullen. ( pag. 126)
16.2Motorolie verversen, oliefilter vervangen en oliezeef reinigen x
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenTijdens het rijden worden de motor- en transmissieolie in de motorfiets zeer heet.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidshandschoenen dragen. Verbrande huid meteen onder lauw water houden.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Info
De motorolie moet worden afgetapt als de motor warm is.
SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 124
Bugspoiler demonteren. ( pag. 77)
Motorfiets op een horizontale ondergrond op de zijstandaard zetten.
B00774-10
Geschikte bak onder de motor klaarzetten.
Olieaftapschroef en oliezeef verwijderen.
Motorolie volledig laten uitlopen.
Olieaftapschroef en oliezeef grondig reinigen.
Oliezeef positioneren en olieaftapschroef met keerring monteren en vastzetten.
Voorgeschreven waarde
Olieaftapschroef M24 20 Nm
B00775-10
Schroeven verwijderen. Oliefilterdeksel met keerring verwijderen.
Oliefilter uit het oliefilterhuis trekken.
Seegerringtang verkeerd (51012011000)
Motorolie volledig laten uitlopen.
Onderdelen en afdichtvlak grondig reinigen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 125
B00776-10
Oliefilter plaatsen.
Keerring van het oliefilterdeksel insmeren met olie. Oliefilterdeksel monteren.
Schroeven monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef oliefilterdeksel M5 12 Nm Loctite
®
243™
Info
Te weinig motorolie of olie van onvoldoende kwaliteit leidt tot voortijdige slijtage
van de motor.
B00773-11
Olievulschroef met keerring van het koppelingsdeksel verwijderen en motorolie vul-
len.
Motorolie 1,50 l Buitentemperatuur:
0… 50 °C
Motorolie
(SAE 15W/50)
( pag. 149)
Buitentemperatuur:
10… 40 °C
Motorolie
(SAE 10W/40)
( pag. 149)
Olievulschroef met keerring monteren en vastdraaien.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid
en/of de dood tot gevolg hebben.
Als u de motor laat draaien moet u altijd voor voldoende ventilatie zorgen,
de motor niet in een gesloten ruimte starten of laten draaien zonder een
geschikte afzuiginstallatie.
Motor starten en controleren op lekkage.
Bugspoiler monteren. ( pag. 78)
SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 126
Motoroliepeil controleren. ( pag. 123)
16.3Motorolie bijvullen
Info
Te weinig motorolie of olie van onvoldoende kwaliteit leidt tot voortijdige slijtage van de motor.
B00773-10
Olievulschroef met keerring van het koppelingsdeksel verwijderen en motorolie vul-
len.
Motorolie (SAE 15W/50) ( pag. 149)
Motorolie (SAE 10W/40) ( pag. 149)
Info
Het mengen van verschillende soorten olie wordt afgeraden omdat de motorolie
dan niet de volle werking bereikt.
We adviseren de olie te verversen als das nodig is.
Olievulschroef met keerring monteren en vastdraaien.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid
en/of de dood tot gevolg hebben.
Als u de motor laat draaien moet u altijd voor voldoende ventilatie zorgen,
de motor niet in een gesloten ruimte starten of laten draaien zonder een
geschikte afzuiginstallatie.
Motor starten en controleren op lekkage.
Motoroliepeil controleren. ( pag. 123)
REINIGING, ONDERHOUD 127
17.1Motorfiets reinigen
Aanwijzing
Materiële schadeBeschadiging en vernietiging van componenten door hogedrukreiniger.
Het voertuig nooit met een hogedrukreiniger of een harde waterstraal reinigen. De te hoge druk kan in de elektrische componenten,
steekverbindingen, bowdenkabels, lagers dringen en storingen veroorzaken en/of deze onderdelen vernietigen.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Info
De motorfiets regelmatig reinigen. Daardoor blijven de waarde en het uiterlijk voor een lange tijd behouden.
Voorkomen dat de motorfiets tijdens het reinigen wordt blootgesteld aan directe zonnestralen.
401061-01
Uitlaatsysteem afsluiten, om het indringen van water te voorkomen.
Grove vervuiling eerst met een zachte waterstraal verwijderen.
Sterk vervuilde plekken met een in de handel verkrijgbare motorfietsreiniger inspuiten
en daarna behandelen met een kwastje.
Motorfietsreiniger ( pag. 152)
Info
Voertuig reinigen met warm water, een in de handel verkrijgbare motorfietsreini-
ger en een zachte spons.
Als er met het voertuig door strooizout is gereden, moet het met koud water wor-
den gereinigd. Warm water zou de zoutwerking versterken.
REINIGING, ONDERHOUD 128
Nadat de motorfiets grondig met een zachte waterstraal is afgespoeld moet hij goed
worden gedroogd.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door natte of vervuilde rem-
men.
Vervuilde of natte remmen voorzichtig schoon- resp. droogremmen.
Na de reiniging een korte rit maken, totdat de motor de rijtemperatuur heeft bereikt.
Daarbij ook de remmen gebruiken.
Info
Door de warmte verdampt het water ook op de niet toegankelijke plaatsen van de
motor en de remmen.
Manchetten van de stuurarmaturen terugschuiven, zodat het ingedrongen water kan ver-
dampen.
Nadat de motorfiets is afgekoeld, alle glij- en lagerpunten smeren.
Ketting reinigen. ( pag. 70)
Blank metalen onderdelen (met uitzondering van de remschijven en het uitlaatsysteem)
behandelen met een antiroestmiddel.
Reinigings- en conserveringsmiddel voor metaal en rubber ( pag. 152)
Alle gelakte onderdelen met een milde lakreiniger behandelen.
Hoogglans-politoer voor lak ( pag. 151)
Alle kunststof onderdelen en geëloxeerde onderdelen behandelen met een mild reini-
gingsmiddel.
Reinigingsmiddel en politoer voor glanzende en matte lakken, metalen en kunststof
oppervlakken ( pag. 152)
REINIGING, ONDERHOUD 129
Contact-/stuurslot oliën.
Universele oliespray ( pag. 152)
17.2Controle en onderhoud voor rijden in de winter
Info
Als de motorfiets ook in de winter wordt gebruikt moet rekening worden gehouden met strooizout op de wegen. Daarom moeten er
voorzorgsmaatregelen worden getroffen tegen het agressieve strooizout.
Als er met het voertuig door strooizout is gereden, moet het na het rijden met koud water worden gereinigd. Warm water zou de
zoutwerking versterken.
401060-01
Motorfiets reinigen. ( pag. 127)
Remmen gereinigd.
Info
Na het rijden over met zout bestrooide wegen ALTIJD de remklauwen en rempla-
ketten in afgekoelde en gemonteerde toestand grondig met koud water reinigen
en goed laten drogen.
Na het rijden op wegen met strooizout moet de motorfiets grondig met koud
water worden gereinigd en goed worden gedroogd.
Motor, achterbrug en alle overige blanke of verzinkte onderdelen (m.u.v. de remschij-
ven) behandelen met een antiroestmiddel op wasbasis.
Info
Er mag geen antiroestmiddel op de remschijven terechtkomen aangezien daar-
door de remwerking sterk wordt verminderd.
Ketting reinigen. ( pag. 70)
STALLING 130
18.1Stalling
Info
Als u de motorfiets voor langere tijd niet wilt gebruiken moet u de onderstaande maatregelen nemen of laten nemen.
Voordat u de motorfiets gaat stallen eerst controleren of alle onderdelen werken en niet zijn versleten. Als er servicewerkzaamhe-
den, reparaties of wijzigingen nodig zijn kunt u dat het beste doen tijdens de overwintering (minder drukte bij de garages). Zo voor-
komt u lange wachttijden bij aanvang van het seizoen.
401058-01
Brandstoftank zoveel mogelijk leegrijden, zodat u hem met verse brandstof kunt vullen
als u weer gaat rijden.
Motorfiets reinigen. ( pag. 127)
Motorolie verversen, oliefilter vervangen en oliezeef reinigen. x ( pag. 123)
Antivries en koelmiddelpeil controleren. ( pag. 113)
Bandenspanning controleren. ( pag. 96)
Accu demonteren. x ( pag. 98)
Accu laden. x ( pag. 100)
Voorgeschreven waarde
Opslagtemperatuur accu zonder directe
blootstelling aan zonnestralen
0… 35 °C
Voertuig stallen op een droge plaats en niet blootstellen aan grote temperatuurschom-
melingen.
Info
KTM adviseert om de motorfiets op te krikken.
Motorfiets met hefbok achteraan opkrikken. ( pag. 66)
Motorfiets met hefbok vooraan opkrikken. ( pag. 65)
STALLING 131
De motorfiets afdekken met een luchtdoorlatend dekzeil of een deken.
Info
In geen geval mogen hiervoor luchtdichte materialen worden gebruikt, omdat er
dan geen vocht kan ontsnappen en er roest ontstaat.
Het is zeer slecht de motor van een gestalde motorfiets voor korte tijd te laten
draaien. Aangezien de motor daarbij niet voldoende warm wordt, condenseert de
waterdamp die bij de verbranding ontstaat, waardoor de kleppen en uitlaat gaan
roesten.
18.2Inbedrijfname na stalling
401059-01
Motorfiets van hefbok vooraan nemen. ( pag. 65)
Motorfiets van hefbok achteraan nemen. ( pag. 67)
Accu laden. x ( pag. 100)
Accu monteren. x ( pag. 99)
Tijd instellen. ( pag. 39)
Brandstof tanken. ( pag. 59)
Controle en onderhoud voor iedere inbedrijfname uitvoeren. ( pag. 51)
Een proefrit maken.
FOUTEN OPSPOREN 132
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
Motor draait bij indrukken van
e-starterknop niet door
Bedieningsfouten Stappen voor de startprocedure uitvoeren.
( pag. 52)
Accu leeg
Accu laden. x ( pag. 100)
Zekering 1, 2, 3 of 4 gesmolten Zekeringen van de afzonderlijke stroomverbrui-
kers vervangen. ( pag. 102)
Geen massaverbinding aanwezig. Massaverbinding controleren.
Motor draait alleen door bij getrokken
koppelingshendel
Er is een versnelling geschakeld Versnelling stationair schakelen.
Er is een versnelling geschakeld en de
zijstandaard is uitgeklapt
Versnelling stationair schakelen.
Motor draait door, maar springt niet
aan
Bedieningsfouten Stappen voor de startprocedure uitvoeren.
( pag. 52)
Fout in brandstof-inspuitsysteem Foutengeheugen met KTM-diagnosetool uitle-
zen. x
Motor heeft te weinig vermogen Luchtfilter sterk vervuild Luchtfilter vervangen.
Brandstoffilter sterk vervuild
Brandstofdruk controleren. x
Fout in brandstof-inspuitsysteem Foutengeheugen met KTM-diagnosetool uitle-
zen. x
Motor wordt overmatig heet Te weinig koelmiddel in koelsysteem Koelsysteem controleren op lekkage.
Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 115)
Radiateurlamellen sterk vervuild Radiateurlamellen reinigen.
Schuimvorming in het koelsysteem
Koelmiddel aftappen. x ( pag. 117)
Koelsysteem vullen/ontluchten. x ( pag. 118)
Thermostaat defect
Thermostaat controleren. x
Zekering 5 doorgesmolten Zekeringen van de afzonderlijke stroomverbrui-
kers vervangen. ( pag. 102)
FOUTEN OPSPOREN 133
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
Motor wordt overmatig heet Defect aan het ventilatiesysteem van
de radiateur
Radiateursysteem controleren. x
Waarschuwingslampje
motordiagnose (MIL) brandt rood
Fout in brandstof-inspuitsysteem Foutengeheugen met KTM-diagnosetool uitle-
zen. x
Motor slaat af tijdens het rijden Te weinig brandstof Brandstof tanken. ( pag. 59)
Zekering 1, 2, 3 of 4 gesmolten Zekeringen van de afzonderlijke stroomverbrui-
kers vervangen. ( pag. 102)
Hoog olieverbruik Slang van de motorontluchting geknikt Ontluchtingsslang knikvrij leggen en indien nodig
vervangen.
Motoroliepeil te hoog Motoroliepeil controleren. ( pag. 123)
Vloeibaarheid motorolie te dun (visco-
siteit)
Motorolie verversen, oliefilter vervangen en olie-
zeef reinigen. x ( pag. 123)
Koplamp en parkeerlicht werken niet Zekering 6 gesmolten Zekeringen van de afzonderlijke stroomverbrui-
kers vervangen. ( pag. 102)
Richtingaanwijzers, remlicht en claxon
werken niet
Zekering 6 gesmolten Zekeringen van de afzonderlijke stroomverbrui-
kers vervangen. ( pag. 102)
Tijd wordt niet meer of niet correct
weergegeven
Zekering 2 doorgesmolten Zekeringen van de afzonderlijke stroomverbrui-
kers vervangen. ( pag. 102)
Tijd instellen. ( pag. 39)
Accu leeg Contact bij het parkeren van het voer-
tuig niet uitgeschakeld
Accu laden. x ( pag. 100)
Accu wordt niet geladen door de
dynamo
Laadspanning controleren. x
Ruststroom controleren. x
Er wordt niets weergegeven op display
van gecombineerd instrument
Zekering 2 doorgesmolten Zekeringen van de afzonderlijke stroomverbrui-
kers vervangen. ( pag. 102)
Tijd instellen. ( pag. 39)
FOUTEN OPSPOREN 134
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
Snelheidsindicatie op gecombineerd
instrument werkt niet
Kabelboom voor de snelheidsindicatie
en/of stekkerverbinding verroest
Kabelboom en steekverbinding controleren.
TECHNISCHE GEGEVENS - MOTOR 135
Constructie 1-cilinder 4-takt ottomotor, vloeistofgekoeld
Cilinderinhoud 124,7 cm³
Slag 47,2 mm
Boring 58 mm
Compressie 12,8:1
Distributie DOHC, 4 nokvolger kleppen aangestuurd door nokvolger, aandrij-
ving door ketting
Klepdiameter inlaat 22,5 mm
Klepdiameter uitlaat 19 mm
Klepspeling inlaat koud 0,08… 0,12 mm
Klepspeling uitlaat koud 0,13… 0,17 mm
Krukaslagers 2 kogellagers
Drijfstanglager Glijlager
Zuigers Lichtmetaal gesmeed
Zuigerveren 1 L-ring, 1 conische ring, 1 olieschraapveer
Motorsmering Drukcirculatiesmering met 1 rotorpomp
Primaire overbrenging 22:72
Koppeling Koppeling oliebad / mechanisch bediend
Versnelling 6 versnellingen met klauwschakeling
Overbrengingsverhouding
1e versnelling 12:34
2e versnelling 15:31
3e versnelling 18:28
4e versnelling 21:26
5e versnelling 22:23
TECHNISCHE GEGEVENS - MOTOR 136
6e versnelling 24:22
Mengselbewerking Elektronisch aangestuurde brandstofinspuiting
Ontstekingssysteem Contactvrij aangestuurd volledig elektronisch ontstekingssysteem
met digitale ontstekingsvertraging
Dynamo 12 V, 238 W
Bougie BOSCH VR 5 NC
Elektrodenafstand bougie 0,8 mm
Radiateur Vloeistofkoeling, permanente circulatie van het koelmiddel door
waterpomp
Stationair toerental 1.350… 1.450 1/min
Starthulp E-starter
20.1Vulhoeveelheid - motorolie
Motorolie 1,50 l Buitentemperatuur: 0… 50 °C Motorolie (SAE 15W/50)
( pag. 149)
Buitentemperatuur: 10…
40 °C
Motorolie (SAE 10W/40)
( pag. 149)
20.2Vulhoeveelheid - koelmiddel
Koelmiddel 0,85 l Koelmiddel ( pag. 148)
Koelmiddel (gebruiksklaar gemengd) ( pag. 148)
TECHNISCHE GEGEVENS - AANHAALMOMENTEN MOTOR 137
Olievernevelaar M5 6 Nm
Loctite
®
243™
Schroef motorontluchtingsplaat M5 7 Nm
Loctite
®
243™
Schroef oliefilterdeksel M5 12 Nm
Loctite
®
243™
Schroef stator M5 8 Nm
Loctite
®
243™
Schroef steunplaat M5 6 Nm
Loctite
®
243™
Schroef steunplaat statorkabel M5 8 Nm
Loctite
®
243™
Moer cilinderkop M6 12 Nm
Moer waterpompwiel M6 8 Nm
Schroef beschermplaat
ketting-aandrijfwiel
M6 11 Nm
Loctite
®
243™
Schroef distributiekettingspanner M6 12 Nm
Schroef dynamodeksel M6 12 Nm
Schroef geleider distributiekettingspan-
ner
M6 12 Nm
Loctite
®
243™
Schroef klepdeksel M6 12 Nm
Schroef koppelingsdeksel M6 12 Nm
Schroef lagerborging M6 12 Nm
Loctite
®
243™
Schroef motorhuis M6x40 12 Nm
Schroef motorhuis M6x60 12 Nm
Loctite
®
243™
Schroef nokkenaslagerplaat M6 11 Nm
Schroef oliepomp M6 12 Nm
Loctite
®
243™
Schroef startmotor M6 12 Nm
Schroef steunplaat keerring koppelings-
deksel
M6 11 Nm
Loctite
®
243™
Schroef steunplaat starterwiel M6 12 Nm
Loctite
®
243™
TECHNISCHE GEGEVENS - AANHAALMOMENTEN MOTOR 138
Schroef vastzethendel M6 12 Nm
Loctite
®
243™
Schroef versnellingsvastzetting M6 12 Nm
Loctite
®
243™
Schroef waterpompdeksel M6 12 Nm
Sluitschroef aftapboring waterpomp M6 8 Nm
Moer drijfstangschroef M7 24 Nm
Moer uitlaatflens M8 22 Nm
Schroef nokkenastandwiel M8 20 Nm
Loctite
®
243™
Schroef tandwiel compensatie-as M8 20 Nm
Loctite
®
243™
Schroef terugzetveer automatische ver-
snelling
M8 12 Nm
Loctite
®
243™
Tapeind uitlaatflens M8 22 Nm
Moer cilinderkop M10 40 Nm Schroefdraad gesmeerd met
olie, hoofdsteun ingevet
Oliedrukschakelaar M10 14 Nm
Schroef rotor M10 46 Nm
Loctite
®
243™
Watertemperatuursensor M10 14 Nm
Bougie M12 15 Nm
Moer distributiekettingrondsel M14 55 Nm
Loctite
®
243™
Moer hulpcilinder M14 60 Nm
Loctite
®
243™
Olieaftapschroef M24 20 Nm
Moer primair tandwiel M28 60 Nm
TECHNISCHE GEGEVENS - CHASSIS 139
Frame Buisframe van staalbuis, geëloxeerd
Voorvork WP Suspension
Schokdemper WP Suspension
Remsysteem
voor Schijfrem met remklauw met dubbele zuiger
achter Schijfrem met remklauw met enkele zuiger, vlottend gelagerd
Veerweg
voor 150 mm
achter 150 mm
Remschijven - diameter
voor 280 mm
achter 230 mm
Remschijven - slijtagegrens
voor 3,6 mm
achter 3,5 mm
Bandenspanning zonder bijrijder
voor 2,0 bar
achter 2,0 bar
Bandenspanning met bijrijder / volledige nuttige belasting
voor 2,0 bar
achter 2,2 bar
Secundaire overbrenging 14:45
Ketting 5/8 x 1/4” (520) keerring
Balhoofdhoek 65°
Wielstand 1.361±15 mm
TECHNISCHE GEGEVENS - CHASSIS 140
Zadelhoogte onbelast 810 mm
Bodemvrijheid onbelast 170 mm
Gewicht zonder brandstof ca. 125 kg
Accu FTZ-7 Accuspanning: 12 V
Nominale capaciteit: 6 Ah
Onderhoudsvrij
Zekering 75011088010 10 A
Zekering 75011088015 15 A
Zekering 75011088030 30 A
22.1Lampen
Koplamp H4 / sokkel P43t 12 V
60/55 W
Zijlicht W5W / sokkel W2,1x9,5d 12 V
5 W
Instrumentverlichting en controlelampjes LED
Richtingaanwijzer LED
Rem- / achterlicht LED
Nummerplaatverlichting LED
TECHNISCHE GEGEVENS - CHASSIS 141
22.2Banden
Banden voor Banden achter
110/70 R 17 M/C 54S TL
MRF revz FC
150/60 R 17 M/C 66S TL
MRF revz C
Meer informatie vindt u in het servicegedeelte onder:
http://www.ktm.com
22.3Vulhoeveelheid - brandstof
Brandstoftankvolume totaal ca. 10,5 l Brandstof super loodvrij (ROZ 95) ( pag. 148)
Brandstofreserve ca. 1,5 l
TECHNISCHE GEGEVENS - VOORVORK 142
Artikelnummer voorvork 90101000044
Voorvork WP Suspension
Voorvorklengte 736 mm
Voorvorkolie Voorvorkolie (SAE 5) ( pag. 150)
TECHNISCHE GEGEVENS - SCHOKDEMPER 143
Artikelnummer schokdemper 90104010033
Schokdemper WP Suspension
Veervoorspanning
Standaard 3 klikken
Volledige nuttige belasting 6 klikken
Statische veerweg 25 mm
Dynamische veerweg 45… 50 mm
Inbouwlengte 300 mm
TECHNISCHE GEGEVENS - AANHAALMOMENTEN CHASSIS 144
Schroef koplamp EJOT 4 Nm
Overige schroeven chassis M4 4 Nm
Schroef bekleding framearm onder M4 2 Nm
Schroef besturingsunit M4 4 Nm
Overige schroeven chassis M5 5 Nm
Schroef afsluitflens brandstoftank M5 5 Nm
Schroef armafdekking onder M5 5 Nm
Loctite
®
243™
Schroef brandstofpomp M5 5 Nm
Schroef brandstoftankbekleding M5 5 Nm
Schroef hellinghoeksensor M5 6 Nm
Schroef kettingkast M5 4 Nm
Schroef nummerplaatdrager M5 11 Nm
Schroef remvloeistofreservoir achterwiel-
rem
M5 6 Nm
Loctite
®
243™
Schroef spoiler M5 5 Nm
Schroef tankklep M5 4 Nm
Schroef windscherm M5 3 Nm
Schroef zijstandaardschakelaar M5 5 Nm
Loctite
®
243™
Moer instelling rempedaal M6 9 Nm
Moer radiateur M6 5 Nm
Overige moeren chassis M6 15 Nm
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
Schroef brandstoftank M6 14 Nm
Schroef glijblok M6 9 Nm
Loctite
®
243™
Schroef houder hellinghoeksensor M6 11 Nm
TECHNISCHE GEGEVENS - AANHAALMOMENTEN CHASSIS 145
Schroef houder spanningsregelaar M6 15 Nm
Schroef kabelhouder zijstandaardscha-
kelaar
M6 9 Nm
Loctite
®
243™
Schroef koplamphouder M6 11 Nm
Schroef koplampkap M6 14 Nm
Schroef luchtfilterbak M6 6 Nm
Schroef nummerplaatdrager M6 14 Nm
Schroef onderste deel achterkant M6 11 Nm
Schroef radiateurbevestiging M6 6 Nm
Schroef radiateurhouder M6 9 Nm
Schroef remvloeistofreservoir achterwiel-
rem
M6 9 Nm
Schroef spanningsregelaar M6 10 Nm
Schroef spatbord achter M6 9 Nm
Schroef spatbord voor M6 11 Nm
Schroef zadel M6 15 Nm
Schroef zadelbevestiging voor M6 5 Nm
Schroef bobine M6x1 9 Nm
Schroef magneethouder zijstandaard M6x1 5 Nm
Loctite
®
243™
Schroef rempedaalcilinder M6x1 9 Nm
Loctite
®
243™
Schroef schakelbediening M6x1 11 Nm
Loctite
®
243™
Schroef vast reservoir M6x1 14 Nm
Overige moeren chassis M8 30 Nm
Overige schroeven chassis M8 25 Nm
Schroef asopname M8 15 Nm
TECHNISCHE GEGEVENS - AANHAALMOMENTEN CHASSIS 146
Schroef claxon M8 21 Nm
Schroef greep M8 31 Nm
Schroef kroonplaat boven M8 11 Nm
Schroef kroonplaat onder M8 15 Nm
Schroef motorophanging M8 26 Nm
Schroef rempedaal M8 15 Nm
Loctite
®
243™
Schroef remschijf achter M8 29 Nm
Loctite
®
243™
Schroef remschijf voor M8 29 Nm
Loctite
®
243™
Schroef steekas voor M8 25 Nm
Schroef stuurplaat M8 21 Nm
Schroef versnellingshendel M8 15 Nm
Loctite
®
243™
Schroef voetsteunhouder achter M8 26 Nm
Loctite
®
243™
Schroef remklauw voor M8x1 30 Nm
Loctite
®
243™
Moer richtingaanwijzer M10 6 Nm
Moer spiegel M10 16 Nm
Motordraagschroef M10 46 Nm
Overige moeren chassis M10 50 Nm
Overige schroeven chassis M10 45 Nm
Schroef stuuradapter M10 21 Nm
Schroef zijstandaard M10 34 Nm
Moer kettingwielschroef M10x1,25 47 Nm
Schroef schokdemper boven M10x1,25 50 Nm
Schroef voetsteunhouder voor M10x1,25 46 Nm
Schroef zijstandaardconsole M10x1,25 25 Nm
Loctite
®
243™
TECHNISCHE GEGEVENS - AANHAALMOMENTEN CHASSIS 147
Moer achterbrugbout M14x1,5 98 Nm
Moer steekas achter M14x1,5 60 Nm
GEBRUIKSSTOFFEN 148
Brandstof super loodvrij (ROZ 95)
Volgens
DIN EN 228 (ROZ 95)
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend loodvrije superbenzine die voldoet aan de aangegeven norm of van dezelfde kwaliteit is.
Een aandeel van maximaal 10 % ethanol (E10 brandstof) kan daarbij zonder bezwaar worden gebruikt.
Info
Gebruik geen brandstof van methanol (bijv. M15, M85, M100) of met een aandeel van meer dan 10 % ethanol (bijv. E15,
E25, E85, E100).
Koelmiddel
Voorgeschreven waarde
Alleen geschikt koelmiddel gebruiken (ook in landen met hoge temperaturen). Minderwaardig antivries kan leiden tot roestvorming en
schuimvorming. KTM adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
Mengverhouding
Antivries: 25… 45 °C 50 % antiroest/antivries
50 % gedestilleerd water
Koelmiddel (gebruiksklaar gemengd)
Antivries 40 °C
Leverancier
Motorex
®
Anti Freeze
GEBRUIKSSTOFFEN 149
Motorolie (SAE 15W/50)
Volgens
JASO T903 MA ( pag. 153)
SAE ( pag. 153) (SAE 15W/50)
Voorgeschreven waarde
Gebruik alleen motorolie die voldoet aan de aangegeven normen (zie gegevens op verpakking) en de juiste eigenschappen heeft. KTM
adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
Gedeeltelijk synthetische motorolie
Leverancier
Motorex
®
Formula 4T
Motorolie (SAE 10W/40)
Volgens
JASO T903 MA ( pag. 153)
SAE ( pag. 153) (SAE 10W/40)
Voorgeschreven waarde
Gebruik alleen motorolie die voldoet aan de aangegeven normen (zie gegevens op verpakking) en de juiste eigenschappen heeft. KTM
adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
Gedeeltelijk synthetische motorolie
Leverancier
Motorex
®
Formula 4T
GEBRUIKSSTOFFEN 150
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1
Volgens
DOT
Voorgeschreven waarde
Alleen remvloeistof gebruiken die voldoet aan de aangegeven norm (zie gegevens op de verpakking) en over de geschikte eigenschap-
pen beschikt. KTM adviseert producten van Castrol en Motorex
®
te gebruiken.
Leverancier
Castrol
RESPONSE BRAKE FLUID SUPER DOT 4
Motorex
®
Brake Fluid DOT 5.1
Voorvorkolie (SAE 5)
Volgens
SAE ( pag. 153) (SAE 5)
Voorgeschreven waarde
Alleen oliesoorten gebruiken die voldoen aan de aangegeven normen (zie gegevens op de verpakking) en over de geschikte eigenschap-
pen beschikken. KTM adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
Leverancier
Motorex
®
Racing Fork Oil
HULPSTOFFEN 151
Duurzaam vet
Voorgeschreven waarde
KTM adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
Leverancier
Motorex
®
Bike Grease 2000
Hoogglans-politoer voor lak
Voorgeschreven waarde
KTM adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
Leverancier
Motorex
®
Moto Polish
Kettingreinigingsmiddel
Voorgeschreven waarde
KTM adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
Leverancier
Motorex
®
Chain Clean
Kettingspray onroad
Voorgeschreven waarde
KTM adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
Leverancier
Motorex
®
Chainlube Road
HULPSTOFFEN 152
Motorfietsreiniger
Voorgeschreven waarde
KTM adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
Leverancier
Motorex
®
Moto Clean 900
Reinigings- en conserveringsmiddel voor metaal en rubber
Voorgeschreven waarde
KTM adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
Leverancier
Motorex
®
Protect & Shine
Reinigingsmiddel en politoer voor glanzende en matte lakken, metalen en kunststof oppervlakken
Voorgeschreven waarde
KTM adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
Leverancier
Motorex
®
Clean & Polish
Universele oliespray
Voorgeschreven waarde
KTM adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
Leverancier
Motorex
®
Joker 440 Synthetic
NORMEN 153
JASO T903 MA
Door verschillende technische ontwikkelingsrichtingen is een eigen specificatie voor 4-takt motorfietsen nodig - de JASO T903 MA norm.
Vroeger werd voor 4-takt motorfietsen motorolie voor auto's gebruikt omdat er geen eigen motorfietsspecificatie was. Bij motoren van auto's
zijn lange onderhoudsintervallen vereist, bij motoren van motorfietsen staat een hoog vermogensrendement bij hoge toerentallen op de
voorgrond. Bij de meeste motoren voor motorfietsen worden ook de versnelling en de koppeling met dezelfde olie ingevet. De JASO MA
norm voldoet aan deze speciale vereisten.
SAE
De SAE-viscositeitsklassen zijn vastgelegd door de Society of Automotive Engineers voor de indeling van oliën op basis van hun viscositeit.
De viscositeit beschrijft slechts een van de eigenschappen van olie en zegt niets over de kwaliteit.
INDEX 154
INDEX
A
Accu
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 98
laden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 100
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 99
Achterwiel
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 90
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 91
Afbeelding voertuig
linksvoor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12
rechtsachter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14
Afremmen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 57
Antivries
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 113
B
Bagage . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 49
Bandenspanning
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 96
Bandentoestand
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 94
Bedieningshandleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10
Bedrijfsmiddelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7
Bijrijderzadel
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 68
verwijderen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 67
Boordgereedschap . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 43
Bugspoiler
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 77
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 78
C
Claxonknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21
Contactslot . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22
Controlelampjes . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26
D
Demperpakkingen achterwielnaaf
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 93
E
E-starterknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22
F
Fouten opsporen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 132-134
Framenummer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16
G
Garantie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7
Gashendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 19
Gaskabelspeling
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 120
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 121
Gebruiksdefinitie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7
Gecombineerd instrument
activering en test . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24
controlelampjes . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26
INDEX 155
display . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27
functietoetsen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25
informatiedisplay . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 31
menu gemiddelde snelheid/service . . . . . . . . . . . . . . . . . 35
menu rijtijd/gemiddelde snelheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . 34
menu service/rijtijd . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 35
menu totaal traject ODO . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 36
menu traject 1 TRIP 1 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 37
menu traject 2 TRIP 2 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 37
temperatuurindicatie koelmiddel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 30
vulpeilindicatie in brandstoftank . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 28
waarschuwingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 32
weergave TRIP F . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 29
Grepen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 44
I
Inbedrijfname
aanwijzingen voor eerste inbedrijfname . . . . . . . . . . . . . . 47
controle en onderhoud voor iedere inbedrijfname . . . . . . . 51
na stalling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 131
K
Ketting
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 75
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 70
vervuiling controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 70
Ketting-aandrijfwiel
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 75
Kettingspanning
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 71
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 73
Kettingwiel
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 75
Kilometer of mijl
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 38
Koelmiddel
aftappen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 117
Koelmiddelpeil
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 113, 115
Koelsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 112
vullen/ontluchten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 118
Koplampstand
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 109
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 110
Koppelingshendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18
Koppelingshendelspeling
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 121
Koppelingskabelspeling
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 122
L
Lamp koplamp
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 104
Lichtschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 19
INDEX 156
M
Milieu . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9
Motor
inrijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 48
Motorfiets
met hefbok achteraan opkrikken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 66
met hefbok vooraan opkrikken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 65
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 127
van hefbok achteraan nemen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 67
van hefbok vooraan nemen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 65
Motornummer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16
Motorolie
bijvullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 126
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 123
Motoroliepeil
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 123
N
Noodstopschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21
O
Oliefilter
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 123
Oliezeef
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 123
P
Parkeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 58
R
Remhendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18
Remmen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 57
Rempedaal . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 46
vrije slag controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 86
vrije slag instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 87
Remplaketten
van achterwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 88
van voorwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 83
Remschijven
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 80
Remvloeistof
van achterwielrem bijvullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 84
van voorwielrem bijvullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 81
Remvloeistofpeil
van achterwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 83
van voorwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 80
Reserveonderdelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
Richtingaanwijzerschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20
Rijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 54
beginnen met rijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 54
Rijden in de winter
controle en onderhoud . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 129
S
Schakelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 54
INDEX 157
Schakeltoerental RPM 1
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 39
Schakeltoerental RPM 2
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 40
Schokdemper
veervoorspanning instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 63
Seinlichtschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20
Service . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7
Serviceschema . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 61-62
Sleutelnummer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17
Stalling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 130
Starten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 52
Stoppen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 58
Stuurslot . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22
T
Tankdop
openen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 41
sluiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 42
Tanken
brandstof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 59
Technische gegevens
aanhaalmomenten chassis . . . . . . . . . . . . . . . . . . 144-147
aanhaalmomenten motor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 137-138
chassis . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 139-141
motor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 135-136
schokdemper . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 143
voorvork . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 142
Tijd
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 39
Toebehoren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
Transport . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
Typeplaatje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16
V
Versnellingshendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 45
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 63
Voertuig beladen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 49
Voetsteunen bijrijder . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 44
Voorwiel
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 89
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 89
W
Werkinstructies . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
Z
Zadel
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 69
verwijderen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 68
Zadelslot . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 43
Zekering
van afzonderlijke stroomverbruikers vervangen . . . . . . . . 102
Zijlichtlamp
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 106
Zijstandaard . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 46
KTM-Sportmotorcycle AG
5230 Mattighofen/Oostenrijk
http://www.ktm.com
04/2011 Foto: Mitterbauer
*3211668nl*
3211668nl
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146
  • Page 147 147
  • Page 148 148
  • Page 149 149
  • Page 150 150
  • Page 151 151
  • Page 152 152
  • Page 153 153
  • Page 154 154
  • Page 155 155
  • Page 156 156
  • Page 157 157
  • Page 158 158
  • Page 159 159
  • Page 160 160

KTM 125 Duke DE 2011 de handleiding

Type
de handleiding
Deze handleiding is ook geschikt voor