34
Voor openbare laagspanningsverdeelsystemen van
tussen 220 V en 250 V
Schakelbedieningen van elektrische toestellen veroorza-
ken spanningsschommelingen. De bediening van dit
gereedschap onder ongunstige lichtnetomstandigheden
kan een nadelige invloed hebben op de bediening van
andere apparatuur. Het kan worden aangenomen dat er
geen negatieve effecten zullen zijn wanneer de netimpe-
dantie gelijk is aan of minder is dan 0,30 Ohm.
Het stopcontact dat voor dit gereedschap wordt gebruikt,
moet beveiligd zijn door een zekering of een stroomon-
derbreker met trage afschakelkarakteristieken.
Veiligheidswenken
Voor uw veiligheid dient u de bijgevoegde Veiligheids-
voorschriften nauwkeurig op te volgen.
AANVULLENDE
VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN
1. Draag oogbescherming.
2. Gebruik de zaag niet zonder dat de bescherm-
kappen zijn aangebracht.
3. Gebruik de machine niet in de nabijheid van ont-
vlambare vloeistoffen of gassen.
4. Controleer het zaagblad zorgvuldig op barsten of
beschadiging, alvorens de machine te gaan
gebruiken. Een gebarsten of beschadigd zaag-
blad dient onmiddellijk te worden vervangen.
5. Gebruik alleen flenzen die voor deze machine
gemaakt zijn.
6. Zorg ervoor dat de as, de flenzen (vooral het
montagevlak) of de bout niet worden bescha-
digd. Beschadiging van deze onderdelen kan
zaagbladbreuk veroorzaken.
7. Controleer of het draaibaar voetstuk goed vast-
zit, zodat het tijdens het zagen niet kan bewegen.
8. Verwijder voor uw eigen veiligheid zaagafval,
kleine stukjes hout e.d. van de werktafel alvo-
rens te gaan zagen.
9. Zaag niet op spijkers. Inspecteer het werkstuk en
verwijder alle eventuele spijkers alvorens met
het zagen te beginnen.
10. Zet de asvergrendeling in de vrije stand alvorens
de trekkerschakelaar in te drukken.
11. Zorg ervoor dat het zaagblad in zijn laagste posi-
tie niet in aanraking komt met het draaibaar voet-
stuk.
12. Houd het handvat stevig vast. Denk eraan dat de
zaag bij het starten en stoppen een beetje op- en
neergaat.
13. Zaag nooit met het werkstuk in uw hand. Zet het
werkstuk altijd stevig vast op het draaibaar voet-
stuk en tegen de geleider met behulp van de
spanschroef. Gebruik nooit uw hand om het
werkstuk vast te houden.
14. Houd altijd uw handen uit de buurt van het zaag-
blad. Raak het freewheelende zaagblad niet aan,
aangezien dit nog ernstige verwondingen kan
veroorzaken.
15. Probeer tijdens het zagen nooit iets vast te pak-
ken in de omgeving van het zaagblad.
16. Controleer vóór het inschakelen of het zaagblad
niet in contact is met het werkstuk.
17. Laat de machine een tijdje draaien alvorens deze
op het werkstuk te gebruiken. Controleer op tril-
lingen of schommelingen die op onjuiste instal-
latie of op een slecht gebalanceerd zaagblad
kunnen wijzen.
18. Wacht totdat het zaagblad op volle toeren draait,
alvorens het werkstuk te zagen.
19. Stop onmiddellijk met zagen indien u iets abnor-
maals opmerkt.
20. Probeer niet de trekkerschakelaar in de AAN
positie te vergrendelen.
21. Schakel de spanning uit en wacht totdat het
zaagblad volledig tot stilstand is gekomen, alvo-
rens de machine een onderhoudsbeurt te geven
of af te stellen.
22. Laat uw aandacht nooit verslappen, vooral niet
wanneer het werk saai is en uit herhalingen
bestaat. Laat u niet door een vals gevoel van vei-
ligheid misleiden, aangezien zaagbladen altijd
gevaar kunnen opleveren.
23. Gebruik uitsluitend de accessoires die in deze
gebruiksaanwijzing worden aanbevolen. Het
gebruik van ongeschikte accessoires, zoals
slijpschijven, kan verwonding veroorzaken.
24. Houd het snoer in goede conditie. Trek aan de
stekker en niet aan het snoer zelf om dit uit het
stopcontact te verwijderen. Houd het snoer uit
de buurt van hitte, olie, water en scherpe randen.
25. Gebruik de zaag niet voor het zagen van andere
materialen dan aluminium, hout of gelijksoortige
materialen.
26. Sluit gecombineerde verstekzagen tijdens het
zagen aan op een stofvanginrichting.
27. Kies de zaagbladen in overeenstemming met het
te zagen materiaal.
28. Wees voorzichtig wanneer u gleuven zaagt.
29. Vervang de zaagsnede-plaat wanneer deze ver-
sleten is.
BEWAAR DEZE VOORSCHRIFTEN.
BEDIENINGSVOORSCHRIFTEN
Dragen van de machine (Fig. 1)
Om de machine te dragen, brengt u het handvat hele-
maal omlaag en drukt u de aanslagpen naar binnen om
het handvat in de omlaagpositie vast te zetten. Zet het
draaibaar voetstuk vast door middel van de handgreep.
De machine kan dan gemakkelijk bij de handgreep wor-
den gedragen.
WAARSCHUWING:
• Trek eerst de stekker van de machine uit het stopcon-
tact.
• De aanslagpen is uitsluitend bedoeld voor het dragen
van de machine en niet voor zaagbedieningen.
Installeren van de hulpplaat (Fig. 2 en 3)
Installeer de hulpplaat door gebruik te maken van de
inkeping in het machinevoetstuk en zet deze vast door de
zeskante bout aan te trekken.
De zaag op een werktafel monteren (Fig. 4)
Deze machine moet op een horizontaal en stabiel opper-
vlak worden gemonteerd door middel van twee bouten
die u door de boutgaten in het machinevoetstuk steekt.
Hierdoor wordt voorkomen dat de machine omkantelt en
mogelijk verwondingen veroorzaakt.