Liebherr SRFfg 5501 Performance Handleiding

Categorie
Accessoires voor het maken van koffie
Type
Handleiding

Deze handleiding is ook geschikt voor

Gebruikshandleiding
Quality, Design and Innovation
home.liebherr.com/fridge-manuals
Inhoudsopgave
1 Het apparaat in vogelvlucht.................................. 3
1.1 Leveringsomvang......................................................... 3
1.2 Apparaat- en uitrustingsoverzicht............................ 3
1.3 Speciale uitrusting....................................................... 3
1.4 Toepassingsgebied van het apparaat....................... 3
1.5 Geluidsemissie van het apparaat.............................. 4
1.6 Conformiteit.................................................................. 4
2 Algemene veiligheidsvoorschriften...................... 4
3 In gebruik nemen................................................... 6
3.1 Opstelvoorwaarden..................................................... 6
3.2 Afmetingen apparaat................................................... 7
3.3 Apparaat transporteren.............................................. 7
3.4 Apparaat uitpakken..................................................... 7
3.5 Transportbeveiliging verwijderen.............................. 7
3.6 Deurgreep monteren.................................................... 7
3.7 Kantelbeveiliging monteren....................................... 7
3.8 Apparaat opstellen...................................................... 8
3.9 Apparaat uitlijnen......................................................... 8
3.10 Plaatsen van meerdere apparaten............................ 9
3.11 Na het plaatsen............................................................ 9
3.12 Afvalverwerking van de verpakking.......................... 9
3.13 Deurscharnieren wisselen.......................................... 9
3.14 Deur uitlijnen................................................................ 16
3.15 Apparaat aansluiten.................................................... 17
3.16 Apparaat inschakelen (eerste inbedrijfstelling)...... 17
4 Bediening............................................................... 17
4.1 Bedienings- en weergave-elementen....................... 17
4.1.1 Statusweergave........................................................ 18
4.1.2 Weergavesymbolen.................................................. 18
4.1.3 Akoestische signalen............................................... 18
4.2 Navigatie....................................................................... 18
4.2.1 Navigatie met toetsen..............................................19
4.2.2 Instellingsmenu.........................................................19
4.2.3 Klantmenu.................................................................. 19
4.2.4 Waarden instellen.....................................................19
4.2.5 Algemene regels.......................................................20
4.3 Functies......................................................................... 20
4.3.1 Functieoverzicht....................................................... 20
4.3.2 Apparaat in- en uitschakelen ................................ 20
4.3.3 Temperatuur ..............................................................21
4.3.4 Temperatuurregistratie ........................................... 21
4.3.5 Toegangsbeveiliging instellingenmenu ............... 22
4.3.6 Toegangscodes......................................................... 22
4.3.7 Herinnering onderhoudsinterval ........................... 23
4.3.8 Taal .............................................................................24
4.3.9 Temperatuureenheid ...............................................24
4.3.10 Displayhelderheid ....................................................24
4.3.11 Alarm Sound.............................................................. 24
4.3.12 Key Sound.................................................................. 25
4.3.13 WLAN-verbinding .....................................................25
4.3.14 LAN-verbinding ........................................................ 26
4.3.15 Info...............................................................................27
4.3.16 Bedrijfsuren .............................................................. 27
4.3.17 Software..................................................................... 27
4.3.18 Ontdooien ..................................................................27
4.3.19 Sensorkalibratie .......................................................28
4.3.20 Temperatuuralarm ...................................................28
4.3.21 Deuralarm ................................................................. 29
4.3.22 Alarmsimulatie .........................................................30
4.3.23 Alarm doorsturen .....................................................30
4.3.24 DemoMode ................................................................ 31
4.3.25 Fabrieksreset ............................................................ 31
4.4 Meldingen...................................................................... 31
4.4.1 Waarschuwingen...................................................... 31
4.4.2 Herinneringen............................................................34
5 Uitrusting.............................................................. 35
5.1 Veiligheidsslot.............................................................. 35
5.2 Sensoren........................................................................ 35
5.3 Interfaces...................................................................... 35
6 Onderhoud............................................................. 36
6.1 Onderhoudsschema..................................................... 36
6.2 Apparaat ontdooien..................................................... 37
6.3 Apparaat reinigen......................................................... 38
7 Klantenhulp........................................................... 39
7.1 Technische gegevens.................................................. 39
7.2 Technische storing....................................................... 39
7.3 Klantenservice.............................................................. 40
7.4 Typeplaatje.................................................................... 40
8 Buiten bedrijf stellen............................................ 40
9 Afvalverwijdering.................................................. 40
9.1 Apparaat op afvoer voorbereiden.............................. 40
9.2 Apparaat volgens milieuvoorschriften afvoeren.... 40
10 Aanvullende informatie......................................... 41
11 Beknopte handleiding voor dagelijks gebruik...... 43
De fabrikant werkt voortdurend aan de verdere ontwikkeling
van alle typen en modellen. Daarom vragen wij uw begrip
dat wij ons het recht voorbehouden veranderingen in vorm,
inrichting en technologie aan te brengen.
Symbool Uitleg
Gebruiksaanwijzing lezen
Om alle voordelen van uw nieuwe apparaat te
leren kennen, moet u de instructies in deze
gebruiksaanwijzing aandachtig doorlezen.
Volledige gebruiksaanwijzing op internet
U vindt de uitvoerige gebruiksaanwijzing op
internet via de QR-code aan de voorkant van
de gebruiksaanwijzing, op door het service‐
nummer in te voeren op home.liebherr.com/
fridge-manuals.
Het servicenummer vindt u op het typeplaatje:
Fig. Voorbeeld
Apparaat controleren
Controleer alle onderdelen op transportschade.
Neem bij op- of aanmerkingen contact op met
de distributeur of de klantenservice.
Afwijkingen
De gebruiksaanwijzing geldt voor verschillende
modellen, afwijkingen zijn mogelijk. Secties die
alleen van toepassing zijn op bepaalde appa‐
raten worden met een sterretje (*) aangeduid.
Instructies voor actie en resultaten van de
actie
Instructies voor actie worden aangeduid met
een .
De resultaten van de actie worden aangeduid
met een .
Video’s
Video’s over de apparaten vindt u op het
YouTube-kanaal van Liebherr-Hausgeräte.
Deze gebruiksaanwijzing geldt voor:
-SRFfg 3501
2 * afhankelijk van model en uitvoering
-SRFfg 4001
-SRFfg 5501
1 Het apparaat in vogelvlucht
1.1 Leveringsomvang
Controleer alle onderdelen op transportschade. Neem bij op-
of aanmerkingen contact op met de handelaar of de klan‐
tenservice. (zie 7.3 Klantenservice)
De levering bestaat uit de volgende onderdelen:
-Rechtopstaand apparaat
-Uitrusting *
-Montagemateriaal *
-Gebruiksaanwijzing
-Servicebrochure
-Kwaliteitscertificaat *
-Netkabel
-Greep incl. schroeven en torx-sleutel
-Wandbevestigingskit
1.2 Apparaat- en uitrustingsoverzicht
SRFfg 3501
SRFfg 4001
SRFfg 5501
Fig. 1 Voorbeeld
Uitrusting
(1) Typeplaatje (5) Bedieningselementen en
temperatuurweergave
(2) Glasplaat (6) Veiligheidsthermostaats‐
ensor
(3) Stelvoeten (7) Condensbak
(4) Slot
Fig. 2 Voorbeeldweergaven achterkant
Uitrusting
(1) LAN/WLAN-interface * (3) Draaghulp
(2) Potentiaalvrije alarm‐
uitgang
1.3 Speciale uitrusting
Aanwijzing
Toebehoren is via de klantenservice (zie 7.3 Klantenservice)
en in de Liebherr-shop voor huishoudelijke apparaten op
https://home.liebherr.com verkrijgbaar.
SmartModule
Het apparaat kan worden uitgerust met een SmartModule.
Het gaat hierbij om een WLAN- en LAN-interface voor de
verbinding tussen het apparaat en het internet.
1.4 Toepassingsgebied van het apparaat
Beoogd gebruik
Deze laboratoriumkoelkast, met een ontste‐
kingsbronnenvrije binnenruimte is geschikt
voor de professionele opslag van licht
ontvlambare producten in gesloten verpak
kingen, bij temperaturen tussen 3 °C en 16 °C.
Explosiebescherming binnenruimte
De voor uw apparaat geldende waarden zijn
vermeld op het etiket op de deur van het
apparaat.
Fig. 3 Voorbeeld
De binnenruimte is goedgekeurd als een
plaats waar ontploffingsgevaar kan heersen
zoals bedoeld in 2014/34/EU (ATEX-richt‐
lijn). Typische producten die opgeslagen
kunnen worden zijn monsters voor onderzoek,
reagentia, laboratoriuminventaris enz. die in
de overeenkomstige zone, explosiegroep en
temperatuurklasse ingedeeld zijn.
De explosiegroep van de producten die
opgeslagen moeten worden vindt u in het
Het apparaat in vogelvlucht
* afhankelijk van model en uitvoering 3
veiligheidsinformatieblad. Neem in geval van
twijfel contact op met de leverancier van het
product.
Bij de opslag van waardevolle of tempera‐
tuurgevoelige stoffen of producten is het
gebruik van een onafhankelijk, permanent
bewakend alarmsysteem vereist. Dit alarm‐
systeem moet zodanig zijn ontworpen dat
elke alarmtoestand onmiddellijk wordt geregi‐
streerd door een verantwoordelijke persoon,
die dan passende maatregelen kan nemen.
Voorzienbaar verkeerd gebruik
Gebruik het apparaat niet voor de volgende
toepassingen:
-Opslag en koeling van:
Chemisch onstabiele stoffen
Bloed, plasma of andere lichaamsvloei‐
stoffen bestemd voor infusie, toediening
of inbrenging in het menselijk lichaam.
-Gebruik in explosiegevaarlijke omgevingen.
-Gebruik buiten of in vochtige bereiken en
spatwaterbereiken.
Ondeskundig gebruik van het toestel leidt tot
beschadiging of bederf van de opgeslagen
producten.
Klimaatklassen
De voor uw apparaat van toepassing zijnde
klimaatklasse staat op het typeplaatje.
Fig. 4 Typeplaatje
(X) Deze klimaatklasse
geeft aan bij
welke omgevingsvoor‐
waarden het apparaat
veilig kan worden
gebruikt.
Klimaat‐
klasse (X)
max. ruimte‐
temperatuur in
°C
max. rel.
vochtigheid
in %
7 35 75
Aanwijzing
De minimaal toegestane ruimtetemperatuur
op de plaats van opstelling is 10 °C.
Onder grensomstandigheden kan zich lichte
condensatie vormen op de glazen deur en op
de zijwanden.
1.5 Geluidsemissie van het apparaat
Het A-gewogen geluidsdrukniveau tijdens de werking van
het toestel is lager dan 70 dB(A) (geluidsvermogen rel. 1
pW).
1.6 Conformiteit
De koelmiddelkringloop is op dichtheid gecontroleerd.
Het apparaat voldoet aan de geldende veiligheidsvoor
schriften en de EU-richtlijnen 2014/35/EU, 2014/30/EU,
2014/34/EU en 2011/65/EU.
De volledige tekst van de EU-conformiteitsverkla‐
ring is beschikbaar op het volgende internetadres:
www.Liebherr.com
2 Algemene veiligheidsvoor‐
schriften
Bewaar deze handleiding zorgvuldig, zodat u
hem te allen tijde kunt raadplegen.
Als u het apparaat doorgeeft, geef dan ook de
handleiding door aan de volgende eigenaar.
Om het apparaat goed en veilig te kunnen
gebruiken, moet u deze handleiding vóór
gebruik aandachtig doorlezen. Volg altijd
de instructies, veiligheidsvoorschriften en
waarschuwingen die hierin zijn opgenomen.
Deze zijn belangrijk om het apparaat veilig
en probleemloos te kunnen installeren en
gebruiken.
Gevaren voor de gebruiker:
-Dit apparaat mag alleen gebruikt worden
door technisch en laboratoriumpersoneel
dat daarvoor opgeleid is en vertrouwd is
met alle veiligheidsmaatregelen voor het
werken in een laboratorium. Kinderen en
personen met verminderde lichamelijke,
zintuiglijke of geestelijke vermogens of
gebrek aan ervaring en kennis mogen dit
apparaat niet gebruik nemen of bedienen.
-De contactdoos moet eenvoudig toeganke‐
lijk zijn, zodat het apparaat in noodgevallen
snel van de stroomvoorziening kan worden
losgekoppeld. Deze moet zich buiten de
achterkant van het apparaat bevinden.
-Als het apparaat van het net wordt
gescheiden, altijd bij de stekker vast
houden. Niet aan de kabel trekken.
-Bij storingen de netstekker uittrekken of de
zekering uitschakelen.
-WAARSCHUWING: Het netsnoer niet
beschadigen. Apparaat niet gebruiken, als
het netsnoer is beschadigd.
-WAARSCHUWING: Meervoudige contact‐
dozen/verdeeldozen en andere elektroni‐
sche apparaten (zoals halogeentransforma‐
Algemene veiligheidsvoorschriften
4 * afhankelijk van model en uitvoering
toren) mogen niet aan de achterzijde van
apparaten worden geplaatst en gebruikt.
-WAARSCHUWING: ventilatieopeningen in
het apparaatbehuizing of in de inbouwbe‐
huizing niet afsluiten.
-WAARSCHUWING: Stofafzettingen op de
ventilatorvleugel! Gevaar voor vonkenvor
ming door wrijving!
Geen stoffige voorwerpen in het apparaat
bewaren.
De ventilatiesleuf van de ventilator maan‐
delijks met stofzuiger reinigen.
-Reparaties en ingrepen aan het apparaat
alleen door de klantenservice of ander hier
voor opgeleid vakpersoneel laten uitvoeren.
-Apparaat alleen volgens de voorschriften
monteren, aansluiten en afvoeren.
Brandgevaar:
-Het gebruikte koelmiddel (gegevens op
het typeplaatje) is milieuvriendelijk maar
brandbaar. Koelmiddel dat ontsnapt, kan
ontbranden.
WAARSCHUWING: Koelkringloop niet
beschadigen.
Vermijd het hanteren van ontstekings‐
bronnen in de binnenkant van het appa‐
raat.
WAARSCHUWING: In het koelvak geen
elektrische apparaten gebruiken die niet
van het door de fabrikant aanbevolen
type zijn.
Indien koudemiddel uittreedt: Open vuur
of ontstekingsbronnen in de buurt van
het uittreedpunt vermijden. Ruimte goed
ventileren. Klantenservice informeren.
-Het apparaat niet in de buurt van explo‐
sieve gassen gebruiken.
-Geen benzine of andere brandbare gassen
en vloeistoffen in de buurt van het appa‐
raat bewaren of gebruiken.
-Brandende kaarsen, lampen en andere
voorwerpen met open vuur uit de buurt van
het apparaat houden, zodat ze het apparaat
niet in brand kunnen steken.
Val- en kantelgevaar:
-WAARSCHUWING: Om gevaar door instabi‐
liteit van het apparaat te voorkomen, moet
dit volgens de instructies worden beves‐
tigd.
-Plinten, laden, deuren enz. niet als opstapje
of als steun gebruiken.
Gevaar voor bevriezing, gevoelloosheid en
pijn:
-Permanent contact van de huid met
koude oppervlakken of gekoelde/bevroren
producten vermijden of beschermende
maatregelen treffen, bijvoorbeeld hand‐
schoenen gebruiken.
Letsel- en beschadigingsgevaar:
-WAARSCHUWING: Om het ontdooiproces
te versnellen, geen mechanische hulpmid‐
delen of andere middelen gebruiken die niet
door de fabrikant worden aanbevolen.
-WAARSCHUWING: Letselgevaar door elek
trische schok! Onder de afdekking bevinden
zich onder spanning staande delen.
-LET OP: Apparaat mag alleen met origineel
toebehoren van de fabrikant of met door
de fabrikant goedgekeurd toebehoren van
andere producenten worden gebruikt. De
gebruiker draagt het risico bij gebruik van
niet-goedgekeurd toebehoren.
Beknellingsgevaar:
-Bij het openen en sluiten van de deur niet
in het scharnier grijpen. De vingers kunnen
ingeklemd raken.
Kwalificatie deskundig personeel:
Het apparaat mag uitsluitend geïnstalleerd,
getest, onderhouden en in bedrijf gesteld
worden door deskundig personeel dat
vertrouwd is met de montage, inbedrijfstel
ling en bediening van het apparaat.
Deskundig personeel zijn personen die door
hun technische opleiding, kennis en erva‐
ring en hun kennis van de relevante normen
in staat zijn het aan hun opgedragen werk
te beoordelen en uit te voeren en moge‐
lijke gevaren te onderkennen. Ze moeten
een opleiding, instructies en toestemming
hebben om met het apparaat te werken.
Symbolen op het apparaat:
Het symbool kan zich op de compressor
bevinden. Het heeft betrekking op de
olie in de compressor en wijst op het
volgende gevaar:Kan bij inslikken
en indringen in de luchtwegen
dodelijk zijn. Deze aanwijzing is alleen
van belang voor het recyclingproces. In de
normale modus bestaat er geen gevaar.
WAARSCHUWING: Brandgevaar /
brandbare materialen. Het symbool bevindt
zich op de compressor en wijst op het
gevaar van ontvlambare stoffen. De sticker
niet verwijderen.
Algemene veiligheidsvoorschriften
* afhankelijk van model en uitvoering 5
Het symbool bevindt zich aan de achter‐
zijde van het apparaat in het gedeelte van
het alarmrelais en wijst op het volgende
gevaar: Elektrische schok! Ook bij
een van het net gescheiden apparaat kan
spanning aanwezig zijn. Sticker niet verwij‐
deren.
Deze of een soortgelijke sticker kan zich op
de achterzijde van het apparaat bevinden.
Deze heeft betrekking op de schuimpanelen
in de deur en/of de behuizing. Deze aanwij‐
zing is alleen voor het recyclingproces van
belang. Sticker niet verwijderen.
Neem de specifieke waarschuwingen en de
andere specifieke instructies in de andere
hoofdstukken in acht:
GEVAAR
Wijst op een onmiddellijke
gevaarlijke situatie die,
indien deze niet wordt
vermeden, tot de dood of
ernstig letsel zal leiden.
WAARSCHU‐
WING
Wijst op een gevaarlijke
situatie die, indien deze
niet wordt vermeden, tot de
dood of ernstig letsel kan
leiden.
VOORZICHTIG
Wijst op een gevaarlijke
situatie die, indien deze niet
wordt vermeden, kan leiden
tot licht of middelzwaar
letsel.
LET OP
Wijst op een gevaarlijke
situatie die, indien deze
niet wordt vermeden,
tot aanzienlijke materiële
schade kan leiden.
Aanwijzing Wijst op nuttige informatie
en tips.
3 In gebruik nemen
3.1 Opstelvoorwaarden
WAARSCHUWING
Brandgevaar door vocht!
Wanneer stroomgeleidende delen of de stroomaansluiting
vochtig worden, kan dat leiden tot kortsluiting.
uHet apparaat is ontworpen voor gebruik in een gesloten
ruimte. Het apparaat niet buiten, in een vochtige omge‐
ving of binnen bereik van spatwater plaatsen.
3.1.1 Plaats van opstelling
WAARSCHUWING
Vrijkomend koudemiddel en olie!
Brand. Het gebruikte koelmiddel is milieuvriendelijk maar
wel brandbaar. De gebruikte olie is ook brandbaar. Vrij‐
komend koelmiddel en vrijkomende olie kunnen bij hoge
concentratie en in contact met een externe warmtebron
ontvlammen.
uBuisleidingen van de koelmiddelkringloop en compressor
niet beschadigen.
-Plaats het apparaat niet naast een fornuis, verwarming
of dergelijke, en stel het apparaat niet bloot aan direct
zonlicht.
-Een optimale opstelplaats is een droge en goed geventi‐
leerde ruimte.
-Wanneer het apparaat in een zeer vochtige omgeving
wordt neergezet, kan zich aan de buitenkant van het
apparaat condenswater vormen.
Let op de plaats van opstelling altijd op de be- en
ontluchting.
-Hoe meer koelmiddel in het apparaat aanwezig is, des
te groter moet de ruimte zijn waarin het apparaat staat.
In te kleine ruimten kan bij een lek een brandbaar gas-
luchtmengsel ontstaan. Per 8 g koelmiddel moet de
opstelruimte minstens 1 m3 groot zijn. Gegevens over
het gebruikte koelmiddel staan op het typeplaatje aan de
binnenkant van het apparaat.
-De vloer op de plaats van opstelling moet horizontaal en
vlak zijn.
-De plaats van opstelling moet voor het apparaatgewicht
inclusief de maximale belasting over voldoende draagver
mogen beschikken. (zie 7.1 Technische gegevens)
3.1.2 Elektrische aansluiting
WAARSCHUWING
Brandgevaar door verkeerd opstellen!
Als een stroomkabel of stekker de achterkant van het appa‐
raat raakt, kunnen de trillingen van het apparaat de stroom‐
kabel of stekker beschadigen en kortsluiting veroorzaken.
uVoorkom bij het opstellen van het apparaat dat onder het
apparaat stroomkabels klem komen te zitten.
uApparaat zo opstellen, dat stekker of netsnoer niet tegen
het apparaat liggen.
uOp contactdozen in het apparaatacchterpaneel geen
apparaten aansluiten.
uMeervoudige contactdozen of verdeeldozen en andere
elektronische apparaten (bijv. halogeen-transformatoren)
mogen niet aan het achterpaneel van apparaten worden
aangebracht en gebruikt.
In gebruik nemen
6 * afhankelijk van model en uitvoering
3.2 Afmetingen apparaat
Fig. 5
SRFfg 3501
A B C D E F
1684 mm 597 mm 664 mm 1203 mm 23 mm 1241 mm
SRFfg 4001
A B C D E F
1884 mm 597 mm 664 mm 1203 mm 23 mm 1241 mm
SRFfg 5501
A B C D E F
1684 mm 747 mm 779 mm 1468 mm 23 mm 1506 mm
A = hoogte van apparaat inclusief stelvoeten/wieltjes
B = breedte van apparaat zonder greep
C = diepte van apparaat zonder greep
D = diepte van apparaat bij geopende deur
E = scharnierhoogte
F = diepte van apparaat met uitstekende greep en anti-
kantelmechanisme
3.3 Apparaat transporteren
uApparaat verpakt transporteren.
uApparaat rechtop transporteren.
uApparaat met twee personen transporteren.
3.4 Apparaat uitpakken
uControleer of het apparaat en de verpakking op trans‐
portschade. Neem onmiddellijk contact met de leveran‐
cier op, als u een beschadiging opmerkt. Het apparaat
niet op de stroomvoorziening aansluiten.
uVerwijder alle materialen van de achterzijde of de
zijwanden van het apparaat die een correcte plaatsing
of ventilatie kunnen belemmeren.
3.5 Transportbeveiliging verwijderen
Fig. 6
uBeugel Fig. 6 (1) naar voren trekken.
uTransportbeveiliging Fig. 6 (2) naar boven toe lostrekken.
wBasishouder blijft op het apparaat.
3.6 Deurgreep monteren
Fig. 7
uMeegeleverde greep met de meegeleverde schroeven
Fig. 7 (1) op de deur aanbrengen.
uAfdekking Fig. 7 (2)plaatsen.
3.7 Kantelbeveiliging monteren
Gereedschap
Fig. 8
Apparaat tegen kantelen beveiligen.
Fig. 9
In gebruik nemen
* afhankelijk van model en uitvoering 7
De kantelbeveiliging, bestaande uit twee vasthouddelen,
twee borghaken en vier schroeven (4 x 14), wordt bij het
apparaat geleverd.
Fig. 10
uVasthouddelen Fig. 10 (1) met meegeleverde schroeven op
het apparaat monteren.
uApparaat met gemonteerde vasthouddelen tegen de
wand schuiven.
Fig. 11
uMarkeringen op de wand aanbrengen Fig. 11 (1).
uApparaat verwijderen.
Fig. 12
Afhankelijk van de eigenschappen van de wand (hout,
beton) geschikt bevestigingsmateriaal (bijv. pluggen) en
voldoende bevestigingspunten gebruiken Fig. 12 (2).
uBorghaken bevestigen. Fig. 12 (1)
3.8 Apparaat opstellen
VOORZICHTIG
Letsel- en beschadigingsgevaar!
uApparaat met 2 personen opstellen.
VOORZICHTIG
Letsel- en beschadigingsgevaar!
De deur kan tegen de wand slaan en hierdoor worden
beschadigd. Bij glazen deuren kan het beschadigde glas tot
letsel leiden!
uDeur tegen het slaan tegen de wand beveiligen. Deur‐
stopper, bijv. van vilt, op de wand aanbrengen.
uAlle benodigde onderdelen (bijv. netkabel) op de achter
zijde van het apparaat aansluiten en naar de zijkant
leiden.
Aanwijzing
Kabels kunnen beschadigd worden!
uKabels bij het terugschuiven niet ingeklemd raken.
Fig. 13
uApparaat zodanig tegen de wand schuiven dat de vast‐
houddelen in de borghaken vergrendelen.
wHet apparaat is nu tegen kantelen beveiligd.
wDit kan door terugklappen van de borghaken weer
worden losgemaakt.
3.9 Apparaat uitlijnen
LET OP
Vervorming van het apparaat en deur sluit niet.
uApparaat horizontaal en verticaal uitlijnen.
uOneffen ondergrond met stelvoeten compenseren.
WAARSCHUWING
Niet-deskundige hoogteverstelling van de stelvoet!
Zwaar tot dodelijk letsel. Door verkeerde hoogteverstelling
kan het onderdeel van de stelvoet losraken en het apparaat
kantelen.
uDe stelvoet er niet te ver uitdraaien.
In gebruik nemen
8 * afhankelijk van model en uitvoering
Fig. 14
Apparaat optillen:
uStelvoet rechtsom draaien.
Apparaat neerlaten:
uStelvoet linksom draaien.
3.10 Plaatsen van meerdere apparaten
LET OP
Beschadigingsgevaar door condenswater tussen de
zijwanden!
uHet apparaat niet direct naast een ander koelapparaat
plaatsen.
uApparaat met afstand van 3 cm tussen de apparaten
opstellen.
uMeerdere apparaten alleen tot temperaturen van 35 °C
en 65 % luchtvochtigheid naast elkaar opstellen.
uBij hoge luchtvochtigheid afstand tussen de apparaten
vergroten.
Fig. 15 Side-by-side-opstelling
Aanwijzing
Een side-by-side-kit is als toebehoren via de Liebherr-klan‐
tenservice verkrijgbaar. (zie 7.3 Klantenservice)
3.11 Na het plaatsen
uBeschermfolies van de buitenzijde van de behuizing
lostrekken.
uApparaat reinigen. (zie 6.3 Apparaat reinigen)
uIndien nodig: Apparaat desinfecteren.
uFactuur bewaren om voor servicediensten apparaat- en
dealergegevens beschikbaar te hebben.
3.12 Afvalverwerking van de verpakking
WAARSCHUWING
Gevaar voor verstikking door verpakkingsmateriaal en folie!
uKinderen niet met het verpakkingsmateriaal laten spelen.
De verpakking bestaat uit recyclebaar materiaal:
-Golfkarton/karton
-Onderdelen uit geschuimd polystyreen
-Folies en zakken uit polyetheen
-Spanbanden uit polypropeen
-Vastgespijkerd houten raam afgewerkt met poly
ethyleen*
uBreng het verpakkingsmateriaal naar een officieel inza‐
melpunt.
3.13 Deurscharnieren wisselen
Gereedschap
Fig. 16
WAARSCHUWING
Letselgevaar door niet-deskundige wissel van de deurschar
nieren!
uDeurscharnieren alleen door deskundig personeel laten
wisselen.
WAARSCHUWING
Letselgevaar en materiële schade door hoog deurgewicht!
uOmbouw alleen uitvoeren, als u een gewicht van 25 kg
kunt dragen.
uOmbouw alleen met twee personen uitvoeren.
LET OP
Onder stroom staande onderdelen!
Beschadiging van elektrische onderdelen.
uNetstekker eruit trekken voordat de deurscharnieren
worden gewisseld.
uDeur openen.
Fig. 17
uVoorste afdekkingen Fig. 17 (1) binnen ontgrendelen en
naar de zijkant toe verwijderen.
uBovenste afdekking Fig. 17 (2) naar boven toe verwijderen.
In gebruik nemen
* afhankelijk van model en uitvoering 9
Fig. 18
uMiddelste afdekking ontgrendelen en verwijderen.
Fig. 19
uStekker Fig. 19 (1) van printplaat loskoppelen.
Fig. 20
uStekker Fig. 20 (1) op printplaat verwisselen.
Fig. 21
uSluithaak Fig. 21 (1) losschroeven.
uAfdekking Fig. 21 (2) met een kleine schroevendraaier
losmaken en verwijderen.
In gebruik nemen
10 * afhankelijk van model en uitvoering
Fig. 22
uStekker uit stekkerhouder verwijderen.
Fig. 23
uStekkerhouder naar onderen toe ontgrendelen.
Fig. 24
uStekkerhouder Fig. 24 (1) aan tegenoverliggende zijde
vergrendelen.
Fig. 25
uSlot en afdekking steeds naar de tegenoverliggende zijde
verplaatsen.
LET OP
Letselgevaar door eruit vallende deur!
uDeur vasthouden.
Fig. 26
uScharnierhoek Fig. 26 (1) losschroeven.
uDeur inclusief scharnierhoek Fig. 26 (2) circa 200 mm
recht omhoog tillen en verwijderen.
uDeur voorzichtig op een zachte ondergrond leggen.
Fig. 27
uKabel voorzichtig eruit trekken.
In gebruik nemen
* afhankelijk van model en uitvoering 11
Fig. 28
uScharnierhoek eruit trekken.
Fig. 29
uScharnierbus Fig. 29 (1) met de vingers eruit trekken.
uAfdekstop Fig. 29 (2) voorzichtig met een sleufschroeven‐
draaier optillen en eruit trekken.
Fig. 30
uScharnierbus en afdekstop steeds aan tegenoverliggende
zijde plaatsen (de afgeschuinde zijden omhoog).
Fig. 31 Geschuimde deur
uPanelen verwijderen.
uGreep losschroeven.
In gebruik nemen
12 * afhankelijk van model en uitvoering
Fig. 32
uStop naar de tegenoverliggende zijde verplaatsen.
Fig. 33 Geschuimde deur
uGreep aan tegenoverliggende zijde schroeven.
uPanelen aanbrengen.
Fig. 34
uSluithoek naar de tegenoverliggende zijde verplaatsen.
Aanwijzing
Gaten zijn voorgemarkeerd en moeten met zelftappende
schroeven worden doorboord.
Fig. 35
uScharnierhoek naar tegenoverliggende zijde verplaatsen.
WAARSCHUWING
Letselgevaar en materiële schade door eruit kantelende
deur!
uLagerbout met aangegeven aanhaalmoment vastdraaien.
Fig. 36
In gebruik nemen
* afhankelijk van model en uitvoering 13
uBouten Fig. 36 (1) naar de scharnierhoek verplaatsen.
uBouten Fig. 36 (2) met aanhaalmoment van 12 Nm vast‐
draaien.
uScharnierhoek weer losschroeven.
LET OP
Letselgevaar door gespannen veer!
uDeursluitsysteem niet uit elkaar halen Fig. 37 (1).
Fig. 37
uSluitsysteem Fig. 37 (2) draaien tot het klikt.
wVoorspanning van het sluitsysteem is losgemaakt.
uScharnierhoek Fig. 37 (3) losschroeven.
Fig. 38
uDeursluitsysteem naar de scharnierhoek verplaatsen.
uLet erop dat bij het plaatsen de boutafschuining
Fig. 38 (1) naar het ronde gat wijst.
Fig. 39
uAfdekplaat naar de tegenoverliggende zijde verplaatsen.
Fig. 40
uScharnierhoek aan tegenoverliggende zijde schroeven.
Aanwijzing
De correcte uitlijning en voorspanning is belangrijk voor de
functie van het sluitsysteem.
Fig. 41 Links scharnierend (A) / rechts scharnierend (B)
uSluitsysteem tegen de weerstand in draaien tot het schot
van het sluitsysteem Fig. 41 (1) naar buiten wijst.
wSluitsysteem blijft zelfstandig in deze positie staan.
wSluitsysteem is uitgelijnd en voorgespannen.
In gebruik nemen
14 * afhankelijk van model en uitvoering
Fig. 42
uScharnierhoek in de deur plaatsen.
Fig. 43
uKabel er voorzichtig doorsteken.
LET OP
Letselgevaar door eruit vallende deur!
uDeur vasthouden.
Fig. 44
uDeur met een tweede persoon van de grond optillen.
uDeur in 90° geopende toestand voorzichtig op het sluit‐
systeem plaatsen.
LET OP
Materiële schade door verkeerde montage!
uKabel bij het monteren van de scharnierhoek niet
klemmen.
Fig. 45
uKabel door de uitsparing van de scharnierhoek leiden en
voorzichtig monteren Fig. 45 (1).
uScharnierhoek Fig. 45 (2) vastschroeven.
Fig. 46
uStekker Fig. 46 (1) in stekkerhouder steken.
Fig. 47
uStekker Fig. 47 (1) in printplaat steken.
In gebruik nemen
* afhankelijk van model en uitvoering 15
Fig. 48
uAfdekking plaatsen.
Fig. 49
uSluithaak vastschroeven.
Fig. 50
uDeur openen.
Fig. 51
uMiddelste afdekking vergrendelen.
Fig. 52
uVoorste afdekkingen Fig. 52 (1) zijdelings aanbrengen en
van binnen vastklikken.
uBovenste afdekking Fig. 52 (2) van boven vastklikken.
uDeur sluiten.
wDe deurscharnieren zijn gewisseld.
3.14 Deur uitlijnen
Als de deur niet recht is, kunt u de deur aan de onderste
scharnierhoek afstellen.
Fig. 53
uMiddelste schroef aan onderste scharnierhoek verwij‐
deren.
In gebruik nemen
16 * afhankelijk van model en uitvoering
Fig. 54
uBeide schroeven iets losmaken en deur met scharnier
hoek naar rechts of links verschuiven.
uSchroeven tot de aanslag vastdraaien (middelste schroef
is niet meer nodig).
wDe deur is recht uitgelijnd.
3.15 Apparaat aansluiten
WAARSCHUWING
Verkeerd aansluiten!
Brandgevaar.
uGeen verlengkabel gebruiken.
uGeen verdeeldozen gebruiken.
LET OP
Verkeerd aansluiten!
Beschadiging van de elektronica.
uSluit het apparaat niet aan op stand-alone-omvormers
zoals zonne-energiesystemen en benzinegenerators.
uGeen energiespaarstekker gebruiken.
Aanwijzing
Gebruik uitsluitend het meegeleverde netsnoer.
Zorg ervoor dat aan de volgende vereisten is voldaan:
- Het apparaat alleen met wisselstroom gebruiken.
-De toegestane spanning en frequentie staan op het type‐
plaatje. De positie van het typeplaatje is in het hoofd‐
stuk Apparaatoverzicht zichtbaar. (zie 1.2 Apparaat- en
uitrustingsoverzicht)
-Contactdoos is overeenkomstig de voorschriften geaard
en elektrisch gezekerd.
-Uitschakelstroom van de zekering ligt tussen 10 A en 16
A.
- De contactdoos is eenvoudig toegankelijk.
uElektrische aansluiting controleren.
uApparaatstekker aan de achterzijde van het apparaat
aanbrengen. Let op het correct vastklikken.
uNetstekker op de voeding aansluiten.
wWeergave wisselt naar stand-bysymbool.
3.16 Apparaat inschakelen (eerste inbe‐
drijfstelling)
Zorg ervoor dat aan de volgende vereisten is voldaan:
- Apparaat is opgesteld en aangesloten.
-Alle plakstroken, plak- en beschermfolies en de trans‐
portbeveiligingen in en aan het apparaat zijn verwijderd.
Fig. 55 Startprocedure
Het stand-bysymbool knippert tot de startprocedure is
beëindigd.
Het display geeft het stand-bysymbool aan.
Als het apparaat met fabrieksinstelling wordt geleverd,
moet bij inbedrijfstelling eerst de beeldschermtaal worden
geselecteerd.
De volgende talen zijn beschikbaar:
- Engels
- Spaans
- Frans
- Duits
- Nederlands
- Deens
- Italiaans
- Pools
- Tsjechisch
Fig. 56
uStappen (zie Fig. 187) uitvoeren.
Fig. 57
wHet apparaat is ingeschakeld zodra de temperatuur op
het display verschijnt.
4 Bediening
4.1 Bedienings- en weergave-elementen
Het display geeft een snel overzicht van de huidige status
van het apparaat, de temperatuurinstelling, de status van
functies en instellingen, evenals alarm- en foutmeldingen.
De bediening wordt uitgevoerd met navigatiepijlen en
bevestigingssymbool.
Bediening
* afhankelijk van model en uitvoering 17
Er kunnen functies worden geactiveerd of gedeactiveerd en
instellingswaarden worden gewijzigd.
Fig. 58 Display
(1) Statusweergave (3) Navigatiepijl vooruit
(2) Navigatiepijl achteruit (4) Bevestigen
4.1.1 Statusweergave
Fig. 59 Statusweergave met werkelijke temperatuur
De statusweergave toont de werkelijke temperatuur en is de
uitgangsweergave. Van daaruit vindt de navigatie naar de
functies en instellingen plaats. (zie 4.2 Navigatie) De staus‐
weergave kan verschillende weergavesymbolen weergeven.
4.1.2 Weergavesymbolen
De weergavesymbolen geven informatie over de actuele
toestand van het apparaat.
Symbool Apparaattoestand
Stand-by
Apparaat is uitgeschakeld.
Pulserend stand-bysymbool
Apparaat beweegt omhoog.
Pulserende temperatuur
Doeltemperatuur nog niet
bereikt. Apparaat koelt af tot
de ingestelde temperatuur.
Temperatuurindicatie
Toont de actuele binnentem‐
peratuur
Wisselende weergave tempe‐
ratuur//Defrost-symbool met
witte balk
Apparaat is in handmatige
ontdooiing
Symbool Apparaattoestand
D in de weergave
Apparaat is in DemoMode.
Herinnering onderhoud
Het ingestelde tijdsinterval is
afgelopen.
Vol gegevensgeheugen
Het gegevensgeheugen (999
uur) is vol. De oudste gege‐
vens worden vanaf nu over
schreven.
Knipperend symbool
Een fout is nog actief.
Foutsymbool
Apparaat is in fouttoestand.
Witte balk onder
Submenu
Witte balk boven
Voorinstelling, actieve instel
ling of actieve waarde
Toenemende balk
Toets 3 seconden indrukken
om instelling te activeren.
Afnemende balk
Toets 3 seconden indrukken
om instelling te deactiveren.
Symbolen van de statusweergave
4.1.3 Akoestische signalen
In de volgende gevallen klinkt een signaal:
-Als een functie of waarde wordt bevestigd.
-Als een functie of een waarde ofwel niet geactiveerd
ofwel niet gedeactiveerd kan worden.
-Zodra een fout optreedt.
-Bij een alarmmelding.
De alarmtonen kunnen in het klantmenu worden in- en
uitgeschakeld.
4.2 Navigatie
Toegang tot de afzonderlijke functies heeft u door de navi‐
gatie in het menu. De bediening van het apparaat wordt
uitgevoerd met de toetsen naast de weergave.
Bediening
18 * afhankelijk van model en uitvoering
4.2.1 Navigatie met toetsen
Weergave en toets Beschrijving
Navigatiepijl vooruit
Schakelt een menu (submenu)
verder.
Na de laatste menupagina wordt
weer de eerste menupagina
weergegeven.
Navigatiepijl achteruit
Kort indrukken: Schakelt een
menu (submenu) terug.
Lang indrukken (3 seconden):
Schakelt terug naar de status‐
weergave.
Bladeren
Meerdere keren indrukken:
Bladert in het menu (submenu).
Bevestigen
Functie activeren / deactiveren.
Submenu openen.
Keuze bevestigen. De weergave
wisselt terug naar het menu.
Terug
Weergave wisselt terug naar de
functie.
4.2.2 Instellingsmenu
Via het instellingsmenu krijgt u toegang tot volgende func‐
ties:
-Temperatuur (zie 4.3.3 Temperatuur )
-Temperatuuralarm (zie 4.3.20 Temperatuuralarm )
-Deuralarm (zie 4.3.21 Deuralarm )
-Alarmsimulatie (zie 4.3.22 Alarmsimulatie )
-Externe alarmbewaking (zie 4.3.23 Alarm doorsturen )
-Kalibratie (zie 4.3.19 Sensorkalibratie )
-Herinnering onderhoudsinterval (zie 4.3.7 Herinnering
onderhoudsinterval )
-Taal (zie 4.3.8 Taal )
-Temperatuureenheid (zie 4.3.9 Temperatuureenheid )
-Displayhelderheid (zie 4.3.10 Displayhelderheid )
-LAN-verbinding (zie 4.3.14 LAN-verbinding ) *
-WLAN-verbinding (zie 4.3.13 WLAN-verbinding ) *
-Apparaat uitschakelen (zie 4.3.2 Apparaat in- en uitscha‐
kelen )
Instellingsmenu oproepen
uNavigatiepijl indrukken tot de gewenste functie wordt
weergegeven.
Fig. 60
uStappen (zie Fig. 191) uitvoeren.
-of-
uDe pincode van de toegangsbeveiliging van het instel‐
lingsmenu invoeren. (zie 4.3.5 Toegangsbeveiliging instel‐
lingenmenu )
wHet instellingsmenu is geopend. Van hieruit zijn alle
bovengenoemde functies toegankelijk.
Toegangsbeveiliging instellingsmenu
(zie 4.3.5 Toegangsbeveiliging instellingenmenu )
4.2.3 Klantmenu
Via het klantmenu heeft u toegang tot volgende verborgen
functies door het invoeren van de cijfercode 151:
-Bedrijfsuren (zie 4.3.16 Bedrijfsuren )
-Softwareversie (zie 4.3.17 Software )
-Codewijziging van de toegangsbeveiliging van het instel‐
lingsmenu (zie 4.3.6 Toegangscodes)
-Toegangsbeveiliging instellingsmenu (zie 4.3.5 Toegangs‐
beveiliging instellingenmenu )
-Alarmtonen (zie 4.3.11 Alarm Sound )
-Bevestigingstonen (zie 4.3.12 Key Sound )
-Defrost-info (zie 4.3.18 Ontdooien )
-DemoMode (zie 4.3.24 DemoMode )
-Fabrieksreset (zie 4.3.25 Fabrieksreset )
Klantmenu oproepen
uInstellingsmenu oproepen (zie 4.2 Navigatie) .
uNavigatiepijl indrukken tot de gewenste functie wordt
weergegeven.
Fig. 61
uStappen (zie Fig. 192) uitvoeren.
wHet verborgen klantmenu is geopend. Van hieruit heeft u
toegang tot alle specifieke menu’s.
4.2.4 Waarden instellen
Weergavewaarden kunnen in het submenu in combinatie
met de navigatiepijl worden ingesteld:
Weergave en toets Beschrijving
Verhoogt een waarde.
Bediening
* afhankelijk van model en uitvoering 19
Weergave en toets Beschrijving
Verlaagt een waarde.
4.2.5 Algemene regels
Naast de beschikbare toetsen gelden de volgende algemene
regels:
-Nadat een waarde werd geselecteerd, wordt de weergave
gedurende 2 seconden weergegeven, voordat deze een
niveau terugspringt.
-Als na 10 seconden geen selectie wordt uitgevoerd,
wisselt de weergave naar de statusweergave.
-Als een selectie in het submenu wordt bevestigd, wisselt
de weergave terug naar het menu.
4.3 Functies
4.3.1 Functieoverzicht
Apparaat in-/uitschakelen
Registratie resetten
Handmatig starten van automatisch ontdooien
Instellingen
De toegang tot deze functie kan door een pincode worden
geblokkeerd. (zie 4.3.5 Toegangsbeveiliging instellingen‐
menu )
Info
Temperatuur
Temperatuuralarm
Deuralarm
Alarm simuleren
Alarm doorsturen
Sensor kalibreren
Herinnering onderhoudsinterval
Taal
Temperatuureenheid
Helderheid beeldscherm
LAN *
WLAN *
Bedrijfsuren
Software
Blokkering instellingen
Blokkeercode instellingen
Toetstonen
Informatie ontdooien
Alarmtonen
DemoMode
Fabrieksinstellingen resetten
4.3.2 Apparaat in- en uitschakelen
Met deze instelling kan het gehele apparaat worden in- en
uitgeschakeld.
Apparaat inschakelen
Zonder geactiveerde DemoMode:
Fig. 62
uStappen (zie Fig. 193) uitvoeren.
Met geactiveerde DemoMode:
Bediening
20 * afhankelijk van model en uitvoering
Fig. 63
uStappen (zie Fig. 194) uitvoeren.
Aanwijzing
DemoMode voor aflopen van de countdown deactiveren.
Fig. 64
wDe temperatuurweergave verschijnt op het display.
Apparaat uitschakelen
uNavigatiepijl indrukken tot de gewenste functie wordt
weergegeven.
Fig. 65
uStappen (zie Fig. 196) uitvoeren.
wHet stand-bysymbool verschijnt op het display.
4.3.3 Temperatuur
De temperatuur is afhankelijk van de volgende factoren:
-hoe vaak de deur wordt geopend
-hoe lang de deur geopend blijft
-ruimtetemperatuur van de plaats van opstelling
-type, temperatuur en hoeveelheid van het koelgoed
Aanwijzing
In sommige delen van de binnenruimte kan de luchttempe‐
ratuur van de temperatuurweergave afwijken.
Met de correcte temperatuur blijft het koelgoed langer
houdbaar. Overbodig wegwerpen kan zo worden vermeden.
Temperatuur instellen
uInstellingenmenu oproepen. (zie 4.2 Navigatie)
uNavigatiepijl indrukken tot de gewenste functie wordt
weergegeven.
Fig. 66 Temperatuurwissel van 5,5 °C tot 6,9 °C
uStappen (zie Fig. 197) uitvoeren.
wTemperatuur is ingesteld.
4.3.4 Temperatuurregistratie
Het apparaat geeft de minimum- en maximumtemperatuur
in het apparaat aan. De registratie start automatisch na
het inschakelen van het apparaat met een interval van één
minuut. Na 999 uur (ca. 40 dagen) wordt erop gewezen dat
het geheugen vol is. De temperatuurregistratie moet dan
gereset worden.
Aanwijzing
Aanbevolen wordt om de temperatuurregistratie bij inbe‐
drijfstelling van het apparaat en na het bereiken van
de ingestelde temperatuur eenmalig te resetten. Hierdoor
wordt de relevante maximumtemperatuur aangegeven.
Temperatuurregistratie tonen
De temperatuurregistratie toont de duur van de registratie
en de gedurende die tijd gemeten minimum- en maximum‐
temperatuur.
Fig. 67
uNavigatiepijl indrukken tot de gewenste functies worden
weergegeven.
wStatusscherm met de temperatuurregistraties wordt
weergegeven.
Temperatuurregistratie resetten
De weergegeven minimum- en maximumtemperaturen
kunnen op elk moment gereset worden. Hiermee worden de
weergegeven waarden gewist en het meetinterval opnieuw
gestart.
uNavigatiepijl indrukken tot de gewenste functie wordt
weergegeven.
Bediening
* afhankelijk van model en uitvoering 21
Fig. 68
uStappen (zie Fig. 199) uitvoeren.
wTemperatuurregistratie is gereset.
4.3.5 Toegangsbeveiliging instellingenmenu
Met deze instelling kan de toegang tot het instellingenmenu
beveiligd worden met een driecijferige pincode.
Toepassing:
-Onbedoeld wijzigen van instellingen en functies
vermijden.
-Onbedoeld uitschakelen van het apparaat vermijden.
-Onbedoelde temperatuurinstelling vermijden.
Toegangsbeveiliging van het instellingenmenu activeren
uKlantmenu oproepen. (zie 4.2 Navigatie)
uNavigatiepijl indrukken tot de gewenste functie wordt
weergegeven.
Fig. 69
uStappen (zie Fig. 200) uitvoeren.
wToegangsbeveiliging van het instellingenmenu is geacti‐
veerd.
Toegangsbeveiliging van het instellingenmenu deactiveren
uKlantmenu oproepen. (zie 4.2 Navigatie)
uNavigatiepijl indrukken tot de gewenste functie wordt
weergegeven.
Fig. 70
uStappen (zie Fig. 201) uitvoeren.
wToegangsbeveiliging van het instellingenmenu is gedeac‐
tiveerd.
Pincode voor de toegangsbeveiliging van het instellingen‐
menu wijzigen
Zie: (zie 4.3.6 Toegangscodes)
Beveiligd instellingenmenu openen
Als de toegangsbeveiliging actief is, moet de pincode inge‐
voerd worden om het instellingenmenu te openen.
Na het invoeren van de juiste pincode blijft het instellingen‐
menu gedurende 20 minuten gedeblokkeerd.
Aanwijzing
uIn het volgende voorbeeld luidt de pincode: 2 3 4.
De toegangsbeveiliging van het instellingenmenu moet
actief zijn.
uNavigatiepijl indrukken tot de gewenste functie wordt
weergegeven.
Fig. 71
uStappen (zie Fig. 202) uitvoeren. Pincode invoeren.
wDe pincode is correct.
wHet instellingenmenu verschijnt.
4.3.6 Toegangscodes
Verschillende instellingen zijn mogelijk.
Toepassing:
-Wijzigen van de instellingscode.
-Resetten van de instellingscode.
Toegangsbeveiliging van het instellingsmenu
Wijzigen van de instellingscode
Deze instelling maakt het wijzigen van de instellingscode
voor de toegangsbeveiliging van het instellingsmenu moge‐
lijk.
De instelling wordt in 3 stappen uitgevoerd:
- Invoer van de instellingscode
- Invoer van de nieuwe instellingscode
- Bevestiging van de nieuwe instellingscode
Aanwijzing
uIn het volgende voorbeeld wordt de af fabriek ingestelde
instellingscode 1 1 1 gewijzigd.
uDe nieuwe instellingscode is: 2 3 4
uKlantmenu oproepen. (zie 4.2 Navigatie)
De toegangsbeveiliging van het instellingsmenu moet
actief zijn. (zie 4.3.5 Toegangsbeveiliging instellingen‐
menu )
uNavigatiepijl indrukken tot de gewenste functie wordt
weergegeven.
Bediening
22 * afhankelijk van model en uitvoering
Fig. 72
uStappen (zie Fig. 203) uitvoeren.
wInvoer van de oude instellingscode succesvol.
Fig. 73
uStappen (zie Fig. 204) uitvoeren.
wInvoer van de nieuwe instellingscode succesvol.
Fig. 74
uStappen (zie Fig. 205) uitvoeren.
wBevestiging van de nieuwe instellingscode succesvol.
wDe instellingscode is gewijzigd.
Resetten van de instellingscode
Instellingscode voor de toegangsbeveiliging van het instel‐
lingsmenu vergeten of niet bekend.
uApparaat op fabrieksinstellingen (zie 4.3.25 Fabrieks‐
reset ) resetten.
wHet apparaat is gereset naar de oorspronkelijke instel‐
lingen.
wDe instellingscode af fabriek is: 1 1 1
4.3.7 Herinnering onderhoudsinterval
Instelling van de periode tot aan het onderhoud wordt herin‐
nerd.
De volgende waarden kunnen worden ingesteld:
-7 dagen
-14 dagen
-30 dagen
-60 dagen
-90 dagen
-180 dagen
-360 dagen
-720 dagen
-1080 dagen
-Uit
Herinnering onderhoudsinterval instellen
De volgende stappen beschrijven hoe de periode tot het
volgende onderhoud ingesteld wordt.
uInstellingenmenu oproepen. (zie 4.2 Navigatie)
uNavigatiepijl indrukken tot de gewenste functie wordt
weergegeven.
Bediening
* afhankelijk van model en uitvoering 23
Fig. 75
uStappen (zie Fig. 206) uitvoeren.
wDe periode tot aan het volgende onderhoud wordt herin‐
nerd is ingesteld.
wDe resterende tijd wordt weergegeven.
4.3.8 Taal
Met deze instelling wordt de taal van de weergave inge‐
steld.
Taal instellen
uInstellingsmenu oproepen (zie 4.2 Navigatie) .
uNavigatiepijl indrukken tot de gewenste functie wordt
weergegeven.
Fig. 76
uStappen (zie Fig. 207) uitvoeren.
wDe geselecteerde taal is ingesteld.
4.3.9 Temperatuureenheid
Met deze instelling kan de temperatuureenheid van Celsius
naar Fahrenheit en omgekeerd worden gewisseld.
Temperatuureenheid instellen
Het voorbeeld toont hoe u de temperatuureenheid van
Celsius naar Fahrenheit wijzigt.
uInstellingsmenu oproepen (zie 4.2 Navigatie) .
uNavigatiepijl indrukken tot de gewenste functie wordt
weergegeven.
Fig. 77
uStappen (zie Fig. 208) uitvoeren.
wDe temperatuureenheid Fahrenheit is ingesteld.
4.3.10 Displayhelderheid
Deze instelling maakt de trapsgewijze instelling van de
displayhelderheid mogelijk.
De volgende helderheidswaarden kunnen worden ingesteld:
-40%
-60%
-80%
-100% (voorinstelling)
Displayhelderheid instellen
De volgende stappen beschrijven hoe u de displayhelder
heid van bijv. 100 % tot 40 % verlaagt.
uInstellingsmenu oproepen (zie 4.2 Navigatie) .
uNavigatiepijl indrukken tot de gewenste functie wordt
weergegeven.
Fig. 78
uStappen (zie Fig. 209) uitvoeren.
wDe displayhelderheid is overeenkomstig gewijzigd.
4.3.11 Alarm Sound
Met deze functie kunnen alle alarmtonen, bijvoorbeeld deur‐
alarm, worden in- en uitgeschakeld.
Alarm Sound activeren
uKlantmenu oproepen. (zie 4.2 Navigatie)
uNavigatiepijl indrukken tot de gewenste functie wordt
weergegeven.
Fig. 79
Bediening
24 * afhankelijk van model en uitvoering
uStappen (zie Fig. 210) uitvoeren.
wAlarm Sound is geactiveerd.
Alarm Sound deactiveren
uKlantmenu oproepen. (zie 4.2 Navigatie)
Fig. 80
uStappen (zie Fig. 211) uitvoeren.
wAlarm Sound is gedeactiveerd.
4.3.12 Key Sound
Met deze functie kunnen alle toetstonen, bevestigingstonen
en de Startsound in- en uitgeschakeld worden.
Key Sound activeren
uKlantmenu oproepen. (zie 4.2 Navigatie)
uNavigatiepijl indrukken tot de gewenste functie wordt
weergegeven.
Fig. 81
uStappen (zie Fig. 212) uitvoeren.
wKey Sound is geactiveerd.
Key Sound deactiveren
uKlantmenu oproepen. (zie 4.2 Navigatie)
Fig. 82
uStappen (zie Fig. 213) uitvoeren.
wKey Sound is gedeactiveerd.
4.3.13 WLAN-verbinding
Aanwijzing
Het gebruik van het Liebherr SmartMonitoring Dashboard
onder https://smartmonitoring.liebherr.com vereist een
geïnstalleerde SmartModule en een zakelijke MyLiebherr-
account. U kunt zich tijdens de online-inbedrijfstelling direct
met uw beschikbare aanmeldgegevens aanmelden of zich
opnieuw registeren en een bedrijfsaccount aanmaken.
Deze instelling brengt een snoerloze verbinding tussen
apparaat en internet tot stand. De verbinding wordt via de
SmartModule gestuurd. Het apparaat kan via het Liebherr
SmartMonitoring Dashboard in een browser worden geïnte‐
greerd en met geavanceerde opties en individuele mogelijk
heden voor besturing, beheer en bewaking worden gebruikt.
Aanwijzing
Toebehoren is via de klantenservice (zie 7.3 Klantenservice)
en in de Liebherr-shop voor huishoudelijke apparaten op
https://home.liebherr.com verkrijgbaar.
Fig. 83
Zorg ervoor dat aan de volgende vereisten is voldaan:
qSmartModule Fig. 83 (1) is geplaatst.
Verbinding maken
De inbedrijfstelling en inrichting van uw SmartModule doet
u online via het Liebherr SmartMonitoring Dashboard op uw
internetcompatibele eindapparaat.
Op het Liebherr SmartMonitoring Dashboard vindt u ook
informatie over de inbouw achteraf van de SmartModule.
Fig. 84
uOpen het Liebherr SmartMonitoring Dashboard (zie
Fig. 215) .
Op het koel- of vriesapparaat:
uInstellingsmenu oproepen (zie 4.2 Navigatie) .
uNavigatiepijl indrukken tot de gewenste functie wordt
weergegeven.
Fig. 85
uStappen (zie Fig. 216) uitvoeren.
uInrichtprocedure op uw internetcompatibele eindappa‐
raat voortzetten: Liebherr SmartMonitoring Dashboard
Fig. 86
uVerbinding wordt tot stand gebracht (zie Fig. 217) .
wWiFi connecting wordt weergegeven. Het symbool knip‐
pert.
Bediening
* afhankelijk van model en uitvoering 25
uInstructies van het Liebherr SmartMonitoring Dashboard
opvolgen.
wVerbinding is gemaakt.
Verbinding verbreken
uInstellingsmenu oproepen (zie 4.2 Navigatie) .
uNavigatiepijl indrukken tot de gewenste functie wordt
weergegeven.
Fig. 87
uStappen (zie Fig. 218) uitvoeren.
wVerbinding is verbroken.
Verbinding resetten
uInstellingsmenu oproepen (zie 4.2 Navigatie) .
uNavigatiepijl indrukken tot de gewenste functie wordt
weergegeven.
Fig. 88
uStappen (zie Fig. 219) uitvoeren.
wDe WiFi-instellingen zijn teruggezet op toestand van
levering.
4.3.14 LAN-verbinding
Aanwijzing
Het gebruik van het Liebherr SmartMonitoring Dashboard
onder https://smartmonitoring.liebherr.com vereist een
geïnstalleerde SmartModule en een zakelijke MyLiebherr-
account. U kunt zich tijdens de online-inbedrijfstelling direct
met uw beschikbare aanmeldgegevens aanmelden of zich
opnieuw registeren en een bedrijfsaccount aanmaken.
Deze instelling zorgt voor een kabelgebonden verbinding
tussen het apparaat en het internet tot stand. De verbin‐
ding wordt via de SmartModule gestuurd. Het apparaat kan
via het Liebherr SmartMonitoring Dashboard in een browser
worden geïntegreerd en met geavanceerde opties en indivi‐
duele mogelijkheden voor besturing, beheer en bewaking
worden gebruikt.
Aanwijzing
Toebehoren is via de klantenservice (zie 7.3 Klantenservice)
en in de Liebherr-shop voor huishoudelijke apparaten op
https://home.liebherr.com verkrijgbaar.
Fig. 89
Zorg ervoor dat aan de volgende vereisten is voldaan:
qSmartModule Fig. 89 (1) is geplaatst.
qEen netwerkkabel is aangesloten.
Verbinding maken
De inbedrijfstelling en inrichting van uw SmartModule doet
u online via het Liebherr SmartMonitoring Dashboard op uw
internetcompatibele eindapparaat.
Op het Liebherr SmartMonitoring Dashboard vindt u ook
informatie over de inbouw achteraf van de SmartModule.
Fig. 90
uOpen het Liebherr SmartMonitoring Dashboard (zie
Fig. 221) .
Op het koel- of vriesapparaat:
uInstellingsmenu oproepen. (zie 4.2 Navigatie)
uNavigatiepijl indrukken tot de gewenste functie wordt
weergegeven.
Fig. 91
uStappen (zie Fig. 222) uitvoeren.
wVerbinding wordt gemaakt: LAN connecting wordt weer
gegeven. Het symbool knippert.
uInstructies van het Liebherr SmartMonitoring Dashboard
opvolgen.
wVerbinding is gemaakt.
Verbinding verbreken
uInstellingsmenu oproepen. (zie 4.2 Navigatie)
uNavigatiepijl indrukken tot de gewenste functie wordt
weergegeven.
Bediening
26 * afhankelijk van model en uitvoering
Fig. 92
uStappen (zie Fig. 223) uitvoeren.
wVerbinding is verbroken.
4.3.15 Info
Deze weergave toont model, serienummer en service‐
nummer van het apparaat.
Info weergeven
uInstellingsmenu oproepen (zie 4.2 Navigatie) .
uNavigatiepijl indrukken tot de gewenste functie wordt
weergegeven.
Fig. 93
wDe apparaatinformatie verschijnt.
4.3.16 Bedrijfsuren
Deze weergave toont de bedrijfsuren van het apparaat.
Bedrijfsuren weergeven
uKlantmenu oproepen .
Fig. 94
wDe bedrijfsuren verschijnen.
4.3.17 Software
Deze weergave toont de softwareversie van het apparaat.
Softwareversie weergeven
uKlantmenu oproepen .
uNavigatiepijl indrukken tot de gewenste functie wordt
weergegeven.
Fig. 95
wDe softwareversie verschijnt.
4.3.18 Ontdooien
Tijdens de normale werking ontdooit het apparaat automa‐
tisch.
Toepassing:
-Als er een grotere ijsvorming in de binnenruimte is opge‐
treden, kan de automatische ontdooifunctie handmatig
worden gestart.
Handmatig starten van automatisch ontdooien
uNavigatiepijl indrukken tot de gewenste functie wordt
weergegeven.
Fig. 96
uStappen (zie Fig. 227) uitvoeren.
wAutomatisch ontdooien is gestart. Als het ontdooien
beëindigd is, schakelt het apparaat automatisch weer
naar de normale werking.
Handmatig gestart ontdooien annuleren
uNavigatiepijl indrukken tot de gewenste functie wordt
weergegeven.
Fig. 97
uStappen (zie Fig. 228) uitvoeren.
wHandmatig gestart ontdooien werd geannuleerd. Appa‐
raat schakelt automatisch weer naar de normaal werking.
Ontdooi-info
Deze instelling past de weergave aan tijdens een automati‐
sche ontdooiprocedure.
De volgende weergavevarianten zijn beschikbaar:
-Def 1: Aanwijzing „automatische ontdooiprocedure” wordt
op het statusbeeldscherm aangegeven. De temperatuur
indicatie wordt niet vernieuwd en toont de laatste tempe‐
ratuur vóór de start van de automatische ontdooiproce‐
dure.
-Def 2: Aanwijzing „automatische ontdooiprocedure”
wordt op het statusbeeldscherm aangegeven. De tempe‐
ratuurindicatie wordt doorlopend vernieuwd en geeft de
werkelijke temperatuur aan.
Bediening
* afhankelijk van model en uitvoering 27
-Def 3: De temperatuurindicatie wordt niet vernieuwd en
toont de laatste temperatuur vóór de start van de auto‐
matische ontdooiprocedure.
-Def 4: De temperatuurindicatie wordt doorlopend
vernieuwd en geeft de werkelijke temperatuur aan.
Fig. 98 Aanwijzing „automatische ontdooipro‐
cedure
uKlantmenu oproepen. (zie 4.2 Navigatie)
uNavigatiepijl indrukken tot de gewenste functie wordt
weergegeven.
Fig. 99
uStappen (zie Fig. 230) uitvoeren.
wDe gewenste weergavevariant is geselecteerd.
4.3.19 Sensorkalibratie
De sensorkalibratie dient om de verschillen tussen de weer
gegeven temperatuur en de werkelijke temperatuur in het
apparaat te compenseren.
Instelbereik: +/- 3 Kelvin in stappen van 0,1 Kelvin.
Sensor kalibreren
uInstellingenmenu oproepen. (zie 4.2 Navigatie)
uNavigatiepijl indrukken tot de gewenste functie wordt
weergegeven.
Fig. 100
uStappen (zie Fig. 231) uitvoeren.
wSensor is gekalibreerd.
4.3.20 Temperatuuralarm
Het temperatuuralarm gaat af, zodra de binnentemperatuur
het instelbare temperatuurbereik verlaat.
De volgende waarden kunnen worden ingesteld:
-Onderste temperatuurgrens in stappen van 0,1 °C
-Bovenste temperatuurgrens in stappen van 0,1 °C
-Vertragingstijd van het alarm van 0 tot 60 minuten
-Herhalingsfrequentie van het alarm van 0 tot 30 minuten
Temperatuuralarm instellen
uInstellingenmenu oproepen. (zie 4.2 Navigatie)
uNavigatiepijl indrukken tot de gewenste functie wordt
weergegeven.
Fig. 101
uStappen (zie Fig. 232) uitvoeren.
uNavigatiepijl indrukken tot de gewenste functie wordt
weergegeven.
Fig. 102
uStappen (zie Fig. 233) uitvoeren.
wOnderste temperatuurgrens is ingesteld.
Fig. 103
uStappen (zie Fig. 234) uitvoeren.
wBovenste temperatuurgrens is ingesteld.
Bediening
28 * afhankelijk van model en uitvoering
Fig. 104
uStappen (zie Fig. 235) uitvoeren.
wAlarmvertragingstijd is ingesteld.
Fig. 105
uStappen (zie Fig. 236) uitvoeren.
wAlarmherhalingsinterval is ingesteld.
wTemperatuuralarm is ingesteld.
Ingestelde waarden temperatuuralarm weergeven
uInstellingenmenu oproepen (zie 4.2 Navigatie) .
uNavigatiepijl indrukken tot de gewenste functie wordt
weergegeven.
Fig. 106
uStappen (zie Fig. 237) uitvoeren.
uNavigatiepijl indrukken tot de gewenste functie wordt
weergegeven.
Fig. 107
uStappen (zie Fig. 238) uitvoeren.
wIngestelde waarden temperatuuralarm worden weerge‐
geven.
4.3.21 Deuralarm
Instelling van de tijdsduur nadat bij geopende deur het
deuralarm klinkt.
De volgende waarden kunnen worden ingesteld:
-15 seconden
-30 seconden
-60 seconden
-90 seconden
-120 seconden
-150 seconden
-180 seconden
-Uit
Deuralarm instellen
De volgende stappen beschrijven hoe u de tijdsduur tot het
deuralarm instelt.
uInstellingsmenu oproepen (zie 4.2 Navigatie) .
uNavigatiepijl indrukken tot de gewenste functie wordt
weergegeven.
Fig. 108
uStappen (zie Fig. 239) uitvoeren.
uNavigatiepijl indrukken tot de gewenste functie wordt
weergegeven.
Fig. 109
uStappen (zie Fig. 240) uitvoeren.
wHet deuralarm is ingesteld.
Deuralarm deactiveren
De volgende stappen beschrijven hoe u het deuralarm deac‐
tiveert.
uInstellingsmenu oproepen (zie 4.2 Navigatie) .
uNavigatiepijl indrukken tot de gewenste functie wordt
weergegeven.
Fig. 110
uStappen (zie Fig. 241) uitvoeren.
uNavigatiepijl indrukken tot de gewenste functie wordt
weergegeven.
Bediening
* afhankelijk van model en uitvoering 29
Fig. 111
uStappen (zie Fig. 242) uitvoeren.
wHet deuralarm is gedeactiveerd.
4.3.22 Alarmsimulatie
Deze instelling maakt een simulatie van een temperatuurs‐
verandering in het apparaat mogelijk, om de werking van
eventueel aangesloten veiligheidssystemen te controleren.
Alarmsimulatie starten
uInstellingenmenu oproepen. (zie 4.2 Navigatie)
uNavigatiepijl indrukken tot de gewenste functie wordt
weergegeven.
Fig. 112
uStappen (zie Fig. 243) uitvoeren.
uNavigatiepijl indrukken tot de gewenste functie wordt
weergegeven.
Fig. 113
uStappen (zie Fig. 244) uitvoeren.
wSimulatie is uitgevoerd.
wAangesloten veiligheidssystemen zouden geactiveerd
zijn.
4.3.23 Alarm doorsturen
Via deze instelling kunt u één of meerdere alarmen door
sturen naar een externe alarmbron die op het apparaat is
aangesloten.
De volgende instellingen kunnen worden gekozen:
-Alarmtype:
Deuralarm
Temperatuuralarm
Deuralarm en temperatuuralarm
Alles
-Bevestigen:
Ja: Alarm wordt op het apparaat en het extern
verbonden apparaat beëindigd.
Nee: Het alarm wordt bevestigd op het apparaat
en blijft actief op het externe apparaat tot de fout
verholpen is.
-Vernieuwen (alleen zichtbaar als bij bevestigen Ja wordt
gekozen):
Ja: Alarm wordt herhaald afhankelijk van de inge‐
stelde tijd in (zie 4.3.21 Deuralarm )
Nee: Alarm blijvend bevestigd.
Doorsturen van alarm activeren
uInstellingenmenu oproepen. (zie 4.2 Navigatie)
Bediening
30 * afhankelijk van model en uitvoering
uNavigatiepijl indrukken tot de gewenste functie wordt
weergegeven.
Fig. 114
uStappen (zie Fig. 245) uitvoeren.
wHet doorsturen van het alarm is ingesteld.
4.3.24 DemoMode
Als het apparaat in DemoMode is, zijn alle koudetechnische
functies gedeactiveerd. Dit is bijvoorbeeld bij demonstraties
van nut.
DemoMode activeren
uKlantmenu oproepen .
uNavigatiepijl indrukken tot de gewenste functie wordt
weergegeven.
Fig. 115
uStappen (zie Fig. 246) uitvoeren.
Fig. 116
wDemoMode is geactiveerd.
wDe statusweergave verschijnt met een "D" linksboven.
DemoMode deactiveren
uKlantmenu oproepen .
uNavigatiepijl indrukken tot de gewenste functie wordt
weergegeven.
Fig. 117
uStappen (zie Fig. 248) uitvoeren.
Fig. 118
wDemoMode is gedeactiveerd.
wDe statusweergave verschijnt.
4.3.25 Fabrieksreset
Met deze functie kunnen alle instellingen op de fabrieks‐
instellingen worden gereset. Alle tot nu toe uitgevoerde
instellingen worden op hun oorspronkelijke waarde gereset.
Fabrieksreset uitvoeren
uKlantmenu oproepen.
uNavigatiepijl indrukken tot de gewenste functie wordt
weergegeven.
Fig. 119
uStappen (zie Fig. 250) uitvoeren.
wFabrieksreset werd uitgevoerd.
wApparaat start opnieuw.
4.4 Meldingen
4.4.1 Waarschuwingen
Waarschuwingen worden akoestisch door een signaaltoon
en optisch door een symbool op het display weergegeven.
De signaaltoon wordt sterker en luider tot de melding wordt
bevestigd.
Bediening
* afhankelijk van model en uitvoering 31
Melding Oorzaak Oplossing
Deur open
De melding verschijnt, als de deur te lang
geopend is.
Deur sluiten.
Bevestigingstoets indrukken.
Alarm wordt beëindigd.
Aanwijzing
De tijdsduur tot verschijnen van
de melding kan worden ingesteld
(zie 4.3.21 Deuralarm ) .
Temperatuuralarm
De melding verschijnt, als de tempera‐
tuur niet overeenkomt met de ingestelde
temperatuur. Oorzaak voor temperatuur
verschillen kan zijn:
Er werden koelgoederen in gelegd.
Bij het hersorteren en het eruit halen van
levensmiddelen is te veel warme lucht in
het apparaat gestroomd.
De stroom is langdurig uitgevallen.
Bevestigingstoets indrukken.
Warmste temperatuur wordt weerge‐
geven.
Bevestigingstoets indrukken.
De actuele temperatuur knippert en de
weergave wisselt met het temperatuur
alarm-symbool tot de ingestelde tempera‐
tuur wordt bereikt.
Kwaliteit van het koelgoed controleren.
Bediening
32 * afhankelijk van model en uitvoering
Melding Oorzaak Oplossing
Fout
Apparaat is defect, er is een apparaatfout
of een onderdeel van het apparaat geeft
een fout aan.
Koelgoed hersorteren.
Bevestigingstoets indrukken.
Foutcode wordt weergegeven.
Bevestigingstoets indrukken.
Indien aanwezig, wordt verdere foutcode
weergegeven.
of
Statusbeeldscherm met knipperend fout‐
symbool wordt weergegeven .
Drukken op de navigatietoetsen geeft
foutcode(s) opnieuw weer.
Foutcode(s) noteren en klantenservice
contacteren.
Stroomuitval
De melding verschijnt na een onderbreking
van de stroomvoorziening.
Bevestigingstoets indrukken.
Hoogste temperatuur en aantal stroomon‐
derbrekingen worden weergegeven.
Bevestigingstoets indrukken.
Alarm wordt beëindigd en actuele tempe‐
ratuur wordt weergegeven.
Kwaliteit van het koelgoed controleren.
Defrost-fout
Automatisch ontdooien werkt niet fout‐
vrij. De laatste 5 ontdooicycli waren niet
succesvol.
Bevestigingstoets indrukken.
Alarm wordt beëindigd.
Klantenservice contacteren (zie 7.3 Klan‐
tenservice) .
Bediening
* afhankelijk van model en uitvoering 33
WLAN-fout
WLAN-verbinding is onderbroken. Verbinding controleren.
Bevestigingstoets indrukken.
Alarm wordt beëindigd.
WWW-fout WLAN
De melding verschijnt als er geen internet‐
verbinding via WLAN is.
Verbinding controleren.
Bevestigingstoets indrukken.
Alarm wordt beëindigd.
LAN-fout
LAN-verbinding is onderbroken. Verbinding en netwerkkabel controleren.
Bevestigingstoets indrukken.
Alarm wordt beëindigd.
WWW-fout LAN
De melding verschijnt als er geen internet‐
verbinding via LAN is.
Verbinding controleren.
Bevestigingstoets indrukken.
Alarm wordt beëindigd.
4.4.2 Herinneringen
Er verschijnen herinneringen bij oproepen om iets te doen.
Ze worden akoestisch door een signaaltoon en optisch door
een symbool op het display weergegeven. Bevestigen van
de melding door drukken op de bevestigingstoets.
Melding Oorzaak Oplossing
Onderhoudsherinnering
De melding verschijnt als de timer van
het ingestelde onderhoudsinterval is afge‐
lopen.
Bevestigingstoets indrukken.
Alarm wordt beëindigd.
Aanwijzing
Het onderhoudsinterval kan worden inge‐
steld (zie 4.3.7 Herinnering onderhoudsin‐
terval ) .
Bediening
34 * afhankelijk van model en uitvoering
Opnameherinnering
De melding verschijnt, als het geheugen
van de temperatuurregistratie (999 uur) vol
is.
Bevestigingstoets indrukken.
Alarm wordt beëindigd.
De oudste gegevens worden vanaf nu
overschreven.
Aanwijzing
De temperatuurregistratie kan worden
gereset (zie 4.3.4 Temperatuurregistratie ) .
5 Uitrusting
5.1 Veiligheidsslot
Het slot in de deur van het apparaat is voorzien van een
veiligheidsmechanisme.
5.1.1 Apparaat vergrendelen
Fig. 120
uSleutel erin duwen.
uSleutel 90° linksom draaien.
wHet apparaat is afgesloten.
5.1.2 Apparaat opensluiten
Fig. 121
uSleutel erin duwen Fig. 121 (1).
uSleutel 90° rechtsom draaien Fig. 121 (2).
wHet apparaat is opengesloten.
5.2 Sensoren
Het apparaat kan uitgerust zijn met de volgende sensoren
voor temperatuurbewaking:
-Veiligheidsthermostaatsensor
-C-sensor
5.2.1 Veiligheidsthermostaatsensor
De veiligheidsthermostaatsensor bewaakt de temperatuur
daling en beschermt zo tegen te lage temperaturen (Freeze
Protect). Wanneer de temperatuur onder de drempel zakt,
regelt het apparaat de temperatuur automatisch. De fout‐
melding FRZ. PROT (Freeze Protect) (zie 4.4 Meldingen)
verschijnt.
5.2.2 C-sensor (controlesensor)
De C-sensor is vast ingebouwd en regelt de binnentempe‐
ratuur van het apparaat. Indien nodig kunt u de C-sensor
kalibreren. (zie 4.3.19 Sensorkalibratie )
5.3 Interfaces
Aan de achterkant van het apparaat bevinden zich verschil‐
lende aansluitmogelijkheden.
Fig. 122
Aanwijzing
De stekkers zijn met schroeven vastgezet. Om de stekkers
te kunnen lostrekken, schroeven rechts en links losdraaien.
Fig. 123
(1) Potentiaalvrije alarm‐
uitgang
5.3.1 Potentiaalvrije alarmuitgang
WAARSCHUWING
Letselgevaar door elektrische schok!
uUitsluitend deskundig en daarvoor geschoold perso‐
neel mag het apparaat op een extern alarmsysteem
aansluiten!
Deze drie contacten kunnen worden gebruikt voor aanslui‐
ting van een optisch of akoestisch alarmsysteem. De
aansluiting is ontworpen voor maximaal 30 V (DC) - 8 A uit
een veiligheidslaagspanningsbron SELV (minimumstroom
150 mA).
Uitrusting
* afhankelijk van model en uitvoering 35
Aanwijzing
Als bij het potentiaalvrije alarmcontact netspanning wordt
gebruikt, wordt niet voldaan aan de veiligheidstechnische
eisen van norm EN 61010.
Fig. 124
(1) NO (normally open)
Aansluiting van een
alarmlampje of een
akoestisch alarm.
(3) NC (normally closed)
Aansluiting van een
controlelampje dat de
normale werking van het
apparaat aangeeft.
(2) COM (common)
Externe spanningsbron
6 Onderhoud
6.1 Onderhoudsschema
Er moeten regelmatig onderhoudswerkzaamheden worden
uitgevoerd om de werking van het apparaat in stand te
houden.
VOORZICHTIG
Gevaren voor letsel een beschadiging door ondeskundig
uitgevoerde onderhoudswerkzaamheden!
Lichamelijk letsel en materiële schade.
uOnderhoudswerkzaamheden mogen alleen door opgeleid
en deskundig personeel worden uitgevoerd.
WAARSCHUWING
Gevaar voor kortsluiting door onder stroom staande onder
delen!
Elektrische schok of beschadiging van de elektronica.
uApparaat uitschakelen.
uNetstekker eruit trekken of zekering uitschakelen.
Aanwijzing
Er kan een herinneringsfunctie voor het onderhoud geacti‐
veerd worden. (zie 4.3.7 Herinnering onderhoudsinterval )
Aanwijzing
Aanbevolen wordt een onderhoudslogboek aan te leggen
waarin alle uitgevoerde werkzaamheden (reparaties, inspec‐
ties) worden gedocumenteerd.
Aanwijzing
Liebherr adviseert een jaarlijkse onderhoudsbeurt. Neem
contact op met de klantenservice voor een individuele
offerte (zie 7.3 Klantenservice) .
Onderdeel Activiteit Onderhoudsinterval
Plaatstalen onderdelen Op beschadigingen en corrosie controleren.
Vervangen van beschadigde onderdelen:
(zie 7.3 Klantenservice)
Jaarlijks
Deur, scharnieren Op de uitlijning (zie 3.14 Deur uitlijnen) , soepele
beweging en goed vastzitten controleren.
Jaarlijks
Slot, handgreep Op gemakkelijke beweging en vastzitten controleren. Jaarlijks
Deurafdichting Op beschadiging, slijtage en vastzitten controleren.
Er is een vervangende deurafdichting via de klanten‐
service verkrijgbaar.
Jaarlijks
Sensor Sensor kalibreren. (zie 4.3.19 Sensorkalibratie ) Jaarlijks
Sensordoorvoer Controleren of de afdichtingsmassa onbeschadigd is. Jaarlijks
Batterij Batterij van apparaat vervangen.
Er is een vervangingsbatterij via de klantenservice
verkrijgbaar.
5 tot 10 jaar
Oppervlakken Reinigen (zie 6.3 Apparaat reinigen) Aanbeveling: maandelijks, indien
nodig of volgens de eisen op de
plaats van opstelling
Onderhoud
36 * afhankelijk van model en uitvoering
Onderdeel Activiteit Onderhoudsinterval
Oppervlakken Desinfecteren
De volgende desinfectiemiddelen zijn door Liebherr
getest:
Dismozon pur 1 % Lösung (Bode Chemie), Suma
Quicksan (Diversey), Incidin Extra N (Ecolab Health‐
care), Acrylan (Antiseptica chem.-pharm. Produkte),
Buraton 10 F (Schülke und Mayr), Frankocid N
(Franken Chemie), Apesin DSR 50 (Tana), Nüscosept
Spray (Dr. Nüsken), Melsept SF (B. Braun Melsungen),
Kohrsolin (Bode Chemie), Neoquat S (Dr. Weigert),
Indicin Rapid (Ecolab Healthcare), Bacillocid Spezial
(Bode Chemie), Neoform K Spray (Dr. Weigert), Apesin
Desinf. Spray (Tana), Nüscosept 100 (Dr. Nüsken),
Antisept T (Fink Tec), Apesin AP 100 0,50% Lösung
(Tana), Perform Pulver 2% Lösung (Schülke und Mayr)
De gebruiksaanwijzing van de fabrikant in acht
nemen. Als er andere dan genoemde desinfectiemid‐
delen worden gebruikt, moeten deze eerst op een
onopvallende plaats worden getest.
Aanbeveling: maandelijks, indien
nodig of volgens de eisen op de
plaats van opstelling
Plaats van opstelling, apparaat Decontamineren
Het apparaat is geschikt voor de ruimtedecontami‐
natie met waterstofperoxide H2O2.
De waarden van de volgende toepassingsspecificatie
mogen niet overschreden worden:
Maximale concentratie 250 ppm.
Maximale vochtigheid 85 %.
Maximaal toelaatbare ruimtetemperatuur volgens
klimaatklasse. (zie 1.4 Toepassingsgebied van het
apparaat)
Aanbeveling: indien nodig of
volgens eisen op de plaats van
opstelling, maximaal 2 keer per
jaar
Ventilator ventilatoropening Reinigen (zie 6.3.3 Ventilatorafdekking reinigen) Jaarlijks
Alarm doorsturen en sensor Controleren of de stekkerverbindingen goed vast‐
zitten.
Jaarlijks
Aansluitsnoer Op beschadiging controleren. Jaarlijks
of
bij wijziging opstelplaats
Kantelhoek Op goede werking en vastzitten controleren. Jaarlijks
of
bij wijziging opstelplaats
Stelvoeten/wieltjes Op goede werking, beschadiging en vastzitten
controleren.
Beschadigde onderdelen vervangen. (zie 7.3 Klanten‐
service)
Jaarlijks
Condensbak Vulniveau van condensbak controleren en indien
nodig legen.
Regelmatig visueel controleren
6.2 Apparaat ontdooien
WAARSCHUWING
Apparaat op de verkeerde manier ontdooid!
Verwondingen en beschadigingen.
uOm het ontdooiproces te versnellen, geen mechanische
hulpmiddelen of andere middelen gebruiken die niet door
de fabrikant worden aanbevolen.
uGebruik voor het ontdooien geen elektrische verwar‐
mings- of stoomreinigingsapparaten, open vuur of
ontdooisprays.
uIJs niet met scherpe voorwerpen verwijderen.
Het ontdooien gebeurt automatisch. Het condenswater
druppelt in de condenswaterschaal. Deze moet regelmatig
worden geleegd.
Aanwijzing
Om de condenswaterschaal niet zo vaak te moeten legen,
kan een opvangbak onder de afvoeropeningen van de
condenswaterschaal worden geplaatst.
De condenswaterschaal mag alleen in de onderste steunrib
worden geschoven.
Als de temperatuur zeer laag is ingesteld en/of de lucht‐
vochtigheid zeer hoog is, kan de achterwand in de binnen‐
ruimte vereisen.
Handmatig ontdooien:
uApparaat uitschakelen. (zie 4.3.2 Apparaat in- en uitscha‐
kelen )
uNetstekker loskoppelen.
uKoelgoed verplaatsen.
uApparaatdeur tijdens ontdooien open laten.
Onderhoud
* afhankelijk van model en uitvoering 37
uCondenswaterschaal er naar voren uittrekken, legen en
het apparaat reinigen.
6.3 Apparaat reinigen
6.3.1 Voorbereiden
WAARSCHUWING
Gevaar voor kortsluiting door onder stroom staande onder
delen!
Elektrische schok of beschadiging van de elektronica.
uApparaat uitschakelen.
uNetstekker eruit trekken of zekering uitschakelen.
WAARSCHUWING
Brandgevaar
uDe buisleidingen van het koelmiddelcircuit niet bescha‐
digen.
uApparaat leegmaken.
uNetstekker eruit halen.
6.3.2 Behuizing reinigen
LET OP
Ondeskundige reiniging!
Beschadigingen aan het apparaat.
uUitsluitend zachte poetsdoekjes en een ph-neutrale
allesreiniger gebruiker.
uGebruik geen schurende of krassende sponzen of
staalwol.
uGebruik geen scherpe, schurende, zand-, chloor- of zuur
houdende schoonmaakmiddelen.
WAARSCHUWING
Gevaar voor verwonding en beschadiging door hete stoom!
Hete stoom kan brandwonden veroorzaken en de opper‐
vlakken beschadigen.
uGebruik geen stoomreinigers!
LET OP
Beschadigingsgevaar door kortsluiting!
uBij het reinigen van het apparaat voorkomen dat reini‐
gingswater in de elektrische componenten dringt.
uBehuizing met een zachte, schone doek schoonvegen.
Bij sterke vervuiling lauwwarm water met neutraal reini‐
gingsmiddel gebruiken. Glazen oppervlakken kunnen ook
met een glasreinigingsmiddel worden gereinigd.
uCondensorspiraal jaarlijks reinigen. Als de condensorspi‐
raal niet wordt gereinigd, leidt dit tot een aanzienlijke
reductie van de efficiëntie van het apparaat.
6.3.3 Ventilatorafdekking reinigen
LET OP
Beschadigingsgevaar door kortsluiting!
uBij het reinigen van het apparaat voorkomen dat reini‐
gingswater in de elektrische componenten dringt.
LET OP
Ondeskundige reiniging!
Beschadigingen aan het apparaat.
uUitsluitend zachte poetsdoekjes en een ph-neutrale
allesreiniger gebruiker.
uGebruik geen schurende of krassende sponzen of
staalwol.
uGebruik geen scherpe, schurende, zand-, chloor- of zuur
houdende schoonmaakmiddelen.
Fig. 125
uVentilatorafdekkingen voorzichtig aan de zijkant eruit
halen Fig. 125 (1) en naar de voorkant toe verwijderen
Fig. 125 (2).
uVentilatieopeningen van de ventilatorafdekkingen onder
stromend water doorspoelen. Bij sterke vervuiling: lauw‐
warm water met neutraal reinigingsmiddel gebruiken.
uVentilatorafdekkingen volledig in de lucht laten drogen.
uVentilatorafdekkingen weer in het apparaat plaatsen.
6.3.4 Binnenruimte reinigen
WAARSCHUWING
Gevaar voor kortsluiting door onder stroom staande onder
delen!
Elektrische schok of beschadiging van de elektronica.
uApparaat uitschakelen.
uNetstekker eruit trekken of zekering uitschakelen.
WAARSCHUWING
Gevaar voor verwonding en beschadiging door hete stoom!
Hete stoom kan brandwonden veroorzaken en de opper‐
vlakken beschadigen.
uGebruik geen stoomreinigers!
LET OP
Ondeskundige reiniging!
Beschadigingen aan het apparaat.
uUitsluitend zachte poetsdoekjes en een ph-neutrale
allesreiniger gebruiker.
uGebruik geen schurende of krassende sponzen of
staalwol.
uGebruik geen scherpe, schurende, zand-, chloor- of zuur
houdende schoonmaakmiddelen.
Aanwijzing
uCondensafvoer (zie 1.2 Apparaat- en uitrustings‐
overzicht) : Afzettingen met een dun hulpmiddel (bijvoor
beeld wattenstaafjes) verwijderen.
Onderhoud
38 * afhankelijk van model en uitvoering
Aanwijzing
Typeplaatje aan binnenzijde van apparaat niet beschadigen
of verwijderen. Typeplaatje is belangrijk voor de klantenser
vice.
uDeur openen.
uApparaat leegmaken.
uBinnenruimte en uitrustingsdelen met lauwwarm water
en een beetje afwasmiddel reinigen. Geen zand- of zuur‐
houdende reinigingsmiddelen en geen chemische oplos‐
middelen gebruiken.
6.3.5 Na het reinigen
uApparaat en uitrustingsdelen droogwrijven.
uApparaat aansluiten en inschakelen.
Als de temperatuur voldoende koud is:
uKoelgoed erin leggen.
uReiniging regelmatig herhalen.
uKoudemachine met warmtewisselaar (metaalrooster aan
de achterzijde van het apparaat) een keer per jaar
reinigen en ontstoffen.
7 Klantenhulp
7.1 Technische gegevens
Temperatuurbereik
Koelen +3 tot +16 °C
Maximale belading per steunvlak A)
Apparaatbreedte
(zie 3.2 Afmetingen
apparaat)
Oplegroos‐
ters
Glasplaat Houten
rooster
600 mm 45 kg 40 kg 45 kg
750 mm 60 kg 40 kg 60 kg
A) Bij zware belading kunnen de steunen iets doorbuigen.
Maximale nuttige inhoud
Zie de nuttige inhoud op het typeplaatje (zie 1.2 Apparaat-
en uitrustingsoverzicht) .
Opstelvoorwaarden
Mate van vervuiling
(omgeving van het appa‐
raat)
PD2
Omgevingstemperatuur +10 °C tot +35 °C
Maximale relatieve lucht‐
vochtigheid van de omge‐
ving
75%, niet-condenserend
Maximale hoogte
werkingspositie (m boven
zeeniveau)
2000 m / 1500 m (glazen deur)
Elektrische waarden
Nominale spanning 220 - 240 V ~
Maximale netschommelingen +/-10 %
Overspanningscategorie II (OVC II)
7.2 Technische storing
Uw apparaat is zodanig geconstrueerd en gemaakt dat
functieveiligheid en lange levensduur gegarandeerd zijn. Als
er tijdens de werking een storing optreedt, controleer dan of
de storing werd veroorzaakt door een bedieningsfout. In dat
geval moeten ook de tijdens de garantieperiode gemaakte
kosten aan u worden doorberekend.
De volgende storingen kunt u zelf verhelpen.
7.2.1 Apparaatfunctie
Probleem Oorzaak Oplossing
Het apparaat werkt
niet.
Het apparaat is niet ingeschakeld. uApparaat inschakelen.
De netstekker steekt niet correct in
het stopcontact.
uNetstekker controleren.
De zekering van het stopcontact is
niet in orde.
uZekering controleren.
→ Stroomuitval uApparaat gesloten houden.
uIndien nodig de koel-/vrieswaren in een decentrale
koel-/vrieskast bewaren, als de stroom langdurig uitvalt.*
De apparaatstekker is niet correct
in het apparaat gestoken.
uApparaatstekker controleren.
Temperatuur is te
laag.
De apparaatdeur is niet correct
aangesloten.
uApparaatdeur sluiten.
De be- en ontluchting is onvol
doende.
uVentilatieroosters vrijmaken en reinigen.
De omgevingstemperatuur is te
hoog.
uLet op de juiste omgevingsvoorwaarden:
Het apparaat werd te vaak of te
lang geopend.
uAfwachten of de vereiste temperatuur vanzelf terug‐
keert. Indien niet, de klantenservice raadplegen
(zie 7.3 Klantenservice) .
Klantenhulp
* afhankelijk van model en uitvoering 39
Probleem Oorzaak Oplossing
De temperatuur is verkeerd inge‐
steld.
uTemperatuur lager instellen en na 24 uur controleren.
Het apparaat staat te dicht bij een
warmtebron (fornuis, verwarming
etc.).
uOpstelplaats van het apparaat of de warmtebron veran‐
deren.
7.3 Klantenservice
Controleer eerst of u de fout zelf kunt oplossen . Als dit niet
het geval is, dient u contact op te nemen met de klantenser
vice.
Het adres staat in de bijgevoegde brochure „Liebherr-
Service”.
WAARSCHUWING
Ondeskundige reparatie!
Verwondingen.
uReparaties en ingrepen aan het apparaat en de stroom‐
aansluiting die niet uitdrukkelijk genoemd worden
(zie 6 Onderhoud) , uitsluitend door de Technische Dienst
laten uitvoeren.
uBeschadigde netaansluiting alleen door de fabrikant, de
klantenservice of een dergelijk gekwalificeerde persoon
laten vervangen.
uBij apparaten met stekker voor koelapparaten mag ook de
klant zelf de vervanging uitvoeren.
7.3.1 Contact opnemen met klantenservice
Zorg ervoor dat u de volgende apparaatinformatie beschik
baar hebt:
qApparaataanduiding (model en index)
qServicenr. (Service)
qSerienr. (S-Nr.)
uApparaatinformatie via het display oproepen
(zie 4.3.15 Info ) .
-of-
uApparaatinformatie van het typeplaatje aflezen.
(zie 7.4 Typeplaatje)
uApparaatinformatie noteren.
uKlantenservice informeren: Fout en apparaatinformatie
mededelen.
wZo is een snelle en doelgerichte service mogelijk.
uVerdere instructies van de klantenservice opvolgen.
7.4 Typeplaatje
Het typeplaatje bevindt zich aan de binnenkant van het
apparaat. Zie apparaatoverzicht.
Fig. 126
(1) Apparaataanduiding (3) Serie-nr.
(2) Service-nr.
8 Buiten bedrijf stellen
uApparaat leegmaken.
uApparaat uitschakelen.
uNetstekker eruit halen.
uIndien nodig de apparaatstekker eruit halen: Eruit halen
en gelijktijdig van links naar rechts bewegen.
uApparaat reinigen. (zie 6.3 Apparaat reinigen)
uDeur open laten, zodat geen slechte geur kan ontstaan.
Aanwijzing
Beschadiging van het apparaat en storingen!
uNa de buitenbedrijfstelling mag het apparaat alleen
worden gebruikt bij een toelaatbare kamertemperatuur
tussen -10 °C en +50 °C opslaan.
9 Afvalverwijdering
9.1 Apparaat op afvoer voorbereiden
Liebherr maakt bij sommige apparaten gebruik
van batterijen. In de EU is het nu voor de
consument wettelijk verplicht deze batterijen
voor de afvoer van apparaten te verwijderen.
Als uw apparaat batterijen bevat, wordt dit op
het apparaat aangegeven.
Lampen Als u lampen zelfstandig en zonder kapot te
maken kunt verwijderen, verwijder deze dan
eveneens voor het voeren.
uApparaat buiten bedrijf stellen.
uApparaat met batterijen: verwijder batterijen. Beschrij‐
ving zie hoofdstuk Onderhoud.
uIndien mogelijk: verwijder lampen zonder deze kapot te
maken.
9.2 Apparaat volgens milieuvoor‐
schriften afvoeren
Het apparaat bevat waardevolle
materialen en moet gescheiden
van het ongesorteerde, huishou‐
delijke afval worden afgevoerd.
Voer batterijen gescheiden van
het apparaat af. Batterijen
kunnen gratis worden ingeleverd
bij de winkel en bij andere inle‐
verpunten zoals het gemeente‐
lijk depot en de chemokar.
Lampen Lever gedemonteerde lampen in
bij een daarvoor bestemd inle‐
verpunt.
Buiten bedrijf stellen
40 * afhankelijk van model en uitvoering
Voor Duitsland: U kunt het apparaat gratis inle‐
veren bij de milieustraat. Bij de
aankoop van een nieuwe koel‐
kast of vriezer en een verkoop‐
oppervlak > 400 m2 neemt de
dealer het oude apparaat ook
gratis terug.
WAARSCHUWING
Vrijkomend koudemiddel en olie!
Brand. Het gebruikte koelmiddel is milieuvriendelijk maar
wel brandbaar. De gebruikte olie is ook brandbaar. Vrij‐
komend koelmiddel en vrijkomende olie kunnen bij hoge
concentratie en in contact met een externe warmtebron
ontvlammen.
uBuisleidingen van de koelmiddelkringloop en compressor
niet beschadigen.
uVoer het apparaten af zonder het te beschadigen.
uVoer batterijen, lampen en het apparaat af zoals hier
boven beschreven.
10 Aanvullende informatie
Meer informatie over garantiebepalingen vindt u in de
meegeleverde servicebrochure of op internet op https://
home.liebherr.com.
Aanvullende informatie
* afhankelijk van model en uitvoering 41
Aanvullende informatie
42 * afhankelijk van model en uitvoering
Informeren bij apparaatstoring: ________________________________________________________________________________________________________________
Modelcode /
inventarisnummer: ________________________________________________________________________________________________________________
Beknopte handleiding voor
dagelijks gebruik
Informatie over het gebruik van deze beknopte
handleiding:
-Deze beknopte handleiding vervangt niet de volledige
gebruiksaanwijzing en is geen vervanging voor de
instructie bij het apparaat.
-Deze beknopte handleiding is bedoeld om u te helpen bij
het dagelijkse gebruik van het apparaat.
-Lees de volledige gebruiksaanwijzing en de daarin
opgenomen veiligheidsvoorschriften.
-Deze beknopte handleiding geldt voor: SRFfg
35../40../55..
-U kunt de volledige gebruiksaanwijzing openen via de QR-
code:
Beoogd gebruik
Deze laboratoriumkoelkast, met een
ontstekingsbronnenvrije binnenruimte is geschikt voor de
professionele opslag van licht ontvlambare producten in
gesloten verpakkingen, bij temperaturen tussen 3 °C en
16 °C.
Voorzienbaar verkeerd gebruik
Gebruik het apparaat niet voor de volgende toepassingen:
-Opslag en koeling van:
Chemisch onstabiele stoffen
Bloed, plasma of andere lichaamsvloeistoffen bestemd
voor infusie, toediening of inbrenging in het menselijk
lichaam
-Gebruik in explosiegevaarlijke omgevingen
-Gebruik buiten of in vochtige bereiken en
spatwaterbereiken
Bij het opslaan in acht nemen:
qLegroosters afhankelijk van de benodigde hoogte
aanbrengen.
qMaximale belading in acht nemen.
qAls de opslagtemperatuur bereikt is, het apparaat inladen
(koelketen in stand houden).
qVentilatieopeningen van de recirculatieventilator in de
binnenruimte vrijhouden.
qKoelgoed mag de compressor aan de achterwand niet
raken.
qVloeistoffen in gesloten houders bewaren.
qKoelgoed met tussenafstand bewaren zodat de lucht
goed kan circuleren.
Statusweergave
Fig. 127 Statusweergave met werkelijke temperatuur
Navigatie met toetsen
Weergave en toets Beschrijving
Navigatiepijl vooruit
Schakelt een menu (submenu)
verder.
Na het laatste menu verschijnt
weer het eerste menu.
Navigatiepijl achteruit
Kort indrukken: Schakelt een
menu (submenu) terug.
Lang indrukken (3 seconden):
Schakelt terug naar de
statusweergave.
Bevestigen
Activeert/deactiveert functie.
Opent submenu.
Bevestigt keuze. De weergave
wisselt terug naar het menu.
Terug
Weergave wisselt terug naar de
functie.
Temperatuurregistratie tonen
Fig. 128
uStappen (zie Fig. 259) uitvoeren.
wTemperatuurregistratie toont minimumtemperatuur,
maximumtemperatuur en duur van de registratie.
Beknopte handleiding voor dagelijks gebruik
* afhankelijk van model en uitvoering 43
Temperatuurregistratie resetten
Fig. 129
uStappen (zie Fig. 260) uitvoeren.
wTemperatuurregistratie is gereset.
wRegistratie-interval start opnieuw.
Apparaat opensluiten
Fig. 130
uSleutel erin duwen. Fig. 130 (1)
uSleutel 90° rechtsom draaien. Fig. 130 (2)
wHet apparaat is opengesloten.
Apparaat afsluiten
Fig. 131
uSleutel erin duwen. Fig. 131 (1)
uSleutel 90° linksom draaien. Fig. 131 (2)
wHet apparaat is afgesloten.
Apparaat reinigen
uApparaat leegmaken.
uNetstekker eruit halen.
uInstructies in de gebruiksaanwijzing volgen.
uNa de reiniging apparaat en uitrusting volledig drogen.
uApparaat aansluiten.
uApparaat inschakelen.
uAls de opslagtemperatuur bereikt is, apparaat inladen.
Wat te doen bij storing?
Bij een storing verschijnt op het display van het apparaat
een melding. Meldingen hebben verschillende betekenissen:
Symboolkleur
op display
Betekenis Oplossing
GEEL
Herinnering
Herinnert aan
algemene
procedures. U kunt
deze procedures
uitvoeren en zo de
melding opheffen.
In de
gebruiksaanwijzing
nalezen en
oplossingsstappen
uitvoeren.
Symboolkleur
op display
Betekenis Oplossing
ROOD
Waarschuwing
Verschijnt bij
functiestoringen.
Eenvoudige
storingen kunt u
zelf verhelpen.
In de
gebruiksaanwijzing
nalezen en
oplossingsstappen
uitvoeren.
Als u de storing niet zelf kunt verhelpen, wendt u zich tot
de verantwoordelijke medewerker of neemt u contact op
met de klantenservice bij u in de buurt.
Pagina eruit halen
Beknopte handleiding voor dagelijks gebruik
44 * afhankelijk van model en uitvoering
home.liebherr.com/fridge-manuals
Koelkast
ORIGINELE GEBRUIKSHANDLEIDING
Datum van uitgave: 20221122 Artikelnr.-index: 7080680-00
Liebherr Hausgeräte Lienz GmbH
Dr.-Hans-Liebherr-Strasse 1
A-9900 Lienz
Österreich
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46

Liebherr SRFfg 5501 Performance Handleiding

Categorie
Accessoires voor het maken van koffie
Type
Handleiding
Deze handleiding is ook geschikt voor