KTM 890 Adventure de handleiding

Type
de handleiding
BEDIENINGSHANDLEIDING 2024
890 ADVENTURE
Artikelnr. 3214931nl
BESTE KTM KLANT,
*3214931nl*
3214931nl
28.11.2023
BESTE KTM KLANT,
Hartelijk gefeliciteerd met de aankoop van uw KTM-motorfiets. U bent nu in het bezit van een modern en sportief
voertuig dat, mits goed onderhouden, u lang plezier zal schenken.
We wensen u te allen tijde een goede en veilige reis toe!
Vul hieronder het serienummer van uw voertuig in.
Voertuigidentificatiennummer ( pag. 14) Stempel van de dealer
Motornummer ( pag. 15)
Sleutelnummer ( pag. 14)
De bedieningshandleiding komt op het tijdstip van publicatie gaat overeen met de nieuwste stand van deze
modelserie. Kleine afwijkingen die het resultaat zijn van een constructieve ontwikkeling kunnen echter niet
worden uitgesloten.
Alle hier genoemde gegevens zijn vrijblijvend. KTM Sportmotorcycle GmbH houdt zich het recht voor technische
gegevens, prijzen, kleuren, vormen, materialen, dienst- en serviceverlening, constructies, uitrustingen en der-
gelijke zonder voorafgaande aankondiging en zonder opgave van redenen te wijzigen resp. zonder vergoeding te
annuleren, deze aan te passen aan de plaatselijke situatie of de productie van een bepaald model zonder voor-
afgaande aankondiging te beëindigen. KTM is niet aansprakelijk voor leveringsmogelijkheden, afwijkingen van
afbeeldingen en beschrijvingen, drukfouten en vergissingen. De afgebeelde modellen zijn voor een deel voorzien
van speciale uitrustingen die niet standaard bij de leveromvang horen.
© 2023 KTM Sportmotorcycle GmbH, Mattighofen Oostenrijk
Alle rechten voorbehouden
Nadruk, ook gedeeltelijk, en vermenigvuldigingen van welke aard dan ook zijn uitsluitend toegestaan met schrifte-
lijke toestemming van de auteur.
ISO 9001(12 100 6061)
KTM past kwaliteitsborgingsprocessen toe in de zin van de internationale kwaliteitsmanagement-
norm ISO 9001 om een zo hoog mogelijke productkwaliteit te bereiken.
Afgegeven door: TÜV Management Service
KTM Sportmotorcycle GmbH
Stallhofnerstraße 3
5230 Mattighofen, Oostenrijk
Dit document is geldig voor de volgende modellen:
890 ADVENTURE EU (F9703X5, F9703X6)
INHOUDSOPGAVE
2
INHOUDSOPGAVE
1 SYMBOLEN EN FORMATERINGEN................. 6
1.1 Gebruikte pictogrammen..................... 6
1.2 Gebruikte formatteringen .................... 6
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN ........................ 7
2.1 Gebruiksdefinitie - beoogd gebruik....... 7
2.2 Onjuist gebruik .................................. 7
2.3 Veiligheidsaanwijzingen ...................... 7
2.4 Gevarenniveau en pictogrammen ......... 7
2.5 Waarschuwing voor manipulaties ......... 8
2.6 Veilig gebruik .................................... 8
2.7 Beschermende kleding ....................... 9
2.8 Werkinstructies.................................. 9
2.9 Milieu............................................... 9
2.10 Bedieningshandleiding ..................... 10
3 BELANGRIJKE AANWIJZINGEN ................... 11
3.1 Fabrieksgarantie, garantie................. 11
3.2 Bedrijfsmiddelen, hulpstoffen ........... 11
3.3 Reserveonderdelen, technisch
toebehoren ...................................... 11
3.4 Service ........................................... 11
3.5 Afbeeldingen ................................... 11
3.6 Klantenservice................................. 11
4 AFBEELDING VOERTUIG............................. 12
4.1 Afbeelding voertuig linksvoor
(symbolische weergave) .................... 12
4.2 Afbeelding voertuig rechtsachter
(symbolische weergave) .................... 13
5 SERIENUMMERS........................................ 14
5.1 Voertuigidentificatiennummer ........... 14
5.2 Typeplaatje ..................................... 14
5.3 Sleutelnummer ................................ 14
5.4 Motornummer.................................. 15
5.5 Artikelnummer voorvork .................... 15
5.6 Artikelnummer schokdemper............. 15
5.7 Artikelnummer stuurdemper.............. 15
6 BEDIENINGSELEMENTEN........................... 16
6.1 Koppelingshendel ............................ 16
6.2 Remhendel...................................... 16
6.3 Gashendel....................................... 16
6.4 Schakelaars links aan stuur............... 16
6.4.1 Combinatieschakelaar .................. 16
6.4.2 Lichtschakelaar ........................... 17
6.4.3 Knop van de cruisecontrol ............ 17
6.4.4 Menutoetsen ............................... 18
6.4.5 Richtingaanwijzerschakelaar ......... 19
6.4.6 Claxonknop ................................. 19
6.5 Schakelaars rechts aan stuur............. 19
6.5.1 Startknop/noodstopschakelaar....... 19
6.5.2 Noodknipperlichtschakelaar .......... 20
6.6 Contact- en stuurslot ........................ 20
6.7 Stuur vergrendelen........................... 20
6.8 Stuur ontgrendelen .......................... 21
6.9 Stopcontact voor elektrisch
toebehoren ...................................... 21
6.10 USBaansluiting............................... 21
6.11 Tankdop openen .............................. 21
6.12 Tankdop sluiten ............................... 22
6.13 Brandstofkranen .............................. 23
6.14 Opbergvak onder de buddyseat
(optioneel) openen ........................... 23
6.15 Opbergvak onder de buddyseat
(optioneel) sluiten............................ 24
6.16 Opbergvak links (optioneel) openen ... 24
6.17 Opbergvak links (optioneel) sluiten .... 25
6.18 Opbergvak rechts (optioneel)
openen ........................................... 25
6.19 Opbergvak rechts (optioneel)
sluiten ............................................ 26
6.20 Boordgereedschap............................ 27
6.21 Grepen............................................ 27
6.22 Bagagedrager................................... 27
6.23 Zadelslot......................................... 27
6.24 Voetsteun passagier.......................... 28
6.25 Versnellingshendel ........................... 28
6.26 Rempedaal...................................... 28
6.27 Zijstandaard .................................... 29
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT .................. 30
7.1 Gecombineerd instrument................. 30
7.2 Activering en test............................. 30
7.3 demo-modus ................................... 31
7.4 Waarschuwingen .............................. 32
7.5 Waarschuwing voor glad wegdek ........ 32
7.6 controlelampjes ............................... 33
7.7 Display ........................................... 34
7.8 Rally Display (optioneel) ................... 35
7.9 Toerental......................................... 36
7.10 Schakelindicator .............................. 36
7.11 Snelheidsindicator ........................... 37
7.12 Weergave van de cruisecontrol
(optioneel)....................................... 37
7.13 Tijd ................................................ 37
7.14 Omgevingslucht-
temperatuurindicator........................ 37
7.15 RideModeweergave ........................ 38
7.16 ABSweergave.................................. 38
7.17 MTCweergave ................................. 38
7.18 Weergave van de
koelmiddeltemperatuur..................... 38
7.19 Brandstofpeilweergave...................... 39
7.20 Handgreepverwarming (optioneel)...... 39
7.21 Zadelverwarming (optioneel) ............. 40
7.22 buddyseatverwarming (optioneel)....... 40
7.23 Favoritesweergave ........................... 40
INHOUDSOPGAVE
3
7.24 Quick Selector 1weergave ................ 40
7.25 Quick Selector 2weergave ................ 41
7.26 Navigationweergave......................... 41
7.27 Callweergave .................................. 41
7.28 Menu.............................................. 42
7.28.1 Motorcycle .................................. 42
7.28.2 Ride Mode .................................. 42
7.28.3 ABS............................................ 43
7.28.4 MTC ........................................... 44
7.28.5 MTC+MSR (optioneel) .................. 44
7.28.6 Quickshift+ (optioneel)................. 45
7.28.7 Grip Heating (functie optioneel) .... 45
7.28.8 Riders Seat (functie optioneel)...... 45
7.28.9 Throttle Response (optioneel)........ 46
7.28.10 Slip Adjuster (optioneel)............... 46
7.28.11 Bike Info..................................... 47
7.28.12 Bike Info..................................... 47
7.28.13 Warning ...................................... 48
7.28.14 Trip Info ..................................... 48
7.28.15 Trip 1 ......................................... 48
7.28.16 Trip 2 ......................................... 49
7.28.17 Navigation (optional).................... 49
7.28.18 Last search (optioneel) ................. 50
7.28.19 Favorieten (optioneel)................... 50
7.28.20 Skip Waypoint (optioneel)............. 51
7.28.21 Volume (optioneel)....................... 51
7.28.22 Stop Navigation (optioneel)........... 52
7.28.23 Audio ......................................... 52
7.28.24 Call ............................................ 53
7.28.25 Call out....................................... 54
7.28.26 Settings ...................................... 54
7.28.27 Favorites ..................................... 55
7.28.28 FavoritesAnzeige 14................... 55
7.28.29 Quick Selector 1.......................... 55
7.28.30 Quick Selector 2.......................... 56
7.28.31 KTMconnect (optional) ................. 56
7.28.32 Bluetooth.................................... 56
7.28.33 Phone Pairing.............................. 57
7.28.34 Riders Headset (optioneel)............ 58
7.28.35 Headset Type (optioneel) .............. 59
7.28.36 Shift Light .................................. 59
7.28.37 Shift Light State .......................... 59
7.28.38 RPM1......................................... 60
7.28.39 RPM2......................................... 60
7.28.40 Tijd en datum instellen ................ 60
7.28.41 Clock Format............................... 62
7.28.42 Date Format ................................ 62
7.28.43 Units .......................................... 62
7.28.44 Distance ..................................... 62
7.28.45 Temperature................................ 63
7.28.46 Pressure ..................................... 63
7.28.47 Consumption............................... 63
7.28.48 Language .................................... 64
7.28.49 DRL ........................................... 64
7.28.50 Heating (functie optioneel) ........... 65
7.28.51 Heated Grips (functie optioneel).... 65
7.28.52 Seat Heating Rider (functie
optioneel) ................................... 65
7.28.53 Seat Heating Pillion (functie
optioneel) ................................... 66
7.28.54 Extra Functions ........................... 66
7.28.55 Demo Mode................................. 66
8 ERGONOMIE .............................................. 67
8.1 Bestuurderszadel instellen ................ 67
8.2 Stuurpositie..................................... 67
8.3 Stuurpositie instellen .................... 67
8.4 Uitgangspositie koppelingshendel
instellen.......................................... 68
8.5 Uitgangspositie van de remhendel
instellen.......................................... 69
8.6 Rempedaalvlak instellen ................... 69
8.7 Uitgangspositie van het rempedaal
instellen ...................................... 69
8.8 Uitgangspositie versnellingshendel
controleren...................................... 70
8.9 Uitgangspositie van de
versnellingshendel instellen ........... 71
9 INBEDRIJFSTELLING.................................. 72
9.1 Aanwijzingen voor eerste
inbedrijfstelling ............................... 72
9.2 Motor inrijden.................................. 73
9.3 Voertuig beladen.............................. 73
10 RIJ-INSTRUCTIES....................................... 75
10.1 Controle en onderhoud voor iedere
inbedrijfstelling ............................... 75
10.2 Voertuig starten ............................... 75
10.3 Optrekken ....................................... 76
10.4 QUICKSHIFTER+ (optioneel) ............ 77
10.5 Schakelen, rijden............................. 77
10.6 MSR (optioneel)............................... 80
10.7 Afremmen ....................................... 80
10.8 Stoppen, parkeren............................ 82
10.9 Transporteren .................................. 83
10.10 Wegslepen bij pech .......................... 83
10.11 Brandstof tanken ............................. 84
11 SERVICESCHEMA ....................................... 86
11.1 Extra informatie ............................... 86
11.2 Servicewerkzaamheden..................... 86
12 CHASSIS AFSTELLEN ................................. 88
12.1 Voorvork/schokdemper ...................... 88
12.2 Ingaande demping voorvork
instellen.......................................... 88
12.3 Uitgaande demping voorvork
instellen.......................................... 88
INHOUDSOPGAVE
4
12.4 Uitgaande demping van de
schokdemper instellen...................... 89
12.5 Veervoorspanning schokdemper
instellen.......................................... 90
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS ......... 91
13.1 Motorfiets met hefbok achter
opkrikken ........................................ 91
13.2 Motorfiets van hefbok achter
nemen ............................................ 91
13.3 Motorfiets met hefbok voor
opkrikken ........................................ 91
13.4 Motorfiets van hefbok voor nemen ..... 92
13.5 Buddyseat verwijderen...................... 92
13.6 Buddyseat monteren ........................ 93
13.7 Bestuurderszadel verwijderen ............ 93
13.8 Bestuurderszadel monteren............... 93
13.9 Kettingvervuiling controleren............. 94
13.10 Ketting reinigen ............................... 94
13.11 Kettingspanning controleren ............. 95
13.12 Kettingspanning instellen ................. 95
13.13 Ketting, kettingwiel,
ketting-aandrijfwiel en
kettinggeleiding controleren .............. 96
13.14 Zijbekleding links demonteren........... 98
13.15 Zijbekleding links monteren .............. 99
13.16 Zijbekleding rechts demonteren......... 99
13.17 Zijbekleding rechts monteren .......... 100
13.18 Accuafdekking demonteren ............. 100
13.19 Accuafdekking monteren ................ 101
13.20 Brandstoftankspoiler links
demonteren................................... 101
13.21 Brandstoftankspoiler links
monteren ...................................... 102
13.22 Brandstoftankspoiler rechts
demonteren................................... 103
13.23 Brandstoftankspoiler rechts
monteren ...................................... 104
13.24 Spatbord voor demonteren .............. 105
13.25 Spatbord voor monteren.................. 105
13.26 Vuilschrapers vorkpoten
reinigen ..................................... 106
13.27 Windscherm demonteren ................ 107
13.28 Windscherm monteren.................... 107
13.29 Motorbescherming demonteren ....... 107
13.30 Motorbescherming monteren ........... 108
14 REMSYSTEEM.......................................... 110
14.1 Antiblokkeersysteem (ABS) ............. 110
14.2 Remschijven controleren................. 111
14.3 Remvloeistofpeil voorwielrem
controleren.................................... 112
14.4 Remvloeistof van de voorwielrem
bijvullen .................................... 112
14.5 Remvoeringen en
remvoeringborging van de
voorwielrem controleren.................. 114
14.6 Vrije slag rempedaal controleren...... 114
14.7 Remvloeistofpeil achterwielrem
controleren.................................... 115
14.8 Remvloeistof achterwielrem
bijvullen .................................... 115
14.9 Remvoeringen en
remvoeringborging van de
achterwielrem controleren............... 116
15 WIELEN, BANDEN .................................... 118
15.1 Voorwiel demonteren .................. 118
15.2 Voorwiel monteren ...................... 119
15.3 Achterwiel demonteren ............... 120
15.4 Achterwiel monteren ................... 122
15.5 Demperpakkingen van de
achterwielnaaf controleren .......... 123
15.6 Bandentoestand controleren............ 124
15.7 Bandenspanning controleren ........... 125
15.8 Spaakspanning controleren ............. 125
15.9 Bandensysteem zonder
binnenbanden ............................... 126
15.10 Gebruik van bandenreparatiespray ... 126
16 ELEKTRONICA.......................................... 128
16.1 dagrijlicht (DRL) ............................. 128
16.2 12V-accu demonteren ................. 128
16.3 12V-accu monteren .................... 130
16.4 12V-accu laden .......................... 131
16.5 Hoofdzekering vervangen ................ 133
16.6 ABSzekeringen vervangen .............. 134
16.7 Zekeringen van de afzonderlijke
elektrische verbruikers vervangen .... 135
16.8 Koplampinstelling controleren ......... 136
16.9 Lichtbundelbreedte van de
koplamp instellen .......................... 137
16.10 Diagnosestekker............................. 137
16.11 ACC1 en ACC2 vooraan .................. 138
16.12 ACC1 en ACC2 achterzijde.............. 138
17 KOELSYSTEEM......................................... 139
17.1 Koelsysteem .................................. 139
17.2 Koelmiddelpeil in het
compensatiereservoir controleren..... 139
17.3 Koelmiddelpeil in
compensatiereservoir corrigeren....... 140
18 MOTOR AFSTELLEN ................................. 142
18.1 Ride Mode .................................... 142
18.2 Motorfietstractiecontrole (Bochten-
MTC) ............................................ 142
18.3 Slipaanpassing (optioneel) .............. 143
18.4 Throttle Response (optioneel).......... 143
INHOUDSOPGAVE
5
19 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR ......... 144
19.1 Motoroliepeil controleren ................ 144
19.2 Motorolie verversen, oliefilter
vervangen en oliezeven reinigen ... 144
19.3 Motorolie bijvullen ......................... 146
19.4 Vrije slag aan de koppelingshendel
controleren.................................... 147
19.5 Vrije slag aan de koppelingshendel
instellen .................................... 147
20 REINIGING, ONDERHOUD......................... 148
20.1 Motorfiets reinigen ......................... 148
20.2 Controle en onderhoud voor rijden
in de winter................................... 149
21 LAGERING ............................................... 151
21.1 Stalling......................................... 151
21.2 Inbedrijfstelling na stalling ............. 152
22 OPSPOREN VAN FOUTEN.......................... 153
23 TECHNISCHE GEGEVENS.......................... 155
23.1 Motor............................................ 155
23.2 Aanhaalmomenten motor ................ 156
23.3 Vulhoeveelheden............................ 158
23.3.1 Motorolie .................................. 158
23.3.2 Koelmiddel ............................... 158
23.3.3 Brandstof.................................. 159
23.4 Chassis ......................................... 159
23.5 Elektronica.................................... 160
23.6 Banden......................................... 160
23.7 Voorvork........................................ 160
23.8 Schokdemper ................................ 161
23.9 Aanhaalmomenten chassis.............. 161
24 VERKLARINGEN VAN
OVEREENSTEMMING................................ 167
24.1 Verklaringen van
overeenstemming........................... 167
24.2 Landspecifieke verklaring van
overeenstemming........................... 167
25 GEBRUIKSSTOFFEN ................................. 168
26 HULPSTOFFEN......................................... 170
27 NORMEN ................................................. 171
28 LIJST MET VAKBEGRIPPEN ...................... 172
29 LIJST MET AFKORTINGEN ........................ 173
30 LIJST MET SYMBOLEN ............................. 174
30.1 Rode pictogrammen ....................... 174
30.2 Gele of oranje pictogrammen........... 174
30.3 Groene en blauwe pictogrammen..... 174
INDEX ............................................................. 175
1 SYMBOLEN EN FORMATERINGEN
6
1.1 Gebruikte pictogrammen
Hieronder wordt het gebruik van bepaalde pictogrammen toegelicht.
Kenmerkt een verwachte reactie (bijv. van een werkstap handeling of functie).
Kenmerkt een onverwachte reactie (bijv. van een werkstap handeling of functie).
Kenmerkt werkzaamheden die specialistische kennis en technisch inzicht vereisen. Laat deze
werkzaamheden voor uw eigen veiligheid uitvoeren in een geautoriseerde KTM-garage. Daar
wordt uw motorfiets door speciaal geschoolde vakkundige medewerkers met het benodigde spe-
ciale gereedschap optimaal onderhouden.
Kenmerkt de verwijzing naar een pagina (op de aangegeven pagina vindt u meer informatie).
Kenmerkt een aanwijzing met verdere informatie of tips.
Kenmerkt het resultaat uit een test-/controlestap.
Kenmerkt het einde van een werkzaamheid, inclusief eventuele nabewerkingen.
1.2 Gebruikte formatteringen
Hieronder worden de gebruikte letterformaten verklaard.
Eigennaam Kenmerkt een eigennaam.
Naam®Kenmerkt een beschermde naam.
Merk™ Kenmerkt een merk in het handelsverkeer.
Onderstreepte woorden Verwijzen naar technische details van het voertuig of kenmerken vaktermen
die in de begrippenlijst worden uitgelegd.
VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 2
7
2.1 Gebruiksdefinitie - beoogd gebruik
Het voertuig is zo ontworpen en gebouwd, dat het kan worden gebruikt bij normale belastingen tijdens het rijden
over de weg en op eenvoudig terrein (niet-geasfalteerde wegen). Dit voertuig is niet geschikt voor gebruik op race-
circuits.
Info
Dit voertuig is alleen in de gehomologeerde uitvoering toegelaten voor het rijden op de openbare weg.
2.2 Onjuist gebruik
Gebruik het voertuig uitsluitend op de beoogde wijze.
Het niet op de beoogde wijze gebruiken van het voertuig kan leiden tot gevaren voor personen, materiaal en
milieu.
Elk gebruik van het voertuig anders dan op de beoogde wijze geldt als onjuist gebruik.
Als onjuist gebruik geldt ook het gebruik van bedrijfsen hulpmiddelen die niet voldoen aan de vereiste specifica-
ties voor het toepassingsgebied.
2.3 Veiligheidsaanwijzingen
Voor een veilige omgang met het beschreven product dienen enkele veiligheidsaanwijzingen in acht te worden
genomen. Lees daarom deze handleiding en alle andere handleidingen in de omvang van de levering zorgvul-
dig door. De veiligheidsaanwijzingen zijn geaccentueerd en met links gekoppeld aan de relevante plaatsen in de
tekst.
Info
Op goed zichtbare plaatsen op het beschreven product zijn verschillende aanwijzings- en waarschuwings-
stickers aangebracht. Geen stickers met aanwijzingen en waarschuwingen verwijderen. Als deze ontbreken
kunt u of andere personen de gevaren niet herkennen en daardoor letsel oplopen.
2.4 Gevarenniveau en pictogrammen
Gevaar
Waarschuwing voor een gevaar dat direct en met zekerheid overlijden of zwaar blijvend letsel tot gevolg
heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
Waarschuwing
Waarschuwing voor een gevaar dat waarschijnlijk overlijden of zwaar letsel tot gevolg heeft als u niet de
juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
Voorzichtig
Waarschuwing voor een gevaar dat mogelijk licht letsel tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaat-
regelen neemt.
Aanwijzing
Waarschuwing voor een gevaar dat aanmerkelijke schade aan machine of materiaal tot gevolg heeft als u niet de
juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
Aanwijzing
Waarschuwing voor een gevaar dat schade aan het milieu tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgs-
maatregelen neemt.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN
8
2.5 Waarschuwing voor manipulaties
Het is niet toegestaan wijzigingen aan te brengen aan de componenten van de geluidsdemping. De volgende
maatregelen of de realisatie van de betreffende toestanden zijn wettelijk verboden:
1 Verwijderen of buiten werking stellen van systemen of componenten van een nieuw voertuig die de geluids-
demping dienen voordat het wordt verkocht of geleverd aan de eindklant of tijdens de gebruiksduur van het
voertuig voor andere doeleinden dan voor service, reparatie of vervanging, evenals
2 Gebruik van het voertuig nadat een dergelijk systeem of een dergelijke component verwijderd of buiten wer-
king is gesteld.
Voorbeelden van wettelijk verboden manipulaties:
1 Verwijderen of doorboren van einddempers, geluidsdempers, bochtstukken of andere componenten die uitlaat-
gassen geleiden.
2 Verwijderen of doorboren van delen van het inlaatsysteem.
3 Gebruik in niet-correcte onderhoudstoestand.
4 Vervangen van bewegende onderdelen van het voertuig, onderdelen van het uitlaatsysteem of onderdelen van
het inlaatsysteem door onderdelen die niet door de fabrikant zijn toegelaten.
2.6 Veilig gebruik
Gevaar
Gevaar voor ongevallenBestuurders die niet geschikt zijn voor het verkeer vormen een gevaar voor zich-
zelf en voor anderen.
Rijd niet met het voertuig, als u door alcohol, drugs of medicijnen ongeschikt voor het verkeer bent.
Rijd niet met het voertuig, als u hiertoe fysiek of psychisch niet in staat bent.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg
hebben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingSommige onderdelen van het voertuig worden bij gebruik van het voertuig heet.
Raak onderdelen zoals uitlaatsysteem, radiateur, motor, stootdemper en remsysteem pas aan, als deze
voertuigcomponenten zijn afgekoeld.
Laat de voertuigcomponenten afkoelen voordat u werkzaamheden uitvoert.
Het voertuig uitsluitend in technisch goede staat, op de boogde wijze, en veiligheids- en milieubewust gebruiken.
Het voertuig mag uitsluitend door geïnstrueerde personen worden gebruikt. Voor het wegverkeer is het juiste rijbe-
wijs vereist.
Storingen, die de veiligheid beperken, onmiddellijk in een geautoriseerde KTM-garage laten verhelpen.
De op het voertuig aangebrachte stickers met aanwijzingen en waarschuwingen in acht nemen.
VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 2
9
2.7 Beschermende kleding
Waarschuwing
Gevaar voor letselGeen of slechte beschermende kleding vormt een verhoogd risico.
Draag bij alle ritten geschikte, beschermende bekleding zoals helm, laarzen, handschoenen alsmede
broek en jas met bescherming.
Draag altijd beschermende kleding die zich in een goede staat bevindt en voldoet aan de wettelijke
voorschriften.
Voor uw eigen veiligheid adviseert KTM om het voertuig uitsluitend te gebruiken met geschikte, beschermende
kleding.
2.8 Werkinstructies
Voor zover niet anders aangegeven moet bij alle werkzaamheden het contact zijn uitgeschakeld (modellen met
contactslot, modellen met transpondersleutel) resp. de motor stilstaan (modellen zonder contactslot of transpon-
dersleutel).
Voor enkele werkzaamheden zijn hulpgereedschappen vereist. Deze maken geen deel uit van het voertuig, maar
kunnen worden besteld onder vermelding van de aangegeven nummers tussen haakjes. Voorbeeld: lagertrekker
(15112017000)
Tenzij anders vermeld gelden de normale voorwaarden voor alle werkzaamheden en beschrijvingen.
Omgevingstemperatuur 20 °C
Omgevingsluchtdruk 1.013 mbar
Relatieve luchtvochtigheid 60 ± 5 %
Onderdelen die niet kunnen worden hergebruikt (bijvoorbeeld zelfborgende schroeven en moeren, expansieschroe-
ven, afdichtingen, dichtringen, keerringen, splitpennen, borgplaten) tijdens de montage door nieuwe onderdelen
vervangen.
Voor enkele schroefverbindingen is schroefborging (bijvoorbeeld Loctite®) vereist. Specifieke aanwijzingen van de
fabrikant bij het gebruik in acht nemen.
Als op een nieuw onderdeel reeds schroefborgmiddel (bijv. Precote®) is aangebracht, geen extra borgmiddel aan-
brengen.
Onderdelen die na de demontage worden hergebruikt, reinigen en controleren op beschadiging en slijtage.
Beschadigde of versleten onderdelen vervangen.
Na een reparatie of servicebeurt controleren of het voertuig verkeersveilig is.
2.9 Milieu
Door op een verantwoorde manier met uw motorfiets om te gaan kunt u ervoor zorgen dat er geen problemen en
conflicten ontstaan. Om de toekomst van de motorsport veilig te stellen mag u de motorfiets alleen legaal gebrui-
ken, dient u milieubewust te handelen en de rechten van anderen te respecteren.
Houdt u zich bij het afvoeren van oude olie, andere verbruiks- en hulpstoffen en oude onderdelen aan de gel-
dende wet- en regelgeving in het betreffende land.
Omdat motorfietsen niet onder de EU-richtlijn voor de afdanking van oude voertuigen vallen bestaat er geen wet-
telijke regeling voor het afdanken van een oude motorfiets. Uw geautoriseerde KTM-dealer is u graag van dienst.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN
10
2.10 Bedieningshandleiding
Lees deze bedieningshandleiding zorgvuldig en volledig door, voordat u voor het eerst met de motorfiets gaat rij-
den. In de bedieningshandleiding vindt u veel informatie en tips die bediening, gebruik en service eenvoudiger
maken. Alleen zo komt u te weten hoe u het voertuig het beste afstelt op uw situatie en hoe u zich tegen letsel
kunt beschermen.
Tip
Bewaar deze bedieningshandleiding op uw eindapparaat, zodat deze altijd kan worden nagelezen.
Neem contact op met een geautoriseerde KTM-dealer wanneer u meer over het voertuig wilt weten of wanneer
tijdens het lezen iets niet duidelijk is.
De bedieningshandleiding is een belangrijk deel van het voertuig. Bij verkoop moet de bedieningshandleiding
door de nieuwe eigenaar opnieuw worden gedownload.
De bedieningshandleiding kan via de QR-code of de link op het leveringscertificaat meerdere keren worden
gedownload.
De bedieningshandleiding is bovendien als download op uw geautoriseerde KTM Motorcycles-dealer en op de
KTM Motorcycles-website beschikbaar. Via uw gecertificeerde KTMdealer kan ook een afgedrukt exemplaar wor-
den besteld.
Internationale KTMwebsite: KTM.COM
BELANGRIJKE AANWIJZINGEN 3
11
3.1 Fabrieksgarantie, garantie
De in het serviceschema voorgeschreven werkzaamheden mogen uitsluitend door een geautoriseerde KTM-garage
worden uitgevoerd en moeten in het KTM Dealer.net worden bevestigd, omdat anders de garantie volledig vervalt.
Bij schade of gevolgschade die door manipulaties en/of wijzigingen aan het voertuig is veroorzaakt, bestaat er
geen aanspraak op fabrieksgarantie.
3.2 Bedrijfsmiddelen, hulpstoffen
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
Bedrijfsmiddelen en hulpstoffen volgens de bedieningshandleiding en specificaties gebruiken.
3.3 Reserveonderdelen, technisch toebehoren
Gebruik voor uw eigen veiligheid alleen reserveonderdelen en toebehoren die door KTM zijn vrijgegeven en/of aan-
bevolen en laat deze alleen in een geautoriseerde KTM-garage monteren. Voor andere producten en daardoor ver-
oorzaakte schade is KTM niet aansprakelijk.
Enkele reserveonderdelen en toebehoren zijn bij de betreffende beschrijvingen tussen haakjes aangegeven. Uw
geautoriseerde KTM-dealer adviseert u graag.
De actuele KTM PowerParts voor uw voertuig vindt u op de KTM-website.
Internationale KTMwebsite: KTM.COM
3.4 Service
Voorwaarde voor een storingsvrij gebruik en het voorkomen van voortijdige slijtage is dat u zich houdt aan de in de
bedieningshandleiding genoemde service, onderhouds- en afstelwerkzaamheden aan de motor en het chassis.
Door een onjuist afgesteld chassis kunnen chassiscomponenten beschadigen of afbreken.
Wanneer het voertuig onder zwaardere omstandigheden wordt gebruikt, zoals bij sterke regen, hoge temperaturen
of met zware bagage, kunnen onderdelen zoals aandrijving, remsystemen of veringscomponenten duidelijk sneller
verslijten. Daarom kan het nodig zijn onderdelen reeds voor het bereiken van het volgende service-interval te con-
troleren of te vervangen.
Het is belangrijk dat u zich strikt houdt aan de voorgeschreven inrijtijden en service-intervallen. De inachtneming
daarvan draagt in belangrijke mate bij aan de verhoging van de levensduur van de motorfiets.
3.5 Afbeeldingen
De in de handleiding weergegeven afbeeldingen tonen deels speciale uitrustingen.
Voor een betere weergave en toelichting kunnen enkele onderdelen gedemonteerd of niet afgebeeld zijn. Voor de
betreffende beschrijving is het echter niet altijd noodzakelijk dat deze onderdelen worden gedemonteerd. Houdt u
zich aan de aanwijzingen in de tekst.
3.6 Klantenservice
De geautoriseerde KTM-dealer beantwoordt graag uw vragen over uw voertuig of over KTM.
De lijst met geautoriseerde KTM-dealers vindt u op de KTM-website.
Internationale KTMwebsite: KTM.COM
4 AFBEELDING VOERTUIG
12
4.1 Afbeelding voertuig linksvoor (symbolische weergave)
I00288-10
1Voorvorkinstelling uitgaande demping
2Contact- en stuurslot ( pag. 20)
3Voorvorkinstelling ingaande demping
4Koppelingshendel ( pag. 16)
5Opbergvak links
6Grepen ( pag. 27)
7Bagagedrager ( pag. 27)
8Zadelslot ( pag. 27)
9Schokdemper, instelling veervoorspanning
bk Zijstandaard ( pag. 29)
bl Versnellingshendel ( pag. 28)
AFBEELDING VOERTUIG 4
13
4.2 Afbeelding voertuig rechtsachter (symbolische weergave)
I00289-10
1Opbergvak onder de buddyseat
2Opbergvak rechts
3Tankdop
4Lichtschakelaar ( pag. 17)
4Menutoetsen ( pag. 18)
4Richtingaanwijzerschakelaar ( pag. 19)
4Claxonknop ( pag. 19)
4Knop van de cruisecontrol ( pag. 17)
5Startknop/noodstopschakelaar ( pag. 19)
5Noodknipperlichtschakelaar ( pag. 20)
6Gashendel ( pag. 16)
7Remhendel ( pag. 16)
8Voertuigidentificatiennummer ( pag. 14)
9Kijkglas motorolie
bk Rempedaal ( pag. 28)
5 SERIENUMMERS
14
5.1 Voertuigidentificatiennummer
402324-10
Het voertuigidentificatienummer 1is aan de rechterkant van het
balhoofd gegraveerd.
5.2 Typeplaatje
F01880-10
Het typeplaatje 1is op het frame links aangebracht.
Het typeplaatje Australië 2is op het frame rechts aangebracht.
5.3 Sleutelnummer
V01200-10
Sleutelnummer 1staat op de KEYCODECARD.
Info
Voor de bestelling van een reservesleutel is het sleutelnum-
mer nodig. De KEYCODECARD op een veilige plaats bewaren.
SERIENUMMERS 5
15
5.4 Motornummer
H01047-10
Het motornummer 1is op het motorhuis boven gegraveerd.
5.5 Artikelnummer voorvork
402295-10
Het artikelnummer van de voorvork 1is aan de binnenzijde van
de asopname gegraveerd.
5.6 Artikelnummer schokdemper
402339-10
Het artikelnummer van de schokdemper 1is op het bovenste
deel van de schokdemper aangebracht.
5.7 Artikelnummer stuurdemper
F01881-10
Het artikelnummer van de stuurdemper 1is in de onderkant van
de stuurdemper gegraveerd.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
16
6.1 Koppelingshendel
I00286-10
De koppelingshendel 1is aan de linkerkant van het stuur aange-
bracht.
6.2 Remhendel
I00287-10
De remhendel 1is aan de rechterkant van het stuur
aangebracht.
De voorwielrem wordt geschakeld met de remhendel.
6.3 Gashendel
I00276-10
De gashendel 1is aan de rechterkant van het stuur aangebracht.
6.4 Schakelaars links aan stuur
6.4.1 Combinatieschakelaar
De combinatieschakelaar is aan de linkerkant van het stuur aange-
bracht.
I00284-10
Overzicht combinatieschakelaar links
1Lichtschakelaar ( pag. 17)
2Knop van de cruisecontrol ( pag. 17)
3Menutoetsen ( pag. 18)
4Richtingaanwijzerschakelaar ( pag. 19)
5Claxonknop ( pag. 19)
BEDIENINGSELEMENTEN 6
17
6.4.2 Lichtschakelaar
I00282-10
De lichtschakelaar 1is links op de combinatieschakelaar aange-
bracht.
Mogelijke toestanden
Dimlicht aan Lichtschakelaar in stand A. In deze
stand zijn het dimlicht en het achterlicht ingescha-
keld.
Groot licht aan Lichtschakelaar in stand B
geduwd. In deze stand zijn het groot licht en het
achterlicht ingeschakeld.
Seinlicht Lichtschakelaar in stand Ctrekken.
6.4.3 Knop van de cruisecontrol
V01193-10
De knop van de cruisecontrol 1is op de combinatieschakelaar
links aangebracht.
Info
Om de knop van de cruisecontrol te kunnen gebruiken,
moet de functie cruisecontrol (optioneel) worden geacti-
veerd.
Mogelijke toestanden
Knop van cruisecontrol in de uitgangspositie.
Knop van de cruisecontrol naar links gedrukt. In deze
stand wordt de cruisecontrol in- en uitgeschakeld. De
bedrijfstoestand wordt op het gecombineerde instrument
weergegeven.
Knop van de cruisecontrol kort naar boven gedrukt. De
als laatste opgeslagen snelheid wordt weer bereikt en aange-
houden. Elke keer dat de schakelaar wordt aangetikt, wordt
de doelsnelheid met 1 km/h of 1 mph verhoogd.
Knop van de cruisecontrole naar boven gedrukt houden.
De doelsnelheid neemt stapsgewijs toe met 5 km/h of
5 mph.
Knop van de cruisecontrol kort naar beneden gedrukt. De
cruisecontrol wordt geactiveerd en de actuele snelheid wordt
aangehouden. Elke keer dat de schakelaar wordt aangetikt,
wordt de doelsnelheid met 1 km/h of 1 mph verlaagd.
Knop van de cruisecontrol naar beneden gedrukt gehou-
den. De doelsnelheid neemt stapsgewijs af met 5 km/h of
5 mph.
Info
Na activering van de cruisecontrol kan de gashendel in de
uitgangspositie teruggedraaid worden. De gekozen snelheid
blijft behouden.
Als de doelsnelheid door verdraaien van de gashendel voor
minder dan 30 seconden wordt overschreden, blijft de crui-
secontrol geactiveerd.
Om de cruisecontrol uit te schakelen, schakelaar van cruisecon-
trol naar links drukken.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
18
De cruisecontrol wordt bovendien in de onderstaande situaties
gedeactiveerd:
bediening van de remhendel
bediening van het rempedaal
bediening van de koppelingshendel
Dichtdraaien van de gashendel tot voorbij de uitgangspositie
regeling van de motorfietstractiecontrole (MTC)
slip aan het achterwiel of omhoog komend voorwiel
Optreden van een fout die de functie van de cruisecontrol
nadelig beïnvloedt
overschrijden van de doelsnelheid bij een inhaalmanoeuvre
gedurende meer dan 30 seconden
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDe cruiscontrol-functie is niet voor
alle rijsituaties geschikt.
De gekozen doelsnelheid wordt onderschreden als op een
helling het motorvermogen niet voldoende is.
De gekozen doelsnelheid wordt overschreden als op een
helling de motorremwerking niet voldoende is.
Gebruik de cruisecontrol-functie niet op wegen met
veel bochten.
Gebruik de cruisecontrol-functie niet op een glad weg-
dek (bijvoorbeeld regen, ijs, sneeuw), bij slecht zicht
of op een onverharde ondergrond (bijvoorbeeld zand,
stenen, grind).
Gebruik de cruisecontrol-functie niet als de verkeerssi-
tuatie geen constante snelheid toelaat.
De functie cruisecontrol is alleen beschikbaar wanneer de motor-
fietstractiecontrole (MTC) is geactiveerd.
Wanneer de tractiecontrole van de motorfiets (MTC) wordt uitge-
schakeld, wordt ook de cruisecontrol uitgeschakeld.
De cruisecontrol kan tijdens een sterke acceleratie niet worden
geactiveerd.
De cruisecontrol kan in de 1e versnelling niet worden geactiveerd.
Regelbereik van de
cruisecontrol
30 … 160 km/h
6.4.4 Menutoetsen
I00281-10
De menuknoppen zijn centraal op de gecombineerde schakelaar
links aangebracht.
Met de menutoetsen wordt het display van het gecombineerde
instrument bestuurd.
Toets 1is de UPtoets.
Toets 2is de DOWNtoets.
Toets 3is de SETtoets.
Toets 4is de BACKtoets.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
19
6.4.5 Richtingaanwijzerschakelaar
I00283-10
De richtingaanwijzerschakelaar 1is op de combinatieschakelaar
links aangebracht.
Mogelijke toestanden
Richtingaanwijzer uit
Richtingaanwijzer links aan Richtingaanwijzerscha-
kelaar naar links geschakeld. De richtingaanwijzer-
schakelaar springt na het schakelen terug in de mid-
delste stand.
Richtingaanwijzer rechts aan Richtingaanwijzerscha-
kelaar naar rechts geschakeld. De richtingaanwijzer-
schakelaar springt na het schakelen terug in de mid-
delste stand.
Voor het uitschakelen van de richtingaanwijzer moet u de richting-
aanwijzerschakelaar richting het schakelaarhuis duwen.
6.4.6 Claxonknop
I00283-11
De claxonknop 1is op de gecombineerde schakelaar links aan-
gebracht.
Mogelijke toestanden
Claxonknop in de uitgangspositie
Claxonknop ingedrukt In deze stand wordt de claxon
bediend.
6.5 Schakelaars rechts aan stuur
6.5.1 Startknop/noodstopschakelaar
I00278-10
De startknop/noodstopschakelaar 1is rechts op de combinatie-
schakelaar aangebracht.
Mogelijke toestanden
Startknop/noodstopschakelaar uit (bovenste stand)
In deze stand is het ontstekingscircuit onderbroken.
Een draaiende motor schakelt uit en een stilstaande
motor kan niet worden gestart. Er verschijnt een mel-
ding op het display.
Startknop/noodstopschakelaar aan (middelste stand)
Deze stand is noodzakelijk bij het rijden, het ontste-
kingscircuit is gesloten.
Startmotor aan (onderste stand) In deze stand wordt
de startmotor geactiveerd.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
20
6.5.2 Noodknipperlichtschakelaar
I00280-10
De noodknipperlichtschakelaar 1is op de schakelaar rechts aan-
gebracht.
De noodknipperlichten worden gebruikt voor het aangeven van
noodsituaties.
Info
De noodknipperlichten kunnen bij ingeschakeld contact
of tot 60 seconden na het uitschakelen van het contact
worden in- of uitgeschakeld.
Noodknipperlichten slechts zo lang gebruiken als beslist
nodig is, aangezien dit de 12V-accu ontlaadt.
Mogelijke toestanden
Noodknipperlichtschakelaar in de uitgangspositie
Noodknipperlichtschakelaar ingedrukt Alle vier knipper-
lichten en de controlelampjes van de noodknipperlichten in
het gecombineerde instrument knipperen.
6.6 Contact- en stuurslot
F01889-01
Het contact- en stuurslot bevindt zich voor de bovenste kroonplaat.
Mogelijke toestanden
Ontsteking uit In deze stand is het ontstekingscir-
cuit onderbroken. Een draaiende motor schakelt uit
en een stilstaande motor schakelt niet in. De contact-
sleutel kan eruit worden getrokken.
Ontsteking aan In deze stand is het ontstekingscir-
cuit gesloten en kan de motor worden gestart.
Stuur geblokkeerd In deze stand is het ontstekings-
circuit onderbroken en het stuur geblokkeerd. De con-
tactsleutel kan eruit worden getrokken.
6.7 Stuur vergrendelen
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen of omvallen.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
400732-01
Voertuig parkeren.
Het stuur helemaal naar links draaien.
Contactsleutel in het contact- en stuurslot steken, indrukken
en naar links draaien. Contactsleutel eruit trekken.
Het stuur kan niet meer worden bewogen.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
21
6.8 Stuur ontgrendelen
400731-01
Contactsleutel in het contact- en stuurslot steken, indrukken
en naar rechts draaien. Contactsleutel eruit trekken.
Het stuur kan weer worden bewogen.
6.9 Stopcontact voor elektrisch toebehoren
I00277-10
Het stopcontact 1voor elektrisch toebehoren is aan de linker-
zijde van de maskendrager aangebracht.
Het stopcontact is aangesloten op de ontstekingsplus en beveiligd.
Stopcontact elektrische toebehoren
Spanning 12 V
maximale
stroomafgifte
10 A
6.10 USBaansluiting
T04546-01
De USBaansluiting 1voor de voedingsspanning van externe
apparaten is aan de linker zijde van de maskerdrager aangebracht.
De USB-aansluiting wordt ingeschakeld met het contact.
USBaansluiting
Spanning 5 V
Maximale
stroomopname
2,1 A
6.11 Tankdop openen
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
De brandstof in de tank wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uit de tank stromen.
Tank het voertuig niet in de buurt van open vuur of brandende sigaretten.
Zet de motor uit, als u brandstof tankt.
Voorkom dat brandstof wordt gemorst, in het bijzonder op hete delen van het voertuig.
Wis eventueel gemorste brandstof onmiddellijk weg.
Neem de gegevens over het tanken van brandstof in acht.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
22
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is gevaarlijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als
brandstof in de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Bewaar brandstof correct in een geschikt reservoir en buiten het bereik van kinderen.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
F02010-10
Afdekking 1op de brandstoftankdop omhoogklappen en con-
tactsleutel in het slot steken.
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingDe contactsleutel kan bij overbelas-
ting afbreken.
Beschadigde contactsleutels moeten worden vervangen.
Op de brandstoftankdop drukken om de contactsleutel te
ontlasten.
Contactsleutel 90° met de klok mee draaien.
Brandstoftankdop omhoogklappen.
6.12 Tankdop sluiten
F02011-01
Tankdop neerklappen.
Contactsleutel 90° met de klok mee draaien.
Brandstoftankdop indrukken en contactsleutel tegen de klok in
draaien tot het slot sluit.
Waarschuwing
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar en
schadelijk voor de gezondheid.
De brandstoftankdop na het sluiten op correcte
vergrendeling controleren.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Bij contact met de huid desbetreffende plek
onmiddellijk met veel water afspoelen.
Contactsleutel eruit trekken en afdekking neerklappen.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
23
6.13 Brandstofkranen
F02115-10
Er bevindt zich een brandstofkraan 1aan iedere kant van de
brandstoftank.
Info
De brandstofkranen bevinden zich achter de brandstoftank-
bekledingen.
De brandstofkranen moeten tijdens het rijden altijd zijn
geopend.
De brandstofkranen worden alleen gesloten voor het verwij-
deren van de brandstoftank.
Mogelijke toestanden
Brandstofkranen gesloten Er kan geen niveaucompensatie
plaatsvinden en de brandstoftoevoer naar het smoorklephuis
is gesloten.
Brandstofkranen geopend Er kan een niveaucompensatie
plaatsvinden en de brandstoftoevoer naar het smoorklephuis
is geopend.
6.14 Opbergvak onder de buddyseat (optioneel) openen
Werkzaamheden vooraf
Buddyseat verwijderen. ( pag. 92)
F01892-10
Hoofdwerkzaamheden
Vergrendeling 1in pijlrichting indrukken en in het bereik A
losmaken.
Opbergvak openen.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
24
6.15 Opbergvak onder de buddyseat (optioneel) sluiten
F01893-10
Hoofdwerkzaamheden
Opbergvak sluiten.
Vergrendeling 1in het bereik Abevestigen en in pijlrich-
ting drukken.
Werkzaamheden achteraf
Buddyseat monteren. ( pag. 93)
6.16 Opbergvak links (optioneel) openen
Werkzaamheden vooraf
Buddyseat verwijderen. ( pag. 92)
Bestuurderszadel verwijderen. ( pag. 93)
Zijbekleding links demonteren. ( pag. 98)
F01898-10
Hoofdwerkzaamheden
Afsluitrubber 1optillen en in het bereik Alosmaken.
Opbergvak openen.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
25
6.17 Opbergvak links (optioneel) sluiten
F01899-10
Hoofdwerkzaamheden
Opbergvak sluiten.
Afsluitrubber 1optillen en in het bereik Abevestigen.
Werkzaamheden achteraf
Zijbekleding links monteren. ( pag. 99)
Bestuurderszadel monteren. ( pag. 93)
Buddyseat monteren. ( pag. 93)
6.18 Opbergvak rechts (optioneel) openen
Werkzaamheden vooraf
Buddyseat verwijderen. ( pag. 92)
Bestuurderszadel verwijderen. ( pag. 93)
Zijbekleding rechts demonteren. ( pag. 99)
6 BEDIENINGSELEMENTEN
26
F01900-10
Hoofdwerkzaamheden
Afsluitrubber 1optillen en in het bereik Alosmaken.
Opbergvak openen.
6.19 Opbergvak rechts (optioneel) sluiten
F01901-10
Hoofdwerkzaamheden
Opbergvak sluiten.
Afsluitrubber 1optillen en in het bereik Abevestigen.
Werkzaamheden achteraf
Zijbekleding rechts monteren. ( pag. 100)
Bestuurderszadel monteren. ( pag. 93)
Buddyseat monteren. ( pag. 93)
BEDIENINGSELEMENTEN 6
27
6.20 Boordgereedschap
T04547-01
In het opbergvak onder de zadel 1bevindt zich het boordgereed-
schap.
6.21 Grepen
F01903-10
De grepen 1zijn bestemd voor het rangeren van de motorfiets.
Bij het rijden met een passagier kan deze zich hieraan vasthou-
den.
6.22 Bagagedrager
F01903-11
De bagagedrager 1bevindt zich achter de buddyseat.
Op de bagagedrager kan de basisplaat van een koffersysteem (opti-
oneel) worden bevestigd.
De bagagedrager mag maximaal met het aangegeven gewicht wor-
den belast.
Hoogst toegestane
belasting van de
bagagedrager
5 kg
Info
Op de aanwijzingen van de kofferfabrikant letten.
6.23 Zadelslot
F03378-10
Het zadelslot 1bevindt zich aan de linkerkant van het voertuig.
Hij kan met de contactsleutel ontgrendeld worden.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
28
6.24 Voetsteun passagier
F01904-10
De voetsteunen voor de passagier kunnen worden ingeklapt.
Mogelijke toestanden
Voetsteun passagier ingeklapt Voor het rijden zonder passa-
gier.
Voetsteun passagier uitgeklapt Voor het rijden met passa-
gier.
6.25 Versnellingshendel
V01271-11
De versnellingshendel 1is aan de linkerkant van de motor
gemonteerd.
V01271-10
De positie van de versnellingen kan afgelezen worden van de
afbeelding.
De neutrale of stationaire stand bevindt zich tussen de 1e en 2e
versnelling.
6.26 Rempedaal
402177-10
Het rempedaal 1bevindt zich voor de rechter voetsteun.
De achterwielrem wordt geschakeld met het rempedaal.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
29
6.27 Zijstandaard
402029-10
De zijstandaard 1bevindt zich aan de linker voertuigzijde.
De zijstandaard wordt gebruikt voor het parkeren van de motor-
fiets.
Info
Tijdens het rijden moet de zijstandaard opgeklapt zijn.
De zijstandaard is gekoppeld aan het veiligheidsstartsys-
teem. Lees de rij-instructies.
Mogelijke toestanden
Zijstandaard uitgeklapt Het voertuig kan op de zijstandaard
worden neergezet. Het veiligheidsstartsysteem is actief.
Zijstandaard ingeklapt Deze stand is altijd nodig als u gaat
rijden. Het veiligheidsstartsysteem is niet actief.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
30
7.1 Gecombineerd instrument
I00194-10
Het gecombineerde instrument is voor het stuur aangebracht.
Het gecombineerde instrument is ingedeeld in twee functiesegmenten.
1Controlelampjes ( pag. 33)
2Display
Voorzichtig
Gevaar voor verbrandingDelen van het gecombineerde instrument worden in bepaalde situaties heet.
Bij omgevingstemperaturen hoger dan 55 °C (131 °F), langere stilstand, bijvoorbeeld bij een verkeers-
licht of direct zonlicht, warmt vooral het display sterk op.
Raak het gecombineerde instrument in deze situaties niet met blote handen aan.
Draag geschikte beschermende kleding.
Als u zich heeft verbrand dient u de verbrande plek meteen onder lauwwarm water te houden.
7.2 Activering en test
I00195-01
Activering
Het gecombineerde instrument wordt ingeschakeld met het con-
tact.
Info
De helderheid van de indicaties wordt geregeld door een
omgevingslichtsensor in het gecombineerde instrument.
Test
Op het display verschijnt de begroetingstekst en alle controlelamp-
jes branden kort in het kader van een functiecontrole.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
31
Info
Het controlelampje storing brandt altijd, zolang de motor
niet draait. Als de motor draait en het controlelampje sto-
ring brandt, volgens de verkeersregels stoppen en con-
tact opnemen met een geautoriseerde KTM-garage.
Het waarschuwingslampje oliedruk brandt altijd, zolang
de motor niet draait. Wanneer de motor draait en het waar-
schuwingslampje oliedruk brandt, onmiddellijk volgens
de geldende verkeersregels stoppen en de motor afzetten.
Het ABS-waarschuwingslampje en het
TCcontrolelampje blijven branden tot een snelheid van
ca. 6 km/h (ca. 4 mph) of meer is bereikt.
7.3 demo-modus
I00279-10
Activering
De demo-modus is af fabriek geactiveerd en maakt het testen van
optionele softwarefuncties mogelijk.
Na afloop van een afgelegde afstand wordt de demo-modus auto-
matisch gedeactiveerd, zodra het contact wordt uitgeschakeld.
Afgelegde afstand
tot de deactivering
van de demo-modus
1.500 km
De demo-functies worden in het bereik 1van het display weerge-
geven.
Info
Regelmatig verschijnen er berichten over het tijdstip
waarop de demo-modus wordt beëindigd.
Alle optionele softwarefuncties worden na het einde van de
demo-modus gedeactiveerd en niet meer weergegeven. De
optionele softwarefuncties zijn bij een geautoriseerde KTM-
dealer verkrijgbaar.
In de demo-modus beschikbare functies
RALLY PACK incl. rijmodus Rally, MTC+MSR, deactiveerbare
ABS van het achterwiel, instelbare karakteristiek van de gas-
respons, instelbare motorfietstractiecontrole
QUICKSHIFTER+
MSR
Cruisecontrol
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
32
7.4 Waarschuwingen
I00197-10
Waarschuwingen verschijnen in het midden van het display, afhan-
kelijk van hun relevantie krijgen ze een gele of rode achtergrond.
Gele waarschuwingen tonen fouten of informatie die een snelle
interventie of aanpassing van de rijstijl vereisen.
Rode waarschuwingen tonen fouten of informatie die een onmid-
dellijke interventie vereisen.
Info
Waarschuwingen worden verborgen door op een willekeu-
rige knop te drukken.
Alle bestaande waarschuwingen worden in het
submenu Warning weergegeven tot deze niet meer actief
zijn.
7.5 Waarschuwing voor glad wegdek
I00198-01
Het verschijnen van de waarschuwing voor glad wegdek wijst op
een verhoogd risico op gladde wegen.
De waarschuwing voor glad wegdek verschijnt op het display
wanneer de omgevingstemperatuur onder de aangegeven waarde is
gedaald.
Temperatuur 4 °C
De waarschuwing voor glad wegdek verdwijnt weer van het dis-
play wanneer de omgevingstemperatuur weer boven de aangegeven
waarde is gestegen.
Temperatuur 6 °C
Info
Wanneer de waarschuwing voor glad wegdek oplicht, ver-
schijnt ook een tekstwaarschuwing.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
33
7.6 controlelampjes
I00199-01
De controlelampjes geven extra informatie over de toestand van de motorfiets.
Bij het inschakelen van het contact gaan alle controlelampjes behalve het TC-controlelampje kort branden.
Info
Het controlelampje storing brandt altijd, zolang de motor niet draait. Als de motor draait en het contro-
lelampje storing brandt, volgens de verkeersregels stoppen en contact opnemen met een geautoriseerde
KTM-garage.
Het waarschuwingslampje oliedruk brandt altijd, zolang de motor niet draait. Wanneer de motor draait
en het waarschuwingslampje oliedruk brandt, onmiddellijk volgens de geldende verkeersregels stoppen
en de motor afzetten.
Het ABS-waarschuwingslampje en het TCcontrolelampje blijven branden tot een snelheid van ca.
6 km/h (ca. 4 mph) of meer is bereikt.
Mogelijke toestanden
Controlelampje voor richtingaanwijzer knippert groen in knipperritme Richtingaanwijzer is
ingeschakeld.
Controlelampje storing brandt geel De OBD heeft een fout in de voertuigelektronica
geconstateerd. Volgens de verkeersregels stoppen en contact opnemen met een geautoriseerde
KTM-garage.
ABS-waarschuwingslampje brandt geel Status- of foutmelding bij het ABS.
ABS-rear-waarschuwingslampje brandt geel ABS is aan het achterwiel gedeactiveerd.
Controlelampje stationair brandt groen Versnelling is in positie vrij geschakeld.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
34
TC-controlelampje brandt/knippert geel MTC ( pag. 142) is niet actief of is bezig met
regelen. Het TC-controlelampje brandt ook als er een fout wordt herkend. Contact opnemen
met geautoriseerde KTM-garage. Het TC-controlelampje knippert als MTC of MSR (optioneel)
actief ingrijpen.
Waarschuwingslampje oliedruk brandt rood Oliedruk is te laag. Onmiddellijk veilig stoppen
en de motor afzetten.
Controlelampje alarminstallatie brandt/knippert rood Status- of foutmelding bij de alarmin-
stallatie.
Controlelampje cruisecontrol (optioneel) brandt geel De functie cruisecontrol is ingescha-
keld, maar de cruisecontrol is niet actief.
Controlelampje cruisecontrol (optioneel) brandt groen De functie cruisecontrol is ingescha-
keld en de cruisecontrol is actief.
Controlelampje groot licht brandt blauw Groot licht is ingeschakeld.
Algemeen waarschuwingslampje brandt geel Een aanwijzing/waarschuwing voor de veiligheid
is gedetecteerd. Dit wordt ook op het display weergegeven.
Noodknipperlichten-controlelampjes Noodknipperlichten zijn ingeschakeld.
7.7 Display
I00200-10
1Tijd ( pag. 37)
2Toerental ( pag. 36)
2Schakelindicator ( pag. 36)
De schakelindicator is in de weergave van de toerenteller geïntegreerd.
3Eenheid voor de toerentalindicatie
4Versnellingsindicatie
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
35
5Weergave van de koelmiddeltemperatuur ( pag. 38)
6RideModeweergave ( pag. 38)
7Zadelverwarming (optioneel) ( pag. 40)
8Handgreepverwarming (optioneel) ( pag. 39)
9Eenheid voor de snelheidsindicatie
bk MTCweergave ( pag. 38)
bl ABSweergave ( pag. 38)
bm Favoritesweergave ( pag. 40)
bn Bereikweergave
bo Brandstofpeilweergave ( pag. 39)
bp Omgevingslucht-temperatuurindicator ( pag. 37)
bq Snelheidsindicator ( pag. 37)
7.8 Rally Display (optioneel)
I00201-10
Info
De afbeelding toont het startscherm van het gecombineerde instrument bij geactiveerde rijmodus Rally
(optioneel). Als het menu geopend is, worden verder de snelheid en de geselecteerde versnelling weerge-
geven.
1Brandstofpeilweergave ( pag. 39)
2Toerental ( pag. 36)
2Schakelindicator ( pag. 36)
De schakelindicator is in de weergave van de toerenteller geïntegreerd.
3Slipaanpassing (optioneel) ( pag. 143)
4Tijd ( pag. 37)
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
36
5Weergave van de koelmiddeltemperatuur ( pag. 38)
6Snelheidsindicator ( pag. 37)
7Eenheid voor de snelheidsindicatie
8Favoritesweergave ( pag. 40)
9Zadelverwarming (optioneel) ( pag. 40)
bk Handgreepverwarming (optioneel) ( pag. 39)
bl Throttle Response (optioneel) ( pag. 143)
bm ABSweergave ( pag. 38)
bn Bereikweergave
bo Versnellingsindicatie
bp Eenheid voor de toerentalindicatie
bq Omgevingslucht-temperatuurindicator ( pag. 37)
7.9 Toerental
I00202-01
Het toerental wordt in omwentelingen per minuut weergegeven.
7.10 Schakelindicator
I00203-10
De schakelindicator is in de weergave van de toerentellermeter
resp. in het display geïntegreerd.
In het submenu Shift Light kan het toerental voor de
schakelindicator worden ingesteld. Tijdens de inrijperiode (tot
1000 km/621 mi) is de schakelindicator altijd actief. Pas daarna
kan de schakelindicator worden gedeactiveerd en kunnen de
waarden voor RPM1 en RPM2 worden ingesteld. Bij RPM1 knippert
de toerentalindicatie en bij RPM2 knippert het hele display rood.
Info
In de 6e versnelling is de schakelindicator bij warme motor
na de eerste service gedeactiveerd.
Koelmiddeltempera-
tuur
35 °C
ODO < 1.000 km
Schakelindicator
knippert altijd bij
6.500 1/min
Koelmiddeltempera-
tuur
> 35 °C
ODO > 1.000 km
RPM1 Schakelindica-
tor
knippert
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
37
RPM2 Schakelindica-
tor
knippert en verandert van kleur
7.11 Snelheidsindicator
I00204-10
De snelheid wordt in het bereik 1van het display weergegeven.
De snelheid wordt in kilometer per uur km/h of in mijl per uur mph
weergegeven.
De eenheid van de snelheid kan in het submenu Distance worden
geconfigureerd.
7.12 Weergave van de cruisecontrol (optioneel)
I00205-10
De bedrijfstoestand van de geactiveerde cruisecontrol wordt in het
bereik 1van het display weergegeven.
De cruisecontrol wordt bestuurd met de knop van cruisecontrol
( pag. 17).
Info
Als de functie cruisecontrol is ingeschakeld maar de cruise-
control niet actief is, brandt het controlelampje cruisecon-
trol geel.
Als de functie cruisecontrol is ingeschakeld en de cruise-
control actief is, brandt het controlelampje cruisecontrol
groen.
7.13 Tijd
I00204-11
De tijd wordt in het gedeelte 1van het display weergegeven.
In alle talen kan de tijd in 24 uursformaat of 12 uursformaat wor-
den weergegeven.
Het formaat van de tijd kan in het menu Clock Format worden
geconfigureerd.
Info
De tijd moet worden ingesteld als de 12V-accu losgekop-
peld is geweest van het voertuig of als de zekering eruit is
gehaald.
7.14 Omgevingslucht-temperatuurindicator
I00204-12
De omgevingstemperatuur wordt in het bereik 1van het display
weergegeven.
De omgevingstemperatuur wordt in °C of °F weergegeven.
In het submenu Temperature kan de eenheid van de omgevings-
temperatuur worden geconfigureerd.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
38
7.15 RideModeweergave
I00204-13
De ingestelde Ride Mode ( pag. 142) wordt in het bereik 1van
het display weergegeven.
In het submenu Ride Mode kan de rijmodus worden geconfigu-
reerd.
7.16 ABSweergave
I00204-14
De ingestelde ABS-modus wordt in het bereik 1van het display
weergegeven.
Als de Ride Mode Rally ( pag. 142) is geactiveerd, kan in het
submenu ABS het ABS geconfigureerd worden.
Info
Als de ABSmodus Road actief is, regelt het ABS aan beide
wielen.
Als de ABSmodus Offroad actief is, regelt het ABS alleen
aan het voorwiel. Het achterwiel wordt niet meer via het
ABS geregeld; het kan bij het remmen blokkeren.
7.17 MTCweergave
I00204-15
In het bereik 1van het display wordt weergegeven of MTC
( pag. 142) is in- of uitgeschakeld.
In het submenu MTC kan de motorfietstractiecontrole worden in-
of uitgeschakeld.
7.18 Weergave van de koelmiddeltemperatuur
I00206-01
De koelmiddeltemperatuur wordt door een symbool weergegeven.
Afhankelijk van de temperatuur wisselt het symbool tussen LOW,
OK en HOT.
Aanwijzing
MotorschadeBij oververhitting raakt de motor beschadigd.
Stop onmiddellijk volgens de verkeersregels en schakel de
motor uit wanneer de waarschuwing voor de koelmiddeltem-
peratuur verschijnt.
Laat de motor en het koelsysteem afkoelen.
Controleer resp. corrigeer het koelmiddelpeil bij afgekoeld
koelsysteem.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
39
Info
Als de koelmiddel-temperatuurindicatie HOT aangeeft,
begint de weergave aanvullend te knipperen.
Als het koelsysteem oververhit raakt, wordt het maximale
motortoerental begrensd.
Mogelijke toestanden
Motor koud Koelmiddel-temperatuurindicatie geeft LOW
aan.
Motor warm Koelmiddel-temperatuurindicatie geeft OK aan.
Motor heet Koelmiddel-temperatuurindicatie geeft HOT aan.
7.19 Brandstofpeilweergave
I00207-01
De brandstofpeilweergave bestaat uit de reikwijdteweergave en een
balk. Hoe verder de balk is gevuld, des te meer brandstof zich in
de brandstoftank bevindt
Info
De meting van de brandstofvoorraad wordt pas vanaf het
bereiken van de helft van de brandstoftankinhoud actief.
Tot de helft van de brandstoftankinhoud wordt de brand-
stofpeilweergave als vol weergegeven.
Als de brandstofvoorraad bijna is verbruikt, knippert het
laatste segment rood en verschijnt bovendien de waarschu-
wing LOW FUEL.
Om voortdurend schommelen van de weergave tijdens het
rijden te vermijden, wordt het brandstofpeil iets vertraagd
weergegeven.
Als de zijstandaard is uitgeklapt of als de noodstopschake-
laar is uitgeschakeld, wordt de brandstofpeilweergave niet
geactualiseerd.
Als de zijstandaard wordt ingeklapt en de noodstopschake-
laar ingeschakeld, wordt de volgende actualisering pas na
2 minuten uitgevoerd.
Als het gecombineerde instrument geen signaal van de
brandstofpeilsensor ontvangt, knippert de brandstofpeil-
weergave.
7.20 Handgreepverwarming (optioneel)
I00208-10
De status van de greepverwarming wordt in het bereik 1van het
display weergegeven.
De handgreepverwarming kan in het menu Heated Grip worden
geconfigureerd.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
40
7.21 Zadelverwarming (optioneel)
I00208-11
De status van de zadelverwarming wordt in het bereik 1van het
display weergegeven.
De zadelverwarming kan in het submenu Seat Heating Rider worden
geconfigureerd.
7.22 buddyseatverwarming (optioneel)
I00208-11
De status van de buddyseatverwarming wordt in het bereik 1van
het display weergegeven.
De zadelverwarming kan in het submenu Seat Heating Pillion wor-
den geconfigureerd.
7.23 Favoritesweergave
I00204-16
In de Favoritesweergave worden tot vier informatieteksten weerge-
geven.
In het submenu Favorites kan de Favoritesweergave vrij worden
geconfigureerd.
7.24 Quick Selector 1weergave
I00231-01
Door op de UP-knop te drukken, wordt bij gesloten menu
de Quick Selector 1-weergave opgeroepen.
Door op de BACKknop te drukken, wordt de Quick Selector 1-
weergave gesloten.
Info
De Quick Selector 1-weergave kan in het menu Settings
onder Quick Selector 1 worden geconfigureerd. Er kan een
willekeurige informatietekst worden geselecteerd.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
41
7.25 Quick Selector 2weergave
I00232-01
Door op de DOWN-knop te drukken, wordt bij gesloten menu
de Quick Selector 2-weergave opgeroepen.
Door op de BACKknop te drukken, wordt de Quick Selector 2-
weergave gesloten.
Info
De Quick Selector 2-weergave kan in het menu Settings
onder Quick Selector 2 worden geconfigureerd. Er kan een
willekeurige informatietekst worden geselecteerd.
7.26 Navigationweergave
I00209-01
De Navigation-weergave verschijnt bij geactiveerde navigatiefunc-
tie.
In de Navigationweergave worden de richtingspijl, de afstand tot
de bestemming, de geschatte aankomsttijd van de mobiele tele-
foon, de afstand tot het volgende wegpunt en de straatnaam weer-
gegeven.
In het submenu Navigation kan de Navigation-weergave worden in-
of uitgeschakeld.
7.27 Callweergave
I00210-01
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe hoog volume van uw koptele-
foon kan van het verkeer afleiden.
Stel het volume van uw koptelefoon zodanig in dat u
het overige verkeer nog kunt horen.
De Callweergave verschijnt bij binnenkomende resp. actieve
oproepen.
Door de SETknop in te drukken, wordt een binnenkomende oproep
aangenomen.
Door de BACKknop in te drukken, wordt een binnenkomende
oproep afgewezen.
Door de UP-knop in te drukken, wordt het volume verhoogd.
Door de DOWN-knop in te drukken,wordt het volume verlaagd.
Info
De wijziging van het audiovolume met de gecombineerde
schakelaar kan niet met elke mobiele telefoon worden uit-
gevoerd.
Belduur en contactpersoon worden weergegeven. Afhan-
kelijk van de instelling van de mobiele telefoon wordt de
contactpersoon met naam weergegeven.
Bij actieve telefonie kan niet in het menu worden genavi-
geerd.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
42
7.28 Menu
F01784-10
Info
Om het menu te openen op het startscherm op
de SETknop 1drukken.
Met de UP-knop 2of de DOWN-knop 3in het menu
navigeren.
Door de BACK-knop 4in te drukken springt de menus-
tructuur een stap terug resp. wordt het menu gesloten.
7.28.1 Motorcycle
I00211-01
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Motorcycle is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
In Motorcycle kunnen de rijmodus, de ABS-modus, de tractiecon-
trole, de motorsleepkoppelregeling, de QUICKSHIFTER+, de zadel-
verwarming en de handgreepverwarming worden ingesteld.
Bij geactiveerde rijmodus Rally (optioneel) kan bovendien de
karakteristiek van de gasrespons en slip van het achterwiel en
het ABS worden geconfigureerd.
7.28.2 Ride Mode
I00212-01
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Motorcycle is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen verkeerd gekozen rijmo-
dus bemoeilijkt de controle over het voertuig aanzien-
lijk.
De rijmodi zijn telkens slechts voor bepaalde omstan-
digheden geschikt.
Selecteer steeds een rijmodus die past bij de
ondergrond, het weer en de rijsituatie.
UP- of DOWNknop indrukken tot Ride Mode is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren.
Door de SETknop in te drukken, kan de rijmodus worden gese-
lecteerd. Hierdoor worden op elkaar afgestemde instellingen
van motor en motorfietstractiecontrole gewijzigd.
Voorgeschreven waarde
Rijmodi Street en Rain alleen op asfalt gebruiken.
Rijmodi Offroad en Rally (optioneel) alleen op onverharde
wegen gebruiken.
Street - Gehomologeerd vermogen met evenwichtige res-
pons, de motorfiets-tractiecontrole laat een normale slip
aan het achterwiel toe. Het ABS regelt aan beide wielen.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
43
Rain - Gereduceerd gehomologeerd vermogen met zeer
zachte respons voor betere rijbaarheid bij geringere grip,
de motorfietstractiecontrole laat weinig slip aan het ach-
terwiel toe. Het ABS regelt aan beide wielen.
Offroad - Gereduceerd, gehomologeerd vermogen voor
betere rijbaarheid op onverharde wegen, de motorfietstrac-
tiecontrole laat een hoge slip aan het achterwiel toe. Het
ABS regelt alleen aan het voorwiel.
Rally (optioneel) Instelling met gehomologeerd vermogen
en uiterst directe respons. De motorfietstractiecontrole en
de karakteristiek van de gasrespons kunnen individueel
worden ingesteld. Het ABS kan gescheiden worden gecon-
figureerd.
In het menu Ride Mode kan de rijmodus van het voertuig worden
geconfigureerd.
7.28.3 ABS
I00213-01
Voorwaarden
Model met RALLY PACK.
De rijmodus Rally (optioneel) is geactiveerd.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Motorcycle is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot ABS is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het submenu geopend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen verkeerd gekozen ABS-
modus bemoeilijkt de controle over het voertuig aan-
zienlijk.
De ABS-modi zijn telkens slechts voor bepaalde
omstandigheden geschikt.
Kies altijd een ABS-modus die bij de ondergrond
past.
Door de SET-knop in te drukken de gewenste ABS-modus
selecteren.
Info
De ABSmodus kan tijdens het rijden worden gewisseld.
Tijdens de selectie geen gas geven.
Als de ABSmodus Road actief is, regelt het ABS aan
beide wielen.
Als de ABSmodus Offroad actief is, regelt het ABS
alleen aan het voorwiel. Het achterwiel wordt niet meer
via het ABS geregeld en kan bij het remmen blokkeren.
Het controlelampje ABS REAR brandt.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
44
7.28.4 MTC
I00214-01
Voorwaarden
Functie cruisecontrol (optioneel) gedeactiveerd.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Motorcycle is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot MTC is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het submenu geopend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren.
Door de SET-knop in te drukken MTC in- of uitschakelen.
Info
Bij het in- of uitschakelen geen gas geven.
Bij het activeren van de motorfietstractiecontrole, de
SET-knop kort indrukken.
Bij het uitschakelen van de motorfietstractieregeling de
SET-knop ingedrukt houden.
Na het inschakelen van het contact is de motorfiet-
stractiecontrole weer actief.
7.28.5 MTC+MSR (optioneel)
I00267-01
Voorwaarden
Model met MTC+MSR.
Functie cruisecontrol (optioneel) gedeactiveerd.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Motorcycle is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot MTC+MSR is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren.
Door de SET-knop in te drukken MTC+MSR in- of uitschakelen.
Info
Bij het in- of uitschakelen geen gas geven.
Bij het activeren van de motorfietstractiecontrole en de
motorfietsslipmomentregeling, de SET-knop kort indruk-
ken.
Bij het uitschakelen van de motorfietstractiecontrole
en de motorslipmomentregeling de SET-knop ingedrukt
houden.
Bij actieve ABS-modus Offroad is de MSR niet actief.
Na het inschakelen van het contact zijn de motorfiet-
stractiecontrole en de motorslipmomentregeling weer
actief.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
45
7.28.6 Quickshift+ (optioneel)
I00215-01
Voorwaarden
Model met QUICKSHIFTER+.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Motorcycle is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Quickshift+ is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het submenu geopend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren.
Door de SET-knop in te drukken de QUICKSHIFTER+
( pag. 77) in- of uitschakelen.
7.28.7 Grip Heating (functie optioneel)
I00217-01
Voorwaarden
Model met handgreepverwarming.
Menu Heated Grip (functie optioneel) geactiveerd.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Motorcycle is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Heating is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Grip Heating is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren.
Door de SET-knop in te drukken het verwarmingsniveau selec-
teren of de handgreepverwarming in- of uitschakelen.
7.28.8 Riders Seat (functie optioneel)
I00218-01
Voorwaarden
Model met zadelverwarming.
Menu Seat Heating Rider (functie optioneel) geactiveerd.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Motorcycle is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Heating is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Riders Seat is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren.
Door de SET-knop in te drukken, het verwarmingsniveau selec-
teren of de zadelverwarming van de bestuurder in- of uitscha-
kelen.
Info
Het verwarmingsniveau voor de buddyseatverwarming
wordt met de schakelaar naast de rechter handgreep
geselecteerd.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
46
7.28.9 Throttle Response (optioneel)
I00219-01
Voorwaarden
Model met RALLY PACK.
De rijmodus Rally (optioneel) is geactiveerd.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen verkeerd gekozen rijmo-
dus bemoeilijkt de controle over het voertuig aanzien-
lijk.
De rijmodi zijn telkens slechts voor bepaalde omstan-
digheden geschikt.
Selecteer steeds een rijmodus die past bij de
ondergrond, het weer en de rijsituatie.
UP- of DOWNknop indrukken tot Motorcycle op het display is
gemarkeerd. Door de SETknop in te drukken, wordt het menu
geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Throttle Response op het dis-
play is gemarkeerd. Door de SETknop in te drukken wordt het
submenu geopend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren.
Door de SET-knop in te drukken kan de karakteristiek van de
gasrepons worden aangepast.
Street - uitgebalanceerde respons.
Rally - uiterst directe respons.
Offroad - zeer directe respons.
Info
Bij het instellen van de gasrespons geen gas geven.
7.28.10 Slip Adjuster (optioneel)
I00220-01
Voorwaarden
De rijmodus Rally (optioneel) is geactiveerd.
MTC+MSR is geactiveerd.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen verkeerd gekozen rijmo-
dus bemoeilijkt de controle over het voertuig aanzien-
lijk.
De rijmodi zijn telkens slechts voor bepaalde omstan-
digheden geschikt.
Selecteer steeds een rijmodus die past bij de
ondergrond, het weer en de rijsituatie.
UP- of DOWNknop indrukken tot Motorcycle op het display is
gemarkeerd. Door de SETknop in te drukken, wordt het menu
geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Slip Adjuster is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
47
Door de SETknop in te drukken, kan de door de mororfiets-
tractiecontrole maximaal toegestane slip worden ingesteld.
Info
Tijdens de selectie geen gas geven.
De slipaanpassing is een functie van de motorfiets-tractiecontrole.
Met de slipaanpassing kan de motorfiets-tractiecontrole in negen
niveaus op de gewenste karakteristiek worden afgesteld.
Bij niveau 0 is de meeste slip aan het achterwiel mogelijk, bij
niveau 9 de minste slip.
Als de functie voor cruisecontrol is gedeactiveerd, kunnen de
knoppen UP en DOWN in de hoofdweergave resp. in het menu
Slip Adjuster voor het instellen van de Slip Adjuster worden
gebruikt.
Info
De slipaanpassing is alleen beschikbaar in de rijmodus
Rally (optioneel).
De slipaanpassing is alleen bij geactiveerde motorfiets-
tractiecontrole beschikbaar.
DOWNknop
ca. 2 secon-
den ingedrukt
houden.
Slipaanpassing niveau 0 wordt geactiveerd.
7.28.11 Bike Info
I00221-01
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Bike Info is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
In Bike Info kunnen algemene informatie en eventueel actieve
waarschuwingen worden opgeroepen.
7.28.12 Bike Info
I00222-01
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Bike Info is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
Tire Pressure (functie optioneel) geeft de actuele bandenspanning
van de voor- en achterband aan.
Water geeft de koelmiddeltemperatuur aan.
Fuel Range toont de mogelijk af te leggen afstand met de brand-
stofreserve.
Battery geeft de accuspanning aan.
Odometer geeft de totale afstand aan.
Service geeft aan wanneer de volgende servicebeurt moet worden
uitgevoerd.
Warnings geeft opgetreden waarschuwingen aan tot die niet meer
actief zijn.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
48
7.28.13 Warning
I00266-01
Voorwaarden
Melding of waarschuwing aanwezig.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Bike Info is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Warning is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het submenu geopend.
Met de UP- of DOWNknop door de waarschuwingen navigeren.
Info
De opgetreden waarschuwingen worden zo lang weerge-
geven en opgeslagen tot ze niet meer actief zijn.
7.28.14 Trip Info
I00223-01
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Trip is geselecteerd. Door de
SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
In het menu Trip kan algemene informatie over de afgelegde
afstand, rijtijd, gemiddeld verbruik en gemiddelde snelheid
worden opgeroepen.
7.28.15 Trip 1
I00224-01
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Trip is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Trip 1 is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het submenu geopend.
In het submenu Trip 1 kan informatie over Trip 1 worden opgeroe-
pen.
Info
Trip geeft de gereden afstand aan sinds de laatste reset,
bijvoorbeeld tussen twee tankstops. Trip loopt mee en telt
tot 9999.
Trip Time toont de rijtijd op basis van Trip en loopt zodra
een snelheidssignaal wordt ontvangen.
ØConsump. toont het gemiddelde verbruik op basis van Trip.
ØSpeed toont de gemiddelde snelheid op basis van Trip
en Trip Time.
Met Reset Trip kunnen alle vermeldingen in het menu Trip 1
worden gereset.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
49
7.28.16 Trip 2
I00225-01
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Trip is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Trip 2 is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het submenu geopend.
In het submenu Trip 2 kan informatie over Trip 2 worden opgeroe-
pen.
Info
Trip geeft de gereden afstand aan sinds de laatste reset,
bijvoorbeeld tussen twee tankstops. Trip loopt mee en telt
tot 9999.
Trip Time toont de rijtijd op basis van Trip en loopt zodra
een snelheidssignaal wordt ontvangen.
ØConsump. toont het gemiddelde verbruik op basis van Trip.
ØSpeed toont de gemiddelde snelheid op basis van Trip
en Trip Time.
Met Reset Trip kunnen alle vermeldingen in het menu Trip 2
worden gereset.
7.28.17 Navigation (optional)
I00265-01
Voorwaarden
Functie Bluetooth®geactiveerd.
De KTMconnect-app (optioneel) is op een geschikte telefoon
(Android-apparaten vanaf versie 7.0, iOS-apparaten vanaf ver-
sie 13) geïnstalleerd en geopend.
Het gecombineerde instrument is met een geschikte mobiele
telefoon verbonden.
De GPS-functie is geactiveerd op de verbonden telefoon.
Voor spraaknavigatie: het gecombineerde instrument is met
een geschikt communicatiesysteem verbonden en een passend
taalpakket werd in de KTMconnect Navigation-app (optioneel)
gedownload.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Navigation is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken wordt het submenu geopend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren.
Door de SET-knop in te drukken de visuele navigatie in- of uitscha-
kelen.
Info
Een geactiveerde spraaknavigatie blijft verder ingeschakeld.
Het volume van de geactiveerde spraaknavigatie is
hetzelfde als het volume van de audiospeler op de mobiele
telefoon. Als het volume op de mobiele telefoon wordt
gewijzigd, verandert ook het volume van de geactiveerde
spraaknavigatie.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
50
7.28.18 Last search (optioneel)
I00293-01
Voorwaarden
Functie Bluetooth®geactiveerd.
De KTMconnect-app (optioneel) is op een geschikte telefoon
(Android-apparaten vanaf versie 7.0, iOS-apparaten vanaf ver-
sie 13) geïnstalleerd en geopend.
Het gecombineerde instrument is met een geschikte mobiele
telefoon verbonden.
De GPS-functie is geactiveerd op de verbonden telefoon.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Navigation is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken wordt het submenu geopend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren.
UP- of DOWNknop indrukken tot Last search is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken wordt het submenu geopend.
Door drukken op de UP- of DOWNknop kan een adres worden
geselecteerd.
Door drukken op de SET-knop wordt de selectie bevestigd en
start de navigatie.
Info
In Last search zijn de 10 laatst gezochte adressen in de
KTMconnect-app (optioneel) opgeslagen.
7.28.19 Favorieten (optioneel)
I00294-01
Voorwaarden
Functie Bluetooth®geactiveerd.
De KTMconnect-app (optioneel) is op een geschikte telefoon
(Android-apparaten vanaf versie 7.0, iOS-apparaten vanaf ver-
sie 13) geïnstalleerd en geopend.
Het gecombineerde instrument is met een geschikte mobiele
telefoon verbonden.
De GPS-functie is geactiveerd op de verbonden telefoon.
In de KTMconnect-app (optioneel) zijn favorieten opgeslagen.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Navigation is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken wordt het submenu geopend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren.
UP- of DOWNknop indrukken tot Favorites is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken wordt het submenu geopend.
Door drukken op de UP- of DOWNknop kan een adres worden
geselecteerd.
Door drukken op de SET-knop wordt de selectie bevestigd en
start de navigatie.
Info
In Favorites kunnen 10 adressen in de KTMconnect-app
(optioneel) worden opgeslagen.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
51
7.28.20 Skip Waypoint (optioneel)
I00271-01
Voorwaarden
Functie Bluetooth®geactiveerd.
De KTMconnect -app (optioneel) is op een geschikte mobiele
telefoon geïnstalleerd en geopend.
Het gecombineerde instrument is met een geschikte mobiele
telefoon verbonden.
De GPS-functie is geactiveerd op de verbonden telefoon.
In de KTMconnect-app (optioneel) is een navigatie met min.
een tussendoel gestart.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Navigation is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken wordt het submenu geopend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren.
UP- of DOWNknop indrukken tot Skip Waypoint is geselecteerd.
Door drukken op SET-knop wordt het routepunt geselecteerd.
Door opnieuw drukken op de SET-knop wordt de selectie beves-
tigd en het routepunt verwijderd.
7.28.21 Volume (optioneel)
I00295-01
Voorwaarden
De KTMconnect-app (optioneel) is op een geschikte telefoon
(Android-apparaten vanaf versie 7.0, iOS-apparaten vanaf ver-
sie 13) geïnstalleerd en geopend.
Het gecombineerde instrument is met een geschikte mobiele
telefoon verbonden.
Voor spraaknavigatie: het gecombineerde instrument is met
een geschikt communicatiesysteem verbonden en een passend
taalpakket werd in de KTMconnect-app (optioneel) gedownload.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Navigation is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken wordt het submenu geopend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe hoog volume van uw kopte-
lefoon kan van het verkeer afleiden.
Stel het volume van uw koptelefoon zodanig in dat
u het overige verkeer nog kunt horen.
UP- of DOWNknop indrukken tot Volume is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken wordt het submenu geopend.
Door de UPknop in te drukken wordt het volume van de geacti-
veerde spraaknavigatie verhoogd.
Door de DOWNknop in te drukken wordt het volume van de
geactiveerde spraaknavigatie verlaagd.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
52
7.28.22 Stop Navigation (optioneel)
I00296-01
Voorwaarden
Functie Bluetooth®geactiveerd.
De KTMconnect-app (optioneel) is op een geschikte telefoon
(Android-apparaten vanaf versie 7.0, iOS-apparaten vanaf ver-
sie 13) geïnstalleerd en geopend.
Het gecombineerde instrument is met een geschikte mobiele
telefoon verbonden.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Navigation is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken wordt het submenu geopend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren.
UP- of DOWNknop indrukken tot Stop Navigation is geselec-
teerd. Door de SETknop in te drukken de selectie bevestigen.
Door opnieuw drukken op de SET-knop wordt de selectie beves-
tigd en de navigatie beëindigd.
7.28.23 Audio
I00226-01
Voorwaarden
Functie Bluetooth®geactiveerd.
Het gecombineerde instrument is met een geschikte mobiele
telefoon verbonden.
Het gecombineerde instrument is met een geschikt communi-
catiesysteem verbonden of de Headset Type Corded is geselec-
teerd.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe hoog volume van uw kopte-
lefoon kan van het verkeer afleiden.
Stel het volume van uw koptelefoon zodanig in dat
u het overige verkeer nog kunt horen.
UP- of DOWNknop indrukken tot Audio is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het submenu geopend.
Ingedrukt houden van de UPknop verhoogt het audiovolume.
Ingedrukt houden van de DOWNknop verlaagt het audiovo-
lume.
Kort indrukken van de UPknop wisselt naar de volgende audio-
titel.
Door kort of twee keer kort drukken op de DOWN-knop wordt
afhankelijk van het telefoonmodel naar de vorige audiotitel
gewisseld of de actuele audiotitel opnieuw van voren afge-
speeld.
Drukken op de SETknop speelt de audiotitel af of pauzeert de
audiotitel.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
53
Info
Bij sommige mobiele telefoons moet de audioplayer van
de mobiele telefoon worden gestart, voordat de weer-
gave mogelijk is.
Voor een eenvoudigere bediening kan de audiofunctie
aan Quick Selector 1 of aan Quick Selector 2 worden toe-
gevoegd.
7.28.24 Call
I00268-01
Voorwaarden
Functie Bluetooth®geactiveerd.
Functie Bluetooth®op het apparaat dat moet worden gekoppeld
eveneens geactiveerd.
Het gecombineerde instrument is met een geschikte mobiele
telefoon verbonden.
Het gecombineerde instrument is met een geschikt communi-
catiesysteem verbonden.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe hoog volume van uw kopte-
lefoon kan van het verkeer afleiden.
Stel het volume van uw koptelefoon zodanig in dat
u het overige verkeer nog kunt horen.
Door de SETknop in te drukken, wordt een binnenkomende
oproep aangenomen.
Door de BACKknop in te drukken, wordt een binnenkomende
oproep afgewezen.
Ingedrukt houden van de UPknop verhoogt het audiovolume.
Ingedrukt houden van de DOWNknop verlaagt het audiovo-
lume.
Info
De wijziging van het audiovolume met de gecombi-
neerde schakelaar kan niet met elke mobiele telefoon
worden uitgevoerd.
Belduur en contactpersoon worden weergegeven.
Afhankelijk van de instelling van de mobiele telefoon
wordt de contactpersoon met naam weergegeven.
Eventueel moet de toegang tot contacten op de mobiele
telefoon worden toegestaan.
Een binnenkomende oproep wordt bij actieve navigatie-
functie in een klein venster in de bovenste displayrand
van het gecombineerde instrument weergegeven.
Bij actieve telefonie kan niet in het menu worden gena-
vigeerd.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
54
7.28.25 Call out
I00268-01
Voorwaarden
Functie Bluetooth®geactiveerd.
Het gecombineerde instrument is met een geschikte mobiele
telefoon verbonden.
Het gecombineerde instrument is met een geschikt communi-
catiesysteem verbonden.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Call verschijnt. Door de
SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP of DOWNknop indrukken tot Last Calls of Favorites is gese-
lecteerd. Door de SETknop in te drukken, wordt het submenu
geopend.
UP of DOWNknop indrukken tot de gewenste persoon is gese-
lecteerd.
SET-knop indrukken.
Geselecteerde persoon wordt opgebeld.
Info
De wijziging van het audiovolume met de gecombi-
neerde schakelaar kan niet met elke mobiele telefoon
worden uitgevoerd.
Belduur en contactpersoon worden weergegeven.
Afhankelijk van de instelling van de mobiele telefoon
wordt de contactpersoon met naam weergegeven.
De toegang tot contacten moet op de mobiele telefoon
zijn vrijgeschakeld.
Een binnenkomende oproep wordt bij actieve navigatie-
functie in een klein venster in de bovenste displayrand
van het gecombineerde instrument weergegeven.
Bij actieve telefonie kan niet in het menu worden gena-
vigeerd.
7.28.26 Settings
I00227-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
In het menu Settings kunnen favorieten, snelkeuzes, KTMconnect
(optioneel) en de schakelindicator worden geconfigureerd. Er kun-
nen instellingen voor eenheden of verschillende waarden worden
uitgevoerd. Enkele functies kunnen worden geactiveerd of gedeac-
tiveerd.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
55
7.28.27 Favorites
I00228-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Favorites is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken wordt het submenu geopend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren en
met de SETknop de geselecteerde informatie aan de Favori-
tesweergave toevoegen.
In het menu Favorites kunnen tot vier informatieteksten worden
geselecteerd.
7.28.28 FavoritesAnzeige 14
I00229-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Favorites is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
Met de UP- of DOWNknop Favorite 1,Favorite 2,Favorite 3 of
Favorite 4 selecteren. Door de SETknop in te drukken, wordt
het menu geopend.
Met de UP- of DOWNknop de gewenste informatie selecteren.
Door de SETknop in te drukken, wordt de selectie bevestigd.
7.28.29 Quick Selector 1
I00231-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Quick Selector 1 is geselec-
teerd. Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren.
Door de SETknop in te drukken kan voor Quick Selector 1 een
submenu voor directe selectie worden vastgelegd.
Info
Door de UP-knop in te drukken, wordt bij gesloten
menu het in Quick Selector 1 vastgelegde submenu
opgeroepen.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
56
7.28.30 Quick Selector 2
I00232-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Quick Selector 2 is geselec-
teerd. Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren.
Door de SETknop in te drukken kan voor Quick Selector 2 een
submenu voor directe selectie worden vastgelegd.
Info
Door de DOWN-knop in te drukken, wordt bij gesloten
menu het in Quick Selector 2 vastgelegde submenu
opgeroepen.
7.28.31 KTMconnect (optional)
I00233-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Functie Bluetooth®geactiveerd.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP of DOWNknop indrukken tot KTMconnect (optioneel) gese-
lecteerd is. Door de SETknop in te drukken, wordt het menu
geopend.
In het menu KTMconnect (optioneel) kan een geschikte mobiele
telefoon of geschikt communicatiesysteem via Bluetooth®met het
gecombineerde instrument worden verbonden en kunnen de audio-
functie en de navigatiefunctie worden geconfigureerd.
Info
Niet elke mobiele telefoon en niet elk communicatiesys-
teem is geschikt om met het gecombineerde instrument te
verbinden.
De standaard Bluetooth®2.1 moet ondersteund worden.
7.28.32 Bluetooth
I00234-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP of DOWNknop indrukken tot KTMconnect (optioneel) gese-
lecteerd is. Door de SETknop in te drukken, wordt het menu
geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Bluetooth is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het submenu geopend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren.
Met de SET-knop de Bluetooth®-functie in- of uitschakelen.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
57
Info
De functie Bluetooth®moet geactiveerd zijn om een
geschikte telefoon of geschikt communicatiesysteem met
het voertuig te verbinden.
Niet elke mobiele telefoon en niet elk communicatiesys-
teem is geschikt om met het voertuig te verbinden.
7.28.33 Phone Pairing
I00236-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Functie Bluetooth®geactiveerd.
Functie Bluetooth®op het apparaat dat moet worden gekoppeld
eveneens geactiveerd.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP of DOWNknop indrukken tot KTMconnect (optioneel) gese-
lecteerd is. Door de SETknop in te drukken, wordt het menu
geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Phone Pairing is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het submenu geopend.
Info
Er kan steeds slechts één telefoon met het voertuig
worden verbonden.
UP- of DOWNknop indrukken tot New Pairing is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
Het voertuig start het zoeken naar een geschikte mobiele
telefoon. Als het zoeken succesvol is, wordt de naam van de
mobiele telefoon in het menu New Pairing weergegeven. Door
de SETknop in te drukken, wordt de verbinding gestart.
Info
De mobiele telefoon moet via Bluetooth®zichtbaar zijn,
zodat deze door het voertuig kan worden gevonden.
Niet elke mobiele telefoon is geschikt om met het voer-
tuig te verbinden.
Op het gecombineerde instrument verschijnt een melding dat
het voertuig nu gereed is voor de verbinding. Door bevestiging
van Passkey op de mobiele telefoon en op het gecombineerde
instrument wordt de verbinding succesvol afgesloten.
UP- of DOWN-knop indrukken tot Delete Pairing is geselecteerd.
Door de SET-knop in te drukken, kan het gekoppelde apparaat
worden gewist.
Het reeds eerder verbonden apparaat bij geactiveerde Blue-
tooth®-functie binnen het bereik van het voertuig brengen.
Het apparaat wordt automatisch met het voertuig verbon-
den.
Als het apparaat niet automatisch na ca. 30 seconden met
het voertuig wordt verbonden:
Voertuig opnieuw inschakelen of
New Pairing-procedure herhalen.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
58
In het submenu Phone Pairing kan een geschikte mobiele telefoon
via Bluetooth®met het gecombineerde instrument worden verbon-
den.
Info
Niet elke mobiele telefoon en niet elk communicatiesys-
teem is geschikt om met het gecombineerde instrument te
verbinden.
Controleer of het eindapparaat in de correcte pairingmodus
voor oproepbeheer is. Als het eindapparaat bijv. alleen voor
mediaweergave wordt gekoppeld, functioneert de oproep-
functie eventueel niet.
7.28.34 Riders Headset (optioneel)
I00238-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Functie Bluetooth®geactiveerd.
Functie Bluetooth®op het apparaat dat moet worden gekoppeld
eveneens geactiveerd.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP of DOWNknop indrukken tot KTMconnect (optioneel) gese-
lecteerd is. Door de SETknop in te drukken, wordt het menu
geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Riders Headset is geselec-
teerd. Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
UP- of DOWNknop indrukken tot New Pairing is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
Het voertuig start het zoeken naar een geschikt communica-
tiesysteem. Als het zoeken succesvol is, wordt de naam van de
headset van de bestuurder in het submenu New Pairing weer-
gegeven. Door de SETknop in te drukken, wordt de verbinding
gestart.
Info
Het communicatiesysteem moet zich in de pairing-
modus bevinden, zodat communicatiesysteem door het
voertuig kan worden gevonden. Bedieningshandleiding
van het communicatiesysteem in acht nemen.
UP- of DOWN-knop indrukken tot Delete Pairing is
geselecteerd. Door de SET-knop in te drukken, kan het
gekoppelde apparaat worden gewist.
Niet elk communicatiesysteem is geschikt om met het
voertuig te verbinden.
Het reeds eerder verbonden apparaat bij geactiveerde Blue-
tooth®-functie binnen het bereik van het voertuig brengen.
Het apparaat wordt automatisch met het voertuig verbon-
den.
Als het apparaat niet automatisch na ca. 30 seconden met
het voertuig wordt verbonden:
Voertuig opnieuw inschakelen of
New Pairing-procedure herhalen.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
59
In het menu Riders Headset kan een geschikt communicatiesys-
teem van de bestuurder met het voertuig worden verbonden.
7.28.35 Headset Type (optioneel)
I00240-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP of DOWNknop indrukken tot KTMconnect (optioneel) gese-
lecteerd is. Door de SETknop in te drukken, wordt het menu
geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Headset Type is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt de headset van de
bestuurder gewijzigd.
In het menu Headset Type kan de verbindingswijze van de headset
van de bestuurder worden geselecteerd.
In de modus Bluetooth Headset wordt het communicatiesysteem via
Bluetooth®draadloos met het voertuig verbonden.
In de modus Corded Headset wordt het communicatiesysteem
direct met de smartphone verbonden.
Info
Het menupunt Riders Headset is alleen in de Headset Type
Bluetooth beschikbaar.
7.28.36 Shift Light
I00241-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
ODO > 1000 km (621 mi).
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Shift Light is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het submenu geopend.
In het submenu Shift Light kan de schakelindicator worden geconfi-
gureerd.
7.28.37 Shift Light State
I00242-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
ODO > 1000 km (621 mi).
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Shift Light is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het submenu geopend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren.
Door de SET-knop in te drukken schakelindicator in- of uitscha-
kelen.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
60
7.28.38 RPM1
I00243-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
ODO > 1000 km (621 mi).
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Shift Light is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het submenu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot RPM1 is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het submenu geopend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren.
Door de SET-knop in te drukken de waarde voor RPM1 instel-
len.
Info
RPM1 kan in stappen van 500 tussen 5.500 en 10.000
omwentelingen per minuut worden ingesteld.
RPM1 mag niet groter zijn dan RPM2.
Als het motortoerental de ingestelde waarde RPM1
bereikt, knippert de schakelindicator.
7.28.39 RPM2
I00244-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
ODO > 1000 km (621 mi).
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Shift Light is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het submenu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot RPM2 is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het submenu geopend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren.
Door de SET-knop in te drukken de waarde voor RPM2 instel-
len.
Info
RPM2 kan in stappen van 500 tussen 7.000 en 10.000
omwentelingen per minuut worden ingesteld.
RPM2 mag niet kleiner zijn dan RPM1.
Als het motortoerental de ingestelde waarde RPM2
bereikt, knippert de schakelindicator en verandert de
kleur.
7.28.40 Tijd en datum instellen
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
61
I00245-01
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings verschijnt. Door de
SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Clock & Date is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het submenu geopend.
I00247-01
Tijd instellen
UP- of DOWNknop indrukken tot Set Clock is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP of DOWNknop indrukken tot Hours is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP of DOWNknop indrukken tot het actuele uur is inge-
steld. Door de SETknop in te drukken, wordt het uur gese-
lecteerd.
UP of DOWNknop indrukken tot Minutes is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP of DOWNknop indrukken tot de actuele minuut is inge-
steld. Door de SETknop in te drukken, wordt de minuut
geselecteerd.
BACKknop indrukken om het menu te verlaten.
I00249-01
Datum instellen
UP- of DOWNknop indrukken tot Set Date is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP of DOWNknop indrukken tot Day is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP of DOWNknop indrukken tot de actuele dag is inge-
steld. Door de SETknop in te drukken, wordt de dag gese-
lecteerd.
UP of DOWNknop indrukken tot Month is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP of DOWNknop indrukken tot de actuele maand is inge-
steld. Door de SETknop in te drukken, wordt de maand
geselecteerd.
UP of DOWNknop indrukken tot Year is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP of DOWNknop indrukken tot het actuele jaar is inge-
steld. Door de SETknop in te drukken, wordt het jaar gese-
lecteerd.
BACKknop indrukken om het menu te verlaten.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
62
7.28.41 Clock Format
I00246-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Clock & Date is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het submenu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Clock Format is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren.
Door de SETknop in te drukken het tijdsformaat selecteren.
7.28.42 Date Format
I00248-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Clock & Date is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het submenu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Date Format is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren.
Door de SETknop in te drukken het datumsformaat selecteren.
7.28.43 Units
I00264-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Units is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken wordt het submenu geopend.
In het submenu Units kunnen instellingen voor eenheden of ver-
schillende waarden worden uitgevoerd.
7.28.44 Distance
I00250-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Units is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken wordt het submenu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Distance is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken wordt het submenu geopend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren.
Door de SETknop in te drukken, wordt de gewenste eenheid
bevestigd.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
63
7.28.45 Temperature
I00251-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Units is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken wordt het submenu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Temperature is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken wordt het submenu geopend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren.
Door de SETknop in te drukken, wordt de gewenste eenheid
bevestigd.
7.28.46 Pressure
I00252-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Units is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken wordt het submenu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Pressure is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken wordt het submenu geopend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren.
Door de SETknop in te drukken, wordt de gewenste eenheid
bevestigd.
7.28.47 Consumption
I00253-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Units is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken wordt het submenu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Consumption is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken wordt het submenu geopend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren.
Door de SETknop in te drukken, wordt de gewenste eenheid
bevestigd.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
64
7.28.48 Language
I00254-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Language is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het submenu geopend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren.
Door de SETknop in te drukken, wordt de gewenste taal beves-
tigd.
Info
De menutalen zijn Engels US, Engels UK, Duits, Itali-
aans, Frans en Spaans.
7.28.49 DRL
I00255-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot DRL is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het submenu geopend.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDagrijlicht is bij slecht zicht
geen vervanging voor dimlicht.
Bij zeer slecht zicht door mist, sneeuw of regen kan
de automatische omschakeling tussen dagrijlicht en
dimlicht slechts beperkt ter beschikking staan.
Steeds controleren of de juiste verlichting is gese-
lecteerd.
Dagrijlicht voor het rijden of bij stilstand via het
menu uitschakelen, zodat het dimlicht permanent
is ingeschakeld.
Controleer of het dagrijlicht met de diagnosetool
wordt gedeactiveerd, als het menupunt niet
beschikbaar is, maar dimlicht vereist is. (De
geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Houdt u zich aan de wettelijke vereisten voor het
dagrijlicht.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren.
Door de SET-knop in te drukken dagrijlicht in- of uitschakelen.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
65
7.28.50 Heating (functie optioneel)
I00256-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Heating is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken wordt het submenu geopend.
In het submenu Heating kunnen handgreepverwarming, zadelver-
warming en buddyseatverwarming worden geconfigureerd.
Info
In het menu Settings regelt het submenu Heating uitslui-
tend de zichtbaarheid van Heated Grips en Seat Heating in
het menu Motorcycle.
7.28.51 Heated Grips (functie optioneel)
I00257-01
Voorwaarden
Model met handgreepverwarming.
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Heating is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken wordt het submenu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Heated Grips is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken wordt het submenu geopend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren.
Door de SET-knop in te drukken, de handgreepverwarming in-
of uitschakelen.
7.28.52 Seat Heating Rider (functie optioneel)
I00258-01
Voorwaarden
Model met zadelverwarming.
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Heating is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken wordt het submenu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Seat Heating Rider is gese-
lecteerd. Door de SETknop in te drukken wordt het submenu
geopend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren.
Met de SET-knop de zadelverwarming van de bestuurder in- of
uitschakelen.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
66
7.28.53 Seat Heating Pillion (functie optioneel)
I00259-01
Voorwaarden
Model met zadelverwarming.
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Heating is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken wordt het submenu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Seat Heating Pillion is gese-
lecteerd. Door de SETknop in te drukken wordt het submenu
geopend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren.
Met de SET-knop de buddyseatverwarming in- of uitschakelen.
7.28.54 Extra Functions
I00260-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Motorfiets met optionele extra functie.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Extra Functions is geselec-
teerd. Door de SETknop in te drukken, wordt het submenu
geopend.
Met de UP- of DOWNknop door de extra functies navigeren.
Info
De optionele extra functies worden opgesomd.
De actuele KTM PowerParts en beschikbare software
staan op de KTM-website.
7.28.55 Demo Mode
I00292-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Motorfiets met demo-modus.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Demo Mode is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het submenu geopend.
Met de UP- of DOWNknop door de demo-modus-functies navi-
geren.
Info
De geactiveerde demo-modus-functies ( pag. 31)
worden weergegeven.
Na afloop van de demo-modus zijn de optionele softwa-
refuncties bij een geautoriseerde KTM-dealer verkrijg-
baar.
ERGONOMIE 8
67
8.1 Bestuurderszadel instellen
Voorwerk
Buddyseat verwijderen. ( pag. 92)
Bestuurderszadel verwijderen. ( pag. 93)
401678-10
Alternatief 1
Het bestuurderszadel met de uitsparingen 1aan de
brandstoftank vasthaken, omlaag en tegelijkertijd naar
voren schuiven.
401679-10
Alternatief 2
Het bestuurderszadel met de uitsparingen 1aan de
brandstoftank vasthaken, omhoog en tegelijkertijd naar
voren schuiven.
Vervolgens controleren of het bestuurderszadel correct is
gemonteerd.
Nawerk
Buddyseat monteren. ( pag. 93)
8.2 Stuurpositie
F01906-10
Op de bovenste kroonplaat bevinden zich drie boringen op
afstand Avan elkaar.
De boringen op de stuuradapter zijn op afstand Bvan het mid-
den geplaatst.
Afstand boringen A15 mm
Afstand boringen B3,5 mm
Het stuur kan in zes verschillende posities worden gemonteerd.
Daardoor is het mogelijk het stuur in de aangenaamste positie voor
de bestuurder te zetten.
8.3 Stuurpositie instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen gerepareerd stuur vormt een veiligheidsrisico.
Als het stuur werd verbogen of uitgelijnd, treedt materiaalmoeheid op. Hierdoor kan het stuur breken.
Vervang het stuur, als het stuur is verbogen of beschadigd.
8 ERGONOMIE
68
F01907-10
Schroeven 1verwijderen. Stuurklemmen 2verwijderen.
Stuur zo positioneren, dat de schroeven 3toegankelijk zijn.
Info
Componenten door afdekken tegen beschadiging
beschermen.
Kabels en leidingen niet knikken.
Schroeven 3verwijderen. Stuuradapters 4verwijderen.
Stuuradapters in de gewenste positie A,Bof Czetten.
Schroeven 3monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Stuuradapters links en rechts in dezelfde positie monteren.
Schroef stuur-
adapter
M10 45 Nm
Loctite®243™
Stuur positioneren.
Info
Erop letten dat de kabels en leidingen goed worden
gelegd.
Stuurklem positioneren. Schroeven 1monteren en gelijkma-
tig vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef stuurklem-
men
M8 20 Nm
8.4 Uitgangspositie koppelingshendel instellen
I00286-11
Koppelingshendel naar voren drukken.
Uitgangspositie van de koppelingshendel met de
stelschroef 1aanpassen aan de grootte van de hand.
Info
Als de stelschroef met de klok mee wordt gedraaid,
komt de koppelingshendel dichter bij het stuur te
staan.
Als de stelschroef tegen de klok in wordt gedraaid,
komt de koppelingshendel verder van het stuur af te
staan.
Het instelbereik is beperkt.
Stelschroef alleen met de hand draaien, geen geweld
gebruiken.
Niet instellen tijdens het rijden.
ERGONOMIE 8
69
8.5 Uitgangspositie van de remhendel instellen
I00287-11
Handremhendel naar voren voor drukken.
Uitgangspositie van de remhendel met de stelschroef 1aan
de grootte van de hand aanpassen.
Info
Als de stelschroef met de klok mee wordt gedraaid,
komt de remhendel dichter bij het stuur te staan.
Als de stelschroef tegen de klok in wordt gedraaid,
komt de remhendel verder van het stuur af te staan.
Het instelbereik is beperkt.
Stelschroef alleen met de hand draaien, geen geweld
gebruiken.
Niet instellen tijdens het rijden.
8.6 Rempedaalvlak instellen
F01946-10
Schroeven 1met rempedaalvlak verwijderen.
Rempedaalvlak in de gewenste positie Aof Bzetten.
Schroeven 1monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef rempe-
daalvlak
M5 10 Nm
Loctite®243™
8.7 Uitgangspositie van het rempedaal instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt bij oververhitting of verkeerde instelling uit.
Als er aan het rempedaal voor de achterwielrem geen vrije slag aanwezig is, bouwt zich in het remsys-
teem druk op de achterwielrem op.
Stel de vrije slag aan de hendel voor het rempedaal op de voorgeschreven wijze in.
Zorg ervoor dat instelwerkzaamheden deskundig worden uitgevoerd. (De geautoriseerde KTM-garage is
u graag van dienst.)
8 ERGONOMIE
70
F02003-10
Veer 1losmaken.
Moer 2losdraaien.
Tip
Om het gemakkelijker te maken de rempedaal daarbij
naar beneden drukken.
Drukstang 3draaien om de uitgangspositie van de rempedaal
in te stellen.
Info
Het instelbereik is beperkt.
Minimaal vijf schroefgangen moeten ingeschroefd zijn.
Door de drukstang in het kogelscharnier te draaien,
wordt het rempedaal naar beneden gebracht.
Door de drukstang uit het kogelscharnier te draaien,
wordt het rempedaal naar boven gebracht.
F01921-10
Moer 4losdraaien en schroef 5zodanig draaien totdat de
vrije slag Ais bereikt. Eventueel uitgangspositie van het rem-
pedaal aanpassen.
Voorgeschreven waarde
Vrije slag rempedaal 3 … 5 mm
Schroef 5tegenhouden en moer 4vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende moeren
chassis
M6 10 Nm
F02003-11
Moer 2vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer drukstang rem-
pedaal
M6 6 Nm
Tip
Om het gemakkelijker te maken de rempedaal daarbij
naar beneden drukken.
Veer 1vasthaken.
8.8 Uitgangspositie versnellingshendel controleren
Info
De versnellingshendel mag bij het rijden in de uitgangspositie niet tegen de laars liggen.
Als de versnellingshendel steeds tegen de laars zit, wordt de aandrijving te veel belast en kunnen er storin-
gen van de QUICKSHIFTER+ (optioneel) optreden.
ERGONOMIE 8
71
400692-10
In de rijpositie op het voertuig gaan zitten en de afstand A
tussen de bovenkant van de laars en de versnellingshendel
meten.
Afstand versnellingshendel
tot bovenkant laars
10 … 20 mm
» Als de afstand niet overeenkomt met de voorgeschreven
waarde:
Uitgangspositie van de versnellingshendel instellen.
( pag. 71)
8.9 Uitgangspositie van de versnellingshendel instellen
H02668-10
Moer 1losdraaien en daarbij aan draadstang 2tegenhou-
den.
Moer 3losdraaien en daarbij aan draadstang 2tegenhou-
den.
Info
Moer 3heeft linkse schroefdraad.
Door draaien van de draadstang 2versnellingshendel instel-
len.
Info
Het instelbereik is beperkt.
De versnellingshendel mag bij het schakelen de voer-
tuigcomponenten niet raken.
Moer 3vastdraaien en daarbij aan draadstang 2tegenhou-
den.
Voorgeschreven waarde
Moer schakelstang M6LH 6 Nm
Moer 1vastdraaien en daarbij aan draadstang 2tegenhou-
den.
Voorgeschreven waarde
Moer schakelstang M6 6 Nm
9 INBEDRIJFSTELLING
72
9.1 Aanwijzingen voor eerste inbedrijfstelling
Gevaar
Gevaar voor ongevallenBestuurders die niet geschikt zijn voor het verkeer vormen een gevaar voor zich-
zelf en voor anderen.
Rijd niet met het voertuig, als u door alcohol, drugs of medicijnen ongeschikt voor het verkeer bent.
Rijd niet met het voertuig, als u hiertoe fysiek of psychisch niet in staat bent.
Waarschuwing
Gevaar voor letselGeen of slechte beschermende kleding vormt een verhoogd risico.
Draag bij alle ritten geschikte, beschermende bekleding zoals helm, laarzen, handschoenen alsmede
broek en jas met bescherming.
Draag altijd beschermende kleding die zich in een goede staat bevindt en voldoet aan de wettelijke
voorschriften.
Waarschuwing
Gevaar voor vallenVerschillende profielen van voor- en achterwiel beïnvloeden het rijgedrag.
Verschillende profielen kunnen de controle over het voertuig aanzienlijk moeilijker maken.
Zorg ervoor dat voor- en achterwiel steeds van banden met hetzelfde profiel zijn voorzien.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenNiet-vrijgegeven of aanbevolen banden en wielen bemoeilijken het rijgedrag.
Gebruik alleen door KTM vrijgegeven en aanbevolen banden en wielen met de juiste snelheidsindex.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenNieuwe banden hebben minder grip.
Bij nieuwe banden is het loopvlak nog niet opgeruwd.
Rijd nieuwe banden in met een rustige rijstijl en vergroot de hellingshoek van de motorfiets geleide-
lijk.
Inrijdafstand 200 km
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij oververhitting.
Als het rempedaal niet wordt vrijgegeven slijten de remplaketten ononderbroken.
De voet van het rempedaal nemen, als u niet wilt afremmen.
Info
Houd er bij het gebruik van het voertuig rekening mee dat andere mensen last kunnen hebben van over-
matig lawaai.
Zorg ervoor dat de werkzaamheden van de controle voor de verkoop worden uitgevoerd door een geautoriseerde
KTM-garage.
U ontvangt het leveringsdocument bij de overdracht van het voertuig.
Voordat u voor het eerst gaat rijden, moet u de volledige bedieningshandleiding goed doorlezen.
Zorg ervoor dat u vertrouwd raakt met de bedieningselementen.
Uitgangspositie van de koppelingshendel instellen. ( pag. 68)
Uitgangspositie van de remhendel instellen. ( pag. 69)
Uitgangspositie van het rempedaal instellen. ( pag. 69)
INBEDRIJFSTELLING 9
73
Raak gewend aan het rijgedrag van de motorfiets op een geschikte ondergrond voordat u een langere rit
maakt. Probeer ook eens zo langzaam mogelijk te rijden zodat u meer gevoel voor de motorfiets krijgt.
Houd tijdens het rijden het stuur met beide handen vast en laat de voeten op de voetsteunen rusten.
Motor inrijden. ( pag. 73)
9.2 Motor inrijden
Tijdens de inrijperiode het aangegeven motortoerental niet overschrijden.
Voorgeschreven waarde
Maximaal motortoerental
Tijdens de eerste: 1.000 km 6.500 1/min
Na de eerste: 1.000 km 9.800 1/min
Vol gas geven vermijden!
Info
Als het maximale motortoerental voor de eerste servicebeurt wordt overschreden, gaat de schakelindi-
cator knipperen.
9.3 Voertuig beladen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTotaal gewicht en aslasten beïnvloeden het rijgedrag.
Het totaalgewicht is samengesteld uit het gewicht van de gebruiksklare en volgetankte motorfiets, de
bestuurder en evt. passagier met beschermende kleding en helm, evt. aangebrachte bagage.
Overschrijd het hoogst toegestane totaalgewicht en de aslasten niet.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerkeerde montage van koffers, tanktassen of andere bagage heeft invloed op het
rijgedrag.
Onjuist gemonteerde bagage kan tijdens de rit wegglijden.
De gehele bagage volgens de gegevens van de fabrikant monteren en vastmaken.
Controleer regelmatig of de bagage op uw motorfiets goed vastzit.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBij hoge snelheid verandert de rijkarakteristiek als bagage is gemonteerd.
De snelheid aan eventuele extra belading aanpassen.
Rijd langzamer als uw motorfiets is beladen met koffers of andere bagage.
Maximumsnelheid met bagage 150 km/h
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDoor overbelasting raakt het koffersysteeem beschadigd.
Bij het monteren van een koffer altijd de fabrikantgegevens betreffende de maximale last in acht
nemen.
9 INBEDRIJFSTELLING
74
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerschoven bagage beperkt de zichtbaarheid.
Als het achterlicht is afgedekt bent u, vooral als het donker is, slechter zichtbaar voor andere verkeer-
deelnemers.
Controleer regelmatig of de bagage op uw motorfiets goed vastzit.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHoge belading verandert het rijgedrag en verlengt de remweg.
De snelheid aan eventuele extra belading aanpassen.
Waarschuwing
Gevaar voor brandEen heet uitlaatsysteem kan de bagage doen verbranden.
De bagage zo bevestigen, dat deze niet aan het hete uitlaatsysteem kan verbranden of schroeien.
Als u bagage meeneemt moet deze veilig worden vastgezet, zo veel mogelijk in het midden van het voertuig,
en moet het gewicht gelijkmatig zijn verdeeld over het voor- en achterwiel.
Houdt u zich aan het maximaal toegestane totaalgewicht en de maximale asbelasting.
Voorgeschreven waarde
Maximaal toegestaan totaalgewicht 450 kg
Hoogst toegestane asbelasting voor 175 kg
Maximaal toegestane asbelasting achter 275 kg
RIJ-INSTRUCTIES 10
75
10.1 Controle en onderhoud voor iedere inbedrijfstelling
Info
Voordat u gaat rijden, controleren of het voertuig in een goede staat is en of er veilig mee kan worden gere-
den.
Bij het rijden moet het voertuig technisch in een onberispelijke staat zijn.
H02217-01
Motoroliepeil controleren. ( pag. 144)
Remvloeistofpeil van de voorwielrem controleren.
( pag. 112)
Remvloeistofpeil van de achterwielrem controleren.
( pag. 115)
Remvoeringen en remvoeringborging van de voorwielrem con-
troleren. ( pag. 114)
Remvoeringen en remvoeringborging van de achterwielrem
controleren. ( pag. 116)
Controleren of het remsysteem goed werkt.
Koelmiddelpeil in het compensatiereservoir controleren.
( pag. 139)
Vervuiling van de ketting controleren. ( pag. 94)
Kettingspanning controleren. ( pag. 95)
Bandentoestand controleren. ( pag. 124)
Bandenspanning controleren. ( pag. 125)
Controleren of alle bedieningselementen goed zijn ingesteld en
soepel bewegen.
Werking van de elektrische installatie controleren.
Controleren of de bagage correct is bevestigd.
Op de motorfiets gaan zitten en de stand van de achteruitkijk-
spiegel controleren.
Brandstofvoorraad controleren.
10.2 Voertuig starten
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg
hebben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Aanwijzing
MotorschadeHoge toerentallen bij koude motor hebben een negatief effect op de levensduur van de motor.
Rij de motor altijd met een laag toerental warm.
10 RIJ-INSTRUCTIES
76
B00782-10
Motorfiets van de zijstandaard nemen en op de motorfiets gaan
zitten.
Controleren of de startknop/noodstopschakelaar zich in de mid-
delste stand bevindt.
Ontsteking inschakelen, daarvoor de contactsleutel in de
stand te draaien.
Voorgeschreven waarde
Om storingen in de besturingsunit-communicatie te vermij-
den, het contact niet snel achtereenvolgens uit- en weer
inschakelen.
Na het inschakelen van het contact is gedurende ongeveer
2 seconden het geluid van de werkende brandstofpomp
te horen. Tegelijkertijd wordt de functiecontrole van het
gecombineerde instrument uitgevoerd.
Het ABS-waarschuwingslampje gaat branden en gaat weer
uit wanneer het voertuig begint te rijden.
Versnelling in stationair schakelen.
Het groene controlelampje stationair Nbrandt.
Startknop/noodstopschakelaar kort in de onderste stand
drukken.
Info
De startknop/noodstopschakelaar pas in de onderste
stand drukken, als de functiecontrole van het gecom-
bineerde instrument is afgesloten.
Bij het starten geen gas geven.
Bij een mislukte startpoging 15 seconden wachten tot
de volgende startpoging.
Na 6 mislukte startpogingen niet meer verder starten,
maar het voertuig op andere defecten controleren.
Deze motorfiets is uitgerust met een veiligheidsstart-
systeem. De motor kan alleen worden gestart als de
versnelling in vrij is geschakeld of als bij geschakelde
versnelling de koppelingshendel is getrokken. Als met
uitgeklapte zijstandaard naar een versnelling wordt
geschakeld en de koppelingshendel wordt losgelaten,
blijft de motor stilstaan.
10.3 Optrekken
Koppelingshendel trekken, in de 1e versnelling zetten, koppelingshendel langzaam vrijgeven en tegelijkertijd
voorzichtig gas geven.
RIJ-INSTRUCTIES 10
77
10.4 QUICKSHIFTER+ (optioneel)
V01270-10
Als de QUICKSHIFTER+ is geactiveerd, kan zonder bediening van
de koppeling in een hogere of lagere versnelling worden gescha-
keld.
Omdat de gashendel niet moet worden gesloten, kan zonder onder-
brekingen worden geschakeld.
De QUICKSHIFTER+ herkent aan de hand van de schakelaspositie
of er moet worden geschakeld en zendt een overeenkomstig sig-
naal naar de motorbesturing.
Als de QUICKSHIFTER+ in het gecombineerde instrument is gede-
activeerd, moet bij elke keer schakelen zoals gebruikelijk de kop-
peling worden bediend.
10.5 Schakelen, rijden
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBij een abrupte verandering van de belasting kunt u de controle over de motor-
fiets verliezen.
Abrupte lastverplaatsing en hard remmen vermijden.
De snelheid aan de gewijzigde rijwegsituatie aanpassen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTerugschakelen bij een hoog motortoerental blokkeert het achterwiel en overbe-
last de motor.
Schakel bij een hoog toerental niet terug naar een lagere versnelling.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen verkeerde contactsleutelstand zorgt voor storingen.
De contactsleutelstand tijdens het rijden niet veranderen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet uitvoeren van instellingen aan het voertuig leidt af van het verkeer.
Instelwerkzaamheden aan een stilstaand voertuig uitvoeren.
Waarschuwing
Gevaar voor letselDoor verkeerd gedrag kan de passagier van de motorfiets vallen.
Zorg ervoor dat de passagier correct op de buddyseat zit, de voeten op de buddyseatvoetsteunen van
de passagier zet en zich aan de bestuurder of grepen vasthoudt.
Neem hierbij ook de in uw land geldende voorschriften over de minimumleeftijd voor passagiers in
acht.
10 RIJ-INSTRUCTIES
78
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenRiskant rijgedrag vormt een groot risico.
Volg de verkeersregels en rijd defensief en anticiperend, om gevaren zo vroeg mogelijk te herkennen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenKoude banden hebben minder grip.
De eerste kilometers rustig en voorzichtig rijden, tot de banden op temperatuur zijn.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenNieuwe banden hebben minder grip.
Bij nieuwe banden is het loopvlak nog niet opgeruwd.
Rijd nieuwe banden in met een rustige rijstijl en vergroot de hellingshoek van de motorfiets geleide-
lijk.
Inrijdafstand 200 km
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTotaal gewicht en aslasten beïnvloeden het rijgedrag.
Het totaalgewicht is samengesteld uit het gewicht van de gebruiksklare en volgetankte motorfiets, de
bestuurder en evt. passagier met beschermende kleding en helm, evt. aangebrachte bagage.
Overschrijd het hoogst toegestane totaalgewicht en de aslasten niet.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerkeerde montage van koffers, tanktassen of andere bagage heeft invloed op het
rijgedrag.
Onjuist gemonteerde bagage kan tijdens de rit wegglijden.
De gehele bagage volgens de gegevens van de fabrikant monteren en vastmaken.
Controleer regelmatig of de bagage op uw motorfiets goed vastzit.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDoor een val kan het voertuig sterker beschadigd raken dan eerst het geval lijkt.
Het voertuig na een val op dezelfde wijze als voor ingebruikname controleren.
Aanwijzing
MotorschadeOngefilterde aanzuiglucht heeft een negatief effect op de levensduur van de motor.
Zonder luchtfilter dringen stof en vuil in de motor.
Gebruik het voertuig altijd met luchtfilter.
Aanwijzing
MotorschadeBij oververhitting raakt de motor beschadigd.
Stop onmiddellijk volgens de verkeersregels en schakel de motor uit wanneer de waarschuwing voor de koel-
middeltemperatuur verschijnt.
Laat de motor en het koelsysteem afkoelen.
Controleer resp. corrigeer het koelmiddelpeil bij afgekoeld koelsysteem.
Aanwijzing
Beschadiging van de aandrijvingDe aandrijving raakt door verkeerd gebruik van de QUICKSHIFTER+ beschadigd.
Alleen als de functie in het gecombineerde instrument is geactiveerd, kan de QUICKSHIFTER+ worden gebruikt.
Als de koppelingshendel wordt aangetrokken, is de QUICKSHIFTER+ niet actief.
Gebruik de QUICKSHIFTER+ alleen in het aangegeven, toegestane toerentalbereik.
RIJ-INSTRUCTIES 10
79
Info
Als er tijdens het rijden ongewone geluiden optreden, meteen op veilige wijze stoppen, de motor uitzetten
en contact opnemen met een geautoriseerde KTM-garage.
V01271-10
Als de omstandigheden het toestaan (helling, rijsituatie e.d.),
kunt u naar hogere versnellingen schakelen.
Gas terugnemen, gelijktijdig koppelingshendel trekken, naar
volgende versnelling schakelen, koppelingshendel vrijgeven en
gas geven.
Info
De posities van de 6 voorwaartse versnellingen zijn
weergegeven op de afbeelding. De neutrale of statio-
naire stand bevindt zich tussen de 1e en 2e versnel-
ling. De 1e versnelling is de start- of bergversnelling.
De rijtemperatuur is bereikt als er 5 balkjes op de tem-
peratuurindicatie branden.
Nadat met een volledig opengedraaide gashendel de maximale
snelheid is bereikt, deze tot ¾ gas terugdraaien. Pas uw snel-
heid aan de weggesteldheid en weersituatie aan. De snelheid
verlaagt nauwelijks, maar er wordt aanmerkelijk minder brand-
stof verbruikt.
Pas uw snelheid aan de weggesteldheid en weersituatie aan.
Vooral in bochten mag niet worden geschakeld en slechts voor-
zichtig gas worden gegeven.
Voor het terugschakelen van de motorfiets indien nodig afrem-
men en tegelijkertijd gas terugnemen.
Koppelingshendel trekken en in een lagere versnelling schake-
len, koppelingshendel langzaam vrijgeven en gas geven of nog
een keer schakelen.
Als de motor bijvoorbeeld afslaat bij een kruispunt,
hoeft u alleen de koppelingshendel te trekken en de
startknop/noodstopschakelaar in de onderste stand te
drukken. De versnelling hoeft niet in stationair te worden
geschakeld.
Zet de motor uit als het voertuig langere tijd met stationair toe-
rental draait of stilstaat.
Als tijdens het rijden het waarschuwingslampje oliedruk
begint te branden, moet u meteen stoppen en de motor uit-
schakelen. Contact opnemen met geautoriseerde KTM-garage.
Als tijdens het rijden het controlelampje storing gaat bran-
den, moet u meteen stoppen, de motor uitzetten en contact
opnemen met een geautoriseerde KTM-garage.
Als tijdens het rijden het algemene waarschuwingslampje
gaat branden, toont het display een melding.
Info
Bijzonder belangrijke meldingen worden in het
menu Warning opgeslagen.
Als de waarschuwing glad wegdek op het gecombineerde
instrument verschijnt, is een glad wegdek mogelijk. De
snelheid aanpassen aan de gewijzigde situatie.
10 RIJ-INSTRUCTIES
80
H02699-10
Als de QUICKSHIFTER+ (optioneel) in het gecombineerde
instrument is geactiveerd, kunt u in het aangegeven toerental-
bereik schakelen zonder aan de koppelingshendel te trekken.
Info
Het minimale motortoerental in toeren per minuut om
in een hogere versnelling te schakelen, ziet u in de
afbeelding.
Trek de versnellingshendel snel helemaal tot de aan-
slag, zonder de stand van de gashendel te wijzigen.
H02700-10
Als de QUICKSHIFTER+ (optioneel) in het gecombineerde
instrument is geactiveerd, kunt u in het aangegeven toerental-
bereik schakelen zonder aan de koppelingshendel te trekken.
Info
Het maximale motortoerental in toeren per minuut
om in een lagere versnelling te schakelen, ziet u in de
afbeelding.
Trek de versnellingshendel snel helemaal tot de aan-
slag, zonder de stand van de gashendel te wijzigen.
10.6 MSR (optioneel)
402423-01
De MSR is een optionele functie van de motorbesturing.
Als de motorremwerking te hoog wordt, verhindert de MSR, dat het
achterwiel tijdens het rechtuitrijden blokkeert of bij schuine stand
wegglijdt.
Om slippen van het achterwiel te voorkomen, opent de MSR de
smoorkleppen slechts zover als absoluut noodzakelijk is.
De MSR wordt gebruikt op oppervlakken waar de wrijvingscoëffici-
ënt te laag is om de Antihopping-koppeling te openen.
Om de rijveiligheid verder te verhogen, is de MSR afhankelijk van
de schuine stand.
Info
Bij actieve ABS-modus Offroad is de MSR niet actief.
10.7 Afremmen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVocht en vuil beïnvloeden het remsysteem nadelig.
Rem meerdere keren voorzichtig om de remplaketten en remschijven te drogen en vuil te verwijderen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen poreus drukpunt van voor- en/of achterwielrem vermindert de remwerking.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij oververhitting.
Als het rempedaal niet wordt vrijgegeven slijten de remplaketten ononderbroken.
De voet van het rempedaal nemen, als u niet wilt afremmen.
RIJ-INSTRUCTIES 10
81
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHoger totaal gewicht verlengt de remweg.
Hou rekening met een langere remweg, als u met een passagier of met bagage rijdt.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenStrooizout op de straat belemmert het remsysteem.
Meerdere keren voorzichtig remmen om strooizout van de remplaketten en remschijven te verwijderen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenABS kan de remweg in bepaalde situaties verlengen.
Pas de remwijze aan de rijsituatie en rijwegsituatie aan.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDoor te sterk afremmen blokkeren de wielen.
De werking van het ABS kan alleen worden gegarandeerd, indien ABS is ingeschakeld.
ABS ingeschakeld laten om de beschermende functie te gebruiken.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet achterwiel kan door de motorremwerking blokkeren.
Trek aan de koppelingshendel wanneer u vol remt, een noodstop maakt of wanneer u op gladde onder-
grond afremt.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenRijhulpmiddelen kunnen de waarschijnlijkheid van een val alleen binnen de fysi-
sche mogelijkheden verminderen.
Rijsituaties zoals bagage met hoog zwaartepunt, wisselende straatoppervlakken, steile hellingen of hard
remmen zonder ontkoppelen kunnen niet altijd worden gecompenseerd.
Pas het rijgedrag aan de toestand van de rijweg en uw rijvaardigheden aan.
Voor het remmen gas terugnemen en tegelijkertijd met de voorwiel- en achterwielrem afremmen.
Info
Met ABS kan zowel bij een volledige afremming als bij een slecht contact met de ondergrond op zan-
dige, natte of gladde ondergrond de volledige remkracht worden gebruikt, zonder het risico te lopen
dat de wielen blokkeren.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenSchuine stand of zijdelings afhellende ondergrond vermindert de maximaal
mogelijke vertraging.
Beëindig het remmen indien mogelijk voordat u een bocht inrijdt.
Het remmen moet altijd voor het begin van de bocht zijn afgerond. Afhankelijk van de snelheid naar een
lagere versnelling schakelen.
Tijdens langdurig bergaf rijden de remwerking van de motor gebruiken. Daarvoor een of twee versnellingen
terugschakelen, maar daarbij de motor niet overbelasten. Zo moet aanzienlijk minder worden geremd en raakt
het remsysteem niet oververhit.
10 RIJ-INSTRUCTIES
82
10.8 Stoppen, parkeren
Waarschuwing
Gevaar voor letselOnbevoegd handelende personen vormen een gevaar voor zichzelf en voor anderen.
Laat het voertuig nooit zonder opzicht achter, als de motor loopt.
Beveilig het voertuig tegen gebruik door onbevoegden.
Blokkeer het stuur en verwijder de contactsleutel als u het voertuig onbeheerd achterlaat.
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingSommige onderdelen van het voertuig worden bij gebruik van het voertuig heet.
Raak onderdelen zoals uitlaatsysteem, radiateur, motor, stootdemper en remsysteem pas aan, als deze
voertuigcomponenten zijn afgekoeld.
Laat de voertuigcomponenten afkoelen voordat u werkzaamheden uitvoert.
Aanwijzing
MateriaalschadeEen onjuiste handelwijze bij parkeren beschadigt het voertuig.
Als het voertuig wegrolt of omvalt, kan aanzienlijke schade ontstaan.
De onderdelen voor parkeren van het voertuig zijn alleen berekend op het voertuiggewicht.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
Zorg ervoor dat niemand op het voertuig gaat zitten wanneer het voertuig op de standaard staat.
Aanwijzing
Gevaar voor brandHete voertuigdelen vormen een brand- en explosiegevaar.
Plaats het voertuig niet in de buurt van licht ontvlambare of explosiegevaarlijke materialen.
Laat het voertuig afkoelen alvorens het te bedekken.
Motorfiets afremmen.
Versnelling in stationair schakelen.
Ontsteking uitschakelen, daarvoor de contactsleutel in de stand draaien.
Info
Als de motor met de noodstopschakelaar is uitgeschakeld en op het contactslot het contact ingescha-
keld blijft, wordt de stroomvoeding van de meeste elektrische verbruikers niet onderbroken. Daardoor
raakt de 12V-accu leeg. De motor dus altijd met het contactslot uitzetten, de noodstopschakelaar is
uitsluitend bestemd voor noodsituaties.
Motorfiets parkeren op stevige ondergrond.
Zijstandaard met de voet helemaal naar voren zwenken en met het voertuig belasten.
Het stuur blokkeren, daarvoor het stuur naar links zetten, contactsleutel in de stand omlaag duwen en in de
stand draaien. Om het vastklikken in de stuurblokkering gemakkelijker te maken, het stuur in kleine afstan-
den heen en weer bewegen. Contactsleutel eruit trekken.
RIJ-INSTRUCTIES 10
83
10.9 Transporteren
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen of omvallen.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
Aanwijzing
Gevaar voor brandHete voertuigdelen vormen een brand- en explosiegevaar.
Plaats het voertuig niet in de buurt van licht ontvlambare of explosiegevaarlijke materialen.
Laat het voertuig afkoelen alvorens het te bedekken.
401475-01
Motor uitzetten.
Motorfiets met spanriemen of andere geschikte bevestigings-
middelen beveiligen tegen omvallen en wegrollen.
10.10 Wegslepen bij pech
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingWegslepen met een takelwagen is geen geschikte bergingsmaatregel.
Tijdens het wegslepen kan schade aan de aandrijflijn of aan de transmissie ontstaan.
Gebruik geen wegsleepinrichtingen waarbij de wielen van het defecte voertuig op het wegdek blijven en mee-
draaien.
Transporteer een defect voertuig altijd op een aanhanger of op het laadvlak van een transportvoertuig.
H04927-01
Ervoor zorgen dat het defecte voertuig op de aanhanger of op
het transportvoertuig correct geborgd is.
Lokaal geldende voorschriften voor het afvoeren van defecte
voertuigen in acht nemen.
10 RIJ-INSTRUCTIES
84
10.11 Brandstof tanken
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
De brandstof in de tank wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uit de tank stromen.
Tank het voertuig niet in de buurt van open vuur of brandende sigaretten.
Zet de motor uit, als u brandstof tankt.
Voorkom dat brandstof wordt gemorst, in het bijzonder op hete delen van het voertuig.
Wis eventueel gemorste brandstof onmiddellijk weg.
Neem de gegevens over het tanken van brandstof in acht.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is gevaarlijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als
brandstof in de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Aanwijzing
MateriaalschadeDoor een slechte brandstofkwaliteit vervuilt het brandstoffilter.
In sommige landen en regio's is de beschikbare brandstofkwaliteit en -reinheid eventueel onvoldoende. Dit leidt
tot problemen in het brandstofsysteem.
Tank uitsluitend schone brandstof die aan de aangegeven norm voldoet. (De geautoriseerde KTM-garage is u
graag van dienst.)
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
RIJ-INSTRUCTIES 10
85
F03291-10
Motor uitzetten.
Tankdop openen. ( pag. 21)
Brandstoftank tot maximaal aan de onderkant Avan de vul-
opening met brandstof vullen.
Brandstoftankvolume
totaal ca.
19,5 l Brandstof super
loodvrij (ROZ 95)
( pag. 168)
Tankdop sluiten. ( pag. 22)
11 SERVICESCHEMA
86
11.1 Extra informatie
Voor alle verdergaande werkzaamheden, die resulteren uit de servicewerkzaamheden, moet een extra opdracht
worden verstrekt, die ook apart in rekening wordt gebracht.
Afhankelijk van de lokale gebruiksomstandigheden kunnen in uw land afwijkende service-intervallen gelden.
In het kader van technische ontwikkelingen kunnen intervallen en omvang van afzonderlijke servicebeurten ver-
anderen. Het meest recente serviceschema vindt u altijd op KTM Dealer.net. Uw geautoriseerde KTM-dealer advi-
seert u graag.
11.2 Servicewerkzaamheden
om de 48 maanden
om de 24 maanden
om de 12 maanden
alle 30.000 km
alle 15.000 km
na 1.000 km
Foutengeheugen met KTMdiagnosetool uitlezen. ○●●●●●
Schakelassensor programmeren. ○●●●●●
Werking van de elektrische installatie controleren. ○●●●●●
Remvoeringen en remvoeringborging van de voorwielrem controleren. ( pag. 114) ○●●●●●
Remvoeringen en remvoeringborging van de achterwielrem controleren.
( pag. 116)
○●●●●●
Remschijven controleren. ( pag. 111) ○●●●●●
Remkabels controleren op beschadiging en dichtheid. ○●●●●●
Remvloeistofpeil van de voorwielrem controleren. ( pag. 112) ○●●●
Remvloeistof van de voorwielrem verversen. ● ●
Remvloeistofpeil van de achterwielrem controleren. ( pag. 115) ○●●●
Remvloeistof van de achterwielrem verversen. ● ●
Vrije slag aan de koppelingshendel controleren. ( pag. 147) ○●●●●●
Vrije slag van het rempedaal controleren. ( pag. 114) ○●●●●●
Motorolie verversen, oliefilter vervangen en oliezeven reinigen. ( pag. 144) ○●●●●●
Alle slangen (bijv. brandstof, radiateur, ontluchtings, aftapslangen enz.) en
manchetten controleren op scheuren, dichtheid en correcte legging.
●●●●●
Aftapslangen legen. ○●●●●●
Kabels controleren op beschadiging en leggen zonder knikken. ●●●●●
Frame controleren.
Achterbrug controleren.
Achterbruglager op speling controleren. ● ●
Speling balhoofdlager controleren. ○●●
Wiellager op speling controleren. ● ●
Schokdemper en voorvork controleren op dichtheid. Voorvork- en schokdemperser-
vice afhankelijk van behoefte, mogelijkheid en gebruiksdoel uitvoeren.
○●●●●●
Bandentoestand controleren. ( pag. 124) ○●●●●●
Bandenspanning controleren. ( pag. 125) ○●●●●●
Velgslag controleren. ○●●●●●
Spaken bijdraaien.
Spaakspanning controleren. ( pag. 125) ●●●●●
SERVICESCHEMA 11
87
om de 48 maanden
om de 24 maanden
om de 12 maanden
alle 30.000 km
alle 15.000 km
na 1.000 km
Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en kettinggeleiding controleren.
( pag. 96)
●●●●●
Kettingspanning controleren. ( pag. 95) ○●●●●●
Alle bewegende onderdelen (bijv. zijstandaard, hendels, ketting enz.) smeren en
controleren of ze gemakkelijk bewegen.
○●●●●●
Bougies vervangen.
Klepspeling controleren.
Luchtfilter vervangen, luchtfilterbak reinigen. ● ●
Brandstofdruk controleren. ●●●●●
Koplampinstelling controleren. ( pag. 136) ○●●
Controleren of makkelijk toegankelijke, veiligheidsrelevante schroeven en moeren
goed vastzitten.
○●●●●●
Vuilschrapers van de vorkpoten reinigen. ( pag. 106) ● ●
Koelmiddelpeil en antivries controleren. ○●●●●
Koelmiddel verversen.
Controleren of de radiateurventilator werkt. ○●●●●●
Eindcontrole: controleren of het voertuig verkeersveilig is en een proefrit maken. ○●●●●●
Na proefrit foutgeheugen uitlezen met KTM-diagnosetool. ○●●●●●
Serviceweergave met KTM-diagnosetool instellen. ○●●●●●
Service in het KTM Dealer.net noteren. ○●●●●●
Eenmalig interval
Periodiek interval
12 CHASSIS AFSTELLEN
88
12.1 Voorvork/schokdemper
F03292-10
Voorvork en schokdemper bieden veel mogelijkheden om het chas-
sis aan te passen aan de rijstijl en eventuele extra belading.
Info
De aanbevelingen voor de chassisafstelling zijn samengevat
in tabel 1. De tabel bevindt zicht onder het zadel op de
luchtfilterbak.
Deze instelwaarden zijn richtwaarden en vormen altijd slechts
de basis voor de afstelling van het chassis. Als van de richtwaar-
den wordt afgeweken, kunnen de rijeigenschappen verslechteren,
vooral bij hoge snelheden.
12.2 Ingaande demping voorvork instellen
Info
De hydraulische ingaande demping bepaalt het gedrag bij het inveren van de voorvork.
I00290-10
Witte stelschroef 1tot de aanslag met de klok mee draaien.
Info
De stelschroef 1bevindt zich aan het bovenste uit-
einde van de linker vorkpoot.
De ingaande demping bevindt zich in de linker
vorkpoot COMP (witte stelschroef). De uitgaande
demping bevindt zich in de rechter vorkpoot REB (rode
stelschroef).
Afhankelijk van het voorvorktype een aantal klikken tegen de
klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Ingaande demping
Standaard 15 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien
tegen de klok in verlaagt de demping bij het inveren.
12.3 Uitgaande demping voorvork instellen
Info
De hydraulische uitgaande demping bepaalt het gedrag bij het uitveren van de voorvork.
CHASSIS AFSTELLEN 12
89
I00291-10
Rode stelschroef 1tot de aanslag met de klok mee draaien.
Info
De stelschroef 1bevindt zich aan het bovenste uit-
einde van de rechter vorkpoot.
De uitgaande demping bevindt zich in de rechter
vorkpoot REB (rode stelschroef). De ingaande demping
bevindt zich in de linker vorkpoot COMP (witte
stelschroef).
Afhankelijk van het voorvorktype een aantal klikken tegen de
klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Uitgaande demping
Standaard 15 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien
tegen de klok in verlaagt de demping bij het uitveren.
12.4 Uitgaande demping van de schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor letselDelen van de schokdemper worden rondgeslingerd, als de schokdemper onvakkundig
uit elkaar wordt genomen.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof.
Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
F03377-10
Stelschroef 1met de klok mee draaien tot de laatste voel-
bare klik.
Afhankelijk van het schokdempertype een aantal klikken tegen
de klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Uitgaande demping
Comfort 20 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 7 klikken
Volledige nuttige last 2 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien
tegen de klok in verlaagt de demping bij het uitveren.
12 CHASSIS AFSTELLEN
90
12.5 Veervoorspanning schokdemper instellen
F03376-10
Handwiel 1tot de aanslag tegen de klok in draaien.
Afhankelijk van het schokdempertype en het gebruik een aan-
tal slagen met de klok mee draaien.
Voorgeschreven waarde
Veervoorspanning - Preload-Adjuster
Comfort 3 omw
Standaard 3 omw
Sport 3 omw
Volledige nuttige last 10 omw
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de veervoorspanning,
draaien tegen de klok in verlaagt de veervoorspanning.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 13
91
13.1 Motorfiets met hefbok achter opkrikken
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen of omvallen.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
402346-01
Montageadapter op de achterbrug monteren.
Bevestiging achter in de hefbok plaatsen.
Montageadapter (61029955144)
Achterwielmontagebok (69329955000)
Motorfiets rechtop zetten, hefbok uitlijnen aan de achterbrug
met de adapters. Motorfiets opkrikken.
13.2 Motorfiets van hefbok achter nemen
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen of omvallen.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
402029-10
Motorfiets borgen tegen omvallen.
Hefbok achter verwijderen en voertuig op de zijstandaard 1
plaatsen.
Montageadapter van de achterbrug verwijderen.
13.3 Motorfiets met hefbok voor opkrikken
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen of omvallen.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 91)
F01914-10
Hoofdwerk
Schroeven 1verwijderen.
Steunplaat 2verwijderen.
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
92
402345-01
Stuur in de rechtuitstand zetten.
Geschikte hefbok bij de vorkbuis aanbrengen.
Hefbok vooraan met de vorkpoten uitlijnen.
Info
Motorfiets altijd eerst achter opkrikken.
Motorfiets voor opkrikken.
13.4 Motorfiets van hefbok voor nemen
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen of omvallen.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
312029-10
Motorfiets borgen tegen omvallen.
Hefbok voor verwijderen.
F01914-11
Houderplaat 1positioneren.
Schroeven 2monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M6 10 Nm
13.5 Buddyseat verwijderen
F03347-10
De contactsleutel in het zadelslot 1steken en met de klok
mee draaien.
Buddyseat voor optillen, richting de tank trekken en naar
boven verwijderen.
De contactsleutel uit het zadelslot trekken.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 13
93
13.6 Buddyseat monteren
401680-10
De buddyseat met de uitsteeksels in de bussen van de console
haken, vooraan neerlaten en tegelijkertijd naar achteren schui-
ven.
Vergrendelingsbout 1in het slothuis steken en de buddyseat
vooraan naar beneden duwen, totdat de vergrendelingsbout
met een hoorbare klik vergrendelt.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet verkeerd gemonteerde
zadel kan uit de verankering springen.
Controleer na de montage of het zadel goed ver-
grendeld is en niet omhoog kan worden getrokken.
Vervolgens controleren of de buddyseat correct gemonteerd is.
13.7 Bestuurderszadel verwijderen
Voorwerk
Buddyseat verwijderen. ( pag. 92)
M00856-10
Hoofdwerk
Bestuurderszadel achter optillen en in het deel Alosmaken.
13.8 Bestuurderszadel monteren
401704-10
Hoofdwerk
Uitsparingen in het bestuurderszadel aan de brandstoftank op
de gewenste zitpositie Aof Binhangen, tegelijkertijd het
bestuurderszadel naar voor schuiven en achter laten zakken.
Vervolgens controleren of het bestuurderszadel correct is
gemonteerd.
Nawerk
Buddyseat monteren. ( pag. 93)
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
94
13.9 Kettingvervuiling controleren
400678-01
Ketting controleren op grove vervuiling.
» Als de ketting erg vuil is:
Ketting reinigen. ( pag. 94)
13.10 Ketting reinigen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenSmeermiddel op de banden vermindert de grip van de banden.
Verwijder smeermiddel met een geschikt reinigingsmiddel van de banden.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
De levensduur van de ketting is voor een groot deel afhankelijk van het onderhoud.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 91)
400725-01
Hoofdwerk
Grove vervuiling afspoelen met een zachte waterstraal.
Verbruikte smeerresten met een kettingreiniger verwijderen.
Kettingreinigingsmiddel ( pag. 170)
Na het drogen kettingspray aanbrengen.
Kettingspray Street ( pag. 170)
Nawerk
Motorfiets van hefbok achter nemen. ( pag. 91)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 13
95
13.11 Kettingspanning controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen verkeerde kettingspanning beschadigt componenten en leidt tot ongevallen.
Als de ketting te strak gespannen is, sluiten de ketting, het ketting-aandrijfwiel, het kettingwiel alsmede
transmissie- en achterwiellagers sneller. Sommige componenten kunnen bij overbelasting scheuren of
breken.
Als de ketting te los is, kan de ketting van het ketting-aandrijfwiel of van het kettingwiel vallen. Hierdoor
blokkeert het achterwiel of wordt de motor beschadigd.
Controleer de kettingspanning regelmatig.
Stel de kettingspanning in zoals voorgeschreven.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 91)
F01916-10
Hoofdwerk
Versnelling in stationair schakelen.
De ketting achter het glijblok naar boven drukken en de ket-
tingspanning Atussen de achterbrug en de bovenkant van de
ketting bepalen.
Voorgeschreven waarde
Afstand Btot het glijblok 2,5 cm
De afstand tot het vlakke deel van de achterbrug direct
boven de ketting meten, niet aan de rand van de achterbrug.
Info
Het bovenste deel van de ketting Cmoet daarbij
gespannen zijn.
De ketting slijt niet altijd gelijkmatig. Daarom de
meting op verschillende plekken van de ketting
herhalen.
Kettingspanning 2 … 5 mm
» Als de kettingspanning niet overeenkomt met de voorge-
schreven waarde:
Kettingspanning instellen. ( pag. 95)
Motorfiets van hefbok achter nemen. ( pag. 91)
13.12 Kettingspanning instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen verkeerde kettingspanning beschadigt componenten en leidt tot ongevallen.
Als de ketting te strak gespannen is, sluiten de ketting, het ketting-aandrijfwiel, het kettingwiel alsmede
transmissie- en achterwiellagers sneller. Sommige componenten kunnen bij overbelasting scheuren of
breken.
Als de ketting te los is, kan de ketting van het ketting-aandrijfwiel of van het kettingwiel vallen. Hierdoor
blokkeert het achterwiel of wordt de motor beschadigd.
Controleer de kettingspanning regelmatig.
Stel de kettingspanning in zoals voorgeschreven.
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
96
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 91)
Kettingspanning controleren. ( pag. 95)
F01917-10
Hoofdwerk
Moer 1losdraaien.
Moeren 2losdraaien.
Kettingspanning door het draaien van de stelschroeven 3
links en rechts instellen.
Voorgeschreven waarde
Kettingspanning 2 … 5 mm
Stelschroeven 3links en rechts zo draaien, dat de mar-
keringen aan de linker en rechter kettingspanner 4in
dezelfde positie staan t.o.v. referentiemarkeringen A. Zo
is het achterwiel correct uitgelijnd.
Info
Het bovenste deel van de ketting moet daarbij gespan-
nen zijn.
De ketting slijt niet altijd gelijkmatig. Daarom de
meting op verschillende plekken van de ketting
herhalen.
Moeren 2vastdraaien.
Controleren of de kettingspanners 4tegen de stelschroe-
ven 3liggen.
Moer 1vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer steekas
achter
M25x1,5 90 Nm
Schroefdraad en
contactvlak van de
steekas ingevet
Nawerk
Kettingspanning controleren. ( pag. 95)
13.13 Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en kettinggeleiding controleren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 91)
100132-10
Hoofdwerk
Ketting, kettingwiel en ketting-aandrijfwiel op slijtage controle-
ren.
» Als ketting, kettingwiel of ketting-aandrijfwiel versleten
zijn:
Aandrijfset vervangen.
Info
Ketting-aandrijfwiel, kettingwiel en ketting moe-
ten altijd samen worden vervangen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 13
97
M01433-10
Versnelling in stationair schakelen.
Aan het onderste deel van de ketting met het aangegeven
gewicht Atrekken.
Voorgeschreven waarde
Gewicht voor meting van de
kettingslijtage
15 kg
De afstand Bvan 18 kettingschakels aan het onderste deel
van de ketting meten.
Info
De ketting slijt niet altijd gelijkmatig. Daarom de
meting op verschillende plekken van de ketting
herhalen.
Maximale afstand Bvan
18 kettingschakels op het
langste stuk van de ketting
272 mm
»Als de afstand Bgroter is dan de aangegeven maat:
Aandrijfset vervangen.
Info
Als een nieuwe ketting wordt gemonteerd,
moeten ook het kettingwiel en het
ketting-aandrijfwiel worden vervangen.
Nieuwe kettingen slijten op een oud, versleten
kettingwiel resp. ketting-aandrijfwiel sneller.
De ketting heeft om veiligheidsredenen geen
sluitschakel.
F01918-10
Afdekking ketting-aandrijfwiel 1controleren op slijtage.
» Wanneer de afdekking van het ketting-aandrijfwiel in het
gemarkeerde bereik Csterk is afgeschuurd:
Afdekking ketting-aandrijfwiel vervangen.
Controleren of de afdekking van het ketting-aandrijfwiel 1
goed vastzit.
» Als de afdekking ketting-aandrijfwiel loszit:
Schroeven van de afdekking ketting-aandrijfwiel vast-
draaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef
afdekking
ketting-
aandrijfwiel
M5 5 Nm
Loctite®243™
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
98
V01265-10
Glijblok op slijtage controleren.
»Wanneer bij het glijblok in het gemarkeerde gebied D
doorlopende slijpsporen van de ketting zichtbaar zijn:
Glijblok vervangen.
» Wanneer het glijblok aan de onderzijde in het gemarkeerde
bereik Esterk is afgeschuurd:
Glijblok vervangen.
Controleren of het glijblok goed vastzit.
» Als het glijblok loszit:
Schroeven van het glijblok vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende
schroeven chassis
M5 5 Nm
Nawerk
Motorfiets van hefbok achter nemen. ( pag. 91)
13.14 Zijbekleding links demonteren
Voorwerk
Buddyseat verwijderen. ( pag. 92)
Bestuurderszadel verwijderen. ( pag. 93)
F03348-10
Hoofdwerk
Linker zijbekleding in de bereiken Aen Buit de rubberen
bussen trekken.
Linker zijbekleding naar de zijkant toe eraf trekken en naar
voren toe verwijderen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 13
99
13.15 Zijbekleding links monteren
F03349-10
Hoofdwerk
Linker zijbekleding met het uitsteeksel 1tegen de bus 2
positioneren en naar achteren schuiven.
De linker zijbekleding grijpt onder het achterdeel in.
Linker zijbekleding in het bereik Ain de rubberen bus 3en
in het bereik Bin de rubberen bus 4duwen.
Nawerk
Bestuurderszadel monteren. ( pag. 93)
Buddyseat monteren. ( pag. 93)
13.16 Zijbekleding rechts demonteren
Voorwerk
Buddyseat verwijderen. ( pag. 92)
Bestuurderszadel verwijderen. ( pag. 93)
F03350-10
Hoofdwerk
Rechter zijbekleding in de bereiken Aen Buit de rubberen
bussen trekken.
Rechter zijbekleding naar de zijkant toe eraf trekken en naar
voren toe verwijderen.
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
100
13.17 Zijbekleding rechts monteren
F03351-10
Hoofdwerk
Rechter zijbekleding met het uitsteeksel 1tegen de bus 2
positioneren en naar achteren schuiven.
De rechter zijbekleding grijpt onder het achterdeel in.
Rechter zijbekleding in het bereik Ain de rubberen bus 3
en in het bereik Bin de rubberen bus 4duwen.
Nawerk
Bestuurderszadel monteren. ( pag. 93)
Buddyseat monteren. ( pag. 93)
13.18 Accuafdekking demonteren
Voorwerk
Buddyseat verwijderen. ( pag. 92)
Bestuurderszadel verwijderen. ( pag. 93)
Z03264-10
Hoofdwerk
Schroeven 1met bussen verwijderen.
Accuafdekking naar boven verwijderen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 13
101
13.19 Accuafdekking monteren
Z03265-10
Hoofdwerk
Accuafdekking met de uitsteeksels 1tegen de bussen 2
positioneren en naar beneden schuiven.
De accuafdekking grijpt links en rechts onder de brand-
stofspoiler in.
Schroeven 3met bussen monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef zadelbevesti-
ging
M6 6 Nm
Nawerk
Bestuurderszadel monteren. ( pag. 93)
Buddyseat monteren. ( pag. 93)
13.20 Brandstoftankspoiler links demonteren
Voorwerk
Buddyseat verwijderen. ( pag. 92)
Bestuurderszadel verwijderen. ( pag. 93)
Zijbekleding links demonteren. ( pag. 98)
Accuafdekking demonteren. ( pag. 100)
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
102
Z03260-10
Hoofdwerk
Schroef 1verwijderen.
Schroeven 2verwijderen.
Z03261-10
Linker brandstoftankspoiler in het bereik Auit de rubberen
bus trekken.
Linker brandstoftankspoiler in het bereik Buit de houder
trekken.
Linker brandstoftankspoiler naar de zijkant toe eraf trekken en
naar voren toe verwijderen.
13.21 Brandstoftankspoiler links monteren
Z03262-10
Hoofdwerk
Linker brandstoftankspoiler met het uitsteeksel 1tegen de
bus 2positioneren en zijdelings naar achteren schuiven.
Linker brandstoftankspoiler in het bereik Ain de houder 3
drukken.
Linker brandstoftankspoiler in het bereik Bin de rubberen
bus 4drukken.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 13
103
Z03263-10
Schroeven 5monteren, maar nog niet vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bekleding M5 3 Nm
Schroef 6monteren, maar nog niet vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef brandstof-
tankspoiler
M6 5 Nm
De voorzijde van de linker brandstoftankspoiler is gelijk-
matig uitgelijnd.
Alle schroeven van de linker brandstoftankspoiler vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bekleding M5 3 Nm
Schroef brandstof-
tankspoiler
M6 5 Nm
Nawerk
Accuafdekking monteren. ( pag. 101)
Zijbekleding links monteren. ( pag. 99)
Bestuurderszadel monteren. ( pag. 93)
Buddyseat monteren. ( pag. 93)
13.22 Brandstoftankspoiler rechts demonteren
Voorwerk
Buddyseat verwijderen. ( pag. 92)
Bestuurderszadel verwijderen. ( pag. 93)
Zijbekleding rechts demonteren. ( pag. 99)
Accuafdekking demonteren. ( pag. 100)
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
104
Z03255-10
Hoofdwerk
Schroef 1verwijderen.
Schroeven 2verwijderen.
Z03256-10
Rechter brandstoftankspoiler in het bereik Auit de rubberen
bus trekken.
Rechter brandstoftankspoiler in het bereik Buit de houder
trekken.
Rechter brandstoftankspoiler naar de zijkant toe eraf trekken
en naar voren toe verwijderen.
13.23 Brandstoftankspoiler rechts monteren
Z03257-10
Hoofdwerk
Rechter brandstoftankspoiler met het uitsteeksel 1tegen de
bus 2positioneren en zijdelings naar achteren schuiven.
Rechter brandstoftankspoiler in het bereik Ain de
houder 3drukken.
Rechter brandstoftankspoiler in het bereik Bin de rubberen
bus 4drukken.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 13
105
Z03255-11
Schroeven 5monteren, maar nog niet vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bekleding M5 3 Nm
Schroef 6monteren, maar nog niet vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef brandstof-
tankspoiler
M6 5 Nm
De voorzijde van de rechter brandstoftankspoiler is gelijk-
matig uitgelijnd.
Alle schroeven van de rechter brandstoftankspoiler vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bekleding M5 3 Nm
Schroef brandstof-
tankspoiler
M6 5 Nm
Nawerk
Accuafdekking monteren. ( pag. 101)
Zijbekleding rechts monteren. ( pag. 100)
Bestuurderszadel monteren. ( pag. 93)
Buddyseat monteren. ( pag. 93)
13.24 Spatbord voor demonteren
F01924-10
Schroeven 1verwijderen.
Schroeven 2verwijderen.
Spatbord naar voren verwijderen.
Info
Op de remkabels en de kabel letten.
13.25 Spatbord voor monteren
F01924-11
Spatbord positioneren.
Info
Op de plaatsing van de remleidingen en de kabel let-
ten.
Schroeven 1monteren, maar nog niet vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef voorvork-
protector
M5x12 5 Nm
Schroeven 2monteren, maar nog niet vastdraaien.
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
106
Voorgeschreven waarde
Schroef voorvork-
protector
M5x17 5 Nm
Het spatbord is gelijkmatig naar voren uitgelijnd.
Alle schroeven van het spatbord vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef voorvork-
protector
M5x12 5 Nm
Schroef voorvork-
protector
M5x17 5 Nm
13.26 Vuilschrapers vorkpoten reinigen
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 91)
Motorfiets met hefbok voor opkrikken. ( pag. 91)
Spatbord voor demonteren. ( pag. 105)
F01925-10
Hoofdwerk
Vuilschrapers 1van beide vorkpoten naar beneden schuiven.
Info
De vuilschrapers schrapen stof en grof vuil van de bin-
nenpoot af. In de loop van de tijd kan er vuil achter te
vuilschrapers terechtkomen. Als deze vervuiling niet
wordt verwijderd, kunnen de daarachter liggende olie-
keerringen gaan lekken.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven
vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreini-
gingsmiddel.
Vuilschrapers en de binnenpoten aan beide vorkpoten reinigen
en smeren met olie.
Universele oliespray ( pag. 170)
Vuilschrapers terugduwen in de inbouwpositie.
Overtollige olie verwijderen.
Nawerk
Spatbord voor monteren. ( pag. 105)
Motorfiets van hefbok voor nemen. ( pag. 92)
Motorfiets van hefbok achter nemen. ( pag. 91)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 13
107
13.27 Windscherm demonteren
Z03266-10
Schroeven 1verwijderen.
Schroeven 2verwijderen en windscherm 3in het
bereik Alosmaken.
13.28 Windscherm monteren
Z03266-11
Windscherm 1in het bereik Abevestigen.
Schroeven 2monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M5 5 Nm
Schroeven 3monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M5 5 Nm
13.29 Motorbescherming demonteren
Z03267-10
Slang 1uit hoekstuk trekken.
Z03268-10
Schroeven 2verwijderen.
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
108
Z03269-10
Schroeven 3verwijderen.
Z03270-10
Motorbescherming 4verwijderen.
Voorgeschreven waarde
Demperpakkingen aan beide zijden uit de uitsparingen trek-
ken.
13.30 Motorbescherming monteren
Z03271-10
Motorbescherming positioneren.
De demperpakkingen Agrijpen aan beide kanten in de
uitsparingen B.
Z03269-11
Schroeven 1monteren, maar nog niet vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef motor-
bescherming
M6x10 10 Nm
Loctite®243™
Z03268-11
Schroeven 2monteren, maar nog niet vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef motorbe-
scherming
M6x8 8 Nm
Alle schroeven van de motorbescherming vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef motor-
bescherming
M6x8 8 Nm
Schroef motor-
bescherming
M6x10 10 Nm
Loctite®243™
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 13
109
Z03267-11
Slang 3op het hoekstuk steken.
14 REMSYSTEEM
110
14.1 Antiblokkeersysteem (ABS)
H03497-10
De ABS-module 1bestaat uit een hydraulische unit,
ABSbesturingsunit en retourpomp en is onder de brandstoftank
gemonteerd. Er bevindt zich een wieltoerentalsensor 2aan het
voor- en achterwiel.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVeranderingen aan het voertuig
beperken de functie van het ABS.
Breng geen wijzigingen aan de veerweg aan.
Gebruik bij het remsysteem uitsluitend door KTM vrij-
gegeven en aanbevolen reserveonderdelen.
Gebruik alleen door KTM vrijgegeven en aanbevolen
banden en wielen met de juiste snelheidsindex.
Neem de aangegeven bandenspanning in acht.
Zorg ervoor dat servicewerkzaamheden en reparaties
vakkundig worden uitgevoerd. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
Het ABS is een veiligheidssysteem, dat het blokkeren van wielen
bij rechtuit rijden en in bochten binnen de grenzen van het moge-
lijke verhindert.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenRijhulpmiddelen kunnen de waar-
schijnlijkheid van een val alleen binnen de fysische moge-
lijkheden verminderen.
Rijsituaties zoals bagage met hoog zwaartepunt,
wisselende straatoppervlakken, steile hellingen of hard
remmen zonder ontkoppelen kunnen niet altijd worden
gecompenseerd.
Pas het rijgedrag aan de toestand van de rijweg en uw
rijvaardigheden aan.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen verkeerd gekozen ABS-modus
bemoeilijkt de controle over het voertuig aanzienlijk.
De ABS-modi zijn telkens slechts voor bepaalde omstan-
digheden geschikt.
Kies altijd een ABS-modus die bij de ondergrond past.
De ABS-regeling is van de rijmodus afhankelijk. Het ABS heeft
twee modi: de ABSmodus Road en de ABSmodus Offroad.
In de rijmodi Street en Rain regelt het ABS beide wielen.
In de rijmodus Offroad vindt aan het achterwiel geen ABS-regeling
plaats.
In het menu Rally (optioneel) kan het ABS worden geconfigureerd.
In de ABS-modus Road regelt het ABS beide wielen.
In de ABSmodus Offroad vindt aan het achterwiel geen
ABS-regeling plaats.
REMSYSTEEM 14
111
Info
De bochtafhankelijke regeling is alleen in de ABS-modus
Road actief.
Het ABS werkt met twee onafhankelijk van elkaar werkende rem-
circuits (voorwiel- en achterwielrem). Als de ABS-besturingsunit
de blokkeerneiging van een wiel herkent, begint het ABS door het
regelen van de remdruk te werken. De regeling is merkbaar aan
een licht pulserende remhendel resp. licht pulserend rempedaal.
Het ABSwaarschuwingslampje 3moet na het inschakelen van
het contact gaan branden en uitgaan wanneer het voertuig begint
te rijden. Als het lampje na het optrekken niet uitgaat of tijdens
het rijden brandt, duidt dit op een fout in het ABS. Het ABS is
dan niet meer actief en de wielen kunnen bij het remmen blok-
keren. Het remsysteem zelf blijft gewoon werken, alleen de ABS-
regeling valt uit.
Het ABSwaarschuwingslampje kan ook gaan branden als, in
extreme rijsituaties het toerental van het voor- en achterwiel
sterk van elkaar afwijkt, bijvoorbeeld bij een wheelie of als het
achterwiel doordraait. Daardoor wordt het ABS uitgeschakeld.
Om het ABS weer te activeren, moet het voertuig worden
gestopt en de ontsteking uitgeschakeld. Als u weer met het
voertuig gaat rijden, wordt ook het ABS weer geactiveerd. Het
ABSwaarschuwingslampje gaat dan uit, als het voertuig begint te
rijden.
14.2 Remschijven controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVersleten remschijven verminderen de remwerking.
Zorg ervoor dat versleten remschijven onmiddellijk worden vervangen. (De geautoriseerde KTM-garage
is u graag van dienst.)
F01998-10
Dikte van de remschijven voor en achter op meerdere plekken
van de remschijf op de maat Acontroleren.
Info
Door slijtage vermindert de dikte van de remschijf in
het bereik van het raakvlak 1van de remplaketten.
Remschijven - slijtagegrens
voor 4,5 mm
achter 4,5 mm
» Als de dikte van de remschijven onder de voorgeschreven
waarde ligt.
Remschijven van voorwielrem vervangen.
Remschijf van achterwielrem vervangen.
Remschijven voor en achter op beschadiging, scheuren en ver-
vorming controleren.
» Als de remschijf beschadigd, gescheurd of vervormd is:
Remschijven van voorwielrem vervangen.
Remschijf van achterwielrem vervangen.
14 REMSYSTEEM
112
14.3 Remvloeistofpeil voorwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de aangegeven markering of de aangegeven waarde daalt, is het remsys-
teem ondicht of zijn de remplaketten versleten.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerouderde of ongeschikte remvloeistof schaadt de werking van het remsysteem.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterwielrem overeenkomstig het serviceschema wordt
ververst. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Controleer of alleen schone, goedgekeurde remvloeistof uit een goed gesloten container wordt
gebruikt. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
F01947-10
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir horizon-
taal zetten.
Remvloeistofpeil van het remvloeistofreservoir 1controleren.
»Als het remvloeistofpeil onder de MIN-markering Ais
gedaald:
Remvloeistof van de voorwielrem bijvullen.
( pag. 112)
14.4 Remvloeistof van de voorwielrem bijvullen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de aangegeven markering of de aangegeven waarde daalt, is het remsys-
teem ondicht of zijn de remplaketten versleten.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof is gevaarlijk voor de gezondheid.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de
ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
REMSYSTEEM 14
113
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerouderde of ongeschikte remvloeistof schaadt de werking van het remsysteem.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterwielrem overeenkomstig het serviceschema wordt
ververst. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Controleer of alleen schone, goedgekeurde remvloeistof uit een goed gesloten container wordt
gebruikt. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
Nooit remvloeistof DOT 5 gebruiken. Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtin-
gen en remkabels zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Ervoor zorgen dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak
aantast.
Uitsluitend schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken.
Voorwerk
Remvoeringen en remvoeringborging van de voorwielrem con-
troleren. ( pag. 114)
G05948-11
Hoofdwerk
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir horizon-
taal zetten.
Schroeven 1verwijderen.
Deksel 2met membraan 3verwijderen.
Remvloeistof tot de markering 4vullen.
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 168)
Deksel 2met membraan 3positioneren.
Schroeven 1monteren en in de volgorde ABCvast-
draaien.
Voorgeschreven waarde
Remvloeistofreservoir-
deksel voor
- 2 Nm
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met
water afspoelen.
14 REMSYSTEEM
114
14.5 Remvoeringen en remvoeringborging van de voorwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVersleten remvoeringen verminderen de remwerking.
Zorg ervoor dat versleten remvoeringen onmiddellijk worden vervangen. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBeschadigde remschijven verminderen de remwerking.
Als de remplaketten te laat worden vervangen, slepen de stalen plakethouders tegen de remschijf. Hier-
door vermindert de remwerking aanmerkelijk en worden de remschijven onherstelbaar beschadigd.
Controleer de remplaketten regelmatig.
F01949-10
Alle remplaketten aan beide remzadels op minimale minimale
voeringdikte Acontroleren.
Minimale voeringdikte A1 mm
» Als de plaket dunner is dan de minimale plaketdikte:
Remplaketten van de voorwielrem vervangen.
Alle remplaketten aan beide remzadels controleren op bescha-
diging en scheuren.
» Als er beschadigingen of scheuren zijn:
Remplaketten van de voorwielrem vervangen.
Borging de remvoeringen controleren.
» Als de remvoeringen niet correct zijn bevestigd:
Remvoeringen borgen, evt. nieuwe onderdelen gebrui-
ken.
14.6 Vrije slag rempedaal controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt bij oververhitting of verkeerde instelling uit.
Als er aan het rempedaal voor de achterwielrem geen vrije slag aanwezig is, bouwt zich in het remsys-
teem druk op de achterwielrem op.
Stel de vrije slag aan de hendel voor het rempedaal op de voorgeschreven wijze in.
Zorg ervoor dat instelwerkzaamheden deskundig worden uitgevoerd. (De geautoriseerde KTM-garage is
u graag van dienst.)
F02000-10
Veer 1losmaken.
Rempedaal tussen eindaanslag en voetremcilinderzuiger heen
en weer bewegen en vrije slag Acontroleren.
Voorgeschreven waarde
Vrije slag rempedaal 3 … 5 mm
» Als de vrije slag niet overeenkomt met de voorgeschreven
waarde:
Uitgangspositie van het rempedaal instellen.
( pag. 69)
Veer 1vasthaken.
REMSYSTEEM 14
115
14.7 Remvloeistofpeil achterwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de MIN-markering daalt, is het remsysteem ondicht of zijn de remplaket-
ten versleten.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerouderde of ongeschikte remvloeistof schaadt de werking van het remsysteem.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterwielrem overeenkomstig het serviceschema wordt
ververst. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Controleer of alleen schone, goedgekeurde remvloeistof uit een goed gesloten container wordt
gebruikt. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
F01950-10
Voertuig rechtop zetten.
Remvloeistofpeil van het remvloeistofreservoir 1controleren.
»Als het vloeistofpeil de MIN-markering Aheeft bereikt:
Remvloeistof van de achterwielrem bijvullen.
( pag. 115)
14.8 Remvloeistof achterwielrem bijvullen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de MIN-markering daalt, is het remsysteem ondicht of zijn de remplaket-
ten versleten.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof is gevaarlijk voor de gezondheid.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de
ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
14 REMSYSTEEM
116
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerouderde of ongeschikte remvloeistof schaadt de werking van het remsysteem.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterwielrem overeenkomstig het serviceschema wordt
ververst. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Controleer of alleen schone, goedgekeurde remvloeistof uit een goed gesloten container wordt
gebruikt. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
Ervoor zorgen dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak
aantast.
Voorwerk
Remvoeringen en remvoeringborging van de achterwielrem
controleren. ( pag. 116)
F01951-10
Hoofdwerk
Voertuig rechtop zetten.
Schroefdop 1met inzetelement en membraan 2verwijde-
ren.
Remvloeistof tot de MAX-markering Abijvullen.
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 168)
Schroefdop 1met inzetelement en membraan 2monteren
en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Remvloeistofreservoir-
deksel achter
- 1,5 Nm
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met
water afspoelen.
14.9 Remvoeringen en remvoeringborging van de achterwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVersleten remvoeringen verminderen de remwerking.
Zorg ervoor dat versleten remvoeringen onmiddellijk worden vervangen. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBeschadigde remschijven verminderen de remwerking.
Als de remplaketten te laat worden vervangen, slepen de stalen plakethouders tegen de remschijf. Hier-
door vermindert de remwerking aanmerkelijk en worden de remschijven onherstelbaar beschadigd.
Controleer de remplaketten regelmatig.
REMSYSTEEM 14
117
F01952-10
Remvoeringen op minimale voeringdikte Acontroleren.
Minimale voeringdikte A1 mm
» Als de voeringdikte dunner is dan de minimale voering-
dikte:
Remplaketten van de achterwielrem vervangen.
Remvoeringen controleren op beschadiging en scheuren.
» Als er beschadigingen of scheuren zijn:
Remplaketten van de achterwielrem vervangen.
Borging de remvoeringen controleren.
» Als de remvoeringen niet correct zijn bevestigd:
Remvoeringen borgen, evt. nieuwe onderdelen gebrui-
ken.
15 WIELEN, BANDEN
118
15.1 Voorwiel demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 91)
Motorfiets met hefbok voor opkrikken. ( pag. 91)
F01961-10
Hoofdwerk
Schroef 1verwijderen en wieltoerentalsensor 2uit de
boring trekken.
Schroeven 3en 4verwijderen.
Remplaketten terug op de remschijf duwen door het linker en
rechter remzadel licht naar de zijkant te kantelen. Linker en
rechter remzadel voorzichtig naar achteren van de remschijf
trekken en opzij hangen.
Info
Remhendel bij verwijderde remzadels niet bedienen.
F01963-10
Schroef 5enkele slagen losdraaien.
Schroeven 6losdraaien.
Op de schroef 5drukken om de steekas uit de asopname te
schuiven.
Schroef 5verwijderen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBeschadigde remschijven ver-
minderen de remwerking.
Leg het wiel altijd zodanig neer dat de remschijven
niet worden beschadigd.
Voorwiel vasthouden en steekas eruit trekken. Voorwiel uit de
voorvork nemen.
F01964-10
Afstandsbussen 7verwijderen.
WIELEN, BANDEN 15
119
15.2 Voorwiel monteren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
F01964-11
Wiellager controleren op beschadiging en slijtage.
» Als het wiellager beschadigd of versleten is:
Wiellager voor vervangen.
Radiale keerringen 1en loopvlakken Avan de afstandsbus-
sen reinigen en invetten.
Duurzaam vet ( pag. 170)
F01965-10
Smalle afstandsbus 2in looprichting rechts plaatsen.
Brede afstandsbus 3in looprichting links plaatsen.
Info
De pijl Bgeeft de looprichting van het voorwiel aan.
Het wieltoerentalsensor-wiel bevindt zich in de loop-
richting links.
F01966-10
Schroef 4en steekas reinigen.
Steekas licht invetten.
Duurzaam vet ( pag. 170)
Voorwiel in voorvork tillen, positioneren en steekas erin zetten.
Schroef 4monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef steekas
voor
M25x1,5 45 Nm
Schroefdraad ingevet
15 WIELEN, BANDEN
120
Tip
Een van de schroeven van asopname tijdelijk vast-
draaien zodat de as niet meedraait.
De schroef van asopname voor het inveren weer losma-
ken zodat de vorkpoten kunnen worden uitgelijnd.
F01962-10
Beide remzadels positioneren.
De remplaketten zijn correct gepositioneerd.
Schroeven 5aan beide kanten monteren, maar nog niet vast-
draaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remza-
del voor
M10x1,25 45 Nm
Loctite®243™
Remhendel meerdere keren bedienen tot de remplaketten
tegen de remschijf liggen en er een drukpunt aanwezig is.
Remhendel ingedrukt vastzetten.
Remzadels worden uitgelijnd.
Schroeven 5aan beide kanten vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remza-
del voor
M10x1,25 45 Nm
Loctite®243™
Wieltoerentalsensor 6in de boring positioneren.
Schroef 7monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef wieltoeren-
talsensor voor
M6 6 Nm
Vastzetting van de remhendel verwijderen.
Motorfiets van hefbok voor nemen. ( pag. 92)
Motorfiets van hefbok achter nemen. ( pag. 91)
F01963-11
Voorwielrem bedienen en voorvork enkele keren krachtig inve-
ren.
De vorkpoten worden uitgelijnd.
Schroeven 8vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef asopname M8 15 Nm
15.3 Achterwiel demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 91)
WIELEN, BANDEN 15
121
F01953-10
Hoofdwerk
Remzadel met de hand naar de remschijf duwen om de rem-
zuiger naar achteren te drukken.
Schroef 1verwijderen en wieltoerentalsensor 2uit de
boring trekken.
Moer 3verwijderen. Kettingspanner 4verwijderen.
Steekas 5slechts zo ver eruit trekken, dat het achterwiel
naar voren kan worden geschoven.
F01954-10
Achterwiel zo ver mogelijk naar voren schuiven. Ketting van
kettingwiel nemen en op de kettingsteun 6leggen.
Info
Componenten door afdekken tegen beschadiging
beschermen.
Achterwiel vasthouden en steekas verwijderen.
Achterwiel naar achter trekken tot de remzadelhouder vrij tus-
sen remschijf en velg hangt.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBeschadigde remschijven ver-
minderen de remwerking.
Leg het wiel altijd zodanig neer dat de remschijf
niet wordt beschadigd.
Achterwiel uit de achterbrug nemen.
Info
Rempedaal niet indrukken als het achterwiel is gede-
monteerd.
15 WIELEN, BANDEN
122
15.4 Achterwiel monteren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenNa montage van het achterwiel remt de achterwielrem eerst niet.
Bedien de voetrem meerdere keren voor begin van de rit tot een vast drukpunt voelbaar is.
Hoofdwerk
Demperpakkingen van de achterwielnaaf controleren.
( pag. 123)
F02059-10
Wiellager controleren op beschadiging en slijtage.
» Als het wiellager beschadigd of versleten is:
Wiellager achter vervangen.
Afstandsbus verwijderen.
Radiale asafdichtingsring 1en loopvlak Avan de afstands-
bus reinigen en invetten.
Duurzaam vet ( pag. 170)
Afstandsbus erin zetten.
Schroefdraad van de steekas en moer reinigen en invetten.
Duurzaam vet ( pag. 170)
Steekas reinigen en licht invetten.
Duurzaam vet ( pag. 170)
Aangrijppunten van remzadelhouder en achterbrug reinigen.
F02060-10
Steunlagers van de remzadelhouder Ben achterbrug laten
ingrijpen.
Achterwiel in de achterbrug tillen, positioneren en steekas erin
steken.
Remplaketten zijn correct gepositioneerd.
Ketting op het kettingwiel leggen.
Kettingspanner 2positioneren. Moer 3monteren, maar
nog niet vastdraaien.
Info
Kettingspanner links en rechts in dezelfde positie mon-
teren.
Controleren of de kettingspanner 2tegen de stelschroeven
liggen. Moer 3vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
De markeringen op de kettingspanners moeten links en
rechts in dezelfde positie ten opzichte van de referentiemar-
keringen Cstaan. Zo is het achterwiel correct uitgelijnd.
WIELEN, BANDEN 15
123
Moer steekas
achter
M25x1,5 90 Nm
Schroefdraad en
contactvlak van de
steekas ingevet
Wieltoerentalsensor 4in de boring positioneren.
Schroef 5monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef wieltoeren-
talsensor achter
M6 6 Nm
Rempedaal meerdere keren bedienen tot de remplaketten
tegen de remschijf liggen en er een drukpunt aanwezig is.
Nawerk
Kettingspanning controleren. ( pag. 95)
Motorfiets van hefbok achter nemen. ( pag. 91)
15.5 Demperpakkingen van de achterwielnaaf controleren
Info
De kracht van de motor wordt door het kettingwiel via 6 demperpakkingen overgebracht op het achterwiel.
Deze slijten tijdens het rijden. Als de demperpakkingen niet op tijd worden vervangen, worden de ketting-
wielhouder en de achterwielnaaf beschadigd.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 91)
Achterwiel demonteren. ( pag. 120)
F01967-10
Hoofdwerk
Lager 1controleren.
» Als het lager beschadigd of versleten is:
Lager van de kettingwieldrager vervangen.
Demperpakkingen 2van de achterwielnaaf controleren op
beschadiging en slijtage.
» Als de demperpakkingen van de achterwielnaaf beschadigd
of versleten zijn:
Alle demperpakkingen van de achterwielnaaf vervan-
gen.
F01968-10
Achterwiel met het kettingwiel omhoog op een werkbank leg-
gen en de steekas in de wielnaaf steken.
Om de speling Ate controleren, het achterwiel vasthouden
en proberen het kettingwiel met de hand te draaien.
Info
De speling wordt gemeten aan de buitenkant van het
kettingwiel.
Speling demperpakkingen
achterwiel
5 mm
»Als de speling Agroter is dan de voorgeschreven waarde:
Alle demperpakkingen van de achterwielnaaf vervan-
gen.
15 WIELEN, BANDEN
124
Nawerk
Achterwiel monteren. ( pag. 122)
Kettingspanning controleren. ( pag. 95)
Motorfiets van hefbok achter nemen. ( pag. 91)
15.6 Bandentoestand controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenAls een band tijdens de rit lek raakt, wordt het voertuig oncontroleerbaar.
Zorg ervoor dat beschadigde of versleten banden onmiddellijk worden vervangen. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor vallenVerschillende profielen van voor- en achterwiel beïnvloeden het rijgedrag.
Verschillende profielen kunnen de controle over het voertuig aanzienlijk moeilijker maken.
Zorg ervoor dat voor- en achterwiel steeds van banden met hetzelfde profiel zijn voorzien.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenNiet-vrijgegeven of aanbevolen banden en wielen bemoeilijken het rijgedrag.
Gebruik alleen door KTM vrijgegeven en aanbevolen banden en wielen met de juiste snelheidsindex.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenNieuwe banden hebben minder grip.
Bij nieuwe banden is het loopvlak nog niet opgeruwd.
Rijd nieuwe banden in met een rustige rijstijl en vergroot de hellingshoek van de motorfiets geleide-
lijk.
Inrijdafstand 200 km
Info
Het type, de toestand en de spanning van de banden zijn van invloed op het rem- en rijgedrag van het
voertuig.
Versleten banden hebben vooral bij natte ondergrond een slechte invloed op het rijgedrag.
400602-10
Voor- en achterbanden controleren op insnijdingen, voorwerpen
die tijdens het rijden in de band zijn gaan zitten en beschadi-
gingen.
» Als er insnijdingen of beschadigingen zijn of als er voorwer-
pen tijdens het rijden in de band zijn gaan zitten:
Banden vervangen.
Profieldiepte controleren.
Info
Neem de minimale profieldiepte volgens de nationale
wetgeving in acht.
Minimale profieldiepte 2 mm
» Als de profieldiepte lager is dan de minimale waarde:
Banden vervangen.
WIELEN, BANDEN 15
125
H01144-10
Leeftijd van de banden controleren.
Info
De productiedatum van de banden staat meestal op het
opschrift van de banden en wordt met de laatste vier
cijfers van de DOT aanduiding gekenmerkt. De eerste
twee cijfers wijzen op de week van de productie en de
laatste twee cijfers op het productiejaar.
KTM adviseert uiterlijk na vijf jaar de banden te vervan-
gen, onafhankelijk van de daadwerkelijke slijtage.
» Als de band ouder is dan vijf jaar:
Banden vervangen.
15.7 Bandenspanning controleren
Info
Te lage bandenspanning leidt tot buitengewone slijtage en oververhitting van de band.
Een goede bandenspanning garandeert een optimaal rijcomfort en een maximale levensduur van de band.
400695-01
Beschermkap verwijderen.
Bandenspanning controleren als de banden koud zijn.
Bandenspanning solo / met passagier
voor 2,4 bar
achter 2,4 bar
Bandenspanning volledige belasting
voor 2,6 bar
achter 2,9 bar
» Als de bandenspanning niet met de voorgeschreven waarde
overeenkomt:
Bandenspanning corrigeren.
Beschermkap monteren.
15.8 Spaakspanning controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerkeerd gespannen spaken beïnvloeden het rijgedrag nadelig en leiden tot
gevolgschade.
Als de spaken te vast zijn gespannen, barsten de spaken door overbelasting. Als de spaken te los zijn
gespannen, ontstaat een zij- of hoogteslag in het wiel. Hierdoor komen andere spaken ook los te zitten.
Controleer de spaakspanning regelmatig, in het bijzonder bij een nieuw voertuig. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
15 WIELEN, BANDEN
126
400694-01
Kort met het handvat van een schroevendraaier op elke spaak
slaan.
Info
De toonfrequentie is afhankelijk van de spaaklengte en
van de spaakdiameter.
Wanneer er verschillende toonfrequenties hoorbaar zijn
bij spaken met gelijke lengte en dikte, duidt dat op ver-
schillende spaakspanningen.
De toon moet helder zijn.
» Wanneer de spaakspanning verschillend is:
Spaakspanning corrigeren.
15.9 Bandensysteem zonder binnenbanden
F01999-10
Dit voertuig maakt gebruik van een bandensysteem zonder binnen-
banden waarbij de velgafdichtrubber 1de conventionele binnen-
band vervangt.
De voordelen van een systeem zonder binnenbanden is dat er geen
risico bestaat op een defecte binnenband. Daarmee is ook het
risico op een plotseling spanningsverlies sterk verminderd.
De massatraagheidsmomenten zijn kleiner dan bij conventionele
spaakwielen met binnenband. Dat resulteert in een verbetering van
de hanteerbaarheid en het comfort.
Het spaakwiel is door de stijve velgconstructie vrijwel onderhouds-
vrij.
KTM adviseert om de velgafdichtrubber ten laatste na 5 jaar te
vervangen, ongeacht de daadwerkelijke slijtage.
15.10 Gebruik van bandenreparatiespray
H03319-01
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOnjuist gebruik van bandenrepara-
tiespray leidt tot drukverlies bij de gerepareerde band.
Niet elke beschadiging kan met bandenreparatiespray
worden gerepareerd.
Lees de aanwijzingen en richtlijnen van de fabrikant
van de bandenreparatiespray.
Rijd langzaam en voorzichtig wanneer u een band met
bandenreparatiespray hebt gerepareerd.
Rijd hoogstens naar de dichtstbijzijnde garage en laat
de band vervangen.
Een reparatie met bandenreparatiespray mag alleen in noodgeval-
len worden uitgevoerd.
WIELEN, BANDEN 15
127
Het wordt aanbevolen om het defecte voertuig naar de dichtstbij-
zijnde werkplaats te vervoeren in plaats van het te repareren.
(Optie: met TPMS)
Aanwijzing
Materiële schadeBandenreparatiespray beschadigt de band-
spanningssensor.
Houd er rekening mee dat de bandspanningssensor moge-
lijk moet worden vervangen na het gebruik van de banden-
reparatiespray.
16 ELEKTRONICA
128
16.1 dagrijlicht (DRL)
F01982-10
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDagrijlicht is bij slecht zicht geen
vervanging voor dimlicht.
Bij zeer slecht zicht door mist, sneeuw of regen kan de
automatische omschakeling tussen dagrijlicht en dimlicht
slechts beperkt ter beschikking staan.
Steeds controleren of de juiste verlichting is geselec-
teerd.
Dagrijlicht voor het rijden of bij stilstand via het menu
uitschakelen, zodat het dimlicht permanent is inge-
schakeld.
Controleer of het dagrijlicht met de diagnosetool wordt
gedeactiveerd, als het menupunt niet beschikbaar
is, maar dimlicht vereist is. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
Houdt u zich aan de wettelijke vereisten voor het dag-
rijlicht.
Het dagrijlicht (DRL) is geïntegreerd in de koplamp.
Het dagrijlicht (DRL) mag alleen bij goed zicht worden ingescha-
keld.
Het dagrijlicht (DRL) wordt in het gecombineerde instrument geac-
tiveerd.
De omgevingssensor in het gecombineerde instrument zorgt voor
de regeling. Als er goede zichtverhoudingen zijn, wordt het dim-
licht uitgeschakeld en het dagrijlicht ingeschakeld.
Info
Het zijlicht 1brandt bij elk verlichtingstype.
16.2 12V-accu demonteren
Waarschuwing
Gevaar voor letselAccuzuur en accugassen kunnen ernstige brandwonden veroorzaken.
Bewaar 12V-accu’s buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Vermijd contact met accuzuur en accugassen.
Vonken of open vuur uit de buurt van de 12V-accu houden.
Laad 12V-accu’s uitsluitend op in goed geventileerde ruimtes.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens 15 minuten met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als accuzuur of
accugas in de ogen is gekomen.
Voorzichtig
Gevaar voor ongevallenElektrische componenten en veiligheidsvoorzieningen raken bij lege of ontbre-
kende 12V-accu beschadigd.
Bij ontladen of defecte 12V-accu kunnen vooral bij het starten storingen in de voertuigelektronica optre-
den.
Motorfiets nooit met een lege 12V-accu of zonder 12V-accu gebruiken.
ELEKTRONICA 16
129
Voorwerk
Buddyseat verwijderen. ( pag. 92)
Bestuurderszadel verwijderen. ( pag. 93)
Accuafdekking demonteren. ( pag. 100)
F03299-10
Hoofdwerk
Diagnosestekker 1uit de houder trekken en opzij hangen.
Schroef 2verwijderen.
Accuhouderbeugel 3achter optillen en naar boven toe ver-
wijderen.
F03302-10
Minkabel 4van de 12V-accu loskoppelen.
Pluspoolafdekking 5verwijderen.
Pluskabel 6van de 12V-accu loskoppelen.
12V-accu naar boven toe uit het accuvak verwijderen.
16 ELEKTRONICA
130
16.3 12V-accu monteren
Waarschuwing
Gevaar voor letselAccuzuur en accugassen kunnen ernstige brandwonden veroorzaken.
Bewaar 12V-accu’s buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Vermijd contact met accuzuur en accugassen.
Vonken of open vuur uit de buurt van de 12V-accu houden.
Laad 12V-accu’s uitsluitend op in goed geventileerde ruimtes.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens 15 minuten met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als accuzuur of
accugas in de ogen is gekomen.
Voorzichtig
Gevaar voor ongevallenElektrische componenten en veiligheidsvoorzieningen raken bij lege of ontbre-
kende 12V-accu beschadigd.
Bij ontladen of defecte 12V-accu kunnen vooral bij het starten storingen in de voertuigelektronica optre-
den.
Motorfiets nooit met een lege 12V-accu of zonder 12V-accu gebruiken.
F03303-10
Hoofdwerk
12Vaccu in het accuvak plaatsen.
12V-accu (HTZ12A-BS) ( pag. 160)
De accupolen wijzen tegen de rijrichting in.
Pluskabel 1met de 12V-accu verbinden.
Voorgeschreven waarde
Schroef accupool M6 4,5 Nm
Pluspoolafdekking 2monteren.
Minkabel 3met de 12V-accu verbinden.
Voorgeschreven waarde
Schroef accupool M6 4,5 Nm
ELEKTRONICA 16
131
F03301-10
Accuhouderbeugel 4links en rechts in de uitsteeksels haken
en achter naar beneden drukken.
Schroef 5monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef accuhouder-
beugel
M6 4,5 Nm
Diagnosestekker 6in de houder positioneren.
Nawerk
Accuafdekking monteren. ( pag. 101)
Bestuurderszadel monteren. ( pag. 93)
Buddyseat monteren. ( pag. 93)
Tijd en datum instellen.
16.4 12V-accu laden
Waarschuwing
Gevaar voor letselAccuzuur en accugassen kunnen ernstige brandwonden veroorzaken.
Bewaar 12V-accu’s buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Vermijd contact met accuzuur en accugassen.
Vonken of open vuur uit de buurt van de 12V-accu houden.
Laad 12V-accu’s uitsluitend op in goed geventileerde ruimtes.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens 15 minuten met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als accuzuur of
accugas in de ogen is gekomen.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieu12V-accu’s bevatten voor het milieu schadelijke stoffen.
Gooi 12V-accu’s niet bij het huishoudelijk afval.
Geef 12V-accu’s af bij een verzamelpunt voor oude accu’s.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
16 ELEKTRONICA
132
Info
Ook als de 12V-accu niet wordt belast, verliest hij dagelijks aan lading.
De laadtoestand en de wijze van laden zijn erg belangrijk voor de levensduur van de 12V-accu.
Snel laden met een hogere laadstroom heeft een negatief effect op de levensduur.
Als de laadstroom, laadspanning en laadtijd worden overschreden, ontsnapt er elektrolyt via de veiligheids-
kleppen. Daardoor verliest de 12V-accu aan capaciteit.
Als de 12V-accu leeg is gestart, moet hij meteen weer worden opgeladen.
Bij langere stilstand in lege toestand treden er diepteontlading en sulfatie op, waardoor de 12V-accu wordt
vernield.
De 12V-accu is onderhoudsvrij. Het zuurniveau hoeft niet te worden gecontroleerd.
Voorwerk
Buddyseat verwijderen. ( pag. 92)
Bestuurderszadel verwijderen. ( pag. 93)
Accuafdekking demonteren. ( pag. 100)
F03300-10
Hoofdwerk
Minkabel 1van de 12V-accu loskoppelen om schade aan de
boordelektronica te voorkomen.
Pluspoolafdekking 2verwijderen.
F03612-01
Acculader met 12V-accu verbinden. Acculader met de netaan-
sluiting verbinden.
Acculader (58429074200)
Met deze acculader is het overladen van de 12V-accu onmoge-
lijk.
Deze acculader is niet geschikt voor lithium-ionen-accu’s.
Info
12V-accu laden met maximaal 10% van de capaciteit
die op het accuhuis is aangegeven.
Acculader na het laden van de netaansluiting en van de 12V-
accu loskoppelen.
Voorgeschreven waarde
Laadstroom, laadspanning en laadtijd mogen niet worden
overschreden.
12V-accu regelmatig bijla-
den als de motorfiets niet
wordt gebruikt
3 maanden
ELEKTRONICA 16
133
F03300-10
Pluspoolafdekking 2monteren.
Minkabel 1met de 12V-accu verbinden.
Voorgeschreven waarde
Schroef accupool M6 4,5 Nm
Nawerk
Accuafdekking monteren. ( pag. 101)
Bestuurderszadel monteren. ( pag. 93)
Buddyseat monteren. ( pag. 93)
Tijd en datum instellen.
16.5 Hoofdzekering vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor brandVerkeerde zekeringen overbelasten de elektrische installatie.
Gebruik alleen zekeringen met de voorgeschreven ampère-waarde.
Overbrug of repareer geen zekeringen.
Info
Met de hoofdzekering worden alle elektrische verbruikers van het voertuig gezekerd. De hoofdzekering
bevindt zich onder de buddyseat.
Voorwerk
Buddyseat verwijderen. ( pag. 92)
F01989-10
Hoofdwerk
Beschermkap 1verwijderen.
F01990-10
Defecte hoofdzekering 2verwijderen.
Info
Een defecte zekering heeft een gebroken
smeltdraad A.
In het startrelais bevindt zich een reservezekering 3.
Nieuwe hoofdzekering plaatsen.
Zekering (58011109130) ( pag. 160)
16 ELEKTRONICA
134
Tip
Nieuwe reservezekering in het startrelais plaatsen,
zodat u er een bij u hebt als het nodig is.
F01989-10
Beschermkap 1monteren.
Nawerk
Bestuurderszadel monteren. ( pag. 93)
Buddyseat monteren. ( pag. 93)
Tijd en datum instellen.
16.6 ABSzekeringen vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor brandVerkeerde zekeringen overbelasten de elektrische installatie.
Gebruik alleen zekeringen met de voorgeschreven ampère-waarde.
Overbrug of repareer geen zekeringen.
Info
Twee zekeringen voor het ABS bevinden zich onder de buddyseat. Met deze twee zekeringen zijn
de retourpomp en de hydraulische unit van het ABS afgezekerd. De derde zekering, waarmee de
ABS-besturingsunit is afgezekerd bevindt zich in het zekeringenblok.
Voorwerk
Buddyseat verwijderen. ( pag. 92)
Bestuurderszadel verwijderen. ( pag. 93)
F03304-10
Zekering hydraulische ABS-unit vervangen:
Beschermkap verwijderen en zekering 1verwijderen.
Info
Een defecte zekering heeft een gebroken smelt-
draad A.
Voldoende sterke reservezekering plaatsen.
Zekering (75011088010) ( pag. 160)
Tip
Nieuwe reservezekering 2in het zekeringenblok
plaatsen, zodat u er een bij u heeft als het nodig is.
Beschermkap monteren.
ELEKTRONICA 16
135
F03304-11
Zekering ABS-retourpomp vervangen:
Beschermkap verwijderen en zekering 3verwijderen.
Info
Een defecte zekering heeft een gebroken smelt-
draad A.
Voldoende sterke reservezekering plaatsen.
Zekering (75011088025) ( pag. 160)
Tip
Nieuwe reservezekering 4in het zekeringenblok
plaatsen, zodat u er een bij u heeft als het nodig is.
Beschermkap monteren.
Nawerk
Bestuurderszadel monteren. ( pag. 93)
Buddyseat monteren. ( pag. 93)
16.7 Zekeringen van de afzonderlijke elektrische verbruikers vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor brandVerkeerde zekeringen overbelasten de elektrische installatie.
Gebruik alleen zekeringen met de voorgeschreven ampère-waarde.
Overbrug of repareer geen zekeringen.
Info
Het zekeringenblok met de zekeringen van de afzonderlijke elektrische verbruikers bevindt zich onder het
zadel.
Voorwerk
Buddyseat verwijderen. ( pag. 92)
Bestuurderszadel verwijderen. ( pag. 93)
F03305-10
Hoofdwerk
Zekeringenblokdeksel 1openen.
16 ELEKTRONICA
136
F03306-10
Defecte zekering verwijderen.
Voorgeschreven waarde
Zekering 1- 10 A - ontsteking, alarminstallatie (optioneel)
Zekering 2- 10 A - contact, motorbesturingsunit, elektroni-
sche brandstofinspuiting, brandstofdampbeperkingssysteem,
lambdasonde, wegrijblokkering
Zekering 3- 10 A - brandstofpomp
Zekering 4- 15 A - radiateurventilator
Zekering 5- 10 A - claxon, gecombineerd instrument, rem-
licht
Zekering 6- 10 A - groot licht, dimlicht, zijlicht, achterlicht,
nummerplaatverlichting
Zekering 7- 10 A - ACC1
Zekering 8- 15 A - ACC2, HCU (optioneel)
Zekering 9- 10 A - ABS-besturingsunit, diagnosestekker,
5Dsensor, TPMS (functie optioneel)
Zekering 10 - 10 A - lichtbesturingsapparaat
Zekering SPARE - 10 A - reservezekeringen
Zekering SPARE - 15 A - reservezekeringen
Info
Een defecte zekering heeft een gebroken
smeltdraad A.
Voldoende sterke reservezekering plaatsen.
Zekering (75011088010) ( pag. 160)
Zekering (75011088015) ( pag. 160)
Tip
Nieuwe reservezekering in het zekeringenblok plaatsen,
zodat u er een bij u hebt als het nodig is.
Functie van de elektrische verbruikers controleren.
Zekeringenblokdeksel sluiten.
Nawerk
Bestuurderszadel monteren. ( pag. 93)
Buddyseat monteren. ( pag. 93)
16.8 Koplampinstelling controleren
400726-10
Voertuig op een horizontale ondergrond voor een lichte muur
zetten en in de hoogte van het midden van de koplamp een
markering aanbrengen.
Nog een markering aanbrengen op een afstand Bonder de
eerste markering.
Voorgeschreven waarde
Afstand B5 cm
Voertuig op een afstand Aloodrecht voor de muur zetten en
het dimlicht inschakelen.
ELEKTRONICA 16
137
Voorgeschreven waarde
Afstand A5 m
Nu gaat de bestuurder, eventueel met bagage en passagier op
de motorfiets zitten.
Koplampinstelling controleren.
De grens tussen licht en donker moet bij een gebruiksklare
motorfiets met bestuurder, eventueel met bagage en passa-
gier, precies op de onderste markering liggen.
» Als deze grens tussen licht en donker niet overeenkomt
met de voorgeschreven waarde:
Lichtbundelbreedte van de koplamp instellen.
( pag. 137)
16.9 Lichtbundelbreedte van de koplamp instellen
Voorwerk
Koplampinstelling controleren. ( pag. 136)
G05949-12
Hoofdwerk
Met de stelschroef Ade lichtbundelbreedte van de koplamp
instellen.
Info
Draaien met de klok mee verkleint de
lichtbundelbreedte, draaien tegen de klok in vergroot
de lichtbundelbreedte.
Bij extra belading kan er een correctie van de lichtbun-
delbreedte van de koplamp nodig zijn.
400726-11
Koplamp op markering Binstellen.
Voorgeschreven waarde
De grens tussen licht en donker moet bij een gebruiksklare
motorfiets met bestuurder, eventueel met bagage en passa-
gier, precies op de onderste markering Bliggen.
16.10 Diagnosestekker
F01981-10
De diagnosestekker 1bevindt zich onder de accuafdekking.
16 ELEKTRONICA
138
16.11 ACC1 en ACC2 vooraan
I00285-10
Inbouwlocatie
De voedingsspanningen ACC1 1en ACC2 2vooraan bevin-
den zich in de rechter maskerdrager.
Info
De voedingsspanningen ACC1 en ACC2 aan voorzijde zijn
achter de afdekking van de rechter maskerdrager bereik-
baar.
16.12 ACC1 en ACC2 achterzijde
F01980-10
Inbouwlocatie
De voedingsspanningen ACC1 1en ACC2 2achter bevin-
den zich onder de buddyseat.
KOELSYSTEEM 17
139
17.1 Koelsysteem
F01970-10
Door de waterpomp 1in de motor vindt er een gedwongen circu-
latie van het koelmiddel plaats.
De druk die bij verwarming in het koelsysteem ontstaat wordt gere-
geld door een klep in de radiateurdop 2. Door de uitzetting door
warmte stroomt het overtollige koelmiddel naar het compensatie-
reservoir 3. Als de temperatuur daalt wordt dit koelmiddel weer
teruggezogen in het koelsysteem. Daardoor is de aangegeven koel-
middeltemperatuur toegestaan zonder dat er met functiestoringen
rekening moet worden gehouden.
115 °C
F01969-10
Koeling vindt plaats door de rijwind en twee radiateurventila-
tors 4die bij hoge temperatuur wordt ingeschakeld.
Hoe lager de snelheid, hoe lager de koelwerking. Ook vervuilde
koelribben verlagen de koelwerking.
17.2 Koelmiddelpeil in het compensatiereservoir controleren
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets heet en staat onder druk.
Open noch de radiateur, de radiateurkoelslangen noch andere componenten van het koelsysteem, als
de motor of het koelsysteem bedrijfswarm zijn.
Laat het koelsysteem en de motor afkoelen, alvorens de koeler, de koelerslangen of andere componen-
ten van het koelsysteem te openen.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is gevaarlijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koel-
vloeistof in de ogen is gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
Voorwaarden
Motor is koud.
Radiateur is volledig gevuld.
Motorfiets op een horizontale ondergrond zetten.
17 KOELSYSTEEM
140
Z03272-10
Koelmiddelpeil in het compensatiereservoir controleren.
Het koelmiddelpeil moet tussen MIN en MAX liggen.
» Als zich geen koelmiddel in het compensatiereservoir
bevindt:
Koelsysteem controleren op lekkage.
Info
Niet met de motorfiets rijden!
Koelsysteem vullen/ontluchten.
» Als het koelmiddelpeil in het compensatiereservoir niet
overeenkomt met de voorgeschreven waarde, maar nog niet
leeg is:
Koelmiddelpeil in compensatiereservoir corrigeren.
( pag. 140)
17.3 Koelmiddelpeil in compensatiereservoir corrigeren
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets heet en staat onder druk.
Open noch de radiateur, de radiateurkoelslangen noch andere componenten van het koelsysteem, als
de motor of het koelsysteem bedrijfswarm zijn.
Laat het koelsysteem en de motor afkoelen, alvorens de koeler, de koelerslangen of andere componen-
ten van het koelsysteem te openen.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is gevaarlijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koel-
vloeistof in de ogen is gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
Voorwaarden
Motor is koud.
Radiateur is volledig gevuld.
Voorwerk
Koelmiddelpeil in het compensatiereservoir controleren.
( pag. 139)
KOELSYSTEEM 17
141
Z03273-10
Hoofdwerk
Deksel 1van het compensatiereservoir verwijderen.
Z03272-10
Koelmiddel bijvullen tot het koelmiddelpeil overeenkomt met
de voorgeschreven waarde.
Voorgeschreven waarde
Het koelmiddelpeil moet tussen MIN en MAX liggen.
Koelmiddel ( pag. 168)
Deksel 1van het compensatiereservoir monteren.
Voorgeschreven waarde
Compensatiereservoir-
deksel
- 1,1 Nm
18 MOTOR AFSTELLEN
142
18.1 Ride Mode
I00212-01
Mogelijke toestanden
Street Gehomologeerd vermogen met evenwichtige respons,
de motorfietstractiecontrole laat een normale slip aan het
achterwiel toe.
Rain Gereduceerd gehomologeerd vermogen voor betere rij-
baarheid, de motorfietstractiecontrole laat een geringe slip
aan het achterwiel toe.
Offroad Gereduceerd gehomologeerd vermogen voor betere
rijbaarheid, de motorfietstractiecontrole laat een verhoogde
slip aan het achterwiel toe. Het ABS van het achterwiel is
gedeactiveerd.
Rally (optioneel) Instelling met gehomologeerd vermogen
en uiterst directe respons. De motorfietstractiecontrole, het
ABS van het achterwiel en de karakteristiek van de gasres-
pons kunnen individueel worden ingesteld.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen verkeerd gekozen rijmodus
bemoeilijkt de controle over het voertuig aanzienlijk.
De rijmodi zijn telkens slechts voor bepaalde omstandig-
heden geschikt.
Selecteer steeds een rijmodus die past bij de onder-
grond, het weer en de rijsituatie.
In het gecombineerde instrument kunnen via het
submenu Ride Mode verschillende afstellingen voor het voertuig
worden gekozen. Er zijn Street,Rain,Offroad en Rally (optioneel).
De als laatste gekozen rijmodus wordt op het display weergegeven.
De rijmodus kan ook tijdens het rijden met gesloten gashendel
worden gewisseld.
18.2 Motorfietstractiecontrole (Bochten-MTC)
I00214-01
De motorfietstractiecontrole (MTC) verlaagt het motorkoppel bij
tractieverlies aan het achterwiel. Afhankelijk van de rijmodus
( pag. 142) wordt bij geactiveerde tractiecontrole verschillend
veel slip toegestaan.
Info
Als de motorfietstractiecontrole uitgeschakeld is, kan het
achterwiel bij sterke acceleratie of op oppervlakken met
slechte grip doordraaien gevaar voor vallen.
Na het inschakelen van het contact is de motorfietstractie-
controle weer actief.
In het gecombineerde instrument kan via het submenu MTC de
motorfietstractiecontrole worden in- of uitgeschakeld.
Info
Als de motorfietstractiecontrole regelt, knippert het
TCcontrolelampje .
Als de motorfietstractiecontrole is uitgeschakeld, brandt
het TCcontrolelampje .
MOTOR AFSTELLEN 18
143
18.3 Slipaanpassing (optioneel)
402790-01
De slipaanpassing is een functie van de motorfietstractiecontrole.
Met de slipaanpassing kan de motorfiets-tractiecontrole in negen
niveaus op de gewenste karakteristiek worden afgesteld.
Bij niveau 1 is de meeste slip aan het achterwiel mogelijk, bij
niveau 9 de minste slip.
De slipaanpassing kan tijdens het rijden bij gesloten menu met de
UP- of DOWNknop worden ingesteld.
Info
De slipaanpassing is alleen beschikbaar in de rijmodus
Rally (optioneel).
18.4 Throttle Response (optioneel)
I00219-01
Mogelijke toestanden
Street Uitgebalanceerde respons.
Rally Uiterst directe respons
Offroad Zeer directe respons.
In het gecombineerde instrument kan via het
submenu Throttle response de karakteristiek van de gasrespons
worden aangepast.
Throttle response kan ook tijdens het rijden met gesloten gashendel
worden ingesteld.
Info
Throttle response is alleen in de rijmodus Rally (optioneel)
beschikbaar.
19 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR
144
19.1 Motoroliepeil controleren
Info
Het motoroliepeil moet worden gecontroleerd bij een warme motor.
F01973-10
Motorfiets rechtop zetten op een horizontaal oppervlak.
Motoroliepeil controleren.
Info
Na het afzetten van de motor eerst een minuut wachten
en dan pas controleren.
De motorolie moet tussen markering Aen markering B
van het kijkglas staan.
»Als het motoroliepeil onder de markering Bligt:
Motorolie bijvullen. ( pag. 146)
»Als het motoroliepeil boven de markering Aligt:
motoroliepeil corrigeren.
19.2 Motorolie verversen, oliefilter vervangen en oliezeven reinigen
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenMotor- en cardanolie wordt tijdens bedrijf van de motorfiets heet.
Draag geschikte beschermende kleding en een veiligheidshandschoenen.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
De motorolie bij een warme motor aftappen.
Voorwerk
Motorbescherming demonteren. ( pag. 107)
H01066-10
Hoofdwerk
Motorfiets op een horizontale ondergrond op de zijstandaard
zetten.
Geschikt reservoir onder de motor plaatsen.
Olievulschroef 1met keerring verwijderen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 19
145
F01974-10
Olieaftapschroeven 2met magneten, keerringen en oliezeven
verwijderen.
F01975-10
Schroeven 3verwijderen. Oliefilterdeksel 4met keerring
verwijderen.
Oliefilter 5uit het oliefilterhuis trekken.
Seegerringtang (51012011000)
Motorolie volledig laten uitlopen.
Onderdelen en afdichtvlakken grondig reinigen.
F01976-10
Nieuw oliefilter 5plaatsen.
Info
Het oliefilter alleen met de hand plaatsen.
Nieuwe keerring van het oliefilterdeksel oliën. Oliefilterdek-
sel 4positioneren.
Schroeven 3monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef oliefilterdop M5 6 Nm
V01238-10
Magneten Aen oliezeven Bvan de olieaftapschroeven gron-
dig reinigen.
F01974-10
Olieaftapschroeven 2met magneten en nieuwe afdichtringen
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Sluitschroef oliezeef M20x1,5 20 Nm
Motorolie bij koppelingsdeksel bijvullen.
Motorolie 2,9 l Motorolie
(SAE 10W/50)
( pag. 168)
19 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR
146
H01066-10
Olievulschroef 1met keerring monteren en vastdraaien.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en
kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg heb-
ben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor
voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de
motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Motor starten en controleren op lekkage.
Nawerk
Motoroliepeil controleren. ( pag. 144)
Motorbescherming monteren. ( pag. 108)
19.3 Motorolie bijvullen
Info
Te weinig motorolie of olie van onvoldoende kwaliteit leidt tot voortijdige slijtage van de motor.
H01066-10
Hoofdwerk
Olievulschroef 1met keerring verwijderen.
Motorolie tot midden van kijkglas bijvullen.
Motorolie (SAE 10W/50) ( pag. 168)
Info
Voor een optimale prestatie van de motorolie wordt aan-
geraden geen verschillende motoroliesoorten te men-
gen.
KTM adviseert de motorolie te verversen als dat nodig
is.
Olievulschroef 1met keerring monteren en vastdraaien.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en
kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg heb-
ben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor
voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de
motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Motor starten en controleren op lekkage.
Nawerk
Motoroliepeil controleren. ( pag. 144)
SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 19
147
19.4 Vrije slag aan de koppelingshendel controleren
Aanwijzing
Beschadiging koppelingAls de koppelingshendel geen vrije slag heeft, begint de koppeling te verschuiven.
Controleer vóór elk gebruik van de motorfiets de vrije slag van de koppelingshendel.
Stel de vrije slag van de koppelingshendel indien nodig volgens de voorschriften in.
I00286-12
Controleren of de koppelingshendel soepel beweegt.
Stuur in de rechtuitstand zetten.
Koppelingshendel tot voelbare weerstand trekken en de vrije
slag Abepalen.
Vrije slag Aaan de koppe-
lingshendel
5 mm
» Als de vrije slag aan de koppelingshendel niet met de voor-
geschreven waarde overeenkomt:
Vrije slag aan de koppelingshendel instellen.
( pag. 147)
Stuur over het gehele stuurbereik heen en weer bewegen.
De vrije slag aan de koppelingshendel mag zich niet wijzi-
gen.
» Als de vrije slag aan de koppelingshendel verandert:
Traject van de koppelingskabel controleren.
19.5 Vrije slag aan de koppelingshendel instellen
F01978-10
Stuur in de rechtuitstand zetten.
Contramoer 1losdraaien.
Vrije slag Amet de stelschroef 2instellen.
Voorgeschreven waarde
Vrije slag Aaan de koppe-
lingshendel
5 mm
Contramoer 1vastdraaien.
20 REINIGING, ONDERHOUD
148
20.1 Motorfiets reinigen
Aanwijzing
MateriaalschadeDoor verkeerd gebruik van een hogedrukreiniger worden componenten beschadigd of onbruik-
baar.
Het water dringt door de hoge druk in de elektrische componenten, stekkers, bowdenkabels, lagers etc.
Te hoge druk veroorzaakt storingen en maakt componenten onbruikbaar.
Richt de waterstraal niet direct op elektrische componenten, stekkers, bowenkabels of lagers.
Een minimale afstand tussen de sproeier van de hogedrukreiniger en de component aanhouden.
Minimale afstand 60 cm
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
Reinig de motorfiets regelmatig, zo blijven de waarde en het uiterlijk gedurende langere tijd behouden.
Directe zonnestralen op de motorfiets tijdens het reinigen vermijden.
401061-01
Uitlaatsysteem afsluiten om het indringen van water te voorko-
men.
Grove vervuiling eerst met een zachte waterstraal verwijderen.
Sterk vervuilde plekken met een normale, in de handel
verkrijgbare motorfietsreiniger inspuiten en met een penseel
bewerken.
Motorfietsreiniger ( pag. 170)
Info
Warm water met een in de handel verkrijgbare motor-
fietsreiniger en een zachte spons gebruiken.
Motorfietsreiniger nooit op het droge voertuig aanbren-
gen, altijd eerst met water afspoelen.
Als u met het voertuig door strooizout bent gereden,
moet hij in koud water worden gereinigd. Warm water
versterkt de zoutwerking.
Nadat de motorfiets grondig met een zachte waterstraal is
afgespoeld moet hij goed worden gedroogd.
Afsluiting van het uitlaatsysteem verwijderen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVocht en vuil beïnvloeden het
remsysteem nadelig.
Rem meerdere keren voorzichtig om de remplaket-
ten en remschijven te drogen en vuil te verwijde-
ren.
Na de reiniging een kort stuk rijden, totdat de motor de rijtem-
peratuur heeft bereikt.
REINIGING, ONDERHOUD 20
149
Info
Door de warmte verdampt het water ook op de niet toe-
gankelijke plaatsen van de motor en het remsysteem.
Na het afkoelen van de motorfiets alle glij- en lagerpunten
smeren.
Ketting reinigen. ( pag. 94)
Blank metalen onderdelen (met uitzondering van de remschij-
ven en het uitlaatsysteem) met antiroestmiddel behandelen.
Conserveringsmiddel voor lakken, metaal en rubber
( pag. 170)
Gelakte onderdelen behandelen met een onderhoudsmiddel
voor lakken.
Glansspray voor lak, kunststof en chroom ( pag. 170)
Info
In de leveringstoestand matte kunststofonderdelen
niet polijsten, omdat de materiaalkwaliteit anders sterk
beperkt wordt.
Kunststofonderdelen en geëloxeerde onderdelen behandelen
met een mild reinigings- en verzorgingsmiddel.
Speciale reiniger voor glanzende en matte lakken, metaal-
en kunststofvlakken ( pag. 170)
Contact- en stuurslot, slot van de benzinetank en slot van de
zitbank oliën.
Universele oliespray ( pag. 170)
20.2 Controle en onderhoud voor rijden in de winter
Info
Als de motorfiets ook in de winter wordt gebruikt, moet er rekening worden gehouden met strooizout op de
wegen. Daarom moeten er voorzorgsmaatregelen worden genomen tegen het agressieve strooizout.
Na het rijden op met zout bestrooide wegen moet het voertuig grondig met koud water worden gereinigd en
goed worden gedroogd. Warm water versterkt de zoutwerking.
401060-01
Motorfiets reinigen. ( pag. 148)
Remsysteem reinigen.
Info
Na IEDERE rit op wegen met strooizout de remzadels en
remplaketten, in afgekoelde en gemonteerde toestand,
grondig met koud water reinigen en goed laten drogen.
Na het rijden op met zout bestrooide wegen moet de
motorfiets grondig met koud water worden gereinigd en
goed worden gedroogd.
Motor, achterbrug en alle overige blanke of verzinkte onderde-
len (m.u.v. de remschijven) worden behandeld met een anti-
roestmiddel op wasbasis.
20 REINIGING, ONDERHOUD
150
Info
Er mag geen antiroestmiddel op de remschijven
terechtkomen omdat daardoor de remwerking sterk
wordt verminderd.
Ketting reinigen. ( pag. 94)
LAGERING 21
151
21.1 Stalling
Info
Als u de motorfiets voor langere tijd niet wilt gebruiken, moet u volgende maatregelen nemen of laten
nemen.
Controleer voordat u de motorfiets gaat stallen eerst of alle onderdelen goed werken en niet zijn versleten.
Als er servicewerkzaamheden, reparaties of wijzigingen nodig zijn, kunt u dat het beste doen tijdens de
overwintering (minder drukte bij de werkplaatsen). Zo voorkomt u lange wachttijden bij aanvang van het
seizoen.
401058-01
Bij het laatste tanken voor het stallen van de motorfiets,
brandstofadditief bijmengen.
Brandstofadditief ( pag. 170)
Brandstof tanken. ( pag. 84)
Tip
De brandstoftank zoals voorgeschreven vullen en daar-
bij brandstof met een laag ethanolgehalte gebruiken.
Motorfiets reinigen. ( pag. 148)
Motorolie verversen, oliefilter vervangen en oliezeven reini-
gen. ( pag. 144)
Koelmiddelpeil en antivries controleren.
Bandenspanning controleren. ( pag. 125)
12V-accu demonteren. ( pag. 128)
Voorgeschreven waarde
Opslagtemperatuur van de
12V-accu zonder blootstel-
ling aan directe zonnestralen
0 … 35 °C
12V-accu laden. ( pag. 131)
Voertuig stallen op een droge plaats en niet blootstellen aan
grote temperatuurschommelingen.
De motorfiets afdekken met een luchtdoorlatend dekzeil of een
deken.
Info
In geen geval mogen hiervoor luchtdichte materialen
worden gebruikt, omdat er dan geen vocht kan ontsnap-
pen en er roest ontstaat.
Het is zeer slecht de motor van een gestalde motorfiets
voor korte tijd te laten draaien. Aangezien de motor
daarbij niet voldoende warm wordt, condenseert de
waterdamp die bij de verbranding ontstaat en dit leidt
ertoe dat de ventielen en uitlaatsysteem gaan roesten.
21 LAGERING
152
21.2 Inbedrijfstelling na stalling
401059-01
Motorfiets van hefbok voor nemen. ( pag. 92)
Motorfiets van hefbok achter nemen. ( pag. 91)
12V-accu monteren. ( pag. 130)
Tijd en datum instellen.
Controle en onderhoud voor iedere inbedrijfstelling uitvoeren.
( pag. 75)
Een proefrit maken.
OPSPOREN VAN FOUTEN 22
153
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
Motor draait bij het indrukken
van de startknop niet door
Bedieningsfouten Werkstappen voor het starten uitvoe-
ren. ( pag. 75)
12V-accu ontladen 12V-accu laden. ( pag. 131)
Ruststroom controleren.
Zekering 1,2of 3doorgesmol-
ten
Zekeringen van de afzonderlijke
elektrische verbruikers vervangen.
( pag. 135)
Hoofdzekering doorgesmolten Hoofdzekering vervangen.
( pag. 133)
Kabel van de combinatiescha-
kelaar beschadigd
Kabel van de combinatieschakelaar op
beschadiging controleren.
Geen massaverbinding aan de
startmotor voorhanden
Massaverbinding controleren.
Motor draait alleen door als de
koppelingshendel is getrokken
Er is een versnelling gescha-
keld
Versnelling in stationair schakelen.
Er is een versnelling gescha-
keld en de zijstandaard is uit-
geklapt
Versnelling in stationair schakelen.
Motor draait door, maar springt
niet aan
Bedieningsfouten Werkstappen voor het starten uitvoe-
ren. ( pag. 75)
Onvoldoende brandstof Brandstof tanken. ( pag. 84)
Zekering 3gesmolten Zekeringen van de afzonderlijke
elektrische verbruikers vervangen.
( pag. 135)
Snelsluitkoppeling niet in
elkaar gestoken
Snelsluitkoppeling in elkaar steken.
Brandstofkranen van de brand-
stoftankverbinding gesloten
Brandstofkranen van de brandstoftank-
verbinding openen.
Fout in elektronische brand-
stofinspuiting
Foutengeheugen met
KTMdiagnosetool uitlezen.
Bij starten gashendel bediend Tijdens het starten GEEN gas geven.
Werkstappen voor het starten uitvoe-
ren. ( pag. 75)
Motor heeft te weinig vermogen Luchtfilter sterk vervuild Luchtfilter demonteren.
Luchtfilter monteren.
Brandstofzeef sterk vervuild Brandstofzeef vervangen.
Brandstoffilter sterk vervuild Brandstofdruk controleren.
Fout in elektronische brand-
stofinspuiting
Foutengeheugen met
KTMdiagnosetool uitlezen.
Motor wordt overmatig heet Te weinig koelmiddel in koel-
systeem
Koelsysteem controleren op lekkage.
Koelmiddelpeil in het compensatiere-
servoir controleren. ( pag. 139)
Radiateurlamellen sterk ver-
vuild
Radiateurlamellen reinigen.
Schuimvorming in het koelsys-
teem
Koelmiddel aftappen.
Koelsysteem vullen/ontluchten.
Geknikte of beschadigde radia-
teurslang
Radiateurslang vervangen.
Thermostaat defect Thermostaat controleren.
22 OPSPOREN VAN FOUTEN
154
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
Motor wordt overmatig heet Zekering 4gesmolten Zekeringen van de afzonderlijke
elektrische verbruikers vervangen.
( pag. 135)
Defect aan het ventilatiesys-
teem van radiateur
Radiateurventilator controleren.
Controlelampje storing brandt
resp. knippert
Fout in elektronische brand-
stofinspuiting
Foutengeheugen met
KTMdiagnosetool uitlezen.
NControlelampje stationair
brandt niet wanneer de versnel-
ling in stationair staat
Versnellingsherkenningssensor
niet geprogrammeerd
Foutengeheugen met
KTMdiagnosetool uitlezen.
Motor slaat tijdens het rijden af Onvoldoende brandstof Brandstof tanken. ( pag. 84)
Zekering 1,2of 3doorgesmol-
ten
Zekeringen van de afzonderlijke
elektrische verbruikers vervangen.
( pag. 135)
ABS-waarschuwingslampje
brandt
ABS-zekering doorgesmolten ABSzekeringen vervangen.
( pag. 134)
Wieltoerental van voor- en ach-
terwiel wijkt sterk af
Stoppen, ontsteking uitschakelen,
opnieuw starten.
Wieltoerentalsensor-wiel verbo-
gen of beschadigd
Wieltoerentalsensor-wiel controleren op
beschadiging.
Wieltoerentalsensor beschadigd Wieltoerentalsensor controleren op
beschadiging.
Fout in ABS ABS-foutgeheugen uitlezen met KTM-
diagnosetool.
Hoog olieverbruik Slang van de motorontluchting
geknikt
Ontluchtingsslang zonder knikken leg-
gen en indien nodig vervangen.
Motoroliepeil te hoog Motoroliepeil controleren.
( pag. 144)
Vloeibaarheid motorolie te dun
(viscositeit)
Motorolie verversen, oliefilter
vervangen en oliezeven reinigen.
( pag. 144)
Koplamp en zijlicht werken niet Zekering 6gesmolten Zekeringen van de afzonderlijke
elektrische verbruikers vervangen.
( pag. 135)
Richtingaanwijzer, remlicht en
claxon werken niet
Zekering 5gesmolten Zekeringen van de afzonderlijke
elektrische verbruikers vervangen.
( pag. 135)
Tijd wordt niet meer of niet cor-
rect weergegeven
Zekering 1gesmolten Zekeringen van de afzonderlijke
elektrische verbruikers vervangen.
( pag. 135)
12V-accu ontladen Ontsteking bij het uitzetten van
het voertuig niet uitgeschakeld
12V-accu laden. ( pag. 131)
12V-accu wordt niet opgeladen
door de dynamo
Laadspanning controleren.
Er wordt niets weergegeven op
het display van gecombineerd
instrument
Zekering 1of 2doorgesmolten Zekeringen van de afzonderlijke
elektrische verbruikers vervangen.
( pag. 135)
Tijd en datum instellen.
TECHNISCHE GEGEVENS 23
155
23.1 Motor
Bouwwijze 2-cilinder 4-takt lijnmotor, gekoeld met vloeistof
Cilinderinhoud 889 cm³
Slag 68,8 mm
Boring 90,7 mm
Compressieverhouding 13,5:1
Distributie DOHC, 4 nokvolgerkleppen per cilinder aangestuurd
door nokvolger, aandrijving door ketting
Klepdiameter inlaat 37 mm
Klepdiameter uitlaat 30 mm
Klepspeling koud
Inlaat bij: 20 °C 0,10 … 0,15 mm
Uitlaat bij: 20 °C 0,15 … 0,20 mm
Krukaslagers Glijlagers
Drijfstanglager Glijlagers
Zuigers Lichtmetaal gesmeed
Zuigerringen 1 compressiering, 1 zuigerring, 1 oliering met spiraal
Motorsmering Drukcirculatiesmering met 2 trochoïde pompen
Primaire overbrenging 39:75
Koppeling Antihopping-koppeling in oliebad / mechanisch
bediend
Versnelling 6 versnellingen met klauwschakeling
Overbrengingsverhouding
1e versnelling 13:37
2e versnelling 17:34
3e versnelling 20:31
4e versnelling 22:28
5e versnelling 24:26
6e versnelling 23:22
Mengselsamenstelling Elektronische brandstofinspuiting
Ontstekingssysteem Contactvrij aangestuurd volledig elektronisch ontste-
kingssysteem met digitale ontstekingsvertraging
Dynamo 14 V, 406 W
Bougie NGK LMAR9AI10
Elektrodenafstand bougie 1,0 mm
Radiateur Vloeistofkoeling permanente circulatie koelmiddel
door waterpomp
Stationair toerental 1.600 ± 50 1/min
Starthulp Startmotor
23 TECHNISCHE GEGEVENS
156
23.2 Aanhaalmomenten motor
Schroef ontluchtingspijp EJOTALtracs®M6x12 8 Nm
Loctite®243™
Sluitschroef aftapboring water-
pomp
EJOTALtracs®Plus 60x14 8 Nm
Loctite®243™
Slangklem aanzuigflens M4 2,5 Nm
Olievernevelaar voor zuigerkoeling M5 2 Nm
Olievernevelaars in de cilinderkop M5 2 Nm
Overige schroeven motor M5 6 Nm
Schroef achterbrughoeksensor M5 6 Nm
Loctite®243™
Schroef axiale zekering nokvolger M5 6 Nm
Loctite®243™
Schroef bevestiging balansas M5 5 Nm
Loctite®243™
Schroef drukplaat M5 3 Nm
Loctite®243™
Schroef houderplaat schakelwals M5 6 Nm
Loctite®243™
Schroef krukas-toerentalsensor M5 6 Nm
Loctite®243™
Schroef oliefilterdop M5 6 Nm
Schroef schakelassensor M5 6 Nm
Loctite®243™
Schroef thermostaathuis M5 6 Nm
Loctite®243™
Schroef versnellingsherkennings-
sensor
M5 5 Nm
Loctite®243™
Sproeier motorontluchting M5 2 Nm
Moer kabel startmotor M6 5 Nm
Overige schroeven motor M6 10 Nm
Schroef bobine M6 8 Nm
Schroef cilinderkop M6 10 Nm
Schroef distributiekettingschacht M6 10 Nm
Schroef dynamodeksel M6x30 10 Nm
Schroef dynamodeksel M6x35 10 Nm
Schroef geleiderail boven M6 8 Nm
Loctite®243™
Schroef houderplaat koppelingska-
bel
M6 10 Nm
Loctite®243™
Schroef houderplaat schakelas M6 10 Nm
Loctite®243™
Schroef klepdop M6 10 Nm
Schroef koppelingsdeksel M6 10 Nm
Schroef koppelingsdrukkap M6 8 Nm
Schroef lagersteun aandrijfas M6 10 Nm
Loctite®243™
TECHNISCHE GEGEVENS 23
157
Schroef motorhuis M6x30 12 Nm
Schroef motorhuis M6x60 12 Nm
Schroef nokkenas-lagerbrug M6 10 Nm
Schroef oliebak M6x30 10 Nm
Schroef oliebak M6x35 10 Nm
Schroef oliepompdeksel M6 10 Nm
Loctite®243™
Schroef oliepompunit M6 10 Nm
Schroef olie-water-warmtewisselaar M6 10 Nm
Loctite®243™
Schroef ontkoppelingshendel M6 10 Nm
Loctite®243™
Schroef startmotor M6 10 Nm
Schroef stator M6 10 Nm
Loctite®243™
Schroef stator M6 10 Nm
Schroef vastzethendel M6 10 Nm
Loctite®243™
Schroef versnellingshendel M6 14 Nm
Loctite®243™
Schroef versnellingsvastzetting M6 10 Nm
Loctite®243™
Schroef vrijlooptandwiel M6 14 Nm
Loctite®243™
Schroef waterpompdeksel M6 10 Nm
Loctite®243™
Schroef waterpompwiel M6 10 Nm
Loctite®243™
Moer uitlaatflens M8 15 Nm
Koperpasta
Olievernevelaar voor koppelings-
smering
M8 5 Nm
Loctite®243™
Overige schroeven motor M8 20 Nm
Schroef klopsensor M8 20 Nm
Schroef motorhuis M8x45 25 Nm
Schroefcontactvlak ingevet
Schroef motorhuis M8x55 25 Nm
Schroefcontactvlak ingevet
Schroef motorhuis M8x65 25 Nm
Schroefcontactvlak ingevet
Schroef motorhuis M8x90 25 Nm
Schroefcontactvlak ingevet
Schroef motorhuis met ring M8x65 25 Nm
Schroef motorhuis met ring M8x90 25 Nm
Schroef oliepomptussenwiel M8 15 Nm
Loctite®243™
Schroef spanrail M8 15 Nm
Loctite®243™
Sluitschroef blokkeerschroef M8 15 Nm
23 TECHNISCHE GEGEVENS
158
Tapeind uitlaatflens M8 15 Nm
Loctite®243™
Schroef drijfstanglager M8x0,75 1e niveau
5 Nm
2e niveau
20 Nm
3e niveau
90°
Schroefcontactvlak en schroefdraad
ingevet
Bougie M10 11 Nm
Oliedrukschakelaar M10x1 10 Nm
Schroef ontgrendeling voor distri-
butiekettingspanner
M10x1 8 Nm
Sluitschroef lagerbrug M10x1 12 Nm
Loctite®243™
Sluitschroef nokvolgeras M10x1 8 Nm
Koelmiddeltemperatuursensor M10x1,25 10 Nm
Schroef cilinderkop M10x1,25 Draaivolgorde:
Aanhaalvolgorde in acht nemen.
1e niveau
5 Nm
2e niveau
15 Nm
3e niveau
90°
4e niveau
90°
Schroefcontactvlak ingevet /
schroefdraad ingevet
Schroef rotor M12x1,5 90 Nm
Schroefdraad ingevet
Sluitschroef olieafvoer cilinderkop M12x1,5 15 Nm
Sluitschroef koelwatermantel M16x1,5 20 Nm
Loctite®243™
Moer koppelingsmeenemer M20x1,5 135 Nm
Sluitschroef oliezeef M20x1,5 20 Nm
Sluitschroef dynamodeksel M24 8 Nm
Sluitschroef distributiekettingspan-
ner
M24x1,5 25 Nm
23.3 Vulhoeveelheden
23.3.1 Motorolie
Motorolie 2,9 l Motorolie (SAE 10W/50)
( pag. 168)
23.3.2 Koelmiddel
Koelmiddel 1,60 l Koelmiddel ( pag. 168)
TECHNISCHE GEGEVENS 23
159
23.3.3 Brandstof
A00420-10
Op markering op EU-brandstofpompen letten.
Brandstoftankvolume totaal ca. 19,5 l Brandstof super loodvrij (ROZ 95)
( pag. 168)
Brandstofreserve ca. 3 l
23.4 Chassis
Frame Buisframe van chroommolybdeen staalbuizen, geë-
loxeerd
Voorvork WP APEX OC
Schokdemper WP APEX 5446
Veerweg
voor 195 mm
achter 195 mm
Remsysteem
voor Dubbele schijfrem met radiaal geschroefde remzadels
met vier zuigers, remschijven vlottend gelagerd
achter Eenschijfsrem met 2-zuigerremklauwen, remschijf met
zwemmende lagers
Remschijven - diameter
voor 320 mm
achter 260 mm
Remschijven - slijtagegrens
voor 4,5 mm
achter 4,5 mm
Bandenspanning solo / met passagier
voor 2,4 bar
achter 2,4 bar
Bandenspanning volledige belasting
voor 2,6 bar
achter 2,9 bar
Secundaire overbrenging 16:45
Info
Wijzigingen van de overbrengingsverhouding
zijn niet toegestaan en kunnen tot fouten lei-
den.
Ketting 5/8 x 1/4” (520) Xring
23 TECHNISCHE GEGEVENS
160
Balhoofdhoek 64,1°
Wielstand 1.509 mm
Zithoogte onbelast
onderste positie 830 mm
bovenste positie 850 mm
Afstand van bodem, onbelast 224 mm
Gewicht zonder brandstof ca. 200 kg
Hoogst toegestane asbelasting voor 175 kg
Maximaal toegestane asbelasting achter 275 kg
Maximaal toegestaan totaalgewicht 450 kg
23.5 Elektronica
12V-accu HTZ12A-BS Accuspanning: 12 V
Nominale capaciteit: 10 Ah
onderhoudsvrij
Zekering 75011088010 10 A
Zekering 75011088015 15 A
Zekering 75011088025 25 A
Zekering 58011109130 30 A
Dimlicht/groot licht Led
Dagrijlicht/zijlicht Led
Verlichting gecombineerd instrument en controlelamp-
jes
Led
Richtingaanwijzer Led
Rem-/achterlicht Led
Nummerplaatverlichting LED
23.6 Banden
Band voor Band achter
90/90 - 21 M/C 54V M+S TL
Pirelli Scorpion Rally STR
150/70 R 18 M/C 70V M+S TL
Pirelli Scorpion Rally STR
De aangegeven banden zijn één van de mogelijke standaardbanden. Contacteer over mogelijke alternatieve
fabrikanten een erkende dealer of een gekwalificeerde bandenhandelaar. De van toepassing zijnde plaatselijke
goedkeuringsvoorschriften en de respectieve technische specificaties moeten in acht worden genomen. Meer
informatie vindt u in het servicegedeelte onder:
KTM.COM
23.7 Voorvork
Artikelnummer voorvork A610C129W201102
Voorvork WP APEX OC
Ingaande demping
Standaard 15 klikken
Uitgaande demping
Standaard 15 klikken
Veerlengte met voorspanbus(sen) 493,5 mm
TECHNISCHE GEGEVENS 23
161
Veerconstante
Gemiddeld (standaard) 6,5 N/mm
Voorvorklengte 855 mm
Vorkpootolie per vorkpoot 460 ± 5 ml Voorvorkolie (SAE 5) ( pag. 169)
23.8 Schokdemper
Artikelnummer schokdemper 0637C429U313000
Schokdemper WP APEX 5446
Uitgaande demping
Comfort 20 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 7 klikken
Volledige nuttige last 2 klikken
Veervoorspanning - Preload-Adjuster
Comfort 3 omw
Standaard 3 omw
Sport 3 omw
Volledige nuttige last 10 omw
Inbouwlengte 364 mm
Veerlengte 188 mm
Veerconstante
Gemiddeld (standaard) 115 N/mm
Gasdruk 20 bar
Stootdemperolie Stootdemperolie (SAE 2,5)
(50180751S1) ( pag. 169)
23.9 Aanhaalmomenten chassis
Compensatiereservoir-deksel - 1,1 Nm
Moer klep ISO 10V2 12 Nm
Loctite®2701™
Remvloeistofreservoir-deksel achter - 1,5 Nm
Remvloeistofreservoir-deksel voor - 2 Nm
Resterende schroeven chassis EJOTPT®K45x12 1 Nm
Resterende schroeven chassis EJOTPT®K50x12 1 Nm
Resterende schroeven chassis EJOTPT®K50x14 1 Nm
Resterende schroeven chassis EJOTPT®K50x16 2 Nm
Resterende schroeven chassis EJOTPT®K50x18 2 Nm
Schroef achterlicht EJOT DELTA PT®45x12Z 1,5 Nm
Schroef binnenbekleding aan radi-
ateur
EJOT PT®K50x18 4,5 Nm
Slangklem smoorklep - 2,8 Nm
Stopcontact voor elektrisch toebe-
horen
- 4 Nm
Resterende moeren chassis M4 3 Nm
Resterende schroeven chassis M4 3 Nm
23 TECHNISCHE GEGEVENS
162
Schroef vaste handgreep links M4 3 Nm
Resterende moeren chassis M5 5 Nm
Resterende schroeven chassis M5 5 Nm
Schroef afdekking
ketting-aandrijfwiel
M5 5 Nm
Loctite®243™
Schroef bekleding M5 3 Nm
Schroef brandstoftankinzetstuk M5 3 Nm
Schroef brandstoftanksensor M5 3 Nm
Schroef combinatieschakelaar
links
M5 2 Nm
Schroef combinatieschakelaar
rechts
M5 5 Nm
Schroef gashendel M5 3,5 Nm
Schroef gecombineerd instrument M5 1 Nm
Schroef hitteplaat M5 5 Nm
Loctite®243™
Schroef instrumentenhouder aan
lampenkaphouder achter
M5 5 Nm
Schroef instrumentenhouder aan
maskerdrager voor
M5 5 Nm
Schroef koplampdrager-afdekking M5 3,5 Nm
Schroef koplampkap M5 3,5 Nm
Schroef lampenkaphouder M5 5 Nm
Schroef lampenkaphouder-deksel M5 3,5 Nm
Schroef luchtfilterbak M5 3 Nm
Schroef nummerplaathouder M5 5 Nm
Loctite®243™
Schroef onderste deel achterkant M5 3 Nm
Schroef remkabelhouder aan voor-
vork
M5 1 Nm
Schroef rempedaalvlak M5 10 Nm
Loctite®243™
Schroef remvloeistofreservoir van
achterwielrem
M5 5 Nm
Loctite®243™
Schroef spatbescherming M5 2,8 Nm
Schroef spatbord M5 3 Nm
Schroef voorvork-protector M5x12 5 Nm
Schroef voorvork-protector M5x17 5 Nm
Schroef zijstandaardsensor M5 2 Nm
Loctite®243™
Spaaknippels M5 6 Nm
Moer drukstang rempedaal M6 6 Nm
Moer instelling rempedaal M6 6 Nm
Moer remhendel M6 Aanhaalmoment op moer toepassen.
10 Nm
Moer schakelstang M6 6 Nm
Moer schakelstang M6LH 6 Nm
Resterende moeren chassis M6 10 Nm
TECHNISCHE GEGEVENS 23
163
Resterende schroeven chassis M6 10 Nm
Schroef 6-Dsensor M6 5 Nm
Schroef ABS-module M6 8 Nm
Schroef accuhouderbeugel M6 4,5 Nm
Schroef accupool M6 4,5 Nm
Schroef actievekoolfilter aan hou-
derplaat
M6 8 Nm
Schroef bevestiging accuafdekking M6 5 Nm
Schroef bevestiging brandstoftank-
spoiler
M6 4 Nm
Schroef brandstofkraan M6 6 Nm
Schroef brandstofpomp M6 6 Nm
Schroef brandstoftankbekleding M6x12 8 Nm
Schroef brandstoftankbekleding M6x22 8 Nm
Schroef contactslot (één keer te
gebruiken)
M6 Tot het afscheuren van de kop aan-
draaien.
Loctite®243™
Schroef handremarmatuur M6 5 Nm
Schroef houderplaat motorbescher-
ming
M6 10 Nm
Loctite®243™
Schroef kabel aan startmotor M6 5 Nm
Schroef kabel aan startrelais M6 4,5 Nm
Schroef klem brandstoftank M6 3 Nm
Schroef koelerhouder onder M6 5 Nm
Schroef kogelscharnier drukstang
op remcilinder
M6 6 Nm
Loctite®243™
Schroef koppelingsarmatuur M6 5 Nm
Schroef lampenkaphouder aan bal-
hoofd
M6 10 Nm
Loctite®243™
Schroef magneethouder aan zij-
standaard
M6 2 Nm
Loctite®243™
Schroef maskerdrager aan frame M6 10 Nm
Loctite®243™
Schroef massaleiding aan frame M6 6 Nm
Schroef massaleiding aan startmo-
tor
M6 10 Nm
Schroef motorbescherming M6x8 8 Nm
Schroef motorbescherming M6x10 10 Nm
Loctite®243™
Schroef remcilinder van het ach-
terste remsysteem
M6 10 Nm
Loctite®243™
Schroef remschijf achter M6 14 Nm
Loctite®243™
Schroef remschijf voor M6 14 Nm
Loctite®243™
Schroef schakelaskering aan scha-
kelas
M6 10 Nm
Loctite®243™
23 TECHNISCHE GEGEVENS
164
Schroef schakelstang M6 10 Nm
Loctite®243™
Schroef spanningsregelaar M6 6 Nm
Schroef traverse in de achterkant M6x13 10 Nm
Loctite®243™
Schroef traverse in de achterkant M6x12 6 Nm
Loctite®243™
Schroef uitlaatklem einddemper M6 8 Nm
Schroef uitlaatklem voordemper M6 8 Nm
Koperpasta
Schroef versterking voor
maskerdrager-middendeel
M6 3 Nm
Loctite®243™
Schroef voetsteunhouder achter M6 9 Nm
Loctite®243™
Schroef wieltoerentalsensor achter M6 6 Nm
Schroef wieltoerentalsensor voor M6 6 Nm
Schroef zadelbevestiging M6 6 Nm
Schroef zadelslot M6 10 Nm
Loctite®243™
Schroefverbinding brandstoftank-
bekleding
M6 8 Nm
Schroefverbinding handbescher-
ming
M6 6 Nm
Borgbout voor remplaketten M8 10 Nm
Bout remzadel achter M8 22 Nm
Loctite®243™
Moer kettingwielschroef M8 35 Nm
Loctite®2701™
Resterende moeren chassis M8 25 Nm
Resterende schroeven chassis M8 25 Nm
Schroef asopname M8 15 Nm
Schroef bout terugzettijd rempe-
daal
M8 12 Nm
Loctite®2701™
Schroef bovenste kroonplaat M8 15 Nm
Schroef console M8 25 Nm
Loctite®243™
Schroef einddemperbevestiging M8 15 Nm
Schroef frame motorbescherming M8 25 Nm
Loctite®243™
Schroef greep M8 25 Nm
Loctite®243™
Schroef handbescherming M8 25 Nm
Schroef houder buddyseat M8 25 Nm
Loctite®243™
Schroef houder einddemper M8 25 Nm
Schroef onderste kroonplaat M8 12 Nm
Schroef remzadel voor M8 25 Nm
Schroef stuurdemper aan houder M8 8 Nm
Loctite®243™
TECHNISCHE GEGEVENS 23
165
Schroef stuurdemper aan kroon-
plaat
M8 8 Nm
Loctite®243™
Schroef stuurklemmen M8 20 Nm
Schroef uitlaatklem voordemper M8 13 Nm
Schroef veerhouderplaat aan zij-
standaardconsole
M8 15 Nm
Loctite®2701™
Schroef verbindingsdrager motor-
houder
M8 25 Nm
Loctite®243™
Schroef versnellingshendel M8 25 Nm
Loctite®2701™
Schroef voetsteunhouder achter M8 25 Nm
Loctite®243™
Schroef voordemper aan frame M8 15 Nm
Loctite®243™
Schroef vorkbuis M8 20 Nm
Loctite®243™
Schroefverbinding rempedaalvlak M8 25 Nm
Loctite®2701™
Motordraagschroef M10 45 Nm
Loctite®243™
Resterende moeren chassis M10 45 Nm
Resterende schroeven chassis M10 45 Nm
Schroef console M10 50 Nm
Loctite®243™
Schroef stuuradapter M10 45 Nm
Loctite®243™
Schroef voetsteunhouder voor M10x30 45 Nm
Loctite®243™
Schroef voetsteunhouder voor M10x40 45 Nm
Loctite®243™
Schroef voetsteunhouder voor M10x65 45 Nm
Loctite®243™
Schroef zijstandaard M10 40 Nm
Loctite®243™
Holle schroef remkabel M10x1 25 Nm
Moer richtingaanwijzer M10x1,25 4 Nm
Schroef remzadel voor M10x1,25 45 Nm
Loctite®243™
Schroef achterbrugbout M12 100 Nm
Schroef schokdemper boven M12 80 Nm
Loctite®2701™
Schroef schokdemper onder M12 80 Nm
Loctite®2701™
Lambdasonde M18x1,5 50 Nm
Bus schokdemperopname M20LHx1,5 10 Nm
Schroefdraad en passing ingevet
Schroef balhoofd M20x1,5 18 Nm
23 TECHNISCHE GEGEVENS
166
Moer steekas achter M25x1,5 90 Nm
Schroefdraad en contactvlak van de
steekas ingevet
Schroef steekas voor M25x1,5 45 Nm
Schroefdraad ingevet
VERKLARINGEN VAN OVEREENSTEMMING 24
167
24.1 Verklaringen van overeenstemming
Info
De omvang van de functies en uitrusting zijn afhankelijk van het model en omvat eventueel niet alle ver-
melde zendinstallaties en toepassingsgebieden.
Hiermee verklaart JNS Instruments Ltd. dat het zendinstallatietype 252M1100 overeenkomt met de relevante richt-
lijnen. De volledige tekst van de verklaring van overeenstemming is beschikbaar onder de volgende URL.
Website van de certificering: http://www.ktm.com/252m1100
Hiermee verklaart KTM AG dat het zendinstallatietype Immo641 overeenkomt met de relevante richtlijnen. De vol-
ledige tekst van de verklaring van overeenstemming is beschikbaar onder de volgende URL.
Website van de certificering: http://www.ktm.com/immo641
Hiermee verklaart Schrader Electronics Ltd dat het zendinstallatietype Tyre Pressure Monitoring System overeenkomt
met de relevante richtlijnen. De volledige tekst van de verklaring van overeenstemming is beschikbaar onder de
volgende URL.
Website van de certificering: http://www.ktm.com/tpms
24.2 Landspecifieke verklaring van overeenstemming
F03629-01
25 GEBRUIKSSTOFFEN
168
Brandstof super loodvrij (ROZ 95)
Norm / classificatie
DIN EN 228 (ROZ 95)
Voorgeschreven waarde
Alleen Super ongelood gebruiken die voldoet aan de aangegeven norm of gelijkwaardig is.
Een aandeel van maximaal 10 % ethanol (E10 brandstof) kan daarbij zonder bezwaar worden gebruikt.
Info
Geen brandstof van methanol (bijv. M15, M85, M100) of met een aandeel van meer dan 10 % ethanol
(bijv. E15, E25, E85, E100) gebruiken.
Koelmiddel
Voorgeschreven waarde
Alleen hoogwaardig, silicaatvrij koelmiddel met antiroestadditief voor aluminiummotoren gebruiken. Minder-
waardige en ongeschikte antivriesmiddelen veroorzaken corrosie, afzettingen en schuimvorming.
Geen zuiver water gebruiken omdat de eisen met betrekking tot corrosiebescherming en smeereigenschappen
alleen door koelmiddel vervuld kunnen worden.
Uitsluitend koelmiddel gebruiken dat voldoet aan de aangegeven voorwaarden (zie informatie op de verpak-
king) en de juiste eigenschappen heeft.
Vorstbescherming minstens tot 25 °C
De mengverhouding moet aan de vereiste vorstbescherming aangepast worden. Gedistilleerd water gebruiken, als
het koelmiddel verdund moet worden.
Het gebruik van voorgemengd koelmiddel wordt aanbevolen.
Gegevens van de koelmiddelfabrikant met betrekking tot vorstbescherming, verdunning en mengbaarheid (ver-
draagbaarheid) met andere koelmiddelen in acht nemen.
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
COOLANT M3.0
Motorolie (SAE 10W/50)
Norm / classificatie
JASO T903 MA2 ( pag. 171)
SAE ( pag. 171) (SAE 10W/50)
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend motorolie die voldoet aan de aangegeven normen (zie informatie op de verpakking) en de
juiste eigenschappen heeft.
Volledig synthetische motorolie
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Power Synt 4T
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1
Norm / classificatie
DOT
Voorgeschreven waarde
Alleen remvloeistof gebruiken die voldoet aan de aangegeven norm (zie informatie op de verpakking) en die de
juiste eigenschappen heeft.
GEBRUIKSSTOFFEN 25
169
Aanbevolen leverancier
Castrol
REACT PERFORMANCE DOT 4
MOTOREX®
Brake Fluid DOT 5.1
Stootdemperolie (SAE 2,5) (50180751S1)
Norm / classificatie
SAE ( pag. 171) (SAE 2,5)
Voorgeschreven waarde
Alleen oliesoorten gebruiken die voldoen aan de aangegeven normen (zie gegevens op de verpakking) en over
de geschikte eigenschappen beschikken.
Voorvorkolie (SAE 5)
Norm / classificatie
SAE ( pag. 171) (SAE 5)
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend olie die voldoet aan de aangegeven normen (zie informatie op de verpakking) en de juiste
eigenschappen heeft.
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Racing Fork Oil
26 HULPSTOFFEN
170
Brandstofadditief
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Fuel Stabilizer
Conserveringsmiddel voor lakken, metaal en rubber
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Moto Protect
Duurzaam vet
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Bike Grease 2000
Glansspray voor lak, kunststof en chroom
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Moto Shine
Kettingreinigingsmiddel
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Chain Clean
Kettingspray Street
Voorgeschreven waarde
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Chainlube Road Strong
Motorfietsreiniger
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Moto Clean
Speciale reiniger voor glanzende en matte lakken, metaal- en kunststofvlakken
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Quick Cleaner
Universele oliespray
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Joker 440 Synthetic
NORMEN 27
171
JASO T903 MA2
Meerdere technische ontwikkelingsrichtingen vereisten een eigen specificatie voor motorfietsen - de norm
JASO T903 MA2.
Vroeger werd voor motorfietsen motorolie voor auto's gebruikt omdat er geen eigen motorfietsspecificatie bestond.
Voor motoren van auto's zijn lange service-intervallen vereist, bij motoren van motorfietsen staat een hoog vermo-
gensrendement bij hoge toerentallen op de voorgrond.
Bij de meeste motoren voor motorfietsen worden versnelling en koppeling met dezelfde olie gesmeerd.
De norm JASO T903 MA2 voldoet aan deze speciale vereisten.
SAE
De SAE-viscositeitsklassen zijn vastgelegd door de Society of Automotive Engineers voor de indeling van oliën op
basis van hun viscositeit. De viscositeit beschrijft slechts een van de eigenschappen van olie en zegt niets over de
kwaliteit.
28 LIJST MET VAKBEGRIPPEN
172
ABS Antiblokkeersysteem Veiligheidssysteem, dat het blokkeren van de wielen
bij het rechtuit rijden zonder inwerking van zijwaartse
krachten voorkomt
OBD Boorddiagnose Voertuigsysteem dat ingestelde parameters van de
voertuigelektronica bewaakt
DRL Dagrijlicht (Daytime Running Light) Licht dat de zichtbaarheid van het voertuig op de dag
verhoogt, maar in tegenstelling tot het dimlicht niet
gefocust is en het wegdek verlicht
- KTMconnect Systeem voor draadloze communicatie met geschikte
mobiele telefoons en communicatiesystemen voor
telefonie en audio
MTC Motorfietstractiecontrole (Motorcy-
cle Traction Control)
Extra functie van de motorbesturing die bij doordraai-
end achterwiel het motorkoppel verlaagt
MSR Motorslipmomentregeling Extra functie van de motorbesturing die het blokkeren
van het achterwiel bij een te grote motorremwerking
verhindert door de regelkleppen iets te openen
- QUICKSHIFTER+ Functie van de motorafstelling voor schakelen zonder
bediening van de koppeling
LIJST MET AFKORTINGEN 29
173
Artikelnr. Artikelnummer
bijv. bijvoorbeeld
ca. circa
e.d. en dergelijke
enz. enzovoort
etc. et cetera
evt. eventueel
evt. eventueel
Nr. Nummer
o.a. onder andere
resp. respectievelijk
vgl. vergelijk
30 LIJST MET SYMBOLEN
174
30.1 Rode pictogrammen
Rode pictogrammen geven een storingstoestand aan, waarbij meteen moet worden ingegrepen.
Waarschuwingslampje oliedruk brandt rood Oliedruk is te laag. Onmiddellijk veilig stoppen
en de motor afzetten.
30.2 Gele of oranje pictogrammen
Gele of oranje pictogrammen geven een storingstoestand aan, waarbij binnen korte tijd moet worden ingegrepen.
Actieve rijhulpen worden eveneens met gele of oranje pictogrammen aangegeven.
Controlelampje storing brandt geel De OBD heeft een fout in de voertuigelektronica
geconstateerd. Volgens de verkeersregels stoppen en contact opnemen met een geautoriseerde
KTM-garage.
ABS-waarschuwingslampje brandt geel Status- of foutmelding bij het ABS.
ABS-rear-waarschuwingslampje brandt geel ABS is aan het achterwiel gedeactiveerd.
TC-controlelampje brandt/knippert geel MTC ( pag. 142) is niet actief of is bezig met
regelen. Het TC-controlelampje brandt ook als er een fout wordt herkend. Contact opnemen
met geautoriseerde KTM-garage. Het TC-controlelampje knippert als MTC of MSR (optioneel)
actief ingrijpen.
Controlelampje cruisecontrol (optioneel) brandt geel De functie cruisecontrol is ingescha-
keld, maar de cruisecontrol is niet actief.
Algemeen waarschuwingslampje brandt geel Een aanwijzing/waarschuwing voor de veiligheid
is gedetecteerd. Dit wordt ook op het display weergegeven.
Noodknipperlichten-controlelampjes Noodknipperlichten zijn ingeschakeld.
30.3 Groene en blauwe pictogrammen
Groene en blauwe pictogrammen geven informatie weer.
Controlelampje voor richtingaanwijzer knippert groen in knipperritme Richtingaanwijzer is
ingeschakeld.
Controlelampje stationair brandt groen Versnelling is in positie vrij geschakeld.
Controlelampje cruisecontrol (optioneel) brandt groen De functie cruisecontrol is ingescha-
keld en de cruisecontrol is actief.
Controlelampje groot licht brandt blauw Groot licht is ingeschakeld.
INDEX
175
INDEX
1
12V-accu
demonteren ....................... 128
laden ........................... 131
monteren ........................ 130
A
ABS ............................... 110
ABSzekeringen
vervangen ........................ 134
ACC1
achter ........................... 138
voor ............................ 138
ACC2
achter ........................... 138
voor ............................ 138
Accuafdekking
demonteren ....................... 100
monteren ........................ 101
Achterwiel
demonteren ....................... 120
monteren ........................ 122
Afbeelding voertuig
linksvoor .......................... 12
rechtsachter ....................... 13
Afbeeldingen .......................... 11
Afremmen ............................ 80
Antiblokkeersysteem .................... 110
Artikelnummer schokdemper ................ 15
Artikelnummer stuurdemper ................ 15
Artikelnummer voorvork ................... 15
B
Bagage .............................. 73
Bagagedrager ......................... 27
Bandenreparatiespray
gebruik .......................... 126
Bandenspanning
controleren ....................... 125
Bandensysteem zonder binnenbanden ......... 126
Bedieningshandleiding .................... 10
Bedrijfsmiddelen ........................ 11
Beoogd gebruik ......................... 7
Beschermende kleding ..................... 9
Bestuurderszadel
instellen .......................... 67
monteren ......................... 93
verwijderen ........................ 93
Bochten-MTC ......................... 142
Boordgereedschap ...................... 27
Brandstofkranen ........................ 23
Brandstoftankspoiler links
demonteren ....................... 101
monteren ........................ 102
Brandstoftankspoiler rechts
demonteren ....................... 103
monteren ........................ 104
Buddyseat
monteren ......................... 93
verwijderen ........................ 92
C
Claxonknop ........................... 19
Combinatieschakelaar .................... 16
overzicht .......................... 16
Contactslot ........................... 20
controlelampjes ........................ 33
Cruisecontrol
bediening ......................... 17
D
Datum
instellen .......................... 60
Demperpakkingen achterwielnaaf
controleren ....................... 123
Diagnosestekker ....................... 137
F
Fabrieksgarantie ........................ 11
G
Garantie ............................. 11
Gashendel ............................ 16
Gebruiksdefinitie ........................ 7
Gecombineerd instrument ............... 30-66
ABS ............................. 43
ABSweergave ....................... 38
activering en test . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 30
Audio ............................ 52
Bike Info .......................... 47
Bluetooth .......................... 56
brandstofpeilweergave . . . . . . . . . . . . . . . . . 39
buddyseatverwarming (optioneel) . . . . . . . . . 40
call .............................. 53
Callweergave ....................... 41
Clock Format ....................... 62
controlelampjes ..................... 33
Date Format ........................ 62
Demo Mode ........................ 66
demo-modus ....................... 31
display ........................... 34
Distance .......................... 62
DRL .............................. 64
INDEX
176
Extra Functions ...................... 66
favorieten ......................... 50
Favorites .......................... 55
FavoritesAnzeige 14.................. 55
Favoritesweergave ................... 40
Fuel Cons .......................... 63
handgreepverwarming (optioneel) . . . . . . . . . 39
Headset Type (optioneel) . . . . . . . . . . . . . . . 59
Heated Grip (functie optioneel) . . . . . . . . . . . 45
Heated Grips (functie optioneel) . . . . . . . . . . 65
KTMconnect (optioneel) ................ 56
Language .......................... 64
Lastsearch ........................ 50
menu ............................ 42
Motorcycle ......................... 42
MTC ............................. 44
MTC+MSR (optioneel) ................. 44
MTCweergave ...................... 38
navigatie .......................... 49
Navigationweergave .................. 41
omgevingslucht-temperatuurindicator . . . . . . 37
Overzicht .......................... 30
Phone Pairing ....................... 57
Pressure .......................... 63
Quick Selector 1 ..................... 55
Quick Selector 1weergave .............. 40
Quick Selector 2 ..................... 56
Quick Selector 2weergave .............. 41
Quickshift+ (optioneel) ................. 45
Rally Display (optioneel) . . . . . . . . . . . . . . . 35
Ride Mode ..................... 42,142
RideModeweergave .................. 38
Rider' Headset (optioneel) . . . . . . . . . . . . . . . 58
schakelindicator ..................... 36
Seat Heating Pillion (functie optioneel) . . . . . . 66
Seat Heating Rider (functie optioneel) . . . . 45, 65
Settings ........................... 54
SkipWaypoint ...................... 51
Slip Adjuster (optioneel) ................ 46
slipaanpassing (optioneel) . . . . . . . . . . . . . 143
snelheidsindicator . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 37
StopNavigation ..................... 52
Temperature ........................ 63
Throttle Response (optioneel) . . . . . . . . 46, 143
tijd .............................. 37
toerental .......................... 36
Trip ............................. 48
Trip 1 ............................ 48
Trip 2 ............................ 49
Units ............................. 62
"Verwarming" (functie optioneel) . . . . . . . . . . 65
volume ........................... 51
waarschuwing voor glad wegdek . . . . . . . . . . 32
waarschuwingen ..................... 32
Warning ........................... 48
weergave van de cruisecontrol (optioneel) . . . . 37
weergave van de koelmiddeltemperatuur . . . . 38
zadelverwarming (optioneel) . . . . . . . . . . . . . 40
Grepen .............................. 27
H
Hoofdzekering
vervangen ........................ 133
Hulpstoffen ........................... 11
I
Inbedrijfstelling
aanwijzingen voor eerste inbedrijfstelling . . . . 72
controle en onderhoud voor iedere inbedrijfstel-
ling ............................. 75
nadestalling ...................... 152
K
Ketting
controleren ........................ 96
reinigen .......................... 94
vervuiling controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . 94
Ketting-aandrijfwiel
controleren ........................ 96
Kettingspanning
controleren ........................ 95
instellen .......................... 95
Kettingwiel
controleren ........................ 96
Klantenservice ......................... 11
Koelmiddelpeil
in compensatiereservoir controleren . . . . . . 139
in compensatiereservoir corrigeren . . . . . . . 140
Koelsysteem ......................... 139
Koplamp
dagrijlicht ........................ 128
instelling controleren . . . . . . . . . . . . . . . . 136
lichtbundelbreedte instellen . . . . . . . . . . . . 137
Koppelingshendel ....................... 16
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . 68
L
Lichtschakelaar ........................ 17
M
Milieu ............................... 9
Motor
inrijden ........................... 73
Motorbescherming
demonteren ....................... 107
monteren ........................ 108
INDEX
177
Motorfiets
met hefbok achter opkrikken . . . . . . . . . . . . 91
met hefbok voor opkrikken . . . . . . . . . . . . . . 91
reinigen ......................... 148
van hefbok achter nemen . . . . . . . . . . . . . . . 91
van hefbok voor nemen . . . . . . . . . . . . . . . . 92
Motorfietstractiecontrole ................. 142
Motornummer .......................... 15
Motorolie
bijvullen ......................... 146
vervangen ........................ 144
Motoroliepeil
controleren ....................... 144
Motorslipmomentregeling .................. 80
MSR ................................ 80
N
Noodknipperlichten ...................... 20
Noodknipperlichtschakelaar ................ 20
Noodstopschakelaar ..................... 19
O
Oliefilter
vervangen ........................ 144
Oliezeven
reinigen ......................... 144
Onjuist gebruik .......................... 7
Opbergvak
USBaansluiting ..................... 21
Opbergvak links (optioneel)
openen ........................... 24
sluiten ........................... 25
Opbergvak onder de buddyseat (optioneel)
openen ........................... 23
sluiten ........................... 24
Opbergvak rechts (optioneel)
openen ........................... 25
sluiten ........................... 26
Opsporen van fouten .................153-154
P
Parkeren ............................. 82
Pech
wegslepen ......................... 83
Q
QUICKSHIFTER+ ........................ 77
R
Remhendel ........................... 16
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . 69
Remmen ............................. 80
Rempedaal ........................... 28
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . 69
vrije slag controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . 114
Rempedaalvlak
instellen .......................... 69
Remschijven
controleren ....................... 111
Remsysteem ......................110-117
Remvloeistof
van achterwielrem bijvullen . . . . . . . . . . . . 115
van de voorwielrem bijvullen . . . . . . . . . . . 112
Remvloeistofpeil
van achterwielrem controleren . . . . . . . . . . 115
van voorwielrem controleren . . . . . . . . . . . . 112
Remvoeringborging
van achterwielrem controleren . . . . . . . . . . 116
van voorwielrem controleren . . . . . . . . . . . . 114
Remvoeringen
van achterwielrem controleren . . . . . . . . . . 116
van voorwielrem controleren . . . . . . . . . . . . 114
Reserveonderdelen ...................... 11
Richtingaanwijzerschakelaar ................ 19
Rijden .............................. 77
optrekken ......................... 76
Rijden in de winter
controle en onderhoud . . . . . . . . . . . . . . . . 149
S
Schakelaars
linksaanstuur ...................... 16
rechtsaanstuur ..................... 19
Schakelen ............................ 77
Schokdemper .......................... 88
uitgaande demping instellen . . . . . . . . . . . . 89
veervoorspanning instellen . . . . . . . . . . . . . . 90
Service .............................. 11
Serviceschema .......................86-87
Sleutelnummer ......................... 14
Spaakspanning
controleren ....................... 125
Spatbord voor
demonteren ....................... 105
monteren ........................ 105
Stalling ............................ 151
Starten .............................. 75
Startknop ............................ 19
Stopcontact voor elektrisch toebehoren ......... 21
Stoppen ............................. 82
INDEX
178
Stuur
ontgrendelen ....................... 21
vergrendelen ....................... 20
Stuurpositie ........................... 67
instellen .......................... 67
Stuurslot ............................. 20
T
Tankdop
openen ........................... 21
sluiten ........................... 22
Tanken
brandstof ......................... 84
Technisch toebehoren .................... 11
Technische gegevens
aanhaalmomenten chassis . . . . . . . . . . . . . 161
aanhaalmomenten motor . . . . . . . . . . . . . . 156
banden .......................... 160
chassis .......................... 159
elektronica ....................... 160
motor ........................155-166
schokdemper ...................... 161
voorvork ......................... 160
vulhoeveelheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 158
Tijd
instellen .......................... 60
Toestand van de banden
controleren ....................... 124
Transporteren ......................... 83
Typeplaatje ........................... 14
U
USBaansluiting ........................ 21
V
Veilig gebruik .......................... 8
Verklaringen van overeenstemming ........... 167
landspecifiek ...................... 167
Versnellingshendel ...................... 28
uitgangspositie controleren . . . . . . . . . . . . . 70
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . 71
Voertuig beladen ....................... 73
Voertuigidentificatiennummer ............... 14
Voetsteun passagier ..................... 28
Voorvork ............................. 88
ingaande demping instellen . . . . . . . . . . . . . 88
uitgaande demping instellen . . . . . . . . . . . . 88
Voorwiel
demonteren ....................... 118
monteren ........................ 119
Vorkpoten
vuilschrapers reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . 106
Vrije slag aan de koppelingshendel
controleren ....................... 147
instellen ......................... 147
Vulhoeveelheid
brandstof ..................... 85,159
koelmiddel ....................... 158
motorolie ..................... 145,158
W
Waarschuwing voor glad wegdek ............. 32
Wegslepen ........................... 83
Werkinstructies ......................... 9
Windscherm
demonteren ....................... 107
monteren ........................ 107
Z
Zadelslot ............................. 27
Zekering
van de afzonderlijke elektrische verbruikers
vervangen ........................ 135
Zijbekleding links
demonteren ........................ 98
monteren ......................... 99
Zijbekleding rechts
demonteren ........................ 99
monteren ........................ 100
Zijstandaard .......................... 29
*3214931nl*
3214931nl
28.11.2023
KTM Sportmotorcycle GmbH
5230 Mattighofen/Oostenrijk
KTM.COM
Foto: Mitterbauer/KISKA/KTM
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146
  • Page 147 147
  • Page 148 148
  • Page 149 149
  • Page 150 150
  • Page 151 151
  • Page 152 152
  • Page 153 153
  • Page 154 154
  • Page 155 155
  • Page 156 156
  • Page 157 157
  • Page 158 158
  • Page 159 159
  • Page 160 160
  • Page 161 161
  • Page 162 162
  • Page 163 163
  • Page 164 164
  • Page 165 165
  • Page 166 166
  • Page 167 167
  • Page 168 168
  • Page 169 169
  • Page 170 170
  • Page 171 171
  • Page 172 172
  • Page 173 173
  • Page 174 174
  • Page 175 175
  • Page 176 176
  • Page 177 177
  • Page 178 178
  • Page 179 179
  • Page 180 180
  • Page 181 181

KTM 890 Adventure de handleiding

Type
de handleiding