KTM 790 Adventure EU 2019 de handleiding

Type
de handleiding

Deze handleiding is ook geschikt voor

BEDIENINGSHANDLEIDING 2019
790 Adventure
Artikelnr. 3213918nl
BESTE KTM KLANT,
*3213918nl*
3213918nl
01/2019
BESTE KTM KLANT,
Hartelijk gefeliciteerd met de aankoop van uw KTM-motorfiets. U bent nu in het bezit van een modern en sportief
voertuig dat, mits goed onderhouden, u lang plezier zal schenken.
We wensen u te allen tijde een goede en veilige reis toe!
Vul hieronder het serienummer van uw voertuig in.
Voertuigidentificatiennummer ( pag. 26) Stempel van de dealer
Motornummer ( pag. 28)
Sleutelnummer ( pag. 28)
De bedieningshandleiding komt op het tijdstip dat deze ter perse gaat overeen met de nieuwste stand van het
model. Kleine afwijkingen die het resultaat zijn van een constructieve ontwikkeling kunnen echter niet worden
uitgesloten.
Alle hier genoemde gegevens zijn vrijblijvend. KTM Sportmotorcycle GmbH houdt zich het recht voor technische
gegevens, prijzen, kleuren, vormen, materialen, dienst- en serviceverlening, constructies, uitrustingen en der-
gelijke zonder voorafgaande aankondiging en zonder opgave van redenen te wijzigen resp. zonder vergoeding te
annuleren, deze aan te passen aan de plaatselijke situatie of de productie van een bepaald model zonder voor-
afgaande aankondiging te beëindigen. KTM is niet aansprakelijk voor leveringsmogelijkheden, afwijkingen van
afbeeldingen en beschrijvingen, drukfouten en vergissingen. De afgebeelde modellen zijn voor een deel voorzien
van speciale uitrustingen die niet standaard bij de leveringsomvang horen.
BESTE KTM KLANT,
2
© 2019 KTM Sportmotorcycle GmbH, Mattighofen Oostenrijk
Alle rechten voorbehouden
Nadruk, ook gedeeltelijk, en vermenigvuldigingen van welke aard dan ook zijn uitsluitend toegestaan met toe-
stemming van de auteur.
ISO 9001(12 100 6061)
KTM past kwaliteitsborgingsprocessen toe in de zin van de internationale kwaliteitsmanagement-
norm ISO 9001 om een zo hoog mogelijke productkwaliteit te bereiken.
Afgegeven door: TÜV Management Service
KTM Sportmotorcycle GmbH
Stallhofnerstraße 3
5230 Mattighofen, Oostenrijk
Dit document is geldig voor de volgende modellen:
790 Adventure EU (F9603S1, F9603S2)
INHOUDSOPGAVE
3
INHOUDSOPGAVE
1 SYMBOLEN EN FORMATERINGEN............... 10
1.1 Gebruikte pictogrammen................... 10
1.2 Gebruikte formatering....................... 11
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN ...................... 12
2.1 Gebruiksdefinitie - beoogd gebruik..... 12
2.2 Onjuist gebruik ................................ 12
2.3 Veiligheidsaanwijzingen.................... 12
2.4 Gevarenniveau en pictogrammen ....... 14
2.5 Waarschuwing voor manipulaties ....... 15
2.6 Veilig gebruik .................................. 16
2.7 Beschermende kleding ..................... 17
2.8 Werkinstructies................................ 17
2.9 Milieu............................................. 18
2.10 Bedieningshandleiding ..................... 18
3 BELANGRIJKE AANWIJZINGEN ................... 19
3.1 Garantie.......................................... 19
3.2 Bedrijfsmiddelen, hulpstoffen ........... 19
3.3 Reserveonderdelen, toebehoren ......... 19
3.4 Service ........................................... 20
3.5 Afbeeldingen ................................... 20
3.6 Klantenservice................................. 20
4 AFBEELDING VOERTUIG............................. 22
4.1 Afbeelding voertuig linksvoor
(symbolische weergave) .................... 22
4.2 Afbeelding voertuig rechtsachter
(symbolische weergave) .................... 24
5 SERIENUMMERS........................................ 26
5.1 Voertuigidentificatiennummer ........... 26
5.2 Typeplaatje ..................................... 27
5.3 Sleutelnummer................................ 28
5.4 Motornummer.................................. 28
5.5 Artikelnummer voorvork .................... 29
5.6 Artikelnummer schokdemper............. 29
5.7 Artikelnummer stuurdemper.............. 30
6 BEDIENINGSELEMENTEN........................... 31
6.1 Koppelingshendel ............................ 31
6.2 Remhendel...................................... 31
6.3 Gashendel....................................... 32
6.4 Schakelaars links aan stuur............... 32
6.4.1 Combinatieschakelaar .................. 32
6.4.2 Lichtschakelaar ........................... 33
6.4.3 Schakelaar van cruisecontrol
(optioneel) .................................. 34
6.4.4 Menuschakelaar........................... 37
INHOUDSOPGAVE
4
6.4.5 Richtingaanwijzerschakelaar ......... 37
6.4.6 Claxonknop ................................. 38
6.5 Schakelaars rechts aan stuur............. 39
6.5.1 Noodstopschakelaar/e-startknop .... 39
6.6 Contact- en stuurslot ........................ 40
6.7 Stuur vergrendelen........................... 40
6.8 Stuur ontgrendelen .......................... 41
6.9 Stopcontact voor elektrisch
toebehoren ...................................... 42
6.10 Tankdop openen .............................. 42
6.11 Tankdop sluiten ............................... 44
6.12 Opbergvak onder de buddyseat
openen ........................................... 45
6.13 Opbergvak onder de buddyseat
sluiten ............................................ 47
6.14 Opbergvak links openen.................... 48
6.15 Opbergvak links sluiten..................... 50
6.16 Opbergvak rechts openen.................. 51
6.17 Opbergvak rechts sluiten................... 53
6.18 Boordgereedschap............................ 54
6.19 Grepen............................................ 55
6.20 Bagagedragerplaat ........................... 55
6.21 Zadelslot......................................... 56
6.22 Voetsteun passagier.......................... 57
6.23 Versnellingshendel ........................... 57
6.24 Rempedaal...................................... 58
6.25 Zijstandaard .................................... 59
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT .................. 60
7.1 Gecombineerd instrument................. 60
7.2 Activering en test............................. 60
7.3 Dagnacht-modus............................. 61
7.4 Waarschuwingen.............................. 62
7.5 Waarschuwing voor glad wegdek ........ 63
7.6 Controlelampjes............................... 64
7.7 Display ........................................... 68
7.8 RALLY display (optioneel)................. 70
7.9 Toerental......................................... 71
7.10 Schakelindicator.............................. 72
7.11 Snelheidsindicator ........................... 73
7.12 Weergave van de cruisecontrol
(optioneel)....................................... 74
7.13 Rideweergave ................................. 75
7.14 ABSweergave.................................. 75
7.15 MTCweergave ................................. 76
7.16 Weergave van de
koelmiddeltemperatuur..................... 76
7.17 Brandstofpeilweergave...................... 78
7.18 Omgevingslucht-
temperatuurindicator........................ 79
7.19 Tijd ................................................ 79
7.20 Favoritesweergave ........................... 80
INHOUDSOPGAVE
5
7.21 Quick Selector 1weergave ................ 80
7.22 Quick Selector 2weergave ................ 81
7.23 Navigationweergave (optioneel) ........ 81
7.24 Menu.............................................. 82
7.24.1 KTM MY RIDE (optioneel)............. 83
7.24.2 Audio (optioneel) ......................... 84
7.24.3 Navigation (optioneel) .................. 86
7.24.4 Navigatie setup (optioneel) ........... 87
7.24.5 Volume (optioneel)....................... 89
7.24.6 Pairing (optioneel) ....................... 90
7.24.7 Phone (optioneel) ........................ 91
7.24.8 Headset (optioneel)...................... 94
7.24.9 Telefonie (optioneel) .................... 96
7.24.10 Trips/Data ................................... 97
7.24.11 General Info ................................ 98
7.24.12 Trip 1 ......................................... 99
7.24.13 Trip 2 ....................................... 100
7.24.14 TPMS ....................................... 101
7.24.15 Warning .................................... 102
7.24.16 Ride Mode ................................ 103
7.24.17 Ride Mode ................................ 104
7.24.18 Rally (optioneel) ........................ 105
7.24.19 Throttle Response (optioneel)...... 106
7.24.20 Leave Rally (optioneel) ............... 107
7.24.21 Motorcycle ................................ 108
7.24.22 MTC ......................................... 108
7.24.23 ABS.......................................... 109
7.24.24 Quick Shift+ (optioneel) ............. 111
7.24.25 Settings .................................... 111
7.24.26 Favorites................................... 112
7.24.27 Quick Selector 1........................ 113
7.24.28 Quick Selector 2........................ 114
7.24.29 Bluetooth (optioneel).................. 115
7.24.30 Display Theme........................... 116
7.24.31 Shift Light ................................ 117
7.24.32 Lights up .................................. 117
7.24.33 Flashes..................................... 118
7.24.34 Shift Light ................................ 119
7.24.35 Tijd en datum instellen .............. 119
7.24.36 DRL ......................................... 122
7.24.37 Units ........................................ 123
7.24.38 Distance ................................... 123
7.24.39 Temperature.............................. 124
7.24.40 Fuel Cons.................................. 125
7.24.41 Language .................................. 126
7.24.42 Service ..................................... 127
7.24.43 Extra Functions ......................... 128
8 ERGONOMIE ............................................ 129
8.1 Bestuurderszadel instellen .............. 129
8.2 Stuurpositie................................... 130
8.3 Stuurpositie instellen .................. 130
INHOUDSOPGAVE
6
8.4 Windscherm instellen..................... 133
8.5 Uitgangspositie koppelingshendel
instellen........................................ 135
8.6 Uitgangspositie van de remhendel
instellen........................................ 136
8.7 Rempedaalvlak instellen................. 137
8.8 Uitgangspositie van het rempedaal
instellen .................................... 138
8.9 Uitgangspositie versnellingshendel
controleren.................................... 140
8.10 Uitgangspositie van de
versnellingshendel instellen ......... 141
9 INBEDRIJFSTELLING................................ 143
9.1 Aanwijzingen voor eerste
inbedrijfstelling ............................. 143
9.2 Motor inrijden................................ 145
9.3 Voertuig beladen............................ 146
10 RIJ-INSTRUCTIES..................................... 149
10.1 Controle en onderhoud voor iedere
inbedrijfstelling ............................. 149
10.2 Voertuig starten ............................. 150
10.3 Optrekken ..................................... 152
10.4 Quickshifter + (optioneel) ............... 153
10.5 Schakelen, rijden........................... 154
10.6 Afremmen ..................................... 160
10.7 Stoppen, parkeren.......................... 163
10.8 Transporteren ................................ 165
10.9 Brandstof tanken ........................... 166
11 SERVICESCHEMA..................................... 169
11.1 Extra informatie ............................. 169
11.2 Verplichte werkzaamheden.............. 169
11.3 Aanbevolen werkzaamheden............ 172
12 CHASSIS AFSTELLEN ............................... 173
12.1 Veervoorspanning schokdemper
instellen .................................... 173
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS ....... 174
13.1 Motorfiets met hefbok achter
opkrikken ...................................... 174
13.2 Motorfiets van hefbok achter
nemen .......................................... 174
13.3 Motorfiets met hefbok voor
opkrikken ...................................... 175
13.4 Motorfiets van hefbok voor nemen ... 177
13.5 Buddyseat verwijderen.................... 178
13.6 Buddyseat monteren ...................... 179
13.7 Bestuurderszadel verwijderen .......... 179
13.8 Bestuurderszadel monteren............. 180
INHOUDSOPGAVE
7
13.9 Kettingvervuiling controleren........... 181
13.10 Ketting reinigen ............................. 181
13.11 Kettingspanning controleren ........... 183
13.12 Kettingspanning instellen ............... 185
13.13 Ketting, kettingwiel,
ketting-aandrijfwiel en
kettinggeleiding controleren ............ 187
13.14 Zijbekleding links demonteren......... 192
13.15 Zijbekleding links monteren ............ 193
13.16 Zijbekleding rechts demonteren....... 194
13.17 Zijbekleding rechts monteren .......... 195
13.18 Accuafdekking demonteren............. 196
13.19 Accuafdekking monteren ................ 197
13.20 Brandstoftankspoiler links
demonteren................................... 198
13.21 Brandstoftankspoiler links
monteren ...................................... 201
13.22 Brandstoftankspoiler rechts
demonteren................................... 203
13.23 Brandstoftankspoiler rechts
monteren ...................................... 206
13.24 Spatbord voor demonteren .............. 208
13.25 Spatbord voor monteren.................. 208
13.26 Vuilschrapers vorkpoten
reinigen ..................................... 209
13.27 Windscherm demonteren ................ 211
13.28 Windscherm monteren.................... 212
13.29 Brandstoftankbekleding links
demonteren................................... 213
13.30 Brandstoftankbekleding links
monteren ...................................... 214
13.31 Brandstoftankbekleding rechts
demonteren................................... 216
13.32 Brandstoftankbekleding rechts
monteren ...................................... 217
13.33 Motorbescherming demonteren ....... 218
13.34 Motorbescherming monteren ........... 220
14 REMSYSTEEM.......................................... 223
14.1 Antiblokkeersysteem (ABS) ............. 223
14.2 Remschijven controleren................. 226
14.3 Remvloeistofpeil voorwielrem
controleren.................................... 227
14.4 Remvloeistof van de voorwielrem
bijvullen .................................... 228
14.5 Remplaketten van de voorwielrem
controleren.................................... 231
14.6 Vrije slag rempedaal controleren...... 232
14.7 Remvloeistofpeil achterwielrem
controleren.................................... 233
14.8 Remvloeistof achterwielrem
bijvullen .................................... 234
INHOUDSOPGAVE
8
14.9 Remplaketten achterwielrem
controleren.................................... 236
15 WIELEN, BANDEN .................................... 238
15.1 Voorwiel demonteren .................. 238
15.2 Voorwiel monteren ...................... 240
15.3 Achterwiel demonteren ............... 244
15.4 Achterwiel monteren ................... 247
15.5 Demperpakkingen van de
achterwielnaaf controleren .......... 250
15.6 Bandentoestand controleren............ 252
15.7 Bandenspanning controleren........... 254
15.8 Spaakspanning controleren ............. 256
15.9 Bandensysteem zonder
binnenbanden ............................... 257
15.10 Gebruik van bandenreparatiespray ... 258
16 ELEKTRONICA.......................................... 260
16.1 dagrijlicht (DRL) ............................. 260
16.2 12V-accu demonteren ................. 261
16.3 12V-accu monteren .................... 265
16.4 12V-accu laden .......................... 268
16.5 Hoofdzekering vervangen ................ 272
16.6 ABSzekeringen vervangen .............. 274
16.7 Zekeringen afzonderlijke
stroomverbruikers vervangen ........... 277
16.8 Koplampinstelling controleren......... 280
16.9 Lichtbundelbreedte van de
koplamp instellen .......................... 281
16.10 Diagnosestekker............................. 284
16.11 ACC1 en ACC2 vooraan .................. 284
16.12 ACC1 en ACC2 achterzijde.............. 285
17 KOELSYSTEEM......................................... 286
17.1 Koelsysteem .................................. 286
17.2 Koelmiddelpeil vast reservoir
controleren.................................... 287
17.3 Koelmiddelpeil in
compensatiereservoir corrigeren....... 288
18 MOTOR AFSTELLEN ................................. 291
18.1 "Ride Mode" .................................. 291
18.2 Motorfiets-tractiecontrole (MTC) ...... 292
18.3 Slipaanpassing (optioneel) .............. 293
18.4 Throttle Response (optioneel).......... 293
19 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR ......... 295
19.1 Motoroliepeil controleren ................ 295
19.2 Motorolie verversen, oliefilter
vervangen en oliezeven reinigen ... 296
19.3 Motorolie bijvullen ......................... 300
INHOUDSOPGAVE
9
19.4 Vrije slag aan de koppelingshendel
controleren.................................... 302
19.5 Vrije slag aan de koppelingshendel
instellen .................................... 304
20 REINIGING, ONDERHOUD......................... 305
20.1 Motorfiets reinigen ......................... 305
20.2 Controle en onderhoud voor rijden
in de winter................................... 309
21 STALLING ................................................ 311
21.1 Stalling......................................... 311
21.2 Inbedrijfstelling na stalling ............. 313
22 FOUTEN OPSPOREN................................. 314
23 TECHNISCHE GEGEVENS.......................... 318
23.1 Motor............................................ 318
23.2 Aanhaalmomenten motor ................ 320
23.3 Vulhoeveelheden............................ 326
23.3.1 Motorolie .................................. 326
23.3.2 Koelmiddel ............................... 326
23.3.3 Brandstof.................................. 326
23.4 Chassis ......................................... 327
23.5 Elektronica.................................... 329
23.6 Banden......................................... 330
23.7 Voorvork........................................ 330
23.8 Schokdemper ................................ 331
23.9 Aanhaalmomenten chassis.............. 331
24 VERKLARINGEN VAN
OVEREENSTEMMING................................ 340
24.1 Verklaringen van
overeenstemming........................... 340
24.2 Landspecifieke verklaring van
overeenstemming........................... 341
25 GEBRUIKSSTOFFEN ................................. 342
26 HULPSTOFFEN......................................... 346
27 NORMEN ................................................. 348
28 LIJST MET VAKBEGRIPPEN ...................... 349
29 LIJST MET AFKORTINGEN ........................ 350
30 LIJST MET SYMBOLEN ............................. 351
30.1 Rode pictogrammen ....................... 351
30.2 Gele of oranje pictogrammen........... 351
30.3 Groene en blauwe pictogrammen..... 352
INDEX ............................................................. 353
1 SYMBOLEN EN FORMATERINGEN
10
1.1 Gebruikte pictogrammen
Hieronder wordt het gebruik van bepaalde pictogrammen toegelicht.
Kenmerkt een verwachte reactie (bijv. van een werkstap handeling of functie).
Kenmerkt een onverwachte reactie (bijv. van een werkstap handeling of functie).
Alle werkzaamheden die met dit pictogram zijn gekenmerkt vereisen vakkennis en technisch
begrip. Laat de werkzaamheden voor uw eigen veiligheid uitvoeren in een geautoriseerde KTM-
garage! Daar wordt uw motorfiets door speciaal geschoolde vakkundige medewerkers met het
benodigde hulpgereedschap optimaal onderhouden.
Kenmerkt de verwijzing naar een pagina (op de aangegeven pagina vindt u meer informatie).
Kenmerkt een aanwijzing met verdere informatie of tips.
Kenmerkt het resultaat uit een test-/controlestap.
SYMBOLEN EN FORMATERINGEN 1
11
Kenmerkt een spanningsmeting.
Kenmerkt een stroommeting.
Kenmerkt het einde van een werkzaamheid, inclusief eventuele nabewerkingen.
1.2 Gebruikte formatering
Hieronder worden de gebruikte letterformaten verklaard.
Eigennaam Kenmerkt een eigennaam.
Naam
®
Kenmerkt een beschermde naam.
Merk™ Kenmerkt een merk in het handelsverkeer.
Onderstreepte woorden Verwijzen naar technische details van het voertuig of kenmerken vaktermen
die in de begrippenlijst worden uitgelegd.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN
12
2.1 Gebruiksdefinitie - beoogd gebruik
Het voertuig is zo ontworpen en gebouwd, dat het kan worden gebruikt bij normale belastingen tijdens het rijden
over de weg en op eenvoudig terrein (niet-geasfalteerde wegen). Dit voertuig is niet geschikt voor gebruik op race-
circuits.
Info
Dit voertuig is alleen in de gehomologeerde uitvoering toegelaten voor het rijden op de openbare weg.
Bij gebruik in stoffige omgevingen kan een luchtfilterbescherming vereist zijn. Uw geautoriseerde KTM-
dealer adviseert u graag.
2.2 Onjuist gebruik
Gebruik het voertuig uitsluitend op de beoogde wijze.
Het niet op de beoogde wijze gebruiken van het voertuig kan leiden tot gevaren voor personen, materiaal en
milieu.
Elk gebruik van het voertuig anders dan op de beoogde wijze geldt als onjuist gebruik.
Als onjuist gebruik geldt ook het gebruik van bedrijfs- en hulpmiddelen die niet voldoen aan de vereiste specifica-
ties.
2.3 Veiligheidsaanwijzingen
Voor een veilige omgang met het beschreven product dienen enkele veiligheidsaanwijzingen in acht te worden
genomen. Lees daarom deze handleiding en alle andere handleidingen in de omvang van de levering zorgvul-
dig door. De veiligheidsaanwijzingen zijn geaccentueerd en met links gekoppeld aan de relevante plaatsen in de
tekst.
VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 2
13
Info
Op goed zichtbare plaatsen op het beschreven product zijn verschillende aanwijzings- en waarschuwings-
stickers aangebracht. Geen stickers met aanwijzingen en waarschuwingen verwijderen. Als deze ontbreken
kunt u of andere personen de gevaren niet herkennen en daardoor letsel oplopen.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN
14
2.4 Gevarenniveau en pictogrammen
Gevaar
Waarschuwing voor een gevaar dat direct en met zekerheid overlijden of zwaar blijvend letsel tot gevolg
heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
Waarschuwing
Waarschuwing voor een gevaar dat waarschijnlijk overlijden of zwaar letsel tot gevolg heeft als u niet de
juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
Voorzichtig
Waarschuwing voor een gevaar dat mogelijk licht letsel tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaat-
regelen neemt.
Aanwijzing
Waarschuwing voor een gevaar dat aanmerkelijke schade aan machine of materiaal tot gevolg heeft als u niet de
juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
Aanwijzing
Waarschuwing voor een gevaar dat schade aan het milieu tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgs-
maatregelen neemt.
VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 2
15
2.5 Waarschuwing voor manipulaties
Het is niet toegestaan wijzigingen aan te brengen aan de componenten van de geluidsdemping. De volgende
maatregelen of de realisatie van de betreffende toestanden zijn wettelijk verboden:
1 Verwijderen of buiten werking stellen van systemen of componenten van een nieuw voertuig die de geluids-
demping dienen voordat het wordt verkocht of geleverd aan de eindklant of tijdens de gebruiksduur van het
voertuig voor andere doeleinden dan voor service, reparatie of vervanging, evenals
2 Gebruik van het voertuig nadat een dergelijk systeem of een dergelijke component verwijderd of buiten wer-
king is gesteld.
Voorbeelden van wettelijk verboden manipulaties:
1 Verwijderen of doorboren van einddempers, geluidsdempers, bochtstukken of andere componenten die uitlaat-
gassen geleiden.
2 Verwijderen of doorboren van delen van het inlaatsysteem.
3 Gebruik in niet-correcte onderhoudstoestand.
4 Vervangen van bewegende onderdelen van het voertuig, onderdelen van het uitlaatsysteem of onderdelen van
het inlaatsysteem door onderdelen die niet door de fabrikant zijn toegelaten.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN
16
2.6 Veilig gebruik
Gevaar
Gevaar voor ongevallenBestuurders die niet geschikt zijn voor het verkeer vormen een gevaar voor zich-
zelf en voor anderen.
Rijd niet met het voertuig, als u door alcohol, drugs of medicijnen ongeschikt voor het verkeer bent.
Rijd niet met het voertuig, als u hiertoe fysiek of psychisch niet in staat bent.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg
hebben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingSommige onderdelen van het voertuig worden bij gebruik van het voertuig zeer
heet.
Raak onderdelen zoals uitlaatsysteem, koeler, motor, stootdemper en remsysteem pas aan, als deze
voertuigcomponenten zijn afgekoeld.
Laat de voertuigcomponenten afkoelen voordat u werkzaamheden uitvoert.
Het voertuig uitsluitend in technisch goede staat, op de boogde wijze, en veiligheids- en milieubewust gebruiken.
Het voertuig mag uitsluitend door geïnstrueerde personen worden gebruikt. Voor het wegverkeer is het juiste rijbe-
wijs vereist.
VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 2
17
Storingen, die de veiligheid beperken, onmiddellijk in een geautoriseerde KTM-garage laten verhelpen.
De op het voertuig aangebrachte stickers met aanwijzingen en waarschuwingen in acht nemen.
2.7 Beschermende kleding
Waarschuwing
Gevaar voor letselGeen of slechte beschermende kleding vormt een verhoogd risico.
Draag bij alle ritten geschikte, beschermende bekleding zoals helm, laarzen, handschoenen alsmede
broek en jas met bescherming.
Draag altijd beschermende kleding die zich in een goede staat bevindt en voldoet aan de wettelijke
voorschriften.
Voor uw eigen veiligheid adviseert KTM om het voertuig uitsluitend te gebruiken met geschikte, beschermende
kleding.
2.8 Werkinstructies
Voor enkele werkzaamheden zijn hulpgereedschappen vereist. Deze maken geen deel uit van het voertuig, maar
kunnen worden besteld onder vermelding van de aangegeven nummers tussen haakjes. Voorbeeld: lagertrekker
(15112017000)
Onderdelen die niet kunnen worden hergebruikt (bijvoorbeeld zelfborgende schroeven en moeren, afdichtingen,
dichtringen, keerringen, splitpennen, borgplaten) tijdens de montage door nieuwe onderdelen vervangen.
Voor enkele schroefverbindingen is schroefborging (bijvoorbeeld Loctite
®
) vereist. Specifieke aanwijzingen van de
fabrikant bij het gebruik in acht nemen.
Onderdelen die na de demontage worden hergebruikt, reinigen en controleren op beschadiging en slijtage.
Beschadigde of versleten onderdelen vervangen.
Na een reparatie of servicebeurt controleren of het voertuig verkeersveilig is.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN
18
2.9 Milieu
Door op een verantwoorde manier met uw motorfiets om te gaan kunt u ervoor zorgen dat er geen problemen en
conflicten ontstaan. Om de toekomst van de motorsport veilig te stellen mag u de motorfiets alleen legaal gebrui-
ken, dient u milieubewust te handelen en de rechten van anderen te respecteren.
Houdt u zich bij het afvoeren van oude olie, andere verbruiks- en hulpstoffen en oude onderdelen aan de gel-
dende wet- en regelgeving in het betreffende land.
Omdat motorfietsen niet onder de EU-richtlijn voor de afdanking van oude voertuigen vallen bestaat er geen wet-
telijke regeling voor het afdanken van een oude motorfiets. Uw geautoriseerde KTM-dealer is u graag van dienst.
2.10 Bedieningshandleiding
Lees de bedieningshandleiding beslist goed en volledig door voordat u voor het eerst gaat rijden. In de bedie-
ningshandleiding vindt u veel informatie en tips die bediening, gebruik en service eenvoudiger maken. Alleen zo
komt u te weten hoe u het voertuig het beste afstelt op uw situatie en hoe u zich tegen letsel kunt beschermen.
Bewaar de bedieningshandleiding op een eenvoudig toegankelijke plaats, zodat u deze op ieder moment kunt
raadplegen wanneer dat nodig is.
Neem contact op met een geautoriseerde KTM-dealer wanneer u meer over het voertuig wilt weten of wanneer
tijdens het lezen iets niet duidelijk is.
De bedieningshandleiding is een belangrijk onderdeel van het voertuig en moet bij verkoop aan de nieuwe eige-
naar worden gegeven.
De bedieningshandleiding is bovendien als download op uw geautoriseerde KTM Motorcycles-dealer en op de
KTM Motorcycles-website beschikbaar.
Internationale KTM website: http://www.ktm.com
BELANGRIJKE AANWIJZINGEN 3
19
3.1 Garantie
De in het serviceschema voorgeschreven werkzaamheden mogen uitsluitend in een geautoriseerde KTM-garage
worden uitgevoerd en moeten in het service- en garantieboekje en op KTM Dealer.net worden bevestigd, aangezien
anders de aanspraak op garantie vervalt. Bij schade of gevolgschade die door manipulaties en/of wijzigingen aan
het voertuig zijn veroorzaakt, bestaat er geen aanspraak op garantie.
Meer informatie over de garantie en de afwikkeling ervan vindt u in het service- & garantieboekje.
3.2 Bedrijfsmiddelen, hulpstoffen
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
Bedrijfsmiddelen en hulpstoffen volgens de bedieningshandleiding en specificaties gebruiken.
3.3 Reserveonderdelen, toebehoren
Gebruik voor uw eigen veiligheid alleen reserveonderdelen en toebehoren die door KTM zijn vrijgegeven en/of aan-
bevolen en laat deze alleen in een geautoriseerde KTM-garage monteren. Voor andere producten en daardoor ver-
oorzaakte schade is KTM niet aansprakelijk.
Enkele reserveonderdelen en toebehoren zijn bij de betreffende beschrijvingen tussen haakjes aangegeven. Uw
geautoriseerde KTM-dealer adviseert u graag.
3 BELANGRIJKE AANWIJZINGEN
20
De actuele KTM PowerParts voor uw voertuig vindt u op de KTM website.
Internationale KTM website: http://www.ktm.com
3.4 Service
Voorwaarde voor een storingsvrij gebruik en het voorkomen van voortijdige slijtage is dat u zich houdt aan de in de
bedieningshandleiding genoemde service, onderhouds- en afstelwerkzaamheden aan de motor en het chassis.
Door een onjuist afgesteld chassis kunnen chassiscomponenten beschadigen of afbreken.
Wanneer het voertuig onder zwaardere omstandigheden wordt gebruikt, zoals bij sterke regen, hoge temperaturen
of met zware bagage, kunnen componenten zoals aandrijving, remsystemen of veringscomponenten duidelijk snel-
ler verslijten. Daarom kan het nodig zijn onderdelen reeds voor het bereiken van het volgende service-interval te
controleren of te vervangen.
Het is belangrijk dat u zich strikt houdt aan de voorgeschreven inrijtijden en service-intervallen. De inachtneming
daarvan draagt in belangrijke mate bij aan de verhoging van de levensduur van de motorfiets.
3.5 Afbeeldingen
De in de handleiding weergegeven afbeeldingen tonen deels speciale uitrustingen.
Voor een betere weergave en toelichting kunnen enkele onderdelen gedemonteerd of niet afgebeeld zijn. Voor de
betreffende beschrijving is het echter niet altijd noodzakelijk dat deze onderdelen worden gedemonteerd. Houdt u
zich aan de aanwijzingen in de tekst.
3.6 Klantenservice
De geautoriseerde KTM-dealer beantwoordt graag uw vragen over uw voertuig of over KTM.
BELANGRIJKE AANWIJZINGEN 3
21
De lijst met geautoriseerde KTM-dealers vindt u op de KTM-website.
Internationale KTM website: http://www.ktm.com
4 AFBEELDING VOERTUIG
22
4.1 Afbeelding voertuig linksvoor (symbolische weergave)
F01996-10
AFBEELDING VOERTUIG 4
23
1
Stopcontact voor elektrisch toebehoren ( pag. 42)
2
Koppelingshendel ( pag. 31)
3
Zadelslot ( pag. 56)
4
Opbergvak links
5
Grepen ( pag. 55)
6
Bagagedragerplaat ( pag. 55)
7
Voetsteun passagier ( pag. 57)
8
Bestuurdersvoetsteunen
9
Versnellingshendel ( pag. 57)
bk
Zijstandaard ( pag. 59)
4 AFBEELDING VOERTUIG
24
4.2 Afbeelding voertuig rechtsachter (symbolische weergave)
F01997-10
AFBEELDING VOERTUIG 4
25
1
Opbergvak onder de buddyseat
2
Opbergvak rechts
3
Tankdop
4
Lichtschakelaar ( pag. 33)
4
Menuschakelaar ( pag. 37)
4
Richtingaanwijzerschakelaar ( pag. 37)
4
Claxonknop ( pag. 38)
5
Noodstopschakelaar/e-startknop ( pag. 39)
6
Remhendel ( pag. 31)
7
Kijkglas motorolie
8
Rempedaal ( pag. 58)
5 SERIENUMMERS
26
5.1 Voertuigidentificatiennummer
402324-10
Het voertuigidentificatienummer
1
is aan de rechterkant van het
balhoofd gegraveerd.
SERIENUMMERS 5
27
5.2 Typeplaatje
F01880-10
Het typeplaatje
1
is op het frame links aangebracht.
Het typeplaatje Australië
2
is op het frame rechts aangebracht.
5 SERIENUMMERS
28
5.3 Sleutelnummer
V01200-10
Sleutelnummer
1
staat op de KEYCODECARD.
Info
U heeft het sleutelnummer nodig om een reservesleutel te
bestellen. De KEYCODECARD op een veilig plaats bewaren.
5.4 Motornummer
H01047-10
Het motornummer
1
is op het motorhuis boven gegraveerd.
SERIENUMMERS 5
29
5.5 Artikelnummer voorvork
402295-10
Het artikelnummer van de voorvork
1
is aan de binnenzijde van
de asopname gegraveerd.
5.6 Artikelnummer schokdemper
V01201-10
Het artikelnummer van de schokdemper
1
is aan de linkerkant
van de schokdemper aangebracht.
5 SERIENUMMERS
30
5.7 Artikelnummer stuurdemper
F01881-10
Het artikelnummer van de stuurdemper
1
is in de onderkant van
de stuurdemper gegraveerd.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
31
6.1 Koppelingshendel
F01882-10
De koppelingshendel
1
is aan de linkerkant van het stuur aange-
bracht.
6.2 Remhendel
F01883-10
De remhendel
1
is aan de rechterkant van het stuur
aangebracht.
De voorwielrem wordt geschakeld met de remhendel.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
32
6.3 Gashendel
F01884-10
De gashendel
1
is aan de rechterkant van het stuur aangebracht.
6.4 Schakelaars links aan stuur
6.4.1 Combinatieschakelaar
De combinatieschakelaar is aan de linkerkant van het stuur aange-
bracht.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
33
F01885-10
Overzicht combinatieschakelaar links
1
Lichtschakelaar ( pag. 33)
2
Menuschakelaar ( pag. 37)
3
Richtingaanwijzerschakelaar ( pag. 37)
4
Claxonknop ( pag. 38)
6.4.2 Lichtschakelaar
F01886-10
De lichtschakelaar
1
is aan de linkerkant van de combinatie-
schakelaar aangebracht.
Mogelijke toestanden
Dimlicht aan Lichtschakelaar in stand
A
. In deze
stand zijn het dimlicht en achterlicht ingeschakeld.
Groot licht aan Lichtschakelaar in stand
B
geduwd. In deze stand zijn het groot licht en het
achterlicht ingeschakeld.
Seinlicht Lichtschakelaar naar stand
C
trekken.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
34
6.4.3 Schakelaar van cruisecontrol (optioneel)
V01193-10
De schakelaar van de cruisecontrol
1
is links op de combinatie-
schakelaar aangebracht.
Mogelijke toestanden
Schakelaar van cruisecontrol in de uitgangspositie.
Schakelaar van cruisecontrol naar links gedrukt. In
deze stand wordt de cruisecontrol in- en uitgeschakeld. De
bedrijfstoestand wordt op het gecombineerde instrument
weergegeven.
Schakelaar van cruisecontrol kort omhoog gedrukt. De als
laatste opgeslagen snelheid wordt weer bereikt en aangehou-
den. Elke keer dat de schakelaar wordt aangetikt, wordt de
doelsnelheid met 1 km/h of 1 mph verhoogd.
Schakelaar van cruisecontrol omhoog gedrukt gehouden.
De doelsnelheid neemt stapsgewijs toe met 5 km/h of
5 mph.
Schakelaar van cruisecontrol kort omlaag gedrukt. De
cruisecontrol wordt geactiveerd en de actuele snelheid wordt
aangehouden. Elke keer dat de schakelaar wordt aangetikt,
wordt de doelsnelheid met 1 km/h of 1 mph verlaagd.
Schakelaar van cruisecontrol omlaag gedrukt gehouden.
De doelsnelheid neemt stapsgewijs af met 5 km/h of
5 mph.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
35
Info
Na activering van de cruisecontrol kan de gashendel in de
uitgangspositie teruggedraaid worden. De gekozen snelheid
blijft behouden.
Als de doelsnelheid door verdraaien van de gashendel voor
minder dan 30 seconden wordt overschreden, blijft de crui-
secontrol geactiveerd.
Om de cruisecontrol uit te schakelen, schakelaar van cruisecon-
trol naar links drukken.
De cruisecontrol wordt bovendien in de onderstaande situaties
gedeactiveerd:
bediening van de remhendel
bediening van het rempedaal
bediening van de koppelingshendel
dichtdraaien van de gashendel tot voorbij de uitgangspositie
regeling van de motorfietstractiecontrole (MTC)
slip aan het achterwiel of omhoog komend voorwiel
optreden van een fout die de werking van de cruisecontrol
beperkt
overschrijden van de doelsnelheid bij een inhaalmanoeuvre
gedurende meer dan 30 seconden
6 BEDIENINGSELEMENTEN
36
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet snelheidsregelsysteem is niet
voor alle rijsituaties geschikt.
De gekozen doelsnelheid wordt onderschreden als op een
helling het motorvermogen niet voldoende is.
De gekozen doelsnelheid wordt overschreden als op een
helling het motorremwerking niet voldoende is.
Gebruik het snelheidsregelsysteem niet op wegen met
veel bochten.
Gebruik het snelheidsregelsysteem niet op een glad
wegdek (bijvoorbeeld regen, ijs, sneeuw) of op een
niet verharde ondergrond (bijvoorbeeld zand, stenen,
grind).
Gebruik het snelheidsregelsysteem niet als de ver-
keerssituatie geen constante snelheid toelaat.
De functie cruisecontrol is alleen beschikbaar wanneer de motor-
fietstractiecontrole (MTC) is geactiveerd.
Wanneer de tractiecontrole van de motorfiets (MTC) wordt uitge-
schakeld, wordt ook de cruisecontrol uitgeschakeld.
De cruisecontrol kan tijdens een sterke acceleratie niet worden
geactiveerd.
De functie cruisecontrol kan alleen in de 2e, 3e, 4e, 5e en 6e ver-
snelling worden geactiveerd.
Het regelbereik loopt van 30 tot 160 km/h of van 18 tot 98 mph.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
37
6.4.4 Menuschakelaar
F01887-10
De menuschakelaar is in het midden van de combinatieschakelaar
links aangebracht.
Met de menutoetsen wordt het display van het gecombineerde
instrument bestuurd.
Toets
1
is de UPtoets.
Toets
2
is de DOWNtoets.
Toets
3
is de SETtoets.
Toets
4
is de BACKtoets.
6.4.5 Richtingaanwijzerschakelaar
F01887-11
De richtingaanwijzerschakelaar
1
is op de combinatieschakelaar
links aangebracht.
Mogelijke toestanden
Richtingaanwijzer uit
Richtingaanwijzer links aan Richtingaanwijzerscha-
kelaar naar links geschakeld. De richtingaanwijzer-
schakelaar springt na het schakelen terug in de mid-
delste stand.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
38
Richtingaanwijzer rechts aan Richtingaanwijzerscha-
kelaar naar rechts geschakeld. De richtingaanwijzer-
schakelaar springt na het schakelen terug in de mid-
delste stand.
Voor het uitschakelen van de richtingaanwijzer moet u de richting-
aanwijzerschakelaar richting het schakelaarhuis duwen.
6.4.6 Claxonknop
F01887-12
De claxonknop
1
is op de combinatieschakelaar links aange-
bracht.
Mogelijke toestanden
Claxonknop in de uitgangspositie
Claxonknop ingedrukt In deze stand wordt de claxon
bediend.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
39
6.5 Schakelaars rechts aan stuur
6.5.1 Noodstopschakelaar/e-startknop
F01888-10
De noodstopschakelaar/e-startknop
1
is rechts op de combinatie-
schakelaar aangebracht.
Mogelijke toestanden
Noodstopschakelaar/estartknop uit (bovenste stand)
In deze stand is het ontstekingscircuit onderbroken.
Een draaiende motor schakelt uit en een stilstaande
motor kan niet worden gestart. Er verschijnt een mel-
ding op het display.
Noodstopschakelaar/estartknop aan (middelste stand)
Deze stand is noodzakelijk bij het rijden, het ontste-
kingscircuit is gesloten.
Startmotor aan (onderste stand) In deze stand wordt
de startmotor geactiveerd.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
40
6.6 Contact- en stuurslot
F01889-01
Het contact- en stuurslot bevindt zich voor de bovenste kroonplaat.
Mogelijke toestanden
Ontsteking uit In deze stand is het ontstekingscir-
cuit onderbroken. Een draaiende motor schakelt uit
en een stilstaande motor schakelt niet in. De contact-
sleutel kan eruit worden getrokken.
Ontsteking aan In deze stand is het ontstekingscir-
cuit gesloten en kan de motor worden gestart.
Stuur geblokkeerd In deze stand is het ontstekings-
circuit onderbroken en het stuur geblokkeerd. De con-
tactsleutel kan eruit worden getrokken.
6.7 Stuur vergrendelen
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen of omvallen.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
41
400732-01
Voertuig parkeren.
Het stuur helemaal naar links draaien.
Contactsleutel in het contact- en stuurslot steken, indrukken
en naar links draaien. Contactsleutel eruit trekken.
Het stuur kan niet meer worden bewogen.
6.8 Stuur ontgrendelen
400731-01
Contactsleutel in het contact- en stuurslot steken, indrukken
en naar rechts draaien. Contactsleutel eruit trekken.
Het stuur kan weer worden bewogen.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
42
6.9 Stopcontact voor elektrisch toebehoren
F01922-10
Het stopcontact
1
voor elektrisch toebehoren is voor de bovenste
kroonplaat aangebracht.
Het is aangesloten op constant plus en gezekerd.
Stopcontact elektrische toebehoren
Spanning 12 V
Maximale
stroomopname
10 A
6.10 Tankdop openen
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
De brandstof in de tank wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uit de tank stromen.
Tank het voertuig niet in de buurt van open vuur of brandende sigaretten.
Zet de motor uit, als u brandstof tankt.
Voorkom dat brandstof wordt gemorst, in het bijzonder op hete delen van het voertuig.
Wis eventueel gemorste brandstof onmiddellijk weg.
Neem de gegevens over het tanken van brandstof in acht.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
43
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als
brandstof in de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Bewaar brandstof correct in een geschikt reservoir en buiten het bereik van kinderen.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
F01890-10
Afdekking
1
op de brandstoftankdop omhoogklappen en con-
tactsleutel in het slot steken.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
44
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingDe contactsleutel kan bij overbelas-
ting afbreken.
Beschadigde contactsleutels moeten worden vervangen.
Op de brandstoftankdop drukken om de contactsleutel te
ontlasten.
Contactsleutel 90° met de klok mee draaien.
Brandstoftankdop omhoogklappen.
6.11 Tankdop sluiten
F01891-01
Tankdop neerklappen.
Contactsleutel 90° met de klok mee draaien.
Brandstoftankdop indrukken en contactsleutel tegen de klok in
draaien tot het slot sluit.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
45
Waarschuwing
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar, gif-
tig en schadelijk voor de gezondheid.
De brandstoftankdop na het sluiten op correcte
vergrendeling controleren.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Bij contact met de huid desbetreffende plek
onmiddellijk met veel water afspoelen.
Contactsleutel eruit trekken en afdekking neerklappen.
6.12 Opbergvak onder de buddyseat openen
Werkzaamheden vooraf
Buddyseat verwijderen. ( pag. 178)
6 BEDIENINGSELEMENTEN
46
F01892-10
Hoofdwerkzaamheden
Vergrendeling
1
in pijlrichting indrukken en in het bereik
A
losmaken.
Opbergvak openen.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
47
6.13 Opbergvak onder de buddyseat sluiten
F01893-10
Hoofdwerkzaamheden
Opbergvak sluiten.
Vergrendeling
1
in het bereik
A
bevestigen en in pijlrich-
ting drukken.
Werkzaamheden achteraf
Buddyseat monteren. ( pag. 179)
6 BEDIENINGSELEMENTEN
48
6.14 Opbergvak links openen
Werkzaamheden vooraf
Buddyseat verwijderen. ( pag. 178)
Bestuurderszadel verwijderen. ( pag. 179)
Zijbekleding links demonteren. ( pag. 192)
BEDIENINGSELEMENTEN 6
49
F01898-10
Hoofdwerkzaamheden
Afsluitrubber
1
optillen en in het bereik
A
losmaken.
Opbergvak openen.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
50
6.15 Opbergvak links sluiten
F01899-10
Hoofdwerkzaamheden
Opbergvak sluiten.
Afsluitrubber
1
optillen en in het bereik
A
bevestigen.
Werkzaamheden achteraf
Zijbekleding links monteren. ( pag. 193)
Bestuurderszadel monteren. ( pag. 180)
BEDIENINGSELEMENTEN 6
51
Buddyseat monteren. ( pag. 179)
6.16 Opbergvak rechts openen
Werkzaamheden vooraf
Buddyseat verwijderen. ( pag. 178)
Bestuurderszadel verwijderen. ( pag. 179)
Zijbekleding rechts demonteren. ( pag. 194)
6 BEDIENINGSELEMENTEN
52
F01900-10
Hoofdwerkzaamheden
Afsluitrubber
1
optillen en in het bereik
A
losmaken.
Opbergvak openen.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
53
6.17 Opbergvak rechts sluiten
F01901-10
Hoofdwerkzaamheden
Opbergvak sluiten.
Afsluitrubber
1
optillen en in het bereik
A
bevestigen.
Werkzaamheden achteraf
Zijbekleding rechts monteren. ( pag. 195)
Bestuurderszadel monteren. ( pag. 180)
6 BEDIENINGSELEMENTEN
54
Buddyseat monteren. ( pag. 179)
6.18 Boordgereedschap
F01905-10
In het opbergvak links of rechts bevindt zich het boordgereed-
schap
1
.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
55
6.19 Grepen
F01903-10
De grepen
1
zijn bestemd voor het rangeren van de motorfiets.
Bij het rijden met een passagier kan deze zich hieraan vasthou-
den.
6.20 Bagagedragerplaat
F01903-11
De bagagedragerplaat
1
bevindt zich achter de buddyseat.
Op de bagagedragerplaat kan de basisplaat van een koffersysteem
(optioneel) worden bevestigd.
De bagagedragerplaat mag maximaal met het aangegeven gewicht
worden belast.
Maximaal toegestane
belasting van de
bagagedragerplaat
5 kg
6 BEDIENINGSELEMENTEN
56
Info
Op de aanwijzingen van de kofferfabrikant letten.
6.21 Zadelslot
F01902-10
Het zadelslot
1
bevindt zich aan de linkerkant van het voertuig.
Hij kan met de contactsleutel ontgrendeld worden.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
57
6.22 Voetsteun passagier
F01904-10
De voetsteunen voor de passagier kunnen worden ingeklapt.
Mogelijke toestanden
Voetsteun passagier ingeklapt Voor het rijden zonder passa-
gier.
Voetsteun passagier uitgeklapt Voor het rijden met passa-
gier.
6.23 Versnellingshendel
V01271-11
De versnellingshendel
1
is aan de linkerkant van de motor
gemonteerd.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
58
V01271-10
De positie van de versnellingen kan afgelezen worden van de
afbeelding.
De neutrale of stationaire stand bevindt zich tussen de 1e en 2e
versnelling.
6.24 Rempedaal
402177-10
Het rempedaal
1
bevindt zich voor de rechter voetsteun.
De achterwielrem wordt geschakeld met het rempedaal.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
59
6.25 Zijstandaard
402029-10
De zijstandaard
1
bevindt zich aan de linker voertuigzijde.
De zijstandaard wordt gebruikt voor het parkeren van de motor-
fiets.
Info
Tijdens het rijden moet de zijstandaard opgeklapt zijn.
De zijstandaard is gekoppeld aan het veiligheidsstartsys-
teem. Lees de rij-instructies.
Mogelijke toestanden
Zijstandaard uitgeklapt Het voertuig kan op de zijstandaard
worden neergezet. Het veiligheidsstartsysteem is actief.
Zijstandaard ingeklapt Deze stand is altijd nodig als u gaat
rijden. Het veiligheidsstartsysteem is niet actief.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
60
7.1 Gecombineerd instrument
F01763-10
Het gecombineerde instrument is voor het stuur aangebracht.
Het gecombineerde instrument is ingedeeld in twee functieseg-
menten.
1
Controlelampjes ( pag. 64)
2
Display
7.2 Activering en test
F01764-01
Activering
Het gecombineerde instrument wordt ingeschakeld met het con-
tact.
Info
De helderheid van de indicaties wordt geregeld door een
omgevingslichtsensor in het gecombineerde instrument.
Test
Op het display verschijnt de begroetingstekst en alle controlelamp-
jes branden kort in het kader van een functiecontrole.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
61
Info
Het controlelampje storing brandt altijd, zolang de motor
niet draait. Als de motor draait en het controlelampje sto-
ring brandt, volgens de verkeersregels stoppen en con-
tact opnemen met een geautoriseerde KTM-garage.
Het waarschuwingslampje oliedruk brandt altijd, zolang
de motor niet draait. Wanneer de motor draait en het waar-
schuwingslampje oliedruk brandt, onmiddellijk volgens
de geldende verkeersregels stoppen en de motor afzetten.
Het ABS-waarschuwingslampje en het
TC-controlelampje branden tot een snelheid van ca.
6 km/h (ca. 4 mph) of meer is bereikt.
7.3 Dagnacht-modus
F01765-01
De dagmodus wordt in lichte kleuren weergegeven.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
62
F01765-02
De nachtmodus wordt in donkere kleuren weergegeven.
Info
De omgevingslichtsensor in het gecombineerde instrument
meet de lichtsterkte van de omgeving. Afhankelijk van de
lichtsterkte die de omgevingslichtsensor meet, wordt het
display lichter of donkerder en wordt afhankelijk van de
instelling in de andere modus geschakeld.
De weergavemodus kan in het submenu Display Theme wor-
den geconfigureerd. Hier kan de automatische dag-nacht-
modus of permanente nachtmodus worden geselecteerd.
7.4 Waarschuwingen
F01766-10
Waarschuwingen verschijnen aan de bovenste en/of onderste dis-
playrand, afhankelijk van de relevantie hebben ze een gele of rode
achtergrond.
Gele waarschuwingen
1
tonen fouten of informatie die een snelle
interventie of aanpassing van de rijstijl vereisen.
Rode waarschuwingen
2
tonen fouten of informatie die een
onmiddellijke interventie vereisen.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
63
Info
Waarschuwingen worden verborgen door op een willekeu-
rige toets te drukken.
Alle bestaande waarschuwingen worden in het
submenu Warning weergegeven tot ze niet meer actief zijn.
7.5 Waarschuwing voor glad wegdek
F01767-01
Het verschijnen van de waarschuwing voor glad wegdek wijst op
een verhoogd risico op gladde wegen.
De waarschuwing voor glad wegdek verschijnt op het display
wanneer de omgevingstemperatuur onder de aangegeven waarde is
gedaald.
Temperatuur 4 °C
De waarschuwing voor glad wegdek verdwijnt weer van het dis-
play wanneer de omgevingstemperatuur weer boven de aangegeven
waarde is gestegen.
Temperatuur 6 °C
Info
Wanneer de waarschuwing voor glad wegdek oplicht, ver-
schijnt ook de waarschuwing ICE WARNING.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
64
7.6 Controlelampjes
F01768-01
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
65
De controlelampjes geven extra informatie over de toestand van de motorfiets.
Bij het inschakelen van het contact gaan alle controlelampjes behalve het TC-controlelampje kort branden.
Info
Het controlelampje storing brandt altijd, zolang de motor niet draait. Als de motor draait en het contro-
lelampje storing brandt, volgens de verkeersregels stoppen en contact opnemen met een geautoriseerde
KTM-garage.
Het waarschuwingslampje oliedruk brandt altijd, zolang de motor niet draait. Wanneer de motor draait
en het waarschuwingslampje oliedruk brandt, onmiddellijk volgens de geldende verkeersregels stoppen
en de motor afzetten.
Het ABS-waarschuwingslampje en het TC-controlelampje branden tot een snelheid van ca. 6 km/h
(ca. 4 mph) of meer is bereikt.
Mogelijke toestanden
Controlelampje voor richtingaanwijzer knippert groen in knipperritme Richtingaanwijzer is
ingeschakeld.
Controlelampje storing brandt geel De OBD heeft een fout in de voertuigelektronica
geconstateerd. Volgens de verkeersregels stoppen en contact opnemen met een geautoriseerde
KTM-garage.
ABS-waarschuwingslampje brandt/knippert geel Status- of foutmelding bij het ABS. Het
ABS-waarschuwingslampje knippert als de ABS-modus Offroad is geactiveerd.
Controlelampje stationair brandt groen Versnelling is in positie vrij geschakeld.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
66
TC-controlelampje brandt/knippert geel MTC ( pag. 292) is niet actief of is bezig met
regelen. Het TC-controlelampje brandt ook als er een fout wordt herkend. Contact opnemen
met een geautoriseerde KTM-garage. Het TC-controlelampje knippert als MTC actief ingrijpt.
Waarschuwingslampje oliedruk brandt rood Oliedruk is te laag. Onmiddellijk veilig stoppen
en de motor afzetten.
Controlelampje alarminstallatie brandt/knippert rood Status- of foutmelding bij de alarmin-
stallatie.
Controlelampje cruisecontrol (optioneel) brandt geel De functie cruisecontrol is ingescha-
keld, maar de cruisecontrol is niet actief.
Controlelampje cruisecontrol (optioneel) brandt groen De functie cruisecontrol is ingescha-
keld en de cruisecontrol is actief.
Controlelampje groot licht brandt blauw Groot licht is ingeschakeld.
Algemeen waarschuwingslampje brandt geel Een aanwijzing/waarschuwing voor de veiligheid
is gedetecteerd. Dit wordt ook op het display weergegeven.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
67
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
68
7.7 Display
F01769-10
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
69
1
Toerental ( pag. 71)
1
Schakelindicator ( pag. 72)
De schakelindicator is in de weergave van de toerenteller geïntegreerd.
2
Versnellingsindicatie
3
Eenheid voor de toerentalindicatie
4
Snelheidsindicator ( pag. 73)
5
Eenheid voor de snelheidsindicatie
6
Weergave van de cruisecontrol (optioneel) ( pag. 74)
7
Rideweergave ( pag. 75)
8
ABSweergave ( pag. 75)
9
MTCweergave ( pag. 76)
bk
Weergave van de koelmiddeltemperatuur ( pag. 76)
bl
Brandstofpeilweergave ( pag. 78)
bm
Omgevingslucht-temperatuurindicator ( pag. 79)
bn
Waarschuwing voor glad wegdek ( pag. 63)
bo
Bluetooth
®
(optioneel)
bp
GPS (optioneel)
bq
Tijd ( pag. 79)
br
SET
Wordt alleen bij gesloten menu weergegeven.
bs
Favoritesweergave ( pag. 80)
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
70
7.8 RALLY display (optioneel)
F01770-10
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
71
Info
De afbeelding toont het startscherm van het gecombineerde instrument bij geactiveerde rijmodus RALLY.
Als het menu geopend is, wordt verder de snelheid weergegeven.
1
Rijmodus RALLY (optioneel)
2
ABSmodus
3
Throttle Response (optioneel) ( pag. 293)
4
Slipaanpassing (optioneel) ( pag. 293)
7.9 Toerental
F01771-01
Het toerental wordt in omwentelingen per minuut weergegeven.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
72
7.10 Schakelindicator
F01772-01
De schakelindicator is in de weergave van de toerenteller geïnte-
greerd.
In het submenu Shift Light kan het toerental voor de schakelindica-
tor worden ingesteld. Tijdens de inrijfase (tot 1000 km/621 mi) is
de schakelindicator altijd actief. Pas daarna kan de schakelindica-
tor worden gedeactiveerd en kunnen de waarden voor Lights up en
Flashes worden ingesteld. Bij Lights up knippert de schakelindica-
tor en bij Flashes knippert deze en de kleur verandert.
Info
In de 6e versnelling is de schakelindicator bij warme motor
na de eerste service gedeactiveerd.
Koelmiddeltempera-
tuur
35 °C
ODO < 1.000 km
Schakelindicator
knippert altijd bij
6.500 1/min
Koelmiddeltempera-
tuur
> 35 °C
ODO > 1.000 km
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
73
Lights up-
schakelindicator
knippert
Flashes-
schakelindicator
knippert en verandert van kleur
7.11 Snelheidsindicator
F01773-01
De snelheid wordt in kilometer per uur km/h of in mijl per uur mph
weergegeven.
De eenheid van de snelheid kan in het submenu Distance worden
geconfigureerd.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
74
7.12 Weergave van de cruisecontrol (optioneel)
F01774-01
Bij geactiveerde cruisecontrol wordt de bedrijfstoestand op het
display van het gecombineerde instrument weergegeven.
De cruisecontrol wordt bestuurd met de
schakelaar van de cruisecontrol ( pag. 34).
Info
Als de functie cruisecontrol is ingeschakeld maar de cruise-
control niet actief is, brandt het controlelampje cruisecon-
trol geel.
Als de functie cruisecontrol is ingeschakeld en de cruise-
control actief is, brandt het controlelampje cruisecontrol
groen.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
75
7.13 Rideweergave
F01775-10
De ingestelde Ride Mode ( pag. 291) wordt in het bereik
1
van
het display weergegeven.
In het submenu Ride Mode kan de rijmodus worden geconfigu-
reerd.
7.14 ABSweergave
F01775-11
De ingestelde ABS-modus wordt in het gedeelte
1
van het dis-
play weergegeven.
In het submenu ABS kan het ABS worden geconfigureerd.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
76
7.15 MTCweergave
F01775-12
In het bereik
1
van het display wordt weergegeven of MTC
( pag. 292) is in- of uitgeschakeld.
In het submenu MTC kan de motorfietstractiecontrole worden in-
of uitgeschakeld.
7.16 Weergave van de koelmiddeltemperatuur
F01776-01
De weergave van de koelmiddeltemperatuur bestaat uit balkjes.
Hoe meer balkjes er branden, hoe warmer het koelmiddel.
Bij een koelmiddeltemperatuur van 120 °C wordt de noodloop
automatisch ingeschakeld.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
77
Aanwijzing
MotorschadeBij oververhitting raakt de motor beschadigd.
Stop onmiddellijk volgens de verkeersregels en schakel de
motor uit wanneer de waarschuwing voor de koelmiddeltem-
peratuur verschijnt.
Laat de motor en het koelsysteem afkoelen.
Controleer resp. corrigeer het koelmiddelpeil bij afgekoeld
koelsysteem.
Info
Bij het knipperen van alle balkjes verschijnt ook de waar-
schuwing ENGINE TEMP HIGH.
Als het koelsysteem oververhit raakt, wordt het maximale
motortoerental begrensd.
Mogelijke toestanden
Motor koud Tot drie balkjes branden.
Motor warm Vier balkjes branden.
Motor heet Vijf tot acht balkjes branden.
Motor zeer heet Alle acht balkjes branden rood.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
78
7.17 Brandstofpeilweergave
F01777-01
De brandstofpeilweergave bestaat uit balkjes. Hoe meer balkjes er
branden, hoe meer brandstof zich in de brandstoftank bevindt.
Info
De meting van de brandstofvoorraad wordt pas vanaf het
bereiken van de helft van de brandstoftankinhoud actief.
Tot de helft van de brandstoftankinhoud wordt de brand-
stofpeilweergave als vol weergegeven.
Als de brandstofvoorraad bijna is verbruikt, knippert het
laatste segment rood en verschijnt bovendien de waarschu-
wing LOW FUEL.
Om voortdurend schommelen van de weergave tijdens het
rijden te vermijden, wordt het brandstofpeil iets vertraagd
weergegeven.
Als de zijstandaard is uitgeklapt of als de noodstopschake-
laar is uitgeschakeld, wordt de brandstofpeilweergave niet
geactualiseerd.
Als de zijstandaard wordt ingeklapt en de noodstopschake-
laar ingeschakeld, wordt de volgende actualisering pas na
2 minuten uitgevoerd.
Als het gecombineerde instrument geen signaal van de
brandstofpeilsensor ontvangt, knippert de brandstofpeil-
weergave.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
79
7.18 Omgevingslucht-temperatuurindicator
F01778-01
De omgevingstemperatuur wordt in °C of °F weergegeven.
In het submenu Temperature kan de eenheid van de omgevings-
temperatuur worden geconfigureerd.
7.19 Tijd
F01779-01
In alle talen behalve EN-US wordt de tijd in de 24uursnotatie
weergegeven. Als de taal EN-US ingesteld is, wordt de tijd weer-
gegeven in de 12-uursnotatie.
In het submenu Clock/Date kan de tijd worden geconfigureerd.
Info
De tijd moet worden ingesteld als de 12V-accu losgekop-
peld is geweest van het voertuig of als de zekering eruit is
gehaald.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
80
7.20 Favoritesweergave
F01780-01
In de Favoritesweergave worden tot acht informatieteksten weerge-
geven.
In het submenu Favorites kan de Favoritesweergave vrij worden
geconfigureerd.
Info
Eén tot vier geselecteerde informatieteksten worden op
twee regels weergegeven. Vijf tot acht geselecteerde infor-
matieteksten worden op één regel weergegeven.
7.21 Quick Selector 1weergave
F01781-01
Door op de UP-knop te drukken, wordt bij gesloten menu
de Quick Selector 1-weergave opgeroepen.
Door op de BACKknop te drukken, wordt de Quick Selector 1-
weergave gesloten.
Info
In het submenu Quick Selector 1 kan de Quick Selec-
tor 1weergave worden geconfigureerd. Er kan een
willekeurige informatietekst worden geselecteerd.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
81
7.22 Quick Selector 2weergave
F01782-01
Door op de DOWN-knop te drukken, wordt bij gesloten menu
de Quick Selector 2-weergave opgeroepen.
Door op de BACKknop te drukken, wordt de Quick Selector 2-
weergave gesloten.
Info
In het submenu Quick Selector 2 kan de Quick Selec-
tor 2weergave worden geconfigureerd. Er kan een
willekeurige informatietekst worden geselecteerd.
7.23 Navigationweergave (optioneel)
F01783-01
De Navigation-weergave verschijnt bij geactiveerde navigatiefunc-
tie.
In de Navigationweergave worden de richtingspijl, de afstand tot
de bestemming, de geschatte aankomsttijd van de mobiele tele-
foon, de afstand tot het volgende wegpunt en de straatnaam weer-
gegeven.
In het submenu Navigation kan de Navigationweergave worden
geconfigureerd.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
82
Info
Als de visuele navigatie is geactiveerd, wordt de Favori-
tesweergave verborgen.
7.24 Menu
F01784-10
Info
Om het menu te openen op het startscherm op
de SETknop
1
drukken.
Met de UP-knop
2
of de DOWN-knop
3
in het menu
navigeren.
Door de BACK-knop
4
in te drukken springt de menus-
tructuur een stap terug resp. wordt het menu gesloten.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
83
7.24.1 KTM MY RIDE (optioneel)
F01785-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Functie KTM MY RIDE (optioneel) geactiveerd.
Functie Bluetooth
®
(optioneel) geactiveerd.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot KTM MY RIDE is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
In het menu KTM MY RIDE kan een geschikte mobiele telefoon of
geschikte headset via Bluetooth
®
met het gecombineerde instru-
ment worden verbonden en kunnen de audiofunctie en de naviga-
tiefunctie worden geconfigureerd.
Info
Niet elke mobiele telefoon en niet elke headset is geschikt
om met het gecombineerde instrument te verbinden.
De standaard Bluetooth
®
2.1 moet ondersteund worden.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
84
7.24.2 Audio (optioneel)
F01786-01
Voorwaarden
Functie KTM MY RIDE (optioneel) geactiveerd.
Functie Bluetooth
®
(optioneel) geactiveerd.
Het gecombineerde instrument is met een geschikte mobiele
telefoon verbonden.
Het gecombineerde instrument is met een geschikte headset
verbonden.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot KTM MY RIDE is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe hoog volume van uw kopte-
lefoon kan van het verkeer afleiden.
Stel het volume van uw koptelefoon zodanig in dat
u het overige verkeer nog kunt horen.
UP- of DOWNknop indrukken tot Audio is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het submenu geopend.
Ingedrukt houden van de UPknop verhoogt het audiovolume.
Ingedrukt houden van de DOWNknop verlaagt het audiovo-
lume.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
85
Kort indrukken van de UPknop wisselt naar de volgende audio-
titel.
Door kort of twee keer kort drukken op de DOWN-knop wordt
afhankelijk van het telefoonmodel naar de vorige audiotitel
gewisseld of de actuele audiotitel opnieuw van voren afge-
speeld.
Drukken op de SETknop speelt de audiotitel af of pauzeert de
audiotitel.
Info
Bij sommige mobiele telefoons moet de audioplayer van
de mobiele telefoon worden gestart, voordat de weer-
gave mogelijk is.
Voor een eenvoudigere bediening kan de audiofunctie
aan Quick Selector 1 of aan Quick Selector 2 worden toe-
gevoegd.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
86
7.24.3 Navigation (optioneel)
F01787-01
Voorwaarden
Functie KTM MY RIDE (optioneel) geactiveerd.
Functie Bluetooth
®
(optioneel) geactiveerd.
De KTM MY RIDE-app (optioneel) is op een geschikte mobiele
telefoon (Android
®
-apparaten vanaf versie 6.0, iOS-apparaten
vanaf versie 10) geïnstalleerd en geopend.
Het gecombineerde instrument is met een geschikte mobiele
telefoon verbonden.
De GPS-functie is geactiveerd op de verbonden telefoon.
Voor spraaknavigatie: het gecombineerde instrument is met
een geschikte headset verbonden en een geschikt taalpakket
werd in de KTM MY RIDE-app gedownload.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot KTM MY RIDE is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Navigation is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken wordt het submenu geopend.
In het submenu Navigation kan de navigatiefunctie worden gecon-
figureerd.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
87
Info
De audiofunctie kan gelijktijdig met de navigatiefunctie
worden gebruikt.
Een binnenkomende oproep wordt bij actieve navigatie-
functie in een klein venster in de bovenste displayrand van
het gecombineerde instrument weergegeven.
Bij ingeschakelde navigatiefunctie en verbonden apparaat
verschijnt het GPS-symbool op het display van het gecombi-
neerde instrument.
7.24.4 Navigatie setup (optioneel)
F01788-01
Voorwaarden
Functie KTM MY RIDE (optioneel) geactiveerd.
De KTM MY RIDE-app (optioneel) is op een geschikte mobiele
telefoon (Android
®
-apparaten vanaf versie 6.0, iOS-apparaten
vanaf versie 10) geïnstalleerd en geopend.
Het gecombineerde instrument is met een geschikte mobiele
telefoon verbonden.
De GPS-functie is geactiveerd op de verbonden telefoon.
Voor spraaknavigatie: het gecombineerde instrument is met
een geschikte headset verbonden en een geschikt taalpakket
werd in de KTM MY RIDE-app gedownload.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
88
UP- of DOWNknop indrukken tot KTM MY RIDE is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Navigation is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken wordt het submenu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Navigation Setup is geselec-
teerd. Door de SETknop in te drukken wordt het submenu geo-
pend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren.
Door de SET-knop in te drukken de visuele navigatie in- of uit-
schakelen.
Info
Een geactiveerde spraaknavigatie blijft verder ingescha-
keld.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
89
7.24.5 Volume (optioneel)
F01863-01
Voorwaarden
Functie KTM MY RIDE (optioneel) geactiveerd.
De KTM MY RIDE-app (optioneel) is op een geschikte mobiele
telefoon (Android
®
-apparaten vanaf versie 6.0, iOS-apparaten
vanaf versie 10) geïnstalleerd en geopend.
Het gecombineerde instrument is met een geschikte mobiele
telefoon verbonden.
De GPS-functie is geactiveerd op de verbonden telefoon.
Voor spraaknavigatie: het gecombineerde instrument is met
een geschikte headset verbonden en een passend taalpakket is
in de KTM MY RIDE-app gedownload.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot KTM MY RIDE is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Navigation is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken wordt het submenu geopend.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe hoog volume van uw kopte-
lefoon kan van het verkeer afleiden.
Stel het volume van uw koptelefoon zodanig in dat
u het overige verkeer nog kunt horen.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
90
UP- of DOWNknop indrukken tot Volume is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken wordt het submenu geopend.
Door de UPknop in te drukken wordt het volume van de geacti-
veerde spraaknavigatie verhoogd.
Door de DOWNknop in te drukken wordt het volume van de
geactiveerde spraaknavigatie verlaagd.
7.24.6 Pairing (optioneel)
F01791-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Functie KTM MY RIDE (optioneel) geactiveerd.
Functie Bluetooth
®
(optioneel) geactiveerd.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot KTM MY RIDE is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Pairing is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het submenu geopend.
In het submenu Pairing kan een geschikte mobiele telefoon of
headset via Bluetooth
®
met het gecombineerde instrument worden
verbonden.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
91
Info
De functie Bluetooth
®
kan alleen in combinatie met
KTM MY RIDE (optioneel) worden gebruikt.
Bij ingeschakelde Bluetooth
®
-functie en verbonden apparaat
verschijnt het Bluetooth
®
-symbool op het display van het
gecombineerde instrument.
Niet elke mobiele telefoon en niet elke headset is geschikt
om met het gecombineerde instrument te verbinden.
7.24.7 Phone (optioneel)
F01792-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Functie KTM MY RIDE (optioneel) geactiveerd.
Functie Bluetooth (optioneel) geactiveerd.
Functie Bluetooth
®
op het apparaat dat moet worden gekoppeld
eveneens geactiveerd.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot KTM MY RIDE is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Pairing is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het submenu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Phone is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken wordt het submenu geopend.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
92
Info
Er kunnen nooit twee mobiele telefoons tegelijkertijd
met het gecombineerde instrument worden verbonden.
UP- of DOWNknop indrukken tot Pairing is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken wordt het submenu geopend.
Het gecombineerde instrument start het zoeken naar een
geschikte mobiele telefoon. Als het zoeken succesvol is, wordt
de naam van de mobiele telefoon in het submenu Pairing
weergegeven. Door de SETknop in te drukken, wordt de
verbinding gestart.
Info
De mobiele telefoon moet via Bluetooth
®
zichtbaar zijn,
zodat deze door het gecombineerde instrument kan
worden gevonden.
Op het gecombineerde instrument verschijnt een melding, dat
dit gereed is voor de verbinding. Door bevestiging van Passkey
op de mobiele telefoon en op het gecombineerde instrument
wordt de verbinding succesvol afgesloten.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
93
Info
Bij succesvolle verbinding wordt de naam van de ver-
bonden mobiele telefoon in het submenu Phone weerge-
geven.
UP- of DOWN-knop indrukken tot het gekoppelde appa-
raat is geselecteerd. Door de SET-knop in te drukken,
kan het gekoppelde apparaat worden gewist.
Niet elke mobiele telefoon is geschikt om met het
gecombineerde instrument te verbinden.
Het reeds eerder verbonden apparaat bij geactiveerde Blue-
tooth
®
-functie binnen het bereik van het gecombineerde instru-
ment brengen.
Het apparaat wordt automatisch met het gecombineerde
instrument verbonden.
Als het apparaat niet automatisch na ca. 30 seconden met
het gecombineerde instrument wordt verbonden:
gecombineerd instrument opnieuw opstarten of Pai-
ring-procedure herhalen.
In het submenu Phone kan een geschikte mobiele telefoon met het
gecombineerde instrument worden verbonden.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
94
7.24.8 Headset (optioneel)
F01793-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Functie KTM MY RIDE (optioneel) geactiveerd.
Functie Bluetooth (optioneel) geactiveerd.
Functie Bluetooth
®
op het apparaat dat moet worden gekoppeld
eveneens geactiveerd.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot KTM MY RIDE is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Pairing is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het submenu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Headset is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken wordt het submenu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Pairing is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken wordt het submenu geopend.
Het gecombineerde instrument start het zoeken naar
een geschikte headset. Als het zoeken succesvol is,
wordt de naam van de headset in het submenu Pairing
weergegeven. Door de SETknop in te drukken het apparaat
selecteren. Door de SETknop nog een keer in te drukken
het submenupunt Confirm bevestigen. De verbinding van
een headset met het gecombineerde instrument wordt hier
succesvol afgesloten.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
95
Info
De headset moet zich in de pairing-modus bevinden,
zodat de headset door het gecombineerde instrument
kan worden gevonden. Bedieningshandleiding van de
headset in acht nemen.
Bij succesvolle verbinding wordt de naam van de ver-
bonden headset in het submenu Headset weergegeven.
UP- of DOWN-knop indrukken tot het gekoppelde appa-
raat is geselecteerd. Door de SET-knop in te drukken,
kan het gekoppelde apparaat worden gewist.
Niet elke headset is geschikt om met het gecombi-
neerde instrument te verbinden.
Het reeds eerder verbonden apparaat bij geactiveerde Blue-
tooth
®
-functie binnen het bereik van het gecombineerde instru-
ment brengen.
Het apparaat wordt automatisch met het gecombineerde
instrument verbonden.
Als het apparaat niet automatisch na ca. 30 seconden met
het gecombineerde instrument wordt verbonden:
gecombineerd instrument opnieuw opstarten of Pai-
ring-procedure herhalen.
In het submenu Headset kan een geschikte headset met het
gecombineerde instrument worden verbonden.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
96
7.24.9 Telefonie (optioneel)
F01794-01
Voorwaarden
Functie KTM MY RIDE (optioneel) geactiveerd.
Functie Bluetooth
®
(optioneel) geactiveerd.
Functie Bluetooth
®
op het apparaat dat moet worden gekoppeld
eveneens geactiveerd.
Het gecombineerde instrument is met een geschikte mobiele
telefoon verbonden.
Het gecombineerde instrument is met een geschikte headset
verbonden.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe hoog volume van uw kopte-
lefoon kan van het verkeer afleiden.
Stel het volume van uw koptelefoon zodanig in dat
u het overige verkeer nog kunt horen.
Door de SETknop in te drukken, wordt een binnenkomende
oproep aangenomen.
Door de BACKknop in te drukken, wordt een binnenkomende
oproep afgewezen.
Ingedrukt houden van de UPknop verhoogt het audiovolume.
Ingedrukt houden van de DOWNknop verlaagt het audiovo-
lume.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
97
Info
De wijziging van het audiovolume met de gecombi-
neerde schakelaar kan niet met elke mobiele telefoon
worden uitgevoerd.
Belduur en contactpersoon worden weergegeven.
Afhankelijk van de instelling van de mobiele telefoon
wordt de contactpersoon met naam weergegeven.
Een binnenkomende oproep wordt bij actieve navigatie-
functie in een klein venster in de bovenste displayrand
van het gecombineerde instrument weergegeven.
Bij actieve telefonie kan niet in het menu worden gena-
vigeerd.
7.24.10 Trips/Data
F01795-01
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Trips/Data is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
In het menu Trips/Data kan algemene informatie worden opgeroe-
pen.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
98
7.24.11 General Info
F01796-01
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Trips/Data is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot General Info is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het submenu geopend.
In het submenu General Info kunnen datum, afgelegde totale
afstand en accuspanning van de12Vaccu worden opgeroepen.
Info
Date geeft de datum aan.
ODO geeft de totale afstand aan.
Battery toont de accuspanning van de 12Vaccu.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
99
7.24.12 Trip 1
F01797-01
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Trips/Data is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Trip 1 is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het submenu geopend.
In het submenu Trip 1 kan informatie over Trip 1 worden opgeroe-
pen.
Info
Trip geeft de gereden afstand aan sinds de laatste reset,
bijvoorbeeld tussen twee tankstops. Trip loopt mee en telt
tot 9999.
ØCons toont het gemiddelde verbruik op basis van Trip.
ØSpeed toont de gemiddelde snelheid op basis van Trip
en Trip Time.
Trip Time toont de rijtijd op basis van Trip en loopt zodra
een snelheidssignaal wordt ontvangen.
Fuel Range toont de mogelijk af te leggen afstand met de
brandstofreserve.
SETknop
35 secon-
den ingedrukt
houden.
Alle items in het submenu Trip 1 worden gere-
set.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
100
7.24.13 Trip 2
F01798-01
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Trips/Data is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Trip 2 is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het submenu geopend.
In het submenu Trip 2 kan informatie over Trip 2 worden opgeroe-
pen.
Info
Trip geeft de gereden afstand aan sinds de laatste reset,
bijvoorbeeld tussen twee tankstops. Trip loopt mee en telt
tot 9999.
ØCons toont het gemiddelde verbruik op basis van Trip.
ØSpeed toont de gemiddelde snelheid op basis van Trip
en Trip Time.
Trip Time toont de rijtijd op basis van Trip en loopt zodra
een snelheidssignaal wordt ontvangen.
Fuel Range toont de mogelijk af te leggen afstand met de
brandstofreserve.
SETknop
35 secon-
den ingedrukt
houden.
Alle items in het submenu Trip 2 worden gere-
set.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
101
7.24.14 TPMS
F01799-01
Voorwaarden
Model met TPMS.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Trips/Data is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet controlesysteem voor de
bandenspanning vormt geen vervanging voor de con-
trole voordat u gaat rijden.
Om valse alarmen te vermijden, worden de banden-
spanningswaarde over meerdere minuten geëvalueerd.
Controleer de bandenspanning voor iedere rit.
Corrigeer de bandenspanning als de deze afwijkt
van de opgegeven waarde.
Stop ook bij correcte bandenspanningswaarden
meteen als het gedrag van het voertuig op een
drukverlies in de band wijst.
UP- of DOWNknop indrukken tot TPMS is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het submenu geopend.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
102
Voorgeschreven waarde
Bandendruk solo / met passagier / volledig laadvermogen
voor: bij koude band 2,4 bar
achter: bij koude band 2,9 bar
In het submenu TPMS kan de bandenspanning van de voor- en
achterbanden worden opgeroepen.
Info
FW geeft de bandenspanning voor aan.
RW geeft de bandenspanning achter aan.
7.24.15 Warning
F01800-01
Voorwaarden
Melding of waarschuwing aanwezig.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Trips/Data is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Warning is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het submenu geopend.
Met de UP- of DOWNknop door de waarschuwingen navigeren.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
103
Info
De opgetreden waarschuwingen worden weergegeven en
opgeslagen tot ze niet meer actief zijn.
7.24.16 Ride Mode
F01831-01
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Ride Mode is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
In het menu Ride Mode kan de rijmodus van het voertuig worden
geconfigureerd.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
104
7.24.17 Ride Mode
F01801-01
Voorwaarden
Noodstopschakelaar gedeactiveerd.
Functie cruisecontrol (optioneel) gedeactiveerd.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Ride Mode is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Ride Mode op het display is
gemarkeerd. Door de SETknop in te drukken wordt het sub-
menu geopend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren.
Door de SETknop in te drukken, kunnen op elkaar afgestemde
instellingen van motorfiets en motorfietstractiecontrole worden
geselecteerd.
STREET Gehomologeerd vermogen met evenwichtige
respons, de motorfietstractiecontrole laat een normale slip
aan het achterwiel toe. De antiwheeliemodus is actief.
RAIN Gereduceerd, gehomologeerd vermogen voor
betere rijbaarheid, de motorfietstractiecontrole laat een
normale slip aan het achterwiel toe. De antiwheeliemodus
is actief.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
105
OFFROAD Gereduceerd, gehomologeerd vermogen voor
betere rijbaarheid, de motorfietstractiecontrole laat een
hogere slip aan het achterwiel toe. De antiwheeliemodus
is gedeactiveerd.
RALLY (optioneel) Instelling met gehomologeerd vermo-
gen en uiterst directe respons. De motorfietstractiecon-
trole en de karakteristiek van de gasrespons kunnen indivi-
dueel worden ingesteld. De antiwheeliemodus is gedeacti-
veerd.
Info
Tijdens de selectie geen gas geven.
7.24.18 Rally (optioneel)
F01802-01
Voorwaarden
De rijmodus RALLY (optioneel) is geactiveerd.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Rally op het display is gemar-
keerd. Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
In het menu Rally kunnen de afzonderlijke instellingen van de
RALLY PACK worden aangepast.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
106
7.24.19 Throttle Response (optioneel)
F01803-01
Voorwaarden
De rijmodus RALLY (optioneel) is geactiveerd.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Rally op het display is gemar-
keerd. Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Throttle Response op het dis-
play is gemarkeerd. Door de SETknop in te drukken wordt het
submenu geopend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren.
Door de SET-knop in te drukken kan de karakteristiek van de
gasrepons worden aangepast.
STREET - Uitgebalanceerde respons.
RALLY - Uiterst directe respons.
OFFROAD - Zeer directe respons.
Info
Bij het aanpassen van de gasrespons geen gas geven.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
107
7.24.20 Leave Rally (optioneel)
F01804-01
Voorwaarden
De rijmodus RALLY (optioneel) is geactiveerd.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Rally op het display is gemar-
keerd. Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Leave Rally op het display is
gemarkeerd. Door de SETknop in te drukken wordt de rijmo-
dus RALLY beëindigd en wordt automatisch naar de rijmodus
STREET gewisseld.
Info
Bij de deactivering van de rijmodus RALLY geen gas
geven.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
108
7.24.21 Motorcycle
F01805-01
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Motorcycle is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
In het menu Motorcycle kunnen de motorfietstractiecontrole en de
quickshifter + (optioneel) worden in- of uitgeschakeld en het ABS
worden geconfigureerd.
7.24.22 MTC
F01806-01
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Motorcycle is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot MTC is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het submenu geopend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren.
Door de SET-knop in te drukken MTC in- of uitschakelen.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
109
Info
Bij het in- of uitschakelen geen gas geven.
Na het inschakelen van het contact is de motorfiet-
stractiecontrole weer actief.
SETknop
35 secon-
den ingedrukt
houden.
Activering van de motorfietstractiecontrole.
7.24.23 ABS
F01807-01
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Motorcycle is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
Aanwijzing
Vervallen van de toelating op de openbare weg en de verzeke-
ringAls het ABS compleet wordt uitgeschakeld, vervalt de
toelating van het voertuig voor de openbare weg.
Gebruik het voertuig alleen op afgezette trajecten en niet
op de openbare weg als het ABS compleet wordt uitgescha-
keld.
UP- of DOWNknop indrukken tot ABS is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het submenu geopend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
110
Door de SET-knop in te drukken ABS uitschakelen of de
gewenste ABS-modus selecteren.
Info
De ABSmodus kan tijdens het rijden worden gewisseld,
maar niet worden gedeactiveerd.
Tijdens de selectie geen gas geven.
Het ABS kan alleen weer worden geactiveerd door het
contact opnieuw in te schakelen.
Als de ABSmodus Road actief is, regelt het ABS aan
beide wielen.
Als de ABSmodus Offroad actief is, regelt het ABS
alleen aan het voorwiel. Het achterwiel wordt niet meer
via het ABS geregeld; het kan bij het remmen blokke-
ren.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
111
7.24.24 Quick Shift+ (optioneel)
F01808-01
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Motorcycle is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Quick Shift+ is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het submenu geopend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren.
Door de SET-knop in te drukken de quickshifter +
( pag. 153) in- of uitschakelen.
7.24.25 Settings
F01809-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
In het menu Settings kunnen favorieten, snelkeuzes en de weer-
gave van het gecombineerde instrument worden geconfigureerd.
Er kunnen instellingen voor eenheden of verschillende waarden
worden uitgevoerd. Enkele functies kunnen worden geactiveerd of
gedeactiveerd.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
112
7.24.26 Favorites
F01810-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Favorites is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken wordt het submenu geopend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren en
met de SETknop de geselecteerde informatie aan de Favori-
tesweergave toevoegen.
In het menu Favorites kunnen tot acht informatieteksten worden
geselecteerd.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
113
7.24.27 Quick Selector 1
F01811-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Quick Selector 1 is geselec-
teerd. Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren.
Door de SETknop in te drukken kan voor Quick Selector 1 een
submenu voor directe selectie worden vastgelegd.
Info
Door de UP-knop in te drukken, wordt bij gesloten
menu het in Quick Selector 1 vastgelegde submenu
opgeroepen.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
114
7.24.28 Quick Selector 2
F01812-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Quick Selector 2 is geselec-
teerd. Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren.
Door de SETknop in te drukken kan voor Quick Selector 2 een
submenu voor directe selectie worden vastgelegd.
Info
Door de DOWN-knop in te drukken, wordt bij gesloten
menu het in Quick Selector 2 vastgelegde submenu
opgeroepen.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
115
7.24.29 Bluetooth (optioneel)
F01813-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Bluetooth is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het submenu geopend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren.
Met de SET-knop de Bluetooth
®
-functie in- of uitschakelen.
Info
De functie Bluetooth
®
kan alleen in combinatie
met KTM MY RIDE (optioneel) worden gebruikt.
Als een apparaat via het submenu Pairing werd verbonden,
maar momenteel niet verbonden is, knippert bij ingescha-
kelde Bluetooth
®
-functie het Bluetooth
®
-symbool. Zodra een
apparaat is verbonden, brandt het Bluetooth
®
-symbool.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
116
7.24.30 Display Theme
F01864-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Display Theme is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het submenu geopend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren.
Door op de SET-knop te drukken de automatische dag-nacht-
modus of permanente nachtmodus instellen.
Info
Afhankelijk van de omgevingslichtsterkte wordt het display
in beide modi lichter of donkerder.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
117
7.24.31 Shift Light
F01814-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
ODO > 1000 km (621 mi).
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Shift Light is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het submenu geopend.
In het submenu Shift Light kan de schakelindicator worden geconfi-
gureerd.
7.24.32 Lights up
F01815-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
ODO > 1000 km (621 mi).
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Shift Light is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het submenu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Lights up is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het submenu geopend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
118
Door de SET-knop in te drukken de waarde voor Lights up
instellen.
Info
Als het motortoerental de ingestelde waarde Lights up
bereikt, knippert de schakelindicator.
7.24.33 Flashes
F01816-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
ODO > 1000 km (621 mi).
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Shift Light is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het submenu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Flashes is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het submenu geopend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren.
Door de SET-knop in te drukken de waarde voor Flashes instel-
len.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
119
Info
Als het motortoerental de ingestelde waarde Flashes
bereikt, knippert de schakelindicator en verandert de
kleur.
7.24.34 Shift Light
F01817-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
ODO > 1000 km (621 mi).
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Shift Light is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het submenu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Shift Light is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het submenu geopend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren.
Door de SET-knop in te drukken schakelindicator in- of uitscha-
kelen.
7.24.35 Tijd en datum instellen
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
120
F01818-01
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings verschijnt. Door de
SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Clock/Date is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het submenu geopend.
F01819-01
Tijd instellen
UP- of DOWNknop indrukken tot de gewenste tijd is gemar-
keerd.
SET-knop indrukken.
Het uur wordt met een liggend streepje knipperend
gemarkeerd.
UP- of DOWNknop indrukken totdat het actuele uur inge-
steld is.
SET-knop indrukken.
De minuut wordt met een liggend streepje knipperend
gemarkeerd.
UP- of DOWNknop indrukken totdat de actuele minuut
ingesteld is.
SET-knop indrukken.
Tijd wordt opgeslagen.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
121
F01820-01
Datum instellen
UP- of DOWNknop indrukken tot de datum is gemarkeerd.
SET-knop indrukken.
De dag wordt met een liggend streepje knipperend
gemarkeerd.
UP- of DOWNknop indrukken totdat de actuele dag inge-
steld is.
SET-knop indrukken.
De maand wordt met een liggend streepje knipperend
gemarkeerd.
UP- of DOWNknop indrukken totdat de actuele maand
ingesteld is.
SET-knop indrukken.
Het jaar wordt met een liggend streepje knipperend
gemarkeerd.
UP- of DOWNknop indrukken totdat het actuele jaar inge-
steld is.
SET-knop indrukken.
Datum wordt opgeslagen.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
122
7.24.36 DRL
F01821-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot DRL is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het submenu geopend.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDagrijlicht is bij slecht zicht
geen vervanging voor dimlicht.
Bij zeer slecht zicht door mist, sneeuw of regen kan
de automatische omschakeling tussen dagrijlicht en
dimlicht slechts beperkt ter beschikking staan.
Steeds controleren of de juiste verlichting is gese-
lecteerd.
Dagrijlicht voor het rijden of bij stilstand via het
menu uitschakelen, zodat het dimlicht permanent
is ingeschakeld.
Houdt u zich aan de wettelijke vereisten voor het
dagrijlicht.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren.
Door de SET-knop in te drukken dagrijlicht in- of uitschakelen.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
123
7.24.37 Units
F01822-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Units is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken wordt het submenu geopend.
In het submenu Units kunnen instellingen voor eenheden of ver-
schillende waarden worden uitgevoerd.
7.24.38 Distance
F01823-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Units is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken wordt het submenu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Distance is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken wordt het submenu geopend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
124
Door de SETknop in te drukken, wordt de gewenste eenheid
bevestigd.
7.24.39 Temperature
F01824-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Units is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken wordt het submenu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Temperature is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken wordt het submenu geopend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren.
Door de SETknop in te drukken, wordt de gewenste eenheid
bevestigd.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
125
7.24.40 Fuel Cons
F01825-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Units is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken wordt het submenu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Fuel Cons is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken wordt het submenu geopend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren.
Door de SETknop in te drukken, wordt de gewenste eenheid
bevestigd.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
126
7.24.41 Language
F01826-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Language is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het submenu geopend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren.
Door de SETknop in te drukken, wordt de gewenste taal beves-
tigd.
Info
De menutalen zijn Engels US, Engels UK, Duits, Itali-
aans, Frans en Spaans.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
127
7.24.42 Service
F01827-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Service is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het submenu geopend.
Met de UP- of DOWNknop door de informatie navigeren.
Info
De resterende kilometers resp. de tijdsduur tot de vol-
gende service en de actueel geïnstalleerde softwarever-
sie worden weergegeven.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
128
7.24.43 Extra Functions
F01828-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Motorfiets met optionele extra functie.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Extra Functions is geselec-
teerd. Door de SETknop in te drukken, wordt het submenu
geopend.
Met de UP- of DOWNknop door de extra functies navigeren.
Info
De optionele extra functies worden opgesomd.
De actuele KTM PowerParts en de beschikbare software
voor uw voertuig vindt u op de KTM-website.
ERGONOMIE 8
129
8.1 Bestuurderszadel instellen
Voorwerk
Buddyseat verwijderen. ( pag. 178)
Bestuurderszadel verwijderen. ( pag. 179)
401678-10
Alternatief 1
Het bestuurderszadel met de uitsparingen
1
aan de
brandstoftank vasthaken, naar beneden en tegelijkertijd
naar voren schuiven.
401679-10
Alternatief 2
Het bestuurderszadel met de uitsparingen
1
aan de
brandstoftank vasthaken, naar boven en tegelijkertijd naar
voren schuiven.
Vervolgens controleren of het bestuurderszadel correct is
gemonteerd.
8 ERGONOMIE
130
Nawerk
Buddyseat monteren. ( pag. 179)
8.2 Stuurpositie
F01906-10
Op de bovenste kroonplaat bevinden zich drie boringen op
afstand
A
van elkaar.
De boringen op de stuuradapter zijn op afstand
B
van het mid-
den geplaatst.
Afstand boringen
A
15 mm
Afstand boringen
B
3,5 mm
Het stuur kan in zes verschillende posities worden gemonteerd.
Daardoor is het mogelijk het stuur in de aangenaamste positie voor
de bestuurder te zetten.
8.3 Stuurpositie instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen gerepareerd stuur vormt een veiligheidsrisico.
Als het stuur werd verbogen of uitgelijnd, treedt materiaalmoeheid op. Hierdoor kan het stuur breken.
Vervang het stuur, als het stuur is verbogen of beschadigd.
ERGONOMIE 8
131
F01907-10
Schroeven
1
verwijderen. Stuurklemmen
2
verwijderen.
Stuur zo positioneren, dat de schroeven
3
toegankelijk zijn.
Info
Componenten door afdekken tegen beschadiging
beschermen.
Kabels en leidingen niet knikken.
Schroeven
3
verwijderen. Stuuradapters
4
verwijderen.
Stuuradapters in de gewenste positie
A
,
B
of
C
zetten.
Schroeven
3
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Stuuradapters links en rechts in dezelfde positie monteren.
Schroef stuur-
adapter
M10 45 Nm
Loctite
®
243™
Stuur positioneren.
Info
Erop letten dat de kabels en leidingen goed worden
gelegd.
Stuurklem positioneren. Schroeven
1
monteren en gelijkma-
tig vastdraaien.
8 ERGONOMIE
132
Voorgeschreven waarde
Schroef stuurklem-
men
M8 20 Nm
ERGONOMIE 8
133
8.4 Windscherm instellen
F01926-10
Alternatief 1
Schroef
1
verwijderen en windscherm
2
verwijderen.
Windscherm
2
in de onderste uitsparing
A
positione-
ren.
Schroef
1
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M5 5 Nm
8 ERGONOMIE
134
F01923-10
Alternatief 2
Schroef
1
verwijderen en windscherm
2
verwijderen.
Windscherm
2
in de bovenste uitsparing
B
positione-
ren.
Schroef
1
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M5 5 Nm
ERGONOMIE 8
135
8.5 Uitgangspositie koppelingshendel instellen
F01882-11
Koppelingshendel naar voren drukken.
Uitgangspositie van de koppelingshendel met de
stelschroef
1
aanpassen aan de grootte van de hand.
Info
Als de stelschroef met de klok mee wordt gedraaid,
komt de koppelingshendel dichter bij het stuur te
staan.
Als de stelschroef tegen de klok in wordt gedraaid,
komt de koppelingshendel verder van het stuur af te
staan.
Het instelbereik is beperkt.
Stelschroef alleen met de hand draaien, geen geweld
gebruiken.
Niet instellen tijdens het rijden.
8 ERGONOMIE
136
8.6 Uitgangspositie van de remhendel instellen
F01883-11
Handremhendel naar voren voor drukken.
Uitgangspositie van de remhendel met de stelschroef
1
aan
de grootte van de hand aanpassen.
Info
Als de stelschroef met de klok mee wordt gedraaid,
komt de remhendel dichter bij het stuur te staan.
Als de stelschroef tegen de klok in wordt gedraaid,
komt de remhendel verder van het stuur af te staan.
Het instelbereik is beperkt.
Stelschroef alleen met de hand draaien, geen geweld
gebruiken.
Niet instellen tijdens het rijden.
ERGONOMIE 8
137
8.7 Rempedaalvlak instellen
F01946-10
Schroeven
1
met rempedaalvlak verwijderen.
Rempedaalvlak in de gewenste positie
A
of
B
zetten.
Schroeven
1
monteren en vastdraaien
Voorgeschreven waarde
Schroef rempe-
daalvlak
M5 5 Nm
Loctite
®
243™
8 ERGONOMIE
138
8.8 Uitgangspositie van het rempedaal instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij oververhitting.
Als er aan het rempedaal voor de achterwielrem geen vrije slag aanwezig is, bouwt zich in het remsys-
teem druk op de achterwielrem op.
Stel de vrije slag aan de hendel voor het rempedaal op de voorgeschreven wijze in.
F02003-10
Veer
1
losmaken.
Moer
2
losdraaien.
Tip
Om het gemakkelijker te maken de rempedaal daarbij
naar beneden drukken.
Drukstang
3
draaien om de uitgangspositie van de rempedaal
in te stellen.
ERGONOMIE 8
139
Info
Het instelbereik is beperkt.
Minimaal vijf schroefgangen moeten ingeschroefd zijn.
Door de drukstang in het kogelscharnier te draaien,
wordt het rempedaal naar beneden gebracht.
Door de drukstang uit het kogelscharnier te draaien,
wordt het rempedaal naar boven gebracht.
F01921-10
Moer
4
losdraaien en schroef
5
zodanig draaien totdat de
vrije slag
A
is bereikt. Eventueel uitgangspositie van het rem-
pedaal aanpassen.
Voorgeschreven waarde
Vrije slag rempedaal 3 … 5 mm
Schroef
5
tegenhouden en moer
4
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende moeren
chassis
M6 10 Nm
8 ERGONOMIE
140
F02003-11
Moer
2
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer drukstang rem-
pedaal
M6 6 Nm
Tip
Om het gemakkelijker te maken de rempedaal daarbij
naar beneden drukken.
Veer
1
vasthaken.
8.9 Uitgangspositie versnellingshendel controleren
Info
De versnellingshendel mag bij het rijden in de uitgangspositie niet tegen de laars liggen.
Als de versnellingshendel steeds tegen de laars ligt, wordt de aandrijving te veel belast en kunnen er sto-
ringen van de quickshifter + (optioneel) optreden.
ERGONOMIE 8
141
400692-10
In de rijpositie op het voertuig gaan zitten en de afstand
A
tussen de bovenkant van de laars en de versnellingshendel
meten.
Afstand versnellingshendel
tot bovenkant laars
10 … 20 mm
» Als de afstand niet overeenkomt met de voorgeschreven
waarde:
Uitgangspositie van de versnellingshendel instellen.
( pag. 141)
8.10 Uitgangspositie van de versnellingshendel instellen
H02668-10
Moer
1
losdraaien en daarbij aan draadstang
2
tegenhou-
den.
Moer
3
losdraaien en daarbij aan draadstang
2
tegenhou-
den.
Info
Moer
3
heeft linkse schroefdraad.
Door draaien van de draadstang
2
versnellingshendel instel-
len.
8 ERGONOMIE
142
Info
Het instelbereik is beperkt.
De versnellingshendel mag bij het schakelen de voer-
tuigcomponenten niet raken.
Moer
3
vastdraaien en daarbij aan draadstang
2
tegenhou-
den.
Voorgeschreven waarde
Moer schakelstang M6LH 6 Nm
Moer
1
vastdraaien en daarbij aan draadstang
2
tegenhou-
den.
Voorgeschreven waarde
Moer schakelstang M6 6 Nm
INBEDRIJFSTELLING 9
143
9.1 Aanwijzingen voor eerste inbedrijfstelling
Gevaar
Gevaar voor ongevallenBestuurders die niet geschikt zijn voor het verkeer vormen een gevaar voor zich-
zelf en voor anderen.
Rijd niet met het voertuig, als u door alcohol, drugs of medicijnen ongeschikt voor het verkeer bent.
Rijd niet met het voertuig, als u hiertoe fysiek of psychisch niet in staat bent.
Waarschuwing
Gevaar voor letselGeen of slechte beschermende kleding vormt een verhoogd risico.
Draag bij alle ritten geschikte, beschermende bekleding zoals helm, laarzen, handschoenen alsmede
broek en jas met bescherming.
Draag altijd beschermende kleding die zich in een goede staat bevindt en voldoet aan de wettelijke
voorschriften.
Waarschuwing
Gevaar voor vallenVerschillende profielen van voor- en achterwiel beïnvloeden het rijgedrag.
Verschillende profielen kunnen de controle over het voertuig aanzienlijk moeilijker maken.
Zorg ervoor dat voor- en achterwiel steeds van banden met hetzelfde profiel zijn voorzien.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenNiet-vrijgegeven of aanbevolen banden en wielen bemoeilijken het rijgedrag.
Gebruik alleen door KTM vrijgegeven en aanbevolen banden en wielen met de juiste snelheidsindex.
9 INBEDRIJFSTELLING
144
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenNieuwe banden hebben minder grip.
Bij nieuwe banden is het loopvlak nog niet opgeruwd.
De nieuwe banden met een gematigde rijstijl en afwisselende schuine stand inrijden.
Inrijfase 200 km
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij oververhitting.
Als het rempedaal niet wordt vrijgegeven slijten de remplaketten ononderbroken.
De voet van het rempedaal nemen, als u niet wilt remmen.
Info
Houd er bij het gebruik van het voertuig rekening mee dat andere mensen last kunnen hebben van over-
matig lawaai.
Zorg ervoor dat de werkzaamheden van de controle voor de verkoop worden uitgevoerd door een geautoriseerde
KTM-garage.
U ontvangt het leveringsdocument en het service- en garantieboekje bij de overdracht van het voertuig.
Voordat u voor het eerst gaat rijden, moet u de volledige bedieningshandleiding goed doorlezen.
Zorg ervoor dat u vertrouwd raakt met de bedieningselementen.
Uitgangspositie van de koppelingshendel instellen. ( pag. 135)
Uitgangspositie van de remhendel instellen. ( pag. 136)
Uitgangspositie van het rempedaal instellen. ( pag. 138)
INBEDRIJFSTELLING 9
145
Oefen voordat u een lange rit gaat maken eerst op een geschikt terrein, zodat u gewend raakt aan het bestu-
ren van de motorfiets. Probeer ook eens zo langzaam mogelijk te rijden zodat u meer gevoel voor de motorfiets
krijgt.
Houd tijdens het rijden het stuur met beide handen vast en laat de voeten op de voetsteunen rusten.
Motor inrijden. ( pag. 145)
9.2 Motor inrijden
Tijdens de inrijperiode het aangegeven motortoerental niet overschrijden.
Voorgeschreven waarde
Maximaal motortoerental
Tijdens de eerste: 1.000 km 6.500 1/min
Na de eerste: 1.000 km 9.800 1/min
Vol gas geven vermijden!
Info
Als het maximale motortoerental voor de eerste servicebeurt wordt overschreden, gaat de schakelindi-
cator knipperen.
9 INBEDRIJFSTELLING
146
9.3 Voertuig beladen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTotaal gewicht en aslasten beïnvloeden het rijgedrag.
Het totaalgewicht is samengesteld uit het gewicht van de gebruiksklare en volgetankte motorfiets, de
bestuurder en passagier met beschermende kleding en helm, plus de bagage.
Overschrijd het hoogst toegestane totaalgewicht en de aslasten niet.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerkeerde montage van de koffer of de tanktas heeft invloed op het rijgedrag.
De koffer en tanktas volgens de gegevens van de fabrikant monteren en vastmaken.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenInstabiel rijgedrag bij hoge snelheid.
De snelheid aanpassen aan de extra belasting. Rijd langzamer als uw motorfiets is beladen met kof-
fers of andere bagage.
Maximumsnelheid met bagage 150 km/h
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDoor overbelasting raakt het koffersysteeem beschadigd.
Bij het monteren van een koffer altijd de fabrikantgegevens betreffende de maximale last in acht
nemen.
INBEDRIJFSTELLING 9
147
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerschoven bagage beperkt de zichtbaarheid.
Als het achterlicht is afgedekt bent u, vooral als het donker is, slechter zichtbaar voor andere verkeer-
deelnemers.
Controleer regelmatig of de bagage op uw motorfiets goed vastzit.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHoge belading verandert het rijgedrag en verlengt de remweg.
De snelheid aan eventuele extra belading aanpassen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerschoven bagage heeft invloed op het rijgedrag.
Controleer regelmatig of de bagage op uw motorfiets goed vastzit.
Waarschuwing
Gevaar voor brandEen heet uitlaatsysteem kan de bagage doen verbranden.
De bagage zo bevestigen, dat deze niet aan het hete uitlaatsysteem kan verbranden of schroeien.
Als u bagage meeneemt moet deze veilig worden vastgezet, zo veel mogelijk in het midden van het voertuig,
en moet het gewicht gelijkmatig zijn verdeeld over het voor- en achterwiel.
Houdt u zich aan het maximaal toegestane totaalgewicht en de maximale asbelasting.
9 INBEDRIJFSTELLING
148
Voorgeschreven waarde
Maximaal toegestaan totaalgewicht 450 kg
Hoogst toegestane asbelasting voor 175 kg
Maximaal toegestane asbelasting achter 275 kg
RIJ-INSTRUCTIES 10
149
10.1 Controle en onderhoud voor iedere inbedrijfstelling
Info
Voordat u gaat rijden, controleren of het voertuig in een goede staat is en of er veilig mee kan worden gere-
den.
Bij het rijden moet het voertuig technisch in een onberispelijke staat zijn.
H02217-01
Motoroliepeil controleren. ( pag. 295)
Remvloeistofpeil van de voorwielrem controleren.
( pag. 227)
Remvloeistofpeil van de achterwielrem controleren.
( pag. 233)
Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 231)
Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 236)
Controleren of het remsysteem goed werkt.
Koelmiddelpeil in het vaste reservoir controleren.
( pag. 287)
Vervuiling van de ketting controleren. ( pag. 181)
Kettingspanning controleren. ( pag. 183)
Bandentoestand controleren. ( pag. 252)
Bandenspanning controleren. ( pag. 254)
Controleren of alle bedieningselementen goed zijn ingesteld en
soepel bewegen.
10 RIJ-INSTRUCTIES
150
Werking van de elektrische installatie controleren.
Controleren of de bagage correct is bevestigd.
Op de motorfiets gaan zitten en de stand van de achteruitkijk-
spiegel controleren.
Brandstofvoorraad controleren.
10.2 Voertuig starten
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg
hebben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Aanwijzing
MotorschadeHoge toerentallen bij koude motor hebben een negatief effect op de levensduur van de motor.
Rij de motor altijd met een laag toerental warm.
RIJ-INSTRUCTIES 10
151
B00782-10
Motorfiets van de zijstandaard nemen en op de motorfiets gaan
zitten.
Controleer of de noodstopschakelaar/e-startknop zich in de
middelste stand bevindt.
Ontsteking inschakelen, daarvoor de contactsleutel in de
stand te draaien.
Na het inschakelen van het contact is gedurende ongeveer
2 seconden het geluid van de werkende brandstofpomp
te horen. Tegelijkertijd wordt de functiecontrole van het
gecombineerde instrument uitgevoerd.
Het ABS-waarschuwingslampje gaat branden en gaat weer
uit wanneer het voertuig begint te rijden.
Versnelling in stationair schakelen.
Het groene controlelampje stationair N brandt.
Noodstopschakelaar/e-startknop in de onderste stand druk-
ken.
10 RIJ-INSTRUCTIES
152
Info
De noodstopschakelaar/e-startknop pas in de onderste
stand drukken, als de functiecontrole van het gecom-
bineerde instrument is afgesloten.
Tijdens het starten GEEN gas geven. Als er tijdens het
starten gas wordt gegeven, wordt geen brandstof inge-
spoten door het motormanagementsysteem en daardoor
slaat de motor niet aan.
Maximaal 5 seconden lang de noodstopschakelaar/e-
startknop in de onderste stand drukken. Tot de vol-
gende startpoging minimaal 5 seconden wachten.
Deze motorfiets is uitgerust met een veiligheidsstart-
systeem. De motor kan alleen worden gestart als de
versnelling in vrij is geschakeld of als bij geschakelde
versnelling de koppelingshendel is getrokken. Als u met
uitgeklapte zijstandaard naar een versnelling schakelt
en de koppelingshendel loslaat, blijft de motor stil-
staan.
10.3 Optrekken
Koppelingshendel trekken, in de 1e versnelling zetten, koppelingshendel langzaam vrijgeven en tegelijkertijd
voorzichtig gas geven.
RIJ-INSTRUCTIES 10
153
10.4 Quickshifter + (optioneel)
V01270-10
Als de quickshifter + is geactiveerd, kan zonder bediening van de
koppeling in een hogere of lagere versnelling worden geschakeld.
Omdat de gashendel niet moet worden gesloten, kan zonder onder-
brekingen worden geschakeld.
De quickshifter + herkent aan de hand van de schakelaspositie of
er moet worden geschakeld en zendt een overeenkomstig signaal
naar de motorbesturing.
Als de quickshifter + in het gecombineerde instrument is gedeacti-
veerd, moet bij elke keer schakelen zoals gebruikelijk de koppeling
worden bediend.
10 RIJ-INSTRUCTIES
154
10.5 Schakelen, rijden
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBij een abrupte verandering van de belasting kunt u de controle over de motor-
fiets verliezen.
Abrupte lastverplaatsing en hard remmen vermijden.
De snelheid aan de gewijzigde rijwegsituatie aanpassen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTerugschakelen bij een hoog motortoerental blokkeert het achterwiel en overbe-
last de motor.
Schakel bij een hoog toerental niet terug naar een lagere versnelling.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen verkeerde contactsleutelstand zorgt voor storingen.
De contactsleutelstand tijdens het rijden niet veranderen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet uitvoeren van instellingen aan het voertuig leidt af van het verkeer.
Instelwerkzaamheden aan een stilstaand voertuig uitvoeren.
RIJ-INSTRUCTIES 10
155
Waarschuwing
Gevaar voor letselDoor verkeerd gedrag kan de passagier van de motorfiets vallen.
Zorg ervoor dat de passagier correct op de buddyseat zit, de voeten op de buddyseatvoetsteunen van
de passagier zet en zich aan de bestuurder of grepen vasthoudt.
Neem hierbij ook de in uw land geldende voorschriften over de minimumleeftijd voor passagiers in
acht.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenRiskant rijgedrag vormt een groot risico.
Volg de verkeersregels en rijd defensief en anticiperend, om gevaren zo vroeg mogelijk te herkennen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenKoude banden hebben minder grip.
De eerste kilometers rustig en voorzichtig rijden, tot de banden op temperatuur zijn.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenNieuwe banden hebben minder grip.
Bij nieuwe banden is het loopvlak nog niet opgeruwd.
De nieuwe banden met een gematigde rijstijl en afwisselende schuine stand inrijden.
Inrijfase 200 km
10 RIJ-INSTRUCTIES
156
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTotaal gewicht en aslasten beïnvloeden het rijgedrag.
Het totaalgewicht is samengesteld uit het gewicht van de gebruiksklare en volgetankte motorfiets, de
bestuurder en passagier met beschermende kleding en helm, plus de bagage.
Overschrijd het hoogst toegestane totaalgewicht en de aslasten niet.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerschoven bagage heeft invloed op het rijgedrag.
Controleer regelmatig of de bagage op uw motorfiets goed vastzit.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDoor een val kan het voertuig sterker beschadigd raken dan eerst het geval lijkt.
Het voertuig na een val op dezelfde wijze als voor ingebruikname controleren.
Aanwijzing
MotorschadeOngefilterde aanzuiglucht heeft een negatief effect op de levensduur van de motor.
Zonder luchtfilter dringen stof en vuil in de motor.
Gebruik het voertuig nooit zonder luchtfilter.
Aanwijzing
MotorschadeBij oververhitting raakt de motor beschadigd.
Stop onmiddellijk volgens de verkeersregels en schakel de motor uit wanneer de waarschuwing voor de koel-
middeltemperatuur verschijnt.
Laat de motor en het koelsysteem afkoelen.
Controleer resp. corrigeer het koelmiddelpeil bij afgekoeld koelsysteem.
RIJ-INSTRUCTIES 10
157
Aanwijzing
Beschadiging van de aandrijvingDe aandrijving raakt door verkeerd gebruik van de Quickshifter+ beschadigd.
Alleen als de functie in het gecombineerde instrument is geactiveerd, kan de Quickshifter+ worden gebruikt.
Als de koppelingshendel wordt aangetrokken, is de Quickshifter+ niet actief.
Gebruik de Quickshifter+ alleen in het aangegeven, toegestane toerentalbereik.
Info
Als er tijdens het rijden ongewone geluiden optreden, meteen op veilige wijze stoppen, de motor uitzetten
en contact opnemen met een geautoriseerde KTM-garage.
V01271-10
Als de omstandigheden het toestaan (helling, rijsituatie e.d.),
kunt u naar hogere versnellingen schakelen.
Gas terugnemen, gelijktijdig koppelingshendel trekken, naar
volgende versnelling schakelen, koppelingshendel vrijgeven en
gas geven.
Info
De posities van de 6 voorwaartse versnellingen zijn
weergegeven op de afbeelding. De neutrale of statio-
naire stand bevindt zich tussen de 1e en 2e versnel-
ling. De 1e versnelling is de start- of bergversnelling.
De rijtemperatuur is bereikt als er 5 balkjes op de tem-
peratuurindicatie branden.
10 RIJ-INSTRUCTIES
158
Nadat met een volledig opengedraaide gashendel de maximale
snelheid is bereikt, deze tot ¾ gas terugdraaien. Pas uw snel-
heid aan de weggesteldheid en weersituatie aan. De snelheid
verlaagt nauwelijks, maar er wordt aanmerkelijk minder brand-
stof verbruikt.
Pas uw snelheid aan de weggesteldheid en weersituatie aan.
Vooral in bochten mag niet worden geschakeld en slechts voor-
zichtig gas worden gegeven.
Voor het terugschakelen van de motorfiets indien nodig afrem-
men en tegelijkertijd gas terugnemen.
Koppelingshendel trekken en in een lagere versnelling schake-
len, koppelingshendel langzaam vrijgeven en gas geven of nog
een keer schakelen.
Als de motor bijvoorbeeld afslaat bij een kruispunt,
hoeft u alleen de koppelingshendel te trekken en de
noodstopschakelaar/e-startknop in de onderste stand te
drukken. De versnelling hoeft niet in stationair te worden
geschakeld.
Zet de motor uit als het voertuig langere tijd met stationair toe-
rental draait of stilstaat.
Als tijdens het rijden het waarschuwingslampje oliedruk
begint te branden, moet u meteen stoppen en de motor uit-
schakelen. Contact opnemen met een geautoriseerde KTM-
garage.
RIJ-INSTRUCTIES 10
159
Als tijdens het rijden het controlelampje storing gaat bran-
den, moet u meteen stoppen, de motor uitzetten en contact
opnemen met een geautoriseerde KTM-garage.
Als tijdens het rijden het algemene waarschuwingslampje
gaat branden, toont het display een melding.
Info
Bijzonder belangrijke meldingen worden in het
menu Warning opgeslagen.
Als de waarschuwing glad wegdek op het gecombineerde
instrument verschijnt, is een glad wegdek mogelijk. De
snelheid aanpassen aan de gewijzigde situatie.
H02699-10
Als de quickshifter + (optioneel) in het gecombineerde instru-
ment is geactiveerd, kunt u in het aangegeven toerentalbereik
schakelen zonder aan de koppelingshendel te trekken.
Info
Het minimale motortoerental in toeren per minuut om
in een hogere versnelling te schakelen, ziet u in de
afbeelding.
Trek de versnellingshendel snel helemaal tot de aan-
slag, zonder de stand van de gashendel te wijzigen.
10 RIJ-INSTRUCTIES
160
H02700-10
Als de quickshifter + (optioneel) in het gecombineerde instru-
ment is geactiveerd, kunt u in het aangegeven toerentalbereik
schakelen zonder aan de koppelingshendel te trekken.
Info
Het maximale motortoerental in toeren per minuut
om in een lagere versnelling te schakelen, ziet u in de
afbeelding.
Trek de versnellingshendel snel helemaal tot de aan-
slag, zonder de stand van de gashendel te wijzigen.
10.6 Afremmen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVocht en vuil beïnvloeden het remsysteem nadelig.
Rem meerdere keren voorzichtig om de remplaketten en remschijven te drogen en vuil te verwijderen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen poreus drukpunt van voor- en/of achterwielrem vermindert de remwerking.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
RIJ-INSTRUCTIES 10
161
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij oververhitting.
Als het rempedaal niet wordt vrijgegeven slijten de remplaketten ononderbroken.
De voet van het rempedaal nemen, als u niet wilt remmen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHoger totaal gewicht verlengt de remweg.
Hou rekening met een langere remweg, als u met een passagier of met bagage rijdt.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenStrooizout op de straat belemmert het remsysteem.
Meerdere keren voorzichtig remmen om strooizout van de remplaketten en remschijven te verwijderen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenABS kan de remweg in bepaalde situaties verlengen.
Pas de remwijze aan de rijsituatie en rijwegsituatie aan.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDoor te sterk afremmen blokkeren de wielen.
De werking van het ABS kan alleen worden gegarandeerd, indien ABS is ingeschakeld.
ABS ingeschakeld laten om de beschermende functie te gebruiken.
10 RIJ-INSTRUCTIES
162
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet achterwiel kan door de motorremwerking blokkeren.
Trek aan de koppelingshendel wanneer u vol remt, een noodstop maakt of wanneer u op gladde onder-
grond afremt.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenRijhulpvoorzieningen kunnen ongevallen alleen binnen de fysieke grenzen verhin-
deren.
Extreme rijsituaties zoals bagage met hoog zwaartepunt, wisselende straatoppervlakken, steile hellingen
of hard remmen zonder ontkoppelen kunnen niet altijd worden gecompenseerd.
Pas het rijgedrag aan de toestand van de rijweg en uw rijvaardigheden aan.
Voor het remmen gas terugnemen en tegelijkertijd remmen met de voorwiel- en achterwielrem.
Info
Met ABS kan zowel bij een volledige afremming als bij een slecht contact met de ondergrond op zan-
dige, natte of gladde ondergrond de volledige remkracht worden gebruikt, zonder het risico te lopen
dat de wielen blokkeren.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenSchuine stand of zijdelings afhellende ondergrond vermindert de maximaal
mogelijke vertraging.
Beëindig het remmen indien mogelijk voordat u een bocht inrijdt.
RIJ-INSTRUCTIES 10
163
Het remmen moet altijd voor het begin van de bocht zijn afgerond. Afhankelijk van de snelheid naar een
lagere versnelling schakelen.
Tijdens langdurig bergaf rijden de remwerking van de motor gebruiken. Daarvoor een of twee versnellingen
terugschakelen, maar daarbij de motor niet overbelasten. Zo moet aanzienlijk minder worden geremd en raakt
het remsysteem niet oververhit.
10.7 Stoppen, parkeren
Waarschuwing
Gevaar voor letselOnbevoegd handelende personen vormen een gevaar voor zichzelf en voor anderen.
Laat het voertuig nooit zonder opzicht achter, als de motor loopt.
Beveilig het voertuig tegen gebruik door onbevoegden.
Blokkeer het stuur en verwijder de contactsleutel als u het voertuig onbeheerd achterlaat.
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingSommige onderdelen van het voertuig worden bij gebruik van het voertuig zeer
heet.
Raak onderdelen zoals uitlaatsysteem, koeler, motor, stootdemper en remsysteem pas aan, als deze
voertuigcomponenten zijn afgekoeld.
Laat de voertuigcomponenten afkoelen voordat u werkzaamheden uitvoert.
Aanwijzing
MateriaalschadeEen onjuiste handelwijze bij parkeren beschadigt het voertuig.
10 RIJ-INSTRUCTIES
164
Als het voertuig wegrolt of omvalt, kan aanzienlijke schade ontstaan.
De onderdelen voor parkeren van het voertuig zijn alleen berekend op het voertuiggewicht.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
Zorg ervoor dat niemand op het voertuig gaat zitten wanneer het voertuig op de standaard staat.
Aanwijzing
Gevaar voor brandHete voertuigdelen vormen een brand- en explosiegevaar.
Plaats het voertuig niet in de buurt van licht ontvlambare of explosiegevaarlijke materialen.
Laat het voertuig afkoelen alvorens het te bedekken.
Motorfiets afremmen.
Versnelling in stationair schakelen.
Ontsteking uitschakelen, daarvoor de contactsleutel in de stand draaien.
Info
Als de motor met de noodstopschakelaar is uitgeschakeld en op het contactslot het contact ingescha-
keld blijft, wordt de stroomvoeding van de meeste stroomverbruikers niet onderbroken. Daardoor raakt
de 12V-accu leeg. De motor dus altijd met het contactslot uitzetten, de noodstopschakelaar is uitslui-
tend bestemd voor noodsituaties.
Motorfiets parkeren op vaste ondergrond.
Zijstandaard met de voet helemaal naar voren zwenken en met het voertuig belasten.
Het stuur blokkeren, daarvoor het stuur naar links zetten, contactsleutel in de stand omlaag duwen en in de
stand draaien. Om het vastklikken in de stuurblokkering gemakkelijker te maken, het stuur in kleine afstan-
den heen en weer bewegen. Contactsleutel eruit trekken.
RIJ-INSTRUCTIES 10
165
10.8 Transporteren
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen of omvallen.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
Aanwijzing
Gevaar voor brandHete voertuigdelen vormen een brand- en explosiegevaar.
Plaats het voertuig niet in de buurt van licht ontvlambare of explosiegevaarlijke materialen.
Laat het voertuig afkoelen alvorens het te bedekken.
401475-01
Motor uitzetten.
Motorfiets met spanriemen of andere geschikte bevestigings-
middelen beveiligen tegen omvallen en wegrollen.
10 RIJ-INSTRUCTIES
166
10.9 Brandstof tanken
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
De brandstof in de tank wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uit de tank stromen.
Tank het voertuig niet in de buurt van open vuur of brandende sigaretten.
Zet de motor uit, als u brandstof tankt.
Voorkom dat brandstof wordt gemorst, in het bijzonder op hete delen van het voertuig.
Wis eventueel gemorste brandstof onmiddellijk weg.
Neem de gegevens over het tanken van brandstof in acht.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als
brandstof in de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Aanwijzing
MateriaalschadeDoor een slechte brandstofkwaliteit vervuilt het brandstoffilter.
RIJ-INSTRUCTIES 10
167
In sommige landen en regio's is de beschikbare brandstofkwaliteit en -reinheid eventueel onvoldoende. Dit leidt
tot problemen in het brandstofsysteem.
Tank uitsluitend schone brandstof die aan de aangegeven norm voldoet. (De geautoriseerde KTM-garage is u
graag van dienst.)
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
10 RIJ-INSTRUCTIES
168
F01912-10
Motor uitzetten.
Tankdop openen. ( pag. 42)
Brandstoftank tot maximaal aan de onderkant
A
van de vul-
opening met brandstof vullen.
Brandstoftankvolume
totaal ca.
20 l Brandstof super
loodvrij (ROZ 95)
( pag. 342)
Tankdop sluiten. ( pag. 44)
SERVICESCHEMA 11
169
11.1 Extra informatie
Voor alle verdergaande werkzaamheden, die resulteren uit de verplichte werkzaamheden resp. de aanbevolen
werkzaamheden, moet een extra opdracht worden verstrekt, die ook apart in rekening wordt gebracht.
Afhankelijk van de lokale gebruiksomstandigheden kunnen in uw land afwijkende service-intervallen gelden.
In het kader van technische ontwikkelingen kunnen intervallen en omvang van afzonderlijke servicebeurten ver-
anderen. Het meest recente serviceschema vindt u altijd op KTM Dealer.net. Uw geautoriseerde KTM-dealer advi-
seert u graag.
11.2 Verplichte werkzaamheden
om de 24 maanden
om de 12 maanden
alle 30.000 km
alle 15.000 km
na 1.000 km
Foutengeheugen met KTMdiagnosetool uitlezen.
Schakelassensor programmeren.
Werking van de elektrische installatie controleren.
Motorolie verversen, oliefilter vervangen en oliezeven reinigen. ( pag. 296)
Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 231)
Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 236)
Remschijven controleren. ( pag. 226)
Remkabels controleren op beschadiging en dichtheid.
11 SERVICESCHEMA
170
om de 24 maanden
om de 12 maanden
alle 30.000 km
alle 15.000 km
na 1.000 km
Remvloeistofpeil van de voorwielrem controleren. ( pag. 227)
Remvloeistofpeil van de achterwielrem controleren. ( pag. 233)
Remvloeistof van de voorwielrem verversen.
Remvloeistof van de achterwielrem verversen.
Vrije slag aan de koppelingshendel controleren. ( pag. 302)
Vrije slag van het rempedaal controleren. ( pag. 232)
Schokdemper en voorvork controleren op lekkages. Voorvorkservice afhankelijk van
behoefte en gebruiksdoel uitvoeren.
Vuilschrapers van de vorkpoten reinigen. ( pag. 209)
Speling balhoofdlager controleren.
Bandentoestand controleren. ( pag. 252)
Bandenspanning controleren. ( pag. 254)
Spaken bijdraaien.
Spaakspanning controleren. ( pag. 256)
Velgslag controleren.
Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en kettinggeleiding controleren.
Kettingspanning controleren. ( pag. 183)
SERVICESCHEMA 11
171
om de 24 maanden
om de 12 maanden
alle 30.000 km
alle 15.000 km
na 1.000 km
Bougies vervangen.
Klepspeling controleren.
Antivries en koelmiddelpeil controleren.
Kabels controleren op beschadiging en leggen zonder knikken.
Luchtfilter vervangen, luchtfilterbak reinigen.
Brandstofdruk controleren.
Koplampinstelling controleren. ( pag. 280)
Controleren of de radiateurventilator werkt.
Eindcontrole: controleren of het voertuig verkeersveilig is en een proefrit maken.
Na proefrit foutgeheugen uitlezen met KTM-diagnosetool.
Serviceweergave met KTM-diagnosetool instellen.
Service in KTM Dealer.net invoeren en noteren in het service- & garantieboekje.
Eenmalig interval
Periodiek interval
11 SERVICESCHEMA
172
11.3 Aanbevolen werkzaamheden
om de 48 maanden
om de 12 maanden
alle 30.000 km
alle 15.000 km
na 1.000 km
Frame controleren.
Achterbrug controleren.
Olievernevelaar voor koppelingssmering controleren/reinigen.
Achterbruglager op speling controleren.
Wiellager op speling controleren.
Koelmiddel verversen.
Aftapslangen legen.
Alle slangen (bijv. brandstof, radiateur, ontluchtings, aftapslangen enz.) en man-
chetten controleren op scheuren, dichtheid en correcte legging.
Alle bewegende onderdelen (bijv. zijstandaard, hendels, ketting enz.) smeren en contro-
leren of ze gemakkelijk bewegen.
Controleren of de schroeven en moeren goed vastzitten.
Eenmalig interval
Periodiek interval
CHASSIS AFSTELLEN 12
173
12.1 Veervoorspanning schokdemper instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenWijzigingen aan de instelling van het chassis kunnen het rijgedag sterk beïnvloe-
den.
Rij na wijzigingen eerst langzaam, om het rijgedrag te kunnen inschatten.
Info
De veervoorspanning bepaalt de uitgangspositie voor de vering op de schokdemper.
Een optimaal ingestelde veervoorspanning is aangepast aan het gewicht van de bestuurder eventueel met
bagage en passagier en zorgt zo voor een compromis tussen hanteerbaarheid en stabiliteit.
F01913-10
Door het draaien van de stelring
1
met de haaksleutel uit het
boordgereedschap de veervoorspanning instellen.
Voorgeschreven waarde
Veervoorspanning
Standaard 3 klikken
Volledige nuttige last 10 klikken
Info
De veervoorspanning kan in 10 verschillende standen
worden ingesteld.
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
174
13.1 Motorfiets met hefbok achter opkrikken
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen of omvallen.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
402346-01
Montageadapter op de achterbrug monteren.
Bevestiging achter in de hefbok plaatsen.
Montageadapter (61029955144)
Achterwielmontagebok (69329955000)
Motorfiets rechtop zetten, hefbok uitlijnen aan de achterbrug
met de adapters. Motorfiets opkrikken.
13.2 Motorfiets van hefbok achter nemen
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen of omvallen.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 13
175
402029-10
Motorfiets borgen tegen omvallen.
Hefbok achter verwijderen en voertuig op de zijstandaard
1
plaatsen.
Montageadapter van de achterbrug verwijderen.
13.3 Motorfiets met hefbok voor opkrikken
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen of omvallen.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 174)
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
176
F01914-10
Hoofdwerk
Schroeven
1
verwijderen.
Houderplaat remleiding
2
verwijderen.
402345-01
Stuur in de rechtuitstand zetten.
Hefbok voor met de adapters bij de vorkbuis aanbrengen.
Opnamebout (69329965040)
Voorwielmontagebok groot (69329965100)
Hefbok vooraan met de vorkpoten uitlijnen.
Info
Motorfiets altijd eerst achter opkrikken.
Motorfiets voor opkrikken.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 13
177
13.4 Motorfiets van hefbok voor nemen
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen of omvallen.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
312029-10
Motorfiets borgen tegen omvallen.
Hefbok voor verwijderen.
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
178
F01914-11
Houderplaat remkabel
1
positioneren.
Schroeven
2
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M6 10 Nm
13.5 Buddyseat verwijderen
F01915-10
De contactsleutel in het zadelslot
1
steken en met de klok
mee draaien.
Buddyseat voor optillen, richting de tank trekken en naar
boven verwijderen.
De contactsleutel uit het zadelslot trekken.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 13
179
13.6 Buddyseat monteren
401680-10
De buddyseat met de uitsteeksels in de bussen van de console
haken, vooraan neerlaten en tegelijkertijd naar achteren schui-
ven.
Vergrendelingsbout
1
in het slothuis steken en de buddyseat
vooraan naar beneden duwen, totdat de vergrendelingsbout
met een hoorbare klik vergrendelt.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet verkeerd gemonteerde
zadel kan uit de verankering springen.
Controleer na de montage of het zadel goed ver-
grendeld is en niet omhoog kan worden getrokken.
Vervolgens controleren of de buddyseat correct gemonteerd is.
13.7 Bestuurderszadel verwijderen
Voorwerk
Buddyseat verwijderen. ( pag. 178)
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
180
M00856-10
Hoofdwerk
Bestuurderszadel achter optillen en in het deel
A
losmaken.
13.8 Bestuurderszadel monteren
401704-10
Hoofdwerk
Uitsparingen in het bestuurderszadel aan de brandstoftank op
de gewenste zitpositie
A
of
B
inhangen, tegelijkertijd het
bestuurderszadel naar voor schuiven en achter laten zakken.
Vervolgens controleren of het bestuurderszadel correct is
gemonteerd.
Nawerk
Buddyseat monteren. ( pag. 179)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 13
181
13.9 Kettingvervuiling controleren
400678-01
Ketting controleren op grove vervuiling.
» Als de ketting erg vuil is:
Ketting reinigen. ( pag. 181)
13.10 Ketting reinigen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenSmeermiddel op de banden vermindert de grip van de banden.
Verwijder smeermiddel met een geschikt reinigingsmiddel van de banden.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
182
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
De levensduur van de ketting is voor een groot deel afhankelijk van het onderhoud.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 174)
400725-01
Hoofdwerk
Grove vervuiling afspoelen met een zachte waterstraal.
Verbruikte smeerresten met een kettingreiniger verwijderen.
Kettingreinigingsmiddel ( pag. 346)
Na het drogen kettingspray aanbrengen.
Kettingspray Street ( pag. 346)
Nawerk
Motorfiets van hefbok achter nemen. ( pag. 174)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 13
183
13.11 Kettingspanning controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen verkeerde kettingspanning beschadigt componenten en leidt tot ongevallen.
Als de ketting te strak gespannen is, sluiten de ketting, het ketting-aandrijfwiel, het kettingwiel alsmede
transmissie- en achterwiellagers sneller. Sommige componenten kunnen bij overbelasting scheuren of
breken.
Als de ketting te los is, kan de ketting van het ketting-aandrijfwiel of van het kettingwiel vallen. Hierdoor
blokkeert het achterwiel of wordt de motor beschadigd.
Controleer de kettingspanning regelmatig.
Stel de kettingspanning in zoals voorgeschreven.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 174)
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
184
F01916-10
Hoofdwerk
Versnelling in stationair schakelen.
De ketting achter het glijblok naar boven drukken en de ket-
tingspanning
A
tussen de achterbrug en de bovenkant van de
ketting bepalen.
Voorgeschreven waarde
Afstand
B
tot het glijblok
2,5 cm
De afstand tot het vlakke deel van de achterbrug direct
boven de ketting meten, niet aan de rand van de achterbrug.
Info
Het bovenste deel van de ketting
C
moet daarbij
gespannen zijn.
De ketting slijt niet altijd gelijkmatig. Daarom de
meting op verschillende plekken van de ketting
herhalen.
Kettingspanning 2 … 5 mm
» Als de kettingspanning niet overeenkomt met de voorge-
schreven waarde:
Kettingspanning instellen. ( pag. 185)
Nawerk
Motorfiets van hefbok achter nemen. ( pag. 174)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 13
185
13.12 Kettingspanning instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen verkeerde kettingspanning beschadigt componenten en leidt tot ongevallen.
Als de ketting te strak gespannen is, sluiten de ketting, het ketting-aandrijfwiel, het kettingwiel alsmede
transmissie- en achterwiellagers sneller. Sommige componenten kunnen bij overbelasting scheuren of
breken.
Als de ketting te los is, kan de ketting van het ketting-aandrijfwiel of van het kettingwiel vallen. Hierdoor
blokkeert het achterwiel of wordt de motor beschadigd.
Controleer de kettingspanning regelmatig.
Stel de kettingspanning in zoals voorgeschreven.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 174)
Kettingspanning controleren. ( pag. 183)
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
186
F01917-10
Hoofdwerk
Moer
1
losdraaien.
Moeren
2
losdraaien.
Kettingspanning door het draaien van de stelschroeven
3
links en rechts instellen.
Voorgeschreven waarde
Kettingspanning 2 … 5 mm
Stelschroeven
3
links en rechts zo draaien, dat de mar-
keringen aan de linker en rechter kettingspanner
4
in
dezelfde positie staan t.o.v. referentiemarkeringen
A
. Zo
is het achterwiel correct uitgelijnd.
Info
Het bovenste deel van de ketting moet daarbij gespan-
nen zijn.
De ketting slijt niet altijd gelijkmatig. Daarom de
meting op verschillende plekken van de ketting
herhalen.
Moeren
2
vastdraaien.
Controleren of de kettingspanners
4
tegen de stelschroe-
ven
3
liggen.
Moer
1
vastdraaien.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 13
187
Voorgeschreven waarde
Moer steekas
achter
M25x1,5 90 Nm
Schroefdraad en
contactvlak van de
steekas ingevet
Nawerk
Kettingspanning controleren. ( pag. 183)
Motorfiets van hefbok achter nemen. ( pag. 174)
13.13 Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en kettinggeleiding controleren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 174)
100132-10
Hoofdwerk
Ketting, kettingwiel en ketting-aandrijfwiel op slijtage controle-
ren.
» Als ketting, kettingwiel of ketting-aandrijfwiel versleten
zijn:
Aandrijfset vervangen.
Info
Ketting-aandrijfwiel, kettingwiel en ketting moe-
ten altijd samen worden vervangen.
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
188
M01433-10
Versnelling in stationair schakelen.
Aan het onderste deel van de ketting met het aangegeven
gewicht
A
trekken.
Voorgeschreven waarde
Gewicht voor meting van de
kettingslijtage
15 kg
De afstand
B
van 18 kettingschakels aan het onderste deel
van de ketting meten.
Info
De ketting slijt niet altijd gelijkmatig. Daarom de
meting op verschillende plekken van de ketting
herhalen.
Maximale afstand
B
van
18 kettingschakels op het
langste stuk van de ketting
272 mm
»
Als de afstand
B
groter is dan de aangegeven maat:
Aandrijfset vervangen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 13
189
Info
Als een nieuwe ketting wordt gemonteerd,
moeten ook het kettingwiel en het
ketting-aandrijfwiel worden vervangen.
Nieuwe kettingen slijten op een oud, versleten
kettingwiel resp. ketting-aandrijfwiel sneller.
De ketting heeft om veiligheidsredenen geen
sluitschakel.
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
190
F01918-10
Afdekking ketting-aandrijfwiel
1
controleren op slijtage.
» Wanneer de afdekking van het ketting-aandrijfwiel in het
gemarkeerde bereik
C
sterk is afgeschuurd:
Afdekking ketting-aandrijfwiel vervangen.
Controleren of de afdekking van het ketting-aandrijfwiel
1
goed vastzit.
» Als de afdekking ketting-aandrijfwiel loszit:
Schroeven van de afdekking ketting-aandrijfwiel vast-
draaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef
afdekking
ketting-
aandrijfwiel
M5 5 Nm
Loctite
®
243™
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 13
191
V01265-10
Glijblok op slijtage controleren.
»
Wanneer bij het glijblok in het gemarkeerde gebied
D
doorlopende slijpsporen van de ketting zichtbaar zijn:
Glijblok vervangen.
» Wanneer het glijblok aan de onderzijde in het gemarkeerde
bereik
E
sterk is afgeschuurd:
Glijblok vervangen.
Controleren of het glijblok goed vastzit.
» Als het glijblok loszit:
Schroeven van het glijblok vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende
schroeven chassis
M5 5 Nm
Nawerk
Motorfiets van hefbok achter nemen. ( pag. 174)
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
192
13.14 Zijbekleding links demonteren
Voorwerk
Buddyseat verwijderen. ( pag. 178)
Bestuurderszadel verwijderen. ( pag. 179)
F01894-10
Hoofdwerk
Linker zijbekleding in de bereiken
A
en
B
uit de rubberen
bussen trekken.
Linker zijbekleding naar de zijkant toe eraf trekken en naar
voren toe verwijderen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 13
193
13.15 Zijbekleding links monteren
F01895-10
Hoofdwerk
Linker zijbekleding met het uitsteeksel
1
tegen de bus
2
positioneren en naar achteren schuiven.
De linker zijbekleding grijpt onder het achterdeel in.
Linker zijbekleding in het bereik
A
in de rubberen bus
3
en
in het bereik
B
in de rubberen bus
4
duwen.
Nawerk
Bestuurderszadel monteren. ( pag. 180)
Buddyseat monteren. ( pag. 179)
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
194
13.16 Zijbekleding rechts demonteren
Voorwerk
Buddyseat verwijderen. ( pag. 178)
Bestuurderszadel verwijderen. ( pag. 179)
F01896-10
Hoofdwerk
Rechter zijbekleding in de bereiken
A
en
B
uit de rubberen
bussen trekken.
Rechter zijbekleding naar de zijkant toe eraf trekken en naar
voren toe verwijderen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 13
195
13.17 Zijbekleding rechts monteren
F01897-10
Hoofdwerk
Rechter zijbekleding met het uitsteeksel
1
tegen de bus
2
positioneren en naar achteren schuiven.
De rechter zijbekleding grijpt onder het achterdeel in.
Rechter zijbekleding in het bereik
A
in de rubberen bus
3
en in het bereik
B
in de rubberen bus
4
duwen.
Nawerk
Bestuurderszadel monteren. ( pag. 180)
Buddyseat monteren. ( pag. 179)
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
196
13.18 Accuafdekking demonteren
Voorwerk
Buddyseat verwijderen. ( pag. 178)
Bestuurderszadel verwijderen. ( pag. 179)
F01932-10
Hoofdwerk
Schroeven
1
met bussen verwijderen.
Accuafdekking naar boven verwijderen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 13
197
13.19 Accuafdekking monteren
F01933-10
Hoofdwerk
Accuafdekking met de uitsteeksels
1
tegen de bussen
2
positioneren en naar beneden schuiven.
De accuafdekking grijpt links en rechts onder de brand-
stofspoiler in.
Schroeven
3
met bussen monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef zadelbevesti-
ging
M6 5 Nm
Nawerk
Bestuurderszadel monteren. ( pag. 180)
Buddyseat monteren. ( pag. 179)
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
198
13.20 Brandstoftankspoiler links demonteren
Voorwerk
Buddyseat verwijderen. ( pag. 178)
Bestuurderszadel verwijderen. ( pag. 179)
Zijbekleding links demonteren. ( pag. 192)
Accuafdekking demonteren. ( pag. 196)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 13
199
F01934-10
Hoofdwerk
Schroef
1
verwijderen.
Schroeven
2
verwijderen.
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
200
F01935-10
Linker brandstoftankspoiler in het bereik
A
uit de rubberen
bus trekken.
Linker brandstoftankspoiler naar de zijkant toe eraf trekken en
naar voren toe verwijderen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 13
201
13.21 Brandstoftankspoiler links monteren
F01936-10
Hoofdwerk
Linker brandstoftankspoiler met het uitsteeksel
1
tegen de
bus
2
positioneren en zijdelings naar achteren schuiven.
Linker brandstoftankspoiler in het bereik
A
in de rubberen
bus
3
drukken.
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
202
F01944-10
Schroeven
4
monteren, maar nog niet vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M5 5 Nm
Schroef
5
monteren, maar nog niet vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef brandstof-
tankspoiler
M6 5 Nm
De voorzijde van de linker brandstoftankspoiler is gelijk-
matig uitgelijnd.
Alle schroeven van de linker brandstoftankspoiler vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M5 5 Nm
Schroef brandstof-
tankspoiler
M6 5 Nm
Nawerk
Accuafdekking monteren. ( pag. 197)
Zijbekleding links monteren. ( pag. 193)
Bestuurderszadel monteren. ( pag. 180)
Buddyseat monteren. ( pag. 179)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 13
203
13.22 Brandstoftankspoiler rechts demonteren
Voorwerk
Buddyseat verwijderen. ( pag. 178)
Bestuurderszadel verwijderen. ( pag. 179)
Zijbekleding rechts demonteren. ( pag. 194)
Accuafdekking demonteren. ( pag. 196)
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
204
F01941-10
Hoofdwerk
Schroef
1
verwijderen.
Schroeven
2
verwijderen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 13
205
F01942-10
Rechter brandstoftankspoiler in het bereik
A
uit de rubberen
bus trekken.
Rechter brandstoftankspoiler naar de zijkant toe eraf trekken
en naar voren toe verwijderen.
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
206
13.23 Brandstoftankspoiler rechts monteren
F01943-10
Hoofdwerk
Rechter brandstoftankspoiler met het uitsteeksel
1
tegen de
bus
2
positioneren en zijdelings naar achteren schuiven.
Rechter brandstoftankspoiler in het bereik
A
in de rubberen
bus
3
drukken.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 13
207
F01945-10
Schroeven
4
monteren, maar nog niet vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M5 5 Nm
Schroef
5
monteren, maar nog niet vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef brandstof-
tankspoiler
M6 5 Nm
De voorzijde van de rechter brandstoftankspoiler is gelijk-
matig uitgelijnd.
Alle schroeven van de rechter brandstoftankspoiler vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M5 5 Nm
Schroef brandstof-
tankspoiler
M6 5 Nm
Nawerk
Accuafdekking monteren. ( pag. 197)
Zijbekleding rechts monteren. ( pag. 195)
Bestuurderszadel monteren. ( pag. 180)
Buddyseat monteren. ( pag. 179)
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
208
13.24 Spatbord voor demonteren
F01924-10
Schroeven
1
verwijderen.
Schroeven
2
verwijderen.
Spatbord naar voren verwijderen.
Info
Op de remkabels en de kabel letten.
13.25 Spatbord voor monteren
F01924-11
Spatbord positioneren.
Info
Op de plaatsing van de remleidingen en de kabel let-
ten.
Schroeven
1
monteren, maar nog niet vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef spatbord M5x12 5 Nm
Schroeven
2
monteren, maar nog niet vastdraaien.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 13
209
Voorgeschreven waarde
Schroef spatbord M5x17 5 Nm
Het spatbord is gelijkmatig naar voren uitgelijnd.
Alle schroeven van het spatbord vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef spatbord M5x12 5 Nm
Schroef spatbord M5x17 5 Nm
13.26 Vuilschrapers vorkpoten reinigen
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 174)
Motorfiets met hefbok voor opkrikken. ( pag. 175)
Spatbord voor demonteren. ( pag. 208)
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
210
F01925-10
Hoofdwerk
Vuilschrapers
1
van beide vorkpoten naar beneden schuiven.
Info
De vuilschrapers schrapen stof en grof vuil van de bin-
nenpoot af. In de loop van de tijd kan er vuil achter te
vuilschrapers terechtkomen. Als deze vervuiling niet
wordt verwijderd, kunnen de daarachter liggende olie-
keerringen gaan lekken.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven
vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreini-
gingsmiddel.
Vuilschrapers en de binnenpoten aan beide vorkpoten reinigen
en smeren met olie.
Universele oliespray ( pag. 347)
Vuilschrapers terugduwen in de inbouwpositie.
Overtollige olie verwijderen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 13
211
Nawerk
Spatbord voor monteren. ( pag. 208)
Motorfiets van hefbok voor nemen. ( pag. 177)
Motorfiets van hefbok achter nemen. ( pag. 174)
13.27 Windscherm demonteren
F01927-10
Schroef
1
verwijderen en windscherm
2
verwijderen.
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
212
13.28 Windscherm monteren
F01911-10
Windscherm
1
in de onderste uitsparing
A
of in de boven-
ste uitsparing
B
positioneren.
Schroef
2
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M5 5 Nm
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 13
213
13.29 Brandstoftankbekleding links demonteren
F01937-10
Schroefverbinding
1
verwijderen.
Schroeven
2
verwijderen.
Schroef
3
verwijderen.
Linker brandstoftankbekleding verwijderen.
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
214
13.30 Brandstoftankbekleding links monteren
F01938-10
Linker brandstoftankbekleding positioneren.
Schroef
1
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef brandstof-
tankbekleding
M6x12 8 Nm
Schroeven
2
monteren, maar nog niet vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef brand-
stoftankbekle-
ding
M6x18 5 Nm
Loctite
®
243™
Schroefverbinding
3
monteren, maar nog niet vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroefverbin-
ding brandstof-
tankbekleding
M6 5 Nm
Loctite
®
243™
De linker brandstoftankbekleding is gelijkmatig naar voren
uitgelijnd.
Alle schroeven van de linker brandstoftankbekleding vast-
draaien.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 13
215
Voorgeschreven waarde
Schroef brand-
stoftankbekle-
ding
M6x12 8 Nm
Schroef brand-
stoftankbekle-
ding
M6x18 5 Nm
Loctite
®
243™
Schroefverbin-
ding brandstof-
tankbekleding
M6 5 Nm
Loctite
®
243™
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
216
13.31 Brandstoftankbekleding rechts demonteren
F01939-10
Slang
1
uit hoekstuk trekken.
Schroefverbinding
2
verwijderen.
Schroeven
3
verwijderen.
Schroef
4
verwijderen.
Rechter brandstoftankbekleding verwijderen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 13
217
13.32 Brandstoftankbekleding rechts monteren
F01940-10
Rechter brandstoftankbekleding positioneren.
Schroef
1
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef brandstof-
tankbekleding
M6x12 8 Nm
Schroeven
2
monteren, maar nog niet vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef brand-
stoftankbekle-
ding
M6x18 5 Nm
Loctite
®
243™
Schroefverbinding
3
monteren, maar nog niet vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroefverbin-
ding brandstof-
tankbekleding
M6 5 Nm
Loctite
®
243™
De rechter brandstoftankbekleding is gelijkmatig naar
voren uitgelijnd.
Alle schroeven van de rechter brandstoftankbekleding vast-
draaien.
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
218
Voorgeschreven waarde
Schroef brand-
stoftankbekle-
ding
M6x12 8 Nm
Schroef brand-
stoftankbekle-
ding
M6x18 5 Nm
Loctite
®
243™
Schroefverbin-
ding brandstof-
tankbekleding
M6 5 Nm
Loctite
®
243™
Slang
4
op het hoekstuk steken.
13.33 Motorbescherming demonteren
F01928-10
Slang
1
uit hoekstuk trekken.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 13
219
F01929-10
Schroeven
2
verwijderen.
F01930-10
Schroeven
3
verwijderen.
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
220
F01931-10
Schroeven
4
verwijderen en motorbescherming
5
verwijde-
ren.
13.34 Motorbescherming monteren
F01931-11
Motorbescherming
1
positioneren.
Schroeven
2
monteren, maar nog niet vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef motor-
bescherming
M6x10 10 Nm
Loctite
®
243™
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 13
221
F01930-10
Schroeven
3
monteren, maar nog niet vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef motorbe-
scherming
M6x8 8 Nm
F01929-11
Schroeven
4
monteren, maar nog niet vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef brandstof-
tankbekleding
M6x12 8 Nm
De motorbescherming is gelijkmatig naar voren uitgelijnd.
Alle schroeven van de motorbescherming vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef motor-
bescherming
M6x8 8 Nm
Schroef motor-
bescherming
M6x10 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef brand-
stoftankbekle-
ding
M6x12 8 Nm
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
222
F01928-11
Slang
5
op het hoekstuk steken.
REMSYSTEEM 14
223
14.1 Antiblokkeersysteem (ABS)
H03497-10
De ABS-module
1
bestaat uit een hydraulische unit,
ABSbesturingsunit en retourpomp en is onder de brandstoftank
gemonteerd. Er bevindt zich een wieltoerentalsensor
2
aan het
voor- en achterwiel.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVeranderingen aan het voertuig
beperken de functie van het ABS.
Laat het achterwiel bij vastgehouden voorwielrem
alleen doordraaien (burn out) als het ABS is
uitgeschakeld en nooit op de openbare weg.
Breng geen wijzigingen aan de veerweg aan.
Gebruik bij het remsysteem uitsluitend door KTM vrij-
gegeven en aanbevolen reserveonderdelen.
Gebruik alleen door KTM vrijgegeven en aanbevolen
banden en wielen met de juiste snelheidsindex.
Neem de aangegeven bandenspanning in acht.
Zorg ervoor dat servicewerkzaamheden en reparaties
vakkundig worden uitgevoerd. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
14 REMSYSTEEM
224
Aanwijzing
Vervallen van de toelating op de openbare weg en de verzekering
Als het ABS compleet wordt uitgeschakeld, vervalt de toelating van
het voertuig voor de openbare weg.
Gebruik het voertuig alleen op afgezette trajecten en niet op de
openbare weg als het ABS compleet wordt uitgeschakeld.
Het ABS is een veiligheidssysteem dat het blokkeren en wegglij-
den van de wielen tijdens het remmen binnen de fysische grenzen
verhindert.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenRijhulpvoorzieningen kunnen
ongevallen alleen binnen de fysieke grenzen verhinderen.
Extreme rijsituaties zoals bagage met hoog zwaartepunt,
wisselende straatoppervlakken, steile hellingen of hard
remmen zonder ontkoppelen kunnen niet altijd worden
gecompenseerd.
Pas het rijgedrag aan de toestand van de rijweg en uw
rijvaardigheden aan.
Het ABS heeft twee modi, de ABSmodus Road en de ABSmodus
Offroad.
In de ABS-modus Road regelt het ABS beide wielen.
REMSYSTEEM 14
225
In de ABSmodus Offroad vindt aan het achterwiel geen
ABS-regeling plaats. Het ABSwaarschuwingslampje
3
knippert
langzaam om aan de actieve ABSmodus Offroad te herinneren.
Info
In de ABSmodus Offroad kan het achterwiel blokkeren
gevaar voor vallen.
Het ABS werkt met twee onafhankelijk van elkaar werkende rem-
circuits (voorwiel- en achterwielrem). Bij normaal rijden werkt het
remsysteem als een conventioneel remsysteem zonder ABS. Pas
wanneer de ABS-besturingsunit de blokkeerneiging van een wiel
herkent, begint het ABS door het regelen van de remdruk te wer-
ken. De regeling is merkbaar aan een licht pulserende remhendel
resp. licht pulserend rempedaal.
Het ABSwaarschuwingslampje
3
moet na het inschakelen van
het contact gaan branden en uitgaan wanneer het voertuig begint
te rijden. Wanneer het lampje na het optrekken niet uitgaat of
tijdens het rijden gaat branden, dan duidt dit op een fout in het
ABS-systeem. Het ABS is dan niet meer actief en de wielen kun-
nen bij het remmen blokkeren. Het remsysteem zelf blijft gewoon
werken, alleen de ABS-regeling valt uit.
Het ABSwaarschuwingslampje kan ook gaan branden als in
extreme rijsituaties het toerental van het voor- en achterwiel
sterk van elkaar afwijken, bijvoorbeeld bij een wheelie of als het
achterwiel doordraait. Daardoor wordt het ABS uitgeschakeld.
14 REMSYSTEEM
226
Om het ABS weer te activeren, moet het voertuig worden
gestopt en de ontsteking uitgeschakeld. Als u weer met het
voertuig gaat rijden, wordt ook het ABS weer geactiveerd. Het
ABSwaarschuwingslampje gaat dan uit, als het voertuig begint te
rijden.
14.2 Remschijven controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVersleten remschijven verminderen de remwerking.
Zorg ervoor dat versleten remschijven onmiddellijk worden vervangen. (De geautoriseerde KTM-garage
is u graag van dienst.)
F01998-10
Dikte van de remschijven voor en achter op meerdere plekken
van de remschijf op de maat
A
controleren.
Info
Door slijtage vermindert de dikte van de remschijf in
het bereik van het raakvlak
1
van de remplaketten.
Remschijven - slijtagegrens
voor 4,5 mm
achter 4,5 mm
REMSYSTEEM 14
227
» Als de dikte van de remschijven onder de voorgeschreven
waarde ligt.
Remschijven van voorwielrem vervangen.
Remschijf van achterwielrem vervangen.
Remschijven voor en achter op beschadiging, scheuren en ver-
vorming controleren.
» Als de remschijf beschadigd, gescheurd of vervormd is:
Remschijven van voorwielrem vervangen.
Remschijf van achterwielrem vervangen.
14.3 Remvloeistofpeil voorwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de aangegeven markering of de aangegeven waarde daalt, is het remsys-
teem ondicht of zijn de remplaketten versleten.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
14 REMSYSTEEM
228
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe oude remvloeistof vermindert de remwerking.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterrem overeenkomstig het serviceschema wordt ver-
verst. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
F01947-10
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir horizon-
taal zetten.
Remvloeistofpeil van het remvloeistofreservoir
1
controleren.
»
Als het remvloeistofpeil onder de MIN-markering
A
is
gedaald:
Remvloeistof van de voorwielrem bijvullen.
( pag. 228)
14.4 Remvloeistof van de voorwielrem bijvullen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de aangegeven markering of de aangegeven waarde daalt, is het remsys-
teem ondicht of zijn de remplaketten versleten.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
REMSYSTEEM 14
229
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof veroorzaakt huidirritaties.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de
ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe oude remvloeistof vermindert de remwerking.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterrem overeenkomstig het serviceschema wordt ver-
verst. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
14 REMSYSTEEM
230
Info
Nooit remvloeistof DOT 5 gebruiken. Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtin-
gen en remkabels zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Ervoor zorgen dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak
aantast.
Uitsluitend schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken.
Voorwerk
Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 231)
F01948-10
Hoofdwerk
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir horizon-
taal zetten.
Schroeven
1
verwijderen.
Deksel
2
met membraan
3
verwijderen.
Remvloeistof tot de markering
A
vullen.
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 344)
Deksel
2
met membraan
3
positioneren.
Schroeven
1
monteren en vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met
water afspoelen.
REMSYSTEEM 14
231
14.5 Remplaketten van de voorwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVersleten remvoeringen verminderen de remwerking.
Zorg ervoor dat versleten remvoeringen onmiddellijk worden vervangen. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBeschadigde remschijven verminderen de remwerking.
Als de remplaketten te laat worden vervangen, slepen de stalen plakethouders tegen de remschijf. Hier-
door vermindert de remwerking aanmerkelijk en worden de remschijven onherstelbaar beschadigd.
Controleer de remplaketten regelmatig.
F01949-10
Alle remplaketten aan beide remzadels op minimale minimale
voeringdikte
A
controleren.
Minimale voeringdikte
A
1 mm
» Als de plaket dunner is dan de minimale plaketdikte:
Remplaketten van de voorwielrem vervangen.
Alle remplaketten aan beide remzadels controleren op bescha-
diging en scheuren.
» Als er beschadigingen of scheuren zijn:
Remplaketten van de voorwielrem vervangen.
14 REMSYSTEEM
232
14.6 Vrije slag rempedaal controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij oververhitting.
Als er aan het rempedaal voor de achterwielrem geen vrije slag aanwezig is, bouwt zich in het remsys-
teem druk op de achterwielrem op.
Stel de vrije slag aan de hendel voor het rempedaal op de voorgeschreven wijze in.
F02000-10
Veer
1
losmaken.
Rempedaal tussen eindaanslag en voetremcilinderzuiger heen
en weer bewegen en vrije slag
A
controleren.
Voorgeschreven waarde
Vrije slag rempedaal 3 … 5 mm
» Als de vrije slag niet overeenkomt met de voorgeschreven
waarde:
Uitgangspositie van het rempedaal instellen.
( pag. 138)
Veer
1
vasthaken.
REMSYSTEEM 14
233
14.7 Remvloeistofpeil achterwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de MIN-markering daalt, is het remsysteem ondicht of zijn de remplaket-
ten versleten.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe oude remvloeistof vermindert de remwerking.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterrem overeenkomstig het serviceschema wordt ver-
verst. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
F01950-10
Voertuig rechtop zetten.
Remvloeistofpeil van het remvloeistofreservoir
1
controleren.
»
Als het vloeistofpeil de MIN-markering
A
heeft bereikt:
Remvloeistof van de achterwielrem bijvullen.
( pag. 234)
14 REMSYSTEEM
234
14.8 Remvloeistof achterwielrem bijvullen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de MIN-markering daalt, is het remsysteem ondicht of zijn de remplaket-
ten versleten.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof veroorzaakt huidirritaties.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de
ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
REMSYSTEEM 14
235
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe oude remvloeistof vermindert de remwerking.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterrem overeenkomstig het serviceschema wordt ver-
verst. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
Nooit remvloeistof DOT 5 gebruiken. Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtin-
gen en remkabels zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Ervoor zorgen dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak
aantast.
Uitsluitend schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken.
Voorwerk
Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 236)
14 REMSYSTEEM
236
F01951-10
Hoofdwerk
Voertuig rechtop zetten.
Schroefdop
1
met inzetelement en membraan
2
verwijde-
ren.
Remvloeistof tot de MAX-markering
A
bijvullen.
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 344)
Schroefdop
1
met inzetelement en membraan
2
monteren
en vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met
water afspoelen.
14.9 Remplaketten achterwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVersleten remvoeringen verminderen de remwerking.
Zorg ervoor dat versleten remvoeringen onmiddellijk worden vervangen. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
REMSYSTEEM 14
237
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBeschadigde remschijven verminderen de remwerking.
Als de remplaketten te laat worden vervangen, slepen de stalen plakethouders tegen de remschijf. Hier-
door vermindert de remwerking aanmerkelijk en worden de remschijven onherstelbaar beschadigd.
Controleer de remplaketten regelmatig.
F01952-10
Controleren of de remplaketten de minimale plaketdikte
A
hebben.
Minimale plaketdikte
A
1 mm
» Als de plaket dunner is dan de minimale plaketdikte:
Remplaketten van de achterwielrem vervangen.
Remplaketten controleren op beschadiging en scheuren.
» Als er beschadigingen of scheuren te herkennen zijn:
Remplaketten van de achterwielrem vervangen.
15 WIELEN, BANDEN
238
15.1 Voorwiel demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 174)
Motorfiets met hefbok voor opkrikken. ( pag. 175)
F01961-10
Hoofdwerk
Schroef
1
verwijderen en wieltoerentalsensor
2
uit de
boring trekken.
Schroeven
3
en
4
verwijderen.
Remplaketten terug op de remschijf duwen door het linker en
rechter remzadel licht naar de zijkant te kantelen. Linker en
rechter remzadel voorzichtig naar achteren van de remschijf
trekken en opzij hangen.
Info
Remhendel bij verwijderde remzadels niet bedienen.
WIELEN, BANDEN 15
239
F01963-10
Schroef
5
enkele slagen losdraaien.
Schroeven
6
losdraaien.
Op de schroef
5
drukken om de steekas uit de asopname te
schuiven.
Schroef
5
verwijderen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBeschadigde remschijven ver-
minderen de remwerking.
Leg het wiel altijd zodanig neer dat de remschijven
niet worden beschadigd.
Voorwiel vasthouden en steekas eruit trekken. Voorwiel uit de
voorvork nemen.
F01964-10
Afstandsbussen
7
verwijderen.
15 WIELEN, BANDEN
240
15.2 Voorwiel monteren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
F01964-11
Wiellager controleren op beschadiging en slijtage.
» Als het wiellager beschadigd of versleten is:
Wiellager voor vervangen.
Keerringen
1
en loopvlakken
A
van de afstandsbussen rei-
nigen en invetten.
Duurzaam vet ( pag. 346)
WIELEN, BANDEN 15
241
F01965-10
Smalle afstandsbus
2
in looprichting rechts plaatsen.
Brede afstandsbus
3
in looprichting links plaatsen.
Info
De pijl
B
geeft de looprichting van het voorwiel aan.
Het ABSsensorwiel bevindt zich in de looprichting
links.
15 WIELEN, BANDEN
242
F01966-10
Schroef
4
en steekas reinigen.
Steekas licht invetten.
Duurzaam vet ( pag. 346)
Voorwiel in voorvork tillen, positioneren en steekas erin zetten.
Schroef
4
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef steekas
voor
M25x1,5 45 Nm
Schroefdraad ingevet
WIELEN, BANDEN 15
243
F01962-10
Beide remzadels positioneren.
De remplaketten zijn correct gepositioneerd.
Schroeven
5
aan beide kanten monteren, maar nog niet vast-
draaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remza-
del voor
M10x1,25 45 Nm
Loctite
®
243™
Remhendel meerdere keren bedienen tot de remplaketten
tegen de remschijf liggen en er een drukpunt aanwezig is.
Remhendel ingedrukt vastzetten.
Remzadels worden uitgelijnd.
Schroeven
5
aan beide kanten vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remza-
del voor
M10x1,25 45 Nm
Loctite
®
243™
Wieltoerentalsensor
6
in de boring positioneren.
Schroef
7
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef wieltoeren-
talsensor voor
M6 10 Nm
Vastzetting van de remhendel verwijderen.
Motorfiets van hefbok voor nemen. ( pag. 177)
Motorfiets van hefbok achter nemen. ( pag. 174)
15 WIELEN, BANDEN
244
F01963-11
Voorwielrem bedienen en voorvork enkele keren krachtig inve-
ren.
De vorkpoten worden uitgelijnd.
Schroeven
8
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef asopname M8 15 Nm
15.3 Achterwiel demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 174)
WIELEN, BANDEN 15
245
F01953-10
Hoofdwerk
Remzadel met de hand naar de remschijf duwen om de rem-
zuiger naar achteren te drukken.
Schroef
1
verwijderen en wieltoerentalsensor
2
uit de
boring trekken.
Moer
3
verwijderen. Kettingspanner
4
verwijderen.
Steekas
5
slechts zo ver eruit trekken, dat het achterwiel
naar voren kan worden geschoven.
15 WIELEN, BANDEN
246
F01954-10
Achterwiel zo ver mogelijk naar voren schuiven. Ketting van
kettingwiel nemen en op kettingkast
6
wegleggen.
Info
Componenten door afdekken tegen beschadiging
beschermen.
Achterwiel vasthouden en steekas verwijderen.
Achterwiel naar achter trekken tot de remzadelhouder vrij tus-
sen remschijf en velg hangt.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBeschadigde remschijven ver-
minderen de remwerking.
Leg het wiel altijd zodanig neer dat de remschijf
niet wordt beschadigd.
Achterwiel uit de achterbrug nemen.
Info
Rempedaal niet indrukken als het achterwiel is gede-
monteerd.
WIELEN, BANDEN 15
247
15.4 Achterwiel monteren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenNa montage van het achterwiel remt de achterwielrem eerst niet.
Bedien de voetrem meerdere keren voor begin van de rit tot een vast drukpunt voelbaar is.
Hoofdwerk
Demperpakkingen van de achterwielnaaf controleren.
( pag. 250)
F01956-10
Wiellager controleren op beschadiging en slijtage.
» Als het wiellager beschadigd of versleten is:
Wiellager achter vervangen.
Ring
1
en afstandsbussen verwijderen.
Keerringen
2
en loopvlakken
A
van de afstandsbussen rei-
nigen en invetten.
Duurzaam vet ( pag. 346)
Afstandsbussen en ring
1
erin zetten.
15 WIELEN, BANDEN
248
Info
De afstandsbussen zijn verschillend. Op de inbouwposi-
tie letten, zie afbeelding.
Schroefdraad van de steekas en moer reinigen en invetten.
Duurzaam vet ( pag. 346)
Steekas reinigen en licht invetten.
Duurzaam vet ( pag. 346)
Aangrijppunten van remzadelhouder en achterbrug reinigen.
WIELEN, BANDEN 15
249
F01953-11
Steunlagers van de remzadelhouder
B
en achterbrug laten
ingrijpen.
Achterwiel in de achterbrug tillen, positioneren en steekas erin
steken.
Remplaketten zijn correct gepositioneerd.
Ketting op het kettingwiel leggen.
Kettingspanner
3
positioneren. Moer
4
monteren, maar
nog niet vastdraaien.
Info
Kettingspanner links en rechts in dezelfde positie mon-
teren.
Controleren of de kettingspanner
3
tegen de stelschroeven
liggen. Moer
4
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
De markeringen op de kettingspanners moeten links en
rechts in dezelfde positie ten opzichte van de referentiemar-
keringen
C
staan. Zo is het achterwiel correct uitgelijnd.
Moer steekas
achter
M25x1,5 90 Nm
Schroefdraad en
contactvlak van de
steekas ingevet
Wieltoerentalsensor
5
in de boring positioneren.
15 WIELEN, BANDEN
250
Schroef
6
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef wieltoeren-
talsensor achter
M6 6 Nm
Rempedaal meerdere keren bedienen tot de remplaketten
tegen de remschijf liggen en er een drukpunt aanwezig is.
Nawerk
Kettingspanning controleren. ( pag. 183)
Motorfiets van hefbok achter nemen. ( pag. 174)
15.5 Demperpakkingen van de achterwielnaaf controleren
Info
De kracht van de motor wordt door het kettingwiel via 6 demperpakkingen overgebracht op het achterwiel.
Deze slijten tijdens het rijden. Als de demperpakkingen niet op tijd worden vervangen, worden de ketting-
wielhouder en de achterwielnaaf beschadigd.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 174)
Achterwiel demonteren. ( pag. 244)
WIELEN, BANDEN 15
251
F01967-10
Hoofdwerk
Lager
1
controleren.
» Als het lager beschadigd of versleten is:
Lager van de kettingwieldrager vervangen.
Demperpakkingen
2
van de achterwielnaaf controleren op
beschadiging en slijtage.
» Als de demperpakkingen van de achterwielnaaf beschadigd
of versleten zijn:
Alle demperpakkingen van de achterwielnaaf vervan-
gen.
F01968-10
Achterwiel met het kettingwiel omhoog op een werkbank leg-
gen en de steekas in de wielnaaf steken.
Om de speling
A
te controleren, het achterwiel vasthouden
en proberen het kettingwiel met de hand te draaien.
Info
De speling wordt gemeten aan de buitenkant van het
kettingwiel.
Speling demperpakkingen
achterwiel
5 mm
»
Als de speling
A
groter is dan de voorgeschreven waarde:
Alle demperpakkingen van de achterwielnaaf vervan-
gen.
15 WIELEN, BANDEN
252
Nawerk
Achterwiel monteren. ( pag. 247)
Kettingspanning controleren. ( pag. 183)
Motorfiets van hefbok achter nemen. ( pag. 174)
15.6 Bandentoestand controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenAls een band tijdens de rit lek raakt, wordt het voertuig oncontroleerbaar.
Zorg ervoor dat beschadigde of versleten banden onmiddellijk worden vervangen. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor vallenVerschillende profielen van voor- en achterwiel beïnvloeden het rijgedrag.
Verschillende profielen kunnen de controle over het voertuig aanzienlijk moeilijker maken.
Zorg ervoor dat voor- en achterwiel steeds van banden met hetzelfde profiel zijn voorzien.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenNiet-vrijgegeven of aanbevolen banden en wielen bemoeilijken het rijgedrag.
Gebruik alleen door KTM vrijgegeven en aanbevolen banden en wielen met de juiste snelheidsindex.
WIELEN, BANDEN 15
253
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenNieuwe banden hebben minder grip.
Bij nieuwe banden is het loopvlak nog niet opgeruwd.
De nieuwe banden met een gematigde rijstijl en afwisselende schuine stand inrijden.
Inrijfase 200 km
Info
Het type, de toestand en de spanning van de banden zijn van invloed op het rem- en rijgedrag van het
voertuig.
Versleten banden hebben vooral bij natte ondergrond een slechte invloed op het rijgedrag.
400602-10
Voor- en achterbanden controleren op insnijdingen, voorwerpen
die tijdens het rijden in de band zijn gaan zitten en beschadi-
gingen.
» Als er insnijdingen of beschadigingen zijn of als er voorwer-
pen tijdens het rijden in de band zijn gaan zitten:
Banden vervangen.
Profieldiepte controleren.
Info
Neem de minimale profieldiepte volgens de nationale
wetgeving in acht.
15 WIELEN, BANDEN
254
Minimale profieldiepte 2 mm
» Als de profieldiepte lager is dan de minimale waarde:
Banden vervangen.
H01144-10
Leeftijd van de banden controleren.
Info
De productiedatum van de banden staat meestal op het
opschrift van de banden en wordt met de laatste vier
cijfers van de DOT aanduiding gekenmerkt. De eerste
twee cijfers wijzen op de week van de productie en de
laatste twee cijfers op het productiejaar.
KTM adviseert uiterlijk na vijf jaar de banden te vervan-
gen, onafhankelijk van de daadwerkelijke slijtage.
» Als de band ouder is dan vijf jaar:
Banden vervangen.
15.7 Bandenspanning controleren
Info
Te lage bandenspanning leidt tot buitengewone slijtage en oververhitting van de band.
Een goede bandenspanning garandeert een optimaal rijcomfort en een maximale levensduur van de band.
WIELEN, BANDEN 15
255
400695-01
Beschermkap verwijderen.
Bandenspanning controleren als de banden koud zijn.
Bandenspanning solo / met passagier
voor 2,4 bar
achter 2,4 bar
Bandenspanning volledige belasting
voor 2,6 bar
achter 2,9 bar
» Als de bandenspanning niet met de voorgeschreven waarde
overeenkomt:
Bandenspanning corrigeren.
Beschermkap monteren.
15 WIELEN, BANDEN
256
15.8 Spaakspanning controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerkeerd gespannen spaken beïnvloeden het rijgedrag nadelig en leiden tot
gevolgschade.
Als de spaken te vast zijn gespannen, barsten de spaken door overbelasting. Als de spaken te los zijn
gespannen, ontstaat een zij- of hoogteslag in het wiel. Hierdoor komen andere spaken ook los te zitten.
Controleer de spaakspanning regelmatig, in het bijzonder bij een nieuw voertuig. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
400694-01
Kort met het handvat van een schroevendraaier op elke spaak
slaan.
Info
De toonfrequentie is afhankelijk van de spaaklengte en
van de spaakdiameter.
Wanneer er verschillende toonfrequenties hoorbaar zijn
bij spaken met gelijke lengte en dikte, duidt dat op ver-
schillende spaakspanningen.
De toon moet helder zijn.
» Wanneer de spaakspanning verschillend is:
Spaakspanning corrigeren.
WIELEN, BANDEN 15
257
15.9 Bandensysteem zonder binnenbanden
F01999-10
Dit voertuig maakt gebruik van een bandensysteem zonder binnen-
banden waarbij de velgafdichtrubber
1
de conventionele binnen-
band vervangt.
De voordelen van een systeem zonder binnenbanden is dat er geen
risico bestaat op een defecte binnenband. Daarmee is ook het
risico op een plotseling spanningsverlies sterk verminderd.
De massa's of de massatraagheidsmomenten zijn lager dan bij
conventionele spaakwielen met binnenband. Dat resulteert in een
verbetering van de hanteerbaarheid en het comfort.
Het spaakwiel is door de stijve velgconstructie vrijwel onderhouds-
vrij.
KTM raadt aan de velgafdichtrubber ten laatste na 5 jaar te ver-
vangen, ongeacht de daadwerkelijke slijtage.
15 WIELEN, BANDEN
258
15.10 Gebruik van bandenreparatiespray
H03319-01
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOnjuist gebruik van bandenrepara-
tiespray leidt tot drukverlies bij de gerepareerde band.
Niet elke beschadiging kan met bandenreparatiespray
worden gerepareerd.
Lees de aanwijzingen en richtlijnen van de fabrikant
van de bandenreparatiespray.
Rijd langzaam en voorzichtig wanneer u een band met
bandenreparatiespray hebt gerepareerd.
Rijd hoogstens naar de dichtstbijzijnde garage en laat
de band vervangen.
Een reparatie met bandenreparatiespray mag alleen in noodgeval-
len worden uitgevoerd.
Het wordt aanbevolen om het defecte voertuig naar de dichtstbij-
zijnde werkplaats te vervoeren in plaats van het te repareren.
WIELEN, BANDEN 15
259
Aanwijzing
Materiële schadeBandenreparatiespray beschadigt de bandspan-
ningssensor.
Houd er rekening mee dat de bandspanningssensor mogelijk
moet worden vervangen na het gebruik van de bandenrepara-
tiespray.
16 ELEKTRONICA
260
16.1 dagrijlicht (DRL)
F01982-10
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDagrijlicht is bij slecht zicht geen
vervanging voor dimlicht.
Bij zeer slecht zicht door mist, sneeuw of regen kan de
automatische omschakeling tussen dagrijlicht en dimlicht
slechts beperkt ter beschikking staan.
Steeds controleren of de juiste verlichting is geselec-
teerd.
Dagrijlicht voor het rijden of bij stilstand via het menu
uitschakelen, zodat het dimlicht permanent is inge-
schakeld.
Houdt u zich aan de wettelijke vereisten voor het dag-
rijlicht.
Het dagrijlicht (DRL) is geïntegreerd in de koplamp.
Het dagrijlicht (DRL) mag alleen bij goed zicht worden ingescha-
keld.
Het dagrijlicht (DRL) wordt in het gecombineerde instrument geac-
tiveerd.
De omgevingssensor in het gecombineerde instrument zorgt voor
de regeling. Als er goede zichtverhoudingen zijn, wordt het dim-
licht uitgeschakeld en het dagrijlicht ingeschakeld.
ELEKTRONICA 16
261
Info
Het zijlicht
1
brandt bij elk verlichtingstype.
16.2 12V-accu demonteren
Waarschuwing
Gevaar voor letselAccuzuur en accugassen kunnen ernstige brandwonden veroorzaken.
Bewaar 12V-accu’s buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Vermijd contact met accuzuur en accugassen.
Vonken of open vuur uit de buurt van de 12V-accu houden.
Laad 12V-accu’s uitsluitend op in goed geventileerde ruimtes.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens 15 minuten met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als accuzuur of
accugas in de ogen is gekomen.
Voorzichtig
Gevaar voor ongevallenElektrische componenten en veiligheidsvoorzieningen raken bij lege of ontbre-
kende 12V-accu beschadigd.
Motorfiets nooit met een lege 12V-accu of zonder 12V-accu gebruiken.
16 ELEKTRONICA
262
Voorwerk
Ontsteking uitschakelen, daarvoor de contactsleutel in de
stand draaien.
Buddyseat verwijderen. ( pag. 178)
Bestuurderszadel verwijderen. ( pag. 179)
Accuafdekking demonteren. ( pag. 196)
ELEKTRONICA 16
263
F01994-10
Hoofdwerk
Diagnosestekker
1
uit de houder trekken en opzij hangen.
Schroef
2
verwijderen.
Accuhouderbeugel
3
achter optillen en naar boven toe ver-
wijderen.
16 ELEKTRONICA
264
F01986-10
Minkabel
4
van de 12V-accu loskoppelen.
Pluspoolafdekking
5
verwijderen.
Pluskabel
6
van de 12V-accu loskoppelen.
12V-accu naar boven toe uit het accuvak verwijderen.
ELEKTRONICA 16
265
16.3 12V-accu monteren
Waarschuwing
Gevaar voor letselAccuzuur en accugassen kunnen ernstige brandwonden veroorzaken.
Bewaar 12V-accu’s buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Vermijd contact met accuzuur en accugassen.
Vonken of open vuur uit de buurt van de 12V-accu houden.
Laad 12V-accu’s uitsluitend op in goed geventileerde ruimtes.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens 15 minuten met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als accuzuur of
accugas in de ogen is gekomen.
Voorzichtig
Gevaar voor ongevallenElektrische componenten en veiligheidsvoorzieningen raken bij lege of ontbre-
kende 12V-accu beschadigd.
Motorfiets nooit met een lege 12V-accu of zonder 12V-accu gebruiken.
16 ELEKTRONICA
266
F01987-10
Hoofdwerk
12Vaccu in het accuvak plaatsen.
12V-accu (HTZ12A-BS) ( pag. 329)
De accupolen wijzen tegen de rijrichting in.
Pluskabel
1
met de 12V-accu verbinden.
Voorgeschreven waarde
Schroef accupool M6 4,5 Nm
Pluspoolafdekking
2
monteren.
Minkabel
3
met de 12V-accu verbinden.
Voorgeschreven waarde
Schroef accupool M6 4,5 Nm
ELEKTRONICA 16
267
F01995-10
Accuhouderbeugel
4
links en rechts in de uitsteeksels haken
en achter naar beneden drukken.
Schroef
5
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M6 10 Nm
Diagnosestekker
6
in de houder positioneren.
Nawerk
Accuafdekking monteren. ( pag. 197)
Bestuurderszadel monteren. ( pag. 180)
Buddyseat monteren. ( pag. 179)
Tijd en datum instellen.
16 ELEKTRONICA
268
16.4 12V-accu laden
Waarschuwing
Gevaar voor letselAccuzuur en accugassen kunnen ernstige brandwonden veroorzaken.
Bewaar 12V-accu’s buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Vermijd contact met accuzuur en accugassen.
Vonken of open vuur uit de buurt van de 12V-accu houden.
Laad 12V-accu’s uitsluitend op in goed geventileerde ruimtes.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens 15 minuten met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als accuzuur of
accugas in de ogen is gekomen.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieu12V-accu’s bevatten voor het milieu schadelijke stoffen.
Gooi 12V-accu’s niet bij het huishoudelijk afval.
Geef 12V-accu’s af bij een verzamelpunt voor oude accu’s.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
ELEKTRONICA 16
269
Info
Ook als de 12V-accu niet wordt belast, verliest hij dagelijks aan lading.
De laadtoestand en de wijze van laden zijn erg belangrijk voor de levensduur van de 12V-accu.
Snel laden met een hogere laadstroom heeft een negatief effect op de levensduur.
Als de laadstroom, laadspanning en laadtijd worden overschreden, ontsnapt er elektrolyt via de veiligheids-
kleppen. Daardoor verliest de 12V-accu aan capaciteit.
Als de 12V-accu leeg is gestart, moet hij meteen weer worden opgeladen.
Bij langere stilstand in lege toestand treden er diepteontlading en sulfatie op, waardoor de 12V-accu wordt
vernield.
De 12V-accu is onderhoudsvrij. Het zuurniveau hoeft niet te worden gecontroleerd.
Voorwerk
Ontsteking uitschakelen, daarvoor de contactsleutel in de
stand draaien.
Buddyseat verwijderen. ( pag. 178)
Bestuurderszadel verwijderen. ( pag. 179)
16 ELEKTRONICA
270
F01988-10
Hoofdwerk
Minkabel
1
van de 12V-accu loskoppelen om schade aan de
boordelektronica te voorkomen.
Pluspoolafdekking
2
verwijderen.
M00775-01
Acculader met 12V-accu verbinden. Acculader inschakelen.
Acculader (58429074000)
Met deze acculader kunnen ook de rustspanning, het startver-
mogen van de 12V-accu en de dynamo worden getest. Boven-
dien kan met dit apparaat de 12V-accu niet worden overladen.
Info
12V-accu laden met maximaal 10% van de capaciteit
die op het accuhuis is aangegeven.
Acculader na het laden uitschakelen en van de 12V-accu los-
koppelen.
ELEKTRONICA 16
271
Voorgeschreven waarde
Laadstroom, laadspanning en laadtijd mogen niet worden
overschreden.
12V-accu regelmatig bijla-
den als de motorfiets niet
wordt gebruikt
3 maanden
F01988-10
Pluspoolafdekking
2
monteren.
Minkabel
1
met de 12V-accu verbinden.
Voorgeschreven waarde
Schroef accupool M6 4,5 Nm
Nawerk
Bestuurderszadel monteren. ( pag. 180)
Buddyseat monteren. ( pag. 179)
Tijd en datum instellen.
16 ELEKTRONICA
272
16.5 Hoofdzekering vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor brandVerkeerde zekeringen overbelasten de elektrische installatie.
Gebruik alleen zekeringen met de voorgeschreven ampère-waarde.
Overbrug of repareer geen zekeringen.
Info
Met de hoofdzekering worden alle stroomverbruikers van het voertuig gezekerd. De hoofdzekering bevindt
zich onder de buddyseat.
Voorwerk
Ontsteking uitschakelen, daarvoor de contactsleutel in de
stand draaien.
Buddyseat verwijderen. ( pag. 178)
ELEKTRONICA 16
273
F01989-10
Hoofdwerk
Beschermkap
1
verwijderen.
F01990-10
Defecte hoofdzekering
2
verwijderen.
Info
Een defecte zekering heeft een gebroken
smeltdraad
A
.
In het startrelais bevindt zich een reservezekering
3
.
Nieuwe hoofdzekering plaatsen.
Zekering (58011109130) ( pag. 329)
Tip
Nieuwe reservezekering in het startrelais plaatsen,
zodat u er een bij u hebt als het nodig is.
16 ELEKTRONICA
274
F01989-10
Beschermkap
1
monteren.
Nawerk
Bestuurderszadel monteren. ( pag. 180)
Buddyseat monteren. ( pag. 179)
Tijd en datum instellen.
16.6 ABSzekeringen vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor brandVerkeerde zekeringen overbelasten de elektrische installatie.
Gebruik alleen zekeringen met de voorgeschreven ampère-waarde.
Overbrug of repareer geen zekeringen.
ELEKTRONICA 16
275
Info
Twee zekeringen voor het ABS bevinden zich onder de buddyseat. Met deze twee zekeringen zijn
de retourpomp en de hydraulische unit van het ABS afgezekerd. De derde zekering, waarmee de
ABS-besturingsunit is afgezekerd bevindt zich in het zekeringenblok.
Voorwerk
Ontsteking uitschakelen, daarvoor de contactsleutel in de
stand draaien.
Buddyseat verwijderen. ( pag. 178)
Bestuurderszadel verwijderen. ( pag. 179)
F01991-10
Zekering hydraulische ABS-unit vervangen:
Beschermkap verwijderen en zekering
1
verwijderen.
Info
Een defecte zekering heeft een gebroken smelt-
draad
A
.
Voldoende sterke reservezekering plaatsen.
Zekering (75011088015) ( pag. 329)
Tip
Nieuwe reservezekering
2
in het zekeringenblok
plaatsen, zodat u er een bij u heeft als het nodig is.
Beschermkap monteren.
16 ELEKTRONICA
276
F01991-11
Zekering ABS-retourpomp vervangen:
Beschermkap verwijderen en zekering
3
verwijderen.
Info
Een defecte zekering heeft een gebroken smelt-
draad
A
.
Voldoende sterke reservezekering plaatsen.
Zekering (75011088025) ( pag. 329)
Tip
Nieuwe reservezekering
4
in het zekeringenblok
plaatsen, zodat u er een bij u heeft als het nodig is.
Beschermkap monteren.
Nawerk
Bestuurderszadel monteren. ( pag. 180)
Buddyseat monteren. ( pag. 179)
ELEKTRONICA 16
277
16.7 Zekeringen afzonderlijke stroomverbruikers vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor brandVerkeerde zekeringen overbelasten de elektrische installatie.
Gebruik alleen zekeringen met de voorgeschreven ampère-waarde.
Overbrug of repareer geen zekeringen.
Info
Het zekeringenblok met de zekeringen van de afzonderlijke stroomverbruikers bevindt zich onder het
zadel.
Voorwerk
Ontsteking uitschakelen, daarvoor de contactsleutel in de
stand draaien.
Buddyseat verwijderen. ( pag. 178)
Bestuurderszadel verwijderen. ( pag. 179)
16 ELEKTRONICA
278
F01983-10
Hoofdwerk
Zekeringenblokdeksel
1
openen.
F01984-10
Defecte zekering verwijderen.
ELEKTRONICA 16
279
Voorgeschreven waarde
Zekering 1 - 10 A - ontsteking, alarminstallatie (optioneel)
Zekering 2 - 10 A - ontsteking, motorelektro-
nicabesturingsunit, elektronische brandstofinspuiting,
brandstofvernevelingsysteem, lambdasonde,
wegrijblokkering
Zekering 3 - 10 A - brandstofpomp
Zekering 4 - 10 A - radiateurventilator
Zekering 5 - 10 A - claxon, gecombineerd instrument, rem-
licht
Zekering 6 - 10 A - groot licht, dimlicht, zijlicht, achterlicht,
nummerplaatverlichting
Zekering 7 - 10 A - ACC1
Zekering 8 - 10 A - ACC2
Zekering 9 - 10 A - ABS-besturingsunit, diagnosestekker,
5Dsensor, TPMS (optioneel)
Zekering 10 - 10 A - besturingsunit koplamp
Zekering SPARE - 10 A - reservezekeringen
Info
Een defecte zekering heeft een gebroken
smeltdraad
A
.
Voldoende sterke reservezekering plaatsen.
16 ELEKTRONICA
280
Zekering (75011088010) ( pag. 329)
Tip
Nieuwe reservezekering in het zekeringenblok plaatsen,
zodat u er een bij u hebt als het nodig is.
De werking van de stroomverbruikers controleren.
Zekeringenblokdeksel sluiten.
Nawerk
Bestuurderszadel monteren. ( pag. 180)
Buddyseat monteren. ( pag. 179)
16.8 Koplampinstelling controleren
400726-10
Voertuig op een horizontale ondergrond voor een lichte muur
zetten en in de hoogte van het midden van de koplamp een
markering aanbrengen.
Nog een markering aanbrengen op een afstand
B
onder de
eerste markering.
Voorgeschreven waarde
Afstand
B
5 cm
Voertuig op een afstand
A
loodrecht voor de muur zetten en
het dimlicht inschakelen.
ELEKTRONICA 16
281
Voorgeschreven waarde
Afstand
A
5 m
Nu gaat de bestuurder, eventueel met bagage en passagier op
de motorfiets zitten.
Koplampinstelling controleren.
De grens tussen licht en donker moet bij een gebruiksklare
motorfiets met bestuurder, eventueel met bagage en passa-
gier, precies op de onderste markering liggen.
» Als deze grens tussen licht en donker niet overeenkomt
met de voorgeschreven waarde:
Lichtbundelbreedte van de koplamp instellen.
( pag. 281)
16.9 Lichtbundelbreedte van de koplamp instellen
Voorwerk
Koplampinstelling controleren. ( pag. 280)
16 ELEKTRONICA
282
F01992-10
Hoofdwerk
Schroeven
1
verwijderen.
Maskerspoiler links verwijderen.
F01993-10
Met de stelschroef
2
de lichtbundelbreedte van de koplamp
instellen.
Info
Draaien met de klok mee verkleint de
lichtbundelbreedte, draaien tegen de klok in vergroot
de lichtbundelbreedte.
Bij extra belading kan er een correctie van de lichtbun-
delbreedte van de koplamp nodig zijn.
ELEKTRONICA 16
283
400726-11
Koplamp op markering
B
instellen.
Voorgeschreven waarde
De grens tussen licht en donker moet bij een gebruiksklare
motorfiets met bestuurder, eventueel met bagage en passa-
gier, precies op de onderste markering
B
liggen.
F01992-10
Maskerspoiler links positioneren.
Schroeven
1
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M5 5 Nm
16 ELEKTRONICA
284
16.10 Diagnosestekker
F01981-10
De diagnosestekker
1
bevindt zich onder de accuafdekking.
16.11 ACC1 en ACC2 vooraan
F01979-10
Inbouwlocatie
De voedingen ACC1
1
en ACC2
2
vooraan bevinden zich
achter de koplamp.
Info
De voedingsspanningen ACC1 en ACC2 vooraan zijn onder
de kabelafdekking van de koplampkap bereikbaar.
ELEKTRONICA 16
285
16.12 ACC1 en ACC2 achterzijde
F01980-10
Inbouwlocatie
De voedingsspanningen ACC1
1
en ACC2
2
achter bevin-
den zich onder de buddyseat.
17 KOELSYSTEEM
286
17.1 Koelsysteem
F01970-10
Door de waterpomp
1
in de motor vindt er een gedwongen circu-
latie van het koelmiddel plaats.
De druk die bij verwarming in het koelsysteem ontstaat wordt gere-
geld door een klep in de radiateurdop
2
. Door de uitzetting door
warmte stroomt het overtollige koelmiddel naar het compensatie-
reservoir
3
. Als de temperatuur daalt wordt dit koelmiddel weer
teruggezogen in het koelsysteem. Daardoor is de aangegeven koel-
middeltemperatuur toegestaan zonder dat er met functiestoringen
rekening moet worden gehouden.
115 °C
F01969-10
Koeling vindt plaats door de rijwind en twee radiateurventila-
tors
4
die bij hoge temperatuur wordt ingeschakeld.
Hoe lager de snelheid, hoe lager de koelwerking. Ook vervuilde
koelribben verlagen de koelwerking.
KOELSYSTEEM 17
287
17.2 Koelmiddelpeil vast reservoir controleren
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder druk.
Open noch de koeler, de koelerslangen noch andere componenten van het koelsysteem, als de motor
of het koelsysteem bedrijfswarm zijn.
Laat het koelsysteem en de motor afkoelen, alvorens de koeler, de koelerslangen of andere componen-
ten van het koelsysteem te openen.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koel-
vloeistof in de ogen is gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
Voorwaarden
Motor is koud.
Radiateur is volledig gevuld.
Motorfiets op een horizontale ondergrond zetten.
17 KOELSYSTEEM
288
F01971-11
Koelmiddelpeil in het vaste reservoir
1
controleren.
Het koelmiddelpeil moet tussen MIN en MAX liggen.
» Als er zich geen koelmiddel in het vaste reservoir bevindt:
Koelsysteem controleren op lekkage.
Info
Niet met de motorfiets rijden!
Koelsysteem vullen/ontluchten.
» Als het koelmiddelpeil in het vaste reservoir niet met de
voorgeschreven waarde overeenkomt, maar nog niet leeg is:
Koelmiddelpeil in compensatiereservoir corrigeren.
( pag. 288)
17.3 Koelmiddelpeil in compensatiereservoir corrigeren
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder druk.
Open noch de koeler, de koelerslangen noch andere componenten van het koelsysteem, als de motor
of het koelsysteem bedrijfswarm zijn.
Laat het koelsysteem en de motor afkoelen, alvorens de koeler, de koelerslangen of andere componen-
ten van het koelsysteem te openen.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
KOELSYSTEEM 17
289
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koel-
vloeistof in de ogen is gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
Voorwaarden
Motor is koud.
Radiateur is volledig gevuld.
Voorwerk
Koelmiddelpeil in het vaste reservoir controleren.
( pag. 287)
17 KOELSYSTEEM
290
F01972-10
Hoofdwerk
Deksel
1
van het compensatiereservoir verwijderen.
F01971-11
Koelmiddel bijvullen tot het koelmiddelpeil overeenkomt met
de voorgeschreven waarde.
Voorgeschreven waarde
Het koelmiddelpeil moet tussen MIN en MAX liggen.
Koelmiddel ( pag. 342)
Deksel van het compensatiereservoir monteren.
MOTOR AFSTELLEN 18
291
18.1 "Ride Mode"
F01801-01
Mogelijke toestanden
STREET STREET Gehomologeerd vermogen met even-
wichtige respons, de motorfiets-tractiecontrole laat een nor-
male slip aan het achterwiel toe. De antiwheeliemodus is
actief.
RAIN Gereduceerd gehomologeerd vermogen voor betere
rijbaarheid, de motorfietstractiecontrole laat een normale slip
aan het achterwiel toe. De antiwheeliemodus is actief.
OFFROAD Gereduceerd, gehomologeerd vermogen voor
betere rijbaarheid, de motorfietstractiecontrole laat een
hogere slip aan het achterwiel toe. De antiwheeliemodus is
gedeactiveerd.
RALLY (optioneel) Instelling met gehomologeerd vermogen
en uiterst directe respons. De motorfietstractiecontrole en de
karakteristiek van de gasrespons kunnen individueel worden
ingesteld. De antiwheeliemodus is gedeactiveerd.
In het gecombineerde instrument kunnen via het
submenu "Ride Mode" verschillende afstellingen voor het voertuig
worden gekozen. Beschikbaar zijn "STREET", "RAIN", "OFFROAD" en
"RALLY" (optioneel).
De als laatste gekozen rijmodus wordt op het display weergegeven.
De rijmodus kan ook tijdens het rijden met gesloten gashendel
worden gewisseld.
18 MOTOR AFSTELLEN
292
Info
De keuze van de rijmodus is niet van invloed op het ABS.
18.2 Motorfiets-tractiecontrole (MTC)
F01806-01
De motorfietstractiecontrole (MTC) verlaagt het motorkoppel bij
tractieverlies aan het achterwiel.
Info
Als de motorfietstractiecontrole uitgeschakeld is, kan het
achterwiel bij sterke acceleratie of op oppervlakken met
slechte grip doordraaien gevaar voor vallen.
Na het inschakelen van het contact is de motorfietstractie-
controle weer actief.
In het gecombineerde instrument kan via het submenu MTC de
motorfietstractiecontrole worden in- of uitgeschakeld.
Info
Als de motorfietstractiecontrole regelt, knippert het
TCcontrolelampje .
Als de motorfietstractiecontrole is uitgeschakeld, brandt
het TCcontrolelampje .
MOTOR AFSTELLEN 18
293
18.3 Slipaanpassing (optioneel)
402790-01
De slipaanpassing is een functie van de motorfietstractiecontrole.
Met de slipaanpassing kan de motorfiets-tractiecontrole in negen
niveaus op de gewenste karakteristiek worden afgesteld.
Bij niveau 1 is de meeste slip aan het achterwiel mogelijk, bij
niveau 9 de minste slip.
De slipaanpassing kan tijdens het rijden bij gesloten menu met de
UP- of DOWNknop worden ingesteld.
Info
De slipaanpassing is alleen beschikbaar in de rijmodus
RALLY (optioneel).
18.4 Throttle Response (optioneel)
F01803-01
Mogelijke toestanden
STREET Uitgebalanceerde respons.
RALLY Uiterst directe respons
OFFROAD Zeer directe respons.
In het gecombineerde instrument kan via het
submenu Throttle response de karakteristiek van de gasrespons
worden aangepast.
Throttle response kan ook tijdens het rijden met gesloten gashendel
worden ingesteld.
18 MOTOR AFSTELLEN
294
Info
Throttle response is alleen in de rijmodus RALLY (optioneel)
beschikbaar.
SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 19
295
19.1 Motoroliepeil controleren
Info
Het motoroliepeil moet worden gecontroleerd bij een warme motor.
F01973-10
Motorfiets rechtop zetten op een horizontaal oppervlak.
Motoroliepeil controleren.
Info
Na het afzetten van de motor eerst een minuut wachten
en dan pas controleren.
De motorolie moet tussen markering
A
en markering
B
van het kijkglas staan.
»
Als het motoroliepeil onder de markering
B
ligt:
Motorolie bijvullen. ( pag. 300)
»
Als het motoroliepeil boven de markering
A
ligt:
motoroliepeil corrigeren.
19 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR
296
19.2 Motorolie verversen, oliefilter vervangen en oliezeven reinigen
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenMotor- en cardanolie wordt tijdens bedrijf van de motorfiets zeer heet.
Draag geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
De motorolie bij een warme motor aftappen.
Voorwerk
Motorbescherming demonteren. ( pag. 218)
SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 19
297
H01066-10
Hoofdwerk
Motorfiets op een horizontale ondergrond op de zijstandaard
zetten.
Geschikt reservoir onder de motor plaatsen.
Olievulschroef
1
met keerring verwijderen.
F01974-10
Olieaftapschroeven
2
met magneten, keerringen en oliezeven
verwijderen.
19 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR
298
F01975-10
Schroeven
3
verwijderen. Oliefilterdeksel
4
met keerring
verwijderen.
Oliefilter
5
uit het oliefilterhuis trekken.
Seegerringtang (51012011000)
Motorolie volledig laten uitlopen.
Onderdelen en afdichtvlakken grondig reinigen.
F01976-10
Nieuw oliefilter
5
plaatsen.
Info
Het oliefilter alleen met de hand plaatsen.
Nieuwe keerring van het oliefilterdeksel oliën. Oliefilterdek-
sel
4
positioneren.
Schroeven
3
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef oliefilterdop M5 6 Nm
SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 19
299
V01238-10
Magneten
A
en oliezeven
B
van de olieaftapschroeven gron-
dig reinigen.
F01974-10
Olieaftapschroeven
2
met magneten en nieuwe afdichtringen
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Sluitschroef oliezeef M20x1,5 20 Nm
Motorolie bij koppelingsdeksel bijvullen.
Motorolie 2,8 l Motorolie
(SAE 10W/50)
( pag. 343)
19 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR
300
H01066-10
Olievulschroef
1
met keerring monteren en vastdraaien.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en
kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg heb-
ben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor
voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de
motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Motor starten en controleren op lekkage.
Nawerk
Motoroliepeil controleren. ( pag. 295)
Motorbescherming monteren. ( pag. 220)
19.3 Motorolie bijvullen
Info
Te weinig motorolie of olie van onvoldoende kwaliteit leidt tot voortijdige slijtage van de motor.
SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 19
301
H01066-10
Hoofdwerk
Olievulschroef
1
met keerring verwijderen.
Motorolie tot midden van kijkglas bijvullen.
Motorolie (SAE 10W/50) ( pag. 343)
Info
Voor een optimale prestatie van de motorolie wordt aan-
geraden geen verschillende motoroliesoorten te men-
gen.
Wij adviseren de motorolie te verversen, als dat nodig
is.
Olievulschroef
1
met keerring monteren en vastdraaien.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en
kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg heb-
ben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor
voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de
motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Motor starten en controleren op lekkage.
19 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR
302
Nawerk
Motoroliepeil controleren. ( pag. 295)
19.4 Vrije slag aan de koppelingshendel controleren
Aanwijzing
Beschadiging koppelingAls de koppelingshendel geen vrije slag heeft, begint de koppeling te verschuiven.
Controleer vóór elk gebruik van de motorfiets de vrije slag van de koppelingshendel.
Stel de vrije slag van de koppelingshendel indien nodig volgens de voorschriften in.
F01977-10
Controleren of de koppelingshendel soepel beweegt.
Stuur in de rechtuitstand zetten.
Koppelingshendel tot voelbare weerstand trekken en de vrije
slag
A
bepalen.
Vrije slag
A
aan de koppe-
lingshendel
5 mm
» Als de vrije slag aan de koppelingshendel niet met de voor-
geschreven waarde overeenkomt:
Vrije slag aan de koppelingshendel instellen.
( pag. 304)
Stuur over het gehele stuurbereik heen en weer bewegen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 19
303
De vrije slag aan de koppelingshendel mag zich niet wijzi-
gen.
» Als de vrije slag aan de koppelingshendel verandert:
Traject van de koppelingskabel controleren.
19 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR
304
19.5 Vrije slag aan de koppelingshendel instellen
F01978-10
Stuur in de rechtuitstand zetten.
Contramoer
1
losdraaien.
Vrije slag
A
met de stelschroef
2
instellen.
Voorgeschreven waarde
Vrije slag
A
aan de koppe-
lingshendel
5 mm
Contramoer
1
vastdraaien.
REINIGING, ONDERHOUD 20
305
20.1 Motorfiets reinigen
Aanwijzing
MateriaalschadeDoor verkeerd gebruik van een hogedrukreiniger worden componenten beschadigd of onbruik-
baar.
Het water dringt door de hoge druk in de elektrische componenten, stekkers, bowdenkabels, lagers etc.
Te hoge druk veroorzaakt storingen en maakt componenten onbruikbaar.
Richt de waterstraal niet direct op elektrische componenten, stekkers, bowenkabels of lagers.
Een minimale afstand tussen de sproeier van de hogedrukreiniger en de component aanhouden.
Minimale afstand 60 cm
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
Reinig de motorfiets regelmatig, zo blijven de waarde en het uiterlijk gedurende langere tijd behouden.
Directe zonnestralen op de motorfiets tijdens het reinigen vermijden.
20 REINIGING, ONDERHOUD
306
401061-01
Uitlaatsysteem afsluiten om het indringen van water te voorko-
men.
Grove vervuiling eerst met een zachte waterstraal verwijderen.
Sterk vervuilde plekken met een normale in de handel verkrijg-
bare motorfietsreiniger inspuiten en met een kwastje behande-
len.
Motorfietsreiniger ( pag. 347)
Info
Warm water met een in de handel verkrijgbare motor-
fietsreiniger en een zachte spons gebruiken.
Motorfietsreiniger nooit op het droge voertuig aanbren-
gen, altijd eerst met water afspoelen.
Als u met het voertuig door strooizout bent gereden,
moet hij in koud water worden gereinigd. Warm water
versterkt de zoutwerking.
Nadat de motorfiets grondig met een zachte waterstraal is
afgespoeld moet hij goed worden gedroogd.
Afsluiting van het uitlaatsysteem verwijderen.
REINIGING, ONDERHOUD 20
307
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVocht en vuil beïnvloeden het
remsysteem nadelig.
Rem meerdere keren voorzichtig om de remplaket-
ten en remschijven te drogen en vuil te verwijde-
ren.
Na de reiniging een kort stuk rijden, totdat de motor de rijtem-
peratuur heeft bereikt.
Info
Door de warmte verdampt het water ook op de niet toe-
gankelijke plaatsen van de motor en het remsysteem.
Na het afkoelen van de motorfiets alle glij- en lagerpunten
smeren.
Ketting reinigen. ( pag. 181)
Blank metalen onderdelen (met uitzondering van de remschij-
ven en het uitlaatsysteem) met antiroestmiddel behandelen.
Conserveringsmiddel voor lakken, metaal en rubber
( pag. 346)
Gelakte onderdelen behandelen met een onderhoudsmiddel
voor lakken.
20 REINIGING, ONDERHOUD
308
Perfect Finish en hoogglanspolitoer voor lakken
( pag. 347)
Info
In de leveringstoestand matte kunststofonderdelen
niet polijsten, omdat de materiaalkwaliteit anders sterk
beperkt wordt.
Kunststofonderdelen en geëloxeerde onderdelen behandelen
met een mild reinigings- en verzorgingsmiddel.
Speciale reiniger voor glanzende en matte lakken, metaal-
en kunststofvlakken ( pag. 347)
Contact- en stuurslot, slot van de benzinetank en slot van de
zitbank oliën.
Universele oliespray ( pag. 347)
REINIGING, ONDERHOUD 20
309
20.2 Controle en onderhoud voor rijden in de winter
Info
Als de motorfiets ook in de winter wordt gebruikt, moet er rekening worden gehouden met strooizout op de
wegen. Daarom moeten er voorzorgsmaatregelen worden genomen tegen het agressieve strooizout.
Na het rijden op met zout bestrooide wegen moet het voertuig grondig met koud water worden gereinigd en
goed worden gedroogd. Warm water versterkt de zoutwerking.
401060-01
Motorfiets reinigen. ( pag. 305)
Remsysteem reinigen.
Info
Na IEDERE rit op wegen met strooizout de remzadels en
remplaketten, in afgekoelde en gemonteerde toestand,
grondig met koud water reinigen en goed laten drogen.
Na het rijden op met zout bestrooide wegen moet de
motorfiets grondig met koud water worden gereinigd en
goed worden gedroogd.
Motor, achterbrug en alle overige blanke of verzinkte onderde-
len (m.u.v. de remschijven) worden behandeld met een anti-
roestmiddel op wasbasis.
20 REINIGING, ONDERHOUD
310
Info
Er mag geen antiroestmiddel op de remschijven
terechtkomen omdat daardoor de remwerking sterk
wordt verminderd.
Ketting reinigen. ( pag. 181)
STALLING 21
311
21.1 Stalling
Info
Als u de motorfiets voor langere tijd niet wilt gebruiken, moet u volgende maatregelen nemen of laten
nemen.
Controleer voordat u de motorfiets gaat stallen eerst of alle onderdelen goed werken en niet zijn versleten.
Als er servicewerkzaamheden, reparaties of wijzigingen nodig zijn, kunt u dat het beste doen tijdens de
overwintering (minder drukte bij de werkplaatsen). Zo voorkomt u lange wachttijden bij aanvang van het
seizoen.
401058-01
Bij het laatste tanken voor het stallen van de motorfiets,
brandstofadditief bijmengen.
Brandstofadditief ( pag. 346)
Brandstof tanken. ( pag. 166)
Motorfiets reinigen. ( pag. 305)
Motorolie verversen, oliefilter vervangen en oliezeven reini-
gen. ( pag. 296)
Koelmiddelpeil en antivries controleren.
Bandenspanning controleren. ( pag. 254)
12V-accu demonteren. ( pag. 261)
21 STALLING
312
Voorgeschreven waarde
Opslagtemperatuur van de
12V-accu zonder blootstel-
ling aan directe zonnestralen
0 … 35 °C
12V-accu laden. ( pag. 268)
Voertuig stallen op een droge plaats en niet blootstellen aan
grote temperatuurschommelingen.
De motorfiets afdekken met een luchtdoorlatend dekzeil of een
deken.
Info
In geen geval mogen hiervoor luchtdichte materialen
worden gebruikt, omdat er dan geen vocht kan ontsnap-
pen en er roest ontstaat.
Het is zeer slecht de motor van een gestalde motorfiets
voor korte tijd te laten draaien. Aangezien de motor
daarbij niet voldoende warm wordt, condenseert de
waterdamp die bij de verbranding ontstaat en dit leidt
ertoe dat de ventielen en uitlaatsysteem gaan roesten.
STALLING 21
313
21.2 Inbedrijfstelling na stalling
401059-01
Motorfiets van hefbok voor nemen. ( pag. 177)
Motorfiets van hefbok achter nemen. ( pag. 174)
12V-accu monteren. ( pag. 265)
Tijd en datum instellen.
Controle en onderhoud voor iedere inbedrijfstelling uitvoeren.
( pag. 149)
Een proefrit maken.
22 FOUTEN OPSPOREN
314
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
Motor draait bij het indrukken
van de e-startknop niet door
Bedieningsfouten Werkstappen voor het starten uitvoe-
ren. ( pag. 150)
12V-accu ontladen 12V-accu laden. ( pag. 268)
Ruststroom controleren.
Zekering 1, 2 of 3 doorgesmol-
ten
Zekeringen van de afzonderlijke
stroomverbruikers vervangen.
( pag. 277)
Hoofdzekering doorgesmolten Hoofdzekering vervangen.
( pag. 272)
Geen massaverbinding aanwe-
zig
Massaverbinding controleren.
Motor draait alleen door als de
koppelingshendel is getrokken
Er is een versnelling gescha-
keld
Versnelling in stationair schakelen.
Er is een versnelling gescha-
keld en de zijstandaard is uit-
geklapt
Versnelling in stationair schakelen.
Motor draait door, maar springt
niet aan
Bedieningsfouten Werkstappen voor het starten uitvoe-
ren. ( pag. 150)
Zekering 3 gesmolten Zekeringen van de afzonderlijke
stroomverbruikers vervangen.
( pag. 277)
FOUTEN OPSPOREN 22
315
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
Motor draait door, maar springt
niet aan
Steekverbinding van de brand-
stofleiding niet verbonden
Steekverbinding van de brandstoflei-
ding verbinden.
Fout in elektronische brand-
stofinspuiting
Foutengeheugen met
KTMdiagnosetool uitlezen.
Bij starten gashendel bediend Tijdens het starten GEEN gas geven.
Werkstappen voor het starten uitvoe-
ren. ( pag. 150)
Motor heeft te weinig vermogen Luchtfilter sterk vervuild Luchtfilter demonteren.
Luchtfilter monteren.
Brandstoffilter sterk vervuild Brandstofdruk controleren.
Fout in elektronische brand-
stofinspuiting
Foutengeheugen met
KTMdiagnosetool uitlezen.
Motor wordt overmatig heet Te weinig koelmiddel in koel-
systeem
Koelsysteem controleren op lekkage.
Koelmiddelpeil in het vaste reservoir
controleren. ( pag. 287)
Radiateurlamellen sterk ver-
vuild
Radiateurlamellen reinigen.
Schuimvorming in het koelsys-
teem
Koelmiddel aftappen.
Koelsysteem vullen/ontluchten.
Geknikte of beschadigde radia-
teurslang
Radiateurslang vervangen.
Thermostaat defect Thermostaat controleren.
22 FOUTEN OPSPOREN
316
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
Motor wordt overmatig heet Zekering 4 gesmolten Zekeringen van de afzonderlijke
stroomverbruikers vervangen.
( pag. 277)
Defect aan het ventilatiesys-
teem van radiateur
Radiateurventilator controleren.
Controlelampje storing brandt
resp. knippert
Fout in elektronische brand-
stofinspuiting
Foutengeheugen met
KTMdiagnosetool uitlezen.
N Controlelampje stationair
brandt niet wanneer de versnel-
ling in stationair staat
Versnellingsherkenningssensor
niet geprogrammeerd
Foutengeheugen met
KTMdiagnosetool uitlezen.
Motor slaat tijdens het rijden af Onvoldoende brandstof Brandstof tanken. ( pag. 166)
Zekering 1, 2 of 3 doorgesmol-
ten
Zekeringen van de afzonderlijke
stroomverbruikers vervangen.
( pag. 277)
ABS-waarschuwingslampje
brandt
Zekering ABS gesmolten ABSzekeringen vervangen.
( pag. 274)
Wieltoerental van voor- en ach-
terwiel wijkt sterk af
Stoppen, ontsteking uitschakelen,
opnieuw starten.
Fout in ABS ABS-foutgeheugen uitlezen met KTM-
diagnosetool.
Hoog olieverbruik Slang van de motorontluchting
geknikt
Ontluchtingsslang zonder knikken leg-
gen en indien nodig vervangen.
FOUTEN OPSPOREN 22
317
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
Hoog olieverbruik Motoroliepeil te hoog Motoroliepeil controleren.
( pag. 295)
Vloeibaarheid motorolie te dun
(viscositeit)
Motorolie verversen, oliefilter
vervangen en oliezeven reinigen.
( pag. 296)
Koplamp en zijlicht werken niet Zekering 6 gesmolten
Zekeringen van de afzonderlijke
stroomverbruikers vervangen.
( pag. 277)
Richtingaanwijzer, remlicht en
claxon werken niet
Zekering 5 gesmolten Zekeringen van de afzonderlijke
stroomverbruikers vervangen.
( pag. 277)
Tijd wordt niet meer of niet cor-
rect weergegeven
Zekering 1 gesmolten Zekeringen van de afzonderlijke
stroomverbruikers vervangen.
( pag. 277)
12V-accu ontladen Ontsteking bij het uitzetten van
het voertuig niet uitgeschakeld
12V-accu laden. ( pag. 268)
12V-accu wordt niet opgeladen
door de dynamo
Laadspanning controleren.
Er wordt niets weergegeven op
het display van gecombineerd
instrument
Zekering 1 of 2 doorgesmolten Zekeringen van de afzonderlijke
stroomverbruikers vervangen.
( pag. 277)
Tijd en datum instellen.
23 TECHNISCHE GEGEVENS
318
23.1 Motor
Bouwwijze 2-cilinder 4-takt lijnmotor, gekoeld met vloeistof
Cilinderinhoud 799 cm³
Slag 65,7 mm
Boring 88 mm
Compressie 12,7:1
Distributie DOHC, 4 nokvolgerkleppen per cilinder aangestuurd
door nokvolger, aandrijving door ketting
Klepdiameter inlaat 36 mm
Klepdiameter uitlaat 29 mm
Klepspeling koud
Inlaat bij: 20 °C 0,10 … 0,15 mm
Uitlaat bij: 20 °C 0,15 … 0,20 mm
Krukaslagers Glijlagers
Drijfstanglager Glijlagers
Zuigers Lichtmetaal gesmeed
Zuigerringen 1 compressiering, 1 zuigerring, 1 oliering met spiraal
Motorsmering Semi-dry-sump smering met 2 rotorpompen
Primaire overbrenging 39:75
Koppeling Antihopping-koppeling in oliebad / mechanisch
bediend
TECHNISCHE GEGEVENS 23
319
Versnelling 6 versnellingen met klauwschakeling
Overbrengingsverhouding
1e versnelling 13:37
2e versnelling 17:34
3e versnelling 20:31
4e versnelling 22:28
5e versnelling 24:26
6e versnelling 23:22
Mengselsamenstelling Elektronische brandstofinspuiting
Ontstekingssysteem Contactvrij aangestuurd volledig elektronisch ontste-
kingssysteem met digitale ontstekingsvertraging
Dynamo 12 V, 400 W
Bougie NGK LMAR9AI10
Elektrodenafstand bougie 1,0 mm
Radiateur Vloeistofkoeling permanente circulatie koelmiddel
door waterpomp
Stationair toerental 1.400 1/min
Starthulp Startmotor
23 TECHNISCHE GEGEVENS
320
23.2 Aanhaalmomenten motor
Schroef ontluchtingspijp EJOTALtracs
®
M6x12 8 Nm
Loctite
®
243™
Sluitschroef aftapboring water-
pomp
EJOTALtracs
®
Plus 60x14 8 Nm
Loctite
®
243™
Slangklem aanzuigflens M4 2,5 Nm
Olievernevelaar voor zuigerkoeling M5 2 Nm
Loctite
®
243™
Olievernevelaars in de cilinderkop M5 2 Nm
Loctite
®
243™
Overige schroeven motor M5 6 Nm
Schroef axiale zekering nokvolger M5 6 Nm
Loctite
®
243™
Schroef drukplaat M5 3 Nm
Loctite
®
243™
Schroef houderplaat schakelwals M5 6 Nm
Loctite
®
243™
Schroef krukas-toerentalsensor M5 6 Nm
Loctite
®
243™
Schroef oliefilterdop M5 6 Nm
Schroef schakelassensor M5 6 Nm
Loctite
®
243™
TECHNISCHE GEGEVENS 23
321
Schroef thermostaathuis M5 6 Nm
Loctite
®
243™
Schroef versnellingsherkennings-
sensor
M5 6 Nm
Loctite
®
243™
Sproeier motorontluchting M5 2 Nm
Loctite
®
243™
Overige schroeven motor M6 10 Nm
Schroef bobine M6 8 Nm
Schroef cilinderkop M6 10 Nm
Schroef distributiekettingschacht M6 10 Nm
Schroef dynamodeksel M6x30 10 Nm
Schroef dynamodeksel M6x35 10 Nm
Schroef geleiderail boven M6x20 8 Nm
Loctite
®
243™
Schroef houderplaat koppelingbow-
denkabel
M6 10 Nm
Schroef houderplaat schakelas M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef klepdop M6 10 Nm
Schroef koppelingsdeksel M6 10 Nm
Schroef koppelingsveer M6 10 Nm
Schroef lagerbrug balansaslager M6 12 Nm
23 TECHNISCHE GEGEVENS
322
Schroef lagersteun aandrijfas M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef motorhuis M6x30 12 Nm
Schroef motorhuis M6x60 12 Nm
Schroef nokkenas-lagerbrug M6 10 Nm
Schroef oliebak M6x30 10 Nm
Schroef oliebak M6x35 10 Nm
Schroef oliepompdeksel M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef oliepompunit M6 10 Nm
Schroef ontkoppelingshendel M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef startmotor M6 10 Nm
Schroef stator M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef vastzethendel M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef versnellingshendel M6 14 Nm
Loctite
®
243™
Schroef versnellingsvastzetting M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef warmtewisselaar M6 10 Nm
Schroef waterpompdeksel M6 10 Nm
TECHNISCHE GEGEVENS 23
323
Schroef waterpompwiel M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Moer uitlaatflens M8 15 Nm
Koperpasta
Olievernevelaar voor koppelings-
smering
M8 5 Nm
Loctite
®
243™
Overige schroeven motor M8 20 Nm
Schroef distributiekettingspanner-
geleider
M8 15 Nm
Loctite
®
243™
Schroef drijfstanglager M8 1e trap
5 Nm
2e niveau
15 Nm
3e niveau
90°
Kraag en schroefdraad geolied
Schroef motorhuis M8x45 25 Nm
Schroefcontactvlak ingevet
Schroef motorhuis M8x55 25 Nm
Schroefcontactvlak ingevet
Schroef motorhuis M8x65 25 Nm
Schroefcontactvlak ingevet
Schroef motorhuis M8x90 25 Nm
Schroefcontactvlak ingevet
23 TECHNISCHE GEGEVENS
324
Schroef oliepomptussenwiel M8 15 Nm
Loctite
®
243™
Schroef stationaire ring M8 14 Nm
Loctite
®
243™
Sluitschroef blokkeerschroef M8 15 Nm
Tapeind uitlaatflens M8 15 Nm
Loctite
®
243™
Bougie M10 10 Nm
Oliedrukschakelaar M10x1 10 Nm
Schroef ontgrendeling voor distri-
butiekettingspanner
M10x1 10 Nm
Sluitschroef lagerbrug M10x1 12 Nm
Loctite
®
243™
Sluitschroef nokvolgeras M10x1 10 Nm
Sluitschroef olieboring distributie-
kettingschacht
M10x1 12 Nm
Loctite
®
243™
Koelmiddeltemperatuursensor M10x1,25 10 Nm
TECHNISCHE GEGEVENS 23
325
Schroef cilinderkop M10x1,25 Draaivolgorde:
Aanhaalvolgorde in acht nemen.
1e niveau
5 Nm
2e niveau
15 Nm
3e niveau
90°
4e niveau
90°
Kraag ingevet / schroefdraad geolied
Schroef rotor M12x1,5 90 Nm
Loctite
®
243™
Sluitschroef olieafvoer cilinderkop M12x1,5 15 Nm
Sluitschroef koelwatermantel M16x1,5 20 Nm
Moer ketting-aandrijfwiel M20x1,5 100 Nm
Loctite
®
243™
Moer koppelingsmeenemer M20x1,5 90 Nm
Loctite
®
243™
Sluitschroef oliezeef M20x1,5 20 Nm
Schroef in de dynamodeksel M24x1,5 8 Nm
Sluitschroef distributiekettingspan-
ner
M24x1,5 25 Nm
23 TECHNISCHE GEGEVENS
326
23.3 Vulhoeveelheden
23.3.1 Motorolie
Motorolie 2,8 l Motorolie (SAE 10W/50)
( pag. 343)
23.3.2 Koelmiddel
Koelmiddel 1,60 l Koelmiddel ( pag. 342)
23.3.3 Brandstof
A00420-10
Op markering op EU-brandstofpompen letten.
Brandstofreserve ca. 3 l
TECHNISCHE GEGEVENS 23
327
Brandstoftankvolume totaal ca. 20 l Brandstof super loodvrij (ROZ 95)
( pag. 342)
23.4 Chassis
Frame Buisframe van chroommolybdeen staalbuizen, geë-
loxeerd
Voorvork WP Suspension APEX 3043 Split
Schokdemper WP Suspension APEX 3146
Veerweg
voor 200 mm
achter 200 mm
Remsysteem
voor Dubbele schijfrem met radiaal geschroefde remzadels
met vier zuigers, remschijven vlottend gelagerd
achter Eenschijfsrem met 2-zuigerremklauwen, remschijf met
zwemmende lagers
Remschijven - diameter
voor 320 mm
achter 260 mm
Remschijven - slijtagegrens
voor 4,5 mm
achter 4,5 mm
23 TECHNISCHE GEGEVENS
328
Bandenspanning solo / met passagier
voor 2,4 bar
achter 2,4 bar
Bandenspanning volledige belasting
voor 2,6 bar
achter 2,9 bar
Secundaire overbrenging 16:45
Ketting 5/8 x 1/4” (520) Xring
Balhoofdhoek 64,1°
Wielstand 1.509 mm
Zithoogte onbelast
onderste positie 830 mm
bovenste positie 850 mm
Afstand van bodem, onbelast 233 mm
Gewicht zonder brandstof ca. 196 kg
Hoogst toegestane asbelasting voor 175 kg
Maximaal toegestane asbelasting achter 275 kg
Maximaal toegestaan totaalgewicht 450 kg
TECHNISCHE GEGEVENS 23
329
23.5 Elektronica
12V-accu HTZ12A-BS Accuspanning: 12 V
Nominale capaciteit: 10 Ah
onderhoudsvrij
Zekering 75011088010 10 A
Zekering 75011088015 15 A
Zekering 75011088025 25 A
Zekering 58011109130 30 A
Dimlicht/groot licht Led
Dagrijlicht/zijlicht Led
Verlichting gecombineerd instrument en controlelamp-
jes
Led
Richtingaanwijzer Led
Rem-/achterlicht Led
Nummerplaatverlichting LED
23 TECHNISCHE GEGEVENS
330
23.6 Banden
Band voor Band achter
90/90 - 21 M/C 54V M+S TL
Avon TrailRider
150/70 R 18 M/C 70V M+S TL
Avon TrailRider
De aangegeven banden zijn één van de mogelijke standaardbanden. Meer informatie vindt u in het servicege-
deelte onder:
http://www.ktm.com
23.7 Voorvork
Artikelnummer voorvork 05.58.6S.29
Voorvork WP Suspension APEX 3043 Split
Veerconstante
Gemiddeld (standaard) 6,5 N/mm
Voorvorklengte 855 mm
Veerlengte met voorspanbus(sen) 485,5 mm
Vorkpootolie per vorkpoot 480 ± 5 ml Vorkpootolie (SAE 4)
(48601166S1) ( pag. 344)
TECHNISCHE GEGEVENS 23
331
23.8 Schokdemper
Artikelnummer schokdemper 01.58.4S.29
Schokdemper WP Suspension APEX 3146
Veervoorspanning
Standaard 3 klikken
Volledige nuttige last 10 klikken
Inbouwlengte 364 mm
Veerlengte 200 mm
Veerconstante
Gemiddeld (standaard) 115 N/mm
Gasdruk 20 bar
Stootdemperolie Stootdemperolie (SAE 2,5)
(50180751S1) ( pag. 344)
23.9 Aanhaalmomenten chassis
Moer klep ISO 10V2 12 Nm
Loctite
®
2701™
Resterende schroeven chassis EJOTPT
®
K45x12 1 Nm
Resterende schroeven chassis EJOTPT
®
K50x12 1 Nm
Resterende schroeven chassis EJOTPT
®
K50x14 1 Nm
23 TECHNISCHE GEGEVENS
332
Resterende schroeven chassis EJOTPT
®
K50x16 2 Nm
Resterende schroeven chassis EJOTPT
®
K50x18 2 Nm
Schroef achterlicht EJOT DELTA PT
®
45x12Z 1,5 Nm
Resterende moeren chassis M4 3 Nm
Resterende schroeven chassis M4 3 Nm
Schroef vaste handgreep links M4 2 Nm
Resterende moeren chassis M5 5 Nm
Resterende schroeven chassis M5 5 Nm
Schroef afdekking
ketting-aandrijfwiel
M5 5 Nm
Loctite
®
243™
Schroef bekleding M5 3 Nm
Schroef combinatieschakelaar
links
M5 2 Nm
Schroef combinatieschakelaar
rechts
M5 5 Nm
Schroef gashendel M5 3,5 Nm
Schroef gecombineerd instrument M5 4 Nm
Schroef hitteplaat M5 5 Nm
Loctite
®
243™
Schroef kabel aan startmotor M5 3 Nm
Schroef luchtfilterbak M5 3 Nm
TECHNISCHE GEGEVENS 23
333
Schroef nummerplaathouder M5 5 Nm
Loctite
®
243™
Schroef onderste deel achterkant M5 3 Nm
Schroef remkabelhouder aan voor-
vork
M5 1 Nm
Schroef rempedaalvlak M5 5 Nm
Loctite
®
243™
Schroef remvloeistofreservoir van
achterwielrem
M5 5 Nm
Loctite
®
243™
Schroef zijstandaardschakelaar M5 2 Nm
Loctite
®
243™
Moer drukstang rempedaal M6 6 Nm
Moer remhendel M6 Aanhaalmoment op moer toepassen.
10 Nm
Moer schakelstang M6 6 Nm
Moer schakelstang M6LH 6 Nm
Resterende moeren chassis M6 10 Nm
Resterende schroeven chassis M6 10 Nm
Schroef accuhouderbeugel M6 4,5 Nm
Schroef accupool M6 4,5 Nm
Schroef bevestiging accuafdekking M6 3 Nm
Schroef bevestiging brandstoftank-
spoiler
M6 3 Nm
23 TECHNISCHE GEGEVENS
334
Schroef brandstoftankbekleding M6x12 8 Nm
Schroef brandstoftankbekleding M6x18 5 Nm
Loctite
®
243™
Schroef brandstoftankspoiler M6 5 Nm
Schroef contactslot (één keer te
gebruiken)
M6 22 Nm
Loctite
®
243™
Schroef handremarmatuur M6 5 Nm
Schroef klem bochtstuk M6 8 Nm
Koperpasta
Schroef koplampkap M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef koppelingsarmatuur M6 5 Nm
Schroef magneethouder aan zij-
standaard
M6 2 Nm
Loctite
®
243™
Schroef massakabel aan frame M6 6 Nm
Schroef massakabel aan startmotor M6 10 Nm
Schroef motorbescherming M6x8 8 Nm
Schroef motorbescherming M6x10 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef radiateurbevestiging onder M6 5 Nm
Schroef rempedaalcilinder M6 10 Nm
Loctite
®
243™
TECHNISCHE GEGEVENS 23
335
Schroef remschijf achter M6 14 Nm
Loctite
®
243™
Schroef remschijf voor M6 14 Nm
Loctite
®
243™
Schroef schakelaskering aan scha-
kelas
M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef schakelstang M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef schuinestandsensor M6 5 Nm
Schroef traverse in de achterkant M6x13 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef traverse in de achterkant M6x12 6 Nm
Loctite
®
243™
Schroef voetsteunhouder achter M6 6 Nm
Loctite
®
243™
Schroef wieltoerentalsensor achter M6 6 Nm
Schroef wieltoerentalsensor voor M6 6 Nm
Schroef zadelbevestiging M6 5 Nm
Schroef zadelslot M6 10 Nm
Loctite
®
222™
Schroefverbinding brandstoftank-
bekleding
M6 5 Nm
Loctite
®
243™
Borgbout voor remplaketten M8 10 Nm
23 TECHNISCHE GEGEVENS
336
Bout remzadel achter M8 22 Nm
Moer bochtstuk aan cilinderkop M8 Aanhaalvolgorde in acht nemen.
20 Nm
Koperpasta
Resterende moeren chassis M8 25 Nm
Resterende schroeven chassis M8 25 Nm
Schroef asopname M8 15 Nm
Schroef bovenste kroonplaat M8 15 Nm
Schroef console M8 25 Nm
Loctite
®
243™
Schroef einddemperbevestiging M8 15 Nm
Schroef frame motorbescherming M8 25 Nm
Loctite
®
243™
Schroef greep M8 25 Nm
Loctite
®
243™
Schroef houder buddyseat M8 25 Nm
Loctite
®
243™
Schroef onderste kroonplaat M8 12 Nm
Schroef rempedaal M8 25 Nm
Loctite
®
2701™
Schroef stuurdemper aan houder M8 8 Nm
Loctite
®
243™
TECHNISCHE GEGEVENS 23
337
Schroef stuurdemper aan kroon-
plaat
M8 8 Nm
Loctite
®
243™
Schroef stuurklemmen M8 20 Nm
Schroef veer rempedaal M8 10 Nm
Loctite
®
2701™
Schroef veerhouderplaat aan zij-
standaardconsole
M8 15 Nm
Loctite
®
2701™
Schroef verbindingsdrager motor-
houder voor
M8 25 Nm
Loctite
®
243™
Schroef versnellingshendel M8 25 Nm
Loctite
®
2701™
Schroef voetsteunhouder achter M8 25 Nm
Loctite
®
243™
Schroef voordemper aan frame M8 25 Nm
Loctite
®
243™
Schroef vorkbuis M8 20 Nm
Loctite
®
243™
Motordraagschroef M10 45 Nm
Loctite
®
243™
Resterende moeren chassis M10 45 Nm
Resterende schroeven chassis M10 45 Nm
Schroef console M10 50 Nm
Loctite
®
243™
23 TECHNISCHE GEGEVENS
338
Schroef stuuradapter M10 45 Nm
Loctite
®
243™
Schroef voetsteunhouder voor M10x30 45 Nm
Loctite
®
243™
Schroef voetsteunhouder voor M10x40 45 Nm
Loctite
®
243™
Schroef voetsteunhouder voor M10x65 45 Nm
Loctite
®
243™
Schroef zijstandaard M10 42 Nm
Loctite
®
243™
Holle schroef remkabel M10x1 25 Nm
Schroef remzadel voor M10x1,25 45 Nm
Loctite
®
243™
Schroef achterbrugbout M12 100 Nm
Schroef schokdemper boven M12 80 Nm
Loctite
®
2701™
Schroef schokdemper onder M12 80 Nm
Loctite
®
2701™
Lambdasonde M18x1,5 50 Nm
Stelschroef achterbrug M20LHx1,5 10 Nm
Moer steekas achter M25x1,5 90 Nm
Schroefdraad en contactvlak van de
steekas ingevet
Schroef balhoofd M25x1,5 18 Nm
TECHNISCHE GEGEVENS 23
339
Schroef steekas voor M25x1,5 45 Nm
Schroefdraad ingevet
24 VERKLARINGEN VAN OVEREENSTEMMING
340
24.1 Verklaringen van overeenstemming
Info
De omvang van de functies en uitrusting zijn afhankelijk van het model en omvat eventueel niet alle ver-
melde zendinstallaties en toepassingsgebieden.
Hiermee verklaart JNS Instruments Ltd. dat het zendinstallatietype 252M1100 overeenkomt met de relevante richt-
lijnen. De volledige tekst van de verklaring van overeenstemming is beschikbaar onder de volgende URL.
Website van de certificering: http://www.ktm.com/252m1100
Hiermee verklaart KTM AG dat het zendinstallatietype Immo641 overeenkomt met de relevante richtlijnen. De vol-
ledige tekst van de verklaring van overeenstemming is beschikbaar onder de volgende URL.
Website van de certificering: http://www.ktm.com/immo641
Hiermee verklaart Schrader Electronics Ltd dat het zendinstallatietype Tyre Pressure Monitoring System overeenkomt
met de relevante richtlijnen. De volledige tekst van de verklaring van overeenstemming is beschikbaar onder de
volgende URL.
Website van de certificering: http://www.ktm.com/tpms
VERKLARINGEN VAN OVEREENSTEMMING 24
341
24.2 Landspecifieke verklaring van overeenstemming
V01514-01
25 GEBRUIKSSTOFFEN
342
Brandstof super loodvrij (ROZ 95)
Norm / classificatie
DIN EN 228 (ROZ 95)
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend loodvrije superbenzine die voldoet aan de aangegeven norm of van dezelfde kwaliteit is.
Een aandeel van maximaal 10 % ethanol (E10 brandstof) kan daarbij zonder bezwaar worden gebruikt.
Info
Gebruik geen brandstof van methanol (bijv. M15, M85, M100) of met een aandeel van meer dan
10 % ethanol (bijv. E15, E25, E85, E100).
Koelmiddel
Voorgeschreven waarde
Gebruik alleen hoogwaardig, silicaatvrij koelmiddel met antiroestmiddel voor aluminiummotoren. Minderwaar-
dige en ongeschikte antivriesmiddelen veroorzaken corrosie, afzettingen en schuimvorming.
Gebruik geen zuiver water omdat de eisen met betrekking tot corrosiebescherming en smeereigenschappen
alleen door koelvloeistof vervuld kunnen worden.
Gebruik uitsluitend koelvloeistof die voldoet aan de voorwaarden (zie informatie op de verpakking) en de juiste
eigenschappen heeft.
Vorstbescherming minstens tot 25 °C
GEBRUIKSSTOFFEN 25
343
De mengverhouding moet aan de vereiste vorstbescherming aangepast worden. Gebruik gedestilleerd water als de
koelvloeistof verdund moet worden.
Het gebruik van voorgemengde koelvloeistof wordt aanbevolen.
Neem de gegevens van de koelvloeistoffabrikant met betrekking tot vorstbescherming, verdunning en mengbaar-
heid (verdraagbaarheid) met andere koelvloeistoffen in acht.
Aanbevolen leverancier
MOTOREX
®
COOLANT M3.0
Motorolie (SAE 10W/50)
Norm / classificatie
JASO T903 MA2 ( pag. 348)
SAE ( pag. 348) (SAE 10W/50)
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend motorolie die voldoet aan de aangegeven normen (zie informatie op de verpakking) en de
juiste eigenschappen heeft.
Volledig synthetische motorolie
Aanbevolen leverancier
MOTOREX
®
Power Synt 4T
25 GEBRUIKSSTOFFEN
344
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1
Norm / classificatie
DOT
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend remvloeistof die voldoet aan de aangegeven norm (zie informatie op de verpakking) en die
de juiste eigenschappen heeft.
Aanbevolen leverancier
Castrol
REACT PERFORMANCE DOT 4
MOTOREX
®
Brake Fluid DOT 5.1
Stootdemperolie (SAE 2,5) (50180751S1)
Norm / classificatie
SAE ( pag. 348) (SAE 2,5)
Voorgeschreven waarde
Alleen oliesoorten gebruiken die voldoen aan de aangegeven normen (zie gegevens op de verpakking) en over
de geschikte eigenschappen beschikken.
Vorkpootolie (SAE 4) (48601166S1)
Norm / classificatie
SAE ( pag. 348) (SAE 4)
GEBRUIKSSTOFFEN 25
345
Voorgeschreven waarde
Gebruik alleen olie die voldoet aan de aangegeven normen (zie gegevens op verpakking) en de juiste eigen-
schappen heeft.
26 HULPSTOFFEN
346
Brandstofadditief
Aanbevolen leverancier
MOTOREX
®
Fuel Stabilizer
Conserveringsmiddel voor lakken, metaal en rubber
Aanbevolen leverancier
MOTOREX
®
Moto Protect
Duurzaam vet
Aanbevolen leverancier
MOTOREX
®
Bike Grease 2000
Kettingreinigingsmiddel
Aanbevolen leverancier
MOTOREX
®
Chain Clean
Kettingspray Street
Voorgeschreven waarde
HULPSTOFFEN 26
347
Aanbevolen leverancier
MOTOREX
®
Chainlube Road Strong
Motorfietsreiniger
Aanbevolen leverancier
MOTOREX
®
Moto Clean
Perfect Finish en hoogglanspolitoer voor lakken
Aanbevolen leverancier
MOTOREX
®
Moto Shine
Speciale reiniger voor glanzende en matte lakken, metaal- en kunststofvlakken
Aanbevolen leverancier
MOTOREX
®
Quick Cleaner
Universele oliespray
Aanbevolen leverancier
MOTOREX
®
Joker 440 Synthetic
27 NORMEN
348
JASO T903 MA2
Meerdere technische ontwikkelingsrichtingen vereisten een eigen specificatie voor motorfietsen - de norm
JASO T903 MA2.
Vroeger werd voor motorfietsen motorolie voor auto's gebruikt omdat er geen eigen motorfietsspecificatie bestond.
Voor motoren van auto's zijn lange service-intervallen vereist, bij motoren van motorfietsen staat een hoog vermo-
gensrendement bij hoge toerentallen op de voorgrond.
Bij de meeste motoren voor motorfietsen worden versnelling en koppeling met dezelfde olie gesmeerd.
De norm JASO T903 MA2 voldoet aan deze speciale vereisten.
SAE
De SAE-viscositeitsklassen zijn vastgelegd door de Society of Automotive Engineers voor de indeling van oliën op
basis van hun viscositeit. De viscositeit beschrijft slechts een van de eigenschappen van olie en zegt niets over de
kwaliteit.
LIJST MET VAKBEGRIPPEN 28
349
ABS Antiblokkeersysteem Veiligheidssysteem, dat het blokkeren van de wielen
bij het rechtuit rijden zonder inwerking van zijwaartse
krachten voorkomt
TPMS Bandenspanning-controlesysteem
(Tire Pressure Monitoring System)
Veiligheidsstartsysteem dat met behulp van sensoren
in de banden de bandenspanning bewaakt en aangeeft
OBD Boorddiagnose Voertuigsysteem dat ingestelde parameters van de
voertuigelektronica bewaakt
DRL Dagrijlicht (Daytime Running Light) Licht dat de zichtbaarheid van het voertuig op de dag
verhoogt, maar in tegenstelling tot het dimlicht niet
gefocust is en het wegdek verlicht
- KTM MY RIDE Systeem voor draadloze communicatie met geschikte
mobiele telefoons en headsets voor telefonie en audio
MTC Motorfietstractiecontrole (Motorcy-
cle Traction Control)
Extra functie van de motorbesturing die bij doordraai-
end achterwiel het motorkoppel verlaagt
- Quickshifter + Functie van de motorelektronica voor schakelen zon-
der bediening van de koppeling
29 LIJST MET AFKORTINGEN
350
Artikelnr. Artikelnummer
bijv. bijvoorbeeld
ca. circa
e.d. en dergelijke
enz. enzovoort
etc. et cetera
evt. eventueel
evt. eventueel
Nr. Nummer
o.a. onder andere
resp. respectievelijk
vgl. vergelijk
LIJST MET SYMBOLEN 30
351
30.1 Rode pictogrammen
Rode pictogrammen geven een storingstoestand aan, waarbij meteen moet worden ingegrepen.
Waarschuwingslampje oliedruk brandt rood Oliedruk is te laag. Onmiddellijk veilig stoppen
en de motor afzetten.
30.2 Gele of oranje pictogrammen
Gele of oranje pictogrammen geven een storingstoestand aan, waarbij binnen korte tijd moet worden ingegrepen.
Actieve rijhulpen worden eveneens met gele of oranje pictogrammen aangegeven.
Controlelampje storing brandt geel De OBD heeft een fout in de voertuigelektronica
geconstateerd. Volgens de verkeersregels stoppen en contact opnemen met een geautoriseerde
KTM-garage.
ABS-waarschuwingslampje brandt/knippert geel Status- of foutmelding bij het ABS. Het
ABS-waarschuwingslampje knippert als de ABS-modus Offroad is geactiveerd.
TC-controlelampje brandt/knippert geel MTC ( pag. 292) is niet actief of is bezig met
regelen. Het TC-controlelampje brandt ook als er een fout wordt herkend. Contact opnemen
met een geautoriseerde KTM-garage. Het TC-controlelampje knippert als MTC actief ingrijpt.
Controlelampje cruisecontrol (optioneel) brandt geel De functie cruisecontrol is ingescha-
keld, maar de cruisecontrol is niet actief.
Algemeen waarschuwingslampje brandt geel Een aanwijzing/waarschuwing voor de veiligheid
is gedetecteerd. Dit wordt ook op het display weergegeven.
30 LIJST MET SYMBOLEN
352
30.3 Groene en blauwe pictogrammen
Groene en blauwe pictogrammen geven informatie weer.
Controlelampje voor richtingaanwijzer knippert groen in knipperritme Richtingaanwijzer is
ingeschakeld.
Controlelampje stationair brandt groen Versnelling is in positie vrij geschakeld.
Controlelampje cruisecontrol (optioneel) brandt groen De functie cruisecontrol is ingescha-
keld en de cruisecontrol is actief.
Controlelampje groot licht brandt blauw Groot licht is ingeschakeld.
INDEX
353
INDEX
1
12V-accu
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 261
laden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 268
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 265
A
ABS . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 223
ABSzekeringen
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 274
ACC1
achter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 285
voor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 284
ACC2
achter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 285
voor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 284
Accuafdekking
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 196
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 197
Achterwiel
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 244
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 247
Afbeelding voertuig
linksvoor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22
rechtsachter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24
Afbeeldingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20
Afremmen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 160
Antiblokkeersysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 223
Artikelnummer schokdemper . . . . . . . . . . . . . . . . 29
Artikelnummer stuurdemper . . . . . . . . . . . . . . . . 30
Artikelnummer voorvork . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 29
B
Bagage . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 146
Bagagedragerplaat . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 55
Bandenreparatiespray
gebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 258
Bandenspanning
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 254
Bandensysteem zonder binnenbanden . . . . . . . . . 257
Bedieningshandleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18
Bedrijfsmiddelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 19
Beoogd gebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12
Beschermende kleding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17
Bestuurderszadel
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 129
INDEX
354
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 180
verwijderen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 179
Boordgereedschap . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 54
Brandstoftankbekleding links
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 213
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 214
Brandstoftankbekleding rechts
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 216
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 217
Brandstoftankspoiler links
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 198
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 201
Brandstoftankspoiler rechts
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 203
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 206
Buddyseat
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 179
verwijderen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 178
C
Claxonknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 38
Combinatieschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 32
overzicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 33
Contactslot . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 40
Controlelampjes . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 64
Cruisecontrol
bediening . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 34
D
Demperpakkingen achterwielnaaf
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 250
Diagnosestekker . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 284
E
E-startknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 39
F
Fouten opsporen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 314-317
G
Garantie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 19
Gashendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 32
Gebruiksdefinitie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12
Gecombineerd instrument . . . . . . . . . . . . . . . 60-128
ABS . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 109
ABSweergave . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 75
activering en test . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 60
Audio . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 84
Bluetooth (optioneel) . . . . . . . . . . . . . . . . . 115
brandstofpeilweergave . . . . . . . . . . . . . . . . . 78
INDEX
355
controlelampjes . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 64
dag-nacht-modus . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 61
display . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 68
Display Theme . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 116
Distance . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 123
DRL . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 122
Extra Functions . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 128
Favorites . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 112
Favoritesweergave . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 80
Fuel Cons . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 125
General Info . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 98
Headset . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 94
KTM MY RIDE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 83
Language . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 126
Leave Rally (optioneel) . . . . . . . . . . . . . . . . 107
menu . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 82
Motorcycle . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 108
MTC . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 108
MTCweergave . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 76
navigatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 86
navigatie setup . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 87
Navigationweergave . . . . . . . . . . . . . . . . . . 81
omgevingslucht-temperatuurindicator . . . . . . 79
overzicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 60
Pairing . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 90
Phone . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 91
Quick Selector 1 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 113
Quick Selector 1weergave . . . . . . . . . . . . . . 80
Quick Selector 2 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 114
Quick Selector 2weergave . . . . . . . . . . . . . . 81
Quick Shift+ (optioneel) . . . . . . . . . . . . . . . 111
Rally (optioneel) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 105
RALLY display (optioneel) . . . . . . . . . . . . . . 70
Ride Mode . . . . . . . . . . . . . . . . . 103-104, 291
Rideweergave . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 75
schakelindicator . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 72
Service . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 127
Settings . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 111
slipaanpassing (optioneel) . . . . . . . . . . . . . 293
Snelheidsindicator . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 73
telefonie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 96
Temperature . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 124
Throttle Response (optioneel) . . . . . . . 106, 293
tijd . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 79
toerental . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 71
TPMS . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 101
Trip 1 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 99
Trip 2 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 100
Trips/Data . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 97
Units . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 123
INDEX
356
volume . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 89
waarschuwing voor glad wegdek . . . . . . . . . . 63
waarschuwingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 62
Warning . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 102
weergave van de cruisecontrol (optioneel) . . . . 74
weergave van de koelmiddeltemperatuur . . . . 76
Grepen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 55
H
Hoofdzekering
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 272
Hulpstoffen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 19
I
Inbedrijfstelling
aanwijzingen voor eerste inbedrijfstelling . . . 143
controle en onderhoud voor iedere inbedrijf-
stelling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 149
na de stalling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 313
K
Ketting
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 187
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 181
vervuiling controleren . . . . . . . . . . . . . . . . 181
Ketting-aandrijfwiel
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 187
Kettingspanning
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 183
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 185
Kettingwiel
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 187
Klantenservice . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20
Koelmiddelpeil
in compensatiereservoir corrigeren . . . . . . . 288
in vast reservoir controleren . . . . . . . . . . . . 287
Koelsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 286
Koplamp
dagrijlicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 260
instelling controleren . . . . . . . . . . . . . . . . 280
lichtbundelbreedte instellen . . . . . . . . . . . . 281
Koppelingshendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 31
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . 135
L
Lichtschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 33
M
Milieu . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18
INDEX
357
Motor
inrijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 145
Motorbescherming
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 218
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 220
Motorfiets
met hefbok achter opkrikken . . . . . . . . . . . 174
met hefbok voor opkrikken . . . . . . . . . . . . . 175
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 305
van hefbok achter nemen . . . . . . . . . . . . . . 174
van hefbok voor nemen . . . . . . . . . . . . . . . 177
Motorfiets-tractiecontrole . . . . . . . . . . . . . . . . . 292
Motornummer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 28
Motorolie
bijvullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 300
verversen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 296
Motoroliepeil
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 295
MTC . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 292
N
Noodstopschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 39
O
Oliefilter
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 296
Oliezeven
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 296
Onjuist gebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12
Opbergvak links
openen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 48
sluiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 50
Opbergvak onder de buddyseat
openen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 45
sluiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 47
Opbergvak rechts
openen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 51
sluiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 53
P
Parkeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 163
Q
Quickshifter + . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 153
R
Remhendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 31
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . 136
INDEX
358
Remmen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 160
Rempedaal . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 58
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . 138
vrije slag controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . 232
Rempedaalvlak
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 137
Remplaketten
van achterwielrem controleren . . . . . . . . . . 236
van voorwielrem controleren . . . . . . . . . . . . 231
Remschijven
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 226
Remsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 223-237
Remvloeistof
van achterwielrem bijvullen . . . . . . . . . . . . 234
van de voorwielrem bijvullen . . . . . . . . . . . 228
Remvloeistofpeil
van achterwielrem controleren . . . . . . . . . . 233
van voorwielrem controleren . . . . . . . . . . . . 227
Reserveonderdelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 19
Richtingaanwijzerschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . 37
Rijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 154
optrekken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 152
Rijden in de winter
controle en onderhoud . . . . . . . . . . . . . . . . 309
S
Schakelaars
links aan stuur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 32
rechts aan stuur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 39
Schakelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 154
Schokdemper
veervoorspanning instellen . . . . . . . . . . . . . 173
Service . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20
Serviceschema . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 169-172
Sleutelnummer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 28
Spaakspanning
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 256
Spatbord voor
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 208
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 208
Stalling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 311
Starten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 150
Stopcontact voor elektrisch toebehoren . . . . . . . . . 42
Stoppen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 163
Stuur
ontgrendelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 41
INDEX
359
vergrendelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 40
Stuurpositie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 130
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 130
Stuurslot . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 40
T
Tankdop
openen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 42
sluiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 44
Tanken
brandstof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 166
Technische gegevens
aanhaalmomenten chassis . . . . . . . . . . . . . 331
aanhaalmomenten motor . . . . . . . . . . . . . . 320
banden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 330
chassis . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 327
elektronica . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 329
motor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 318-339
schokdemper . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 331
voorvork . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 330
vulhoeveelheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 326
Tijd
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 119
Toebehoren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 19
Toestand van de banden
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 252
Transporteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 165
Typeplaatje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27
V
Veilig gebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16
Verklaringen van overeenstemming . . . . . . . . 340-341
landspecifiek . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 341
Versnellingshendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 57
uitgangspositie controleren . . . . . . . . . . . . 140
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . 141
Voertuig beladen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 146
Voertuigidentificatiennummer . . . . . . . . . . . . . . . 26
Voetsteun passagier . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 57
Voorwiel
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 238
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 240
Vorkpoten
vuilschrapers reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . 209
Vrije slag aan de koppelingshendel
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 302
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 304
INDEX
360
Vulhoeveelheid
brandstof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 168, 327
koelmiddel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 326
motorolie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 299, 326
W
Waarschuwing voor glad wegdek . . . . . . . . . . . . . 63
Werkinstructies . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17
Windscherm
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 211
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 133
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 212
Z
Zadelslot . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 56
Zekering
van afzonderlijke stroomverbruikers vervangen 277
Zijbekleding links
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 192
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 193
Zijbekleding rechts
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 194
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 195
Zijstandaard . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 59
*3213918nl*
3213918nl
01/2019
KTM Sportmotorcycle GmbH
5230 Mattighofen/Oostenrijk
http://www.ktm.com
Foto: Mitterbauer/KISKA/KTM
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146
  • Page 147 147
  • Page 148 148
  • Page 149 149
  • Page 150 150
  • Page 151 151
  • Page 152 152
  • Page 153 153
  • Page 154 154
  • Page 155 155
  • Page 156 156
  • Page 157 157
  • Page 158 158
  • Page 159 159
  • Page 160 160
  • Page 161 161
  • Page 162 162
  • Page 163 163
  • Page 164 164
  • Page 165 165
  • Page 166 166
  • Page 167 167
  • Page 168 168
  • Page 169 169
  • Page 170 170
  • Page 171 171
  • Page 172 172
  • Page 173 173
  • Page 174 174
  • Page 175 175
  • Page 176 176
  • Page 177 177
  • Page 178 178
  • Page 179 179
  • Page 180 180
  • Page 181 181
  • Page 182 182
  • Page 183 183
  • Page 184 184
  • Page 185 185
  • Page 186 186
  • Page 187 187
  • Page 188 188
  • Page 189 189
  • Page 190 190
  • Page 191 191
  • Page 192 192
  • Page 193 193
  • Page 194 194
  • Page 195 195
  • Page 196 196
  • Page 197 197
  • Page 198 198
  • Page 199 199
  • Page 200 200
  • Page 201 201
  • Page 202 202
  • Page 203 203
  • Page 204 204
  • Page 205 205
  • Page 206 206
  • Page 207 207
  • Page 208 208
  • Page 209 209
  • Page 210 210
  • Page 211 211
  • Page 212 212
  • Page 213 213
  • Page 214 214
  • Page 215 215
  • Page 216 216
  • Page 217 217
  • Page 218 218
  • Page 219 219
  • Page 220 220
  • Page 221 221
  • Page 222 222
  • Page 223 223
  • Page 224 224
  • Page 225 225
  • Page 226 226
  • Page 227 227
  • Page 228 228
  • Page 229 229
  • Page 230 230
  • Page 231 231
  • Page 232 232
  • Page 233 233
  • Page 234 234
  • Page 235 235
  • Page 236 236
  • Page 237 237
  • Page 238 238
  • Page 239 239
  • Page 240 240
  • Page 241 241
  • Page 242 242
  • Page 243 243
  • Page 244 244
  • Page 245 245
  • Page 246 246
  • Page 247 247
  • Page 248 248
  • Page 249 249
  • Page 250 250
  • Page 251 251
  • Page 252 252
  • Page 253 253
  • Page 254 254
  • Page 255 255
  • Page 256 256
  • Page 257 257
  • Page 258 258
  • Page 259 259
  • Page 260 260
  • Page 261 261
  • Page 262 262
  • Page 263 263
  • Page 264 264
  • Page 265 265
  • Page 266 266
  • Page 267 267
  • Page 268 268
  • Page 269 269
  • Page 270 270
  • Page 271 271
  • Page 272 272
  • Page 273 273
  • Page 274 274
  • Page 275 275
  • Page 276 276
  • Page 277 277
  • Page 278 278
  • Page 279 279
  • Page 280 280
  • Page 281 281
  • Page 282 282
  • Page 283 283
  • Page 284 284
  • Page 285 285
  • Page 286 286
  • Page 287 287
  • Page 288 288
  • Page 289 289
  • Page 290 290
  • Page 291 291
  • Page 292 292
  • Page 293 293
  • Page 294 294
  • Page 295 295
  • Page 296 296
  • Page 297 297
  • Page 298 298
  • Page 299 299
  • Page 300 300
  • Page 301 301
  • Page 302 302
  • Page 303 303
  • Page 304 304
  • Page 305 305
  • Page 306 306
  • Page 307 307
  • Page 308 308
  • Page 309 309
  • Page 310 310
  • Page 311 311
  • Page 312 312
  • Page 313 313
  • Page 314 314
  • Page 315 315
  • Page 316 316
  • Page 317 317
  • Page 318 318
  • Page 319 319
  • Page 320 320
  • Page 321 321
  • Page 322 322
  • Page 323 323
  • Page 324 324
  • Page 325 325
  • Page 326 326
  • Page 327 327
  • Page 328 328
  • Page 329 329
  • Page 330 330
  • Page 331 331
  • Page 332 332
  • Page 333 333
  • Page 334 334
  • Page 335 335
  • Page 336 336
  • Page 337 337
  • Page 338 338
  • Page 339 339
  • Page 340 340
  • Page 341 341
  • Page 342 342
  • Page 343 343
  • Page 344 344
  • Page 345 345
  • Page 346 346
  • Page 347 347
  • Page 348 348
  • Page 349 349
  • Page 350 350
  • Page 351 351
  • Page 352 352
  • Page 353 353
  • Page 354 354
  • Page 355 355
  • Page 356 356
  • Page 357 357
  • Page 358 358
  • Page 359 359
  • Page 360 360
  • Page 361 361
  • Page 362 362
  • Page 363 363

KTM 790 Adventure EU 2019 de handleiding

Type
de handleiding
Deze handleiding is ook geschikt voor