Miele KF 37122 ID de handleiding

Categorie
Diepvriezers
Type
de handleiding
Gebruiks- en montageaanwijzing
Koel-vriescombinatie
met DynaCool
KF 37122 iD
KF 37132 iD
Lees absoluut de gebruiks-
en montageaanwijzing voor u het toestel opstelt,
installeert en in gebruik neemt.
Dat is veiliger voor uzelf en
u voorkomt schade aan het toestel.
M.-Nr. 09 521 160
nl-BE
Beschrijving van het toestel .........................................4
Mits toeslag verkrijgbaar toebehoren ...................................6
Flessenhouder ..................................................6
Legplaat in twee delen ............................................6
Uw bijdrage tot bescherming van ons milieu ...........................7
Opmerkingen omtrent uw veiligheid ..................................8
Hoe kunt u energie besparen? ......................................17
Toestel in- en uitschakelen .........................................19
Vóór het eerste gebruik .............................................19
Koelzone afzonderlijk uitschakelen .................................20
Bij langdurige afwezigheid ..........................................20
De juiste temperatuur .............................................21
...indekoelzone .................................................21
...indevrieszone.................................................21
Temperatuuraanduiding ............................................22
Temperatuur instellen ..............................................23
Instellingen wijzigen ..............................................24
Instelmodus ......................................................24
Vergrendeling in-/uitschakelen .....................................24
Superfrost en DynaCool gebruiken ..................................26
Functie Superfrost .................................................26
DynaCool ........................................................27
Temperatuuralarm ................................................28
Akoestisch waarschuwingssignaal vroegtijdig uitschakelen.................28
Levensmiddelen in de koelzone bewaren .............................29
Verschillende koelgedeelten .........................................29
Levensmiddelen die zeker niet gekoeld mogen worden....................30
Waarop moet u letten wanneer u levensmiddelen koopt ...................31
Levensmiddelen juist bewaren .......................................31
Fruit en groenten................................................31
Levensmiddelen die rijk zijn aan eiwitten .............................31
Binnenruimte indelen .............................................32
Rek/flessenrek aan de binnenkant van de deur verplaatsen ................32
Flessenhouder verschuiven..........................................32
Legplaten verplaatsen ..............................................32
Inhoud
2
Invriezen en bewaren..............................................33
Maximaal invriesvermogen ..........................................33
Wat gebeurt er als verse levensmiddelen worden ingevroren? ..............33
Diepvriesproducten bewaren ........................................33
Zelf levensmiddelen invriezen ........................................34
Hou bij het invriezen rekening met het volgende .......................34
Verpakken.....................................................34
Voor u levensmiddelen in het toestel legt.............................35
Hoe de levensmiddelen in het toestel leggen .........................35
Ingevroren levensmiddelen ontdooien .................................36
IJsblokjes maken ..................................................36
Drank snel koelen .................................................36
Ontdooien .......................................................37
Koelzone ........................................................37
Vrieszone ........................................................37
Reinigen ........................................................39
Binnenruimte, toebehoren ...........................................40
Luchttoevoer- en luchtafvoeropeningen ................................41
Deurdichting .....................................................41
Storingen verhelpen ..............................................42
Waar bepaalde geluiden vandaan komen .............................49
Service After Sales/garantie ........................................50
Duur en voorwaarden van de garantie ...............................50
Gegevens voor testinstellingen .....................................51
Elektrische aansluiting ............................................52
Opmerkingen omtrent de montage ..................................53
Opstelplaats......................................................53
Klimaatklasse ..................................................53
Luchttoevoer en -afvoer.............................................54
Voor u het toestel inbouwt ...........................................55
Inbouwafmetingen ................................................56
De draairichting van de deuren veranderen ...........................57
Toestel inbouwen.................................................61
Toestel in de nis bevestigen .........................................66
Meubeldeur op de toesteldeur bevestigen ..............................68
Inhoud
3
Bedieningspaneel
a Aan-uittoets om de koelzone in of uit
te schakelen
b Toets voor het instellen van de tem-
peratuur in de koelzone
c Toets voor DynaCool
(automatische temperatuurverdeling)
d Display
e Symbool voor het alarm
f Symbool voor "Superfrost"
g Symbool voor de vergrendeling
h Temperatuuraanduiding
i Hoofd-aan-uittoets om het volledige
toestel in of uit te schakelen
j Toets voor het instellen van de tem-
peratuur in de vrieszone
k Toets voor "Superfrost"
l Uitschakeltoets voor het waarschu-
wingssignaal
m Menusymbool
(instelmodus:
vergrendeling in-/uitschakelen)
n Netaansluitingssymbool
Beschrijving van het toestel
4
Op deze afbeelding wordt ter
illustratie één model van het toestel
weergegeven.
a Bedieningspaneel
b Ventilator
c Rek
d Legplaat
e Eiervakjes/rek
f Binnenverlichting
g Gootje en
afvoeropening voor het dooiwater
h Fruit- en groentebak
i Flessenrek
j Vriesladen*
* Afhankelijk van het model
Beschrijving van het toestel
5
Mits toeslag verkrijgbaar
toebehoren
Flessenhouder
Op de flessenhouder kunt u flessen ho
-
rizontaal in het toestel leggen en bewa-
ren. Zo kunt u ruimte besparen in het
toestel.
De flessenhouder kan naar eigen wens
in het toestel worden geplaatst.
Legplaat in twee delen
Om hoge waren, zoals hoge flessen of
recipiënten, te kunnen plaatsen, is er
een legplaat in twee delen, waarvan u
het voorste deel voorzichtig onder het
achterste deel kunt schuiven.
Multifunctionele microvezeldoek
De microvezeldoek helpt om
vingerafdrukken en normaal vuil te ver
-
wijderen op roestvrijstalen fronten, be
-
dieningspanelen van toestellen, ven
-
sters, meubels, autoruiten enz.
Het mits toeslag verkrijgbaar toebe
-
horen is verkrijgbaar via de dienst
Onderdelen en toebehoren van
Miele, bij uw Miele-handelaar of in de
Miele Online Shop.
Beschrijving van het toestel
6
Recycleerbare verpakking
De verpakking behoedt het toestel voor
transportschade. Er werd materiaal ge
-
kozen dat door het milieu wordt verdra
-
gen en opnieuw kan worden benut.
Door de verpakking weer in kringloop
te brengen, wordt er grondstof ge
-
spaard en verkleint de afvalberg. Geef
deze stoffen dus niet met het gewone
vuilnis mee. Breng ze liever naar het
dichtstbijzijnde gemeentelijk container
-
park. Waar u dat vindt, komt u zeker bij
uw gemeentebestuur aan de weet.
Het afdanken van het apparaat
Oude elektrische en elektronische ap-
paraten bevatten vaak nog waardevolle
materialen. Ze bevatten echter ook
schadelijke stoffen die voor het functio-
neren en de veiligheid van het apparaat
nodig waren. Als u het apparaat bij het
gewone afval doet of bij verkeerde be-
handeling kunnen deze stoffen schade-
lijk zijn voor de gezondheid en het
milieu. Verwijder het afgedankte appa
-
raat dan ook nooit met het gewone af
-
val.
Bij de aankoop van uw nieuw toestel
heeft u een bijdrage betaald. Die wordt
volledig gebruikt voor de toekomstige
recyclage van dat toestel. Dat bevat
trouwens nog waardevol materiaal.
Door te recycleren wordt er dan ook
minder verspild en vervuild.
Als u vragen heeft omtrent het af-
danken van uw oud toestel, neem dan
contact op met
– de handelaar bij wie u het kocht
of
– de firma Recupel,
telefoon 02 706 86 10,
website: www.recupel.be
of
–
uw gemeentebestuur als u uw toestel
naar een containerpark brengt.
Zorg er ook voor dat het toestel intus
-
sen kindveilig wordt bewaard voor u het
laat wegbrengen.
Uw bijdrage tot bescherming van ons milieu
7
Dit toestel voldoet aan de voorgeschreven veiligheidsvoor
-
schriften. Door ondeskundig gebruik kunnen gebruikers echter
letsel oplopen en kan er schade optreden aan het toestel.
Lees de gebruiks- en montageaanwijzing aandachtig voor u het
toestel in gebruik neemt. U vindt er belangrijke opmerkingen om
-
trent inbouw, veiligheid, gebruik en onderhoud. Dat is veiliger
voor uzelf en u voorkomt schade aan het toestel.
Miele is niet aansprakelijk voor schade die ontstaan is doordat
deze opmerkingen niet in acht werden genomen.
Bewaar de gebruiks- en montageaanwijzing en geef ze door aan
wie het toestel eventueel na u gebruikt!
Juist gebruik
~
Dit toestel is bedoeld voor gebruik in het huishouden en in
gelijkaardige omgevingen.
Dit toestel is niet bestemd voor gebruik buiten.
~
Gebruik het toestel uitsluitend in huishoudelijke context voor het
koelen en bewaren van levensmiddelen, het bewaren van diepvries
-
producten, het invriezen van verse levensmiddelen en het maken
van ijsblokjes.
Gebruik voor andere doeleinden is niet toegelaten.
Opmerkingen omtrent uw veiligheid
8
~
Het toestel is niet geschikt voor het bewaren en koelen van
geneesmiddelen, bloedplasma, laboratoriumpreparaten of andere
gelijkaardige stoffen of producten die ten grondslag liggen aan de
EU-richtlijn 93/42/EEG betreffende medische hulpmiddelen. Ver
-
keerd gebruik van het toestel kan leiden tot aantasting of bederf van
de bewaarde producten. Bovendien is het toestel niet geschikt voor
gebruik in explosiegevaarlijke omgevingen.
Miele is niet verantwoordelijk voor schade die werd veroorzaakt
doordat het toestel voor andere doeleinden werd gebruikt of ver
-
keerd werd bediend.
~
Personen die door hun fysieke, zintuiglijke of geestelijke mogelijk-
heden of hun onervarenheid of gebrek aan kennis niet in staat zijn
het toestel veilig te bedienen, moeten bij de bediening in het oog
worden gehouden.
Deze personen mogen het toestel zonder toezicht bedienen, maar
alleen wanneer hun de bediening van het toestel zo uitgelegd is dat
ze het veilig kunnen bedienen. Ze moeten de eventuele risico's van
een foutieve bediening kunnen beseffen en begrijpen.
Kinderen in het huishouden
~
Kinderen jonger dan acht jaar moeten uit de buurt van het toestel
worden gehouden, tenzij ze constant in het oog worden gehouden.
~
Kinderen vanaf acht jaar mogen het toestel zonder toezicht be
-
dienen, maar alleen wanneer hun de bediening van het toestel zo
uitgelegd is dat ze het veilig kunnen bedienen. Kinderen moeten de
eventuele risico's van een foutieve bediening kunnen beseffen en
begrijpen.
~
Kinderen mogen het toestel niet zonder toezicht reinigen of onder
-
houden.
~
Hou kinderen die in de buurt van het toestel komen in het oog.
Laat kinderen nooit met het toestel spelen.
Opmerkingen omtrent uw veiligheid
9
~
Gevaar voor verstikking! Spelende kinderen kunnen zich wikkelen
in verpakkingsmateriaal (bijv. folies) of het over hun hoofd trekken
en daardoor verstikken. Hou kinderen uit de buurt van verpakkings
-
materiaal.
Technische veiligheid
~
Het koelmiddelcircuit heeft een controle op lekkage doorstaan.
Het toestel voldoet aan de geldende veiligheidsvoorschriften en de
relevante EU-richtlijnen.
~
Dit toestel bevat het koelmiddel isobutaan (R600a), een natuurlijk
gas dat het milieu weinig belast maar wel brandbaar is. Het is niet
schadelijk voor de ozonlaag en draagt niet bij tot het broeikaseffect.
Het gebruik van dit milieuvriendelijke koelmiddel veroorzaakt wel
een lichte verhoging van de werkingsgeluiden. Naast
werkingsgeluiden van de compressor kunnen er ook stromingsgelui-
den te horen zijn die afkomstig zijn van het koelcircuit. Deze effecten
zijn jammer genoeg niet te vermijden, maar hebben geen negatieve
invloed op de prestaties van het toestel.
Let er bij het transporteren en het inbouwen/opstellen van het toestel
op dat geen enkel onderdeel van het koelcircuit beschadigd raakt.
Wegspattend koelmiddel kan tot oogletsels leiden!
Bij beschadiging:
–
Vermijd open vuur of ontstekingsbronnen,
–
ontkoppel het toestel van het elektriciteitsnet,
–
verlucht gedurende enkele minuten het vertrek waarin het toestel
staat en
–
neem contact op met de dienst Herstellingen aan huis van Miele.
Opmerkingen omtrent uw veiligheid
10
~
Hoe meer koelmiddel er in een toestel zit, hoe groter de ruimte
moet zijn waarin het toestel wordt opgesteld. Bij een eventueel lek
kan er in een te kleine ruimte een brandbaar mengsel van gas en
lucht ontstaan.
Per 8 g koelmiddel moet het vertrek minstens 1 m
3
groot zijn. De
hoeveelheid koelmiddel is aangegeven op het typeplaatje in het toe
-
stel.
~
De aansluitgegevens (zekering, frequentie en spanning) op het
typeplaatje van het toestel moeten absoluut overeenstemmen met
deze van het elektriciteitsnet. Zo voorkomt u schade aan het toestel.
Vergelijk deze gegevens voordat u het toestel aansluit. Vraag bij
twijfel inlichtingen aan een elektricien.
~
De elektrische veiligheid van dit toestel wordt enkel gegaran-
deerd wanneer het wordt aangesloten op een volgens de voor-
schriften geïnstalleerd aardsysteem. Het is heel belangrijk dat aan
deze fundamentele veiligheidsvoorwaarde is voldaan. Laat de elek-
trische installatie in uw woning bij twijfel door een elektricien con-
troleren.
~
Is de aansluitkabel beschadigd, laat dan een nieuwe installeren
door een vakman of vakvrouw die door Miele erkend is. Zo vermijdt
u risico's voor wie het toestel gebruikt.
~
Stopcontactenblokken of verlengkabels bieden niet voldoende
veiligheidsgaranties (gevaar voor brand). Gebruik deze niet om het
toestel aan te sluiten op het elektriciteitsnet.
~
Wanneer er vocht terechtkomt op onderdelen van het toestel die
onder spanning staan of de aansluitkabel, kan dat een kortsluiting
veroorzaken.
Gebruik het toestel daarom niet in een ruimte die wordt blootgesteld
aan vocht of waterspatten (bijv. garage, washok enz.).
Opmerkingen omtrent uw veiligheid
11
~
Dit toestel mag niet op niet-vaste plaatsen (bijv. op een schip)
worden gebruikt.
~
Beschadigingen aan het toestel kunnen uw veiligheid in gevaar
brengen. Controleer of het toestel zichtbaar beschadigd is. Een be
-
schadigd toestel mag u nooit in gebruik nemen.
~
Gebruik het toestel enkel in ingebouwde toestand. Enkel dan is
een veilige werking gegarandeerd.
~
Tijdens installatie-, onderhouds- en herstellingswerken moet het
toestel van het elektriciteitsnet losgekoppeld zijn. Het toestel is pas
van het elektriciteitsnet losgekoppeld wanneer aan een van deze
voorwaarden is voldaan:
– de zekeringen in uw zekeringkast zijn uitgeschakeld of
– de schroefzekeringen in uw zekeringkast zijn helemaal uitge-
draaid of
– de stekker is uit het stopcontact getrokken.
Trek bij aansluitkabels met een stekker niet aan de kabel maar
aan de stekker om het toestel los te koppelen van het elektrici-
teitsnet.
~
Door ondeskundig uitgevoerde installatie-, onderhouds- of
herstellingswerken kunnen er voor de gebruiker aanzienlijke risico's
ontstaan. Installatie-, onderhouds- of herstellingswerken mogen al
-
leen door vakmensen worden uitgevoerd die door Miele erkend zijn.
~
Het recht op garantie vervalt wanneer het toestel door een klan
-
tendienst wordt hersteld die niet door Miele is erkend.
~
Enkel met originele Miele-wisselstukken bent u zeker dat ze ten
volle voldoen aan de eisen die Miele qua veiligheid stelt. Defecte
onderdelen mogen enkel worden vervangen door originele
Miele-wisselstukken.
Opmerkingen omtrent uw veiligheid
12
Veilig gebruik
~
Het toestel is ontworpen voor een bepaalde klimaatklasse (bereik
van de kamertemperatuur) waarvan de onder- en bovengrens in
acht moeten worden genomen.
De klimaatklasse is vermeld op het typeplaatje in de binnenruimte
van het toestel. Een te lage kamertemperatuur heeft tot gevolg dat
de compressor gedurende een lange tijd stilstaat, zodat het toestel
de vereiste temperatuur niet kan aanhouden.
~
De luchttoevoer- en luchtafvoeropeningen mogen niet worden af
-
gedekt of afgesloten.
Als deze openingen afgedekt zijn, kan er geen goede luchtcirculatie
plaatsvinden. Het energieverbruik stijgt en schade aan onderdelen
kan niet worden uitgesloten.
~
Als u in het toestel of in de toesteldeur vet- of oliehoudende le-
vensmiddelen bewaart, dient u ervoor te zorgen dat eventueel uitlo-
pend vet of uitlopende olie niet in contact komt met de
kunststofonderdelen van het toestel.
Er kunnen spanningsscheuren in de kunststof ontstaan, zodat die
barst of scheurt.
~
Bewaar geen explosieve stoffen en geen producten met brand
-
bare drijfgassen (bijv. spuitbussen) in het toestel. Ontvlambare
gasmengsels kunnen worden ontstoken door elektrische componen
-
ten. Gevaar voor brand en ontploffing!
~
Gebruik geen elektrische toestellen in het toestel (bijv. om softijs
te maken). Er kunnen vonken ontstaan. Gevaar voor ontploffing!
~
Bewaar geen blikjes en flessen met koolzuurhoudende dranken
of met vloeistoffen die kunnen bevriezen in de vrieszone. De blikjes
of flessen kunnen ontploffen.
Gevaar voor verwonding en beschadiging!
Opmerkingen omtrent uw veiligheid
13
~
Plaats dranken met een hoog alcoholpercentage enkel rechtop
en goed afgesloten in de koelzone. Gevaar voor ontploffing!
~
Als u flessen snel in de vrieszone wilt koelen, dient u ze uiterlijk
na één uur weer uit de vrieszone te halen. De flessen kunnen ont
-
ploffen. Gevaar voor verwonding en beschadiging!
~
Raak bevroren levensmiddelen en metalen onderdelen niet met
natte handen aan. Uw handen zouden kunnen vastvriezen. Gevaar
voor verwonding!
~
Neem nooit ijsblokjes en ijslolly's, met name waterijsjes, in de
mond als u ze net uit de vrieszone hebt gehaald.
Door de zeer lage temperatuur van de bevroren levensmiddelen
kunnen uw lippen of tong vastvriezen. Gevaar voor verwonding!
~
Gedeeltelijk of volledig ontdooide levensmiddelen mogen niet op-
nieuw worden ingevroren. Verbruik deze levensmiddelen zo snel
mogelijk, want de levensmiddelen verliezen hun voedingswaarde en
bederven. Ontdooide levensmiddelen kunt u opnieuw invriezen na-
dat u ze hebt gekookt of gebraden.
~
Als u levensmiddelen eet die te lang werden bewaard, bestaat er
gevaar voor voedselvergiftiging.
De bewaarduur is afhankelijk van diverse factoren, zoals de vers
-
heid en kwaliteit van de levensmiddelen en de temperatuur waarop
ze worden bewaard. Neem de houdbaarheidsdatum en de
bewaarinstructies van de producent van de levensmiddelen in acht!
~
Gebruik alleen origineel Miele-toebehoren. Worden er andere on
-
derdelen gemonteerd of geplaatst, dan vervalt het recht op garantie
en/of de productaansprakelijkheid.
Opmerkingen omtrent uw veiligheid
14
Reiniging en onderhoud
~
Behandel de deurdichting niet met olie of vet.
Daardoor wordt de deurdichting na verloop van tijd poreus.
~
De stoom van een stoomreiniger kan terechtkomen op onderde
-
len die onder spanning staan en zo een kortsluiting veroorzaken.
Gebruik voor het reinigen en ontdooien van het toestel nooit een
stoomreiniger.
~
Gebruik geen voorwerpen met scherpe punt of rand om
–
rijm- en ijslagen te verwijderen,
– en levensmiddelen los te wrikken.
Als u dat doet, beschadigt u de koelelementen en functioneert het
toestel niet meer correct.
~
Plaats nooit elektrische verwarmingstoestellen of kaarsen in het
toestel om het te ontdooien. De kunststof zou beschadigd raken.
~
Gebruik geen ontdooisprays of producten om ijs te verwijderen.
Deze kunnen immers explosieve gassen vormen, ze kunnen oplos-
middelen of drijfgassen bevatten die de kunststof aantasten of ze
kunnen de gezondheid schaden.
Opmerkingen omtrent uw veiligheid
15
Wat met een afgedankt toestel?
~
Vernietig het deurslot van uw toestel als u het afdankt.
Op die manier voorkomt u dat spelende kinderen zich in het toestel
opsluiten, wat levensgevaarlijk kan zijn.
~
Beschadig geen onderdelen van het koelcircuit, bijv. door
–
koelmiddelkanalen van het verdampsysteem open te prikken,
–
buizen te knikken,
–
oppervlaktecoatings weg te krabben,
Wegspattend koelmiddel kan tot oogletsels leiden.
Opmerkingen omtrent uw veiligheid
16
Normaal
energieverbruik
Verhoogd
energieverbruik
Opstellen/wachten In een verluchte ruimte. In een gesloten,
niet-verluchte ruimte.
Beschermd tegen
rechtstreekse zonnestralen.
Bij rechtstreekse
zonnestralen.
Niet naast een warmtebron
(verwarmingselement, for
-
nuis).
Naast een warmtebron (ver
-
warmingselement, fornuis).
Bij een ideale kamertempera
-
tuur van ongeveer 20 °C.
Bij een hoge kamertempera
-
tuur.
Dek de luchttoevoer- en
luchtafvoeropeningen niet
af. Verwijder regelmatig het
stof van de luchttoevoer- en
luchtafvoeropeningen.
Als de luchttoevoer- en
luchtafvoeropeningen afge-
dekt zijn of onder het stof zit-
ten.
Verwijder minstens 1 keer
per jaar het stof van de com-
pressor en het metalen roos-
ter (warmtewisselaar) aan de
achterzijde van het toestel.
Wanneer er zich stof heeft
opgehoopt op de compres-
sor en het metalen rooster
(warmtewisselaar).
Temperatuur-
instelling
Koelzone 4 tot 5 °C Bij een lage temperatuur-
instelling: hoe lager de
koel-/vrieszonetemperatuur,
hoe hoger het energiever
-
bruik!
Vrieszone -18 °C
Hoe kunt u energie besparen?
17
Normaal
energieverbruik
Verhoogd
energieverbruik
Gebruik Laat de laden, legplaten en
rekken zoals ze waren toen
het toestel werd geleverd.
Open de toesteldeur alleen in
-
dien nodig en altijd zo kort
mogelijk.
Schik de levensmiddelen in
het toestel.
Als u de deur vaak en langdu
-
rig opent, treedt er koudever
-
lies op en stroomt er warme
kamerlucht naar binnen. Het
toestel probeert te koelen en
de compressor werkt langdu
-
rig.
Neem een koelzak mee wan
-
neer u boodschappen doet en
plaats de levensmiddelen snel
in het toestel.
Plaats levensmiddelen die u
uit het toestel haalt altijd zo
snel mogelijk terug, voordat ze
te veel opwarmen.
Laat warme gerechten en
dranken eerst buiten het toe-
stel afkoelen.
Warme gerechten en levens
-
middelen die opgewarmd zijn
tot buitentemperatuur,
brengen warmte in het toestel.
Het toestel probeert te koelen
en de compressor werkt lang-
durig.
Plaats levensmiddelen goed
verpakt of goed afgedekt in
het toestel.
Wanneer vloeistoffen in de
koelzone verdampen en
condenseren, leidt dat tot ver
-
lies van het koelvermogen.
Leg ingevroren producten in
de koelzone om ze te ontdooi
-
en.
Doe de vakken niet te vol zo
-
dat de lucht kan circuleren.
Ontdooien Ontdooi de vrieszone bij een
ijslaag van maximaal 0,5 cm.
Een ijslaag vermindert de
overdracht van de koude aan
de in te vriezen levensmid
-
delen.
Hoe kunt u energie besparen?
18
Vóór het eerste gebruik
Beschermfolie
De roestvrijstalen randen op de rekken
en legplaten zijn van een beschermfolie
voorzien om ze bij het transport te be
-
schermen.
^
Trek de beschermfolie van de roest
-
vrijstalen randen.
Reinigen
^
Reinig de binnenruimte en het toebe
-
horen. Neem daartoe de opmer
-
kingen in acht die vermeld staan in
de rubriek "Reiniging en onderhoud".
Toebehoren - flessenhouder
^
Steek de flessenhouder in het mid
-
den op de achterrand van het
flessenrek.
De lamellen reiken tot in het flessenrek
en zorgen ervoor dat de flessen beter
op hun plaats worden gehouden wan
-
neer de toesteldeur wordt geopend en
gesloten.
Toestel inschakelen
Met de hoofd-aan-uittoets rechts kunt u
de vrieszone en de koelzone tegelijk in
-
schakelen.
^
Om de vrieszone en de koelzone in te
schakelen, drukt u op de
hoofd-aan-uittoets
rechts totdat het display aangaat.
De temperatuuraanduiding licht op, het
toestel begint te koelen en de binnen-
verlichting van de koelzone schakelt in
als de toesteldeur wordt geopend.
Om zeker te zijn dat de temperatuur
laag genoeg is, dient u het toestel
enkele uren te laten voorkoelen voor-
dat u voor het eerst levensmiddelen
in het toestel legt.
Pas wanneer de temperatuur in de
vrieszone laag genoeg is (minstens
-18 °C) legt u levensmiddelen in de
vrieszone.
Toestel in- en uitschakelen
19
Toestel uitschakelen
^
Om de vrieszone en de koelzone uit te
schakelen, drukt u op de
hoofd-aan-uittoets
rechts totdat het display uitgaat.
De koel- en vrieszone zijn uitgescha
-
keld. Als dat niet het geval is, is de ver
-
grendeling ingeschakeld (zie "Instel
-
lingen wijzigen - Vergrendeling uitscha
-
kelen").
Koelzone afzonderlijk uitschakelen
U kunt de koelzone afzonderlijk uitscha-
kelen terwijl de vrieszone ingeschakeld
blijft. Dat is bijv. interessant wanneer u
op vakantie bent.
^
Om de koelzone uit te schakelen,
drukt u op de aan-uittoets links totdat
het display uitgaat.
De binnenverlichting en de tempera
-
tuuraanduiding voor de koelzone gaan
uit. De koelzone is uitgeschakeld.
De temperatuuraanduiding voor de
vrieszone blijft aan.
Koelzone weer inschakelen
^
Druk op de aan-uittoets links om de
koelzone in te schakelen.
De temperatuuraanduiding voor de
koelzone gaat aan. De koelzone begint
te koelen en de binnenverlichting wordt
ingeschakeld wanneer de deur wordt
geopend.
Bij langdurige afwezigheid
Als u het toestel gedurende lange tijd
niet gebruikt, gaat u als volgt te werk:
^ schakel het toestel uit,
^ trek de stekker uit of schakel de des-
betreffende zekering in uw
zekeringkast uit,
^ ontdooi de vrieszone,
^
reinig het toestel,
^
laat de toesteldeuren op een kier
staan om geurvorming te vermijden.
Als het toestel bij langdurige afwe
-
zigheid wordt uitgeschakeld maar
niet gereinigd, bestaat er gevaar
voor schimmelvorming als de deur
gesloten blijft.
Toestel in- en uitschakelen
20
Bij het bewaren van levensmiddelen is
een juiste temperatuurinstelling zeer
belangrijk. Levensmiddelen bederven
snel door de aanwezigheid van micro
-
organismen. Dat proces kan door de
juiste bewaartemperatuur worden
verhinderd of vertraagd. De tempera
-
tuur beïnvloedt de groeisnelheid van de
micro-organismen. Hoe lager de tem
-
peratuur, hoe langzamer dit proces ver
-
loopt.
De temperatuur in het toestel stijgt
–
als u vaak en gedurende lange tijd
de toesteldeur opent,
– hoe meer levensmiddelen er worden
bewaard,
– als de verse levensmiddelen warm
zijn,
– als de kamertemperatuur van het
toestel hoog is.
Het toestel is ontworpen voor een be-
paalde klimaatklasse (bereik van de
kamertemperatuur) waarvan de
onder- en bovengrens in acht moe
-
ten worden genomen.
...indekoelzone
Voor de koelzone raden we een
koeltemperatuur van 4°Caan.
...indevrieszone
Om verse levensmiddelen in te vriezen
en ze langdurig te bewaren, is een tem
-
peratuur van -18 °C vereist. Bij die tem
-
peratuur komt de groei van micro-orga
-
nismen in hoge mate tot stilstand. Zo
-
dra de temperatuur boven -10 °C stijgt,
begint de ontbinding door de micro-or
-
ganismen. De levensmiddelen kunnen
dan minder lang worden bewaard.
Daarom mogen volledig of gedeeltelijk
ontdooide levensmiddelen pas opnieuw
worden ingevroren nadat u ze hebt ver-
werkt (door ze te koken of braden).
Door de hoge temperaturen worden de
meeste micro-organismen gedood.
De juiste temperatuur
21
Temperatuuraanduiding
De temperatuuraanduiding op het
bedieningspaneel geeft altijd de ge
-
wenste temperatuur weer.
De desbetreffende temperatuuraan
-
duiding knippert wanneer een andere
temperatuur wordt ingesteld.
Op de temperatuuraanduiding voor
de vrieszone knipperen streepjes
wanneer de temperatuur in de vrieszo
-
ne niet binnen het weergeefbare tem
-
peratuurbereik ligt.
Tegelijkertijd weerklinkt er een waar
-
schuwingssignaal.
De gewenste temperatuur op de tem
-
peratuuraanduiding voor de vrieszo
-
ne knippert ook wanneer de tempera
-
tuur in de vrieszone met meerdere gra
-
den gestegen is. Hiermee wordt koude-
verlies aangegeven.
Een kortstondig koudeverlies vormt
geen probleem als dit ontstaat doordat
– de toesteldeuren één keer geduren-
de lange tijd geopend blijven, bijv.
om grote hoeveelheden levensmid-
delen te plaatsen of uit het toestel te
halen,
–
u verse levensmiddelen invriest.
Als de temperatuur gedurende
lange tijd warmer was dan -18 °C,
controleert u of de ingevroren le
-
vensmiddelen gedeeltelijk of volle
-
dig ontdooid zijn. Als dat het geval
is, dient u deze levensmiddelen zo
snel mogelijk te verbruiken!
De juiste temperatuur
22
Temperatuur instellen
De temperatuur kan als volgt worden
ingesteld:
–
In de koelzone van 1 °C tot 9 °C.
–
In de vrieszone van -15 °C tot -26 °C.
De temperaturen voor de koel- en vries
-
zone kunt u instellen met de desbetref
-
fende toets voor het instellen van de
temperatuur.
^
Druk zo vaak op de toets voor het in
-
stellen van de temperatuur totdat de
gewenste temperatuur op de tempe
-
ratuuraanduiding wordt weergege
-
ven.
De eerste keer dat u erop drukt, wordt
de daadwerkelijke temperatuur van de
desbetreffende zone weergegeven.
De tweede keer dat u erop drukt, wordt
de laatst ingestelde temperatuurwaarde
knipperend weergegeven.
Vervolgens wijzigt de temperatuurwaar-
de ononderbroken. Als de hoogste in-
stelling bereikt is, keert de temperatuur-
aanduiding terug naar de laagste in-
stelling.
De nieuwe gekozen temperatuurwaar-
de wordt na korte tijd automatisch op-
geslagen en verschijnt op de tempera-
tuuraanduiding.
De ingestelde koelzonetemperatuur
brandt constant.
De ingestelde vrieszonetemperatuur
knippert totdat deze bereikt is.
De temperatuur in het toestel bereikt nu
langzaam de nieuwe gekozen tempera
-
tuurwaarde.
De juiste temperatuur
23
Instelmodus
In de instelmodus schakelt u de ver
-
grendeling in of uit.
Vergrendeling in-/uitschakelen c
Wanneer het toestel in de instelmodus
staat, wordt dat aangegeven via het
menusymbool X.
Hoe u kunt de vergrendeling in- en
uitschakelen, wordt hieronder be
-
schreven.
Vergrendeling in-/uitschakelen
Met de vergrendeling kunt u het toestel
beveiligen, zodat het niet ongewenst
wordt uitgeschakeld.
– Vergrendeling inschakelen
^
Druk ca. 5 seconden op de toets
voor "Superfrost".
Het menusymbool X brandt en op
het display knippert c.
Het toestel staat nu in de
instelmodus.
^
Druk kort op de toets voor
"Superfrost" om de vergrendelings
-
functie op te roepen.
Op het display verschijnt c1.
^
Druk kort op de toets voor
"Superfrost" om de vergrendeling in
te schakelen.
Het symbool voor de vergrendeling
0 brandt.
Ga als volgt te werk om de instelmodus
te verlaten:
^
Druk op de aan-uittoets.
Op het display wordt de temperatuur
weergegeven.
Instellingen wijzigen
24
–
Vergrendeling uitschakelen
^
Druk ca. 5 seconden op de toets
voor "Superfrost".
Het symbool voor de vergrende
-
ling 0 en het menusymbool X bran
-
den. Op het display knippert c.
Het toestel staat nu in de
instelmodus.
^ Druk kort op de toets voor
"Superfrost" om de vergrendelings-
functie op te roepen.
Op het display verschijnt c0.
^
Druk kort op de toets voor "Super
-
frost" om de vergrendeling uit te
schakelen.
Het symbool voor de vergrende
-
ling 0 gaat uit.
Ga als volgt te werk om de instelmodus
te verlaten:
^
Druk op de aan-uittoets.
Op het display wordt de temperatuur
weergegeven.
Instellingen wijzigen
25
Functie Superfrost
Om verse levensmiddelen optimaal in
te vriezen, dient u eerst de functie "Su
-
perfrost" in te schakelen.
Op die manier worden de levensmid
-
delen snel doorvroren en blijven de
voedingswaarde, de vitamines, het uit
-
zicht en de smaak behouden.
Uitzonderingen:
–
Als u reeds ingevroren levensmid
-
delen in het toestel plaatst.
–
Als u dagelijks slechts maximaal
ca. 1 kg levensmiddelen plaatst.
Superfrost inschakelen
De functie "Superfrost" dient u 6 uur
vooraf in te schakelen. Pas daarna
plaatst u de levensmiddelen die u wilt
invriezen. Als u het maximale invries-
vermogen wilt gebruiken, dient u
24 uur vooraf de functie "Superfrost" in
te schakelen!
^
Druk op de toets voor "Superfrost".
Het symbool voor "Superfrost" ª
brandt. De temperatuur in het toestel
daalt, doordat het toestel nu werkt
met het maximale koelvermogen.
Superfrost uitschakelen
De functie "Superfrost" wordt automa
-
tisch na ca. 65 uur uitgeschakeld. Het
symbool voor "Superfrost" ª gaat uit en
het toestel werkt weer met het normale
koelvermogen.
Om energie te besparen, kunt u de
functie "Superfrost" zelf uitschakelen zo
-
dra er een constante vrieszonetempe
-
ratuur van minstens -18 °C bereikt is.
Controleer de temperatuur in het toe
-
stel.
^ Druk op de toets voor "Superfrost",
zodat het symbool ª uitgaat.
De koeling van het toestel werkt weer
met het normale vermogen.
Superfrost en DynaCool gebruiken
26
DynaCool
Zonder de dynamische koeling
(DynaCool) ontstaan verschillende
koelgedeelten in de koelzone ten ge
-
volge van de natuurlijke luchtcirculatie
(de koude, zware lucht daalt naar het
onderste gedeelte). Als u levensmid
-
delen in het toestel legt, kunt u rekening
houden met deze verschillende
koelgedeelten (zie rubriek "De koelzone
goed gebruiken").
Als u echter een grote hoeveelheid
gelijkaardige levensmiddelen wilt be
-
waren (bijv. voor een feestje), kunt u
met de dynamische koeling voor alle
legplaten een relatief gelijkmatige tem-
peratuur verkrijgen, zodat alle levens-
middelen in de koelzone ongeveer
even sterk worden gekoeld.
De temperatuur kan nog steeds worden
ingesteld met de temperatuurregelaar.
De dynamische koeling moet ook wor-
den ingeschakeld bij
– een hoge kamertemperatuur (vanaf
ca. 30 °C) en
–
een hoge luchtvochtigheid.
Dynamische koeling inschakelen
^
Druk kort op de toets voor DynaCool.
Het symbool voor DynaCool ¢
brandt.
De ventilator is nu klaar voor gebruik.
Wanneer de compressor inschakelt,
wordt de ventilator automatisch inge
-
schakeld.
Dynamische koeling uitschakelen
Omdat het energieverbruik een beetje
hoger is wanneer de dynamische
koeling is ingeschakeld, dient u de dy-
namische koeling in normale omstan-
digheden weer uit te schakelen.
^
Druk op de toets voor DynaCool, zo
-
dat het symbool voor DynaCool ¢
uitgaat.
Wanneer de deur wordt geopend,
wordt de ventilator automatisch tijde
-
lijk uitgeschakeld! Dat bespaart ener
-
gie.
Superfrost en DynaCool gebruiken
27
Het toestel is met een waarschuwings
-
systeem uitgerust zodat de temperatuur
in de vrieszone niet ongemerkt stijgt.
Als de temperatuur in een te warm tem
-
peratuurbereik komt, weerklinkt een
waarschuwingssignaal.
Tegelijkertijd knipperen de tempera
-
tuuraanduiding en het symbool voor het
alarm ;.
De ingestelde temperatuur bepaalt
wanneer het toestel een temperatuur
-
bereik als te warm herkent.
Het akoestische en optische signaal
kan worden gegeven
– als u een grote hoeveelheid levens-
middelen invriest,
– als u warme verse levensmiddelen
invriest,
– als bij het herschikken en uitnemen
van ingevroren levensmiddelen te
veel warme kamerlucht binnen-
stroomt,
–
na een stroomuitval.
–
wanneer het toestel defect is.
Zodra de alarmtoestand beëindigd is,
stopt het waarschuwingssignaal en
gaat het symbool voor het alarm ; uit.
Als de temperatuur gedurende
lange tijd warmer was dan -18 °C,
controleert u of de ingevroren le
-
vensmiddelen gedeeltelijk of volle
-
dig ontdooid zijn. Als dat het geval
is, verbruikt u deze levensmiddelen
zo snel mogelijk of verwerkt u deze
(koken of braden) voor u deze weer
invriest!
Akoestisch
waarschuwingssignaal
vroegtijdig uitschakelen
Als het akoestische waarschuwingssig
-
naal u stoort, kunt u het vroegtijdig uit
-
schakelen.
^
Druk op de uitschakeltoets voor het
waarschuwingssignaal.
Het akoestische waarschuwingssig
-
naal wordt uitgeschakeld.
Bij een temperatuuralarm blijft het
symbool voor het alarm ; branden
totdat de alarmtoestand is beëin-
digd.
In de instelmodus kunt u het waar-
schuwingssignaal niet vroegtijdig uit-
schakelen.
Temperatuuralarm
28
Verschillende koelgedeelten
Door de natuurlijke luchtcirculatie is de
temperatuur in de koelzone niet overal
gelijk. De koude, zware lucht daalt naar
het onderste gedeelte van de koelzone.
Gebruik de verschillende koelgedeelten
wanneer u levensmiddelen in het toe
-
stel plaatst!
Dit is een toestel met dynamische
koeling waarbij er in het toestel een
gelijkmatige temperatuur heerst wan
-
neer de ventilator draait. Tussen de
verschillende koelgedeelten zijn er
minder uitgesproken temperatuurver-
schillen.
Warmste gedeelte
Het warmste gedeelte van de koelzone
bevindt zich bovenaan in het voorste
gedeelte en in de toesteldeur. Gebruik
dat gedeelte bijv. om boter te bewaren,
zodat ze gemakkelijk smeerbaar blijft,
en voor kaas, zodat hij zijn aroma niet
verliest.
Koudste gedeelte
Het koudste gedeelte van de koelzone
bevindt zich direct boven de fruit- en
groentebakken (afhankelijk van het mo
-
del) of de fruit- en groentebak (afhanke
-
lijk van het model) en aan de achter-
wand.
Gebruik deze gedeelten voor alle ge-
voelige en snel bederfbare levensmid-
delen, zoals:
– vis, vlees, gevogelte,
– worst, kant-en-klaargerechten,
– gebak en gerechten met eieren of
room,
–
vers deeg, taart-, pizza- en quiche
-
deeg,
–
kaas en andere producten op basis
van melk,
–
in folie verpakte, bereide groenten en
in het algemeen alle verse levens
-
middelen waarvan de minimale
houdbaarheidsdatum is gebaseerd
op een bewaartemperatuur van min
-
stens 4 °C.
Levensmiddelen in de koelzone bewaren
29
Bewaar geen explosieve stoffen en
geen producten met brandbare drijf
-
gassen (bijv. spuitbussen) in het
toestel. Gevaar voor ontploffing!
Sterke drank met een hoog alcohol
-
percentage enkel rechtop en goed
afgesloten in het toestel plaatsen.
Als u in het toestel of in de deur vet-
of oliehoudende levensmiddelen be
-
waart, dient u ervoor te zorgen dat
eventueel uitlopend vet of uitlopen
-
de olie niet in contact komt met de
kunststofonderdelen.
Er kunnen spanningsscheuren in de
kunststof ontstaan, zodat die barst
of scheurt.
De levensmiddelen mogen niet te-
gen de achterwand komen. Ze kun-
nen anders aan de achterwand vast-
vriezen.
Plaats de levensmiddelen niet te
dicht tegen elkaar zodat er gemak
-
kelijk lucht tussen kan circuleren.
Dek de ventilator op de achterwand
niet af. Die is belangrijk voor het
koelvermogen!
Levensmiddelen die zeker niet
gekoeld mogen worden
Niet alle levensmiddelen kunnen in de
koelkast bij temperaturen onder 5 °C
bewaard worden, doordat ze gevoelig
zijn voor koude.
Afhankelijk van het levensmiddel, kun
-
nen het uitzicht, de consistentie, de
smaak en/of het vitaminegehalte van
een levensmiddel veranderen wanneer
het koel wordt bewaard.
Onder andere de volgende levensmid
-
delen zijn gevoelig voor koude:
– ananas, avocado's, bananen,
granaatappels, mango's, meloenen,
papaja's, passievruchten,
citrusvruchten (zoals citroenen,
sinaasappels, mandarijnen,
grapefruit),
– fruit dat nog verder moet rijpen,
– aubergines, augurken, aardappelen,
paprika's, tomaten, courgettes,
–
harde kazen (zoals parmezaan en
bergkaas).
Levensmiddelen in de koelzone bewaren
30
Waarop moet u letten wanneer
u levensmiddelen koopt
De belangrijkste voorwaarde om le
-
vensmiddelen lang te kunnen bewaren,
is hun versheid. Dat is van het grootste
belang voor de bewaartijd van de pro
-
-ducten.
Let ook op de houdbaarheidsdatum en
de juiste bewaartemperatuur.
De koelketen mag indien mogelijk niet
onderbroken worden. Let er bijv. op dat
de levensmiddelen niet te lang in een
warme auto blijven liggen.
Tip: Neem een koeltas mee wanneer u
boodschappen doet en leg de levens-
middelen bij thuiskomst snel in het toe-
stel.
Levensmiddelen juist bewaren
Levensmiddelen moet u altijd afgedekt
of verpakt bewaren. Zo vermijdt u dat
de levensmiddelen vreemde geuren
opnemen of gaan uitdrogen. Tegelijk
voorkomt u de overdracht van eventue
-
le kiemen. Dat is vooral belangrijk bij
het bewaren van dierlijke levensmid
-
delen.
Een correcte instelling van de tempera
-
tuur en een aangepaste hygiëne kun
-
nen de houdbaarheid van de levens
-
middelen aanzienlijk verlengen.
Fruit en groenten
Fruit en groenten kunt u wel onverpakt
in de fruit- en groentebakken (afhanke-
lijk van het model) of de fruit- en groen-
tebak (afhankelijk van het model) bewa-
ren.
Levensmiddelen die rijk zijn aan
eiwitten
Merk op dat levensmiddelen die rijk zijn
aan eiwitten sneller bederven.
Schaal- en schelpdieren bederven bij
-
voorbeeld sneller dan vis, terwijl vis
sneller bederft dan vlees.
Levensmiddelen in de koelzone bewaren
31
Rek/flessenrek aan de
binnenkant van de deur
verplaatsen
^
Schuif het rek/flessenrek naar boven
en haal het uit het toestel.
^
Plaats het rek/flessenrek op de ge
-
wenste plaats weer in het toestel.
Zorg er daarbij voor dat het goed op
de verhogingen wordt vastgedrukt.
Flessenhouder verschuiven
U kunt de flessenhouder naar rechts of
naar links verschuiven. Daardoor komt
meer plaats vrij voor drankkartons.
De flessenhouder kan helemaal worden
weggenomen (bijv. om deze te reini
-
gen):
^
Schuif het flessenrek naar boven en
haal het naar voren toe uit het toestel.
^
Trek de flessenhouder vanaf de
achterrand van het flessenrek naar
boven toe af.
Legplaten verplaatsen
U kunt de legplaten in overeenstem
-
ming met de hoogte van de te koelen
levensmiddelen verplaatsen:
^
Til de legplaat vooraan eventjes op
en trek ze iets naar voren. Schuif ze
met de uitsparing over de
steunribben en verplaats ze naar bo
-
ven of naar onderen.
De aanslagrand van de achterste
beschermrand van de legplaat moet
naar boven wijzen zodat de levensmid
-
delen de achterwand niet kunnen raken
en er niet aan vastvriezen.
Schuifstoppen voorkomen dat de
legplaten onbedoeld uit het toestel wor-
den getrokken.
Binnenruimte indelen
32
Maximaal invriesvermogen
Om de levensmiddelen zo snel mogelijk
tot in de kern in te vriezen, mag het
maximale invriesvermogen niet worden
overschreden. Het maximale invriesver
-
mogen binnen 24 uur is vermeld op het
typeplaatje "Invriesvermogen
...kg/24 u".
Het maximale invriesvermogen dat ver
-
meld staat op het typeplaatje is geba
-
seerd op de norm DIN EN ISO 15502.
Wat gebeurt er als verse
levensmiddelen worden
ingevroren?
Verse levensmiddelen moeten zo snel
mogelijk volledig worden doorvroren,
zodat de voedingswaarde, de
vitamines, het uitzicht en de smaak be-
houden blijven.
Hoe langzamer de levensmiddelen wor-
den doorvroren, hoe meer vloeistof er
uit elke cel naar de tussenruimten loopt.
De cellen krimpen.
Tijdens het ontdooien kan slechts een
deel van de voordien vrijgekomen vloei
-
stof naar de cellen terugvloeien.
In de praktijk betekent dit dat de le
-
vensmiddelen veel vocht verliezen. Dat
kunt u zelf vaststellen: tijdens het ont
-
dooien vormt er zich immers een grote
waterplas rond het levensmiddel.
Als het levensmiddel snel wordt
doorvroren, heeft de celvloeistof minder
tijd om uit de cellen naar de tussen
-
ruimten te lopen. De cellen krimpen
veel minder.
Tijdens het ontdooien kan de kleine
hoeveelheid vloeistof die naar de tus
-
senruimten was gelopen, terugkeren
naar de cellen, zodat het vochtverlies
zeer gering is. Er vormt zich slechts
een kleine waterplas!
Diepvriesproducten bewaren
Als u diepvriesproducten wilt bewaren,
controleert u tijdens de aankoop in de
winkel
–
de verpakking op beschadigingen,
–
de houdbaarheidsdatum en
–
de koelzonetemperatuur van de
winkeldiepvries. Als de
koelzonetemperatuur warmer is dan
-18 °C, wordt de houdbaarheid van
de diepvriesproducten korter.
^ Koop diepvriesproducten pas op het
einde van het winkelen, en transpor-
teer ze in krantenpapier of in een
koelzak.
^ Plaats de diepvriesproducten direct
in het toestel.
Gedeeltelijk of volledig ontdooide le
-
vensmiddelen mogen niet opnieuw
worden ingevroren. Pas nadat u de
levensmiddelen hebt verwerkt (ko
-
ken of braden), kunt u ze opnieuw
invriezen.
Invriezen en bewaren
33
Zelf levensmiddelen invriezen
Vries uitsluitend verse levensmiddelen
in perfecte staat in!
Hou bij het invriezen rekening met
het volgende
–
Onderstaande levensmiddelen kun
-
nen worden ingevroren:
vers vlees, gevogelte, wild, vis,
groenten, kruiden, onbewerkt fruit,
zuivelproducten, bakkerijproducten,
resten van gerechten, eigeel, eiwit
en talrijke kant-en-klaargerechten.
– Volgende levensmiddelen zijn niet
geschikt om in te vriezen:
wijndruiven, bladsalade, radijzen,
rammenas, zure room, mayonaise,
volledige eieren in de schaal, uien,
volledige onbewerkte appelen en pe-
ren.
– Om de kleur, de smaak, het aroma
en de vitamine C te behouden, moet
u groenten blancheren voor u ze in-
vriest. Doe de groenten in porties ge
-
durende 2-3 minuten in kokend wa
-
ter. Neem de groenten daarna uit het
water en koel ze snel in koud water
af. Laat de groenten uitdruppen.
–
Mager vlees is beter geschikt om in
te vriezen dan vet vlees en kan veel
langer worden bewaard.
–
Plaats telkens een folie uit kunststof
tussen koteletten, steaks, schnitzels
enz. Zo vermijdt u dat ze tot één blok
samenvriezen.
–
Rauwe levensmiddelen en geblan
-
cheerde groenten mag u voor het in
-
vriezen niet kruiden en zouten. Berei
-
de levensmiddelen kruidt of zout u
maar lichtjes. De smaakintensiteit
van sommige kruiden verandert
tijdens het invriezen.
–
Warme schotels of dranken laat u
eerst buiten het toestel afkoelen om
te voorkomen dat reeds bevroren le
-
vensmiddelen gedeeltelijk ontdooien
en dat het energieverbruik stijgt.
Verpakken
^
Vries de levensmiddelen per portie
in.
Geschikte verpakking
- kunststoffolie
- zakjes en buisfolie uit polyethyleen
- aluminiumfolie
- diepvriesdozen
Ongeschikte verpakking
- pakpapier
- perkamentpapier
- cellofaan
- vuilniszakjes
- gebruikte winkelzakjes
^
Druk de lucht goed uit de verpak
-
king.
^
Sluit de verpakking goed af met
- elastiekjes
- kunststofclips
- touw of
- koudebestendige kleefband.
Zakjes en buisfolie uit polyethyleen
kunt u ook met een folielasapparaat
dichtlassen.
^
Noteer de inhoud en de invriesdatum
op de verpakking.
Invriezen en bewaren
34
Voor u levensmiddelen in het toestel
legt
^
Als u meer dan 1 kg verse levens
-
middelen dient in te vriezen, dient u
enige tijd vooraf de functie "Super
-
frost" in te schakelen (zie "Superfrost
gebruiken").
De levensmiddelen die al in het toestel
liggen, krijgen zo een koudereserve.
Hoe de levensmiddelen in het toestel
leggen
De volgende maximale belastingen
moeten in acht worden genomen:
- vrieslade = 25 kg
- glazen plaat = 35 kg
In te vriezen levensmiddelen mogen
niet in aanraking komen met reeds
ingevroren levensmiddelen. Anders
zouden deze ontdooien.
^ Leg de levensmiddelen droog in het
toestel om te vermijden dat ze aan el
-
kaar of aan het toestel vastvriezen.
–
kleine hoeveelheid in te vriezen le
-
vensmiddelen
Vries de levensmiddelen in de onderste
vriesladen in.
^
Leg de levensmiddelen naast elkaar
op de bodem van de vriesladen, zo
-
dat de levensmiddelen zo snel moge
-
lijk tot in de kern worden ingevroren.
–
maximale hoeveelheid in te vriezen
levensmiddelen (zie typeplaatje)
^
Neem de onderste vrieslade uit.
^
Leg de levensmiddelen naast elkaar
op de bodem van het toestel of tegen
de zijwanden van de binnenruimte,
zodat de levensmiddelen zo snel mo
-
gelijk tot in de kern worden ingevro
-
ren.
Na afloop van het invriesproces:
^
Leg de ingevroren levensmiddelen in
de vrieslade en schuif deze weer in
het toestel.
– grote in te vriezen levensmiddelen
Als u grote levensmiddelen zoals een
gans of wild in het toestel wilt plaatsen,
kunt u de glazen platen tussen de
vriesladen uitnemen.
^ Neem de vriesladen uit, til de glazen
platen lichtjes op en trek ze langs vo-
ren uit!
Invriezen en bewaren
35
Ingevroren levensmiddelen
ontdooien
Ingevroren levensmiddelen kunt u op
verschillende manieren ontdooien
–
in de microgolfoven,
–
in de gewone oven met de functie
"Hetelucht" of "Ontdooien",
–
bij kamertemperatuur,
–
in de koelkast (de afgegeven koude
wordt gebruikt om de levensmid
-
delen te koelen),
–
in de stoomoven.
Platte stukken vlees en vis kunnen
licht ontdooid in een hete pan worden
gelegd.
Bij het ontdooien van stukken vlees en
vis (bijv. gehakt, kip, visfilet) moet u er-
voor zorgen dat ze niet in aanraking
komen met andere levensmiddelen.
Vang het ontdooiwater op en verwijder
het zorgvuldig.
Fruit kan bij kamertemperatuur in de
verpakking of in een afgedekte schotel
worden ontdooid.
Groenten kunnen over het algemeen in
bevroren toestand in kokend water wor
-
den gedaan of in heet vet worden ge
-
stoofd. Wegens de gewijzigde
celstructuur is de bereidingstijd iets
korter dan bij verse groenten.
Gedeeltelijk of volledig ontdooide le
-
vensmiddelen mogen niet opnieuw
worden ingevroren. Pas nadat u de
levensmiddelen hebt verwerkt (ko
-
ken of braden), kunt u ze opnieuw
invriezen.
IJsblokjes maken
^
Vul het bakje voor ijsblokjes voor drie
kwart met water en leg het op de bo
-
dem van een vrieslade.
^
Gebruik een stomp voorwerp, bijv.
een lepelsteel, om een vastgevroren
bakje voor ijsblokjes los te maken.
^ De ijsblokjes komen gemakkelijk los
uit het bakje als u het kort onder stro-
mend water houdt.
Drank snel koelen
Als u flessen snel in de vrieszone wilt
koelen, dient u ze uiterlijk na één uur
weer uit de vrieszone te halen. De fles-
sen kunnen ontploffen.
Invriezen en bewaren
36
Koelzone
De koelzone ontdooit automatisch.
Terwijl de compressor draait, kunnen er
rijp en waterpareltjes worden gevormd
op de achterwand van de koelzone.
Deze hoeft u niet te verwijderen. Ze ver
-
dampen immers vanzelf door de warm
-
te van de compressor.
Het dooiwater loopt via een gootje en
een afvoeropening naar een
verdampsysteem aan de achterzijde
van het toestel.
Zorg ervoor dat het dooiwater altijd
ongehinderd kan weglopen. Hou
hiertoe het gootje en de afvoerope-
ning schoon.
Vrieszone
De vrieszone kan niet automatisch ont-
dooien.
Bij normale werking zetten er zich na
verloop van tijd rijp en ijs af in de vries
-
zone, bijv. op de binnenwanden. De
mate waarin er rijp en ijs wordt ge
-
vormd, is ook afhankelijk van de vol
-
gende oorzaken:
–
De toesteldeur is vaak en/of gedu
-
rende lange tijd geopend.
–
Grote hoeveelheden verse levens
-
middelen zijn ingevroren.
–
De luchtvochtigheid van de kamer
-
lucht is gestegen.
Bij een dikke ijslaag zijn de vriesladen
mogelijk moeilijker te openen. Ook kan
de toesteldeur dan soms niet goed wor
-
den gesloten. Bovendien vermindert
het koelvermogen, waardoor het ener
-
gieverbruik stijgt.
^
Ontdooi het toestel regelmatig, maar
uiterlijk als er zich plaatselijk een ijs
-
laag van maximaal 0,5 cm dik heeft
gevormd.
Doe dat bij voorkeur wanneer
–
het toestel weinig of geen bevroren
levensmiddelen bevat,
–
de luchtvochtigheid van de kamer
-
lucht laag is en de kamertemperatuur
laag is.
Krab de rijp- en ijslagen niet weg.
Gebruik geen voorwerpen met een
scherpe punt of rand.
Als u dat doet, beschadigt u de
koelelementen en functioneert het
toestel niet meer correct.
Vóór het ontdooien
^ Schakel 1 dag vóór het ontdooien de
functie "Superfrost" in. Zo krijgen de
ingevroren levensmiddelen een kou
-
dereserve en kunnen deze wat
langer op kamertemperatuur worden
bewaard.
^
Neem de ingevroren levensmiddelen
uit het toestel en wikkel ze in meerde
-
re lagen krantenpapier of in een de
-
ken.
^
Bewaar de ingevroren levensmid
-
delen op een koele plaats totdat de
vrieszone weer gebruiksklaar is.
^
Neem alle vriesladen uit de vrieszo
-
ne.
Ontdooien
37
Om te ontdooien
Ontdooien moet snel gebeuren. Hoe
langer u de ingevroren levensmid
-
delen bij kamertemperatuur be
-
waart, des te korter wordt de houd
-
baarheid van de levensmiddelen.
Gebruik in geen geval een stoomrei
-
niger om het toestel te ontdooien.
Stoom kan terechtkomen op onder
-
delen van het toestel die onder
spanning staan en zo een kortslui
-
ting veroorzaken.
Plaats nooit elektrische verwar-
mingstoestellen of kaarsen in het
toestel om het te ontdooien. De
kunststof zou beschadigd raken.
Gebruik geen ontdooisprays of -pro-
ducten om ijs te verwijderen. Deze
kunnen immers explosieve gassen
vormen, ze kunnen oplosmiddelen
of drijfgassen bevatten die de kunst-
stof aantasten of ze kunnen de ge
-
zondheid schaden.
^
Schakel het toestel uit.
Het display gaat uit. De koeling is uit
-
geschakeld.
Als dat niet het geval is, is de ver
-
grendeling ingeschakeld (zie "Instel
-
lingen wijzigen - Vergrendeling uit
-
schakelen").
^
Trek de stekker uit of schakel de des
-
betreffende zekering in uw
zekeringkast uit.
^
Laat de deur van de vrieszone open.
U kunt het ontdooien versnellen door
twee potten met heet (niet kokend) wa
-
ter op onderleggers in het toestel te
plaatsen. In dat geval laat u de deur
tijdens het ontdooien gesloten, zodat
de warmte niet kan ontsnappen.
^
Verwijder losgekomen stukken ijs.
Zorg ervoor dat er geen water te
-
rechtkomt in de inbouwkast.
^
Zuig het dooiwater eventueel meer
-
maals op met een spons of een doek.
Na het ontdooien
^ Reinig de vrieszone en wrijf deze
droog.
^ Sluit de deur van de vrieszone.
^ Steek de stekker van het toestel weer
in het stopcontact of schakel de des-
betreffende zekering in uw
zekeringkast weer in, en schakel het
toestel weer in.
^
Schakel de functie "Superfrost" in, zo
-
dat het toestel snel koud wordt.
^
Schuif de vriesladen met de levens
-
middelen in de vrieszone zodra de
temperatuur in de vrieszone laag ge
-
noeg is.
^
Schakel de functie "Superfrost" uit
door op de toets voor "Superfrost" te
drukken zodra er een constante
vrieszonetemperatuur van minstens
-18 °C bereikt is.
Ontdooien
38
Zorg ervoor dat er geen water in de
elektronische besturing of de ver
-
lichting terechtkomt.
Er mag geen reinigingswater door
de afvoeropening voor het dooiwater
lopen.
Gebruik geen stoomreiniger. De
stoom kan in aanraking komen met
onderdelen van het toestel die onder
spanning staan en zo een kortslui
-
ting veroorzaken.
Het typeplaatje in de binnenruimte
van het toestel mag niet worden ver-
wijderd. De informatie op dit plaatje is
belangrijk in geval van een storing!
Om schade aan de oppervlakken te
voorkomen, mogen de volgende mid-
delen niet worden gebruikt om de op-
pervlakken te reinigen:
–
reinigingsmiddelen die soda, ammo
-
niak, zuur of chloor bevatten,
–
kalkoplossende reinigingsmiddelen,
–
schurende reinigingsmiddelen, zoals
schuurpoeder, schuurmelk,
poetsstenen,
–
reinigingsmiddelen met oplosmiddel,
–
reinigingsmiddelen voor roestvrij
staal,
–
afwasmiddelen voor de afwasauto
-
maat,
–
ovensprays,
–
glasreinigers,
–
schurende harde sponsen en bor
-
stels (bijv. schuursponsen),
–
speciale "wondersponsen",
–
scherpe metaalschrapers!
Vóór het reinigen
^
Schakel het toestel uit.
Het display gaat uit. De koeling is uit
-
geschakeld.
Als dat niet het geval is, is de ver
-
grendeling ingeschakeld (zie "Instel
-
lingen wijzigen - Vergrendeling uit
-
schakelen").
^ Trek de stekker uit of schakel de des-
betreffende zekering in uw
zekeringkast uit.
^ Haal de levensmiddelen uit het toe-
stel en bewaar ze op een koele
plaats.
^ Ontdooi de vrieszone.
^ Neem alle andere onderdelen die uit
het toestel kunnen worden genomen
uit het toestel om ze te reinigen.
Reinigen
39
Legplaat
Voordat u de legplaat reinigt, verwijdert
u de roestvrijstalen rand en de achter
-
ste beschermrand. Ga daarbij als volgt
te werk:
^
Leg de legplaat op een zachte on
-
dergrond (bijv. een handdoek) op uw
werkblad.
^
Trek de roestvrijstalen rand af. Begin
aan één kant.
^
Trek de beschermrand af.
^
Na het reinigen bevestigt u de roest
-
vrijstalen rand of de beschermrand
terug op de legplaat.
Binnenruimte, toebehoren
Reinig het toestel regelmatig (min-
stens 1 keer per maand) en reinig de
vrieszone na elke ontdooiing.
Laat vuil niet aankoeken. Verwijder het
direct.
^
Reinig de binnenruimte en het toebe
-
horen met lauw water en wat handaf
-
wasmiddel. Ga na het reinigen met
een doek die met schoon water is
vochtig gemaakt over deze opper
-
vlakken. Wrijf vervolgens alles droog
met een doek.
De volgende onderdelen zijn geschikt
voor reiniging in de afwasautomaat:
–
de flessenhouder, de eiervakjes, het
bakje voor ijsblokjes
(elk afhankelijk van het model meege
-
leverd)
–
de rekken/flessenrekken in de
binnendeur
–
de legplaten (zonder het roestvrijsta
-
len gedeelte en zonder de
beschermrand)
De temperatuur van het gekozen af
-
wasprogramma mag maximaal 55 °C
bedragen!
Kunststofonderdelen kunnen in de af-
wasautomaat verkleuren door contact
met bepaalde natuurlijke kleurstoffen,
bijv. in wortels, tomaten en ketchup.
Deze verkleuring heeft geen negatie-
ve invloed op de stabiliteit van de
desbetreffende onderdelen.
De volgende onderdelen zijn niet ge-
schikt voor reiniging in de afwasau
-
tomaat:
–
de roestvrijstalen gedeelten en de
beschermranden op de legplaten
–
de fruit- en groentebak
–
de vriesladen
^
Reinig deze onderdelen/dit toebeho
-
ren met de hand.
Reinigen
40
^
Reinig het gootje en de afvoerope
-
ning voor het dooiwater regelmatig
met een wattenstaafje of iets derge
-
lijks, zodat het dooiwater ongehin
-
derd kan weglopen.
^
Laat de deuren van het toestel korte
tijd openstaan.
Luchttoevoer- en
luchtafvoeropeningen
^
Reinig de luchttoevoer- en luchtaf
-
voeropeningen regelmatig met een
borsteltje of een stofzuiger. Wanneer
er zich stof ophoopt, stijgt het ener-
gieverbruik.
Deurdichting
Behandel de deurdichting niet met
olie of vet. Anders wordt deze na
verloop van tijd poreus.
^
Reinig de deurdichting regelmatig
uitsluitend met schoon water en
droog ze daarna grondig met een
doek.
Na het reinigen
^
Plaats alle onderdelen in de koelzo
-
ne.
^ Plaats de levensmiddelen in de koel-
zone en sluit de toesteldeuren.
^ Steek de stekker van het toestel weer
in het stopcontact of schakel de des-
betreffende zekering in uw
zekeringkast weer in, en schakel het
toestel weer in.
^ Schakel de functie "Superfrost" in, zo-
dat de vrieszone snel koud wordt.
^
Schuif de vriesladen met de levens
-
middelen in de vrieszone.
^
Schakel de functie "Superfrost" uit
door op de toets voor "Superfrost" te
drukken zodra er een constante
vrieszonetemperatuur van minstens
-18 °C bereikt is.
Reinigen
41
De meeste problemen die zich bij het dagelijkse gebruik kunnen voordoen, kunt u
zelf oplossen. Het volgende overzicht kan u hierbij helpen.
Slaagt u er niet in aan de hand van dit overzicht de oorzaak van een storing te
vinden of een probleem te verhelpen, neem dan contact op met de dienst Herstel
-
lingen aan huis van Miele.
Om het koudeverlies zo beperkt mogelijk te houden, laat u indien mogelijk de deur
van het toestel gesloten totdat de storing verholpen is.
Door ondeskundig uitgevoerde installatie-, onderhouds- of herstellingswerken
kunnen er voor de gebruiker aanzienlijke risico's ontstaan. Installatie-,
onderhouds- of herstellingswerken mogen alleen door vakmensen worden uit
-
gevoerd die door Miele erkend zijn.
Probleem Oorzaak Oplossing
Het toestel heeft
geen koelvermogen,
de binnenverlichting
werkt niet terwijl de
toesteldeur geo-
pend is en het dis-
play gaat niet aan.
Het toestel is niet ingescha-
keld.
^ Schakel het toestel in. Het
display moet aangaan.
De stekker zit niet goed in
het stopcontact.
^ Steek de stekker in het
stopcontact. Wanneer het
toestel uitgeschakeld is,
verschijnt op het display
het
netaansluitingssymbool t.
De desbetreffende zeke-
ring in uw zekeringkast is
gesprongen. Mogelijk is er
een probleem met het
koel-/vriestoestel, de elek
-
trische spanning in uw huis
of een ander toestel.
^ Als dat het geval is, doet u
een beroep op een elektri
-
cien of de dienst Herstel
-
lingen aan huis van Miele.
Storingen verhelpen
42
De compressor schakelt steeds vaker in en werkt steeds langer,
zodat de temperatuur in het toestel daalt.
Probleem Oorzaak Oplossing
De temperatuur in
het toestel is te
laag.
De temperatuur in het toe
-
stel is te laag ingesteld.
^
Stel een andere tempera
-
tuur in.
De deur van de vrieszone is
niet goed gesloten.
^
Controleer of de deur van
de vrieszone goed sluit.
Er werd een grote hoeveel
-
heid levensmiddelen in één
keer ingevroren.
^
Neem de opmerkingen in
de rubriek "Invriezen en
bewaren" in acht.
De functie "Superfrost" is
nog ingeschakeld. De func-
tie schakelt automatisch uit
na ca. 65 uur.
Om energie te besparen,
kunt u "SuperFrost" zelf eer-
der uitschakelen:
^ Druk op de toets voor "Su-
perfrost".
De compressor
werkt constant.
Om energie te besparen,
schakelt de compressor bij
een gering koudeverbruik
op een laag toerental over.
Daardoor wordt de wer-
kingstijd van de compressor
verlengd.
U hoeft niets te doen!
Storingen verhelpen
43
Probleem Oorzaak Oplossing
De compressor
schakelt steeds
vaker in en werkt
steeds langer.
De luchttoevoer- en lucht
-
afvoeropeningen zijn afge
-
dekt of afgesloten.
^
Dek de luchttoevoer- en
luchtafvoeropeningen niet af.
^
Reinig de luchttoevoer- en
luchtafvoeropeningen regelma
-
tig om stof te verwijderen.
De toesteldeuren werden
vaak geopend of er wer
-
den grote hoeveelheden
verse levensmiddelen ge
-
plaatst of ingevroren.
^
Open de deur alleen indien
nodig en altijd zo kort moge
-
lijk.
De vereiste temperatuur wordt
na enige tijd vanzelf weer be
-
reikt.
De toesteldeuren zijn niet
goed gesloten.
Mogelijk heeft er zich al
een dikke ijslaag gevormd
in de vrieszone.
^ Sluit de deuren.
De vereiste temperatuur wordt
na enige tijd vanzelf weer be-
reikt.
Als er zich al een dikke ijslaag
heeft gevormd, vermindert het
koelvermogen. Daardoor stijgt
het energieverbruik.
^ Ontdooi het toestel en reinig
het.
De kamertemperatuur is te
warm.
Hoe hoger de kamertem
-
peratuur, hoe langer de
compressor werkt.
^
Neem de opmerkingen in
acht die vermeld staan in de
rubriek "Opmerkingen om
-
trent de montage -
Opstelplaats".
Het toestel is niet goed in
-
gebouwd in de nis.
^
Neem de opmerkingen in
acht die vermeld staan in de
rubrieken "Opmerkingen om
-
trent de montage; "Toestel in
-
bouwen".
Storingen verhelpen
44
De compressor schakelt steeds minder vaak in en werkt steeds korter,
zodat de temperatuur in het toestel stijgt.
Probleem Oorzaak Oplossing
De temperatuur in
het toestel is te
warm.
Dit is geen storing!
^
Stel een andere tempera
-
tuur in.
^
Controleer de tempera
-
tuur in het toestel op
-
nieuw na 24 uur.
De ingevroren le
-
vensmiddelen begin
-
nen te ontdooien.
De kamertemperatuur was
lager dan de kamertempe
-
ratuur waarvoor uw toestel
ontworpen is.
De compressor schakelt
minder vaak in als de ka-
mertemperatuur te laag is.
Daardoor kan het te warm
worden in de vrieszone.
^
Neem de opmerkingen in
acht die vermeld staan in
de rubriek "Opmerkingen
omtrent de montage -
Opstelplaats".
^ Verhoog de kamertempe-
ratuur.
Storingen verhelpen
45
Aanduiding op het display
Probleem Oorzaak Oplossing
Op het display wordt
"F0 tot F9" weerge
-
geven.
Er zit een storing in het toe
-
stel.
^
Neem in dat geval con
-
tact op met de dienst
Herstellingen aan huis
van Miele.
Op het display knip
-
peren het symbool
voor het alarm ; en
de temperatuuraan
-
duiding.
De temperatuur in het toe
-
stel is te warm omdat
–
de deur vaak werd geo
-
pend.
–
er een grote hoeveelheid
levensmiddelen werd in
-
gevroren zonder de func-
tie "Superfrost" in te scha-
kelen.
– er zich een lange stroom-
uitval heeft voorgedaan.
Wanneer de alarmtoestand
beëindigd is, gaat het sym
-
bool voor het alarm ; uit.
^
Afhankelijk van de tempe
-
ratuur controleert u of de
levensmiddelen gedeelte
-
lijk of volledig ontdooid
zijn. Als dat het geval is,
verwerkt u de levensmid-
delen (koken of braden)
voor u ze weer invriest.
Het waarschuwings-
signaal weerklinkt
en op het display
verschijnt het sym-
bool voor stroomuit
-
val t.
Ook wordt de warm
-
ste temperatuur
weergegeven die
tijdens de stroomuit
-
val of stroomonder
-
breking in de vries
-
zone werd bereikt.
De temperatuur in het toe-
stel is de voorbije dagen of
uren wegens een stroomuit-
val of stroomonderbreking
te hoog gestegen.
Wanneer de stroomonder
-
breking voorbij is, werkt het
toestel met de laatste tem
-
peratuurinstelling verder.
^ Druk op de
uitschakeltoets voor het
waarschuwingssignaal.
De weergegeven warmste
temperatuur wordt gewist.
Daarna verschijnt op de
temperatuuraanduiding
weer de daadwerkelijke ac
-
tuele vrieszonetemperatuur.
^
Afhankelijk van de tempe
-
ratuur controleert u of de
levensmiddelen gedeelte
-
lijk of volledig ontdooid
zijn. Als dat het geval is,
verwerkt u de levensmid
-
delen (koken of braden)
voor u ze weer invriest.
Storingen verhelpen
46
Binnenverlichting
Probleem Oorzaak Oplossing
De binnenverlich
-
ting werkt niet.
Het toestel is niet ingescha
-
keld.
^
Druk op de aan-uit-
toets.
De binnenverlichting wordt
automatisch uitgeschakeld
als de toesteldeur
ca. 15 minuten openstaat.
Dat voorkomt oververhitting.
Is dat niet het geval, dan zit
er een storing in het toestel.
^
Neem in dat geval contact
op met de dienst Herstel
-
lingen aan huis van Miele.
De ledverlichting mag alleen
door de dienst Herstellingen
aan huis van Miele worden
hersteld en vervangen. On
-
der de lichtafdekking bevin
-
den zich onderdelen die on-
der spanning staan. Gevaar
voor verwonding en bescha-
diging!
De lichtafdekking mag
niet worden afgenomen!
Er ontstaat gevaar als de
afdekking beschadigd is
of na beschadiging
weggenomen is -
Opgelet! Kijk nooit met
optische instrumenten
(zoals een vergrootglas
of iets dergelijks) in de
straal van de laser
(laserstraling van klasse
1M)!
Storingen verhelpen
47
Andere storingen
Probleem Oorzaak Oplossing
De deur van de
vrieszone kan niet
meerdere keren na
elkaar worden geo
-
pend.
Dit is geen storing! Door de
zuigende werking kunt u de
deur pas na enige tijd zon
-
der extra moeite openen.
^
U hoeft niets te doen!
De levensmiddelen
zijn vastgevroren.
De verpakking van de le
-
vensmiddelen was niet
droog toen u de levensmid
-
delen in het toestel legde.
^
Maak de levensmiddelen
los met een stomp voor
-
werp, bijv. een lepelsteel.
Het toestel kan niet
worden uitgescha-
keld.
De vergrendeling is inge
-
schakeld. Op het display
brandt het symbool 0.
^
Schakel de vergrendeling
uit (zie "Instellingen wijzi-
gen - Vergrendeling uit-
schakelen").
Het toestel voelt
warm aan aan de
buitenwanden.
Dit is geen storing! De
warmte die de motor van de
compressor afgeeft bij het
koelen, wordt gebruikt om
condensatie te voorkomen.
^ U hoeft niets te doen!
De bodem van de
koelzone is nat.
De afvoeropening voor het
dooiwater zit verstopt.
^ Reinig het gootje en de af-
voeropening voor het
dooiwater.
Storingen verhelpen
48
Heel normale ge
-
luiden
Waar komen ze vandaan?
Brrrrr ... Gebrom komt van de motor (compressor). Dat kan even wat
harder worden terwijl de motor wordt ingeschakeld.
Blubb, blubb ... Geborrel, geklots of gezoem komt van het koelmiddel dat
door de buisjes vloeit.
Klik ... U hoort een klik telkens als de thermostaat de motor in- of uit
-
schakelt.
Sssrrrrr ... Bij toestellen met verschillende zones of bij NoFrost-modellen
kunt u een zacht geruis horen van de luchtstroming in de bin
-
nenruimte van het toestel.
Krak ... Wanneer het materiaal in uw toestel uitzet, kunt u gekraak ho-
ren.
Hou ermee rekening dat motor- en stromingsgeluiden in het koelcircuit niet te
vermijden zijn!
Geluiden die u
vlot kunt ver-
helpen
Oorzaak Oplossing
Geklepper,
gerammel,
gerinkel
Het toestel staat niet water-
pas.
Stel het toestel waterpas.
Schroef de voetjes in of uit
het toestel of leg iets onder
het toestel.
Het toestel raakt andere toe
-
stellen of meubels.
Schuif het toestel van de
meubels of andere toestellen
weg.
Laden, korven of legplaten tril
-
len of knellen.
Controleer de uitneembare
onderdelen en zet ze eventu
-
eel opnieuw op hun plaats.
Flessen of recipiënten raken
elkaar.
Schuif de flessen of reci
-
piënten wat uit elkaar.
De kabelhouder hangt nog te
-
gen de achterwand van het
toestel.
Neem de kabelhouder weg.
Waar bepaalde geluiden vandaan komen
49
Neem bij storingen die u niet zelf kunt
verhelpen contact op met
–
uw Miele-handelaar
of
–
de dienst Herstellingen aan huis van
Miele.
Het telefoonnummer van de dienst
Herstellingen aan huis van Miele
vindt u op de achterzijde van deze
gebruiksaanwijzing.
Om u gericht te kunnen helpen, heeft
de dienst Herstellingen aan huis van
Miele het toesteltype en het serienum-
mer van uw toestel nodig. Beide gege-
vens vindt u op het typeplaatje in de
binnenruimte van het toestel.
Duur en voorwaarden van de
garantie
De duur van de garantie bedraagt
2 jaar.
Voor meer informatie over de garantie
-
voorwaarden in uw land neemt u con
-
tact op via het telefoonnummer van de
dienst Consumentenbelangen
(Productinformatie voor particulieren)
van de N.V. Miele België.
Het telefoonnummer van de dienst
Consumentenbelangen
(Productinformatie voor particulieren)
van Miele vindt u op de achterzijde
van deze gebruiksaanwijzing.
Service After Sales/garantie
50
De tests moeten volgens de van toe
-
passing zijnde normen en richtlijnen
worden uitgevoerd.
Bij het voorbereiden en uitvoeren van
de toesteltests moet ook rekening wor
-
den gehouden met de volgende gege
-
vens van de fabrikant:
–
Beladingsplannen,
–
Opmerkingen in de gebruiks- en
montageaanwijzing.
Gegevens voor testinstellingen
51
Het toestel wordt aansluitklaar geleverd
voor wisselstroom van 50 Hz,
220 – 240 V.
De zekering moet minstens 10 A bedra
-
gen.
Het toestel moet worden aangesloten
op een geaard stopcontact dat volgens
de voorschriften is geïnstalleerd. De
elektrische installatie moet uitgevoerd
zijn overeenkomstig de plaatselijke
voorschriften.
Het toestel moet in geval van nood snel
kunnen worden losgekoppeld van het
elektriciteitsnet. Daarom moet het stop-
contact gemakkelijk toegankelijk zijn.
Het mag zich dus niet achter het toestel
bevinden.
Als het stopcontact na de inbouw niet
meer toegankelijk is, moet in de instal-
latie een scheidingsinrichting voor elke
pool voorhanden zijn. Als stroomonder-
brekers kunnen schakelaars worden
gebruikt met een contactopening van
minstens 3 mm. Denk hierbij bijvoor
-
beeld aan LS-schakelaars, zekeringen
en contactsluiters (EN 60335).
De stekker en de aansluitkabel van het
toestel mogen niet de achterzijde van
het toestel raken. Anders kunnen de
stekker en de aansluitkabel bescha
-
digd raken door trillingen van het toe
-
stel. Dat kan een kortsluiting veroorza
-
ken.
Ook andere toestellen mogen niet wor
-
den aangesloten op stopcontacten die
zich bevinden achter het toestel.
Aansluiting via een verlengkabel is niet
toegestaan, aangezien verlengkabels
niet voldoende veiligheidsgaranties bie
-
den. Er bestaat onder andere gevaar
voor oververhitting.
Het toestel mag niet op
gelijkstroom-wisselstroommutators wor
-
den aangesloten, die bijvoorbeeld bij
stroomvoorziening op zonne-energie
worden gebruikt.
In dat geval kunnen er zich bij het in
-
schakelen van het toestel spannings
-
pieken voordoen, die ertoe kunnen lei
-
den dat het toestel wordt uitgeschakeld
om veiligheidsredenen. De elektro-
nische besturing kan beschadigd ra-
ken!
De stekker van de aansluitkabel van het
toestel mag niet worden vervangen
door een energiebesparende stekker
(bijv. van het merk SavaPlug). Hierdoor
wordt de energietoevoer naar het toe-
stel verminderd en wordt het toestel te
warm.
Als de aansluitkabel moet worden
vervangen, dan mag dat alleen worden
uitgevoerd door een erkende vakman
of vakvrouw die op de hoogte is van
elektriciteitsaansluitingen.
Elektrische aansluiting
52
Een niet-ingebouwd toestel kan kan
-
telen!
Opstelplaats
Kies geen plaats direct naast een for
-
nuis, een verwarming of in de omge
-
ving van een venster met rechtstreekse
inval van zonnestralen. Hoe hoger de
kamertemperatuur, hoe langer de com
-
pressor moet werken en hoe hoger het
energieverbruik. Een droge,
verluchtbare ruimte is geschikt.
Neem de volgende opmerkingen in
acht bij het inbouwen van het toestel:
– Het stopcontact moet gemakkelijk
toegankelijk zijn in geval van nood.
Het mag zich dus niet achter het toe-
stel bevinden.
– De stekker en de aansluitkabel van
het toestel mogen niet de achterzijde
van het toestel raken. Anders kunnen
deze beschadigd raken door tril-
lingen van het toestel.
–
Ook andere toestellen mogen niet
worden aangesloten op
stopcontacten die zich bevinden
achter dit toestel.
Belangrijk! Bij een hoge luchtvoch
-
tigheid kan het vocht condenseren
en zich afzetten op de
buitenoppervlakken van het toestel.
Dat condenswater kan leiden tot cor
-
rosie van de buitenwanden van het
toestel.
Om dat te voorkomen, is het aanbe
-
volen het toestel op te stellen in een
ruimte die voldoende wordt verlucht,
droog is en/of airco heeft.
Controleer na het inbouwen dat de
toesteldeuren goed sluiten, dat de
aangegeven luchttoevoer- en luchtaf
-
voeropeningen in acht worden geno-
men en dat het toestel werd inge-
bouwd zoals beschreven.
Klimaatklasse
Het toestel is ontworpen voor een be-
paalde klimaatklasse (bereik van de ka-
mertemperatuur) waarvan de onder- en
bovengrens in acht moeten worden ge-
nomen. De klimaatklasse is vermeld op
het typeplaatje in de binnenruimte van
het toestel.
Klimaatklasse Kamertemperatuur
SN
N
ST
T
van +10 °C tot +32 °C
van +16 °C tot +32 °C
van +16 °C tot +38 °C
van +16 °C tot +43 °C
Een te lage kamertemperatuur heeft tot
gevolg dat de compressor gedurende
lange tijd niet werkt. Dit kan tot hogere
temperaturen in het toestel leiden, die
nadelig kunnen zijn voor de bewaarde
levensmiddelen.
Opmerkingen omtrent de montage
53
Luchttoevoer en -afvoer
De aangegeven luchttoevoer- en
luchtafvoeropeningen moeten in elk
geval in acht worden genomen. An
-
ders schakelt de compressor vaker in
en werkt deze langer. Dat leidt tot een
hoger energieverbruik. Ook zorgt dat
voor een hogere werkingstemperatuur
van de compressor, waardoor deze
beschadigd kan raken.
De lucht aan de achterwand van het toe
-
stel wordt opgewarmd. Daarom moet de
inbouwkast zo gemaakt zijn dat de
luchttoevoer en luchtafvoer niet worden
gehinderd (zie "Inbouwafmetingen"):
–
De luchttoevoer a verloopt via de
sokkel (plint) en de luchtafvoer b
gebeurt bovenaan, in het achterste
gedeelte van het keukenmeubel.
–
Met het oog op de luchttoevoer en
luchtafvoer moet er aan de achterzij
-
de van het toestel een luchtafvoerka
-
naal van minimum 40 mm diep voor
-
zien zijn.
–
De luchttoevoer- en luchtafvoerope
-
ningen in de sokkel (plint) van het meu
-
bel, in de inbouwkast en onder het pla
-
fond moeten overal minstens 200 cm
2
groot zijn, zodat de opgewarmde lucht
ongehinderd kan wegstromen.
–
Belangrijk! Hoe groter de luchttoevoer-
en luchtafvoeropeningen zijn, hoe
energiezuiniger het toestel werkt.
De luchttoevoer- en luchtafvoerope
-
ningen mogen niet worden afgedekt
of afgesloten.
Bovendien moeten ze regelmatig
worden gereinigd om stof te verwij-
deren.
Bovenste luchtafvoeropening
De bovenste luchtafvoeropening kan
op verschillende manieren worden ge-
realiseerd:
a vlak boven het toestel met een venti
-
latierooster (vrije doorlaat van min
-
stens 200 cm
2
)
b tussen het keukenmeubel en het pla
-
fond
c in een vals plafond
Opmerkingen omtrent de montage
54
Voor u het toestel inbouwt
^
Voor u het toestel inbouwt, neemt u
de zak met montage-elementen en
ander toebehoren uit het toestel en
verwijdert u de boordband van de
buitenste toesteldeur.
^
Verwijder in geen geval het vol
-
gende van de achterzijde van het
toestel:
– de afstandshouders (afhankelijk van
het model).
Deze garanderen dat de vereiste af-
stand tussen de achterzijde van het
toestel en de muur bewaard blijft.
– de zakjes die zich in het metalen
rooster (warmtewisselaar) bevinden
(afhankelijk van het model).
Deze zijn belangrijk voor de werking
van het toestel. De inhoud is niet gif
-
tig en niet gevaarlijk.
^
Verwijder de kabelhouder van de
achterzijde van het toestel.
^
Controleer of de onderdelen aan de
achterwand van het toestel nergens
tegenaan kunnen komen. Buig ze zo
nodig voorzichtig de andere kant op.
Opmerkingen omtrent de montage
55
Voordat u het toestel inbouwt, moet u ervoor zorgen dat de inbouwkast precies
de juiste inbouwafmetingen heeft. De aangegeven luchttoevoer- en luchtafvoer-
openingen moeten in elk geval in acht worden genomen om te garanderen dat
het toestel correct werkt.
Hoogte van de nis [mm]
A
Vrieszone [mm]
B
KF 37122 iD 1772 – 1788 523
KF 37132 iD 1772 – 1788 669
Inbouwafmetingen
56
Voer het veranderen van de draai
-
richting van de deuren altijd met twee
personen uit.
Het toestel wordt geleverd met rechts
-
scharnierende deuren. Als de deuren
linksscharnierend moeten zijn, moet u
de draairichting van de deuren veran
-
deren.
Om de draairichting van de deuren te
veranderen, hebt u het volgende ge
-
reedschap nodig:
^
Open de beide toesteldeuren.
^
Verwijder de afdekkingen a, b, c
en d.
De draairichting van de deuren veranderen
57
Opgelet! Zodra u hieronder de
schroef van de lagersteun verwijdert,
zit de deur los!
^
Draai de schroef e op de lagersteun
f los.
^
Schuif de toesteldeur g naar buiten
toe, licht ze uit de hengsels en plaats
ze even opzij.
^
Trek de bovenste lagersteun h uit en
plaats deze aan de andere zijde.
Opgelet! Zodra u hieronder de lager
-
bout in het midden van het toestel ver
-
wijdert, zit de deur los!
^
Trek in het midden van het toestel de
lagerbout i samen met het schijfje
langs boven uit.
^
Neem de toesteldeur j voorzichtig
langs boven af en zet ze even opzij.
De draairichting van de deuren veranderen
58
^ Schroef de lagersteun k af, draai
deze 180° en schroef deze aan de
andere zijde.
^ Schroef de lagersteun l los en
schroef deze aan de andere zijde
vast.
^ Verwijder de lagerbout m samen met
het schijfje en breng beide aan de
andere zijde aan.
^ Plaats de toesteldeur j van boven af
op de lagerbout.
^ Sluit de onderste toesteldeur.
^ In het midden van het toestel plaatst
u de lagerbout i samen met het
schijfje via de lagersteun in de toe-
steldeur j.
De draairichting van de deuren veranderen
59
^
Plaats de bovenste toesteldeur g op
de lagerbout in het midden van het
toestel.
^
Sluit de bovenste toesteldeur.
^
Schroef de bovenste lagersteun h
weer vast op het toestel.
^
Draai alle schroeven nog een keer
vast.
^
Plaats de afdekkingen b en c te
-
rug.
De draairichting van de deuren veranderen
60
Stel het toestel met zijn tweeën op.
^
Bouw het toestel alleen in in stabiele
vaststaande keukenmeubels die ge
-
schikt zijn voor inbouw en die zich
bevinden op een vlakke ondergrond
die waterpas ligt.
^
Zorg ervoor dat de inbouwkasten niet
kunnen omkantelen.
^ Controleer met een waterpas dat het
keukenmeubel waterpas staat.
De hoeken van de kast moeten in
een hoek van 90° ten opzichte van el
-
kaar staan omdat de meubeldeur an
-
ders niet tegen alle vier de hoeken
van de kast komt.
^
De luchttoevoer- en luchtafvoerope
-
ningen moeten in elk geval in acht
worden genomen (zie "Opmerkingen
omtrent de montage - Luchttoevoer
en -afvoer"; "Inbouwafmetingen").
Voor de inbouw van het toestel hebt
u het volgende gereedschap nodig:
Toestel inbouwen
61
U hebt de volgende
montage-elementen nodig
Alle montage-elementen zijn aangeduid
met cijfers. Deze aanduiding van het
montage-element wordt ook gebruikt in
de desbetreffende montagestap.
–
voor de inbouw van het toestel in
de nis:
–
voor de bevestiging van de meu
-
beldeur:
Alle montagestappen zijn beschre
-
ven voor een toestel met rechts-
scharnierende deur. Als u de draai-
richting van de deur hebt veranderd
naar links, moet u hiermee rekening
houden in de montagestappen.
^ Stel het toestel op vlak voor de nis
van het keukenmeubel.
^
Schuif de opvullijst a in de gleuf.
Toestel inbouwen
62
^
Schuif het toestel voor twee derde in
de inbouwnis.
Let erop dat de aansluitkabel niet
gekneld raakt wanneer u het toestel
inschuift!
Tip om het toestel gemakkelijker in te
schuiven:
Bevestig een touw aan de stekker om
zo de aansluitkabel te "verlengen".
Na het inbouwen trekt u aan de andere
kant van het touw om de aansluitkabel
door het keukenmeubel heen te trek
-
ken, zodat u het toestel na het in
-
bouwen gemakkelijk op het elektrici
-
teitsnet kunt aansluiten.
^
Verwijder de afdekking b van de bo
-
venste hoek van het toestel.
^
Schroef het bevestigingsstuk c met
de schroef d bovenaan links vast op
het toestel.
^
Verwijder de afdekking e.
^
Draai nu het regelvoetje f volledig
in.
^
Draai het tweede regelvoetje g volle
-
dig in de lagersteun h.
Toestel inbouwen
63
^ Trek de beschermfolie van de
boordband i.
^ Kleef de boordband i op de zijde
van het toestel langs waar de deur
opengaat. De boordband moet gelijk
liggen met de voorzijde.
1. Start de boordband daarbij vanaf
de onderzijde van het bovenste be
-
vestigingsstuk.
2. Kleef deze vast over de hele leng
-
te.
Toestel inbouwen
^ Schroef de onderste bevestigings-
beugel j met de schroeven k on-
deraan losjes op het toestel.
^ Schuif het toestel zover in de inbouw-
nis:
- totdat de bovenste bevestigings
-
beugel c de voorzijde van de zij
-
wand van het meubel raakt.
- totdat de voorzijden van de bevesti
-
gingsbeugel onderaan links j en de
bevestigingsbeugel onderaan rechts
gelijk liggen met de voorzijde van de
bodem van het meubel.
Er moet een afstand van 42 mm (van
het corpus van het toestel tot de
voorzijde van de zijwanden van het
meubel) in acht worden genomen.
Toestel inbouwen
64
Als de afstand van 42 mm (van het
corpus van het toestel tot de voorzij
-
de van de zijwanden van het meu
-
bel) niet in acht wordt genomen,
sluit de toesteldeur mogelijk niet
goed.
Dat kan tot ijsvorming, condensvor
-
ming en andere functiestoringen lei
-
den die het energieverbruik kunnen
verhogen!
Bij meubels met stootonderdelen (zo
-
als noppen, dichtingsstroken enz.)
moet de opbouwdikte van deze onder
-
delen worden ingecalculeerd, zodat er
ook hier een afstand van 42 mm in acht
wordt genomen.
^ Trek het toestel wat uit, naargelang
de opbouwdikte.
Tip: Verwijder de stootonderdelen! Ook
dan ligt alles gelijk met de omringende
meubeldeuren.
^ Lijn het toestel aan beide zijden uit
met de regelvoetjes totdat het recht
staat.
Toestel inbouwen
65
^ Draai de regelschroef l in de mid-
delste lagersteun in het midden voor-
zichtig uit totdat deze de zijwand van
het meubel raakt.
^ Draai nu de schroeven k op de be-
vestigingsbeugel j vast.
Toestel in de nis bevestigen
Voordat u het toestel in de nis beves
-
tigt, moet u erop letten dat de beide
onderste bevestigingsbeugels gelijk
liggen met de voorzijde van de bo
-
dem van het meubel.
^ Duw het toestel tegen de wand van
het meubel en bevestig het toestel
met de schroeven m in de bevesti-
gingsbeugel c.
^ Duw het toestel tegen de wand van
het meubel en schroef de bevesti
-
gingsbeugel j met de schroef n
vast op de bodem van de kast.
^
Bevestig het toestel met de schroef
o in de lagersteun h.
^
Bevestig ten slotte het toestel aan de
zijkant met de schroef o in de mid
-
delste lagersteun p.
Zorg ervoor dat alle schroefverbin
-
dingen goed vastzitten.
Toestel inbouwen
66
Om het toestel extra vast te zetten in de
inbouwnis, schuift u tussen het toestel
en de bodem van het meubel de bijge
-
leverde staven in aan de onderzijde
van het toestel:
^ Bevestig eerst de greep q op een
van de staven r.
^ Schuif deze in het invoerkanaal totdat
u niet meer verder kunt.
Verwijder nu de greep, plaats deze
op de andere bijgeleverde staaf en
schuif ook deze in het invoerkanaal.
Belangrijk! Plaats opnieuw de greep
wanneer u het toestel op een later
tijdstip opnieuw wilt inbouwen.
^
Sluit de toesteldeuren.
^
Indien nodig verschuift u de opvullijst
totdat deze parallel ligt met de bo
-
venzijde van de kast. De opvullijst
mag niet uitsteken maar moet wat
inspringen!
^ Breek het uitstekende gedeelte s
van de bovenste bevestigingsbeugel
c af. U hebt dat niet meer nodig en
mag dat weggooien.
^ Plaats de afdekking b op haar
plaats.
^
Plaats de afdekking e op haar
plaats.
^
Schuif het kunststoflipje in de
linkeropening van de afdekking t en
plaats deze op haar plaats.
Toestel inbouwen
67
^
Klap de afdekking van de bevesti
-
gingsbeugel j omlaag.
Meubeldeur op de toesteldeur
bevestigen
^
Bevestig de
deurkoppelingselementen u op de
toesteldeur met de schroeven v.
^
Open de deur volledig en schuif de
koppelingsrails w in de
deurkoppelingselementen u.
^
Plaats de meubeldeur op de toestel
-
deur en schroef de koppelingsrails w
met de schroeven x op de meubel
-
deur. Daarbij moet de afstand d (=
dikte van de wand van de inbouwnis)
tot de buitenzijde van de meubeldeur
in acht worden genomen.
^
Stel de deurkoppeling zo af dat de
gesloten meubeldeur langs de zijde
van de greep niet volledig tegen de
wand van de kast komt. Er moet een
minimumafstand van 1 mm in acht
worden genomen. Dat is belangrijk
met het oog op een duurzame isola-
tie.
^ Draai alle schroeven nog een keer
vast.
Toestel inbouwen
68
69
70
71
Wijzigingen voorbehouden / 0813
KF 37122 iD, KF 37132 iD
M.-Nr. 09 521 160 / 00
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72

Miele KF 37122 ID de handleiding

Categorie
Diepvriezers
Type
de handleiding