HP 350 G2 Notebook PC Handleiding

Type
Handleiding
Referentiehandleiding
© Copyright 2014 Hewlett-Packard
Development Company, L.P.
Bluetooth is een handelsmerk van de
desbetreffende eigenaar en wordt door
Hewlett-Packard Company onder licentie
gebruikt. Intel is een handelsmerk van Intel
Corporation in de Verenigde Staten en
andere landen. Microsoft en Windows zijn
in de Verenigde Staten gedeponeerde
handelsmerken van de groep bedrijven
onder de naam Microsoft.
De informatie in deze documentatie kan
zonder kennisgeving worden gewijzigd. De
enige garanties voor HP producten en
diensten staan vermeld in de expliciete
garantievoorwaarden bij de betreffende
producten en diensten. Aan de informatie in
deze handleiding kunnen geen aanvullende
rechten worden ontleend. HP aanvaardt
geen aansprakelijkheid voor technische
fouten, drukfouten of weglatingen in deze
publicatie.
Eerste editie: november 2014
Artikelnummer van document: 781560-331
Kennisgeving over het product
In deze referentiehandleiding worden de
voorzieningen beschreven die op de
meeste modellen beschikbaar zijn. Mogelijk
zijn niet alle voorzieningen op uw computer
beschikbaar.
Niet alle functies zijn beschikbaar in alle
edities van Windows. Voor deze computer
is mogelijk bijgewerkte en/of afzonderlijk
aangeschafte hardware, stuurprogramma's
en/of software vereist om volledig te
kunnen profiteren van de functionaliteit van
Windows. Ga naar
http://www.microsoft.com voor meer
informatie.
Voor de meest recente
gebruikershandleiding gaat u naar
http://www.hp.com/support en selecteert u
uw land of regio. Selecteer Drivers en
downloads en volg de instructies op het
scherm.
Softwarevoorwaarden
Door het installeren, kopiëren, downloaden
of anderszins gebruiken van een
softwareproduct dat vooraf op deze
computer is geïnstalleerd, bevestigt u dat u
gehouden bent aan de voorwaarden van de
HP EULA (End User License Agreement).
Indien u niet akkoord gaat met deze
licentievoorwaarden, kunt u uitsluitend
aanspraak maken op de mogelijkheid het
gehele, ongebruikte product (hardware en
software) binnen 14 dagen te retourneren,
voor een volledige restitutie op basis van
het restitutiebeleid van de desbetreffende
verkoper.
Neem contact op met de verkoper voor
meer informatie of om te vragen om een
volledige restitutie van de prijs van de
computer.
Kennisgeving aangaande de veiligheid
WAARSCHUWING! U kunt het risico van letsel door verbranding of van oververhitting van de
computer beperken door de computer niet op schoot te nemen en de ventilatieopeningen van de
computer niet te blokkeren. Gebruik de computer alleen op een stevige, vlakke ondergrond. Zorg dat
de luchtcirculatie niet wordt geblokkeerd door een voorwerp van hard materiaal (zoals een optionele
printer naast de computer) of een voorwerp van zacht materiaal (zoals een kussen, een kleed of
kleding). Zorg er ook voor dat de netvoedingsadapter tijdens het gebruik niet in contact kan komen
met de huid of een voorwerp van zacht materiaal. De temperatuur van de computer en de
netvoedingsadapter blijft binnen de temperatuurlimieten voor oppervlakken die toegankelijk zijn voor
de gebruiker, zoals bepaald in de International Standard for Safety of Information Technology
Equipment (IEC 60950-1).
iii
iv Kennisgeving aangaande de veiligheid
Inhoudsopgave
1 Welkom ............................................................................................................................................................. 1
Informatie zoeken ................................................................................................................................. 2
2 Vertrouwd raken met de computer .................................................................................................................... 4
Rechterkant .......................................................................................................................................... 4
Linkerkant ............................................................................................................................................. 6
Beeldscherm ........................................................................................................................................ 7
Bovenkant ............................................................................................................................................ 8
Touchpad ............................................................................................................................. 8
Lampjes ............................................................................................................................... 9
Knoppen, luidsprekers en vingerafdruklezer (alleen bepaalde modellen) ......................... 11
Toetsen .............................................................................................................................. 13
Onderkant ........................................................................................................................................... 14
Voorkant ............................................................................................................................................. 16
3 Verbinding maken met een netwerk ............................................................................................................... 17
Verbinding maken met een draadloos netwerk .................................................................................. 18
Bedieningselementen voor draadloze communicatie gebruiken ....................................... 18
Knop voor draadloze communicatie gebruiken ................................................. 18
Voorzieningen van het besturingssysteem gebruiken ....................................... 19
WLAN gebruiken ................................................................................................................ 19
Gebruikmaken van een internetprovider ........................................................... 19
WLAN configureren ........................................................................................... 20
Draadloze router configureren .......................................................................... 20
Draadloos netwerk beveiligen ........................................................................... 20
Verbinding maken met draadloos netwerk (WLAN) .......................................... 21
Bluetooth-apparaten voor draadloze communicatie gebruiken (alleen bepaalde
modellen) ........................................................................................................................... 22
Verbinding maken met een bekabeld netwerk ................................................................................... 23
Verbinding maken met een lokaal netwerk (LAN) ............................................................. 23
v
4 Navigeren met het toetsenbord, aanraakbewegingen en aanwijsapparaten .................................................. 24
Cursorbesturing gebruiken ................................................................................................................. 25
Voorkeuren voor cursorbesturing instellen ........................................................................ 25
Touchpadbewegingen gebruiken ....................................................................................... 25
Touchpad uit- of inschakelen ............................................................................ 26
Tikken ................................................................................................................ 26
Schuiven ........................................................................................................... 26
Knijpen met twee vingers om te zoomen .......................................................... 27
Tikken met twee vingers ................................................................................... 28
Toetsenbord gebruiken ...................................................................................................................... 29
Sneltoetsen in Windows gebruiken .................................................................................... 29
Sneltoetsen herkennen ...................................................................................................... 29
Actietoetsen gebruiken ...................................................................................................... 29
Toetsenblokken gebruiken ................................................................................................. 31
Het geïntegreerde numerieke toetsenblok gebruiken ....................................... 31
Optioneel extern numeriek toetsenblok gebruiken ............................................ 31
5 Multimedia ....................................................................................................................................................... 33
Bedieningselementen voor het afspelen van media gebruiken .......................................................... 33
Audio .................................................................................................................................................. 33
Luidsprekers aansluiten ..................................................................................................... 33
Geluidsvolume aanpassen ................................................................................................ 34
Hoofdtelefoons/microfoons aansluiten ............................................................................... 34
Audiofuncties op de computer controleren ........................................................................ 34
Webcam (alleen bepaalde modellen) ................................................................................................. 35
Video .................................................................................................................................................. 35
VGA ................................................................................................................................... 36
HDMI .................................................................................................................................. 36
Audio configureren voor HDMI .......................................................................................... 37
6 Energiebeheer ................................................................................................................................................ 39
Computer afsluiten (uitschakelen) ...................................................................................................... 39
Opties voor energiebeheer instellen ................................................................................................... 40
Standen voor energiebesparing gebruiken ........................................................................ 40
Intel Smart Response Technology (alleen bepaalde modellen) ........................ 40
Slaapstand activeren en beëindigen ................................................................. 40
De door de gebruiker geïnitialiseerde sluimerstand inschakelen en afsluiten .. 41
Energiemeter en instellingen voor energiebeheer gebruiken ............................ 41
Wachtwoordbeveiliging instellen voor beëindigen slaapstand .......................... 41
Accuvoeding gebruiken ..................................................................................................... 42
vi
Aanvullende informatie over de accu opzoeken ............................................... 42
Accucontrole gebruiken ..................................................................................... 42
Acculading weergeven ...................................................................................... 43
Accuwerktijd maximaliseren .............................................................................. 43
Omgaan met een lage acculading .................................................................... 43
Een lage acculading herkennen ....................................................... 43
Problemen met een lage acculading verhelpen ............................... 44
Accu plaatsen of verwijderen ............................................................................ 44
Accu plaatsen ................................................................................... 44
Accu verwijderen .............................................................................. 44
Accuvoeding besparen ...................................................................................... 45
Door de gebruiker vervangbare accu bewaren ................................................. 45
Door de gebruiker vervangbare accu afvoeren ................................................. 46
Door de gebruiker vervangbare accu vervangen .............................................. 46
Externe netvoeding gebruiken ........................................................................................... 47
Netvoedingsadapter testen ............................................................................... 48
7 Externe kaarten en apparaten ........................................................................................................................ 49
Geheugenkaartlezers gebruiken ........................................................................................................ 49
Digitale kaart plaatsen ....................................................................................................... 49
Digitale kaart verwijderen .................................................................................................. 49
USB-apparaat gebruiken .................................................................................................................... 50
USB-apparaat aansluiten ................................................................................................... 51
USB-apparaat verwijderen ................................................................................................. 51
Optionele externe apparaten gebruiken ............................................................................................. 52
Optionele externe schijfeenheden gebruiken .................................................................... 52
8 Schijfeenheden ............................................................................................................................................... 53
Schijfeenheden hanteren ................................................................................................................... 53
Externe vaste schijven gebruiken ....................................................................................................... 54
Intel Smart Response Technology (alleen bepaalde modellen) ........................................ 54
De onderhoudsklep verwijderen of plaatsen ...................................................................... 54
De onderhoudsklep verwijderen ........................................................................ 54
De onderhoudsklep terugplaatsen .................................................................... 55
Vaste schijf vervangen of upgraden .................................................................................. 56
De vaste schijf verwijderen ............................................................................... 56
Vaste schijf installeren ...................................................................................... 58
Schijfeenheid in de upgraderuimte vervangen .................................................................. 58
Optischeschijfeenheid vervangen ..................................................................... 59
Prestaties van de vaste schijf verbeteren .......................................................................... 61
Schijfdefragmentatie gebruiken ......................................................................... 61
vii
Schijfopruiming gebruiken ................................................................................. 62
HP 3D DriveGuard gebruiken (alleen bepaalde modellen) ................................................ 62
Status van HP 3D DriveGuard herkennen ........................................................ 62
9 Beveiliging ....................................................................................................................................................... 63
De computer beveiligen ...................................................................................................................... 63
Wachtwoorden gebruiken ................................................................................................................... 63
Wachtwoorden instellen in Windows ................................................................................. 64
Wachtwoorden instellen in Computer Setup ...................................................................... 64
Beheerderswachtwoord in Computer Setup* beheren ...................................................... 64
Beheerderswachtwoord in Computer Setup* invoeren ..................................... 67
Antivirussoftware gebruiken ............................................................................................................... 67
Firewallsoftware gebruiken ................................................................................................................. 68
Essentiële beveiligingsupdates installeren ......................................................................................... 68
Optionele beveiligingskabel bevestigen ............................................................................................. 69
Vingerafdruklezer gebruiken (alleen bepaalde modellen) .................................................................. 70
Vingerafdruklezer zoeken .................................................................................................. 70
HP SimplePass gebruiken (alleen bepaalde modellen) ..................................................... 70
Vingerafdrukken vastleggen .............................................................................. 70
Vastgelegde vingerafdruk gebruiken om u aan te melden bij Windows ............ 71
10 Onderhoud .................................................................................................................................................... 72
Geheugenmodules toevoegen of vervangen ..................................................................................... 72
Computer reinigen .............................................................................................................................. 77
Reinigingsprocedures ........................................................................................................ 77
Scherm reinigen (All-in-Ones of notebooks) ..................................................... 77
Zijkanten of bovenzijde reinigen ........................................................................ 77
Touchpad, toetsenbord of muis reinigen ........................................................... 78
Programma's en stuurprogramma's bijwerken ................................................................................... 78
11 Back-ups maken, herstellen en terugzetten ................................................................................................. 79
Herstelmedia en back-ups maken ...................................................................................................... 80
HP-herstelmedia maken .................................................................................................... 80
Herstellen ........................................................................................................................................... 82
Herstellen met HP Recovery Manager .............................................................................. 82
Wat u moet weten ............................................................................................. 83
Het gebruik van de HP-herstelpartitie (alleen bepaalde modellen) ................... 83
HHP-herstelmedia gebruiken om te herstellen ................................................. 84
Opstartvolgorde van de computer wijzigen ....................................................... 84
HP-herstelpartitie verwijderen (alleen bepaalde modellen) ............................................... 84
viii
12 Setup Utility (BIOS) en HP PC Hardware Diagnostics (UEFI) gebruiken ..................................................... 85
Setup Utility (BIOS) starten ................................................................................................................ 85
BIOS-update uitvoeren ....................................................................................................................... 85
BIOS-versie vaststellen ..................................................................................................... 85
BIOS-update downloaden .................................................................................................. 86
HP PC Hardware Diagnostics (UEFI) gebruiken ................................................................................ 87
HP PC Hardware Diagnostics (UEFI) naar een USB-apparaat downloaden ..................... 87
13 Ondersteuning .............................................................................................................................................. 89
Contact opnemen met de ondersteuning ........................................................................................... 89
Labels ................................................................................................................................................. 90
14 Specificaties .................................................................................................................................................. 91
Ingangsvermogen ............................................................................................................................... 91
Omgevingsvereisten ........................................................................................................................... 92
15 Toegankelijkheid ........................................................................................................................................... 93
Ondersteunende technologie die ondersteund wordt ......................................................................... 93
Contact opnemen met de ondersteuning ........................................................................................... 93
Bijlage A Reizen met de computer ..................................................................................................................... 94
Bijlage B Problemen oplossen ........................................................................................................................... 96
Hulpmiddelen voor het oplossen van problemen ............................................................................... 96
Problemen oplossen ........................................................................................................................... 97
Computer kan niet worden ingeschakeld ........................................................................... 97
Computerscherm is leeg .................................................................................................... 97
Software werkt niet goed ................................................................................................... 97
Computer staat aan maar reageert niet ............................................................................. 97
Computer is ongewoon warm ............................................................................................ 98
Extern apparaat werkt niet ................................................................................................. 98
Draadloze netwerkverbinding werkt niet ............................................................................ 98
Schijf wordt niet afgespeeld ............................................................................................... 99
Film is niet zichtbaar op een extern beeldscherm ............................................................. 99
Branden van een schijf begint niet of stopt voordat het brandproces is voltooid ............. 100
Bijlage C Elektrostatische ontlading ................................................................................................................ 101
Index ................................................................................................................................................................. 102
ix
x
1 Welkom
Nadat u de computer hebt ingesteld en geregistreerd, raden wij de volgende stappen aan om
optimaal te profiteren van uw slimme investering:
TIP: Als u snel wilt terugkeren naar het startscherm van de computer vanuit een geopende app
of het bureaublad van Windows, drukt u op de Windows-toets op het toetsenbord. Als u
nogmaals op de Windows-toets drukt, keert u terug naar het vorige scherm.
Maak verbinding met internet: configureer een bekabeld of draadloos netwerk waarmee u
verbinding kunt maken met internet. Zie Verbinding maken met een netwerk op pagina 17 voor
meer informatie.
Werk uw antivirussoftware bij: bescherm uw computer tegen schade door virussen. De software
is vooraf geïnstalleerd op de computer. Zie Antivirussoftware gebruiken op pagina 67 voor
meer informatie.
Raak vertrouwd met de computer: maak kennis met de voorzieningen van uw computer.
Raadpleeg Vertrouwd raken met de computer op pagina 4 en Navigeren met het
toetsenbord, aanraakbewegingen en aanwijsapparaten op pagina 24 voor aanvullende
informatie.
Zoek geïnstalleerde software: toegang tot een overzicht van de vooraf op de computer
geïnstalleerde software.
Typ a op het startscherm, klik op Apps en selecteer uit de weergegeven opties. Voor meer
informatie over het gebruik van software die bij de computer is geleverd, raadpleegt u de
instructies van de softwarefabrikant. Deze instructies kunnen zijn verstrekt bij de software, of
staan op de website van de fabrikant.
Maak een back-up van uw vaste schijf door herstelschijven of een herstel-flashdrive te maken.
Zie Back-ups maken, herstellen en terugzetten op pagina 79.
1
Informatie zoeken
U hebt
Installatie-instructies
al gebruikt om de computer in te schakelen en deze handleiding op te
zoeken. Gebruik de volgende tabel voor informatiebronnen met productinformatie, instructies en
meer.
Hulpmiddelen Informatie
Poster
Installatie-instructies
De computer gebruiksklaar maken
Onderdelen van de computer herkennen
HP Support Assistant
Als u HP Support Assistant vanuit het startscherm wilt
openen, selecteert u de app HP Support Assistant.
Voor de meest recente gebruikershandleiding gaat u
naar http://www.hp.com/support en selecteert u uw
land of regio. Selecteer Drivers en downloads en volg
de instructies op het scherm.
Informatie over het besturingssysteem
Updates van software, stuurprogramma's en BIOS
Hulpmiddelen voor probleemoplossing
Krijgen van ondersteuning
Wereldwijde ondersteuning
Ga naar http://welcome.hp.com/country/us/en/
wwcontact_us.html voor ondersteuning in uw taal.
Online chatten met een technicus van HP
Telefoonnummers voor ondersteuning
Locaties HP Servicecentrum
HP website
Voor de meest recente gebruikershandleiding gaat u
naar http://www.hp.com/support en selecteert u uw
land of regio. Selecteer Drivers en downloads en volg
de instructies op het scherm.
Informatie over ondersteuning
Onderdelen bestellen en aanvullende ondersteuning vinden
Voor het apparaat verkrijgbare accessoires
Handleiding voor veiligheid en comfort
U krijgt als volgt toegang tot deze handleiding:
Typ support in het startscherm en selecteer de
app HP Support Assistant.
– of –
Ga naar http://www.hp.com/ergo.
Aanwijzingen voor een optimale werkplek, een goede houding
en gezonde werkgewoonten
Informatie over elektrische en mechanische veiligheid
Informatie over voorschriften, veiligheid en milieu
U krijgt als volgt toegang tot deze handleiding:
1. Typ support in het startscherm en selecteer de
app HP Support Assistant.
2. Selecteer achtereenvolgens Deze computer en
Gebruikershandleidingen.
Informatie over veiligheid en kennisgevingen
Informatie over het afvoeren van accu's
2 Hoofdstuk 1 Welkom
Hulpmiddelen Informatie
Beperkte garantie
*
Om deze handleiding te openen, selecteert u de app
HP Help en ondersteuning, selecteert u Deze
computer en selecteert u vervolgens Garantie en
services.
– of –
Ga naar http://www.hp.com/go/orderdocuments.
Garantiegegevens
*De specifiek toegekende HP beperkte garantie die van toepassing is op uw product, kunt u vinden in de elektronische
handleidingen op de computer en/of op de cd/dvd die is meegeleverd in de doos. In sommige landen of regio's wordt door
HP een gedrukte versie van de HP beperkte garantie meegeleverd in de doos. Voor sommige landen of regio's waar de
garantie niet in drukvorm wordt verstrekt, kunt u een gedrukt exemplaar aanvragen. Ga naar http://www.hp.com/go/
orderdocuments of schrijf naar:
Noord-Amerika: Hewlett-Packard, MS POD, 11311 Chinden Blvd., Boise, ID 83714, Verenigde Staten
Europa, Midden-Oosten, Afrika: Hewlett-Packard, POD, Via G. Di Vittorio, 9, 20063, Cernusco s/Naviglio (MI), Italië
Azië en Stille Oceaan: Hewlett-Packard, POD, P.O. Box 200, Alexandra Post Office, Singapore 911507
Wanneer u een gedrukt exemplaar van uw garantie aanvraagt, geef dan het productnummer, de garantieperiode (te vinden
op het servicelabel) en uw naam en postadres op.
BELANGRIJK: Stuur uw HP product NIET terug naar de bovenstaande adressen. Voor ondersteuning in de VS gaat u naar
http://www.hp.com/go/contactHP. Voor wereldwijde ondersteuning gaat u naar http://welcome.hp.com/country/us/en/
wwcontact_us.html.
Informatie zoeken 3
2 Vertrouwd raken met de computer
Rechterkant
Onderdeel Beschrijving
(1) Aan-uitlampje
Aan: de computer is ingeschakeld.
Knipperend: de computer staat in de slaapstand, een
energiebesparingsmodus. Het beeldscherm en
andere niet-benodigde onderdelen worden
uitgeschakeld.
Uit: de computer is uitgeschakeld of staat in de
sluimerstand. De sluimerstand is een
energiebesparingsmodus waarin zo min mogelijk
energie wordt verbruikt.
OPMERKING: Bij bepaalde modellen is de voorziening
Intel® Rapid Start Technology standaard ingeschakeld.
Met Rapid Start Technology kunt u de computer snel
opnieuw activeren als deze zich in een inactieve toestand
bevindt. Zie Standen voor energiebesparing gebruiken
op pagina 40 voor meer informatie.
(2) Lampje van de vaste schijf
Wit knipperend: er wordt geschreven naar of gelezen
van de vaste schijf.
Oranje: HP 3D DriveGuard heeft tijdelijk de interne
vaste schijf geparkeerd. (alleen bepaalde modellen)
OPMERKING: Zie HP 3D DriveGuard gebruiken (alleen
bepaalde modellen) op pagina 62 voor meer informatie
over HP 3D DriveGuard.
4 Hoofdstuk 2 Vertrouwd raken met de computer
Onderdeel Beschrijving
(3) Audio-uitgang (hoofdtelefoon)/Audio-ingang
(microfoon)
Hierop kunt u optionele stereoluidsprekers met eigen
voeding, een hoofdtelefoon, een oortelefoon, een headset
of een kabel van een televisietoestel aansluiten. Ook kunt
u hierop de microfoon van een optionele headset
aansluiten. Deze ingang biedt geen ondersteuning voor
optionele apparaten met uitsluitend een microfoon.
WAARSCHUWING! Zet het geluidsvolume laag voordat u
de hoofdtelefoon, oortelefoon of headset opzet. Zo beperkt
u het risico van gehoorbeschadiging. Raadpleeg
Informatie
over voorschriften, veiligheid en milieu
voor meer
informatie over veiligheid. Om deze handleiding te openen,
typt u in het startscherm ondersteuning en vervolgens
de app HP Support Assistant.
OPMERKING: Wanneer u een apparaat aansluit op deze
connector, worden de computerluidsprekers uitgeschakeld.
OPMERKING: Zorg dat de apparaatkabel een connector
met vier pinnen heeft die zowel audio-uit (hoofdtelefoon)
als audio-in (microfoon) ondersteunt.
(4) USB 2.0-poort Hiermee kunt u een optioneel USB-apparaat aansluiten,
zoals een toetsenbord, muis, externe schijf, printer,
scanner of USB-hub.
OPMERKING: Zie USB-apparaat gebruiken
op pagina 50 voor informatie over de verschillende typen
USB-poorten.
(5) Optische schijf (alleen bepaalde modellen) Hiermee wordt een optische schijf gelezen of wordt naar
een optische schijf geschreven (afhankelijk van het
computermodel).
OPMERKING: Ga voor informatie over
schijfcompatibiliteit naar de webpagina Help en
ondersteuning (raadpleeg Informatie zoeken op pagina 2).
Volg de instructies op de webpagina om uw
computermodel te selecteren. Selecteer Ondersteuning &
drivers en selecteer vervolgens Productinformatie.
(6) Uitvoerknop van de optische-schijfeenheid
(alleen bepaalde modellen)
Hiermee ontgrendelt u de schijflade van de optische-
schijfeenheid.
(7) Bevestigingspunt voor de beveiligingskabel Hiermee sluit u een als optie verkrijgbare beveiligingskabel
aan op de computer.
OPMERKING: Van de beveiligingskabel moet in de
eerste plaats een ontmoedigingseffect uitgaan. Deze
voorziening kan echter niet voorkomen dat de computer
verkeerd wordt gebruikt of wordt gestolen.
Rechterkant 5
Linkerkant
Onderdeel Beschrijving
(1) Netvoedingsconnector Hierop kunt u een netvoedingsadapter aansluiten.
(2) Lampje van de netvoedingsadapter/accu
Wit: De netvoedingsadapter is aangesloten op een
externe voedingsbron en de accu is volledig
opgeladen.
Oranje: De computer is aangesloten op een externe
voedingsbron en de accu wordt opgeladen.
Uit: De netvoedingsadapter is niet aangesloten op een
externe voedingsbron.
(3) Ventilatieopening Deze opening zorgt voor luchtkoeling van de interne
onderdelen.
OPMERKING: De ventilator van de computer start
automatisch om interne onderdelen te koelen en
oververhitting te voorkomen. Het is normaal dat de interne
ventilator automatisch aan- en uitgaat wanneer u de
computer gebruikt.
(4) Poort voor externe monitor Hierop kunt u een optionele VGA-monitor of projector
aansluiten.
(5) HDMI-poort Hiermee kunt u de computer aansluiten op een optioneel
video- of audioapparaat, zoals een high-definition televisie,
andere compatibele digitale apparatuur of audioapparatuur,
of een HDMI-apparaat met hoge snelheid.
(6) RJ-45-netwerkconnector/lampjes Hierop sluit u een netwerkkabel aan.
Groen (links): het netwerk is aangesloten.
Oranje (rechts): er is netwerkactiviteit.
(7) USB 3.0-poorten (2) Op elke USB 3.0-poort kan een optioneel USB-apparaat
worden aangesloten, zoals een toetsenbord, muis, externe
schijf, printer, scanner of USB-hub.
OPMERKING: Zie USB-apparaat gebruiken
op pagina 50 voor informatie over de verschillende typen
USB-poorten.
6 Hoofdstuk 2 Vertrouwd raken met de computer
Beeldscherm
Onderdeel Beschrijving
(1) Interne microfoons Hiermee neemt u geluid op.
(2) Webcamlampje (alleen bepaalde modellen) Aan: de webcam is in gebruik.
(3) Webcam (alleen bepaalde modellen) Hiermee kunt u videobeelden vastleggen en foto's maken. Op
sommige modellen kunt u met streaming video videovergaderen
en online chatten.
Open HP Support Assistant voor informatie over het gebruik van
de webcam. Om HP Support Assistant te openen vanuit het
startscherm, selecteert u de app HP Support Assistant.
(4) WLAN-antennes* Met deze antennes worden draadloze signalen verzonden en
ontvangen binnen een draadloos lokaal netwerk (WLAN).
*De antennes zijn niet zichtbaar aan de buitenkant van de computer. Voor een optimale signaaloverdracht houdt u de directe
omgeving van de antennes vrij. Voor informatie over de voorschriften voor draadloze communicatie raadpleegt u het
gedeelte over uw land of regio in
Informatie over voorschriften, veiligheid en milieu
. Om deze handleiding te openen, typt u in
het startscherm ondersteuning en vervolgens de app HP Support Assistant.
Beeldscherm 7
Bovenkant
Touchpad
Onderdeel Beschrijving
(1) Aan/uit-knop van touchpad Hiermee kunt u het touchpad in- en uitschakelen.
(2) Touchpadgebied Hiermee worden uw vingerbewegingen gelezen om de
pointer te verplaatsen of items op het scherm te activeren.
(3) Linkerknop van het touchpad Deze knop heeft dezelfde functie als de linkerknop op een
externe muis.
(4) Rechterknop van het touchpad Deze knop heeft dezelfde functie als de rechterknop op
een externe muis.
8 Hoofdstuk 2 Vertrouwd raken met de computer
Lampjes
Onderdeel Beschrijving
(1) Aan-uitlampje
Aan: De computer is ingeschakeld.
Knipperend: de computer staat in de slaapstand, een
energiebesparingsmodus. Het beeldscherm en andere
niet-benodigde onderdelen worden uitgeschakeld.
Uit: de computer is uitgeschakeld of staat in de
sluimerstand. De sluimerstand is een
energiebesparingsmodus waarin zo min mogelijk
energie wordt verbruikt.
OPMERKING: Bij bepaalde modellen is de voorziening
Intel® Rapid Start Technology standaard ingeschakeld. Met
Rapid Start Technology kunt u de computer snel opnieuw
activeren als deze zich in een inactieve toestand bevindt.
Zie Standen voor energiebesparing gebruiken
op pagina 40 voor meer informatie.
(2) Lampje Geluid uit
Oranje: het geluid van de computer is uitgeschakeld.
Uit: het geluid van de computer is ingeschakeld.
(3) Lampje voor draadloze communicatie Aan: een geïntegreerd apparaat voor draadloze
communicatie, zoals een draadloosnetwerkmodule en/of
een Bluetooth®-apparaat, is ingeschakeld.
OPMERKING: Bij sommige modellen brandt het lampje
voor draadloze communicatie oranje wanneer alle
apparaten voor draadloze communicatie uitgeschakeld zijn.
Bovenkant 9
Onderdeel Beschrijving
(4) Vingerafdruklezer (alleen bepaalde
modellen)
Hiermee kunt u zich met een vingerafdruk bij Windows
aanmelden, in plaats van met een wachtwoord.
(5) Touchpadlampje
Aan: het touchpad is uitgeschakeld.
Uit: het touchpad is ingeschakeld.
(6) Caps Lock-lampje Aan: Caps Lock is ingeschakeld. Met het toetsenbord kunt u
nu alleen hoofdletters typen.
10 Hoofdstuk 2 Vertrouwd raken met de computer
Knoppen, luidsprekers en vingerafdruklezer (alleen bepaalde modellen)
Onderdeel Beschrijving
(1) Aan-uitknop
Als de computer is uitgeschakeld, drukt u op de aan-
uitknop om de computer in te schakelen.
Als de computer is ingeschakeld, drukt u kort op de
aan-uitknop om de slaapstand te activeren.
Als de computer in de slaapstand staat, drukt u kort op
de aan-uitknop om de slaapstand te beëindigen.
Als de computer in de sluimerstand staat, drukt u kort
op de aan-uitknop om de sluimerstand te beëindigen.
VOORZICHTIG: De aan-uitknop ingedrukt houden,
resulteert in het verlies van niet-opgeslagen gegevens.
Als de computer niet meer reageert en de afsluitprocedures
van Windows geen resultaat hebben, houdt u de aan/uit-
knop minstens vijf seconden ingedrukt om de computer uit te
schakelen.
OPMERKING: Bij bepaalde modellen is de voorziening
Intel® Rapid Start Technology standaard ingeschakeld. Met
Rapid Start Technology kunt u de computer snel opnieuw
activeren als deze zich in een inactieve toestand bevindt. Zie
Standen voor energiebesparing gebruiken op pagina 40
voor meer informatie.
Raadpleeg uw energieopties voor meer informatie over uw
energie-instellingen. Typ energie in het Startscherm,
selecteer Energie- en slaapstandinstellingen en daarna
Energie en slaapstand in de lijst van toepassingen.
Bovenkant 11
Onderdeel Beschrijving
(2) Luidsprekers Hiermee wordt het computergeluid weergegeven.
(3) Vingerafdruklezer (alleen bepaalde
modellen)
Hiermee kunt u zich met een vingerafdruk bij Windows
aanmelden, in plaats van met een wachtwoord.
12 Hoofdstuk 2 Vertrouwd raken met de computer
Toetsen
Onderdeel Beschrijving
(1) Esc-toets Druk op deze toets in combinatie met de fn-toets om
systeeminformatie weer te geven.
(2) fn-toets Druk op deze toets in combinatie met de esc-toets om
systeeminformatie weer te geven
(3) Windows-toets Hiermee keert u terug naar het startscherm vanuit een
geopende app of het Windows-bureaublad.
OPMERKING: Als u nogmaals op de Windows-toets
drukt, keert u terug naar het vorige scherm.
(4) Actietoetsen Hiermee voert u veelgebruikte systeemfuncties uit.
(5) Actietoetsen Hiermee voert u veelgebruikte systeemfuncties uit.
(6) Num lock-toets Hiermee schakelt u het toetsenblok tussen de cijfer- en
pijlenfunctie.
(7) Toetsenblok Typ cijfers of gebruik de pijlenfunctie.
Bovenkant 13
Onderkant
Onderdeel Beschrijving
(1) Ontgrendeling voor het afdekplaatje van
de accu en vergrendeling
Hiermee ontgrendelt u de accu uit de accuruimte.
(2) Accuruimte Hierin bevindt zich de accu.
(3) Toetsenbordschroef Hiermee kunt u het toetsenbord verwijderen.
(4) Geheugenpaneel Biedt toegang tot de schroef van het toetsenbord en
geheugenmoduleslots.
14 Hoofdstuk 2 Vertrouwd raken met de computer
Onderdeel Beschrijving
(5) Ventilatieopeningen (4) Deze openingen zorgen voor luchtkoeling van de
interne onderdelen.
OPMERKING: De ventilator van de computer start
automatisch om interne onderdelen te koelen en
oververhitting te voorkomen. Het is normaal dat de
interne ventilator automatisch aan- en uitgaat wanneer
u de computer gebruikt.
(6) Luidsprekers (2) Hier wordt het geluid van de computer geproduceerd.
(7) Onderpaneel Biedt toegang tot de vasteschijfruimte, het slot voor de
draadloze LAN (WLAN)-module en de
geheugenmoduleslots.
VOORZICHTIG: Vervang de module voor draadloze
communicatie alleen door een module die is
goedgekeurd voor gebruik in de computer door de
overheidsinstantie die verantwoordelijk is voor de
regelgeving met betrekking tot apparatuur voor
draadloze communicatie in uw land. Zo voorkomt u
dat het systeem niet meer reageert. Als er na het
vervangen van de module een waarschuwing
verschijnt, verwijdert u de module om de functionaliteit
van de computer te herstellen. Neem daarna via HP
Support Assistant contact op met de ondersteuning.
Als u HP Support Assistant vanuit het startscherm wilt
openen, selecteert u de app HP Support Assistant.
(8) Schroef van de optischeschijfeenheid en
ontgrendelingsopeningsgat
Biedt toegang tot het ontgrendelen van de
optischeschijfeenheid.
Onderkant 15
Voorkant
Onderdeel Beschrijving
(1) Luidsprekers (2) Deze produceren geluid.
(2) Geheugenkaartlezer Hiermee worden optionele geheugenkaarten gelezen
die informatie opslaan, beheren, delen of openen.
16 Hoofdstuk 2 Vertrouwd raken met de computer
3 Verbinding maken met een netwerk
U kunt de computer overal mee naar toe nemen. Maar ook thuis kunt u met de computer en een
bekabelde of draadloze netwerkverbinding de wereld verkennen en u toegang verschaffen tot
miljoenen websites. In dit hoofdstuk vindt u informatie over hoe u zich met die wereld in verbinding
kunt stellen.
17
Verbinding maken met een draadloos netwerk
Met technologie voor draadloze communicatie worden gegevens niet via kabels maar via radiogolven
doorgegeven. Uw computer beschikt mogelijk over een of meer van de volgende apparaten voor
draadloze communicatie:
Apparaat met draadloze netwerkverbinding (WLAN): met dit apparaat kunt u de computer
aansluiten op LAN-netwerken (doorgaans Wi-Fi-netwerken, draadloze netwerken (WLAN) of
WLAN’s genoemd) op kantoor, thuis en op openbare plekken, zoals luchthavens, restaurants,
cafés, hotels en universiteiten. In een draadloos netwerk communiceert de computer met een
draadloze router of een draadloos toegangspunt.
Bluetooth-apparaat (alleen bepaalde modellen)—Hiermee kunt u een persoonlijk netwerk
(Personal Area Network, PAN) opzetten om verbinding te maken met andere voor Bluetooth
geschikte apparaten, zoals computers, telefoons, printers, headsets, luidsprekers en camera's.
Binnen een PAN communiceert elk apparaat direct met andere apparaten en moeten apparaten
zich op relatief korte afstand (doorgaans 10 meter) van elkaar bevinden.
Zie de informatie en koppelingen naar websites in HP Ondersteuningsassistent voor meer informatie
over de technologie voor draadloze communicatie. Om HP Support Assistant te openen vanuit het
startscherm, selecteert u de app HP Support Assistant.
Bedieningselementen voor draadloze communicatie gebruiken
Met een of meer van deze functies kunt u de apparaten voor draadloze communicatie in uw computer
regelen:
Knop voor draadloze communicatie, schakelaar voor draadloze communicatie, toets voor
draadloze communicatie of toets voor vliegtuigmodus (in dit hoofdstuk knop voor draadloze
communicatie genoemd) (alleen bepaalde modellen)
Voorzieningen van het besturingssysteem
Knop voor draadloze communicatie gebruiken
De computer heeft een knop voor draadloze communicatie, een of meer apparaten voor draadloze
communicatie en bij bepaalde modellen een of twee lampjes voor draadloze communicatie.
Standaard zijn alle apparaten voor draadloze communicatie geactiveerd en als uw computer een
lampje voor draadloze communicatie heeft, brandt dit lampje (wit) wanneer u de computer aanzet.
Het lampje voor draadloze communicatie geeft niet de status van afzonderlijke apparaten voor
draadloze communicatie aan, maar de status van deze apparaten als groep. Wanneer het lampje
voor draadloze communicatie wit is, zijn een of meer apparaten voor draadloze communicatie
ingeschakeld. Wanneer het lampje voor draadloze communicatie uit is, zijn alle apparaten voor
draadloze communicatie uitgeschakeld.
OPMERKING: Bij sommige modellen brandt het lampje voor draadloze communicatie oranje
wanneer alle apparaten voor draadloze communicatie zijn uitgeschakeld.
Omdat alle apparaten voor draadloze communicatie standaard zijn ingeschakeld, kunt u de knop voor
draadloze communicatie gebruiken om alle apparatuur voor draadloze communicatie tegelijk in of uit
te schakelen.
18 Hoofdstuk 3 Verbinding maken met een netwerk
Voorzieningen van het besturingssysteem gebruiken
Met het Netwerkcentrum kunt u een verbinding of netwerk tot stand brengen, verbinding maken met
een netwerk en netwerkproblemen diagnosticeren en verhelpen.
U gebruikt de bedieningselementen van het besturingssysteem als volgt:
1. Typ configuratiescherm op het startscherm en selecteer Configuratiescherm.
2. Selecteer Netwerk en internet en vervolgens Netwerkcentrum.
Open HP Support Assistant voor meer informatie. Als u HP Support Assistant vanuit het startscherm
wilt openen, selecteert u de app HP Support Assistant.
WLAN gebruiken
Met een WLAN-apparaat kunt u toegang krijgen tot een draadloos LAN (WLAN). Een WLAN bestaat
uit andere computers en accessoires die met elkaar zijn verbonden met behulp van een draadloze
router of een draadloos toegangspunt.
OPMERKING: De begrippen
draadloze router
en
draadloos toegangspunt
worden vaak door elkaar
gebruikt.
Een grootschalig WLAN, zoals een bedrijfs-WLAN of openbaar WLAN, maakt gewoonlijk gebruik
van draadloze toegangspunten die ondersteuning bieden voor een groot aantal computers en
accessoires, en waarmee belangrijke netwerkfuncties van elkaar kunnen worden gescheiden.
Een privé-WLAN of een WLAN op een klein kantoor maakt gewoonlijk gebruik van een
draadloze router, waarmee een aantal draadloze en bekabelde computers een
internetverbinding, printer en bestanden kunnen delen zonder dat daarvoor extra hardware of
software nodig is.
Om het WLAN-apparaat in de computer te gebruiken, maakt u verbinding met een WLAN-
infrastructuur (van een serviceprovider, een openbaar netwerk of een bedrijfsnetwerk).
Gebruikmaken van een internetprovider
Om thuis internet te gebruiken, opent u een account bij een internetprovider Neem contact op met
een lokale internetprovider voor het aanschaffen van een internetservice en een modem. De
internetprovider helpt u bij het instellen van het modem, het installeren van een netwerkkabel
waarmee u de computer met voorzieningen voor draadloze communicatie aansluit op het modem, en
het testen van de internetservice.
OPMERKING: Van uw internetprovider ontvangt u een gebruikers-id en wachtwoord voor toegang
tot internet. Noteer deze gegevens en bewaar ze op een veilige plek.
Verbinding maken met een draadloos netwerk 19
WLAN configureren
Om een WLAN-verbinding in te stellen en verbinding te maken met internet, heeft u de volgende
apparatuur nodig:
een breedbandmodem (DSL- of kabelmodem) (1) en een abonnement voor internet met hoge
snelheid via een internetprovider;
een (afzonderlijk aan te schaffen) draadloze router (2);
een computer met voorzieningen voor draadloze communicatie (3).
OPMERKING: Sommige modems hebben een ingebouwde draadloze router. Vraag bij uw
internetprovider na wat voor type modem u heeft.
Op de volgende afbeelding wordt een voorbeeld weergegeven van een draadloze netwerkinstallatie
die is aangesloten op internet.
Naarmate het netwerk groeit, kunnen aanvullende draadloze en bekabelde computers op het netwerk
worden aangesloten om toegang tot internet te verkrijgen.
Als u hulp nodig heeft bij het installeren van een draadloos netwerk, raadpleegt u de informatie die de
routerfabrikant of uw internetprovider heeft verstrekt.
Draadloze router configureren
Als u hulp nodig heeft bij het configureren van een draadloze router, raadpleegt u de informatie die
de routerfabrikant of uw internetprovider heeft verstrekt.
OPMERKING: U wordt geadviseerd de nieuwe computer met voorzieningen voor draadloze
communicatie eerst aan te sluiten op de router, met behulp van de netwerkkabel die is geleverd bij de
router. Als de computer eenmaal verbinding heeft gemaakt met internet, kunt u de kabel loskoppelen
en vervolgens via uw draadloze netwerk toegang krijgen tot internet.
Draadloos netwerk beveiligen
Wanneer u een draadloos netwerk installeert of verbinding maakt met een bestaand draadloos
netwerk, is het altijd belangrijk de beveiligingsvoorzieningen in te schakelen om het netwerk te
beveiligen tegen onbevoegde toegang. Draadloze netwerken in openbare zones (hotspots), zoals
cafés en luchthavens, zijn mogelijk helemaal niet beveiligd. Als u zich zorgen maakt om de
beveiliging van uw computer op een hotspot, kunt u uw netwerkactiviteiten het beste beperken tot
niet-vertrouwelijke e-mailactiviteiten en oppervlakkig surfen op internet.
Draadloze radiosignalen hebben bereik tot buiten het netwerk, zodat andere WLAN-apparaten
onbeveiligde signalen kunnen ontvangen. Neem de volgende voorzorgsmaatregelen om uw WLAN te
beveiligen:
Gebruik een firewall.
20 Hoofdstuk 3 Verbinding maken met een netwerk
Een firewall is een barrière die zowel gegevens als verzoeken om gegevens die naar uw
netwerk zijn verzonden controleert en eventuele verdachte onderdelen verwijdert. Er zijn zowel
software- als hardwarematige firewalls beschikbaar. Sommige netwerken gebruiken een
combinatie van beide typen.
Gebruik versleuteling voor draadloze communicatie.
Codering voor draadloze communicatie maakt gebruik van beveiligingsinstellingen om gegevens
die via het netwerk worden verzonden, te versleutelen en ontsleutelen. Open HP Support
Assistant voor meer informatie. Om HP Support Assistant te openen vanuit het startscherm,
selecteert u de app HP Support Assistant.
Verbinding maken met draadloos netwerk (WLAN)
U sluit als volgt de notebookcomputer aan op het draadloos netwerk:
1. Controleer of het WLAN-apparaat is ingeschakeld. Als het apparaat is ingeschakeld, brandt het
lampje voor draadloze communicatie. Als het lampje voor draadloze communicatie uit is, drukt u
op de knop voor draadloze communicatie.
OPMERKING: Bij sommige modellen brandt het lampje voor draadloze communicatie oranje
wanneer alle apparaten voor draadloze communicatie uitgeschakeld zijn.
2. Wijs de rechterbovenhoek of -benedenhoek van het startscherm aan om de charms weer te
geven.
3. Selecteer Instellingen en klik op het netwerkstatuspictogram.
4. Selecteer uw WLAN in de lijst.
5. Klik op Verbinding maken.
Als het draadloze netwerk een beveiligd WLAN is, wordt u gevraagd een
netwerkbeveiligingscode in te voeren. Typ de code en klik vervolgens op Aanmelden.
OPMERKING: Als er geen WLAN's worden weergegeven, bevindt u zich mogelijk buiten het
bereik van een draadloze router of toegangspunt.
OPMERKING: Als u het WLAN waarmee u verbinding wilt maken niet ziet, klikt u op het
Windows-bureaublad met de rechtermuisknop op het netwerkstatuspictogram en selecteert u
Netwerkcentrum openen. Klik op Een nieuwe verbinding of een nieuw netwerk instellen. Er
wordt een lijst met opties weergegeven om handmatig te zoeken naar een netwerk en hier
verbinding mee te maken, of om een nieuwe netwerkverbinding te maken.
6. Volg de instructies op het scherm om de verbinding te voltooien.
Nadat de verbinding is gemaakt, beweegt u de muisaanwijzer over het netwerkstatuspictogram in het
systeemvak uiterst rechts op de taakbalk om de naam en status van de verbinding te controleren.
OPMERKING: Het effectieve bereik (de reikwijdte van de draadloze signalen) varieert al naargelang
de WLAN-implementatie, het merk router en interferentie van andere elektronische apparatuur of
vaste obstakels zoals wanden en vloeren.
Verbinding maken met een draadloos netwerk 21
Bluetooth-apparaten voor draadloze communicatie gebruiken (alleen bepaalde
modellen)
Een Bluetooth-apparaat biedt draadloze communicatie binnen een klein bereik, ter vervanging van
fysieke kabelverbindingen waarmee elektronische apparaten, zoals de volgende, vroeger werden
aangesloten:
Computers (desktopcomputer, notebookcomputer, PDA)
Telefoons (mobiele telefoon, draadloze telefoon, smartphone)
Weergaveapparaten (printer, camera)
Audioapparaten (headset, luidsprekers)
Muis
Bluetooth-apparaten maken peer-to-peer-communicatie mogelijk, waardoor u een PAN (Personal
Area Network - persoonlijk netwerk) van Bluetooth-apparaten kunt instellen. Raadpleeg de
helpfunctie van de Bluetooth-software voor informatie over de configuratie en het gebruik van
Bluetooth-apparaten.
22 Hoofdstuk 3 Verbinding maken met een netwerk
Verbinding maken met een bekabeld netwerk
Er zijn twee soorten bekabelde verbindingen: lokaal netwerk (LAN) en modemverbinding. Een LAN-
verbinding maakt gebruik van een netwerkkabel en is veel sneller dan een modem, dat gebruikmaakt
van een telefoonkabel. Beide kabels zijn afzonderlijk verkrijgbaar.
WAARSCHUWING! Om de kans op elektrische schokken, brand of beschadiging van de apparatuur
te beperken, steekt u geen modemkabel of telefoonkabel in de RJ-45-netwerkconnector.
Verbinding maken met een lokaal netwerk (LAN)
Gebruik een LAN-verbinding als u de computer direct op een router in uw huis (in plaats van
draadloos werken), of als u de computer op een bestaand netwerk in uw kantoor wilt aansluiten.
Om verbinding te maken met een lokaal netwerk (LAN), heeft u een 8-pins RJ-45-netwerkkabel
nodig.
U sluit als volgt de netwerkkabel aan:
1. Sluit de netwerkkabel aan op de netwerkconnector (1) van de computer.
2. Sluit het andere uiteinde van de netwerkkabel aan op een netwerkaansluiting in de wand (2) of
op een router.
OPMERKING: Als de netwerkkabel een ruisonderdrukkingscircuit (3) bevat (dat voorkomt dat
de ontvangst van tv- en radiosignalen wordt gestoord), sluit u de kabel op de computer aan met
het uiteinde waar zich het ruisonderdrukkingscircuit bevindt.
Verbinding maken met een bekabeld netwerk 23
4 Navigeren met het toetsenbord,
aanraakbewegingen en aanwijsapparaten
Op de computer kunt u niet alleen gebruikmaken van het toetsenbord en de muis, maar ook op het
scherm navigeren met aanraakbewegingen (alleen bepaalde modellen). Aanraakbewegingen kunnen
op het touchpad van uw computer of op een touchscreen gebruikt worden (alleen bepaalde
modellen).
Bepaalde computermodellen hebben speciale actietoetsen of sneltoetsfuncties op het toetsenbord
waarmee u veelvoorkomende taken kunt uitvoeren.
24 Hoofdstuk 4 Navigeren met het toetsenbord, aanraakbewegingen en aanwijsapparaten
Cursorbesturing gebruiken
OPMERKING: Naast de bij de computer horende cursorbesturingen kunt u een (afzonderlijk aan te
schaffen) externe USB-muis gebruiken door deze aan te sluiten op een van de USB-poorten van de
computer.
Voorkeuren voor cursorbesturing instellen
Via de eigenschappen voor de muis in Windows kunt u de instellingen voor aanwijsapparaten
aanpassen aan uw wensen. U kunt bijvoorbeeld de knopconfiguratie, kliksnelheid en opties voor de
aanwijzer instellen. U kunt ook demonstraties van touchpadbewegingen bekijken.
U opent als volgt de eigenschappen van de muis in Windows:
Typ muis op het startscherm, klik op Instellingen en selecteer vervolgens Muis.
Touchpadbewegingen gebruiken
Met het touchpad kunt u op het computerscherm navigeren en de aanwijzer besturen met
eenvoudige vingerbewegingen.
TIP: Gebruik de linker- en rechterknop van het touchpad zoals u de corresponderende knoppen van
een externe muis zou gebruiken.
OPMERKING: Touchpadbewegingen worden niet in alle apps ondersteund.
Cursorbesturing gebruiken 25
Touchpad uit- of inschakelen
Om het touchpad uit of in te schakelen, tikt u twee keer snel achtereen op de aan-uitknop van het
touchpad.
Tikken
Om een selectie te maken op het scherm, gebruikt u de tikfunctie op het touchpad.
Tik met één vinger in het touchpadgebied om een keuze te maken. Dubbeltik op een onderdeel
om het te openen.
Schuiven
Schuiven kan worden gebruikt om op een pagina of in een afbeelding omhoog, omlaag of opzij te
bewegen.
Plaats twee vingers iets uit elkaar op het touchpadgebied en sleep ze omhoog, omlaag, naar
links of naar rechts.
26 Hoofdstuk 4 Navigeren met het toetsenbord, aanraakbewegingen en aanwijsapparaten
Knijpen met twee vingers om te zoomen
Door te knijpen met twee vingers kunt u afbeeldingen of tekst in- en uitzoomen.
Zoom in door twee vingers bij elkaar te houden op het touchpadgebied en ze daarna van elkaar
af te bewegen.
Zoom uit door twee vingers uit elkaar te houden op het touchpadgebied en ze daarna naar
elkaar toe te bewegen.
Cursorbesturing gebruiken 27
Tikken met twee vingers
Door met twee vingers te tikken kunt u menuselecties maken voor een object op het scherm.
OPMERKING: Het tikken met twee vingers heeft dezelfde functies als het rechtsklikken met de
muis.
Plaats twee vingers op het touchpad-gebied en druk op het menu opties voor het geselecteerde
object.
28 Hoofdstuk 4 Navigeren met het toetsenbord, aanraakbewegingen en aanwijsapparaten
Toetsenbord gebruiken
Met het toetsenbord en de muis kunt u typen en dezelfde functies uitvoeren als bij het gebruik van
aanraakbewegingen. Met de actietoetsen en sneltoetsen op het toetsenbord kunt u specifieke
functies uitvoeren.
TIP: Met de Windows-toets op het toetsenbord kunt u snel terugkeren naar het startmenu
vanuit een geopende app of het bureaublad van Windows. Als u nogmaals op de Windows-toets
drukt, keert u terug naar het vorige scherm.
OPMERKING: Afhankelijk van het land of de regio waarin u woont, is het mogelijk dat uw
toetsenbord andere toetsen en toetsenbordfuncties heeft dan de toetsen en functies die in dit
gedeelte worden beschreven.
Sneltoetsen in Windows gebruiken
Windows beschikt over sneltoetsen waarmee u snel acties kunt uitvoeren. Druk op de Windows-toets
alleen of in combinatie met een bepaalde toets om een toegewezen actie uit te voeren.
Sneltoetsen herkennen
Een sneltoets is een combinatie van de fn-toets (2) en de esc-toets (1).
Met fn+esc kunt u systeeminformatie weergeven.
Actietoetsen gebruiken
Met een actietoets voert u de aan de toets toegewezen functie uit. Het pictogram op elk van de
toetsen f1 tot en met f4 en f6 tot en met f12 geeft de toegewezen functie voor die toets aan.
Om de functie van een actietoets uit te voeren, houdt u de toets ingedrukt.
VOORZICHTIG: Wees uiterst voorzichtig met het aanbrengen van wijzigingen in Setup Utility
(BIOS). Fouten kunnen ertoe leiden dat de computer niet meer goed functioneert.
Toetsenbord gebruiken 29
De actietoetsvoorziening is standaard ingeschakeld. U kunt deze voorziening uitschakelen in Setup
Utility (BIOS). Zie Setup Utility (BIOS) en HP PC Hardware Diagnostics (UEFI) gebruiken
op pagina 85 voor instructies voor het openen van Setup Utility (BIOS), en volg daarna de
instructies onder aan het scherm.
Nadat u de actietoetsfunctie hebt uitgeschakeld, kunt u de functies nog wel uitvoeren door op de fn-
toets te drukken in combinatie met de bijbehorende actietoets.
Pictogra
m
Toets Beschrijving
f1 Hiermee opent u Help en ondersteuning.
Hiermee opent u Help en ondersteuning, dat zelfstudieprogramma's, informatie over het
besturingssysteem Windows en de computer, antwoorden op vragen en updates voor de computer
bevat.
f2 Zolang u deze toets ingedrukt houdt, wordt de helderheid van het scherm steeds verder verlaagd.
f3 Zolang u deze toets ingedrukt houdt, wordt de helderheid van het scherm steeds verder verhoogd.
f4 Hiermee schakelt u tussen de weergaveapparaten die op het systeem zijn aangesloten. Als er
bijvoorbeeld een monitor op de computer is aangesloten, schakelt u met f4 tussen weergave op het
computerbeeldscherm, weergave op de monitor en gelijktijdige weergave op de computer en de
monitor.
De meeste externe monitoren maken gebruik van de externe-VGA-videostandaard om
videogegevens op de computer te ontvangen. De toets f4 kan ook schakelen tussen andere
apparaten die beeldgegevens op de computer ontvangen.
f6 Hiermee schakelt u de geluidsweergave uit (en weer in).
f7 Zolang u deze toets ingedrukt houdt, wordt het geluidsvolume steeds verder verlaagd.
f8 Zolang u deze toets ingedrukt houdt, wordt het geluidsvolume steeds verder verhoogd.
f9 Hiermee speelt u het vorige muziekstuk van een audio-cd of het vorige gedeelte van een dvd of bd
af.
f10 Hiermee kunt u een audio-cd, dvd of bd afspelen of het afspelen onderbreken of hervatten.
f11 Hiermee speelt u het volgende muziekstuk van een audio-cd of het volgende gedeelte van een dvd
of bd af.
f12 Hiermee schakelt u de vliegtuigmodus en de voorziening voor draadloze communicatie in of uit.
OPMERKING: Er moet een draadloos netwerk zijn ingesteld voordat er een draadloze verbinding
kan worden gemaakt.
30 Hoofdstuk 4 Navigeren met het toetsenbord, aanraakbewegingen en aanwijsapparaten
Toetsenblokken gebruiken
De computer heeft een geïntegreerd numeriek toetsenblok en ondersteunt bovendien een optioneel
extern numeriek toetsenblok of een optioneel extern toetsenbord met een numeriek toetsenblok.
Het geïntegreerde numerieke toetsenblok gebruiken
De computer heeft een geïntegreerd numeriek toetsenblok en ondersteunt bovendien een optioneel
extern numeriek toetsenblok of een optioneel extern toetsenbord met een numeriek toetsenblok. Zie
Toetsen op pagina 13 voor meer informatie over de locatie van het geïntegreerde numerieke
toetsenblok.
Onderdeel Beschrijving
(1) num lock-toets Hiermee schakelt u tussen de navigatiefuncties en numerieke
functies op het geïntegreerde numerieke toetsenblok.
OPMERKING: Wanneer de computer weer wordt opgestart,
wordt de functie van het toetsenblok weer actief gemaakt zoals
deze was toen de computer werd uitgeschakeld.
(2) Geïntegreerd numeriek toetsenblok Wanneer num lock is ingeschakeld, kan het worden gebruikt als
een extern numeriek toetsenblok.
Optioneel extern numeriek toetsenblok gebruiken
Bij de meeste externe numerieke toetsenblokken is de werking van de toetsen afhankelijk van het wel
of niet zijn ingeschakeld van Num Lock. (num lock is standaard uitgeschakeld.) Bijvoorbeeld:
Toetsenbord gebruiken 31
Wanneer num lock is ingeschakeld, kunt u met de meeste toetsenbloktoetsen cijfers typen.
Wanneer num lock is uitgeschakeld, werken de meeste toetsenbloktoetsen als pijltoetsen, page
up-toets of page down-toets.
Wanneer num lock op een extern toetsenblok wordt ingeschakeld, gaat het num lock-lampje op de
computer branden. Wanneer num lock op een extern toetsenblok wordt uitgeschakeld, gaat het num
lock-lampje op de computer uit.
U schakelt als volgt num lock in of uit tijdens het werken op een extern toetsenblok:
Druk op de toets num lk op het externe toetsenblok, niet op het toetsenbord van de computer.
32 Hoofdstuk 4 Navigeren met het toetsenbord, aanraakbewegingen en aanwijsapparaten
5 Multimedia
De computer beschikt mogelijk over het volgende:
Geïntegreerde luidspreker(s)
Geïntegreerde microfoon(s)
Geïntegreerde webcam
Vooraf geïnstalleerde multimediasoftware
Multimediaknoppen of -toetsen
Bedieningselementen voor het afspelen van media gebruiken
Afhankelijk van uw computermodel beschikt u mogelijk over de volgende bedieningselementen voor
het afspelen van media waarmee u een mediabestand kunt afspelen, pauzeren, vooruit spoelen of
terugspoelen:
Mediaknoppen
Actietoetsen voor media
Mediatoetsen
Audio
Op uw computer of op bepaalde modellen met een externe optische schijf kunt u muziek-cd’s
afspelen, muziek downloaden en beluisteren, audio-inhoud van internet (inclusief radio) streamen,
audio opnemen, of audio en video mixen om multimedia te maken. Als u uw luisterervaring wilt
verbeteren, sluit u externe audioapparaten aan, zoals luidsprekers of een hoofdtelefoon.
Luidsprekers aansluiten
U kunt bekabelde luidsprekers op de computer aansluiten door deze op een USB-poort (of de audio-
uitgang) op de computer of een dockingstation aan te sluiten.
Volg de apparaatinstructies van de fabrikant om draadloze luidsprekers aan te sluiten op de
computer. Zie Audio configureren voor HDMI op pagina 37 voor informatie over het aansluiten van
high-definition luidsprekers op de computer. Pas eerst het geluidsvolume aan voordat u
audioapparaten aansluit.
Bedieningselementen voor het afspelen van media gebruiken 33
Geluidsvolume aanpassen
Afhankelijk van uw computermodel kunt u het volume aanpassen met:
volumeknoppen;
Volumeactietoetsen
volumetoetsen.
WAARSCHUWING! Zet het geluidsvolume laag voordat u de hoofdtelefoon, oortelefoon of headset
opzet. Zo beperkt u het risico van gehoorbeschadiging. Zie
Informatie over voorschriften, veiligheid
en milieu
voor meer informatie over veiligheid. Om deze handleiding te openen, typt u in het
startscherm ondersteuning en vervolgens de app HP Support Assistant.
OPMERKING: U kunt het geluidsvolume ook aanpassen via het besturingssysteem en via bepaalde
programma's.
OPMERKING: Zie Vertrouwd raken met de computer op pagina 4 voor informatie over het type
bediening dat de computer voor het volume heeft.
Hoofdtelefoons/microfoons aansluiten
U kunt bekabelde hoofdtelefoons of headsets op de audio-uit (hoofdtelefoon)/audio-ingang
(microfooningang) op de computer aansluiten. Er zijn veel headsets met geïntegreerde microfoons in
de handel verkrijgbaar.
Volg de apparaatinstructies van de fabrikant om
draadloze
hoofdtelefoons of headsets aan te sluiten
op de computer.
WAARSCHUWING! Zet het volume laag voordat u de hoofdtelefoon, oortelefoon of headset opzet.
Zo beperkt u het risico van gehoorbeschadiging. Zie
Informatie over voorschriften, veiligheid en milieu
voor meer informatie over veiligheid. Om deze handleiding te openen, typt u in het startscherm
ondersteuning en vervolgens de app HP Support Assistant.
Audiofuncties op de computer controleren
OPMERKING: Voor optimale resultaten tijdens het opnemen spreekt u rechtstreeks in de microfoon
en neemt u geluid op in een omgeving die vrij is van achtergrondruis.
U controleert de audiofuncties van de computer als volgt:
1. Typ configuratiescherm op het startscherm en selecteer Configuratiescherm.
2. Selecteer Hardware en geluiden en selecteer Geluid.
3. Wanneer het venster Geluid wordt weergegeven, selecteert u het tabblad Geluiden. Selecteer
onder Programmagebeurtenissen de gewenste vorm van geluid, zoals een pieptoon of een
alarmsignaal en klik daarna op Testen.
Als het goed is, hoort u het geluid door de luidsprekers of de aangesloten hoofdtelefoon.
U controleert de opnamefuncties van de computer als volgt:
1. Typ geluiden op het startscherm en selecteer Geluidsrecorder.
2. Klik op Opname starten en spreek in de microfoon.
34 Hoofdstuk 5 Multimedia
3. Sla het bestand op het bureaublad op.
4. Open een multimediaprogramma en speel het opgenomen geluid af.
U controleert de opnamefuncties van de computer als volgt:
1. Typ configuratiescherm op het startscherm en selecteer Configuratiescherm.
2. Selecteer Hardware en geluiden en selecteer Geluid.
Webcam (alleen bepaalde modellen)
Sommige computers bevatten een geïntegreerde webcam. In combinatie met de vooraf
geïnstalleerde software kunt u de webcam gebruiken om een foto te maken of een video op te
nemen. U kunt de gemaakte foto of video-opname weergeven en op de vaste schijf van de computer
opslaan.
Met de webcamsoftware kunt u experimenteren met de volgende voorzieningen:
videobeelden vastleggen en delen;
video streamen met software voor expresberichten;
foto's maken.
Video
Uw HP computer is een krachtig videoapparaat waarmee u streaming video van uw favoriete
websites kunt bekijken en video en films kunt downloaden om deze op uw computer te bekijken
zonder dat u een netwerkverbinding nodig hebt.
Om uw kijkgenot te verbeteren, gebruikt u een van de videopoorten op de computer om een externe
monitor, projector of tv aan te sluiten. De computer beschikt over een HDMI-poort (High-Definition
Multimedia Interface), waarop u een high-definition monitor of hd-tv kunt aansluiten.
De computer beschikt over de volgende externe videopoorten:
VGA
HDMI (High Definition Multimedia Interface)
BELANGRIJK: Zorg ervoor dat het externe apparaat met de juiste kabel is aangesloten op de juiste
poort van de computer. Raadpleeg bij vragen de instructies van de fabrikant van het apparaat.
OPMERKING: Zie Vertrouwd raken met de computer op pagina 4 voor informatie over de
videopoorten van de computer.
Webcam (alleen bepaalde modellen) 35
VGA
De externe-monitorpoort of VGA-poort is een analoge weergave-interface waarmee u een extern
VGA-weergaveapparaat aansluit op de computer, zoals een externe VGA-monitor of VGA-projector.
1. Sluit de VGA-kabel van de monitor of projector zoals aangeduid aan op de VGA-poort op de
computer.
2. Druk op f4 om te schakelen tussen vier weergavestatussen:
Alleen computerscherm: hiermee wordt het beeld alleen weergegeven op het beeldscherm
van de computer.
Dupliceren: hiermee wordt het beeld gelijktijdig weergegeven op zowel de computer als het
externe apparaat.
Uitspreiden: hiermee wordt het beeld uitgespreid weergegeven op zowel de computer als
het externe apparaat.
Alleen tweede scherm: hiermee wordt het beeld alleen weergegeven op het externe
apparaat.
Telkens wanneer u op f4 drukt, verandert de weergavetoestand.
OPMERKING: Als u de optie 'Uitspreiden' kiest, zorgt u ervoor dat u de schermresolutie van
het externe apparaat als volgt wordt aangepast. Typ configuratiescherm op het startscherm
en selecteer Configuratiescherm. Selecteer Vormgeving aan persoonlijke voorkeur aanpassen.
Selecteer onder Weergave de optie Schermresolutie aanpassen.
HDMI
Via de HDMI-poort sluit u de computer aan op een optioneel video- of audioapparaat, zoals een high-
definition televisietoestel of op andere compatibele digitale apparatuur of audioapparatuur.
OPMERKING: Om video- en/of audiosignalen te verzenden via de HDMI-poort, heeft u een
(afzonderlijk aan te schaffen) HDMI-kabel nodig.
Op de HDMI-poort van de computer kan één HDMI-apparaat worden aangesloten. De op het
computerscherm weergegeven informatie kan gelijktijdig worden weergegeven op het HDMI-
apparaat.
36 Hoofdstuk 5 Multimedia
U sluit een video- of audioapparaat als volgt aan op de HDMI-poort:
1. Sluit het ene uiteinde van de HDMI-kabel aan op de HDMI-poort van de computer.
2. Sluit het andere uiteinde van de kabel aan op het videoapparaat.
3. Druk op f4 om te schakelen tussen vier weergavestatussen:
Alleen computerscherm: hiermee wordt het beeld alleen weergegeven op het beeldscherm
van de computer.
Dupliceren: hiermee wordt het beeld gelijktijdig weergegeven op zowel de computer als het
externe apparaat.
Uitspreiden: hiermee wordt het beeld uitgespreid weergegeven op zowel de computer als
het externe apparaat.
Alleen tweede scherm: hiermee wordt het beeld alleen weergegeven op het externe
apparaat.
Telkens wanneer u op f4 drukt, verandert de weergavetoestand.
OPMERKING: Als u de optie 'Uitspreiden' kiest, zorgt u ervoor dat u de schermresolutie van
het externe apparaat als volgt wordt aangepast. Typ configuratiescherm op het startscherm
en selecteer Configuratiescherm in de lijst met toepassingen. Selecteer Vormgeving en
persoonlijke instellingen. Selecteer onder Weergave de optie Schermresolutie aanpassen.
Audio configureren voor HDMI
Om HDMI-audio te configureren, sluit u eerst een audio- of videoapparaat, zoals een high-
definitiontelevisietoestel, aan op de HDMI-poort van de computer. Daarna configureert u als volgt het
standaardweergaveapparaat voor audio:
1. Klik op het Windows-bureaublad met de rechtermuisknop op het pictogram Luidsprekers in het
systeemvak aan de rechterkant van de taakbalk. Klik vervolgens op Afspeelapparaten.
2. Klik op het tabblad Afspelen op Digitale uitvoer of Apparaat voor digitale uitvoer (HDMI).
3. Klik op Als standaard instellen en daarna op OK.
U geeft als volgt de audio weer via de luidsprekers van de computer weer:
Video 37
1. Klik op het Windows-bureaublad met de rechtermuisknop op het pictogram Luidsprekers in het
systeemvak aan de rechterkant van de taakbalk. Klik vervolgens op Afspeelapparaten.
2. Klik op het tabblad Afspelen op Luidsprekers.
3. Klik op Als standaard instellen en daarna op OK.
38 Hoofdstuk 5 Multimedia
6 Energiebeheer
OPMERKING: Een computer kan een aan/uit-knop of een aan/uit-schakelaar hebben. De term
aan/
uit-knop
verwijst in deze handleiding naar de twee typen aan/uit-knoppen.
Computer afsluiten (uitschakelen)
VOORZICHTIG: Wanneer u de computer uitschakelt, gaat alle informatie verloren die u niet hebt
opgeslagen.
Met de opdracht Afsluiten worden alle geopende programma's gesloten, inclusief het
besturingssysteem, en worden vervolgens het beeldscherm en de computer uitgeschakeld.
Sluit de computer af in de volgende gevallen:
Wanneer u de accu moet vervangen of toegang wilt tot onderdelen in de computer
Wanneer u externe hardware aansluit die niet op een USB-poort kan worden aangesloten
Wanneer de computer lange tijd niet wordt gebruikt en de externe voedingsbron wordt
losgekoppeld
Hoewel u de computer kunt uitschakelen met de aan/uit-knop, is de aanbevolen procedure het
gebruik van de opdracht Afsluiten van Windows:
OPMERKING: Als de computer in de slaap- of sluimerstand staat, moet u eerst de slaap- of
sluimerstand beëindigen door kort op de aan/uit-knop te drukken voordat u de computer kunt
uitschakelen.
1. Sla uw werk op en sluit alle geopende programma's af.
2. Wijs de rechterbovenhoek of -benedenhoek van het startscherm aan.
3. Klik op Instellingen, klik op het pictogram Energie en klik daarna op Afsluiten.
– of –
Klik met de rechtermuisknop op de startknop in de linkeronderhoek van het scherm en selecteer
Afsluiten of afmelden en daarna Afsluiten.
Als de computer niet reageert en het niet mogelijk is de hierboven genoemde afsluitprocedure te
gebruiken, probeert u de volgende noodprocedures in de volgorde waarin ze hier staan vermeld:
Druk op ctrl+alt+delete. Klik op het pictogram Energie en klik daarna op Afsluiten.
Druk op de aan/uit-knop en houd deze minimaal vijf seconden ingedrukt.
Computer afsluiten (uitschakelen) 39
Koppel de computer los van de externe voedingsbron.
Verwijder de accu (bij modellen met een door de gebruiker vervangbare accu).
Opties voor energiebeheer instellen
Standen voor energiebesparing gebruiken
De slaapstand wordt ingeschakeld in de fabriek.
Wanneer de slaapstand wordt geactiveerd, knipperen de aan/uit-lampjes en wordt het scherm
leeggemaakt. Uw werk wordt in het geheugen opgeslagen.
VOORZICHTIG: Activeer de slaapstand niet terwijl er wordt gelezen van of geschreven naar een
schijf of een externe geheugenkaart. Zo voorkomt u mogelijke verslechtering van de audio- of
videokwaliteit, verlies van audio- of video-afspeelfunctionaliteit of verlies van gegevens.
OPMERKING: Verbinding maken met een netwerk of het uitvoeren van computerfuncties is niet
mogelijk wanneer de computer in de slaapstand staat.
Intel Smart Response Technology (alleen bepaalde modellen)
Op bepaalde modellen is de functie Intel RST (Rapid Start Technology) standaard ingeschakeld.
Rapid Start Technology stelt u in staat de computer snel opnieuw te activeren als deze zich in een
inactieve toestand bevindt.
Rapid Start Technology beheert uw energiebesparingsopties als volgt:
Slaapstand: Rapid Start Technology stelt u in staat de slaapstand te selecteren. Om de
slaapstand te beëindigen, drukt u op een willekeurige toets en activeert u het touchpad of drukt
u kort op de aan/uit-knop.
Sluimerstand: met Rapid Start Technology wordt de sluimerstand geïnitieerd na een inactieve
periode in de slaapstand wanneer de computer op accuvoeding of een externe voedingsbron
werkt of wanneer de accu een kritiek niveau bereikt. Nadat de sluimerstand is geactiveerd, drukt
u op de aan/uit-knop om uw werk te hervatten.
OPMERKING: U kunt Rapid Start Technology uitschakelen in Setup Utility (BIOS). Als u de
sluimerstand handmatig wilt kunnen initiëren, moet deze door de gebruiker geactiveerde sluimerstand
worden ingeschakeld via Energiebeheer. Zie De door de gebruiker geïnitialiseerde sluimerstand
inschakelen en afsluiten op pagina 41.
Slaapstand activeren en beëindigen
Als de computer ingeschakeld is, kunt u als volgt de slaapstand activeren:
Druk kort op de aan/uit-knop.
Wijs de rechterbovenhoek of -onderhoek van het startscherm aan. Als de lijst met emoticons
wordt geopend, klikt u op Instellingen, het pictogram Energie en vervolgens op Slaapstand.
Als u de slaapstand wilt beëindigen, drukt u kort op de aan/uit-knop.
Wanneer de slaapstand wordt beëindigd, gaan de aan/uit-lampjes branden en wordt het scherm
weergegeven zoals dit was toen u stopte met werken.
40 Hoofdstuk 6 Energiebeheer
OPMERKING: Als u een wachtwoord op de computer hebt ingesteld voor het beëindigen van de
sluimerstand, dan moet u uw Windows-wachtwoord invoeren voordat de computer uw werk opnieuw
weergeeft.
De door de gebruiker geïnitialiseerde sluimerstand inschakelen en afsluiten
U kunt gebruikers als volgt de sluimerstand handmatig laten activeren en energiebeheerinstellingen
en time-outs laten wijzigen via het onderdeel Energiebeheer:
1. Typ energiebeheer op het startscherm en selecteer vervolgens Energiebeheer.
2. Klik in het linkerdeelvenster op Het gedrag van de aan/uit-knop bepalen.
3. Klik op Instellingen wijzigen die momenteel niet beschikbaar zijn.
4. Selecteer bij Actie als ik op de aan/uit-knop druk de optie Sluimerstand.
5. Klik op Wijzigingen opslaan.
Als u de sluimerstand wilt beëindigen, drukt u kort op de aan/uit-knop. De aan/uit-lampjes gaan
branden en uw werk verschijnt op het scherm op het punt waar u was gestopt met werken.
OPMERKING: Als u hebt ingesteld dat een wachtwoord nodig is om de slaapstand te beëindigen,
moet uw Windows-wachtwoord worden ingevoerd voordat uw werk weer op het scherm verschijnt.
Energiemeter en instellingen voor energiebeheer gebruiken
De energiemeter bevindt zich op het Windows-bureaublad. Met behulp van de energiemeter krijgt u
snel toegang tot de instellingen van Energiebeheer en kunt u de resterende acculading bekijken.
Wijs op het Windows-bureaublad op het pictogram van de energiemeter om de acculading en
het huidige energiebeheerschema weer te geven.
Klik op het pictogram van de energiemeter en selecteer een item in de lijst om toegang te krijgen
tot Energiebeheer of om het energiebeheerschema te wijzigen. U kunt ook energiebeheer in
het startscherm typen en vervolgens Energiebeheer selecteren.
Aan de verschillende pictogrammen kunt u zien of de computer op accuvoeding of op externe
netvoeding werkt. Als de accu een laag of kritiek laag ladingsniveau heeft bereikt, geeft het pictogram
ook een bericht weer.
Wachtwoordbeveiliging instellen voor beëindigen slaapstand
Ga als volgt te werk om in te stellen dat een wachtwoord moet worden opgegeven bij het beëindigen
van de slaapstand of de sluimerstand:
1. Typ energiebeheer op het startscherm en selecteer vervolgens Energiebeheer.
2. Klik in het linkerdeelvenster op Een wachtwoord vereisen bij uit slaapstand komen.
3. Klik op Instellingen wijzigen die momenteel niet beschikbaar zijn.
Opties voor energiebeheer instellen 41
4. Klik op Een wachtwoord vereisen (aanbevolen).
OPMERKING: Als u een wachtwoord voor een gebruikersaccount moet instellen of het huidige
wachtwoord voor uw gebruikersaccount wilt wijzigen, klikt u op Het wachtwoord voor uw
gebruikersaccount instellen of wijzigen en volgt u de instructies op het scherm. Als u geen
gebruikerswachtwoord hoeft te maken of te wijzigen, gaat u naar stap 5.
5. Klik op Wijzigingen opslaan.
Accuvoeding gebruiken
WAARSCHUWING! Gebruik uitsluitend de volgende producten om veiligheidsrisico's te beperken:
de bij de computer geleverde accu, een door HP geleverde vervangende accu of een compatibele
accu die als accessoire is aangeschaft bij HP.
De computer wordt door een accu gevoed als die niet is aangesloten op externe netvoeding. De
accuwerktijd van de accu van een computer kan verschillen, afhankelijk van de instellingen voor
energiebeheer, programma's die worden uitgevoerd, de helderheid van het beeldscherm, externe
apparatuur die op de computer is aangesloten en andere factoren. Als u de accu in de computer laat
zitten wanneer de computer is aangesloten op een netvoedingsbron, wordt de accu opgeladen.
Bovendien wordt zo uw werk beschermd in geval van een stroomstoring. Als er een opgeladen accu
in de computer is geplaatst en de computer op externe netvoeding werkt, schakelt de computer
automatisch over op accuvoeding wanneer de netvoedingsadapter wordt losgekoppeld van de
computer of als er een stroomstoring plaatsvindt.
OPMERKING: Wanneer u de computer loskoppelt van de netvoeding, wordt de helderheid van het
beeldscherm automatisch verlaagd, zodat u langer kunt doen met de acculading.
Aanvullende informatie over de accu opzoeken
HP Help en ondersteuning biedt hulpprogramma’s en informatie over de accu. Om accu-informatie te
openen, selecteert u de HP Ondersteuningsassistent app op het startscherm en selecteert u daarna
Accuprestaties.
Hulpprogramma Accucontrole voor het testen van de accuprestaties
Informatie over kalibreren, energiebeheer en de juiste manier om een accu te hanteren en op te
slaan teneinde de levensduur van de accu te maximaliseren
Informatie over soorten accu's, specificaties, levensduur en capaciteit
U krijgt als volgt toegang tot de informatie over accu's:
Om accu-informatie te openen, selecteert u de HP Ondersteuningsassistent app op het
startscherm en selecteert u daarna Accuprestaties.
Accucontrole gebruiken
HP Help en ondersteuning biedt informatie over de status van de accu die in de computer is
geplaatst.
U voert Accucontrole als volgt uit:
42 Hoofdstuk 6 Energiebeheer
1. Sluit de netvoedingsadapter aan op de computer.
OPMERKING: Accucontrole werkt alleen goed als de computer is aangesloten op een externe
voedingsbron.
2. Om accu-informatie te openen, selecteert u de HP Ondersteuningsassistent app op het
startscherm en selecteert u daarna Accuprestaties.
Accucontrole test de accu en de accucellen om te controleren of deze naar behoren functioneren en
rapporteert vervolgens de resultaten van de test.
Acculading weergeven
Beweeg de aanwijzer over het energiemeterpictogram op het Windows-bureaublad in het
systeemvak aan de rechterkant van de taakbalk.
Accuwerktijd maximaliseren
De accuwerktijd varieert, afhankelijk van voorzieningen die u gebruikt terwijl de computer op
accuvoeding werkt. De maximale accuwerktijd neemt geleidelijk af, omdat de capaciteit van de accu
afneemt ten gevolge van bepaalde natuurlijke processen.
Tips voor het maximaliseren van de accuwerktijd:
Verlaag de helderheid van het scherm.
Verwijder de accu uit de computer wanneer de accu niet in gebruik is of wordt opgeladen (als de
computer een door de gebruiker vervangbare accu heeft).
Bewaar de door de gebruiker vervangbare accu op een koele, droge plaats.
Selecteer de instelling Energiespaarstand in Energiebeheer.
Omgaan met een lage acculading
In dit gedeelte worden de waarschuwingen en systeemreacties beschreven die standaard zijn
ingesteld. Sommige waarschuwingen voor een lage acculading en de manier waarop het systeem
daarop reageert, kunt u wijzigen in het onderdeel Energiebeheer. Voorkeuren die u in Energiebeheer
instelt, zijn niet van invloed op de werking van de lampjes.
Typ energie in het startscherm en selecteer Instellingen en vervolgens Energiebeheer.
Een lage acculading herkennen
Als een accu de enige voedingsbron van de computer is, een laag of kritiek laag niveau bereikt,
gebeurt het volgende:
Het acculampje (alleen bepaalde modellen) geeft een laag of kritiek laag niveau van de
acculading aan.
– of –
Het energiemeterpictogram in het systeemvak geeft een lage of kritiek lage acculading aan.
OPMERKING: Zie Energiemeter en instellingen voor energiebeheer gebruiken op pagina 41
voor meer informatie over de energiemeter.
Opties voor energiebeheer instellen 43
Als de computer aan staat of in de slaapstand staat, blijft de computer nog even in de slaapstand
staan. Vervolgens wordt de computer uitgeschakeld, waarbij niet-opgeslagen werk verloren gaat.
Problemen met een lage acculading verhelpen
Een lage acculading verhelpen wanneer er een externe voedingsbron beschikbaar is
Sluit een van de volgende apparaten aan:
Netvoedingsadapter
Optioneel docking- of uitbreidingsapparaat
Optionele netvoedingsadapter die als accessoire bij HP is aangeschaft
Een lage acculading verhelpen wanneer er geen voedingsbron beschikbaar is
Om een lage acculading te verhelpen wanneer er geen voedingsbron beschikbaar is, slaat u uw werk
op en schakelt u de computer uit.
Accu plaatsen of verwijderen
Accu plaatsen
U plaatst de accu als volgt:
1. Leg de computer ondersteboven op een vlakke ondergrond, met de accuruimte naar u toe.
2. Plaats de accu (1) in de accuruimte totdat de accu op zijn plaats zit.
De accu-ontgrendeling (2) vergrendelt de accu automatisch. Schuif de accuvergrendeling (3)
naar buiten om de accu goed te vergrendelen.
Accu verwijderen
U verwijdert de accu als volgt:
VOORZICHTIG: bij het verwijderen van een accu die de enige beschikbare voedingsbron voor de
computer vormt, kunnen er gegevens verloren gaan. Sla uw werk op en schakel de computer uit via
Windows voordat u de accu verwijdert. Zo voorkomt u dat er gegevens verloren gaan.
44 Hoofdstuk 6 Energiebeheer
1. Leg de computer ondersteboven op een vlakke ondergrond, met de accuruimte naar u toe.
2. Schuif de ontgrendeling van de accu (1) en accuvergrendeling (2) naar binnen om de accu te
ontgrendelen.
3. Verwijder de accu uit de computer (3).
Accuvoeding besparen
Typ energie in het startscherm en selecteer Instellingen en vervolgens Energiebeheer.
Open het onderdeel Energiebeheer en selecteer instellingen voor een lager energieverbruik.
Schakel draadloze verbindingen en LAN-verbindingen uit en sluit modemapplicaties af wanneer
u deze niet gebruikt.
Ontkoppel externe apparatuur die niet is aangesloten op een externe voedingsbron wanneer u
deze apparatuur niet gebruikt.
Zet alle optionele externe geheugenkaarten die u niet gebruikt, stop, schakel ze uit of verwijder
ze.
Verlaag de helderheid van het beeldscherm.
Activeer de slaapstand of sluit de computer af zodra u stopt met werken.
Door de gebruiker vervangbare accu bewaren
VOORZICHTIG: Stel een accu niet gedurende langere tijd bloot aan hoge temperaturen om
beschadiging van de accu te voorkomen.
Als u een computer langer dan twee weken niet gebruikt en loskoppelt van de externe voedingsbron,
verwijdert u de door de gebruiker vervangbare accu en bergt u de accu afzonderlijk op.
Bewaar de accu op een koele en droge plaats, zodat de accu langer opgeladen blijft.
OPMERKING: Een opgeborgen accu moet elke 6 maanden worden gecontroleerd. Wanneer de
capaciteit minder is dan 50 procent, laadt u de accu op voordat u de accu weer opbergt.
Kalibreer een accu die een maand of langer opgeborgen is geweest voordat u deze in gebruik neemt.
Opties voor energiebeheer instellen 45
Door de gebruiker vervangbare accu afvoeren
WAARSCHUWING! Verminder het risico van brand of brandwonden: probeer de accu niet uit elkaar
te halen, te pletten of te doorboren; veroorzaak geen kortsluiting tussen de externe contactpunten;
laat de accu niet in aanraking komen met water of vuur.
Zie
Informatie over voorschriften, veiligheid en milieu
voor het correct afvoeren van afgedankte
accu's. Om deze handleiding te openen, typt u in het startscherm support en selecteert u daarna de
app HP Support Assistant. Om accu-informatie te openen, selecteert u de HP
Ondersteuningsassistent app op het startscherm en selecteert u daarna Accuprestaties.
Door de gebruiker vervangbare accu vervangen
Accucontrole waarschuwt dat de accu moet worden vervangen wanneer een interne cel niet correct
wordt opgeladen of wanneer de opslagcapaciteit van de accu de status Zwak heeft bereikt. Als de
accu onder de garantievoorwaarden van HP valt, krijgt u ook informatie over een garantie-id. Een
bericht verwijst u naar de website van HP voor meer informatie over het bestellen van een
vervangende accu.
46 Hoofdstuk 6 Energiebeheer
Externe netvoeding gebruiken
WAARSCHUWING! Laad de accu van de computer niet op aan boord van een vliegtuig.
WAARSCHUWING! Gebruik om veiligheidsredenen alleen de bij de computer geleverde
netvoedingsadapter, een door HP geleverde vervangende adapter of een door HP geleverde
compatibele adapter.
OPMERKING: Zie de poster
Installatie-instructies
in de doos van de computer voor informatie over
het aansluiten van de computer op netvoeding.
Externe netvoeding wordt geleverd via een goedgekeurde netvoedingsadapter of een optioneel
docking- of uitbreidingsapparaat.
Sluit de computer in de volgende situaties aan op een externe netvoedingsbron:
Wanneer u een accu oplaadt of kalibreert.
Wanneer u systeemsoftware installeert of aanpast.
Wanneer u informatie schrijft naar een cd, dvd of bd (alleen bepaalde modellen).
Wanneer u Schijfdefragmentatie uitvoert.
Wanneer u een back-up of hersteltaak uitvoert.
Als u de computer aansluit op een externe netvoedingsbron, gebeurt het volgende:
De accu wordt opgeladen.
Als de computer is ingeschakeld, verandert het energiemeterpictogram in de taakbalk van vorm.
Wanneer u de computer loskoppelt van externe netvoeding, gebeurt het volgende:
De computer schakelt over naar accuvoeding.
De helderheid van het beeldscherm wordt automatisch verlaagd om accuvoeding te besparen.
Opties voor energiebeheer instellen 47
Netvoedingsadapter testen
Test de netvoedingsadapter als de computer een van de volgende symptomen vertoont nadat deze is
aangesloten op de netvoeding:
De computer wordt niet ingeschakeld.
Het display wordt niet ingeschakeld.
De aan/uit-lampjes zijn uit.
Ga als volgt te werk om de netvoedingsadapter te testen:
OPMERKING: De volgende instructies gelden voor computers met een door de gebruiker
vervangbare accu.
1. Zet de computer uit.
2. Verwijder de accu uit de computer.
3. Sluit de netvoedingsadapter aan op de computer en steek de stekker van de adapter in het
stopcontact.
4. Zet de computer aan.
Als de aan/uit-lampjes
aan
gaan, werkt de netvoedingsadapter naar behoren.
Als de aan/uit-lampjes
uit
blijven, werkt de netvoedingsadapter niet en moet deze worden
vervangen.
Neem contact op met de ondersteuning voor informatie over het verkrijgen van een vervangende
netvoedingsadapter.
48 Hoofdstuk 6 Energiebeheer
7 Externe kaarten en apparaten
Geheugenkaartlezers gebruiken
Met optionele digitale kaarten kunt u gegevens veilig opslaan en gemakkelijk uitwisselen. Deze
kaarten worden vaak gebruikt om gegevens uit te wisselen tussen computers of tussen een computer
en apparatuur met digitale media, zoals camera's en PDA's.
Zie Vertrouwd raken met de computer op pagina 4 voor meer informatie over de types
geheugenkaarten die worden ondersteund op de computer.
Digitale kaart plaatsen
VOORZICHTIG: Oefen zo min mogelijk kracht uit bij het plaatsen van een digitale kaart, om
beschadiging van de connectoren van de digitale kaart te voorkomen.
1. Houd de kaart met het label naar boven en de connectoren naar de computer gericht.
2. Plaats de kaart in het digitale-mediaslot en druk de kaart naar binnen tot deze goed op zijn
plaats zit.
U hoort een geluidssignaal als het apparaat is gedetecteerd en er wordt mogelijk een menu met
beschikbare opties weergegeven.
Digitale kaart verwijderen
VOORZICHTIG: Gebruik de volgende procedure voor het veilig verwijderen van de digitale kaart,
om te voorkomen dat gegevens verloren gaan of het systeem vastloopt.
Geheugenkaartlezers gebruiken 49
1. Sla uw gegevens op en sluit alle applicaties die gebruikmaken van de digitale kaart.
2. Klik op het pictogram voor het verwijderen van hardware in het systeemvak aan de rechterkant
van de taakbalk. Volg daarna de instructies op het scherm.
3. Druk op de kaart (1) en verwijder deze vervolgens uit het slot (2).
OPMERKING: Als de kaart niet vanzelf naar buiten komt, trekt u deze uit het slot.
USB-apparaat gebruiken
USB (Universal Serial Bus) is een hardwarematige interface die kan worden gebruikt om een
optioneel extern apparaat aan te sluiten, zoals een USB-toetsenbord, -muis, -drive, -printer, -scanner
of -hub.
Voor bepaalde USB-apparatuur is extra ondersteunende software nodig. Deze wordt meestal met het
apparaat meegeleverd. Raadpleeg de instructies van de fabrikant voor meer informatie over
apparaatspecifieke software. Deze instructies kunnen worden verstrekt bij de software of op schijven,
of kunnen op de website van de fabrikant staan.
De computer heeft ten minste één USB-poort die ondersteuning biedt voor USB 1.0-, 1.1-, 2.0- of 3.0-
apparaten. Uw computer kan ook beschikken over een USB-poort met voeding die stroom levert aan
een extern apparaat als u het aansluit met een kabel die geschikt is voor USB met voeding. Een
optioneel dockingapparaat of USB-hub biedt extra USB-poorten die met de computer kunnen worden
gebruikt.
50 Hoofdstuk 7 Externe kaarten en apparaten
USB-apparaat aansluiten
VOORZICHTIG: Oefen zo min mogelijk kracht uit bij het aansluiten van het apparaat om
beschadiging van een USB-connector te voorkomen.
Sluit de USB-kabel voor het apparaat aan op de USB-poort.
OPMERKING: Uw computer kan er iets anders uitzien dan de afgebeelde computer.
Wanneer het apparaat is gedetecteerd, geeft het systeem dit aan met een geluidssignaal.
OPMERKING: De eerste keer dat u een USB-apparaat aansluit, verschijnt er een bericht in het
systeemvak om aan te geven dat het apparaat wordt herkend door de computer.
USB-apparaat verwijderen
VOORZICHTIG: Trek niet aan de kabel om het USB-apparaat los te koppelen, om beschadiging
van een USB-connector te voorkomen.
VOORZICHTIG: Volg de volgende procedure voor het veilig verwijderen van een USB-apparaat, om
te voorkomen dat gegevens verloren gaan of het systeem vastloopt.
1. Als u een USB-apparaat wilt verwijderen, slaat u uw gegevens op en sluit u alle applicaties die
gebruikmaken van het apparaat.
2. Klik op het pictogram voor het verwijderen van hardware in het systeemvak aan de rechterkant
van de taakbalk en volg de instructies op het scherm.
3. Koppel het apparaat los.
USB-apparaat gebruiken 51
Optionele externe apparaten gebruiken
OPMERKING: Raadpleeg de instructies van de fabrikant voor informatie over benodigde software,
stuurprogramma's en de te gebruiken poort op de computer.
U sluit als volgt een extern apparaat aan op de computer:
VOORZICHTIG: Als u een apparaat met eigen netvoedingsaansluiting aansluit, kunt u het risico van
schade aan de apparatuur beperken door ervoor te zorgen dat het apparaat is uitgeschakeld en de
stekker uit het stopcontact is gehaald.
1. Sluit het apparaat aan op de computer.
2. Als u een apparaat met een eigen netvoedingsaansluiting aansluit, steekt u de stekker van het
apparaat in een geaard stopcontact.
3. Schakel het apparaat in.
Om een extern apparaat zonder eigen voeding te verwijderen, schakelt u het apparaat uit en koppelt
u het los van de computer. Om een extern apparaat met een eigen netvoedingsaansluiting te
verwijderen, schakelt u het apparaat uit, koppelt u het los van de computer en haalt u vervolgens de
stekker uit het stopcontact.
Optionele externe schijfeenheden gebruiken
Verwisselbare externe schijfeenheden bieden u meer mogelijkheden voor het opslaan en gebruiken
van informatie. U kunt een USB-schijfeenheid toevoegen door de schijfeenheid aan te sluiten op een
USB-poort op de computer.
OPMERKING: Er moet een externe optische USB-schijf van HP worden aangesloten op de USB-
poort met eigen voeding van de computer.
Verwisselbare USB-stations zijn er van de volgende typen:
1,44-MB diskettestation
Vaste-schijfmodule
Externe optische-schijfeenheid (cd, dvd en Blu-ray)
MultiBay-apparaat
52 Hoofdstuk 7 Externe kaarten en apparaten
8 Schijfeenheden
Schijfeenheden hanteren
VOORZICHTIG: Schijfeenheden zijn kwetsbare computeronderdelen, die voorzichtig moeten
worden behandeld. Lees de volgende waarschuwingen voordat u schijfeenheden hanteert.
Waarschuwingen die betrekking hebben op specifieke procedures, worden vermeld bij de
desbetreffende procedures.
Neem deze voorzorgsmaatregelen in acht:
Activeer de slaapstand en wacht tot het scherm leeg is of koppel de externe vaste schijf los
voordat u een computer verplaatst die op een externe vaste schijf is aangesloten.
Ontlaad, voordat u de schijfeenheid aanraakt, de statische elektriciteit door een geaard
oppervlak aan te raken.
Raak de connectorpinnen op een verwisselbare schijfeenheid of op de computer niet aan.
Behandel een schijfeenheid voorzichtig. Laat de schijfeenheid niet vallen en zet er niets op.
Schakel de computer uit voordat u een schijfeenheid plaatst of verwijdert. Als u niet zeker weet
of de computer is afgesloten of in de slaap- of hibernationstand staat, schakelt u de computer in
en vervolgens via het besturingssysteem weer uit.
Gebruik niet te veel kracht wanneer u een schijfeenheid in een schijfruimte plaatst.
Gebruik het toetsenbord van de computer niet en verplaats de computer niet als een optionele
optische-schijfeenheid naar een schijf schrijft. Het schrijfproces is gevoelig voor trillingen.
Stel schijfeenheden niet bloot aan extreme temperaturen of extreme vochtigheid.
Stel schijfeenheden niet bloot aan vloeistoffen. Spuit geen reinigingsmiddelen op een
schijfeenheid.
Verwijder het medium uit een schijfeenheid alvorens de schijfeenheid uit de schijfruimte te
verwijderen, of voordat u een schijfeenheid meeneemt op reis, verzendt of opbergt.
Verzend een schijfeenheid in goed beschermend verpakkingsmateriaal, zoals noppenfolie.
Vermeld op de verpakking dat het om breekbare apparatuur gaat.
Stel schijfeenheden niet bloot aan magnetische velden. Voorbeelden van beveiligingsapparatuur
met magnetische velden zijn detectiepoortjes op vliegvelden en detectorstaven. In
beveiligingsapparatuur waarmee handbagage wordt gescand, worden röntgenstralen gebruikt in
plaats van magnetische velden. Deze beveiligingsapparatuur brengt geen schade toe aan
schijfeenheden.
Schijfeenheden hanteren 53
Externe vaste schijven gebruiken
VOORZICHTIG: Neem de volgende richtlijnen in acht om te voorkomen dat gegevens verloren
gaan of het systeem vastloopt:
Sla uw werk op en sluit de computer af voordat u een geheugenmodule of een vaste schijf
plaatst of vervangt.
Als u niet weet of de computer is uitgeschakeld, zet u de computer aan door op de aan-uitknop
te drukken. Sluit de computer vervolgens af via het besturingssysteem.
Intel Smart Response Technology (alleen bepaalde modellen)
Intel® Smart Response Technology (SRT) is een cachefunctie van Intel® Rapid Storage Technology
(RST) die de prestaties van het computersysteem aanzienlijk verbetert. Met SRT kunnen computers
met een SSD de mSATA-module gebruiken als cachegeheugen tussen het systeemgeheugen en de
vaste schijf. Hierdoor hebt u een vaste schijf (of een RAID-volume) voor maximale opslagcapaciteit,
terwijl u tegelijkertijd betere systeemprestaties hebt dankzij de SSD.
Als u een vaste schijf toevoegt of vervangt, en van plan bent om een RAID-volume in te stellen, moet
u SRT tijdelijk uitschakelen, het RAID-volume instellen en SRT vervolgens weer inschakelen. U
schakelt SRT als volgt tijdelijk uit:
1. Typ Intel in het startscherm en selecteer Intel Rapid Storage Technology.
2. Klik op de koppeling Versnelling en klik vervolgens op de koppeling Versnelling uitschakelen.
3. Wacht tot de versnellingsmodus is voltooid.
4. Klik op de koppeling Opnieuw instellen op beschikbaar.
BELANGRIJK: U moet SRT tijdelijk uitschakelen wanneer u de RAID-modus wijzigt. Breng de
wijziging aan en schakel SRT opnieuw in. Als u deze functie niet tijdelijk uitschakelt, kunt u geen
wijzigingen aanbrengen in de RAID-volumes.
OPMERKING: HP ondersteunt SRT met zelfversleutelende schijven (SED's) niet.
De onderhoudsklep verwijderen of plaatsen
De onderhoudsklep verwijderen
Verwijder het onderpaneel om toegang te krijgen tot de vaste schijf en andere componenten.
1. Verwijder de accu (zie Accu plaatsen of verwijderen op pagina 44).
54 Hoofdstuk 8 Schijfeenheden
2. Wanneer de accuruimte van u af wijst, verwijdert u de schroef (1), kantelt u het onderpaneel
omhoog (2) en tilt u het (3) op.
De onderhoudsklep terugplaatsen
Plaats de onderhoudsklep terug nadat u de vaste schijf en andere onderdelen hebt bekeken.
1. Wanneer de accuruimte van u af wijst, legt u de onderhoudsklep neer en lijn de voorste rand van
de onderhoudsklep uit met de voorste rand van de computer (1).
2. Lijn de tabs (2) aan de achterste rand van het onderpaneel uit met de uitsparingen op de
computer en leg deze neer tot ze stevig op hun plaats zitten.
Externe vaste schijven gebruiken 55
3. Plaats de schroef (3) en draai deze vast.
4. Plaats de accu (zie Accu plaatsen of verwijderen op pagina 44).
Vaste schijf vervangen of upgraden
VOORZICHTIG: neem de volgende richtlijnen in acht om te voorkomen dat gegevens verloren gaan
of het systeem vastloopt:
Sluit de computer af voordat u de vaste schijf uit de vaste-schijfruimte verwijdert. Verwijder de vaste
schijf niet wanneer de computer aanstaat of in de slaapstand of de hibernationstand staat.
Als u niet weet of de computer is uitgeschakeld, zet u de computer aan door op de aan-uitknop te
drukken. Sluit de computer vervolgens af via het besturingssysteem.
De vaste schijf verwijderen
U verwijdert als volgt een vaste schijf:
1. Sla uw werk op en zet de computer uit.
2. Ontkoppel de netvoeding en externe apparaten die op de computer zijn aangesloten.
3. Leg de computer ondersteboven op een vlakke ondergrond.
4. Verwijder de accu. (Zie Accu plaatsen of verwijderen op pagina 44.)
56 Hoofdstuk 8 Schijfeenheden
5. Wanneer de accuruimte van u af wijst, verwijdert u de schroef (1), kantelt u het onderpaneel
omhoog (2) en tilt u het (3) op.
6. Til de connector (1) op om de vaste schijf los te koppelen. Trek aan het lipje om de kabel van de
vaste schijf los te maken (2) en til de vaste schijf uit de vasteschijfruimte (3).
Externe vaste schijven gebruiken 57
Vaste schijf installeren
OPMERKING: uw computer kan er iets anders uitzien dan de hier afgebeelde computer.
U installeert een vaste schijf als volgt:
1. Plaats de vaste schijf in de vasteschijfruimte (1) en trek aan het plastic lipje (2) om de kabel van
de vaste schijf opnieuw aan te sluiten. Druk vervolgens de connector naar beneden om de vaste
schijf (3) opnieuw aan te sluiten.
2. Plaats de onderhoudsklep terug (zie De onderhoudsklep verwijderen of plaatsen op pagina 54).
3. Plaats de accu (zie Accu plaatsen of verwijderen op pagina 44).
4. Sluit de netvoeding en externe apparaten aan op de computer.
5. Zet de computer aan.
Schijfeenheid in de upgraderuimte vervangen
De upgraderuimte kan een optischeschijfeenheid bevatten.
58 Hoofdstuk 8 Schijfeenheden
Optischeschijfeenheid vervangen
VOORZICHTIG: Neem de volgende richtlijnen in acht om te voorkomen dat gegevens verloren
gaan of het systeem vastloopt:
Sluit de computer af voordat u de optischeschijfeenheid uit de upgraderuimte verwijdert. Verwijder de
optischeschijfeenheid niet wanneer de computer aan staat, of in de slaapstand of de sluimerstand
staat.
Als u niet weet of de computer is uitgeschakeld of in de sluimerstand staat, zet u de computer aan
door op de aan/uit-knop te drukken. Sluit de computer vervolgens af via het besturingssysteem.
Ga als volgt te werk om de optischeschijfeenheid uit de upgraderuimte te verwijderen:
1. Sla uw werk op.
2. Schakel de computer uit en sluit het beeldscherm.
3. Ontkoppel alle randapparatuur die op de computer is aangesloten.
4. Haal de stekker van het netsnoer uit het stopcontact.
5. Leg de computer ondersteboven op een vlak oppervlak neer, met de upgraderuimte naar u toe.
6. Verwijder de accu (zie Accu verwijderen op pagina 44).
7. Draai de schroef van de upgraderuimte los (1).
8. Duw met een gewone schroevendraaier voorzichtig tegen het nokje om de optischeschijfeenheid
te ontgrendelen (2).
Externe vaste schijven gebruiken 59
9. Verwijder de optische schijf uit de upgraderuimte (3).
Ga als volgt te werk om een optische schijf in de upgraderuimte te plaatsen:
1. Plaats de optische schijf in de upgraderuimte (1).
60 Hoofdstuk 8 Schijfeenheden
2. Draai de schroef van de upgraderuimte vast (2).
3. Plaats de accu (zie Accu plaatsen op pagina 44).
4. Zet de computer weer rechtop en sluit vervolgens de netvoedingsbron en de externe apparaten
weer aan.
5. Schakel de computer in.
Prestaties van de vaste schijf verbeteren
Schijfdefragmentatie gebruiken
Wanneer u de computer gebruikt, raken de bestanden op de vaste schijf gefragmenteerd. Met
Schijfdefragmentatie worden de gefragmenteerde bestanden en mappen samengevoegd op de vaste
schijf zodat het systeem efficiënter werkt.
OPMERKING: Schijfdefragmentatie hoeft niet te worden uitgevoerd voor SSD's.
Nadat u Schijfdefragmentatie hebt gestart, werkt het zelfstandig verder. Al naargelang de grootte van
de vaste schijf en het aantal gefragmenteerde bestanden kan de defragmentatie meer dan een uur in
beslag nemen. U kunt instellen dat de schijfdefragmentatie's nachts wordt uitgevoerd of op een ander
tijdstip waarop u de computer niet hoeft te gebruiken.
HP adviseert u om de vaste schijf minstens één keer per maand te defragmenteren. U kunt instellen
dat Schijfdefragmentatie maandelijks wordt uitgevoerd, maar u kunt ook op elk gewenst moment
Schijfdefragmentatie handmatig starten.
Externe vaste schijven gebruiken 61
U gebruikt Schijfdefragmentatie als volgt:
1. Sluit de computer aan op een netvoedingsbron.
2. Typ schijf op het startscherm.
3. Klik op Optimaliseren.
OPMERKING: Windows bevat de functie Gebruikersaccountbeheer om de beveiliging van de
computer te verbeteren. Mogelijk wordt om uw toestemming of wachtwoord gevraagd bij taken
als het installeren van software, het uitvoeren van hulpprogramma's of het wijzigen van
Windows-instellingen. Raadpleeg HP Support Assistant. Om HP Support Assistant te openen
vanuit het startscherm, selecteert u de app HP Support Assistant.
Zie de helpfunctie van Schijfdefragmentatie voor meer informatie.
Schijfopruiming gebruiken
Met Schijfopruiming wordt op de vaste schijf gezocht naar overbodige bestanden, die u veilig kunt
verwijderen om schijfruimte vrij te maken, zodat de computer efficiënter werkt.
U gebruikt Schijfopruiming als volgt:
1. Typ op het scherm Start schijf en selecteer vervolgens Apps verwijderen om schijfruimte vrij
te maken.
2. Volg de instructies op het scherm.
HP 3D DriveGuard gebruiken (alleen bepaalde modellen)
HP 3D DriveGuard beschermt een vaste schijf door deze te parkeren en gegevensverzoeken tegen
te houden wanneer zich de volgende gebeurtenissen voordoen:
U laat de computer vallen.
U verplaatst de computer met het beeldscherm gesloten terwijl de computer op accuvoeding
werkt.
Kort na deze gebeurtenissen wordt de normale werking van de vaste schijf door HP 3D DriveGuard
hersteld.
OPMERKING: Omdat SSDs's (solid-state drives) geen bewegende onderdelen bevatten, is HP 3D
DriveGuard niet nodig.
OPMERKING: Een vaste schijf in de ruimte voor de primaire of secundaire vaste schijf wordt
beschermd door HP 3D DriveGuard. Een vaste schijf die is geplaatst in een optioneel
dockingapparaat of is aangesloten op een USB-poort, wordt niet beschermd door HP 3D DriveGuard.
Zie de helpfunctie van de HP 3D DriveGuard software voor meer informatie.
Status van HP 3D DriveGuard herkennen
Het vasteschijflampje op de computer verandert van kleur, ten teken dat een schijf in de ruimte voor
primaire vaste schijf en/of de schijf in een ruimte voor secundaire vaste schijf (alleen bepaalde
modellen) is geparkeerd. Om te zien of een schijfeenheid wordt beschermd of is geparkeerd, gebruikt
u het pictogram op het Windows-bureaublad, in het systeemvak aan de rechterkant van de taakbalk
of in het Mobiliteitscentrum:
62 Hoofdstuk 8 Schijfeenheden
9 Beveiliging
De computer beveiligen
Standaardbeveiligingsvoorzieningen van het Windows-besturingssysteem en het onafhankelijk van
Windows-computers draaiende Setup-hulpprogramma (BIOS) kunnen uw persoonlijke instellingen en
gegevens tegen diverse risico's beschermen.
OPMERKING: Van beveiligingsvoorzieningen moet op de eerste plaats een ontmoedigingseffect
uitgaan. Dergelijke maatregelen kunnen echter niet altijd voorkomen dat een product verkeerd wordt
gebruikt of gestolen.
OPMERKING: Voordat u uw computer verzendt voor reparatie, moet u back-ups maken van
vertrouwelijke bestanden en die verwijderen en alle wachtwoordinstellingen verwijderen.
OPMERKING: Mogelijk zijn niet alle in dit hoofdstuk genoemde voorzieningen beschikbaar op uw
computer.
Computerrisico Beveiligingsvoorziening
Ongeoorloofde toegang tot Computer Setup (f10) Beheerderswachtwoord in Computer Setup*
Ongeoorloofd opstarten vanaf een optionele externe
optischeschijfeenheid (alleen bepaalde modellen), optionele
externe vaste schijf (alleen bepaalde modellen) of interne
netwerkadapter.
Voorziening voor opstartopties in Computer Setup*
Onbevoegde toegang tot een Windows-gebruikersaccount Windows-gebruikerswachtwoord
Onbevoegde toegang tot gegevens Windows-gebruikerswachtwoord
Ongeoorloofde toegang tot de instellingen van Computer
Setup en andere identificatiegegevens van het systeem
Beheerderswachtwoord in Computer Setup*
Onbevoegd verwijderen van de computer Bevestigingspunt voor een beveiligingsslot (in combinatie
met een optionele beveiligingskabel)
*Computer Setup is een vooraf geïnstalleerd programma in het ROM-geheugen, dat zelfs kan worden gebruikt wanneer het
besturingssysteem niet werkt of niet kan worden geladen. u kunt gebruikmaken van een aanwijsapparaat (touchpad,
EasyPoint-muisbesturing of USB-muis) of het toetsenbord om te navigeren en selecties te maken in Computer Setup.
Wachtwoorden gebruiken
Een wachtwoord is een groep tekens die u kiest om uw computergegevens te beveiligen. U kunt
verscheidene typen wachtwoorden instellen, afhankelijk van hoe u de toegang tot uw informatie wilt
beveiligen. Wachtwoorden kunnen worden ingesteld in Windows of in het hulpprogramma Computer
Setup, dat geen deel uitmaakt van Windows en dat vooraf is geïnstalleerd op de computer.
De computer beveiligen 63
Beheerderswachtwoorden worden ingesteld in Computer Setup en beheerd door het systeem-
BIOS.
Windows-wachtwoorden worden alleen in het Windows-besturingssysteem ingesteld.
U kunt hetzelfde wachtwoord gebruiken voor een voorziening van Computer Setup en een
beveiligingsvoorziening van Windows. U kunt hetzelfde wachtwoord gebruiken voor meerdere
voorzieningen van Computer Setup.
Gebruik de volgende tips voor het maken en opslaan van wachtwoorden:
Volg tijdens het maken van wachtwoorden de door het programma ingestelde vereisten.
Gebruik niet hetzelfde wachtwoord voor meerdere applicaties of websites en gebruik uw
Windows-wachtwoord niet voor applicaties of websites.
Sla wachtwoorden niet in een bestand op de computer op.
De volgende tabellen bevatten veelvoorkomende Windows-wachtwoorden en Computer Setup-
wachtwoorden en een beschrijving van hun functie.
Wachtwoorden instellen in Windows
Wachtwoord Functie
Beheerderswachtwoord* Beveiligt de toegang tot een Windows-account op
beheerdersniveau.
OPMERKING: Met het instellen van het
beheerderswachtwoord voor Windows wordt niet het
beheerderswachtwoord voor Computer Setup ingesteld.
Gebruikerswachtwoord* Beveiligt de toegang tot een Windows-gebruikersaccount.
*Raadpleeg HP Support Assistant voor informatie over het instellen van een Windows-beheerderswachtwoord of Windows-
gebruikerswachtwoord in het startscherm. Als u HP Support Assistant vanuit het startscherm wilt openen, selecteert u de
app HP Support Assistant.
Wachtwoorden instellen in Computer Setup
Wachtwoord Functie
Beheerderswachtwoord* Beveiligt de toegang tot Computer Setup.
OPMERKING: Als er functies ingeschakeld zijn die
voorkomen dat het beheerderswachtwoord wordt verwijderd,
kunt u het pas verwijderen zodra deze functies worden
uitgeschakeld.
*Nadere bijzonderheden over deze wachtwoorden vindt u in het volgende onderwerp
Beheerderswachtwoord in Computer Setup* beheren
U kunt dit wachtwoord als volgt instellen, wijzigen of verwijderen:
64 Hoofdstuk 9 Beveiliging
Een nieuw beheerderswachtwoord instellen
1. Zet de computer aan of start deze opnieuw op en druk op esc wanneer onder aan het scherm
het bericht "Press the ESC key for Startup Menu" (Druk op de ESC-toets voor menu Opstarten)
verschijnt.
2. Druk op f10 om Computer Setup te openen.
3. Selecteer met de pijltoetsen Security (Beveiliging) > Administrator Password
(Beheerderswachtwoord) en druk vervolgens op enter.
4. Typ een wachtwoord wanneer hierom wordt gevraagd en druk op enter.
5. Typ nogmaals het nieuwe wachtwoord wanneer hierom wordt gevraagd en druk op enter.
6. Lees het bericht door en selecteer Doorgaan.
7. Om uw wijzigingen op te slaan en Computer Setup af te sluiten, drukt u op f10 om op te slaan en
af te sluiten en volgt u de instructies op het scherm.
– of –
Selecteer met de pijltoetsen Exit (Afsluiten) > Exit Saving Changes (Afsluiten en wijzigingen
opslaan). Druk vervolgens op enter en volg de instructies op het scherm.
De wijzigingen zijn van kracht zodra de computer opnieuw is opgestart.
Beheerderswachtwoord wijzigen
1. Zet de computer aan of start deze opnieuw op en druk op esc wanneer onder aan het scherm
het bericht "Press the ESC key for Startup Menu" (Druk op de ESC-toets voor menu Opstarten)
verschijnt.
2. Druk op f10 om Computer Setup te openen.
3. Selecteer met de pijltoetsen Security (Beveiliging) > Administrator Password
(Beheerderswachtwoord) en druk vervolgens op enter.
4. Typ uw huidige wachtwoord wanneer hierom wordt gevraagd en druk op enter.
5. Wanneer u om het nieuwe wachtwoord wordt gevraagd, typt u het nieuwe wachtwoord en drukt
u op enter.
6. Wanneer u nogmaals om het nieuwe wachtwoord wordt gevraagd, typt u het nieuwe
wachtwoord en drukt u op enter.
7. Lees het bericht door en selecteer Doorgaan.
8. Om uw wijzigingen op te slaan en Computer Setup af te sluiten, drukt u op f10 om op te slaan en
af te sluiten en volgt u de instructies op het scherm.
– of –
Selecteer met de pijltoetsen Exit (Afsluiten) > Exit Saving Changes (Afsluiten en wijzigingen
opslaan). Druk vervolgens op enter en volg de instructies op het scherm.
De wijzigingen zijn van kracht zodra de computer opnieuw is opgestart.
Wachtwoorden gebruiken 65
Beheerderswachtwoord verwijderen
1. Zet de computer aan of start deze opnieuw op en druk op esc wanneer onder aan het scherm
het bericht "Press the ESC key for Startup Menu" (Druk op de ESC-toets voor menu Opstarten)
verschijnt.
2. Druk op f10 om Computer Setup te openen.
3. Selecteer met de pijltoetsen Security (Beveiliging) > Administrator Password
(Beheerderswachtwoord) en druk vervolgens op enter.
4. Typ uw huidige wachtwoord wanneer hierom wordt gevraagd en druk op enter.
5. Wanneer u om het nieuwe wachtwoord wordt gevraagd, laat u het veld leeg en drukt u op enter.
6. Wanneer u nogmaals om het nieuwe wachtwoord wordt gevraagd, laat u het veld leeg en drukt u
op enter.
7. Lees het bericht door en selecteer Doorgaan.
8. Om uw wijzigingen op te slaan en Computer Setup af te sluiten, drukt u op f10 om op te slaan en
af te sluiten en volgt u de instructies op het scherm.
– of –
Selecteer met de pijltoetsen Exit (Afsluiten) > Exit Saving Changes (Afsluiten en wijzigingen
opslaan). Druk vervolgens op enter en volg de instructies op het scherm.
De wijzigingen zijn van kracht zodra de computer opnieuw is opgestart.
66 Hoofdstuk 9 Beveiliging
Beheerderswachtwoord in Computer Setup* invoeren
Naast de prompt Beheerderswachtwoord typt u uw wachtwoord (met behulp van dezelfde soort
toetsen die u gebruikt hebt om het wachtwoord in te stellen) en drukt u op enter. Na drie mislukte
pogingen om het beheerderswachtwoord op te geven, moet u de computer opnieuw opstarten en het
opnieuw proberen.
Antivirussoftware gebruiken
Wanneer u de computer gebruikt voor toegang tot e-mail, een netwerk of internet, wordt de computer
mogelijk blootgesteld aan computervirussen. Virussen kunnen het besturingssysteem, programma's
en hulpprogramma's buiten werking stellen of de werking ervan verstoren.
Met antivirussoftware kunnen de meeste virussen worden opgespoord en vernietigd. In de meeste
gevallen kan ook eventuele schade die door virussen is aangericht, worden hersteld. Het is
noodzakelijk om antivirussoftware regelmatig bij te werken, zodat deze ook bescherming biedt tegen
pas ontdekte virussen.
Windows Defender is vooraf geïnstalleerd op de computer. Wij raden u aan om een
antivirusprogramma te blijven gebruiken om uw computer volledig te beveiligen.
Open HP Support Assistant voor meer informatie over computervirussen. Als u HP Support Assistant
vanuit het startscherm wilt openen, selecteert u de app HP Support Assistant.
Antivirussoftware gebruiken 67
Firewallsoftware gebruiken
Firewalls zijn bedoeld om ongeoorloofde toegang tot een systeem of netwerk te voorkomen. Een
firewall kan een softwareprogramma zijn dat u op uw computer en/of netwerk installeert of het kan
een oplossing zijn die zowel uit hardware als software bestaat.
Er zijn twee soorten firewalls waaruit u kunt kiezen:
Hostgebaseerde firewallsoftware die alleen de computer beschermt waarop deze is
geïnstalleerd;
Netwerkgebaseerde firewalls die tussen het ADSL- of kabelmodem en uw thuisnetwerk worden
geïnstalleerd om alle computers in het netwerk te beschermen.
Wanneer een firewall is geïnstalleerd op een systeem, worden alle gegevens die vanaf en naar het
systeem worden verzonden, gecontroleerd en vergeleken met een reeks door de gebruiker
gedefinieerde beveiligingscriteria. Gegevens die niet aan deze criteria voldoen, worden geblokkeerd.
Mogelijk is er al een firewall geïnstalleerd op uw computer of netwerkapparatuur. Als dat niet het
geval is, zijn er softwareoplossingen voor firewalls beschikbaar.
OPMERKING: in bepaalde situaties kan een firewall toegang tot spelletjes op internet blokkeren,
het delen van printers of bestanden in een netwerk tegenhouden of toegestane bijlagen bij e-
mailberichten blokkeren. U kunt dit probleem tijdelijk oplossen door de firewall uit te schakelen, de
gewenste taak uit te voeren en de firewall weer in te schakelen. Configureer de firewall opnieuw als u
het probleem blijvend wilt oplossen.
Essentiële beveiligingsupdates installeren
VOORZICHTIG: Microsoft® verstuurt waarschuwingsberichten over essentiële updates. Installeer
alle essentiële updates van Microsoft zodra u een waarschuwing ontvangt, om de computer te
beschermen tegen beveiligingslekken en computervirussen.
U kunt ervoor kiezen of updates automatisch geïnstalleerd moeten worden. Om de instellingen aan te
passen, typt u configuratiescherm op het startscherm en selecteert u Configuratiescherm.
Selecteer achtereenvolgens Systeem en beveiliging, Windows Update en Instellingen wijzigen en
volg de instructies op het scherm.
68 Hoofdstuk 9 Beveiliging
Optionele beveiligingskabel bevestigen
OPMERKING: Er is een beveiligingskabel ontworpen waarvan op de eerste plaats een
ontmoedigingseffect moet uitgaan. Deze voorziening kan echter niet voorkomen dat de computer
verkeerd wordt gebruikt of wordt gestolen.
OPMERKING: Het bevestigingspunt voor de beveiligingskabel op de computer kan er iets anders
uitzien dan op de afbeelding in dit gedeelte. Zie het gedeelte Vertrouwd raken met de computer
op pagina 4 voor de plaats van het bevestigingspunt voor de beveiligingskabel.
1. Leg de beveiligingskabel om een stevig verankerd voorwerp heen.
2. Steek de sleutel (1) in het kabelslot (2).
3. Steek het kabelslot in het slot voor de beveiligingskabel op de computer (3) en vergrendel het
kabelslot met de sleutel.
Optionele beveiligingskabel bevestigen 69
Vingerafdruklezer gebruiken (alleen bepaalde modellen)
Op bepaalde computermodellen zijn geïntegreerde vingerafdruklezers beschikbaar. Als u de
vingerafdruklezer wilt gebruiken, moet u op de computer een gebruikersaccount en een wachtwoord
instellen, en vervolgens met de HP SimplePass-software één of meer vingerafdrukken registreren.
Vingerafdruklezer zoeken
De vingerafdruklezer is een kleine metalen sensor die zich op de volgende locaties van uw computer
kan bevinden:
Aan de onderzijde van het touchpad
Rechts van het toetsenbord
Aan de rechter bovenzijde van het beeldscherm
Links van het beeldscherm
Al naargelang uw computermodel kan de lezer horizontaal of verticaal zijn geplaatst. In beide
gevallen geldt dat u uw vinger langs de metalen sensor moet vegen. Raadpleeg het gedeelte
Vertrouwd raken met de computer op pagina 4 voor de plaats van de lezer op uw computer.
HP SimplePass gebruiken (alleen bepaalde modellen)
HP SimplePass biedt een eenvoudig te gebruiken interface voor het beveiligen van de computer en
het vereenvoudigen van de manier waarop u zich bij de computer en bij met wachtwoorden
beveiligde websites moet aanmelden. U gebruikt een geregistreerde vingerafdruk om:
U bij Windows aan te melden;
Toegang te krijgen tot websites en andere programma's waarvoor u zich moet aanmelden.
Een service voor eenmalige aanmelding in te stellen. U kunt de vingerafdruklezer dan gebruiken
om aanmeldgegevens te maken voor alle applicaties waarvoor u een gebruikersnaam en een
wachtwoord nodig heeft;
Op de computer beveiligde accounts voor meerdere gebruikers in te stellen.
Raadpleeg de helpfunctie van de HP SimplePass software voor meer informatie.
Vingerafdrukken vastleggen
Ga als volgt te werk om met HP SimplePass één of meer vingerafdrukken te registreren:
1. Schuif een vinger over de vingerafdruksensor om HP SimplePass te starten.
– of –
Typ h op het startscherm en selecteer HP SimplePass.
2. Als het HP SimplePass welkomstscherm wordt weergegeven, klikt u op Aan de slag.
3. HP SimplePass vraagt u om met uw rechterwijsvinger over de sensor te vegen.
70 Hoofdstuk 9 Beveiliging
4. Veeg 3 keer met uw vinger om de registratie te voltooien.
Als de registratie is gelukt, wordt er boven de vinger een groene cirkel weergegeven.
5. Selecteer Windows-aanmelding instellen om een wachtwoord voor Windows in te stellen.
Vastgelegde vingerafdruk gebruiken om u aan te melden bij Windows
U meldt u als volgt aan bij Windows met uw vingerafdruk:
1. Nadat u uw vingerafdrukken heeft vastgelegd, start u Windows opnieuw.
2. Gebruik een van de vingers waarvan u de vingerafdruk heeft vastgelegd, om u aan te melden bij
Windows.
Vingerafdruklezer gebruiken (alleen bepaalde modellen) 71
10 Onderhoud
Geheugenmodules toevoegen of vervangen
De computer heeft één geheugenmodulecompartiment. U kunt de capaciteit van de computer
vergroten door een geheugenmodule in het beschikbare slot voor geheugenuitbreidingsmodules te
plaatsen of door een upgrade van de bestaande geheugenmodule in het slot voor de primaire
geheugenmodule uit te voeren.
OPMERKING: Voordat u een geheugenmodule toevoegt of vervangt, controleert u of de computer
de meest recente BIOS-versie bevat. Voer indien nodig een update uit van het BIOS. Zie BIOS-
update uitvoeren op pagina 85.
VOORZICHTIG: Als de computer niet over de meest recente BIOS-versie beschikt voordat u een
geheugenmodule installeert of vervangt, kunnen er diverse problemen met het systeem ontstaan.
WAARSCHUWING! Haal vóór het plaatsen van een geheugenmodule de stekker uit het stopcontact
en verwijder alle accu's om het risico van een elektrische schok, brand of schade aan de apparatuur
te beperken.
VOORZICHTIG: Door elektrostatische ontlading kunnen elektronische onderdelen beschadigd
raken. Zorg dat u vrij bent van statische elektriciteit door een geaard metalen voorwerp aan te raken
voordat u een procedure start.
VOORZICHTIG: Neem de volgende richtlijnen in acht om te voorkomen dat gegevens verloren
gaan of het systeem vastloopt:
Zet de computer uit voordat u geheugenmodules toevoegt of vervangt. Verwijder een
geheugenmodule niet wanneer de computer aan staat of in de slaapstand of de sluimerstand staat.
Als u niet weet of de computer is uitgeschakeld of in de sluimerstand staat, zet u de computer aan
door op de aan-uitknop te drukken. Sluit de computer vervolgens af via het besturingssysteem.
OPMERKING: Als u bij het toevoegen van een tweede geheugenmodule een tweekanaals
configuratie wilt gebruiken, zorgt u ervoor dat beide geheugenmodules gelijk zijn.
Ga als volgt te werk om een geheugenmodule toe te voegen of te vervangen:
1. Sla uw werk op en sluit de computer af.
2. Ontkoppel de netvoeding en externe apparaten die op de computer zijn aangesloten.
3. Verwijder de accu (zie Accu verwijderen op pagina 44).
4. Verwijder het onderpaneel van het geheugen.
72 Hoofdstuk 10 Onderhoud
a. Verwijder de schroef met de accuruimte van u af (1).
b. Kantel het onderpaneel van het geheugen (2).
c. Til het onderpaneel van het geheugen weg (3).
5. Voor het vervangen van een geheugenmodule verwijdert u de bestaande geheugenmodule:
a. Trek de borgklemmetjes (1) aan beide zijden van de geheugenmodule weg.
De geheugenmodule komt omhoog.
Geheugenmodules toevoegen of vervangen 73
b. Pak de geheugenmodule aan de rand vast (2) en trek de module voorzichtig uit het
geheugenmoduleslot.
VOORZICHTIG: Houd de geheugenmodule alleen vast aan de randen, om schade aan
de module te voorkomen. Raak de onderdelen van de geheugenmodule niet aan.
Bewaar verwijderde geheugenmodules in een antistatische verpakking om de module te
beschermen.
6. Plaats als volgt een nieuwe geheugenmodule:
VOORZICHTIG: Houd de geheugenmodule alleen vast aan de randen, om schade aan de
module te voorkomen. Raak de onderdelen van de geheugenmodule niet aan.
a. Breng de inkeping (1) in de geheugenmodule op één lijn met het nokje in het
geheugenmoduleslot.
b. Druk de module onder een hoek van 45 graden ten opzichte van het
geheugenmodulecompartiment in het geheugenmoduleslot totdat de module goed op zijn
plaats zit (2).
74 Hoofdstuk 10 Onderhoud
c. Druk de geheugenmodule (3) voorzichtig naar beneden en oefen daarbij druk uit op zowel
de linker- als de rechterkant van de geheugenmodule, totdat de borgklemmetjes
vastklikken.
VOORZICHTIG: Zorg dat u de geheugenmodule niet buigt om schade aan de
geheugenmodule te voorkomen.
7. Plaats het onderpaneel van het geheugen terug.
a. Kantel met de accuruimte van u af de onderhoudsklep van het geheugen (1) om de
linkerrand van de onderhoudsklep van het geheugen op één lijn te brengen met de
computerruimte.
b. Kantel het onderpaneel van het geheugen (2) omlaag op zijn plaats.
c. Draai de schroef (3) vast.
Geheugenmodules toevoegen of vervangen 75
8. Plaats de accu (zie Accu plaatsen op pagina 44).
9. Sluit de netvoeding en externe apparaten aan op de computer.
10. Schakel de computer in.
76 Hoofdstuk 10 Onderhoud
Computer reinigen
Gebruik de volgende producten voor het veilig reinigen van uw computer:
Dimethyl benzyl ammoniumchloride 0,3 procent maximale concentratie (bijvoorbeeld
wegwerpdoekjes die in verschillende merken worden geleverd)
Glasreinigingsmiddel zonder alcohol
Water met milde zeepoplossing
Droge microvezel-reinigingsdoek of een zeemlap (antistatische doek zonder olie)
Antistatische veegdoekjes
VOORZICHTIG: Gebruik geen schoonmaakmiddelen die permanente schade aan uw computer
kunnen veroorzaken. U kunt een bepaald schoonmaakmiddel pas gebruiken als u zeker weet dat het
geen alcohol, aceton, ammoniumchloride, methyleenchloride of koolwaterstoffen bevat.
Materiaal met vezels, zoals papieren doekjes, kunnen de computer bekrassen. In de loop van de tijd
kunnen er vuildeeltjes en reinigingsmiddelen in de krassen achterblijven.
Reinigingsprocedures
Volg de in dit gedeelte beschreven procedures voor het veilig reinigen en desinfecteren van uw
computer.
WAARSCHUWING! Probeer de computer niet schoon te maken terwijl deze is ingeschakeld, om
het risico van elektrische schokken of schade aan onderdelen te beperken.
Schakel de computer uit.
Koppel de netvoeding los.
Koppel alle externe apparaten los.
VOORZICHTIG: Om schade aan interne onderdelen te voorkomen, spuit u geen
schoonmaakmiddelen of vloeistoffen direct op het oppervlak van de computer. Als er vloeistoffen op
het oppervlak terecht komen, kunnen er interne onderdelen beschadigd raken.
Scherm reinigen (All-in-Ones of notebooks)
Veeg het display met een zacht, pluisvrij en met een
alcoholvrij
glasreinigingsmiddel bevochtigd
doekje schoon. Controleer of het display droog is voordat u de computer sluit.
Zijkanten of bovenzijde reinigen
Gebruik voor het reinigen van de zijkanten of de bovenzijde een zachte microvezel-doek of een
zeemlap die bevochtigd is met een van de eerder genoemde reinigingsmiddelen, of gebruik een
wegwerpdoekje dat geschikt is voor dit doel.
OPMERKING: Verwijder wanneer u de bovenzijdevan de computer reinigt, het vuil door
ronddraaiende bewegingen te maken.
Computer reinigen 77
Touchpad, toetsenbord of muis reinigen
WAARSCHUWING! Gebruik geen stofzuiger om het toetsenbord te reinigen, om het risico van een
elektrische schok of schade aan interne onderdelen te beperken. Een stofzuiger kan stofdeeltjes op
het oppervlak van het toetsenbord achterlaten.
VOORZICHTIG: Om schade aan interne onderdelen te voorkomen, zorgt u ervoor dat er geen
vloeistof tussen de toetsen komt.
Gebruik voor het reinigen van het touchpad, het toetsenbord of de muis een zachte microvezel-
doek of een zeemlap die bevochtigd is met een van de eerder genoemde reinigingsmiddelen, of
gebruik een wegwerpdoekje.
Om te voorkomen dat de toetsen vast komen te zitten en om vuil, pluizen en vuildeeltjes te
verwijderen, gebruikt u een spuitbus met perslucht en een rietje.
Programma's en stuurprogramma's bijwerken
U wordt aangeraden regelmatig een update uit te voeren van uw programma's en stuurprogramma's.
Ga naar http://www.hp.com/support om de recentste versies te downloaden. U kunt zich ook
aanmelden voor het ontvangen van automatische updateberichten wanneer nieuwe updates
beschikbaar komen.
78 Hoofdstuk 10 Onderhoud
11 Back-ups maken, herstellen en
terugzetten
De volgende processen komen in dit hoofdstuk aan bod:
Herstelmedia en back-ups maken
Het systeem herstellen
79
Herstelmedia en back-ups maken
1. Maak HP Recovery-media als u de computer hebt ingesteld. Met deze stap maakt u een back-
up van de HP Recovery-partitie op de computer. De back-up kan worden gebruikt om het
oorspronkelijke besturingssysteem opnieuw te installeren wanneer de harde schijf is beschadigd
of vervangen.
HP Recovery-media die u maakt bieden de volgende herstelopties:
Systeemherstel—Installeert het originele besturingssysteem opnieuw en de programma's
die in de fabriek zijn geïnstalleerd.
Herstel van geminimaliseerde kopie—Installeert het besturingssysteem en alle aan
hardware gerelateerde stuurprogramma's en software opnieuw, maar geen andere
softwaretoepassingen.
Herstel naar de fabrieksinstellingen: hiermee herstelt u de computer naar de
oorspronkelijke fabrieksinstellingen door alle gegevens van de harde schijf te verwijderen
en deze opnieuw te partitioneren. Vervolgens worden het besturingssysteem en de
software die in de fabriek is geïnstalleerd opnieuw geïnstalleerd.
Zie HP-herstelmedia maken op pagina 80.
2. Gebruik de hulpprogramma's van Windows voor het maken van systeemherstelpunten en back-
ups van persoonlijke gegevens. Raadpleeg Help en ondersteuning voor meer informatie en
stappen. Typ help op het scherm Start en selecteer Help en ondersteuning.
HP-herstelmedia maken
HP Recovery Manager (Herstelbeheer) is een softwareprogramma dat een nieuwe manier biedt om
herstelmedia te maken nadat u de computer succesvol heeft ingesteld. Met HP-herstelmedia kunt u
een systeemherstelprocedure uitvoeren als de vaste schijf beschadigd raakt. Het systeemherstel
installeert het oorspronkelijke besturingssysteem en de programma's die standaard geïnstalleerd zijn,
en configureert de instellingen van de programma's. HP-herstelmedia kan ook gebruikt worden om
het systeem aan te passen of voor het herstellen van de fabrieksimage wanneer u een vaste schijf
vervangt.
U kunt slechts één set HP Recovery-media maken. Wees voorzichtig met deze herstelmiddelen
en bewaar ze op een veilige plaats.
HP Recovery Manager onderzoekt de computer en bepaalt de benodigde opslagcapaciteit voor
de lege USB-flashdrive of het benodigde aantal lege dvd-schijven.
Om herstelschijven te maken, moet uw computer beschikken over een vaste schijf met de
mogelijkheid dvd's te schrijven, en dient u uitsluitend lege dvd-r, dvd+r, dvd-r dl of dvd+r dl-
schijven te gebruiken. Gebruik geen lees/schrijf-schijven zoals cd±rw, dvd±rw, dubbellaags dvd
±rw of bd-re (herschrijfbare Blu-ray-schijven); deze zijn niet compatibel met de HP Recovery
Manager software. U kunt echter ook een lege USB-flashdrive van hoge kwaliteit gebruiken.
Als uw computer geen geïntegreerde optische-schijfeenheid heeft met de mogelijkheid dvd's te
schrijven, maar u wilt dvd-herstelmedia maken, kunt u een (afzonderlijk aan te schaffen)
optionele externe optische-schijfeenheid gebruiken om herstelschijven te maken of kunt u
herstelschijven voor de computer aanvragen via Support. Raadpleeg het boekje
Telefoonnummers voor wereldwijde ondersteuning
dat bij de computer is geleverd. U kunt ook
contactgegevens vinden op de website van HP. Ga naar http://www.hp.com/support, selecteer
uw land of regio en volg de instructies op het scherm. Als u een externe optische-schijfeenheid
80 Hoofdstuk 11 Back-ups maken, herstellen en terugzetten
gebruikt, moet deze direct aangesloten worden op een USB-poort op de computer; de schijf kan
niet verbonden worden met een USB-poort op een extern apparaat, zoals een USB -hub.
Zorg ervoor dat de computer is aangesloten op een netvoedingsbron voordat u de herstelmedia
maakt.
Dit proces kan een uur of langer duren. Onderbreek het proces niet.
U kunt het programma eventueel afsluiten voordat u klaar bent met het maken van alle herstel-
dvd's. HP Recovery Manager zal de huidige dvd branden. De volgende keer dat u HP Recovery
Manager start, wordt u verzocht door te gaan, waarna de resterende schijven worden gebrand.
HP Herstelmedia maken:
BELANGRIJK: Sluit op tablets het toetsenborddock aan voordat u met deze stappen begint (alleen
bepaalde modellen).
1. Typ herstel op het startscherm en selecteer HP Recovery Manager.
2. Selecteer Herstelmedia maken en volg daarna de instructies op het scherm.
Als u het systeem ooit moet herstellen, raadpleegt u Herstellen met HP Recovery Manager
op pagina 82.
Herstelmedia en back-ups maken 81
Herstellen
Er zijn verschillende opties om uw systeem te herstellen. Kies de methode die het best past bij uw
situatie en expertiseniveau:
Windows biedt verschillende opties voor het herstellen vanaf een back-up, het vernieuwen van
de computer en het terugzetten van de computer naar de oorspronkelijke staat. Raadpleeg Help
en ondersteuning voor meer informatie en stappen. Typ help op het scherm Start en selecteer
Help en ondersteuning.
Als u een probleem met een vooraf geïnstalleerd(e) toepassing of stuurprogramma moet
oplossen, gebruikt u de optie Stuurprogramma's en toepassingen opnieuw installeren van HP
Recovery Manager om de afzonderlijke toepassing of het afzonderlijke stuurprogramma
opnieuw te installeren.
Typ herstel op het startscherm, selecteer HP Recovery Manager (Herstelbeheer) en selecteer
daarna Stations en toepassingen opnieuw installeren en volg de instructies op het scherm.
Als u uw computer opnieuw wilt instellen met een geminimaliseerde afbeelding, kunt u de optie
HP Minimized Image Recovery kiezen uit de HP Recovery-partitie (alleen bepaalde modellen) of
HP Recovery-media. Met herstel van geminimaliseerde kopieën worden alleen
stuurprogramma's en hardware activerende toepassingen geïnstalleerd. Andere toepassingen in
de kopie blijven beschikbaar voor installatie via de optie Stuurprogramma's en toepassingen
opnieuw installeren in HP Recovery Manager.
Zie Herstellen met HP Recovery Manager op pagina 82 voor meer informatie.
Als de originele partitionering en inhoud van de computer wilt herstellen, kunt u kiezen voor de
optie Systeemherstel van de HP-herstelpartitie (alleen bepaalde modellen) of de eerder
gemaakte HP-herstelmedia gebruiken. Zie Herstellen met HP Recovery Manager op pagina 82
voor meer informatie. Als u nog geen herstelmedia hebt gemaakt, zie HP-herstelmedia maken
op pagina 80.
Als u de harde schijf hebt vervangen, kunt u de optie Fabrieksinstellingen van HP Recovery-
media gebruiken om de fabriekskopie te herstellen op het vervangende station. Zie Herstellen
met HP Recovery Manager op pagina 82 voor meer informatie.
Als u de herstelpartitie wilt verwijderen om ruimte op de vaste schijf terug te winnen, biedt HP
Recovery Manager de optie Herstelpartitie verwijderen.
Zie HP-herstelpartitie verwijderen (alleen bepaalde modellen) op pagina 84 voor meer
informatie.
Herstellen met HP Recovery Manager
Met de software HP Recovery Manager kunt u de computer terugzetten in de oorspronkelijke staat,
door gebruik te maken van de eerder gemaakte HP-herstelmedia of de HP-herstelpartitie (alleen
bepaalde modellen). Als u nog geen herstelmedia hebt gemaakt, zie HP-herstelmedia maken
op pagina 80.
Met de HP-herstelmedia kunt u uit de volgende herstelopties kiezen:
82 Hoofdstuk 11 Back-ups maken, herstellen en terugzetten
Systeemherstel—Installeert het originele besturingssysteem opnieuw en configureert de
instellingen vervolgens voor de programma's die in de fabriek zijn geïnstalleerd.
Herstellen met geminimaliseerde installatiekopie (alleen bepaalde modellen)—Installeert het
besturingssysteem en alle hardware-gerelateerde stuurprogramma's en software opnieuw, maar
geen andere softwaretoepassingen.
Herstel naar de fabrieksinstellingen: hiermee herstelt u de computer naar de oorspronkelijke
fabrieksinstellingen door alle gegevens van de harde schijf te verwijderen en deze opnieuw te
partitioneren. Vervolgens worden het besturingssysteem en de software die in de fabriek is
geïnstalleerd opnieuw geïnstalleerd.
Met de HP-herstelpartitie (alleen bepaalde modellen) kunt u Systeemherstel en Herstellen met
geminimaliseerde installatiekopie gebruiken.
Wat u moet weten
HP Recovery Manager herstelt alleen software die in de fabriek is geïnstalleerd. Voor software
die niet bij deze computer is meegeleverd, moet de software worden gedownload van de
website van de fabrikant of moet de software opnieuw worden geïnstalleerd vanaf de media die
door de fabrikant is geleverd.
Herstel met HP Recovery Manager moet worden gebruikt als laatste redmiddel om
computerproblemen op te lossen.
HP-herstelmedia moet gebruikt worden als de vaste schijf van de computer vastloopt. Als u nog
geen herstelmedia hebt gemaakt, zie HP-herstelmedia maken op pagina 80.
Voor de optie Fabrieksinstellingen herstellen, moet u HP-herstelmedia gebruiken. Als u nog
geen herstelmedia hebt gemaakt, zie HP-herstelmedia maken op pagina 80.
Als de HP-herstelmedia niet werkt, kunt u herstelmedia voor uw systeem aanvragen bij Support.
Raadpleeg het boekje
Telefoonnummers voor wereldwijde ondersteuning
dat bij de computer is
geleverd. U kunt ook contactgegevens vinden op de website van HP. Ga naar
http://www.hp.com/support, selecteer uw land of regio en volg de instructies op het scherm.
BELANGRIJK: HP Recovery Manager maakt niet automatisch back-ups van uw persoonlijke
gegevens. Maak voor u gaat herstellen back-ups van persoonlijke gegevens die u wilt behouden.
Het gebruik van de HP-herstelpartitie (alleen bepaalde modellen)
Met de HP-herstelpartitie (alleen bepaalde modellen) kunt u het systeem of een geminimaliseerde
installatiekopie herstellen zonder dat u herstelschijven of een USB-flashdrive nodig heeft. Dit type
herstelactie kan alleen worden gebruikt als de vaste schijf nog werkt.
Om HP Recovery Manager te starten vanuit de HP-herstelpartitie:
BELANGRIJK: Sluit op tablets het toetsenborddock aan voordat u met deze stappen begint (alleen
bepaalde modellen).
1. Druk op f11 terwijl de computer wordt opgestart.
– of –
Herstellen 83
Houd f11 ingedrukt als u op de aan/uit-knop drukt.
2. Selecteer Probleemoplossing in het menu opstartopties.
3. Selecteer HP Recovery Manager en volg de instructies op het scherm.
HHP-herstelmedia gebruiken om te herstellen
U kunt HP Recovery-media gebruiken om het originele systeem te herstellen. Deze methode kan
gebruikt worden als uw systeem geen HP Recovery-partitie heeft of als de harde schijf niet goed
werkt.
1. Maak indien mogelijk een back-up van al uw persoonlijke bestanden.
2. Plaats de HP-herstelmedia die u hebt gemaakt en start de computer opnieuw op.
OPMERKING: Als de computer niet automatisch opnieuw opstart in HP Recovery Manager,
wijzigt u de opstartvolgorde van de computer. Zie Opstartvolgorde van de computer wijzigen
op pagina 84.
3. Volg de instructies op het scherm.
Opstartvolgorde van de computer wijzigen
Als de computer niet opnieuw start in HP Recovery Manager kunt u de opstartvolgorde van de
computer wijzigen. Dat is de volgorde van in het BIOS vermelde apparaten waar de computer
opstartgegevens zoekt. U kunt de selectie wijzigen voor een optische schijf of een USB-flashdrive.
Voor het wijzigen van de opstartvolgorde:
1. Plaats de HP Recovery-media die u hebt gemaakt.
2. Start de computer opnieuw op, druk snel op esc en druk op f9 om de opstartopties weer te
geven.
3. Selecteer de optische schijf of de USB-flashdrive waar u vanaf wilt opstarten.
4. Volg de instructies op het scherm.
HP-herstelpartitie verwijderen (alleen bepaalde modellen)
Met HP Recovery Manager-software kunt u de HP Recovery-partitie verwijderen om schijfruimte vrij
te maken.
BELANGRIJK: Nadat u de HP-herstelpartitie hebt verwijderd, kunt u geen gebruik meer maken van
de optie Vernieuwen of de optie om alles te verwijderen en Windows opnieuw te installeren.
Bovendien kunt u vanaf de HP-herstelpartitie geen systeemherstel of herstel met geminimaliseerde
kopie uitvoeren. Maak daarom voordat u de herstelpartitie verwijdert HP-herstelmedia; Zie HP-
herstelmedia maken op pagina 80.
Volg de volgende stappen om de HP Recovery-partitie te verwijderen:
1. Typ herstel op het startscherm en selecteer HP Recovery Manager.
2. Selecteer Herstelpartitie verwijderen en volg daarna de instructies op het scherm.
84 Hoofdstuk 11 Back-ups maken, herstellen en terugzetten
12 Setup Utility (BIOS) en HP PC Hardware
Diagnostics (UEFI) gebruiken
Setup Utility, ook wel Basic Input/Output System (BIOS) genoemd, regelt de communicatie tussen
alle invoer- en uitvoerapparaten in het systeem (zoals schijfeenheden, het beeldscherm, het
toetsenbord, de muis en de printer). Setup Utility (BIOS) bevat instellingen voor de soorten apparaten
die zijn geïnstalleerd, voor de opstartvolgorde van de computer en voor de hoeveelheid
systeemgeheugen en uitbreidingsgeheugen.
Setup Utility (BIOS) starten
Om Setup Utility (BIOS) te starten, schakelt u de computer aan of start u die opnieuw. Druk snel op
esc en daarna op f10.
OPMERKING: Wees uiterst voorzichtig met het aanbrengen van wijzigingen in Setup Utility (BIOS).
Fouten kunnen ertoe leiden dat de computer niet meer goed functioneert.
BIOS-update uitvoeren
Mogelijk zijn op de website van HP bijgewerkte versies van het BIOS beschikbaar.
Sommige downloadpakketten bevatten een bestand met de naam Readme.txt. Dit bestand bevat
informatie over de installatie en het oplossen van problemen.
BIOS-versie vaststellen
Als u wilt vaststellen of er een recentere BIOS-versie beschikbaar is voor de computer, moet u weten
welke versie van het systeem-BIOS momenteel is geïnstalleerd.
Informatie over de BIOS-versie (ook wel
ROM-datum
of
systeem-BIOS
) genoemd) kunt u weergeven
door te drukken op fn+esc (als Microsoft Windows al is gestart) of door Setup Utility (BIOS) te
gebruiken.
1. Start Setup Utility (BIOS) (zie Setup Utility (BIOS) starten op pagina 85).
2. Om Setup Utility (BIOS) af te sluiten zonder uw wijzigingen op te slaan, gebruikt u de pijltoetsen
om Afsluiten te selecteren, selecteer Afsluiten en wijzigingen niet opslaan, en druk daarna op
enter.
3. Selecteer Ja.
Setup Utility (BIOS) starten 85
BIOS-update downloaden
VOORZICHTIG: Om het risico van schade aan de computer of een mislukte installatie te beperken,
downloadt en installeert u een BIOS-update alleen terwijl de computer met de netvoedingsadapter is
aangesloten op een betrouwbare externe voedingsbron. Download of installeer een BIOS-update niet
wanneer de computer op accuvoeding werkt of wanneer de computer is aangesloten op een
optioneel dockingapparaat of een optionele voedingsbron. Volg de onderstaande instructies tijdens
het downloaden en installeren:
Schakel de stroomvoorziening van de computer niet uit door de stekker van het netsnoer uit het
stopcontact te halen.
Sluit de computer niet af en activeer de slaapstand of de sluimerstand niet.
Zorg dat u geen apparaten, kabels of snoeren plaatst, verwijdert, aansluit of loskoppelt.
1. Typ hp support assistant op het startscherm en selecteer de app HP Support Assistant.
2. Klik op Updates and tune-ups (Updates en verbeteringen) en klik vervolgens op Check for HP
updates now (Nu controleren op HP-updates).
3. Volg de instructies op het scherm om de computer te selecteren en de BIOS-update te zoeken
die u wilt downloaden.
4. Voer in de downloadsectie de volgende stappen uit:
a. Zoek de BIOS-update die recenter is dan de BIOS-versie die momenteel op de computer is
geïnstalleerd. Noteer de datum, naam of andere informatie waaraan u de update kunt
herkennen. Aan de hand van deze gegevens kunt u de update terugvinden nadat deze
naar de vaste schijf is gedownload.
b. Volg de instructies op het scherm om uw selectie te downloaden naar de vaste schijf.
Noteer het pad naar de locatie op de vaste schijf waarnaar de BIOS-update wordt
gedownload. U heeft dit pad nodig wanneer u klaar bent om de update te installeren.
OPMERKING: Als de computer is aangesloten op een netwerk, raadpleegt u de
netwerkbeheerder voordat u software-updates installeert, vooral als het gaat om updates van
het systeem-BIOS.
De procedures voor de installatie van BIOS-updates kunnen verschillen. Volg de instructies die op
het scherm verschijnen nadat het downloaden is voltooid. Als er geen instructies verschijnen, gaat u
als volgt te werk:
1. Typ bestand op het startscherm en selecteer Bestandsverkenner.
2. Dubbelklik op de aanduiding van de vasteschijfeenheid. De vasteschijfaanduiding is gewoonlijk
Lokaal station (C:).
3. Maak gebruik van het eerder genoteerde pad en open de map op de vaste schijf die de update
bevat.
4. Dubbelklik op het bestand met de extensie .exe (bijvoorbeeld
bestandsnaam
.exe).
De installatie van het BIOS begint.
5. Volg de instructies op het scherm om de installatie te voltooien.
86 Hoofdstuk 12 Setup Utility (BIOS) en HP PC Hardware Diagnostics (UEFI) gebruiken
OPMERKING: Nadat op het scherm is aangegeven dat de installatie is geslaagd, kunt u het
gedownloade bestand van de vaste schijf verwijderen.
HP PC Hardware Diagnostics (UEFI) gebruiken
HP PC Hardware Diagnostics is een Unified Extensible Firmware Interface (UEFI) waarmee u
diagnostische tests kunt uitvoeren om te bepalen of de computerhardware goed werkt. Het
hulpprogramma wordt buiten het besturingssysteem uitgevoerd om hardwareproblemen te kunnen
isoleren van problemen die worden veroorzaakt door het besturingssysteem of andere
softwarecomponenten.
U kunt HP PC Hardware Diagnostics UEFI als volgt starten:
1. Schakel de computer in of start deze opnieuw op, druk snel op esc en druk daarna op f2.
Het BIOS zoekt op drie plaatsen naar de diagnoseprogramma's in de volgende volgorde:
a. Aangesloten USB-station
OPMERKING: Zie HP PC Hardware Diagnostics (UEFI) naar een USB-apparaat
downloaden op pagina 87 om het hulpprogramma van HP PC Hardware Diagnostics
(UEFI) naar een USB-station te downloaden.
b. Vaste schijf
c. BIOS
2. Als het diagnoseprogramma wordt geopend, selecteert u het type diagnosetest dat u wilt
uitvoeren met de pijltoetsen op het toetsenbord en volgt u de instructies op het scherm.
OPMERKING: Om een diagnosetest te stoppen, drukt u op esc.
HP PC Hardware Diagnostics (UEFI) naar een USB-apparaat downloaden
OPMERKING: De instructies voor het downloaden van HP PC Hardware Diagnostics (UEFI) zijn
alleen beschikbaar in het Engels.
Er zijn twee opties voor het downloaden van HP PC Hardware Diagnostics naar een USB-apparaat:
Optie 1: HP PC diagnose-startpagina: biedt toegang tot de nieuwste versie van UEFI
1. Ga naar http://hp.com/go/techcenter/pcdiags.
2. Klik op de koppeling UEFI Download en selecteer vervolgens Uitvoeren.
Optie 2: Support and Drivers-pagina: biedt downloadmogelijkheden voor een specifiek product voor
eerdere en latere versies
1. Ga naar http://www.hp.com.
2. Wijs boven aan de pagina Ondersteuning aan en klik vervolgens op Drivers downloaden.
3. Voer de productnaam in het tekstvak in en klik op Start.
– of –
Klik op Nu zoeken zodat HP uw product automatisch kan detecteren.
HP PC Hardware Diagnostics (UEFI) gebruiken 87
4. Selecteer achtereenvolgens uw computermodel en uw besturingssysteem.
5. Klik in het gedeelte Diagnostic op Omgeving voor HP UEFI-ondersteuning.
– of –
Klik op Downloaden en selecteer Uitvoeren.
88 Hoofdstuk 12 Setup Utility (BIOS) en HP PC Hardware Diagnostics (UEFI) gebruiken
13 Ondersteuning
Contact opnemen met de ondersteuning
Als de informatie in deze gebruikershandleiding of in HP Support Assistant geen uitsluitsel geeft over
uw vragen, kunt u contact opnemen met de ondersteuning. Voor ondersteuning in de VS gaat u naar
http://www.hp.com/go/contactHP. Voor wereldwijde ondersteuning gaat u naar
http://welcome.hp.com/country/us/en/wwcontact_us.html.
Hier kunt u:
online chatten met een technicus van HP;
OPMERKING: Ondersteuning via chat is niet in alle talen beschikbaar, maar wel altijd in het
Engels.
telefoonnummers voor ondersteuning opzoeken;
een HP servicecentrum opzoeken.
Contact opnemen met de ondersteuning 89
Labels
De labels die zijn aangebracht op de computer, bieden informatie die u nodig kunt hebben wanneer u
problemen met het systeem probeert op te lossen of wanneer u de computer in het buitenland
gebruikt.
BELANGRIJK: Alle labels die in dit gedeelte worden beschreven, bevinden zich op een van de 3
plaatsen, afhankelijk van uw computermodel: aan de onderkant van de computer, in de accuruimte of
onder het onderpaneel.
Servicelabel: bevat belangrijke informatie voor het identificeren van uw computer. Wanneer u
contact opneemt met de ondersteuning, wordt u waarschijnlijk gevraagd om het serie-, product-
en modelnummer. Zoek deze nummers op voordat u contact opneemt met de ondersteuning.
Onderdeel
(1) Serienummer
(2) Productnummer
(3) Garantieperiode
Label met certificaat van echtheid van Microsoft® (alleen bepaalde modellen van vóór Windows
8): bevat de Windows-productsleutel. U hebt de productsleutel mogelijk nodig wanneer u het
besturingssysteem wilt bijwerken of problemen met het systeem wilt oplossen. HP-platforms
waarop Windows 8 of Windows 8.1 vooraf is geïnstalleerd, hebben geen fysiek label. Er is
echter wel elektronisch een digitale productsleutel geïnstalleerd.
OPMERKING: Deze digitale productsleutel wordt automatisch herkend en geactiveerd door
Microsoft-besturingssystemen als u het besturingssysteem Windows 8 of Windows 8.1 opnieuw
installeert via door HP goedgekeurde herstelmethoden.
Label(s) met kennisgevingen: bevatten kennisgevingen betreffende het gebruik van de
computer.
Label(s) met keurmerken voor apparatuur voor draadloze communicatie: bevatten informatie
over optionele apparaten voor draadloze communicatie en de keurmerken van een aantal
landen/regio's waarin deze apparaten zijn goedgekeurd voor gebruik.
90 Hoofdstuk 13 Ondersteuning
14 Specificaties
Ingangsvermogen
Omgevingsvereisten
Ingangsvermogen
De gegevens over elektrische voeding in dit gedeelte kunnen van pas komen als u internationaal wilt
reizen met de computer.
De computer werkt op gelijkstroom, die kan worden geleverd via netvoeding of via een voedingsbron
voor gelijkstroom. De netvoedingsbron moet 100-240 V, 50-60 Hz als nominale specificaties hebben.
Hoewel de computer kan worden gevoed via een aparte gelijkstroomvoedingsbron, wordt u dringend
aangeraden de computer alleen aan te sluiten via een netvoedingsadapter of een gelijkstroombron
die door HP is geleverd en goedgekeurd voor gebruik met deze computer.
De computer is geschikt voor gelijkstroom binnen de volgende specificaties.
Ingangsvermogen Capaciteit
Netspanning in bedrijf en werkstroom 19,5 V gelijkstroom bij 3,33 A - 65 W
19,5 V gelijkstroom bij 2,31 A - 45 W
OPMERKING: Dit product is ontworpen voor IT-elektriciteitsnetten in Noorwegen met een fase-
fasespanning van maximaal 240 V wisselspanning.
OPMERKING: De bedrijfsspanning en werkstroom van de computer vindt u op het label met
kennisgevingen.
Ingangsvermogen 91
Omgevingsvereisten
Factor Metrisch VS
Temperatuur
In bedrijf (schrijven naar optische schijf) 5°C tot 35°C 41°F tot 95°F
Buiten bedrijf -20°C tot 60°C -4°F tot 140°F
Relatieve luchtvochtigheid (zonder condensatie)
In bedrijf 10% tot 90% 10% tot 90%
Buiten bedrijf 5% tot 95% 5% tot 95%
Maximale hoogte (zonder drukcabine)
In bedrijf -15 m tot 3048 m -50 ft tot 10.000 ft
Buiten bedrijf -15 m tot 12.192 m -50 ft tot 40.000 ft
92 Hoofdstuk 14 Specificaties
15 Toegankelijkheid
HP ontwerpt, produceert en distribueert producten en diensten die door iedereen kunnen worden
gebruikt, inclusief door personen met een handicap, zowel op een zelfstandige basis of met de juiste
hulpapparaten.
Ondersteunende technologie die ondersteund wordt
HP-producten ondersteunen een breed scala aan besturingssystemen van ondersteunde
technologieën en kunnen worden geconfigureerd voor gebruik met aanvullende ondersteunende
technologieën. Gebruik de zoekfunctie op uw apparaat om meer informatie over ondersteunende
functies te vinden.
OPMERKING: Voor meer informatie over een bepaald product voor ondersteunende technologie,
neemt u contact op met de klantenondersteuning voor dat product.
Contact opnemen met de ondersteuning
Wij verbeteren voortdurend de toegankelijkheid van onze producten en services en wij zijn verheugd
met feedback van gebruikers. Als u problemen ondervindt met een product of als u ons wilt vertellen
over toegankelijkheidsfuncties die u hebben geholpen, neemt u contact met ons op door te bellen
naar +1 (888) 259-5707, van maandag tot vrijdag tussen 6:00 en 21:00 North American Mountain
Time. Als u doof of slechthorend bent en TRS/VRS/WebCapTel gebruikt, neemt u contact met ons op
als u technische ondersteuning nodig hebt of vragen hebt over toegankelijkheid door te bellen naar
+1 (877) 656-7058, van maandag tot vrijdag tussen 06:00 en 21:00 North American Mountain Time.
OPMERKING: Ondersteuning is alleen in het Engels.
Ondersteunende technologie die ondersteund wordt 93
A Reizen met de computer
Neem voor optimale resultaten de volgende transportrichtlijnen in acht:
U maakt als volgt uw computer gereed voor transport:
Maak een back-up van uw gegevens.
Verwijder alle schijven en alle externe mediakaarten, zoals geheugenkaarten.
VOORZICHTIG: Verwijder media uit de schijfeenheid voordat u de schijfeenheid uit de
schijfhouder haalt en voordat u de schijfeenheid vervoert, verstuurt of opbergt. Zo beperkt u
het risico van schade aan de computer of een schijfeenheid en het risico van
gegevensverlies.
Schakel alle externe apparaten uit en koppel ze vervolgens los.
Schakel de computer uit.
Neem een back-up van uw gegevens mee. Bewaar de back-up niet bij de computer.
Wanneer u met het vliegtuig reist, neemt u de computer mee als handbagage en checkt u de
computer niet in met de rest van de bagage.
VOORZICHTIG: Stel schijfeenheden niet bloot aan magnetische velden. Voorbeelden van
beveiligingsapparatuur met magnetische velden zijn detectiepoortjes op vliegvelden en
detectorstaven. In beveiligingsapparatuur waarmee handbagage wordt gescand, worden
röntgenstralen gebruikt in plaats van magnetische velden. Deze beveiligingsapparatuur brengt
geen schade toe aan schijfeenheden.
Elke luchtvaartmaatschappij heeft eigen regels voor het gebruik van computers tijdens vluchten.
Overleg vooraf met de luchtvaartmaatschappij als u de computer in het vliegtuig wilt gebruiken.
Verwijder de accu en bewaar deze afzonderlijk als de computer meer dan 2 weken niet wordt
gebruikt en niet is aangesloten op een externe voedingsbron.
Verzend een computer of schijfeenheid in goed beschermend verpakkingsmateriaal. Vermeld op
de verpakking dat het om breekbare apparatuur gaat.
Als een draadloos apparaat op de computer aangesloten is, is het mogelijk dat deze apparaten
in sommige omgevingen beperkt werken. Dit kan het geval zijn aan boord van een vliegtuig, in
ziekenhuizen, in de buurt van explosieven en op gevaarlijke locaties. Als u niet zeker weet wat
het beleid is voor het gebruik van een bepaald apparaat, kunt u het beste vooraf toestemming
vragen voordat u het apparaat gebruikt.
Ga als volgt te werk als u de computer in het buitenland wilt gebruiken:
94 Bijlage A Reizen met de computer
Vraag de douanebepalingen voor computers op voor de landen/regio's die u gaat
bezoeken.
Controleer de netsnoer- en adaptervereisten voor elke locatie waar u de computer wilt
gebruiken. De netspanning, frequentie en stekkers kunnen verschillen per land/regio.
WAARSCHUWING! Gebruik voor de computer geen adaptersets die voor andere
apparaten zijn bedoeld, om het risico van een elektrische schok, brand of schade aan de
apparatuur te beperken.
95
B Problemen oplossen
Hulpmiddelen voor het oplossen van problemen
Raadpleeg HP Support Assistant voor meer informatie over de computer en koppelingen naar
websites. Om HP Support Assistant vanuit het startscherm te openen, selecteert u de app HP
Support Assistant.
OPMERKING: Voor sommige controle- en reparatieprogramma's is een internetverbinding
vereist. HP biedt ook aanvullende programma's waarvoor geen internetverbinding vereist is.
Neem contact op met de ondersteuning van HP. Voor ondersteuning in de VS gaat u naar
http://www.hp.com/go/contactHP. Voor wereldwijde ondersteuning gaat u naar
http://welcome.hp.com/country/us/en/wwcontact_us.html.
Kies uit de volgende typen ondersteuning:
Online chatten met een technicus van HP;
OPMERKING: Chatten is niet in alle talen beschikbaar, maar wel altijd in het Engels.
telefoonnummers voor wereldwijde ondersteuning van HP opzoeken;
een HP servicecentrum opzoeken.
96 Bijlage B Problemen oplossen
Problemen oplossen
In de volgende gedeelten vindt u informatie over algemene problemen en oplossingen.
Computer kan niet worden ingeschakeld
Als de computer niet wordt ingeschakeld wanneer u op de aan-uitknop drukt, kunnen de volgende
suggesties u wellicht helpen te achterhalen waarom de computer niet opstart:
Als de computer is aangesloten op een stopcontact, controleert u of het stopcontact voldoende
voeding levert door een ander elektrisch apparaat op het stopcontact aan te sluiten.
OPMERKING: Gebruik alleen de bij de computer geleverde netvoedingsadapter of een
netvoedingsadapter die door HP is goedgekeurd voor deze computer.
Als de computer is aangesloten op een andere externe voedingsbron dan een stopcontact, sluit
de computer dan met behulp van de netvoedingsadapter aan op een stopcontact. Controleer of
het netsnoer en de netvoedingsadapter goed zijn aangesloten.
Computerscherm is leeg
Als u de computer niet heeft uitgeschakeld maar het scherm leeg blijft, kunnen een of meer van de
volgende instellingen de oorzaak vormen:
De computer staat mogelijk in de slaapstand. Om de slaapstand te beëindigen, drukt u kort op
de aan-uitknop. De slaapstand is een energiebesparende voorziening waarbij het beeldscherm
wordt uitgeschakeld. De slaapstand kan automatisch worden geactiveerd als de computer is
ingeschakeld maar niet wordt gebruikt, of als de acculading een laag niveau heeft bereikt. Om
deze en andere voedingsinstellingen te wijzigen, klikt u met de rechtermuisknop op het
pictogram Accu op het Windows-bureaublad in het systeemvak aan de rechterkant van de
taakbalk en klik u vervolgens op Voorkeuren.
De computer is niet ingesteld om het beeld op het scherm weer te geven. Druk op f4 om de
beeldweergave over te schakelen naar het beeldscherm van de computer. Voor de meeste
modellen geldt dat wanneer een optioneel extern weergaveapparaat, bijvoorbeeld een monitor,
is aangesloten op de computer, het beeld kan worden weergegeven op het computerscherm of
op het externe weergaveapparaat of op beide apparaten tegelijk. Wanneer u herhaaldelijk op f4
drukt, wordt de weergave afwisselend geschakeld tussen het beeldscherm van de computer,
een of meer externe beeldschermen en gelijktijdige weergave op alle apparaten.
Software werkt niet goed
Als de software niet of abnormaal reageert, start u de computer opnieuw op door de rechterkant van
het scherm aan te wijzen. Wanneer de emoticons worden weergegeven, klikt u op Instellingen. Klik
op het pictogram Energie en klik daarna op Afsluiten. Als u de computer niet opnieuw kunt opstarten
aan de hand van deze procedure, raadpleegt u het volgende gedeelte, Computer staat aan maar
reageert niet op pagina 97.
Computer staat aan maar reageert niet
Wanneer de computer is ingeschakeld maar niet reageert op opdrachten van de software of het
toetsenbord, voert u de volgende noodprocedures voor afsluiten uit in de aangegeven volgorde,
totdat de computer wordt afgesloten:
Problemen oplossen 97
VOORZICHTIG: Noodprocedures voor afsluiten resulteren in het verlies van niet-opgeslagen
gegevens.
Druk op de aan-uitknop en houd deze minimaal vijf seconden ingedrukt.
Koppel de externe voedingsbron los en verwijder de accu uit de computer.
Computer is ongewoon warm
Als de computer in gebruik is, kan deze warm aanvoelen. Dit is een normaal verschijnsel. Wanneer
de computer echter
ongewoon
warm aanvoelt, is de computer mogelijk oververhit als gevolg van een
geblokkeerde ventilatieopening.
Als u vermoedt dat de computer oververhit raakt, laat u de computer afkoelen tot kamertemperatuur.
Zorg dat alle ventilatieopeningen nergens door worden geblokkeerd tijdens het gebruik van de
computer.
WAARSCHUWING! Werk niet met de computer op uw schoot en blokkeer de ventilatieopeningen
van de computer niet, om de kans op brandwonden of oververhitting van de computer te verkleinen.
Gebruik de computer alleen op een stevige, vlakke ondergrond. Zorg dat de luchtcirculatie niet wordt
geblokkeerd door een voorwerp van hard materiaal, zoals een optionele printer naast de computer, of
een voorwerp van zacht materiaal, zoals een kussen, een kleed of kleding. Zorg er ook voor dat de
netvoedingsadapter tijdens het gebruik niet in contact kan komen met de huid of een voorwerp van
zacht materiaal. De temperatuur van de computer en de netvoedingsadapter blijft binnen de
temperatuurlimieten voor de oppervlakken die toegankelijk zijn voor de gebruiker, zoals bepaald in de
International Standard for Safety of Information Technology Equipment (IEC 60950).
OPMERKING: De ventilator van de computer start automatisch om interne onderdelen te koelen en
oververhitting te voorkomen. Het is normaal dat de interne ventilator automatisch aan- en uitgaat
terwijl u met de computer werkt.
Extern apparaat werkt niet
Probeer de volgende suggesties als een extern apparaat niet goed werkt:
Schakel het apparaat in volgens de instructies van de fabrikant.
Controleer of alle apparaataansluitingen correct zijn.
Controleer of het apparaat elektrische voeding krijgt.
Controleer of het apparaat, met name als het een ouder apparaat betreft, compatibel is met het
besturingssysteem.
Controleer of de juiste stuurprogramma's en de recentste versies hiervan zijn geïnstalleerd.
Draadloze netwerkverbinding werkt niet
Als een draadloze netwerkverbinding niet goed werkt, doet u het volgende:
Om een draadloos of bekabeld apparaat voor draadloze communicatie te activeren of
deactiveren, klikt u met de rechtermuisknop op het pictogram Netwerkverbinding in het
Windows-bureaublad in het systeemvak aan de rechterkant van de taakbalk. Om apparaten te
activeren, schakelt u het selectievakje van de menuoptie in. Om het apparaat te deactiveren,
schakelt u het selectievakje uit.
Controleer of het apparaat voor draadloze communicatie is ingeschakeld.
98 Bijlage B Problemen oplossen
Controleer of de draadloze antennes van de computer nergens door worden geblokkeerd.
Controleer of het kabel- of DSL-modem en het netsnoer daarvan correct zijn aangesloten en of
de lampjes op het kabel- of DSL-modem branden.
Controleer of de draadloze router of het draadloze toegangspunt correct is aangesloten op de
netvoedingsadapter en het kabel- of DSL-modem, en of de lampjes branden.
Koppel alle kabels los en sluit ze opnieuw aan. Schakel vervolgens het apparaat uit en opnieuw
in.
Schijf wordt niet afgespeeld
Sla uw werk op en sluit alle geopende programma's af voordat u een cd of dvd afspeelt.
Verbreek de verbinding met internet voordat u een cd of dvd afspeelt.
Controleer of de schijf juist is geplaatst.
Controleer of de schijf schoon is. Maak de schijf zo nodig schoon met gefilterd water en een
pluisvrije doek. Veeg van het midden van de schijf naar de buitenrand.
Controleer de schijf op krassen. Als u krassen vindt, behandel de schijf dan met een reparatieset
voor optische schijven. Dergelijke sets zijn te koop in veel elektronicazaken.
Dergelijke sets zijn te koop in veel elektronicazaken.
Schakel de slaapstand uit alvorens de schijf af te spelen. Activeer de slaapstand niet tijdens het
afspelen van een schijf. Klik op Nee wanneer dit bericht wordt weergegeven. Nadat u op Nee
heeft geklikt, kan het volgende gebeuren:
Het afspelen wordt hervat.
– of –
Het afspeelvenster in het multimediaprogramma wordt gesloten. Klik op de knop Afspelen
in uw multimediaprogramma om de schijf weer af te spelen. Heel soms komt het voor dat u
het programma moet afsluiten en opnieuw moet starten.
Film is niet zichtbaar op een extern beeldscherm
1. Als zowel het beeldscherm van de computer als een extern beeldscherm zijn ingeschakeld,
drukt u een of meer keren op f4 om te schakelen tussen de twee beeldschermen.
2. Configureer de monitorinstellingen zodanig dat het externe beeldscherm het primaire
beeldscherm wordt:
a. Klik in het Windows-bureaublad met de rechtermuisknop op een leeg gedeelte van het
bureaublad van de computer en selecteer Schermresolutie.
b. Geef een primair en een secundair beeldscherm op.
OPMERKING: Als beide beeldschermen worden gebruikt, wordt het dvd-beeld niet
weergegeven op een beeldscherm dat is ingesteld als secundair beeldscherm.
Problemen oplossen 99
Branden van een schijf begint niet of stopt voordat het brandproces is voltooid
Controleer of alle programma's zijn afgesloten.
Schakel de slaapstand uit.
Controleer of u het juiste type schijf voor uw schijfeenheid gebruikt.
Controleer of de schijf correct is geplaatst.
Selecteer een lagere schrijfsnelheid en probeer het opnieuw.
Als u een schijf kopieert, slaat u de informatie van de bronschijf op de vaste schijf op voordat u
probeert de inhoud te branden op een nieuwe schijf. Brand daarna de nieuwe schijf vanaf de
vaste schijf.
100 Bijlage B Problemen oplossen
C Elektrostatische ontlading
Elektrostatische ontlading is de ontlading van statische elektriciteit wanneer twee objecten met elkaar
in aanraking komen, bijvoorbeeld de schok die u ontvangt wanneer u over tapijt loopt en vervolgens
een metalen deurklink aanraakt.
Elektronische onderdelen kunnen worden beschadigd door de ontlading van statische elektriciteit
vanaf vingers of andere elektrostatische geleiders. Neem de volgende voorschriften in acht om het
risico van schade aan de computer of een schijfeenheid, of verlies van gegevens te beperken:
Als u de computer moet loskoppelen met het oog op instructies voor het verwijderen of
installeren van onderdelen, moet u voor een goede aarding zorgen voordat u de computer
loskoppelt. Pas daarna kunt u de behuizing openen.
Houd onderdelen in de antistatische verpakking totdat u klaar bent om ze te installeren.
Raak geen pinnen, aansluitingen en circuits aan. Zorg dat u elektronische onderdelen zo weinig
mogelijk hoeft aan te raken.
Gebruik niet-magnetische gereedschappen.
Raak voordat u de onderdelen aanraakt, een ongeverfd metalen oppervlak aan, zodat u niet
statisch geladen bent.
Als u een onderdeel verwijdert, plaatst u dit in een antistatische verpakking.
Neem contact op met de klantenondersteuning als u meer wilt weten over statische elektriciteit of
hulp nodig hebt bij het verwijderen of installeren van onderdelen.
101
Index
A
aan/uit
Accu 42
besparen 45
opties 40
aan/uit-knop 39
aan/uit-schakelaar 39
aan-uitknop herkennen 11
Aan-uitlampjes 9
Aan-uit-lampjes 4
Aanwijsapparaten, voorkeuren
instellen 25
accu
lage acculading 43
ontladen 43
resterende lading weergeven
43
vervangen 46
verwijderen 44
voeding besparen 45
Accu
afvoeren 46
opbergen 45
plaatsen 44
accu, temperatuur 45
Accucontrole 42
Accuhendel, herkennen 14
Accu-informatie zoeken 42
Accuruimte 90
Accuvoeding 42
actietoetsen
afspelen, onderbreken,
hervatten 30
draadloos 30
helderheid van het scherm
verhogen 30
helderheid van het scherm
verlagen 30
Help en ondersteuning 30
herkennen 13
schakelen tussen
schermweergaven 30
volgende track of sectie 30
volume dempen 30
volume omhoog 30
volume omlaag 30
vorige track of sectie 30
actietoetsen, media 33
afsluiten 39
Antivirussoftware 67
Audiofuncties controleren 34
Audio-ingang (microfooningang)
herkennen 5
Audio-uitgang
(hoofdtelefoonuitgang)
herkennen 5
B
back-ups 79
Bedrijfs-WLAN, verbinding
maken 21
Beheerderswachtwoord 64
Beschrijfbare media 40
besparen, voeding 45
Beveiliging, draadloze
communicatie 20
Bevestigingspunt voor de
beveiligingskabel, herkennen 5
BIOS
update downloaden 86
update uitvoeren 85
versie vaststellen 85
Bluetooth, label 90
Bluetooth-apparaat 18, 22
C
Caps Lock-lampje, herkennen 10
Computer, reizen met 45, 94
computer reageert niet 39
Computer Setup
Beheerderswachtwoord 64
Configureren
audio voor HDMI 37
Connector, netvoeding 6
Controleren, audiofuncties 34
D
de computer uitschakelen 39
Digitale kaart
plaatsen 49
verwijderen 49
Draadloos netwerk (WLAN)
bedrijfs-WLAN, verbinding
maken 21
benodigde apparatuur 20
beveiliging 20
functioneel bereik 21
gebruiken 19
openbare WLAN, verbinding
maken 21
verbinding maken 21
Draadloze communicatie,
bedieningselementen
Besturingssysteem 18
knop 18
Draadloze communicatie, knop
18
E
Elektrostatische ontlading 101
Esc-toets herkennen 13
Essentiële updates, software 68
Externe apparaten 52
Externe monitor, poort 36
externe netvoeding gebruiken 47
Externe schijfeenheid 52
102 Index
F
firewallsoftware 68
Fn-toets, herkennen 13, 29
G
gebruiken
externe netvoeding 47
standen voor
energiebesparing 40
Gebruikerswachtwoord 64
geheugenkaart 40
Geheugenkaart
ondersteunde types 49
geheugenkaartlezer, herkennen
16
Geheugenmodule
herkennen 15
plaatsen 74
vervangen 72
verwijderen 73
Geheugenpaneel, herkennen 14
geïntegreerd numeriek toetsenblok
herkennen 31
Geluidsvolume
aanpassen 34
knoppen 34
toetsen 34
geminimaliseerde image
terugzetten 83
geminimaliseerde installatiekopie
maken 82
H
harde schijf
Installeren 58
verwijderen 56
Harde schijf
HP 3D DriveGuard 62
Harde-schijflampje 4
HDMI, audio configureren 37
HDMI-poort, herkennen 6
HDMI-poort, verbinding maken
met 36
herstel
HP Recovery Manager 82
media 84
met HP herstelmedia 81
schijven 84
systeem 82
USB-flashdrive 84
herstel-
ondersteunde schijven 80
schijven 80
herstellen
opties 82
starten 83
herstelmedia
maken 80
maken met HP Recovery
Manager 81
herstelpartitie
verwijderen 84
high-definitionapparatuur,
aansluiten 36
Hoofdtelefoon en microfoons,
aansluiten 34
Hoofdtelefoonuitgang (audio-
uitgang) 5
HP 3D DriveGuard 62
HP herstelmedia
herstel 84
HP-herstelmedia
maken 80
HP-herstelpartitie
herstel 83
verwijderen 84
HP PC Hardware Diagnostics
(UEFI)
downloaden 87
gebruiken 87
HP Recovery Manager
opstartproblemen herstellen
84
starten 83
Hubs 50
I
In-/uitgangen
audio-ingang
(microfooningang) 5
audio-uitgang (hoofdtelefoon)
5
netwerk 6
RJ-45 (netwerk) 6
Ingangsvermogen 91
Installatie van draadloos netwerk
20
interne microfoons herkennen 7
Internetverbinding instellen 20
K
Kabels
USB 51
Kennisgevingen
label met kennisgevingen 90
labels met keurmerk voor
draadloze communicatie 90
Keurmerk voor draadloze
communicatie, label 90
Knijpen met twee vingers om te
zoomen touchpadbeweging 27
Knoppen
aan/uit 39
aan-uit 11
geluidsvolume 34
linkerknop van touchpad 8
media 33
optische-schijfeenheid
uitwerpen 5
rechterknop van touchpad 8
Kritiek lage acculading 40
L
labels
certificaat van echtheid van
Microsoft 90
Labels
bluetooth 90
kennisgevingen 90
keurmerk voor draadloze
communicatie 90
serienummer 90
WLAN 90
lage acculading 43
lampjes
netvoedingsadapter/accu 6
Lampjes
aan-uit 4, 9
Caps Lock 10
draadloze communicatie 9
harde schijf 4
RJ-45-netwerkstatus 6
Touchpad 10
Lampjes, vaste schijf 62
Lampje van de
netvoedingsadapter/accu 6
Lampje van de vaste schijf 62
lampje voor draadloze
communicatie 18
Index 103
Lampje voor draadloze
communicatie 9
Leesbare media 40
Luchthavenbeveiliging 53
luidsprekers herkennen 12, 16
M
Media, actietoetsen 33
Media afspelen,
bedieningselementen 33
Microfooningang (audio-ingang)
herkennen 5
Microsoft, certificaat van echtheid,
label 90
Muis, externe
voorkeuren instellen 25
N
Netvoedingsadapter, testen 48
netvoedingsadapter testen 48
Netvoedingsconnector
herkennen 6
Netwerkconnector, herkennen 6
Num lock, extern toetsenblok 32
num lock-toets, herkennen 31
O
Omgevingsvereisten 92
Onderdelen
beeldscherm 7
bovenkant 8
linkerkant 6
onderkant 14
rechterkant 4
voorkant 16
Onderhoud
schijfdefragmentatie 61
schijfopruiming 62
ondersteunde schijven
herstel- 80
Ontgrendeling accuafdekplaatje
14
ontgrendelinsgat
optischeschijfeenheid,
herkennen 15
Opbergen, accu 45
Openbare WLAN, verbinding
maken 21
opstartvolgorde
HP Recovery Manager
aanpassen 84
Opties voor energiebeheer
instellen 40
Optionele externe apparaten
gebruiken 52
Optische schijf, herkennen 5
Optische-schijfeenheid 52
origineel systeemherstel 82
P
poorten
HDMI 36
Poorten
externe monitor 6, 36
HDMI 6
USB 5
VGA 36
Poort voor externe monitor 6
Problemen, oplossen 97
Problemen oplossen
schijf afspelen 99
schijf branden 100
Problemen oplossen, extern
beeldscherm 99
Productnaam en productnummer,
van computer 90
R
Reizen, met computer 45, 90
Reizen met de computer 94
RJ-45-(netwerk)lampjes,
herkennen 6
RJ-45-netwerkconnector,
herkennen 6
S
Schakelaar, aan/uit 39
Schijfdefragmentatie, software 61
Schijfeenheden
externe 52
gebruiken 54
hanteren 53
optische 52
vaste 52
Schijfmedia 40
Schijfopruiming, software 62
schroef van de
optischeschijfeenheid,
herkennen 15
Schuiven, touchpadbeweging 26
Serienummer 90
Serienummer, van computer 90
slaapstand
activeren 40
beëindigen 40
Slaapstand
activeren 41
beëindigen 41
Sleuven
beveiligingskabel 5
sneltoetsen
beschrijving 29
software
antivirus 67
essentiële updates 68
Firewall 68
Software
schijfdefragmentatie 61
schijfopruiming 62
standen voor energiebesparing
40
systeemherstel 82
systeemherstelpunt
maken 80
T
Temperatuur 45
Terugzetten
Windows
Bestandsgeschiedenis 82
toegankelijkheid 93
toetsen
actie 13
media 33
Windows-toets 13
Toetsen
esc 13
fn 13
geluidsvolume 34
media 33
Toetsenblok, extern
gebruiken 31
num lock 32
Toetsenblokken herkennen 31
Toetsenbord, sneltoetsen
herkennen 29
Toetsenbordschroef, herkennen
14
Touchpad
gebruiken 25
knoppen 8
104 Index
Touchpadbewegingen
knijpen met twee vingers om te
zoomen 27
schuiven 26
Touchpadgebied
herkennen 8
Touchpadlampje herkennen 10
U
Uitwerpknop van de optische-
schijfeenheid, herkennen 5
upgraderuimte
optischeschijfeenheid
vervangen 59
USB 3.0-poort 6
USB-apparaten
beschrijving 50
verwijderen 51
USB-apparatuur
aansluiten 51
USB-hubs 50
USB-kabel aansluiten 51
USB-poorten herkennen 5, 6
Uw computer onderhouden 77
Uw computer reinigen 77
V
Vaste schijf
externe 52
Vaste schijf, herkennen 15
Ventilatieopeningen, herkennen
6, 15
Verbinding maken met draadloos
netwerk (WLAN) 21
Verwijderde bestanden
terugzetten 82
VGA-poort, verbinding maken
met 36
Video 35
Vingerafdrukken, registreren 70
vingerafdruklezer 70
Vingerafdruklezer herkennen 12
W
Wachtwoordbeveiliging instellen
voor beëindigen slaapstand 41
Wachtwoorden
beheerder 64
gebruiker 64
webcam 7
Webcam 7, 35
Webcam, herkennen 7
webcam herkennen 7
Windows
bestanden terugzetten 82
Bestandsgeschiedenis 82
systeemherstelpunt 80
Windows-toets, herkennen 13
WLAN, label 90
WLAN-antennes, herkennen 7
WLAN-apparaat 19, 90
Index 105
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115

HP 350 G2 Notebook PC Handleiding

Type
Handleiding