AUTOSTART (ALLEEN 3.2 EN V8)
De contactsleutel/startknop naar stand III
draaien en loslaten. De motor start automa-
tisch.
Een dieselmotor altijd laten voorgloeien in
stand II voordat u de motor start.
SERVICESLEUTEL
*
Past alleen op bestuurdersportier, contact- en
stuurslot.
KOUDE START
N.B.
Om te zorgen dat de emissieregeling snel
op temperatuur komt, is het mogelijk dat de
motor korte tijd iets hogere stationaire toeren
maakt.
SLEUTEL EN AFSTANDSBEDIENING
Vergrendelt portieren, tankvul-
/achterklep en activeert het alarm*.
Ontgrendelt portieren alsmede
tankvul-/achterklep en deactiveert
het alarm
1
.
Ontgrendelt achterklep. (Klep wordt
niet geopend.)
Activeert 30 seconden
2
lang de
verlichting van de buitenspiegels*,
het interieur, de voetruimte en de
kentekenplaat. Richtingaanwijzers
en stadslichten vóór/achterlichten
branden.
“Paniek”-toets, in een noodsitu-
atie de toets ca. 3 seconden lang
ingedrukt houden om het alarm te
laten afgaan. Het alarm uitschakelen
met UNLOCK.
RUITENWISSERS EN REGENSENSOR*
Enkele wisslag
Uit
Intervalstand wissers, voor instellen
aan (2) draaien.
Normale snelheid
Hoge snelheid
Ruiten- en koplampsproeiers
Ruitensproeier achterklep
Ruitenwisser achterklep interval-
stand/normale stand
Activeert regensensor, stand D–F
deactiveert regensensor.
Gevoeligheid instellen met duimwiel.
Displaysymbool bij regensensor aan.
1. Als geen van de portieren noch de achterklep binnen
2 minuten na ontgrendeling wordt geopend, worden deze na
enige tijd automatisch opnieuw vergrendeld.
2. De tijd is in te stellen op 30, 60 of 90 seconden (zie instruc-
tieboekje).