Nederlands
|
23
Installatieprocedure
1. Voorkom kortsluiting door de sleutel uit het
contactslot te verwijderen en de - -aansluiting
van de accu los te koppelen.
2. Verbind de juiste in- en uitgangskabels van ieder
toestel.
3. Sluit de kabel op de bedradingsbundel aan.
4. Neem connector B op de bedradingsbundel en
sluit hem op de luidsprekerconnector in uw auto
aan.
5. Neem connector A op de bedradingsbundel en
sluit hem op de externe spanningsconnector op
uw auto aan.
6. Sluit de stekker van de bedradingsbundel op het
toestel aan.
7. Installeer het toestel in uw auto.
8. Sluit de - -aansluiting van de accu opnieuw aan.
9. Druk op de terugsteltoets.
2WAARSCHUWING
• Als u de ontstekingskabel (rood) en de accukabel (geel)
op het chassis van de auto (massa) aansluit, kan u een
kortsluiting veroorzaken waardoor brand kan ontstaan.
Sluit deze kabels altijd aan op de voedingsbron die door de
zekeringkast loopt.
¤
• De montage en het aansluiten van de kabels vereist kennis
en ervaring. Laat voor uw eigen veiligheid de montage en
het aansluiten van de kabels over aan deskundigen.
• Zorg dat het toestel op een negatieve 12 Volt
gelijkstroomvoeding is geaard.
• Installeer het toestel niet op plaatsen die aan direct zonlicht,
overmatige hitte of vochtigheid blootstaan. Vermijd tevens
zeer stoffige plaatsen of plaatsen waar het toestel nat zou
kunnen worden.
• Gebruik geen eigen schroeven. Gebruik uitsluitend de bij
het toestel geleverde schroeven. Het gebruik van verkeerde
schroeven kan het toestel beschadigen.
• Wanneer de stroom niet is ingeschakeld (“PROTECT”
wordt weergegeven), is er mogelijk een kortsluiting in
de luidsprekerkabel of raakt de kabel het chassis van
het voertuig en werd mogelijk het beveiligingscircuit
geactiveerd. Controleer in dit geval de luidsprekerkabel.
• Controleer dat alle verbindingen juist zijn en de stekkers
goed in de aansluitingen zijn vergrendeld.
• Als het contact van uw auto geen ACC-stand heeft of de
ontstekingskabel (contactkabel) met een spanningsbron
is verbonden waar constant spanning op staat, zoals
bijvoorbeeld een accukabel, zal de spanning van het toestel
niet gekoppeld zijn aan het contact (met andere woorden,
de spanning van het toestel wordt niet gelijk met het
contact in- en uitgeschakeld). Als u de spanning van het
toestel wilt koppelen aan het contact van de auto, moet
u de ontstekingskabel met een spanningsbron verbinden
die gelijk met het contact van de auto wordt in- en
uitgeschakeld.
• Gebruik een in de handel verkrijgbare conversieconnector
als de connector niet in de voertuigconnector past.
• Isoleer niet-aangesloten kabels met isolatieband of
ander geschikt materiaal. Voorkom kortsluiting door de
kapjes op het uiteinde van de niet-aangesloten kabels of
aansluitingen niet te verwijderen.
• Als de console een deksel heeft, moet u er bij de installatie
van het toestel op letten dat het voorpaneel bij het openen
en sluiten het deksel niet raakt.
• Als de zekering is doorgebrand, controleert u eerst of de
kabels elkaar niet raken en zo een kortsluiting veroorzaken
en vervangt u vervolgens de oude zekering door een
nieuwe met dezelfde stroomsterkte.
• Sluit de luidsprekerkabels juist aan op de overeenkomstige
aansluitingen. Het toestel kan beschadigd worden of het
helemaal niets doen als u de --kabels deelt of ze met de
massa verbindt op een metalen deel in de auto.
• Controleer na het installeren van het toestel of de
remlichten, richtingaanwijzers, ruitenwissers, enz. van de
auto juist functioneren.
• Installeer het toestel zodanig dat een maximale hoek van
30˚ wordt bereikt.
• Dit toestel is uitgerust met een ventilator (pagina 25)
om de binnentemperatuur te verminderen. Plaats het
toestel niet zodanig dat de ventilator wordt geblokkeerd.
Wanneer deze openingen worden geblokkeerd, kan de
binnentemperatuur oplopen en het toestel defect raken.
• Duw niet te hard op het paneeloppervlak tijdens de
installatie van het toestel in het voertuig. Dat kan leiden tot
krassen, schade of het niet goed meer functioneren.