Nederlands
|
33
Installatieprocedure
1. Trek de sleutel uit het contactslot en koppel de
--aansluiting van de accu los om kortsluiting te
voorkomen.
2. Verbind de juiste in- en uitgangskabels van ieder
toestel.
3. Sluit de luidsprekerkabels van de bedradingsbundel
aan.
4. Neem connector B op de bedradingsbundel en sluit
hem op de luidsprekerconnector in uw auto aan.
5. Neem connector A op de bedradingsbundel en sluit
hem op de externe spanningsconnector op uw auto
aan.
6. Sluit de stekker van de bedradingsbundel op het
toestel aan.
7. Installeer het toestel in uw auto.
8. Sluit de --aansluiting van de accu weer aan.
9. Druk op de terugsteltoets.
2WAARSCHUWING
• Als u de ontstekingskabel (rood) en de accukabel
(geel) op het chassis van de auto (massa) aansluit,
kan u een kortsluiting veroorzaken waardoor brand
kan ontstaan. Sluit deze kabels altijd aan op de
voedingsbron die door de zekeringkast loopt.
• Schakel de zekering van de ontstekingskabel
(rood) en de accukabel (geel) niet uit. De voeding
moet altijd via de zekering op de kabels worden
aangesloten.
2LET OP
• Als de spanning niet wordt ingeschakeld
(of ingeschakeld is maar onmiddellijk wordt
uitgeschakeld), is de luidsprekerkabel mogelijk
kortgesloten of raakt hij het chassis van de auto
waardoor de beveiligingsfunctie werd geactiveerd.
Controleer in dit geval de luidsprekerkabel.
• Als de ontsteking van uw auto geen ACC-stand
heeft, sluit u de ontstekingskabels aan op een
voedingsbron die met de contactsleutel kan worden
in- en uitgeschakeld. Als u de ontstekingskabel op
een voedingsbron met constante spanningstoevoer
aansluit, zoals de accudraden, kan de accu
leeglopen.
• Als de console een deksel heeft, moet u er bij
de installatie van het toestel op letten dat het
voorpaneel bij het openen en sluiten het deksel niet
raakt.
• Als de zekering is doorgebrand, controleert u
eerst of de kabels elkaar niet raken en zo een
kortsluiting veroorzaken en vervangt u vervolgens
de oude zekering door een nieuwe met dezelfde
stroomsterkte.
• Isoleer niet-aangesloten kabels met isolatieband of
ander geschikt materiaal. Voorkom kortsluiting door
de kapjes op het uiteinde van de niet-aangesloten
kabels of aansluitingen niet te verwijderen.
• Sluit de luidsprekerkabels juist aan op de
overeenkomstige aansluitingen. Het toestel kan
beschadigd worden of het helemaal niets doen als u
de --kabels deelt of ze met de massa verbindt op
een metalen deel in de auto.
• Wanneer u slechts twee luidsprekers op het
systeem aansluit, moet u de connectors op de
twee voor-uitgangsaansluitingen of op de twee
achter-uitgangsaansluitingen aansluiten (meng
de voor- en achter-uitgangsaansluitingen niet).
Als u bijvoorbeeld de +-connector van de
linkerluidspreker op een voor-uitgangsaansluiting
aansluit, mag u de --connector niet op een achter-
uitgangsaansluiting aansluiten.
• Controleer na het installeren van het toestel of de
remlichten, richtingaanwijzers, ruitenwissers, enz.
van de auto juist functioneren.
• Installeer het toestel zodanig dat een maximale
hoek van 30˚ wordt bereikt.