IM485
7
6
IT
Istruzioni di installazione e manutenzione
Valvole 2/2 e 3/2, NC o NA, a comando a pressione
corpo in ottone o acciaio inox, da 3/8 a 1, serie 287 e 387
Per il serraggio non servirsi della valvola come di una leva.
Posizionare le chiavi di serraggio sul corpo e sui tubi il più
vicino possibile al punto di collegamento.
Al fi ne di evitare danni al materiale, NON SERRARE ECCES-
SIVAMENTE i raccordi delle fi lettature.
MANUTENZIONE
Prima di qualsiasi intervento di manutenzione o
riattivazione, togliere l’alimentazione del pilota, depres-
surizzare la valvola e spurgarla, per prevenire ogni rischio
di incidente a persone e cose.
Pulizia
La manutenzione delle valvole dipende dalle loro condizioni
d’impiego. Procedere a una pulizia periodica delle valvole.
L’intervallo fra due pulizie può variare a seconda della natura
del fl uido, delle condizioni di funzionamento e dell’ambiente.
Al momento dell’intervento, deve essere effettuato un controllo
dei componenti, per verifi care un’eventuale usura eccessiva.
E’ necessario procedere alla pulizia quando si osserva un
rallentamento della cadenza benché la pressione di pilotag-
gio sia corretta o quando si rileva un rumore anomalo o una
fuga. Questo potrebbe provocare un difetto di funzionamento
della valvola, che può non aprirsi o chiudersi più nel modo
corretto.
Rumore di funzionamento
L’utente potrà determinare con precisione il livello sonoro
emesso soltanto dopo aver installato il componente.
Il rumore di funzionamento varia a seconda dell’impiego, del
fl uido e del tipo di materiale utilizzato.
Manutenzione preventiva
• Far funzionare la valvola almeno una volta al mese per
verifi carne l’apertura e la chiusura.
• In caso di problemi al momento del montaggio/della
manutenzione o in caso di dubbi, interpellare ASCO o i
rappresentanti autorizzati.
Per prevenire ogni rischio di incidente a persone o cose,
controllare che la valvola funzioni correttamente prima di
rimetterla in funzione. Verifi care anche l’esistenza di eventuali
fughe interne (sedi) o esterne con un fl uido non esplosivo e
ininfi ammabile.
DESCRIZIONE
Le valvole a comando a pressione delle serie 287 e 387 sono
delle valvole NC (normalmente chiuse) o NA (normalmente
aperte). Il corpo è in ottone o in acciaio inox per la serie 287
(2/2). Il corpo è in ottone per la serie 387 (3/2).
FUNZIONAMENTO
NC - Normalmente Chiusa (vedere disegno versione NC):
La valvola è chiusa quando l’elettrovalvola-pilota 3/2 NC è
diseccitata.
La valvola è aperta quando l’elettrovalvola-pilota 3/2 NC è
sotto tensione.
NA - Normalmente Aperta (vedere disegno versione NA):
La valvola è aperta quando l’elettrovalvola-pilota 3/2 NC è
diseccitata.
La valvola è chiusa quando l’elettrovalvola-pilota 3/2 NC è
sotto tensione.
Consultare le istruzioni corrispondenti (valvole e piloti)
per le pressioni min./max di pilotaggio, per la pressione diffe-
renziale e per la temperatura del fl uido.
INSTALLAZIONE
Le valvole sono progettate per le caratteristiche di funziona-
mento specifi cate sulla targhetta e sulla documentazione. Sul
materiale non può essere apportata alcuna modifi ca senza il
preventivo consenso del produttore o del suo rappresentante.
Prima di procedere al montaggio, depressurizzare le tubazioni
e pulirle internamente.
Leggere le informazioni riportate sull’etichetta e sulla docu-
mentazione.
ATTENZIONE:
Non superare il limite di pressione massima ammessa per la
valvola. L’installazione e la manutenzione della valvola devono
essere realizzate da personale qualifi cato.
Posizionamento
Le valvole possono essere montate in qualsiasi posizione.
Collegamento
Collegare l’elettrovalvola di pilotaggio o il distributore pilota
Namur
Installazion su tubazioni
Collegare le tubazioni in funzione dei riferimenti marcati sui
corpi e fare riferimento allo schema di montaggio indicato sulla
targhetta incollata sulla valvola. Ingrassare leggermente (a
seconda dell’applicazione) gli attacchi maschi dei tubi fi lettati,
senza lubrifi care le fi lettature femmina della valvola. Accertarsi
che nessun corpo estraneo penetri nel circuito.
Supportare e allineare correttamente le fi lettature per evitare
qualsiasi sollecitazione meccanica sulle valvole.
NL
Installatie- en Onderhoudsinstructies
2/2 en 3/2 NC/NO ventiel, pneumatisch bediend
messing of rvs behuizing voor 3/8 tot 1, serie 287 & 387
BESCHRIJVING
Serie 287 en 387 zijn pneumatisch bediende normaal open
en normaal gesloten ventielen. De ventielbehuizing is beschik-
baar in messing of roestvast staal voor de serie 287 (2/2).
De ventielbehuizing is in messing voor de serie 387 (3/2).
FUNCTIE
NC - Normaal gesloten (zie doorsnede NC):
De afsluiter is gesloten als het 3/2 NC stuurmagneetventiel
onbekrachtigd is.
De afsluiter is open als het 3/2 NC stuurmagneetventiel
bekrachtigd is.
NO - Normaal geopend :
De afsluiter is open als het 3/2 NC stuurmagneetventiel
onbekrachtigd is.
De afsluiter is gesloten als het 3/2 NC stuurmagneetventiel
bekrachtigd is.
Raadpleeg ook de bladen (afsluiters en stuurventielen)
voor het vaststellen van de min/max stuurdruk, tevens voor de
toegestane verschildruk en medium temperatuur.
IN GEBRUIK STELLEN
De afsluiters zijn bedoeld voor het gebruik en toepassing
zoals aangegeven op de naamplaaten en de documentatie.
Wijzigingen aan het produkt mogen niet worden aangebracht
zonder dat de fabrikant of haar vertegen-woordiger hiervoor
toestemming heeft gegeven.
Voor het inbouwen dient het leidingsysteem drukloos te worden
gemaakt en inwendig gereinigd.
Lees de informatie zoals aangegeven op de naamplaat en
de documentatie.
LET OP:
Overschrijd nooit de grens van de maximale toegestane druk
van de afsluiter. Het in gebruik stellen en het onderhoud van
de afsluiter mag uitsluitend verricht worden door gekwalifi -
ceerd personeel.
Positie
De afsluiters kunnen in iedere willekeuringe stand ingebouwd
worden.
Aansluiting
Sluit het stuurventiel of het Namur stuurventiel aan.
Montage op leidingsysteem
Bevestig de leidingen conform de markeringen op de behuizing,
refererend aan het montageschema zoals aangegeven op de
op de afsluiter gelijmde naamplaat. Breng enige pasta (al naar
gelang de toepassing) op de draaduiteinden van de leidingen
aan. Let er echter op dat er geen ongewenste deeltjes in het
system geraken.
Ondersteun en lijn de leidingen goed uit en voorkom mecha-
nische spanningen op de afsluiter.
Gebruik de afsluiter niet als hefboom tijdens het aandraaien;
men dient uitsluitend geschikt gereedschap voor montage te
gebruiken; positioneer het gereedschap op het afsluiterhuis zo
dicht mogelijk bij de aansluitingen. Vermijd beschadigingen, de
aansluitingen en leidingen NIET TE VAST AANDRAAIEN.
ONDERHOUD
Alvorens aan het onderhoud te beginnen of voordat
men de afsluiter weer in werking stelt, sluit de toevoer
naar de stuurventielen af, maak de afsluiter drukloos en
ontlucht hem, ter voorkoming van lichamelijke of materiële
schade
Reinigen
Het onderhoud aan de afsluiters varieert met de gebruiksom-
stan-digheden. Reinig de afsluiter regelmatig. De tijd tussen
de schoonmaakperioden kan afhangen van het soort medium,
bedrijfsomstandigheid en de omgeving waarin de afsluiter func-
tioneert. Al naar gelang het optreden, moeten de onderdelen
worden geïnspecteerd op ongewone slijtage. Een reiniging is
nodig indien men een vertraagde functie, ongewoon geluid,
verlaagde doorstroming of lekkage constateerd bij dezelfde
stuurdrukomstandigheden. In het uiterste geval kan een defect
optreden waarbij de afsluiter opent noch sluit.
Geluidsemissie bij gebruik
De gebruiker kan pas het geluidsniveau nauwkeurig bepalen
wanneer het component in de installatie is gebouwd.
De geluidsemissie bij gebruik is afhankelijk van het medium
en de toegepaste materialen.
Preventief onderhoud
• Schakel de afsluiter één keer per maand een paar maal
open en dicht ter controle.
• In het geval er twijfels zijn of problemen tijdens montage/
onderhoud, gelieve contact op te nemen met ASCO of haar
vertegenwoordiger.
Ter voorkoming van ongelukken of het risico van per-
soonlijke of materiële schade, controleer of de afsluiter juist
functioneert na het in gebruik stellen. Controleer tevens op
de aanwezigheid van lekkage intern (zitting) of extern d.m.v.
een niet explosief en niet brandbaar medium.