Miller Big Blue 400 CX CE de handleiding

Categorie
Lassysteem
Type
de handleiding

Deze handleiding is ook geschikt voor

Big Blue 400 CX CE
OM-4435/dut 218 759AM
2013−02
Processen
Beschrijving
Snijden en gutsen (CAC-A)
Beklede elektrodelassen
(SMAW)
Brandsofmotor aangedreven
lasgenerator
TIG-lassen (GTAW)
MIG/MAG lassen (GTAW)
Lassen met gevulde draad
(FCAW)
)
www.MillerWelds.com
HANDLEIDING
Miller Electric maakt een complete lijn
lasapparaten en aanverwante
lasproducten. Wilt u meer informatie
over de andere kwaliteitsproducten van Miller, neem dan contact op met uw
Miller-leverancier. Hij heeft de nieuwste overzichtscatalogus en afzonderlijke
productleaflets voor u.
Bedankt en gefeliciteerd dat u voor Miller hebt gekozen. Nu kunt u aan de
slag en alles meteen goed doen. Wij weten dat u geen tijd heeft om het an-
ders dan meteen goed te doen.
Om die reden zorgde Niels Miller, toen hij in 1929 voor het eerst met het
bouwen van booglasapparatuur begon, er dan ook voor dat zijn producten
lang meegingen en van superieure kwaliteit waren. Net als u nu konden
zijn klanten toen zich geen mindere kwaliteit veroorloven. De producten
van Miller moesten het beste van het beste zijn. Zij moesten gewoon het
allerbeste zijn dat er te koop was.
Tegenwoordig zetten de mensen die Miller-producten bouwen en verkopen
die traditie voort. Ook zij zijn vastbesloten om apparatuur en service te
bieden die voldoet aan de hoge kwaliteits- en prestatiestandaards die in
1929 zijn vastgelegd.
Deze handleiding voor de eigenaar is gemaakt om u optimaal gebruik te
kunnen laten maken van uw Miller-producten. Neem even de tijd om de
veiligheidsvoorschriften door te lezen. Ze helpen u om uzelf te beschermen
tegen mogelijke gevaren op de werkplek. We hebben ervoor gezorgd, dat u
de apparatuur snel en gemakkelijk kunt installeren. Bij Miller kunt u reke-
nen op jarenlange betrouwbare service en goed
onderhoud. En mocht uw apparatuur om wat
voor reden dan ook ooit moeten worden gerepa-
reerd, dan kunt u in het hoofdstuk Onderhoud &
Storingen precies nagaan wat het probleem is.
Aan de hand van de onderdelenlijst kunt u bepa-
len welk onderdeel u precies nodig hebt om het
probleem te verhelpen. Ook vindt u de garantie
en de onderhoudsinformatie voor uw specifieke
model bijgesloten.
Miller was de allereerste
fabrikant van lasapparatuur in
de VS die het ISO 9001
kwaliteitscertificaat behaal-
de.
Elke krachtbron van Miller
gaat vergezeld de meest
probleemloze garantie in
onze bedrijfstak − u werkt er
hard genoeg voor.
Van Miller voor u
INHOUDSOPGAVE
HOOFDSTUK 1 − VEILIGHEIDSMAATREGELEN - LEES DIT VÓÓR GEBRUIK 1.....................
1-1. De betekenis van de symbolen 1.........................................................
1-2. De risico’s van het booglassen 1.........................................................
1-3. Risico’s m.b.t. motor 3..................................................................
1-4. De gevaren van perslucht 4.............................................................
1-5. Aanvullende symbolen voor installatie, bediening en onderhoud 5.............................
1-6. Californië-voorstel 65, waarschuwingen 7..................................................
1-7. Belangrijkste Veiligheidsvoorschriften 7...................................................
1-8. Informatie over elektrische en magnetische velden (EMV −informatie) 7........................
HOOFDSTUK 2 − DEFINITIES 8...............................................................
2-1. Aanvullende veiligheidssymbolen en definities 8............................................
2-2. Diverse symbolen en definities 11.........................................................
HOOFDSTUK 3 − TECHNISCHE GEGEVENS 12..................................................
3-1. Belangrijke informatie betreffende CE-producten (voor verkoop binnen de EU) 12.................
3-2. Lasvermogen, voedings− en motorgegeven 12..............................................
3-3. Omstandigheden gebruik en opslag 12.....................................................
3-4. Afmetingen, massa’s en toegelaten hellingshoeken 13........................................
3-5. Inschakelduur en oververhitting 13........................................................
3-6. Stroom/spanning-grafieklijnen 14..........................................................
3-7. Brandstofverbruik 15....................................................................
3-8. Vermogenkarakteristiek AC aggregaat 15...................................................
HOOFDSTUK 4 − INSTALLATIE 16..............................................................
4-1. Locatie van typeplaatje met serienummer en aansluitgegevens 16..............................
4-2. Het installeren van het lasaggregaat 16....................................................
4-3. De lasaggregaat monteren 17............................................................
4-4. Het aggregaat aarden op het chassis van een vrachtwagen of aanhanger 18.....................
4-5. De uitlaatpijp installeren 19...............................................................
4-6. Aansluiten van de accu 19...............................................................
4-7. Controlelijst voor het starten van de motor 20................................................
4-8. Aansluiten van laskabels 21..............................................................
4-9. Het formaat van de laskabel kiezen 22.....................................................
4-10. Aansluiten van 14 polige connector RC14 23................................................
HOOFDSTUK 5 − BEDIENING CC MODELLEN 24................................................
5-1. Bedieningsfuncties op voorpaneel (zie Hoofdstuk 5-2) 24......................................
5-2. Beschrijving van bedieningsfuncties voorpaneel (zie Hoofdstuk 5-1) 25..........................
5-3. Proceskeuze-schakelaar 26..............................................................
5-4. TIG Lift-Arc TIG met kratervuller en Auto-Stop functie 27..................................
5-5. Afstandsbediening CC modellen 28........................................................
5-6. Beschrijving brandstof/uur-meter 29.......................................................
5-7. Bediening van de optionele motorblokverwarming 30.........................................
HOOFDSTUK 6 − DE BEDIENING VAN DE HULPSTROOMONDERDELEN 31........................
6-1. Hulpstroomstekkerdozen 31..............................................................
6-2. Informatie over stekkerdoos met aardlekschakelaar, resetten en testen 32.......................
HOOFDSTUK 7 − ONDERHOUD & PROBLEMEN VERHELPEN 33..................................
7-1. Onderhoudslabel 33.....................................................................
7-2. Routineonderhoud 34...................................................................
7-3. De koolborstels van het aggregaat controleren 35............................................
7-4. Onderhoud van het luchtfilter 36...........................................................
7-5. Inspectie en reiniging van vonkenvanger 37.................................................
7-6. Onderhoud aan koelsysteem 37...........................................................
7-7. Instellen van motortoerental op standaard modellen 38........................................
7-8. Onderhoud van het brandstof- en het smeringssysteem 39....................................
7-9. Overbelastingsbeveiliging 40.............................................................
7-10. OptioneleVoltmeter/Ampèremeter Help Indicatie 41...........................................
7-11. Storing zoeken 42......................................................................
HOOFDSTUK 8 − ELECTRISCH SCHEMA 46.....................................................
HOOFDSTUK 9 − INLOOPPROCEDURE 48......................................................
9-1. Wetstacking 48.........................................................................
9-2. Inloopprocedure met gebruik van een belastingsbank 49......................................
9-3. Warmloopprocedure met gebruik van een weerstandsinstrument (grid) 50........................
HOOFDSTUK10 − RICHTLIJNEN VOOR STROOMAGGREGATEN 51...............................
HOOFDSTUK 11 − ONDERDELENLIJST 58......................................................
GARANTIE
DECLARATION OF CONFORMITY
for European Community (CE marked) products.
MILLER Electric Mfg. Co., 1635 Spencer Street, Appleton, WI 54914 U.S.A. declares that the
product(s) identified in this declaration conform to the essential requirements and provisions of
the stated Council Directive(s) and Standard(s).
Product/Apparatus Identification:
Product Stock Number
Big Blue 400CX CC 907143
Council Directives:
2006/95/EC Low Voltage
2004/108/EC Electromagnetic Compatibility
2000/14/EC Noise Level of Welding Generators
Standards:
IEC 609741:2005 Arc welding equipment – Part 1: Welding power sources
IEC 6097410:2007 Arc Welding Equipment – Part 10: Electromagnetic compatibility (EMC) requirements
EN 50445:2008 Product family standard to demonstrate compliance of equipment for resistance welding,
arc welding and allied processes with the basic restrictions related to human exposure to electromagnetic
fields (0 Hz – 300Hz)
Signatory:
_____________________________________ ___________________________________________
David A. Werba
Date of Declaration
MANAGER, PRODUCT DESIGN COMPLIANCE
November 29, 2010
245808B
OM-4435 Pagina 1
HOOFDSTUK 1 − VEILIGHEIDSMAATREGELEN - LEES DIT
VÓÓR GEBRUIK
dut_rom_2011−10
Bescherm uzelf en anderen tegen letsel — Lees deze belangrijke veiligheidsvoorzorgsmaatregelen en bedieningsinstructies, volg ze
op en bewaar ze.
1-1. De betekenis van de symbolen
GEVAAR! − Duidt op een gevaarlijke situatie die moet
worden vermeden omdat hij anders leidt tot ernstig of
dodelijk letsel. De mogelijke gevaren worden getoond
met bijbehorende symbolen of uitgelegd in de tekst.
Duidt op een gevaarlijke situatie die moet worden ver-
meden omdat hij anders kan leiden tot ernstig of dode-
lijk letsel. De mogelijke gevaren worden getoond met
bijbehorende symbolen of uitgelegd in de tekst.
OPGELET − Aanduiding voor mededelingen die niet zijn gerelateerd
aan persoonlijk letsel.
Aanduiding voor speciale instructies.
Deze groep symbolen duidt op Waarschuwing! Kijk uit! Gevaar voor/
van mogelijke ELEKTRISCHE SCHOK, BEWEGENDE ONDERDE-
LEN en HETE ONDERDELEN. Raadpleeg de symbolen en de bijbe-
horende instructies om deze risico’s te vermijden.
1-2. De risico’s van het booglassen
Onderstaande symbolen worden in de hele handleiding ge-
bruikt om u ergens op te attenderen en om mogelijke risico s
aan te geven. Als u een dergelijk symbool ziet, wees dan voor-
zichtig en volg de bijbehorende instructies op om problemen
te voorkomen. De veiligheidsinformatie hieronder is slechts
een samenvatting van de veiligheidsvoorschriften in Hoofd-
stuk 1-7. Lees en volg alle veiligheidsvoorschriften.
Alleen bevoegde personen moeten dit onderdeel installeren,
bedienen, onderhouden en repareren.
Zorg dat iedereen, en vooral kinderen, uit de buurt blijven tij-
dens het gebruik van dit apparaat.
Elektrische schokken kunne
n
dodelijk zijn.
Het aanraken van onderdelen onder stroom ka
n
fatale schokken en ernstige brandwonden veroo
r-
zaken. De elektrode en het werkstuk staan onde
r
stroom als de uitgangsspanning aanstaat. De in
-
voerspanning en de interne circuits van de machin
e
staan eveneens onder stroom als het apparaa
t
aanstaat. Bij semi- automatisch of automatisc
h
draadlassen staan het draad, de spoel, de ruimt
e
waar de lasdraad zich in de machine bevindt en all
e
metalen onderdelen die in aanraking zijn met d
e
lasdraad onder stroom. Verkeerd geïnstalleerde o
f
onvoldoende randgeaarde installaties kunnen geva
-
ren opleveren.
Raak onderdelen onder stroom niet aan.
Draag droge, geïsoleerde handschoenen en lichaams- bescher-
ming zonder gaten.
Isoleer uzelf van het werkstuk en de grond door droge isolatiema-
tjes of kleden te gebruiken die groot genoeg zijn om elk contact met
de grond of het werkstuk te voorkomen.
Gebruik geen wissel- (AC) uitgangsspanning in een vochtige om-
geving als u beperkte bewegingsvrijheid hebt of als het gevaar
bestaat dat u kunt vallen.
Gebruik ALLEEN wissel- (AC) uitgangsspanning als het laspro-
ces dit vereist.
Als er wissel- (AC) uitgangsspanning is vereist, gebruik dan de af-
standsbediening als die op het apparaat aanwezig is.
Bijkomende veiligheidsmaatregelen dienen getroffen te worden in-
dien gewerkt wordt in situaties met verhoogd electrisch risico
zoals: in vochtige omgevingen of als natte kleren gedragen wor-
den; op metaalstrukturen op de vloer, tralies of weringen; in
moeilijke posities zoals zittend, geknield of liggend; of als er een
groot risico bestaat voor accidenteel of onvermijdelijk kontakt met
het werkstuk of de grond. In deze gevallen gebruik de volgende ap-
paratuur in voorkeursorde: 1) een DC halfautomaat van het type
CV (MIG/MAG), 2) een DC gelijkrichter voor het lassen met bekle-
de electroden, 3) een AC lasapparaat met verlaagde open
spanning voor het lassen met beklede electroden. In de meeste
gevallen de voorkeur geven aan een DC lasmachine van het type
CV met draad. En, nooit alleen werken!
Zet de hoofdstroom uit of stop de motor voordat u deze installatie
installeert of nakijkt. Zet de stroom uit volgens OSHA 29 CFR
1910.147 (zie de Veiligheidsvoorschriften).
Installeer, aard en bedien deze apparatuur op de juiste wijze
volgens de Handleiding en de ter plaatse geldende landelijke en
locale voorschriften.
Installeer en aard deze installatie volgens de Handleiding voor ge-
bruikers en nationale of locale codes.
Controleer altijd de randgeaarde aanvoer en zorg ervoor dat de
randgeaarde invoerspanningskabel goed aangesloten is op de
randgeaarde aansluitklem van het apparaat of dat de stekker van
de kabel aangesloten is op een correct randgeaarde contactdoos.
Als u ingangspanningsaansluitingen maakt, verbind dan eerst de
randgeaarde geleider en controleer de aansluitingen grondig.
Houd snoeren droog, vrij van olie en vet en bescherm deze tegen
heet metaal en vonken.
Controleer de kabel regelmatig op beschadigingen of openliggen-
de bedrading en vervang de kabel onmiddellijk als deze
beschadigd is − openliggende bedrading kan dodelijk zijn.
Zet alles af als het apparaat niet gebruikt wordt.
Gebruik geen versleten, beschadigde, te korte of slecht verbon-
den kabels.
Draag de kabels niet op uw lichaam.
Als het werkstuk geaard moet worden, doe dit dan met een aparte
kabel. Gebruik hiervoor niet de massaklem of de massakabel.
Raak de elektrode niet aan als u in contact staat met het werkstuk,
de grond of een andere elektrode van een ander apparaat.
Gebruik alleen goed onderhouden installaties. Repareer of ver-
vang beschadigde onderdelen onmiddellijk. Onderhoud het
apparaat zoals beschreven staat in de handleiding.
Draag een lasoverall als u boven grondniveau werkt.
Houd alle panelen en afdekplaten veilig op hun plaats.
Klem de werkkabel zo dicht mogelijk bij de las met een goed me-
taal-op-metaal contact op het werkstuk of de werktafel.
Isoleer de massaklem wanneer deze niet is aangesloten op het
werkstuk om contact met een metalen object te voorkomen.
Sluit niet meer dan één elektrode of massakabel aan op één enke-
le lasbron. Haal de kabel los voor het proces dat niet wordt
gebruikt.
OM-4435 Pagina 2
Er staat ook NA het uitschakelen van de machine
nog een AANZIENLIJKE GELIJKSPANNING op het
voedingsgedeelte van de inverter lasstroombron-
nen.
Schakel de voeding van de inverter uit en ontlaad de invoercon-
densatoren overeenkomstig de aanwijzingen in de Sectie
Onderhoud voordat u enig onderdeel aanraakt.
Door HETE ONDERDELEN kunnen
brandwonden ontstaan.
Laat onderdelen eerst afkoelen voordat u aan
onderhoud begint.
Draag beschermende handschoenen en kleding als u aan een
hete machine werkt.
Raak geen hete machineonderdelen of zojuist gelaste onderde-
len met de blote handen aan.
RONDVLIEGEND METAAL of STOF
kan de ogen verwonden.
Door lassen, bikken, het gebruik van draadbor-
stels en slijpen kunnen vonken en rodvliegen-
de metaal-schilfers ontstaan. Als lasrupsen af-
koelen, kunnen er slakresten rondvliegen.
Draag een goedgekeurde veiligheidsbril met zijschermen, zelfs
onder uw lashelm.
ROOK EN GASSEN kunnen gevaarlijk
zijn.
Tijdens het lassen komen rook en gassen vrij. Het
inademen hiervan kan gevaarlijk zijn voor uw
gezondheid.
Zorg ervoor dat u niet in de rook staat. Adem de rook niet in.
Als u binnen last, ventileer de ruimte dan goed en/of zorg ervoor
dat de lasrook en gassen afgezogen worden.
Als er slechte ventilatie is, gebruik dan een goedgekeurd gasmas-
ker.
Lees de Materiaalveiligheid Informatiebladen en de instructies van
de fabrikant voor metalen, elektroden, elektrodebekledingen,
schoonmaakmiddelen en ontvetters.
Werk alleen in een gesloten ruimte als deze goed geventileerd
wordt of als u een gasmasker draagt. Zorg ervoor dat er altijd een
ervaren persoon toekijkt. Lasrook en gassen kunnen lucht verdrin-
gen en het zuurstofgehalte verlagen, hetgeen schadelijke invloed
heeft op uw lichaam en zelfs dodelijk kan zijn.
Las niet in ruimtes waarin dingen worden ontvet, schoongemaakt
of waarin wordt gesproeid. De hitte en stralen van de boog kunnen
reageren met dampen en op deze manier zwaar vergiftigde en irri-
terende gassen vormen.
Las geen beklede metalen zoals gegalvaniseerd of met lood of
cadmium bedekt staal, tenzij de bekleding verwijderd wordt van
het gedeelte dat gelast moet worden, de ruimte goed geventileerd
wordt en u, indien nodig, een gasmasker draagt. De bekledingen
en metalen die deze elementen bevatten kunnen giftige dampen
produceren als ze gelast worden.
GASVORMING kan schadelijk voor
de gezondheid of zelfs dodelijk zijn.
Draai de persgastoevoer dicht, wanneer u
geen gas gebruikt.
Zorg altijd voor ventilatie in enge ruimtes of ge-
bruik goedgekeurde beademingsapparatuur.
De STRALEN UIT DE BOOG kunnen
ogen en huid verbranden.
Boogstralen van het lasproces produceren zicht-
bare en onzichtbare (ultraviolette en infrarood)
stralen die uw ogen en huid kunnen verbranden. Tijdens het lassen
vliegen vonken in het rond.
Draag tijdens het lassen of toekijken tijdens het lassen een las-
helm voorzien van een lasglas met de juiste tint om uw gezicht en
ogen tegen boogstralen en vonken te beschermen. (zie ANSI
Z49.1 en Z87.1 in de Veiligheidsvoorschriften).
Draag een goedgekeurde veiligheidsbril met zijschermen onder
uw helm.
Gebruik beschermende lasgordijnen of schermen om anderen te-
gen flitsen en verblindend licht te beschermen; waarschuw
anderen niet in de boog te kijken.
Draag beschermende kleding gemaakt van duurzaam, brandwe-
rend materiaal (wol en leer) en beschermend schoeisel.
LASSEN kan brand of explosies ver
-
oorzaken.
Als er gelast wordt in gesloten ruimtes zoals tanks
,
trommels of pijpen, kunnen deze opgeblazen wor
-
den. Er kunnen vonken van de lasboog vliegen. De rondvliegende
vonken, de temperatuur van het werkstuk en het gereedschap
kunnen brand en brandwonden veroorzaken. Toevallig contact van
een elektrode met metalen voor- werpen kan vonken, explosies
,
oververhitting of brand veroorzaken. Controleer eerst of de omgeving
veilig is voordat u begint met lassen.
Bescherm uzelf en anderen tegen rondvliegende vonken en heet
metaal.
Las niet op plaatsen waar rondvliegende vonken brandbaar mate-
riaal kunnen raken.
Verwijder alle brandbare materialen in een straal van 10,7 m van
de lasboog. Als dit niet mogelijk is, dek ze dan goed af met brand-
werende materialen.
Wees erop attent dat vonken en hete materialen van het lassen ge-
makkelijk door kleine hoeken en gaten naar naastliggende ruimtes
kunnen vliegen.
Kijk goed uit voor brand en houd een brandblusser in de buurt.
Wees erop bedacht dat bij het lassen van plafonds, vloeren, schei-
dingswanden of tussenschotten brand kan ontstaan aan de
tegenovergestelde kant.
Las niet aan containers waarin ooit brandbare stoffen zijn opgesla-
gen of aan besloten ruimtes −zoals tanks, vaten of buizen tenzij ze
voldoende voorbereid zijn conform AWS F4.1 en AWS 6.0 (zie Vei-
ligheidsvoorschriften).
Niet lassen op plaatsen waar de omgevingslucht brandbaar stof,
gas of vloeistofdampen (bijv. van benzine) kan bevatten.
Verbind de werkkabel met het werkstuk zo dicht mogelijk bij de
plaats waar gelast moet worden, zodat de lasstroom zo direct mo-
gelijk verplaatst kan worden en elektrische schokken en
brandrisico’s vermeden kunnen worden.
Gebruik een lasapparaat niet om bevroren pijpen te ontdooien.
Haal de elektrode uit de elektrodehouder of snij de lasdraad los bij
het uiteinde als ze niet gebruikt worden.
Draag olievrije, beschermende kledingstukken zoals leren hand-
schoenen, leren schort, broek zonder omslagen, hoge schoenen
en een helm.
Zorg ervoor dat u geen brandbare voorwerpen zoals aanstekers of
lucifers bij u draagt als u gaat lassen.
Inspecteer de omgeving als u klaar bent met uw werk om er zeker
van te zijn dat er geen vonken, gloeiende sintels en vlammen zijn.
Alleen de juiste zekeringen of contactverbrekers gebruiken; geen
zwaardere nemen of deze doorverbinden.
Volg de richtlijnen van OSHA 1910.252(a) (2) (iv) en NFPA 51B
voor het “warme” werk en een brandblusapparaat in de nabijheid
hebben.
OM-4435 Pagina 3
LAWAAI kan het gehoor aantasten.
Lawaai van bepaalde werkwijzen of apparatuur kan
uw gehoor aantasten.
Draag goedgekeurde gehoorbescherming als
het geluidsniveau te hoog is.
ELEKTRISCHE EN MAGNETISCHE VELDEN
kunnen van invloed zijn op geïmplanteerde
medische apparatuur.
Mensen die een pacemaker of een ander
geïmplanteerd medisch apparaat dragen,
moeten uit de buurt blijven.
Mensen die een geïmplanteerd medisch apparaat dragen,
moeten hun arts en de fabrikant van het apparaat raadplegen
voordat ze in de buurt komen van werkzaamheden
met booglassen, puntlassen, gutsen, plasmaboogsnijden
of inductieverwarmen.
GASFLESSEN kunnen exploderen
als ze beschadigd raken.
Persgasflessen bevatten gas dat onder hoge druk
staat. Als een gasfles beschadigd raakt, kan deze
exploderen. Aangezien gasflessen normaal gesproken een onder-
deel zijn van de lasprocedure, moet u er voorzichtig mee omgaan.
Bescherm gasflessen tegen hoge temperaturen, mechanische
schokken, slak, open vuur, vonken en vlambogen.
Plaats de gasflessen rechtop in een rek of in de laskar zodat ze niet
kunnen vallen of omkantelen.
Houd de flessen uit buurt van alle las- of andere stroomkringen.
Hang nooit een elektrodehouder boven een gasfles.
Laat een laselektrode nooit in aanraking komen met een gasfles.
Las nooit op een gasfles onder druk. − een explosie zal het gevolg zijn.
Gebruik het juiste beschermgas, reduceerventielen, slangen en
hulpstukken die speciaal bedoeld zijn voor een bepaalde toepas-
sing; onderhoud deze en bijhorende onderdelen goed.
Draai bij het openen van de gasfles uw hoofd weg van het redu-
ceerventiel van de gasfles.
Laat de beschermende dop over het ventiel zitten, behalve als de
fles gebruikt wordt of aangesloten is voor gebruik.
Lees en volg de instructies op de flessen met gecomprimeerd gas,
bijbehorend materiaal en de CGA publicatie P-1 die in de Veilig-
heidsvoorschriften staat.
1-3. Risico’s m.b.t. motor
ONTPLOFFEN VAN DE ACCU kan
letsel veroorzaken.
Draag altijd een gezichtsbescherming, rubbe-
ren handschoenen en beschermende kleding
als u aan een accu werkt.
Zet eerst de motor af voordat u accukabels of oplaadkabels (indien
van toepassing) aansluit of verwijdert en onderhoud gaat plegen
aan de accu.
Zorg ervoor dat uw gereedschap geen vonken produceert als u
aan een accu werkt.
Gebruik het lasapparaat alleen om accu’s op te laden of om
voertuigen te starten als het apparaat een acculaadvoorziening
heeft die hiervoor speciaal bedoeld is.
Let goed op de polariteit (+ en −) op accu’s.
Verwijder de negatieve (−) kabel als eerste en sluit hem als laatste
aan.
Houd vonken, vuur, sigaretten en andere ontstekingbronnen uit de
buurt van accu’s. Accu’s produceren ontplofbare gassen bij nor-
maal gebruik en wanneer ze worden opgeladen.
Volg de aanwijzingen op van de fabrikant van de accu als u aan of
in de buurt van een accu werkt.
De BRANDSTOF kan brand of explo-
sie veroorzaken.
Stop de motor en laat deze afkoelen voordat u
de brandstof controleert of brandstof toevoegt.
Rook niet als u brandstof toevoegt en zorg ervoor dat er geen von-
ken of open vuur in de buurt van het apparaat komen.
Doe de tank niet te vol− laat wat ruimte over zodat de brandstof kan
uitzetten.
Mors geen brandstof. Als u wel brandstof heeft gemorst, ruim dit
dan eerst op voordat u de machine aanzet.
Werp gebruikte doeken weg in een brandwerende container.
Zorg altijd voor contact tussen spuitmond en tank tijdens het vullen
met brandstof.
BEWEGENDE ONDERDELEN kunnen
letsel veroorzaken.
Blijf uit de buurt van bewegende delen zoals
ventilatoren, aandrijfriemen, V−snaren en rotors.
Houd alle deuren, panelen, afdekplaten en beschermingsplaten
op hun plaats.
Zet de machine af voordat u een onderdeel installeert of aansluit.
Laat alleen bevoegde personen panelen, afdekplaten
of beschermplaten verwijderen voor onderhoud of storingen.
Om te voorkomen dat de motor tijdens het onderhoud per ongeluk
gestart wordt, moet u de negatieve (−) accukabel losmaken van de
accu.
Houd handen, haar, loshangende kleding en gereedschappen
weg van bewegende onderdelen.
Zet deuren, panelen of beschermplaten weer op hun plaats als het
onderhoud klaar is en voordat u de machine aanzet.
Voordat u aan het aggregaat werkt, moet u alle
ontstekingsbougies of injectors verwijderen om te voorkomen dat
de motor schokt of start.
Blokkeer het vliegwiel zodat het niet kan draaien terwijl u werkt aan
onderdelen van het aggregaat.
VONKEN UIT DE UITLAAT kunnen
brand veroorzaken.
Zorg ervoor dat vonken die vrijkomen uit de
motor geen brand kunnen veroorzaken.
Gebruik een goedgekeurde uitlaatvonkafleider in de vereiste
plaatsenzie de toepassingscodes.
Door HETE ONDERDELEN kunnen
brandwonden ontstaan.
Laat onderdelen eerst afkoelen voordat u aan
onderhoud begint.
Draag beschermende handschoenen en kleding als u aan een
hete machine werkt.
Raak geen hete machineonderdelen of zojuist gelaste onderde-
len met de blote handen aan.
OM-4435 Pagina 4
STOOM EN HETE KOELVLOEISTOF
kunnen brandwonden veroorzaken.
Controleer, indien mogelijk, het koelvloeistofpeil
als de motor koud is om brandwonden te voorko-
men.
Controleer het koelvloeistofpeil altijd bij het overloopvat (indien aanwe-
zig) i.p.v. bij de radiator (tenzij anders staat vermeld in de Sectie
Onderhoud of de handleiding van de motor).
Controle is noodzakelijk als de motor warm is. Als er geen over-
loopvat aanwezig is, moet u de volgende twee instructies volgen.
Draag een veiligheidsbril en handschoenen en bedek de radiator-
dop met een doek.
Draai de dop iets open en laat de druk langzaam ontsnappen voor-
dat u de dop helemaal opendraait.
Als u een generator binnenshuis ge-
bruikt, KUNT U HIERDOOR BINNEN
ENKELE MINUTEN OVERLIJDEN.
Uitlaatgas van een generator bevat koolmono-
xide. Dit is een gif dat u niet ziet of ruikt.
NOOIT binnenshuis of in een garage gebruiken, OOK NIET als
de deuren en ramen open staan.
Alleen BUITEN gebruiken en ver uit de buurt van ramen, deuren
en ventilatiepunten.
ACCUZUUR kan OGEN EN HUID VER-
BRANDEN.
Kantel de accu niet.
Vervang de beschadigde accu.
Spoel ogen en huid goed uit met water.
1-4. De gevaren van perslucht
PERSLUCHTAPPARATUUR kan
(dodelijk) letsel veroorzaken.
Onjuiste installatie of bediening van dit systeem
kan resulteren in defecten aan de apparatuur en
persoonlijk letsel. Dit systeem mag alleen
worden geïnstalleerd, bediend en onderhouden
door bevoegde pneumatische technici en alleen
conform de handleiding voor de eigenaar, de
industriële normen en de landelijke en ter plekke
geldende regelgeving.
De nominale opbrengst of capaciteit van de compressor of enig
ander onderdeel van het persluchtsysteem niet overschrijden.
Zet het persluchtsysteem zodanig op dat mensen of zaken geen
risico lopen als een hydraulisch onderdeel kapot mocht gaan.
Voordat u gaat werken aan het persluchtsysteem, moet u het
apparaat uitzetten en op de vergrendeling zetten, de druk
ontlasten en u ervan verzekeren dat er niet per ongeluk
persluchtdruk op kan komen staan.
Niet aan een werkend persluchtsysteem werken, tenzij u een
bevoegd pneumatisch technicus bent en de instructies van de
fabrikant opvolgt.
Geen wijzigingen aanbrengen aan de compressor of de
apparatuur die door de fabrikant is geleverd.
Veiligheidsvoorzieningen in het persluchtsysteem niet
uitschakelen, onklaar maken of overbruggen.
Alleen onderdelen en toebehoren gebruiken die zijn
goedgekeurd door de fabrikant.
Blijf uit de buurt van mogelijke beknellings− of afknellingsplekken
in de apparatuur die is aangesloten op het persluchtsysteem.
Niet onder of rond apparatuur werken dat onder perslucht staat.
Ondersteun de apparatuur goed met behulp van mechanische
middelen.
HEET METAAL van het plasmasnij-
den of gutsen kan brand en exposie
veroorzaken.
Niet snijden of gutsen in de nabijheid van ont-
vlambare stoffen.
Kijk goed uit voor brand en houd een brandblusser in de buurt.
PERSLUCHT kan (dodelijk) letsel
veroorzaken.
Voordat u gaat werken aan het
persluchtsysteem, moet u het apparaat
uitzetten en op de vergrendeling zetten, de druk
ontlasten en u ervan verzekeren dat er niet per
ongeluk persluchtdruk op kan komen staan.
Ontlast de druk voordat u luchtleidingen
aansluit of loskoppelt.
Kijk de onderdelen van het persluchtsysteem en alle aansluitingen
en slangen na op beschadigingen, lekken en slijtage voordat u de
apparatuur gaat bedienen.
De luchtstroom niet op uzelf of op anderen richten.
Draag persoonlijke beschermingsmiddelen zoals een
veiligheidsbril, gehoorbescherming, leren handschoenen, zware
kleding (hemd en broek), hoge schoenen en een veiligheidshelm
wanneer u aan een persluchtsysteem werkt.
Zoek lekken op met zeepwater of een ultrasone detector − nooit
met de blote hand. Het systeem niet gebruiken als er lekken
worden aangetroffen.
Breng eerst deuren, panelen, deksels en beschermplaten weer
aan na afloop van het onderhoud en voordat u het systeem weer
start.
Ga onmiddellijk naar een arts als er lucht doordringt in de huid
of het lichaam.
Het INADEMEN VAN PERSLUCHT kan
(dodelijk) letsel veroorzaken.
Geen perslucht gebruiken voor ademhalen.
Alleen gebruiken om te snijden, te gutsen
of voor gereedschap.
INGESLOTEN LUCHT ONDER DRUK
EN ZWIEPENDE SLANGEN kunnen letse
l
veroorzaken.
Ontlast de luchtdruk van gereedschappen en
het systeem voordat u onderhoud pleegt,
hulpstukken aanbrengt of verwisselt en
voordat u de olieafvoer van de compressor
of de vuldop voor de olie opent.
OM-4435 Pagina 5
BEWEGENDE ONDERDELEN kunnen
letsel veroorzaken.
Blijf uit de buurt van bewegende delen zoals
ventilatoren, aandrijfriemen, V−snaren en
rotors.
Houd alle deuren, panelen, afdekplaten en beschermingsplaten
op hun plaats.
Houd handen, haar, loshangende kleding en gereedschappen
weg van bewegende onderdelen.
Voordat u gaat werken aan het persluchtsysteem, moet u het
apparaat uitzetten en op de vergrendeling zetten, de druk
ontlasten en u ervan verzekeren dat er niet per ongeluk
persluchtdruk op kan komen staan.
Laat alleen bevoegde personen beschermplaten of afdekplaten
verwijderen voor onderhoud of bij het verhelpen van storingen.
Zet deuren, panelen of beschermplaten weer op hun plaats als
het onderhoud klaar is en voordat u de machine aanzet.
HETE ONDERDELEN kunnen ernstige
brandwonden veroorzaken.
Een hete compressor of hete onderdelen van
het luchtsysteem niet aanraken.
Laat het systeem afkoelen voor u het aanraakt
of onderhoud gaat plegen.
Gebruik de juiste gereedschappen om hete onderdelen beet
te pakken en/of draag zware geïsoleerde lashandschoenen
en −kleding om brandwonden te voorkomen.
LEES DE INSTRUCTIES.
Lees nauwkeurig de gebruikershandleiding
en alle waarschuwingslabels, voordat u de
machine installeert, gebruikt of er onderhoud
aan pleegt, en volg de aanwijzingen steeds op.
Lees de veiligheidsinformatie aan het begin
van de handleiding en in elk hoofdstuk.
De motor stoppen en de luchtdruk aflaten vooraleer onderhoud
te verrichten.
Gebruik alleen originele vervangingsonderdelen van de fabri-
kant.
1-5. Aanvullende symbolen voor installatie, bediening en onderhoud
BRAND- EN EXPLOSIEGEVAAR
Installeer of plaats het apparaat niet op, boven
of vlakbij ontbrandbare oppervlakken.
Het apparaat niet in de buurt van brandbare
stoffen installeren.
Overbelast de bedrading van het gebouw niet- controleer of het
voedingsnet sterk genoeg is, goed beschermd is en dit apparaat
aan kan.
VALLENDE APPARATUUR kan letsel
veroorzaken.
Til het systeem alleen aan het hijsoog en aan
goed geïnstalleerde toebehoren op, NIET aan
de gascilinders. Het maximale hefvermogen
van het hijsoog niet overschrijden (zie: Techni-
sche gegevens).
Hijs en verplaats het apparaat alleen met de daarvoor geschikte
werktuigen en/of middelen en de daarvoor geldende procedures.
Als u hefvorken gebruikt om het apparaat te verplaatsen, zorg er
dan voor dat de vorken zo lang zijn, dat ze aan de andere kant on-
der het apparaat uitsteken.
Let er bij het werken in de open lucht op dat kabels en snoeren niet
in aanraking kunnen komen met rijdende voertuigen.
Volg bij het handmatig optillen van zware onderdelen of apparatuur
de Amerikaanse ARBO−richtlijn getiteld Applications Manual for
the Revised NIOSH Lifting Equation (Publication No. 94–110).
OVERVERHITTING kan schade aan
de motor veroorzaken.
Zet de installatie uit of koppel hem los voordat u
de machine aan- of uitzet.
Pas op: een laag voltage en lage frequentie veroorzaakt door la-
ge snelheid van de motor kunnen elektrische motoren beschadi-
gen.
Sluit geen 50 of 60 Hertz motoren aan op een 100 Hertz contact-
doos.
RONDVLIEGENDE LASSPATTEN
kunnen letsel veroorzaken.
Draag gezichtsbescherming voor ogen en ge-
zicht te beschermen.
Slijp de wolfraam elektrode alleen met een slijper die voorzien is
van de juiste beschermkast en die op een veilige locatie staat.
Draag tijdens het slijpen de nodige gezichts-, hand- en lichaams-
bescherming.
Vonken kunnen brand veroorzaken − brandbare stoffen uit de
buurt houden.
BEWEGENDE ONDERDELEN kunnen
letsel veroorzaken.
Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen
Blijf uit de buurt van afknijppunten zoals aan-
drijfrollen.
De UITGANGSSPANNING VOOR HET OPLADEN
VAN ACCU’S en ONTPLOFFEN VAN DE ACCU
kan leiden tot lichamelijk letsel.
Niet alle modellen hebben een oplaadvoorziening voor
accu’s.
Draag altijd een gezichtsbescherming, rubberen handschoenen
en beschermende kleding als u aan een accu werkt.
Zet eerst de motor af voordat u accukabels of oplaadkabels (indien
van toepassing) aansluit of verwijdert en onderhoud gaat plegen
aan de accu.
Zorg ervoor dat uw gereedschap geen vonken produceert als u
aan een accu werkt.
Gebruik het lasapparaat niet om accu’s op te laden of om
voertuigen te starten tenzij het een acculaadvoorziening heeft die
hiervoor speciaal is bedoeld.
Let goed op de polariteit (+ en −) op accu’s.
Verwijder de negatieve (−) kabel als eerste en sluit hem als laatste
weer aan.
Houd vonken, vuur, sigaretten en andere ontstekingbronnen uit de
buurt van accu’s. Accu’s produceren ontplofbare gassen bij
normaal gebruik en wanneer ze worden opgeladen.
Volg de aanwijzingen op van de fabrikant van de accu als u aan of
in de buurt van een accu werkt.
Laat alleen bevoegd personeel de accu laden.
OM-4435 Pagina 6
Als een accu wordt verwijderd uit een voertuig om te worden
opgeladen, ontkoppel dan de negatieve (−) kabel eerst en sluit
hem als laatste weer aan. Zorg dat alle accessoires zijn
uitgeschakeld om zo een boog te voorkomen.
Alleen loodaccu’s opladen. De acculader niet gebruiken om een
elektrisch systeem met een extra lage spanning van stroom te
voorzien of om droge−celaccu’s op te laden.
Geen bevroren accu’s opladen.
Geen beschadigde laadkabels gebruiken.
Accu’s niet opladen in een dichte ruimte of een ruimte met beperkte
ventilatie.
Een accu met losse accuklemmen of beschadigingen aan
behuizing of kap niet opladen.
Kies vóór u gaat opladen de juiste spanning op de lader, zodat
deze overeenkomt met de accuspanning.
Zet de acculader uit voor u deze op de accu aansluit. De klemmen
van de acculader mogen elkaar niet raken.
Houd de kabels van de acculader weg van de kap, de deur en van
bewegende onderdelen van het voertuig.
LASDRAAD kan letsel veroorzaken.
Bedien de toortsschakelaar pas als u de aan-
wijzing krijgt om dat te doen.
Richt het pistool niet op enig lichaamsdeel, an-
dere mensen of op enig materiaal als de draad
wordt ingevoerd.
TE LANGDURIG GEBRUIK kan leiden
tot OVERVERHITTING.
Laat het apparaat goed afkoelen; houd u aan
de nominale inschakelduur.
Verminder de stroomsterkte of de inschakel-
duur voordat u opnieuw begint met lassen.
Blokkeer of filter de luchtaanvoer naar het apparaat niet.
STATISCHE ELEKTRICITEIT (ESD) kan
PC-printplaten beschadigen.
Doe een geaarde polsband om VOORDAT u
printplaten of onderdelen aanraakt.
Gebruik goede, antistatische zakken of dozen
voor het opslaan, verplaatsen of verschepen
van PC-printplaten.
HET SCHUIN ZETTEN VAN DE
TRAILER kan verwondingen
veroorzaken.
Gebruik stutten of blokken om het gewicht te
ondersteunen.
Installeer het lasaggregaat goed op de trailer
volgens de bijbehorende instructies.
LEES DE INSTRUCTIES.
Lees nauwkeurig de gebruikershandleiding en
alle waarschuwingslabels, voordat u de
machine installeert, gebruikt of er onderhoud
aan pleegt, en volg de aanwijzingen steeds op.
Lees de veiligheidsinformatie aan het begin
van de handleiding en in elk hoofdstuk.
De motor stoppen en de luchtdruk aflaten vooraleer onderhoud
te verrichten.
Gebruik alleen originele vervangingsonderdelen van de fabri-
kant.
H.F.-straling kan interferentie veroor-
zaken.
Hoogfrequente (H.F.) straling kan interferentie
veroorzaken bij radionavigatie, veiligheids-
diensten, computers en communicatie appara-
tuur.
Laat alleen bevoegde personen die bekend zijn met elektronische
apparatuur deze installatie uitvoeren.
De gebruiker is verantwoordelijk voor onmiddellijk herstel door
een bevoegd elektricien bij interferentieproblemen als gevolg van
de installatie.
Als u van overheidswege klachten krijgt over interferentie, stop
dan onmiddellijk met het gebruik van de apparatuur.
Laat de installatie regelmatig nakijken en onderhouden.
Houd deuren en panelen van hoogfrequentiebronnen stevig dicht,
houd de elektrodeafstand op de juiste instelling en zorg voor aar-
ding en afscherming om de mogelijkheid van interferentie tot een
minimum te beperken.
BOOGLASSEN kan interferentie ver-
oorzaken.
Elektromagnetische energie kan interferentie
veroorzaken bij gevoelige elektronische appa-
ratuur zoals microprocessors computers en
computer- gestuurde apparatuur zoals robots.
Zorg ervoor dat alle apparatuur in het lasgebied elektromagnetisch
compatibel is.
Om mogelijke interferentie te verminderen moet u de laskabels zo
kort mogelijk houden, dicht bij elkaar en laag, bijvoorbeeld op de
vloer.
Voer de laswerkzaamheden uit op 100 meter afstand van gevoeli-
ge elektronische apparatuur.
Zorg ervoor dat dit lasapparaat conform de aanwijzingen in deze
handleiding wordt geïnstalleerd en geaard.
Als er dan nog steeds interferentie optreedt, dient de gebruiker ex-
tra maatregelen te nemen, zoals verplaatsing van het lasapparaat,
gebruik van afgeschermde kabels, gebruik van lijnfilters of af-
scherming van het werkterrein.
OM-4435 Pagina 7
1-6. Californië-voorstel 65, waarschuwingen
Las- en snijapparatuur produceert dampen of gassen die che-
micaliën bevatten waarvan het de Staat Californië bekend is
dat ze geboorteafwijkingen en, in sommige gevallen, kanker
veroorzaken. (California Health & Safety Code, sectie 25249.5
en volgend.)
Accupolen, -klemmen en soortgelijke accessoires bevatten
lood en loodverbindingen, chemicaliën waarvan het de Staat
Califorrnië bekend is dat ze kanker en geboorteafwijkingen of
andere voortplantingsproblemen veroorzaken. Was uw
handen na aanraking.
Dit product bevat chemicaliën, waaronder lood waarvan het
de Staat Californië bekend is dat het kanker, geboorteafwi-
jkingen of andere voortplantingsproblemen veroorzaakt.
Was na gebruik uw handen.
Benzinemotoren:
Uitlaatgassen van motoren bevatten chemicaliën waarvan
het de Staat Califorrnië bekend is dat ze kanker, geboorteaf-
wijkingen of andere voortplantingsproblemen veroorzaken.
Dieselmotoren:
Van uitlaatgassen van dieselmotoren en bepaalde bestand-
delen ervan is het de Staat Califorrnië bekend dat ze kanker,
geboorteafwijkingen en andere voortplantings problemen
veroorzaken.
1-7. Belangrijkste Veiligheidsvoorschriften
Safety in Welding, Cutting, and Allied Processes, ANSI Standard Z49.1,
is available as a free download from the American Welding Society at
http://www.aws.org or purchased from Global Engineering Documents
(phone: 1-877-413-5184, website: www.global.ihs.com).
Safe Practices for the Preparation of Containers and Piping for Welding
and Cutting, American Welding Society Standard AWS F4.1, from Glob-
al Engineering Documents (phone: 1-877-413-5184, website:
www.global.ihs.com).
Safe Practices for Welding and Cutting Containers that have Held Com-
bustibles, American Welding Society Standard AWS A6.0, from Global
Engineering Documents (phone: 1-877-413-5184,
website: www.global.ihs.com).
National Electrical Code, NFPA Standard 70, from National Fire Protec-
tion Association, Quincy, MA 02269 (phone: 1-800-344-3555, website:
www.nfpa.org and www. sparky.org).
Safe Handling of Compressed Gases in Cylinders, CGA Pamphlet P-1,
from Compressed Gas Association, 14501 George Carter Way,
Suite 103, Chantilly, VA 20151 (phone: 703-788-2700,
website:www.cganet.com).
Safety in Welding, Cutting, and Allied Processes, CSA Standard
W117.2, from Canadian Standards Association, Standards Sales, 5060
Spectrum Way, Suite 100, Ontario, Canada L4W 5NS (phone:
800-463-6727, website: www.csa-international.org).
Battery Chargers, CSA Standard C22.2 NO 107.2−01, from Canadian
Standards Association, Standards Sales, 5060 Spectrum Way, Suite
100, Ontario, Canada L4W 5NS (phone: 800-463-6727, website:
www.csa-international.org).
Safe Practice For Occupational And Educational Eye And Face Protec-
tion, ANSI Standard Z87.1, from American National Standards Institute,
25 West 43rd Street, New York, NY 10036 (phone: 212-642-4900, web-
site: www.ansi.org).
Standard for Fire Prevention During Welding, Cutting, and Other Hot
Work, NFPA Standard 51B, from National Fire Protection Association,
Quincy, MA 02269 (phone: 1-800-344-3555, website: www.nfpa.org.)
OSHA, Occupational Safety and Health Standards for General Indus-
try, Title 29, Code of Federal Regulations (CFR), Part 1910, Subpart Q,
and Part 1926, Subpart J, from U.S. Government Printing Office, Super-
intendent of Documents, P.O. Box 371954, Pittsburgh, PA 15250-7954
(phone: 1-866-512-1800) (there are 10 OSHA Regional Offices—
phone for Region 5, Chicago, is 312-353-2220, website:
www.osha.gov).
Portable Generators Safety Alert, U.S. Consumer Product Safety Com-
mission (CPSC), 4330 East West Highway, Bethesda, MD 20814
(phone: 301-504-7923, website: www.cpsc.gov/cpscpub/pubs/port-
gen.pdf).
Applications Manual for the Revised NIOSH Lifting Equation, The Na-
tional Institute for Occupational Safety and Health (NIOSH), 1600
Clifton Rd, Atlanta, GA 30333 (phone: 1-800-232-4636, website:
www.cdc.gov/NIOSH).
1-8. Informatie over elektrische en magnetische velden (EMV −informatie)
Elektrische stroom die door een draad stroomt veroorzaakt plaatselijk
elektrische en magnetische velden (EMV). Lasstroom veroorzaakt een
elektromagnetischveld rond de lasstroomkring en de lasapparatuur.
Elektromagnetischevelden kunnen interferentie veroorzaken bij
bepaalde medische implantaten zoals pacemakers. Voor personen die
medische implantaten hebben moeten beschermende maatregelen
worden genomen, bijv. toegangsbeperking voor passanten of een
risicoanalyse voor iedere afzonderlijke lasser. Beperk bijvoorbeeld de
toegang voor omstanders of voer afzonderlijke risicobeoordelingen uit
voor lassers. Alle lassers moeten de volgende procedures naleven om
zo blootstelling aan elektro−magnetischevelden van de lasstroomkring
tot een minimum te beperken:
1. Houd kabels dicht bij elkaar door ze in elkaar te twisten of vast te
plakken of gebruik kabelbescherming.
2. Kom niet met uw lichaam tussen de laskabels. Leg de kabel aan
één kant en weg van de gebruiker.
3. Rol of hang de kabels niet rond of op uw lichaam.
4. Houd hoofd en romp zo ver mogelijk verwijderd van de
apparatuur in de lasstroomkring.
5. Monteer de massaklem aan het werkstuk zo dicht mogelijk bij de
las.
6. Niet direct naast de lasstroombron werken, er niet op gaan zitten
en er niet op leunen.
7. Niet lassen terwijl u de lasstroombron of het
draadaanvoersysteem draagt.
Over geïmplanteerde medische apparatuur:
Mensen die een geïmplanteerd medisch apparaat dragen, moeten hun
arts en de fabrikant van het apparaat raadplegen voordat ze in de buurt
komen van werkzaamheden met booglassen, puntlassen, gutsen, pla-
smaboogsnijden of inductieverhitting. Bij toestemming van de arts
wordt geadviseerd om bovenstaande procedures te volgen.
OM-4435 Pagina 8
HOOFDSTUK 2 − DEFINITIES
2-1. Aanvullende veiligheidssymbolen en definities
Bepaalde symbolen worden alleen aangetroffen op CE-producten.
Waarschuwing! Pas op! Kans op gevaar (zie de symbolen).
Safe1 2012−05
Draag droge, geïsoleerde handschoenen. De elektrode niet met de blote hand aanraken. Geen natte of kapotte
handschoenen dragen.
Safe2 2012−05
Bescherm uzelf tegen elektrische schokken door uzelf te isoleren van het werk en de aarde.
Safe3 2012−05
Zorg ervoor dat u niet in de rook staat.
Safe6 2012−05
Gebruik actieve ventilatie of een afvoersysteem om de dampen van de werkplek af te voeren.
Safe8 2012−05
Gebruik een ventilator om de dampen af te voeren.
Safe10 2012−05
Houd brandbare stoffen uit de buurt van het laswerk. Niet lassen vlakbij brandbare stoffen.
Safe12 2012−05
Lasvonken kunnen brand veroorzaken. Zorg dat er een brandblusapparaat in de buurt is en zorg dat
er een toezichthouder is die klaarstaat om dit gebruiken.
Safe14 2012−05
Niet op vaten of dichte containers e.d. lassen.
Safe16 2012−05
Verwijder het label niet; verf het ook niet over en dek het niet af.
Safe20 2012−05
OM-4435 Pagina 9
Niet werken aan de lasgroep als de motor draait. Eerst de motor stilzetten.
Safe21 2012−05
Niet roken tijdens het vullen met brandstof of in de nabijheid van brandstof.
Safe22 2012−05
De motor stilzetten tijdens het vullen met brandstof.
Safe23 2012−05
Een hete motor niet bijvullen.
Safe24 2012−05
Til het systeem alleen aan het hijsoog en aan goed geïnstalleerde toebehoren op, niet aan de gascilinders.
Het maximale hefvermogen van het hijsoog niet overschrijden (zie: Technische gegevens).
Safe25 2012−05
Draag een hoofddeksel en een veiligheidsbril. Bescherm uw oren
en knoop de kraag van uw overhemd dicht. Gebruik een lashelm
met de juiste filtersterkte. Draag bescherming voor uw hele lichaam.
Safe38 2012−05
Begin uw opleiding door de handleiding door te lezen vooraleer het
werk aan te vatten of voor het lassen.
Safe40 2012−05
=
Brandstof samen met vlammen of gensters kan brand veroorzaken.
Safe45 2012−05
De lasgroep uit de verpakking halen. De handleiding uit de lasgroep
halen. Lees de instructies voor het plaatsen van de uitlaatdemper.
Safe46 2012−05
Lees de handleiding en de labels op de lasgroep.
Safe47 2012−05
Lees de instructies in de Handleiding hoe men de accu moet
activeren.
Safe48 2012−05
OM-4435 Pagina 10
0 ‐ 50 u. std.
Veilig54 2012−05
Gedurende de eerste 50 uren het lasaggregaat belasten met meer
dan 200A. Niet lassen onder 200A uitgangsspanning.
50 u. std.
Safe55 2012−05
Na de eerste 50 werkuren, de motorolie en oliefilter vervangen.
V
V
V
Nadat de stroom is uitgezet, blijft er gevaarlijke spanning staan op
de primaire condensatoren. Volledig geladen condensatoren niet
aanraken. Wacht altijd 60 seconden na het uitzetten van de stroom
voordat u gaat werken aan de unit OF controleer eerst de spanning op
de primaire condensator en zorg dat deze nagenoeg 0 volt is voordat
u enig onderdeel aanraakt.
Safe42 2012−05
De generator nooit binnenshuis of in een garage gebruiken,
zelf niet als de deuren en ramen open staan.
Safe87 2012−07
De generator alleen buiten gebruiken en ver uit de buurt van ramen,
deuren en ventilatiepunten.
Safe88 2012−07
Geen ether gebruiken. Bij gebruik van ether vervalt de garantie. Zie de handleiding van de brandstofmotor.
Safe89 2012−07
Een hete geluidsdemper en uitlaatbuis kunnen ernstige brandwonden veroorzaken.
Safe90 2012−07
Lassen, snijden, boren of schuren aan de behuizing kunnen in principe brand of ontploffing veroorzaken.
Safe91 2012−07
OM-4435 Pagina 11
2-2. Diverse symbolen en definities
Bepaalde symbolen worden alleen aangetroffen op CE-producten.
Stop de motor
Snel
(draaien, lassen/
ingeschakeld)
Langzaam
(stationair)
Start de motor
Starthulp
(voorverwarmen)
Accu (motor) Motorkoelvloeistof Motorolie
Controleer
injectoren/pomp
Controleer
de klepspeling
Brandstof Aarding
Positief Negatief Bevoegde monteur Lasboog
A
Ampère
V
Volt Boogsterkte (Dig) Afstandbediening
Motor
Luchttemperatuur
of
motortemperatuur
Uitgang Wisselstroom
Beklede-
elektrodelassen
(SMAW)
Lift Arc TIG
MIG
(GMAW)-lassen
TIG-lassen
(GTAW)
Tijd
h
Uren
s
Seconden
1
Enkelfase
3
Driefasen
Lees de
gebruikers-
handleiding
Elektrisch circuit
beveiliging
Gelijkstroom (DC)
P
1max
Maximaal verbruik
Werkstuk-
aansluiting
3
G
Motoraangedreven,
driefasenwissel-
stroomgenerator
met gelijkrichter
Hz
Hertz
X
Inschakelduur
U
0
Nominale
nullastspanning
(gemiddeld)
U
2
Uitgangsspanning
belast
n
Nominale
belastingsnelheid
n
1
Nominaal stationair
n
0
Nominale
nullastsnelheid
I
Stroom
I
2
Nominale
lasstroom
Contactor aan
S
Geschikt
om te lassen
in een omgeving
met een verhoogd
risico op elektrische
schokken
Urenmeter
Voetpedaal TIG
(GTAW)
Bel voor
onderhoud
Controleer
luchtfilter
Luchtfilter
Draadaanvoerunit
gevoed door
lasspanning
Geluidsniveau
OM-4435 Pagina 12
HOOFDSTUK 3 − TECHNISCHE GEGEVENS
3-1. Belangrijke informatie betreffende CE-producten (voor verkoop binnen de EU)
A. Informationen über die elektromagnetische Felder (EMF)
! Deze apparatuur mag niet worden gebruikt door het algemene publiek aangezien de EMV-grenzen voor het algemene publiek
mogelijk kunnen worden overschreden tijdens het lassen.
Deze apparatuur is gebouwd conform EN 60974−1 en is louter bedoeld voor beroepsmatig gebruik (waar het algemene publiek geen toegang
heeft of waar toegang zodanig is geregeld dat deze gelijk is aan beroepsmatig gebruik) en alleen door een deskundig gebruiker of iemand die
hiertoe is opgeleid.
Draadaanvoersystemen en aanvullende apparatuur (zoals toortsen, vloeistofkoelsystemen en lasboog− en stabilisatieapparatuur) die onderdeel
uitmaken van het lascircuit mogen geen belangrijke bijdrage leveren aan het EMV. Zie de gebruikershandleidingen van alle onderdelen van de
lasstroomkring voor meer informatie over EMV-blootstelling.
De meting van de EMV voor deze apparatuur vond plaats op een afstand van 0,5 meter.
Op een afstand van 1 meter waren de waarden van de EMV-blootstelling minder dan 20% van de toegestane waarden.
B. Informationen über die elektromagnetische Verträglichkeit (EMV)
! Diese Klasse A Ausrüstung ist nicht für die Anwendung in Wohngebieten gedacht, in denen die Stromversorgung
über das öffentliche Niederspannungssystem gewährleistet wird. Aufgrund leitungsgeführter sowie gestrahlter Störgrößen
können möglicherweise Schwierigkeiten bei der Sicherung der elektromagnetischen Verträglichkeit an diesen Orten auftreten.
ce-emc 3 2011−09
3-2. Lasvermogen, voedings− en motorgegevens
Las-
procédé
Bereik van de la-
suitgangs-
spanning
Nominale
uitgangsspanning
Maximale
open
spanning
Nominaal
uitgangsvermogen
aggregaat
Motor
Inhoud
brand-
stoftank
CC/DC
20−410 A
300 A, 32 Volt DC,
60% inschakelduur
250A, 30 Volt DC,
100% inschakelduur
73
Lasaggregaat
Monofase, 10 kVA/kW,
91/46 A, 110/220 V AC,
60 Hz
Contactdozen
110/55 V AC Contactdozen
5.5 kVa/kW, 50/100A
220/110 V AC Contactdozen
11 kVa/kW, 50/20 A
Caterpillar C1.5
Watergekoelde drie
cylinder 21,7 PK
diesel motor
43,5 liter
CV/DC
Lassen
met
gevulde
draad
14 − 40 V
300 A, 29 Volt DC 60%
inschakelduur
250 A, 26,5 Volt DC
100% inschakelduur
3-3. Omstandigheden gebruik en opslag
IP graad Toegelaten temperaturen bij gebruik
IP23S
Deze apparatuur is ontworpen voor gebruik buiten. Opslag is
toegestaan, maar buitengebruik bij regen of andere neerslag mag
alleen onder een afdak.
−40 to 104 °F (−40 to +40°C)
OM-4435 Pagina 13
3-4. Afmetingen, massa’s en toegelaten hellingshoeken
Afmetingen
Voorpaneel
B
A
F
E
H
G
C
D
20°
20°
30°
30°
! Overschrijd de hoeken niet al
s
het aggregaat aanstaat met het oo
g
op motorbeschadigingen en omvallen.
! Verplaats het apparaat niet naa
r
en gebruik het niet op plaatsen waa
r
het kan omvallen.
Hoogte
813 mm
908 mm
Breedte
667 mm
steunen naar binnen
730 mm
steunen naar buiten
Lengte 1422 mm
A 1422 mm
B 1372 mm
C 1321 mm
D 51 mm
E 660 mm
F 22 mm
G 705 mm
H
14 mm diameter.
4 gaten
Gewicht
Zonder brandstof: 512 kg
Met brandstof: 549 kg
Hijsoog capaciteit
907 kg Maximaal
3-5. Inschakelduur en oververhitting
217 515
10 15 20 25 30 40 50 60 80 100
CC
CV
1000
800
600
500
400
300
250
200
150
100
1
1 100% Inschakelduur
De inschakelduur is het percentage
van 10 minuten dat het apparaat kan
lassen op nominale belasting
zonder oververhit te raken.
Dit apparaat is geschikt om con-
tinue 250 amperère mee te
lassen.
OPGELET − Het overschrijden van
de inschakelduur kan het apparaat
beschadigen en de garantie vervalt
dan.
LASAMPÈRES
% INSCHAKELDUUR
OM-4435 Pagina 14
3-6. Stroom/spanning-grafieklijnen
237 466 / 237 468 / 237 470
C. Beklede elektrode
D. MIG
E. TIG
0 100 200 300 400 500 600
0
10
20
30
40
50
60
70
80
90
100
DC Volts
DC Ampères
Min
Max
0 100 200 300 400 500 600
DC Ampères
0
10
20
30
40
50
60
70
80
90
100
DC Volts
0 100 200 300 400 500
DC Ampères
0
10
20
30
40
50
60
70
80
90
100
DC Volts
Min
Max
De stroom−spanning grafieklijn geeft de
minimaal en de maximaal mogelijke
uitgangsspanning en −stroom aan van het
lasapparaat. De grafieklijnen van alle andere
instellingen vallen tussen de aangegeven
krommen.
OM-4435 Pagina 15
3-7. Brandstofverbruik
237 471
0.00
0.25
0.50
0.75
1.00
1.25
1.50
1.75
2.00
0 50 100 150 200 250 300 350 400
De kromme laat het karakteristieke
brandstofverbruik onder las− of
stroombelasting zien.
DC LAS AMPÈRES BIJ 100% INSCHAKELDUUR
U.S. GAL./UUR
STATIONAIR
3-8. Vermogenkarakteristiek AC aggregaat
220 346−B
De AC vermogensgrafiek laat het
aggregaatvermogen
AC AMPÈRES IN 110V STAND
AC AMPÈRES IN 220V STAND
AC VOLT
0 20 40 60 80 100 120 140
0 10203040506070
0
20
40
60
80
100
120
0
40
80
120
160
200
240
OM-4435 Pagina 16
HOOFDSTUK 4 − INSTALLATIE
4-1. Locatie van typeplaatje met serienummer en aansluitgegevens
Het serienummer en de aansluitgegevens zijn bij dit product aan de voorzijde te vinden. Op het typeplaatje kunt u de elektrische spanning en het
vermogen aflezen dat de apparatuur nodig heeft, en welk vermogen het kan leveren. Wij raden aan het serienummer te noteren op de achterzijde van
deze handleiding, in het daarvoor bestemde vak, zodat u dit nummer altijd bij de hand hebt als u het in de toekomst nodig hebt.
! Verplaats het apparaat niet
naar en gebruik het niet op
plaatsen waar het kan
omvallen.
! Bevestig de lasaggregaat
altijd stevig op het
transportvoertuig of de trailer
en voldoe aan alle veiligheids−
en andere ter plekke geldende
voorschriften.
OPGELET Het systeem niet
installeren op plaatsen waar de
luchtstroming beperkt is of de motor
kan oververhitten.
Zie Hoofdstuk 3-4 voor
de maximale belasting van
het hijsoog.
Zie Hoofdstuk 4-3 voor
montage−informatie.
Installeer 3 2008−01 − Ref. 800 652 / Ref. 800 477−A / 803 274 / 804 712
18 inch
(460 mm)
18 inch
(460 mm)
18 inch
(460 mm)
18 inch
(460 mm)
18 inch
(460 mm)
Verplaatsing
4-2. Het installeren van het lasaggregaat
OF OF
OF
Locatie/luchtstroomruimte
OF
OM-4435 Pagina 17
4-3. De lasaggregaat monteren
Benodigde gereedschappen:
9/16 inch
2
2
4
Lasapparaat op zijn plaats
Bouteenheid op zijn plaats
! Niet op het onderstel lassen.
Wanneer u op het onderstel
last, kan de brandstoftank
gaan branden of exploderen.
Alleen op de vier steunen
lassen of de lasgroep met
bouten vastzetten.
OPGELET − Het systeem niet
zodanig monteren dat de onderkant
alleen steunt op de vier
montagesteunen. Maak gebruik
van dwars steunen om het systeem
adequaat te ondersteunen
en schade aan de onderkant
te voorkomen.
Montageoppervlak:
1 Dwars steunen
2 Montagesteunen
(meegeleverd)
Installeer het systeem op een
vlakke ondergrond met
dwarssteunen om de onderkant
te ondersteunen. Zet het systeem
vast met de montagesteunen.
3 12 mm bout en ring
(minimum − niet meegeleverd)
4 3/8−16 x 1 inch schroeven
(meegeleverd)
De lasgroep met bouten
vastzetten:
Verwijder het bevestigingsmateriaal
waarmee de vier steunen op het
onderstel vastzitten. Draai de
steunen om en zet ze weer vast aan
het onderstel met het oorspronkelijke
bevestigingsmateriaal.
Zet de lasgroep op de truck of
op de aanhangwagen met bevesti-
gingsmateriaal van 1/2 inch
(12 mm) of groter (niet meegeleverd).
De lasgroep op zijn plaats
vastlassen:
Las de lasgroep alleen bij de vier
steunen op de truck of de trailer
vast.
1
2
Het systeem ondersteunen
Met behulp van montagesteunen
instaleer 3 2008−−01 803 274 / 200 864−A / 803 231
1
OF
3
OM-4435 Pagina 18
! Het frame van het lasaggregaa
t
altijd aarden op het frame van de
wagen om elektrische schokken en
gevaren van statische elektricitei
t
te voorkomen.
! Zie ook informatiefolder 29 van
de AWS betreffende veiligheid
en gezondheid: het aarden van
draagbare en op wagens geïnstal
-
leerde lasaggregaten.
! Ondervoeringen, transportblokken
en bepaalde wielonderstellen
isoleren het lasaggregaat van he
t
chassis van de wagen. Sluit altijd
een massadraad aan vanaf massa−
aansluiting van het aggregaat naar
blootgemaakt metaal van het chassis
van de wagen zoals op de afbeelding
te zien is.
! Gebruik een aardlekschakelaar
wanneer hulpapparatuur word
t
aangesloten.Als de lasgroep nie
t
uitgerust is met een lekstroom
-
schakelaar (GFCI), gebruik dan een
lekstroombeveiligde verlengkabel
.
Gebruik geen stopcontacten met in
-
gebouwde aardlekschakelaars als
er apparatuur wordt gebruikt om
levens mee te redden.
1 Massaklem voor aarding van
apparatuur (op voorpaneel)
2 Massakabel (niet meegeleverd)
3 Metalen frame van wagen
Sluit de massakabel van de apparatuu
r
aan op het metalen chassis van de wagen
.
Gebruik hiervoor een geïsoleerde koperen
draad van 10 mm
2
of dikker.
Aard het frame van het lasaggregaa
t
met het onderstel of de wagen
via metaal−op−metaal contact.
4
-4. Het aggregaat aarden op het chassis van een vrachtwagen of aanhanger
rot_grnd1 2012−03dut− 800 652−D
1
3
2
GND/ PE
OM-4435 Pagina 19
4-5. De uitlaatpijp installeren
1/2 inch
803 582 / Ref. 287 125-A
! Stop motor en laat deze afkoe-
len.
Richt de uitlaatpijp in de gewenste
richting, maar altijd weg van het
voorpaneel en de rijrichting.
Benodigde gereedschappen:
! Sluit de negatieve (−) accu-
kabel als laatste aan.
Sluit de toegang na het
aansluiten van de accu.
4-6. Aansluiten van de accu
1/2 inch
+
803 563 / Ref. 287 125-A / S-0756-C
Benodigde
gereedschappen:
OM-4435 Pagina 20
Controleer alle motorvloeistoffen
elke dag.
De motor moet koud zijn en op een vlakke
ondergrond staan.
Het automatische afsluitsysteem stopt
de motor als de oliedruk te laag wordt of als
de temperatuur van de koelvloeistof te hoog is.
Deze lasgroep heeft een
afsluitschakelaar voor lage oliedruk.
Sommige omstandigheden kunnen
echter motorschade veroorzaken voordat
de motor afslaat. Controleer het oliepeil
vaak en gebruik het afsluitsysteem voor
de oliedruk niet om het oliepeil
te controleren.
Volg de opwarmloopprocedure zoals
aangegeven in de handleiding van de motor.
Als er zich onverbrande brandstof en olie
verzamelt in de uitlaatpijp tijdens het inlopen,
zie dan Hoofdstuk 9.
Brandstof
OPGELET − Gebruik geen benzine, de motor
zou beschadigd worden.
De machine wordt geleverd af fabriek met
voldoende brandstof om te voorkomen dat
er lucht in het brandstofsysteem komt. Vul
de tank met diesel voordat u het apparaat start
(zie het motoronderhoudslabel voor de
brandstofspecificaties). Laat de vulbuis vrij om
ruimte over te laten voor uitzetting.
De motor slaat af als het brandstofpeil
laag is.
Olie
Kijk na het vullen van de brandstoftank het
oliepeil na met de lasgroep op een vlakke
ondergrond. Als het oliepeil niet overeenstemt
met de maximale merkstip, vul dan bij (zie het
onderhoudslabel).
Koelvloeistof
Controleer het peil van de koelvloeistof in de
radiator voordat u de lasgroep voor het eerst
start. Zonodig koelvloeistof bijvullen in de
radiator tot de koelvloeistof tot onder in de hals
van de vuller staat.
Controleer het peil van de koelvloeistof in de
tank dagelijks. Zonodig koelvloeistof bijvullen
in de tank tot de koelvloeistof tussen de
peilstrepen Cold Full en Hot Full staat. Als het
peil in de tank laag was, controleer dan ook het
peil van de koelvloeistof in de radiator.
Koelvloeistof bijvullen als het peil onder
de hals van de radiatorvuller staat.
De machine wordt geleverd af fabriek met
motorkoelvloeistof, dit is een mengsel van
water en een antivriesmiddel op basis van
ethyleenglycol die geschikt is voor
temperaturen tot −34° F (−37° C). Voeg
antivries toe aan het mengsel als de machine
wordt gebruikt bij temperaturen onder −34° F
(−37° C).
Houd de radiator en de luchtinlaat schoon en
vrij van vuil.
OPGELET − Een verkeerde motortempera-
tuur kan de motor beschadigen. Laat de motor
niet draaien zonder een goed functionerende
thermostaat en radiatordop.
Voor het makkelijker starten bij koud
weer:
Gebruik de voorgloeischakelaar (zie
Hoofdstuk 5-1).
De accu in goede staat in een warme
ruimte opslaan.
Gebruik brandstof bestemd voor koud
weer (diesel kan verdikken onder koude
temperatuur). Neem contact met uw
lokale brandstofleverancier voor meer
informatie.
Gebruik de juiste motorolie voor koud
weer (zie Hoofdstuk 7-1).
4-7. Controlelijst voor het starten van de motor
Vol
Inhoud:
5.7 L
Diesel
Vol
peil heet
peil koud
Ref. 804 009−C
Vol
Controleer het peil van de
koelvloeistof in de radiator
als het peil in de tank laag. is.
Expansletank koelvloeistof
De motor slaat af als het brandstofpeil laag is.
Volg de opwarmloopprocedure zoals aangegeven in de handleiding van de motor. Als er
zich onverbrande brandstof en olie verzamelt in de uitlaatpijp tijdens het inlopen, zie dan
Hoofdstuk 9.
OM-4435 Pagina 21
! Xet de motor
! Als u de laskabels niet goed aansluit, kan
dat uitzonderlijk sterke verhitting en brand
veroorzaken of uw machine beschadigen.
Niets tussen de laskabelklem en het
kopergedeelte plaatsen. Zorg dat het
oppervlak van zowel de laskabelklem als het
kopergedeelte schoon is.
1 Correcte aansluiting laskabel
2 Onjuiste aansluiting laskabel
3 Klem lasuitgangsspanning
4 Meegeleverde moer voor de aansluitklem
voor de laskabel
5 Laskabelklem
6 Koperen staaf
Verwijder de meegeleverde moer van de
lasuitgangsklem. Schuif de laskabelschoen op de
lasuitgangsklem en zet hem vast met de moer
zodat de laskabelschoen strak tegen het
kopergedeelte aanzit.
7 Positieve (+) lasuitgang
8 Negatieve (−) lasuitgang
Ref.804 009-F / Ref. 287 125-A / 803 778-B
6
4
5
3
Beklede elektrodelassen en TIG−lassen
Voor beklede elektrodelassen en TIG− gelijk-
stroomlassen met Elektrode Positief (DCEP)
moet u de elektrodekabel aansluiten op de po-
sitieve (+) klem links en de werkkabel op de
negatieve (−) klem rechts.
Voor het gelijkstroomlassen met Elektrode
Negatief (DCEN), de aansluitklemmen
omwisselen.
Gebruik processchakelaar om lasproces te
kiezen (zie Hoofdstuk 5-3).
MIG−lassen en lassen met gevulde draad
Voor MIG en gevuldedraad lassen (electrode
positief), sluit de kabel van het draadaanvoer
systeem aan op de plus aansluiting en de
werkstukkabel op de min aansluiting aan de
linkerkant. Gebruik de processchakelaar om
lasproces te kiezen. (zie Hoofdstuk 5-3).
Voor het gelijkstroomlassen met Elektrode
Negatief (DCEN), de aansluitklemmen om-
wisselen.
7
8
1
Benodigde
gereedschappen:
3/4 inch
4-8. Aansluiten van laskabels
2
OM-4435 Pagina 22
4-9. Het formaat van de laskabel kiezen*
OPGELET − De totale kabellengte in de lasstroomkring (zie onderstaande tabel) is de lengte van beide laskabels tezamen. Als bijvoorbeeld de
stroombron 30 meter van het laswerkstuk is, dan is de totale kabellengte in de lasstroomkring 60 meter (2 kabels x 30 meter). Neem de 60m−kolom
voor het bepalen van de kabelafmetingen.
Laskabelformaat** en maximale totale lengte van de kabel (koper)
in de lasstroomkring net groter dan***
30 m of minder
150 ft
(45 m)
200 ft
(60 m)
250 ft
(70 m)
300 ft
(90 m)
350 ft
(105 m)
400 ft
(120 m)
Aansluitklemmen van
lasuitgangsspanning
! Zet de motor uit vooral-
eer de lasaansluitklem-
men aan te sluiten.
! Gebruik geen versleten,
beschadigde, te korte of
slecht verbonden
kabels.
Lass-
troom
10 − 60%
insch-
akelduur
60 − 100%
insch-
akelduur
10 − 100% inschakelduur
100 4 (20) 4 (20) 4 (20) 3 (30) 2 (35) 1 (50) 1/0 (60) 1/0 (60)
150 3 (30) 3 (30) 2 (35) 1 (50) 1/0 (60) 2/0 (70) 3/0 (95) 3/0 (95)
200 3 (30) 2 (35) 1 (50) 1/0 (60) 2/0 (70) 3/0 (95) 4/0 (120) 4/0 (120)
250 2 (35) 1 (50) 1/0 (60) 2/0 (70) 3/0 (95) 4/0 (120)
2 stuks
2/0
(2x70)
2 stuks
2/0
(2x70)
300 1 (50) 1/0 (60) 2/0 (70) 3/0 (95) 4/0 (120)
2 stuks
2/0
(2x70)
2 stuks
3/0
(2x95)
2 stuks
3/0
(2x95)
350 1/0 (60) 2/0 (70) 3/0 (95) 4/0 (120)
2 stuks
2/0
(2x70)
2 stuks
3/0
(2x95)
2 stuks
3/0
(2x95)
2 stuks
4/0
(2x120)
400 1/0 (60) 2/0 (70) 3/0 (95) 4/0 (120)
2 stuks
2/0
(2x70)
2 stuks
3/0
(2x95)
2 stuks
4/0
(2x120)
2 stuks
4/0
(2x120)
500 2/0 (70) 3/0 (95) 4/0 (120)
2 stuks
2/0
(2x70)
2 stuks
3/0
(2x95)
2 stuks
4/0
(2x120)
3 stuks
3/0
(3x95)
3 stuks
3/0
(3x95)
*Dit schema is een algemene richtlijn en is mogelijk niet geschikt voor alle toepassingen. Als de kabels oververhit raken, gebruik dan een kabel
die één maat groter is.
**Het laskabelformaat (AWG) is gebaseerd op een spanningsval van 4 volt of minder of een stroomdichtheid van minimaal 300 mils/A.
( ) = mm
2
voor metrisch gebruik
***Voor afstanden die langer zijn dan de afstanden in deze gids moet u een vertegenwoordiger van de fabriek raadplegen
op telefoonnr. 920−735−4505.
Ref. S−0007−H 2011−05
OM-4435 Pagina 23
4-10. Aansluiten van 14 polige connector RC14
OF
Ref 804 009-
F
Contact* Contact informatie
24 VOLTS AC
A 24 Volt AC, beschermd door
extra beveiliging CB8.
B Het sluiten van het contact
naar A sluit het 24 V/AC
contactorstuurcircuit.
REMOTE
OUTPUT
CONTROL
C Uitgang voor afstandbediening:
+10 volt DC in MIG stand; 0 tot
10 volt DC in beklede elektrode
en TIG stand.
D Gemeenschappelijke van het
afstandsbedieningscircuit.
E Ingaand DC stuursignaal: 0 tot
+10 volt van minimum tot
maximum van de
afstandsbediening met
spanning/stroomafstelling
op maximaal.
F
Terugkoppeling van lasstroom:
1 volt per 100 ampère
H Terugkoppeling van
lasspanning: 1 volt per 10 volt
lasspanning.
GND
K Gemeenschappelijk chassis.
NUL G Gemeenschappelijke aansluiting
voor 24V AC circuits.
*De overige contactdozen worden niet gebruikt.
OM-4435 Pagina 24
HOOFDSTUK 5 − BEDIENING CC MODELLEN
287 125−B / 804 009−F
5-1. Bedieningsfuncties op voorpaneel (zie Hoofdstuk 5-2)
1
2
54
6
7
8
910
OM-4435 Pagina 25
5-2. Beschrijving van bedieningsfuncties voorpaneel (zie Hoofdstuk 5-1)
Bedieningsfuncties voor het starten van
de motor
1 Voorgloeischakelaar
Gebruik deze schakelaar om de starthulp in
te schakelen voor het opstarten in koud weer
(zie de startinstructies hierna).
2 Motorbedieningsschakelaar
Gebruik deze schakelaar om de motor te star-
ten, motor laten lopen, en de motor uit te
zetten.
In de werktoerentalstand loopt de motor op
las/stroomsnelheid.
Starten:
OPGELET − Geen ether gebruiken.
Als de motor niet start, laat de motor dan
eerst volledig tot stilstand komen voordat
u hem weer probeert te starten.
Boven 325 F (05 C): Verdraai de
motorbesturingsschakelaar naar startstand.
Laat de motorbesturingsschakelaar los als de
motor loopt.
Onder 325 F (05 C): Draai de motorbestu-
ringsschakelaar op de werktoerental. Druk de
voorgloeischakelaar 60 seconden in. Draai
aan de startschakelaar om te starten. Laat de
startschakelaar en voorgloeischakelaar
Stoppen: Draai de motorbesturingsschakelaar
op Off.
Meters en signaallampen van de motor
Zie Section 5-6 voor complete informatie
van de brandstofluren meter.
3 Brandstofmeter/urenmeter
Gebruik de meter om het brandstofniveau en
de bedrijfsuren te controleren, of wanneer de
olie vervangen moet worden.
Zet de startschakelaar op de stand “Run” om
het brandstofniveau of de bedrijfsuren te con-
troleren, wanneer de motor niet.
4 Motorindicatielampjes
Het lampje gaat branden en de motor stopt als
de temperatuur boven 230° F (110° C) of de
oliedruk van de motor is lager als 69 kPa.
Normale motortemperatuur is 82 - 95 C.
Normale oliedruk is 207 - 414 kPa.
OPGELET − Laat de motor niet lopen voordat
het probleem is opgelost.
Lasregelfuncties
5 Contrastekker afstandsbediening
Gebruik deze aansluiting om afstandbedien-
ingen, draadaanvoersystem en gereedschap
aan te sluiten.
Wanneer een afstandbediening aangesloten is,
zal de machine automatisch om schakelen naar
het gebruik met afstandbediening (zie Hoofd-
stuk 4−11).
Wanneer een afstandbediening is aangeslo−
ten, zal het lasvermogen bepaald worden-
door de combinatie van spanning/stroom in−
stellingen op het bedieningspaneel en die op-
de afstandbediening.
Wanneer er geen afstandbediening is aange−
sloten, worden de spanning/stroom instellin−
gen gemaakt op het bedieningspaneel.
Als een defecte afstandbediening aan-
ge−sloten is op RC14 ,of wordt ver-
wijderdtijdens gebruik, zal het display
HELP 25tonen (zie Hoofdstuk 7-10). Ver-
wijder de fout−code door de machine te
stoppen en teherstarten of door de
processchakelaarte verdraaien.
6 Proces/contactor−schakelaar
Zie Hoofdstuk 5-3 voor informatie over de
proces/contactor−schakelaar.
7 Spanning/Stroom regelknop
Gebruik de regelknop om de stroom in te-
stellen op de stand: Beklede elektrode of
TIG.Als de proces/contactorschakelaar op
enigestand voor MIG lassen staat, moet u
dezebedieningsfunctie gebruiken om de
spanningte regelen. Met de spanning/stroom-
schakelaar op de stand afstandbediend, zal-
de regelknop een limiet instellen op de
standBeklede elektrode of TIG, maar heeft
geen in−vloed op de stand MIG.
Lasmeters (optie)
De meters om de lasstroom af te lezen-
worden ook gebruikt om HELP foutco-
deste tonen (zie Hoofdstuk 7-10).
8 DC Voltmeter
De voltmeter geeft de voor ingestelde-
spanning (MIG lassen) weer met contactor ui-
ten de actuele uitgangsspanning met de con−
tactor ingeschakeld. De voltmeter meet de-
spanning op de laskabelaansluitingen, dit-
wijkt iets af door spanningsval over de kabel-
sen koppelingen.
Schakel de contactor uit en zet de proces−
schakelaar op MIG stand om de lasspanning
in te stellen. Draai met de regelknop naar d
gewenste spanning. Na het lassen word-
teerst de actuele lasspanning en daarna de
ingestelde spanning weergegeven.
9 DC Ampèremeter
De ampèremeter geeft de ingestelde
stroom(Beklede elektrode en TIG) weer wan-
neerniet gelast wordt, en de actuele stroom
tijdenslassen.
Zet de processchakelaar op de stand Bekle−
de elektrode of TIG stand om de stroom in te
stellen. Draai de met de regelknop naar de ge-
wenste stroom. Na het lassen wordt eerst de
actuele lasstroom en daarna de ingestelde
stroom weergegeven.
OM-4435 Pagina 26
! De aansluitklemmen komen on-
der spanning te staan als de
Proces/Contactorschakelaar op
de stand Lasklemmen altijd Aan
staat en de motor loopt.
1 Proces/contactor−schakelaar
2 PositionLasklemmen altijd Aan –
TIG Lift Arc positie
3 Afstandsbediening
Aan/Uit−schakelaar vereist – TIG,
HF vereist of strijkstart
4 Afstandsbediening
Aan/Uit−schakelaar vereist −
Gevulde draad positie
5 PositionLasklemmen altijd Aan –
Draad
6 PositionLasklemmen altijd Aan –
Beklede elektrode positie
Gebruik deze schakelaar om het las-
proces en de aan/uit−regeling van de
lasuitgangsspanning te kiezen (zie on-
derstaande tabel).
Zet de schakelaar in de stand afstands-
bediening Aan/Uit−schakelaar vereist
om de lasuitgangsspanning aan en uit te
zetten met een afstandsbediening aan-
gesloten op de 14−pin stekker.
Zet de schakelaar in de stand Lasklem-
men altijd Aan om steeds lasuit-
gangsspanning te krijgen als de motor
draait.
Gebruik de Lift−Arc TIG stand voor TIG
om de Lift−Arc TIG start te kunnen ge-
bruiken (zie Hoofdstuk 5-4).
5-3. Proceskeuze-schakelaar
Ref 804 444−C / Ref 287 125−A
1
2
3
4
5
6
Instellingen van de Proces/Contactorschakelaar
Instellingen van de schakelaar Proces Uitgangsspanning aan/uit
PositionLasklemmen altijd Aan − TIG Lift Arc TIG Lift-Arc (GTAW) Ingeschakeld
Afstandsbediening Aan/Uit−schakelaar vereist
TIG, HF vereist of strijkstart
TIG met Hoogfrequent unit, Puls unit,of af-
standbediening
Inschakelen via 14 pol. aansl.
Afstandsbediening Aan/Uit−schakelaar vereist
− Gevulde draad
Gevulde draad metdraadaanvoersysteem werkend
opvaste voedingsspanning
Inschakelen via 14 pol. aansl.
PositionLasklemmen altijd Aan − Gevulde
draad
Gevulde draad metdraadaanvoersysteem werkend
op delasspanning
Ingeschakeld
PositionLasklemmen altijd Aan − Beklede
electrode
Beklede electrode, snijden en gutsen Ingeschakeld
OM-4435 Pagina 27
5-4. TIG Lift-Arc
t
TIG met kratervuller en Auto-Stop
t
functie
WM Marketing
Boogstart met Lift-Arc
Het lassen beëindigen met kratervuller
Het stoppen van de las met Auto-Stop
12
1
21
2
3
3
Boogstart met Lift-Arc
Lift-Arc wordt gebruikt voor TIG wan-
neer HF niet is toegestaan.
Zet de Processchakelaar op de stand
Lift-Arc.
Sluit gas aan.
1 Aanraken of strijken
2 In een hoek optillen
Raak met de wolfraamelektrodehet
werkstuk op de plaats waar delas
moet beginnen. Langzaam deelektro-
de optillen. Er ontstaat nueen lasboog.
Beschermgas aan laten staan enelek-
trode verwijderen. Vervuilingvan het
werkstuk voorkomen doorgebruik te
maken van Automati−sche kratervul-
ler of automatischestop.
Het lassen beëindigen met-
kratervuller:
Momentschakelaar nodig omde
kratervuller te starten.
1 Tijdens lassen
2 Druk op demomentschakelaar
om dekratervuller te
starten(lastroom neemt af)
3 Toevoer van hetbeschermgas
blijft enige tijdnog aanwezig.
Het stoppen van de las met
Auto-Stop
1 Tijdens lassen
2 Til de toorts op om deAuto−Stop
Arc te stoppen.
3 Beweeg de toorts weer
terugnaar de las om deze
tevoorzien van beschermgasen
vervuiling tegen te gaan.
OF
OM-4435 Pagina 28
5-5. Afstandsbediening CC modellen
1 Afstandbediening connector
RC14
Sluit optionele afstandsbediening aan
op RC14 (zie Hoofdstuk 4-10).
Wanneer een afstandbediening
wordt aangesloten, wordt deze
automatisch herkend. Werking
van de afstandbedieningis af-
hankelijk van de stand van de
proceskeuze schakelaar.
2 Voltmeter
3 Ampèremeter
0774 / Ref.287 125−B / Ref 804 444−A
Voorbeeld: Afstandsbediening op stand gevulde draad
Zet regelaar op 205AStel proces in
Voorbeeld: Afstandbediening TIG
Regel met de afstandbediening
Zet regelaar op 205 A
In voorbeeld:
Proces =TIG afst. bed.
Min = 20 A DC
Max = About 205 A DC
Max (205 A DC)
Min (20 A DC)
Sluit afstandbedi-
ening aan op RC14
Sluit afstandbedi-
ening aan op RC14
Stel proces in
1
23
Voltmeter geeft om en om
vooringestelde en werkelijke
uitgangsspanning aan als u
niet aan het lassen bent, en
werkelijke uitgangsspanning
tijdens het lassen
28
0
De ampèremeter geeft nul aan
56
205
De voltmeter geeft de
Open−circuitspanning aan als u
niet aan het lassen bent en de
Boogspanning tijdens het lassen
De ampèremeter geeft de vooringestelde uit-
gangsstroom aan als u niet aan het lassen
bent, en de werkelijke uitgangsstroom tijdens
het lassen
OM-4435 Pagina 29
5-6. Beschrijving brandstof/uur-meter
OM-4435 Pagina 30
5-7. Bediening van de optionele motorblokverwarming
Koelvloeistofverwarming 1 2012−05 803 562 / Ref. 803 145
1 Stekker motorblokverwarming
Gebruik de verwarming om een
constant temperatuur te behouden
van de motorkoelvloeistof.
Sluit om de verwarming aan te zetten
de stekker van de verwarming aan
op een 120 voltswisselstroom
stekkerdoos.
! De motor niet laten draaien
als de motorblokverwarming
is ingeschakeld.
OPGELET − In extreem koud weer
moet de verwarming op de
stroombron worden aangesloten
als de motor warm is.
! Het gebied rondom de motor-
blokverwarming wordt heet.
Haal de stekker los om de
verwarming uit te zetten.
1
Watts Volt ±10%
1000 120
Technische gegevens
koelvloeistofverwarming
OM-4435 Pagina 31
HOOFDSTUK 6 − DE BEDIENING VAN DE
HULPSTROOMONDERDELEN
! Gebruik een aardlekbeveiliging
wanneer hulpapparatuur aange-
sloten wordt. Als het apparaat geen
stekkerdozen met aardlekbeveiliging
heeft, moet een snoer met aardlek-
beveiliging worden gebruikt. Geen
stekkerdozen met aardlekbeveiliging
gebruiken voor levensinstand-
houdende apparaten.
! Haal de stekker eerst uit de
stekkerdoos voordat u iets instelt of
onderhoud pleegt aan hulpstukken
of gereedschap.
1 220 V 16 A AC stekkerdoos RC12
2 110V 20 A AC stekkerdoos GFCI1
GFCI1 levert 60 Hz 1 fasestroom bij
bedrijfs-toerental.
Maximum uitgaand vermogen bij de GFCI1
is 2,4 kVA/kW.
! Test de GFCI maandelijks. Zie hoofd-
stuk 6-2 voor informatie over de
GFCI en voor het resetten en test-
procedures.
3 Extra beveiliging CB5
CB5 beschermt GFCI1 tegen over-
belasting. Als genoemde beveiliging open
gaat, dan werkt de stekkerdoos niet. Druk
op de knop om te resetten.
4 Aardlekzekering ELCB1
5 Automatische aardlekzekering ELCB2
ELCB1 beschermt RC12 en ELCB2
die RC11 beschermen tegen overbelasting
en een aardlekfout. Als er een automatische
zekering wordt aangesproken, is de stekker-
doos spanningsloos. Zet de schakelaar op
de stand On om de automatische zekering te
resetten.
6 220 V 32 A AC stekkerdoos RC11
De stekkerdozen GFCI1, RC11 en RC12
leveren 60 Hz 1 fasestroom bij bedrijfs-
toerental.
De maximale gecombineerde uitgangs-
spanning van alle stekkerdozen is
10 kVA / kW.
Ten minste een maal per maand de
knop indrukken (bij belaste motorsnel-
heid) om te controleren of de ELCB’s
goed werken.
Als een beveiliging steeds wordt
aangesproken of een automatische
zekering steeds open gaat, neem dan
contact op met een door de fabrikant
erkende serviceagent.
Het aggregaatvermogen neemt af
naarmate het lasuitgangsvermogen
toeneemt.
6-1. Hulpstroomstekkerdozen
Ref. 287 125-A
1 2
3456
OM-4435 Pagina 32
6-2. Informatie over stekkerdoos met aardlekschakelaar, resetten en testen
! Gebruik een aardlekbeveiliging
wanneer hulpapparatuur aange-
sloten wordt. Als het apparaat geen
stekkerdozen met aardlekbeveiliging
heeft, moet een snoer met aardlek-
beveiliging worden gebruikt. Geen
stekkerdozen met aardlekbeveiliging
gebruiken voor levensinstand-
houdende apparaten.
! Haal de stekker eerst uit de
stekkerdoos voordat u iets instelt of
onderhoud pleegt aan hulpstukken
of gereedschap.
1 120 V 20 A AC stekkerdoos met
aardlekbeveiliging
2 Testknop van stekkerdoos met
aardlekbeveiliging
3 Reset-knop van stekkerdoos met
aardlekbeveiliging
4 Indicatie LED van stekkerdoos met
aardlekbeveiliging
Stekkerdozen met ingebouwde aardlek-
schakelaar
Stekkerdozen met ingebouwde aardlek-
schakelaar beschermen de gebruiker tegen
een elektrische schok als er een aardings-
fout optreedt bij de apparatuur die is aange-
sloten op de stekkerdoos. Een aardingsfout
treedt op, wanneer een elektrische stroom
de kortste weg neemt naar de aarde
(wat via een persoon kan zijn) i.p.v. door
het normale circuit.
Als er een aardingsfout optreedt, dan
springt de knop op de stekkerdoos met inge-
bouwde aardlekschakelaar naar buiten en
onderbreekt de stroomkring. Een stekker-
doos met ingebouwde aardlekschakelaar
beschermt niet tegen overbelasting van
de stroomkring, kortsluiting of schokken
die niet gerelateerd zijn aan aardingsfouten.
Reset en test stekkerdozen met ingebouwde
aardlekschakelaar conform de volgende
procedures.
Een stekkerdoos met ingebouwde
aardlekschakelaar resetten/testen
! Test een stekkerdoos met
ingebouwde aardlekschakelaar
maandelijks. Zie Een stekkerdoos
met ingebouwde aardlekschakelaar
testen.
! Een stekkerdoos met ingebouwde
aardlekschakelaar niet testen of
resetten bij stationaire snelheid lage
spanning of de stekkerdoos met
ingebouwde aardlekschakelaar zal
beschadigd raken en geen
bescherming meer bieden tegen
een elektrische fout die wordt
veroorzaakt door een aardingsfout.
! Als de LED knippert, gebruik de
stekkerdoos met ingebouwde
aardlekschakelaar niet meer en laat
het vervangen door een door de
fabriek erkende serviceagent.
Stekkerdozen met ingebouwde aardlek-
schakelaar resetten
Als er een aardlekfout optreedt, stop dan
de motor en ontkoppel de apparatuur van
de stekkerdoos met ingebouwde aardlek-
schakelaar. Controleer op beschadigd
of nat(te) gereedschap, kabels, pluggen,
etc. die/dat zijn/is aangesloten op de
stekkerdoos. Start de motor en laat hem
draaien op bedrijfssnelheid. Druk op de
resetknop van de ingebouwde aardlek-
schakelaar. Sluit de apparatuur weer aan
op de stekkerdoos en herstel of vervang
het als het kapot is.
Stekkerdozen met ingebouwde aardlek-
schakelaar testen
Het testen van de stekkerdoos met
ingebouwde aardlekschakelaar dient
te gebeuren op bedrijfs-toerental.
Start de motor en laat hem draaien op
bedrijfs-toerental.
Druk op de testknop van de stekkerdoos
met ingebouwde aardlekschakelaar.
De resetknop van de stekkerdoos
met ingebouwde aardlekschakelaar moet
naar buiten komen.
Druk op de resetknop van de stekkerdoos
met ingebouwde aardlekschakelaar.
Laat een stekkerdoos met ingebouwde
aardlekschakelaar vervangen door een
door de fabriek erkende serviceagent
als een van de volgende zaken optreedt:
De aardlekschakelaar slaat niet uit als
hij wordt getest
De LED knippert
De aardlekschakelaar reset niet.
1
2
3
4
RotGFCI1 2012−05
! Test en reset de aardlekschakelaar
alleen op bedrijfs-toerental.
OM-4435 Pagina 33
HOOFDSTUK 7 − ONDERHOUD & PROBLEMEN
VERHELPEN
7-1. Onderhoudslabel
Caterpillar Corporate Headquarters
100 North East Adams Street
Peoria, Illinois USA 61629
(309) 675−1000
http://www.cat.com/engines
Cat Dealer Locator:
Use website to find local engine service facility.
Service
Wanneer er zich een probleem voordoetbe-
treft werking of onderhoud van de motor,zal
deze normaal gesproken door een loka−le
dealer kunnen worden opgelost.
Uw tevredenheid is een primaire zorg voor
Caterpillar en voor de Caterpillar dealers.
Als u een probleem heeft die niet naar uw-
tevredenheid is behandeld, volg de volgen−
de stappen:
Bespreek uw probleem met een mana-
gervan de dealer
Als uw probleem niet opgelost kan worden-
door de dealer zonder verdere assisten-
tie,bel een Field Service Coordina-
tor,1-800-447-4986.
Als uw er verder niet meer aan uit komt-
schrijf dan een brief naar:
Caterpillar Inc.
Manager, Customer Service,
Engine Division
Mossville Bldg A
P.O. Box 600
Peoria, IL 61552−0600
Volg a.u.b. de bovenstaande stappen als
erproblemen voordoen.
Website adres
www.caterpillar.com
Altitude
Contact the Caterpillar applications de−
partment for information on the effect of
am−bient conditions on Caterpillar 3024
engi−nes. Neem kontakt op met de afdeling
aan−vragen Caterpillar voor de algemene-
condities betreft Caterpillar 3024 motoren.
OM-4435 Pagina 34
7-2. Routineonderhoud
! Zet de motor af, voordat u met
het onderhoud begint.
Zie de Handleiding voor de motor en het
Onderhoudslabel voor belangrijke informatie
over opstarten, service en opslag. Pleeg
vaker onderhoud aan de motor als hij wordt
gebruikt in zware omstandigheden.
Recycle
motorvloeistoffen.
= Controleren = Verversen = Reinigen = Vervangen
* Moet worden verricht door een door de fabriek geautoriseerd servicebedrijf
Referentie
Om de
8 uur
Hoofdstuk
4-7, 7-8
Peil koelmiddel Brandstofpeil Oliepeil Lekkende olie, brandstof
Om de
50 uur
Lasklemmen
Om de
100 uur
Hoofdstuk
7-4
Accuklemmen Slangen luchtfilter Luchtfilterelement
Om de
250 uur
1/2 in.
(13 mm)
OPGELET − Ververs de
motorolie en verwissel he
t
oliefilter na de eerste 50−75
uur dat het apparaa
t
gebruikt is (Inloopperiode).
Handleiding
voor de
motor,
Hoofdstuk
7-5, 7-8
Onleesbare labels Spanning ventilatorriem Vonkenvanger Olie Oliefilter
Om de
500 uur
 Laskabels Brandstoffilter Grof brandstoffilter Radiateur thermostaat
Om de
1000
uur
OF
BEZINKSEL
BRANDSTOF
Hoofdstuk
4-7, 7-3,
7-6, 7-8, en
Handleiding
voor de
motor.
Peil radiatorvloeistof
en thermostaat
Binnenkant van het
apparaat
Kleppen reinigen* Het bezinksel aftappen
 Slipringen*
 Borstels*
Om de
2000
uur
Injectoren*
OM-4435 Pagina 35
7-3. De koolborstels van het aggregaat controleren
GenBrush2 2012−05 / Ref 205 725
! Stop motor en laat deze afkoelen.
1 Complete Koolborstel samenstelling
Markeer en ontkoppel de draden bij
de koolborstelhouder. Verwijder het item.
Druk op de koolborstel om er zeker
van te zijn dat de veren in te drukken zijn.
Vervang het geheel als de koolborstels
beschadigd zijn of als het borstelmateriaal
bijna of helemaal op minimumlengte zijn.
Controleer de lengte vanaf het oppervlak
van de koolborstelhouder.
1
1/4 in. (6,5mm)
5/8 in. (16mm)
Nieuwe lengte:
Minimum lengte:
Vervang het geheel als
de koolborstels beschadigd zijn
OM-4435 Pagina 36
7-4. Onderhoud van het luchtfilter
! Stop de motor.
OPGELET − Laat de motor niet zonder
luchtreiniger of met een vuil element
draaien. Motorschade die ontstaat als
gevolg van een vervuild element valt niet
onder de garantie.
De primaire filter kan worden
gereinigd, maar het
vuilabsorberende vermogen van de
filter neemt met elke reinigingsbeurt
af. Reinigen houdt een risico in,
omdat er kans bestaat dat er vuil aan
de schone kant van de filter terecht
komt tijdens het reinigen en omdat de
filter kan beschadigen. Maak voor
uzelf de afweging of u het risico wilt
lopen dat de garantie op de
apparatuur vervalt als u besluit om
te gaan reinigen of de primaire filter
te vervangen.
Als u besluit om de primaire filter te
gaan reinigen, dan raden wij u ten
sterkste aan om een optionele
veiligheidsfilter in te bouwen om
extra bescherming te bieden voor de
motor. Nooit een veiligheidsfilter
reinigen. Vervang de veiligheidsfilter
nadat u de primaire filter driemaal
heeft onderhouden.
Reinig de primaire filter als hij vuil is, of
vervang hem (zie de opmerking
hierboven voordat u gaat reinigen).
Vervang de primaire filter als het
beschadigd is. Vervang de filter jaarlijks
of na zes keer reinigen.
1 Houder
2 Veiligheidselement (optie)
3 Primaire filter
4 Stofkap
5 Stofverwijderaar
Het filter reinigen:
Veeg de kap en de houder schoon.
Verwijder de kap en haal het stof eruit.
Verwijder de filter(s). Veeg het stof met
een klamme doek uit de binnenzijde van
de kap en de houder. Breng de
veiligheidsfilter weer aan (indien
aanwezig). Breng de kap weer aan.
OPGELET − Maak het filter niet schoon
met een luchtslang.
Maak de primaire filter alleen met
perslucht schoon.
De luchtdruk mag niet hoger zijn dan
100 psi (690 kPa). Gebruik een mondstuk
van 1/8 inch (3 mm) mm en houd het ten
minste 2 inch (51 mm) mm verwijderd van
het binnenste van het filter. Vervang het filter
als er gaten in zitten of als de pakkingen
beschadigd zijn.
Breng de primaire filter en de kap weer
aan (met de stofverwijderaar omlaag).
Blazen Inspectie
41 3
5
2
aircleaner1 2/01− ST-153 929-B / ST-153 585 / Ref. S-0698-B / Ref. 226 386-B
Optional
Houd de spuitmond
op 2 inch (51 mm)
afstand van het
element.
OM-4435 Pagina 37
7-5. Inspectie en reiniging van vonkenvanger
! Stop motor en laat deze
afkoelen.
1 Vonkenvanger
2 Reinigingsplug
Verwijder de plug en verwijder het
vuil dat op het reiningsgat zit.
Start de motor en laat deze stationair
lopen om het reinigingsgat door te
blazen. Als er niets uit komt, sluit dan
het eind van de uitlaat even af met
brandbestendig materiaal.
! Stop motor en laat deze
afkoelen.
Installeer de reinigingsplug opnieuw.
803 582-F / Ref. 287 125-A
3/8 in.
1
2
3
Benodigde gereedschappen:
7-6. Onderhoud aan koelsysteem
804 009−F / Ref 287 125-A
! Stop motor en laat deze afkoelen.
1 Radiator Tapkraan
2 Radiator Afdekplaat
Vervang koelvloeistof zoals beschreven-
in motorhandleiding. Vul koelvloeistofaan
zoals te zien is bij 4-7.
Laat motor draaien tot bedrijfs−tempera-
tuur is bereikt. Controleerniveau in
expansietank. Vul vloeistof bijindien no-
dig.
Controleer na afkoelen het niveau nog-
maals en vul bij indien nodig.
1
2
OM-4435 Pagina 38
7-7. Instellen van motortoerental op standaard modellen
! Stopde motor en laat afkoe-
len.
Motortoerental is af fabriek afge-
stelden het is niet nodig dit te ver-
anderen.Controleer toerental met
een tacho−meter of frequentieme-
ter.Bekijk de tabel voor onbelast
toeren−tal. Stel deze af indien nodig
als volgt:
Startmotor (tot bedrijfstempera-
tuur).
Zet de proceskeuzeschakelaarop
de stand Beklede Elektrode
3 Borgmoer
4 Stelschroef
Draai moer los.Verdraai de
schroeftot juist toerental. Zet moer
vast.
Stel het toerental niet hogera
f
als nodig. Een verkeerd afge
-
stelde motor kan lijden totga
-
rantieverlies.
5 Motorstop hendel
! Stopde motor.
Sluit het deksel.
803 563
T/M (Hz)
Motortoerental
Belast
1880 (61,7)
Maximaal
Benodigde gereedschappen:
1
2
OM-4435 Pagina 39
7-8. Onderhoud van het brandstof- en het smeringssysteem
! Stop motor en laat deze afkoelen.
! Start de motor na de servicebeurt
en kijk of er brandstoflekkage is.
Zet de motor stil, draai
de verbindingen aan, waar nodig,
en ruim gemorst materiaal op.
1 Oliefilter
2 Olie−aftapkraan en −slang
3 Olievuldop
4 Primair brandstoffilter
5 Secundair brandstoffilter
6 Aftapkraan voor neerslag
in de brandstoftank
Olie− en oliefiltervervanging:
Leid de olieaftapslang en de kraan door
het gat in het voetstuk. Zie de
motorhandleiding en de onderhoudstabel
voor de motor voor informatie over het
verversen van de olie en het vervangen
van het oliefilter.
Het vervangen van het primair-
brandstoffilter:
Draai de filter linksom. Verwijder het filter.
Vul een nieuw filter met verse brandstof.
Een dun laagje brandstof op de dichting
van het nieuwe filter aanbrengen.
De nieuwe dichting plaatsen en het
filterhuis rechtsom dichtdraaien.
Controleer alle brandstofleidingen en
vervang ze als ze beschadigd of
versleten zijn.
Het secondaire brandstoffilter
vervangen:
Zie de Motorhandleiding.
To replace secondary (in-line) fuel
filter:
Note direction of fuel flow as indicated
by arrow on side of filter. Remove fuel
line clamps and disconnect fuel lines
from fuel filter. Replace filter, reconnect
fuel lines, and reinstall clamps.
Het bezinksel uit de brandstoftank
afvoeren:
! Let op, brandgevaar! Niet roken
en houd vonken en vlammen uit
de buurt van de afgetapte
brandstof. Ontdoe u van
de brandstof op een
milieuvriendelijke wijze. De
lasgroep nooit onbeheerd laten
tijdens het aftappen van de
brandstoftank
! Til de lasgroep op de juiste wijze
op en zet hem waterpas. Gebruik
geschikte blokken of steunen om
de lasgroep te ondersteunen
tijdens het aftappen van
de brandstoftank.
Bevestig een slang met een
binnendoorsnee van 1/2 inch aan
de aftapkraan. Plaats een metalen
opvangbak onder de kraan en open de
afsluiter voor het bezinksel met een
schroevendraaier. Sluit hem weer als
al het bezinksel is afgetapt. Verwijder
de slang.
Ref 287 125-A / 804 009−C
3
5
2
4
1
6
Benodigde gereedschappen:
OM-4435 Pagina 40
7-9. Overbelastingsbeveiliging
Ref. 287 125-A / 803 566 / 804 009-F
! Stop de motor.
Als er een extra beveiliging, au-
tomatische zekering of zekering
wordt aangesproken, duidt dat
meestal op een ernstig
probleem. Neem contact op met
een door de fabriek geau-
toriseerde onderhoudsmonteur.
1 Zekering F1
F1 Beveiligd de statorwikkelingente-
gen overbelasting. Uitgangs−ver-
mogen is laag of nul.
2 Extra beveiliging CB1
(niet afgebeeld)
3 Extra beveiliging CB2
4 Extra beveiliging CB3
5 Extra beveiliging CB8
CB1 beschermt het accucircuit van
de motor. Als CB1 opengaat, slaat
de motor niet aan bij het starten.
CB10 reset automatisch als de fout
is hersteld.
CB2beveiligd de motorbedrading.
AlsCB2aangesproken is zal de mo-
tor niet meer draaien.
CB3beveiligd een deel van het las−
stroomcircuit. Als CB3aangesproke-
nis er geen generatorvermogen.
CB8 beveiligd de 24 volt ac voeding
op14 pol.connector RC14. Als CB8
aangesproken is is er geen 24volt.
Druk op de knop om beveiliging tere-
setten.
6 Beveiliging CB9
CB9 beveiligd de stationairspoelte-
gen overbelasting.Als CB9 word-
taangesproken zal de motor niet-
automatisch in toerental verlagen.
5
1
3
4
6
OM-4435 Pagina 41
7-10. OptioneleVoltmeter/Ampèremeter Help Indicatie
Gebruik de Volt/Ampèremeterhelpindicatie
om fouten op te sporen ente herstellen.
Wanneer eenhelp code wordtgetoond is
er geen lasvermogenmeer, maar hulp-
voeding kannogwelaanwezig zijn.
Door de motor te stoppen enopnieuw te
starten wordt de Helpcode gereset. Zie
punt 6onderaan.
1 Help 20 Indicatie
Geeft een fout aan op displayprintPC2, of be-
drading tussen PC2 en hoofdprint PC. Als dit
getoond wordtlaat een vakbekwaam mon-
teur deprinten PC1, PC2 en bedradingtussen
deze printen nakijken.
2 Help 21 Indicatie
Geeft aan dat thermistor TH1 op hetkoelli-
chaam van de hoofdgelijkrichterniet werkt.
Als dit getoond wordtlaat een vakbekwaam
monteur TH1, en de bedrading van TH1 naar
PC1 nakijken.
3 Help 22 Indicatie
Geeft aan dat het koellichaam van dehoofd-
gelijkrichter is overhit. Laat hetkoelsysteem
van de generator nazienen/of verlaag in-
schakelduur. Houdttoegangspanelen geslo-
ten om vooreen goede koelluchtstroom te
zorgennaar de gelijkrichter. Geef de machin-
ede tijd om af te koelen voordat erweer wordt
gestart. Blijft de fout, laat een vakbekwaam
monteur komen.
4 Help 23 Indicatie
Geeft aan dat een van de gelijkricht−thyristo-
ren niet werkt. Als dit wordtgetoond, laat een
vakbekwaammonteur de thyristoren con-
troleren.
5 Help 24 Indicatie
Geeft aan dat de open spanning tehoog is
(OCV is meer als 41volt dc). Als dit wordt ge-
toond, laat eenvakbekwaam monteur de
hoofdprint PC1 controleren.
6 Help 25 Indicatie
Geeft aan dat een afstandbedieningdie aan-
gesloten is op de 14 pol. connector
RC14defect is. Deze codewordt ook getoond
als aangeslotenapparatuur op RC14 wordt
los− gekoppeld. Verwijder foutmeldingdoor
de motor te stoppen en te her−starten of door
de proceskeuze−schakelaar op een andere
stand tezetten.Laat een vakbekwaam mon-
teur de afstandbediening, filter board PC6,
en PC1 controleren.
2
1
HL.P
22
HL.P
23
HL.P
25
HL.P
20
HL.P
21
5
4
3
Ref. 804 009-F
OM-4435 Pagina 42
7-11. Storing zoeken
Bekijk ook Voltmeter/Ampèremeter help indicatie, om te helpen bij het storingzoeken (zie Hoofdstuk 7-10).
A. Lassen
Probleem Oplossing
Geen lasuitgangsvermogen, uit
-
gangsspanning aggregaat OK bij de AC
contactdozen.
Zet processchakelaar op een stand zodat er spanning op de lasuitgangen staat, of op een stand vooraf-
standbediening en schakel deze in.(zie Hoofdstuk 5-3).
Reset de beveiliging CB8 (zie Hoofdstuk 7-9). Controleer op een defekte afstandbediening aangesloten
op RC14.
Controleer de verbindingen met de connector RC14 (zie Hoofdstuk 4-10).
Controleer de Voltmeter/Ampèremeter help indicatie (zie Hoofdstuk 7-10).
Geen lasuitgangsvermogen en geen uit
-
gangsspanning van het aggregaat bij de
AC contactdozen.
Haal de apparatuur los van de contactdozen tijdens het opstarten.
Reset extra beveiliging CB3 (zie Hoofdstuk 7-9).
Controleer zekering F1, en vervang deze indien nodig (zie Hoofdstuk 7-9). Als F1 defect is ,laat dan
eengekwalificeerd onderhoudsmonteur het veldopwekcircuit controleren.
Controleer de Voltmeter/Ampèremeter help indicatie (zie Hoofdstuk 7-10).
Laat een door de fabriek geautoriseerde onderhoudsmonteur de koolborstels, sleepringen en het
bekrachtigingscircuit nakijken.
Afwijkende uitgangsspanning. Controleer en zet de aansluitklemmen aan de binnen− en buitenkant van het apparaat vast.
Zorg ervoor dat de verbinding met het werkstuk schoon is en strak aangedraaid zit.
Gebruik droge, op de juiste manier bewaarde elektrodes.
Verwijder de overmatige wikkelingen van de laskabels.
Laat een door de fabriek geautoriseerde onderhoudsmonteur de koolborstels en sleepringen nakijken.
Hoge lasuitgangsspanning. Laat een vakbekwaam monteur PC1 en stroomsensor HD1 nakijken.
Lage lasuitgangsspanning. Controleer motortoerental, en laat deze afstellen, indien nodig.
Controleer zekering F1, bij defect vervangen (zie Hoofdstuk 7-9). Als F1 defect is ,laat dan een gekwalifi−
ceerd onderhoudsmonteur de rotor controleren.
Lage leegloopspanning. Controleer motortoerental, en laat deze afstellen, indien nodig.
Laat een gekwalificeerd onderhoudsmonteur de PC1 module, het veldopwekcircuit en de hoofdgelijk−
richter controleren.
Geen fijne stroomregeling in de af
-
standsbediening.
Repareer of vervang afstandbediening.
Controleer de verbindingen met de afstandsbediende contactdoos voor de stroomsterkte RC14 en zet
ze stevig vast (zie Hoofdstuk 4-10).
Geen 24 volt ac op connector RC14 Reset extra beveiliging CB8 (24 volt) (zie Hoofdstuk 7-9).
OM-4435 Pagina 43
B. Standaard aggregaatvermogen
Probleem Oplossing
Geen aggregaatuitgangsvermogen bij
AC contactdozen, lasuitgangsspanning
OK.
Reset de extra beveiligingen van de contactdozen (zie Hoofdstuk 6-1).
Geen aggregaatuitgangsvermogen en
geen lasuitgangsspanning.
Haal de apparatuur los van de contactdozen tijdens het opstarten.
Kontroleer de zekering F1 en vervang F1 als deze defect is (zie hoofdstuk 7-9) Laat een gekwalifi-
ceerdonderhoudsmonteur het veldopwekcircuit controleren.
Reset de extra beveiliging CB3 (zie Hoofdstuk 7-9).
Controleer de Voltmeter/Ampèremeter help indicatie (zie Hoofdstuk 7-10).
Laat een vakbekwaam monteur de koolborstels, collectorringen, veld bekrachtigings circuit controleren.
Hoge uitgangsspanning bij AC
contactdozen van aggregaat.
Laat een gekwalificeerd onderhoudsmonteur het veldopwekcircuit controleren.
Lage uitgangsspanning bij AC
contactdozen van aggregaat.
Het toerental van de motor controleren, bijregelen indien nodig.
Controleer zekering F1, bij defect vervangen (zie Hoofdstuk 7-9). En laat een vakbekwaam monteur de
rotornakijken.
C. Motor
Probleem Oplossing
Motor start niet. Controleer accu en vervang deze zonodig.
Controleer de accuaansluitingen en draai ze vast, indien nodig.
De automatische zekering CB1 kan open zijn. CB1 reset automatisch als de fout is hersteld (zie
Hoofdstuk 7-9). Laat een door de fabriek geautoriseerde onderhoudsmonteur de motorbedrading en
de componenten nakijken.
Reset de extra beveiliging CB2 (zie Hoofdstuk 7-9).
Controleer de plugaansluitingen van de motorbedrading.
Laat een gekwalificeerd onderhoudsmonteur de motor startschakelaar S1, brandstof/urenmeter, en re
lais CR2 controleren.
Motor slaat aan, maar start niet. Controleer het brandstofpeil.
Controleer de accu en vervang hem indien nodig. Controleer het oplaadopsysteem van de motor
conform de motorhandleiding.
Laat een gekwalificeerd onderhoudsmonteur relais CR1, brandstof/urenmeter, brandstofrelais FS1
ende brandstofpomp controleren.
Lucht in het brandstofcircuit. Zie de handleiding van de motor.
De motor start moeilijk in koud weer. Gebruik voorgloeischakelaar S4 (zie Hoofdstuk 5-2).
De accu in goede staat houden. Bewaar hem in een warme plaats en niet op een koude vloer.
Gebruik brandstof bestemd voor koud weer (diesel kan verdikken in koud weer). Neem contact met
uw lokale brandstofleverancier voor meer informatie.
Gebruik de juiste motorolie voor koud weer (zie Hoofdstuk 7-1).
Laat een vakbekwaam monteur de voorgloeischakelaar S4, relais CR3, en de voorgloeiplugcontroleren.
De motor stopt opeens. Controleer het peil van de olie en de koelvloeistof. Het automatische uitschakelsysteem stopt de
motor als de oliedruk te laag wordt of als de temperatuur van de koelvloeistof te hoog is (zie
Hoofdstuk 4-7).
Controleer de brandstof/urenmeter op zijn werking.
Reset beveiliging CB2 en of los de fout op die CB1 doet onderbreken (zie hoofdstuk 7-9) Laat eenge-
kwalificeerd onderhoudsmonteur de motordynamo, motoraansluitingen, brandstofrelais FS1 en de-
brandstofpomp controleren.
Laat een vakbekwaam monteur de startschakelaar S1, relais CR1, gelijkrichter SR2, brandstofrelais
FS1, en de brandstofpump controleren.
Zie de Motorhandleiding
OM-4435 Pagina 44
Probleem Oplossing
Motor start niet. Controleer accu en vervang deze zonodig.
Controleer de accuaansluitingen en draai ze vast, indien nodig.
De automatische zekering CB10 kan open zijn. CB10 reset automatisch als de fout is hersteld (zie
Hoofdstuk 7-9). Laat een door de fabriek geautoriseerde onderhoudsmonteur de motorbedrading en
de componenten nakijken.
Laat een door de fabriek geautoriseerde onderhoudsmonteur het regelrelais CR1 en de
motorbedieningsschakelaar S1 nakijken.
Motor sloeg langzaam af en kan niet
opnieuw gestart worden.
Controleer het brandstofpeil.
Check fuel/hour meter for indication of shutdown.
Controleer de lucht− en brandstoffilters van de motor (zie Hoofdstuks 7-4 en 7-8).
Zie de Motorhandleiding.
Accu ontlaadt zich tussen gebruik. Draai de motorbesturingsschakelaar op uit (OFF) als de lasgroep niet draait.
Maak de bovenkant van de accu schoon met een oplossing van zuiveringszout en water; afspoelen
met schoon water.
Laad de accu opnieuw op of vervang hem, indien noodzakelijk.
De accu regelmatig opladen (ongeveer elke 3 maanden).
De motor loopt stationair, maar bereikt
de lassnelheid niet (alleen modellen
met de stationairoptie).
Laat een gekwalificeerd onderhoudsmonteur de brandstof/urenmeter en stroomtransformator
CT1controleren.
Controleer of het smoorkleprelais verstopt is.
De motor loopt niet stationair (alleen bi
j
modellen met stationairoptie).
Controleer of het smoorkleprelais verstopt is.
Beveiliging CB9 is aangesproken. CB9 reset automatisch wanneer de fout is opgeheven (zie Hoofdstuk
7-9).
Laat een gekwalificeerd onderhoudsmonteur de brandstof/urenmeter en relais CR4 controleren.
Motor gebruikt olie tijdens de
warmloopperiode; er treedt wetstacking
op.
Droog de motor conform de inloopprocedure (zie Hoofdstuk 9).
OM-4435 Pagina 45
Aantekeningen
OM-4435 Pagina 46
HOOFDSTUK 8 − ELECTRISCH SCHEMA
Afbeelding 8-1. Stroomkringdiagram voor lasaggregaat
OM-4435 Pagina 47
240 674-B
OM−4435 Pagina 48
HOOFDSTUK 9 − INLOOPPROCEDURE
run_in1 2007−0
4
9-1. Wetstacking
OPMERKING De inloopprocedure niet
uitvoeren met een las−uitgangsspanning
van minder dan 20 V en de inschakelduur
niet overschrijden, anders kan de
apparatuur beschadigd raken.
1 Lasaggregaat
Laat dieselmotoren tijdens de inlooppro-
cedure draaien op ongeveer nominale
spanning en stroom om te zorgen dat de
zuigerveren zich goed plaatsen om
wetstacking te voorkomen. Zie het
naamplaatje, het vermogensplaatje of de
sectie met de technische gegevens in deze
handleiding voor de nominale spanning en
stroom.
OPMERKING − Laat de motor niet langer
stationair lopen dan noodzakelijk. De
zuigerveren worden sneller gerodeerd als
de motor loopt op las/stroomtoeren en het
lasaggregaat belast blijft gedurende de
inloopperiode.
2 Uitlaatpijp van motor
Wetstacking is het verzamelen van onver-
brande brandstof en olie in de uitlaatpijp en
treedt op tijdens de warmloopperiode als de
motor te lang op lichte belasting of stationair
toerental loopt.
Als de uitlaatpijp bedekt is met een natte,
zwarte, teerachtige stof, droog de motor dan
door middel van de volgende warmlooppro-
cedures.
Zie de motorhandleiding voor aanvullende
informatie over het warmlopen van de
motor.
2
1
OM−4435 Pagina 49
! Stop de motor.
! Vermijd aanraking met hete uit-
laatpijp, motoronderdelen of op-
lader/weerstandsinstrument.
! Houd de uitlaat en pijp weg van
brandbare voorwerpen.
OPMERKING − De inloopprocedure
niet uitvoeren met een
lasuitgangsspanning van minder dan 20
V en de inschakelduur
niet overschrijden, anders kan de
apparatuur beschadigd raken.
1 Belastingsbank
Zet alle hendels op af. Verbind, indien
noodzakelijk, met een 115 Volt wissel-
stroomwandcontactdoos of met een hulp-
stroomcontactdoos van het aggregaat.
2 Lasaggregaat
Zet de A/V−bereikschakelaar in
de maximum positie, A/V controleknop
in de minimum positie en de keuzes-
chakelaar voor de uitgangsstroom (in-
dien aanwezig) in een van de gelijk-
stroomstanden (DC).
3 Laskabels
Verbind de bank met de aansluit-
klemmen van de uitgangsspanning van
het aggregaat door middel van laskabels
met de juiste afmetingen en aansluit-
klemmen. Let op het gebruik van de
juiste polariteit.
Start de motor en laat deze enkele
minuten lopen.
Stel de schakelaars van de belastings-
bank in en regel vervolgens de A/V−
regeling van het aggregaat zo in dat de
belasting gelijk is aan de nominale
spanning en stroom van het aggregaat
(zie het naamplaatje, het vermogens-
plaatje of hoofdstuk met de technische
gegevens in deze handleiding).
Controleer de meters van het aggregaat
en de bank na de eerste vijf minuten en
vervolgens elke vijftien minuten, om te
kijken of het aggregaat op de juiste wijze
wordt belast.
OPMERKING − Controleer het oliepeil
regelmatig tijdens de warmloopperiode;
voeg eventueel olie toe.
Het wordt aangeraden om het lasagg-
regaat minimaal twee tot vier uur onder
belasting te laten draaien op. Zet de
A/V−regeling op de laagste stand en
schakel dan de belastingsbank uit om de
belasting weg te halen. Laat de motor
enkele minuten zonder belasting draai-
en.
! Stop motor en laat deze afkoelen.
4 Uitlaatpijp van motor
Herhaal de procedure indien er nog
steeds wetstacking optreedt.
9-2. Inloopprocedure met gebruik van een belastingsbank
S−0683
2
3
1
4
OM−4435 Pagina 50
9-3. Warmloopprocedure met gebruik van een weerstandsinstrument (grid)
S−0684
1
3
5
+
4
2
6
! Stop de motor.
! Vermijd aanraking met hete uit-
laatpijp, motoronderdelen of op-
lader/weerstandsinstrument.
! Houd de uitlaat en pijp weg van
brandbare voorwerpen.
OPMERKING − De inloopprocedure niet
uitvoeren met een lasuitgangsspanning
van minder dan 20 V en de inschakelduur
niet overschrijden, anders kan de
apparatuur beschadigd raken.
1 Weerstandsinstrument
Gebruik het juiste instrument voor de
nominale uitgangsstroom van het ag-
gregaat.
Zet het instrument af.
2 Lasaggregaat
Zet de A/V−bereikschakelaar in
de maximum positie, A/V controleknop
in de minimum positie en de keuzes-
chakelaar voor de uitgangsstroom (in-
dien aanwezig) in een van de gelijk-
stroomstanden (DC).
3 Laskabels
Verbind het instrument met de aansluit-
klemmen van de uitgangsspanning van
het aggregaat en gebruik hiervoor las-
kabels met de juiste afmetingen en
aansluitklemmen (polariteit is niet be-
langrijk).
4 Voltmeter
5 Vastklem−stroommeter
Als er geen voltmeter en ampèremeter
op het aggregaat aanwezig zijn, sluit ze
dan aan zoals op de tekening is aan-
geven.
Start de motor en laat deze enkele
minuten lopen.
Stel de schakelaars van de bank in
en regel vervolgens de A/V−regeling
van het aggregaat zo in dat de
belasting gelijk is aan de nominale
spanning en stroom van het ag-
gregaat (zie het naamplaatje, het
vermogensplaatje of de sectie met
de technische gegevens in deze
handleiding).
Controleer het aggregaat en de meters
na de eerste vijf minuten en vervolgens
elke vijftien minuten, om te kijken of het
aggregaat correct wordt belast.
OPMERKING − Controleer het oliepeil
regelmatig tijdens de warmloop-
periode; voeg eventueel olie toe.
Het wordt aangeraden om het lasagg-
regaat minimaal twee tot vier uur onder
belasting te laten draaien op. Zet de
A/V−regeling op de laagste stand en
schakel dan de bank uit om de be-
lasting weg te halen. Laat de motor
enkele minuten zonder belasting draai-
en.
! Stop motor en laat deze afkoe-
len.
6 Uitlaatpijp van motor
Herhaal de procedure indien er nog
steeds wetstacking optreedt.
OM−4435 Pagina 51
HOOFDSTUK10 − RICHTLIJNEN VOOR STROOMAGGREGATEN
De opvattingen in dit Hoofdstuk worden beschouwd als representatief voor alle lasaggregaten die door een motor worden aangedreven.
Uw systeem kan afwijken van de afgebeelde systemen.
10-1. Selectie van apparaten
gen_pwr 2012−03dut − ST−800 577
1 Stekker aansluitingen van
het aggregaat − Nulleider
verbonden met chassis
2 Stekker met 3 pinnen en
geaard apparaat
3 Stekker met 2 pinnen en
dubbel geïsoleerd apparaat
Controleer goed of de
apparatuur is voorzien van het
symbool voor dubbele isolatie
en/of dat dit er op wordt
vermeld.
! Geen stekker met 2 pinnen
gebruiken, tenzij de appara-
tuur dubbel geïsoleerd is.
OF
2
3
1
! Het frame van het lasaggregaat altijd
aarden op het frame van de wagen
om elektrische schokken en gevaren
van statische elektriciteit te
voorkomen.
! Zie ook informatiefolder 29 van de
AWS betreffende veiligheid en
gezondheid: het aarden van
draagbare en op wagens
geïnstalleerde lasaggregaten.
1 Massaklem voor aarding van
apparatuur (op voorpaneel)
2 Massakabel (niet meegeleverd)
3 Metalen frame van wagen
Sluit de massakabel van de apparatuur aan
op het metalen chassis van de wagen.
Gebruik hiervoor een geïsoleerde koperen
draad van 10 mm
2
of dikker.
Aard het frame van het lasaggregaat
met het onderstel of de wagen via
metaal−op−metaal contact.
! Ondervoeringen, transportblokken
en bepaalde wielonderstellen isole-
ren het lasaggregaat van het chassis
van de wagen. Sluit altijd een massa-
draad aan vanaf massa−aansluiting
van het aggregaat naar blootge-
maakt metaal van het chassis van
de wagen zoals op de afbeelding te
zien is.
! Gebruik een aardlekschakelaa
r
wanneer hulpapparatuur wordt aan
-
gesloten.Als de lasgroep niet uitge
-
rust is met een lekstroomschakelaa
r
(GFCI), gebruik dan een lekstroom
-
beveiligde verlengkabel. Gebruik
geen stopcontacten met ingebouw
-
de aardlekschakelaars als er appara
-
tuur wordt gebruikt om levens mee
te redden.
1
0-2. Het aggregaat aarden op het chassis van een vrachtwagen of aanhanger
800 652−D
1
3
2
GND/ PE
OM-4435 Pagina 52
10-3. Het aarden met een bouwinstallatie
ST−800 576−B
1 Geaarde aansluitklem voor
installatie
2 Aardkabel
Gebruik geïsoleerd koperdraad
(10 mm
2
of dikker).
3 Aarding
Gebruik de aarding zoals
aangegeven in de elektrische
richtlijnen.
! Het lasaggregaat verbinden
met de aarding van de
bouwinstallatie (woonhuis,
werkplaats, enz.) indien
energie geleverd wordt aan
de elektrische installatie.
! Zie ook informatiefolder 29
van de AWS betreffende
veiligheid en gezondheid:
het aarden van draagbare en
op wagens geïnstalleerde
lasaggregaten.
GND/PE
1 2
2
3
10-4. Hoeveel vermogen hebben de apparaten nodig?
S−0623
1 Weerstandsbelasting
(resistieve belasting)
Een gloeilamp is een
weerstandsbelasting en heeft een
konstant vermogen nodig.
2 Niet−resistieve belasting
Apparaten met een motor zijn
niet−resistieve belastingen en
hebben ongeveer zes maal meer
vermogen nodig om te starten dan
om te blijven draaien (zie Sectie
10-8).
3 Kenplaatgegevens
De kenplaat geeft de benodigde
spanning, stroom en vermogen aan.
Ampère x Volt = Watt
Voorbeeld 1: Als een boor 4,5 A
en 115 V nodig heeft, bereken dan
het nodige vermogen in Watt.
4.5 A x 115 V = 520 W
Het getrokken vermogen van de
boor is 520 W.
Voorbeeld 2: Als er drie gloeilampen
van 200 Watt gebruikt worden
samen met de boor uit voorbeeld 1,
tel dan de individuele verbruiken op
om het totaalverbruik te berekenen.
(3 x 200W) + 520 W = 1120 W
Het totale verbruik van de drie
lampen en de boor samen is
1120 Watt.
VOLT 115
4.5
60
AMPS
Hz
1
2
3
3
OM−4435 Pagina 53
10-5. Voedingsvereisten voor industriële motoren (bij benadering)
Industriële motoren Nominaal Startvermogen Bedrijfsvermogen
Gescheiden fase 1/8 pk 800 300
1/6 pk 1225 500
1/4 pk 1600 600
1/3 pk 2100 700
1/2 pk 3175 875
Aanloop Condensator − Inductie loop 1/3 pk 2020 720
1/2 pk 3075 975
3/4 pk 4500 1400
1 pk 6100 1600
1−1/2 pk 8200 2200
2 pk 10550 2850
3 pk 15900 3900
5 pk 23300 6800
Aanloopcondensator − Condensator loop 1−1/2 pk 8100 2000
5 pk 23300 6000
7−1/2 pk 35000 8000
10 pk 46700 10700
Ventilatoren 1/8 pk 1000 400
1/6 pk 1400 550
1/4 pk 1850 650
1/3 pk 2400 800
1/2 pk 3500 1100
10-6. Voedingsvereisten voor agrarische en thuisapparatuur (bij benadering)
Agrarische en thuisapparatuur Nominaal Startvermogen Bedrijfsvermogen
ijsontdooier voor voorraadtank 1000 1000
Graanreiniger 1/4 pk 1650 650
Draagbare transportband 1/2 pk 3400 1000
Graanlift 3/4 pk 4400 1400
Melkkoeler 2900 1100
Melkapparaat(vacuümpomp) 2 pk 10500 2800
MOTOREN VOOR AGRARISCH GEBRUIK 1/3 pk 1720 720
Standaard (bijv. transportbanden, 1/2 pk 2575 975
voeraggers, lucht− 3/4 pk 4500 1400
compressoren) 1 pk 6100 1600
1−1/2 pk 8200 2200
2 pk 10550 2850
3 pk 15900 3900
5 pk 23300 6800
Hoog koppel (bijv. schuurreinigers, 1−1/2 pk 8100 2000
silolossers, hijstoestellen voor 5 pk 23300 6000
silo’s, bunkervullers) 7−1/2 pk 35000 8000
10 pk 46700 10700
3−1/2 cu. ft. mixer 1/2 pk 3300 1000
Hoge druk 1,8 gal/min 500 PSI 3150 950
Wasapparaat 2 gal/min 550 PSI 4500 1400
2 gal/min 700 PSI 6100 1600
Koelkast of diepvries 3100 800
Pomp voor ondiepe put 1/3 pk 2150 750
1/2 pk 3100 1000
Beerputpomp 1/3 pk 2100 800
1/2 pk 3200 1050
OM-4435 Pagina 54
10-7. Voedingsvereisten voor apparatuur gebruikt door aannemers (bij benadering)
Aannemer Nominaal Startvermogen Bedrijfsvermogen
Handboor 1/4 inch 350 350
3/8” 400 400
1/2 inch 600 600
Cirkelzaag 6−1/2 inch 500 500
7−1/4 inch 900 900
8−1/4 inch 1400 1400
Tafelzaag 9 inch 4500 1500
10 inch 6300 1800
Bandzaag 14 inch 2500 1100
Tafelslijpmachine 6 inch 1720 720
8 inch 3900 1400
10 inch 5200 1600
Luchtcompressor 1/2 pk 3000 1000
1 pk 6000 1500
1−1/2 pk 8200 2200
2 pk 10500 2800
Elektrische kettingzaag 1−1/2 pk, 12 inch 1100 1100
2 pk, 14 inch 1100 1100
Elektrische snoeischaar Standaard 9 inch 350 350
Heavy−duty 12 inch 500 500
Elektrische cultivator 1/3 pk 2100 700
Elektrische heggenschaar 18 inch 400 400
Schijnwerpers HID 125 100
Metaalhalogeen 313 250
Kwik 1000
Natrium 1400
Damp 1250 1000
Dompelpomp 400 gal/u 600 200
Centrifugaalpomp 900 gal/u 900 500
Vloerpoetsmachine 3/4 pk, 16 inch 4500 1400
1 pk, 20 inch 6100 1600
Hogedrukreiniger 1/2 pk 3150 950
3/4 pk 4500 1400
1 pk 6100 1600
55 gal vatmixer 1/4 pk 1900 700
Nat & Droog zuiger 1,7 pk 900 900
2−1/2 pk 1300 1300
OM−4435 Pagina 55
10-8. Vereist startvermogen
Startrichtlijnen voor monofase inductiemotoren
Startcode
van motor
G H J K L M N P
KVA/PK 6,3 7,1 8,0 9,0 10,0 11,2 12,5 14,0
S−0624
1 Startcode van motor
2 Stroomsterkte tijdens het draaien
3 Motor pk
4 Motorspanning
Hoe het startamperage vinden:
Stap 1: Zoek de motorcode en aan de
hand van onderstaande tabel vinden
we een waarde in KVA/PK. Als de
code ontbreekt of niet overeenkomt
met de tabelcodes vermenigvuldig dan
de werkingsamperage met zes om de
startamperage te vinden.
Stap 2: Noteer de spanning (Volt)
en paardekracht (PK).
Stap 3: Bereken de startamperage
(zie voorbeeld).
De beschikbare uitgangsstroom op
het lasaggregaat moet minstens
dubbel zo groot zijn als de normale
werkingsstroom van de motor.
(kVA/HP x pk x 1000) /
Volt = startamperage
Voorbeeld: Bereken de startamperage
voor een 230 V motor van 1/4 pk en M
als startcode.
Volt = 230, pk = 1/4, kVA/pk = 11,2
(11,2 x 1/4 x 1000) / 230 = 12,2A
De motor heeft 12,2 A nodig
om te starten.
VOLTS AMPS
HP
230 2.5
1/4
Hz
PHASE
CODE 60
1
M
AC MOTOR
1
2
3
4
10-9. Hoeveel vermogen kan het lasaggregaat leveren?
Ref. ST−800 396−A / S−0625
1 Beperk de belasting tot 90%
van het maximaal vermogen
van het lasaggregaat
Steeds de niet−resistieve
apparaten (motoren) eerst starten,
in orde van grootte, de grootste
eerst. De resistieve apparaten als
laatste inschakelen.
2 5 seconden regel
Indien de motor niet start binnen de
5 seconden, het apparaat
uitschakelen om motorbeschadiging
te voorkomen. De motor vereist meer
vermogen dan wat het lasaggregaat
kan leveren.
1
2
OM-4435 Pagina 56
10-10.Typische installatie voor het leveren van stand-by vermogen
Omzetschakelaar
Belangrijke−
belastingen
Schakelaar met
smeltzekering
(indien vereist)
Elektriciteits-
voorziening
voor andere
apparaten
123
4
5
Vermogen
lasaggregaat
! Deze aansluitingen mogen
alleen worden verricht door
bevoegde personen en alleen
conform de van toepassing
zijnde regelgeving en
veiligheidspraktijken.
! Installeer, aard en bedien deze
apparatuur op de juiste wijze
volgens de Handleiding en de
ter plaatse geldende landelijke
en locale voorschriften.
Door de klant voorziene installatie
is nodig als het lasaggregaat als
noodstroom generator moet
worden gebruikt bij stroom uitval.
1 Elektriciteitsvoorziening
voor andere apparaten
2 Net−omschakelaar
(dubbelpolige schakelaar)
De schakelaar zet de
elektriciteitsvoorziening om van het
openbare net naar het aggregaat.
De belasting gaat weer terug naar
het net als er weer stroom is.
De correcte netscheiding aanbrengen
(te leveren door de klant).
Het netscheidingsvermogen moet
minstens even groot zijn als de
netoverbelastingsbeveiliging.
3 Stroomonderbreker
met smeltzekering
De correcte schakelaar aanbrengen
(te leveren door de klant) indien vereist
door de regelgeving betreffende
elektrische installaties.
4 Uitgangsvermogen lasaggregaat
De uitgangsspanning van het
aggregaat en de bedrading moeten
overeen komen met de normale
spanning en bedrading van het
(net)spanningssysteem.
Sluit het aggregaat aan met tijdelijke
of permanente bedrading die geschikt
is voor de installatie.
De aangekoppelde apparaten
uitschakelen of afkoppelen van het
lasaggragaat voor het starten of
stoppen van de motor. Tijdens het
starten en stoppen van de motor is de
motorsnelheid niet voldoende hoog
om de nodige spanning en frequentie
te leveren.
5 Essentiële belastingen
Het uitgangsvermogen van het
aggregaat voldoet mogelijk niet aan de
elektrische vereisten van het pand.
Als het aggregaat niet voldoende
uitgangsvermogen levert voor alle
vereisten, sluit dan alleen essentiële
belastingen aan (pompen,
diepvrieskasten, verwarmings-
apparaten e.d. − zie Sectie 10-4).
OM−4435 Pagina 57
10-11. Keuze van de verlengkabel (zo kort mogelijk kiezen)
Kabellengte voor 120 Volt gebruik
Gebruik een aardlekschakelaar wanneer hulpapparatuur wordt aangesloten.Als de lasgroep niet uitgerust is met een
lekstroomschakelaar (GFCI), gebruik dan een lekstroombeveiligde verlengkabel.Gebruik geen stopcontacten met ingebouwde
aardlekschakelaars als er apparatuur wordt gebruikt om levens mee te redden.
Maximaal toegelaten kabellengte in ft(m) voor geleidersectie (AWG)*
Stroom (Ampère) Belasting (Watt) 4 6 8 10 12 14
5 600 350 (106) 225 (68) 137 (42) 100 (30)
7 840 400 (122) 250 (76) 150 (46) 100 (30) 62 (19)
10 1200 400 (122) 275 (84) 175 (53) 112 (34) 62 (19) 50 (15)
15 1800 300 (91) 175 (53) 112 (34) 75 (23) 37 (11) 30 (9)
20 2400 225 (68) 137 (42) 87 (26) 50 (15) 30 (9)
25 3000 175 (53) 112 (34) 62 (19) 37 (11)
30 3600 150 (46) 87 (26) 50 (15) 37 (11)
35 4200 125 (38) 75 (23) 50 (15)
40 4800 112 (34) 62 (19) 37 (11)
45 5400 100 (30) 62 (19)
50 6000 87 (26) 50 (15)
Kabellengte voor 240 Volt gebruik
Gebruik een aardlekschakelaar wanneer hulpapparatuur wordt aangesloten.Als de lasgroep niet uitgerust is met een
lekstroomschakelaar (GFCI), gebruik dan een lekstroombeveiligde verlengkabel. Gebruik geen stopcontacten met ingebouwde
aardlekschakelaars als er apparatuur wordt gebruikt om levens mee te redden.
Maximaal toegelaten kabellengte in ft(m) voor geleidersectie (AWG)*
Stroom (Ampère) Belasting (Watt) 4 6 8 10 12 14
5 1200 700 (213) 450 (137) 225 (84) 200 (61)
7 1680 800 (244) 500 (152) 300 (91) 200 (61) 125 (38)
10 2400 800 (244) 550 (168) 350 (107) 225 (69) 125 (38) 100 (31)
15 3600 600 (183) 350 (107) 225 (69) 150 (46) 75 (23) 60 (18)
20 4800 450 (137) 275 (84) 175 (53) 100 (31) 60 (18)
25 6000 350 (107) 225 (69) 125 (38) 75 (23)
30 7000 300 (91) 175 (53) 100 (31) 75 (23)
35 8400 250 (76) 150 (46) 100 (31)
40 9600 225 (69) 125 (38) 75 (23)
45 10,800 200 (61) 125 (38)
50 12,000 175 (53) 100 (31)
*Kabelsectie is gebaseerd op een spanningsval van maximaal 2%.
OM-4435 Pagina 58
HOOFDSTUK 11 − ONDERDELENLIJST
Hardware is common and not available unless listed.
Wiring harnesses are listed at the end of parts section.
2−Afb. 11−3
4−Afb, 11−5
97−Afb. 11−2
9
8
7
3
105
1
100
101
103
102
110
17
10
11
12
13
14
15
16
19
18
89
90
91
20
21
22
92
98
99
96
95
94
93
88
87
86
85
84
83
82
80
25
24
23
104
6
5
Afbeelding 11-1. Hoofdassemblage
OM-4435 Pagina 59
804 012−K1 / 804 012-K2
79
78
77
76
75
74
73
55
71
72-Fig.12-4
70
69
68
110
26
27
28
29
30
67
66
65
64
62
63
61
36
34
33
31
32
35
37
38
39
46
47
48
49
45
50
51
55
54
53
46
52
44
43
40
41
42
OM-4435 Pagina 60
Description
Part
No.
Dia.
Mkgs.
Item
No.
Afbeelding 11-1. Hoofdassemblage
Quanti
ty
1 HD1 168829 Transducer, Current 1000a Module Max Open Loop 1... .... .... .. .................
2 Afbeelding 11-3 Control Panel 1... ....... .. ...................................................
3 217070 Bracket, Rectifier 1... .............. .. ...............................................
4 Afbeelding 11-5 Rectifier Assembly 1... ....... .. ...............................................
181853 Insulator, Screw (For Rectifier Mtg) 4.................... .. ................................
5 Z1 245553 Stabilizer 1... ..... ..... .. ......................................................
192303 Angle, Mtg Stabilizer 2.................... .. ............................................
6 232425 Bracket, Vault 1... .............. .. ..................................................
7 +243709 Panel, Engine Side 1... ............. .. ..............................................
8 PC1 250280 Module, Main Control/Scr Gating 1... .... .... .. ..................................
9 T1 232445 Xfmr, Control 1... ..... ..... .. ...................................................
10 259211 Upright, Center Assy 1... .............. .. ............................................
11 189464 Seal, Weather Lift Eye 1... .............. .. ...........................................
12 213501 Bracket, Fuel Pump/Filter 1... .............. .. ........................................
13 Bracket, Fuel Filter Mtg. (Order Thru Engine Manufacturer) 1... ........................ ...........
14 217687 Filter, Fuel Spin−on 1... .............. .. .............................................
15 207721 Pump, Fuel 1... .............. .. .....................................................
16 *213858 Filter, Fuel In−line 5/16x5/16 Mic 125 −175 1... ............. .. .........................
17 214753 Bracket, Holddown Fuel Tank 1... .............. .. .....................................
18 213602 Gasket, Exhaust Outlet 1... .............. .. .........................................
19 212621 Pipe, Exhaust Flexible Inlet 1... .............. .. ......................................
20 183314 Clamp, Muffler 1.625 Dia U Pld 5... .............. .. ...................................
21 212604 Baffle, Air Lower Radiator 1... .............. .. ........................................
22 226018 Muffler, Exhaust Engine 1... .............. .. ..........................................
23 244508 Pipe, Exhaust Spark Arresstor 1... .............. .. ....................................
24 088528 Spark Arretsor, Exhaust 1... .............. .. .........................................
25 244507 Pipe, Exhaust 1... .............. .. ...................................................
26 +249656 Cover, Top 1... ............. .. .....................................................
049525 Nut, 312−18 U−nut Multi−thread 8.................... .. ..................................
27 189052 Grommet, Plastic Neck Filler Fuel 1... .............. .. .................................
28 190198 Cap, Tank Screw−on 3.500 In W/Vent W/Lanyard 8” 1... .............. .. .................
29 222513 Label, Warning Falling Equipment Can Cause Serious 1... .............. .. ...............
30 201851 Cover, Radiator Access 1... .............. .. ..........................................
31 214604 Pipe, Exhaust Elbow 1... .............. .. ............................................
32 224265 Label, Warning Hot Exhaust Parts Do Not Touch 2... .............. .. ....................
33 192041 Label, Use Diesel Fuel Only 1... .............. .. ......................................
34 213472 Keeper, Latch Engine Access 1... .............. .. ....................................
35 213471 Bracket, Cover Top 2... .............. .. .............................................
36 217387 Baffle, Fan 1... .............. .. .....................................................
37 213503 Guard, Fan 1... .............. .. ....................................................
38 +212607 Shroud, Radiator 1... ............. .. ...............................................
39 244812 Radiator, W/14# Cap 1 Row Core 1.25 In Inlet/Outlet 1... .............. .. ................
187120 Cap, Radiator Pressure 14 Lb 1.................... .... ...................................
40 212603 Baffle, Air Upper Radiator 1... .............. .. ........................................
41 +243710 Upright, Rear 1... ............. .. ...................................................
42 243711 Cover, Radiator Access 1... .............. .. ........................................
43 220295 Bracket, Stiffener 1... .............. .. ...............................................
44 190190 Tank, Coolant Recovery 1... .............. .. .........................................
45 213502 Guard, Fan 1... .............. .. ....................................................
46 225120 Label, Warning Moving Parts Can Cause Injury 4... .............. .. ......................
47 217698 Label, Help Codes 1... .............. .. ...............................................
48 176108 Label, Warning Battery Explosion Can Blind 1... .............. .. ........................
49 203260 Label, Caution Do Not Use Ether 1... .............. .. .................................
50 237382 Label, Diesel Engine Maintenance Cat C1.5 1... .............. .. .......................
51 199592 Latch, Paddle Series 20 (Black) 1... .............. .. ...................................
52 +213487 Door, Engine Access 1... ............. .. ............................................
191626 Bumper, Door Engine Access 3.................... .. ....................................
OM-4435 Pagina 61
Description
Part
No.
Dia.
Mkgs.
Item
No.
Afbeelding 11-1. Hoofdassemblage (vervolg)
Quanti
ty
53 189975 Hinge, Door Access 180 Deg 2... .............. .. .....................................
54 087341 Bumper, Door 1.000 Od X .750 High Rbr 50 Duro W/O 2... .............. .. ..............
55 243708 Panel, Rocker 1... .............. .. ..................................................
56 213266 Mount, Engine/Generator Flange Mtg 3... .............. .. .............................
57 197506 Screw, M14−1.5x 30 Hex Hd−pln 8.8 Pln 6... .............. .. ...........................
58 213480 Bracket, Mtg Engine 2... .............. .. ............................................
59 083883 Washer, Lock .402idx0.709odx.087t Stl Split10mm 2... .............. .. ..................
60 049026 Screw, M10−1.5x 25 Hex Hd−pln 8.8 Pln 2... .............. .. ...........................
199505 Hose Assy, Oil Drain 32.000 Lg (Includes) 1.................... .. ..........................
61 113854 Hose, Sae .500 Id X .780 Od Xcoil 2.6 Ft.... .............. .... ............................
62 176529 Ftg, Hose Brs Barbed Fem 1/2 Tbg X 3/8 Npt 1... .............. .... .....................
63 165271 Valve, Oil Drain 3/8−18 Nptf 1... .............. .... ....................................
197448 Ftg, Hose Brs Barbed Elbow M 1/2 Tbg X 3/8 Npt 1.................... .. ...................
212612 Ftg, Adapter Oil Drain Cat 3013 1.................... .. ...................................
64 212614 Hose, Radiator Lower 1... .............. .. ...........................................
65 217686 Belt, Alternator 1... .............. .. .................................................
66 237008 Engine, Cat Dsl Elec C1.5 1... .............. .. ........................................
204136 Heater, Engine Block, 120V, 1000W 1.................. .. ...............................
*202166 Filter, Oil Cat−150−4140 1................... .. ..........................................
217695 Switch, Coolant Temp N.C. 110c 1.................... .. ..................................
67 212613 Hose, Radiator Upper 1... .............. .. ............................................
68 216811 Clip, Nut Retaining 2... .............. .. ..............................................
69 249657 Air Cleaner, Intake 5.250 In (Includes) 1... .............. .. ..............................
249661 Dust Ejector, Air Cleaner 1.................... .... .......................................
*197676 Element, Air Cleaner 1................... .... ..........................................
*197679 Element, Air Cleaner Safety 1.................. .... ....................................
249659 Cover Assy, Air Cleaner 1.................... .... ........................................
249658 Body, Air Cleaner 1.................... .... .............................................
197829 Bracket, Mtg Air Cleaner 1.................... .... .......................................
249664 Latch, Air Cleaner 1.................... .... .............................................
70 212617 Hose, Air Intake 1... .............. .. ................................................
71 217696 Switch, Lubricating Oil Pressure N.O. 1... .............. .. ..............................
72 Afbeelding 11-4 Generator Assembly 1... ....... .. .............................................
73 213461 Bracket, Mtg Generator 1... .............. .. .........................................
212623 Tank, Fuel (Includes Fuel Cap And Items Below) 1.................... .. ....................
74 189908 Valve, Drain Fuel 180 Deg Zinc Pld 1... .............. .... ..............................
75 181572 Bushing, Tank Fuel 1... .............. .... ............................................
76 124253 Bushing, Tank Fuel 1... .............. .... ............................................
77 212611 Hose, Fuel Stand Pipe W/3/16 In Ftg (Return) 1... .............. .... .....................
78 212610 Hose, Fuel Stand Pipe W/5/16 In Ftg (Supply) 1... .............. .... .....................
79 SENDER 213265 Sender, Fuel Gauge 1... .. .. .... ...........................................
172071 Clamp, Hose .520 − .605 Clp Dia Slfttng Black 8.................... .. ......................
134835 Hose, Sae .312 Id X .560 Od (order by foot).................... .. .........................
145054 Hose, Sae .187 Id X .410 Od X 26.000 1.................... .. ............................
80 213465 Bolt, J Stl .312−18 X 7.250 Pld 2... .............. .. ...................................
81 261792 Bracket, Battery Holddown 1... .............. .. ......................................
82 BATT Battery, Stor 12v 550 Crk 95 Rsv Gp 35 Maint Free 1... .... .............. .................
83 190207 Cable, Bat Pos 45 In Lg No 1 Awg W/Clamp & .406 Rng 1... .............. .. .............
190206 Cable, Bat Neg 42 In Lg 2 Awg W/Clamp & .375 Rng 1.................... .. ................
84 213668 Bracket, Mtg Unit 4... .............. .. ...............................................
85 224266 Label, Warning Do Not Weld On Base 2... .............. .. .............................
86 213458 Base 1... .............. .. ..........................................................
87 213460 Crossmember, Generator 1... .............. .. .......................................
88 213463 Spacer/Snubber, Generator Mtg 1... .............. .. ..................................
89 213462 Pad, Mtg Generator 1... .............. .. ............................................
90 213459 Crossmember, Engine 1... .............. .. ..........................................
213670 Screw, 500−13x2.25 Hex Flange−hd Gr8 Pln Chem/Phys 2.................... .. ............
OM-4435 Pagina 62
Description
Part
No.
Dia.
Mkgs.
Item
No.
Afbeelding 11-1. Hoofdassemblage (vervolg)
Quanti
ty
071731 Washer, Flat .656idx2.250odx.187t Stl Pld 2.................... .. .........................
213600 Screw, 500−13x3.00 Hex Flange−hd Gr8 Pln 1.................... .. .......................
071731 Washer, Flat .656idx2.250odx.187t Stl Pld 2.................... .. .........................
261784 Bracket, Battery Locator (In Base − Not Shown) 1.................... .. .....................
91 213485 Support, Engine Lh 1... .............. .. .............................................
92 213483 Support, Engine Rh 1... .............. .. .............................................
93 226150 Label, Ce Sound Power Level 96db 1... .............. .. ................................
94 +226104 Upright, Front 1... ............. .. ..................................................
95 233952 Label, Warning General Precautionary (Wordless) 1... .............. .. ...................
96 220955 Panel, Front Access 1... .............. .. .............................................
97 Afbeelding 11-2 Front Panel Assembly 1... ...... .. ............................................
98 CT1 105370 Xfmr, Current 1... .... .. .. ...................................................
99 Label, Rating Ce 907143 (CC Model) (Order By Model And Serial No.) 1... ........................ .........
99 Label, Rating Ce 907281 (CC/CV Model) (Order By Model And Serial No.) 1... ........................ ..........
100 213504 Tray, Reactor&Rectifier 1.. ............. .. ..........................................
101 213500 Brkt, Beam Support 1.. ............. .. ............................................
102 TE1, TE2 172661 Block, Stud Connection 6 Position 2.. . .. .. ................................
103 C11 217054 Capacitor, Cer Disc .0047 Uf 3000 Vdc W/Terms 1.. .... .... .. ....................
104 214742 Capacitor Assy, (CC/CV Model) (Includes) 1.. ............. .. .........................
213489 Bus Bar,Capacitor Bank Negative 1.................... .... ................................
213490 Bus Bar,Capacitor Bank Positive 1.................... .... .................................
C10 163535 Capacitor,Elctlt 16000 Uf 60 Vdc Can 1.75 Dia 6.......... .... .... ....................
105 R3 213027 Resistor, WW Tap 300 W 40 Ohm 1.. .... ..... .. .................................
173734 Link, Jumper 3.................... .. ...................................................
235023 Idle, Solenoid Assy (consisting of) 1.................. .. .................................
106 234691 Bracket, Mtg Solenoid Idle 1.. ........... .... ......................................
107 TS1 230634 Solenoid, Throttle W/4−8.4 Lb Spring 1.. ... .. .... .............................
198109 Screw, Shld Stl Sch .250−20 X .437 X .500 Shld 1.................. .... ...................
108 235056 Linkage, Throttle Solenoid 1.. ........... .... ......................................
601868 Nut, 250−28 .44hex .26h Stl Pld 2.................... .... .................................
234689 Arm, Throttle 1.................. .... ..................................................
604224 Screw, 250−20x .75 Hexwhd.50d Stl Pld Slffmg Tap−rw 2.................... .... ............
152461 Nut, 250−20 .44hex .23h Stl Pld Sem Cone Wshr.65d 3.................... .... ..............
109 233088 Label, Danger Using A Generator Indoors Can Kill You In Minutes 1.. ............. .. .....
110 285297 Adapter, Terminal Block 1.. ............. .. .........................................
238650 Label, Hour/Fuel Meter Usage 1.................... .. ....................................
213506 Bracket, Hold−Down Fuel Tank (Not Shown) 1.................... .. ........................
218460 Kit, Label (Includes Safety And Informational Labels) 1.................... .. .................
+ When ordering a component originally displaying a precautionary label, the label should also be ordered.
* Recommended Spare Parts.
Optional
To maintain the factory original performance of your equipment, use only Manufacturers Suggested
Replacement Parts. Model and serial number required when ordering parts from your local distributor.
OM-4435 Pagina 63
Hardware is common and not available unless listed.
Wiring harnesses are listed at the end of parts section.
804 011−D
1
2
3
4
5
6
41
40
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
35
36
37
38
39
33
28
20
22
30
31
32
23
27
25
26
24
21
34
29
Afbeelding 11-2. Voorpaneel
Description
Part
No.
Dia.
Mkgs.
Item
No.
Afbeelding 11-2. Voorpaneel (Afbeelding 11-1 Item 97 )
Quanti
ty
1 218764 Knob, Pointer 1.625 Dia 1... .............. .. .........................................
2 072590 Lock, Shaft Pot .375−32 X .250 Dia Shaft Tall 1... .............. .. .......................
3 170391 Conn, Circ Ms Protective Cap Size 20 Nylon 1... .............. .. .......................
4 206795 Boot, Circuit Breaker Clear Hex Nut 1... .............. .. ...............................
5 207080 Knob, Pointer 1.125 Dia 1... .............. .. .........................................
6 Nameplate, Control (Order By Model & Serial No.) 1... ........................ ...................
7 PC6 229949 Circuit Card Assy, Connector/Receptacle 1... .... .... .. ..........................
8 CB8 083432 Supplementary Pro, Man Reset 1p 10a 250vac Frict 1... .... .... .. .................
9 240672 Panel, Front Engine/Weld Control 1... .............. .. .................................
10 214762 Bracket, Meter Hole Cover 1... .............. .. ........................................
10 214543 Enclosure, Circuit Card Assy 1... ............ .. .....................................
11 134201 Stand−off Support, Pc Card .312/.375w/Post&lock .43 4... ............ .. ...............
12 PC2 214660 Circuit Card Assy, Display W/Program 1... .... .. .. .............................
13 R1 214760 Switch, Rotary 12 Posn 1p 200ma 28vdc W/Resistors 1... ..... ..... .. ...............
14 R2 193118 Pot, Cp Flat 1t 2. W 1k Ohm Linear 1... ..... ..... .. ...............................
15 S4 021467 Switch, Tgl Spst 3a 250v Off−none−(On) Spd Term 1... ..... ..... .. ..................
OM-4435 Pagina 64
Description
Part
No.
Dia.
Mkgs.
Item
No.
Afbeelding 11-2. Voorpaneel (vervolg)
Quanti
ty
16 S1 217680 Switch, Ignition 4 Position W/Out Handle 1... ..... ..... .. ...........................
207073 Lever, Ignition Switch 1.................... .. ............................................
201244 Washer, Tooth.728idx1.166odx.050t Stl Pld Int.688 1.................... .. ..................
17 241432 Terminal, Pwr Output Red 1... .............. .. ........................................
18 010381 Connector, Rectifier 2... .............. .. .............................................
19 C13, 14 128750 Capacitor, Cer Disc .1 Uf 500 Vdc W/Terms 2... ... ... .. ........................
20 RC12 176355 Rcpt, Str 2p3w 16a 220v Flange Mtg 1... .... .... .. ..............................
21 206795 Boot, Circuit Breaker Clear Hex Nut 1... .............. .. ................................
22 Nameplate, Generator Power (Order By Model & Serial No.) 1... ........................ ..........
23 224428 Panel, Power CE 1... .............. .. ................................................
24 GFCI1 246865 Rcpt, Str Dx Grd 2p3w 20a 125v *5−20r Gfi 1... ... ... .. .........................
25 C11, 12 217054 Capacitor, Cer Disc .0047 Uf 3000 Vdc W/Terms 2... ... ... .. ....................
26 CB5 093996 Supplementary Pro, Man Reset 1p 20a 250vac Frict 1... .... .... .. .................
27 ELCB1 222991 Circuit Breaker, Elcb 16a 220v 0.030a Trip 1... ... ... .. ..........................
28 ELCB2 222992 Circuit Breaker, Elcb 30a 220v 0.030a Trip 1... ... ... .. ..........................
29 144844 Stand−off, No 6−32 X .875 Lg .250 Hex Al Fem 4... .............. .. .....................
30 GRD 083030 Stud, Brs .250−20 X 1.750 W/Hex Collar 1... .... .... .. ...........................
31 010915 Washer, Flat .257idx0.640odx.031t Brs 4... .............. .. ............................
32 601836 Nut, 250−20 .50hex .19h Brs 3... .............. .. .....................................
33 RC11 156831 Rcpt,Str 2p3w 32a 220v Flange Mtg 2... .... .... .. ...............................
34 209056 Cover, Receptacle W/Gasket 2... .............. .. .....................................
35 Nameplate, Weld Terminal (Order By Model & Serial No.) 1... ........................ .............
36 181169 Spacer, Output Stud 2... .............. .. ............................................
37 186621 Boot, Generic Output Stud 2... .............. .. .......................................
38 180735 Washer, Output Stud 2... .............. .. ............................................
39 241433 Terminal, Pwr Output Black 1... .............. .. ......................................
40 FUEL/HM 232111 Gauge, Fuel Elec/Hour Meter 1... .. .. .. .....................................
41 021385 Boot, Toggle Switch Lever 1... .............. .. .......................................
Optional
+ When ordering a component originally displaying a precautionary label, the label should also be ordered.
To maintain the factory original performance of your equipment, use only Manufacturers Suggested
Replacement Parts. Model and serial number required when ordering parts from your local distributor.
OM-4435 Pagina 65
Hardware is common and not available unless listed.
Wirng harnesses are listed at the end of parts section.
803 689-E
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
12
11
13
14
Afbeelding 11-3. Controlepaneel
Description
Part
No.
Dia.
Mkgs.
Item
No.
Afbeelding 11-3. Controlepaneel (Afbeelding 11-1 Item 2)
Quanti
ty
1 220981 Bracket, Mtg Components 1... .............. .. ........................................
2 129524 Term, Frict 250x032 Uninsul Male .130 Stud Mtg 3pr 2... .............. .. ................
3 CR2 252053 Relay, Encl 12vdc Spst 35a/14vdc 5 Pin 1... .... .... .. ...........................
4 CB1 190374 Circuit Breaker, Auto Reset 12vdc 40 Amp 1... .... .... .. .........................
5 CR1 223710 Relay, Encl 12vdc Dpst−no 25a 6pin Flange 1... .... .... .. .......................
6 046432 Holder, Fuse Mintr .250 X 1.250 Panel Mtg 1... .............. .. .........................
7 F1 085874 Fuse, Mintr Cer Slo−blo 10. Amp 250 Volt 1... ..... ..... .. ..........................
8 CR4 090104 Relay, Encl 12vdc Spst 30a/15vdc 5pin Flange Mtg 1... .... .. .. ..................
9 CR3 197325 Relay, Encl 12vdc Spst 70a 4pin Flange Mtg 1... .... .... .. .......................
10 SR5, SR4 035704 Rectifier, Integ Bridge 40. Amp 800v 2... .. .. .. ...............................
11 SR3 035704 Rectifier, Integ Bridge 40. Amp 800v 1... .... .. .. ...............................
12 SR2, SR1 035704 Rectifier, Integ Bridge 40. Amp 800v 2... .. .. .. ...............................
13 CB2, CB3 083432 Supplementary Pro, Man Reset 1p 10a 250vac Frict 2... .. .. .. .................
14 CB9 230635 Supplementary Pro, Auto Reset 1p 8a 12vdc Frict 1... .... .. .. ...................
Optional
+ When ordering a component originally displaying a precautionary label, the label should also be ordered.
To maintain the factory original performance of your equipment, use only Manufacturers Suggested
Replacement Parts. Model and serial number required when ordering parts from your local distributor.
OM-4435 Pagina 66
Hardware is common and not available unless listed.
Wiring harnesses are listed at the end of parts section.
803 686-C
2
3
1
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
Afbeelding 11-4. Generator
Description
Part
No.
Dia.
Mkgs.
Item
No.
Afbeelding 11-4. Generator (Afbeelding 11-1 Item 71)
Quanti
ty
1 ROTOR 243820 Rotor, Generator 4 Pole (Includes) 1... ... ... .. .................................
2 181143 Bearing, Ball Rdl Sgl Row .984 X 2.047 X .591 1... .............. .... ....................
3 192600 Fan, Generator 1... .............. .... ................................................
4 159918 Baffle, Fan 1... .............. .. .....................................................
5 212126 Adapter, Engine Machined Cat 3013c 1... .............. .. ..............................
6 602211 Washer, Lock .318idx0.586odx.078t Stl Pld Split.312 6... .............. .. ................
7 192686 Screw, M 8−1.25x 25 Hex Hd−pln 8.8 Pld Din933 6... .............. .. ...................
8 602211 Washer, Lock .318idx0.586odx.078t Stl Pld Split.312 6... .............. .. ................
9 192686 Screw, M 8−1.25x 25 Hex Hd−pln 8.8 Pld Din933 6... .............. .. ...................
10 212641 Stud, Stl .375−16 1.625x 19.000 4... .............. .. ..................................
11 STATOR 251062 Stator, Generator 4 Pole 1... .. .. .. .........................................
12 183336 Endbell (Includes) 1... .............. .. ...............................................
13 183419 O-Ring, 1.984 Id X .139 Cs 70 Duro Viton 1... .............. .... ........................
14 167788 Nut, 375−16 .56hex .34h Stl Pld Sem Cone Wshr.88d 4... .............. .. ...............
15 244290 Brushholder Assembly, Generator w/Leads 1... .............. .. .........................
16 136343 Screw, K50x 20 Pan Hd-phl Stl Pld Pt Thread Forming 2... .............. .... .............
+ When ordering a component originally displaying a precautionary label, the label should also be ordered.
To maintain the factory original performance of your equipment, use only Manufacturers Suggested
Replacement Parts. Model and serial number required when ordering parts from your local distributor.
OM-4435 Pagina 67
804 010−A
Hardware is common and not available unless listed.
Wiring harnesses are listed at the end of parts section.
1
3
2
5
4
6
Afbeelding 11-5. Gelijkrichtunit
Description
Part
No.
Dia.
Mkgs.
Item
No.
Afbeelding 11-5. Gelijkrichtunit (Afbeelding 11-1 Item 4)
Quanti
ty
217082 Rectifier, Assembly (Includes) 1.................... .. .....................................
1 211984 Heat Sink 1... .............. .... ....................................................
2 212601 Insulator, Rectifier 1... .............. .... .............................................
3 MOD1,2,3 196760 Thyristor, Scr Module 190a 400v Dual 3... .. .. .... ............................
4 217085 Bus Bar, Rectifier 1... .............. .... .............................................
5 C1−6 215611 Capacitor Assy 3... .... .... .... ................................................
6 TH1 213930 Thermistor, Ntc 30k Ohm @ 25 Deg C 8.5in Lead 1... .... .... .... .................
181853 Insulator, Screw (For Mounting Rectifier) 4.................... .. ...........................
To maintain the factory original performance of your equipment, use only Manufacturers Suggested
Replacement Parts. Model and serial number required when ordering parts from your local distributor.
Some wiring harness components (switches, relays, circuit breakers) are also referenced elsewhere in this parts list. Purchase components sepa-
rately or as part of the associated wiring harness.
OM-4435 Pagina 68
Some wiring harness components (switches, relays, supplementary protectors) are also referenced elsewhere in this parts list. Purchase compo-
nents separately or as part of the associated wiring harness.
Description
Part
No.
Dia.
Mkgs.
Item
No.
Bedradings componenten
Quanti
ty
235012 Harness, Engine (Includes) 1.................... .. .....................................
S4 021467 Switch, Tgl Spst 3a 250v Off−none−(On) Spd Term 1........... ..... .... ................
SR1, SR2, SR3 035704 Rectifier, Integ Bridge 40. Amp 800v 3..... .... .............................
CB1 190374 Circuit Breaker, Auto Reset 12vdc 40 Amp 1.......... .... .... .......................
CB2, CB3 083432 Supplementary Pro, Man Reset 1p 10a 250vac Frict 2........ .. .... ...............
CR3 197325 Relay, Encl 12vdc Spst 70a 4pin Flange Mtg 1.......... .... .... ......................
CR2 214876 Relay, Encl 6vdc Spst 35a/14vdc 5 Pin 1.......... .... .. ...........................
148850 Socket, Relay 5 Pin 1.................... .... ...........................................
212116 Conn, Deutsch 2p 1row Female Plug 3.................... .... ............................
212117 Conn, Deutsch Wedge Lock 2 Position 3.................... .... ...........................
PLG6 214932 Conn, Rect Univ 039 8p/S 2row Plug Cable Lkg Seal 1.......... .... .... ..............
214933 Seal, Wire Univ 039 7.................... .... ...........................................
147995 Conn, Rect Univ 039 Skt 22−18ga .094od Gold 7.................... .... ...................
177859 Conn, Body 5 Terminal 1.................... .... .........................................
129524 Term, Frict 250x032 Uninsul Male .130 Stud Mtg 3pr 2.................... .... ...............
235018 Harness, Weld Control (Includes) 1.................... .. ................................
PLG2 150316 Conn, Rect Univ 039 6p/S 3row Plug Cable Lkg 1.......... .... .... ...................
PLG3 214951 Conn, Rect Univ 039 6p/S 3row Plug Cable Lkg Seal 1.......... .... .... ..............
214933 Seal, Wire Univ 039 3.................... .... ...........................................
214934 Seal, Plug Univ 039 3.................... .... ...........................................
235021 Connector, w/Leads 1.................... .... ............................................
PLG6 193184 Conn, Rect Cinch 30 Pin 1.......... .... .... .......................................
PLG7 193183 Conn, Rect Cinch 18 Pin 1.......... .... .... .......................................
PLG5 113750 Conn, Rect Mini 045 4skt 2row Plug Cable Lkg 1.......... .... .... ....................
217000 Cable, Lem 1.................... .... ...................................................
PLG4 215340 Conn, Rect Univ 039 2p/S 1row Rcpt Cable/Pnl Lkg S 1.......... .... .... .............
214933 Seal, Wire Univ 039 2.................... .... ...........................................
SR4, SR5 035704 Rectifier, Integ Bridge 40. Amp 800v 2........ .. .... ............................
214984 Harness, Rectifier Cc/Cv (Includes) 1.................... .. ..............................
PLG11 193183 Conn, Rect Cinch 18 Pin 1......... ... .... .......................................
207716 Conn, Faston Mini Polarized 2 Skt G1k1 6.................... .... .........................
207718 Conn, Faston Mini Polarized 2 Skt G2k2 3.................... .... .........................
217010 Harness, Receptacle Auxiliary Power (Includes) 1.................... .. ..................
CB4, CB6 093996 Supplementary Pro, Man Reset 1p 20a 250vac Fric 2........ .. .... ................
Geldig vanaf 1 januari 2013
(Installaties waarvan het serienummer begint met “MD” of nieuwer)
Deze beperkte garantie vervangt alle vorige Miller garanties en is exclusief zonder andere expliciete of impliciete
waarborgen of garanties.
BEPERKTE GARANTIE − Afhankelijk van de onderstaande bepa-
lingen en voorwaarden garandeert Miller Electric Mfg. Co., Apple-
ton, Wisconsin, zijn erkende verdeler dat nieuwe Miller installaties
die verkocht zijn na de geldende datum van deze beperkte garantie
geen materiaal- en/of fabricagefouten hebben. DEZE GARANTIE
VERVANGT UITDRUKKELIJK ALLE ANDERE GARANTIES, EX-
PLICIET OF IMPLICIET, VAN VERKOOPBAARHEID EN
GESCHIKTHEID.
Binnen de onderstaande garantieperioden zal Miller alle onderde-
len of componenten die niet meer functioneren door dergelijke fa-
bricage- en materiaalfouten met garantie repareren of vervangen.
Miller moet binnen dertig (30) dagen schriftelijk op de hoogte wor-
den gebracht van een dergelijke fout of storing, waarop Miller in-
structies zal geven over de garantieclaim-procedure die hierop
volgt.
In het geval van een dergelijke storing binnen de garantieperiode
zal Miller garantieclaims toestaan op installaties met garantie die
hieronder zijn vermeld. Alle garantieperioden gelden vanaf de dag
dat de installatie geleverd werd aan de erkende verdeler, of acht-
tien maanden nadat de installatie naar een internationale distribu-
teur gezonden is.
1. 5 jaar onderdelen — 3 jaar arbeidsloon
* Originele gelijkrichters van de hoofdvoeding alleen
thyristoren, diodes en losse gelijkrichtcellen
2. 3 jaar — Onderdelen en arbeidsloon
* Automatisch verduisterende helmlenzen
(uitgezonderd de Classic-serie) (geen arbeidsloon)
* Lasaggregaten met verbrandingsmotor
(LET OP: Motoren vallen onder een aparte garantie
van de motorfabrikant.)
* Voedingsbronnen van invertermachines (tenzij anders
aangegeven)
* Toortsen voor autogeen snijden (geen arbeidsloon)
* Stroombronnen plasmasnijders
* Procesregelapparatuur
* Semi-automatische en automatische draadaanvoer-
systemen
* Smith 30-serie manometers, stromingsmeters
en reduceerventielen (geen arbeidsloon)
* Transformator/gelijkrichter stroombronnen
* Waterkoelingssystemen (geïntegreerd)
3. 2 jaar — Onderdelen en arbeidsloon
* Automatisch verduisterende helmlenzen − alleen
Classic-serie (geen arbeidsloon)
* Rookafzuigers − Filtair 400 en Industrial
Collector-serie
4. 1 jaar — Onderdelen en arbeidsloon tenzij gespecificeerd
* Automatisch bewegende apparatuur
* CoolBelt en CoolBand blaasapparaten (geen
arbeidsloon)
* Externe bewakingsapparatuur en sensoren
* Inbouwopties
(LET OP: Field Options zijn gedekt voor de resterende
garantieperiode van het product waarin ze in
geïnstalleerd zijn, of voor een minimum van één jaar
— afhankelijk van welke van de twee het langste
duurt.)
* Reduceerventielen met manometers en stromings-
meters (geen arbeidsloon)
* RFCS voetbedieningen (m.u.v. RFCS-RJ45)
* Rookafzuigers − Filtair 130, MWX- en SWX-serie
* HF units
* ICE/XT plasmasnijdtoortsen (geen arbeidsloon)
* Stroombronnen voor inductieverwarming, koelers
(LET OP: Digitale recorders vallen onder aparte
garantie van de fabrikant.)
* Belastingsbanken
* Motoraangedreven pistolen (m.u.v. de Spoolmate
pistolen)
* PAPR blaasunit (geen arbeidsloon)
* Positionerings- en regelapparatuur
* Rekken
* Wielonderstellen/trailers
* Puntlasapparatuur
* Draadaanvoer systemen voor onder poederdek
lassen
* Waterkoelingssystemen (niet geïntegreerd)
* Weldcraft TIG toortsen (geen arbeidsloon)
* Draadloze voet-/hand-afstandsbediening en ontvangers
* Werkstations/Lastafels (geen arbeidsloon)
Millers True Blue® beperkte garantie geldt niet voor:
1. Slijtonderdelen zoals contacttips, snijmondstukken,
magneetschakelaars, koolborstels, relais, bovenbladen
van werkstations en lasgordijnen of andere onderdelen
die niet meer goed werken als gevolg van normale
slijtage. (Uitzondering: borstels en relais zijn wel gedekt
bij alle motoraangedreven producten.)
2. Onderdelen geleverd door Miller maar geproduceerd door an-
deren, zoals motoren of handelsaccessoires. Deze onderde-
len vallen onder de eventuele garanties door de fabrikanten.
3. Installaties die veranderingen hebben ondergaan door andere
partijen dan Miller, of installaties die onjuist geïnstalleerd of
verkeerd gebruikt zijn volgens industrierichtlijnen, of installa-
ties die geen redelijk en noodzakelijk onderhoud hebben ge-
had, of installaties die gebruikt zijn voor andere dan de
aangegeven toepassingen voor de installatie.
MILLER PRODUKTEN ZIJN BEDOELD VOOR VERKOOP EN
GEBRUIK DOOR COMMERCIËLE/INDUSTRIËLE GEBRUI-
KERS EN PERSONEN DIE OPGELEID ZIJN EN ERVARING
HEBBEN MET HET GEBRUIK EN ONDERHOUD VAN LASIN-
STALLATIES.
In het geval van een garantieclaim gedekt door deze garantie,
zullen de exclusieve Miller-oplossingen zijn: (1) repareren; of (2)
vervangen; of, als dit schriftelijk door Miller is toegestaan in
bepaalde gevallen, (3) de redelijke kosten van repareren of
vervangen bij een goedgekeurd Miller onderhoudsbedrijf; of (4)
krediet of betaling van de aankoopprijs (redelijke
waardevermindering op basis van het eigenlijke gebruik) bij het
retourneren van de goederen op risico en kosten van de klant.
Miller’s optie van repareren of vervangen zal f.o.b. zijn (met
inbegrip van vervoerskosten tot in de boot), naar de fabriek in
Appleton, Wisconsin of f.o.b. naar een door Miller goedgekeurd
onderhoudsbedrijf zoals bepaald is door Miller. Daarom zal er geen
compensatie of terugbetaling voor transportkosten worden
toegestaan.
VOOR ZOVER DE WET DIT TOESTAAT, STAAN ER GEEN AN-
DERE VERHAALSMOGELIJKHEDEN OPEN DAN DEGENE DIE
HIER VOORZIEN ZIJN. IN GEEN GEVAL ZAL MILLER CON-
TRACTUEEL, UIT ONRECHTMATIGE DAAD, OF ANDERSZINS,
AANSPRAKELIJK ZIJN VOOR RECHTSTREEKSE, ON-
RECHTSTREEKSE, BIJZONDERE, INCIDENTELE, OF GE-
VOLGSCHADE (HIERIN BEGREPEN GEDERFDE WINST).
MILLER VERWERPT EN SLUIT, M.B.T. ALLE GEREEDSCHAP
DAT DOOR HAAR GELEVERD WORDT, ELKE
UITDRUKKELIJKE GARANTIE DIE HIER NIET VOORZIEN IS,
EN ELKE GEÏMPLICEERDE GARANTIE OF VERKLARING
M.B.T. PRESTATIE, EN ELK VERHAAL OP GROND VAN
CONTRACTUELE WANPRESTATIE, UIT ONRECHTMATIGE
DAAD, OF DAT, WARE DEZE BEPALING NIET OPGENOMEN,
IMPLICIET, VAN RECHTSWEGE, NAAR HANDELSGEWOONTE
OF NAAR AANLEIDING VAN DE CONCRETE
OMSTANDIGHEDEN VAN DE TRANSACTIE ZOU
VOORTVLOEIEN UIT GELIJK WELKE ANDERE
RECHTSTHEORIE, HIERIN BEGREPEN ELKE
GEÏMPLICEERDE GARANTIE M.B.T. VERKOOPBAARHEID OF
GESCHIKTHEID VOOR EEN BEPAALD GEBRUIK, UIT.
Sommige staten in de V.S. staan geen beperkingen toe met betrek-
king tot de duur van de garantie, noch uitsluiting van bijkomende
schade, indirecte schade, speciale schade of gevolgschade, dus
bovenstaande beperking kan mogelijk niet van toepassing zijn
voor u. Deze garantie biedt specifieke wettelijke rechten en er kun-
nen eventueel ook andere rechten van toepassing zijn; deze kun-
nen echter per staat verschillen.
In Canada biedt de wetgeving in enkele provincies bepaalde extra
garanties of oplossingen die afwijken van de bepalingen die hierin
zijn opgenomen, en bovenstaande beperkingen en uitsluitingen
zijn mogelijk niet van toepassing, voorzover er niet van mag wor-
den afgezien. Deze Beperkte Garantie biedt specifieke wettelijke
rechten en er kunnen eventueel ook andere rechten zijn; deze kun-
nen echter per provincie verschillen.
miller warr_dut 2013−01
Vertaling van de originele instructies − UITGEGEVEN IN DE VS. © 2013 Miller Electric Mfg. Co 2013-01
Miller Electric Mfg. Co.
An Illinois Tool Works Company
1635 West Spencer Street
Appleton, WI 54914 USA
International Headquarters−USA
USA Phone: 920-735-4505 Auto-attended
USA & Canada FAX: 920-735-4134
International FAX: 920-735-4125
Voor internationale vestigingen bezoek
website: www.MillerWelds.com
Naam van het model Serie-/typenumber
Aankoopdatum (datum waarop de apparatuur bij de oorspronkelijke klant werd bezorgd.)
Leverancier
Adres
Plaats
Staat Postcode
S.v.p. volledig invullen en goed bewaren.
Vermeld altijd de naam van het model en het serie-/typenummer
Ga naar uw leverancier voor: Toebehoren en elektroden
Optionele apparatuur en accessoires
Persoonlijke beschermingsmiddelen
Service en reparaties
Vervangende onderdelen
Trainingen en opleidingen (scholen, videos,
boeken)
Technische handboeken (onderhoudsinformatie
en onderdelen)
Stroomkringschema’s
Handboeken over lasprocessen
Neem contact op met het
vervoersbedrijf:
Neem contact op met de transportafdeling van uw
distributeur en/of de fabrikant van de apparatuur
voor hulp bij het indienen en afhandelen van scha-
declaims.
Service
Papieren van de eigenaar
Om een schadeclaim in te dienen bij verlies of
beschadiging tijdens verscheping,
Contacteer een verdeler of een service bureau
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76

Miller Big Blue 400 CX CE de handleiding

Categorie
Lassysteem
Type
de handleiding
Deze handleiding is ook geschikt voor

Andere documenten