KTM 390 Adventure Spoked Wheels de handleiding

Type
de handleiding

Deze handleiding is ook geschikt voor

BEDIENINGSHANDLEIDING 2023
390 ADVENTURE
Artikelnr. 3214794nl
BESTE KTM KLANT,
*3214794nl*
3214794nl
29.06.2023
BESTE KTM KLANT,
Hartelijk gefeliciteerd met de aankoop van uw KTM-motorfiets. U bent nu in het bezit van een modern en sportief
voertuig dat, mits goed onderhouden, u lang plezier zal schenken.
We wensen u te allen tijde een goede en veilige reis toe!
Vul hieronder het serienummers van uw voertuig in.
Voertuigidentificatiennummer ( pag. 13) Stempel dealer
Motornummer ( pag. 13)
Sleutelnummer ( pag. 13)
De bedieningshandleiding komt op het tijdstip van publicatie gaat overeen met de nieuwste stand van deze
modelserie. Kleine afwijkingen die het resultaat zijn van een constructieve ontwikkeling kunnen echter niet
worden uitgesloten.
Alle hier genoemde gegevens zijn vrijblijvend. KTM Sportmotorcycle GmbH houdt zich het recht voor technische
gegevens, prijzen, kleuren, vormen, materialen, dienst- en serviceverlening, constructies, uitrustingen en der-
gelijke zonder voorafgaande aankondiging en zonder opgave van redenen te wijzigen resp. zonder vergoeding te
annuleren, deze aan te passen aan de plaatselijke situatie of de productie van een bepaald model zonder voor-
afgaande aankondiging te beëindigen. KTM is niet aansprakelijk voor leveringsmogelijkheden, afwijkingen van
afbeeldingen en beschrijvingen, drukfouten en vergissingen. De afgebeelde modellen zijn voor een deel voorzien
van speciale uitrustingen die niet standaard bij de leveromvang horen.
© 2023 KTM Sportmotorcycle GmbH, Mattighofen Oostenrijk
Alle rechten voorbehouden
Nadruk, ook gedeeltelijk, en vermenigvuldigingen van welke aard dan ook zijn uitsluitend toegestaan met schrifte-
lijke toestemming van de auteur.
ISO 9001(12 100 6061)
KTM past kwaliteitsborgingsprocessen toe in de zin van de internationale kwaliteitsmanagement-
norm ISO 9001 om een zo hoog mogelijke productkwaliteit te bereiken.
Afgegeven door: TÜV Management Service
KTM Sportmotorcycle GmbH
Stallhofnerstraße 3
5230 Mattighofen, Oostenrijk
Dit document is geldig voor de volgende modellen:
390 ADVENTURE EU (F5303W5, F5303W6)
390 ADVENTURE B.D. EU (F5303W7, F5303W8)
390 ADVENTURE B.D. 2 EU (F5303W7L,
F5303W8L)
390 ADVENTURE B.D. 3 EU (F5303WA,
F5303WAL)
390 ADVENTURE 2 EU (F5303W9, F5303WF)
390 ADVENTURE 3 EU (F5303WD, F5303WE)
390 ADVENTURE JP (F5386W5, F5386W6)
390 ADVENTURE B.D. JP (F5386W7)
390 ADVENTURE UK (F5322W5, F5322W6)
390 ADVENTURE B.D. UK (F5322W7)
390 ADVENTURE AR (F5342W5, F5342W6)
390 ADVENTURE B.D. AR (F5342W7)
390 ADVENTURE ASEAN (F5388W5, F5388W6)
390 ADVENTURE CN (F5387W5, F5387W6)
390 ADVENTURE CO (F5341W5, F5341W6)
390 ADVENTURE B.D. CO (F5341W7)
390 ADVENTURE PH (F5382W5, F5382W6)
INHOUDSOPGAVE
2
INHOUDSOPGAVE
1 SYMBOLEN EN FORMATERINGEN................. 5
1.1 Gebruikte pictogrammen..................... 5
1.2 Gebruikte formatteringen .................... 5
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN ........................ 6
2.1 Gebruiksdefinitie ............................... 6
2.2 Onjuist gebruik .................................. 6
2.3 Veiligheidsaanwijzingen ...................... 6
2.4 Gevarenniveau en pictogrammen ......... 6
2.5 Waarschuwing voor manipulaties ......... 7
2.6 Veilig gebruik .................................... 7
2.7 Beschermende kleding ....................... 8
2.8 Werkinstructies.................................. 8
2.9 Milieu............................................... 8
2.10 Bedieningshandleiding ....................... 9
3 BELANGRIJKE AANWIJZINGEN ................... 10
3.1 Fabrieksgarantie, garantie................. 10
3.2 Bedrijfsmiddelen, hulpstoffen ........... 10
3.3 Reserveonderdelen, technisch
toebehoren ...................................... 10
3.4 Service ........................................... 10
3.5 Afbeeldingen ................................... 10
3.6 Klantenservice................................. 10
4 AFBEELDING VOERTUIG............................. 11
4.1 Afbeelding voertuig linksvoor
(symbolische weergave) .................... 11
4.2 Afbeelding voertuig rechtsachter
(symbolische weergave) .................... 12
5 SERIENUMMERS........................................ 13
5.1 Voertuigidentificatiennummer ........... 13
5.2 Typeplaatje ..................................... 13
5.3 Motornummer.................................. 13
5.4 Sleutelnummer ................................ 13
6 BEDIENINGSELEMENTEN........................... 14
6.1 Koppelingshendel ............................ 14
6.2 Remhendel...................................... 14
6.3 Gashendel....................................... 14
6.4 Schakelaars links aan stuur............... 14
6.4.1 Combinatieschakelaar .................. 14
6.4.2 Lichtschakelaar ........................... 15
6.4.3 Menutoetsen ............................... 15
6.4.4 Richtingaanwijzerschakelaar ......... 15
6.4.5 Claxonknop ................................. 15
6.5 Schakelaars rechts aan stuur............. 16
6.5.1 Noodstopschakelaar ..................... 16
6.5.2 Startknop.................................... 16
6.6 Contact- en stuurslot ........................ 16
6.7 Stuur vergrendelen........................... 16
6.8 Stuur ontgrendelen .......................... 17
6.9 Stopcontact voor elektrisch
toebehoren ...................................... 17
6.10 Tankdop openen .............................. 17
6.11 Tankdop sluiten ............................... 18
6.12 Zadelslot......................................... 19
6.13 Boordgereedschap............................ 19
6.14 Grepen............................................ 19
6.15 Voetsteun passagier.......................... 19
6.16 Versnellingshendel ........................... 20
6.17 Rempedaal...................................... 20
6.18 Zijstandaard .................................... 20
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT .................. 21
7.1 Gecombineerd instrument................. 21
7.2 Activering en test............................. 21
7.3 Dag-nacht-modus............................. 21
7.4 Waarschuwingen .............................. 22
7.5 Controlelampjes............................... 22
7.6 Display ........................................... 23
7.7 Toerental......................................... 24
7.8 Schakelindicator .............................. 24
7.9 Snelheid ......................................... 25
7.10 Rideweergave ................................. 25
7.11 ABSweergave.................................. 25
7.12 MTCweergave ................................. 25
7.13 ODOweergave ................................. 26
7.14 Weergave van de
koelmiddeltemperatuur..................... 26
7.15 Brandstofpeilweergave...................... 26
7.16 Tijd ................................................ 27
7.17 Favouritesweergave ......................... 27
7.18 Quick Selector 1weergave ................ 27
7.19 Quick Selector 2weergave ................ 28
7.20 Menu.............................................. 28
7.20.1 KTM MY RIDE (optioneel)............. 28
7.20.2 Trips/Data ................................... 29
7.20.3 Motorcycle .................................. 29
7.20.4 Settings ...................................... 29
7.20.5 Pairing (optioneel) ....................... 29
7.20.6 Phone (optioneel) ........................ 30
7.20.7 Headset (optioneel)...................... 31
7.20.8 Audio (optioneel) ......................... 32
7.20.9 Telefonie (optioneel) .................... 33
7.20.10 General Info ................................ 33
7.20.11 Trip 1 ......................................... 34
7.20.12 Trip 2 ......................................... 34
7.20.13 Warning ...................................... 34
7.20.14 Ride Mode .................................. 35
7.20.15 Ride Mode .................................. 35
7.20.16 ABS............................................ 35
7.20.17 MTC+MSR (optioneel) .................. 36
7.20.18 Quick Shift+ (optioneel) ............... 37
7.20.19 Favourites ................................... 37
7.20.20 Quick Selector 1.......................... 37
INHOUDSOPGAVE
3
7.20.21 Quick Selector 2.......................... 37
7.20.22 Bluetooth (optioneel).................... 38
7.20.23 Display Theme............................. 38
7.20.24 Shift Light .................................. 39
7.20.25 Tijd en datum instellen ................ 39
7.20.26 Distance ..................................... 40
7.20.27 Fuel Cons.................................... 40
7.20.28 Language .................................... 41
7.20.29 Service ....................................... 41
7.20.30 Extra Functions ........................... 41
8 ERGONOMIE .............................................. 42
8.1 Stuurpositie instellen .................... 42
8.2 Windscherm instellen ....................... 43
8.3 Uitgangspositie van de
handremhendel instellen .................. 43
8.4 Uitgangspositie koppelingshendel
instellen.......................................... 44
8.5 Rempedaalvlak instellen ................... 44
8.6 Uitgangspositie van het rempedaal
instellen ...................................... 44
8.7 Versnellingshendel instellen.............. 45
9 INBEDRIJFSTELLING.................................. 47
9.1 Aanwijzingen voor eerste
inbedrijfstelling ............................... 47
9.2 Motor inrijden.................................. 48
9.3 Voertuig beladen.............................. 48
10 RIJ-INSTRUCTIES....................................... 50
10.1 Controle en onderhoud voor iedere
inbedrijfstelling ............................... 50
10.2 Starten ........................................... 50
10.3 Beginnen met rijden......................... 51
10.4 Quickshifter + (optioneel) ................. 52
10.5 Schakelen, rijden............................. 52
10.6 Afremmen ....................................... 55
10.7 Stoppen, parkeren............................ 56
10.8 Transport ........................................ 57
10.9 Brandstof tanken ............................. 57
11 SERVICESCHEMA ....................................... 59
11.1 Extra informatie ............................... 59
11.2 Servicewerkzaamheden..................... 59
12 CHASSIS AFSTELLEN ................................. 61
12.1 Voorvork/schokdemper
(EU/JP/UK/AR/CO) ........................... 61
12.2 Ingaande demping voorvork instellen
(EU/JP/UK/AR/CO) ........................... 61
12.3 Uitgaande demping voorvork
instellen (EU/JP/UK/AR/CO) .............. 62
12.4 Veervoorspanning schokdemper
instellen ...................................... 62
12.5 Uitgaande demping van
de schokdemper instellen
(EU/JP/UK/AR/CO) ........................... 63
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS ......... 64
13.1 Motorfiets met hefbok achter
opkrikken ........................................ 64
13.2 Motorfiets van hefbok achter
nemen ............................................ 64
13.3 Motorfiets met hefbok voor
opkrikken ........................................ 64
13.4 Motorfiets van hefbok voor nemen ..... 65
13.5 Vuilschrapers vorkpoten reinigen ....... 65
13.6 Passagiersstoel verwijderen ............... 66
13.7 Buddyseat monteren ........................ 66
13.8 Bestuurderszadel verwijderen ............ 67
13.9 Bestuurderszadel monteren............... 67
13.10 Kettingvervuiling controleren............. 67
13.11 Ketting reinigen ............................... 68
13.12 Kettingspanning controleren ............. 68
13.13 Kettingspanning instellen ................. 69
13.14 Ketting, kettingwiel en
ketting-aandrijfwiel controleren ......... 70
13.15 Motorbescherming demonteren ......... 72
13.16 Motorbescherming monteren ............. 72
13.17 Motorbescherming-houderplaat
demonteren..................................... 73
13.18 Motorbescherming-houderplaat
monteren ........................................ 73
13.19 Spatbord voor demonteren ................ 74
13.20 Spatbord voor monteren.................... 74
14 REMSYSTEEM............................................ 75
14.1 Antiblokkeersysteem (ABS) ............... 75
14.2 Remschijven controleren................... 76
14.3 Remvloeistofpeil voorwielrem
controleren...................................... 76
14.4 Remvloeistof van de voorwielrem
bijvullen ...................................... 77
14.5 Remvoeringen en remvoeringborging
van de voorwielrem controleren ......... 78
14.6 Vrije slag rempedaal controleren........ 79
14.7 Vrije slag van het rempedaal
instellen ...................................... 79
14.8 Remvloeistofpeil achterwielrem
controleren...................................... 80
14.9 Remvloeistof achterwielrem
bijvullen ...................................... 81
14.10 Remvoeringen en remvoeringborging
van de achterwielrem controleren ...... 82
15 WIELEN, BANDEN ...................................... 83
15.1 Voorwiel demonteren .................... 83
15.2 Voorwiel monteren ........................ 84
15.3 Achterwiel demonteren ................. 85
15.4 Achterwiel monteren ..................... 87
INHOUDSOPGAVE
4
15.5 Demperpakkingen van de
achterwielnaaf controleren ............ 89
15.6 Bandentoestand controleren.............. 91
15.7 Bandenspanning controleren ............. 92
15.8 Spaakspanning controleren (Optie:
Spaakwielen)................................... 92
16 ELEKTRONICA............................................ 93
16.1 12V-accu demonteren ................... 93
16.2 12V-accu monteren ...................... 93
16.3 12V-accu laden ............................ 94
16.4 Hoofdzekering vervangen .................. 95
16.5 ABSzekeringen vervangen ................ 97
16.6 Zekeringen van de afzonderlijke
elektrische verbruikers vervangen ...... 98
16.7 Koplampinstelling controleren ........... 99
16.8 Lichtbundelbreedte koplamp
instellen........................................ 100
16.9 Diagnosestekker............................. 100
16.10 ACC1 en ACC2 vooraan .................. 100
16.11 ACC1 en ACC2 achterzijde.............. 101
17 KOELSYSTEEM......................................... 102
17.1 Koelsysteem .................................. 102
17.2 Antivries en koelmiddelpeil
controleren.................................... 102
17.3 Koelmiddelpeil controleren ............. 104
17.4 Koelmiddel aftappen .................. 105
17.5 Koelsysteem vullen/ontluchten ..... 105
17.6 Koelmiddel verversen .................. 107
18 MOTOR AFSTELLEN ................................. 109
18.1 "Ride Mode" .................................. 109
18.2 Motorfietstractiecontrole (Bochten-
MTC) ............................................ 109
18.3 Koppelingshendelspeling
controleren.................................... 109
18.4 Koppelingshendelspeling
instellen .................................... 110
19 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR ......... 111
19.1 Motoroliepeil controleren ................ 111
19.2 Motorolie verversen, oliefilter
vervangen en oliezeven reinigen ... 111
19.3 Motorolie bijvullen ......................... 113
20 REINIGING, ONDERHOUD......................... 114
20.1 Motorfiets reinigen ......................... 114
20.2 Controle en onderhoud voor rijden
in de winter................................... 115
21 STALLING ................................................ 117
21.1 Stalling......................................... 117
21.2 Inbedrijfname na stalling................ 118
22 OPSPOREN VAN FOUTEN.......................... 119
23 TECHNISCHE GEGEVENS.......................... 121
23.1 Motor............................................ 121
23.2 Aanhaalmomenten motor ................ 122
23.3 Vulhoeveelheden............................ 124
23.3.1 Motorolie .................................. 124
23.3.2 Koelmiddel ............................... 124
23.3.3 Brandstof.................................. 124
23.4 Chassis ......................................... 124
23.5 Elektronica.................................... 125
23.6 Banden......................................... 126
23.7 Voorvork........................................ 126
23.7.1 EU/JP/UK/AR/CO ....................... 126
23.7.2 ASEAN/CN/PH........................... 126
23.8 Schokdemper ................................ 127
23.8.1 EU/JP/UK/AR/CO ....................... 127
23.8.2 ASEAN/CN/PH........................... 127
23.9 Aanhaalmomenten chassis.............. 128
24 VERKLARINGEN VAN
OVEREENSTEMMING................................ 132
24.1 Verklaringen van
overeenstemming........................... 132
25 GEBRUIKSSTOFFEN ................................. 133
26 HULPSTOFFEN......................................... 135
27 NORMEN ................................................. 136
28 LIJST MET VAKBEGRIPPEN ...................... 137
29 LIJST MET AFKORTINGEN ........................ 138
30 LIJST MET SYMBOLEN ............................. 139
30.1 Rode pictogrammen ....................... 139
30.2 Gele of oranje pictogrammen........... 139
30.3 Groene en blauwe pictogrammen..... 139
INDEX ............................................................. 140
SYMBOLEN EN FORMATERINGEN 1
5
1.1 Gebruikte pictogrammen
Hieronder wordt het gebruik van bepaalde pictogrammen toegelicht.
Kenmerkt een verwachte reactie (bijv. van een werkstap handeling of functie).
Kenmerkt een onverwachte reactie (bijv. van een werkstap handeling of functie).
Kenmerkt werkzaamheden die specialistische kennis en technisch inzicht vereisen. Laat deze
werkzaamheden voor uw eigen veiligheid uitvoeren in een geautoriseerde KTM-garage. Daar
wordt uw motorfiets door speciaal geschoolde vakkundige medewerkers met het benodigde spe-
ciale gereedschap optimaal onderhouden.
Kenmerkt de verwijzing naar een pagina (op de aangegeven pagina vindt u meer informatie).
Kenmerkt een aanwijzing met verdere informatie of tips.
Kenmerkt het resultaat uit een test-/controlestap.
Kenmerkt het einde van een werkzaamheid, inclusief eventuele nabewerkingen.
1.2 Gebruikte formatteringen
Hieronder worden de gebruikte letterformaten verklaard.
Eigennaam Kenmerkt een eigennaam.
Naam®Kenmerkt een beschermde naam.
Merk™ Kenmerkt een merk in het handelsverkeer.
Onderstreepte woorden Verwijzen naar technische details van het voertuig of kenmerken vaktermen
die in de begrippenlijst worden uitgelegd.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN
6
2.1 Gebruiksdefinitie
Het voertuig is zo ontworpen en gebouwd, dat het kan worden gebruikt bij normale belastingen tijdens het rijden
over de weg en op eenvoudig terrein (niet-geasfalteerde wegen). Dit voertuig is niet geschikt voor gebruik op race-
circuits.
Info
De motorfiets is alleen in de gehomologeerde versie toegelaten voor het rijden op de openbare weg.
2.2 Onjuist gebruik
Gebruik het voertuig uitsluitend op de beoogde wijze.
Het niet op de beoogde wijze gebruiken van het voertuig kan leiden tot gevaren voor personen, materiaal en
milieu.
Elk gebruik van het voertuig anders dan op de beoogde wijze geldt als onjuist gebruik.
Als onjuist gebruik geldt ook het gebruik van bedrijfsen hulpmiddelen die niet voldoen aan de vereiste specifica-
ties voor het toepassingsgebied.
2.3 Veiligheidsaanwijzingen
Voor een veilige omgang met het beschreven product dienen enkele veiligheidsaanwijzingen in acht te worden
genomen. Lees daarom deze handleiding en alle andere handleidingen in de omvang van de levering zorgvul-
dig door. De veiligheidsaanwijzingen zijn geaccentueerd en met links gekoppeld aan de relevante plaatsen in de
tekst.
Info
Op goed zichtbare plaatsen op het beschreven product zijn verschillende aanwijzings- en waarschuwings-
stickers aangebracht. Geen stickers met aanwijzingen en waarschuwingen verwijderen. Als deze ontbreken
kunt u of andere personen de gevaren niet herkennen en daardoor letsel oplopen.
2.4 Gevarenniveau en pictogrammen
Gevaar
Waarschuwing voor een gevaar dat direct en met zekerheid overlijden of zwaar blijvend letsel tot gevolg
heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
Waarschuwing
Waarschuwing voor een gevaar dat waarschijnlijk overlijden of zwaar letsel tot gevolg heeft als u niet de
juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
Voorzichtig
Waarschuwing voor een gevaar dat mogelijk licht letsel tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaat-
regelen neemt.
Aanwijzing
Waarschuwing voor een gevaar dat aanmerkelijke schade aan machine of materiaal tot gevolg heeft als u niet de
juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
Aanwijzing
Waarschuwing voor een gevaar dat schade aan het milieu tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgs-
maatregelen neemt.
VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 2
7
2.5 Waarschuwing voor manipulaties
Het is niet toegestaan wijzigingen aan te brengen aan de componenten van de geluidsdemping. De volgende
maatregelen of de realisatie van de betreffende toestanden zijn wettelijk verboden:
1 Verwijderen of buiten werking stellen van systemen of componenten van een nieuw voertuig die de geluids-
demping dienen voordat het wordt verkocht of geleverd aan de eindklant of tijdens de gebruiksduur van het
voertuig voor andere doeleinden dan voor service, reparatie of vervanging, evenals
2 Gebruik van het voertuig nadat een dergelijk systeem of een dergelijke component verwijderd of buiten wer-
king is gesteld.
Voorbeelden van wettelijk verboden manipulaties:
1 Verwijderen of doorboren van einddempers, geluidsdempers, bochtstukken of andere componenten die uitlaat-
gassen geleiden.
2 Verwijderen of doorboren van delen van het inlaatsysteem.
3 Gebruik in niet-correcte onderhoudstoestand.
4 Vervangen van bewegende onderdelen van het voertuig, onderdelen van het uitlaatsysteem of onderdelen van
het inlaatsysteem door onderdelen die niet door de fabrikant zijn toegelaten.
2.6 Veilig gebruik
Gevaar
Gevaar voor ongevallenBestuurders die niet geschikt zijn voor het verkeer vormen een gevaar voor zich-
zelf en voor anderen.
Rijd niet met het voertuig, als u door alcohol, drugs of medicijnen ongeschikt voor het verkeer bent.
Rijd niet met het voertuig, als u hiertoe fysiek of psychisch niet in staat bent.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg
hebben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingSommige onderdelen van het voertuig worden bij gebruik van het voertuig heet.
Raak onderdelen zoals uitlaatsysteem, radiateur, motor, stootdemper en remsysteem pas aan, als deze
voertuigcomponenten zijn afgekoeld.
Laat de voertuigcomponenten afkoelen voordat u werkzaamheden uitvoert.
Het voertuig uitsluitend in technisch goede staat, op de boogde wijze, en veiligheids- en milieubewust gebruiken.
Voor het wegverkeer is het juiste rijbewijs vereist.
Storingen, die de veiligheid beperken, onmiddellijk in een geautoriseerde KTM-garage laten verhelpen.
De op het voertuig aangebrachte stickers met aanwijzingen en waarschuwingen in acht nemen.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN
8
2.7 Beschermende kleding
Waarschuwing
Gevaar voor letselGeen of slechte beschermende kleding vormt een verhoogd risico.
Draag bij alle ritten geschikte, beschermende bekleding zoals helm, laarzen, handschoenen alsmede
broek en jas met bescherming.
Draag altijd beschermende kleding die zich in een goede staat bevindt en voldoet aan de wettelijke
voorschriften.
Voor uw eigen veiligheid adviseert KTM om het voertuig uitsluitend te gebruiken met geschikte, beschermende
kleding.
2.8 Werkinstructies
Voor zover niet anders aangegeven moet bij alle werkzaamheden het contact zijn uitgeschakeld (modellen met
contactslot, modellen met transpondersleutel) resp. de motor stilstaan (modellen zonder contactslot of transpon-
dersleutel).
Voor enkele werkzaamheden zijn hulpgereedschappen vereist. Deze maken geen deel uit van het voertuig, maar
kunnen worden besteld onder vermelding van de aangegeven nummers tussen haakjes. Voorbeeld: lagertrekker
(15112017000)
Tenzij anders vermeld gelden de normale voorwaarden voor alle werkzaamheden en beschrijvingen.
Omgevingstemperatuur 20 °C
Omgevingsluchtdruk 1.013 mbar
Relatieve luchtvochtigheid 60 ± 5 %
Onderdelen die niet kunnen worden hergebruikt (bijvoorbeeld zelfborgende schroeven en moeren, expansieschroe-
ven, afdichtingen, dichtringen, keerringen, splitpennen, borgplaten) tijdens de montage door nieuwe onderdelen
vervangen.
Voor enkele schroefverbindingen is schroefborging (bijvoorbeeld Loctite®) vereist. Specifieke aanwijzingen van de
fabrikant bij het gebruik in acht nemen.
Als op een nieuw onderdeel reeds schroefborgmiddel (bijv. Precote®) is aangebracht, geen extra borgmiddel aan-
brengen.
Onderdelen die na de demontage worden hergebruikt, reinigen en controleren op beschadiging en slijtage.
Beschadigde of versleten onderdelen vervangen.
Na een reparatie of servicebeurt controleren of het voertuig verkeersveilig is.
2.9 Milieu
Door op een verantwoorde manier met uw motorfiets om te gaan kunt u ervoor zorgen dat er geen problemen en
conflicten ontstaan. Om de toekomst van de motorsport veilig te stellen mag u de motorfiets alleen legaal gebrui-
ken, dient u milieubewust te handelen en de rechten van anderen te respecteren.
Houdt u zich bij het afvoeren van oude olie, andere verbruiks- en hulpstoffen en oude onderdelen aan de gel-
dende wet- en regelgeving in het betreffende land.
Omdat motorfietsen niet onder de EU-richtlijn voor de afdanking van oude voertuigen vallen bestaat er geen wet-
telijke regeling voor het afdanken van een oude motorfiets. Uw geautoriseerde KTM-dealer is u graag van dienst.
VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 2
9
2.10 Bedieningshandleiding
Lees deze bedieningshandleiding zorgvuldig en volledig door, voordat u voor het eerst met de motorfiets gaat rij-
den. In de bedieningshandleiding vindt u veel informatie en tips die bediening, gebruik en service eenvoudiger
maken. Alleen zo komt u te weten hoe u het voertuig het beste afstelt op uw situatie en hoe u zich tegen letsel
kunt beschermen.
Tip
Bewaar deze bedieningshandleiding op uw eindapparaat, zodat deze altijd kan worden nagelezen.
Neem contact op met een geautoriseerde KTM-dealer wanneer u meer over het voertuig wilt weten of wanneer
tijdens het lezen iets niet duidelijk is.
De bedieningshandleiding is een belangrijk deel van het voertuig. Bij verkoop moet de bedieningshandleiding
door de nieuwe eigenaar opnieuw worden gedownload.
De bedieningshandleiding kan via de QR-code of de link op het leveringscertificaat meerdere keren worden
gedownload.
De bedieningshandleiding is bovendien als download op uw geautoriseerde KTM Motorcycles-dealer en op de
KTM Motorcycles-website beschikbaar. Via uw gecertificeerde KTMdealer kan ook een afgedrukt exemplaar wor-
den besteld.
Internationale KTMwebsite: KTM.COM
3 BELANGRIJKE AANWIJZINGEN
10
3.1 Fabrieksgarantie, garantie
De in het serviceschema voorgeschreven werkzaamheden mogen uitsluitend door een geautoriseerde KTM-garage
worden uitgevoerd en moeten in het KTM Dealer.net worden bevestigd, omdat anders de garantie volledig vervalt.
Bij schade of gevolgschade die door manipulaties en/of wijzigingen aan het voertuig is veroorzaakt, bestaat er
geen aanspraak op fabrieksgarantie.
3.2 Bedrijfsmiddelen, hulpstoffen
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
Bedrijfsmiddelen en hulpstoffen volgens de bedieningshandleiding en specificaties gebruiken.
3.3 Reserveonderdelen, technisch toebehoren
Gebruik voor uw eigen veiligheid alleen reserveonderdelen en toebehoren die door KTM zijn vrijgegeven en/of aan-
bevolen en laat deze alleen in een geautoriseerde KTM-garage monteren. Voor andere producten en daardoor ver-
oorzaakte schade is KTM niet aansprakelijk.
Enkele reserveonderdelen en toebehoren zijn bij de betreffende beschrijvingen tussen haakjes aangegeven. Uw
geautoriseerde KTM-dealer adviseert u graag.
De actuele KTM PowerParts voor uw voertuig vindt u op de KTM-website.
Internationale KTMwebsite: KTM.COM
3.4 Service
Voorwaarde voor een storingsvrij gebruik en het voorkomen van voortijdige slijtage is dat u zich houdt aan de in de
bedieningshandleiding genoemde service, onderhouds- en afstelwerkzaamheden aan de motor en het chassis.
Door een onjuist afgesteld chassis kunnen chassiscomponenten beschadigen of afbreken.
Wanneer het voertuig onder zwaardere omstandigheden wordt gebruikt, zoals bij stoffige omgeving, sterke regen,
hoge temperaturen of met zware bagage, kunnen componenten zoals luchtfilter, aandrijving, remsystemen of
veringscomponenten duidelijk sneller verslijten. Daarom kan het nodig zijn onderdelen reeds voor het bereiken
van het volgende service-interval te controleren of te vervangen.
Het is belangrijk dat u zich strikt houdt aan de voorgeschreven inrijtijden en service-intervallen. De inachtneming
daarvan draagt in belangrijke mate bij aan de verhoging van de levensduur van de motorfiets.
Bij de intervallen gebaseerd op tijd of kilometerstand is het interval dat als eerste komt doorslaggevend.
3.5 Afbeeldingen
De in de handleiding weergegeven afbeeldingen tonen deels speciale uitrustingen.
Voor een betere weergave en toelichting kunnen enkele onderdelen gedemonteerd of niet afgebeeld zijn. Voor de
betreffende beschrijving is het echter niet altijd noodzakelijk dat deze onderdelen worden gedemonteerd. Houdt u
zich aan de aanwijzingen in de tekst.
3.6 Klantenservice
De geautoriseerde KTM-dealer beantwoordt graag uw vragen over uw voertuig of over KTM.
De lijst met geautoriseerde KTM-dealers vindt u op de KTM-website.
Internationale KTMwebsite: KTM.COM
AFBEELDING VOERTUIG 4
11
4.1 Afbeelding voertuig linksvoor (symbolische weergave)
A01126-10
1Gecombineerd instrument
2Koppelingshendel ( pag. 14)
3Bestuurderszadel
4Buddyseat
5Grepen ( pag. 19)
6Zadelslot ( pag. 19)
7Voetsteun passagier ( pag. 19)
8Zijstandaard ( pag. 20)
9Versnellingshendel ( pag. 20)
4 AFBEELDING VOERTUIG
12
4.2 Afbeelding voertuig rechtsachter (symbolische weergave)
A01127-10
1Boordgereedschap ( pag. 19)
2Lichtschakelaar ( pag. 15)
2Menutoetsen ( pag. 15)
2Richtingaanwijzerschakelaar ( pag. 15)
2Claxonknop ( pag. 15)
3Contact- en stuurslot ( pag. 16)
4Noodstopschakelaar ( pag. 16)
4Startknop ( pag. 16)
5Gashendel ( pag. 14)
6Remhendel ( pag. 14)
7Voertuigidentificatiennummer ( pag. 13)
7Typeplaatje ( pag. 13)
8Rempedaal ( pag. 20)
SERIENUMMERS 5
13
5.1 Voertuigidentificatiennummer
402408-10
Het voertuigidentificatienummer 1is aan de rechterkant van het
balhoofd gegraveerd.
5.2 Typeplaatje
402174-10
Het typeplaatje 1bevindt zich aan het frame rechts achter het
balhoofd.
5.3 Motornummer
402486-10
Het motornummer 1is aan de linker kant van de motor onder
het ketting-aandrijfwiel gegraveerd.
5.4 Sleutelnummer
402245-10
Sleutelnummer 1staat op de KEYCODECARD.
Info
Voor de bestelling van een reservesleutel is het sleutelnum-
mer nodig. KEYCODECARD op een veilige plaats bewaren.
Als nog minstens een contactsleutel aanwezig is, kan een
reservesleutel worden gemaakt. Als er geen contactsleutel
meer aanwezig is, moet het complete slotsysteem worden
vervangen.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
14
6.1 Koppelingshendel
S04142-10
De koppelingshendel 1is aan de linkerkant van het stuur aange-
bracht.
6.2 Remhendel
S04143-10
De remhendel 1is aan de rechterkant van het stuur
aangebracht.
De voorwielrem wordt geschakeld met de remhendel.
6.3 Gashendel
S04143-11
De gashendel 1is aan de rechterkant van het stuur aangebracht.
6.4 Schakelaars links aan stuur
6.4.1 Combinatieschakelaar
De combinatieschakelaar is links op het stuur aangebracht.
S04151-01
Overzicht combinatieschakelaar links
1Lichtschakelaar ( pag. 15)
2Menutoetsen ( pag. 15)
3Richtingaanwijzerschakelaar ( pag. 15)
4Claxonknop ( pag. 15)
BEDIENINGSELEMENTEN 6
15
6.4.2 Lichtschakelaar
S04123-10
De lichtschakelaar 1is links op het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
Dimlicht aan Lichtschakelaar in stand A. In deze
stand zijn het dimlicht en het achterlicht ingescha-
keld.
Groot licht aan Lichtschakelaar in stand B
geduwd. In deze stand zijn het groot licht en het
achterlicht ingeschakeld.
Seinlicht Lichtschakelaar in stand Ctrekken.
6.4.3 Menutoetsen
S04124-10
De menuknoppen zijn centraal op de gecombineerde schakelaar
links aangebracht.
Met de menutoetsen wordt het display van het gecombineerde
instrument bestuurd.
Toets 1is de UPtoets.
Toets 2is de DOWNtoets.
Toets 3is de SETtoets.
Toets 4is de BACKtoets.
6.4.4 Richtingaanwijzerschakelaar
S04124-11
De richtingaanwijzerschakelaar 1is links aan het stuur aange-
bracht.
Mogelijke toestanden
Richtingaanwijzer uit Richtingaanwijzerschakelaar
naar het schakelaarhuis geduwd.
Richtingaanwijzer links aan Richtingaanwijzerscha-
kelaar naar links geschakeld. De richtingaanwijzer-
schakelaar springt na het schakelen terug in de mid-
delste stand.
Richtingaanwijzer rechts aan Richtingaanwijzerscha-
kelaar naar rechts geschakeld. De richtingaanwijzer-
schakelaar springt na het schakelen terug in de mid-
delste stand.
6.4.5 Claxonknop
S04124-12
De claxonknop 1is links aan het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
Claxonknop in de uitgangspositie
Claxonknop ingedrukt In deze stand wordt de claxon
bediend.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
16
6.5 Schakelaars rechts aan stuur
6.5.1 Noodstopschakelaar
S04125-10
De noodstopschakelaar 1is aan de rechterkant van het stuur
aangebracht.
Mogelijke toestanden
Noodstopschakelaar uit In deze stand is het ontste-
kingscircuit onderbroken. Een draaiende motor scha-
kelt uit en een stilstaande motor schakelt niet worden
gestart.
Noodstopschakelaar aan Deze stand is nodig voor
het rijden. Het ontstekingscircuit is gesloten.
6.5.2 Startknop
S04125-11
De startknop 1is aan de rechterkant van het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
Startknop in de uitgangspositie
Startknop ingedrukt In deze stand wordt de startmotor
geactiveerd.
6.6 Contact- en stuurslot
A00686-10
Het contact- en stuurslot bevindt zich voor de bovenste kroonplaat.
Mogelijke toestanden
Contact uitgeschakeld OFF In deze stand is het ont-
stekingscircuit onderbroken. Een draaiende motor
schakelt uit en een stilstaande motor schakelt niet
in. De contactsleutel kan eruit worden getrokken.
Contact ingeschakeld ON In deze stand is het
ontstekingscircuit gesloten en kan de motor worden
gestart.
Stuur geblokkeerd LOCK In deze stand is het ontste-
kingscircuit onderbroken en het stuur geblokkeerd. De
contactsleutel kan eruit worden getrokken.
6.7 Stuur vergrendelen
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen of omvallen.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
17
400732-01
Voertuig parkeren.
Het stuur helemaal naar links draaien.
Contactsleutel in het contact- en stuurslot steken, indrukken
en naar links draaien. Contactsleutel eruit trekken.
Het stuur kan niet meer worden bewogen.
6.8 Stuur ontgrendelen
400731-01
Contactsleutel in het contact- en stuurslot steken, indrukken
en naar rechts draaien. Contactsleutel eruit trekken.
Het stuur kan weer worden bewogen.
6.9 Stopcontact voor elektrisch toebehoren
A00685-10
Het stopcontact 1voor elektrisch toebehoren is voor de bovenste
kroonplaat aangebracht.
Het is aangesloten op ontstekingsplus en gezekerd.
Stopcontact voor elektrisch toebehoren
Spanning 12 V
Maximale
stroomopname
10 A
6.10 Tankdop openen
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
De brandstof in de tank wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uit de tank stromen.
Tank het voertuig niet in de buurt van open vuur of brandende sigaretten.
Zet de motor uit, als u brandstof tankt.
Voorkom dat brandstof wordt gemorst, in het bijzonder op hete delen van het voertuig.
Wis eventueel gemorste brandstof onmiddellijk weg.
Neem de gegevens over het tanken van brandstof in acht.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
18
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is gevaarlijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als
brandstof in de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Bewaar brandstof correct in een geschikt reservoir en buiten het bereik van kinderen.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
S04127-10
Afdekking 1op de brandstoftankdop omhoogklappen en con-
tactsleutel in het slot steken.
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingDe contactsleutel kan bij overbelas-
ting afbreken.
Beschadigde contactsleutels moeten worden vervangen.
Op de brandstoftankdop drukken om de contactsleutel te
ontlasten.
Contactsleutel 90° met de klok mee draaien.
Brandstoftankdop omhoogklappen.
6.11 Tankdop sluiten
A00705-10
Waarschuwing
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar en
schadelijk voor de gezondheid.
De brandstoftankdop na het sluiten op correcte
vergrendeling controleren.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Bij contact met de huid desbetreffende plek
onmiddellijk met veel water afspoelen.
Tankdop neerklappen.
Contactsleutel 90° met de klok mee draaien.
Brandstoftankdop indrukken en contactsleutel tegen de klok in
draaien tot het tankdop-slot sluit.
Contactsleutel eruit trekken en afdekking neerklappen.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
19
6.12 Zadelslot
S04137-10
Het zadelslot 1bevindt zich links naast het zadel.
Het zadelslot kan met de contactsleutel ontgrendeld worden.
6.13 Boordgereedschap
S04140-10
Het boordgereedschap 1bevindt zich onder de buddyseat.
6.14 Grepen
S04141-10
De grepen 1zijn bestemd voor het rangeren van de motorfiets.
Bij het rijden met een buddyseat kan de passagier zich hieraan
vasthouden.
6.15 Voetsteun passagier
S04131-01
De voetsteunen voor de passagier kunnen worden ingeklapt.
Mogelijke toestanden
Voetsteun passagier ingeklapt Voor het rijden zonder passa-
gier.
Voetsteun passagier uitgeklapt Voor het rijden met passa-
gier.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
20
6.16 Versnellingshendel
401950-10
De versnellingshendel 1is aan de linkerkant van de motor
gemonteerd.
401950-11
De positie van de versnellingen kan worden afgelezen op de
afbeelding.
De neutrale of vrije stand bevindt zich tussen de 1e en 2e versnel-
ling.
6.17 Rempedaal
402177-10
Het rempedaal 1bevindt zich voor de rechter voetsteun.
De achterwielrem wordt geschakeld met het rempedaal.
6.18 Zijstandaard
402029-10
De zijstandaard 1bevindt zich aan de linker voertuigzijde.
De zijstandaard wordt gebruikt voor het parkeren van de motor-
fiets.
Info
Tijdens het rijden moet de zijstandaard opgeklapt zijn.
De zijstandaard is gekoppeld aan het veiligheidsstartsys-
teem. Lees de rij-instructies.
Mogelijke toestanden
Zijstandaard uitgeklapt Het voertuig kan op de zijstandaard
worden neergezet. Het veiligheidsstartsysteem is actief.
Zijstandaard ingeklapt Deze stand is altijd nodig als u gaat
rijden. Het veiligheidsstartsysteem is niet actief.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
21
7.1 Gecombineerd instrument
S04176-10
Het gecombineerde instrument is voor het stuur aangebracht.
Het gecombineerde instrument is ingedeeld in twee functieseg-
menten.
1Controlelampjes ( pag. 22)
2Display
7.2 Activering en test
S04177-10
Activering
Het gecombineerde instrument wordt ingeschakeld met het con-
tact.
Info
De helderheid van de indicaties wordt geregeld door een
omgevingslichtsensor in het gecombineerde instrument.
Test
Op het display verschijnt de begroetingstekst en de controlelamp-
jes branden kort in het kader van een functiecontrole.
7.3 Dag-nacht-modus
M01578-01
De dagmodus wordt in lichte kleuren weergegeven.
M01579-01
De nachtmodus wordt in donkere kleuren weergegeven.
Info
De omgevingslichtsensor in het gecombineerde instrument
meet de lichtsterkte van de omgeving. Afhankelijk van de
lichtsterkte die de omgevingslichtsensor meet, wordt het
display lichter of donkerder en wordt afhankelijk van de
instelling in de andere modus geschakeld.
De weergavemodus kan in het menu Display Theme wor-
den geconfigureerd. Hier kan de automatische dag-nacht-
modus of permanente nachtmodus worden geselecteerd.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
22
7.4 Waarschuwingen
F00904-10
Waarschuwingen verschijnen aan de bovenste en/of onderste dis-
playrand, afhankelijk van de relevantie hebben ze een gele of rode
achtergrond.
Gele waarschuwingen 1tonen fouten of informatie die een snelle
interventie of aanpassing van de rijstijl vereisen.
Rode waarschuwingen 2tonen fouten of informatie die een
onmiddellijke interventie vereisen.
Info
Waarschuwingen worden verborgen door op een willekeu-
rige knop te drukken.
Alle actuele waarschuwingen worden in het menu Warning
weergegeven tot ze niet meer actief zijn.
7.5 Controlelampjes
S04178-01
De controlelampjes geven extra informatie over de toestand van de motorfiets.
Bij het inschakelen van het contact lichten alle controlelampjes kort op.
Info
Het controlelampje storing brandt altijd, zolang de motor niet draait. Als de motor loopt en het contro-
lelampje storing brandt, volgens de verkeersregels stoppen en contact opnemen met een geautoriseerde
KTM-garage.
Het waarschuwingslampje oliedruk brandt altijd, zolang de motor niet loopt. Wanneer de motor loopt en
het waarschuwingslampje oliedruk brandt, onmiddellijk volgens de geldende verkeersregels stoppen en de
motor afzetten.
Het ABS-waarschuwingslampje brandt tot een snelheid van ca. 6 km/h (ca. 4 mph) of meer is bereikt.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
23
Mogelijke toestanden
Controlelampje voor richtingaanwijzer knippert groen in knipperritme Richtingaanwijzer is
ingeschakeld.
Controlelampje storing brandt geel De OBD heeft een fout in de voertuigelektronica
geconstateerd. Volgens de verkeersregels stoppen en contact opnemen met een geautoriseerde
KTM-garage.
ABS-waarschuwingslampje brandt geel Status- of foutmelding bij het ABS.
TC-controlelampje brandt geel MTC ( pag. 109) is niet actief of is bezig met regelen. Het
TC-controlelampje brandt ook als er een fout wordt herkend. Contact opnemen met geautori-
seerde KTM-garage. Het TC-controlelampje knippert als MTC actief ingrijpt.
Controlelampje stationair brandt groen Versnelling is in positie vrij geschakeld.
Waarschuwingslampje oliedruk brandt rood Oliedruk is te laag. Onmiddellijk veilig stoppen
en de motor afzetten.
Controlelampje alarminstallatie knippert rood Statusmelding bij de alarminstallatie (optio-
neel).
Controlelampje groot licht brandt blauw Groot licht is ingeschakeld.
Algemeen waarschuwingslampje brandt geel Een aanwijzing/waarschuwing voor de veiligheid
is gedetecteerd. Deze wordt aanvullend weergegeven.
7.6 Display
S04179-01
1Toerental ( pag. 24)
1Schakelindicator ( pag. 24)
De schakelindicator is in de weergave van de toerenteller geïntegreerd.
2Versnellingsindicatie
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
24
3Eenheid voor de toerentalindicatie
4Snelheid ( pag. 25)
5Eenheid voor de snelheidsindicatie
6ODOweergave ( pag. 26)
7ABSmodus
8Weergave van de koelmiddeltemperatuur ( pag. 26)
9Brandstofpeilweergave ( pag. 26)
bk Bluetooth®(optioneel)
bl Tijd ( pag. 27)
bm SET
Wordt alleen bij gesloten menuoverzicht weergegeven.
bn Favouritesweergave ( pag. 27)
7.7 Toerental
A00941-10
Het toerental 1wordt in omwentelingen per minuut weergege-
ven.
7.8 Schakelindicator
A00942-10
De schakelindicator is in de weergave van de toerenteller geïnte-
greerd.
In het menu Shift Light kan het toerental voor de schakelindicator
worden ingesteld. Tijdens de inrijperiode (tot 1000 km/621 mi) is
de schakelindicator altijd actief. Pas daarna kan de schakelindi-
cator worden gedeactiveerd en kunnen de waarden voor RPM1 en
RPM2 worden ingesteld. Bij RPM1 knippert de schakelindicator en
bij RPM2 knippert deze en de kleur verandert.
Info
In de 6e versnelling is de schakelindicator bij warme motor
na de eerste service gedeactiveerd.
Koelmiddeltempera-
tuur
35 °C
ODO < 1.000 km
Schakelindicator
knippert altijd bij
6.500 1/min
Koelmiddeltempera-
tuur
> 35 °C
ODO > 1.000 km
RPM1 Schakelindica-
tor
knippert
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
25
RPM2 Schakelindica-
tor
knippert en verandert van kleur
7.9 Snelheid
M01581-11
De snelheid 1wordt aangegeven in kilometer per uur km/h of in
mijl per uur mph.
7.10 Rideweergave
F01775-10
De ingestelde Ride Mode ( pag. 109) wordt in het bereik 1van
het display weergegeven.
In het submenu Ride Mode kan de rijmodus worden geconfigu-
reerd.
7.11 ABSweergave
A00940-11
De ingestelde ABS-modus wordt in het bereik 1van het display
weergegeven.
In het submenu ABS kan het ABS worden geconfigureerd.
7.12 MTCweergave
A00940-10
In het bereik 1van het display wordt weergegeven of MTC
( pag. 109) is in- of uitgeschakeld.
In het submenu MTC kan de motorfietstractiecontrole worden in-
of uitgeschakeld.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
26
7.13 ODOweergave
M01581-12
De afgelegde totale afstand ODO wordt weergegeven in het
bereik 1van het display.
Info
Deze waarde blijft ook opgeslagen als de 12V-accu van het
voertuig losgekoppeld wordt en/of de zekering is gesmolten.
7.14 Weergave van de koelmiddeltemperatuur
402808-01
De weergave van de koelmiddeltemperatuur bestaat uit balkjes.
Hoe meer balkjes er branden, hoe warmer het koelmiddel.
Aanwijzing
MotorschadeBij oververhitting raakt de motor beschadigd.
Stop onmiddellijk volgens de verkeersregels en schakel de
motor uit wanneer de waarschuwing voor de koelmiddeltem-
peratuur verschijnt.
Laat de motor en het koelsysteem afkoelen.
Controleer resp. corrigeer het koelmiddelpeil bij afgekoeld
koelsysteem.
Info
Als alle balkjes branden, verschijnt bovendien de waarschu-
wing ENGINE TEMP HIGH.
Als het koelsysteem oververhit raakt, wordt het maximale
motortoerental begrensd.
Mogelijke toestanden
Motor koud Tot drie balkjes branden.
Motor warm Vier tot vijf balkjes branden.
Motor heet Zes tot acht balkjes branden.
Motor zeer heet Alle acht balkjes branden rood.
7.15 Brandstofpeilweergave
402807-10
De inhoud van de brandstoftank wordt in het gedeelte 1van het
display weergegeven.
De weergave van het brandstofpeil bestaat uit balkjes. Hoe meer
balkjes er branden, hoe meer brandstof zich in de brandstoftank
bevindt.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
27
Info
Als de brandstofvoorraad bijna is verbruikt, knippert het
laatste segment rood en verschijnt bovendien de waarschu-
wing LOW FUEL.
Om voortdurend schommelen van de weergave tijdens het
rijden te vermijden, wordt het brandstofpeil iets vertraagd
weergegeven.
Als de zijstandaard is uitgeklapt of als de noodstopschake-
laar is uitgeschakeld, wordt de brandstofpeilweergave niet
geactualiseerd.
Als de zijstandaard wordt ingeklapt en de noodstopschake-
laar ingeschakeld, wordt de volgende actualisering pas na
2 minuten uitgevoerd.
Als het gecombineerde instrument geen signaal van de
brandstofpeilsensor ontvangt, knippert de brandstofpeil-
weergave.
7.16 Tijd
M01581-13
De tijd wordt in het gedeelte 1van het display weergegeven.
In alle talen behalve EN-US wordt de tijd in de 24uursnotatie
weergegeven. Als de taal EN-US ingesteld is, wordt de tijd weer-
gegeven in de 12-uursnotatie.
In het menu Clock/Date kan de tijd worden geconfigureerd.
Info
De tijd moet worden ingesteld als de 12V-accu losgekop-
peld is geweest van het voertuig of als de zekering eruit is
gehaald.
7.17 Favouritesweergave
V01182-01
In de Favouritesweergave worden tot acht informatieteksten weer-
gegeven.
In het menu Favourites kan de Favouritesweergave vrij worden
geconfigureerd.
Info
Eén tot vier geselecteerde informatieteksten worden op
twee regels weergegeven. Vijf tot acht geselecteerde infor-
matieteksten worden op één regel weergegeven.
7.18 Quick Selector 1weergave
E01065-01
Door op de UP-knop te drukken, wordt bij gesloten
menu Quick Selector 1 opgeroepen.
Door op de BACKknop te drukken, wordt Quick Selector 1 gesloten.
Info
In het menu Quick Selector 1 kan°Quick Selector 1 worden
geconfigureerd. Er kan een willekeurige informatietekst
worden geselecteerd.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
28
7.19 Quick Selector 2weergave
E01066-01
Door op de DOWN-knop te drukken, wordt bij gesloten
menu Quick Selector 2 opgeroepen.
Door op de BACKknop te drukken, wordt Quick Selector 2 gesloten.
Info
In het menu Quick Selector 2 kan°Quick Selector 2 worden
geconfigureerd. Er kan een willekeurige informatietekst
worden geselecteerd.
7.20 Menu
S04132-10
Info
Om het menu te openen op het startscherm op de
SETknop 1drukken.
Met de UP-knop 2of de DOWN-knop 3in het menu
navigeren.
Door de BACK-knop 4in te drukken, wordt het actuele
menu resp. het menuoverzicht gesloten.
7.20.1 KTM MY RIDE (optioneel)
A00943-10
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Functie KTM MY RIDE (optioneel) geactiveerd.
Functie Bluetooth®(optioneel) geactiveerd.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot KTM MY RIDE is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
Info
Deze functie is alleen beschikbaar, als het voertuig over
Bluetooth®hardware beschikt.
In het menu KTM MY RIDE kan een geschikte mobiele telefoon
of een geschikte headset via Bluetooth®met het gecombineerde
instrument worden verbonden.
Info
Niet elke mobiele telefoon en niet elke headset is geschikt
om met het gecombineerde instrument te verbinden.
De standaard Bluetooth®2.1 moet ondersteund worden.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
29
7.20.2 Trips/Data
S04180-01
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Trips/Data is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
In Trips/Data kan algemene informatie worden opgeroepen.
7.20.3 Motorcycle
V01162-01
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Motorcycle is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
In Motorcycle kan de rijmodus van het voertuig worden geconfigu-
reerd.
7.20.4 Settings
V01163-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
In Settings kan de weergave van het gecombineerde instrument
worden geconfigureerd. Er kunnen instellingen voor eenheden of
verschillende waarden worden uitgevoerd. Enkele functies kunnen
worden geactiveerd of gedeactiveerd. Favorieten en snelselecties
kunnen worden geconfigureerd.
7.20.5 Pairing (optioneel)
F01958-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Functie KTM MY RIDE (optioneel) geactiveerd.
Functie Bluetooth®(optioneel) geactiveerd.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot KTM MY RIDE is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Pairing is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
Info
Deze functie is alleen beschikbaar, als het voertuig over
Bluetooth®hardware beschikt.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
30
In het menu Pairing kan een geschikte mobiele telefoon of headset
via Bluetooth®met het gecombineerde instrument worden verbon-
den.
Info
De functie Bluetooth®kan alleen in combinatie met
KTM MY RIDE (optioneel) worden gebruikt.
Bij ingeschakelde Bluetooth®-functie en verbonden apparaat
verschijnt het Bluetooth®-symbool op het display van het
gecombineerde instrument.
Niet elke mobiele telefoon en niet elke headset is geschikt
om met het gecombineerde instrument te verbinden.
7.20.6 Phone (optioneel)
F01959-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Functie KTM MY RIDE (optioneel) geactiveerd.
Functie Bluetooth (optioneel) geactiveerd.
Functie Bluetooth®op het apparaat dat moet worden gekoppeld
eveneens geactiveerd.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot KTM MY RIDE is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Pairing is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Phone is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
Info
Deze functie is alleen beschikbaar, als het voertuig over
Bluetooth®hardware beschikt.
Er kunnen nooit twee mobiele telefoons tegelijkertijd
met het gecombineerde instrument worden verbonden.
UP- of DOWNknop indrukken tot Pairing is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
Het gecombineerde instrument start het zoeken naar een
geschikte mobiele telefoon. Als het zoeken succesvol is,
wordt de naam van de mobiele telefoon in het menu Pairing
weergegeven. Door de SETknop in te drukken, wordt de
verbinding gestart.
Info
De mobiele telefoon moet via Bluetooth®zichtbaar zijn,
zodat deze door het gecombineerde instrument kan
worden gevonden.
Op het gecombineerde instrument verschijnt een melding dat
dit gereed is voor de verbinding. Door bevestiging van Passkey
op de mobiele telefoon en op het gecombineerde instrument
wordt de verbinding succesvol afgesloten.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
31
Info
Bij succesvolle verbinding wordt de naam van de ver-
bonden mobiele telefoon in het menu Phone weergege-
ven.
UP- of DOWN-knop indrukken tot het gekoppelde appa-
raat is geselecteerd. Door de SET-knop in te drukken,
kan het gekoppelde apparaat worden gewist.
Niet elke mobiele telefoon is geschikt om met het
gecombineerde instrument te verbinden.
Het reeds eerder verbonden apparaat bij geactiveerde Blue-
tooth®-functie binnen het bereik van het gecombineerde instru-
ment brengen.
Het apparaat wordt automatisch met het gecombineerde
instrument verbonden.
Als het apparaat niet automatisch na ca. 30 seconden met
het gecombineerde instrument wordt verbonden:
gecombineerd instrument opnieuw opstarten of Pai-
ring-procedure herhalen.
7.20.7 Headset (optioneel)
F01960-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Functie KTM MY RIDE (optioneel) geactiveerd.
Functie Bluetooth (optioneel) geactiveerd.
Functie Bluetooth®op het apparaat dat moet worden gekoppeld
eveneens geactiveerd.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot KTM MY RIDE is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Pairing is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Headset is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Pairing is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
Info
Deze functie is alleen beschikbaar, als het voertuig over
Bluetooth®hardware beschikt.
Het gecombineerde instrument start het zoeken naar een
geschikte headset. Als het zoeken succesvol is, wordt de
naam van de headset in het menu Pairing weergegeven.
Door de SETknop in te drukken het apparaat selecteren.
Als een PIN-code voor de headset vereist is, moet deze nu
worden ingevoerd. De verbinding van een headset met het
gecombineerde instrument wordt hier succesvol afgesloten.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
32
Info
De headset moet zich in de pairing-modus bevinden,
zodat de headset door het gecombineerde instrument
kan worden gevonden. Bedieningshandleiding van de
headset in acht nemen.
Bij succesvolle verbinding wordt de naam van de ver-
bonden headset in het menu Headset weergegeven.
UP- of DOWN-knop indrukken tot het gekoppelde appa-
raat is geselecteerd. Door de SET-knop in te drukken,
kan het gekoppelde apparaat worden gewist.
Niet elke headset is geschikt om met het gecombi-
neerde instrument te verbinden.
Het reeds eerder verbonden apparaat bij geactiveerde Blue-
tooth®-functie binnen het bereik van het gecombineerde instru-
ment brengen.
Het apparaat wordt automatisch met het gecombineerde
instrument verbonden.
Als het apparaat niet automatisch na ca. 30 seconden met
het gecombineerde instrument wordt verbonden:
gecombineerd instrument opnieuw opstarten of Pai-
ring-procedure herhalen.
7.20.8 Audio (optioneel)
V01165-01
Voorwaarden
Functie KTM MY RIDE (optioneel) geactiveerd.
Functie Bluetooth®(optioneel) geactiveerd.
Functie Bluetooth®op het apparaat dat moet worden gekoppeld
eveneens geactiveerd.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot KTM MY RIDE is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe hoog volume van uw kopte-
lefoon kan van het verkeer afleiden.
Stel het volume van uw koptelefoon zodanig in dat
u het overige verkeer nog kunt horen.
UP- of DOWNknop indrukken tot Audio is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
Info
Deze functie is alleen beschikbaar, als het voertuig over
Bluetooth®hardware beschikt.
Ingedrukt houden van de UPknop verhoogt het audiovolume.
Ingedrukt houden van de DOWNknop verlaagt het audiovo-
lume.
Kort indrukken van de UPknop wisselt naar de volgende audio-
titel.
Kort indrukken van de DOWNknop wisselt naar de vorige
audiotitel.
Drukken op de SETknop speelt de audiotitel af of pauzeert de
audiotitel.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
33
Info
Voor een eenvoudigere bediening kan de audiofunctie
aan Quick Selector 1 of aan Quick Selector 2 worden toe-
gevoegd.
7.20.9 Telefonie (optioneel)
V01183-01
Voorwaarden
Functie KTM MY RIDE geactiveerd (optioneel).
Functie Bluetooth®geactiveerd.
Functie Bluetooth®op het apparaat dat moet worden gekoppeld
eveneens geactiveerd.
Headset met geschikte mobiele telefoon verbonden.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe hoog volume van uw kopte-
lefoon kan van het verkeer afleiden.
Stel het volume van uw koptelefoon zodanig in dat
u het overige verkeer nog kunt horen.
Door de SETknop in te drukken, wordt een binnenkomende
oproep aangenomen.
Info
Deze functie is alleen beschikbaar, als het voertuig over
Bluetooth®hardware beschikt.
Door de BACKknop in te drukken, wordt een binnenkomende
oproep afgewezen.
Info
Belduur en contactpersoon worden weergegeven.
Afhankelijk van de instelling van de mobiele telefoon
wordt de contactpersoon met naam weergegeven.
7.20.10 General Info
V01166-01
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Trips/Data is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot General Info is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
Date geeft de datum aan.
ODO geeft de totale afstand aan.
Battery geeft de accuspanning aan.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
34
7.20.11 Trip 1
E01062-01
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Trips/Data is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Trip 1 is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
Trip geeft de gereden afstand aan sinds de laatste reset, bijvoor-
beeld tussen twee tankstops. Trip loopt mee en telt tot 9999.
ØCons toont het gemiddelde verbruik op basis van Trip.
ØSpeed toont de gemiddelde snelheid op basis van Trip
en Trip Time.
Trip Time toont de rijtijd op basis van Trip en loopt zodra een snel-
heidssignaal wordt ontvangen.
Fuel Range toont de mogelijk af te leggen afstand met de brand-
stofreserve.
SETknop
minstens
3 seconden
ingedrukt
houden.
Alle items in het menu Trip 1 worden gereset.
7.20.12 Trip 2
E01063-01
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Trips/Data is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Trip 2 is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
Trip geeft de gereden afstand aan sinds de laatste reset, bijvoor-
beeld tussen twee tankstops. Trip loopt mee en telt tot 9999.
ØCons toont het gemiddelde verbruik op basis van Trip.
ØSpeed toont de gemiddelde snelheid op basis van Trip
en Trip Time.
Trip Time toont de rijtijd op basis van Trip en loopt zodra een snel-
heidssignaal wordt ontvangen.
Fuel Range toont de mogelijk af te leggen afstand met de brand-
stofreserve.
SETknop
minstens
3 seconden
ingedrukt
houden.
Alle items in het menu Trip 2 worden gereset.
7.20.13 Warning
V01167-01
Voorwaarden
Melding of waarschuwing aanwezig.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Trips/Data is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Warning is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
Met de UP- of DOWNknop door de waarschuwingen navigeren.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
35
In het menu Warning worden alle opgetreden waarschuwingen
weergegeven en opgeslagen.
7.20.14 Ride Mode
F01831-01
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Ride Mode is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
In het menu Ride Mode kan de rijmodus van het voertuig worden
geconfigureerd.
7.20.15 Ride Mode
I00467-10
Voorwaarden
Noodstopschakelaar gedeactiveerd.
Functie cruisecontrol (optioneel) gedeactiveerd.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Ride Mode is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Ride Mode op het display is
gemarkeerd. Door de SETknop in te drukken wordt het sub-
menu geopend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren.
Door de SETknop in te drukken, kunnen op elkaar afgestemde
instellingen van motorfiets en motorfietstractiecontrole worden
geselecteerd.
STREET Gehomologeerd vermogen met evenwichtige
respons, de motorfietstractiecontrole laat een normale slip
aan het achterwiel toe. De antiwheeliemodus is actief.
OFFROAD Gereduceerd, gehomologeerd vermogen voor
betere rijbaarheid, de motorfietstractiecontrole laat een
hogere slip aan het achterwiel toe. De antiwheeliemodus
is gedeactiveerd.
Info
Tijdens de selectie geen gas geven.
7.20.16 ABS
F03315-01
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Motorcycle is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot ABS is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het submenu geopend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
36
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen verkeerd gekozen ABS-
modus bemoeilijkt de controle over het voertuig aan-
zienlijk.
De ABS-modi zijn telkens slechts voor bepaalde
omstandigheden geschikt.
Kies altijd een ABS-modus die bij de ondergrond
past.
Door de SET-knop in te drukken, de gewenste ABS-modus
selecteren.
Info
De ABSmodus kan tijdens het rijden worden gewisseld.
Tijdens de selectie geen gas geven.
Als de ABSmodus Road actief is, regelt het ABS aan
beide wielen.
Als de ABSmodus Offroad actief is, regelt het ABS
alleen aan het voorwiel. Het achterwiel wordt niet meer
via het ABS geregeld; het kan bij het remmen blokke-
ren.
7.20.17 MTC+MSR (optioneel)
F03330-01
Voorwaarden
Model met MTC+MSR.
Functie cruisecontrol (optioneel) gedeactiveerd.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Motorcycle is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot MTC+MSR is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren.
Door de SET-knop in te drukken MTC+MSR in- of uitschakelen.
Info
Bij het in- of uitschakelen geen gas geven.
Bij het activeren van de motorfietstractiecontrole en de
motorslipmomentregeling de SET-knop kort indrukken.
Bij het uitschakelen van de motorfietstractiecontrole
en de motorslipmomentregeling de SET-knop ingedrukt
houden.
Bij actieve ABS-modus Offroad is de MSR niet actief.
Na het inschakelen van het contact zijn de motorfiet-
stractiecontrole en de motorslipmomentregeling weer
actief.
SETknop
minstens
3 seconden
ingedrukt
houden.
Uitschakelen van de motorfietstractiecontrole
en de motorslipmomentregeling.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
37
7.20.18 Quick Shift+ (optioneel)
S04185-10
Voorwaarden
Model met quickshifter+.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Motorcycle is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Quick Shift+ is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het submenu geopend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren.
Door de SET-knop in te drukken de quickshifter + ( pag. 52)
in- of uitschakelen.
7.20.19 Favourites
V01168-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de°SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Favourites is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren en
met de SETknop selecteren.
In het menu Favourites kunnen tot acht informatieteksten worden
geselecteerd.
7.20.20 Quick Selector 1
V01169-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de°SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Quick Selector 1 is geselec-
teerd. Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren en
met de SETknop selecteren.
In het menu Quick Selector 1 kan informatie worden geselecteerd.
Door op de UP-knop te drukken, wordt bij gesloten
menu Quick Selector 1 opgeroepen.
7.20.21 Quick Selector 2
V01170-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de°SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Quick Selector 2 is geselec-
teerd. Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren en
met de SETknop selecteren.
In het menu Quick Selector 2 kan informatie worden geselecteerd.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
38
Door op de DOWN-knop te drukken, wordt bij gesloten
menu Quick Selector 2 opgeroepen.
7.20.22 Bluetooth (optioneel)
V01171-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Bluetooth is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren.
Met de SET-knop de Bluetooth®-functie in- of uitschakelen.
Info
Deze functie is alleen beschikbaar, als het voertuig over
Bluetooth®hardware beschikt.
De functie Bluetooth®kan alleen in combinatie
met KTM MY RIDE (optioneel) worden gebruikt.
Bij ingeschakelde Bluetooth®-functie en verbonden apparaat
verschijnt het Bluetooth®-symbool op het display van het
gecombineerde instrument.
7.20.23 Display Theme
F01957-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Display Theme is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren.
Door op de SET-knop te drukken de automatische dag-nacht-
modus of permanente nachtmodus instellen.
Info
De achtergrondverlichting wordt in beide modi, afhankelijk
van de lichtsterkte die de omgevingslichtsensor meet, lich-
ter of donkerder.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
39
7.20.24 Shift Light
V01186-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
ODO > 1000 km (621 mi).
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Shift Light is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren.
Door de SET-knop in te drukken schakelindicator in- of uitscha-
kelen of het toerental voor het schakeladvies instellen.
Info
Als het motortoerental RPM 1 bereikt, knippert de toe-
rentalindicatie.
Als het motortoerental RPM 2 bereikt, knippert de toe-
rentalindicator en verandert de kleur.
7.20.25 Tijd en datum instellen
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
V01172-01
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Preferences verschijnt. Door
de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Clock/Date is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
V01173-01
Tijd instellen
UP- of DOWNknop indrukken tot de gewenste tijd is gemar-
keerd.
SET-knop indrukken.
Het uur wordt met een liggend streepje knipperend
gemarkeerd.
UP- of DOWNknop indrukken totdat het actuele uur inge-
steld is.
SET-knop indrukken.
De minuut wordt met een liggend streepje knipperend
gemarkeerd.
UP- of DOWNknop indrukken totdat de actuele minuut
ingesteld is.
SET-knop indrukken.
Tijd wordt opgeslagen.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
40
V01174-01
Datum instellen
UP- of DOWNknop indrukken tot de datum is gemarkeerd.
SET-knop indrukken.
De dag wordt met een liggend streepje knipperend
gemarkeerd.
UP- of DOWNknop indrukken totdat de actuele dag inge-
steld is.
SET-knop indrukken.
De maand wordt met een liggend streepje knipperend
gemarkeerd.
UP- of DOWNknop indrukken totdat de actuele maand
ingesteld is.
SET-knop indrukken.
Het jaar wordt met een liggend streepje knipperend
gemarkeerd.
UP- of DOWNknop indrukken totdat het actuele jaar inge-
steld is.
SET-knop indrukken.
Datum wordt opgeslagen.
7.20.26 Distance
V01176-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Units is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Distance is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren.
Door de SETknop in te drukken, wordt de gewenste eenheid
bevestigd.
7.20.27 Fuel Cons
V01177-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Units is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Fuel Cons is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren.
Door de SETknop in te drukken, wordt de gewenste eenheid
bevestigd.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
41
7.20.28 Language
A00939-10
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Language is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren en
met de SETknop selecteren.
De menutalen zijn Engels US, Engels UK, Duits, Italiaans, Frans
en Spaans.
7.20.29 Service
A00938-10
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Service is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
In het menu Service wordt de volgende vereiste service weergege-
ven.
7.20.30 Extra Functions
A00937-10
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Motorfiets met optionele extra functie.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Extra Functions is geselec-
teerd. Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
Met de UP- of DOWNknop door de extra functies navigeren.
In Extra Functions worden de optionele extra functies opgesomd.
Info
De actuele KTM PowerParts en de beschikbare software voor
uw voertuig vindt u op de KTM-website.
8 ERGONOMIE
42
8.1 Stuurpositie instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen gerepareerd stuur vormt een veiligheidsrisico.
Als het stuur werd verbogen of uitgelijnd, treedt materiaalmoeheid op. Hierdoor kan het stuur breken.
Vervang het stuur, als het stuur is verbogen of beschadigd.
S04167-10
Schroeven 1verwijderen.
Stuurklemmen 2verwijderen. Stuur verwijderen, opzij leggen
en fixeren.
Info
Componenten door afdekken tegen beschadiging
beschermen.
Kabels en leidingen niet knikken.
Schroeven 3verwijderen. Stuuradapters 4verwijderen.
Stuuradapters 4in de gewenste positie zetten.
Info
De stuuradapters zijn aan één zijde langer en hoger.
Stuuradapters links en rechts gelijkmatig positioneren.
Schroeven 3monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef stuuradapter M10 40 Nm
S04168-10
Stuur positioneren.
Info
Erop letten dat de kabels en leidingen correct worden
gelegd.
Stuurklemmen 2positioneren.
Schroeven 1monteren, maar nog niet vastdraaien.
De markeringen Aop het stuur zijn ten opzichte van het
midden van de stuuradapter en de stuurklem uitgelijnd.
Stuurklem met schroeven 1eerst aan de langere, hogere
zijde van de stuuradapter 4op het blok schroeven.
Schroeven 1gelijkmatig vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef stuurklem M8 20 Nm
ERGONOMIE 8
43
8.2 Windscherm instellen
S04129-10
Voorwaarde
Lage positie
Schroef 1verwijderen en windscherm 2verwijderen.
Windscherm 2in de onderste uitsparing Apositione-
ren.
Schroef 1monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M5 5 Nm
S04129-11
Voorwaarde
Hoge positie
Schroef 1verwijderen en windscherm 2verwijderen.
Windscherm 2in de bovenste uitsparing Bpositione-
ren.
Schroef 1monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M5 5 Nm
8.3 Uitgangspositie van de handremhendel instellen
S04143-12
Uitgangspositie van de remhendel met het stelwiel 1aan de
grootte van de hand aanpassen.
Info
Remhendel naar voren duwen en stelwiel draaien.
Niet instellen tijdens het rijden.
8 ERGONOMIE
44
8.4 Uitgangspositie koppelingshendel instellen
S04142-11
Uitgangspositie van de koppelingshendel met het stelwiel 1
aanpassen aan de grootte van de hand.
Info
Koppelingshendel naar voor drukken en aan de draai-
knop draaien.
Niet instellen tijdens het rijden.
8.5 Rempedaalvlak instellen
S04152-10
Schroeven 1met rempedaalvlak verwijderen.
Rempedaalvlak in de gewenste positie A,Bof Czetten.
Schroeven 1monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M5 5 Nm
8.6 Uitgangspositie van het rempedaal instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt bij oververhitting of verkeerde instelling uit.
Als er aan het rempedaal voor de achterwielrem geen vrije slag aanwezig is, bouwt zich in het remsys-
teem druk op de achterwielrem op.
Stel de vrije slag aan de hendel voor het rempedaal op de voorgeschreven wijze in.
Zorg ervoor dat instelwerkzaamheden deskundig worden uitgevoerd. (De geautoriseerde KTM-garage is
u graag van dienst.)
ERGONOMIE 8
45
A00707-10
Veer 1losmaken.
Moer 2losdraaien.
Tip
Om het gemakkelijker te maken het rempedaal daarbij
naar beneden drukken.
Drukstang 3draaien om de uitgangspositie van de rempedaal
in te stellen.
Info
Het instelbereik is beperkt.
Minimaal vijf schroefgangen moeten ingeschroefd zijn.
Door de drukstang in het kogelscharnier te draaien,
wordt het rempedaal naar beneden gebracht.
Door de drukstang uit het kogelscharnier te draaien,
wordt het rempedaal naar boven gebracht.
Moer 4losdraaien en schroef 5zodanig draaien totdat de
vrije slag Ais bereikt. Eventueel uitgangspositie van het rem-
pedaal aanpassen.
Voorgeschreven waarde
Vrije slag rempedaal 3 … 5 mm
Schroef 5tegenhouden en moer 4vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer instelling rem-
pedaal
M6 10 Nm
Moeren 2vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer instelling rem-
pedaal
M6 10 Nm
Tip
Om het gemakkelijker te maken het rempedaal daarbij
naar beneden drukken.
Veer 1vasthaken.
8.7 Versnellingshendel instellen
Info
Het instelbereik van de versnellingshendel is beperkt.
8 ERGONOMIE
46
A00709-10
Moeren 1losdraaien.
Versnellingshendel door het draaien van de schakelstang 2
instellen.
Voorgeschreven waarde
Instelbereik Aschakel-
stang
83 … 85 mm
De verstelling gelijkmatig aan beide zijden uitvoeren.
Moeren 1vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer schakelstang M6 6 Nm
Info
De lagers van de schakelstang moeten na het tegen-
houden van de moeren in het midden en identiek ten
opzichte van elkaar zijn uitgelijnd, om een vrije bewe-
ging in de lagerschalen te kunnen garanderen.
A00710-10
Schroef 3losdraaien.
Omkering versnellingshendel 4in de gewenste positie op de
vertanding steken en de tanden laten grijpen.
Info
De uitgangspositie van de markering op de schakelas
en de schakelomkering is 2 tanden verschoven.
Schroef 3vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef ver-
snellingshendel
omkering
M6 11 Nm
Loctite®243™
Controleren of de versnellingshendel werkt en soepel kan scha-
kelen.
INBEDRIJFSTELLING 9
47
9.1 Aanwijzingen voor eerste inbedrijfstelling
Gevaar
Gevaar voor ongevallenBestuurders die niet geschikt zijn voor het verkeer vormen een gevaar voor zich-
zelf en voor anderen.
Rijd niet met het voertuig, als u door alcohol, drugs of medicijnen ongeschikt voor het verkeer bent.
Rijd niet met het voertuig, als u hiertoe fysiek of psychisch niet in staat bent.
Waarschuwing
Gevaar voor letselGeen of slechte beschermende kleding vormt een verhoogd risico.
Draag bij alle ritten geschikte, beschermende bekleding zoals helm, laarzen, handschoenen alsmede
broek en jas met bescherming.
Draag altijd beschermende kleding die zich in een goede staat bevindt en voldoet aan de wettelijke
voorschriften.
Waarschuwing
Gevaar voor vallenVerschillende profielen van voor- en achterwiel beïnvloeden het rijgedrag.
Verschillende profielen kunnen de controle over het voertuig aanzienlijk moeilijker maken.
Zorg ervoor dat voor- en achterwiel steeds van banden met hetzelfde profiel zijn voorzien.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenNiet-vrijgegeven of aanbevolen banden en wielen bemoeilijken het rijgedrag.
Gebruik alleen door KTM vrijgegeven en aanbevolen banden en wielen met de juiste snelheidsindex.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenNieuwe banden hebben minder grip.
Bij nieuwe banden is het loopvlak nog niet opgeruwd.
Rijd nieuwe banden in met een rustige rijstijl en vergroot de hellingshoek van de motorfiets geleide-
lijk.
Inrijdafstand 200 km
Info
Houd er bij het gebruik van het voertuig rekening mee dat andere mensen last kunnen hebben van over-
matig lawaai.
Controleren of de werkzaamheden van de controle voor de verkoop zijn uitgevoerd door een geautoriseerde
KTM-garage.
Het leveringsdocument wordt bij de overdracht van het voertuig overhandigd.
Voor de eerste rit de gehele bedieningshandleiding doorlezen.
Met de bedieningselementen vertrouwd maken.
Eerst op een hiervoor geschikt terrein wennen aan het rijgedrag van de motorfiets voordat u een veeleisende
tocht onderneemt. Ook eens zo langzaam mogelijk proberen te rijden zodat u meer gevoel voor de motorfiets
krijgt.
Het stuur tijdens het rijden met beide handen vasthouden en de voeten op de voetsteunen laten rusten.
Motor inrijden. ( pag. 48)
9 INBEDRIJFSTELLING
48
9.2 Motor inrijden
Tijdens de inrijperiode het aangegeven motortoerental niet overschrijden.
Voorgeschreven waarde
Maximaal motortoerental
Tijdens de eerste: 1.000 km 7.500 1/min
Info
Tijdens de inrijperiode is de schakelindicator op een vaste waarde ingesteld en kan niet worden gewij-
zigd.
Vol gas geven vermijden!
9.3 Voertuig beladen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTotaal gewicht en aslasten beïnvloeden het rijgedrag.
Het totaalgewicht is samengesteld uit het gewicht van de gebruiksklare en volgetankte motorfiets, de
bestuurder en evt. passagier met beschermende kleding en helm, evt. aangebrachte bagage.
Overschrijd het hoogst toegestane totaalgewicht en de aslasten niet.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerkeerde montage van koffers, tanktassen of andere bagage heeft invloed op het
rijgedrag.
Onjuist gemonteerde bagage kan tijdens de rit wegglijden.
De gehele bagage volgens de gegevens van de fabrikant monteren en vastmaken.
Controleer regelmatig of de bagage op uw motorfiets goed vastzit.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDoor overbelasting raakt het koffersysteeem beschadigd.
Bij het monteren van een koffer altijd de fabrikantgegevens betreffende de maximale last in acht
nemen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerschoven bagage beperkt de zichtbaarheid.
Als het achterlicht is afgedekt bent u, vooral als het donker is, slechter zichtbaar voor andere verkeer-
deelnemers.
Controleer regelmatig of de bagage op uw motorfiets goed vastzit.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHoge belading verandert het rijgedrag en verlengt de remweg.
De snelheid aan eventuele extra belading aanpassen.
Wanneer bagage wordt meegenomen, moet deze zo veel mogelijk in het midden van het voertuig veilig worden
vastgezet en het gewicht moet gelijkmatig zijn verdeeld over het voor- en achterwiel.
Het maximaal toegestane totaalgewicht en de maximaal toegestane aslasten aanhouden.
INBEDRIJFSTELLING 9
49
Voorgeschreven waarde
Maximaal toegestaan totaalgewicht 375 kg
Hoogst toegestane asbelasting voor 127 kg
Maximaal toegestane asbelasting achter 275 kg
10 RIJ-INSTRUCTIES
50
10.1 Controle en onderhoud voor iedere inbedrijfstelling
Info
Voordat u gaat rijden, controleren of het voertuig in een goede staat is en of er veilig mee kan worden gere-
den.
Bij het rijden moet het voertuig technisch in een onberispelijke staat zijn.
H02217-01
Motoroliepeil controleren. ( pag. 111)
Remvloeistofpeil van de voorwielrem controleren. ( pag. 76)
Remvloeistofpeil van de achterwielrem controleren.
( pag. 80)
Remvoeringen en remvoeringborging van de voorwielrem con-
troleren. ( pag. 78)
Remvoeringen en remvoeringborging van de achterwielrem
controleren. ( pag. 82)
Controleren of het remsysteem goed werkt.
Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 104)
Vervuiling van de ketting controleren. ( pag. 67)
Kettingspanning controleren. ( pag. 68)
Bandentoestand controleren. ( pag. 91)
Bandenspanning controleren. ( pag. 92)
Controleren of alle bedieningselementen goed zijn ingesteld en
soepel bewegen.
Werking van de elektrische installatie controleren.
Controleren of de bagage correct is bevestigd.
Op de motorfiets gaan zitten en de stand van de achteruitkijk-
spiegel controleren.
Brandstofvoorraad controleren.
10.2 Starten
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg
hebben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Voorzichtig
Gevaar voor ongevallenElektrische componenten en veiligheidsvoorzieningen raken bij lege of ontbre-
kende 12V-accu beschadigd.
Bij ontladen of defecte 12V-accu kunnen vooral bij het starten storingen in de voertuigelektronica optre-
den.
Motorfiets nooit met een lege 12V-accu of zonder 12V-accu gebruiken.
Aanwijzing
MotorschadeOngefilterde aanzuiglucht heeft een negatief effect op de levensduur van de motor.
Zonder luchtfilter dringen stof en vuil in de motor.
Gebruik het voertuig altijd met luchtfilter.
RIJ-INSTRUCTIES 10
51
Aanwijzing
MotorschadeHoge toerentallen bij koude motor hebben een negatief effect op de levensduur van de motor.
Rij de motor altijd met een laag toerental warm.
B00782-10
Stuur ontgrendelen. ( pag. 17)
Op het voertuig gaan zitten, zijstandaard ontlasten en met de
voet helemaal naar boven zwenken.
Noodstopschakelaar in de stand drukken.
Ontsteking inschakelen, daarvoor de contactsleutel in de
stand te draaien.
Voorgeschreven waarde
Om storingen in de besturingsunit-communicatie te vermij-
den, het contact niet snel achtereenvolgens uit- en weer
inschakelen.
Na het inschakelen van het contact is gedurende ongeveer
2 seconden het geluid van de werkende brandstofpomp
te horen. Tegelijkertijd wordt de functiecontrole van het
gecombineerde instrument uitgevoerd.
Versnelling in stationair schakelen.
Het groene controlelampje stationair Nbrandt.
Het ABS-waarschuwingslampje gaat branden en gaat weer
uit wanneer het voertuig begint te rijden.
Startknop kort indrukken.
Info
Startknop pas indrukken, nadat de functiecontrole van
het gecombineerde instrument is afgesloten.
Bij het starten geen gas geven.
Bij een mislukte startpoging 15 seconden wachten tot
de volgende startpoging.
Na 6 mislukte startpogingen niet meer verder starten,
maar het voertuig op andere defecten controleren.
Deze motorfiets is uitgerust met een veiligheidsstart-
systeem. De motor kan alleen worden gestart als de
versnelling in vrij is geschakeld of als bij geschakelde
versnelling de koppelingshendel is getrokken. Als met
uitgeklapte zijstandaard naar een versnelling wordt
geschakeld en de koppelingshendel wordt losgelaten,
blijft de motor stilstaan.
10.3 Beginnen met rijden
Aan de koppelingshendel trekken, in de 1e versnelling zetten, koppelingshendel langzaam op laten komen en
gelijktijdig voorzichtig gas geven.
Tip
Als de motor afslaat tijdens het beginnen met rijden, alleen de koppelingshendel inknijpen en start-
knop indrukken. De versnelling hoeft niet in stationair te worden geschakeld.
10 RIJ-INSTRUCTIES
52
10.4 Quickshifter + (optioneel)
S04186-10
Als de quickshifter + is geactiveerd, kan zonder bediening van de
koppeling in een hogere of lagere versnelling worden geschakeld.
Omdat de gashendel niet moet worden gesloten, kan zonder onder-
brekingen worden geschakeld.
De quickshifter + herkent aan de hand van de schakelaspositie of
er moet worden geschakeld en zendt een overeenkomstig signaal
naar de motorbesturing.
Als de quickshifter + in het gecombineerde instrument is gedeacti-
veerd, moet bij elke keer schakelen zoals gebruikelijk de koppeling
worden bediend.
10.5 Schakelen, rijden
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBij een abrupte verandering van de belasting kunt u de controle over de motor-
fiets verliezen.
Abrupte lastverplaatsing en hard remmen vermijden.
De snelheid aan de gewijzigde rijwegsituatie aanpassen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTerugschakelen bij een hoog motortoerental blokkeert het achterwiel en overbe-
last de motor.
Schakel bij een hoog toerental niet terug naar een lagere versnelling.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen verkeerde contactsleutelstand zorgt voor storingen.
De contactsleutelstand tijdens het rijden niet veranderen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet uitvoeren van instellingen aan het voertuig leidt af van het verkeer.
Instelwerkzaamheden aan een stilstaand voertuig uitvoeren.
Waarschuwing
Gevaar voor letselDoor verkeerd gedrag kan de passagier van de motorfiets vallen.
Zorg ervoor dat de passagier correct op de buddyseat zit, de voeten op de buddyseatvoetsteunen van
de passagier zet en zich aan de bestuurder of grepen vasthoudt.
Neem hierbij ook de in uw land geldende voorschriften over de minimumleeftijd voor passagiers in
acht.
RIJ-INSTRUCTIES 10
53
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenRiskant rijgedrag vormt een groot risico.
Volg de verkeersregels en rijd defensief en anticiperend, om gevaren zo vroeg mogelijk te herkennen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenKoude banden hebben minder grip.
De eerste kilometers rustig en voorzichtig rijden, tot de banden op temperatuur zijn.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenNieuwe banden hebben minder grip.
Bij nieuwe banden is het loopvlak nog niet opgeruwd.
Rijd nieuwe banden in met een rustige rijstijl en vergroot de hellingshoek van de motorfiets geleide-
lijk.
Inrijdafstand 200 km
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerkeerde montage van koffers, tanktassen of andere bagage heeft invloed op het
rijgedrag.
Onjuist gemonteerde bagage kan tijdens de rit wegglijden.
De gehele bagage volgens de gegevens van de fabrikant monteren en vastmaken.
Controleer regelmatig of de bagage op uw motorfiets goed vastzit.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDoor een val kan het voertuig sterker beschadigd raken dan eerst het geval lijkt.
Het voertuig na een val op dezelfde wijze als voor ingebruikname controleren.
Aanwijzing
MotorschadeBij oververhitting raakt de motor beschadigd.
Stop onmiddellijk volgens de verkeersregels en schakel de motor uit wanneer de waarschuwing voor de koel-
middeltemperatuur verschijnt.
Laat de motor en het koelsysteem afkoelen.
Controleer resp. corrigeer het koelmiddelpeil bij afgekoeld koelsysteem.
Aanwijzing
Beschadiging van de aandrijvingDe aandrijving raakt door verkeerd gebruik van de Quickshifter+ beschadigd.
Alleen als de functie in het gecombineerde instrument is geactiveerd, kan de Quickshifter+ worden gebruikt.
Als de koppelingshendel wordt aangetrokken, is de Quickshifter+ niet actief.
Gebruik de Quickshifter+ alleen in het aangegeven, toegestane toerentalbereik.
Info
Als er tijdens het rijden ongewone geluiden optreden, meteen op veilige wijze stoppen, de motor uitzetten
en contact opnemen met een geautoriseerde KTM-garage.
10 RIJ-INSTRUCTIES
54
401950-11
Als de omstandigheden het toestaan (helling, rijsituatie etc.)
kan naar een hogere versnelling worden geschakeld.
Gas terugnemen, gelijktijdig koppelingshendel trekken, naar
volgende versnelling schakelen, koppelingshendel vrijgeven en
gas geven.
Info
De positie van de versnellingen kan afgelezen worden
van de afbeelding. De vrije stand bevindt zich tussen
de 1e en 2e versnelling. De 1e versnelling is de start-
of bergversnelling.
Nadat met een volledig opengedraaide gashendel de maximale
snelheid is bereikt, deze tot ¾ gas terugdraaien. Pas uw snel-
heid aan de weggesteldheid en weersituatie aan. De snelheid
verlaagt nauwelijks, maar er wordt aanmerkelijk minder brand-
stof verbruikt.
Slechts zo veel gas geven als de rijbaan en de weersomstandig-
heden toestaan. Vooral in bochten mag niet worden geschakeld
en slechts voorzichtig gas worden gegeven.
Voor het terugschakelen van de motorfiets indien nodig afrem-
men en tegelijkertijd gas terugnemen.
Koppelingshendel trekken en in een lagere versnelling schake-
len, koppelingshendel langzaam vrijgeven en gas geven of nog
een keer schakelen.
Motor uitschakelen bij langdurig stationair toerental of bij stil-
stand.
Als de motor bijvoorbeeld afslaat bij een kruising, alleen de
koppelingshendel intrekken en de startknop indrukken. De ver-
snelling hoeft niet in stationair te worden geschakeld.
Als tijdens het rijden het waarschuwingslampje oliedruk
begint te branden, moet u rekening houdende met het ver-
keer stoppen en de motor uitschakelen. Contact opnemen met
geautoriseerde KTM-garage.
Als tijdens het rijden het storinglampje gaat branden, moet
u meteen stoppen, de motor uitzetten en contact opnemen
met een geautoriseerde KTM-garage.
Begint tijdens het rijden het algemene waarschuwings-
lampje te branden, dan werd een aanwijzing/waarschuwing
m.b.t. de veiligheid herkend.
Info
Waarschuwingen worden in het menu Warning weerge-
geven en opgeslagen tot ze niet meer actief zijn.
S04194-10
Als de quickshifter + (optioneel) in het gecombineerde instru-
ment is geactiveerd, kunt u in het aangegeven toerentalbereik
schakelen zonder aan de koppelingshendel te trekken.
Info
Het minimale motortoerental in toeren per minuut om
in een hogere versnelling te schakelen, ziet u in de
afbeelding.
Trek de versnellingshendel snel helemaal tot de aan-
slag, zonder de stand van de gashendel te wijzigen.
RIJ-INSTRUCTIES 10
55
S04193-10
Als de quickshifter + (optioneel) in het gecombineerde instru-
ment is geactiveerd, kunt u in het aangegeven toerentalbereik
schakelen zonder aan de koppelingshendel te trekken.
Info
Het maximale motortoerental in toeren per minuut
om in een lagere versnelling te schakelen, ziet u in de
afbeelding.
Trek de versnellingshendel snel helemaal tot de aan-
slag, zonder de stand van de gashendel te wijzigen.
10.6 Afremmen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVocht en vuil beïnvloeden het remsysteem nadelig.
Rem meerdere keren voorzichtig om de remplaketten en remschijven te drogen en vuil te verwijderen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen poreus drukpunt van voor- en/of achterwielrem vermindert de remwerking.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij oververhitting.
Als het rempedaal niet wordt vrijgegeven slijten de remplaketten ononderbroken.
De voet van het rempedaal nemen, als u niet wilt afremmen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHoger totaal gewicht verlengt de remweg.
Hou rekening met een langere remweg, als u met een passagier of met bagage rijdt.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenStrooizout op de straat belemmert het remsysteem.
Meerdere keren voorzichtig remmen om strooizout van de remplaketten en remschijven te verwijderen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenABS kan de remweg in bepaalde situaties verlengen.
Pas de remwijze aan de rijsituatie en rijwegsituatie aan.
Voor het remmen gas terugnemen en tegelijkertijd remmen met de voorwiel- en achterwielrem.
Info
Met ABS kan zowel bij een volledige afremming als bij een slecht contact met de ondergrond op zan-
dige, natte of gladde ondergrond de volledige remkracht worden gebruikt, zonder het risico te lopen
dat de wielen blokkeren.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet achterwiel kan door de motorremwerking blokkeren.
Trek aan de koppelingshendel wanneer u vol remt, een noodstop maakt of wanneer u op gladde
ondergrond afremt.
10 RIJ-INSTRUCTIES
56
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenSchuine stand of zijdelings afhellende ondergrond vermindert de maximaal
mogelijke vertraging.
Beëindig het remmen indien mogelijk voordat u een bocht inrijdt.
Het remmen moet altijd voor het begin van de bocht zijn afgerond. Afhankelijk van de snelheid naar een
lagere versnelling schakelen.
Tijdens langdurig bergaf rijden de remwerking van de motor gebruiken. Hiervoor een of twee versnellingen
terugschakelen, maar de motor niet overbelasten. Zo moet aanzienlijk minder worden geremd en raakt het
remsysteem niet oververhit.
10.7 Stoppen, parkeren
Waarschuwing
Gevaar voor letselOnbevoegd handelende personen vormen een gevaar voor zichzelf en voor anderen.
Laat het voertuig nooit zonder opzicht achter, als de motor loopt.
Beveilig het voertuig tegen gebruik door onbevoegden.
Blokkeer het stuur en verwijder de contactsleutel als u het voertuig onbeheerd achterlaat.
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingSommige onderdelen van het voertuig worden bij gebruik van het voertuig heet.
Raak onderdelen zoals uitlaatsysteem, radiateur, motor, stootdemper en remsysteem pas aan, als deze
voertuigcomponenten zijn afgekoeld.
Laat de voertuigcomponenten afkoelen voordat u werkzaamheden uitvoert.
Aanwijzing
MateriaalschadeEen onjuiste handelwijze bij parkeren beschadigt het voertuig.
Als het voertuig wegrolt of omvalt, kan aanzienlijke schade ontstaan.
De onderdelen voor parkeren van het voertuig zijn alleen berekend op het voertuiggewicht.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
Zorg ervoor dat niemand op het voertuig gaat zitten wanneer het voertuig op de standaard staat.
Aanwijzing
Gevaar voor brandHete voertuigdelen vormen een brand- en explosiegevaar.
Plaats het voertuig niet in de buurt van licht ontvlambare of explosiegevaarlijke materialen.
Laat het voertuig afkoelen alvorens het te bedekken.
Motorfiets afremmen.
Versnelling in stationair schakelen.
Ontsteking uitschakelen, daarvoor de contactsleutel in de stand draaien.
Info
Als de motor met de noodstopschakelaar wordt afgezet en het contact in het contactslot ingeschakeld
blijft, wordt de stroomvoorziening van de meeste elektrische verbruikers niet onderbroken en ontlaadt
de 12V-accu. De motor dus altijd met het contactslot uitzetten, de noodstopschakelaar is uitsluitend
bestemd voor noodsituaties.
Motorfiets parkeren op stevige ondergrond.
Zijstandaard met de voet helemaal naar voren zwenken en met het voertuig belasten.
Stuur vergrendelen. ( pag. 16)
RIJ-INSTRUCTIES 10
57
10.8 Transport
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen of omvallen.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
Aanwijzing
Gevaar voor brandHete voertuigdelen vormen een brand- en explosiegevaar.
Plaats het voertuig niet in de buurt van licht ontvlambare of explosiegevaarlijke materialen.
Laat het voertuig afkoelen alvorens het te bedekken.
401448-01
Motor uitzetten en contactsleutel eruit trekken.
Motorfiets met spanriemen of andere geschikte bevestigings-
middelen beveiligen tegen omvallen en wegrollen.
10.9 Brandstof tanken
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
De brandstof in de tank wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uit de tank stromen.
Tank het voertuig niet in de buurt van open vuur of brandende sigaretten.
Zet de motor uit, als u brandstof tankt.
Voorkom dat brandstof wordt gemorst, in het bijzonder op hete delen van het voertuig.
Wis eventueel gemorste brandstof onmiddellijk weg.
Neem de gegevens over het tanken van brandstof in acht.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is gevaarlijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als
brandstof in de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Aanwijzing
MateriaalschadeDoor een slechte brandstofkwaliteit vervuilt het brandstoffilter.
In sommige landen en regio's is de beschikbare brandstofkwaliteit en -reinheid eventueel onvoldoende. Dit leidt
tot problemen in het brandstofsysteem.
Tank uitsluitend schone brandstof die aan de aangegeven norm voldoet. (De geautoriseerde KTM-garage is u
graag van dienst.)
10 RIJ-INSTRUCTIES
58
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
S04133-10
Motor uitzetten.
Tankdop openen. ( pag. 17)
Brandstoftank tot maximaal aan de onderkant 1van de vul-
opening met brandstof bijvullen.
Brandstoftankvolume
totaal ca.
14,5 l Brandstof super
loodvrij (ROZ 95)
( pag. 133)
Tankdop sluiten. ( pag. 18)
SERVICESCHEMA 11
59
11.1 Extra informatie
Voor alle verdergaande werkzaamheden, die resulteren uit de servicewerkzaamheden, moet een extra opdracht
worden verstrekt, die ook apart in rekening wordt gebracht.
Afhankelijk van de lokale gebruiksomstandigheden kunnen in uw land afwijkende service-intervallen gelden.
In het kader van technische ontwikkelingen kunnen intervallen en omvang van afzonderlijke servicebeurten ver-
anderen. Het meest recente serviceschema vindt u altijd op KTM Dealer.net. Uw geautoriseerde KTM-dealer advi-
seert u graag.
11.2 Servicewerkzaamheden
om de 48 maanden
om de 24 maanden
om de 12 maanden
alle 15.000 km
alle 7.500 km
na 1.000 km
Foutgeheugen uitlezen met KTM-diagnosetool. ○●●●●●
Schakelassensor programmeren. (Optie: Schakelassensor geactiveerd) ○●●
Werking van de elektrische installatie controleren. ○●●●●●
Remvoeringen en remvoeringborging van de voorwielrem controleren. ( pag. 78) ○●●●●●
Remvoeringen en remvoeringborging van de achterwielrem controleren. ( pag. 82) ○●●●●●
Remschijven controleren. ( pag. 76) ○●●●●●
Remkabels controleren op beschadiging en dichtheid. ○●●●●●
Remvloeistofpeil van de voorwielrem controleren. ( pag. 76) ○●●●
Remvloeistof van de voorwielrem verversen. ● ●
Remvloeistofpeil van de achterwielrem controleren. ( pag. 80) ○●●●
Remvloeistof van de achterwielrem verversen. ● ●
Motorolie verversen, oliefilter vervangen en oliezeven reinigen. ( pag. 111) ○●●●●●
Alle slangen (bijv. brandstof, radiateur, ontluchtings, aftapslangen enz.) en
manchetten controleren op scheuren, dichtheid en correcte legging.
○●●●●●
Aftapslangen legen. ○●●●●●
Kabels controleren op beschadiging en legging zonder knikken. ○●●●●●
Frame controleren.
Achterbrug controleren.
Achterbruglager op speling controleren. ● ●
Speling balhoofdlager controleren. ○●●●●●
Wiellager op speling controleren. ● ●
Schokdemper en voorvork controleren op lekkages. ○●●●●●
Bandentoestand controleren. ( pag. 91) ○●●●●●
Bandenspanning controleren. ( pag. 92) ○●●●●●
Velgslag controleren. (Optie: Spaakwielen) ○●●
Spaken bijdraaien. (Optie: Spaakwielen)
Spaakspanning controleren. (Optie: Spaakwielen) ( pag. 92) ● ●
Ketting, kettingwiel en ketting-aandrijfwiel controleren. ( pag. 70) ●●●●●
Kettingspanning controleren. ( pag. 68) ○●●●●●
Alle bewegende onderdelen (bijv. zijstandaard, hendels, ketting enz.) smeren en
controleren of ze gemakkelijk bewegen.
○●●●●●
11 SERVICESCHEMA
60
om de 48 maanden
om de 24 maanden
om de 12 maanden
alle 15.000 km
alle 7.500 km
na 1.000 km
Bowdenkabels controleren op beschadiging, knikken en instelling. ○●●●●●
Klepspeling controleren, bougie vervangen.
Luchtfilter vervangen, luchtfilterbak reinigen. ● ●
Koplampinstelling controleren. ( pag. 99) ○●●
Controleren of makkelijk toegankelijke, veiligheidsrelevante schroeven en moeren
goed vastzitten.
○●●●●●
Vuilschrapers van de vorkpoten reinigen. ( pag. 65) ● ●
Controleren of de radiateurventilator werkt. ○●●●●●
Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 104) ○●●●●
Antivries controleren. ● ●
Koelmiddel verversen. ( pag. 107)
Eindcontrole: controleren of het voertuig verkeersveilig is en een proefrit maken. ○●●●●●
Na proefrit foutgeheugen uitlezen met KTM-diagnosetool. ○●●●●●
Service-intervalindicatie instellen. ○●●●●●
Service in het KTM Dealer.net noteren. ○●●●●●
Eenmalig interval
Periodiek interval
CHASSIS AFSTELLEN 12
61
12.1 Voorvork/schokdemper (EU/JP/UK/AR/CO)
A00703-10
Voorvork en schokdemper bieden veel mogelijkheden om het chas-
sis aan te passen aan de rijstijl en extra belading.
Info
De aanbevelingen voor de chassisafstelling zijn samengevat
in tabel 1. De tabel bevindt zich op de tank en wordt in
rijtoestand door het zadel bedekt.
Deze instelwaarden zijn richtwaarden en vormen altijd slechts de
basis voor een persoonlijke afstelling van het chassis. De instellin-
gen niet willekeurig veranderen, omdat anders de rijeigenschappen
vooral tijdens hoge snelheden kunnen verslechteren.
12.2 Ingaande demping voorvork instellen (EU/JP/UK/AR/CO)
Info
De hydraulische ingaande demping bepaalt het gedrag bij het inveren van de voorvork.
S04153-10
Stelelement 1tot de aanslag met de klok mee draaien.
Info
Het stelelement 1bevindt zich aan het bovenste uit-
einde van de linker vorkpoot.
De ingaande demping bevindt zich in de linker vork-
poot COMP (wit stelelement). De uitgaande demping
bevindt zich in de rechter vorkpoot REB (rood stelele-
ment).
Afhankelijk van het voorvorktype een aantal klikken tegen de
klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Ingaande demping
Comfort 17 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 10 klikken
Volledige nuttige last 15 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien
tegen de klok in verlaagt de demping bij het inveren.
12 CHASSIS AFSTELLEN
62
12.3 Uitgaande demping voorvork instellen (EU/JP/UK/AR/CO)
Info
De hydraulische uitgaande demping bepaalt het gedrag bij het uitveren van de voorvork.
S04153-11
Stelelement 1tot de aanslag met de klok mee draaien.
Info
Het stelelement 1bevindt zich aan het bovenste uit-
einde van de rechter vorkpoot.
De uitgaande demping bevindt zich in de rechter vork-
poot REB (rood stelelement). De ingaande demping
bevindt zich in de linker vorkpoot COMP (wit stelele-
ment).
Afhankelijk van het voorvorktype een aantal klikken tegen de
klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Uitgaande demping
Comfort 20 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 10 klikken
Volledige nuttige last 15 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien
tegen de klok in verlaagt de demping bij het uitveren.
12.4 Veervoorspanning schokdemper instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenWijzigingen aan de instelling van het chassis kunnen het rijgedag sterk beïnvloe-
den.
Rij na wijzigingen eerst langzaam, om het rijgedrag te kunnen inschatten.
Info
De veervoorspanning bepaalt de uitgangspositie voor de vering op de schokdemper.
Een optimaal ingestelde veervoorspanning is aangepast aan het gewicht van de bestuurder eventueel met
bagage en passagier en zorgt zo voor een compromis tussen hanteerbaarheid en stabiliteit.
S04134-10
Door aan de stelring 1te draaien de veervoorspanning instel-
len.
Voorgeschreven waarde
(EU/JP/UK/AR/CO)
Veervoorspanning
Comfort 3 klikken
Standaard 3 klikken
Sport 3 klikken
Volledige nuttige last 10 klikken
CHASSIS AFSTELLEN 12
63
(ASEAN/CN/PH)
Veervoorspanning
Standaard 3 klikken
Haaksleutel schokdemper (90529077000)
Verlenging voor haaksleutel (90129099025)
Info
De veervoorspanning kan in 10 verschillende standen
worden ingesteld.
12.5 Uitgaande demping van de schokdemper instellen (EU/JP/UK/AR/CO)
Voorzichtig
Gevaar voor letselDelen van de schokdemper worden rondgeslingerd, als de schokdemper onvakkundig
uit elkaar wordt genomen.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof.
Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
S04154-10
Stelschroef 1met de klok mee draaien tot de laatste voel-
bare klik.
Afhankelijk van het schokdempertype een aantal klikken tegen
de klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Uitgaande demping
Comfort 15 klikken
Standaard 10 klikken
Sport 5 klikken
Volledige nuttige last 10 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien
tegen de klok in verlaagt de demping bij het uitveren.
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
64
13.1 Motorfiets met hefbok achter opkrikken
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen of omvallen.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
402346-01
Bevestigingen van de hefbok monteren.
Bevestiging achter in de hefbok plaatsen.
Montageadapter (61029955244)
Achterwielmontagebok (69329955000)
Motorfiets rechtop zetten, hefbok uitlijnen aan de achterbrug
en de adapters. Motorfiets opkrikken.
13.2 Motorfiets van hefbok achter nemen
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen of omvallen.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
402029-10
Motorfiets beveiligen tegen omvallen.
Hefbok achter verwijderen en voertuig op de zijstandaard 1
plaatsen.
Bussenkit verwijderen.
13.3 Motorfiets met hefbok voor opkrikken
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen of omvallen.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 64)
S04136-10
Voorwaarde
Beschermkap 1verwijderen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 13
65
402345-01
Stuur in de rechtuitstand zetten. Hefbok positioneren.
Opnamebout (69329965030)
Voorwielmontagebok groot (69329965100)
Info
Motorfiets altijd eerst achter opkrikken.
Motorfiets voor opkrikken.
13.4 Motorfiets van hefbok voor nemen
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen of omvallen.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
402777-01
Hoofdwerk
Motorfiets beveiligen tegen omvallen.
Hefbok voor verwijderen.
S04136-10
Beschermkap 1monteren.
Nawerk
Motorfiets van hefbok achter nemen. ( pag. 64)
13.5 Vuilschrapers vorkpoten reinigen
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 64)
Motorfiets met hefbok voor opkrikken. ( pag. 64)
Spatbord voor demonteren. ( pag. 74)
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
66
S04155-10
Hoofdwerk
Vuilschrapers 1van beide vorkpoten naar beneden schuiven.
Info
De vuilschrapers schrapen stof en grof vuil van de bin-
nenpoot af. In de loop van de tijd kan er vuil achter te
vuilschrapers terechtkomen. Als deze vervuiling niet
wordt verwijderd, kunnen de daarachter liggende olie-
keerringen gaan lekken.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven
vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreini-
gingsmiddel.
Vuilschrapers en de binnenpoten aan beide vorkpoten reinigen
en smeren met olie.
Universele oliespray ( pag. 135)
Vuilschrapers terugduwen in de inbouwpositie.
Overtollige olie verwijderen.
Nawerk
Spatbord voor monteren. ( pag. 74)
Motorfiets van hefbok voor nemen. ( pag. 65)
Motorfiets van hefbok achter nemen. ( pag. 64)
13.6 Passagiersstoel verwijderen
H01991-10
De contactsleutel in het zadelslot 1steken en met de klok
mee draaien.
Zadel achter optillen, naar achter schuiven en naar boven toe
verwijderen.
De contactsleutel uit het zadelslot trekken.
13.7 Buddyseat monteren
H01992-01
De haken 1van de buddyseat in de zadelhouders 2van de
console haken, achteraan neerlaten en naar voren schuiven.
Buddyseat naar beneden drukken en laten vergrendelen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet verkeerd gemonteerde
zadel kan uit de verankering springen.
Controleer na de montage of het zadel goed ver-
grendeld is en niet omhoog kan worden getrokken.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 13
67
Vervolgens controleren of de buddyseat correct gemonteerd is.
13.8 Bestuurderszadel verwijderen
Voorwerk
Passagiersstoel verwijderen. ( pag. 66)
H01993-01
Hoofdwerk
Het bestuurderszadel achter optillen, naar de achteren trekken
en naar boven toe verwijderen.
13.9 Bestuurderszadel monteren
H01994-01
Hoofdwerk
Het bestuurderszadel in het bereik Ainhaken en achterkant
laten zakken.
Vervolgens controleren of het bestuurderszadel correct is
gemonteerd.
Nawerk
Buddyseat monteren. ( pag. 66)
13.10 Kettingvervuiling controleren
400678-01
Ketting controleren op grove vervuiling.
» Als de ketting erg vuil is:
Ketting reinigen. ( pag. 68)
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
68
13.11 Ketting reinigen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenSmeermiddel op de banden vermindert de grip van de banden.
Verwijder smeermiddel met een geschikt reinigingsmiddel van de banden.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
De levensduur van de ketting is voor een groot deel afhankelijk van het onderhoud.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 64)
400725-01
Hoofdwerk
Ketting regelmatig reinigen.
Grove vervuiling afspoelen met een zachte waterstraal.
Smeerresten met kettingreiniger verwijderen.
Kettingreinigingsmiddel ( pag. 135)
Na het drogen kettingspray aanbrengen.
Kettingspray Street ( pag. 135)
Nawerk
Motorfiets van hefbok achter nemen. ( pag. 64)
13.12 Kettingspanning controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen verkeerde kettingspanning beschadigt componenten en leidt tot ongevallen.
Als de ketting te strak gespannen is, sluiten de ketting, het ketting-aandrijfwiel, het kettingwiel alsmede
transmissie- en achterwiellagers sneller. Sommige componenten kunnen bij overbelasting scheuren of
breken.
Als de ketting te los is, kan de ketting van het ketting-aandrijfwiel of van het kettingwiel vallen. Hierdoor
blokkeert het achterwiel of wordt de motor beschadigd.
Controleer de kettingspanning regelmatig.
Stel de kettingspanning in zoals voorgeschreven.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 64)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 13
69
M00714-10
Hoofdwerk
Versnelling in stationair schakelen.
In het bereik na het glijblok de ketting naar boven richting
achterbrug duwen en kettingspanning Abepalen.
Info
Het bovenste deel van de ketting Bmoet daarbij
gespannen zijn.
Kettingen slijten niet altijd gelijkmatig, daarom moet
de meting op verschillende plekken van de ketting wor-
den herhaald.
Kettingspanning 5 … 7 mm
» Als de kettingspanning niet overeenkomt met de voorge-
schreven waarde:
Kettingspanning instellen. ( pag. 69)
Motorfiets van hefbok achter nemen. ( pag. 64)
13.13 Kettingspanning instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen verkeerde kettingspanning beschadigt componenten en leidt tot ongevallen.
Als de ketting te strak gespannen is, sluiten de ketting, het ketting-aandrijfwiel, het kettingwiel alsmede
transmissie- en achterwiellagers sneller. Sommige componenten kunnen bij overbelasting scheuren of
breken.
Als de ketting te los is, kan de ketting van het ketting-aandrijfwiel of van het kettingwiel vallen. Hierdoor
blokkeert het achterwiel of wordt de motor beschadigd.
Controleer de kettingspanning regelmatig.
Stel de kettingspanning in zoals voorgeschreven.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 64)
Kettingspanning controleren. ( pag. 68)
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
70
F00861-10
Hoofdwerk
Moer 1losdraaien.
Moeren 2losdraaien.
Kettingspanning door het draaien van de stelschroeven 3
links en rechts instellen.
Voorgeschreven waarde
Kettingspanning 5 … 7 mm
Stelschroeven 3links en rechts zo draaien, dat de mar-
keringen aan de linker en rechter kettingspanner 4in
dezelfde positie staan t.o.v. referentiemarkeringen A. Zo
is het achterwiel correct uitgelijnd.
Info
Het bovenste deel van de ketting moet daarbij gespan-
nen zijn.
Kettingen slijten niet altijd gelijkmatig, daarom moet
de instelling op verschillende plekken van de ketting
worden gecontroleerd.
Moeren 2vastdraaien.
Controleren of de kettingspanners 4tegen de stelschroe-
ven 3liggen.
Moer 1vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer steekas achter M14x1,5 100 Nm
Nawerk
Motorfiets van hefbok achter nemen. ( pag. 64)
13.14 Ketting, kettingwiel en ketting-aandrijfwiel controleren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 64)
100132-10
Hoofdwerk
Kettingwiel en ketting-aandrijfwiel op slijtage controleren.
» Als kettingwiel resp. ketting-aandrijfwiel zijn ingereden:
Aandrijfset vervangen.
Info
Ketting-aandrijfwiel, kettingwiel en ketting moe-
ten altijd samen worden vervangen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 13
71
401288-10
Versnelling in stationair schakelen.
Aan het onderste deel van de ketting met het aangegeven
gewicht Atrekken.
Voorgeschreven waarde
Gewicht voor meting ketting-
slijtage
15 kg
De afstand Bvan 20 kettingschakels aan het onderste deel
van de ketting meten.
Info
Kettingen slijten niet altijd gelijkmatig, daarom moet
de meting op verschillende plekken van de ketting wor-
den herhaald.
Maximale afstand Bvan
20 kettingschakels op het
langste stuk van de ketting
301,6 mm
»Als de afstand Bgroter is dan de aangegeven maat:
Aandrijfset vervangen.
Info
Als een nieuwe ketting wordt gemonteerd,
moeten ook het kettingwiel en het
ketting-aandrijfwiel worden vervangen.
Nieuwe kettingen slijten op een oud, versleten
kettingwiel resp. ketting-aandrijfwiel sneller.
S04138-10
Glijblok op slijtage controleren.
»Als bij het glijblok in het bereik Cvanaf boven gezien de
schroef 1zichtbaar wordt:
Glijblok vervangen.
Controleren of het glijblok goed vastzit.
» Als het glijblok loszit:
Schroef van het glijblok vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef ket-
tingbescher-
ming
M6 3 Nm
Loctite®243™
Nawerk
Motorfiets van hefbok achter nemen. ( pag. 64)
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
72
13.15 Motorbescherming demonteren
A00706-10
Schroeven 1verwijderen.
Motorbescherming verwijderen.
13.16 Motorbescherming monteren
A00706-10
Motorbescherming positioneren, schroeven 1monteren en
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef motor-
bescherming
M6 9 Nm
Loctite®243™
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 13
73
13.17 Motorbescherming-houderplaat demonteren
Voorwerk
Motorbescherming demonteren. ( pag. 72)
A00691-10
Hoofdwerk
Schroeven 1verwijderen.
Motorbescherming-houderplaat verwijderen.
13.18 Motorbescherming-houderplaat monteren
A00691-10
Hoofdwerk
Motorbescherming-houderplaat positioneren, schroeven 1
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef motor-
bescherming -
houderplaat
M6 9 Nm
Loctite®243™
Nawerk
Motorbescherming monteren. ( pag. 72)
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
74
13.19 Spatbord voor demonteren
A00704-10
Schroeven 1verwijderen. Spatbord voor verwijderen.
13.20 Spatbord voor monteren
A00704-10
Spatbord voor positioneren. Schroeven 1monteren en vast-
draaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M6 9 Nm
REMSYSTEEM 14
75
14.1 Antiblokkeersysteem (ABS)
S04111-10
De ABS-unit 1bestaat uit een hydraulische unit,
ABSbesturingsunit en retourpomp en is onder de brandstoftank
gemonteerd. Er bevindt zich een wieltoerentalsensor 2aan het
voor- en achterwiel.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVeranderingen aan het voertuig
beperken de functie van het ABS.
Breng geen wijzigingen aan de veerweg aan.
Gebruik bij het remsysteem uitsluitend door KTM vrij-
gegeven en aanbevolen reserveonderdelen.
Gebruik alleen door KTM vrijgegeven en aanbevolen
banden en wielen met de juiste snelheidsindex.
Neem de aangegeven bandenspanning in acht.
Zorg ervoor dat servicewerkzaamheden en reparaties
vakkundig worden uitgevoerd. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
Het ABS is een veiligheidssysteem, dat het blokkeren van wielen
bij rechtuit rijden en in bochten binnen de grenzen van het moge-
lijke verhindert.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenRijhulpmiddelen kunnen de waar-
schijnlijkheid van een val alleen binnen de fysische moge-
lijkheden verminderen.
Rijsituaties zoals bagage met hoog zwaartepunt,
wisselende straatoppervlakken, steile hellingen of hard
remmen zonder ontkoppelen kunnen niet altijd worden
gecompenseerd.
Pas het rijgedrag aan de toestand van de rijweg en uw
rijvaardigheden aan.
Het ABS heeft twee modi: de ABSmodus Road en de ABSmodus
Offroad.
In de ABS-modus Road regelt het ABS beide wielen.
In de ABS-modus Offroad regelt het ABS alleen het voorwiel.
Info
In de ABS-modus Offroad kan het achterwiel blokkeren
gevaar voor vallen.
De bochtafhankelijke regeling is alleen in de ABS-modus
Road actief.
Het ABS werkt met twee onafhankelijk van elkaar werkende rem-
circuits (voorwiel- en achterwielrem). Bij normaal rijden werkt het
remsysteem als een conventioneel remsysteem zonder ABS. Pas
wanneer de ABS-besturingsunit de blokkeerneiging van een wiel
herkent, begint het ABS door het regelen van de remdruk te wer-
ken. De regeling is merkbaar aan een licht pulserende remhendel
resp. licht pulserend rempedaal.
Het ABSwaarschuwingslampje 3moet na het inschakelen van
het contact gaan branden en uitgaan wanneer het voertuig begint
14 REMSYSTEEM
76
te rijden. Als het lampje na het beginnen met rijden niet uitgaat
of tijdens het rijden gaat branden, duidt dit op een fout in het
antiblokkeersysteem. Het ABS is dan niet meer actief en de wie-
len kunnen bij het remmen blokkeren. Het remsysteem zelf blijft
gewoon werken, alleen de ABS-regeling valt uit.
Het ABSwaarschuwingslampje kan ook gaan branden als in
extreme rijsituaties het toerental van het voor- en achterwiel
sterk van elkaar afwijken, bijvoorbeeld bij een wheelie of als het
achterwiel doordraait. Daardoor wordt het ABS uitgeschakeld.
Om het ABS weer te activeren, moet het voertuig worden
gestopt en de ontsteking uitgeschakeld. Als u weer met het
voertuig gaat rijden, wordt ook het ABS weer geactiveerd. Het
ABSwaarschuwingslampje gaat dan uit, als het voertuig begint te
rijden.
14.2 Remschijven controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVersleten remschijven verminderen de remwerking.
Zorg ervoor dat versleten remschijven onmiddellijk worden vervangen. (De geautoriseerde KTM-garage
is u graag van dienst.)
400480-10
Dikte van de remschijven voor en achter op meerdere plekken
van de remschijf op de maat Acontroleren.
Info
Door slijtage vermindert de dikte van de remschijf in
het bereik van het raakvlak 1van de remplaketten.
Remschijven - slijtagegrens
voor 4,5 mm
achter 3,6 mm
» Als de dikte van de remschijven onder de voorgeschreven
waarde ligt.
Remschijf van voorwielrem vervangen.
Remschijf van achterwielrem vervangen.
Remschijven voor en achter op beschadiging, scheuren en ver-
vorming controleren.
» Als de remschijf beschadigd, gescheurd of vervormd is:
Remschijf van voorwielrem vervangen.
Remschijf van achterwielrem vervangen.
14.3 Remvloeistofpeil voorwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de MIN-markering daalt, is het remsysteem ondicht of zijn de remplaket-
ten versleten.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
REMSYSTEEM 14
77
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerouderde of ongeschikte remvloeistof schaadt de werking van het remsysteem.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterwielrem overeenkomstig het serviceschema wordt
ververst. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Controleer of alleen schone, goedgekeurde remvloeistof uit een goed gesloten container wordt
gebruikt. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
S04144-10
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir horizon-
taal zetten.
Remvloeistofpeil controleren op het kijkglas 1.
» Wanneer het remvloeistofpeil onder de MINmarkering is
gedaald:
Remvloeistof van de voorwielrem bijvullen.
( pag. 77)
14.4 Remvloeistof van de voorwielrem bijvullen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de MIN-markering daalt, is het remsysteem ondicht of zijn de remplaket-
ten versleten.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof is gevaarlijk voor de gezondheid.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de
ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerouderde of ongeschikte remvloeistof schaadt de werking van het remsysteem.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterwielrem overeenkomstig het serviceschema wordt
ververst. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Controleer of alleen schone, goedgekeurde remvloeistof uit een goed gesloten container wordt
gebruikt. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
14 REMSYSTEEM
78
Info
Ervoor zorgen dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak
aantast.
Voorwerk
Remvoeringen en remvoeringborging van de voorwielrem con-
troleren. ( pag. 78)
S04145-10
Hoofdwerk
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir horizon-
taal zetten.
Schroeven 1verwijderen.
Deksel 2met membraan 3verwijderen.
Remvloeistof tot maat Abijvullen.
Voorgeschreven waarde
Maat A5 mm
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 133)
Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en
vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met
water afspoelen.
14.5 Remvoeringen en remvoeringborging van de voorwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVersleten remvoeringen verminderen de remwerking.
Zorg ervoor dat versleten remvoeringen onmiddellijk worden vervangen. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBeschadigde remschijven verminderen de remwerking.
Als de remplaketten te laat worden vervangen, slepen de stalen plakethouders tegen de remschijf. Hier-
door vermindert de remwerking aanmerkelijk en worden de remschijven onherstelbaar beschadigd.
Controleer de remplaketten regelmatig.
S04146-10
Controleren of de remvoeringen nog de minimale
voeringdikte Ahebben.
Minimale voeringdikte A1 mm
» Als de minimale voeringdikte is onderschreden:
Remplaketten van de voorwielrem vervangen.
Remvoeringen controleren op beschadiging en scheuren.
» Als er beschadigingen of scheuren zijn:
Remplaketten van de voorwielrem vervangen.
Borging de remvoeringen controleren.
» Als de remvoeringen niet correct zijn bevestigd:
REMSYSTEEM 14
79
Remvoeringen borgen, evt. nieuwe onderdelen gebrui-
ken.
14.6 Vrije slag rempedaal controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt bij oververhitting of verkeerde instelling uit.
Als er aan het rempedaal voor de achterwielrem geen vrije slag aanwezig is, bouwt zich in het remsys-
teem druk op de achterwielrem op.
Stel de vrije slag aan de hendel voor het rempedaal op de voorgeschreven wijze in.
Zorg ervoor dat instelwerkzaamheden deskundig worden uitgevoerd. (De geautoriseerde KTM-garage is
u graag van dienst.)
S04147-10
Veer 1losmaken.
Rempedaal tussen eindaanslag en rempedaalcilinderzuiger
heen en weer bewegen en vrije slag Acontroleren.
Voorgeschreven waarde
Vrije slag rempedaal 3 … 5 mm
» Als de vrije slag niet overeenkomt met de voorgeschreven
waarde:
Vrije slag van het rempedaal instellen. ( pag. 79)
Veer 1vasthaken.
14.7 Vrije slag van het rempedaal instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt bij oververhitting of verkeerde instelling uit.
Als er aan het rempedaal voor de achterwielrem geen vrije slag aanwezig is, bouwt zich in het remsys-
teem druk op de achterwielrem op.
Stel de vrije slag aan de hendel voor het rempedaal op de voorgeschreven wijze in.
Zorg ervoor dat instelwerkzaamheden deskundig worden uitgevoerd. (De geautoriseerde KTM-garage is
u graag van dienst.)
14 REMSYSTEEM
80
A00708-10
Veer 1losmaken.
Moer 2losdraaien en met de schroef 3de aangegeven vrije
slag Ainstellen.
Voorgeschreven waarde
Vrije slag rempedaal 3 … 5 mm
Info
Het instelbereik is beperkt.
Schroef 3tegenhouden en moer 2vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M6 9 Nm
Veer 1vasthaken.
14.8 Remvloeistofpeil achterwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de MIN-markering daalt, is het remsysteem ondicht of zijn de remplaket-
ten versleten.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerouderde of ongeschikte remvloeistof schaadt de werking van het remsysteem.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterwielrem overeenkomstig het serviceschema wordt
ververst. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Controleer of alleen schone, goedgekeurde remvloeistof uit een goed gesloten container wordt
gebruikt. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
S04148-10
Voertuig rechtop zetten.
Remvloeistofpeil van het remvloeistofreservoir controleren.
»Als het vloeistofpeil de MIN-markering 1heeft bereikt:
Remvloeistof van de achterwielrem bijvullen.
( pag. 81)
REMSYSTEEM 14
81
14.9 Remvloeistof achterwielrem bijvullen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de MIN-markering daalt, is het remsysteem ondicht of zijn de remplaket-
ten versleten.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof is gevaarlijk voor de gezondheid.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de
ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerouderde of ongeschikte remvloeistof schaadt de werking van het remsysteem.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterwielrem overeenkomstig het serviceschema wordt
ververst. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Controleer of alleen schone, goedgekeurde remvloeistof uit een goed gesloten container wordt
gebruikt. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
Ervoor zorgen dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak
aantast.
Voorwerk
Remvoeringen en remvoeringborging van de achterwielrem
controleren. ( pag. 82)
H01142-10
Hoofdwerk
Voorwaarde
Schroefdop geborgd.
Schroef 1verwijderen en schroefdopborging verwijderen.
14 REMSYSTEEM
82
S04149-10
Voertuig rechtop zetten.
Schroefdop 2met membraan 3verwijderen.
Remvloeistof tot de markering Avullen.
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 133)
Schroefdop met membraan monteren.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met
water afspoelen.
H01142-10
Voorwaarde
Schroefdop geborgd.
Schroefdopborging positioneren, schroef 1monteren en
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef dekselbor-
ging compensatie-
reservoir achterwiel-
rem
M5 9 Nm
14.10 Remvoeringen en remvoeringborging van de achterwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVersleten remvoeringen verminderen de remwerking.
Zorg ervoor dat versleten remvoeringen onmiddellijk worden vervangen. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBeschadigde remschijven verminderen de remwerking.
Als de remplaketten te laat worden vervangen, slepen de stalen plakethouders tegen de remschijf. Hier-
door vermindert de remwerking aanmerkelijk en worden de remschijven onherstelbaar beschadigd.
Controleer de remplaketten regelmatig.
S04156-10
Controleren of de remvoeringen nog de minimale
voeringdikte Ahebben.
Minimale voeringdikte A1 mm
» Als de minimale voeringdikte is onderschreden:
Remplaketten van de achterwielrem vervangen.
Remvoeringen controleren op beschadiging en scheuren.
» Als er beschadigingen of scheuren zijn:
Remplaketten van de achterwielrem vervangen.
Borging de remvoeringen controleren.
» Als de remvoeringen niet correct zijn bevestigd:
Remvoeringen borgen, evt. nieuwe onderdelen gebrui-
ken.
WIELEN, BANDEN 15
83
15.1 Voorwiel demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 64)
Motorfiets met hefbok voor opkrikken. ( pag. 64)
Spatbord voor demonteren. ( pag. 74)
I00362-10
Hoofdwerk
(Optie: Spaakwielen)
Schroeven 1met ringen verwijderen en spatbord iets
opzij duwen.
Schroef 2verwijderen en wieltoerentalsensor 3uit de
boring trekken.
Schroef 4enkele slagen losdraaien.
Schroeven 5losdraaien.
Op de schroef 4drukken om de steekas uit de asopname
te schuiven.
Schroef 4verwijderen.
S04157-10
(Optie: Velgen)
Schroef 1verwijderen en wieltoerentalsensor 2uit de
boring trekken.
Schroef 3enkele slagen losdraaien.
Schroeven 4losdraaien.
Op de schroef 3drukken om de steekas uit de asopname
te schuiven.
Schroef 3verwijderen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBeschadigde remschijven ver-
minderen de remwerking.
Leg het wiel altijd zodanig neer dat de remschijf
niet wordt beschadigd.
Voorwiel vasthouden en steekas verwijderen. Voorwiel uit de
voorvork nemen.
Info
Remhendel niet bedienen als het voorwiel is gedemon-
teerd.
15 WIELEN, BANDEN
84
15.2 Voorwiel monteren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
H00935-10
(Optie: Spaakwielen)
Wiellager controleren op beschadiging en slijtage.
» Als het wiellager beschadigd of versleten is:
Wiellager voor vervangen.
Radiale keerringen 1en loopvlakken Avan de afstands-
bussen reinigen en invetten.
Duurzaam vet ( pag. 135)
Afstandsbussen erin zetten.
I00362-11
Schroefdraad van de steekas en schroef 2reinigen.
Steekas reinigen en licht invetten.
Duurzaam vet ( pag. 135)
Voorwiel positioneren en steekas erin zetten.
Remplaketten zijn correct gepositioneerd.
Schroef 2monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef steekas
voor
M8 25 Nm
Wieltoerentalsensor 3in de boring positioneren.
Schroef 4monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef houder
wieltoerentalsen-
sor
M6 8 Nm
Spatbord positioneren, schroeven 5met ringen monteren
en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef spatbord
voor
M6 7 Nm
S04158-10
(Optie: Velgen)
Wiellager controleren op beschadiging en slijtage.
» Als het wiellager beschadigd of versleten is:
Wiellager voor vervangen.
Afstandsbussen verwijderen.
Radiale keerringen 1en loopvlakken Avan de afstands-
bussen reinigen en invetten.
Duurzaam vet ( pag. 135)
Afstandsbussen erin zetten.
WIELEN, BANDEN 15
85
S04157-11
Schroefdraad van de steekas en schroef 2reinigen.
Steekas reinigen en licht invetten.
Duurzaam vet ( pag. 135)
Voorwiel positioneren en steekas erin zetten.
Remplaketten zijn correct gepositioneerd.
Schroef 2monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef steekas
voor
M8 25 Nm
Wieltoerentalsensor 3in de boring positioneren.
Schroef 4monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef houder
wieltoerentalsen-
sor
M6 8 Nm
Remhendel meerdere keren bedienen tot de remplaketten
tegen de remschijf liggen en er een drukpunt aanwezig is.
Motorfiets van hefbok voor nemen. ( pag. 65)
Motorfiets van hefbok achter nemen. ( pag. 64)
Voorwielrem bedienen en voorvork enkele keren krachtig inve-
ren.
Vorkpoten worden uitgelijnd.
Schroeven 5vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef asopname M8 15 Nm
15.3 Achterwiel demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 64)
S04164-10
Hoofdwerk
Schroef 1verwijderen.
15 WIELEN, BANDEN
86
I00363-10
(Optie: Spaakwielen)
Schroef 2verwijderen en wieltoerentalsensor 3uit de
boring trekken.
Moer 4met ring verwijderen.
Kettingspanner 5verwijderen.
Achterwiel vasthouden en steekas 6met ring en ketting-
spanner 5verwijderen.
Achterwiel zo ver mogelijk naar voren schuiven en ketting
van het kettingwiel verwijderen.
F00861-11
(Optie: Velgen)
Schroef 2verwijderen en wieltoerentalsensor 3uit de
boring trekken.
Moer 4en ring verwijderen.
Kettingspanner 5verwijderen.
Achterwiel vasthouden en steekas 6met ring en ketting-
spanner 5eruit trekken.
Achterwiel zo ver mogelijk naar voren schuiven en ketting
van het kettingwiel verwijderen.
Kettingbescherming opzij duwen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBeschadigde remschijven ver-
minderen de remwerking.
Leg het wiel altijd zodanig neer dat de remschijf
niet wordt beschadigd.
Achterwiel naar achteren trekken en uit de achterbrug nemen.
Info
Rempedaal niet indrukken als het achterwiel is gede-
monteerd.
WIELEN, BANDEN 15
87
15.4 Achterwiel monteren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenNa montage van het achterwiel remt de achterwielrem eerst niet.
Bedien de voetrem meerdere keren voor begin van de rit tot een vast drukpunt voelbaar is.
E01131-10
Hoofdwerk
(Optie: Spaakwielen)
Wiellager controleren op beschadiging en slijtage.
» Als het wiellager beschadigd of versleten is:
Wiellager achter vervangen.
Radiale keerringen 1en loopvlakken Avan de afstands-
bussen reinigen en invetten.
Duurzaam vet ( pag. 135)
Schroefdraad van steekas en asmoer reinigen.
Steekas reinigen en licht invetten.
Duurzaam vet ( pag. 135)
Aangrijppunten van remzadelhouder en achterbrug reini-
gen.
Demperpakkingen en kettingwieldragers aan het achterwiel
monteren.
Smalle afstandsbus in de zijkant van het kettingwiel plaat-
sen.
Brede afstandsbus in de zijkant van de remschijf plaatsen.
Achterwiel positioneren.
Remplaketten zijn correct gepositioneerd.
Achterwiel zo ver mogelijk naar voren schuiven en ketting
op het kettingwiel leggen.
15 WIELEN, BANDEN
88
E01125-12
Achterwiel naar achteren trekken en steekas 3met ring
en kettingspanner 4monteren.
Voorgeschreven waarde
Kettingspanners 4links en rechts in dezelfde positie
monteren.
Moer 2met ring monteren.
Controleren of de kettingspanners tegen de schroeven lig-
gen.
Kettingspanning controleren. ( pag. 68)
Moer 2vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
De markeringen op de kettingspanners moeten links en
rechts in dezelfde positie ten opzichte van de referen-
tiemarkeringen Bstaan. Zo is het achterwiel correct
uitgelijnd.
Moer steekas achter M14x1,5 100 Nm
Wieltoerentalsensor 5in de boring positioneren.
Schroef 6monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef houder
wieltoerentalsen-
sor
M6 8 Nm
S04159-10
(Optie: Velgen)
Wiellager controleren op beschadiging en slijtage.
» Als het wiellager beschadigd of versleten is:
Wiellager achter vervangen.
Afstandsbussen verwijderen.
Radiale keerringen 1en loopvlakken Avan de afstands-
bussen reinigen en invetten.
Duurzaam vet ( pag. 135)
Schroefdraad van steekas en asmoer reinigen.
Steekas reinigen en invetten.
Duurzaam vet ( pag. 135)
Aangrijppunten van remzadelhouder en achterbrug reini-
gen.
Demperpakking en kettingwieldrager aan het achterwiel
monteren.
Afstandsbussen erin zetten.
Achterwiel positioneren.
Remplaketten zijn correct gepositioneerd.
Achterwiel zo ver mogelijk naar voren schuiven en ketting
op het kettingwiel leggen.
Kettingbescherming positioneren.
WIELEN, BANDEN 15
89
F00861-12
Achterwiel naar achteren trekken en steekas 3met ring
en kettingspanner 4monteren.
Voorgeschreven waarde
Kettingspanners 4links en rechts in dezelfde positie
monteren.
Moer 2en ring monteren.
Het achterwiel naar voren duwen, zodat de kettingspanners
tegen de schroeven zitten en moer 2vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
De markeringen op de kettingspanners moeten links en
rechts in dezelfde positie ten opzichte van de referen-
tiemarkeringen Bstaan. Zo is het achterwiel correct
uitgelijnd.
Moer steekas achter M14x1,5 100 Nm
Wieltoerentalsensor 5in de boring positioneren.
Schroef 6monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef houder
wieltoerentalsen-
sor
M6 8 Nm
S04164-11
Schroef 7monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef kettingbe-
scherming
EJOT PT®
K60x30
3 Nm
Nawerk
Motorfiets van hefbok achter nemen. ( pag. 64)
Kettingspanning controleren. ( pag. 68)
15.5 Demperpakkingen van de achterwielnaaf controleren
Info
De kracht van de motor wordt door het kettingwiel via zes demperpakkingen overgebracht op het achter-
wiel. Deze slijten tijdens het rijden. Als de demperpakkingen niet op tijd worden vervangen, raken de ket-
tingwielhouder en de achterwielnaaf beschadigd.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 64)
Achterwiel demonteren. ( pag. 85)
15 WIELEN, BANDEN
90
E01132-10
Hoofdwerk
(Optie: Spaakwielen)
Lager 1controleren.
» Als het lager beschadigd of versleten is:
Lagers vervangen.
Demperpakkingen 2van de achterwielnaaf controleren
op beschadiging en slijtage.
» Als de demperpakkingen van de achterwielnaaf bescha-
digd of versleten zijn:
Alle demperpakkingen van de achterwielnaaf ver-
vangen.
E01133-10
Achterwiel met het kettingwiel naar boven toe op een werk-
bank leggen en de steekas in de naaf steken.
Om de speling Ate controleren, achterwiel vasthouden
en proberen het kettingwiel te draaien.
Info
De speling wordt gemeten aan de buitenkant van
het kettingwiel.
Speling demperpakkingen
achterwiel
5 mm
»Als de speling Agroter is dan de voorgeschreven
waarde:
Alle demperpakkingen van de achterwielnaaf ver-
vangen.
S04160-10
(Optie: Velgen)
Lager 1controleren.
» Als het lager beschadigd of versleten is:
Lagers vervangen.
Demperpakkingen 2van de achterwielnaaf controleren
op beschadiging en slijtage.
» Als de demperpakkingen van de achterwielnaaf bescha-
digd of versleten zijn:
Alle demperpakkingen van de achterwielnaaf ver-
vangen.
S04161-10
Achterwiel met het kettingwiel naar boven toe op een werk-
bank leggen en de steekas in de naaf steken.
Om de speling Ate controleren, achterwiel vasthouden
en proberen het kettingwiel te draaien.
Info
De speling wordt gemeten aan de buitenkant van
het kettingwiel.
Speling demperpakkingen
achterwiel
5 mm
»Als de speling Agroter is dan de voorgeschreven
waarde:
Alle demperpakkingen van de achterwielnaaf ver-
vangen.
WIELEN, BANDEN 15
91
Nawerk
Achterwiel monteren. ( pag. 87)
Motorfiets van hefbok achter nemen. ( pag. 64)
Kettingspanning controleren. ( pag. 68)
15.6 Bandentoestand controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenAls een band tijdens de rit lek raakt, wordt het voertuig oncontroleerbaar.
Zorg ervoor dat beschadigde of versleten banden onmiddellijk worden vervangen. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor vallenVerschillende profielen van voor- en achterwiel beïnvloeden het rijgedrag.
Verschillende profielen kunnen de controle over het voertuig aanzienlijk moeilijker maken.
Zorg ervoor dat voor- en achterwiel steeds van banden met hetzelfde profiel zijn voorzien.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenNiet-vrijgegeven of aanbevolen banden en wielen bemoeilijken het rijgedrag.
Gebruik alleen door KTM vrijgegeven en aanbevolen banden en wielen met de juiste snelheidsindex.
Info
Het type, de toestand en de spanning van de banden zijn van invloed op het rijgedrag van de motorfiets.
Versleten banden hebben vooral bij natte ondergrond een slechte invloed op het rijgedrag.
400602-10
Voor- en achterbanden controleren op insnijdingen, voorwerpen
die tijdens het rijden in de band zijn gaan zitten en beschadi-
gingen.
» Als er insnijdingen of beschadigingen zijn of als er voorwer-
pen tijdens het rijden in de band zijn gaan zitten:
Banden vervangen.
Profieldiepte controleren.
Info
Wettelijke landspecifieke minimale profieldiepte in acht
nemen.
Minimale profieldiepte 2 mm
» Als de profieldiepte lager is dan de minimale waarde:
Banden vervangen.
H01144-10
Leeftijd van de banden controleren.
Info
De productiedatum van de banden staat meestal op het
opschrift van de banden en wordt met de laatste vier
cijfers van de DOT aanduiding gekenmerkt. De eerste
twee cijfers wijzen op de week van de productie en de
laatste twee cijfers op het productiejaar.
KTM adviseert uiterlijk na vijf jaar de banden te vervan-
gen, onafhankelijk van de daadwerkelijke slijtage.
15 WIELEN, BANDEN
92
» Als de band ouder is dan vijf jaar:
Banden vervangen.
15.7 Bandenspanning controleren
Info
Te lage bandenspanning leidt tot buitengewone slijtage en oververhitting van de band.
Een goede bandenspanning garandeert een optimaal rijcomfort en een maximale levensduur van de band.
400695-01
Beschermkap verwijderen.
Bandenspanning controleren als de banden koud zijn.
Bandenspanning solo
voor 2,0 bar
achter 2,0 bar
Bandenspanning met passagier/volledige nuttige belasting
voor 2,0 bar
achter 2,2 bar
» Als de bandenspanning niet met de voorgeschreven waarde
overeenkomt:
Bandenspanning corrigeren.
Beschermkap monteren.
15.8 Spaakspanning controleren (Optie: Spaakwielen)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerkeerd gespannen spaken beïnvloeden het rijgedrag nadelig en leiden tot
gevolgschade.
Als de spaken te vast zijn gespannen, barsten de spaken door overbelasting. Als de spaken te los zijn
gespannen, ontstaat een zij- of hoogteslag in het wiel. Hierdoor komen andere spaken ook los te zitten.
Controleer de spaakspanning regelmatig, in het bijzonder bij een nieuw voertuig. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
400694-01
Kort met het handvat van een schroevendraaier op elke spaak
slaan.
Info
De toonfrequentie is afhankelijk van de spaaklengte en
van de spaakdiameter.
Wanneer er verschillende toonfrequenties hoorbaar zijn
bij spaken met gelijke lengte en dikte, duidt dat op ver-
schillende spaakspanningen.
De toon moet helder zijn.
» Wanneer de spaakspanning verschillend is:
Spaakspanning corrigeren.
ELEKTRONICA 16
93
16.1 12V-accu demonteren
Waarschuwing
Gevaar voor letselAccuzuur en accugassen kunnen ernstige brandwonden veroorzaken.
Bewaar 12V-accu’s buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Vermijd contact met accuzuur en accugassen.
Vonken of open vuur uit de buurt van de 12V-accu houden.
Laad 12V-accu’s uitsluitend op in goed geventileerde ruimtes.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens 15 minuten met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als accuzuur of
accugas in de ogen is gekomen.
Voorwerk
Passagiersstoel verwijderen. ( pag. 66)
Bestuurderszadel verwijderen. ( pag. 67)
S04165-10
Hoofdwerk
Schroeven 1verwijderen en beugel verwijderen.
Minkabel 2van de 12V-accu loskoppelen.
S04166-10
Pluspoolafdekking 3naar achteren trekken.
Pluskabel 4van de 12V-accu loskoppelen.
Rubberband 5loshaken en rubberband 6openen.
12V-accu naar boven toe uit het accuvak verwijderen.
Info
Motorfiets nooit met een lege 12V-accu of zonder 12V-
accu gebruiken. In beide gevallen kunnen elektrische
componenten en veiligheidsvoorzieningen beschadigd
raken. Het voertuig is dan niet meer verkeersveilig.
16.2 12V-accu monteren
S04166-11
Hoofdwerk
12Vaccu in het accuvak plaatsen.
12V-accu (ETZ9BS) ( pag. 125)
Rubberband 1sluiten en rubberband 2vastmaken.
Pluskabel 3positioneren, schroef monteren en vastdraaien.
Pluspoolafdekking 4positioneren.
16 ELEKTRONICA
94
S04165-11
Minkabel 5positioneren, schroef monteren en vastdraaien.
Beugel positioneren, schroeven 6monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef dwarsverbin-
ding
M6 15 Nm
Nawerk
Bestuurderszadel monteren. ( pag. 67)
Buddyseat monteren. ( pag. 66)
Tijd en datum instellen. ( pag. 39)
16.3 12V-accu laden
Waarschuwing
Gevaar voor letselAccuzuur en accugassen kunnen ernstige brandwonden veroorzaken.
Bewaar 12V-accu’s buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Vermijd contact met accuzuur en accugassen.
Vonken of open vuur uit de buurt van de 12V-accu houden.
Laad 12V-accu’s uitsluitend op in goed geventileerde ruimtes.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens 15 minuten met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als accuzuur of
accugas in de ogen is gekomen.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieu12V-accu’s bevatten voor het milieu schadelijke stoffen.
Gooi 12V-accu’s niet bij het huishoudelijk afval.
Geef 12V-accu’s af bij een verzamelpunt voor oude accu’s.
Info
Ook als de 12V-accu niet wordt belast, verliest hij dagelijks aan lading.
De laadtoestand en de wijze van laden zijn erg belangrijk voor de levensduur van de 12V-accu.
Snel laden met een hogere laadstroom heeft een negatief effect op de levensduur.
Als de laadstroom, laadspanning en laadtijd worden overschreden, ontsnapt er elektrolyt via de veiligheids-
kleppen. Daardoor verliest de 12V-accu aan capaciteit.
Als de 12V-accu leeg is gestart, de 12V-accu meteen opladen.
Bij langere stilstand in lege toestand treden er diepteontlading en sulfatie op, waardoor de 12V-accu wordt
vernield.
De 12V-accu is onderhoudsvrij. Het zuurniveau hoeft niet te worden gecontroleerd.
Voorwerk
Passagiersstoel verwijderen. ( pag. 66)
Bestuurderszadel verwijderen. ( pag. 67)
Minkabel van de 12V-accu loskoppelen om schade aan de
boordelektronica te voorkomen.
ELEKTRONICA 16
95
M00729-10
Hoofdwerk
Acculader met 12V-accu verbinden. Acculader inschakelen.
Acculader (58429074000)
Met deze acculader kunnen ook de rustspanning, het startver-
mogen van de 12V-accu en de dynamo worden getest. Met dit
apparaat is het overladen van de 12V-accu onmogelijk.
Info
Deksel 1nooit verwijderen.
12V-accu laden met maximaal 10 % van de capaciteit,
die op het accuhuis 2is aangegeven.
Acculader na het laden uitschakelen en van de 12V-accu los-
koppelen.
Voorgeschreven waarde
Laadstroom, laadspanning en laadtijd mogen niet worden
overschreden.
12V-accu regelmatig bijla-
den als de motorfiets niet
wordt gebruikt
3 maanden
Minkabel positioneren, schroef monteren en vastdraaien.
Minuspoolafdekking positioneren.
Nawerk
Bestuurderszadel monteren. ( pag. 67)
Buddyseat monteren. ( pag. 66)
Tijd en datum instellen. ( pag. 39)
16.4 Hoofdzekering vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor brandVerkeerde zekeringen overbelasten de elektrische installatie.
Gebruik alleen zekeringen met de voorgeschreven ampère-waarde.
Overbrug of repareer geen zekeringen.
Info
Met de hoofdzekering worden alle elektrische verbruikers van het voertuig gezekerd. De hoofdzekering
bevindt zich onder het zadel.
Voorwerk
Passagiersstoel verwijderen. ( pag. 66)
Bestuurderszadel verwijderen. ( pag. 67)
16 ELEKTRONICA
96
A00696-10
Hoofdwerk
Afdekking 1verwijderen.
A00697-10
Beschermkap 2verwijderen.
A00698-10
Defecte hoofdzekering 3verwijderen.
Info
Een defecte zekering heeft een gebroken
smeltdraad A.
In het zekeringenblok bevindt zich een reservezekering.
Nieuwe hoofdzekering plaatsen.
Zekering (75011088030) ( pag. 125)
Tip
Nieuwe reservezekering in het zekeringenblok plaatsen,
zodat u er een bij u hebt als het nodig is.
A00697-10
Beschermkap 2monteren.
Nawerk
Bestuurderszadel monteren. ( pag. 67)
Buddyseat monteren. ( pag. 66)
Tijd en datum instellen. ( pag. 39)
ELEKTRONICA 16
97
16.5 ABSzekeringen vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor brandVerkeerde zekeringen overbelasten de elektrische installatie.
Gebruik alleen zekeringen met de voorgeschreven ampère-waarde.
Overbrug of repareer geen zekeringen.
Info
Twee zekeringen voor het ABS bevinden zich onder de buddyseat. Met deze twee zekeringen zijn
de retourpomp en de hydraulische unit van het ABS afgezekerd. De derde zekering, waarmee de
ABS-besturingsunit is afgezekerd bevindt zich in het zekeringenblok.
Voorwerk
Passagiersstoel verwijderen. ( pag. 66)
A00700-10
Zekering hydraulische ABS-unit vervangen:
Beschermkapje verwijderen en zekering 1verwijderen.
Info
Een defecte zekering heeft een gebroken smelt-
draad A.
Waarschuwing
Gevaar voor brandVerkeerde zekeringen overbelas-
ten de elektrische installatie.
Gebruik alleen zekeringen met de voorgeschre-
ven ampère-waarde.
Overbrug of repareer geen zekeringen.
Voldoende sterke reservezekering plaatsen.
Zekering (75011088015) ( pag. 125)
Tip
Nieuwe reservezekering 2in het zekeringenblok
plaatsen, zodat u er een bij u heeft als het nodig is.
Beschermkap monteren.
A00700-11
Zekering ABS-retourpomp vervangen:
Beschermkapje verwijderen en zekering 3verwijderen.
Info
Een defecte zekering heeft een gebroken smelt-
draad A.
Waarschuwing
Gevaar voor brandVerkeerde zekeringen overbelas-
ten de elektrische installatie.
Gebruik alleen zekeringen met de voorgeschre-
ven ampère-waarde.
Overbrug of repareer geen zekeringen.
16 ELEKTRONICA
98
Voldoende sterke reservezekering plaatsen.
Zekering (90111088025) ( pag. 125)
Tip
Nieuwe reservezekering 4in het zekeringenblok
plaatsen, zodat u er een bij u heeft als het nodig is.
Beschermkap monteren.
Nawerk
Buddyseat monteren. ( pag. 66)
16.6 Zekeringen van de afzonderlijke elektrische verbruikers vervangen
Info
Het zekeringenblok met de zekeringen van de afzonderlijke elektrische verbruikers bevindt zich onder de
buddyseat.
Voorwerk
Passagiersstoel verwijderen. ( pag. 66)
A00699-10
Hoofdwerk
Zekeringenblokdeksel 1openen.
Defecte zekering verwijderen.
Voorgeschreven waarde
Zekering 1- geen functie
Zekering 2- 10 A - gecombineerd instrument, brandstof-
pomp
Zekering 3- 10 A - hoofdrelais
Zekering 4- 15 A - bobine, starthulprelais
Zekering 5- 20 A - radiateurventilator
Zekering 6- 15 A - remlicht, richtingaanwijzer, groot licht,
dimlicht, zijlicht, achterlicht, nummerplaatverlichting
Zekering 7- 10 A - motorbesturingsunit, ABS-besturingsunit
Zekering 8- 10 A - noodstopschakelaar
Zekering 9- 10 A - constant plus voor extra apparaten
(ACC1 voor)
Zekering 10 - 15 A - ontstekingsplus voor extra apparaten
(ACC2 voor)
Zekering SPARE - 10 A/15 A/20 A/30 A - reservezekeringen
Info
Een defecte zekering heeft een gebroken
smeltdraad A.
ELEKTRONICA 16
99
Waarschuwing
Gevaar voor brandVerkeerde zekeringen overbelasten
de elektrische installatie.
Gebruik alleen zekeringen met de voorgeschreven
ampère-waarde.
Overbrug of repareer geen zekeringen.
Voldoende sterke reservezekering plaatsen.
Zekering (75011088010) ( pag. 125)
Zekering (75011088015) ( pag. 125)
Zekering (75011088030) ( pag. 125)
Tip
Nieuwe reservezekering in het zekeringenblok plaatsen,
zodat u er een bij u hebt als het nodig is.
Werking van de elektrische verbruikers controleren.
Zekeringenblokdeksel 1sluiten.
Nawerk
Buddyseat monteren. ( pag. 66)
16.7 Koplampinstelling controleren
400726-10
Voertuig op een horizontale ondergrond voor een lichte muur
zetten en in de hoogte van het midden van de koplamp een
markering aanbrengen.
Nog een markering aanbrengen op een afstand Bonder de
eerste markering.
Voorgeschreven waarde
Afstand B5 cm
Voertuig op een afstand Aloodrecht voor de muur zetten en
het dimlicht inschakelen.
Voorgeschreven waarde
Afstand A5 m
Nu gaat de bestuurder, eventueel met bagage en passagier op
de motorfiets zitten.
Koplampinstelling controleren.
De grens tussen licht en donker moet bij een gebruiksklare
motorfiets met bestuurder, eventueel met bagage en passa-
gier, precies op de onderste markering liggen.
» Als deze grens tussen licht en donker niet overeenkomt
met de voorgeschreven waarde:
Lichtbundelbreedte van de koplamp instellen.
( pag. 100)
16 ELEKTRONICA
100
16.8 Lichtbundelbreedte koplamp instellen
Voorwerk
Koplampinstelling controleren. ( pag. 99)
A00701-10
Hoofdwerk
Met de stelschroef 1de lichtbundelbreedte van de koplamp
instellen.
Info
Draaien met de klok mee verbreedt de lichtbundel-
breedte en draaien tegen de klok in versmalt de licht-
bundelbreedte.
Bij extra belading kan er een correctie van de lichtbun-
delbreedte van de koplamp nodig zijn.
Schroef 1borgt ook de koplamp. Controleer of de
schroef steeds ver genoeg is ingeschroefd.
400726-11
Koplamp op markering Binstellen.
Voorgeschreven waarde
De grens tussen licht en donker moet bij een gebruiksklare
motorfiets met bestuurder, eventueel met bagage en passa-
gier, precies op de onderste markering Bliggen.
16.9 Diagnosestekker
A00702-10
De diagnosestekker 1bevindt zich onder de passagiersstoel.
16.10 ACC1 en ACC2 vooraan
S04169-10
Inbouwlocatie
De voedingsspanningen ACC1 1en ACC2 2vooraan bevin-
den zich achter de koplamp.
Info
De voedingsspanningen ACC1 en ACC2 vooraan zijn onder
de kabelafdekking van de koplampkap bereikbaar.
ELEKTRONICA 16
101
16.11 ACC1 en ACC2 achterzijde
A00692-10
Inbouwlocatie
De voedingsspanningen ACC1 1en ACC2 2achter bevin-
den zich onder de achterbekleding achter het zadelslot.
17 KOELSYSTEEM
102
17.1 Koelsysteem
A00690-10
Door de waterpomp 1in de motor vindt er een gedwongen circu-
latie van het koelmiddel plaats.
De druk die bij verwarming in het koelsysteem ontstaat wordt gere-
geld door een klep in de radiateurdop 2. Door de uitzetting door
warmte stroomt het overtollige koelmiddel naar het compensatie-
reservoir 3. Als de temperatuur daalt wordt dit koelmiddel weer
teruggezogen in het koelsysteem. Daardoor is de aangegeven koel-
middeltemperatuur toegestaan zonder dat er met functiestoringen
rekening moet worden gehouden.
110 °C
A00689-10
Koeling vindt plaats door de rijwind en twee radiateurventila-
tors 4die bij hoge temperatuur wordt ingeschakeld.
Hoe lager de snelheid, hoe lager de koelwerking. Ook vervuilde
koelribben verlagen de koelwerking.
Info
Als het koelsysteem oververhit raakt, wordt het maximale
motortoerental begrensd.
17.2 Antivries en koelmiddelpeil controleren
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets heet en staat onder druk.
Open noch de radiateur, de radiateurkoelslangen noch andere componenten van het koelsysteem, als
de motor of het koelsysteem bedrijfswarm zijn.
Laat het koelsysteem en de motor afkoelen, alvorens de koeler, de koelerslangen of andere componen-
ten van het koelsysteem te openen.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is gevaarlijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koel-
vloeistof in de ogen is gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
Voorwaarden
Motor is koud.
KOELSYSTEEM 17
103
S04170-10
Motorfiets rechtop zetten op een horizontaal oppervlak.
Dop 1van het compensatiereservoir verwijderen.
Antivries van het koelmiddel controleren.
25 … 45 °C
» Als de antivries van het koelmiddel niet overeenkomt met
de voorgeschreven waarde:
Antivries van het koelmiddel corrigeren.
Koelmiddelpeil in het compensatiereservoir controleren.
Het koelmiddelpeil moet zich tussen de twee markeringen
bevinden.
» Als het koelmiddelpeil niet overeenkomt met de voorge-
schreven waarde:
Koelmiddelpeil corrigeren.
Koelmiddel ( pag. 133)
Dop van het compensatiereservoir monteren.
S04173-10
Schroeven 2verwijderen en afdekking verwijderen.
Radiateurdop 3verwijderen.
Antivries van het koelmiddel controleren.
25 … 45 °C
» Als de antivries van het koelmiddel niet overeenkomt met
de voorgeschreven waarde:
Antivries van het koelmiddel corrigeren.
Koelmiddelpeil in de radiateur controleren.
De radiateur moet volledig gevuld zijn.
» Als het koelmiddelpeil niet overeenkomt met de voorge-
schreven waarde:
Koelmiddelpeil corrigeren en oorzaak van het verlies
vaststellen.
Koelmiddel ( pag. 133)
» Als er meer koelmiddel bijgevuld moest worden dan de
voorgeschreven waarde:
> 0,20 l
Koelsysteem vullen/ontluchten. ( pag. 105)
Radiateurdop monteren.
Afdekking positioneren, schroeven 2monteren en
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M5 5 Nm
17 KOELSYSTEEM
104
17.3 Koelmiddelpeil controleren
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets heet en staat onder druk.
Open noch de radiateur, de radiateurkoelslangen noch andere componenten van het koelsysteem, als
de motor of het koelsysteem bedrijfswarm zijn.
Laat het koelsysteem en de motor afkoelen, alvorens de koeler, de koelerslangen of andere componen-
ten van het koelsysteem te openen.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is gevaarlijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koel-
vloeistof in de ogen is gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
Voorwaarden
Motor is koud.
S04170-10
Motorfiets rechtop zetten op een horizontaal oppervlak.
Koelmiddelpeil in het compensatiereservoir 1controleren.
Het koelmiddelpeil moet zich tussen de twee markeringen
bevinden.
» Als het koelmiddelpeil niet overeenkomt met de voorge-
schreven waarde:
Koelmiddelpeil corrigeren.
Koelmiddel ( pag. 133)
S04173-10
Schroeven 2verwijderen en afdekking verwijderen.
Radiateurdop 3verwijderen en koelmiddelpeil in de radia-
teur controleren.
De radiateur moet volledig gevuld zijn.
» Als het koelmiddelpeil niet overeenkomt met de voorge-
schreven waarde:
Koelmiddelpeil corrigeren en oorzaak van het verlies
vaststellen.
» Als er meer koelmiddel bijgevuld moest worden dan de
voorgeschreven waarde:
> 0,20 l
Koelsysteem vullen/ontluchten. ( pag. 105)
Radiateurdop monteren.
Afdekking positioneren, schroeven 2monteren en
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M5 5 Nm
KOELSYSTEEM 17
105
17.4 Koelmiddel aftappen
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets heet en staat onder druk.
Open noch de radiateur, de radiateurkoelslangen noch andere componenten van het koelsysteem, als
de motor of het koelsysteem bedrijfswarm zijn.
Laat het koelsysteem en de motor afkoelen, alvorens de koeler, de koelerslangen of andere componen-
ten van het koelsysteem te openen.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is gevaarlijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koel-
vloeistof in de ogen is gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
Voorwaarden
Motor is koud.
Voorwerk
Motorbescherming demonteren. ( pag. 72)
S04172-10
Hoofdwerk
Motorfiets rechtop zetten.
Geschikt reservoir onder de motor plaatsen.
Schroef 1met pakkingring verwijderen.
Radiateurdop verwijderen.
Koelmiddel volledig laten uitlopen.
Schroef 1met nieuwe pakkingring monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Sluitschroef
aftapboring
waterpomp
M6 11 Nm
Loctite®243™
17.5 Koelsysteem vullen/ontluchten
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is gevaarlijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koel-
vloeistof in de ogen is gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
17 KOELSYSTEEM
106
S04173-11
Hoofdwerk
Schroeven 1verwijderen en afdekking verwijderen.
Radiateurdop 2verwijderen.
S04174-10
Schroeven 3verwijderen en afdekking verwijderen.
Ontluchtingsschroef 4losdraaien.
Voorgeschreven waarde
3 omw
Voertuig licht naar rechts kantelen.
Koelmiddel bijvullen tot dit zonder luchtbellen uit de ontluch-
tingsschroef stroomt en de ontluchtingsschroef dan meteen
vastdraaien.
Koelmiddel ( pag. 133)
Radiateur helemaal met koelmiddel vullen. Radiateurdop mon-
teren.
Voertuig op zijstandaard zetten.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en
kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg heb-
ben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor
voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de
motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Motor starten en warm laten draaien.
S04170-11
Motor uitzetten en laten afkoelen.
Na het afkoelen nog een keer het koelmiddelpeil in de radia-
teur controleren en indien nodig koelmiddel bijvullen.
Dop 5van het vaste reservoir verwijderen en koelmiddelpeil
tot de bovenste markering vullen.
Dop van het compensatiereservoir monteren.
Afdekkingen positioneren, schroeven 1en 3monteren en
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M5 5 Nm
Nawerk
Motorbescherming monteren. ( pag. 72)
KOELSYSTEEM 17
107
17.6 Koelmiddel verversen
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets heet en staat onder druk.
Open noch de radiateur, de radiateurkoelslangen noch andere componenten van het koelsysteem, als
de motor of het koelsysteem bedrijfswarm zijn.
Laat het koelsysteem en de motor afkoelen, alvorens de koeler, de koelerslangen of andere componen-
ten van het koelsysteem te openen.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is gevaarlijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koel-
vloeistof in de ogen is gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
Voorwaarden
Motor is koud.
Voorwerk
Motorbescherming demonteren. ( pag. 72)
S04172-10
Hoofdwerk
Motorfiets rechtop zetten.
Geschikt reservoir onder de motor plaatsen.
Schroef 1met pakkingring verwijderen.
S04173-10
Schroeven 2verwijderen en afdekking verwijderen.
Radiateurdop 3verwijderen.
Koelmiddel volledig laten uitlopen.
Schroef 1met nieuwe pakkingring monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Sluitschroef
aftapboring
waterpomp
M6 11 Nm
Loctite®243™
17 KOELSYSTEEM
108
S04174-11
Schroeven 4verwijderen en afdekking verwijderen.
Ontluchtingsschroef 5losdraaien.
Voorgeschreven waarde
3 omw
Voertuig licht naar rechts kantelen.
Koelmiddel bijvullen tot dit zonder luchtbellen uit de ontluch-
tingsschroef stroomt en de ontluchtingsschroef dan meteen
vastdraaien.
Koelmiddel ( pag. 133)
Radiateur compleet met koelmiddel vullen. Radiateurdop mon-
teren.
Voertuig op zijstandaard zetten.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en
kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg heb-
ben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor
voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de
motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Motor starten en warm laten draaien.
S04170-12
Motor uitzetten en laten afkoelen.
Na het afkoelen nog een keer het koelmiddelpeil in de radia-
teur controleren en indien nodig koelmiddel bijvullen.
Dop 6van het compensatiereservoir verwijderen en koelmid-
delpeil tot de MAX-markering vullen.
Dop van het compensatiereservoir monteren.
Afdekkingen positioneren, schroeven 2en 4monteren en
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M5 5 Nm
Nawerk
Motorbescherming monteren. ( pag. 72)
MOTOR AFSTELLEN 18
109
18.1 "Ride Mode"
I00467-10
Mogelijke toestanden
STREET Gehomologeerd vermogen met evenwichtige res-
pons, de motorfietstractiecontrole laat een normale slip aan
het achterwiel toe. De antiwheeliemodus is actief.
OFFROAD Gereduceerd gehomologeerd vermogen voor
betere rijbaarheid, de motorfietstractiecontrole laat een
verhoogde slip aan het achterwiel toe. De antiwheeliemodus
is gedeactiveerd.
In het gecombineerde instrument kunnen via het
submenu "Ride Mode" verschillende afstellingen voor het voertuig
worden gekozen. Er is "STREET" en "OFFROAD".
De als laatste gekozen rijmodus wordt op het display weergegeven.
De rijmodus kan ook tijdens het rijden met gesloten gashendel
worden gewisseld.
Info
De keuze van de rijmodus is niet van invloed op het ABS.
18.2 Motorfietstractiecontrole (Bochten-MTC)
A00940-10
De motorfiets-tractiecontrole (bochten-MTC) verlaagt het motor-
koppel bij tractieverlies aan het achterwiel.
Info
Als de motorfietstractiecontrole uitgeschakeld is, kan het
achterwiel bij sterke acceleratie of op oppervlakken met
slechte grip doordraaien gevaar voor vallen.
Na het inschakelen van het contact is de motorfietstractie-
controle weer actief.
In het gecombineerde instrument wordt de motorfiets-
tractiecontrole via het menu Ride Mode gestuurd. In het
menu Motorcycle kan de motorfiets-tractiecontrole worden
uitgeschakeld.
Info
Als de motorfietstractiecontrole regelt, knippert het
TCcontrolelampje .
Als de motorfietstractiecontrole is uitgeschakeld, brandt
het TCcontrolelampje .
18.3 Koppelingshendelspeling controleren
Aanwijzing
Beschadiging koppelingAls de koppelingshendel geen vrije slag heeft, begint de koppeling te verschuiven.
Controleer vóór elk gebruik van de motorfiets de vrije slag van de koppelingshendel.
Stel de vrije slag van de koppelingshendel indien nodig volgens de voorschriften in.
18 MOTOR AFSTELLEN
110
S04142-12
Controleren of de koppelingshendel soepel beweegt.
Stuur in de rechtuitstand zetten.
Koppelingshendel tot voelbare weerstand trekken en de koppe-
lingshendelspeling Abepalen.
Koppelingshendelspeling A1 … 3 mm
» Als de koppelingshendelspeling niet overeenkomt met de
voorgeschreven waarde:
Koppelingshendelspeling instellen. ( pag. 110)
Stuur over het gehele stuurbereik heen en weer bewegen.
De koppelingshendelspeling mag niet veranderen.
» Als de koppelingshendelspeling verandert:
Traject van de koppelingskabel controleren.
18.4 Koppelingshendelspeling instellen
S04175-10
Stuur in de rechtuitstand zetten.
Manchet 1terugschuiven.
Contramoer 2losdraaien.
Koppelingshendelspeling Amet de stelschroef 3instellen.
Voorgeschreven waarde
Koppelingshendelspeling A1 … 3 mm
Contramoer 2vastdraaien.
Manchet 1positioneren.
SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 19
111
19.1 Motoroliepeil controleren
Voorwaarden
Motor is warm.
Voorwerk
Motorfiets rechtop zetten op een horizontale ondergrond.
A00688-10
Hoofdwerk
Motoroliepeil controleren.
Info
Na het uitzetten van de motor een minuut wachten en
dan pas controleren.
De motorolie moet tussen de markeringen Aen Bliggen.
»Als de motorolie onder de markering Aligt:
Motorolie bijvullen. ( pag. 113)
»Als de motorolie boven de markering Bligt:
Motoroliepeil corrigeren.
19.2 Motorolie verversen, oliefilter vervangen en oliezeven reinigen
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenMotor- en cardanolie wordt tijdens bedrijf van de motorfiets heet.
Draag geschikte beschermende kleding en een veiligheidshandschoenen.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
De motorolie bij een warme motor aftappen.
Voorwerk
Motorbescherming demonteren. ( pag. 72)
Motorbescherming-houderplaat demonteren. ( pag. 73)
Motorfiets op een horizontale ondergrond op de zijstandaard
zetten.
19 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR
112
A00693-10
Hoofdwerk
Geschikt reservoir onder de motor klaarzetten.
Olieaftapschroef 1met keerring verwijderen.
Oliezeef 2met keerring verwijderen.
Sluitschroef 3met oliezeef 4verwijderen.
Motorolie volledig laten uitlopen.
Olieaftapschroeven en oliezeven grondig reinigen.
Oliezeef 2positioneren en olieaftapschroef 1met keerring
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Olieaftapschroef M24x1,5 13 Nm
Sluitschroef 3met oliezeef 4en keerring monteren en
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Sluitschroef oliezeef
klein
M17x1,5 11 Nm
A00694-10
Schroeven 5verwijderen. Oliefilterdeksel 6met keerring
verwijderen.
Oliefilter 7uit het oliefilterhuis trekken.
Motorolie volledig laten uitlopen.
Onderdelen en afdichtvlak grondig reinigen.
A00695-10
Nieuw oliefilter 7plaatsen.
Keerring van het oliefilterdeksel insmeren met olie. Oliefilter-
deksel 6monteren.
Schroeven monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef oliefilterdop M6 10 Nm
Info
Te weinig motorolie of olie van onvoldoende kwaliteit
leidt tot voortijdige slijtage van de motor.
401955-12
Olievulschroef 8met keerring verwijderen en motorolie bij-
vullen.
Motorolie 1,7 l Motorolie
(SAE 15W/50)
( pag. 133)
Olievulschroef met keerring monteren en vastdraaien.
SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 19
113
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en
kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg heb-
ben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor
voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de
motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Motor starten en controleren op lekkage.
Nawerk
Motorbescherming-houderplaat monteren. ( pag. 73)
Motorbescherming monteren. ( pag. 72)
Motoroliepeil controleren. ( pag. 111)
19.3 Motorolie bijvullen
Info
Te weinig motorolie of olie van onvoldoende kwaliteit leidt tot voortijdige slijtage van de motor.
401955-10
Hoofdwerk
Olievulschroef 1met keerring verwijderen en motorolie bij-
vullen.
Motorolie (SAE 15W/50) ( pag. 133)
Info
Voor een optimale prestatie van de motorolie wordt aan-
geraden geen verschillende motoroliesoorten te men-
gen.
KTM adviseert de motorolie te verversen als dat nodig
is.
Olievulschroef met keerring monteren en vastdraaien.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en
kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg heb-
ben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor
voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de
motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Motor starten en controleren op lekkage.
Nawerk
Motoroliepeil controleren. ( pag. 111)
20 REINIGING, ONDERHOUD
114
20.1 Motorfiets reinigen
Aanwijzing
MateriaalschadeDoor verkeerd gebruik van een hogedrukreiniger worden componenten beschadigd of onbruik-
baar.
Het water dringt door de hoge druk in de elektrische componenten, stekkers, bowdenkabels, lagers etc.
Te hoge druk veroorzaakt storingen en maakt componenten onbruikbaar.
Richt de waterstraal niet direct op elektrische componenten, stekkers, bowenkabels of lagers.
Een minimale afstand tussen de sproeier van de hogedrukreiniger en de component aanhouden.
Minimale afstand 60 cm
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
Reinig de motorfiets regelmatig om zijn waarde en uitzicht gedurende lange tijd te behouden.
Directe zonnestralen op de motorfiets tijdens het reinigen vermijden.
401061-01
Uitlaatsysteem afsluiten om het indringen van water te voorko-
men.
Grove vervuiling eerst met een zachte waterstraal verwijderen.
Sterk vervuilde plekken met een normale, in de handel
verkrijgbare motorfietsreiniger inspuiten en met een penseel
bewerken.
Motorfietsreiniger ( pag. 135)
Info
Warm water met een in de handel verkrijgbare motor-
fietsreiniger en een zachte spons gebruiken.
Motorfietsreiniger nooit op de droge motorfiets aanbren-
gen, altijd eerst met water afspoelen.
Reinig de motorfiets met koud water als de motorfiets
in strooizout is gebruikt. Warm water versterkt de zout-
werking.
Nadat de motorfiets grondig met een zachte waterstraal is
afgespoeld moet hij goed worden gedroogd.
Afsluiting van het uitlaatsysteem verwijderen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVocht en vuil beïnvloeden het
remsysteem nadelig.
Rem meerdere keren voorzichtig om de remplaket-
ten en remschijven te drogen en vuil te verwijde-
ren.
Na de reiniging een kort stuk rijden, totdat de motor de rijtem-
peratuur heeft bereikt.
REINIGING, ONDERHOUD 20
115
Info
Door de warmte verdampt het water ook op de niet toe-
gankelijke plaatsen van de motor en het remsysteem.
Manchetten van de stuurarmaturen terugschuiven, zodat het
ingedrongen water kan verdampen.
Na het afkoelen van de motorfiets alle glij- en lagerpunten
smeren.
Ketting reinigen. ( pag. 68)
Blank metalen onderdelen (met uitzondering van de remschij-
ven en het uitlaatsysteem) met antiroestmiddel behandelen.
Conserveringsmiddel voor lakken, metaal en rubber
( pag. 135)
Alle gelakte onderdelen behandelen met een onderhoudsmid-
del voor lakken.
Perfect Finish en hoogglanspolitoer voor lakken
( pag. 135)
Info
In de leveringstoestand matte kunststofonderdelen
niet polijsten, omdat de materiaalkwaliteit anders sterk
beperkt wordt.
Alle kunststof onderdelen en geëloxeerde onderdelen behande-
len met een mild reinigings- en verzorgingsmiddel.
Speciale reiniger voor glanzende en matte lakken, metaal-
en kunststofvlakken ( pag. 135)
Contact- en stuurslot smeren.
Universele oliespray ( pag. 135)
20.2 Controle en onderhoud voor rijden in de winter
Info
Als de motorfiets ook in de winter wordt gebruikt, moet rekening worden gehouden met strooizout op de
wegen. Daarom moeten er voorzorgsmaatregelen worden genomen tegen het agressieve strooizout.
Reinig de motorfiets met koud water als de motorfiets in strooizout is gebruikt. Warm water versterkt de
zoutwerking.
401060-01
Motorfiets reinigen. ( pag. 114)
Remmen reinigen.
Info
Na IEDERE rit op wegen met strooizout de motorfiets en
vooral de remzadels en remplaketten in afgekoelde en
gemonteerde toestand, grondig met koud water reinigen
en goed drogen.
Motor, achterbrug en alle overige blanke of verzinkte onderde-
len (m.u.v. de remschijven) worden behandeld met een anti-
roestmiddel op wasbasis.
20 REINIGING, ONDERHOUD
116
Info
Er mag geen antiroestmiddel op de remschijven
terechtkomen omdat daardoor de remwerking sterk
wordt verminderd.
Ketting reinigen. ( pag. 68)
STALLING 21
117
21.1 Stalling
Info
Als u de motorfiets voor langere tijd niet wilt gebruiken, moet u volgende maatregelen nemen of laten
nemen.
Controleer voordat u de motorfiets gaat stallen eerst of alle onderdelen goed werken en niet zijn versleten.
Als er servicewerkzaamheden, reparaties of wijzigingen nodig zijn, kunt u dat het beste doen tijdens de
overwintering (minder drukte bij de werkplaatsen). Zo voorkomt u lange wachttijden bij aanvang van het
seizoen.
401058-01
Bij het laatste tanken voor het stallen van de motorfiets,
brandstofadditief bijmengen.
Brandstofadditief ( pag. 135)
Brandstof tanken. ( pag. 57)
Tip
De brandstoftank zoals voorgeschreven vullen en daar-
bij brandstof met een laag ethanolgehalte gebruiken.
Motorfiets reinigen. ( pag. 114)
Motorolie verversen, oliefilter vervangen en oliezeven reini-
gen. ( pag. 111)
Antivries en koelmiddelpeil controleren. ( pag. 102)
Bandenspanning controleren. ( pag. 92)
12V-accu demonteren. ( pag. 93)
12V-accu laden. ( pag. 94)
Voorgeschreven waarde
Opslagtemperatuur van de
12V-accu zonder blootstel-
ling aan directe zonnestralen
0 … 35 °C
Voertuig stallen op een droge plaats en niet blootstellen aan
grote temperatuurschommelingen.
Info
KTM adviseert de motorfiets op te krikken.
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 64)
Motorfiets met hefbok voor opkrikken. ( pag. 64)
De motorfiets afdekken met een luchtdoorlatend dekzeil of een
deken.
Info
In geen geval mogen hiervoor luchtdichte materialen
worden gebruikt, omdat er dan geen vocht kan ontsnap-
pen en er roest ontstaat.
Het is zeer slecht de motor van een gestalde motorfiets
voor korte tijd te laten draaien. Aangezien de motor
daarbij niet voldoende warm wordt, condenseert de
waterdamp die bij de verbranding ontstaat en dit leidt
ertoe dat de ventielen en uitlaatsysteem gaan roesten.
21 STALLING
118
21.2 Inbedrijfname na stalling
401059-01
Motorfiets van hefbok voor nemen. ( pag. 65)
Motorfiets van hefbok achter nemen. ( pag. 64)
12V-accu monteren. ( pag. 93)
Tijd en datum instellen. ( pag. 39)
Controle en onderhoud voor iedere inbedrijfstelling uitvoeren.
( pag. 50)
Een proefrit maken.
OPSPOREN VAN FOUTEN 22
119
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
Motor draait bij het indrukken
van de startknop niet door
Bedieningsfouten Werkstappen voor het starten uitvoe-
ren. ( pag. 50)
12V-accu ontladen 12V-accu laden. ( pag. 94)
Hoofdzekering of
zekering 3,4of 7
doorgesmolten
Zekeringen van de afzonderlijke
elektrische verbruikers vervangen.
( pag. 98)
Hoofdzekering vervangen. ( pag. 95)
Geen massaverbinding aan de
startmotor voorhanden
Massaverbinding controleren.
Motor draait alleen door bij
getrokken koppelingshendel
Er is een versnelling gescha-
keld
Versnelling in stationair schakelen.
Er is een versnelling gescha-
keld en de zijstandaard is uit-
geklapt
Versnelling in stationair schakelen.
Motor draait door, maar springt
niet aan
Bedieningsfouten Werkstappen voor het starten uitvoe-
ren. ( pag. 50)
Snelsluitkoppeling niet in
elkaar gestoken
Snelsluitkoppeling in elkaar steken.
Fout in elektronische brand-
stofinspuiting
Foutengeheugen met
KTM-diagnosetool uitlezen.
Motor heeft te weinig vermogen Luchtfilter sterk vervuild Luchtfilter vervangen.
Brandstoffilter sterk vervuild Brandstofdruk controleren.
Fout in elektronische brand-
stofinspuiting
Foutengeheugen met
KTM-diagnosetool uitlezen.
Motor wordt overmatig heet Te weinig koelmiddel in koel-
systeem
Koelsysteem controleren op lekkage.
Koelmiddelpeil controleren.
( pag. 104)
Radiateurlamellen sterk ver-
vuild
Radiateurlamellen reinigen.
Schuimvorming in het koelsys-
teem
Koelmiddel aftappen. ( pag. 105)
Koelsysteem vullen/ontluchten.
( pag. 105)
Thermostaat defect Thermostaat controleren.
Zekering 5doorgesmolten Zekeringen van de afzonderlijke
elektrische verbruikers vervangen.
( pag. 98)
Defect aan het ventilatiesys-
teem van de radiateur
Radiateursysteem controleren.
Controlelampje storing brandt
geel
Fout in elektronische brand-
stofinspuiting
Foutengeheugen met
KTM-diagnosetool uitlezen.
Motor slaat af tijdens het rijden Te weinig brandstof Brandstof tanken. ( pag. 57)
Hoofdzekering of
zekering 3,4of 7
doorgesmolten
Zekeringen van de afzonderlijke
elektrische verbruikers vervangen.
( pag. 98)
Hoofdzekering vervangen. ( pag. 95)
ABS-waarschuwingslampje
brandt
ABS-zekering doorgesmolten ABSzekeringen vervangen.
( pag. 97)
Wieltoerental van voor- en ach-
terwiel wijkt sterk af
Stoppen, ontsteking uitschakelen,
opnieuw starten.
22 OPSPOREN VAN FOUTEN
120
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
ABS-waarschuwingslampje
brandt
Fout in ABS Foutgeheugen uitlezen met
KTM-diagnosetool.
Hoog olieverbruik Slang van de motorontluchting
geknikt
Ontluchtingsslang knikvrij leggen en
indien nodig vervangen.
Motoroliepeil te hoog Motoroliepeil controleren.
( pag. 111)
Vloeibaarheid motorolie te dun
(viscositeit)
Motorolie verversen, oliefilter
vervangen en oliezeven reinigen.
( pag. 111)
Koplamp en zijlicht werken niet Zekering 6gesmolten Zekeringen van de afzonderlijke
elektrische verbruikers vervangen.
( pag. 98)
Richtingaanwijzer, remlicht en
claxon werken niet
Zekering 4of 6doorgesmolten Zekeringen van de afzonderlijke
elektrische verbruikers vervangen.
( pag. 98)
Tijd wordt niet meer of niet cor-
rect weergegeven
Zekering 2gesmolten Zekeringen van de afzonderlijke
elektrische verbruikers vervangen.
( pag. 98)
12V-accu ontladen Contact bij het parkeren van
het voertuig niet uitgeschakeld
12V-accu laden. ( pag. 94)
12V-accu wordt niet opgeladen
door de dynamo
Laadspanning controleren.
Ruststroom controleren.
Er wordt niets weergegeven op
het display van het gecombi-
neerd instrument
Zekering 2gesmolten Zekeringen van de afzonderlijke
elektrische verbruikers vervangen.
( pag. 98)
Snelheidsindicatie op gecombi-
neerd instrument werkt niet
Kabelboom voor de snelheids-
indicatie of stekkerverbinding
verroest
Kabelboom en steekverbinding contro-
leren.
TECHNISCHE GEGEVENS 23
121
23.1 Motor
Constructie 1-cilinder 4-takt bezinemotor, gekoeld met vloeistof
Cilinderinhoud 373 cm³
Slag 60 mm
Boring 89 mm
Compressieverhouding 12,54:1
Distributie DOHC, vier kleppen aangestuurd door nokvolger, aan-
drijving door ketting
Diameter inlaatklep 36 mm
Diameter uitlaatklep 29 mm
Klepspeling inlaat koud 0,10 … 0,15 mm
Klepspeling uitlaat koud 0,15 … 0,20 mm
Krukaslagers 2 glijlagers
Drijfstanglager Glijlager
Zuigers Lichmetaal gesmeed
Zuigerveren 1 compressiering, 1 zuigerring, 1 olieschraapring
Motorsmering Drukcirculatiesmering met 2 trochoïde pompen
Primaire overbrenging 30:80
Koppeling Antihopping-koppeling in oliebad / mechanisch
bediend
Versnelling 6 versnellingen met klauwschakeling
Overbrengingsverhouding
1e versnelling 12:32
2e versnelling 14:26
3e versnelling 19:27
4e versnelling 21:24
5e versnelling 23:22
6e versnelling 25:21
Mengselbewerking Elektronische brandstofinspuiting
Ontstekingssysteem Contactvrij aangestuurd volledig elektronisch ontste-
kingssysteem met digitale ontstekingsvertraging
Dynamo 12 V, 230 W
Bougie BOSCHVR6NEU
Elektrodenafstand bougie 1 mm
Radiateur Vloeistofkoeling, permanente circulatie van het koel-
middel door waterpomp
Stationair toerental 1.680 ± 50 1/min
Starthulp Startmotor
23 TECHNISCHE GEGEVENS
122
23.2 Aanhaalmomenten motor
Olievernevelaar M5 4 Nm
Loctite®243™
Schroef houderplaat schakelwalsla-
ger
M5 6 Nm
Loctite®243™
Schroef krukas-toerentalsensor M5 5 Nm
Loctite®243™
Schroef schakelassensor M5 7 Nm
Loctite®243™
Schroef stator M5 8 Nm
Loctite®243™
Schroef steunplaat statorkabel M5 7 Nm
Loctite®243™
Schroef versnellingsherkennings-
sensor
M5 5 Nm
Loctite®243™
Moer waterpompwiel M6 8 Nm
Loctite®243™
Olievernevelaar M6 5 Nm
Loctite®243™
Schroef borgplaat
ketting-aandrijfwiel
M6 12 Nm
Loctite®243™
Schroef cilinderkop M6 11 Nm
Schroef distributieketting - span-
rail
M6 11 Nm
Loctite®243™
Schroef distributiekettingspanner M6 11 Nm
Schroef dynamodeksel M6 11 Nm
Schroef houderplaat M6 11 Nm
Loctite®243™
Schroef houderplaat koppelingbow-
denkabel
M6 6 Nm
Loctite®243™
Schroef houderplaat radiale keer-
ring koppelingsdeksel
M6 12 Nm
Loctite®243™
Schroef kettinguitvalbescherming M6 11 Nm
Loctite®243™
Schroef klepdeksel M6 11 Nm
Schroef koppelingsdeksel M6 11 Nm
Schroef koppelingsveer M6 10 Nm
Schroef lagerborgring M6 11 Nm
Loctite®243™
Schroef motorhuis M6x35 11 Nm
Schroef motorhuis M6x75 11 Nm
Loctite®243™
Schroef motorontluchtingsplaat M6 11 Nm
Loctite®243™
Schroef nokkenas decompressie-as M6 10 Nm
Loctite®243™
Schroef nokkenas-lagerbrug M6 10 Nm
Schroef oliefilterdop M6 10 Nm
TECHNISCHE GEGEVENS 23
123
Schroef oliepomp M6 11 Nm
Loctite®243™
Schroef ontgrendeling voor distri-
butiekettingspanner
M6 7 Nm
Schroef schakelpal M6 11 Nm
Loctite®243™
Schroef startmotor M6 11 Nm
Schroef steunplaat vrijloopwiel M6 10 Nm
Loctite®243™
Schroef vastzethendel M6 11 Nm
Loctite®243™
Schroef waterpompdeksel M6 11 Nm
Sluitschroef aftapboring water-
pomp
M6 11 Nm
Loctite®243™
Moer uitlaatflens M8 21 Nm
Schroef balansassen-Tandwiel M8 39 Nm
Loctite®243™
Schroef veer-tegenlager van de
schakelas
M8 20 Nm
Loctite®243™
Sluitschroef M8 10 Nm
Tapeind uitlaatflens M8 21 Nm
Schroef drijfstanglager M8,5x0,75 1e niveau
31,5 Nm
2e niveau
41 Nm
75°
Koelmiddel-temperatuursensor M10 13 Nm
Oliedrukschakelaar M10 13 Nm
Schroef cilinderkop M10 1e niveau
30 Nm
2e niveau
64 Nm
Schroefdraad gesmeerd met olie,
hoofdsteun ingevet
Schroef nokkenas-tandwiel M10 35 Nm
Loctite®243™
Schroef rotor M10 105 Nm
Loctite®243™
Sluitschroef nokvolgeras M10x1 11 Nm
Loctite®243™
Bougie M12 20 Nm
Moer koppelingsmeenemer M14LHx1,5 72 Nm
Loctite®243™
Moer primair
tandwiel/distributiekettingrondsel
M16x1,5 150 Nm
Loctite®243™
Sluitschroef oliezeef klein M17x1,5 11 Nm
Sluitschroef dynamodeksel M18x1,5 9 Nm
Olieaftapschroef M24x1,5 13 Nm
Sluitschroef dynamodeksel M24x1,5 6 Nm
23 TECHNISCHE GEGEVENS
124
Moer aandrijftandwiel voor
balansas
M28 65 Nm
Loctite®243™
23.3 Vulhoeveelheden
23.3.1 Motorolie
Motorolie 1,7 l Motorolie (SAE 15W/50)
( pag. 133)
23.3.2 Koelmiddel
Koelmiddel 1,2 l Koelmiddel ( pag. 133)
23.3.3 Brandstof
A00420-10
Op markering op EU-brandstofpompen letten.
Brandstoftankvolume totaal ca. 14,5 l Brandstof super loodvrij (ROZ 95)
( pag. 133)
Brandstofreserve ca. 3,5 l
23.4 Chassis
Frame Buisframe van staalbuis, geëloxeerd
Voorvork (EU/JP/UK/AR/CO) WP APEX 3343
Schokdemper (EU/JP/UK/AR/CO) WP APEX 3446
Voorvork (ASEAN/CN/PH) WP Suspension
Schokdemper (ASEAN/CN/PH) WP Suspension
Remsysteem
voor Schijfrem met remzadel met 4 zuigers
achter Schijfrem met remzadel met enkele zuiger, vlottend
gelagerd
Veerweg (EU/JP/UK/AR/CO)
voor 170 mm
achter 177 mm
Veerweg (ASEAN/CN/PH)
voor 143 mm
achter 151 mm
Remschijven - diameter
voor 320 mm
achter 230 mm
TECHNISCHE GEGEVENS 23
125
Remschijven - slijtagegrens
voor 4,5 mm
achter 3,6 mm
Bandenspanning solo
voor 2,0 bar
achter 2,0 bar
Bandenspanning met passagier/volledige nuttige belasting
voor 2,0 bar
achter 2,2 bar
Secundaire overbrenging 15:45
Ketting 5/8 x 1/4” (520) Xring
Balhoofdhoek 63,5°
Wielstand 1.430 ± 15,5 mm
Zadelhoogte onbelast (EU/JP/UK/AR/CO) 855 mm
Zadelhoogte onbelast (ASEAN/CN/PH) 830 mm
Bodemvrijheid onbelast (EU/JP/UK/AR/CO) 200 mm
Bodemvrijheid onbelast (ASEAN/CN/PH) 160 mm
Gewicht zonder brandstof ca. 161 kg
Hoogst toegestane asbelasting voor 127 kg
Maximaal toegestane asbelasting achter 275 kg
Maximaal toegestaan totaalgewicht 375 kg
23.5 Elektronica
12V-accu ETZ9BS Accuspanning: 12 V
Nominale capaciteit: 8 Ah
onderhoudsvrij
Zekering 75011088010 10 A
Zekering 75011088015 15 A
Zekering 90111088025 25 A
Zekering 75011088030 30 A
Koplamp LED
Zijlicht Led
Verlichting gecombineerd instrument en controlelamp-
jes
Led
Richtingaanwijzer Led
Rem- / achterlicht LED
Nummerplaatverlichting LED
23 TECHNISCHE GEGEVENS
126
23.6 Banden
Band voor Band achter
100/90 - 19 M/C 57T M+S TL
Continental TKC 70
130/80 - 17 M/C 65T M+S TL
Continental TKC 70
De aangegeven banden zijn één van de mogelijke standaardbanden. Contacteer over mogelijke alternatieve
fabrikanten een erkende dealer of een gekwalificeerde bandenhandelaar. De van toepassing zijnde plaatselijke
goedkeuringsvoorschriften en de respectieve technische specificaties moeten in acht worden genomen. Meer
informatie vindt u in het servicegedeelte onder:
KTM.COM
23.7 Voorvork
23.7.1 EU/JP/UK/AR/CO
Artikelnummer voorvork 05.58.8T.31
Voorvork WP APEX 3343
Voorvorklengte 797 mm
Ingaande demping
Comfort 17 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 10 klikken
Volledige nuttige last 15 klikken
Uitgaande demping
Comfort 20 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 10 klikken
Volledige nuttige last 15 klikken
Veerconstante
Gemiddeld (standaard) 5,7 N/mm
Veerlengte met voorspanbus(sen) 399 mm
Vorkpootolie per vorkpoot 455 ± 5 ml Voorvorkolie (SAE 5) ( pag. 134)
23.7.2 ASEAN/CN/PH
Artikelnummer voorvork F20136801O
Voorvork WP Suspension
Voorvorklengte 770 mm
Veerconstante
Gemiddeld (standaard) 5,7 N/mm
Veerlengte met voorspanbus(sen) 384 mm
Voorvorkolie 450 … 460 ml Voorvorkolie (SAE 5) ( pag. 134)
TECHNISCHE GEGEVENS 23
127
23.8 Schokdemper
23.8.1 EU/JP/UK/AR/CO
Artikelnummer schokdemper 01.58.5T.31
Schokdemper WP APEX 3446
Veervoorspanning
Comfort 3 klikken
Standaard 3 klikken
Sport 3 klikken
Volledige nuttige last 10 klikken
Uitgaande demping
Comfort 15 klikken
Standaard 10 klikken
Sport 5 klikken
Volledige nuttige last 10 klikken
Statische veerweg 12 mm
Dynamische veerweg 34 mm
Veerconstante
Gemiddeld (standaard) 150 N/mm
Veerlengte 180 mm
Inbouwlengte 307 mm
Gasdruk 16 bar
Stootdemperolie Stootdemperolie (SAE 2,5)
(50180751S1) ( pag. 134)
23.8.2 ASEAN/CN/PH
Artikelnummer schokdemper S20135701O
Schokdemper WP Suspension
Veervoorspanning
Standaard 3 klikken
Statische veerweg 12 mm
Dynamische veerweg 34 mm
Veerconstante
Gemiddeld (standaard) 150 N/mm
Veerlengte 172 mm
Inbouwlengte 298 mm
Gasdruk 16 bar
Stootdemperolie Stootdemperolie (SAE 2,5)
(50180751S1) ( pag. 134)
23 TECHNISCHE GEGEVENS
128
23.9 Aanhaalmomenten chassis
Schroef kettingbescherming EJOT PT®K60x30 3 Nm
Uitlaatklem - 20 Nm
Resterende schroeven chassis M4 4 Nm
Schroef achterlicht M4 2 Nm
Resterende moeren chassis M5 5 Nm
Resterende schroeven chassis M5 5 Nm
Schroef brandstoftankdop M5 4 Nm
Schroef dekselborging compensa-
tiereservoir achterwielrem
M5 9 Nm
Schroef koppelingskabelgeleiding M5 5 Nm
Loctite®243™
Schroef zijstandaardsensor M5 5 Nm
Loctite®243™
Spaaknippels M5 4,5 Nm
Moer instelling rempedaal M6 9 Nm
Moer instelling rempedaal M6 10 Nm
Moer radiateur M6 5 Nm
Moer schakelstang M6 6 Nm
Resterende moeren chassis M6 15 Nm
Resterende schroeven chassis M6 9 Nm
Schroef ABS slangklem M6 7 Nm
Schroef ABS-module M6 10 Nm
Schroef afdekking
ketting-aandrijfwiel
M6 8 Nm
Schroef beschermplaat M6 8 Nm
Schroef bevestigingsplaat ABS-
module aan frame
M6 7 Nm
Schroef bevestigingsplaat eind-
demper
M6 9 Nm
Schroef bobine M6 8 Nm
Schroef brandstofpomp M6 10 Nm
Schroef brandstoftankbekleding M6 5 Nm
Schroef brandstoftankbekleding M6 7 Nm
Schroef bugspoiler achter M6x9 9 Nm
Schroef bugspoiler voor M6x13 9 Nm
Schroef compensatiereservoir M6 5 Nm
Schroef contactslot (één keer te
gebruiken)
M6 13 Nm
Schroef dempingsblok M6 8 Nm
Schroef dwarsverbinding M6 15 Nm
Schroef einddemper M6 12 Nm
Schroef gecombineerd instrument M6 7 Nm
Schroef glijblok M6 7 Nm
Schroef houder brandstofdampklep M6 9 Nm
Schroef houder wieltoerentalsensor M6 8 Nm
TECHNISCHE GEGEVENS 23
129
Schroef kabelhouder zijstandaard-
sensor
M6 9 Nm
Loctite®243™
Schroef kantelsensor M6 8 Nm
Loctite®243™
Schroef kettingbescherming M6 3 Nm
Loctite®243™
Schroef koplamp M6 8 Nm
Schroef luchtfilterbak M6 6 Nm
Schroef magneethouder zijstan-
daard
M6 5 Nm
Loctite®243™
Schroef motorbescherming M6 9 Nm
Loctite®243™
Schroef motorbescherming - hou-
derplaat
M6 9 Nm
Loctite®243™
Schroef nummerplaatdrager M6 12 Nm
Loctite®243™
Schroef onderste deel achterkant M6 7 Nm
Schroef radiateurafdekking M6 7 Nm
Schroef radiateurhouder M6 10 Nm
Schroef remslangklem M6 7 Nm
Schroef remvloeistofreservoir van
achterwielrem
M6 8 Nm
Loctite®243™
Schroef spatbord achter M6 9 Nm
Schroef spatbord voor M6 7 Nm
Schroef versnellingshendel omke-
ring
M6 11 Nm
Loctite®243™
Schroef voetremcilinder M6 8 Nm
Loctite®243™
Schroef wieltoerentalsensor achter M6 8 Nm
Loctite®243™
Schroef zadelbevestiging vooraan M6 6 Nm
Moer kettingwiel M8 38 Nm
Resterende moeren chassis M8 30 Nm
Resterende schroeven chassis M8 25 Nm
Schroef asopname M8 15 Nm
Schroef bovenste kroonplaat M8 15 Nm
Schroef claxon M8 12 Nm
Schroef console M8 25 Nm
Loctite®243™
Schroef einddemper M8 23 Nm
Schroef greep M8 22 Nm
Schroef motorhouder M8 22 Nm
Schroef onderste kroonplaat M8 12 Nm
Schroef rempedaal M8 16 Nm
Loctite®243™
Schroef remschijf achter M8 29 Nm
Loctite®243™
23 TECHNISCHE GEGEVENS
130
Schroef remschijf voor M8 29 Nm
Loctite®243™
Schroef steekas voor M8 25 Nm
Schroef steunplaat zadelbevesti-
ging
M8 18 Nm
Schroef stuurklem M8 20 Nm
Schroef tank M8 20 Nm
Schroef versnellingshendel M8 16 Nm
Loctite®243™
Schroef voetsteundrager bijrijder M8 20 Nm
Loctite®243™
Schroef zadelbevestiging achter M8 18 Nm
Schroef zadelbevestiging vooraan M8 25 Nm
Schroef remzadel voor M8x1 32 Nm
Loctite®243™
Holle schroef remkabel M10 24 Nm
Resterende moeren chassis M10 50 Nm
Resterende schroeven chassis M10 46 Nm
Schroef motorhouder M10 48 Nm
Loctite®243™
Schroef stuuradapter M10 40 Nm
Schroef zijstandaard M10 35 Nm
Loctite®243™
Schroefverbinding motorophanging M10 49 Nm
Moer achteruitkijkspiegel links M10x1,25 16 Nm
Moer achteruitkijkspiegel rechts M10LHx1,25 16 Nm
Moer zijstandaardconsole M10x1,25 36 Nm
Schroef houder gecombineerd
instrument
M10x1,25 21 Nm
Schroef schokdemper boven M10x1,25 50 Nm
Loctite®243™
Schroef voetsteunhouder voor M10x1,25 45 Nm
Loctite®243™
Schroef voetsteunhouder voor /
motorhouder
M10x1,25 49 Nm
Schroefdraadbout zijstandaardcon-
sole
M10x1,25 27 Nm
Loctite®243™
Schroefverbinding schokdemper
onder
M10x1,25 50 Nm
Loctite®243™
Tapeind kettingwiel M10x1,25 50 Nm
Moer achterbrugbout M14x1,5 100 Nm
Moer steekas achter M14x1,5 100 Nm
Schroef balhoofd boven M16x1,5 53 Nm
Lambdasonde M18x1,5 19 Nm
Stelring achterbruglagering M22x1 Spelingvrij vastdraaien
TECHNISCHE GEGEVENS 23
131
Moer balhoofd M30x1 1e trap
45 Nm
2e trap (losdraaien, tegen de klok
in)
2 omw
3e trap
5 Nm
Moer balhoofd M30x1 5 Nm
24 VERKLARINGEN VAN OVEREENSTEMMING
132
24.1 Verklaringen van overeenstemming
Info
De omvang van de functies en uitrusting zijn afhankelijk van het model en omvat eventueel niet alle ver-
melde zendinstallaties en toepassingsgebieden.
Hiermee verklaart COBO SpA dat het zendinstallatietype BTROUTER overeenkomt met de relevante richtlijnen. De
volledige tekst van de verklaring van overeenstemming is beschikbaar onder de volgende URL.
Website van de certificering: http://www.ktm.com/btrouter
Hiermee verklaart JNS Instruments Ltd. dat het zendinstallatietype 210M1100 overeenkomt met de relevante richt-
lijnen. De volledige tekst van de verklaring van overeenstemming is beschikbaar onder de volgende URL.
Website van de certificering: http://www.ktm.com/210m1100
GEBRUIKSSTOFFEN 25
133
Brandstof super loodvrij (ROZ 95)
Norm / classificatie
DIN EN 228 (ROZ 95)
Voorgeschreven waarde
Alleen Super ongelood gebruiken die voldoet aan de aangegeven norm of gelijkwaardig is.
Een aandeel van maximaal 10 % ethanol (E10 brandstof) kan daarbij zonder bezwaar worden gebruikt.
Info
Geen brandstof van methanol (bijv. M15, M85, M100) of met een aandeel van meer dan 10 % ethanol
(bijv. E15, E25, E85, E100) gebruiken.
Koelmiddel
Voorgeschreven waarde
Alleen hoogwaardig, silicaatvrij koelmiddel met antiroestadditief voor aluminiummotoren gebruiken. Minder-
waardige en ongeschikte antivriesmiddelen veroorzaken corrosie, afzettingen en schuimvorming.
Geen zuiver water gebruiken omdat de eisen met betrekking tot corrosiebescherming en smeereigenschappen
alleen door koelmiddel vervuld kunnen worden.
Uitsluitend koelmiddel gebruiken dat voldoet aan de aangegeven voorwaarden (zie informatie op de verpak-
king) en de juiste eigenschappen heeft.
Vorstbescherming minstens tot 25 °C
De mengverhouding moet aan de vereiste vorstbescherming aangepast worden. Gedistilleerd water gebruiken, als
het koelmiddel verdund moet worden.
Het gebruik van voorgemengd koelmiddel wordt aanbevolen.
Gegevens van de koelmiddelfabrikant met betrekking tot vorstbescherming, verdunning en mengbaarheid (ver-
draagbaarheid) met andere koelmiddelen in acht nemen.
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
COOLANT M3.0
Motorolie (SAE 15W/50)
Norm / classificatie
JASO T903 MA2 ( pag. 136)
SAE ( pag. 136) (SAE 15W/50)
Voorgeschreven waarde
Alleen motorolie gebruiken die voldoet aan de aangegeven normen (zie informatie op de verpakking) en de
juiste eigenschappen heeft.
Gedeeltelijk synthetische motorolie
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Formula 4T
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1
Norm / classificatie
DOT
Voorgeschreven waarde
Alleen remvloeistof gebruiken die voldoet aan de aangegeven norm (zie informatie op de verpakking) en die de
juiste eigenschappen heeft.
25 GEBRUIKSSTOFFEN
134
Aanbevolen leverancier
Castrol
REACT PERFORMANCE DOT 4
MOTOREX®
Brake Fluid DOT 5.1
Stootdemperolie (SAE 2,5) (50180751S1)
Norm / classificatie
SAE ( pag. 136) (SAE 2,5)
Voorgeschreven waarde
Alleen oliesoorten gebruiken die voldoen aan de aangegeven normen (zie gegevens op de verpakking) en over
de geschikte eigenschappen beschikken.
Voorvorkolie (SAE 5)
Norm / classificatie
SAE ( pag. 136) (SAE 5)
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend olie die voldoet aan de aangegeven normen (zie informatie op de verpakking) en de juiste
eigenschappen heeft.
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Racing Fork Oil
HULPSTOFFEN 26
135
Brandstofadditief
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Fuel Stabilizer
Conserveringsmiddel voor lakken, metaal en rubber
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Moto Protect
Duurzaam vet
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Bike Grease 2000
Kettingreinigingsmiddel
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Chain Clean
Kettingspray Street
Voorgeschreven waarde
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Chainlube Road Strong
Motorfietsreiniger
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Moto Clean
Perfect Finish en hoogglanspolitoer voor lakken
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Moto Shine
Speciale reiniger voor glanzende en matte lakken, metaal- en kunststofvlakken
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Quick Cleaner
Universele oliespray
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Joker 440 Synthetic
27 NORMEN
136
JASO T903 MA2
Meerdere technische ontwikkelingsrichtingen vereisten een eigen specificatie voor motorfietsen - de norm
JASO T903 MA2.
Vroeger werd voor motorfietsen motorolie voor auto's gebruikt omdat er geen eigen motorfietsspecificatie bestond.
Voor motoren van auto's zijn lange service-intervallen vereist, bij motoren van motorfietsen staat een hoog vermo-
gensrendement bij hoge toerentallen op de voorgrond.
Bij de meeste motoren voor motorfietsen worden versnelling en koppeling met dezelfde olie gesmeerd.
De norm JASO T903 MA2 voldoet aan deze speciale vereisten.
SAE
De SAE-viscositeitsklassen zijn vastgelegd door de Society of Automotive Engineers voor de indeling van oliën op
basis van hun viscositeit. De viscositeit beschrijft slechts een van de eigenschappen van olie en zegt niets over de
kwaliteit.
LIJST MET VAKBEGRIPPEN 28
137
ABS Antiblokkeersysteem Veiligheidssysteem, dat het blokkeren van de wielen
bij het rechtuit rijden zonder inwerking van zijwaartse
krachten voorkomt
OBD Boorddiagnose Voertuigsysteem dat ingestelde parameters van de
voertuigelektronica bewaakt
- KTM MY RIDE Systeem voor draadloze communicatie met geschikte
mobiele telefoons en headsets voor telefonie en audio
MTC Motorfietstractiecontrole (Motorcy-
cle Traction Control)
Extra functie van de motorbesturing die bij doordraai-
end achterwiel het motorkoppel verlaagt
- QUICKSHIFTER+ Functie van de motorelektronica voor schakelen zon-
der bediening van de koppeling
29 LIJST MET AFKORTINGEN
138
Artikelnr. Artikelnummer
bijv. bijvoorbeeld
ca. circa
e.d. en dergelijke
enz. enzovoort
etc. et cetera
evt. eventueel
evt. eventueel
Nr. Nummer
o.a. onder andere
resp. respectievelijk
vgl. vergelijk
LIJST MET SYMBOLEN 30
139
30.1 Rode pictogrammen
Rode pictogrammen geven een storingstoestand aan, waarbij meteen moet worden ingegrepen.
Waarschuwingslampje oliedruk brandt rood Oliedruk is te laag. Onmiddellijk veilig stoppen
en de motor afzetten.
30.2 Gele of oranje pictogrammen
Gele of oranje pictogrammen geven een storingstoestand aan, waarbij binnen korte tijd moet worden ingegrepen.
Actieve rijhulpen worden eveneens met gele of oranje pictogrammen aangegeven.
Controlelampje storing brandt geel De OBD heeft een fout in de voertuigelektronica
geconstateerd. Volgens de verkeersregels stoppen en contact opnemen met een geautoriseerde
KTM-garage.
ABS-waarschuwingslampje brandt geel Status- of foutmelding bij het ABS.
TC-controlelampje brandt geel MTC ( pag. 109) is niet actief of is bezig met regelen. Het
TC-controlelampje brandt ook als er een fout wordt herkend. Contact opnemen met geautori-
seerde KTM-garage. Het TC-controlelampje knippert als MTC actief ingrijpt.
Algemeen waarschuwingslampje brandt geel Een aanwijzing/waarschuwing voor de veiligheid
is gedetecteerd. Deze wordt aanvullend weergegeven.
30.3 Groene en blauwe pictogrammen
Groene en blauwe pictogrammen geven informatie weer.
Controlelampje voor richtingaanwijzer knippert groen in knipperritme Richtingaanwijzer is
ingeschakeld.
Controlelampje stationair brandt groen Versnelling is in positie vrij geschakeld.
Controlelampje groot licht brandt blauw Groot licht is ingeschakeld.
INDEX
140
INDEX
1
12V-accu
demonteren ........................ 93
laden ............................ 94
monteren ......................... 93
A
ABS ................................ 75
ABSzekeringen
verversen .......................... 97
ACC1
achter ........................... 101
voor ............................ 100
ACC2
achter ........................... 101
voor ............................ 100
Achterwiel
demonteren ........................ 85
monteren ......................... 87
Afbeelding voertuig
linksvoor .......................... 11
rechtsachter ....................... 12
Afbeeldingen .......................... 10
Afremmen ............................ 55
Antiblokkeersysteem ..................... 75
Antivries
controleren ....................... 102
B
Bagage .............................. 48
Bandenspanning
controleren ........................ 92
Bedieningshandleiding ..................... 9
Bedrijfsmiddelen ........................ 10
Beschermende kleding ..................... 8
Bestuurderszadel
monteren ......................... 67
verwijderen ........................ 67
Bochten-MTC ......................... 109
Boordgereedschap ...................... 19
Buddyseat
monteren ......................... 66
C
Claxonknop ........................... 15
Combinatieschakelaar .................... 14
overzicht .......................... 14
Contactslot ........................... 16
Controlelampjes ........................ 22
D
Datum
instellen .......................... 39
Demperpakkingen achterwielnaaf
controleren ........................ 89
Diagnosestekker ....................... 100
F
Fabrieksgarantie ........................ 10
G
Garantie ............................. 10
Gashendel ............................ 14
Gebruiksdefinitie ........................ 6
Gecombineerd instrument ............... 21-41
ABS ............................. 35
ABSweergave ....................... 25
activering en test . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21
Audio ............................ 32
Bluetooth (optioneel) .................. 38
brandstofpeilweergave . . . . . . . . . . . . . . . . . 26
controlelampjes ..................... 22
dag-nacht-modus .................... 21
display ........................... 23
Display Theme ....................... 38
Distance .......................... 40
Extra Functions ...................... 41
Favourites ......................... 37
Favouritesweergave ................... 27
Fuel Cons .......................... 40
General Info ........................ 33
Headset ........................... 31
KTM MY RIDE ....................... 28
Language .......................... 41
menu ............................ 28
Motorcycle ......................... 29
MTC+MSR (optioneel) ................. 36
MTCweergave ...................... 25
ODOweergave ....................... 26
overzicht .......................... 21
Pairing ........................... 29
Phone ............................ 30
Quick Selector 1 ..................... 37
Quick Selector 1weergave .............. 27
Quick Selector 2 ..................... 37
Quick Selector 2weergave .............. 28
Quick Shift+ (optioneel) ................ 37
Ride Mode ..................... 35,109
Rideweergave ...................... 25
schakelindicator ..................... 24
Service ........................... 41
Settings ........................... 29
snelheid .......................... 25
INDEX
141
telefonie .......................... 33
tijd .............................. 27
toerental .......................... 24
Trip 1 ............................ 34
Trip 2 ............................ 34
Trips/Data ......................... 29
waarschuwingen ..................... 22
Warning ........................... 34
weergave van de koelmiddeltemperatuur . . . . 26
Grepen .............................. 19
H
Hoofdzekering
vervangen ......................... 95
Hulpstoffen ........................... 10
I
Inbedrijfname
controle en onderhoud voor iedere inbedrijfstel-
ling ............................. 50
nastalling ........................ 118
Inbedrijfstelling
aanwijzingen voor eerste inbedrijfstelling . . . . 47
K
Ketting
controleren ........................ 70
reinigen .......................... 68
vervuiling controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . 67
Ketting-aandrijfwiel
controleren ........................ 70
Kettingspanning
controleren ........................ 68
instellen .......................... 69
Kettingwiel
controleren ........................ 70
Klantenservice ......................... 10
Koelmiddel
aftappen ......................... 105
vervangen ........................ 107
Koelmiddelpeil
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 102, 104
Koelsysteem ......................... 102
vullen/ontluchten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 105
Koplamp
lichtbundelbreedte instellen . . . . . . . . . . . . 100
Koplampinstelling
controleren ........................ 99
Koppelingshendel ....................... 14
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . 44
Koppelingshendelspeling
controleren ....................... 109
instellen ......................... 110
L
Lichtschakelaar ........................ 15
M
Milieu ............................... 8
Motor
inrijden ........................... 48
Motorbescherming
demonteren ........................ 72
monteren ......................... 72
Motorbescherming-houderplaat
demonteren ........................ 73
monteren ......................... 73
Motorfiets
met hefbok achter opkrikken . . . . . . . . . . . . 64
met hefbok voor opkrikken . . . . . . . . . . . . . . 64
reinigen ......................... 114
van hefbok achter nemen . . . . . . . . . . . . . . . 64
van hefbok voor nemen . . . . . . . . . . . . . . . . 65
Motorfietstractiecontrole ................. 109
Motornummer .......................... 13
Motorolie
bijvullen ......................... 113
vervangen ........................ 111
Motoroliepeil
controleren ....................... 111
N
Noodstopschakelaar ..................... 16
O
Oliefilter
vervangen ........................ 111
Oliezeven
reinigen ......................... 111
Onjuist gebruik .......................... 6
Opsporen van fouten .................119-120
P
Parkeren ............................. 56
Passagiersstoel
verwijderen ........................ 66
Q
Quickshifter + ......................... 52
R
Remhendel ........................... 14
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . 43
Remmen ............................. 55
INDEX
142
Rempedaal ........................... 20
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . 44
vrije slag controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . 79
vrije slag instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 79
Rempedaalvlak
instellen .......................... 44
Remschijven
controleren ........................ 76
Remvloeistof
van achterwielrem bijvullen . . . . . . . . . . . . . 81
van de voorwielrem bijvullen . . . . . . . . . . . . 77
Remvloeistofpeil
van achterwielrem controleren . . . . . . . . . . . 80
van voorwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . 76
Remvoeringborging
van achterwielrem controleren . . . . . . . . . . . 82
van voorwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . 78
Remvoeringen
van achterwielrem controleren . . . . . . . . . . . 82
van voorwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . 78
Reserveonderdelen ...................... 10
Richtingaanwijzerschakelaar ................ 15
Rijden .............................. 52
beginnen met rijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . 51
Rijden in de winter
controle en onderhoud . . . . . . . . . . . . . . . . 115
S
Schakelaars
linksaanstuur ...................... 14
rechtsaanstuur ..................... 16
Schakelen ............................ 52
Schokdemper .......................... 61
uitgaande demping instellen . . . . . . . . . . . . 63
veervoorspanning instellen . . . . . . . . . . . . . . 62
Service .............................. 10
Serviceschema .......................59-60
Sleutelnummer ......................... 13
Spaakspanning
controleren ........................ 92
Spatbord voor
demonteren ........................ 74
monteren ......................... 74
Stalling ............................ 117
Starten .............................. 50
Startknop ............................ 16
Stopcontact voor elektrisch toebehoren ......... 17
Stoppen ............................. 56
Stuur
ontgrendelen ....................... 17
vergrendelen ....................... 16
Stuurpositie
instellen .......................... 42
Stuurslot ............................. 16
T
Tankdop
openen ........................... 17
sluiten ........................... 18
Tanken
brandstof ......................... 57
Technisch toebehoren .................... 10
Technische gegevens
aanhaalmomenten chassis . . . . . . . . . . . . . 128
aanhaalmomenten motor . . . . . . . . . . . . . . 122
banden .......................... 126
chassis .......................... 124
elektronica ....................... 125
motor ........................... 121
schokdemper ...................... 127
voorvork ......................... 126
vulhoeveelheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 124
Tijd
instellen .......................... 39
Toestand van de banden
controleren ........................ 91
Transport ............................ 57
Typeplaatje ........................... 13
V
Veilig gebruik .......................... 7
Verklaringen van overeenstemming ........... 132
Versnellingshendel ...................... 20
instellen .......................... 45
Voertuig beladen ....................... 48
Voertuigidentificatiennummer ............... 13
Voetsteun passagier ..................... 19
Voorvork ............................. 61
ingaande demping instellen . . . . . . . . . . . . . 61
uitgaande demping instellen . . . . . . . . . . . . 62
Voorwiel
demonteren ........................ 83
monteren ......................... 84
Vorkpoten
vuilschrapers reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . 65
Vulhoeveelheid
brandstof ..................... 58,124
koelmiddel ....................... 124
motorolie ......................... 124
INDEX
143
W
Werkinstructies ......................... 8
Windscherm
instellen .......................... 43
Z
Zadelslot ............................. 19
Zekering
van de afzonderlijke elektrische verbruikers
vervangen ......................... 98
Zijstandaard .......................... 20
*3214794nl*
3214794nl
29.06.2023
KTM Sportmotorcycle GmbH
5230 Mattighofen/Oostenrijk
KTM.COM
Foto: Mitterbauer/KISKA/KTM
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146

KTM 390 Adventure Spoked Wheels de handleiding

Type
de handleiding
Deze handleiding is ook geschikt voor