Volvo 2005 de handleiding

Categorie
Telefoons
Type
de handleiding

Deze handleiding is ook geschikt voor




















  
  
  
  
  
  
  
  






I N S T R U K T I O N S B O K V O LV O V 7 0 / V 7 0 - R / X C 7 0
T P 6 7 2 5
TP 6725 (Swedish) AT0346 15.000.09.03 Printed in Sweden,
T
Elanders Graphic Systems AB, Göteborg 2003


52775 V70V70RXC70 Svensk.indd 2003-09-10, 08:071
WEB EDITION
Volvo-Service
Bestimmte Servicearbeiten, die die elektrische Anlage des Fahrzeugs betreffen, können nur mit speziell für das Fahrzeug
entwickelter elektronischer Ausrüstung durchgeführt werden. Wenden Sie sich immer an Ihre Volvo-Werkstatt, bevor Sie
Servicearbeiten durchführen, die sich auf die elektrische Anlage auswirken.
Zubehör einbauen
Wenn Zubehör falsch angeschlossen oder eingebaut wird, kann sich dies negativ auf die elektrische Anlage des Fahrzeugs
auswirken. Bestimmte Zubehörteile funktionieren nur dann, wenn die entsprechende Software in die elektrische Anlage
des Fahrzeugs einprogrammiert wurde. Wenden Sie sich immer an Ihre Volvo-Werkstatt, bevor Sie Zubehör einbauen, das
an der elektrischen Anlage angeschlossen wird oder dieses beeinträchtigt.
Aufzeichnung von Fahrzeugdaten
In Ihrem Volvo befinden sich ein oder mehrere Computer, die detaillierte Daten aufzeichnen können. Diese Daten können
Angaben zur Benutzung des Sicherheitsgurts durch Fahrer und Beifahrer, Informationen zu den Funktionen verschiedener
Systeme und Geräte im Fahrzeug sowie Informationen bezüglich des Zustands von Motor-, Drosselklappen-, Lenk-,
Brems- und anderer Systeme enthalten - ohne jedoch auf diese Angaben beschränkt zu sein.
Diese Daten können Informationen bezüglich der Fahrweise des Fahrers umfassen. Hierbei sind ggf. Angaben zu Fahr-
zeuggeschwindigkeit, Benutzung des Brems- oder Gaspedals oder Lenkradeinschlag enthalten - ohne jedoch auf diese
Angaben beschränkt zu sein. Die Daten können während der Fahrt, bei einem Aufprall oder bei einem Beinaheunfall
gespeichert werden.
Die gespeicherten Informationen können von den folgenden Einrichtungen ausgelesen und verwendet werden:
Volvo Car Corporation
Service- und Reparaturanlagen
Polizei und andere Institutionen
Andere Interessenten, die nachweisen können, daß sie Zugangsrecht zu diesen Informationen besitzen oder
Ihre Zugangsgenehmigung erhalten haben.
52781-V70 Tysk.indd 2 2003-09-17, 12:31:31
Volvo Service
Bepaalde onderhoudswerkzaamheden aan het elektrische systeem van de auto kunnen alleen worden
uitgevoerd met speciaal ontwikkelde elektronische apparatuur. Neem daarom altijd eerst contact op met
uw Volvo-werkplaats, voordat u onderhoudswerkzaamheden aan het elektrische systeem laat uitvoeren.
Accessoires aanbrengen
Een verkeerde aansluiting en installatie van accessoires kan de werking van de elektronische systemen
van de auto negatief beïnvloeden. Bepaalde accessoires werken alleen, wanneer de bijbehorende software
in de elektronische systemen is ingevoerd. Neem daarom altijd eerst contact op met uw Volvo-werkplaats,
voordat u accessoires installeert die in verbinding staan met of van invloed zijn op het elektrische systeem.
Vastlegging van voertuiggegevens
Er kunnen één of meer computers op uw Volvo zitten die gedetailleerde informatie kunnen opslaan. Deze
informatie kan gegevens bevatten over (maar niet beperkt zijn tot) zaken als het gebruik van de vei-
ligheidsgordel door bestuurder en passagiers, gegevens over de werking van verschillende autosystemen
en -modules en informatie over de status van de motor, gasklep, besturing, remmen en andere systemen.
De informatie kan tevens gegevens bevatten over de rijstijl van de bestuurder. Dergelijke informatie omvat
(zonder beperkt te zijn tot - zaken als de rijsnelheid, het gebruik van het rem- of gaspedaal en de stuuru-
itslag. De genoemde informatie kan tijdens het rijden, tijdens een aanrijding of bij een bijna-ongeluk
worden vastgelegd.
De vastgelegde informatie kan uitgelezen en gebruikt worden door:
Volvo Car Corporation
service- en reparatiepersoneel
personeel van de politiemacht en andere instanties
andere belanghebbenden die kunnen aantonen dat ze het recht bezitten (of uw toestemming hebben)
om toegang te krijgen tot deze informatie.
52806-V70 Holland.indd 2 2003-09-18, 07:44:44
1
Inhoud
Pag.
Veiligheid 7
Instrumenten, schakelaars,
bedieningsorganen 25
Klimaatregeling 45
Interieur 57
Sloten en alarm 77
Starten, rijden, schakelen 87
Wielen en banden 107
Zekeringen, gloeilampen vervangen 113
Onderhoud, service 125
Specificaties 141
Audiosysteem 149
Telefoon 167
Register 188
© Volvo Car Corporation
De specificaties, constructiegegevens en afbeeldingen in dit instructie-
boekje zijn niet bindend. We behouden ons het recht voor om zonder
voorafgaande mededeling wijzigingen aan te brengen.
Naast de standaarduitrusting worden in dit instructieboekje ook
optionele en extra uitrusting beschreven. Ook worden uitrustingsvari-
anten beschreven, zoals handgeschakelde en automatische versnel-
lingsbakken. In bepaalde landen zijn de wettelijke voorschriften van
invloed op het uitrustingsniveau. Hierdoor kan het zijn dat op
bepaalde pagina’s van het instructieboekje uitrusting wordt beschre-
ven die niet op uw auto is aangebracht.
Achter in dit instructieboekje vind u een alfabetisch register.
2
8504544m
ADVANCED
COMFORT
SPORT
Dashboard - auto’s met stuur links
Elektronische klimaatregeling, ECC ................... 48
Handmatige klimaatregeling met AC .................. 52
Elektrische stoelverwarming .............................. 39
Elektrische verwarming achterruit,
buitenspiegels ..................................................... 39
Groot licht/Dimlicht ................. 35
Breedtelichten/Parkeerlichten ... 35
Mistlampen .............................. 35
Instrumentenverlichting ........... 35
Koplamphoogteverstelling ...... 35
Alarmlichten ............... 39
Radio ..... 149
Stuurwielafstelling ..................... 36
Airbag .......................................... 9
Cruise control ............................ 34
Bedieningspaneel voor radio ... 155
Ruitensproeier/-wisser ............... 38
Richtingaanwijzerhendel ........... 37
Boordcomputer .......................... 33
Display ................................... 30
Toerenteller ............................. 26
Automatische
versnellingsbak ....................... 26
Klok ........................................ 26
Buitentemperatuursensor ........ 26
Brandstofmeter ....................... 26
Temperatuurmeter ................... 26
Snelheidsmeter ....................... 26
Kilometerteller ........................ 26
Dagteller ................................. 26
Waarschuwingslampjes .......... 27
Actief chassis, FOUR-C....32, 96
3
8504545m
ADVANCED
COMFORT
SPORT
Dashboard - auto’s met stuur rechts
Alarmlichten ............... 39
Display ................................... 30
Toerenteller ............................. 26
Automatische versnellingsbak .. 26
Klok ........................................ 26
Buitentemperatuursensor ........ 26
Brandstofmeter ....................... 26
Temperatuurmeter ................... 26
Snelheidsmeter ....................... 26
Kilometerteller ........................ 26
Dagteller ................................. 26
Waarschuwingslampjes .......... 27
Groot licht/Dimlicht ................. 35
Breedtelichten/Parkeerlichten ... 35
Mistlampen .............................. 35
Instrumentenverlichting ........... 35
Koplamphoogteverstelling ...... 35
Stuurwielafstelling ....................... 36
Airbag ............................................ 9
Cruise control .............................. 34
Bedieningspaneel voor radio ..... 155
Ruitensproeier/-wisser ................. 38
Richtingaanwijzerhendel ............. 37
Boordcomputer ............................ 33
Radio ..... 149
Elektronische klimaatregeling, ECC ................... 48
Handmatige klimaatregeling met AC .................. 52
Elektrische stoelverwarming .............................. 39
Elektrische verwarming achterruit,
buitenspiegels ..................................................... 39
Actief chassis, FOUR-C....32, 96
4
Interieur - auto’s met stuur links
8502691M
Handgeschakelde
versnellingsbak ..................... 91
Automatische
versnellingsbak ..................... 92
Handrem ............................... 40
Schakelaars
in middenconsole .................. 31
Achterbank omlaag klappen ..... 67
Hoofdsteun omlaag klappen ..... 66
Hoofdsteun bijstellen ................ 66
Geïntegreerd kinderzitje ............ 22
Handschoenenkastje ........ 63
Handmatig verstelbare voorstoelen ......... 58
Elektrisch verstelbare voorstoelen ........... 60
Stoelverwarming ..................................... 39
Bekleding reinigen ................................... 129
Portieren en sloten ................... 78
Alarmsysteem .......................... 83
Elektrisch bediende ramen ....... 41
Bediening elektrisch bediende
buitenspiegels .......................... 42
5
8502703m
Interieur - auto’s met stuur rechts
Handmatig verstelbare voorstoelen ............. 58
Elektrisch verstelbare voorstoelen ............... 60
Stoelverwarming ......................................... 39
Bekleding reinigen ..................................... 129
Achterbank omlaag klappen ..... 67
Hoofdsteun omlaag klappen ..... 66
Hoofdsteun bijstellen ................ 66
Geïntegreerd kinderzitje ............ 22
Handgeschakelde
versnellingsbak ........................... 91
Automatische versnellingsbak .... 92
Handrem ..................................... 40
Schakelaars in middenconsole .... 31
Handschoenenkastje ..... 63
Portieren en sloten ................... 78
Alarmsysteem .......................... 83
Elektrisch bediende ramen ....... 41
Bediening elektrisch bediende
buitenspiegels .......................... 42
6
8000256M
Exterieur
Gloeilamp groot licht vervangen .............. 119
Gloeilamp dimlicht vervangen .................. 118
Gloeilamp breedtelicht/parkeerlicht
vervangen ................................................. 121
Gloeilamp richtingaanwijzer vervangen ... 120
Gloeilamp mistlamp vervangen ................ 121
Schuifdak ..................... 43
Carrosserie reinigen ................. 128
Roestwering ............................. 126
Lakwerk bijwerken .................. 127
Banden ........................... 108
Wielen ............................ 108
Remmen ........................... 18
Reservewiel ..................... 75
Wielen verwisselen ....... 111
Achterklep .............................................................. 80
Gloeilamp achteruitrijlicht vervangen ................... 122
Gloeilamp remlicht vervangen .............................. 122
Gloeilamp achterlicht vervangen .......................... 122
Gloeilamp richtingaanwijzer vervangen ............... 122
Gloeilamp mistlamp vervangen ............................ 122
Gloeilamp kentekenplaatverlichting vervangen .... 123
Vuldop van brandstoftank ........ 88
Tanken ...................................... 88
Zuinig rijden ............................. 90
Koplampwisserblad vervangen .. 140
7
Veiligheidsgordels 8
Airbags 9
SIPS-airbags 11
Opblaasgordijnen 15
WHIPS-systeem 16
Remsysteem 18
Stabiliteitssysteem 19
Kinderen en veiligheid 21
Veiligheid
8
Veiligheidsgordels
8801947d
WAARSCHUWING!
Als de veiligheidsgordel is blootgesteld
aan grote krachten, zoals bijvoorbeeld bij
een aanrijding, dan dient de gehele
veiligheidsgordeleenheid, inclusief haspel,
bevestigingen, bouten en vergrendeling te
worden vervangen. Ook al ziet de gordel
er onbeschadigd uit, er kunnen toch
beschermende eigenschappen verloren zijn
gegaan. Vervang de veiligheidsgordel als
deze versleten of beschadigd is. Repareer
of wijzig nooit zelfstandig de veiligheids-
gordel, maar laat dit door een erkende
Volvo-werkplaats doen.
Let op het volgende:
· gebruik geen klemmen of andere accessoires
die ervoor zorgen dat u de gordel niet strak
langs uw lichaam kunt trekken
· zorg dat er geen slagen in de gordel zitten
· de heupgordel moet laag zitten - niet over de
buik
· trek de heupgordel over de heupen door aan
de diagonale schoudergordel te trekken, zie
de bovenstaande afbeelding.
Elke gordel is bestemd ter bescherming van
slechts één persoon!
Wanneer u de gordel losmaakt: druk op de rode
knop in de vergrendeling. Laat de haspel de
gordel naar binnen trekken.
Heupgordel strak trekken
Doe altijd de
veiligheidsgordel om
Zelfs bij alleen hard remmen kan het niet dragen
van een veiligheidsgordel ernstige gevolgen
hebben! Vraag daarom altijd aan uw passagiers
om de veiligheidsgordel om te doen! Dit om te
voorkomen dat bij een aanrijding de passagiers
op de achterbank tegen de rugleuning van de
voorstoelen worden geslingerd. Alle inzittenden
kunnen daarbij gewond raken.
Gebruik de veiligheidsgordel als volgt: trek de
gordel langzaam uit en maak hem vast door de
borglip in de vergrendeling te steken. Een
duidelijke “klik” geeft aan dat de gordel vastzit.
De gordel is normaal gesproken niet geblok-
keerd, zodat u zich ongehinderd kunt bewegen.
In de volgende gevallen is de gordel geblok-
keerd, zodat deze niet verder kan worden
uitgetrokken:
· wanneer u de gordel te snel uittrekt
· wanneer u remt of optrekt
· als de auto sterk overhelt
· bij het nemen van bochten
Voor optimale bescherming van de veiligheids-
gordel is het van belang dat de gordel goed
tegen het lichaam ligt. Laat de rugleuning niet
te ver achteroverhellen. De veiligheidsgordel
biedt de beste bescherming bij een normale
rijhouding.
De heupgordel moet laag zitten
9
SRS (airbag) en SIPS-airbag (zij-airbag)
De SIPS-airbags bevinden zich in
de frames van de voorstoelen
SRS (airbag) en SIPS-airbag (zij-airbag)
Voor een nog betere veiligheid is de auto, als aanvulling op de gebruikelij-
ke driepuntsveiligheidsgordels, uitgerust met airbags. De markering SRS
is aangebracht op het stuurwiel en, als de auto is uitgerust met een
passagiersairbag, op het dashboard boven het handschoenenkastje. De
airbag is in het midden van het stuurwiel gevouwen. Aan de passagierszij-
de bevindt de airbag zich in een vakje boven het handschoenenkastje.
De SIPS-airbags zorgen voor een nog grotere veiligheid in de auto. Beide
SIPS-airbags bevinden zich in de frames van de voorstoelen.
8801919d
8801907e
8802092M
* Side Impact Protection System
8802099m
WAARSCHUWING!
De airbags (SRS) zijn bedoeld als extra veiligheid; niet als aanvul-
ling op/vervanging van de veiligheidsgordel.
Beide SIPS-airbags vormen een aanvulling op het aanwezige SIPS*-
systeem. Voor maximale bescherming: Doe de veiligheidsgordel
altijd om.
De passagiersairbag bevindt zich boven het
handschoenenkastje met de markering SRS
De airbag bevindt zich in het midden van het
met SRS gemarkeerde stuurwiel
10
SRS (airbag)
SRS-systeem auto’s met stuur links
4
2
1
2
4
3
1
8801896d
3. Sensor
4. Gordelspanner
1.Gasgenerator
2. Airbag
SRS-systeem auto’s met stuur rechts
1.Gasgenerator
2. Airbag
2
4
3
1
4
2
1
8801923d
3. Sensor
4. Gordelspanner
SRS-systeem
(airbags in het stuurwiel en dashboard)
Het SRS-systeem bestaat uit een gasgenerator (1) met daaromheen een
opblaasbare airbag (2). Bij een voldoende krachtige botsing wordt de
ontsteking van de gasgenerator geactiveerd door een sensor (3). De
airbag wordt opgeblazen en wordt tegelijkertijd warm. Om de klap op te
vangen loopt de airbag leeg, wanneer de inzittende de airbag raakt.
Daarbij treedt er rookvorming in de auto op. Dit is volkomen normaal.
Het totale verloop, van het opblazen tot het leeglopen, neemt enkele
tienden van seconden in beslag.
N.B. De sensor (3) reageert verschillend afhankelijk van het wel of niet
gebruiken van de veiligheidsgordel aan de bestuurderszijde of de
passagiersstoel. Stop daarom nooit de passagiersgordel in de bestuur-
dersgordelhouder. Er kunnen botsingen plaatsvinden waarbij slechts één
airbag geactiveerd wordt.
“Volvo Dual-Stage Airbag”
(tweetraps airbags)
Bij minder krachtige aanrijdingen die desondanks gevaar voor verwon-
dingen opleveren, worden de airbags opgeblazen tot ruim de helft van het
totale volume. Bij krachtigere aanrijdingen worden de airbags volledig
opgeblazen.
Veiligheidsgordels en gordelspanners
Alle veiligheidsgordels zijn uitgerust met pyrotechnische gordelspanners
(4). Een kleine lading, geïntegreerd in de gordelhaspel, wordt bij een
aanrijding tot ontploffing gebracht. Hierdoor worden de veiligheidsgordels
aangetrokken en strak over het lichaam getrokken om eventuele ruimtes
in de kleding op te nemen. De gordel houdt de inzittende beter tegen. De
gordelspanners van de voorstoelen treden alleen in werking wanneer de
veiligheidsgordel is vergrendeld.
11
SIPS-airbag
1
8801920d
2
3
SIPS-airbagsysteem auto’s met stuur rechts
2
8801922d
3
1
1. Airbag
2. Kabel
3. Gasgenerator
1. Airbag
2. Kabel
3. Gasgenerator
SIPS-airbagsysteem
(airbag voor botsingen van opzij)
Het systeem bestaat uit gasgeneratoren (3), elektrische sensoren, een
kabel (2) en airbags voor aanrijdingen van opzij (1). Bij een voldoende
krachtige aanrijding, wordt de gasgenerator geactiveerd door een sensor.
De airbags voor aanrijdingen van opzij worden vervolgens opgeblazen.
De airbag wordt opgeblazen tussen de inzittende en het portierpaneel. De
klap van een aanrijding wordt opgevangen, waarna de airbag weer
leegloopt. De SIPS-airbags worden alleen opgeblazen aan de kant waar
de aanrijding plaatsvindt.
SIPS-airbagsysteem auto’s met stuur links
12
SRS (airbag) en SIPS-airbag (zij-airbag)
8801995d
TM
TM
TM
VEHICLE
SRS
9430422
FURTHERINFORMATION.
SEEOWNERSMANUALFOR
SPECIFIEDDATEBELOW.
PLACEDACCORDINGTO
SHALLBESERVICEDORRE-
MENTALRESTRAINTSYSTEM
ELEMENTSOFTHESUPPLE-
RELIABILITY,CERTAIN
SYSTEM,SIPSBAGAND
ASUPPLEMENTALRESTRAINT
THISCARISEQUIPPEDWITH
TOPROVIDECONTINUED
INFLATABLECURTAIN,
3800776m
WAARSCHUWING!
Verricht nooit zelf reparaties aan het SRS- of SIPS-airbagsysteem.
Ingrepen in het systeem kunnen aanleiding geven tot storingen in de
werking en ernstige verwondingen veroorzaken. Laat dergelijke
ingrepen daarom over aan een erkende Volvo-werkplaats.
Op de sticker(s) van de portierstijl(en) staan het jaar en de maand
vermeld waarin u contact dient op te nemen met uw erkende Volvo-
werkplaats voor het controleren en eventueel vervangen van de airbags/
gordelspanners. Neem voor informatie over de systemen contact op met
uw Volvo-werkplaats.
Deze sticker bevindt zich in de portieropening linksachter
Merkjes op veiligheidsgordels met gordelspanner
WAARSCHUWING!
Als het waarschuwingslampje blijft branden of kortstondig oplicht
tijdens het rijden, betekent dit dat het SRS-systeem niet naar behoren
werkt. Bezoek een erkende Volvo-werkplaats.
Het SRS-systeem wordt continu gecontroleerd door de sensor/regeleen-
heid. Op het instrumentenpaneel bevindt zich een waarschuwingslampje.
Dit lampje gaat branden, wanneer u de contactsleutel in stand I, II of III
draait. Het lampje dooft, wanneer de sensor/regeleenheid heeft vastgest-
eld dat er geen storingen zijn in het SRS-systeem. Een dergelijke controle
neemt doorgaans ca. 7 seconden in beslag.
Waarschuwingslampje in instrumentenpaneel
13
SRS (airbag) en SIPS-airbag (zij-airbag)
WAARSCHUWING!
SIPS-airbag
· Gebruik alleen stoelhoezen die tot het
originele stoelhoezenassortiment van
Volvo behoren of door Volvo zijn
goedgekeurd voor gebruik op stoelen
met SIPS-airbag.
· Breng geen voorwerpen of accessoires
aan tussen de stoelen en de portierpane-
len, omdat dit gebied binnen de actiera-
dius van de SIPS-airbag ligt.
· Verricht nooit zelf werkzaamheden aan
het SIPS-airbagsysteem.
Airbag - passagierszijde (extra)
De airbag aan de passagierszijde heeft in
opgeblazen toestand een inhoud van ca.150 liter,
terwijl de airbag aan de bestuurderszijde,
vanwege de positie van het stuurwiel, een
inhoud van ca. 65 liter heeft. De bescherming
tegen aanrijdingen is aan beide zijden gelijk.
WAARSCHUWING!
Airbag, passagierszijde
· De passagier in de voorstoel mag nooit
gebogen over het dashboard of voorop
de stoel zitten, of in een andere
abnormale zitpositie. De passagier moet
zo recht mogelijk en comfortabel zitten,
met de rug tegen de rugleuning. De
veiligheidsgordel moet enigszins
gespannen zijn.
· Zorg dat de passagier zijn of haar
voeten op de grond houdt (niet op het
dashboard, op de stoel, in de kaarten-
bak of tegen de zijruit).
· Laat kinderen nooit voor de passagiers-
toel zitten of staan.
· Bevestig nooit een kinderzitje of
comfortkussen op de passagiersstoel
als de auto is uitgerust met een
passagiersairbag.
· Personen kleiner dan 1,40 m mogen
nooit op de passagiersstoel plaatsne-
men.
· Breng voorwerpen of accessoires nooit
op of in de buurt van het SRS-paneel
(boven het handschoenenkastje) of
binnen de actieradius van de airbag aan.
· Vervoer geen losse voorwerpen op de
vloer, de stoel, of het dashboard.
· Verricht nooit zelf werkzaamheden aan
de onderdelen van het SRS-systeem in
de stuurwielnaaf of op het paneel boven
het handschoenenkastje.
8801889e
WAARSCHUWING!
Breng geen eigen stickers of emblemen aan
op het stuurwiel of dashboard!
Activering passagiersairbag
14
SIPS-airbag
Het SIPS-systeem is een elektrisch systeem dat
is opgebouwd uit twee hoofdonderdelen: de
airbags voor aanrijdingen van opzij en de
sensoren. De SIPS-airbags bevinden zich in het
rugleuningframe van de voorstoelen. De
sensoren zitten aan de binnenzijde van de
middelste en achterste stijlen. Opgeblazen
SIPS-airbags hebben een inhoud van 12 liter.
Normaalgesproken worden alleen de SIPS-
airbags aan de kant van de aanrijding opgeblazen.
Opgeblazen SIPS-airbag
Airbags en kinderzitjes gaan niet samen!
8801909e
8801908e
SRS (airbag) en SIPS-airbag (zij-airbag)
Kinderzitje en airbag
Kinderen kunnen ernstig letsel oplopen,
wanneer u ze in een kinderzitje of op een
comfortkussen op een passagiersstoel met een
airbag ervoor vervoert.
Bij auto’s met passagiersairbag is de
veiligste plaats voor een kind een kinderzitje/
comfortkussen op de achterbank.
Bij auto’s met alleen SIPS-airbags kan het
kinderzitje/comfortkussen wel op de passagiers-
stoel worden aangebracht.
Laat kinderen (tot een lengte van 1,40 m) nooit
op de voorstoel plaatsnemen, als uw auto is
uitgerust met een passagiersairbag.
Vervoer kinderen in een kinderzitje of een
comfortkussen op de achterbank.
WAARSCHUWING!
Bevestig nooit een kinderzitje of comfort-
kussen op de passagiersstoel als de auto is
uitgerust met een passagiersairbag.
15
IC-systeem (opblaasgordijn)
Gebruik altijd de veiligheidsgordels!
Als er passagiers op de achterbank zitten, zorg dan dat de hoofdsteunen
van de achterbank omhoog zijn geklapt en dat de middelste steun juist is
afgesteld.
8802260n
8802259m
IC-systeem (Inflatable Curtain)
Het opblaasgordijn van het IC-systeem (Inflatable Curtain) beschermt de
inzittenden tegen hoofdletsel, wanneer ze met hun hoofd tegen de zijkant
of het plafond van de auto stoten. Het opblaasgordijn biedt eveneens
bescherming tegen de obstakels waar de auto tegenop botst. Het IC-
systeem beschermt de inzittenden voor en achter in de auto. Het opblaasg-
ordijn gaat schuil achter de plafondbekleding. Het IC-systeem (het
opblaasgordijn) bedekt het bovenste gedeelte van het interieur bij de
voorstoelen en de achterbank.
Bij een aanrijding van opzij wordt het IC-systeem geactiveerd door het
opblaasgordijn van het SIPS-airbagsysteem. Na activering van het IC-
systeem wordt het opblaasgordijn gevuld met gas uit de gasgenerator die
zich bij het achtereind van het gordijn bevindt.
WAARSCHUWING!
·
Schroef of bevestig geen onderdelen aan de plafondbekleding, de
portierstijlen of de zijpanelen. De beschermende werking kan
erdoor verloren gaan.
· Wanneer u het ruggedeelte van de achterbank hebt neergeklapt,
moet u zorgen dat de lading niet uitsteekt boven de denkbeeldige,
horizontale lijn op 50 mm onder de bovenkant van de ramen in de
achterportieren. Anders kan het zijn dat het opblaasbare gordijn dat
schuilgaat achter de plafondbekleding geen bescherming meer biedt.
16
WHIPS (Whiplash-beschermingssysteem)
8502213e
WHIPS-systeem
Het WHIPS-systeem bestaat uit energie-absorberende rugleuningen en
speciaal ontwikkelde hoofdsteunen voor de voorstoelen.
Stoel met WHIPS-systeem
Het WHIPS-systeem wordt geactiveerd bij een aanrijding van achteren,
afhankelijk van de aanrijdingshoek, snelheid en eigenschappen van het
voertuig dat bij de aanrijding betrokken is. Na activering worden de
rugleuningen van de voorstoelen (als deze bezet zijn) naar achteren
geplaatst, waardoor de zitpositie van de bestuurder en passagier veran-
dert. Zo verkleint u het risico van whiplash-letsel aan de nek.
Juiste zithouding
Voor optimale bescherming moeten de bestuurder en de voorpassagier
zoveel mogelijk in het midden van de stoelen plaatsnemen en de afstand
tussen het hoofd en de hoofdsteun zo klein mogelijk houden.
WAARSCHUWING!
Als de stoel heeft blootgestaan aan grote krachten, zoals bijvoorbeeld
bij een aanrijding van achteren, moet u het WHIPS-systeem laten
controleren in een erkende Volvo-werkplaats. Zelfs als de stoel op het
oog intact is, kan het zijn dat het WHIPS-systeem geactiveerd werd
zonder zichtbare schade aan de stoel. De beschermende eigenschappen
van het WHIPS-systeem kunnen daarbij verloren zijn gegaan. Laat ook
na een lichte aanrijding van achteren het systeem nakijken in een
erkende Volvo-werkplaats. Verricht nooit zelf reparaties aan of
wijzigingen in de stoel of het WHIPS-systeem!
8502379e
WHIPS-systeem en kinderzitjes
Het WHIPS-systeem heeft geen negatieve invloed op de beschermende
werking van de kinderzitjes. Zolang de auto geen airbag (SRS) aan de
passagierszijde heeft, mag u een kinderzitje van Volvo op de passagiers-
stoel aanbrengen. Het WHIPS-systeem werkt eveneens naar behoren, als
u een kinderzitje achterstevoren op de achterbank hebt aangebracht, met
het ruggedeelte van het zitje tegen de rugleuning van de voorstoel aan.
WAARSCHUWING!
Let erop dat u de werking van het
WHIPS-systeem niet beïnvloedt!
Als u één van de ruggedeelten van
de achterbank hebt neergeklapt,
moet u de voorstoel aan dezelfde
kant dusdanig bijstellen dat de
rugleuning van de stoel niet tegen
het neergeklapte ruggedeelte van
de achterbank aankomt.
Plaats geen koffers en dergelijke
tussen het zitgedeelte van de ach-
terbank en de rugleuning van de
voorstoelen.
17
SRS (airbag), SIPS-airbag (zij-airbag) en IC-systeem
WAARSCHUWING!
Rijd nooit met geactiveerde airbags! Dit kan het sturen van de auto
hinderen. Andere veiligheidssystemen kunnen ook beschadigd raken.
Intensieve blootstelling aan rook en stof dat vrijkomt bij activering van
de airbags kan oog- en huidirritatie veroorzaken. Spoel bij irritatie met
koud water en/of neem contact op met een arts. De snelheid van
activering kan, in combinatie met het materiaal van de airbag, schaaf-/
brandwonden veroorzaken.
WAARSCHUWING!
De sensor van het SRS-systeem zit in de middenconsole van de auto.
Als de vloer van de passagiersruimte doorweekt geraakt is, moet u de
accukabels in de bagageruimte loskoppelen. Probeer de auto niet te
starten omdat de airbags hierbij geactiveerd kunnen worden. Sleep de
auto naar een erkende Volvo-werkplaats.
Activering van de airbags en de opblaasgordijnen
Het SRS-systeem registreert een aanrijding door het meten van de
afremsnelheid en de snelheidsvermindering veroorzaakt door de aanrij-
ding. De sensor stelt vast of de aard van de aanrijding het activeren van
de airbags vereist.
Vermeld dient te worden dat de sensoren niet alleen door vervorming
van de carrosserie worden geactiveerd, maar ook door de snelheidsver-
mindering op het moment van de aanrijding. Dit houdt in dat de sensoren
waarnemen in welke situatie de inzittenden beschermd dienen te worden
tegen een harde aanraking met het dashboard of stuurwiel.
Het bovenstaande geldt ook voor het SIPS-systeem en de opblaasgordij-
nen. SIPS-airbags en opblaasgordijnen worden echter alleen geactiveerd
bij botsingen van opzij met voldoende kracht.
N.B. SRS-, SIPS- en IC-systemen worden alleen geactiveerd bij
aanrijdingen in de betreffende richting.
Na activering van de airbags/opblaasgordijn adviseren wij u het volgen-
de:
· Sleep de auto naar een Volvo-werkplaats. Rijd niet in een auto met
geactiveerde airbags, zelfs niet als u na het ongeluk nog verder kunt
rijden.
· Laat het vervangen van de onderdelen van het SRS-, SIPS-airbag- of
IC-systeem over aan een erkende Volvo-werkplaats.
18
Als de remmen zwaar belast worden
De remmen van de auto worden uitermate zwaar
belast, wanneer u in de Alpen of op wegen met
vergelijkbare niveauverschillen rijdt; zelfs als u
niet bijzonder hard op het rempedaal trapt. Omdat
de snelheid in dergelijke omstandigheden vaak
laag is, worden de remmen niet even goed
gekoeld als bij het rijden op egale wegen.
Om de remmen niet overmatig te belasten, moet
u geen gebruik maken van het rempedaal, maar in
plaats daarvan terugschakelen en tijdens het
klimmen en dalen dezelfde versnelling gebruiken
(handgeschakelde versnellingsbak). Op die manier
kunt u beter op de motor afremmen en hoeft u de
voetrem slechts korte perioden te gebruiken.
Let erop dat u de remmen van de auto zwaarder
belast, wanneer u met een aanhanger rijdt.
Anti-blokkeerremsysteem
(ABS)
Het ABS-systeem (Anti-lock Braking
System) is ontworpen om te voorkomen dat de
wielen tijdens het remmen geblokkeerd raken.
Hierdoor kan tijdens het remmen een zo groot
mogelijke respons van het stuurwiel worden
verkregen. Het ABS-systeem zorgt ervoor dat
de auto beter bestuurbaar blijft om bijvoorbeeld
obstakels te kunnen ontwijken. Het ABS-
systeem verbetert de totale remcapaciteit niet.
Als bestuurder hebt u echter wel meer controle
over de besturing van de auto, wat voor meer
veiligheid zorgt.
Wanneer u na het starten van de motor met de
auto wegrijdt en een snelheid van ca. 20 km/h
hebt bereikt, gaat een kortstondige zelftest van
start die te horen en te voelen is. Als het ABS-
Als het remsysteem defect is
Als er een storing in één van de remkringen
optreedt, kunt u de auto nog steeds remmen.
Trap in één keer hard op het rempedaal - dus
niet pompen. Wanneer één van de remkringen
defect is, moet u het rempedaal verder dan
normaal intrappen. Het pedaal voelt bovendien
iets minder stug aan. Ook moet u dan meer
kracht uitoefenen voor hetzelfde remmende
vermogen.
De rembekrachtiging werkt alleen als de
motor draait.
Als de auto rijdt of wordt gesleept met uitge-
schakelde motor, dan dient u ongeveer 5 maal
meer druk uit te oefenen op het rempedaal.
Het rempedaal voelt stijf en hard aan.
Vocht op de remschijven en remvoeringen
kan de eigenschappen van de remmen
beïnvloeden!
Door opspattend water (bij hevige regenval, in
waterplassen of tijdens een wasbeurt) worden
de onderdelen van het remsysteem nat. Het vocht
beïnvloedt de wrijvingseigenschappen van de
remvoeringen negatief, zodat u een bepaalde
verlenging van de aanspreekduur van de
remmen kunt merken. Trap het rempedaal van
tijd tot tijd lichtjes in, wanneer u lange afstan-
den in de regen of in sneeuwbrij aflegt. Doe dit
ook voordat u de auto voor langere tijd parkeert
in dergelijke weersomstandigheden. Op die
manier verwarmt u de remvoeringen zodat het
vocht verdampt. Doe dit ook, wanneer u meteen
na een wasbeurt of in zeer vochtige of koude
weersomstandigheden wegrijdt.
systeem actief is, treden er merkbare pulsaties
in het rempedaal op. Dit is volkomen normaal.
N.B. Om het ABS-systeem volledig te benutten
moet u het rempedaal volledig indrukken. Laat
het rempedaal niet los wanneer u pulseringen van
het ABS-systeem hoort en voelt. Oefen het
remmen op een geschikte plaats.
Het ABS-lampje licht op en blijft continu
branden:
· Gedurende twee seconden tijdens de start
om het systeem te controleren.
· Als het ABS-systeem is uitgeschakeld als
gevolg van een storing.
Elektronkische
remkrachtverdeling (EBD)
Het EBD-systeem (Electronic Brakeforce
Distribution) vormt een geïntegreerd onderdeel
van het ABS-systeem. Het EBD-systeem regelt
de remkracht op de achterwielen altijd zodanig
af dat de optimale remwerking wordt verkre-
gen. Wanneer het systeem de remkracht
afregelt, treden er merkbare pulsaties in het
rempedaal op.
WAARSCHUWING!
Als de waarschuwingslampjes voor het
remsysteem en het ABS-systeem tegelijkertijd
oplichten, bestaat het gevaar dat de achtertrein
bij krachtig afremmen de neiging heeft om uit
te breken. Wanneer onder deze omstandighe-
den het peil in het remvloeistofreservoir
normaal is, rijd de auto dan zeer voorzichtig
naar de dichtstbijzijnde Volvo-werkplaats om
het remsysteem te laten controleren.
Remsysteem/ABS/EBD
19
Stabiliteitssysteem
Anti-slipregeling, AYC
(Active Yaw Control)
De anti-slipregeling zorgt ervoor dat één of
meer wielen van de auto automatisch worden
afgeremd. Dit om de auto te stabiliseren als
deze in de slip dreigt te raken. Als u in een
dergelijke situatie zelf op de rem trapt, zal het
rempedaal stugger aandoen dan normaal en
tikkende geluiden maken. De anti-slipregeling
is altijd actief en kan om veiligheidsredenen niet
buiten werking worden gesteld.
AYC, R-versie
Bij de R-versie kunt u de regeling uitschakelen
met de knop DSTC. U moet de procedure voor
het beperken/reactiveren van de regeling
driemaal herhalen (knop vijfmaal achtereen
indrukken) om de AYC-regeling volledig uit te
schakelen. Op het display verschijnt de tekst
"DSTC SPIN CONTROL UIT".
Remkrachtverhoging (EBA)
(Emergency Brake Assistance)
Het EBA-systeem vormt een geïntegreerd
onderdeel van het DSTC-systeem. Het EBA-
systeem is dusdanig geconstrueerd dat u,
wanneer u krachtig moet afremmen, altijd
meteen het maximale remvermogen kunt
afnemen. Het systeem registreert het moment
waarop u krachtig wilt afremmen door de
snelheid te meten waarmee u het rempedaal
intrapt.
Het EBA-systeem is op alle snelheden actief en
kan - om veiligheidsredenen - niet buiten
werking worden gesteld.
N.B. Wanneer het EBA-systeem geactiveerd
wordt, zakt het rempedaal omlaag en kunt u het
maximale remvermogen van de auto afnemen.
Breng gedurende de totale remmanoeuvre
evenveel druk aan op het rempedaal. Het EBA-
systeem wordt uitgeschakeld, wanneer u de
druk van het rempedaal haalt.
Knop STC/DSTC
Met de knop STC/DSTC op de middenconsole
kunt u de functie van het STC/DSTC-systeem
beperken of een geldende beperking opheffen.
Wanneer de LED in de knop brandt, is het
STC/DSTC-systeem actief (voor zover er geen
storingen zijn).
Bij beperking van de functie van het STC/
DSTC-systeem, wordt het stabiliteitssysteem
(SC) uitgeschakeld en gelden er beperkingen
voor de anti-slipregeling (AYC). De overige
systemen werken onverminderd voort.
N.B. Om veiligheidsredenen moet u de knop
minstens een halve seconde lang ingedrukt
houden om de functie van het STC/DSTC-
systeem te beperken.
De LED in de knop dooft en op het display
verschijnt de tekst: "STC SPIN CONTROL
UIT" / "DSTC SPIN CONTROL UIT".Op
de R-versie verschijnt de tekst: "DSTC
FUNCTIE BEPERKT".
Het STC/DSTC-systeem wordt iedere keer dat
u de motor start automatisch geactiveerd.
* Het STC- of DSTC-systeem is extra op
bepaalde markten. Het systeem behoort tot de
standaarduitrusting van de R-versie.
Stabiliteits- en tractie-
regelsysteem (STC/DSTC*)
Het STC-systeem (Stability and Traction
Control) bestaat uit de deelsystemen SC en TC.
Het DSTC-systeem (Dynamic Stability and
Traction Control) bestaat uit de deelsystemen
SC, TC, AYC en EBA.
Tractieregeling, TC
(Traction Control)
De tractieregeling brengt de aandrijfkracht voor
een slippend wiel over op een aandrijfwiel dat
niet slipt, door het slippende wiel af te remmen.
Om de aandrijfkracht in een dergelijke situatie
te verhogen kan het zijn dat u het gaspedaal
verder dan normaal moet intrappen. Wanneer de
tractieregeling actief is, kunt u een tikkend
geluid horen. Dit is volkomen normaal. De
tractieregeling is voornamelijk actief op lage
snelheden. U kunt de tractieregeling niet
uitschakelen.
Stabiliteitssysteem, SC
(Stability Control)
Het stabiliteitsysteem is ontwikkeld om te
voorkomen dat de aangedreven wielen hun grip
op het wegdek verliezen tijdens het optrekken
door het motorkoppel te beperken dat op de
wielen wordt overgebracht. Het systeem
verbetert de aandrijving en verhoogt de
veiligheid op gladde wegen. In bijzondere
omstandigheden zoals bij het gebruik van
sneeuwkettingen of bij het rijden in diepe
sneeuw of zand, kan het handig zijn het SC-
systeem buiten werking te stellen om de tractie
te verhogen. U doet dat met een druk op de
knop STC/DSTC.
20
Stabiliteitssysteem
..
WAARSCHUWING!
Onder normale omstandigheden zorgt het
STC/DSTC-systeem voor een betere
wegligging. Dit mag echter voor u geen
reden zijn om sneller te gaan rijden. Wees
altijd voorzichtig bij het nemen van bochten
en het rijden op gladde wegen.
Let erop dat de rijeigenschappen van de
auto veranderen, als u het STC/DSTC-
systeem uitschakelt.
Het waarschuwingssymbool
knippert
wanneer ...
· ... het SC-systeem actief is om te voorkomen
dat de aangedreven wielen van de auto
doorslippen;
· ... de TC-regeling actief is om de tractie van
de auto te verbeteren;
· ... het AYC-systeem actief is om te voor-
komen dat de auto in de slip raakt.
Het waarschuwingssymbool
licht op en
dooft weer na ca. 2 seconden wanneer ...
· ... u de motor start. (Het lampje licht op om
het systeem te testen.)
De LED in de knop dooft en de tekst: "STC
SPIN CONTROL UIT" / "DSTC SPIN
CONTROL UIT" verschijnt op het display
(op de R-versie verschijnt de tekst: "DSTC
FUNCTIE BEPERKT") wanneer ...
· ... u de functie van het SC-systeem van het
STC/DSTC-systeem beperkt hebt met een
druk op de knop STC/DSTC.
Het oranje waarschuwingssymbool
licht
op en blijft continu branden en de tekst
"TRACTIECONTROLE TIJDELIJK
UIT" verschijnt op het display wanneer ...
· ... de functie van de TC-regeling van het
remsysteem tijdelijk beperkt is wegens een te
hoge remtemperatuur. De beperking van de
TC-regeling wordt automatisch opgeheven,
wanneer de remtemperatuur weer normaal is.
Het oranje waarschuwingssymbool
licht
op en blijft continu branden en de tekst
"ANTI-SKID SERVICE VEREIST"
verschijnt op het display, wanneer ...
· ... het DSTC-systeem uitgeschakeld is
wegens een storing.
Stabiliteits- en tractieregelsysteem
(STC/DSTC) (vervolg)
Frictiedetetectiesysteem, RFD
(extra)
Het RFD-systeem (Road Friction Detection) is
een geavanceerd systeem voor detectie van de
frictie tussen de banden het wegdek. Het
systeem is ontwikkeld om u zo spoedig
mogelijk te waarschuwen voor gladheid.
Het RFD-systeem is actief op lage en hoge
snelheden en kan om veiligheidsredenen niet
buiten werking worden gesteld.
Het waarschuwingssymbool
licht op
en blijft continu branden, wanneer:
· het RFD-systeem de frictie tussen de
banden en het wegdek als laag beschouwt.
Het oranje waarschuwingssymbool
licht op en blijft continu branden en de
melding "RFD SYSTEEM SERVICE
VEREIST" verschijnt op het display
wanneer:
· het RFD-systeem uitgeschakeld werd
wegens een storing.
* Het STC- of DSTC-systeem is extra op
bepaalde markten
21
Belangrijke adviezen!
Bij het gebruik van andere in de handel zijnde
veiligheidsproducten voor kinderen is het
belangrijk dat u de meegeleverde montage-
voorschriften zorgvuldig doorleest en nauw-
keurig opvolgt. Hier volgen enkele punten waar
u op moet letten:
· Gebruik geen comfortkussens/kinderzitjes
met stalen beugels of andere constructies die
tegen de ontgrendelingsknop van de
gordelvergrendeling aan kunnen komen. Dit
om te voorkomen dat de gordels plotseling
kunnen ontgrendelen.
· Volvo heeft veiligheidsuitrusting voor
kinderen die afgestemd is op uw Volvo en
uitvoerig door Volvo getest is.
· Breng kinderzitjes altijd volgens de
instructies van de fabrikant aan.
· Zet de bevestigingsbanden van het kinder-
zitje nooit aan de hendel vast waarmee u de
voorstoel in de lengterichting verstelt of aan
veren, rails of balken met scherpe randen
onder de stoel.
· Laat het ruggedeelte van het kinderzitje
tegen het dashboard steunen.
· Zorg dat het kinderzitje niet met de
bovenkant tegen de voorruit aan komt.
· Bevestig nooit een kinderzitje op de
passagiersstoel, wanneer uw auto uitgerust is
met een airbag (SRS) aan de passagierszijde.
N.B. Bij problemen tijdens de montage van
kinderveiligheidsproducten moet u contact
opnemen met de fabrikant voor nadere inlich-
tingen over de montage.
8801888e
De heupgordel moet laag zitten
WAARSCHUWING!
Bevestig nooit een kinderzitje of comfort-
kussen op de passagiersstoel, als de auto is
uitgerust met een airbag aan de passagiers-
zijde (SRS).
Kinderen moeten comfortabel en
veilig zitten
Onthoud dat alle kinderen, ongeacht hun leeftijd
en lengte, een veiligheidsgordel moeten dragen.
Laat kinderen nooit bij passagiers op schoot
zitten!
Aan de hand van het gewicht van het kind
bepaalt u welke uitrusting u nodig hebt en waar
u deze moet aanbrengen.
De veiligheidsuitrusting voor kinderen die
Volvo biedt is afgestemd op het gebruik in uw
auto. Als u voor de uitrusting van Volvo kiest,
dan weet u ook zeker dat de bevestigingspunten
en bevestigingsonderdelen op de juiste wijze
worden aangebracht en sterk genoeg zijn.
Kleinere kinderen moet u in kinderzitjes
vervoeren die achterstevoren zijn gemonteerd.
Dergelijke zitjes bieden kinderen tot 3 jaar
optimale bescherming.
N.B. In veel landen gelden er wettelijke
voorschriften voor het vervoer van kinderen in
de auto. Informeer ook naar de bepalingen die
gelden in de landen die u tijdens buitenlandse
reizen aandoet.
Aanstaande moeders
Aanstaande moeders moeten extra voorzichtig
zijn bij het gebruik van de veiligheidsgordels!
Let er altijd op de gordel zodanig aan te
brengen, dat er geen druk op de baarmoeder
wordt uitgeoefend. De heupgordel van de
driepuntsgordel moet laag zitten.
Kinderen in de auto
22
Comfortkussen voor de buitenste zitplaatsen (extra)
1
3
2
8502798a
Buitenste zitplaats - opklappen
1. Trek aan de hendel om het comfortkussen
omhoog te brengen.
2. Pak het kussen met beide handen beet en
haal het naar achteren.
3. Duw het kussen vast.
1
2
8502778a
Buitenste zitplaats - neerklappen
1. Trek aan de hendel.
2. Haal het zitkussen omlaag en duw het in
positie vast.
N.B. Let erop dat u het comfortkussen eerst
omlaagklapt, voordat u het ruggedeelte van de
achterbank naar voren klapt.
Controleer of de veiligheidsgordel goed strak
langs het lichaam van het kind loopt en nergens
slap hangt of verdraaid is. Controleer of de
diagonale schoudergordel goed over de schouder
loopt en de heupgordel laag over de heupen, het
bekken, loopt om optimale bescherming te
bieden. De diagonale schoudergordel mag niet
tegen de nek van het kind aankomen of onder de
schouder langs lopen.
8802126a
De geïntegreerde comfortkussens van Volvo voor de buitenste
zitplaatsen op de achterbank zijn speciaal ontworpen om kinderen
optimale bescherming te bieden. In combinatie met de aanwezige
veiligheidsgordels zijn de comfortkussens goedgekeurd voor kinderen met
een gewicht van 15 tot 36 kg.
23
Isofix-bevestigingssysteem voor kinderzitjes (extra), accessoire
WAARSCHUWING!
Als het geïntegreerde comfortkussen aan
grote krachten blootgestaan heeft, zoals
bijvoorbeeld bij een aanrijding, moet u het
comfortkussen met de gordel in zijn geheel,
d.w.z. inclusief de schroeven, vervangen
door een nieuw kussen en nieuwe schroe-
ven. Ook als het geïntegreerde comfortkus-
sen er op het oog intact uitziet, kan het
kussen een deel van zijn beschermende
eigenschappen hebben verloren.
Het comfortkussen moet eveneens worden
vervangen, als het erg versleten of bescha-
digd is. Let er echter op dat het kussen
vakkundig wordt vervangen, omdat het
voor de overige inzittenden van groot
belang is dat het nieuwe kussen op de juiste
wijze wordt gemonteerd. Laat het vervangen
en repareren van het comfortkussen daarom
over aan een erkende Volvo-werkplaats. Als
het kussen vuil geworden is, moet u het ter
plekke schoonmaken. Als de bekleding
dusdanig vuil is dat u deze apart moet
reinigen, gelden de bovenstaande aanwij-
zingen voor vervanging en montage van het
kussen.
Verricht geen wijzigingen in of aanvullingen
op de constructie van comfortkussen.
Isofix-bevestigingssysteem voor
kinderzitjes
Het Isofix-bevestigingssysteem voor
kinderzitjes wordt in de fabriek bij de beide
buitenste zitplaatsen van de achterbank
aangebracht. Neem contact op met uw Volvo-
dealer voor meer informatie over de
verkrijgbare veiligheidsuitrusting voor
kinderen.
8802355m
8802408m
Isofix-bevestigingspunten Rail
N.B. De Isofix-bevestigingspunten zitten op de
beide buitenste zitplaatsen van de achterbank. U
kunt de rail zo nodig verplaatsen.
Accessoires voor de veiligheid
van kinderen
Volvo is de marktleider wat de veiligheid van
kinderen betreft. Volvo ontwikkelt voortdurend
nieuwe producten en verbetert de bestaande.
Neem gerust contact op met uw Volvo-dealer,
wanneer u inlichtingen wenst over de nieuwste
producten op het gebied van kinderen en
veiligheid. De kinderveiligheidsproducten van
Volvo zijn speciaal bestemd voor gebruik in uw
auto. Ze garanderen uw kinderen een maximum
aan veiligheid.
24
Plaats van kinderen in de auto
*) WAARSCHUWING!
Plaats een kinderzitje of comfortkussen
NOOIT op de passagiersstoel, als de auto is
uitgerust met een airbag aan de passagierszijde.
Gewicht
(leeftijd)
Voorstoelen, alternatieven*
Middelste zitplaatsen
achterbank, alternatieven*
Buitenste zitplaatsen
achterbank, alternatieven
<10 kg
(tot 9 maanden)
9-18 kg
(9-36 maanden)
15-36 kg
(3-12 jaar)
1. Achterstevoren gemonteerd kinderzitje,
te bevestigen met veiligheidsgordel.
L: Typegoedkeuring nr. E5 03160
2. Achterstevoren gemonteerd kinderzitje,
te bevestigen met ISOFIX-systeem.
L: Typegoedkeuring nr. E5 03162
3. Achterstevoren gemonteerd kinderzitje,
te bevestigen met veiligheidsgordel en
bevestigingsband.
L: Typegoedkeuring nr. E5 03135
1. Achterstevoren gemonteerd kinderzitje, te be-
vestigen met veiligheidsgordel en steunbeen.
L: Typegoedkeuring nr. E5 03160
2. Achterstevoren gemonteerd kinderzitje, te be-
vestigen met ISOFIX-systeem en steunbeen.
L: Typegoedkeuring nr. E5 03162
3. Achterstevoren gemonteerd kinderzitje, te be-
vestigen met veiligheidsgordel, steunbeen en
bevestigingsband.
L: Typegoedkeuring nr. E5 03135
1. Achterstevoren gemonteerd kinderzitje,
te bevestigen met veiligheidsgordel.
L: Typegoedkeuring nr. E5 03161
2. Achterstevoren gemonteerd kinderzitje,
te bevestigen met ISOFIX-systeem.
L: Typegoedkeuring nr. E5 03163
3. Achterstevoren gemonteerd kinderzitje,
te bevestigen met veiligheidsgordel en
bevestigingsband.
L: Typegoedkeuring nr. E5 03135
1. Achterstevoren gemonteerd kinderzitje, te be-
vestigen met veiligheidsgordel en steunbeen.
L: Typegoedkeuring nr. E5 03161
2. Achterstevoren gemonteerd kinderzitje, te be-
vestigen met ISOFIX-systeem en steunbeen.
L: Typegoedkeuring nr. E5 03163
3. Achterstevoren gemonteerd kinderzitje, te be-
vestigen met veiligheidsgordel, steunbeen en
bevestigingsband.
L: Typegoedkeuring nr. E5 03135
1. Achterstevoren gemon-
teerd kinderzitje, te be-
vestigen met vei-
ligheidsgordel, steun-
been en bevestigings-
band.
L: Typegoedkeuring
nr. E5 03135
1. Achterstevoren gemon-
teerd kinderzitje, te
bevestigen met vei-
ligheidsgordel, steun-
been en bevestigings-
band.
L: Typegoedkeuring
nr. E5 03135
1. Comfortkussen met of zonder rugleuning.
L: Typegoedkeuring nr. E5 03139
2. Geïntegreerd comfortkussen.
B: Typegoedkeuring nr. E5 03159
1. Comfortkussen met of
zonder rugleuning.
L: Typegoedkeuring
nr. E5 03139
L: Geschikt voor speciale kinderzitjes, zie overzicht. Kinderzitjes kunnen bestemd zijn voor
één bepaald merk auto, voor een beperkte groep merken, semi-universeel of universeel zijn.
B: Ingebouwd en goedgekeurd voor deze leeftijdscategorie.
Ongeschikte plaats voor deze leeftijds-
categorie.
25
Instrumentenpaneel 26
Controle- en waarschuwingslampjes 27
Displaybericht 30
Schakelaars op middenconsole 31
Boordcomputer 33
Cruise control 34
Koplamp, Mistlamp 35
Koplamphoogteverstelling, Instrumentenverlichting 35
Contactslot en stuurslot, Stuurwielafstelling 36
Richtingaanwijzers 37
Ruitenwissers/-sproeiers 38
Alarmlichten, Achterruitverwarming, Stoelverwarming 39
Handrem, Elektrische aansluitingen 40
Elektrisch bediende ramen 41
Achteruitkijkspiegel en buitenspiegels 42
Schuifdak 43
Gelaagd glas in zijramen voor en achter (extra) 44
Instrumenten, schakelaars, bedieningsorganen
26
Instrumentenpaneel
1. Temperatuurmeter
De temperatuurmeter geeft de temperatuur in
het koelsysteem van de motor aan. Op het
display verschijnt een bericht, als de tempera-
tuur abnormaal hoog is en de naald tot in het
rode gebied uitslaat. Let erop dat verstralers
voor de radiateurgrille het koelvermogen
verminderen bij een hoge buitentemperatuur en
een zware belasting van de motor.
2. Display
Op het display worden informatieve berichten
en waarschuwingsberichten weergegeven.
3. Snelheidsmeter
De snelheidsmeter geeft de snelheid van de auto
aan.
4. Dagteller
De dagtellers gebruikt u om kortere afstanden op
te meten. Het rechter cijfer geeft de afstand in
honderden meters aan. U kunt de dagteller op nul
zetten door de knop langer dan 2 seconden in te
drukken. U wisselt van dagteller door de knop
korte tijd in te drukken.
5. Indicatie voor Cruise control
Zie pagina 34.
6. Kilometerteller
De kilometerteller geeft het totale aantal
kilometers aan dat er met de auto is gereden.
7. Groot licht aan/uit
8. Waarschuwingslampje
Als er een storing optreedt, licht het waarschu-
wingslampje op en verschijnt er een bericht op
het display.
9. Toerenteller
De toerenteller geeft het motortoerental aan in
duizenden toeren per minuut. Laat de naald van
de toerenteller niet tot in het rode gebied
uitslaan.
10. Indicatie voor automatische
versnellingsbak
U ziet hier welk schakelprogramma er wordt
aangehouden. Als uw auto is uitgerust met een
Geartronic automatische versnellingsbak en u het
handmatige schakelprogramma gebruikt, ziet u
hier welke versnelling u hebt ingeschakeld.
11. Buitentemperatuursensor
De buitentemperatuurmeter geeft de buitentem-
peratuur aan. Wanneer de temperatuur in het
interval van -5 °C tot +2 °C ligt, verschijnt er
een sneeuwvlokje op het display. Het lampje
wijst op het gevaar voor gladheid.
Wanneer de auto stilstaat of geparkeerd gestaan
heeft, kan het zijn dat de buitentemperatuurme-
ter een te hoge waarde aangeeft.
12. Klok
Draai aan de knop om het klokje op de juiste
tijd in te stellen.
13. Brandstofmeter
De brandstoftank heeft een inhoud van 70 liter.
Er zit nog ongeveer 8 liter brandstof in de tank,
wanneer het lampje op het instrumentenpaneel
oplicht.
14. Controle- en waarschuwingslampjes
15. Indicatorlampjes richtingaanwijzers,
links - rechts
5
1
4
3
6
78
9
3800838m
10
15
2
12
11
13
14
27
Waarschuwing -
storing in remsysteem
Als het waarschuwingslampje voor
het remsysteem oplicht, kan het zijn dat het
remvloeistofpeil te laag is.
· Breng de auto op een veilige plaats tot
stilstand om het remvloeistofpeil in het
reservoir te controleren.
· Als het peil lager is dan het MIN-merkje
van het reservoir, kunt u beter niet verder
rijden met de auto. Laat de auto naar een
erkende Volvo-werkplaats slepen om het
remsysteem te controleren.
Waarschuwingslampje
midden op het instrumentenpaneel
Het waarschuwingslampje licht rood of geel op
afhankelijk van de ernst van de storing. Zie de
volgende pagina voor meer informatie!
De controle- en waarschuwingslampjes lichten korte tijd op,
wanneer u vóór het starten de contactsleutel in de rijstand (stand II)
draait. Dit geeft aan dat de lampjes naar behoren werken. Wanneer
de motor is aangeslagen, doven alle lampjes weer. Als de motor niet
binnen 5 seconden aanslaat, doven alle lampjes behalve de lampjes
3800839m
en . Afhankelijk van het uitrustingsniveau van uw auto
kan het zijn dat bepaalde lampjes geen functie vervullen. Het
lampje voor de handrem dooft, wanneer u de auto van de handrem
haalt.
Waarschuwing -
storing in ABS-systeem
Als het waarschuwingslampje voor het
ABS-systeem oplicht, werkt het ABS-systeem
niet meer. Het normale remsysteem van de auto
werkt dan nog, zij het zonder ABS-regeling.
· Breng de auto op een veilige plaats tot
stilstand en zet de motor af.
· Start de motor opnieuw.
· Als het waarschuwingslampje dooft, kunt u
verder rijden. Er was dan geen sprake van
een permanente storing.
· Als het waarschuwingslampje echter blijft
branden, moet u de auto naar een erkende
Volvo-werkplaats rijden om het ABS-
systeem te laten controleren.
Controle- en waarschuwingslampjes
WAARSCHUWING!
Als de waarschuwingslampjes voor het
remsysteem en het ABS-systeem tegelij-
kertijd oplichten, bestaat het gevaar dat de
achtertrein bij krachtig afremmen de neiging
heeft om uit te breken.
Als de waarschuwingslampjes voor het remsysteem en het ABS-systeem
tegelijkertijd branden, kan er een storing in de remkrachtverdeling zijn
opgetreden.
· Breng de auto op een veilige plaats tot stilstand en zet de motor af.
· Start de motor opnieuw.
· Als de beide lampjes weer doven, kunt u verder rijden. Er was dan geen sprake van een
permanente storing.
· Als de waarschuwingslampjes echter blijven branden, moet u het peil in het remvloeistofreser-
voir controleren.
· Als het peil lager is dan het MIN-merkje van het reservoir, kunt u beter niet verder rijden met de
auto. Laat de auto naar een erkende Volvo-werkplaats slepen om het remsysteem te controleren.
· Als de lampjes echter blijven branden ondanks dat het peil in het remvloeistofpeil in orde is,
moet u de auto uiterst voorzichtig naar de dichtstbijzijnde erkende Volvo-werkplaats rijden om
het remsysteem te laten controleren.
28
Controle- en waarschuwingslampjes
Waarschuwingslampje
midden op het instrumentenpaneel
Het waarschuwingslampje licht rood of geel op
afhankelijk van de ernst van de storing.
Rood licht - Breng de auto tot stilstand. Lees
het bericht op het display.
Geel licht - Lees het bericht op het display.
Verhelp de storing!
De controle- en waarschuwingslampjes lichten korte tijd op,
wanneer u vóór het starten de contactsleutel in de rijstand (stand II)
draait. Dit geeft aan dat de lampjes naar behoren werken. Wanneer
de motor is aangeslagen, doven alle lampjes weer. Als de motor niet
binnen 5 seconden aanslaat, doven alle lampjes behalve de lampjes
en . Afhankelijk van het uitrustingsniveau van uw auto
kan het zijn dat bepaalde lampjes geen functie vervullen. Het
lampje voor de handrem dooft, wanneer u de auto van de handrem
haalt.
3800839m
WAARSCHUWING!
Onder normale omstandigheden zorgt het
STC/DSTC-systeem voor een betere
wegligging. Dit mag echter voor u geen
reden zijn om sneller te gaan rijden. Wees
altijd voorzichtig bij het nemen van bochten
en het rijden op gladde wegen.
Stabiliteitssysteem STC*
en DSTC*
Het STC/DSTC-systeem staat uitvoeriger
beschreven op pagina 19, 20 en 31. Het
systeem bestaat uit meerdere deelsystemen:
Gevaar voor gripverlies
Als het waarschuwingssymbool knippert, is het
STC/DSTC-systeem actief. U kunt dan merken
dat de motor niet normaal op het gaspedaal
reageert. Een dergelijke situatie kan zich
voordoen, wanneer u harder wilt optrekken dan
de wrijvingscoëfficiënt van het wegdek toelaat.
- Rijd voorzichtig!
Beperkte tractie
Het symbool licht op en brandt continu,
wanneer er beperkingen voor het STC/DSTC-
systeem gelden door een te hoge temperatuur
van de remmen. De tekst "TRACTIECON-
TROLE TIJDELIJK UIT" verschijnt op het
display.
Beperkte anti-doorslipregeling
Het symbool in de knop dooft, wanneer u de
functie van het STC/DSTC-systeem beperkt
hebt met een druk op de knop STC/DSTC. De
tekst "STC SPIN CONTROL UIT" / "DSTC
SPIN CONTROL UIT" verschijnt op het
display. Op de R-versie verschijnt de tekst:
"DSTC FUNCTIE BEPERKT".
Storing in STC/DSTC-systeem
Als het waarschuwingssymbool oplicht en
continu brandt, terwijl u geen van de systemen
hebt uitgeschakeld is er sprake van een storing
in één van de systemen. De tekst "ANTI-SKID
SERVICE VEREIST" verschijnt op het display.
· Breng de auto op een veilige plaats tot
stilstand en zet de motor af. Start de motor
opnieuw.
· Als het waarschuwingssymbool dooft, was
er geen sprake van een werkelijke storing. U
hoeft dan geen bezoek aan een werkplaats te
brengen.
· Als het waarschuwingssymbool echter blijft
branden, moet u de auto naar een erkende
Volvo-werkplaats rijden om het systeem te
laten controleren.
* Het STC- of DSTC-systeem is extra op
bepaalde markten. Het systeem behoort tot de
standaarduitrusting van de R-versie.
29
Controle- en waarschuwingslampjes
De controle- en waarschuwingslampjes lichten korte tijd op,
wanneer u vóór het starten de contactsleutel in de rijstand (stand
II) draait. Dit geeft aan dat de lampjes naar behoren werken.
Wanneer de motor is aangeslagen, doven alle lampjes weer. Als de
motor niet binnen 5 seconden aanslaat, doven alle lampjes behalve
de lampjes
en . Afhankelijk van het uitrustingsniveau
van uw auto kan het zijn dat bepaalde lampjes geen functie
vervullen. Het lampje voor de handrem dooft, wanneer u de auto
van de handrem haalt.
Storing in uitlaatgasreinigings-
systeem
Rijd de auto naar een erkende Volvo-
werkplaats om het systeem te laten controleren.
Mistachterlicht
Het lampje brandt, wanneer u het
mistachterlicht hebt ingeschakeld.
Controlelampje aanhanger
Het controlelampje knippert, wanneer
u de richtingaanwijzers op de auto en
op de aanhanger gebruikt. Als het lampje niet
knippert, is één van de richtingaanwijzers op de
auto of de aanhanger defect.
Storing in SRS-systeem
Als het waarschuwingslampje voor het
SRS-systeem blijft branden of
kortstondig oplicht tijdens het rijden, is er een
storing in het SRS geregistreerd. Rijd de auto
naar een erkende Volvo-werkplaats om het
systeem te laten controleren.
Handrem aangetrokken
Let erop dat het lampje alleen
aangeeft dát u de handrem hebt
aangetrokken en niet hoe hard. Controleer dit
laatste door aan de hendel te trekken! U moet
altijd zo hard aan de hendel te trekken, dat
deze in een “nokje” blijft steken.
Dynamo laadt niet bij
Als het lampje tijdens het rijden
oplicht, is er waarschijnlijk sprake
van een storing in het elektrische systeem.
Breng een bezoek aan een erkende Volvo-
werkplaats.
Te lage oliedruk
Als het lampje tijdens het rijden
oplicht, is de druk van motorolie te
laag. Zet de motor onmiddellijk af en controleer
het motoroliepeil.
Gordelwaarschuwing
Het waarschuwingslampje voor de
veiligheidsgordels brandt, zolang de
bestuurder de gordel niet heeft omgedaan.
Voorgloeifuntie motor (diesel)
Het lampje licht op, wanneer de voorg-
loeifunctie van de motor actief is.
Wanneer het lampje dooft, kunt u de motor
starten. Geldt alleen voor dieselmodellen.
30
Displaybericht
A
3800648d
Displaybericht
Wanneer er een controle- of waarschuwingslampje oplicht, verschijnt er tevens een bericht
op het display. Wanneer u het bericht gelezen en begrepen hebt, kunt u op de knop READ (A)
drukken. Het bericht wordt dan van het display gewist en in het geheugen opgeslagen. Het
bericht blijft in het geheugen opslagen, totdat u de onderliggende storing hebt laten verhelpen.
Berichten die duiden op zeer ernstige storingen kunt u niet van het display wissen. De
berichten blijven op het display staan, totdat u de onderliggende storing hebt laten
verhelpen.
N.B. Als er een waarschuwingsbericht verschijnt terwijl u zich bijv. in een menu van de
boordcomputer bevindt of wilt telefoneren, moet u eerst bevestigen dat u het bericht hebt
gezien. U doet dat door op de knop READ (A) te drukken.
Berichten die in het geheugen liggen opgeslagen kunt u op een later tijdstip nogmaals
doorlezen. Druk op de knop READ (A), als u de opgeslagen berichten wilt bekijken. U
kunt door de berichten bladeren door op de knop READ (A) te drukken. Druk nogmaals op
de knop READ (A) om de berichten weer in het geheugen op te slaan.
1) Verschijnt samen met een oranje waarschuwingssymbool.
2) Verschijnt samen met een rood waarschuwingssymbool.
* Alleen op de R-versie
Bericht: Betekenis/Actie:
STOP AUTO Z.S.M. Breng de auto tot stilstand en zet de motor af. Grote kans op schade.
ZET DE MOTOR AF Breng de auto tot stilstand en zet de motor af. Grote kans op schade.
SERVICE SPOED Breng uw auto voor controle naar de werkplaats.
ZIE HANDLEIDING Raadpleeg het instructieboekje
SERVICE VEREIST Laat uw auto zo snel mogelijk controleren.
BIJ ONDERHOUD Laat uw auto tijdens de volgende servicebeurt controleren.
TIJD VOOR REG. SERVICE Als de displaytekst verschijnt, moet de auto voor een servicebeurt naar de werkplaats. Wanneer de tekst
verschijnt, hangt af van de afgelegde afstand, het aantal maanden dat verstreken is sinds de laatste servicebeurt
en het aantal draaiuren van de motor.
1) OLIEPEIL LAAG - BIJVULLEN* Het oliepeil van de motor is te laag. Controleer het peil en vul zo spoedig mogelijk olie bij, zie pagina 136 voor
meer informatie.
2) OLIEPEIL LAAG - STOP AUTO Het oliepeil van de motor is te laag. Breng de auto op een veilige manier tot stilstand om het oliepeil te
Z.S.M.* controleren. Zie pagina136.
2) OLIEPEIL LAAG - ZET MOTOR Het oliepeil van de motor is te laag. Breng de auto op een veilige manier tot stilstand en zet de motor af om het
UIT * oliepeil te controleren. Zie pagina 136.
2) OLIEPEIL LAAG - ZIE Het oliepeil van de motor is te laag. Breng de auto op een veilige manier tot stilstand om het oliepeil te
HANDLEIDING* controleren. Zie pagina 136.
31
Schakelaars op middenconsole
1. Niet in gebruik
2. Inklapbare buitenspiegels (extra)
Met deze knop kunt u de elektrisch bediende
buitenspiegels in- en uitklappen.
Ga als volgt te werk, als één van de buitenspie-
gels per ongeluk in- of uitgeklapt is:
- Haal de buitenspiegel zover mogelijk naar
voren toe.
- Draai de contactsleutel in stand II.
- Klap de buitenspiegel met behulp van de knop
eerst naar binnen en vervolgens weer naar
buiten toe. De buitenspiegels staan daarna weer
in hun oorspronkelijke stand.
3. Verstralers (extra)
Met deze knop kunt u de verstralers op de auto
in- en uitschakelen. Wanneer de verstralers
branden, licht de LED in de knop op.
4. STC/DSTC-systeem*
Met deze knop kunt u de functie van het STC/
DSTC-systeem beperken of een geldende
beperking opheffen.
Wanneer de LED in de knop brandt, is het STC/
DSTC-systeem actief (voor zover er geen
sprake is van een storing).
Om veiligheidsredenen moet u de knop
minstens een halve seconde lang ingedrukt
houden om de functie van het STC/DSTC-
systeem te beperken. (Bij de R-versie moet u de
procedure voor het beperken/reactiveren van het
systeem driemaal herhalen om de regeling
volledig uit te schakelen.)
De tekst "STC SPIN CONTROL UIT" /
"DSTC SPIN CONTROL UIT" verschijnt op
het display. Op de R-versie verschijnt de tekst:
"DSTC FUNCTIE BEPERKT"
WAARSCHUWING!
Let erop dat de rijeigenschappen van de
auto veranderen, als u het DSTC-systeem
uitschakelt.
3602791m
* Extra op bepaalde markten.
Het systeem behoort tot de standaarduitrusting
van de R-versie.
5. Niet in gebruik
Beperk de functie van het systeem als u een
wiel met een afwijkende maat gebruikt. De
volgende keer dat u de motor start, is het STC/
DSTC-systeem weer actief.
32
Schakelaars op middenconsole
6. Safelock-functie en alarmsensoren
uitschakelen
Met deze knop kunt u de safelock-functie
desgewenst uitschakelen (safelock houdt in dat
portieren na vergrendeling niet meer van de
binnenkant te openen zijn). Met deze knop kunt
u ook de bewegings- en niveausensoren van het
alarmsysteem buiten werking stellen. De LED
in de knop brandt, wanneer de functies zijn
uitgeschakeld c.q. buiten werking zijn gesteld.
7. Kinderslot op achterportieren (extra)
Met deze knop kunt u het elektrische kinderslot
op de achterportieren in- of uitschakelen. De
contactsleutel moet daarbij in stand I of II staan.
Wanneer het kinderslot geactiveerd is, brandt de
LED in de knop. Er verschijnt een bericht op
het display, wanneer u het kinderslot in- of
uitschakelt.
8. Elektrische aansluiting/Aansteker
(extra)
U kunt de elektrische aansluiting voor verschil-
lende accessoires gebruiken die op een
spanning van 12 V werken, zoals een autotele-
foon of koelbox. U activeert de aansteker door
de knop in te drukken. Wanneer de aansteker
heet genoeg is, veert de knop automatisch uit.
Haal de aansteker uit de opening en gebruik het
roodgloeiende stuk metaal om een sigaar of
sigaret aan te steken. Om veiligheidsredenen
moet u het deksel op de aansluiting laten zitten,
wanneer deze niet in gebruik is. U kunt
maximaal 10 A via de aansluiting afnemen.
N.B. De onderlinge positie van de knoppen kan
variëren.
Actief chassis, FOUR-C*
De R-versie van de V70 is uitgerust met een
zeer geavanceerd actief chassissysteem dat
elektronisch gestuurd is. Met de knoppen op
het dashboardeel kunt u op ieder gewenst
moment één van de drie mogelijke chassisstan-
den selecteren: Comfort, Sport en Advanced.
* Alleen op de R-versie.
Comfort
In de stand Comfort is de vering van het
chassis dusdanig afgestemd, dat de carrosserie
niets van de oneffenheden in het wegdek merkt
en de auto als het ware over de weg zweeft. De
schokdemping is soepeler dan normaal,
waardoor de bewegingen van de carrosserie
minimaal zijn.
Sport
In de stand Sport is de vering stugger om bij
het snelle bochtenwerk de mate van overhellen
te beperken. De auto gedraagt zich als een echte
sportwagen.
Advanced
In de stand Advanced zijn de bewegingen van
de schokdempers minimaal, reageert de auto
sneller op het bijgeven van gas en is de
overhelling in bochten minimaal.
Zie pagina 96 voor meer informatie over het
systeem.
ADVANCED
ACTIVE CHASSIS SETTINGS
COMFORT
SPORT
4303270
m
33
Boordcomputer (extra)
Bediening - boordcomputer
Om toegang te krijgen tot de informatie in de
boordcomputer moet u de ring (B) op de hendel
stapsgewijs linksom of rechtsom draaien.
Wanneer u na het laatste menu nogmaals aan de
ring draait, keert u terug in de uitgangspositie.
Gemiddelde snelheid
De gemiddelde snelheid sinds de laatste maal
dat u de waarde op nul hebt gezet (RESET).
Wanneer u het contact uitschakelt, wordt de
gemiddelde snelheid opgeslagen om als
uitgangswaarde te dienen bij het vervolg van de
rit. U kunt de waarde op nul zetten met een
druk op de knop RESET (C) op de hendel.
A
B C
3601859d
Huidig brandstofverbruik
In het menu voor het huidige brandstofverbruik
wordt het brandstofverbruik voortdurend
bijgehouden. Het brandstofverbruik wordt
eenmaal per seconde berekend. De waarde op
het display wordt om de paar seconden bijge-
werkt. Wanneer de auto stilstaat, geeft het
display “----” aan.
N.B. Na gebruik van een standverwarming op
brandstof kan de displaywaarde iets afwijken.
Gemiddeld brandstofverbruik
Het gemiddelde brandstofverbruik sinds de
laatste maal dat u de waarde op nul hebt gezet
(RESET). Wanneer u het contact uitschakelt,
wordt het gemiddelde brandstofverbruik
opgeslagen. De waarde blijft in het geheugen
liggen, totdat u deze met een druk op de knop
RESET (C) op nul zet.
N.B. Na gebruik van een standverwarming op
brandstof kan de displaywaarde iets afwijken.
Bereik tot lege brandstoftank
Het bereik tot lege brandstoftank is de afstand die
kan worden afgelegd met de resterende hoeveel-
heid brandstof in de tank (d.w.z. de actieradius).
De waarde is berekend aan de hand van het
gemiddelde brandstofverbruik over de laatste
30 km en de resterende hoeveelheid brandstof.
Wanneer de actieradius kleiner is dan 20 km,
geeft het display “----” aan.
N.B. Na gebruik van een standverwarming op
brandstof kan de displaywaarde iets afwijken.
Boordcomputer
De boordcomputer krijgt een grote hoeveelheid
gegevens binnen die voortdurend door een
microprocessor worden geëvalueerd. Het
systeem bestaat uit vier functies die op het
display worden getoond:
· Bereik tot lege brandstoftank
· Gemiddeld brandstofverbruik
· Huidig brandstofverbruik
· Gemiddelde snelheid
N.B. Als er een waarschuwingsbericht verschijnt
terwijl u zich in een menu van de boordcomputer
bevindt, moet u eerst bevestigen dat u het bericht
hebt gezien. U doet dat door op de knop READ
(A) te drukken. U keert dan terug naar het menu
van de boordcomputer waarin u zich bevond.
34
Cruise control (extra)
2700412d
Inschakelen
De bedieningsorganen voor de Cruise control
vindt u links op het stuurwiel.
Gewenste snelheid instellen:
· Druk op de knop CRUISE. Op het
instrumentenpaneel verschijnt de tekst
“CRUISE”.
· Verhoog of verlaag de gewenste snelheid
met de knoppen + en -.
N.B. De Cruise control kan niet worden
ingeschakeld bij snelheden lager dan
35 km/h.
· Druk lichtjes op + of - om de gewenste
snelheid vast te zetten.
Uitschakelen
Druk op CRUISE om de Cruise control uit te
schakelen. Het lampje “CRUISE” op het
instrumentenpaneel dooft dan.
De Cruise control wordt automatisch uitge-
schakeld, wanneer u het contact uitschakelt.
N.B. Als u één van de knoppen van de Cruise
control langer dan één minuut ingedrukt houdt,
wordt het systeem uitgeschakeld. Om de Cruise
control weer in te schakelen, moet u eerst het
contact uitschakelen.
Tijdelijk uitschakelen
Druk op 0 om de Cruise control tijdelijk uit te
schakelen.
U kunt van de ingestelde snelheid afwijken,
wanneer u op het rem- of koppelingspedaal
trapt. De eerder ingestelde snelheid blijft in het
geheugen liggen.
De Cruise control wordt bovendien uitgeschak-
eld, als:
· de snelheid tot onder de grenswaarde
voor inschakeling daalt.
· u de keuzehendel in stand N zet.
· de wielen de neiging hebben te gaan slippen
of blokkeren.
Snelheid hervatten
Wanneer u op drukt, neemt de auto de eerder
ingestelde snelheid weer aan.
Snelheid meerderen
Een tijdelijke verhoging van de snelheid, zoals
bijvoorbeeld bij het inhalen, is niet van invloed
op de instelling van de Cruise control. De auto
neemt automatisch de ingestelde snelheid weer
aan. Als u de Cruise control hebt ingeschakeld,
kunt u de aan te houden kruissnelheid verhogen
of verlagen door de knop + of - ingedrukt te
houden. Een korte druk komt overeen met een
snelheidswijziging van 1 km/h. De nieuwe
snelheid die de auto heeft op het moment dat u
de knop loslaat, zal vervolgens worden
geprogrammeerd.
35
Koplampen, Mistlampen, Koplamphoogteverstelling, Instrumentenverlichting
D E
A B C
3500824d
A - Koplampen en
breedtelichten/parkeerlichten
Alle lichten uit.
Auto’s met automatisch dimlicht:
Contactsleutel in stand II:
Dimlicht aan (plus breedtelichten/parkeerlichten
voor en achter, kentekenplaatverlichting en
instrumentenverlichting).
Het dimlicht gaat automatisch aan, wanneer
u de contactsleutel in de “rijstand” draait
en kan niet worden uitgeschakeld.
Breedtelichten/parkeerlichten voor en
achter.
Contactsleutel in stand 0: Alle
lichten uit.
Contactsleutel in stand II: Koplampen (plus
breedtelichten/parkeerlichten voor en achter,
kentekenplaatverlichting en instrumentenver-
lichting) aan.
N.B. U moet de verlichtingsdraaiknop altijd in
stand
zetten, voordat u het groot licht kunt
inschakelen.
B - Koplamphoogteverstelling
Bepaalde modellen zijn uitgerust met stelmo-
toren bij de beide koplampen, waarmee u de
koplamphoogte kunt afstellen op de belading
van de auto. U stelt de koplamphoogte bij met
de bijbehorende draaiknop op het dashboard.
D - Mistlampen, vóór (extra)
Contactsleutel in stand II. Druk op de knop.
De mistlampen vóór branden in combinatie met
de breedtelichten/parkeerlichtenen het groot
licht/dimlicht. De LED in de knop brandt,
wanneer u de mistlampen hebt ingeschakeld.
N.B. In sommige landen mag u geen dimlicht
voeren in combinatie met mistlampen.
E - Mistachterlicht
Contactsleutel in stand II. Druk op de knop.
Het mistachterlicht brandt in combinatie met het
groot licht/dimlicht. De LED in de knop en het
lampje op het instrumentenpaneel branden,
wanneer u het mistachterlicht hebt ingeschakeld.
Opgelet: De regels voor het gebruik van de
mistlampen vóór en achter verschillen van land
tot land.
Auto’s met automatisch dimlicht
Als dat voor buitenlandse reizen noodzakelijk
is, kunt u het automatische dimlicht in uw
Volvo-werkplaats buiten werking laten stellen.
Auto's met Bi-Xenon-lampen (extra) zijn
voorzien van automatische koplamphoogtever-
stelling.
C - Instrumentenverlichting
Draaiknop omhoog - fellere verlichting
Draaiknop omlaag - zwakkere verlichting
Een schemeringssensor (zie pagina 48) stemt de
instrumentenverlichting automatisch af op de
lichtinval.
36
Stuurwielafstelling
U kunt het stuurwiel zowel in de hoogte als in
de lengte verstellen.
Duw de hendel aan de linkerzijde van de
stuurkolom omlaag. Zet vervolgens het
stuurwiel in de gewenste stand. Zorg dat het
stuurwiel in deze positie vastklikt (nok). Duw
de hendel weer terug om het stuurwiel in de
nieuwe stand te blokkeren.
6400296A
Contactslot en stuurslot
0 Blokkeerstand
Het stuurslot blokkeert het stuurwiel, wanneer u de contactsleutel uitneemt.
I Tussenstand - “radiostand”
Sommige onderdelen van het elektrische systeem kunnen worden ingeschakeld. Het
elektrische systeem van de motor is echter uitgeschakeld.
II Rijstand
De stand waarin de contactsleutel tijdens het rijden staat. Het complete elektrische
systeem van de auto is ingeschakeld. Diesel: Wacht tot het voorgloeien is beëindigd.
Zie pagina 88.
III Startstand
De startmotor wordt ingeschakeld. Laat de sleutel los, wanneer de motor is
aangeslagen. De sleutel veert dan automatisch terug in de rijstand.
Als het u moeite kost om de sleutel om te draaien, kan het zijn dat de stand van de
voorwielen voor spanningen in het stuurslot zorgt. Draai de contactsleutel in dat
geval om, terwijl u het stuurwiel heen en weer draait.
Zorg dat het stuurwiel geblokkeerd is, wanneer u de auto verlaat. Zo beperkt
u de kans op diefstal.
Contactsleutels en elektronische startblokkering
Let er bij het starten op dat er geen andere contactsleutels met transponderchip aan
dezelfde sleutelbos hangen. Als dat wel het geval is, kan de elektronische startblokke-
ring worden geactiveerd. Wanneer dat gebeurt, moet u de andere sleutels van de
sleutelbos halen en de motor opnieuw starten.
3300013A
Contactslot en stuurslot, Stuurwielafstelling
WAARSCHUWING!
Stel het stuurwiel af, voordat u gaat rijden
en nooit tijdens het rijden. Controleer of het
stuurwiel in de gekozen stand geblokkeerd
staat.
WAARSCHUWING!
Schakel tijdens het rijden nooit het contact uit (sleutel in stand 0) en neem de
contactsleutel evenmin uit het contactslot. U loopt dan het gevaar dat het stuurslot
wordt geactiveerd, waarbij de auto onbestuurbaar wordt.
37
3601913d
3
1
2
1
2
Richtingaanwijzers, “Follow-Me-Home”-verlichting
Richtingaanwijzers, wisselen groot licht/dimlicht en
grootlichtsignalen
1 Terugverende stand
Bij kleine stuurbewegingen (wisselen van rijstrook, inhalen) duwt u de
hendel lichtjes omhoog of omlaag en houdt u deze met een vinger vast.
De hendel keert onmiddellijk terug naar de ruststand, wanneer u deze
loslaat.
2 Normale bochten
3 Grootlichtsignalen
U kunt lichtsignalen geven, wanneer u de hendel voorzichtig naar het
stuurwiel toe trekt (totdat u een lichte weerstand voelt). Het groot licht
blijft branden, totdat u de hendel weer loslaat.
3 Wisselen groot licht/dimlicht
(ingeschakelde koplampen)
Haal de hendel via de lichtsignaalstand naar het stuurwiel toe en laat de
hendel vervolgens weer los. De koplampen wisselen tussen groot licht
en dimlicht.
“Follow-Me-Home”-verlichting
Doe het volgende, als u bij donker uw auto verlaat:
· Neem de contactsleutel uit het contactslot.
· Haal de linker stuurhendel recht naar achteren toe (zoals bij groot-
lichtsignalen).
· Vergrendel de portieren.
Het dimlicht, de breedtelichten/parkeerlichten, de kentekenplaatverlich-
ting, de zijmarkeringslichten en de verlichting van de buitenspiegels
lichten vervolgens op. De lampen blijven 30, 60 of 90 seconden lang
branden. In een erkende Volvo-werkplaats kunt u een passende inscha-
kelduur laten instellen.
38
Ruitenwissers/-sproeiers
Voorruitwisser
0 - Voorruitwissers uitgeschakeld. Wanneer u
de hendel vanuit stand 0 omhoogduwt, maken
de wissers extra slagen zolang u de hendel
vasthoudt.
- Intervalstand
U kunt de snelheid van wissers voor de
intervalstand bijstellen. Wanneer u de ring (zie
A op de afbeelding) omhoogdraait, neemt de
frequentie van de wisserslagen toe. Wanneer u de
ring omlaagdraait, neemt de frequentie van de
wisserslagen af.
Regensensor (extra)
De regensensor vervangt de intervalfunctie. De
ruitenwissers gaan automatisch sneller of
langzamer slaan afhankelijk van de hoeveelheid
regen op de voorruit. U kunt de gevoeligheid
van de sensor afstellen met behulp van de ring
Ruitenwisser/-sproeier, voorruit
Ruitenwisser/-sproeier - achterklep
A
B
3602521m
Ruitensproeier - achterklep
Wanneer u de hendel naar voren haalt,
activeert u de ruitensproeier van de achterklep.
A - Achterruitwisser - intervalstand
B - Achterruitwisser - normale wissnelheid
Achterruitwisser - achteruitrijden
Als u de auto in de achteruitversnelling zet
terwijl de voorruitwissers actief zijn, zal de
achterruitwisser automatisch in de interval-
stand* gaan staan. Als de achterruitwisser
echter al op normale snelheid werkt, vindt er
geen wijziging in de wisfunctie plaats.
* Deze functie (intervalfunctie tijdens het
achteruitrijden) kunt u desgewenst uitschake-
len. Neem daarvoor contact op met uw Volvo-
dealer.
3602446m
A
0
3
op de wisserhendel (zie afbeelding).
Doe het volgende om de regensensor te
activeren:
· Schakel het contact in.
· Duw de hendel vanuit stand 0 in de
intervalstand.
De regensensor wordt buiten werking gesteld,
wanneer u het contact uitschakelt.
Doe het volgende om de regensensor weer in te
schakelen:
· Schakel het contact in.
· Duw de hendel in stand 0 en vervolgens in
de intervalstand.
N.B.
Automatische wasstraten: Schakel de regensen-
sor uit (duw de hendel in stand 0) of schakel het
contact uit, voordat u de auto een automatische
wasstraat inrijdt. Als u dat niet doet zullen de
ruitenwissers worden geactiveerd, waarbij deze
beschadigd kunnen raken.
- De wissers werken op normale
snelheid.
- De wissers werken op hoge snelheid.
3 - Ruitensproeiers/koplampsproeiers
U activeert de voorruitsproeiers en de kop-
lampsproeiers door de hendel naar achteren te
halen.
39
Alarmlichten, Achterruitverwarming, Stoelverwarming
Schakelaars stoelverwarming
Elektrische stoelverwarming
Doe het volgende als u gebruik wilt maken van
de stoelverwarming:
· Eenmaal indrukken: Maximale verwarming
- beide LED’s in de schakelaar(s) gaan
branden.
· Nogmaals indrukken: Minimale verwarming
- één van de LED’s in de schakelaar(s) gaat
branden.
· Nogmaals indrukken: de verwarming is
uitgeschakeld (geen van de LED’s in de
schakelaar(s) brandt).
U kunt de temperatuur van de verwarming in
uw Volvo-werkplaats laten bijstellen.
8702784d
8702783d
Buitenspiegelverwarming
Achterruitverwarming
Schakel de elektrische verwarming in om ijs en
wasem van de achterruit en buitenspiegels te
verwijderen. Wanneer u eenmaal op de
schakelaar drukt, worden de verwarming van de
achterruit en die van de buitenspiegels geactive-
erd. De LED in de schakelaar gaat branden. Een
ingebouwde tijdschakelaar zorgt dat de
verwarming van de buitenspiegels na ongeveer
6 minuten en die van de achterruit na ongeveer
12 minuten wordt uitgeschakeld.
8702787d
3602314M
Alarmlichten
Gebruik de alarmlichten (alle richtingaanwijzers
knipperen), wanneer u de auto noodgedwongen
tot stilstand moet brengen of moet parkeren op
een plaats waar deze gevaar of hinder voor het
overige verkeer oplevert.
Opgelet: De wetgeving voor het gebruik van de
alarmlichten verschillen van land tot land.
40
Handrem, Elektrische aansluitingen/Aansluitingen voor aanstekers
3601974d
64
68
72
76
80
64
68
72
76
80
3601943e
Handrem (parkeerrem)
De handremhendel zit tussen de beide voorstoe-
len. De handrem werkt op de achterwielen.
Wanneer u de handrem hebt aangetrokken,
brandt het waarschuwingslampje op het
instrumentenpaneel. Om de auto van de
handrem te halen moet u de hendel iets
omhoogtrekken en de knop indrukken.
Let erop dat het waarschuwingslampje op het
instrumentenpaneel ook brandt, als u de
handrem slechts “een stukje” hebt aangetrok-
ken. Controleer of u de hendel goed hebt
aangetrokken. U moet altijd zo hard aan de
hendel trekken, dat deze in een “nokje”
blijft steken.
Aansteker achterin
Aansteker voorin
5500067m
Elektrische aansluiting/
aansluiting voor aansteker
Zorg dat het kapje op de aansluiting zit,
wanneer u geen stroom via de aansluiting
afneemt of gebruik maakt van de aansteker.
U kunt maximaal 10 A via de aansluiting
afnemen.
Elektrische aansluiting/
aansluiting voor aansteker
achterin (extra)
Zorg dat het kapje op de aansluiting zit, wanneer
u geen stroom via de aansluiting afneemt of
gebruik maakt van de aansteker.
U kunt maximaal 15 A via de aansluiting
afnemen.
Handremhendel
41
Elektrisch bediende ramen
* Ook wanneer de auto stilstaat en u de
contactsleutel hebt uitgenomen, kunt u de ramen
nog steeds openen en sluiten zolang u geen
van de voorportieren hebt geopend.
Schakelaar voor blokkering van de
achterraambediening
WAARSCHUWING!
Als er kinderen op de achterbank zitten, moet
u zorgen dat ze bij het sluiten van de ramen
niet met hun handen bekneld kunnen raken.
3602316M
U kunt de ramen op twee manieren vanaf de
voorstoelen openen.
1. Druk de schakelaars voorzichtig omlaag of
trek ze voorzichtig omhoog. De elektrisch
bediende ramen gaan dan steeds verder omhoog
of omlaag zolang u de schakelaars bedient.
2. Druk de schakelaars volledig omlaag of trek
ze volledig omhoog en laat ze vervolgens
weer los. De zijramen gaan dan automatisch
volledig open of dicht (AUTO-DOWN -
AUTO-UP).
Er wordt een geïntegreerde klemfunctie tegen
geactiveerd, als één van de voorramen
geblokkeerd raakt bij het gebruik van de
AUTO-functie.
N.B. Alleen op bepaalde markten werkt de
automatische sluitingsfunctie ook aan de
passagierszijde.
Met de schakelaars op de armleuning van de
portieren kunt u de ramen elektrisch bedienen.
U kunt de ramen alleen bedienen, wanneer de
contactsleutel in de radiostand of de rijstand*
staat. De ramen gaan open, wanneer u de
voorzijde van de schakelaar omlaagdrukt, of
dicht, wanneer u de voorzijde van de schakelaar
omhoogtrekt.
U kunt de elektrische bediening van de ramen in
de achterportieren blokkeren met de schakelaar op
het bedieningspaneel op het bestuurdersportier.
Let erop dat u altijd de stroomtoevoer voor de
elektrisch bediende ramen verbreekt (d.w.z. de
contactsleutel verwijdert en één van de voorpor-
tieren opent*), wanneer u kinderen alleen in de
auto achterlaat.
De LED in de schakelaar brandt niet:
U kunt de ramen in de achterportieren zowel met
de schakelaars op de beide achterportieren als met
de schakelaars op het bestuurdersportier bedienen.
De LED in de schakelaar brandt:
U kunt de ramen in de achterportieren uitsluitend
vanaf het bestuurdersportier bedienen.
Elektrisch bediende ramen
8301395M
42
8301394M
Achteruitkijkspiegel
A. normale stand.
B.
anti-verblindingsstand. Gebruik deze stand,
als u de koplampen
van het achteropkomende
verkeer als hinderlijk ervaart.
Bepaalde modellen zijn voorzien van een
zogeheten autodim-functie, hetgeen inhoudt
dat de achteruitkijkspiegel automatisch in de
anti-verblindingsstand gaat staan afhankelijk
van de lichtinval.
Gordelwaarschuwing
Het waarschuwingslampje voor de veiligheids-
gordels op de bovenkant van de achteruit-
kijkspiegel knippert, zolang de bestuurder zijn
of haar gordel niet heeft omgedaan.
Schakelaars, elektrisch bediende buitenspiegels
Op sommige modellen wordt de gordelwaarschu-
wing na 6 seconden automatisch uitgeschakeld.
Als vervolgens bij een snelheid hoger dan
10 km/h blijkt dat de bestuurder de veiligheids-
gordel niet om heeft, wordt de waarschuwings-
functie opnieuw ingeschakeld. De functie wordt
weer uitgeschakeld, wanneer de snelheid tot
onder 5 km/h terugloopt. Als de bestuurder de
gordel tijdens het rijden losmaakt, wordt de
waarschuwingsfunctie opnieuw geactiveerd bij
snelheden hoger dan 10 km/h.
Buitenspiegels
De schakelaars waarmee u de twee buitenspie-
gels bedient vindt u voor op de armleuning van
het bestuurdersportier.
Druk de schakelaar L of R in. (L = linker
buitenspiegel, R = rechter buitenspiegel) De
LED in de schakelaar brandt. U stelt de stand
van de buitenspiegels bij met het centrale
hendeltje. Druk vervolgens eenmaal op de
schakelaar. De LED mag niet langer branden.
Instelling buitenspiegels opslaan
in afstandsbediening
Wanneer u de auto met één van de afstandsbe-
dieningen ontgrendelt en de instelling van de
buitenspiegels wijzigt, wordt de nieuwe positie
van de spiegels in de afstandsbediening
opgeslagen. De volgende keer dat u de auto
ontgrendelt met dezelfde afstandsbediening en
het bestuurdersportier binnen twee minuten na
ontgrendeling opent, gaan de buitenspiegels in
de opgeslagen positie staan.
N.B. Het bovenstaande geldt alleen wanneer
uw auto is uitgerust met een elektrisch bediende
bestuurdersstoel.
Gebruik geen krabber met een stalen blad om
de spiegels van ijs te ontdoen. Er kan daarbij
krasvorming optreden!
WAARSCHUWING!
Stel de spiegels af, voordat u gaat rijden!
De buitenspiegel aan bestuurderszijde is
voorzien van een zogeheten groothoekspie-
gel die de dode hoek elimineert.
Let erop dat een dergelijke spiegel een
vertekend beeld geeft van de werkelijke
hoeken en afstanden!
Achteruitkijkspiegel en buitenspiegels
8802799r
A
B
43
Schuifdak
Elektrisch bediend schuifdak
(extra)
De bedieningsknoppen voor het schuifdak zitten
op het plafond. U kunt het schuifdak op twee
manieren bedienen:
· achterkant omhoog/omlaag (ventilatiestand)
· achteruit/vooruit (openingsstand/
comfortstand*)
De contactsleutel moet daarbij in stand I of II
staan.
* In de comfortstand staat het schuifdak op een
kier om de rijwindgeluiden te beperken.
Handmatige bediening
Openen: Trek de schakelaar achteruit naar het
drukpunt (3). Het schuifdak schuif steeds
verder open zolang u de schakelaar in deze
stand vasthoudt.
Sluiten: Duw de schakelaar naar vooruit in het
drukpunt (2). Het schuifdak schuift steeds
verder dicht zolang u de schakelaar in deze
stand vasthoudt.
8301747m
1. Automatisch sluiten
2. Handmatig sluiten
3. Handmatig openen
4. Automatisch openen
5. Openen tot in ventilatiestand
6. Sluiten vanuit ventilatiestand
Ventilatiestand
Openen: Duw de achterkant van de schakelaar
(5) omhoog.
Sluiten: Trek de achterkant van de schakelaar
(6) omlaag.
U kunt het schuifdak vanuit de ventilatiestand
rechtstreeks in de comfortstand* zetten: Trek
de schakelaar achteruit in de eindstand (4) en
laat de schakelaar los.
Zorg dat u het schuifdak volledig hebt
gesloten, voordat u de auto verlaat.
WAARSCHUWING!
De beveiliging tegen overbelasting werkt
alleen wanneer het schuifdak op de
normale manier openstaat (niet in de
ventilatiestand).
Openingsstand/comfortstand*
Automatische bediening
Duw de schakelaar door het drukpunt (3) in de
achterste eindstand (4) of via het drukpunt (2)
in de voorste eindstand (1) en laat de schakelaar
vervolgens los. Het schuifdak schuift dan tot in
de comfortstand* open of helemaal dicht.
Doe het volgende om het schuifdak vanuit de
comfortstand* volledig te openen: trek de
schakelaar nogmaals achteruit in de eindstand
(4) en laat de schakelaar vervolgens los.
8302234r
1
2
3
4
5
6
44
Gelaagd glas in zijramen
voor en achter
Informeer uw passagiers over het volgende:
Omdat het glas in de zijramen het invallende
licht op een bepaalde manier breekt, kunnen
achterpassagiers een vertekend beeld van de
buitenwereld krijgen wat hoeken en afstanden
betreft, wanneer ze vanaf de achterbank
door het voorste zijraam aan hun kant
kijken.
Gelaagd glas in de zijramen biedt onder meer
extra bescherming tegen inbraakpogingen.
Zonnescherm, Gelaagd glas in zijramen voor en achter (extra)
Zonnescherm
Aan de binnenkant van het schuifdak zit een
handbediend zonnescherm. Het zonnescherm
glijdt automatisch naar achteren bij het openen
van het schuifdak.
8301256d
WAARSCHUWING!
Als er kinderen in de auto zitten, moet
u zorgen dat ze bij het sluiten van het
schuifdak niet met hun handen
bekneld kunnen raken.
Beveiliging tegen overbelasting
N.B. Het schuifdak is voorzien van een
beveiliging tegen overbelasting die wordt
geactiveerd, als het schuifdak door een bepaald
voorwerp wordt gehinderd. Het schuifdak komt
dan tot stilstand en neemt daarna automatisch de
laatst gebruikte stand weer in. Deze functie
werkt alleen wanneer het schuifdak op de
normale manier openstaat.
45
Luchtverdeling 46
Tips en adviezen 47
Elektronische klimaatregeling, ECC 48
Handmatige klimaatregeling met airconditioning 52
Standverwarming 54
Klimaatregeling
46
Luchtverdeling
Blaasmond in dashboard
8702835d
B
A
C
D
Blaasmond in portierstijl
8703156M
Luchtverdeling
De binnenkomende lucht wordt verdeeld over
14 blaasmonden die op verschillende punten in
de auto zijn aangebracht.
C
D
D
C
B
A
8703155M
Blaasmonden in portierstijlen
A. Open
B. Dicht
C. Luchtstroom naar links of rechts
D. Luchtstroom omhoog of omlaag
· Richt de blaasmonden op de achterste
zijramen om ze te ontwasemen.
· Richt de blaasmonden naar binnen toe voor
een behaaglijke temperatuur achter in de auto.
· Let erop dat kinderen gevoelig kunnen zijn
voor luchtstromen en tocht.
Blaasmonden in dashboard
A. Open
B. Dicht
C. Luchtstroom naar links of rechts
D. Luchtstroom omhoog of omlaag
· Richt de blaasmonden op de voorste
zijramen om ze te ontwasemen.
· Bij koud weer: Doe de middelste blaasmon-
den dicht om de temperatuur in de auto zo
comfortabel mogelijk te houden en de ruiten
optimaal te ontwasemen.
47
Klimaatregeling - tips en adviezen
Beslagen ramen
Een probaat middel om het beslaan van de
voorruit en andere ramen tegen te gaan is
poetsen. Gebruik een normaal poetsmiddel
voor glaswerk. Let erop dat u vaker moet
poetsen, als er in de auto gerookt wordt.
Sneeuw en ijs
Veeg sneeuw en ijs van de luchtinlaat voor de
klimaatregeling (het rooster tussen de motorkap
en de voorruit).
Interieurfilter
Zorg dat u het interieurfilter van tijd tot tijd
vervangt. Informeer bij uw Volvo-dealer.
Werkelijke temperatuur - ECC
De door u gekozen temperatuur komt
overeen met de gevoelstemperatuur op grond
van de heersende omstandigheden in en rond
de auto wat de luchtsnelheid, de
luchtvochtigheidsgraad, de ingestraalde
warmte enz. betreft.
Condensatie
In warme weersomstandigheden kan er ter
hoogte van het AC-systeem een plasje water
onder de auto ontstaan. Dit is volkomen
normaal. Zo nodig slaat de ventilator 50 minuten
nadat u het contact in stand 0 hebt gezet, nog
eens aan om de klimaatregeling tot maximaal
zeven minuten lang droog te blazen. De
ventilator wordt vervolgens automatisch
uitgeschakeld.
Storingen opsporen
Uw Volvo-werkplaats beschikt over de juiste
uitrusting en instrumenten voor het opsporen
van storingen en het uitvoeren van reparaties
aan de klimaatregeling. Laat controle- en
reparatiewerkzaamheden alleen over aan
gekwalificeerd personeel.
Milieuzorg
Het AC-systeem bevat het koudemiddel
R134a. Het bevat geen chloor, hetgeen inhoudt
dat het koudemiddel volledig onschadelijk is
voor de ozonlaag.
Voor het bijvullen/verversen van koudemiddel
mag u alleen gebruik maken van R134a. Laat
dergelijke werkzaamheden over aan een
erkende werkplaats.
Sensoren - ECC
De zonnesensor zit boven op het dashboard.
Let erop dat u de zonnesensor niet mag
afdekken. Dek de interieurtemperatuursensor
op het bedieningspaneel van de klimaatregeling
evenmin af.
Bij warm weer -
door zon verwarmde auto
Om sneller een behaaglijke temperatuur in de
auto te verkrijgen wanneer het buiten zeer
warm is, kunt u de auto voordat u wegrijdt
“doorluchten” door de ramen en het schuifdak
enige tijd te openen. Zo kunt u de passagiers-
ruimte van de auto sneller afkoelen.
Zijramen en schuifdak
Voor een goede werking van het AC-systeem
moet u de zijramen en een eventueel schuifdak
gesloten houden. Let er tevens op dat u de
afvoerkanalen in de zijpanelen van de bagage-
ruimte niet mag afdekken.
Snelheid meerderen
Wanneer u volgas optrekt, wordt het AC-
systeem tijdelijk uitgeschakeld. De tempera-
tuur kan dan tijdelijk iets oplopen.
48
Stoelverwarming
rechterzijde
Temperatuur linkerzijde
Recirculatie
AC aan/uit
Ventilator
Temperatuur
rechterzijde
22
18
20
26
24
8703249d
20
18
22
24
26
MAN
AUT
Schemeringssensor*
Luchtverdeling
Stoelverwarming
linkerzijde
Ontdooier achterruit
en buitenspiegels
Ontdooier voorruit en
zijramen
Temperatuursensor
passagiersruimte
AUTO
Elektronische klimaatregeling, ECC
Recirculatie/Kwaliteitssysteem interieurlucht
(“Interior Air Quality System”)
* Stemt de instrumentenverlichting automatisch af op de lichtinval.
49
8703250d
MAN
AUT
Combifilter met
“Air Quality Sensor” (extra)
Bepaalde auto’s zijn uitgerust met een zogeheten
combifilter met “Air Quality Sensor”. Het
combifilter ontdoet de binnenkomende lucht
van gassen en stofdeeltjes en beperkt zo
eventuele hinderlijke geuren en verontreiniging-
en. De “Air Quality Sensor” meet de concent-
ratie van de verontreinigingen in de buitenlucht.
Wanneer de sensor een verhoogde concentratie
registreert, wordt de luchtinlaat afgesloten en
recirculeert de lucht in de passagiersruimte. De
lucht in het passagiersruimte wordt ook tijdens
de recirculatie door het combifilter gereinigd.
Wanneer de “Air Quality Sensor” actief is,
brandt de groene LED AUT in de knop
8703250d
MAN
AUT
.
Bediening:
Druk op
8702780d
om de “Air Quality Sensor”
te activeren (normale instelling).
Of kies uit drie verschillende functies door
verschillende malen op de knop
8703250d
MAN
AUT
te
drukken.
1. Druk op
8703250d
MAN
AUT
: De LED AUT brandt om
aan te geven dat de “Air Quality Sensor” actief is.
2. Druk op
8703250d
MAN
AUT
: Geen van de LED’s brandt
om aan te geven dat de recirculatiefunctie niet is
ingeschakeld (voor zover dat niet nodig is om voor
verkoeling te zorgen bij warm weer).
3. Druk op
8703250d
MAN
AUT
: De LED MAN brandt om
aan te geven dat de recirculatiefunctie opnieuw
ingeschakeld is.
U loopt deze drie functies in de aangegeven
volgorde door, wanneer u op
8703250d
MAN
AUT
blijft
drukken.
Let op het volgende:
·
U de “Air Quality Sensor” altijd hebt
ingeschakeld.
· Er bij koud weer beperkingen voor de
recirculatiefunctie gelden om te voorkomen
dat de ramen beslaan.
· U de “Air Quality Sensor” uitschakelt,
wanneer de ramen beslaan.
· Wanneer de ramen beslaan, u beter ook de
ontdooiers van de voorruit, de zijramen en
de achterruit kunt inschakelen. Zie de
volgende pagina!
· U wordt geadviseerd het combifilter om de
servicebeurt te laten vervangen. In zeer sterk
verontreinigde gebieden kan het zijn dat u
het combifilter vaker moet vervangen.
Elektronische klimaatregeling, ECC met “Interior Air Quality System” (extra)
50
Elektronische klimaatregeling, ECC (extra)
AUTO
Bij activering van de AUTO-functie wordt de
klimaatregeling automatisch zodanig ingesteld dat
de gekozen temperatuur wordt bereikt. De
automatische functie regelt de verwarming, het
AC-systeem, de ventilatorsnelheid, de recirculatie
en de luchtverdeling.
Ook als u één of meer van de genoemde functies handmatig instelt,
worden de resterende functies nog automatisch geregeld.
Alle handmatige instellingen worden uitgeschakeld, wanneer u op de
knop AUTO drukt.
8702780d
Temperatuur
Met de twee draaiknoppen kunt u de temperatuur
aan de bestuurderszijde en de passagierszijde
instellen. Let erop dat de passagiersruimte niet sneller
warm of koud wordt, wanneer u een hogere of lagere
temperatuur kiest dan de gewenste temperatuur.
22
20
18
8702779d
26
24
8702782d
Ontdooier - voorruit en zijramen
Met deze knop kunt u de voorruit en de zijramen
snel ontwasemen en ontdooien. De ventilator
draait dan op hoge snelheid en stuurt lucht naar de
zijramen. De LED in de ontdooierknop brandt,
wanneer de functie is ingeschakeld. Het AC-
systeem wordt automatisch zodanig ingesteld, dat de binnenkomende
lucht zoveel mogelijk van vocht ontdaan wordt. De lucht wordt niet
gerecirculeerd.
8702783d
Ontdooier -
achterruit en buitenspiegels
Met deze knop kunt u de achterruit en de bui-
tenspiegels snel ontdoen van condens of ijs. Zie
pagina 39 voor meer informatie over deze functie.
Brandstofbesparing -
elektronische klimaatregeling (ECC)
Bij gebruik van ECC wordt ook het AC-systeem automatisch geregeld en
alleen dan ingeschakeld, wanneer de lucht in de passagiersruimte moet
worden afgekoeld en de binnenkomende lucht van vocht moet worden
ontdaan. Zo wordt er meer brandstof bespaard dan bij het gebruik van
conventionele systemen, waarbij het AC-systeem de lucht voortdurend
afkoelt tot net boven het vriespunt.
51
8702776d
AC - ON/OFF
Wanneer de LED bij ON brandt, wordt het AC-
systeem automatisch geregeld. De binnenkomende
lucht wordt dan automatisch afgekoeld en van
vocht ontdaan. Wanneer u gekozen hebt voor AC
OFF en de LED bij OFF brandt, blijft het AC-
systeem uitgeschakeld totdat u het weer handmatig inschakelt. De
overige functies van de klimaatregeling worden nog steeds automatisch
geregeld. Het AC-systeem werkt tot temperaturen tot ongeveer 0 °C.
Wanneer u
de ontdooierfunctie selecteert, zorgt het AC-systeem
dat de lucht maximaal ontvochtigd wordt.
8702777d
8702784d
Stoelverwarming
Zie pagina 39 voor meer informatie.
Recirculatie
(
zie ook pagina 49)
Bij warm weer kunt u voor
maximale verkoeling zorgen
door de AUTO-functie te
kiezen. De recirculatie wordt vervolgens automatisch geregeld. U kunt de
recirculatiefunctie handmatig activeren, als u vieze lucht, uitlaatgassen en
dergelijk buiten wilt houden. De lucht in de passagiersruimte wordt
gerecirculeerd, d.w.z. er wordt geen lucht van buiten de auto aangezogen
wanneer de functie
geactiveerd is. De LED in de schakelaar brandt.
Als u de recirculatie lang laat aanstaan, kan er met name in de winter
wasem en ijs op de binnenkant van de ruiten ontstaan.
Met de timerfunctie (bij auto’s met een combifilter en “Air Quality
Sensor” ontbreekt de timerfunctie) beperkt u de kans op ijs, wasem en
bedompte lucht. Ga als volgt te werk om de timerfunctie te activeren: Druk de
knop
langer dan 3 seconden in. De LED knippert gedurende 5 seconden.
De lucht in de auto wordt gedurende 3 tot 12 minuten gerecirculeerd,
afhankelijk van de buitentemperatuur. Telkens wanneer u vervolgens
drukt, wordt de timerfunctie geactiveerd. Als u de timerfunctie wilt uitscha-
kelen, moet u nogmaals op
drukken maar dan langer dan 3 seconden.
De LED gaat 5 seconden branden ter bevestiging van uw keuze.
Wanneer u de
ontdooierfunctie kiest, wordt de recirculatiefunctie
altijd uitgeschakeld.
Druk op AUTO, wanneer u de automatische luchtverdeling weer wilt
activeren.
Ventilator
U kunt de snelheid waarmee de ventilator draait
verhogen of verlagen door aan de knop te draaien.
In de stand AUTO wordt de ventilatorsnelheid
automatisch geregeld. De eerder ingestelde
ventilatorsnelheid wordt dan genegeerd.
N.B. Als u de knop voor de ventilatorsnelheid zover linksom draait
dat alleen de oranje LED links boven de knop oplicht, zijn de
ventilator en het AC-systeem uitgeschakeld.
8703250d
MAN
AUT
8702781d
Lucht naar hoofd en borstkas.
Lucht naar de ramen.
Lucht naar benen en voeten.
Luchtverdeling
Elektronische klimaatregeling (ECC) - handmatige instellingen
8702778d
52
Handmatige klimaatregeling met airconditioning AC
8702777d
8702831d
Ventilator
U kunt de snelheid
waarmee de ventilator
draait verhogen of verlagen
door aan de knop te
draaien. Als de draaiknop in
stand 0 staat, is de aircondi-
tioning niet ingeschakeld.
Recirculatie
Bij warm weer kunt u de lucht in de passagiersru-
imte sneller laten afkoelen, wanneer u de recircu-
latiefunctie combineert met de airconditioning.
U kunt de recirculatiefunctie ook activeren, als u
vieze lucht, uitlaatgassen en dergelijk buiten wilt houden. De lucht in de
passagiersruimte wordt gerecirculeerd, d.w.z. er wordt geen lucht van
buiten de auto aangezogen wanneer de functie
geactiveerd is. De
LED in de schakelaar brandt. Als u de recirculatie lang laat aanstaan, kan
er met name in de winter wasem en ijs op de binnenkant van de ruiten
ontstaan.
8702834d
Temperatuur -
linkerzijde
Draai aan de knop om de
temperatuur van de bin-
nenkomende lucht te regelen.
Koeling is alleen mogelijk,
wanneer de airconditioning
actief is.
8702834d
Temperatuur -
rechterzijde
Draai aan de knop om de
temperatuur van de
binnenkomende lucht te
regelen. Koeling is alleen
mogelijk, wanneer de
airconditioning actief is.
8702611d
8702776d
AC - ON/OFF
De koel- en ontwase-
mingsfunctie van de
airconditioning is actief,
wanneer de LED ON
brandt. De airconditioning
is uitgeschakeld, wanneer de LED OFF brandt.
Wanneer u op de ontdooierknop
drukt, is
de airconditioning ook altijd actief (voor zover de
draaiknop voor de ventilatorsnelheid niet in
stand 0 staat).
Met de timerfunctie beperkt u de kans op ijs, wasem en bedompte
lucht. Ga als volgt te werk om de timerfunctie te activeren: Druk de knop
langer dan 3 seconden in. De LED knippert gedurende 5 seconden.
De lucht in de auto wordt vervolgens gedurende 3 tot 12 minuten
gerecirculeerd, afhankelijk van de buitentemperatuur. Telkens wanneer u
op
drukt, wordt de timerfunctie geactiveerd. Als u de timerfunctie
wilt uitschakelen, moet u de knop
nogmaals indrukken maar dan
langer dan 3 seconden. De LED gaat 5 seconden branden ter bevestiging
van uw keuze.
Wanneer u de ontdooierfunctie
kiest, is de recirculatie altijd
uitgeschakeld.
53
Ontdooier -
achterruit en
buitenspiegels
Met deze knop kunt u de
achterruit en de bui-
tenspiegels snel ontdoen van condens of ijs.
Zie pagina 39 voor meer informatie over deze
functie.
Luchtverdeling
Gebruik...
8702787d
Voor een goede koeling bij warm weer.
8702784d
Stoelverwarming
Zie pagina 39 voor meer
informatie.
Handmatige klimaatregeling met airconditioning
Voor optimaal comfort kunt u de met stippen gemarkeerde luchtverdelings-
standen tussen de verschillende symbolen gebruiken om de luchtverdeling
precies af te stellen.
8702833d
Enkele aanvullende tips en
adviezen:
·
Als u het AC-systeem wilt inschakelen,
moet u aan de ventilatorknap draaien (uit
stand 0).
· Gebruik het AC-systeem ook bij lage
temperaturen (0 tot 15 °C) om de inkomen-
de lucht van vocht te ontdoen.
Bij zonnig weer en matige buitentempe-
raturen.
Voor verwarming van de voeten.
Voor een comfortabel klimaat en een goede
ontwaseming bij koude weer. Laat de
ventilator niet te langzaam draaien!
Voor het verwijderen van ijs en wasem.
Laat de ventilator op hoge snelheid
draaien!
Lucht naar de vloer en de ramen.
Lucht naar de vloer. Er komt een
bepaalde hoeveelheid lucht uit de
blaasmonden en uit de ontdooiero-
peningen voor de voorruit en de
zijramen.
Lucht naar de vloer en de ramen.
Er komt een bepaalde hoeveelheid
lucht uit de blaasmonden.
Lucht naar de ramen. In deze stand
vindt er geen luchtrecirculatie plaats.
Het AC-systeem is altijd ingeschak-
eld. Er komt een bepaalde hoeveel-
heid lucht uit de blaasmonden.
Lucht uit de blaasmonden
voor- en achterin.
54
Standverwarming (extra)
A
B C
3602296d
De knop RESET (C) kort indrukken Weergave van uren en minuten
De knop RESET lang indrukken Activering van de timer (AAN)
De knop RESET lang indrukken Deactivering van de timer (UIT)
Het lampje AAN brandt continu De timer is geactiveerd
Het lampje AAN knippert De standverwarming
is ingeschakeld
U kunt de standverwarming meteen inschakelen
of twee verschillende uitschakeltijden voor de
standverwarming instellen: TIMER 1 en TIMER 2.
Onder de uitschakeltijd wordt het tijdstip verstaan
waarop de auto op de gewenste temperatuur is.
De elektronica van de auto rekent aan de hand
van de buitentemperatuur zelf uit wanneer de
standverwarming moet worden ingeschakeld om
de ingestelde uitschakeltijd te kunnen halen. Bij
een buitentemperatuur hoger dan 25°C vindt
geen activering van de standverwarming plaats.
Bij temperaturen van -7°C en lager is de maximale
bedrijfstijd van de standverwarming 60 minuten.
Wanneer de standverwarming meerdere malen
achtereen niet kon worden ingeschakeld, verschijnt
er een storingsmelding op het display. Neem in
dat geval contact op met een Volvo-werkplaats.
In de buitenlucht
Let erop dat de auto bij het gebruik van de
standverwarming op benzine of dieselolie in de
buitenlucht moet staan.
Op een helling parkeren
Wanneer u de auto op een steile helling parkeert,
moet u ervoor zorgen dat de voorkant naar de
top van de helling wijst. De standverwarming
krijgt dan voldoende brandstof.
Onmiddelijke inschakeling van
standverwarming
1. Ga met de draairing (B) naar "Immediate
Start" (onmiddellijke inschakeling).
2. Druk op de knop RESET (C) om één van de
opties AAN of UIT te selecteren.
3. Kies voor AAN. De standverwarming zal
60 minuten lang blijven werken. De
verwarming van het interieur van de auto gaat
van start, zodra de koelvloeistof in de motor
een temperatuur van 20°C heeft bereikt.
Handmatig geactiveerde verwarming
uitschakelen
1. Ga met de draairing (B) naar "Immediate
Start" (onmiddellijke inschakeling).
2. Druk op de knop RESET (C) om één van de
opties AAN of UIT te selecteren.
3. Kies voor UIT.
55
Standverwarming (extra)
Instellen van TIMER 1 of 2
Om veiligheidsredenen kunt u alleen uitschakel-
tijden voor het volgende etmaal programmeren
en dus niet voor meerdere dagen tegelijk.
1. Ga met de draairing (B) naar TIMER 1.
2. Druk kort op de knop RESET (C), zodat de
uuraanduiding gaat knipperen.
3. Ga met de draairing naar de gewenste uren-
instelling.
4. Druk lichtjes op de knop RESET om
toegang te krijgen tot de knipperende
minutenaanduiding.
5. Ga met de draairing naar de gewenste
minuten-instelling.
6. Druk lichtjes op de knop RESET om uw
instelling te bevestigen.
7. Druk op de knop RESET om de timer te
activeren.
Wanneer u TIMER 1 hebt ingesteld, kunt u naar
TIMER 2 bladeren. U stelt deze timer op
dezelfde manier in als TIMER 1.
Tijdgestuurde verwarming uitschakelen
Doe het volgende om de tijdgestuurde verwar-
ming uit te schakelen voordat de timer dat doet:
1. Druk op de knop READ (A).
2. Ga met de draairing (B) naar de tekst
TIMER PARK. VERW 1 of 2. De tekst ON
(AAN) knippert.
3. Druk op de knop RESET (C). De tekst OFF
(UIT) brandt continu en de verwarming
wordt uitgeschakeld.
BELANGRIJK!
Herhaaldelijk gebruik van de standverwar-
ming bij korte ritten kan ertoe leiden dat de
accu uitgeput raakt en startproblemen
opleveren.
Bij regelmatig gebruik van de
standverwarming moet u evenlang met de
auto rijden als de verwarming aanstond.
Dit om te zorgen dat de dynamo evenveel
energie kan produceren als de verwarming
verbruikt.
Displaybericht
Wanneer u de geprogrammeerde functies
TIMER 1, TIMER 2 en "Immediate Start"
(onmiddellijke inschakeling) activeert, brandt
het oranje waarschuwingssymbool op het
instrumentenpaneel. Op het display verschijnt
bovendien een verklarende tekst.
Wanneer u de auto verlaat, ontvangt u een
bericht met de status van de standverwarming.
Autoklok en gebruik van timer(s)
Als u na het instellen van de timer(s) de
autoklok bijstelt, worden alle timer-instellingen
om veiligheidsredenen geannuleerd.
Accu en brandstof
Als de accu niet voldoende opgeladen is of als
de brandstoftank bijna leeg is, wordt de
standverwarming uitgeschakeld.
Er verschijnt in dat geval een bericht op het
display. U moet dit bericht met de knop READ
(A) bevestigen.
56
57
Voorstoelen 58
Interieurverlichting 61
Opbergruimten 62
Achterbank en bagageruimte 66
Lading vervoeren 71
Bagagenet 72
Bagagerolhoes, Extra bankje in bagageruimte 74
Reservewiel 75
Extra handgreep (XC70) 76
Interieur
58
Voorstoelen
Lendensteun
Verplaats de stoel naar achteren
om de stelknop van de lende-
steun gemakkelijker te kunnen
bedienen!
8502696M
A
B
Elektrisch
bedieningscentrum
Hellingshoek van de
rugleuning
WAARSCHUWING!
Stel de stoel in, voordat u gaat rijden.
Afstelling in de lengte
Wanneer u de beugel optilt, kunt u de stoel
naar voren of naar achteren schuiven.
Controleer of de stoel na het afstellen in de
nieuwe positie geblokkeerd staat.
Afstelling in de hoogte, voorstoel
De voorzijde van het zitgedeelte van de beide
voorstoelen kunt u in zeven verschillende
standen zetten, de achterzijde in negen.
Voorste hendel (A) - voorzijde zitting
afstellen.
Achterste hendel (B) - achterzijde zitting
afstellen.
59
Voorstoelen naar voren klappen
8501727A
Voorstoel passagierzijde naar voren klappen
U kunt de rugleuning van de passagiersstoel horizontaal vooroverklappen
om lange voorwerpen te kunnen vervoeren. Klap de rugleuning als volgt
naar voren:
· Schuif de stoel zo ver mogelijk naar achteren.
· Zet de rugleuning rechtop.
· Trek de pallen aan de achterzijde van de rugleuning omhoog.
· Klap tegelijkertijd de rugleuning naar voren.
60
1
2
3
M
E
M
D
C
BA
Voorstoelen
N.B. De elektrisch verstelbare stoelen hebben
een overbelastingsbescherming die geactiveerd
wordt als de stoelen door een bepaald voor-
werp worden geblokkeerd. Als dit gebeurt,
schakel dan het contact uit (sleutel in stand 0)
en wacht 20 seconden alvorens de stoel
opnieuw te verstellen.
Noodstop
Als de stoel per ongeluk in beweging komt,
kunt u op één van de knoppen drukken om de
stoel tot stilstand te brengen.
1
2
3
E
M
M
EF
G
H
Stoel in opgeslagen stand zetten
Houd één van de knoppen E, F of G ingedrukt,
totdat de stoel en de buitenspiegels niet meer
bewegen.
Als u één van de geheugenknoppen
voortijdig loslaat, zal de afstelling van de
stoel om veiligheidsredenen onmiddellijk
worden stopgezet.
Contactsleutel
Passagiersstoel: U kunt de stoel alleen verstellen,
als de contactsleutel in stand I of II staat.
Bestuurdersstoel: U kunt de stoel alleen
verstellen, als de contactsleutel in stand I of II
staat. U kunt de bestuurdersstoel ook in de
volgende gevallen verstellen:
WAARSCHUWING!
Zorg dat er bij het afstellen geen voorwer-
pen vóór of achter de stoel liggen. Zorg er
tevens voor dat geen van de achterpassa-
giers gekneld raakt. Vanwege het gevaar
voor beknelling mag u kinderen niet met
de schakelaars laten spelen.
Voorstoelen
Stoel met geheugen (extra)
U kunt drie verschillende standen in het
geheugen opslaan. Na afstelling van de stoel
moet u de knop MEM (H) ingedrukt houden,
terwijl u op knop E drukt. Met de knoppen F
en G kunt u nog twee anderen standen van de
stoel en de buitenspiegels in het geheugen
opslaan.
1. Gedurende een periode van 40 seconden,
nadat u de contactsleutel in stand 0 hebt
gedraaid of uit het contactslot hebt gen
omen.
2. Gedurende een periode van ca. 10 minuten,
nadat u het bestuurdersportier met de
sleutel of de afstandsbediening hebt
ontgrendeld en geopend, zolang het
portier openstaat. Na het sluiten van het
portier hebt u slechts 40 seconden om de
instellingen te wijzigen. U mag de contacts
leutel daarbij in stand 0 hebben staan of nog
niet in het contactslot hebben gestoken.
Stoelinstelling in afstandsbediening
opslaan
Wanneer u de auto met één van de afstandsbe-
dieningen ontgrendelt en de instelling van de
bestuurdersstoel wijzigt, wordt de nieuwe
stand van de stoel in het geheugen van de
afstandsbediening opgeslagen. Een volgende
keer dat u de auto met dezelfde afstandsbe-
diening ontgrendelt en het bestuurdersportier
binnen twee minuten opent, neemt de bestuur-
dersstoel de stand in die in het geheugen
opgeslagen ligt.
Elektrisch verstelbare stoel
(extra)
Als uw Volvo is uitgerust met elektrisch
bediende voorstoelen, kunt u met behulp van
de twee schakelaars op de zijkant van de
voorstoelen het volgende afstellen:
A - De hoogte van de voorzijde van de zitting
B - De beenruimte (stoel vooruit - achteruit)
C - De hoogte van de achterzijde van de zitting
D - De hellingshoek van de rugleuning
61
Interieurverlichting
Algemene verlichting
De algemene verlichting gaat aan en uit wanneer
u op de knop drukt. De algemene verlichting
heeft een ingebouwde functie waardoor de
verlichting aangaat en 30 seconden aanblijft
wanneer u:
· De auto van de buitenzijde ontgrendelt met
de sleutel of de afstandsbediening.
· De motor hebt afgezet en de contactsleutel in
stand 0 draait.
De algemene verlichting wordt ingeschakeld om
10 minuten lang te blijven branden:
· Wanneer één van de portieren openstaat.
De algemene verlichting gaat uit, wanneer:
· U de motor start.
· U de auto van de buitenzijde vergrendelt met
de sleutel of de afstandsbediening.
U kunt de algemene verlichting altijd in- en
uitschakelen door kort op de bijbehorende knop te
drukken.
Wanneer u de verlichting inschakelt, blijft deze
10 minuten lang branden.
U kunt de automatische inschakelfunctie buiten
werking stellen door de bijbehorende knop langer
dan 3 seconden ingedrukt te houden. Wanneer u
dezelfde knop nogmaals kort indrukt, stelt u de
automatische inschakelfunctie weer in werking.
De voorgeprogrammeerde inschakeltijden van
30 seconden en 10 minuten kunt u desgewenst
laten wijzigen. Neem hiervoor contact op met uw
Volvo-werkplaats.
3500887e
8502006d
Make-upspiegel
Wanneer u het deksel van de make-upspiegel
opklapt gaat het ingebouwde lampje branden.
Leeslampjes voor en achter
U schakelt de leeslampjes voor- en achterin in
met een druk op de bijbehorende knop. De
leeslampjes gaan na 10 minuten automatisch uit,
voor zover u ze niet eerder handmatig hebt
uitgeschakeld.
Leeslampjes achterAlgemene verlichting en leeslampjes vóór
3501410r
62
Asbak (extra)
Leeg de asbakken als volgt:
Voorstoelen: Open de asbak en trek het
insteekelement naar buiten.
Achterbank: Zie boven.
Bekerhouder (extra)
Bepaalde modellen zijn uitgerust met beker-
houders voor de voor- en achterpassagiers.
U kunt ook cd’s en dergelijke kwijt in de
opbergruimte van de middenconsole.
Muntvak (extra)
Het muntvak kan als volgt worden verwijderd:
Duw tegen het midden van het vak en trek het
vak tegelijkertijd recht omhoog los.
Opbergruimten bij voorstoelen en achterbank
8802673m
WAARSCHUWING!
Zorg dat harde, scherpe of zware voor-
werpen altijd zodanig worden vervoerd
dat ze geen verwondingen kunnen
veroorzaken bij een krachtige remma-
noeuvre. Maak zware voorwerpen altijd
vast met een van de veiligheidsgordels.
63
Opbergruimten
8901649m
Bekerhouder (extra)
·
Druk op de houder om de bekerhouder uit
te doen schuiven.
· Stel de armen van de bekerhouder af door
ze naar binnen te duwen.
· Duw de houder na gebruik weer in het
dashboard.
N.B. Plaats nooit glazen flesjes in de bekerhou-
ders. Let er bovendien op dat u geen hete
dranken over u heen krijgt.
Opbergmogelijkheden in het
handschoenenkastje
In het handschoenenkastje zijn speciale vakjes
aangebracht waarin u uw pennen, benzinekaar-
ten en creditcards e.d. kwijt kunt.
Bekerhouder achter in
middenconsole (extra)
De bekerhouder is alleen als extra verkrijg-
baar op de modellen van de V70 Cross
Country die zijn uitgerust met een
achterbank in drie delen.
· Om de bekerhouder te kunnen gebruiken
moet u het deksel op het opbergvak achter
in de middenconsole naar achteren toe
openklappen. De bekerhouder klapt met het
deksel mee uit.
· U kunt de bekerhouder en het deksel ieder
apart inklappen c.q. sluiten.
N.B. Als u de bekerhouder zwaarder belast dan
5 kg, zal de houder iets omlaagzakken om
schade aan de scharnieren te voorkomen.
8503
9
33m
64
Opbergruimten bij voorstoelen
Kleerhaak
Gebruik de kleerhaak voor niet al te zware
kledingsstukken.
Penhouder op dashboard
8503126m
8503128m
65
Afvalbak, Uitklapbaar tafeltje voor achterbank
8802312m
Afvalbak/flessenhouder voor de
achterbank (extra)
U kunt de afvalzak van de afvalbak als volgt
vervangen:
1 Klap de houder uit.
2 Duw met beide handen het onderste gedeelte
van de houder af.
3 Vouw de randen van de nieuwe afvalzak om
het onderste gedeelte heen en druk het
onderste gedeelte weer in het bovenste
gedeelte vast.
4 Leeg het zakje zo nodig.
De afvalbak kan tevens als houder voor grotere
flessen, e.d. worden gebruikt.
Uitklapbaar tafeltje (extra)
8503131m
8503132m
Trek aan het bandje
om het tafelgedeelte
naar voren te klappen.
Klap de armleuning uit
het ruggedeelte naar
voren. Klap het
tafelgedeelte open en
laat het op de
armleuning rusten.
Druk op de bekerhou-
der om deze uit te
klappen. Als u alleen
de bekerhouders wilt gebruiken, hoeft u het
tafelgedeelte niet uit te klappen.
Sluit het tafeltje als
volgt: Klap het
tafelgedeelte in. Klap
de arm onder het
tafeltje naar binnen toe
weg. Zorg dat u niet
met uw hand bekneld
raakt. Trek aan het
bandje om het
tafelgedeelte terug te klappen.
8901908m
N.B.
· Er bestaan geen speciale afvalzakken voor
de houder. U kunt gebruik maken van
gewone plastic tassen.
· Om veiligheidsredenen kunt u beter geen
glazen flessen in de auto bewaren!
66
Bagageruimte vergroten
De achterbank kan in gedeelten naar voren
worden geklapt.
1. Kantel de rugleuning van de voorstoelen
naar voren als deze ver naar achteren staan.
2. Trek aan het riempje van het zitgedeelte om
het zitgedeelte tegen de rugleuning van de
voorstoelen aan op te klappen.
3. Klap de beide buitenste hoofdsteunen naar
voren toe door aan het riempje aan de
hoofdsteunen te trekken.
8503022m
Middelste hoofdsteun (V70)
Zet de middelste hoofdsteun van de achterbank
lager, voor zover het uitgetrokken was. Druk op
de pal achter de rechter poot, zie afbeelding!
Achterbank en bagageruimte
8503344m
Hoofdsteun omlaagklappen
Hoofdsteun van de middelste
zitplaats (XC70)
(Modellen met een achterbank in drie delen)
Verhogen - trek de hoofdsteun recht omhoog.
Verlagen - trek de hoofdsteun iets naar voren
en duw deze omlaag.
8503021m
67
B
A
8503020m
Rugleuning omlaag klappen
Duw de pal van de rugleuning naar achteren en
klap de rugleuning naar voren.
Middelste ruggedeelte
neerklappen (XC70)
(Modellen met een achterbank in drie delen)
Het linker en het middelste ruggedeelte kunt u
elk apart neerklappen. Om het rechter rugge-
deelte neer te klappen moet u echter ook het
middelste gedeelte neerklappen.
Om het middelste ruggedeelte (zonder de beide
buitenste) neer te klappen, moet u het volgende
A - Pal in geblokkeerde stand
B - Pal in ontgrendelde stand
Achterbank en bagageruimte
8503341m
WAARSCHUWING!
Wanneer u de ruggedeelten weer opklapt,
moet u ervoor zorgen dat ze goed vastzit-
ten. Het opschrift “UNLOCKED”
(ontgrendeld) op de knop mag niet
zichtbaar zijn.
doen. Zorg dat de hoofdsteun in de laagste
stand staat. Druk de knop boven op het
middelste ruggedeelte in om de blokkering op
te heffen. Klap het ruggedeelte vervolgens
voorover.
Middelste ruggedeelte (XC70 met een
achterbank in drie delen)
Afscheiding met opbergzakken
(XC70 - accessoire)
(Modellen met een achterbank in drie delen)
Er is een afscheiding met opbergzakken
verkrijgbaar als accessoire voor de XC70 met
een achterbank in drie delen. De afscheiding
voorkomt dat voorwerpen vanuit de bagage-
ruimte de passagiersruimte in kunnen worden
geslingerd bij een krachtige remmanoeuvre.
Voor de montage van de afscheiding, zie de
instructies die bij de kit werden geleverd of
neem contact op met een Volvo-dealer.
8902058m
68
Achterbank en bagageruimte
WAARSCHUWING!
(XC70 met een achterbank in drie delen)
· Laat het ruggedeelte en het zitgedeelte, na
demontage, om veiligheidsredenen niet los
in de auto liggen.
· Wanneer u het middelste ruggedeelte hebt
verwijderd, kunnen losse voorwerpen in de
bagageruimte bij een krachtige remman-
oeuvre tussen de beide buitenste ruggedeel-
ten door naar voren worden geslingerd.
· Het rechter ruggedeelte moet in de
neergeklapte stand staan, wanneer u het
middelste ruggedeelte terugplaatst. Als u
dat niet doet, kunt u het middelste ruggede-
elte niet vergrendelen en geen gebruik
maken van de middelste veiligheidsgordel.
8503317m
Het middelste ruggedeelte doet dienst als armleuning
Middelste ruggedeelte
verwijderen (XC70)
(Modellen met een achterbank in drie delen)
· Duw de knop boven op het middelste
ruggedeelte in om de blokkering op te
heffen.
· Klap het ruggedeelte voorover.
· Trek aan de handgreep achter op het ruggede-
elte (zie bovenstaande afbeelding) om de
onderkant van het ruggedeelte los te koppelen
van de stang. Til het ruggedeelte uit de auto.
Neem contact op met uw Volvo-dealer voor
informatie over de verkrijgbare accessoires voor
montage tussen de beide buitenste ruggedeelten.
8503343m
Middelste armleuning (XC70)
(Modellen met een achterbank in drie delen)
Wanneer u het middelste ruggedeelte van de
achterbank omkeert, kunt u het gebruiken als
armleuning.
· Verwijder het middelste ruggedeelte zoals
beschreven in de kolom uiterst links.
· Keer het ruggedeelte om (zodat de voor-
kant van het ruggedeelte omhoog wijst).
Middelste ruggedeelte aanbrengen
(Modellen met een achterbank in drie delen)
· Bij het terugplaatsen van het middelste
ruggedeelte moet het rechter ruggedeelte in
neergeklapte stand staan.
WAARSCHUWING!
Als u het middelste ruggedeelte van de
achterbank gebruikt als armleuning, moet u
de afscheiding (zie voorgaande pagina)
aanbrengen. Dit om te voorkomen dat
voorwerpen uit de bagageruimte tussen de
beide buitenste ruggedeelten door de
passagiersruimte in kunnen worden
geslingerd bij een krachtige remmanoeuvre.
· Duw het ruggedeelte zover op de stang terug
dat het wordt geblokkeerd.
Om het ruggedeelte weer in de normale stand
terug te brengen, moet u aan de handgreep
trekken (die nu aan de voorzijde zit) om het
gedeelte van de stang te kunnen halen. Plaats het
ruggedeelte vervolgens terug zoals aangegeven in
de linker en de middelste kolom.
· Plaats het ruggedeelte terug door de
onderkant van het ruggedeelte zover over
de stang omlaag te drukken dat het
geblokkeerd wordt.
Neem contact op met uw Volvo-dealer voor
meer informatie over de mogelijke accessoires
die u tussen de buitenste onderdelen van het
rug- en zitgedeelte kunt aanbrengen.
69
Achterbank en bagageruimte
8503150m
A - Pal in geblokkeerde stand
B - Pal in ontgrendelde stand
Rugleuning van achterbank
De beide ruggedeelten de achterbank kunnen
qua hellingshoek worden versteld. Zet de
rugleuning als volgt in de laadstand*:
· Druk op de pal totdat de rode indicatiepen
zichtbaar wordt.
· Trek de rugleuning naar voren in de nieuwe
vergrendelde stand.
· Controleer of de rugleuning werkelijk in de
nieuwe stand vergrendeld is en ga na of de
rode indicatiepen nog zichtbaar is.
U kunt de rugleuning op dezelfde manier iets
schuiner zetten.
* De laadstand zorgt voor meer laadruimte.
B
A
8503125m
N.B. Zorg dat de opening in de kunststof
bekleding boven op de rugleuning in de haken
aan de onderzijde van het zitgedeelte vastgrijpt.
Wanneer u de rugleuning en het zitgedeelte
terugklapt, moet u ook de hoofdsteunen weer in
de normale stand terugklappen.
WAARSCHUWING!
Duw zware lading niet te dicht tegen de voorstoelen aan om te voorkomen dat de rugleuning
van de achterbank onnodig zwaar belast wordt. Zorg dat de lading nooit boven de rugleuning
van de voorstoelen uitsteekt! Als dat namelijk wel het geval is, kan de lading bij een krachtige
remmanoeuvre of een aanrijding naar voren worden geslingerd en eventuele passagiers ernstig
verwonden. Let er ook op dat u lading altijd goed verankert (vastbindt).
Zitgedeelte verwijderen
(Achterbank in twee of drie delen)
Het zitgedeelte van de achterbank kan eenvoudig
worden verwijderd. Zo kunt u de bagageruimte
nog verder vergroten.
Haal de rode borgnokken naar voren om de
blokkering van het zitgedeelte op te heffen. Til
het zitgedeelte vervolgens uit de auto.
Voer de beschrijving in omgekeerde volgorde uit,
wanneer u het zitgedeelte weer in de auto aanbrengt.
8501274A
70
Bagageruimte
3903052m
8901657m
Houder voor
boodschappentassen (extra)
Open het luik in de bagageruimte. Hang of bind
de boodschappentassen vast met bagagebanden
of houders.
De kunststof bagagebak (extra) kunt u
verwijderen, wanneer u aan de twee knoppen
aan de zijkant draait.
Verlichting in bagageruimte
Helemaal achter in de bagageruimte zit een extra
plafondlampje.
3501056m
Elektrische aansluiting in de
bagageruimte (extra)
Verwijder het kapje, wanneer u de aansluiting
wilt gebruiken. De elektrische aansluiting
werkt onafhankelijk van de stand van het
contactslot.
Als bij het uitschakelen van het contact blijkt
dat de stroomsterkte die via de aansluiting
wordt afgenomen hoger is dan 0,1 A, verschijnt
er een waarschuwing op het display.
De elektrische aansluiting is berekend op een
maximale stroomsterkte van 15 A.
Let erop dat u de aansluiting niet gebruikt,
wanneer het contact is uitgeschakeld. Als u de
aansluiting dan namelijk wel gebruikt, bestaat
de kans dat de accu uitgeput raakt.
71
Lading vervoeren
8501266A
8502788m
8502786m
Lading in de bagageruimte
Veiligheidsgordels en airbags bieden de bestuurder
en een eventuele voorpassagier een goede
bescherming, met name bij frontale botsingen.
Zorg ook voor een goede afscherming in de rug.
Let er bij het vervoer van lading in de bagage-
ruimte op dat voorwerpen die niet goed zijn
vastgezet of op de juiste manier zijn ingeladen bij
een aanrijding of een krachtige remmanoeuvre
met hoge snelheid en met grote kracht naar
voren kunnen worden geslingerd en daarbij
ernstige verwondingen kunnen toebrengen.
Let erop dat een voorwerp met een gewicht
van 20 kg bij een frontale botsing bij een
snelheid van 50 km/h zich gedraagt als een
voorwerp met een gewicht van 1.000 kg.
WAARSCHUWING!
· Duw zware lading niet te dicht tegen de
voorstoelen aan om te voorkomen dat de
rugleuning van de achterbank onnodig zwaar
belast wordt. Zorg dat de lading nooit boven
de rugleuning van de voorstoelen uitsteekt!
Als dat namelijk wel het geval is, kan de
lading bij een krachtige remmanoeuvre of
een aanrijding naar voren worden geslingerd
en eventuele passagiers ernstig verwonden.
Let er ook op dat u lading altijd goed
verankert (vastbindt).
· Wanneer u het ruggedeelte van de achter-
bank hebt neergeklapt, moet u zorgen dat
de lading niet uitsteekt boven de denkbeel-
dige, horizontale lijn op 50 mm onder de
bovenkant van de ramen in de achterportie-
ren. Anders kan het zijn dat het opblaasbare
gordijn dat schuilgaat achter de plafondbek-
leding geen bescherming meer biedt.
Let op het volgende bij het
inladen:
· Breng de lading zo dicht mogelijk tegen de
rugleuning van de achterbank aan.
· Leg zware voorwerpen zo veel mogelijk plat
op de vloer.
· Breng zware lading zo aan dat deze recht
voor de deellijn in de rugleuning van de
achterbank komt te zitten.
· Zet de lading met sjorbanden aan de veranke-
ringsogen vast.
· Zorg dat de lading nooit boven de rugleuning
uitsteekt, wanneer u geen gebruik maakt van
een bagagenet.
72
Bagagenet
8503129m
B
Veiligheidsrek XC70
Als uw auto is uitgerust met een veiligheidsrek
in de bagageruimte, moet u dit rek voor de
veiligheid altijd op de juiste manier bevestigen
en verankeren.
Breng het veiligheidsrek als volgt aan:
· Klap de beide ruggedeelten voorover.
· Druk de draaiknop (1) met een Torx-
schroevendraaier* in en draai deze in de rode
stand (vergrendelde stand).
· Steek de afgeveerde uiteinden van het
veiligheidsrek in de bevestigingspunten (zie
afbeelding).
· Druk de draaiknop (1) in en draai deze in de
groene stand (onvergrendelde stand).
N.B. Het groene merkje op de console (2) en het
merkje op de draaiknop (1) moeten na montage
recht tegenover elkaar staan. Als dat niet het geval
is, biedt het rekje onvoldoende bescherming.
Nylon bagagenet V70
(achterbank in 2 delen)
Uw auto is uitgerust met een bagagenet gemaakt
van stevig nylonmateriaal, dat van het ruggedeelte
van de achterbank kan worden uitgerold. Het
bagagenet wordt ca. 1 minuut na het uitrollen
automatisch geblokkeerd, als de ruggedeelten
van de achterbank in opgeklapte stand staan.
· Trek het rechter bagagenet uit.
· Haak eerst de stand in de bevestiging aan de
rechterzijde (A) vast, trek de stang vervolgens
uit en haak deze ook aan de linkerzijde (B)
vast.
· Trek het linker bagagenet uit en bevestig het
aan de stang.
· Demonteer het bagagenet in omgekeerde
volgorde.
Het bagagenet kan ook worden gebruikt
wanneer de achterbank naar voren geklapt is.
1
2
8504154
m
Rood merkje - onvergrendelde stand
Groen merkje- vergrendelde stand
U kunt het veiligheidsrek als volgt verwijderen:
· Klap de beide ruggedeelten voorover.
· Druk de draaiknop (1) in met een Torx-
schroevendraaier en draai deze in de rode
stand, zodat het merkje op de draaiknop
overeenkomt met dat op de console.
· Duw het veiligheidsrek in de richting van de
tegenoverliggende bevestiging, zodat het van
het plafondpaneel loskomt. Zodra u het rek
langs het plafondpaneel en de bevestiging
hebt gehaald moet u minder kracht uitoefenen
en het rek voorzichtig naar u toe trekken
zodat het rek ook aan de andere kant
loskomt. Kantel het rek niet te veel, omdat
het dan klem kan komen te zitten en moeilijk
te verwijderen kan zijn.
73
Bagagenet XC70
Nylon bagagenet
(Modellen met een achterbank in drie delen)
De Volvo XC70 kan worden uitgerust met een
bagagenet van stevig nylonmateriaal, dat u aan
de daarvoor bestemde plafondbevestigingen en
de ogen op de vloer kunt bevestigen*.
U kunt het net achter de opgeklapte ruggedeel-
ten van de achterbank langs vastzetten of,
wanneer u de achterbank vooroverklapt, achter
de voorstoelen (zie de figuren).
De stangen boven en onder zijn in het midden
voorzien van scharnieren, zodat het mogelijk is
het bagagenet op te vouwen. Klap de stangen
zo nodig zover uit dat ze geblokkeerd worden.
* Als uw auto is uitgerust met een achterstevo-
ren gemonteerd extra bankje.
8901984m
CD
8901980m
Scharnier/Knop
A
B
WAARSCHUWING!
·
Om veiligheidsredenen mag u geen
gebruik maken van het bagagenet, als u
kinderen vervoert op het extra bankje
voor montage in de bagageruimte.
· Controleer altijd of de bovenste bevesti-
gingen van het bagagenet goed zijn
aangebracht en of de banden stevig
vastzitten.
· U mag geen beschadigde netten gebruiken.
· Haak de bovenste stang aan de voorste of
achterste plafondbevestiging (A) vast.
· Haak het andere uiteinde van de stang aan
de tegenoverliggende plafondbevestiging
vast.
· Haak de banden van het bagagenet aan de
ogen op de vloer (B) vast, wanneer u het net
aan de achterste plafondbevestigingen hebt
vastgezet, of bij (D), wanneer u het net aan
de voorste plafondbevestigingen hebt
vastgezet.
· Trek het bagagenet strak met de banden.
N.B.
· Als u het bagagenet aan de voorste
plafondbevestigingen hebt vastgezet terwijl
de zitgedeelten van de achterbank vooro-
vergeklapt zijn, moet u het bagagenet
tussen de zitgedeelten en het ruggedeelte
van de voorstoelen langs trekken (C).
· U mag de trekbanden van het bagagenet
niet bevestigen aan de ogen onder aan de
voorstoelen. Als u dat wel doet, bestaat het
gevaar dat het net of de plafondbevestiging-
en beschadigd raakt/raken, wanneer u de
stoelen naar achteren schuift.
Bagagenet opvouwen
Op modellen met een extra basluidspreker
(extra) of een extra bankje (extra) kunt u het
bagagenet opvouwen en opbergen onder de
vloerplaat van de bagageruimte.
Druk de knoppen op de scharnieren van het
bagagenet (zie de afbeelding uiterst links) in om
de scharnieren te ontgrendelen en het net op te
vouwen.
74
Bagagerolhoes, Extra bankje in bagageruimte
WAARSCHUWING!
Als uw auto is uitgerust met een extra bankje,
moet de achterklep zijn voorzien van een
cilinderslot. U kunt de achterklep dan op de
normale manier van buitenaf openen (met de
sleutel in het bestuurdersportier en/of met de
afstandsbediening) en met de sleutel in het
cilinderslot van de achterklep.
3903067m
Extra bankje (extra)
Het extra bankje is afgestemd op het vervoer
van twee kinderen met elk een gewicht van 15
tot 36 kg en een lengte van maximaal 1,40 m.
Het maximale totaalgewicht bedraagt 72 kg.
Opklappen
· Verwijder de bagagerolhoes voor zover uw
auto van iets dergelijks is voorzien.
· Klap het ruggedeelte naar voren in de
geblokkeerde stand.
· Klap het zitgedeelte naar voren.
Neerklappen
· Klap het zitgedeelte naar achteren.
· Trek het ruggedeelte aan de handgreep
open en klap het omlaag.
Bagagerolhoes (extra)
Trek de bagagerolhoes over de bagage heen uit
en haak het vast in de openingen die in de
achterste stijlen van de bagageruimte zitten.
Bagagerolhoes verwijderen:
· Druk het eindstuk van de bagagerolhoes
naar binnen en trek het naar boven toe los.
· Bij het aanbrengen moet u de eindstukken
van de bagagerolhoes in de houders omlaag
drukken.
WAARSCHUWING!
Bij gebruik van het extra bankje moeten de
beide ruggedeelten van de achterbank in
opgeklapte stand staan, het bagagenet zijn
verwijderd en het kinderslot zijn ontgrendeld.
Dit om ervoor te zorgen dat de kinderen bij
een eventuele aanrijding uit de auto kunnen
komen.
Als uw auto is uitgerust met een stalen rek
moet u dit altijd verwijderen, voordat u het
extra bankje gebruikt.
N.B. Als u bij het gebruik van het extra bankje
in de bagageruimte ook de bagagerolhoes moet
meenemen, moet u bij voorkeur het volgende
doen:
· Zet de beide ruggedeelten van de achterbank
rechtop (zie pagina 71).
· Plaats de losse bagagerolhoes vervolgens
tussen de rugleuning van de achterbank en
het extra bankje. Klap de hoofdsteun van
het extra bankje omhoog.
8503151m
75
7700281m
Reservewiel
Reservewiel
Bevestiging
8503191m
1
Reservewiel, gereedschap, krik - modellen met
basluidsprekers (extra)
De krik en de gereedschapstas vindt u in het opbergvak boven het
reservewiel. Ga als volgt te werk om het reservewiel te verwijderen:
· Verwijder het achterste vloerluik door het omhoog te klappen en 45°
naar achteren te halen. Zet het voorste vloerluik in opgeklapte stand
vast.
· Verwijder de mat die over de basluidspreker heen zit.
· Neem de draaiknop los en verdraai de klem 90° (1).
· Til de basluidspreker omhoog. Pak de luidspreker bij de rechter
bovenhoek en die linksachter beet, kantel de luidspreker schuin naar
voren toe omhoog. Laat vervolgens de basluidspreker tegen de
linkerwand van de bagageruimte rusten.
· Plaats de basluidspreker, sluit de kabel aan en zet alles in omgekeerde
volgorde vast. Zorg dat het reservewiel stevig ligt en dat de krik en de
gereedschapstas goed vast zitten.
Gevarendriehoek (andere
positie op auto’s met een
extra bankje)
Reservewiel, gereedschap, krik
Het reservewiel met de krik en de gereedschapstas vindt u onder de bodem
van de bagageruimte. Ga als volgt te werk om het reservewiel te verwijderen:
· Verwijder het achterste vloerluik door het omhoog te klappen en 45°
naar achteren te halen. Zet het voorste vloerluik in opgeklapte stand vast.
· Draai de knoppen op de beide zijden van de kunststof bagagebak
(accessoire) los en til de bak uit de auto.
· Til de krik en de gereedschapstas naar buiten.
· Draai de bevestiging van het reservewiel los en til het reservewiel uit
de bagageruimte.
· Schroef de bevestiging weer vast en breng alles in omgekeerde
volgorde aan. Zorg ervoor dat het reservewiel vastzit en dat de krik en
het gereedschap stevig op hun plaats zitten.
Gevarendriehoek (bepaalde landen)
Houd u aan de wetgeving inzake het gebruik van gevarendriehoeken in uw
land. N.B. Als de auto is uitgerust met een extra bankje in de bagageruimte,
zit de gevarendriehoek in een speciaal vakje in de ruimte voor het reservewiel.
Krik
Gereedschapstas
met sleepoog
76
Extra handgreep
Bij de Volvo XC70 zit er een extra handgreep
op de passagierskant van de middenconsole.
Deze handgreep biedt extra steun bij ritten over
grindwegen e.d.
8802452m
Extra handgreep (XC70)
77
Immobilizer, Afstandsbediening 78
Vergrendelen en ontgrendelen 79
Batterij in afstandsbediening vervangen 80
Wanneer het donker is, Safelock-functie 81
Kinderslot 82
Alarmsysteem 83
Sloten en alarm
78
Immobilizer, afstandsbediening
Sleutel - Immobilizer
Bij de auto worden twee hoofdsleutels en een
servicesleutel geleverd. Eén hoofdsleutel is
inklapbaar en voorzien van een ingebouwde
afstandsbediening.
Verlies van een sleutel
Als u één van de sleutels verliest, moet u contact
opnemen met een erkende Volvo-werkplaats en
alle resterende sleutels meenemen. Ter voorko-
ming van diefstal moet de code van de zoekgera-
akte sleutel uit het systeem worden gewist.
Tegelijkertijd moeten de codesignalen van de
resterende sleutels opnieuw in het systeem
worden geprogrammeerd.
Bij de sleutels werd een etiket met de codes van
het mechanische deel van de sleutels geleverd.
Bewaar het etiket zorgvuldig. Neem het etiket
mee naar de Volvo-dealer, als u nieuwe sleutels
wilt bestellen. Er kunnen maximaal zes sleutels/
afstandsbedieningen worden geprogrammeerd
en gebruikt.
Immobilizer
De sleutels zijn voorzien van een gecodeerde
chip. De code in de transponderchips moet
overeenkomen met die van de ontvanger in het
contactslot. U kunt de auto alleen starten,
wanneer u een sleutel met de juiste code
gebruikt.
Functies afstandsbediening
1. Ontgrendelen
Met knop (1) ontgrendelt u alle portieren, de
achterklep en de tankvulklep.
Hoofdsleutel
De hoofdsleutel past op alle sloten.
Servicesleutel*
De servicesleutel past alleen op het
bestuurdersportier en op het contactslot/
stuurslot.
8302192
m
2. Achterklep
Wanneer u knop (2) eenmaal indrukt, ontgren-
delt u alleen de achterklep.
3. Paniekfunctie
U kunt gebruik maken van de paniekfunctie
om in noodgevallen de aandacht van anderen
te trekken. Als u de rode knop (3) minstens
3 seconden lang indrukt of binnen deze tijd
tweemaal achtereen indrukt, worden de richtinga-
anwijzers en de claxon geactiveerd. U schakelt
de paniekfunctie weer uit met een druk op een
willekeurige knop van de afstandsbediening.
Als u niets doet, wordt de paniekfunctie na
25 seconden automatisch uitgeschakeld.
1. Ontgrendelen 2. Achterklep openen
3. Paniekfunctie 4. "Approach"-verlichting
5. Vergrendelen 6. Sleutel in-/uitklappen
*Alleen op bepaalde markten
8302187
m
1
2
3
4
5
6
79
Vergrendelen en ontgrendelen
Auto van de buitenzijde
vergrendelen en ontgrendelen
Met de hoofdsleutel of de bijbehorende
afstandsbediening kunnen alle portieren en de
achterklep van de buitenzijde tegelijkertijd
worden vergrendeld. De vergrendelingsknop-
pen en portierhendels van de zijportieren zijn
dan ontkoppeld. Met de hoofdsleutel of de
afstandsbediening kunnen alle portieren en de
achterklep van de buitenzijde tegelijkertijd
worden ontgrendeld.
Wanneer u de auto van de buitenzijde vergren-
delt, wordt de tankvulklep pas na een vertra-
ging van 10 minuten vergrendeld.
8301395M
Auto van de binnenzijde
vergrendelen en ontgrendelen
Alle portieren en de achterklep kunnen
tegelijkertijd worden ontgrendeld en vergren-
deld met de schakelaars op het portierpaneel
(op voorwaarde dat de auto met de hoofdsleutel
geopend werd).
U kunt alle portieren ook vergrendelen en
ontgrendelen met de vergrendelingsknoppen.
Het bovenstaande geldt, zolang u de auto niet
van de buitenzijde hebt vergrendeld!
Wanneer u de auto met de knop op het
portierpaneel van de binnenzijde vergrendelt,
blijft de tankvulklep onvergrendeld staan.
4. "Approach"-verlichting
Doe het volgende, wanneer u op de auto
toeloopt:
Druk op de gele knop (4) van uw afstandsbe-
diening.
De interieurverlichting, de breedtelichten/
parkeerlichten, de kentekenplaatverlichting en
de lampjes in de buitenspiegels (extra) gaan
branden. Als er een aanhanger achter de auto
hangt, gaat ook de verlichting van de aan-
hanger branden. De lampen blijven 30, 60 of
90 seconden branden. In een erkende Volvo-
werkplaats kunt u een passende inschakelduur
laten instellen.
Doe het volgende om de "Approach"-
verlichting uit te schakelen:
Druk nogmaals op de gele knop van uw
afstandsbediening.
5. Vergrendelen
Met knop (5) vergrendelt u alle portieren, de
achterklep en de tankvulklep.
Voor de tankvulklep geldt een vertraging van
ca. 10 minuten.
6. Sleutel in-/uitklappen
U kunt de sleutel inklappen door knop (6) in te
drukken, terwijl u het mechanische gedeelte
inklapt.
De ingeklapte sleutel wordt automatisch
uitgeklapt met een druk op de knop.
8302186
m
80
Vergrendelen en ontgrendelen
Achterklep vergrendelen/
ontgrendelen met de
afstandsbediening
Als u alleen de achterklep wilt ontgrendelen:
druk tweemaal binnen 3 seconden langzaam
op de knop voor de achterklep op de afstandsbe-
diening (zie afbeelding). Als alle portieren
vergrendeld zijn wanneer u de achterklep sluit,
dan blijft de achterklep na het sluiten onver-
grendeld staan. De klep is tevens buitengesloten
van het alarm.
De resterende portieren zijn wel opgenomen in
het alarm en blijven vergrendeld. Om de
achterklep na het sluiten in het alarm te betrekken
en deze te vergrendelen moet u de knop LOCK
nogmaals indrukken.
N.B. Automatische vergrendeling:
Als u de achterklep met deze knop weliswaar
ontgrendelt maar niet opent, wordt de klep na ca.
2 minuten automatisch weer vergrendeld.
Als u de achterklep echter opent en sluit, werkt de
automatische vergrendelingsfunctie niet.
Achterklep handmatig openen
Druk op de openingsknop op de achterklep.
Batterij vervangen
Als de sloten vanaf de gebruikelijke afstand niet
meer reageren op signalen van de afstandsbe-
diening moet de batterij worden vervangen:
· Haal de afdekking los door deze met een
smalle schroevendraaier aan de achterkant
voorzichtig open te wrikken.
· Vervang de batterij (type CR 2032, 3 volt)
en zorg dat de pluspool omhoogwijst. Kom
niet met uw vingers aan de polen van de
batterij of de contactvlakken.
· Plaats de afdekking terug. Zorg dat het
afdichtrubber goed zit en intact is, zodat er
geen vocht kan binnendingen.
· Geef de lege batterij bij uw Volvo-dealer,
zodat de batterij op milieuvriendelijke wijze
wordt verwerkt.
Handschoenenkastje
vergrendelen
U kunt het handschoenenkastje met de hoofd-
sleutel vergrendelen.
Automatische hervergrendeling
Als geen van de portieren noch de achterklep
binnen twee minuten na het ontgrendelen van
de buitenzijde met de afstandsbediening
worden geopend, dan worden alle sloten
automatisch weer vergrendeld. Deze functie
voorkomt dat u de auto per ongeluk onver-
grendeld achterlaat.
Voor auto’s met alarm, zie pagina 83.
8302195
m
81
Wanneer het donker is, Safelock-functie
Safelock-functie
Bij activering van de safelockfunctie kunnen de
portieren niet van binnenuit worden geopend
als ze vergrendeld zijn. De safelock-functie kan
alleen van de buitenzijde worden geactiveerd
door het bestuurdersportier te vergrendelen met
de sleutel of met de afstandsbediening. Alle
portieren moeten gesloten zijn voordat de
safelock-functie geactiveerd kan worden. De
portieren kunnen nu niet van binnenuit worden
geopend. De portieren kunnen nu niet van
binnenuit worden geopend. De auto kan alleen
van de buitenzijde worden geopend via het
bestuurdersportier of met de afstandsbediening.
De portieren van de auto zijn niet van buitenaf
te openen door manipulatie van de vergrende-
lingsknoppen.
WAARSCHUWING!
Laat niemand in de auto zitten zonder dat de
safelock-functie gedeactiveerd is.
3602376m
Wanneer het donker is
Approach-verlichting
Doe het volgende, wanneer u de auto nadert:
· Druk op de gele knop van uw afstandsbe-
diening.
De interieurverlichting, de breedtelichten/
parkeerlichten, de kentekenplaatverlichting en
de lampjes in de buitenspiegels (bepaalde
modellen) gaan branden
Safelock-functie deactiveren
Als er iemand in de auto wil achterblijven en u
toch de portieren van buitenaf wilt vergrende-
len, kan de safelock-functie gedeactiveerd
worden. Tussen het uit stand II draaien van de
contactsleutel en het vergrendelen van de auto,
of zolang de voeding van de middenconsole is
ingeschakeld, kan de knop op elk willekeurig
moment worden ingedrukt. De LED in de knop
gaat branden en zal pas doven wanneer u de
auto met uw sleutel of de afstandsbediening
vergrendelt. Er verschijnt een bericht dat
aangegeven wordt zolang de sleutel in het
contact zit. De safelock-functie is daarmee
gedeactiveerd. De volgende keer dat u het
contact aanzet, wordt de safelock-functie weer
geactiveerd.
82
Bedieningscilinder kinderslot,
linker achterportier
Kinderslot
Bedieningscilinder kinderslot,
rechter achterportier
WAARSCHUWING!
Let erop dat de achterpassagiers de
portieren niet van de binnenzijde kunnen
openen, als u het kinderslot hebt geactive-
erd. Houd de vergrendelingsknoppen
van de portieren tijdens het rijden
omhoog! Bij ongelukken kunnen hulpver-
leners de portieren dan van de buitenzijde
openen.
Elektrische kindersloten
B
A
8301235d
B
A
8301617m
N.B. Wanneer u de elektrische kindersloten
activeert, worden tegelijkertijd de instellingen
van de handmatige kindersloten teniet gedaan.
Handmatig kinderslot,
achterportieren
De bedieningscilinders van de kindersloten
vindt u achter op de korte kant van de achterpor-
tieren, zodat ze alleen bereikbaar zijn wanneer
de portieren openstaan. Gebruik de contactsleu-
tel van de auto om de bedieningscilinder te
verdraaien en zo de kindersloten in of uit te
schakelen.
A De portieren kunnen niet van de binnenzijde
worden geopend (naar buiten toe draaien).
B De portieren kunnen wel van de binnenzijde
worden geopend (naar binnen toe draaien).
3602377m
Elektrische kindersloten –
achterste zijportieren (extra)
Gebruik de knop in de middenconsole om het
kinderslot op de achterportieren in of uit te
schakelen. Het contactslot moet daarbij in stand
I of II staan. De LED in de knop brandt om aan
te geven dat het kindersloten is ingeschakeld. Er
verschijnt tevens een melding op het display,
wanneer u het kinderslot in- of uitschakelt.
N.B. Zolang de elektrische kindersloten zijn
ingeschakeld, kunnen de achterste zijramen niet
vanaf de binnenzijde worden geopend.
83
Het alarmsysteem
Wanneer het alarm is ingeschakeld, worden alle beveiligde onderdelen
continu gecontroleerd. Het alarm gaat af, als:
· de motorkap wordt geopend;
· de achterklep wordt geopend;
· één van de zijportieren wordt geopend;
· het contactslot wordt omgedraaid met een verkeerde sleutel of wordt
gemanipuleerd;
· een beweging in het passagiersruimte wordt geregistreerd (accessoire -
bij auto’s met bewegingsmelder);
· de auto wordt opgetild of weggesleept (accessoire - bij auto’s met
niveausensor);
· de accukabel wordt ontkoppeld;
· iemand de sirene probeert uit te schakelen.
Inschakelen van het alarm
Druk op LOCK op de afstandsbediening. De auto geeft een lang knipper-
signaal met de richtingaanwijzers als bevestiging dat het alarm is inge-
schakeld en dat alle portieren zijn gesloten. In bepaalde landen kan de
sleutel of de schakelaar in het bestuurdersportier worden gebruikt om het
alarm in te schakelen.
Uitschakelen van het alarm
Druk op de knop UNLOCK van de afstandsbediening. De richtingaanwij-
zers van de auto geven twee korte lichtsignalen af ter bevestiging dat het
alarm is uitgeschakeld. In bepaalde landen kunt u het alarm ook met de
sleutel uitschakelen.
Alarm
Uitschakelen van geactiveerd alarm
Om het alarm uit te schakelen wanneer het eenmaal is afgegaan, moet u op
de knop UNLOCK van de afstandsbediening drukken. De richtingaanwij-
zers van de auto geven ter bevestiging twee korte lichtsignalen af.
Geluidssignalen, alarm
Een sirene met reservebatterij geeft de geluidssignalen voor het alarm af.
De geluidssignalen duren telkens 25 seconden.
Lichtsignalen, alarm
Wanneer het alarm af gaat, knipperen de richtingaanwijzers en brandt de
interieurverlichting totdat u het alarm op de aangegeven manier uitschakelt.
Ze doen dit echter maximaal 5 minuten.
N.B. Als uw afstandsbediening niet werkt of zoek is, kunt u de auto toch
starten en wel op de volgende manier. Open het bestuurdersportier met de
sleutel. Het alarm gaat af en de sirene klinkt. Start de motor op de
gebruikelijke manier. Het alarm wordt vervolgens gedeactiveerd.
Automatische inschakeling van het alarm
Als geen van de portieren noch de achterklep binnen twee minuten na het
deactiveren van het alarm worden geopend terwijl u de auto met de
afstandsbediening hebt ontgrendeld, dan wordt het alarm automatisch
weer geactiveerd. Deze functie voorkomt dat u de auto per ongeluk kunt
achterlaten met het alarm uitgeschakeld.
84
Alarm
Aanduiding alarmstatus m.b.v. controlelampje
Een controlelampje (LED) bovenop het dashboard geeft de status van het
alarmsysteem aan:
· Het lampje brandt niet: Het alarm is uitgeschakeld.
· Het lampje licht éénmaal per seconde op: Het alarm is ingeschakeld.
· Het lampje knippert snel vanaf het moment van uitschakelen van het
alarm tot het moment van inschakelen van het contact: Het alarm is
afgegaan.
· Als er een storing is opgetreden in het alarmsysteem, verschijnt er een
displaybericht met aanwijzingen voor de te nemen maatregelen.
BELANGRIJK!
Voer nooit zelf reparaties aan of wijzigingen in het alarmsysteem uit.
Dergelijke ingrepen kunnen van invloed zijn op de verzekeringsvoor-
waarden.
3602415d
Sensoren tijdelijk deactiveren
Om te voorkomen dat het alarm afgaat wanneer u bijv. uw hond in de auto
achterlaat of gebruik maakt van een veerboot, kunt u de bewegingsmelder
en de niveausensor tijdelijk deactiveren. Wanneer u de contactsleutel uit
stand II draait, kunt u tot aan het moment van vergrendelen
of zolang de middenconsole spanning krijgt op de bovenstaande knop
drukken. De LED in de knop licht op en blijft branden, totdat u de auto
met de sleutel of de afstandsbediening vergrendelt. Er verschijnt een
bericht op het display zolang de sleutel in het contactslot steekt. De
volgende keer dat u het contact inschakelt, worden de sensoren weer
geactiveerd.
Als uw auto is uitgerust met de zogeheten safelock-functie, wordt ook
deze functie tegelijkertijd geactiveerd, zie pagina 81.
85
Alarm
Alarmsysteem testen
Test van de bewegingsmelder:
1. Open alle portierramen.
2. Activeer het alarm. De LED knippert langzaam om aan te geven dat het
alarm op scherp staat.
3. Wacht 30 seconden.
4. Test de bewegingsmelder in de passagiersruimte door een tas of iets
dergelijks van de stoelzitting te nemen. Het alarmsysteem moet
vervolgens geluids- en knippersignalen afgeven.
5. Deactiveer het alarm door de auto via de afstandsbediening te ontgren-
delen.
Test van de portieren:
1. Activeer het alarm.
2. Wacht 30 seconden.
3. Ontgrendel de auto met de sleutel in het bestuurdersportier.
4. Open één van de portieren. Het alarm moet daarbij afgaan.
5. Herhaal deze test voor het andere voorportier.
6. Deactiveer het alarm door de auto via de afstandsbediening te ontgren-
delen.
Test van de motorkap:
1. Ga in de auto zitten en deactiveer de bewegingsmelder zoals aange-
geven op pagina 84.
2. Activeer het alarm (blijf in de auto zitten en vergrendel de portieren
met de “lock”-knop op de afstandsbediening.
3. Wacht 30 seconden.
4. Ontgrendel de motorkap met de hendel onder het dashboard. Het alarm
moet vervolgens geluids- en lichtsignalen afgeven.
5. Deactiveer het alarm door de auto via de afstandsbediening te ontgren-
delen.
Test van de achterklep (als de achterklep voorzien is van een
cilinderslot):
1. Activeer het alarm.
2. Wacht 30 seconden.
3. Ontgrendel de achterklep met behulp van de sleutel in het bestuurders-
portier.
4. Open de achterklep. Het alarm moet vervolgens geluids- en
lichtsignalen afgeven.
5. Deactiveer het alarm door de auto via de afstandsbediening te ontgren-
delen.
Als het alarmsysteem niet goed werkt, moet u de auto in een erkende
Volvo-werkplaats laten nakijken.
86
87
Tankvulklep, Motor starten 88
Zuinig rijden 90
Handgeschakelde versnellingsbak 91
Automatische versnellingsbak 92
Geartronic 94
Voorwielaandrijving 96
Actief chassis, FOUR-C 96
Slepen, algemene informatie 97
Starten met hulpaccu 98
Rijden met een aanhanger 99
Trekhaak 101
Afneembare trekhaak 103
Lading op het dak 105
Starten, Rijden, Schakelen
88
Tankvulklep, Motor starten
2302129d
Brandstof tanken
De tankvuldop vindt u achter de tankvulklep in
het spatscherm rechtsachter.
Bij hoge buitentemperaturen kan er overdruk in
de brandstoftank ontstaan. Open de vuldop
langzaam. Giet niet te veel brandstof in de tank.
Haal het vulpistool na de eerste afslag uit de
opening! Bij een hoge buitentemperatuur kan de
tank overstromen, als deze te veel brandstof bevat!
Breng na het tanken de tankvuldop weer aan en
draai deze zover dicht dat u één of meer klikken
hoort.
Tankvulklep openen
De tankvulklep is onvergrendeld en kan worden
geopend, wanneer de auto onvergrendeld is.
U start de motor als volgt (diesel)
1. Trek de handrem (parkeerrem) aan.
2. Automatische versnellingsbak: Zet de
keuzehendel in stand P of N.
Handgeschakelde versnellingsbak: Zet
de versnellingspook in de vrijstand en trap
het koppelingspedaal volledig in. Dit is
vooral van belang bij strenge kou.
3. Draai de contactsleutel in de rijstand. Een
controlelampje op het instrumentenpaneel
licht op om aan te geven dat de voorgloei-
functie van de motor actief is. Draai de
sleutel in de startstand, wanneer het
controlelampje is gedoofd.
Diesel tanken
Bij lage temperaturen (–5°C tot –40°C) kan de
paraffine in de dieselolie uitvlokken, wat tot
startproblemen kan leiden. Zorg er daarom
voor dat u tijdens de wintermaanden speciale
winterbrandstof gebruikt.
N.B. Afhankelijk van de motortemperatuur kan
het tijdens de koude start gebeuren dat het
motortoerental van bepaalde motortypes - korte
tijd - iets hoger is dan normaal.
Dit omdat Volvo ernaar streeft de uitstoot te
beperken van stoffen die schadelijk zijn voor
het milieu door het uitlaatgasreinigingssysteem
van de motor zo snel mogelijk op bedrijfstem-
peratuur te brengen.
N.B. Wanneer u de auto van de buitenzijde
vergrendelt, wordt de tankvulklep pas na een
vertraging van 10 minuten vergrendeld.
Start de motor als volgt (benzine)
1 Trek de handrem (parkeerrem) aan.
2 Automatische versnellingsbak: Zet de
keuzehendel in stand P of N.
Handgeschakelde versnellingsbak: Zet
de versnellingspook in de vrijstand en trap
het koppelingspedaal volledig in. Dit is
vooral van belang bij strenge kou.
3 Draai de contactsleutel in de startstand. Als
de motor niet binnen 5 tot 10 seconden
aanslaat, moet u de sleutel loslaten en een
nieuwe startpoging doen.
Benzine tanken
N.B. Voeg nooit zelf schoonhoudende toevoe-
gingsmiddelen toe zonder het uitdrukkelijke
advies van een Volvo-werkplaats.
WAARSCHUWING!
Draag tijdens het tanken nooit een
ingeschakelde mobiele telefoon bij u.
Bij binnenkomst van een gesprek kan het
belsignaal aanleiding geven tot vonkvorming
en daarbij de brandstofdampen ontsteken
met gevaar voor brand en verwondingen.
Belangrijk!
Giet benzinemodellen altijd met loodvrije
benzine vol om te voorkomen dat de
katalysator beschadigd raakt.
89
Motor starten
Adaptatiesysteem van de automatische versnellingsbak
De versnellingsbak wordt geregeld aan de hand van zogeheten adaptieve
schakelpatronen. De regeleenheid “leert” voortdurend hoe de versnel-
lingsbak zich gedraagt. De regeleenheid registreert de wijze waarop de
versnellingsbak schakelt, zodat er in elke situatie optimaal wordt gescha-
keld. De regeleenheid analyseert ook uw rijstijl, bijv. hoe hard u het
gaspedaal intrapt, en stemt de gevoeligheid van de schakelingen af op uw
specifieke rijstijl.
Automatische versnellingsbak - Koude start
Als u bij koud weer wegrijdt, kan het zijn dat de schakelingen stug
aandoen. Dit komt omdat de versnellingsbakolie bij lagere temperaturen
stroperiger wordt.
Om de uitstoot van uitlaatgassen te beperken schakelt de versnellingsbak
later op dan normaal, wanneer u bij lage temperaturen wegrijdt.
Wanneer u met een koude motor wegrijdt, schakelt de versnellingsbak bij
een hoger toerental op dan normaal. Dit om ervoor te zorgen dat de
katalysator sneller op de juiste temperatuur komt.
Voorkom oververhitting van de motor en het
koelsysteem
In speciale omstandigheden, bijv. op steile hellingen en bij het vervoer van
een zware lading, bestaat het gevaar dat de motor en het koelsysteem
oververhit raken. Dit geldt in het bijzonder bij warm weer.
Doe het volgende om oververhitting van het koelsysteem te voorkomen:
· Houd een lage snelheid aan, wanneer u met een aanhanger achter de
auto een lange, steile helling oprijdt.
· Schakel van tijd tot tijd de airconditioning uit.
· Laat de motor bij voorkeur niet stationair lopen.
· Na een zware rit moet u de motor niet meteen afzetten, maar nog enige
tijd stationair laten lopen.
· Verwijder verstralers die voor de grille zitten, als u bij extreem warm
weer rijdt.
Doe het volgende om oververhitting van de motor te voorkomen:
Laat de motor geen hogere toeren maken dan 4500 omw/min, wanneer u
met een aanhanger of caravan achter de auto in heuvelachtig gebied rijdt.
Als u dat wel doet, kan de olietemperatuur te hoog oplopen.
Immobilizer
Maak altijd gebruik van de juiste contactsleutel. Let er bij het starten op
dat de transponders van de sleutels aan dezelfde sleutelbos niet tegen
elkaar aan hangen.
De nieuwe auto - gladde wegen
Het rijgedrag van de auto varieert afhankelijk van de vraag of uw auto is
uitgerust met een handgeschakelde of een automatische versnellingsbak.
Aarzel daarom niet om onder gecontroleerde omstandigheden (zoals op
een slipbaan) te testen hoe de auto bij gladheid reageert.
Laat de motor na een koude start nooit op een hoog toerental
draaien!
Neem onmiddellijk contact op met een Volvo-werkplaats als de
motor niet start of overslaat!
Veiligheidssystemen, automatische
versnellingsbakken
Auto’s met een automatische versnellingsbak zijn uitgerust met een aantal
speciale veiligheidssystemen:
Keylock - Sleutelvergrendeling
Om de keuzehendel uit stand P te kunnen halen moet de contactsleutel
minstens in stand I staan. Om na de rit de contactsleutel te kunnen
uitnemen moet de keuzehendel in stand P staan.
Shiftlock - Schakelvergrendeling
Om de keuzehendel uit stand P te kunnen halen terwijl de contactsleutel
in stand I of II staat, moet u op het rempedaal trappen.
Als u de motor hebt gestart en de auto stilstaat: houd uw voet op het
rempedaal wanneer u de keuzehendel in een andere stand zet!
90
Zuinig rijden, Belangrijke tips!
Rijeigenschappen en banden
De banden zijn van grote invloed op het
rijgedrag van de auto. Het type, de afmeting en
de bandspanning zijn van grote invloed op het
rijgedrag van de auto. Wanneer u de banden
verwisselt, zorg dan dat de nieuwe banden op
alle vier de wielen van hetzelfde type als de
oude zijn, dezelfde afmeting hebben en van
hetzelfde merk zijn. Volg ook de aanbevelingen
op met betrekking tot de bandenspanning.
Niet met een geopende achterklep
rijden!
Als u met een geopende achterklep rijdt,
kunnen er uitlaatgassen en daarmee ook giftig
koolmonoxide via de bagageruimte de auto in
worden gezogen. Als u echter toch een stukje
met een open achterklep moet rijden, moet u het
volgende doen:
· Doe alle ramen dicht.
· Stuur de lucht naar de voorruit en de vloer
en laat de ventilator op de hoogste snelheid
draaien.
Rijd anticiperend
Zuinig rijden houdt in dat u anticiperend en
rustig rijdt en uw rijstijl en snelheid afstemt op
de heersende verkeerssituatie.
Let op het volgende:
· Laat de motor zo snel mogelijk op bedrijfs-
temperatuur komen! D.w.z. dat u de motor
niet stationair moet laten lopen, maar zo
snel mogelijk moet wegrijden en de motor
licht moet belasten.
· Een koude motor verbruikt meer brandstof
dan een warme.
· Laat de auto zoveel mogelijk staan voor de
kortere ritten, waarbij de motor niet op
temperatuur komt.
· Rijd rustig! Vermijd onnodig snel optrekken
en krachtig remmen.
· Laat zware lading niet onnodig lang in de
auto liggen.
· Gebruik geen winterbanden op sneeuwvri-
je en droge wegen.
· Verwijder de lastdrager, wanneer u deze
niet meer nodig hebt.
· Open de zijramen niet onnodig.
Snelheidsafhankelijke
stuurbekrachtiging
De auto kan als extra worden uitgerust met
snelheidsafhankelijke stuurbekrachtiging. Deze
functie maakt de auto gemakkelijker te besturen
bij lage snelheden, zodat bijvoorbeeld het
parkeren minder moeite kost.
Naarmate de snelheid hoger wordt nemen de
stuurkrachten toe, waardoor u een beter gevoel
met de weg krijgt.
Tips voor het rijden met
aanhangers
·
Trek bij het parkeren op hellingen eerst de
handrem aan, voordat u de keuzehendel in
stand P zet. Zet bij het wegrijden op een
helling eerst de keuzehendel in de rijstand en
haal de auto vervolgens van de handrem.
· Kies op steile hellingen of in langzaam
rijdend verkeer de juiste lageversnellings-
stand. Zo voorkomt u dat de automatische
versnellingsbak opschakelt. De versnel-
lingsbakolie wordt dan minder warm.
· Als uw auto is uitgerust met een Geartronic-
versnellingsbak, moet u geen hogere
handmatige versnelling inschakelen dan de
motor “aankan”. Rijden in hoge versnel-
lingen is niet altijd zuinig.
91
Handgeschakelde versnellingsbak
64
68
72
76
80
64
68
72
76
80
4302395n
M56
64
68
72
76
80
64
68
72
76
80
4301589e
M56
Blokkering achteruitversnelling
Schakel de achteruitversnelling alleen in,
wanneer de auto stilstaat!
Om de achteruitversnelling in te schakelen moet
u de versnellingspook eerst in de neutraalstand
zetten (tussen de 3de en 4de versnelling in).
Door de blokkering van de achteruitversnelling
kunt u de versnellingspook niet rechtstreeks
vanuit de stand voor de 5de versnelling in die
voor de achteruitversnelling zetten.
Schakelstanden, handgeschakelde
versnellingsbak, vijf versnellingen
Trap bij het schakelen het koppelingspedaal
volledig in. Laat uw voet tussen het schakelen
niet op het koppelingspedaal rusten! Houd u
aan het aangegeven schakelpatroon.
Gebruik de 5de versnelling zo vaak mogelijk bij
snelheden hoger dan 70 km/h voor een zo goed
mogelijk brandstofrendement.
Schakelstanden zesversnellingsbak
Om het brandstofverbruik zo laag mogelijk te
houden, moet u zoveel mogelijk gebruik maken
van de hoogste versnellingen.
4303288m
92
3 – Lage versnellingsstand
Het op- en terugschakelen tussen de 1ste, 2de
en 3de versnelling gebeurt automatisch.
Er wordt niet opgeschakeld naar de 4d
versnelling.
Stand 3 leent zich voor:
· het rijden in de bergen;
· het rijden met een aanhanger;
· een verhoogde mate van afremmen op de
motor.
L – Lage versnelling
Zet de keuzehendel in stand L, als u in de 1ste
of 2de versnelling wilt rijden. Bij het rijden in
de bergen is de motorrem het krachtigst met de
keuzehendel in stand L.
4302107e
N – Neutraalstand
Stand N is de neutraalstand. In deze stand kunt
u de motor starten, maar er is geen versnelling
ingeschakeld. Trek de handrem aan, wanneer de
auto stilstaat en de keuzehendel in stand N
staat.
D – Rijstand
Stand D is de normale rijstand. De versnel-
lingsbak schakelt automatisch op en terug,
afhankelijk van de stand van het gaspedaal en
de snelheid. Zorg dat de auto stilstaat, voordat u
de keuzehendel vanuit stand R in stand D zet.
4 – Lage versnellingsstand
Het op- en terugschakelen tussen de 1ste, 2de,
3de en 4de versnelling gebeurt automatisch.
Er wordt niet opgeschakeld naar de 5de
versnelling.
Stand 4 leent zich voor:
· het rijden in de bergen;
· het rijden met een aanhanger;
· een verhoogde mate van afremmen op de
motor.
P – Parkeerstand
Zet de keuzehendel in de parkeerstand, wanneer
u de motor start of de auto parkeert.
Voor het inschakelen van de P-stand moet
de auto stilstaan!
In stand P wordt de versnellingsbak mechanisch
vergeblokkeerd. Trek na het parkeren altijd de
handrem aan!
R – Achteruitrijstand
Zet de keuzehendel alleen in stand R,
wanneer de auto stilstaat!
Terugschakelblokkering
De versnellingsbak is voorzien van een
ingebouwde blokkering die verhindert dat de
motor te hoge toeren maakt, wanneer u de
keuzehendel in één van de lage versnellings-
standen zet.
Keuzehendelstanden
Automatische versnellingsbak
93
80
4301790e
W - Winter
U schakelt het winterprogramma W in- en uit
met een druk op de bijbehorende knop.
U gebruikt het winterprogramma bij het
optrekken en rijden op gladde wegen. Wanneer
u het winterprogramma hebt ingeschakeld,
wordt de aandrijvingskracht van de wielen
beperkt en wordt er bij een lager motortoeren-
tal dan normaal opgeschakeld.
Bij inschakeling van het programma licht het
lampje W op het instrumentenpaneel op.
N.B. Het W-programma kan niet worden
gekozen als de handmatige standen zijn
ingeschakeld. Het W-programma kan alleen in
stand D worden gekozen.
Keuzehendelblokkering
U kunt de keuzehendel altijd ongehinderd heen
en weer halen tussen de standen N en D. Om
de hendel in één van de overige standen te
kunnen zetten moet u een blokkering opheffen
door op de blokkeerknop op de keuzehendel te
drukken.
Wanneer u de blokkeerknop op de keuzehendel
indrukt, kunt u de hendel overlangs tussen de
standen R en N heen en weer halen en
overdwars tussen de standen D, 4, 3 en L.
Automatische versnellingsbak
4302106d
“Kickdown”
Als u het gaspedaal volledig intrapt (tot
voorbij de normale volgasstand), schakelt de
versnellingsbak automatisch terug naar een
lagere versnelling. Dit is de zogeheten
“kickdown”. Wanneer de maximale snelheid
voor de ingeschakelde versnelling is bereikt of
wanneer u het gaspedaal uit de “kickdown”
loslaat, schakelt de versnellingsbak automatisch
weer op. Gebruik de “kickdown” om zo snel
mogelijk te accelereren zoals bij het inhalen.
De versnellingsbak heeft voor alle versnellingen
een terugschakelblokkering.
94
Geartronic (extra)
P – Parkeerstand
Zet de keuzehendel in de parkeerstand, wanneer
u de motor start of de auto parkeert.
Voor het inschakelen van de P-stand moet
de auto stilstaan! In stand P wordt de versnel-
lingsbak mechanisch vergrendeld. Trek na het
parkeren altijd de handrem aan!
R – Achteruitrijstand
Zet de keuzehendel alleen in stand R,
wanneer de auto stilstaat!
N – Neutraalstand
Stand N is de neutraalstand. In deze stand kunt
u de motor starten, maar er is geen versnelling
ingeschakeld. Trek de handrem aan, wanneer de
auto stilstaat en de keuzehendel in stand N staat.
64
68
72
76
80
64
68
72
76
80
4302939n
D – Rijstand
Stand D is de normale rijstand. De versnellings-
bak schakelt automatisch op en terug, afhankelijk
van de stand van het gaspedaal en de snelheid.
Zorg dat de auto stilstaat, voordat u de keuze-
hendel vanuit stand R in stand D zet.
Handmatige schakelstanden
keuzehendel
Als u vanuit stand D wilt overgaan op de
handmatige standen, moet u de hendel naar links
duwen. Als u vanuit stand MAN wilt overgaan
op stand D, moet u de hendel naar rechts duwen.
De 3de, 4de en 5de versnelling hebben een
slipvrije overbruggingsfunctie (lock-up),
waardoor er beter op de motor kan worden
afgeremd en er minder brandstof wordt verbruikt.
Tijdens het rijden
De handmatige versnellingsstanden kunnen
tijdens de rit te allen tijde worden gekozen. De
gekozen versnelling is vergrendeld totdat er een
andere versnelling wordt gekozen. De versnel-
lingsbak schakelt alleen terug als u vaart mindert
tot een zeer lage snelheid.
Als u de keuzehendel naar de min (-) haalt,
schakelt de versnellingsbak één versnelling
terug en wordt er op de motor afgeremd. Als u
de keuzehendel naar de plus (+) haalt, schakelt
de versnellingsbak één versnelling op.
De 3de versnelling is de hoogste versnelling die
u bij het wegrijden kunt inschakelen.
U kunt de kickdown niet gebruiken, zolang de
keuzehendel in de handmatige schakelstanden
staat. Zet de keuzehendel in dat geval eerst terug
in de automatische stand D.
Geartronic op R-versie (extra)
De R-versie van de V70 met een automatische
versnellingsbak is uitgerust met een S-knop bij
de keuzehendel in plaats van een W-knop.
Met de S-knop schakelt u het sportprogramma
van de versnellingsbak in of uit. Het programma
is actief, wanneer de LED in de knop oplicht.
Het sportprogramma levert een sportiever
rijgedrag op en maakt het mogelijk om hogere
toeren te maken in de 1ste en 2de versnelling.
De motor reageert bovendien sneller op de
commando’s die u met het gaspedaal geeft.
Bij inschakeling van het sportprogramma wordt
tevens de voorkeur gegeven aan de lagere
versnellingen, zodat er met enige vertraging
wordt opgeschakeld.
64
68
72
76
80
64
68
72
76
80
4303307n
95
4301647d
“Kickdown” -
Automatisch schakelen
Als u het gaspedaal volledig intrapt (tot voorbij
de normale volgasstand), schakelt de versnel-
lingsbak automatisch terug naar een lagere
versnelling. Dit is de zogeheten “kickdown”.
Wanneer de maximale snelheid voor de
ingeschakelde versnelling is bereikt of wanneer
u het gaspedaal uit de “kickdown” loslaat,
schakelt de versnellingsbak automatisch weer
op. Gebruik de “kickdown” om zo snel
mogelijk te accelereren zoals bij het inhalen.
De versnellingsbak heeft voor alle versnellingen
een terugschakelblokkering.
N.B. U kunt de kickdown niet gebruiken
zolang de keuzehendel in één van de handmatige
standen staat. Zet de keuzehendel in dat geval
eerst terug in de automatische stand D.
Geartronic
64
68
72
76
80
64
68
72
76
80
4302940n
Keuzehendelblokkering -
Geartronic
U kunt de keuzehendel altijd ongehinderd heen
en weer halen tussen de standen D, N en de
handmatige schakelstand. Om de hendel in
één van de overige standen te kunnen zetten
moet u een blokkering opheffen door op de
blokkeerknop op de keuzehendel te drukken.
Wanneer u de blokkeerknop op de keuzehendel
indrukt, kunt u de hendel overlangs heen en
weer halen tussen de standen P, R , N en D.
W - Winter*
U schakelt het winterprogramma W in- en uit
met een druk op de bijbehorende knop.
U gebruikt het winterprogramma bij het
optrekken en rijden op gladde wegen. Wanneer
u het winterprogramma hebt ingeschakeld, wordt
de aandrijvingskracht van de wielen beperkt en
wordt er bij een lager motortoerental dan
normaal opgeschakeld.
Bij inschakeling van het programma licht het
lampje W op het instrumentenpaneel op.
N.B. Het W-programma kan niet worden
gekozen als de handmatige standen zijn
ingeschakeld. Het W-programma kan alleen in
stand D worden gekozen.
* Niet aanwezig op de R-versie met een S-knop.
96
Vierwielaandrijving, AWD (“All Wheel Drive”), Actief chassis, FOUR-C
Vierwielaandrijving, AWD
(“All Wheel Drive”) (extra)
De vierwielaandrijving van uw Volvo is
permanent ingeschakeld en voldoet aan zeer
strenge technische eisen. Mits op de juiste
manier gebruikt biedt de vierwielaandrijving de
bestuurder betere mogelijkheden om problemen
te voorkomen bij verschillende soorten wegdek
dan conventionele voor- of achterwielaandrijving.
Bij vierwielaandrijving worden alle vier de wielen
van de auto tegelijkertijd aangedreven. De kracht
wordt automatisch verdeeld over de wielen op
de voor- en achteras. Een elektronisch geregeld
koppelingssysteem verdeelt de kracht over het
wielpaar dat de meeste grip op het wegdek heeft.
Dit om altijd voor optimale grip te zorgen en te
voorkomen dat de wielen doorslippen.
Bij normaal rijden wordt er een groter aandeel van
het motorkoppel verdeeld over de voorwielen.
De verbeterde voorwielaandrijving verhoogt de
veiligheid bij regen, sneeuw en ijs.
Bandenmaat en bandenspanning
Volvo adviseert u alleen gebruik te maken van
banden die alle vier van hetzelfde merk zijn,
dezelfde maat en aanduiding hebben en voorzien
zijn van dezelfde index voor het draagvermogen
en de snelheidslimiet. Welke bandenspanning de
juiste zijn, ziet u aan de binnenzijde van de
tankvulklep, zie pagina 109.
Sneeuwkettingen
Op auto's met vierwielaandrijving mag u alleen
sneeuwkettingen aanbrengen op de voorwielen.
Maak uitsluitend gebruik van sneeuwkettingen
die bestemd zijn voor modellen met AWD.
Actief chassis - FOUR-C*
De R-versie is uitgerust met een zeer geavanceerd
actief chassissysteem, het FOUR-C (Continuously
Controlled Chassis Concept), dat elektronisch
gestuurd is. Het systeem werkt op basis van
enkele sensoren die continu de bewegingen en
reacties van de auto in de gaten houden, zoals de
verticale en zijdelingse versnelling, de rijsnelheid
en de wielbewegingen.
De regeleenheid van FOUR-C analyseert
gegevens afkomstig van de sensoren en regelt zo
nodig de schokdemperinstellingen tot 500 keer
per seconde bij. Dit levert een uitermate snelle en
nauwkeurige afregeling van elk van de schok-
dempers op. Dit verklaart de verschillen in de
chassiseigenschappen.
Met de knoppen op het dashboard (zie afbeelding
op pagina 32) kunt u op ieder gewenst moment één
van de drie mogelijke chassisstanden selecteren:
Comfort, Sport of Advanced.
Het systeem biedt u de mogelijkheid om de
chassiseigenschappen van de auto aan te passen,
wanneer u uw rijstijl wijzigt of als er wijzigingen
in het wegdek optreden. Deze aanpassing neemt
slechts enkele milliseconden in beslag. Hoe de
motor op het gaspedaal reageert hangt af van de
* Alleen R-versie
geselecteerde chassiseigenschappen: in de stand
Advanced reageert de motor sneller op het geven
van gas.
Comfort
In de stand Comfort is de vering van het chassis
dusdanig afgestemd, dat de carrosserie niets van
de oneffenheden in het wegdek merkt en de auto
als het ware over de weg zweeft. De schokdem-
ping is soepeler dan normaal, waardoor de
bewegingen van de carrosserie minimaal zijn.
Deze stand wordt aanbevolen tijdens lange ritten
en bij gladheid.
Wanneer u het contact uitschakelt na een rit in de
stand Comfort, zal de volgende keer dat u het
contact inschakelt dezelfde stand worden
aangehouden.
Sport
In de stand Sport reageert de auto sneller op de
stuurbewegingen dan in de stand Comfort. De
vering is stugger en de carrosserie volgt het
wegdek om bij het snelle bochtenwerk de mate
van overhellen te beperken.
Wanneer u het contact uitschakelt na een rit in de
stand Sport, zal de volgende keer dat u het contact
inschakelt dezelfde stand worden aangehouden.
Advanced
In de stand Advanced zijn de bewegingen van
de schokdempers minimaal en geoptimaliseerd
voor maximale grip en minimale overhelling in
bochten. U wordt geadviseerd deze stand alleen
te activeren op zeer rechte en vlakke wegen. De
auto reageert sneller op het bijgeven van gas en
de automatische versnellingsbak hanteert een
sportier schakelpatroon. Wanneer u het contact
uitschakelt na een rit in de stand Advanced, zal
de volgende keer dat u het contact inschakelt de
stand Sport worden aangehouden.
Belangrijk!
Het is alleen toegestaan om sneeuwkettingen te
gebruiken die door Volvo zijn goedgekeurd.
Gebruik van andere sneeuwkettingen kan
schade aan de auto veroorzaken. Rijd nooit
sneller dan 50 km/h met sneeuwkettingen!
Maak nooit gebruik van sneeuwkettingen met
zogeheten snelsluitingen, omdat de ruimte tussen
de schijfremmen en de wielen te gering is.
97
Slepen, algemene informatie
A
B
C
8600422M
* (bepaalde modellen) Om het sleepoog in de
achterbumper te bevestigen moet u eerst de
kunststof schroef uit de console voor het
achterste sleepoog verwijderen. Gebruik de
wielsleutel om de kunststof schroef los te
draaien. Draai de kunststof schroef na gebruik
van het sleepoog weer vast.
Sleepoog*
Het sleepoog vindt u in de gereedschapstas in de
bagageruimte. Schroef het sleepoog op zijn plaats
vóór het slepen. De aansluitingen en afdekkingen
voor het sleepoog bevinden zich aan de rechter-
zijde van de voor- en achterbumpers.
Ga als volgt te werk om een afdekking te
verwijderen:
A. Wrik de onderkant van de afdekking los met
een muntstuk.
B. Schroef het sleepoog tot aan de flens vast
(C). Maak bij voorkeur gebruik van de
wielsleutel.
Draai het sleepoog na gebruik los en plaats de
afdekking terug.
Slepen
N.B. Het sleepoog mag alleen worden gebruikt
voor het slepen van een auto over de weg en
niet om een auto te bergen wanneer deze
bijvoorbeeld in een sloot is gereden. Voor
bergingswerkzaamheden dient professionele
hulp te worden ingeroepen.
Als de auto gesleept moet worden
·
Hef het stuurslot op, zodat u de auto kunt
besturen.
· Let erop dat u maximaal toegestane
snelheid aanhoudt.
· Let erop dat de rem- en stuurbekrachtiging
niet werken, als u de motor hebt afgezet! U
moet ongeveer vijfmaal zo hard op het
rempedaal trappen en de auto stuurt
aanzienlijk zwaarder.
· Rijd rustig. Houd de sleepkabel gespannen
om schokkende bewegingen te voorkomen.
Modellen met een automatische versnel-
lingsbak
· Zorg dat de keuzehendel in stand N staat.
· De snelheidslimiet voor het wegslepen van
Sleepoog, achterSleepoog, vóór
een auto met automatische versnellingsbak is
80 km/h. U mag de auto over een afstand
van maximaal 80 km verslepen.
· Auto’s met een automatische versnellings-
bak mogen alleen vooruit worden wegges-
leept.
· U kunt de motor niet op gang trekken. Voor
“Starten met hulpaccu”, zie de volgende
pagina.
Motor sleepstarten
Als u een auto met een handgeschakelde
versnellingsbak probeert aan te slepen, kan de
katalysator beschadigd raken. Auto’s met
automatische versnellingsbak kunnen niet
worden gestart door de auto te slepen. Als de
accu leeg is moet u een hulpaccu gebruiken.
98
Starten met hulpaccu
Start de auto als volgt met een hulpaccu
Als de accu om wat voor reden dan ook ontladen is, kunt u stroom
“lenen” van een losse reserveaccu of van een accu in een andere auto om
op die manier de motor te starten. Controleer altijd of de accuklemmen
goed vastzitten en of er geen vonken ontstaan tijdens de startpogingen.
Om explosiegevaar te voorkomen adviseren wij u de volgende aanwij-
zingen nauwkeurig op te volgen:
· Draai de contactsleutel in stand 0.
· Zorg dat de hulpaccu een spanning van 12 volt levert.
· Als de hulpaccu zich in een andere auto bevindt, moet u de motor van
deze auto afzetten en zorgen dat de twee auto’s elkaar niet kunnen
raken.
· Sluit de rode kabel aan tussen de pluspool van de hulpaccu (1+) en de
rode aansluiting in de motorruimte van uw auto (2+).
Bevestig de klem aan het contactpunt dat onder een klein zwart luikje
met een plusteken erop zit. Het luikje vormt één geheel met het deksel
van het zekeringenkastje.
Sleepoog – dieselmotor
(onder de motorkap
rechts in de
motorruimte)
· Sluit de ene klem van de zwarte kabel aan op de minpool (3-) van de
hulpaccu.
· Bevestig de andere klem van de zwarte kabel aan de sleepogen van
uw auto, 4- in de afbeelding.
· Start de motor van de “hulpauto”. Laat de motor enkele minuten
draaien op een toerental dat iets hoger ligt dan normaal, 1500 omw/
min.
· Start de motor van de auto met de uitgeputte accu.
· N.B. Beweeg de klemmen niet tijdens de startpoging (kans op
vonkvorming).
· Verwijder de kabels in omgekeerde volgorde.
3100088m
WAARSCHUWING!
Let erop dat accu’s, en dan met name de
hulpaccu, het zeer explosieve knalgas
bevatten. Eén enkele vonk, veroorzaakt
door een onjuiste aansluiting van de
startkabels, volstaat om een accu te laten
ontploffen en zo schade aan de auto en
verwondingen te veroorzaken. Een accu
bevat ook zwavelzuur, wat ernstige
verwondingen door etsing kan veroorza-
ken. Als u accuzuur in uw ogen krijgt, of
op uw huid of kleren morst, moet u
onmiddellijk met grote hoeveelheden water
spoelen. Neem onmiddellijk contact op met
een arts, als u accuzuur in uw ogen krijgt.
99
Rijden met een aanhanger
·
De trekhaak van de auto moet van een goedgekeurd type zijn. Uw
Volvo-dealer kan u informeren over de mogelijke trekhaken.
· Verdeel de lading in de aanhanger dusdanig, dat het gewicht op de
trekhaak bij aanhangers tot 1200 kg ongeveer 50 kg en bij aanhangers
zwaarder dan 1200 kg ongeveer 75 kg bedraagt.
· Verhoog de bandenspanning tot de druk die geldt voor maximale
belasting. Raadpleeg de bandenspanningstabel!
· Maak de trekhaak regelmatig schoon en vet de kogel* en alle
bewegende delen in om onnodige slijtage te voorkomen.
· Rijd niet met een zware aanhanger, wanneer de auto nog helemaal
nieuw is! Wacht hiermee totdat de auto ten minste 1000 kilometer
heeft gereden.
· Bij het afdalen op lange en steile hellingen worden de remmen veel
zwaarder belast dan normaal. Schakel dan terug naar een lagere
versnelling en pas uw snelheid aan.
· Wanneer de auto bij warm weer zwaar belast wordt, kunnen de motor
en de versnellingsbak oververhit raken. Bij oververhitting slaat de
temperatuurmeter in het instrumentenpaneel tot in het rode gebied uit.
Breng de auto dan tot stilstand en laat de motor enkele minuten
afkoelen.
· Bij oververhitting schakelt de airconditioning zichzelf automatisch
tijdelijk uit.
· Bij oververhitting schakelt de versnellingsbak een ingebouwde
beschermingsfunctie in. Zie het displaybericht!
· Bij het gebruik van een aanhanger wordt de motor zwaarder dan
normaal belast.
· Rijd om veiligheidsredenen niet sneller dan 80 km/h, ook al staat de
wetgeving in bepaalde landen een hogere snelheid toe.
· Het maximaal toelaatbare gewicht voor een ongeremde aanhanger
bedraagt 750 kg.
· Zet de keuzehendel bij het parkeren met een aanhanger altijd in stand P
(automatische versnellingsbak) of schakel een versnelling in (handge-
schakelde versnellingsbak). Als u parkeert op steile hellingen, plaats
dan altijd blokken onder de wielen.
· Gebruik bij voorkeur geen aanhangers die zwaarder zijn dan 1200 kg
bij hellingspercentages van meer dan 12%. Bij hellingspercentages van
meer dan 15% ontraden wij het gebruik van een aanhanger.
Rijden met een aanhanger, automatische
versnellingsbak
·
Trek bij het parkeren op hellingen eerst de handrem aan, voordat u de
keuzehendel in stand P zet. Zet bij het wegrijden op een helling eerst
de keuzehendel in de rijstand en haal de auto vervolgens van de
handrem.
· Kies op steile hellingen of in langzaam rijdend verkeer de juiste
lageversnellingsstand. Zo voorkomt u dat de automatische versnel-
lingsbak opschakelt. De versnellingsbakolie wordt dan minder warm.
· Als uw auto is uitgerust met een Geartronic-versnellingsbak, moet u
geen hogere handmatige versnelling inschakelen dan de motor
"aankan". Rijden in hoge versnellingen is niet altijd zuinig.
N.B. Sommige modellen moeten worden uitgerust met een oliekoeler om
met aanhangers te rijden. Informeer daarom bij de dichtstbijzijnde Volvo-
dealer of er een oliekoeler nodig is, als u een trekhaak achteraf monteert.
Rijden met een aanhanger
* Geldt niet voor een kogel met trillingsdemper.
100
N.B. De onderstaande maximaal toelaatbare aanhangergewichten
zijn door Volvo Car Corporation bepaald. Let erop dat er op grond
van de wetgeving voor motorvoertuigen in uw land
verdere beperkingen van de maximale aanhangergewichten en
snelheden kunnen gelden.
Het is mogelijk dat de trekhaak gespecificeerd is voor hogere
gewichten dan het aanhangergewicht van de auto.
Maximaal toelaatbaar Aanbevolen kogeldruk
aanhangergewicht
voor geremde aanhangers
0-1200 kg ............................................. 50 kg
1201-1600 kg ....................................... 75 kg
1601-1800 kg ....................................... 50 kg
WAARSCHUWING!
Als u de vermelde aanbevelingen niet opvolgt, kan de combinatie
van auto plus aanhanger onbestuurbaar worden bij uitwijk- en
remmanoeuvres, met alle risico’s van dien voor uzelf en de overige
weggebruikers.
0300202M
Niveauregeling
Als uw auto is uitgerust met automatische niveauregeling, neemt de
achtertrein tijdens het rijden altijd de juiste rijhoogte aan ongeacht de
belading. Wanneer de auto stilstaat, zakt de achtertrein omlaag. Dit is
volkomen normaal.
Rijden met een aanhanger
101
Rijden met een aanhanger
Vaste trekhaak (A)
Let erop dat u de veiligheidskabel altijd aan de
daarvoor bestemde bevestiging vastmaakt, zie
afbeelding!
Afneembare trekhaak (B)
Volg altijd nauwkeurig de montagerichtlijnen
van de fabrikant op.
Let erop dat u de veiligheidskabel altijd aan de
daarvoor bestemde bevestiging vastmaakt, zie
afbeelding!
Let er tevens op dat u de koppelpen
regelmatig schoonmaakt en invet. Maak
daarvoor gebruik van de aanbevolen vetsoort
met het art.nr. 8624203.
N.B. Uw auto kan een trekhaak hebben met een
13-polig elektrisch contact dat u moet aansluiten
op een aanhanger met een 7-polig elektrisch
contact. Als dit het geval is, gebruik dan uit-
sluitend een originele adapterkabel van Volvo.
Zorg dat de kabel niet over de grond sleept.
WAARSCHUWING!
Als de auto is uitgerust met de afneembare
trekhaak van Volvo: Zorg dat de trekhaak
is vergrendeld, voordat u gaat rijden.
· De rode indicatorpen (zie de pijl in de
linker afbeelding) mag niet
zichtbaar zijn!
· Zorg dat u de trekhaak met de sleutel
hebt vergrendeld
Zie de beschrijving op pagina 103.
B
A
8901313d
3701780d
102
Trekhaak
Afstand A in de bovenstaande
afbeelding:
V70/V70 AWD - 1084 mm
V70 XC - 1122 mm
Maximale kogeldruk 75 kg
Bevestigingspunten onder
de auto
8902085m
A
8902084m
103
Steek de sleutel in het slot en draai de sleutel
rechtsom in de ontgrendelde stand.
Verwijder de beschermkap.
Afneembare trekhaak, kogelsegment monteren
Neem het kogelsegment en draai de handgreep
rechtsom in de vergrendelde stand.
Duw het kogelsegment zover op de koppelings-
pen dat het blokkeert.
Controleer of de indicatorpen (B)
ingeschoven is.
Draai de sleutel linksom in de vergrendelde
stand. Neem de sleutel uit het slot.
1
8902079M
OPEN
2
8902078M
LOCKED
6
8902076M
RED PIN (B)
NOT VISIBLE!
5
8902076M
PUSH TO
LOCK
4
8902075M
B
OPEN
3
8902074M
104
Afneembare trekhaak, kogelsegment demonteren
Steek de sleutel in het slot en draai de sleutel
rechtsom in de ontgrendelde stand.
Draai de handgreep linksom in
de vergrendelde stand.
Trek het kogelsegment van de koppelpen.
OPEN
1
8902078M
OPEN
2
8902074M
3
8902081M
Draai de sleutel linksom in de vergrendelde
stand. Neem de sleutel uit het slot.
Schuif de beschermkap over de koppelpen zoals
aangegeven in de afbeelding.
LOCKED
4
8902077M
5
8902080M
105
Dekkap van de lastdrager
Gebruik bij voorkeur de nok aan het uiteinde
van de momentsleutel (zie afbeelding) of de
contactsleutel om de kap vast te draaien. Een
kwartslag draaien.
8901671d
Lading op het dak, dakrelingen (rails) en lastdragers
Lastdrager monteren
Zorg dat de lastdrager goed om de beide
dakrelingen heen vastklemt. Schroef de
lastdrager vervolgens vast. Maak gebruik van
de bijgeleverde momentsleutel om de schroeven
tot aan het merkje op de sleutel vast te draaien
(overeenkomend met een moment van
6 Nm). Zie de afbeelding!
Positie van de lastdrager
Zorg dat u de lastdragers in de juiste positie op
de dakrelingen (rails) aanbrengt. U kunt de
lastdragers in iedere gewenste stand over de
volle lengte van de dakrelingen aanbrengen.
Wanneer u geen lading op het dak vervoert,
moet u de voorste lasdrager ca. 50 mm voor de
middelste dakbevestiging aanbrengen en de
achterste lastdrager ca. 35 mm voor de achterste
dakbevestiging (zie bovenstaande afbeelding)
om de rijwindgeluiden te beperken.
8901878m
8901672m
106
Lastdragers - Lading op het dak
Lastdragers
1. Zorg dat u de lastdrager in de juiste positie
aanbrengt (zie de aanduiding op de sticker
onder de dekkap).
2. Zorg dat de paspennen in de geleidegaten
(1) vallen.
3. Laat de tegenoverliggende bevestiging
voorzichtig op het dak neer.
4. Draai de draaiknop een stukje losser.
Duw de knop in de richting van de dakbe-
vestiging en zorg dat de haak in de dakbe-
vestiging onder de dekstrip vasthaakt.
5. Draai de lastdrager vast.
6. Zorg dat de paspennen van de overige
bevestigingen eveneens goed in de geleide-
gaten vallen.
7. Draai de lastdrager vast.
8. Controleer of de haak goed vastgrijpt in de
dakbevestiging.
9. Draai de draaiknoppen beurtelings enkele
slagen rechtsom, totdat ze allemaal stevig
vastzitten.
10. Klap de dekkap omlaag.
11. Controleer regelmatig of de draaiknop-
pen nog stevig vastzitten.
Waar u op moet letten bij het
gebruik van lastdragers:
·
Om schade aan de auto te voorkomen en op
een veilige manier lading op het dak te
kunnen vervoeren, adviseren wij u alleen
gebruik te maken van de lastdragers die
Volvo speciaal voor uw auto ontwikkeld
heeft.
· Controleer regelmatig of de lastdragers
en de lading goed vastzitten. Zet de lading
stevig vast met sjorbanden!
· De maximale dakbelasting bedraagt
100 kg (incl. lastdragers).
· Verdeel het gewicht van de lading gelijkma-
tig over de lastdragers. Leg de lading niet
diagonaal op de lastdragers. Zorg dat u de
zwaarste voorwerpen onderop legt.
1
1
8902060
m
Bevestigingspunten van de lastdrager
· Let erop dat het zwaartepunt van de auto
verschuift en dat de rijeigenschappen zich
wijzigen bij het vervoer van lading op het
dak.
· Houd er rekening mee dat de auto meer
wind vangt en daardoor meer brandstof
verbruikt, naarmate de omvang van de
lading toeneemt.
· Rijd rustig. Trek bij voorkeur niet te snel
op, rem niet te hard en maak niet te scherpe
bochten.
107
Algemene informatie over wielen en banden 108
Bandenspanning 109
Slijtage, Reservewiel 110
Wielen verwisselen 111
Wielen en banden
108
Algemene informatie
Algemene informatie over wielen en banden
Op alle autobanden staat een bepaalde aanduiding. Een voorbeeld van een
dergelijke aanduiding is 215/55R16 93W.
Deze aanduiding die door alle bandenfabrikanten wordt toegepast houdt
het volgende in:
215 de breedte van de band (mm).
55 de verhouding tussen de hoogte en breedte van de band in
procenten.
R staat voor radiaalband.
16 velgdiameter van de band in inch (")
93 de index van het draagvermogen van de band, in dit geval 650 kg.
W de index van de snelheidslimiet van de band die aangeeft dat de
band bestemd is voor snelheden tot en met 270 km/h.
Uw auto is voorzien van een typegoedkeuring voor de uitvoering waarin
deze werd aangeleverd. Dit betekent dat u niet mag afwijken van de afmetingen
en prestaties die staan aangegeven op de registratiepapieren van de auto.
De enige uitzondering daarop vormt het gebruik van winterbanden en
banden met "spikes", voor zover deze met de snelheidsindex op het
registratiebewijs staan vermeld. Bij gebruik van dergelijke banden mag u niet
sneller rijden dan de maximumsnelheid die voor het gebruikte bandentype
geldt. De meest voorkomende snelheidsklassen staan in de onderstaande tabel.
Let erop dat de aangegeven snelheid de maximumsnelheid is.
Q 160 km/h, veelal toegepast voor banden met "spikes"
T 190 km/h
H 210 km/h
V 240 km/h
W 270 km/h
Let op het volgende bij het verwisselen van banden: Zorg dat alle vier de
banden van hetzelfde type zijn, dezelfde afmeting en aanduiding hebben en
bij voorkeur ook van hetzelfde merk zijn. Anders kunnen de rijeigenschappen
van de auto veranderen. Informeer bij uw dealer naar de bandenmaten die
verkrijgbaar zijn voor uw auto. Let erop dat de gestelheid van het wegdek
bepalend is voor uw maximumsnelheid en niet de snelheidsindex van de
banden.
Winterbanden
Voor alle auto’s zonder turbomotor adviseren wij winterbanden met de
maten 195/65 R15. Voor modellen met een turbomotor adviseren wij
winterbanden met de maten 205/55 R16 (voor de XC70 gelden de maten
215/65 R16 en 225/45 R17 voor de V70R).
Gebruik altijd winterbanden op alle vier wielen!
N.B. Neem contact op met uw Volvo-dealer voor advies over de beste
velgen en banden voor uw auto!
Spijkerbanden
Bespijkerde winterbanden moeten gedurende 500-1000 km rustig worden
ingereden, zodat de spijkers juist in de band komen te zitten. Zo gaan de
banden en vooral de "spikes" langer mee en maakt de auto minder lawaai.
Zorg dat de spijkerbanden altijd dezelfde draairichting hebben. Als u de
wielen van plaats verwisselt, moet u zorgen dat u ze aan dezelfde zijde van
de auto aanbrengt.
Houd rekening met het volgende: De wetgeving met betrekking tot het
gebruik van spijkerbanden kan van land tot land verschillen.
Sneeuwkettingen
Het gebruik van sneeuwkettingen is alleen toegestaan op de voorwielen.
Door de beperkte ruimte in de wielkast raden wij u aan geen conventionele
sneeuwkettingen te gebruiken. (Op banden met de maat 195/65R15 kunt u
normale sneeuwkettingen gebruiken.) Volvo heeft goedgekeurde sneeuw-
kettingen voor aanbevolen combinaties van standaardbanden/wielvelgen.
Neem contact op met uw Volvo-dealer.
Nieuwe banden
Let erop dat banden een beperkte houdbaarheidsdatum
hebben. Na enkele jaren worden banden steeds harder
en ook de grip op het wegdek neemt stukje bij beetje
af. Gebruik daarom zo mogelijk nieuwe banden bij het
verwisselen.
Dit geldt in het bijzonder voor winterbanden.
Het jaar en de week van productie worden aangeduid
met 4 cijfers (zo betekent 1502 dat de band de 15de
week van het jaar 2002 werd gemaakt).
7700444
109
Bandenspanning
Bandenspanningstabel
Op de bandenspanningsticker aan de binnenzijde van de tankvulklep
staan de juiste spanningen voor uw auto aangegeven.
Sneeuwketting vierwielaandrijving, AWD
Sneeuwkettingen mogen alleen worden gebruikt op de voorwielen van
auto's met vierwielaandrijving (AWD). Gebruik alleen sneeuwkettingen
die speciaal bestemd zijn voor AWD-modellen.
N.B. Rijd met sneeuwkettingen nooit sneller dan 50 km/h! Rijd met
sneeuwkettingen niet onnodig op schone wegen; hierdoor slijten zowel de
banden als de sneeuwkettingen.
Rijeigenschappen en banden
De banden zijn van grote betekenis voor de rijeigenschappen van de auto.
Zowel het type, de maat als de bandenspanning zijn van grote invloed op
het rijgedrag van de auto. Wanneer u de banden verwisselt, moet u erop
letten dat de nieuwe banden op alle vier de wielen van hetzelfde type als de
oude zijn, dezelfde afmetingen hebben en van hetzelfde merk zijn. Volg
tevens de aanbevelingen voor de bandenspanning op.
De bandenspanning is belangrijk!
Controleer de bandenspanning regelmatig. De juiste spanning staat in de
nevenstaande tabel en op de sticker aan de binnenkant van de tankvulklep.
Als u met de verkeerde bandenspanning rijdt, is het rijgedrag van de
auto opvallend veel slechter en slijten de banden sterker dan normaal.
Let erop dat de waarden in de tabel gelden voor koude banden (buitentem-
peratuur). Al na enkele kilometers rijden worden de banden warm en loopt de
spanning op. Omdat dit een volkomen normaal verschijnsel is, moet u dan
ook geen lucht laten ontsnappen wanneer u de spanning van warme banden
controleert. U moet de spanning echter wel verhogen als deze te laag is.
Let erop dat de bandenspanning ook kan variëren al naar gelang de
omgevingstemperatuur. Controleer daarom de spanning in de buitenlucht,
als de banden koud zijn.
7700242d
WAARSCHUWING!
De enige goedgekeurde “speciale wielvelgen” zijn velgen
die door Volvo zijn gecontroleerd en een origineel Volvo-
onderdeelnummer hebben.
110
7700312m
Wielen en banden
Opslag
Bewaar de wielen liggend of hangend. Laat ze nooit rechtop staan.
Compact reservewiel: “Temporary Spare”
Het compacte reservewiel (“Temporary Spare”) mag alleen worden
gebruikt gedurende de korte tijd die nodig is om het normale wiel te
repareren of te vervangen.
Volgens de wet mag het reservewiel/band alleen tijdelijk worden
gebruikt als een band beschadigd is. Een wiel van dit type moet
daarom zo snel mogelijk door een normaal wiel worden vervangen.
Let er tevens op dat het compacte reservewiel in combinatie met normale
wielen/banden andere rijeigenschappen kan veroorzaken.
De maximum snelheid met een “Temporary Spare” is dan ook 80 km/h.
N.B. Gebruik alleen het echte reservewiel dat bij de auto hoort! Banden
met andere maten kunnen uw auto beschadigen. Gebruik niet meer dan
één reservewiel per keer.
BELANGRIJK!
Monteer de banden met het diepste profiel altijd op de achteras,
ongeacht de vraag of de auto voorzien is van voorwiel- of
achterwielaandrijving.
Neem ter controle contact op met de dichtstbijzijnde Volvo-dealer
als er onzekerheid bestaat.
Wielen met slijtage-indicatoren
De slijtage-indicatoren bestaan uit smalle
ophogingen die dwars op het profiel staan en een
profieldiepte hebben die ca. 1,6 mm kleiner is dan
de rest van het bandloopvlak (de letters TWI op
de zijkant van de band geven aan dat de band is
uitgerust met slijtage-indicatoren). Wanneer een
band dusdanig versleten is dat de profieldiepte
nog slechts 1,6 mm bedraagt, zijn de indicatoren
duidelijk zichtbaar en moet u de band zo spoedig mogelijk vervangen.
Let erop dat een band met een profieldiepte van 3-4 mm al beduidend
minder grip op het wegdek heeft bij sneeuw of regen en het water minder
snel kan afvoeren.
Banden verwisselen (zomer/winter)
Wanneer u de zomerbanden vervangt door winterbanden of andersom,
moet u op de band noteren waar de band zat: bijv. L voor links en R voor
rechts enz.
N.B. Zorg dat de banden altijd dezelfde draairichting hebben.
Bij banden met een speciaal profiel dat alleen goed werkt wanneer de
banden in een bepaalde richting draaien, staat deze richting aangegeven
met een pijl op de zijkant van de band.
Als u de wielen verkeerd aanbrengt, nemen de remeigenschappen van de
auto af en kunnen de banden sneeuw en drab minder goed afvoeren.
111
Wielbouten verwijderen
· Auto’s met stalen velgen hebben verwijderbare wieldoppen.Wrik de
wieldop los met een dikke schroevendraaier of iets dergelijks. Als u
geen schroevendraaier bij de hand hebt, kunt u u de wieldop ook met
een stevige ruk handmatig lostrekken. Draag bij voorkeur
werkhandschoenen.Wanneer u de wieldoppen terugplaatst, moet u
erop letten dat de opening in de wieldop recht tegenover het ventiel
komt te zitten.
· Draai de wielbouten 1/2-1 slag los met de dopsleutel. U draait de
bouten linksom los.
Er zijn twee krikpunten aan elke zijde van de auto. De krikpunten zijn
op de drempelpanelen gemarkeerd.
Het reservewiel ligt onder de kunststof bagagebak in de bagage-
ruimte.
Denk eraan de gevarendriehoek op te zetten.
· Trek de handrem aan en schakel de 1ste versnelling in - stand P voor
auto’s met automatische versnellingsbak. Plaats blokken voor en
achter de wielen die op de grond blijven staan.
· Auto’s met aluminium velgen met afdekking: Verwijder de afdekking
met de dopsleutel.
7700333m
7700318
m
Dopsleutel insteken en omdraaien Wieldop recht naar
buiten trekken (stalen velgen)
Wielen verwisselen
112
7700245d
7700316m
7700244d
Krik bestemd voor auto’s met
vierwielaandrijving (AWD en XC)
De krik dient als volgt te worden aangebracht
· Houd de krik tegen de pen in het krikpunt
zoals afgebeeld en draai de voet van de krik
naar beneden zodat de krik plat tegen de
grond aankomt.
· Controleer nogmaals of de krik juist is
aangebracht aan de hand van de
afbeelding en dat de voet van de krik
zich recht onder het krikpunt bevindt.
· Breng de auto zover omhoog dat het wiel
van de grond komt.
· Verwijder de wielbouten en het wiel.
N.B. Zie pagina 110 voor meer informatie over
het reservewiel.
Monteren
·
Reinig de contactvlakken op het wiel en de
naaf.
· Breng het wiel aan en draai de wielbouten vast.
· Breng de auto zover omlaag dat de wielen
niet meer kunnen draaien. Draai de bouten
kruiselings en geleidelijk aan. Aanhaalmo-
menten: 140 Nm (14,0 kpm). Het is belan-
grijk dat de bouten met het juiste aanhaal-
moment worden aangedraaid. Het aanhaal-
moment moet met een momentsleutel worden
gecontroleerd.
· Breng de wieldop aan.
· Schroef de krik weer volledig in elkaar,
voordat u deze in de bagageruimte teruglegt.
· Zorg dat de krik en de gereedschapstas stevig
vastzitten en niet kunnen gaan rammelen.
WAARSCHUWING!
·
Kruip nooit onder de auto als deze
op de krik staat!
· De auto en de krik moeten op een
stevige, horizontale ondergrond
staan.
· De originele krik dient alleen te
worden gebruikt voor het wisselen
van het wiel. Overige werkzaamheden
dienen te worden uitgevoerd met
werkplaatskrikken en assteunen onder
het deel van de auto dat omhoog
wordt gebracht.
· Trek de handrem aan en schakel de
eerste versnelling of achteruitversnel-
ling in stand P voor auto’s met
automatische versnellingsbak.
· Plaats blokken voor en achter de
wielen die op de grond blijven staan.
Gebruik grote houten blokken of
stenen.
· Zorg dat u schroef van de krik altijd
goed ingevet houdt.
Wielen verwisselen
113
Zekeringen 114
Gloeilampen vervangen 118
Zekeringen, gloeilampen vervangen
114
3701918m
A
B
C
Zekeringen
Als dezelfde zekering herhaaldelijk doorbrandt,
dan is er een storing in het betreffende compo-
nent en dient u contact op te nemen met uw
Volvo-werkplaats.
Als één van de elektrische componenten of
functies niet werkt, dan kan dit te wijten zijn
aan het feit dat de bijbehorende zekering
overbelast werd en daardoor gesmolten is. Zoek
in de zekeringentabel op waar de zekering zit.
Trek de zekering naar buiten en bekijk deze van
opzij om te kijken of het gebogen draadje soms
doorgebrand is. Breng in dat geval een nieuwe
zekering aan met dezelfde kleur en hetzelfde
amperage. In het zekeringenkastje van de
motorruimte zitten enkele reservezekeringen. U
vindt er ook een zekeringtrekker waarmee u de
zekeringen gemakkelijker kunt verwijderen en
aanbrengen.
De zekeringen
Om te voorkomen dat de elektrische systemen
van uw auto beschadigd raken door kortsluiting
of overbelasting, zijn alle verschillende
elektrische functies en componenten door een
aantal zekeringen beschermd.
De zekeringen zitten op verschillende plaatsen
in de auto:
A - Relais- en zekeringenkastje in de
motorruimte.
B - Zekeringenkastje in de passagiersruimte.
C - Relais- en zekeringenkastje in de
bagageruimte.
115
3702167
m
8
7
6
5
4
3
2
1
16
15
14
13
12
11
10
9
24
23
22
21
20
19
18
17
XXXXXX
A
Relais- en zekeringenkastje in de
motorruimte
Het zekeringenkastje in de motorruimte biedt
plaats aan 24 zekeringen. Let erop dat u een
doorgebrande zekering altijd vervangt door een
nieuwe zekering met dezelfde kleur en hetzelfde
amperage.
13. Voorruitwisser .................................................................................. 25
14. ABS/STC/DSTC .............................................................................. 30
15. Gastankklep ("Bi-Fuel") ................................................................... 15
16. Ruitensproeiers (voorruit), Koplampwissers ................................... 15
17. Dimlicht (rechts) ............................................................................... 10
18. Dimlicht (links) ................................................................................. 10
19. ABS/STC/DSTC .............................................................................. 30
20. Groot licht (links) ............................................................................. 15
21. Groot licht (rechts) ............................................................................ 15
22. Startmotor ......................................................................................... 40
23. Motorregeleenheid .............................................................................. 5
24. ..............................................................................................................
Zekeringen in motorruimte
Nr Ampère
1. Standverwarming (extra) .................................................................. 25
2. Verstralers (extra) ............................................................................. 20
3. ............................................................................................................. -
4. Lambdasondes, Motorregeleenheid (diesel),
Hogedrukklep (diesel) ...................................................................... 20
5. Carterventilatieverwarming, Magneetkleppen,
Brandstofverdeler (Bi-Fuel) ............................................................. 10
6. Luchtmassameter, Motorregeleenheid, Injectoren ............................ 15
Luchtmassameter (diesel) ................................................................... 5
7. Gasklepmodule ................................................................................. 10
8. AC-compressor, Gaspedaalsensor, Ventilator elektronicabox ......... 10
9. Claxon ............................................................................................... 15
10. Achterruitsproeier ............................................................................. 10
11. AC-compressor, Bobines, Magneetkleppen (diesel) ....................... 20
12. Remlichtschakelaar ............................................................................. 5
A. Duw de kunststof borgnokken aan de achterzijde van het kastje
in en trek het deksel omhoog.
Doorgebrande
zekering
Intacte zekering
Zekeringtrekker
Zekeringen in de motorruimte
116
22
24
23
21
29
27
28
26
25
9
8
7
19
18
17
16
4
5
6
3
2
13
14
15
12
11
38
36
37
33
34
35
31
32
20
1
10
30
3701482D
Zekeringen in de passagiersruimte
Zekeringenkastje in passagiersruimte
De zekeringen bevinden zich achter het luikje aan de korte kant van het
dashboard. Zorg dat u een doorgebrande zekering altijd vervangt door een
nieuwe zekering met dezelfde kleur en amperage.
Nr Ampère
1. Koplampen (dimlicht), Bi-Xenon (extra) ....................................... 15
2. Koplampen (groot licht) ................................................................. 20
3. Elektrisch bediende stoel (bestuurder) ............................................ 30
4. Elektrisch bediende stoel (passagier) .............................................. 30
5. Snelheidsafhankelijke stuurbekrachtiging, vacuümpomp .............. 15
6. Gastankklep (Bi-Fuel) ...................................................................... 5
7. Elektrisch verwarmde stoel (linksvoor) .......................................... 15
8. Elektrisch verwarmde stoel (rechtsvoor) ........................................ 15
9. ABS/STC/DSTC .............................................................................. 5
10. ............................................................................................................
11. ............................................................................................................
12. Koplamphoogteverstelling, Koplampwissers ................................ 15
13. Elektrische aansluiting 12 V ........................................................... 15
14. Elektrisch verstelbare stoel (passagier),
Gordelvergrendeling (vooraan) ....................................................... 5
15. Audiosysteem, RTI (extra) ............................................................... 5
16. Audiosysteem ................................................................................ 20
17. Versterker, Audiosysteem .............................................................. 30
18. Mistlampen (vóór) ......................................................................... 15
19. RTI-display (extra) ......................................................................... 15
20. ............................................................................................................
21. Uitgebreide D2-voeding: Automatische versnellingsbak,
Schakelblokkering .......................................................................... 10
22. Richtingaanwijzers ......................................................................... 20
23. Lichtschakelaarmodule, Schakelaarmodule klimaatregeling,
Diagnose-aansluiting, Stuurhendelmodule ...................................... 5
24. Uitgebreide D1-voeding: Klimaatregeling,
Elektrisch verstelbare stoel (bestuurder),
Instrumentenpaneel, Standverwarming (extra) .............................. 10
25. Contactslot (30-voeding), Centrale elektronische module,
Relais startmotor, Motorregeleenheid ............................................ 10
26. Ventilator klimaatregeling .............................................................. 30
27. Actief chassis, FOUR-C ............................................................... 15
28. Elektronische module (plafond), Interieurverlichting
(plafond) ......................................................................................... 10
29. Telefoon (extra) .............................................................................. 10
30. Breedtelichten/parkeerlichten (linksvoor en -achter) .................... 7,5
31. Breedtelichten/parkeerlichten (rechtsvoor en -achter),
Kentekenplaatverlichting ............................................................... 7,5
32. Centrale elektronische module, Verlichting make-up-spiegel,
Stuurbekrachtiging, Algemene verlichting,
Verlichting handschoenenkastje ..................................................... 10
33. Brandstofpomp .............................................................................. 15
34. Schuifdak ....................................................................................... 15
35. Centrale vergrendeling, Ontdooier, Verlichting buitenspiegel,
Elektrisch bediend raam (linksvoor) .............................................. 25
36. Centrale vergrendeling, Ontdooier, Verlichting buitenspiegel,
Elektrisch bediend raam (rechtsvoor) ............................................ 25
37. Elektrisch bediende ramen (achter), Kinderslot ............................. 30
38. Sirene, alarmsysteem ........................................................................ 5
117
3701925m
1
2
12
11
10
9
8
7
6
5
4
3
13
14
15
18
17
16
Overige zekeringen in de bagageruimte
Zekeringtrekker
Overige zekeringen in de bagageruimte
Nr Ampère
1. Achterste elektronische module (REM),
Verlichting (bagageruimte) ............................................................. 10
2. Mistachterlicht ................................................................................ 10
3. Remlichten ...................................................................................... 15
4. Achteruitrijlichten ........................................................................... 10
5. Elektrische achterruitverwarming, Relais 15I-voeding (achter) ....... 5
6. Ontgrendeling achterklep ................................................................ 10
7. Elektrische aansluiting bagageruimte .............................................. 15
8. Centrale vergrendeling achterportieren,
Achterklep, Tankvulklep ................................................................. 20
9. Trekhaak (30-voeding) ................................................................... 15
10. CD-wisselaar (tillval), RTI (extra) .................................................. 10
Nr Ampère
11. Elektronische module - AEM (extra) .............................................. 15
12. Achterruitwisser ............................................................................. 15
13. Basluidsprekers (extra), ................................................................... 15
14. Remlichten ..................................................................................... 7,5
15. Trekhaak (15I-voeding) .................................................................. 20
16. ............................................................................................................
17. Elektrisch verwarmd brandstoffilter (diesel),
Regeleenheid vierwielaandrijving, AWD ...................................... 7,5
18. Elektrisch verwarmd brandstoffilter (diesel) .................................. 15
Geïntegreerd relais- en zekeringenkastje in
bagageruimte
De zekeringen bevinden zich achter de bekleding aan de linkerzijde. Zorg
dat u een doorgebrande zekering altijd vervangt door een nieuwe zekering
met dezelfde kleur en amperage.
Doorgebrande zekering
Intacte zekering
118
3500534d
3500535d
2
3
4
1
3500536d
3
1
TOP
4
2
Gloeilampen vervangen
Gloeilamp dimlicht (H7)
·
Schakel alle lichten uit en draai de contact-
sleutel in stand 0.
· Open de motorkap.
· Verwijder de afdekking door linksom te
draaien (1).
· Trek de connector (2) los.
· Haal de veerklem los. Duw de klem eerst
naar rechts, zodat deze loslaat en haal de
klem vervolgens naar buiten toe omlaag (3).
· Trek de lamp naar buiten en vervang deze
door een nieuwe (4).
· Plaats de lamp (1). Dit kan maar op één
manier.
· Druk de veerklem omhoog en iets naar
links, zodat deze in de pal vast komt te
zitten (2).
· Druk de connector (3) in positie terug.
· Schroef de afdekking op zijn plaats terug.;
De aanduiding “TOP” moet aan de boven-
zijde zitten (4)!
Gloeilamp dimlicht
en groot licht vervangen*
(geldt niet voor Bi-Xenon-lampen)
Vervang de gloeilampen van de koplampen
vanuit de motorruimte.
N.B. Raak het glas van de gloeilamp nooit
met uw vingers aan. Vet en olie van uw
vingers kan door de hitte verdampen en een
laagje op de reflector achterlaten, waardoor
deze kapot gaat.
* Zie de waarschuwing op de volgende pagina,
als uw auto is uitgerust met Bi-Xenon-
koplampen.
119
3501078m
Gloeilampen vervangen
Gloeilamp groot licht (HB3)
·
Schakel alle lichten uit en draai de contact-
sleutel in stand 0.
· Open de motorkap.
· Verwijder de afdekking door linksom te
draaien.
· Draai de gloeilamp linksom, trek de lamp
naar buiten en vervang deze door een
nieuwe. Let erop hoe de oude lamp was
aangebracht!
· Breng de nieuwe gloeilamp aan. Dit kan
slechts op één manier.
· Schroef de afdekking op zijn plaats terug.;
De aanduiding “TOP” moet aan de boven-
zijde zitten!
Gloeilamp groot licht (HB3)
Gloeilamp dimlicht (H7)
N.B. Bi-Xenon-lampen bevatten een geringe
hoeveelheid kwik. Om die reden moeten
kapotte lampen op de juiste wijze worden
ingezameld. Neem contact op met uw Volvo-
dealer of -werkplaats.
WAARSCHUWING!
Als uw auto is uitgerust met zogeheten
Bi-Xenon-koplampen (extra), moet u
de lampen vanwege de hoge spanning
laten vervangen door een erkende
Volvo-werkplaats.
Bi-Xenon - D2R
120
1
2
3
4
5
3602423m
3501114m
Gloeilampen vervangen
Gloeilamp richtingaanwijzer
linksvoor vervangen
·
Schakel alle lichten uit en draai de contact-
sleutel in stand 0.
· Draai de lamphouder linksom en verwijder
deze.
· Haal de gloeilamp uit de lamphouder door
de lamp in te drukken en deze tegelijkertijd
linksom te draaien.
· Breng een nieuwe gloeilamp in de lamphou-
der aan en plaats de lamphouder in het
lamphuis terug.
· Schakel het contact in en controleer of de
nieuwe gloeilamp brandt.
Gloeilamp richtingaanwijzer
rechtsvoor vervangen
·
Schakel alle lichten uit en draai de contact-
sleutel in stand 0.
· Neem de koelbuis (1) van de koudebox los.
· Neem de stoffen kap (2) van de koudebox af.
· Draai de schroef (3) van de vulbuis los.
· Trek de buis (4) recht omhoog.
· Neem de ontluchtingsslang (5) van de buis los.
· Draai de lamphouder linksom los.
· Haal de gloeilamp uit de lamphouder door
de lamp in te drukken en deze tegelijkertijd
linksom te draaien.
· Breng een nieuwe gloeilamp in de lamphouder
aan en plaats de lamphouder in het lamphuis
terug.
· Controleer of de pakking van het sproeier-
vloeistofreservoir tussen de vulbuis en het
reservoir goed zit.
· Duw de vulbuis (4) in positie terug.
· Duw de ontluchtingsslang (5) van de
vulbuis in positie terug.
· Draai de schroef (4) van de vulbuis weer vast.
· Breng de stoffen kap (2) weer op de
koudebox aan.
· Sluit de koelbuis (1) weer op de koudebox
aan.
PY 21 W
PY 21 W
121
3500889d
3500894d
3501079m
Gloeilampen vervangen
55W H 1**
Gloeilamp breedtelichten/
parkeerlichten vooraan
vervangen*
·
Schakel alle lichten uit en draai de contact-
sleutel in stand 0.
· Draai de afdekking van het dimlicht linksom
los.
· Verwijder de gloeilamp en de houder.
Vervang de gloeilamp.
· Druk de gloeilamp met de houder in positie
terug.
· Controleer of de nieuwe gloeilamp brandt.
· Draai de afdekking weer vast. Het opschrift
“TOP” moet naar boven wijzen!
*Op auto's met Bi-Xenon-koplampen zit ook
deze gloeilamp in het richtingaanwijzerhuis.
Zie voorgaande pagina.
5 W W 2.1x9.5 d
Gloeilamp
zijrichtingaanwijzer vervangen
·
Open het voorportier half.
· Steek een hand achter het voorspatscherm en
druk de lamp naar buiten. Laat de kabels in
de lamphouder zitten.
· Draai de lamphouder een kwartslag linksom
en trek hem recht naar buiten.
· Trek de defecte gloeilamp recht naar buiten.
· Vervang de gloeilamp, druk deze recht naar
binnen.
Gloeilamp mistlampen
voor vervangen
N.B. Raak het koplampglas nooit met uw
vingers aan.
· Schakel de lichten uit en draai de contacts-
leutel in stand 0.
· Draai de lamphouder iets naar links.
· Verwijder de gloeilamp en breng een
nieuwe lamp aan.
· Vervang de gloeilamp. Plaats de gloeilamp
terug. Het profiel van de lamphouder past
in de voet van de lamp.
· Plaats de lamphouder terug door deze iets
naar rechts te draaien. Zorg dat de “TOP”
aan de bovenzijde zit!
5 W W 2.1x9.5 d
** De R-versie is voorzien van een H3-lamp.
122
3501707m
1
2
3
4
5
3501077m
Gloeilampen vervangen
Luidspreker-
rooster
Luikje
Gloeilamp richtingaanwijzers
en remlichten achter vervangen
·
Schakel alle lichten uit en draai de
contactsleutel in stand 0.
· Wrik voorzichtig het luidsprekerrooster
los.
· Trek de rode nok op de luidspreker uit.
· Duw vervolgens de zwarte nok boven de
rode in om de luidspreker los te draaien.
· Draai daarna de lamphouder linksom los
en verwijder deze.
· Vervang de gloeilamp.
· Plaats de lamphouder in het lamphuis
terug en draai de houder rechtsom vast.
· Plaats de luidspreker terug en duw de
rode nok in.
· Duw het luidsprekerrooster weer vast.
Gloeilamp derde
remlicht vervangen
De gloeilampen zijn van een speciaal type.
Wij raden u aan de vervanging door een
Volvo-werkplaats te laten uitvoeren.
1. Richtingaanwijzer 21 W BAU 15 s (geel)
2. Remlicht 21 W BA 15 s
3. Breedtelichten/Parkeerlichten 5 W BA 15 s
4. Breedtelichten/Parkeerlichten,
Mistlampen (alleen linkerzijde) 21/4 W BA 5 s
5. Achteruitrijlichten 21 W BA 15 s
Lamp-
houder
Gloeilamp achteruitrijlichten,
achterlichten/parkeerlichten
en mistachterlicht vervangen
·
Schakel alle lichten uit en draai de
contactsleutel in stand 0.
· Klap het luikje naar beneden toe open.
· Draai de lamphouder linksom en
verwijder deze.
· Duw de lamp in en tegelijkertijd
linksom om deze uit de houder te
verwijderen.
· Vervang de gloeilamp.
· Plaats de lamphouder in het lamphuis
terug en draai de houder rechtsom
vast.
· Klap het luikje weer omhoog.
123
3500998m
3501378m
Gloeilampen vervangen
5W W2,1x9,5d
Verlichting make-upspiegel
vervangen
·
Steek een schroevendraaier achter het
lampglas en verdraai deze iets, zodat het
lampglas loskomt.
· Wrik de gloeilamp naar buiten en vervang
deze.
· Druk eerst de onderkant van het lampglas
boven de vier haken terug en druk vervol-
gens de bovenkant van het lampglas vast.
Schroevendraaier voorzichtig aanbrengen
en omdraaien
Kentekenplaatverlichting
vervangen
·
Schakel alle lichten uit en draai de contacts-
leutel naar stand 0!
· Verwijder de schroef met een schroe-
vendraaier.
· Verwijder voorzichtig het volledige
lamphuis en trek het naar buiten.
· Draai de connector linksom en trek de
gloeilamp naar buiten.
· Vervang de gloeilamp.
· Plaats de connector terug en draai deze
rechtsom.
· Plaats het volledige lamphuis terug en
schroef het vast.
12V 1,2W
124
3500887e
3500871d
Gloeilampen vervangen
Gloeilamp plafondverlichting met
leeslampjes voorin vervangen
De gloeilampen zijn van een speciaal type.
Wij raden u aan de vervanging door een Volvo-
werkplaats te laten uitvoeren.
Gloeilampen leeslampjes achterin
vervangen
De gloeilampen zijn van een speciaal type.
Wij raden u aan de vervanging door een Volvo-
werkplaats te laten uitvoeren.
5 W SV 8,5
Instapverlichting voorstoelen
vervangen
De instapverlichting bevindt zich onder het
dashboard aan de passagierszijde en de
bestuurderszijde. Ga als volgt te werk om de
verlichting te vervangen:
· Plaats een schroevendraaier en draai deze
iets zodat het lamphuis loskomt.
· Verwijder de defecte gloeilamp en breng
een nieuwe lamp aan.
· Controleer of de gloeilamp werkt. Plaats
het lamphuis terug.
3501410r
125
Onderhoud en service
Roestwering 126
Lakschade inspecteren en herstellen 127
Wassen 128
Volvo Service 130
Milieuzorg, Brandstofverbruik 132
Motorruimte 133
Dieselmotor 134
Motorolie, Koelvloeistof 135
Remvloeistof, Stuurbekrachtiging, Sproeiervloeistof 137
Onderhoud van de accu 138
Wisserbladen vervangen 140
126
Roestwering
Roestwering, inspecteren en bijwerken
Uw Volvo heeft een grondige en complete roestwerende behandeling
gekregen in de fabriek. De carrosserie bestaat uit gegalvaniseerd
plaatstaal. Het onderstel is behandeld met een slijtvast roestwerend
middel. Aan de binnenkant van dragers, holle ruimten en gesloten
segmenten werd een dunne, penetrerende roestwerende vloeistof
gespoten.
U kunt de roestwering van de auto als volgt onderhouden:
· Houd de auto schoon! Spoel het onderstel af. Houd bij gebruik van
een hogedrukreiniger de spuitkop ten minste 30 cm van gelakte
onderdelen af!
· Laat de roestwering regelmatig controleren en eventueel bijwerken.
De roestwering van de auto hoeft normaal gesproken pas na ongeveer
8 jaar te worden nabehandeld. Laat de auto daarna om de 3 jaar een
nabehandeling ondergaan. Laat u hierin assisteren door uw Volvo-
werkplaats.
Roestwering bijwerken
Als u de roestwering zelf wilt bijwerken, moet u zorgen dat het te
behandelen gebied schoon en droog is. Spoel de auto af, was hem schoon
en droog hem zorgvuldig af. Gebruik een spuitbus of breng het roestwe-
rende middel met een kwastje op.
Er zijn twee soorten roestwerende middelen verkrijgbaar:
a) dunne (kleurloze) middelen, voor de zichtbare plaatsen
b) dikke middelen, voor de slijtplekken op het onderstel
U kunt de middelen op de volgende plaatsen aanbrengen:
· zichtbare lasnaden en paneelverbindingen (dunne vloeistof)
· onderstel (dikke vloeistof)
· portierscharnieren (dunne vloeistof)
· scharnieren en slotpal van de motorkap (dunne vloeistof)
Wanneer de behandeling klaar is, kunt u het overtollige roestwerende
middel verwijderen met een doek die u met de aangegeven vloeistof hebt
bevochtigd.
Onderdelen van de motor en de veerpootbevestigingen in de motorruimte
zijn in de fabriek behandeld met een kleurloos roestwerend middel op
wasbasis. Dit middel is tegen normale wasmiddelen bestand zonder dat
het middel daarbij oplost of de beschermende werking afneemt. Als u de
motor echter wast met zogeheten aromatische oplosmiddelen zoals
terpentine of thinner (en dan met name met middelen die geen emulgatoren
bevatten) moet de waslaag na het reinigen worden vernieuwd. Uw Volvo-
dealer heeft dergelijke wassen op voorraad.
127
8100503A
0300048A
2. KG
1.
KG
KG
KG
VOLVO CAR CORP.
MADE IN
SWEDEN
Lakschade herstellen
Zo nodig afplakken
Minder grote steenslagplekken
en krassen
Benodigdheden:
· Grondlak (primer) in een bus
· Lak in een bus of een zogeheten bijtip-pen.
· Kwastje
· Afplaktape
· Als de steenslagplek niet tot op het blanke
plaatwerk is doorgedrongen en er nog een
intacte laklaag over is, volstaat het om na
verwijdering van het vuil de ontbrekende
lak aan te brengen.
Als de sleenslagplek echter wel tot het
blanke plaatwerk is doorgedrongen, moet u
als volgt te werk gaan:
· Plak een stuk afplaktape over het beschadig-
de gebied heen. Trek de tape weer van de
lak af om zoveel mogelijk lakresten te
verwijderen (afbeelding 1).
· Roer de grondlak (primer) zorgvuldig om
en breng met een fijn kwastje of een lucifer
(afbeelding 2) aan.
· Wanneer de grondlak droog is, brengt u de
lak aan met een kwastje.
· Zorg dat de lak goed is omgeroerd en breng
de lak in meerdere, dunne lagen aan. Laat de
lak tussen elke laag drogen.
· Krassen kunt u op dezelfde manier herstel-
len, zij het dat u de onbeschadigde lak het
beste met afdektape kunt beschermen (zie
afbeelding 3).
· Wacht enkele dagen en rond de werkzaam-
heden af door de bijgewerkte lak op te
poetsen. Gebruik daarvoor een zachte doek
en wees zuinig met de schuurpasta.
Eventuele lakresten met tape verwijderen
Kleurcode
Lak
De lak vormt een belangrijk onderdeel van de
roestwering van de auto en moet daarom
regelmatig worden gecontroleerd. Lakschade
moet u meteen herstellen om roestvorming te
voorkomen. De meest voorkomende soorten
lakschade die u zelf kunt herstellen zijn:
· minder grote steenslagplekken en krassen,
· schade aan de spatbordranden en de
portieren.
Voor het herstel van lakschade moet u de
auto eerst schoonwassen en zorgvuldig laten
drogen. Zorg dat de auto een temperatuur
van meer dan +15°C heeft.
Kleurcode
Zorg dat u de juiste lakkleur hebt. De kleurcode
staat op het typeplaatje in de motorruimte.
128
WAARSCHUWING!
Test na het wassen altijd de remmen om te voorkomen dat vocht
en corrosie de remvoeringen kunnen aantasten waardoor de
remwerking afneemt! Trap tijdens het rijden bij regen of natte
sneeuw af en toe lichtjes op het rempedaal zodat de remvoeringen
warm worden en het vocht kan verdampen. Doe dit ook bij het
starten onder zeer vochtige of koude weersomstandigheden.
Wassen
WAARSCHUWING!
Was nooit de motor. Brandgevaar! Laat dit over aan specialisten.
Was de auto regelmatig!
Was de auto zodra deze vuil geworden is. Dit is met name ’s winters van
belang, omdat strooizout en vocht al snel aanleiding kunnen geven tot
corrosie.
Was de auto als volgt:
· Spoel zorgvuldig het vuil van het onderstel van de auto.
· Spoel totdat het vuil losweekt.
· Als u gebruikt maakt van een hogedrukspuit:
Houd bij het wassen de hogedrukspuit ten minste 30 cm van de
carrosserie. Spuit niet direct op de sloten.
· Gebruik een spons en veel water met of zonder schoonmaakmiddel.
· Gebruik bij voorkeur handwarm water (maximaal 35°C ) en geen heet
water.
· Als het vuil uiterst hardnekkig is, kunt u de auto met een ontvettings-
middel voor koude toepassingen wassen. Zorg in dat geval dat de auto
op een spoelplaat met afvoerscheiding staat. Als u een ontvettingsmid-
del voor koude toepassingen gebruikt, moet u zorgen dat de auto niet
in direct zonlicht staat. De lak mag evenmin warm zijn geworden als
gevolg van blootstelling aan zonlicht of onder invloed van de
uitgestraalde motorwarmte. Zonlicht en warmte kunnen blijvende
schade aan de lak veroorzaken. Vraag uw Volvo-werkplaats om
advies.
· Droog de auto af met een schoon en zacht stuk zeemleer.
· Reinig de wisserbladen met een handwarme zeepoplossing.
Passend schoonmaakmiddel:
Autoshampoo.
Let op het volgende:
Verwijder vogelpoep altijd zo snel mogelijk van de lak.
Vogelpoep bevat namelijk stoffen die de lak aantasten en deze zeer snel
doen verkleuren. Een dergelijke verkleuring kunt u niet wegpoetsen.
129
Wassen
Bekleding reinigen
Vlekken op textiel verwijderen
Uw Volvo-dealer heeft een speciaal reinigingsmiddel voor stoffen
bekleding. Andere reinigingsmiddelen kunnen de brandvertragende
eigenschappen van de bekleding aantasten.
Vlekken op vinyl verwijderen
Krab of wrijf nooit over een vlek. Gebruik nooit sterke ontvlekkingsmid-
delen. Neem het vinyl af met een milde zeepoplossing en handwarm water.
Vlekken op leer verwijderen
Maak bij voorkeur gebruik van de speciale reinigingsmiddelen voor leren
bekleding die bij uw Volvo-dealer te verkrijgen zijn.
We raden u aan de leren bekleding een- tot tweemaal per jaar te behandelen
met de speciale leerverzorgingskit van Volvo om het leer soepel en
comfortabel te houden.
Gebruik nooit sterke oplosmiddelen zoals benzine, alcohol, terpentine
e.d., omdat dergelijke middelen textiel, vinyl en leer kunnen beschadigen.
Veiligheidsgordels reinigen
Gebruik water en een synthetisch wasmiddel.
Automatische wasstraten
Een automatische wasstraat is een eenvoudige en gemakkelijke manier
om de auto te wassen. Let er echter op dat een automatische wasbeurt
altijd minder goed is dan een goed wasbeurt met de hand.
De borstels van de wasstraat kunnen niet overal even goed bij komen.
Tijdens de eerste maanden van een nieuwe auto, raden wij u aan de auto
alleen met de hand te wassen.
Poetsen en in de was zetten
Poets de auto op en zet deze in de was, wanneer de lak er dof uitziet en u
deze extra bescherming wilt bieden zoals net voor het begin van de
winterperiode.
Normaal gesproken hoeft u de auto pas na een jaar te poetsen. Was kunt u
eerder aanbrengen.
Was de auto schoon en droog hem zorgvuldig af, voordat u begint te
poetsen/de was aanbrengt. Verwijder asfalt- en teervlekken met terpenti-
ne. De hardnekkiger vlekken kunt u verwijderen met een speciaal voor
autolak bestemde fijne schuurpasta (“rubbing compound”). Poets de lak
eerst op en behandel deze daarna met was in vloeibare of vaste vorm.
Volg de aanwijzingen op de verpakking nauwkeurig op. Veel preparaten
bevatten zowel poetsmiddel als was.
Onderdelen die warmer zijn dan 45°C kunt u beter niet poetsen of in de
was zetten.
130
Volvo Service
Volvo Serviceprogramma
Voordat de auto de fabriek verliet, werd deze uitvoerig getest. De auto
werd nogmaals gecontroleerd naar de normen van Volvo Car Corpora-
tion, net voordat de auto aan u werd geleverd.
De auto is uitvoerig getest voordat deze de fabriek verliet. Een andere
controle werd uitgevoerd naar de normen van Volvo Car Corporation,
vlak voordat de auto aan u werd geleverd. Om steeds van de grote
betrouwbaarheid en veiligheid van uw Volvo gebruik te kunnen maken
moet u de bepalingen van het Volvo Serviceprogramma opvolgen zoals
omschreven in het Garantie- en Serviceschema. Wij raden u aan om
service- en reparatiewerkzaamheden altijd door een Volvo-werkplaats te
laten uitvoeren. Uw Volvo-werkplaats beschikt over het juiste personeel,
speciaal gereedschap en werkplaatshandboeken, waardoor een zo hoog
mogelijke servicekwaliteit wordt gewaarborgd. Uw Volvo-werkplaats
gebruikt altijd originele vervangingsonderdelen. Het Volvo Servicepro-
gramma is ontwikkeld voor normale omstandigheden.
BELANGRIJK!
Voor de geldigheid van de garantie is het van belang dat u het Garantie-
en Serviceboekje controleert en de aanwijzingen opvolgt.
Ongunstige rijomstandigheden
Bij gebruik van de auto in ongunstige rijomstandigheden wordt u
geadviseerd de motorolie, het oliefilter en het luchtfilter vaker te
verversen/vervangen dan aangegeven in het Service- en garantiebo-
ekje.
Tot ongunstige rijomstandigheden behoren:
· Lange ritten in een stoffige/zanderige omgeving
· Lange ritten met een caravan of aanhanger achter de auto
· Lange ritten in bergachtig gebied
· Lange ritten op hoge snelheid
· Langdurig stationair draaien en/of rijden op lage snelheden
· Ritten bij lage temperaturen (onder 0°C) over veelal korte afstanden;
minder dan 10 km.
131
7700243d
Volvo Service
Omhoogbrengen van de auto
Als u de auto met een garagekrik omhoogbrengt, moet u de krik tegen de
voorzijde van de motordraagarm aanbrengen. Zorg dat de spatplaat onder
de motor niet beschadigd raakt. Let erop dat u de krik dusdanig aanbrengt,
dat de auto er niet vanaf kan glijden. Maak altijd gebruik van steunbokken
of vergelijkbare hulpmiddelen.
Als u de auto met een tweekoloms hefbrug omhoogbrengt, moet u zorgen
dat de voorste en achterste dragerarmen onder de hefpunten bij de
drempelkokers komen te zitten. Zie afbeelding.
Let op het volgende, voordat u met de
werkzaamheden begint:
Accu
· Zorg dat de accukabels op de juiste manier zijn aangesloten en stevig
vastzitten.
· Ontkoppel de accu nooit, wanneer de motor draait (bij het vervangen
van de accu).
· Gebruik nooit een snellader voor het opladen van de accu. Zorg dat de
accukabels zijn ontkoppeld tijdens het opladen.
Milieuzorg
De accu bevat een zuur dat zowel giftig als corrosief is. Het is om die
reden van belang dat u de accu op een milieuvriendelijke manier hanteert.
Neem hiervoor contact op met uw Volvo-dealer.
WAARSCHUWING!
Het ontstekingssysteem van de auto wekt zeer hoge spanningen op!
De spanning van het ontstekingssysteem is levensgevaarlijk!
Raak bougies, bougiekabels of bobines niet aan, wanneer de motor
draait of het contact is ingeschakeld!
Zet contact af bij:
· het aansluiten van motortestapparatuur;
· het vervangen van onderdelen van het ontstekingssysteem zoals
de bougies, de bobine, de verdelerkap, de bougiekabels e.d.
132
Milieuzorg, Brandstofverbruik
Milieuzorg
Er zijn veel voorbeelden van milieuzorg binnen het activiteitengebied van
Volvo. Wij gebruiken koudemiddel zonder chloor in onze klimaatregelings-
systemen, waardoor er geen enkele schade aan de ozonlaag wordt
toegebracht en er sprake is van slechts een minimale bijdrage aan het
broeikaseffect. Asbestvrije remmen, motoren met katalysator en biogas-
systemen zijn andere voorbeelden van de inspanningen van Volvo Car
Corporation voor het milieu.
Ook andere aspecten zijn van invloed op het milieu, zoals bijvoorbeeld
het gebruik van originele Volvo-onderdelen, een goede afstelling van de
ontsteking en brandstofinspuiting en andere maatregelen die de uitstoot
van uitlaatgassen direct beperken. Verder willen wij de milieuvriende-
lijkheid benadrukken van de wijze waarop de Volvo-werkplaatsen
schadelijke stoffen e.d. hanteren.
Katalysator
De katalysator vormt een aanvulling op het uitlaatsysteem en heeft tot taak
de uitlaatgassen te reinigen. De katalysator bestaat in hoofdzaak uit een
behuizing met daarin twee zogeheten monolieten, die zó geconstrueerd zijn
dat de uitlaatgassen er via kanalen doorheen stromen. De wanden van
deze kanalen zijn bekleed met een dun laagje platina/rhodium/palladium.
Deze edelmetalen hebben een katalytische werking, d.w.z. ze versnellen
een chemische reactie zonder dat ze daar actief aan deelnemen.
Lambdasonde
TM
(zuurstofsensor, alleen op benzinemotoren)
De lambdasonde maakt deel uit van het regelsysteem dat tot taak heeft de
uitstoot te beperken en de energie-inhoud van de brandstof beter te
benutten. Een zuurstofsensor registreert het zuurstofgehalte van de
uitlaatgassen die de motor verlaten. De waarde van de uitlaatgasanalyse
wordt doorgegeven aan het elektronische systeem dat continu de injecto-
ren afregelt. De lucht-brandstofverhouding die de motor ontvangt wordt
continu afgeregeld. De afregeling schept de ideale omstandigheden voor
een effectieve verbranding van de schadelijke stoffen (koolwaterstoffen,
koolmonoxide en stikstofoxiden) in de driewegkatalysator.
De officiële brandstofverbruikscijfers zijn gebaseerd op een gestandaardiseerde
rijcyclus conform de EU-richtlijn 80/1286 voor voertuigen met verbrandingsmotoren.
Het gebruik van extra accessoires kan de verbruikscijfers beïnvloeden omdat de
accessoires het gewicht van de auto verhogen. Ook de rijstijl en andere technische
factoren kunnen van invloed zijn op het brandstofverbruik.
Brandstofverbruik en kooldioxide-emissie
Brandstof-
verbruik
liter/100 km
Uitstoot van
kooldioxide in
(CO²) g/km
Motor
Versnellingsbak
B5204T5 Handgeschakeld 9,2 - 9,4 219 - 223
Automaat 10,2 - 10,4 243 - 247
B5234T3 Handgeschakeld 9,3 - 9,4 221 - 225
Automaat 10,6 - 10,8 254 - 258
B5244S Handgeschakeld 9,2 - 9,3 220 - 221
(170 pk) Automaat 9,8 - 9,9 234 - 237
B5244S2 Handgeschakeld 9,0 - 9,1 214 - 217
(140 pk) Automaat 9,7 - 9,8 231 - 235
B5254T2 FWD Handgeschakeld 9,2 - 9,3 219 - 222
(2.5T) Automaat 10,1 - 10,3 245 - 249
AWD Handgeschakeld 10,0 - 10,2 239 - 244
Automaat 10,6 - 10,8 255 - 258
XC Handgeschakeld 10,4 249
Automaat 11,1 - 11,3 266 - 270
B5254T4 AWD Handgeschakeld 10,7 - 10,9 256 - 261
(R) Automaat 11,1 - 11,3 266 - 270
D5244T FWD Handgeschakeld 6,5 - 6,7 171 - 177
(D5) Automaat 7,9 - 8,1 209 - 215
AWD Handgeschakeld 7,3 - 7,5 194 - 198
Automaat 8,4 - 8,5 223 - 226
XC Handgeschakeld 7,5 -7,6 199 - 202
Automaat 8,4 - 8,5 223 - 226
D5244T2 Handgeschakeld 6,5 - 6,7 171 - 177
(2.4D) Automaat 7,9 - 8,1 209 - 215
D5244T3 Handgeschakeld 6,5 - 6,7 171 -177
(2.4D)
133
8200092d
8200095d
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
7a
2000276m
Motorkap, Motorruimte
...de pal omhoogdrukken en de motorkap openen
Motorruimte
1. Expansiereservoir, koelsysteem
2. Reservoir stuurbekrachtigingsvloeistof
3. Sproeiervloeistofreservoir
4. Peilstok, motorolie
5. Radiateur
6. Vultuit, motorolie
7. Koppeling-/remvloeistofreservoir
(auto’s met stuur links)
7a. Koppeling-/remvloeistofreservoir
(auto’s met stuur rechts)
8. Relais- en zekeringenkastje
9. Luchtfilter
10. Accu (in de bagageruimte)
WAARSCHUWING!
Elektrische motorkoelventilator:
De motorkoelventilator kan ook na het
uitzetten van de motor blijven draaien of
automatisch opnieuw aanslaan!
WAARSCHUWING!
Controleer bij het sluiten of de motorkap
goed in het slot valt!
Motorkap openen
Trek aan de ontgrendelingshandgreep uiterst
rechts onder het dashboard. U hoort dat de
slotpal losschiet. Steek uw hand recht boven de
grille onder de voorzijde van de motorkap om
de hendel van de slotpal omhoog te duwen.
Open de motorkap.
Trek aan de handgreep...
134
Diesel
Brandstofsysteem
Dieselmotoren zijn bijzonder gevoelig voor verontreiniging. Gebruik
daarom alleen dieselbrandstof van de bekende grote merken. Gebruik
nooit diesel van twijfelachtige kwaliteit. De belangrijkste oliemaatschap-
pijen leveren ook speciale dieselbrandstof voor de winter. Bij lage
temperaturen is deze brandstof aanzienlijk dunner, waardoor de kans dat
het brandstofsysteem door uitvlokking vervuild raakt, veel kleiner is.
De kans op condens in de brandstoftank neemt af, als u de tank altijd
goed gevuld houdt.
Voorkom dat er op gelakte oppervlakken wordt gemorst. Als u hebt
gemorst, moet u het betreffende oppervlak met water en zeep reinigen.
Voorkom morsen op gelakte oppervlakken. Bij morsen het gebied met
water en zeep schoonwassen.
Wanneer u de brandstoftank leegrijdt
U hoeft geen speciale maatregelen te nemen, wanneer u de brandstoftank
hebt leeggereden. Bij het tanken wordt het brandstofsysteem automatisch
ontlucht.
RME (“Rape Methyl Ester” of biodiesel)
·
U mag maximaal 5% biodiesel (RME) in de dieselolie mengen.
Condenswater uit brandstoffilter aftappen
Om motorstoringen tegen te gaan ontdoet het brandstoffilter de brandstof
van condenswater. Houd u voor het aftappen van het condenswater aan de
intervallen voor de servicebeurten die in uw Service- en Garantieboekje
staan aangegeven. Ook wanneer u vermoedt dat er vervuilde brandstof is
gebruikt, moet u het brandstoffilter aftappen.
135
Motorolie
Oliekwaliteit:
Benzinemotoren: ACEA A1
U mag ook olie gebruiken die voldoet aan de kwaliteitsnorm ACEA A3.
Let erop dat dezelfde soort olie ook kan voldoen aan zowel ACEA A1 als
ACEA B1.
Dit ongeacht de vraag of de gebruikte olie van minerale oorsprong is of
geheel of gedeeltelijk van synthetische aard is.
Voor de motorvarianten van de R-versie wordt u geadviseerd gebruik
te maken van een motoroliesoort die voldoet aan ACEA A3.
Dieselmotoren: ACEA B4
Let erop dat een bepaalde soort olie kan voldoen aan zowel ACEA A3,
ACEA B3 als ACEA B4.
Dit ongeacht de vraag of de gebruikte olie van minerale oorsprong is of
geheel of gedeeltelijk van synthetische aard is.
Voeg geen extra toevoegingsmiddelen aan de olie toe. Ze kunnen de
motor beschadigen.
Voor benzinemotoren met turbocompressor en dieselmotoren adviseren
wij het gebruik van volledig synthetische motorolie van Castrol®.
Volvo adviseert de olieproducten van Castrol®.
Olie verversen en oliefilter vervangen
In het Garantie- en Serviceboekje vindt u aanwijzingen voor passende
termijnen voor het verversen van de olie en het vervangen van het
oliefilter.
Bij ritten onder ongunstige omstandigheden* wordt u geadviseerd
kortere intervallen aan te houden.
* Zie pagina 130.
Viscositeit (bij een constante luchttemperatuur)
Onder extreme rijomstandigheden die tot een abnormaal hoge olietempe-
ratuur of olieconsumptie leiden, zoals wanneer u in de bergen rijdt en
veelvuldig op de motor afremt of op hoge snelheden over de autosnelweg
rijdt, wordt het gebruik van oliesoorten aanbevolen die voldoen aan de
kwaliteitsnorm ACEA A3 (benzinemotoren).
* Oliesoorten met een viscositeitsindex van 0W-30 en 0W-40
moeten voldoen aan de eisen van de kwaliteitsnormen ACEA A3
(benzinemotoren).
136
Controleer de motorolie regelmatig bij het bijvullen
Volvo adviseert u het oliepeil om de 2500 km te controleren. Het is
buitengewoon belangrijk dat u het oliepeil van de motor controleert,
voordat de olie de eerste keer volgens schema moet worden ververst.Parkeer
de auto op een egale ondergrond, zet de motor af en wacht ten minste vijf
minuten, zodat de olie terug het carter in kan lopen.
De beste meting wordt verkregen bij een koude motor, vóór het rijden.
Veeg de peilstok schoon voordat u gaat meten.
R-versie
De R-versie van de V70 is voorzien van een systeem dat u er met een
melding op het display van het instrumentenpaneel op attent maakt dat het
motoroliepeil te laag is.
Wanneer het oranje waarschuwingssymbool oplicht en de waarschuwingsmel-
ding "OLIEPEIL LAAG - BIJVULLEN", moet u één liter olie bijvullen.
Controleer vervolgens met de oliepeilstok of het peil binnen het aangegeven
gebied ligt, voordat u de motor opnieuw start.
Wanneer er een rood waarschuwingssymbool oplicht en de waarschuwings-
melding "OLIEPEIL LAAG - STOP AUTO Z.S.M./- ZET MOTOR UIT/-
ZIE HANDLEIDING", moet u ten minste één liter olie bijvullen maar niet
meer dan 1,5 liter.
Controleer vervolgens met de oliepeilstok of het peil binnen het aangegeven
gebied ligt, voordat u de motor opnieuw start.
Zie voor meer informatie over het controleren van het oliepeil op de R-
versie pagina 30.
De olie moet in het gemarkeerde gebied op de peilstok staan.
De afstand tussen het MIN- en MAX-streepje op de peilstok komt overeen
met een hoeveelheid olie van ca. 1,5 liter voor benzinemotoren en ca. 2,0
liter voor dieselmotoren.
Als de olie op het MIN-streepje staat, moet u de volgende hoeveelheid olie
bijvullen...
...koude motor: 1,0 liter
...warme motor 0,5 liter
Motorolie Koelvloeistof
Koelvloeistof
Vul nooit bij met gewoon water! Gebruik het hele jaar door een mengsel
van water en Volvo-koelvloeistof in een verhouding van 1:1.
N.B. Sommige onderdelen van de motor zijn gemaakt van een aluminium-
legering. Het is daarom belangrijk dat er altijd Volvo-koelvloeistof wordt
gebruikt. Deze heeft uitstekende roestwerende eigenschappen! Het
koelsysteem van nieuwe auto’s is gevuld met koelvloeistof die bestand is
tegen circa -35°C.
Controleer de koelvloeistof regelmatig!
De koelvloeistof moet tussen het MIN- en MAX-streepje op het
expansiereservoir staan. Vul koelvloeistof bij, wanneer het peil tot onder
het MIN-streepje is gezakt.
Als u koelvloeistof moet bijvullen wanneer de motor warm is, moet u de
dop van het expansiereservoir langzaam losdraaien om de overdruk van
het systeem te halen.
N.B. De motor mag alleen draaien met een goed gevuld koelsysteem. Als
er te weinig koelvloeistof in het systeem zit, kunnen er plaatselijk hoge
temperaturen optreden met gevaar voor schade aan de cilinderkop
(scheurvorming).
WAARSCHUWING!
Als u koelvloeistof moet bijvullen wanneer de motor warm is, moet u
de dop van het expansiereservoir langzaam losdraaien om de
overdruk van het systeem te halen.
WAARSCHUWING!
Mors geen olie op het hete uitlaatspruitstuk. Brandgevaar!
Ca. 1,5 liter voor benzinemotoren *
Ca. 2,0 liter voor dieselmotoren
* Ca. 1,2 liter bij de R-versie
MIN MAX
137
3601948d
5200345m
MIN
MAX
Remvloeistof, Stuurbekrachtiging, Sproeiervloeistof
Sproeiervloeistofreservoir
Sproeiervloeistofreservoir
De sproeiers van de voorruit, de achterruit en
de koplampen staan allemaal in verbinding met
hetzelfde vloeistofreservoir. Het reservoir
bevindt zich in de motorruimte en heeft een
inhoud van 4,5 liter.
Giet tijdens de wintermaanden antivries in het
reservoir om te voorkomen dat de vloeistof in
de pomp, het reservoir en de slangen bevriest.
Koppelings- en
remvloeistofreservoir
De rem en de koppeling maken gebruik van
hetzelfde reservoir.
De rem- en koppelingsvloeistof moet tussen het
MIN- en MAX-streepje staan.
Vloeistoftype: Remvloeistof DOT 4+.
Peil controleren: regelmatig.
Vloeistof verversen: om de twee jaar of iedere
tweede geplande servicebeurt.
N.B. Wanneer uw vaak met uw auto in de bergen
of in landen met een tropisch klimaat en een hoge
relatieve luchtvochtigheidsgraad rijdt, moet u de
remvloeistof ieder jaar verversen omdat de remmen
in dergelijke omstandigheden zwaar worden
belast. Verversing van de remvloeistof maakt
weliswaar geen deel uit van het serviceschema,
maar kan het beste tijdens een reguliere service-
beurt in uw Volvo-werkplaats worden uitgevoerd.
Reservoir
stuurbekrachtigingsvloeistof
De rem- en koppelingsvloeistof moet tussen het
MIN- en MAX-streepje staan.
Vloeistofkwaliteit: Stuurbekrachtigings-
vloeistof van het type Pentosin CHF 11S of iets
dergelijks.
Peil controleren: bij iedere servicebeurt.
Verversing van de vloeistof is niet nodig.
N.B. Als er een storing in de stuurbekrachtiging
optreedt (of als de stroom is weggevallen en u de
auto wilt wegslepen), blijft de auto bestuurbaar.
Let er echter op dat de auto in dat geval veel
zwaarder stuurt dan normaal, zodat u meer moeite
moet doen om het stuurwiel te verdraaien.
138
3100063d
A
Onderhoud van de accu
· Zo nodig: voeg water toe tot de maxi-
mummarkering. N.B. Vul niet meer bij dan
de maximummarkering (A).
· Gebruik geen gewoon leidingwater.
Gebruik in plaats daarvan gedestilleerd of
gedeïoniseerd water (accuwater).
· Als u de accu om wat voor reden dan ook
hebt moeten opladen, moet u achteraf het
vloeistofpeil controleren en zo nodig water
bijvullen.
· Zorg dat de doppen goed vastzitten.
N.B. Hoe vaker de accu ontladen raakt,
des te minder lang gaat de accu mee.
Accu
De rijomstandigheden, de rijstijl, het aantal
startpogingen, de weersomstandigheden e.d.
zijn stuk voor stuk van invloed op de levensdu-
ur en de werking van de accu. Om de accu in
optimale staat te houden moet op het volgende
letten:
· Controleer regelmatig of het peil van de
accuvloeistof in orde is (A).
· Controleer alle accucellen. Verwijder de
celdoppen met een schroevendraaier. Met
een zaklamp kunt u het peil gemakkelijker
controleren. Elke cel heeft zijn eigen MAX-
streepje (A).
Symbolen:
Draag een veiligheidsbril.
Zie voor meer informatie het
instructieboekje dat bij de
auto hoort.
Bewaar accu’s buiten het
bereik van kinderen.
De accu bevat een bijtend
zuur.
Vermijd vonken en open
vuur.
Explosiegevaar.
WAARSCHUWING!
·
Let erop dat de accu het zeer explosieve
knalgas bevat. Roken of open vuur in de
onmiddelijke omgeving van de accu is al
voldoende om de accu te doen ontploff-
en. Daarbij kan er schade aan de auto
ontstaan en kunt uzelf ook verwonding-
en oplopen.
· De accu bevat ook zwavelzuur, wat
ernstige verwondingen door etsing kan
veroorzaken. Als u accuzuur in uw ogen
krijgt, of op uw huid of kleren morst,
moet u onmiddellijk met grote hoeveel-
heden water spoelen. Neem onmiddellijk
contact op met een arts, als u accuzuur in
uw ogen krijgt.
139
Onderhoud van de accu
Accu vervangen
A. Accu zonder dekplaat (zie afbeelding)
· Zorg dat het contact is afgezet.
· Wacht ten minste 10 minuten, voordat u één
van de elektrische aansluitingen aanraakt
(zo kan de informatie van de elektrische
systemen van de auto worden opgeslagen in
de verschillende regeleenheden).
· Draai de bouten uit de borgklem die over de
accu heen zit en verwijder de borgklem.
· Ontkoppel eerst de minkabel.
· Klap het kunststof klepje boven de pluspool
van de accu open.
WAARSCHUWING!
Afvoer van knalgas
De accu kan het zeer explosieve knalgas
produceren. Om te voorkomen dat dit
knalgas in de bagageruimte en passagiers-
ruimte blijft hangen, is er een ontluchtings-
slang waardoor het gas kan ontsnappen.
Als u de accu om welke reden dan ook
moet vervangen, dient de ontluchtingsslang
altijd te worden aangesloten op de nieuwe
accu en omlaag lopen naar de bijbehorende
afvoeropening in de carrosserie.
· Ontkoppel de pluskabel en haal het
kunststof klepje van de pluspool.
· Ontkoppel de ontluchtingsslang voor het
knalgas van de accu.
· Draai de moer bij de onderste console los
en verwijder de console.
· Til de oude accu uit de auto.
· Breng de nieuwe accu aan.
· Breng de onderste console aan en draai de
moer vast.
· Duw het kunststof klepje boven de
pluspool van de accu vast en sluit de
pluskabel aan.
· Klap het kunststof klep over de pluspool
omlaag en sluit vervolgens de minkabel aan.
· Zorg dat de ontluchtingsslang op de juiste
manier is aangesloten tussen de accu en de
afvoeropening in de carrosserie.
· Breng de borgklem aan die over de accu
heen zit en haal de bouten aan.
B. Accu met dekplaat (zie afbeelding)
Om de accu te verwijderen nadat u de console
en de dekplaat van de accu hebt gehaald, moet u
de methode onder A aanhouden.
A
B
Belangrijk!
Herhaaldelijk gebruik van de standverwar-
ming en soortgelijke grote stroomverbrui-
kers bij korte ritten kan ertoe leiden dat de
accu uitgeput raakt en startproblemen
opleveren.
Om er zeker van te zijn dat de dynamo
evenveel energie produceert als de grote
stroomverbruikers afnemen, moet u bij
regelmatig gebruik van dergelijke grote
stroomverbruikers minstens even lang met
de auto rijden als de inschakelduur van
deze stroomverbruikers.
140
3602075D
3602076D
Wisserbladen vervangen
Koplampwisserbladen vervangen
Klap de wisserarm voorover. Trek het wisser-
blad naar buiten toe los. Druk het nieuwe
wisserblad in positie vast. Controleer of het
blad goed vastzit!
Til vervolgens het wisserblad omhoog zodat het
oog van de wisserarm langs van de wisserblad-
houder gaat.
Breng het nieuwe wisserblad in tegengestelde
volgorde en controleer of het goed vastzit.
N.B. Let erop dat het wisserblad aan de
bestuurderszijde recht is en van een spoiler
voorzien is, terwijl dat aan de passagierszijde
gekromd is. De spoiler op het wisserblad aan
de bestuurderszijde moet aan de onderkant van
het blad zitten. De kromming van het wisser-
blad aan de passagierszijde moet die van de
voorruit volgen.
Achterruitwisserbladen
vervangen
Klap de wisserarm naar achteren. Trek het
wisserblad opzij, naar de achterklep toe los.
Druk het nieuwe wisserblad vast. Controleer
of het blad goed vastzit.
Lang
Kort
Trek het complete wisserblad omlaag, zodat het
oog van de wisserarm door het gat in de
wisserbladhouder gaat.
Voorruitwisserbladen vervangen
Klap de wisserarm uit en houd het wisserblad
onder 45° ten opzichte van de wisserarm. Druk
de borgveer op het wisserblad in.
141
Specificaties
Type-aanduidingen 142
Maten en gewichten, Inhoud 143
Smeermiddelen 144
Transmissie 145
Elektrisch systeem 146
Motorspecificaties 147
142
Specificaties
Type-aanduidingen
Wanneer u contact opneemt met uw Volvo-
dealer of vervangingsonderdelen en accessoires
wilt bestellen, kan het handig zijn als u de type-
aanduiding, het chassisnummer en het motor-
nummer van de auto bij de hand hebt.
1 Type, modeljaaraanduiding en chassis-
nummer
Staan in de motorruimte geponst, onder de
voorruit.
2 Type-aanduiding, chassisnummer,
maximaal toelaatbaar gewicht, kleurco-
des voor de lak en de bekleding en
typegoedkeuringsnummer.
Op het plaatje op het binnenspatbord achter
het rechter koplamphuis.
3 Type-aanduiding van de motor, onder-
deel- en serienummer
Aan de rechterzijde van het motorblok.
4 Type-aanduiding en serienummer van
de versnellingsbak
a: Handgeschakelde versnellingsbak: aan de
voorzijde
b: Automatische versnellingsbak
(AW55-50): aan de bovenzijde
143
0300047A
KG
KG
KG
1.
KG2.
VOLVO CAR CORP.
SWEDEN
MADE IN
1
2
3
4
Inhouden
Brandstoftank ............................................................................. 70 liter
AWD, XC, R, Diesel ............................................................... 68 liter
Motorolie (incl. inhoud filter)*
B5204T5 .......................................................................... ca. 5,5 liter
B5234T3 .......................................................................... ca. 5,5 liter
B5234T7 ...................................................................... ca. 5,5 liter
B5244S (170 pk) ........................................................ ca. 5,5 liter
B5244S2 (140 pk) ........................................................ ca. 5,5 liter
B5254T2 2.5T ............................................................... ca. 5,5 liter
B5254T4 R .................................................................... ca. 5,5 liter
D5244T D5 ................................................................. ca. 7,0 liter
D5244T2 2.4D .............................................................. ca. 7,0 liter
D5244T3 2.4D .............................................................. ca. 7,0 liter
Versnellingsbakolie
Handgeschakeld (vijf versnellingen) ..................................... 2,1 liter
Handgeschakeld (zes versnellingen) ...................................... 2,0 liter
Automaat ................................................................................ 7,2 liter
Stuurbekrachtiging ....................................................................... 0,9 liter
Stuurbekrachtiging, R-versie ........................................................ 1,1 liter
Sproeierreservoir voorruit ............................................................ 4,5 liter
Koppelings- en remvloeistof ........................................................ 0,6 liter
Airconditioningssysteem ......................................................... 1000 gram
*: Om te controleren welke motor er in uw auto zit kunt u de typeaandui-
ding in de motorruimte bekijken (voorgaande pagina, punt 3).
Maten en gewichten
Lengte .................. 471 (XC70 473) cm
Breedte ................. 180 (XC70 186) cm
Hoogte* ............... 147-149 (AWD 148-151/XC 155-156/R 145-149) cm
Wielbasis ............. 276 cm
Spoorbreedte
vóór ...................... 156 (XC70 161) cm
Spoorbreedte
achter ................... 156 (XC 155/R 154) cm
*: afhankelijk van de velg- en bandenmaat
Laadcapaciteit (gemeten in 1-literdozen):
Ruggedeelte achterbank rechtop,
bagage tot rand ruggedeelte .................................................................. 485
Ruggedeelte achterbank neergeklapt,
bagage tot rand ruggedeelte voorstoelen .............................................. 745
Ruggedeelte achterbank neergeklapt, lading tot plafond .................... 1641
Toelaatbare belasting (zonder bestuurder) = Totaalgewicht, rijklaar gewicht
Gegevensplaatje met gewichten op het plaatwerk
in de motorruimte
1. Max. totaalgewicht
2. Max. treingewicht (auto + aanhanger)
3. Max. voorasdruk
4. Max. achterasdruk
Max. belasting, zie kentekenbewijs
Max. dakbelasting ......................................................................... 100 kg
Maximaal aanhangergewicht ....................................................... 1800 kg
Maten en gewichten, Inhouden
Belangrijk!
Controleer na verversing van de motorolie met de peilstok of de juiste
hoeveelheid olie in de motor zit. Controleer het peil bij een warme
motor enkele minuten nadat de motor is afgezet.
144
Smeermiddelen
Reservoir stuurbekrachtigingsvloeistof
Vloeistofkwaliteit: Stuurbekrachtigingsvloeistof van het type
Pentosin CHF 11S of iets dergelijks.
Inhoud: ca. 0,9 liter
Belangrijk!
Neem bij twijfel over de juiste oliekwaliteit contact op met een Volvo-
werkplaats.
Remvloeistof
Vloeistoftype: Remvloeistof DOT 4+
Hoeveelheid: ca. 0,6 liter
Koelsysteem
Type: Gesloten overdruksysteem
Inhoud: Benzine zonder turbo ca. 8,0 liter
Benzine met turbo ca. 9,0 liter
Diesel ca.12,5 liter
Thermostaat opent bij 90°C.
Koudemiddel
Type: R 134a
Olietype: PAG P/N=1161627-3
Motor
Benzinemotoren: ACEA A1
U mag ook olie gebruiken die voldoet aan de kwaliteitsnorm ACEA A3.
Let erop dat dezelfde soort olie ook kan voldoen aan zowel ACEA A1 als
ACEA B1.
Dit ongeacht de vraag of de gebruikte olie van minerale oorsprong is of
geheel of gedeeltelijk van synthetische aard is.
Dieselmotoren: ACEA B4
Let erop dat een bepaalde soort olie kan voldoen aan zowel ACEA A3,
ACEA B3 als ACEA B4.
Dit ongeacht de vraag of de gebruikte olie van minerale oorsprong is of
geheel of gedeeltelijk van synthetische aard is.
Voeg geen extra toevoegingsmiddelen aan de olie toe. Ze kunnen de
motor beschadigen.
Voor benzinemotoren met turbocompressor en dieselmotoren adviseren
wij het gebruik van volledig synthetische motorolie van Volvo.
Viscositeit (bij een constante luchttemperatuur)
Onder extreme rijomstandigheden die tot een abnormaal hoge olietempera-
tuur of olieconsumptie leiden, zoals wanneer u in de bergen rijdt en
veelvuldig op de motor afremt of op hoge snelheden over de autosnelweg
rijdt, wordt het gebruik van oliesoorten aanbevolen voldoen aan de
kwaliteitsnorm ACEA A3 (benzinemotoren).
N.B. Oliesoorten met een viscositeitsindex van 0W-30 en 0W-40 moeten
voldoen aan de eisen van de kwaliteitsnormen ACEA A3 (benzinemotoren).
Versnellingsbak
Oliekwaliteit:
Handgeschakeld: Uitsluitend synthetische versnellingsbakolie van
Volvo gebruiken.
Automaat: Uitsluitend versnellingsbakolie van Volvo met
art.nr. 1161540-8.
Niet met andere soorten olie mengen.
145
Transmissie
Transmissie – Automatische versnellingsbak
Elektronisch geregelde automatische versnellingsbak met 5 versnellingen,
bestaande uit een hydraulische koppelomvormer met planetaire overbreng-
ing.
Transmissie – Handgeschakelde versnellingsbak
Handgeschakelde versnellingsbak met volledig gesynchroniseerde
versnellingen incl. de achteruitversnelling. Ingebouwde eindoverbrenging.
Bediening met vloerpook.
Achtertrein
Gescheiden ophanging met onafhankelijk afgeveerde wielen en schok-
dempers. De ophanging bestaat uit naar achteren gerichte wieldraagarmen,
bovenste en onderste ophangarmen, spoorstangen en een stabilisatorstang.
Voortrein
McPherson-veerpoten. De schokdempers zijn in de veerpoten ingebouwd.
Rondsel-en-tandheugelstuurinrichting. Veiligheidsstuurkolom. De
instelwaarden gelden voor een onbelaste auto inclusief brandstof,
koelvloeistof en reservewiel.
Benzine
De motor loopt op benzine met een octaangetal van 91, 95 en
98 (RON).
· 98 (RON) wordt geadviseerd voor een maximaal rendement tegen
een minimaal brandstofverbruik.
· 95 (RON) is te gebruiken in de normale rijomstandigheden.
· 91 (RON) kunt u beter alleen in uitzonderingsgevallen gebruiken.
Het is echter niet zo dat de motor door deze brandstofkwaliteit schade
oploopt.
Norm DIN 51600
Min. octaangetal 91 (RON), loodvrij
Diesel
Norm SS-EN 590
146
Gloeilampen Vermogen Fitting
Bi-Xenon-lampen 35 W D2R
Groot licht 60 W HB3
Dimlicht 55 W H 7
Mistlampen voor 55 W H 1
Breedtelichten/parkeerlichten,
vóór 5 W W 2.1x9.5 d
Zijrichtingaanwijzer 5 W W 2.1x9.5 d
Richtingaanwijzer vóór (geel) 21 W PY
Richtingaanwijzer achter (geel) 21 W PY
Breedtelichten/parkeerlichten
achter 5 W BA 15
Remlichten 21 W BA 15
Achteruitrijlichten 21 W BA 15
Mistachterlicht 21 W BA 15
Parkeerlichten achter 4 W BA 15
Kentekenplaatverlichting 5 W W 2,1x9,5 d
Instapverlichting vóór 5 W SV 8,5
Bagageruimteverlichting 5 W SV 8,5
Verlichting handschoenenkastje 3 W BA 9
Verlichting make-upspiegel 1,2 W SV 5,5
Elektrisch systeem
12-voltsysteem met wisselstroomdynamo en spanningsregelaar. Enkelpo-
lig systeem waarbij het chassis en het motorblok als geleiders worden
gebruikt. De minpool is verbonden met het chassis.
Accu
Spanning 12 V 12 V 12 V (Diesel)
Koudestartcapaciteit
(CCA) 520 A 600 A 800 A*
Reservecapaciteit (RC) 90 min 115 min 135 min
Als u de accu moet vervangen, moet u erop letten dat de nieuwe accu
dezelfde koudestartcapaciteit en reservecapaciteit als de originele
accu heeft (zie de sticker op de accu).
Dynamo, maximale stroomsterkte 140 A
Startmotor, vermogen 1,4 kW 2,2 kW
* Auto’s met standverwarming zijn uitgerust met een accu van 800 A.
Elektrisch systeem
147
Belangrijk!
Tank de juiste brandstof
Uw auto is uitgerust met een katalysator. Om deze niet te beschadigen,
moet u alleen loodvrije benzine tanken.
Om te controleren welke motor er in uw auto zit kunt u de typeaanduiding in de
motorruimte bekijken (Typeaanduidingen pagina 141, punt 3).
* De motor loopt op benzine met een octaangetal van 91, 95 en 98 (RON).
· 98 (RON) wordt geadviseerd voor een maximaal rendement tegen een
minimaal brandstofverbruik.
· 95 (RON) is te gebruiken in de normale rijomstandigheden.
· 91 (RON) kunt u beter alleen in uitzonderingsgevallen gebruiken. Het is
echter niet zo dat de motor door deze brandstofkwaliteit schade oploopt.
Motor - Specificaties
Motor B5204T5* B5234T3* B5234T7* B5244S* B5244S2* B5254T2*
(170 pk) (140 pk) 2.5T FWD/AWD/XC
Vermogen** [kW bij omw/sec] 132/88 184/87 147/83 125/100 103/75 154/83
[pk bij omw/min] 180/5300 250/5200 200/5000 170/6000 140/4500 210/5500
Koppel** [Nm bij omw/sec] 240/37-88 330/42-87 285/33-83 225/75 220/55 320/25-75
[kpm bij omw/min] 24,5/2200-5300 33,7/2400-5200 29,1/2000-5000 23,0/4500 22,5/3300 32,6/1500-4500
Aantal cilinders 5 5 5 5 5 5
Cilinderinhoud [mm] 81 81 81 83 83 83
Boring [mm] 77 90 90 90 90 93,2
Slag [dm³ (l)] 1,98 2,32 2,32 2,44 2,44 2,52
Compressieverhouding 9,5:1 8,5:1 8,5:1 10,3:1 10,3:1 9,0:1
Bougies
Elektrodeafstand [mm] 0,7-0,8 0,7-0,8 0,7-0,8 1,2 1,2 0,7-0,8
Aanhaalmomenten [Nm] 30 30 30 30 30 30
**: Vermogen en koppel gemeten conform de testnorm 80/1269/EEG. Voor benzinemotoren wordt tijdens deze tests gebruik gemaakt van 98 octaan
148
* De motor loopt op benzine met een octaangetal van 91, 95 en 98 (RON).
· 98 (RON) wordt geadviseerd voor een maximaal rendement tegen een
minimaal brandstofverbruik.
· 95 (RON) is te gebruiken in de normale rijomstandigheden.
· 91 (RON) kunt u beter alleen in uitzonderingsgevallen gebruiken. Het is
echter niet zo dat de motor door deze brandstofkwaliteit schade oploopt.
Motor- Specificaties
Motor B5254T4* D5244T D5244T2 D5244T3 B5244SG B5244SG2
R D5 2.4D 2.4D CNG (gas) LPG (gas)
Vermogen**[kW bij omw/sec] 220/92 120/67 96/67 85/67 103/97 103/85
[pk bij omw/min] 300/5500 163/4000 130/4000 116/4000 140/5800 140/5100
Koppel** [Nm bij omw/sec] 400/31-95 340/29-50 280/29-50 280/29-50 192/75 214/75
[kpm bij omw/min] 40,7/1850-5700 34,7/1750-3000 28,6/1750-3000 28,6/1750-3000 19,6/4500 21,8/4500
Aantal cilinders 5 5 5 5 5 5
Cilinderinhoud [mm] 83 81 81 81 83 83
Boring [mm] 93,2 93,2 93,2 93,2 90 90
Slag [dm³ (l)] 2,52 2,40 2,40 2,40 2,44 2,44
Compressieverhouding 8,5:1 18,0:1 18,0:1 18,0:1 10,3:1 10,3:1
Bougies
Elektrodeafstand [mm] 0,7 - - - 1,2 1,2
Aanhaalmomenten [Nm] 28 - - - 30 30
**: Vermogen en koppel gemeten conform de testnorm 80/1269/EEG. Voor benzinemotoren wordt
tijdens deze tests gebruik gemaakt van 98 octaan
149
Audio (extra)
Audiosysteem HU-403 150
Audiosysteem HU-603 151
Audiosysteem HU-803 152
Radiofuncties 153
Cassettedeck 160
CD-speler 161
Dolby Surround Pro Logic 164
Technische gegevens - Audio 166
150
Audiosysteem HU-403
4. Fader - indrukken en omdraaien
Balans - indrukken, uittrekken en
omdraaien
5. Radio - zender zoeken omhoog/omlaag
Cassette - vorige/volgende nummer
kiezen
6. Radio - handmatig zender zoeken
Cassette - versneld vooruit/achteruit
spoelen
7. Display
8. Programmatype
9. Nieuws en radiotekst
10. Verkeersinformatie
11. Automatische zenderinstelling
12. Lage tonen - indrukken en omdraaien
Hoge tonen - indrukken, uittrekken en
omdraaien
13. Keuzetoets bandrichting
14. Cassette-opening
15. Cassette uitwerpen
1. Aan/uit - indrukken
Volume - omdraaien
2. Keuzeknop:
Opgeslagen radiozenders
CD-wisselaar (extra)
3. Keuzeknop:
Radio - FM, AM
Cassettedeck
CD-wisselaar (extra)
TV (extra)
13
10
1
12
11
8
9
5
15
14
2
DOLBYBNR
3
HU-403
3903063m
4
7
6
151
Audiosysteem HU-603
1. Aan/uit (indrukken)
Volume (omdraaien)
2. Keuzeknop:
Opgeslagen radiozenders
CD-wisselaar (extra)
3. Keuzeknop:
Radio
Cassette
CD-speler
CD-wisselaar (extra)
TV (extra)
4. Fader - indrukken en omdraaien
Balans - indrukken, uittrekken en
omdraaien
5. Radio - zender zoeken omhoog/omlaag
Cassette - vorige/volgende nummer
kiezen
CD - vorige/volgende nummer kiezen
6. Radio - handmatig zender zoeken
Cassette - versneld vooruit/achteruit
spoelen
CD - versneld zoeken vooruit/achteruit
7. CD uitwerpen
8. CD-opening
9. Willekeurige afspeelvolgorde cd
10. Programmatype
11. Nieuws en radiotekst
12. Verkeersinformatie
13. Automatische
zenderinstelling
14. Lage tonen - indrukken en omdraaien
Hoge tonen - indrukken, uittrekken en
omdraaien
15. Keuzetoets bandrichting
16. Cassette-opening
17. Cassette uitwerpen
18. Display
9
14
13
12
10
11
115 16 217
HU-603
3
DOLBYBNR
18
8
COMPACT
DIGITALAUDIO
4
3903064m
5
6
7
152
Audiosysteem HU-803
21
17
18
15
4
3
5
14
16
13
DOLBYSURROUND
19 12
6
HU-803
3903065m
7
8
COMPACT
DIGITALAUDIO
11
10
9
1. Aan/uit (indrukken)
Volume (omdraaien)
2. Lage tonen - indrukken en omdraaien
Hoge tonen - indrukken, uittrekken en
omdraaien
3. Fader - indrukken en omdraaien
Balans - indrukken, uittrekken en
omdraaien
4. Volume middenluidspreker - indrukken
en omdraaien
Uitgangsvermogen ruimtelijk effect -
indrukken en omdraaien
5. Keuzeknop:
Opgeslagen radiozenders
Interne cd-wisselaar - cd kiezen
Externe cd-wisselaar (extra)
6. Keuzeknop:
Radio
CD-speler
CD-wisselaar (extra)
TV (extra)
7. Radio - zender zoeken omhoog/omlaag
CD - vorige/volgende nummer kiezen
8. Radio - handmatig zender zoeken
CD - versneld zoeken vooruit/achteruit
9. CD uitwerpen
10. Dolby Pro Logic
11. 2-kanaals stereo
12. 3-kanaals stereo
13. CD-opening
14. Willekeurige afspeelvolgorde cd
15. Programmatype
16. Nieuws en radiotekst
17. Verkeersinformatie
18. Automatische zenderinstelling
19. Display
153
Radiofuncties HU-403 603 803
3902418d
Aan/uit-knop
Druk op de draaiknop om de radio aan of uit te
zetten.
Volumeregeling
Draai de knop naar rechts om het volume te
verhogen. De volumeregeling verloopt elektro-
nisch en heeft geen eindstand. Als uw stuurwiel
is uitgerust met een toetsenset, kunt u het
volume verhogen of verlagen met de toetsen + of -.
Volumeregeling - basluidsprekers
(extra)
Draai de knop rechtsom om het volume te
verhogen (+6dB).
Draai de knop linksom om het volume te
verlagen of de volumeregeling uit te schakelen.
De middelste stand is de normale stand van de
draaiknop.
3903096m
Volumeregeling, TP/PTY/NEWS
Als u een cassette of CD beluistert op het
moment dat de radio verkeersinformatie,
nieuws of een speciaal soort programma
ontvangt, wordt de cassette- of CD-speler
onderbroken en ontvangt u de informatie op het
geluidsniveau dat u van tevoren m.b.v. de
volumeknop voor het beluisteren van verkeers-
informatie, nieuws of een bepaald programma-
type hebt ingesteld.
Als de uitzending is beëindigd, keert het
systeem onmiddellijk terug naar het oude
volume en wordt de cassette of CD verder
afgespeeld.
Volumeregeling voor
geïntegreerde telefoon (extra)
Als de telefoon gaat terwijl u naar de radio
luistert, wordt het volume verlaagd zodra u het
gesprek aanneemt. Na afloop van het gesprek
speelt de radio op het oude volume verder. U
kunt het volume ook tijdens het telefoongesprek
bijregelen, waarna de radio na afloop van het
gesprek op het nieuwe volume verder speelt. In
de actieve stand staan er altijd telefoongegevens
op het display.
De functie geldt alleen voor het geïntegreerde
telefoonsysteem van Volvo.
154
3901858d
3901855d
Radiofuncties HU-403 603 803
Lage tonen
Stel de weergave van de lage tonen bij door de
knop in te drukken en vervolgens naar links of
naar rechts te draaien. In de middelste stand is
de weergave van de lage tonen normaal. Druk
na het afstellen de knop weer in de uitgangspo-
sitie terug.
Hoge tonen
Stel de weergave van de hoge tonen bij door de
knop in te drukken en vervolgens naar links of
naar rechts te draaien. In de middelste stand is
de weergave van de hoge tonen normaal. Druk
na het afstellen de knop weer in de uitgangspo-
sitie terug.
3901856d
Keuzeknop golflengte
Draai de knop “SOURCE” om te kiezen
tussen FM en AM. De zender en golflengte
verschijnen op het display. Voor zover
aanwezig kunt u met deze knop ook kiezen
tussen cassettedeck, CD of CD-wisselaar.
Fader - Balans voor/achter
Stel de juiste balans in tussen de luidsprekers
voor- en achterin door de knop in te drukken
en vervolgens naar links (geluid van achteren)
of naar rechts (geluid van voren) te draaien. In
de middelste stand is de balans tussen de
luidsprekers voor- en achterin normaal. Druk
na het afstellen de knop weer in de uitgangspo-
sitie terug.
Balans rechts/links
Stel de juiste balans in door de knop in te
drukken en vervolgens naar links of naar rechts
te draaien. In de middelste stand is de balans
normaal. Druk na het afstellen de knop weer in
de uitgangspositie terug.
155
3901859d
A
B
Radiofuncties HU-403 603 803
A - Zender instellen
Druk op de linker toets voor een lagere
frequentie en op de rechter voor een hogere
frequentie. De ingestelde frequenties worden
aangegeven.
B - Zender zoeken
omhoog/omlaag
Druk langere tijd op de linker- of rechterzijde
van de knop om naar een zender met een lagere
of hogere frequentie te zoeken. De radio stopt
bij de eerstvolgende zender met een goede
ontvangst en stelt deze in. Druk nogmaals op
de toets, als u door wilt gaan met zoeken.
Toetsenset op stuurwiel
Als uw stuurwiel is uitgerust met een toetsenset,
kunt u op de pijl naar rechts of links drukken om
één van de voorkeurzenders te selecteren.
N.B.
Als uw auto is uitgerust met een geïntegreerde
telefoon, kunt u de toetsenset op het stuurwiel
alleen gebruiken voor activering van de telefoon-
functies wanneer u de telefoon hebt geactiveerd.
In de actieve stand staan er altijd telefoonge-
gevens op het display.
Druk op
om de telefoon te deactiveren.
Als er geen SIM-kaart in uw telefoon zit, moet u
de telefoon uitschakelen, zie pagina 170.
3901873d
3901855d
Scannen
Druk op de knop SOURCE om het scannen
te starten. Wanneer de radio een zender heeft
gevonden, wordt het scannen enkele seconden
stopgezet. De radio gaat daarna verder met
scannen. Wanneer de radio een zender heeft
gevonden die u wilt beluisteren, moet u op de
knop SOURCE drukken.
Als het audiosysteem (HU-403, 603) in de
cassettestand staat, worden van elk nummer
enkele seconden weergegeven.
Als het systeem in de CD-stand staat
(HU-603/803), worden van elk nummer enkele
seconden weergegeven.
Wanneer u een nummer hebt gevonden dat u wilt
beluisteren, moet u op de knop “SOURCE”
drukken.
156
3901860d
3901854d
Radiofuncties HU-403 603 803
Zenders programmeren
1. Kies de gewenste frequentie.
2. Druk kort op de knop “1-20/DISC”.
Kies een nummer door naar voren of naar
achteren te draaien. Druk nogmaals om de
gewenste frequentie en zender op te slaan
Voorkeurzenders
Draai aan “1-20/DISC” om tot het opgeslagen
om een vooringesteld radioprogramma te
kiezen. Het ingestelde programma wordt
weergegeven.
AUTO - Automatische
zenderinstelling
Met behulp de AUTO-functie kunt u tot 10 goed
te ontvangen AM- of FM-zenders opzoeken en
deze opslaan in een afzonderlijk geheugen.
Deze functie is met name bruikbaar in gebieden
waar u de radiozenders niet kent.
1. Druk op de toets AUTO en houd deze
minstens 2 seconden lang ingedrukt. Een
aantal zenders met een sterk signaal
(maximaal 10) van de gekozen golflengte
staan nu in het geheugen. Het display geeft
“AUTO” aan. Als er geen zender met
voldoende signaalsterkte beschikbaar is,
verschijnt de melding “NO STATION”.
2. Draai aan de knop “1-20/DISC” als u naar
een andere vooringestelde zender wilt gaan.
Bij elke slag wordt een nieuwe zender
ingesteld (A0 - A9).
3. Om terug te gaan naar het menu waarin u uit
de voorgeprogrammeerde radiozenders kunt
kiezen, moet u eenmaal op “AUTO”
drukken. De tekst “AUTO” op het display
dooft dan.
157
3901860d
3901860d
3901860d
Verkeersinformatie/Nieuws HU-403 603 803
Verkeersinformatie (TP)
Door kort op de toets TP (korter dan 2 secon-
den) te drukken, krijgt u verkeersinformatie van
de RDS-zenders. Als deze functie is ingescha-
keld, wordt het bericht “TP” weergegeven. Als
het systeem op cassette of CD staat, stemt de
radio op de achtergrond automatisch af op een
FM-zender met een sterk signaal, die verkeers-
informatie uitzendt. Als u een cassette of CD
beluistert, wordt dit onderbroken en ontvangt u
de verkeersinformatie op het geluidsniveau dat
u van te voren voor het beluisteren van
verkeersinformatie hebt ingesteld.
Na afloop van de verkeersinformatie neemt het
systeem het oude volume weer aan en wordt de
cassette of CD verder afgespeeld.
· Verkeersinformatie kan alleen worden
gehoord als TP en
gelijktijdig worden
weergegeven.
· Als het display alleen TP aangeeft, wordt
er geen verkeersinformatie uitgezonden
door de gekozen radiozender.
· Als u een verkeersbulletin voortijdig wilt
afbreken, moet u op de toets TP drukken.
De TP-functie is dan nog steeds actief,
maar de radio wacht op het volgende
verkeersbulletin.
· Als u de TP-functie wilt uitschakelen, moet
u op de toets TP drukken. Het display geeft
dan niet langer TP aan.
Nieuws aan/uit
Druk kort op de toets NEWS om de nieuws-
functie te activeren. De tekst NEWS verschijnt
in kleine letters op het display. Druk nogmaals
op de toets NEWS, als u de nieuwsfunctie wilt
uitschakelen.
Zodra er een nieuwsbulletin binnenkomt, wordt
de weergave van het cassettedeck, de CD-speler
of de CD-wisselaar onderbroken zodat u het
nieuws kunt beluisteren.
Als u een nieuwsbulletin voortijdig wilt
afbreken, moet u op de toets NEWS drukken.
De weergave van het nieuwsbulletin wordt dan
beëindigd. De nieuwsfunctie is dan nog steeds
actief, maar de radio wacht op het volgende
nieuwsbulletin. Druk nogmaals op de toets
NEWS om de nieuwsfunctie uit te schakelen.
De tekst NEWS verdwijnt dan van het display.
Radiotekst
Sommige RDS-zenders geven informatie door
over de inhoud van de programma’s, de
uitvoerende artiesten e.d. Dergelijke informatie
verschijnt dan in tekstvorm op het display.
Druk enkele seconden op de toets NEWS om
een verzonden radiotekst op te roepen. De
tekst verschijnt vervolgens op het display.
Wanneer u kort op de toets NEWS drukt,
beëindigt u de weergave van de radiotekst.
158
Programmatypes Display
Nieuws News
Actualiteiten Current
Informatie Info
Sport Sport
Educatie Educ
Hoorspel Theater
Kunst en cultuur Culture
Wetenschap Science
Vermaak Enterta
Pop Pop
Rock Rock
Easy listening Easy list
Licht klassiek L Class
Klassieke muziek Classical
Overige muziek Other M
Weer Weather
Financieel nieuws Econ.
Kinderprogramma’s For children
Maatschappelijke progr. Social
Religie Spiritual
Inbelprogramma’s Telephone
Reizen Travel
Ontspanning Leisure
Jazz Jazz
Country Country
Nationale muziek Nation M
Gouwe ouwe “Oldies”
Volksmuziek Folk
Documentaires Document
Alarmtest Alarm test
!!ALARM!! !!Alarm!!
PTY ontbreekt Pty Miss
3901860d
Programmatype
Met de PTY-functie kunt u direct programma’s
met een bepaald onderwerp kiezen. Ga als volgt
te werk om een zender met een bepaald
programmatype te zoeken.
1. Druk op de toets PTY. Het programmatype
van de ingestelde radiozender verschijnt op
het display.
2. Wanneer u aan de knop 1-20/DISC draait,
kunt u door de lijst met programmatypes
bladeren.
3. Wanneer u het gewenste programmatype
hebt gevonden, drukt u op de knop 1-20/
DISC om uw keuze te bevestigen. De radio
zoekt vervolgens naar een radiozender met
het geselecteerde programmatype.
4. Als de radio een zender met het gekozen
programmatype heeft gevonden, wordt
deze zender ingesteld. Als er geen zender met
het gekozen programmatype kan worden
gevonden, hervat de radio de voorgaande
stand. De PTY-functie is dan stand-by. Dit
blijft zo totdat er een programma van het
gekozen type wordt uitgezonden. Wanneer
dat het geval is, schakelt de radio automat-
isch over op de zender die het geselecteerde
programmatype uitzendt.
5. Als er meerdere zenders met het gekozen
programmatype zijn, kunt u één van de
zenders kiezen met de toetsen
, of
SCAN. De PTY-functie blijft actief, totdat
de radio een zender met het gekozen
programmatype heeft gevonden. Dit is
tevens het geval zolang de ingestelde zender
een programma van het gekozen type
uitzendt.
6. Om de radio weer stand-by te zetten moet u
nogmaals op de toets PTY drukken.
Wanneer u een CD of cassette beluisterde,
wordt deze verder afgespeeld totdat het
gekozen programmatype opnieuw wordt
uitgezonden.
7. Om de PTY-functie uit de stand-by-stand te
halen, moet u nogmaals op de toets PTY
drukken. Het PTY-symbool verdwijnt dan.
Programmatypes HU-403 603 803
159
Geavanceerde gebruikersstand “Advanced User Mode” (AUM)
Geavanceerde gebruikersstand
·
Om de AUM-stand te activeren moet u het
volgende doen. Zorg dat de radio is
uitgeschakeld, druk de volumeknop in en
houd deze minstens 5 seconden lang in deze
stand vast.
· Draai aan de knop 1-20/DISC om een
AUM-functie te selecteren (zie het overzicht
met functies rechts).
· Wanneer u uw keuze gemaakt hebt, knippert
de uitgangswaarde (“default”) die bij de
geselecteerde functie hoort. Druk op de
knop 1-20/DISC om de uitgangswaarde
van de functie te wijzigen (in bijv. ON/OFF,
LOW/MID/HIGH e.d. afhankelijk van de
functie).
· Selecteer zo nodig andere functies/alternatie-
ven.
Om de fabriekinstellingen voor alle AUM-
functies te hervatten moet u aan de knop 1-20/
DISC draaien, totdat de tekst “SET TO
DEFAULT” (uitgangswaarden hervatten) op
het display van de radio verschijnt. Druk
vervolgens op dezelfde knop. Alle fabrieksin-
stellingen van de AUM-functies worden dan
hervat, waarna de radio de normale stand
inneemt (muziek, nieuws e.d.).
Om eventuele wijzigingen op te slaan en terug
te gaan naar de normale stand, moet u aan de
knop 1-20/DISC draaien totdat de tekst “BACK
and SAVE” (teruggaan en opslaan) op het
display van de radio verschijnt. Druk vervolgens
nogmaals op dezelfde knop.
Druk vervolgens nogmaals op de knop 1-20/
DISC.
Om terug te gaan naar de normale stand zonder
eventuele wijzigingen op te slaan, moet u aan de
knop 1-20/DISC draaien totdat de tekst
BACK without SAVE” (teruggaan zonder
opslaan) op het display van de radio verschijnt.
Druk vervolgens nogmaals op de knop 1-20/
DISC.
Lijst met geavanceerde
gebruikersinstellingen
(de uitgangswaarden zijn onderstreept)
- SET TO DEFAULT (zie de linker kolom).
- AF SWITCHING ON/OFF (automatische
afstemfunctie) – de AF-afstemfunctie zorgt
ervoor dat het toestel op het sterkste
zendersignaal voor het gekozen programma
afstemt.
- REGIONAL ON/OFF (regionale
radioprogramma’s) – Deze functie maakt
het mogelijk om op een bepaalde regionale
zender afgestemd te blijven, ook al is het
bijbehorende zendersignaal niet bijster
krachtig.
- EON (”Enhanced Other Networks”)
LOCAL/
DISTANT – Deze functie geeft aan
of het radioprogramma dat u beluistert alleen
moet worden onderbroken voor bijv.
verkeersinformatie of nieuwsbulletins (voor
zover u deze functies hebt geselecteerd)
wanneer het signaal krachtig is (LOCAL) of
ook wanneer het binnenkomende signaal
zwakker (DISTANT) is.
- NETWORK ALL/TUNED – Met deze
functie kunt u aangeven of het radiopro-
gramma dat u beluistert alleen moet worden
onderbroken voor bijv. verkeersinformatie of
nieuwsbulletins (voor zover u deze functies
hebt geselecteerd) wanneer het signaal
afkomstig is van de zender waarop u bent
afgestemd, bijv. RADIO3 (TUNED), of ook
wanneer er een signaal binnenkomt via een
willekeurig andere zender (ALL).
- LANGUAGE - Met deze functie kunt u
aangeven in welke taal de displayberichten
moeten verschijnen (Engels, Duits, Frans of
Zweeds). Deze functie werkt alleen voor
PTY-berichten.
- ASC (“Active Sound Control”) ON/OFF
(actieve geluidsregeling) - Met de ASC-
functie kunt u het volume van de radiozender
automatisch laten afstemmen op de snelheid
waarmee u rijdt.
- ASC TABLE - Met deze functie kunt u het
uitgangsvolume voor de ASC-functie
aangeven (LOW/MID/HIGH).
- SRC ON/OFF - Met deze functie kunt u de
regeling in- of uitschakelen die ervoor zorgt
dat de weergave van de hoge tonen wordt
bijgesteld bij slechte ontvangst. Activering
van deze functie kan de ervaren ontvangst-
kwaliteit verbeteren.
- SRC TABLE - Met deze functie kunt u het
uitgangsvolume voor de SRC-functie
aangeven (LOW/MID/HIGH).
- TAPE DOLBY ON/OFF - Met deze functie
kunt u de Dolby-ruisonderdrukkingsregeling
uitschakelen, wanneer u een cassette
beluistert (HU 403/603).
- BACK and SAVE (zie voorgaande pagina).
- BACK without SAVE (zie voorgaande
pagina).
160
3901876d
3901857d
DOLBYBNR
3901859d
A
B
Cassettedeck HU-403 603
3901873d
Cassette-opening
De cassette wordt met de open kant naar
rechts in de opening geschoven. Op het
display verschijnt “TAPE Side A”. Wanneer
een kant van de cassette is afgespeeld, schakelt
het deck automatisch over naar de andere kant
(auto-reverse). Als er al een cassette in het
deck zit, laat de cassette dan spelen door aan
de knop “SOURCE” te draaien.
Van bandrichting wisselen
Druk op de toets REV, als u de andere kant
van de cassette wilt beluisteren. Het display
geeft aan welke kant van de cassette wordt
afgespeeld.
Cassette uitwerpen
Als u op de uitwerptoets drukt, stopt de
cassette waarna deze wordt uitgeworpen.
Draai aan de knop SOURCE om een andere
geluidsbron te kiezen. Ook als het systeem is
uitgeschakeld, kunt u een cassette plaatsen of
uitwerpen.
Ruisonderdrukking Dolby B
De ruisonderdrukkingsfunctie is normaal
geactiveerd. Ga als volgt te werk, als u de
functie wilt uitschakelen. Houd de toets REV
ingedrukt, totdat het Dolby-symbool
van
het display verdwijnt. Druk nogmaals op
dezelfde toets om de Dolby-functie weer te
activeren.
Scannen (HU-603)
Zie pagina 155 voor meer informatie.
A - Versneld spoelen
De cassette kan vooruit worden gespoeld met
en achteruit met . Tijdens het spoelen
toont het display de meldingen “FF” (voor-
uitspoelen) en “REW” (achteruitspoelen). Het
versneld spoelen wordt onderbroken als u de
knop weer indrukt.
B - Volgend nummer,
Vorig nummer
Als u de toets indrukt, spoelt de cassette
automatisch vooruit naar het volgende nummer.
Als u de toets
indrukt, spoelt de cassette
automatisch achteruit naar het vorige nummer.
Deze functie werkt alleen goed wanneer er
tussen de nummers een stilte van ongeveer vijf
seconden is ingelast. Als uw stuurwiel is
uitgerust met een toetsenset, kunt u gebruik
maken van de pijltoetsen.
161
CD-speler
Steek een cd in de opening. Als u al een CD
hebt ingebracht, moet u voor weergave van de
CD kiezen door aan de knop SOURCE te
draaien.
CD uitwerpen
Als u op deze toets drukt (zie bovenstaand
afbeelding) stopt de CD-speler waarna de disc
naar buiten komt, zie bovenstaande afbeelding.
N.B. Om veiligheidsredenen hebt u twaalf
seconden de tijd om de uitgeworpen cd uit te
nemen. Daarna wordt de cd weer ingenomen en
verder afgespeeld.
3901862d
A - Versneld spoelen
Druk op of om een bepaald gedeelte van
een nummer op te zoeken.
Willekeurige afspeelvolgorde
Druk op “RND” om deze functie te activeren.
De CD-speler speelt de CD in een willekeurige
volgorde af. Zolang deze functie actief is staat
de melding “RND” op het display.
B - Van nummer wisselen
Druk op om naar het volgende nummer te
gaan of op
om naar het vorige nummer te
gaan. Het display geeft het nummer aan dat
wordt afgespeeld. Als uw stuurwiel is uitgerust
met een toetsenset, kunt u gebruik maken van
de pijltoetsen op het stuurwiel.
Scannen
Zie pagina 155 voor meer informatie.
3901859d
3901873d
A
B
CD-speler HU-603
Belangrijk!
Maak geen gebruik van cd's met een
opgeplakt etiket. Door de warmte in de
cd-speler kan het gebeuren dat het etiket
van de cd loskomt. De cd-speler kan
daarbij beschadigd raken.
162
3901875d
3901859d
3901873d
CD-wisselaar
Draai aan de knop “SOURCE” om de CD-
wisselaar in te schakelen. De CD-wisselaar
speelt het laatst gekozen nummer op de laatst
gekozen CD af. Als het magazijn* van de CD-
wisselaar leeg is, verschijnt de melding “LOAD
CARTRIDGE”.
Nummer CD selecteren
Draai aan de knop 1-20/DISC. Op het display
verschijnt het nummer van de geselecteerde cd
en het gekozen nummer op deze CD.
* De CD-wisselaarfunctie kan alleen worden
gebruikt als het systeem is aangesloten op de
CD-wisselaar van Volvo, die op bepaalde
modellen standaard aanwezig is en op andere
modellen verkrijgbaar is als accessoire.
A
B
A - Versneld spoelen
Druk op of om een bepaald gedeelte van
een nummer op te zoeken.
B - Van nummer wisselen
Druk op om naar het volgende nummer te
gaan of op
om naar het vorige nummer te
gaan. Het display geeft het nummer van de CD
en het geselecteerde nummer op deze CD aan.
Als uw stuurwiel is uitgerust met een toetsen-
set, kunt u gebruik maken van de pijltoetsen.
Scannen (HU-603 803)
Zie pagina 155 voor meer informatie.
Willekeurige afspeelvolgorde
Druk op “RND” (voor HU-603 en 803) om de
CD in een willekeurige volgorde te laten
afspelen. Als u het radiosysteem HU-403 hebt,
draai dan aan “SOURCE”. Er wordt een
willekeurig nummer van een willekeurige disc
gekozen. Een volgend nummer wordt op
dezelfde wijze gekozen. Zolang deze functie
actief is staat de melding “RND” op het display.
N.B. Maak geen gebruik van cd's met een
opgeplakt etiket. Door de warmte in de cd-
speler kan het gebeuren dat het etiket van de cd
loskomt. De cd-speler kan daarbij beschadigd
raken.
N.B. Speel uitsluitend cd's met een diameter
van 12 cm af! Probeer nooit kleinere cd's af te
spelen!
Externe CD-wisselaar
163
3901859d
Interne CD-wisselaar HU-803
3901854d
3901873d
A
B
Willekeurige afspeelvolgorde
Druk op “RND” om de cd in een willekeurige
volgorde te laten afspelen. Er wordt een
willekeurig nummer van een willekeurige disc
gekozen. Een volgend nummer wordt op
dezelfde wijze gekozen. Zolang deze functie
actief is staat de melding “RND” op het display.
N.B. Als de kwaliteit van de CD niet voldoet
aan de vereisten zoals beschreven in de norm
EN60908 of als de opname op ondermaatse
apparatuur heeft plaatsgevonden, kan het zijn
dat het geluid te wensen over laat of zelfs
helemaal uitblijft.
Nummer CD selecteren
Draai aan de knop 1-20/DISC. Op het display
verschijnt het nummer van de geselecteerde CD
en het gekozen nummer op deze CD.
A - Versneld spoelen
Druk op of om een bepaald gedeelte van
een nummer op te zoeken.
B - Van nummer wisselen
Druk op om naar het volgende nummer te
gaan of op
om naar het vorige nummer te
gaan. Het display geeft het nummer van de CD
en het geselecteerde nummer op deze CD aan.
Als uw stuurwiel is uitgerust met een toetsen-
set, kunt u gebruik maken van de pijltoetsen.
Scannen (HU-803)
Zie pagina 155 voor meer informatie.
Interne CD-wisselaar
Een interne CD-wisselaar met een magazijn voor
4 CD’s maakt deel uit van het audiosysteem
HU-803.
Draai aan de knop SOURCE om de CD-wisselaar
in te schakelen. De CD-wisselaar speelt het laatst
gekozen nummer op de laatst gekozen CD af. U
kunt 4 cd’s in het magazijn van de CD-wisselaar
aanbrengen. Om een nieuwe CD aan te kunnen
brengen moet u een lege positie selecteren. Draai
aan 1-20/DISC om een lege positie te vinden.
Zorg dat er “LOAD DISC” verschijnt, voordat u
een nieuwe CD aanbrengt.
CD uitwerpen
Als u op de toets drukt stopt de CD, waarna de
CD die werd afgespeeld naar buiten komt.
N.B. Om veiligheidsredenen hebt u twaalf
seconden de tijd om de uitgeworpen cd uit te
nemen. Daarna wordt de cd weer ingenomen en
verder afgespeeld.
Belangrijk!
Maak geen gebruik van cd's met een
opgeplakt etiket. Door de warmte in de
cd-speler kan het gebeuren dat het etiket
van de cd loskomt. De cd-speler kan
daarbij beschadigd raken.
164
Dolby Surround Pro Logic HU-803
Dolby Surround Pro Logic Mode*
Druk op PL” om “Dolby Surround Pro
Logic Mode” in te schakelen. Op het display
verschijnt “Dolby Pro Logic”. Druk op OFF om
terug te keren naar 2-kanaals stereoweergave.
Dolby Surround Pro Logic
In combinatie met een centrale luidspreker in
het midden van het dashboard zorgt Dolby
Surround Pro Logic voor een zeer realistische
geluidsweergave.
De normale stereokanalen links en rechts
worden dan opgedeeld in links, midden en
rechts. Bovendien produceren de luidsprekers
achterin het zogeheten “ambient surround
sound”. Dit effect evenaart de nagalm in de
opnameruimte.
* Dolby Surround Pro Logic De Dolby
Surround Pro Logic Mode werkt alleen,
wanneer u een CD, cassette of FM-zender
beluistert. Als u naar een andere radiozender
luistert, moet u voor 3-kanaals stereoweergave
(3-CH) kiezen.
3901878d
3901877d
Tegenwoordig wordt de meeste muziek zodanig
opgenomen, dat het geluid van de vocalist/solist
recht van voren komt en dat van het begeleiden-
de orkest van links, rechts en van achteren. Op
die manier zorgt Dolby Surround Pro Logic
voor een geluidsweergave die zeer dicht bij de
originele opnamesituatie ligt.
Let er bij het gebruik van Dolby Surround Pro
Logic op dat de geluidsweergave voor de
inzittenden achterin verschilt van die voor de
inzittenden voorin.
165
3-kanaals stereo
Kies 3-CH voor 3-kanaals stereo. “3 ch”
verschijnt op het display. Druk op “OFF”
om terug te keren naar 2-kanaals stereo.
Volume centrale luidspreker
Stel het volume van de middenluidspreker in
door de knop in te drukken en naar buiten te
trekken en deze vervolgens linksom of
rechtsom te draaien. In de middenstand is het
volume normaal. Druk de knop na de instelling
terug.
Uitgangsvermogen
achterluidsprekers
(“Ambient Surround Sound”)
Stel het uitgangsvermogen van de achterste
kanalen in door de knop in te drukken, zodat
deze naar buiten komt en daarna nog verder uit
te trekken en vervolgens naar links of naar
rechts te draaien. In de middenstand is het
uitgangsvermogen normaal. Druk de knop na de
instelling terug. Met deze knop regelt u het
uitgangsvermogen van de “Surround Sound”,
wanneer “Dolby Surround Pro Logic” actief is.
Dolby Surround Pro Logic HU-803
3901877d
3902419d
3902419d
166
Alarm
Er verschijnt “Alarm!” op het display, wanneer er een alarmmelding
wordt verzonden. Deze functie wordt gebruikt om u attent te maken
op ernstige ongelukken of calamiteiten, zoals ingestorte bruggen of
ongelukken in kerncentrales.
Dolby ruisonderdrukking wordt geproduceerd onder licentie van
Dolby Laboratories Licensing Corporation. Dolby en de dubbele
D
zijn geregistreerde handelsmerken van Dolby Laboratories
Licensing Corporations.
HU-403
Vermogen: 4 x 25 W
Impedantie: 4 Ohm
Vereiste spanning: 12 V, negatieve massa
Radio
Frequentie: U (FM) 87,5 - 108 MHz
M (AM) 522 - 1611 kHz
L (AM) 153 - 279 kHz
HU-603
Vermogen: 4 x 25 W
Impedantie: 4 Ohm
Vereiste spanning: 12 V, negatieve massa
Externe versterker: 4 x 50 W alt. 4 x 75 W (extra)
Radio
Frequentie: U (FM) 87,5 - 108 MHz
M (AM) 522 - 1611 kHz
L (AM) 153 - 279 kHz
Basluidsprekers
Ingebouwde versterker: 150 W
HU-803
Vermogen: 1 x 25 W (Middenluidspreker)
Impedantie: 4 Ohm
Vereiste spanning: 12 V, negatieve massa
Externe versterker 4 x 50 W alt. 4 x 75 W
De HU-803 moet op een afzonderlijke versterker zijn aangesloten.
Radio
Frequentie: U (FM) 87,5 - 108 MHz
M (AM) 522 - 1611 kHz
L (AM) 153 - 279 kHz
Technische gegevens - Audio
Dolby Surround Pro Logic is een geregistreerd handelsmerk van
Dolby Laboratories Licensing Corporation. Dolby Surround Pro
Logic wordt geproduceerd onder licentie van Dolby Laboratories
Licensing Corporation.
167
Telefoon (extra)
Telefoonsysteem 168
Beknopte
bedieningsinstructies 170
Bel-opties 171
Geheugenfuncties 174
Menu’s 175
Overige informatie 179
168
Telefoon
Algemene voorschriften
· Verkeersveiligheid staat voorop! Als
u als bestuurder gebruik wilt maken
van de handset in de armleuning, moet
u de auto eerst op een veilige plaats
parkeren.
· Schakel het systeem uit tijdens het
tanken.
· Schakel het systeem uit in gebieden
waar met explosieven wordt gewerkt.
· Laat reparatie van de telefoon aan
erkend servicepersoneel over.
Noodoproepen
Het is altijd mogelijk het alarmnummer te
bellen, zelfs als de contactsleutel of de
SIM-kaart is uitgenomen.
· Druk op de Aan/Uit-knop.
· Kies het alarmnummer van het land
waarin u zich bevindt (112 binnen de
EU).
· Druk op de groene toets .
Telefoonsysteem
5. SIM-kaart
U brengt de SIM-kaart aan de voorkant van de
toetsenset op de middenconsole aan.
Schakel de telefoon uit en verlaat de actieve
stand als u geen SIM-kaart hebt aangebracht,
omdat u anders geen berichten voor de overige
functies van het display kunt aflezen.
6. Microfoon
De microfoon is ingebouwd in de achteruit-
kijkspiegel.
7. Luidspreker
De luidspreker is ingebouwd in de hoofdsteun
van de bestuurdersstoel.
8. Antenne
De antenne is tegen de voorruit aangebracht,
achter de achteruitkijkspiegel.
1. Toetsenset in middenconsole
Met de toetsenset op de middenconsole kunt u
alle functies van het telefoonsysteem sturen.
2. Toetsenset op stuurwiel
Met de toetsenset op het stuurwiel kunt u de
meeste functies van uw telefoonsysteem
regelen. Wanneer de telefoon in de actieve stand
staat, kunt u de toetsenset op het stuurwiel
alleen gebruiken om de telefoonfuncties te
regelen. U moet de actieve stand eerst verlaten,
voordat u de toetsen weer kunt gebruiken om
radio-instellingen te verrichten, zie pagina 170.
3. Display
Op het display verschijnen menu’s, meldingen,
telefoonnummers e.d.
4. Handset
De handset kunt u gebruiken voor privéges-
prekken waarin u niet gestoord wil worden.
169
Telefoon
3903012m
5
7
4
6
8
3
1
2
170
Telefoon
Beknopte bedieningsinstructies
3902219d
3903019m
Systeem in- en uitschakelen
Om het systeem in te schakelen: draai de
contactsleutel in stand I. Druk op de aange-
geven knop in de bovenstaande afbeelding.
U schakelt het systeem als volgt uit: houd de
knop waarmee u het systeem inschakelde ca.
drie seconden lang ingedrukt. Als u het contact
afzet terwijl het telefoonsysteem actief is, zal
het telefoonsysteem eveneens actief zijn
wanneer u het contact opnieuw inschakelt.
Wanneer u het telefoonsysteem hebt uitge-
schakeld, kunt u geen gesprekken aannemen.
3903022
m
SIM-kaart
De telefoon is alleen te gebruiken in combinatie
met een geldige SIM-kaart (Subscriber Identity
Module). U kunt een dergelijke kaart bij uw
provider verkrijgen.
Breng altijd de SIM-kaart aan, wanneer u
gebruik wilt maken van de telefoon. De naam
van uw provider verschijnt dan op het display.
Schakel de telefoon uit en verlaat de actieve
stand als u geen SIM-kaart hebt aangebracht,
omdat u anders geen berichten voor de overige
functies van het display kunt aflezen en geen
gebruik kunt maken van de toetsenset op het
stuurwiel om de radio te bedienen.
Actieve stand
Om gebruik te kunnen maken van de functies
die het telefoonsysteem u biedt, moet het
telefoonsysteem in de actieve stand staan (dit
geldt niet voor binnenkomende gesprekken).
Zet de telefoon in de actieve stand door te
drukken op
op het bedieningspaneel of op
de toetsenset op het stuurwiel.
In de actieve stand staan er altijd telefoonge-
gevens op het display.
Druk op
om de actieve stand te verlaten.
171
Telefoon
Bel-opties
Bellen en gesprekken aannemen
U kunt als volgt bellen: kies het nummer en
druk op
op de toetsenset op het stuurwiel
of op de middenconsole (of til de handset op).
Om een inkomend gesprek te beantwoorden:
Druk op de
(of til de privéhandset om-
hoog). U kunt ook gebruik maken van automa-
tische beantwoording, zie menu-optie 4.3.
Het audiosysteem wordt uitgeschakeld tijdens
het gesprek.
Voor meer informatie over het volumeniveau
van het audiosysteem, zie ook de alternatieven
in het menu 5.6.5.
Een gesprek beëindigen
Om een gesprek te beëindigen drukt u op
op de toetsenset van het stuurwiel of op de
middenconsole of u legt de handset op. Het
audiosysteem gaat weer in de voorgaande stand
staan.
3902219d
3902220d
Display
Op het display worden de actuele functies
zoals menu’s, berichten, telefoonnummers of
instellingen getoond.
3800670d
172
Telefoon
Bel-opties (vervolg)
Handset
Als u privégesprekken wilt kunnen voeren,
moet u gebruik maken van de handset.
1. Neem de handset op. Voer het gewenste
nummer in met de toetsenset op de midden-
console. Druk op
om te bellen. U regelt
het volume met de draaiknop op de zijkant
van de handset.
2. U kunt het gesprek beëindigen door de
handset terug in de houder te leggen.
Doe het volgende als u tijdens een lopend
gesprek wilt overgaan op het gebruik van de
handsfree zonder daarvoor het gesprek te
beëindigen: druk op
en kies voor
Handsfree. Druk op
en leg de handset
op, zie de volgende pagina.
Verkort kiezen
Telefoonnummers onder een
voorkeuzetoets opslaan
De nummers die zijn opgeslagen in het
telefoonboek van het systeem kunt u koppelen
aan een bepaalde voorkeuzetoets (0-9). U doet
dat als volgt:
1. Schakel de actieve stand in. Blader met
naar Geheugen bewerken (menu 3) en druk
op
.
2. Blader verder naar Verk. kiezen (menu 3.4)
en druk op
.
3. Druk op de voorkeuzetoets waaronder u het
nummer wilt opslaan. Druk op
om uw
keuze te bevestigen.
4. Zoek de naam of het telefoonnummer van
uw keuze uit het geheugen op en druk op
om de naam of het telefoonnummer te
selecteren.
Voorkeuzetoets gebruiken
Druk een voorkeuzetoets ca. twee seconden
lang in om het telefoonnummer te kiezen dat
met de toets opgeslagen is.
N.B. Na inschakeling van de telefoon moet u
enkele seconden wachten, voordat u gebruik
kunt maken van de functie verkort kiezen.
Om verkort te kunnen kiezen moet Menu 4.5
geactiveerd zijn, zie pagina 178.
3902215d
Laatst gekozen nummer
Het telefoonsysteem slaat automatisch de tien
laatst gekozen telefoonnummers/namen op.
1. Druk op
van de toetsenset op het
stuurwiel of op de middenconsole.
2. Blader met de pijltoetsen vooruit
of
achteruit
door de laatst gekozen
nummers.
3. Druk op
(of neem de handset op) om te
bellen.
3902219d
173
Telefoon
3902223d
Volume
Verhoog het volume door op de (+) van de
toetsenset
op het stuurwiel te drukken. Verlaag het
volume door op de (-) van de toetsenset op het
stuurwiel te drukken.
Wanneer de telefoon in de actieve stand staat,
kunt u met de toetsenset op het stuurwiel
alleen de telefoonfuncties regelen.
Als u deze toetsen wilt gebruiken om radio-
instellingen te verrichten, moet u eerst de
actieve stand van de telefoon verlaten,
zie pagina 170.
Tijdens een lopend gesprek een
tweede gesprek aannemen
Als u tijdens een lopend gesprek een geluids-
signaal onmiddellijk gevolgd door twee korte
geluidssignalen hoort, komt er een tweede
gesprek binnen. De twee korte geluidssignalen
worden herhaald, totdat u het gesprek beantwo-
ordt of de beller oplegt.
U kunt het tweede gesprek dan wel of niet
aannemen.
Als u het gesprek niet wilt aannemen, moet u
op
drukken of niets doen.
Als het gesprek echter wel wilt aannemen,
moet u op
drukken.
U parkeert het lopende gesprek dan tijdelijk.
Als u op
drukt, worden beide gesprekken
beëindigd.
Samenvoegen
Om twee gesprekken
tegelijk te voeren (confe-
rentie)
Wisselen
Om te wissen tussen
de tweegesprekken
Om de opgeslagen
nummers te bekijken
Geheugen
Om de handset of de
handsfree te gebruiken
Handset/
Handsfree
Ruggespraakstand
Ruggespraak/
Ruggespraak uit
Wanneer u een lopend gesprek beantwoordt en
een tweede gesprek hebt geparkeerd, kunt u de
volgende functies activeren (blader met de
pijltoetsen):
Functies tijdens lopende gesprekken
Tijdens een lopend gesprek kunt u de volgende
functies activeren (blader met de pijltoetsen):
Ruggespraak/
Ruggespraak uit
Ruggespraakstand
Wachten/
Wachten uit
Om het lopende
gesprek wel of niet te
parkeren
Handset/
Handsfree
Om de handset of de
handsfree te gebruiken
Geheugen
Om de opgeslagen
nummers te bekijken
Wanneer u gekozen hebt voor Samenvoegen en
twee lopende gesprekken voert, kunt u de
volgende functies activeren (blader met de
pijltoetsen):
Ruggespraak/
Ruggespraak uit
Ruggespraakstand
Handset/
Handsfree
Om de handset of de
handsfree te gebruiken
Geheugen Om de opgeslagen
nummers te bekijken
SMS
Eén geluidssignaal geeft aan dat er een SMS-
bericht is binnengekomen.
174
Telefoon
3902221d
Nummers uit het geheugen bellen
1. Schakel de actieve stand in en druk op .
2. Kies uit de volgende mogelijkheden:
· Druk op en blader met de pijltoetsen
naar de naam van uw keuze.
· Druk op de toets die overeenkomt met de
eerste letter van de bijbehorende naam (of
voer de complete naam in) en druk op
.
3. Druk op
om het geselecteerde nummer
te bellen.
spatie 1- ? ! , . : ’ ( )
a b c 2 ä å à á â æ ç
d e f 3 è é ë ê
g h i 4 ì í î ï
j k l 5
m n o 6 ñ ö ò ó Ø
p q r s 7 ß
t u v 8 üùúû
w x y z 9
om tweemaal achtereen hetzelfde teken
van een toets in te voeren moet u na de
eerste maal op * drukken of enkele
seconden wachten.
+ 0 @ * # & $ £ / %
om te wisselen tussen hoofdletters en
kleine letters
om het laatst ingevoerde teken te
wissen. Wanneer u de toets lang
ingedrukt houdt, kunt u het nummer of
de tekst in zijn geheel wissen.
Namen (of berichten) invoeren
Druk op de toets met het teken van uw keuze:
druk eenmaal op de toets om het eerste teken
van de toets in te voeren, tweemaal om het
tweede teken in te voeren enz. Druk op de 1 om
een spatie in te voegen.
Geheugenfuncties
Telefoonnummers en namen kunt u in het
geheugen van de telefoon zelf opslaan of in het
geheugen op de SIM-kaart.
Wanneer u een gesprek aanneemt afkomstig van
één van de nummers die in het geheugen liggen,
opgeslagen, wordt de bijbehorende naam op het
display weergegeven.
U kunt maximaal 255 namen in het geheugen
van de telefoon opslaan.
Telefoonnummers met namen
opslaan
1. Druk op en blader naar Geheugen
bewerken (menu 3). Druk vervolgens op
.
2. Blader verder naar Toevoegen (menu 3.1) en
druk op
.
3. Voer het gewenste nummer in en druk op
.
4. Voer de bijbehorende naam in en druk op
.
5. Geef aan in welk geheugen u het nummer en
de naam wilt opslaan met
en druk
vervolgens op
.
175
Telefoon
3902222d
Menusysteem
Ga naar de actieve stand. Druk op om het
menusysteem te activeren.
In het menusysteem geldt het volgende:
· Wanneer u lang ingedrukt houdt, verlaat
u het menusysteem.
· Wanneer u kort op drukt, annuleert,
hervat of verwerpt u een optie.
· Wanneer u op drukt, bevestigt of
selecteert u een optie of gaat u van een
submenu naar het volgende submenu.
· Met de toets gaat u naar het volgende
submenu. Met de toets
gaat u naar het
vorige submenu.
Verkeersveiligheid
Om veiligheidsredenen is het menusysteem niet
toegankelijk bij snelheden hoger dan 8 km/h.
U kunt de begonnen activiteiten in het menusys-
teem echter wel beëindigen.
In het menu 5.7 kunt u deze snelheidsbegren-
zing opheffen.
Menu’s
Aan de hand van de menu’s kunt u bestaande
instellingen controleren of wijzigen en nieuwe
functies programmeren. De verschillende
menu-opties worden op het display weerge-
geven.
Sneltoetsen
Wanneer u met de pijl naar rechts naar het
menusysteem bent gesprongen, kunt u gebruik
maken van de cijfertoetsen in plaats van de
pijltoetsen en de groene toets
om naar het
gewenste submenu op het hoofdniveau (1, 2, 3
e.d.), het eerste subniveau (1.1, 2.1, 3.1 e.d.)
en het tweede subniveau (1.1.1, 2.1.1 e.d.) te
springen. De cijferaanduiding van het geselec-
teerde menu staat samen met de naam van het
menu op het display aangegeven.
176
Telefoon
Hoofdmenus/Submenus
1. Oproepregister
1.1 Gem. oproep
1.2 Ontv. oproep
1.3 Gebeld
1.4 Wis lijst
1.4.1 Alles
1.4.2 Gemist
1.4.3 Ontvangen
1.4.4 Gebeld
1.5 Duur oproep
1.5.1 Lste oproep
1.5.2 Tel oproepen
1.5.3 Totale tijd
1.5.4 Reset timer
2. Boodschappen
2.1 Lezen
2.2 Invoeren
2.3 Voice mail
2.4 Instellingen
2.4.1 SMSC-nummer
2.4.2 Geldigheid
2.4.3 Soort
3. Geheugen bewerken
3.1 Toevoegen
3.2 Zoeken
3.2.1 Bewerken
3.2.2 Wissen
3.2.3 Kopiëren
3.2.4 Verplaatsen
3.3 Alles kopiëren
3.3.1 Van SIM naar tel
3.3.2 Van Tel naar SIM
3.4 Verk. kiezen
3.5 SIM-geheugen wissen
3.6 Telefoongeheugen wissen
3.7 Status
4. Belopties
4.1 Nummer mee
4.2 Oproep wacht
4.3 Auto antw.
4.4 Auto herk.
4.5 Verk. kiezen
4.6 Doorschakelen
4.6.1 Alle oproepen
4.6.2 Bij bezet
4.6.3 Onbeantwoord
4.6.4 Onbereikbaar
4.6.5 Fax oproepen
4.6.6 Data oproepen
4.6.7 Alles annul.
5. Instellingen
5.1 Fabriek
5.2 Netwerk
5.3 Taal
5.3.1 English UK
5.3.2 English US
5.3.3 Svenska
5.3.4 Dansk
5.3.5 Suomi
5.3.6 Deutsch
5.3.7 Nederlands
5.3.8 Français FR
5.3.9 Français CAN
5.3.10 Italiano
5.3.11 Español
5.3.12 Português P
5.3.13 Português BR
5.4 SIM-beveiligd
5.4.1 Aan
5.4.2 Uit
5.4.3 AUTO
5.5 Wijzig codes
5.5.1 PIN-code
5.5.2 Telefooncode
5.6 Geluiden
5.6.1 Belvolume
5.6.2 Belsignaal
5.6.3 Toetsklik
5.6.4 Aanp. Snelh.
5.6.5 RadioAutMute
5.7 Rij veilig
177
Telefoon
Menu 1. Oproepregister
1.1 Gemiste oproepen
In dit menu verschijnt een lijst met de laatst
gemiste oproepen. U kunt de nummers bellen,
wissen of toevoegen aan het geheugen van de
telefoon of op de SIM-kaart om ze later te
bewerken.
1.2 Ontvangen oproepen
In dit menu verschijnt een lijst met de laatst
ontvangen oproepen. U kunt de nummers
bellen, wissen of toevoegen aan het geheugen
van de telefoon of op de SIM-kaart om ze later
te bewerken.
1.3 Gebeld
In dit menu verschijnt een lijst met de laatst
gekozen nummers. U kunt de nummers bellen,
wissen of toevoegen aan het geheugen van de
telefoon of op de SIM-kaart om ze later te
bewerken.
1.4 Wis lijst: Met behulp van deze functie
kunt u de lijsten onder de menu’s 1.1, 1.2 en
1.3 wissen zoals hieronder beschreven.
1.4.1 Alles
1.4.2 Gemist
1.4.3 Ontvangen
1.4.4 Gebeld
1.5 Oproepduur: In dit menu hebt u de
mogelijkheid om de duur van al uw oproepen
of alleen de laatste te zien. U kunt ook het
aantal oproepen bekijken en de timer resetten.
1.5.1 Lste oproep
1.5.2 Tel oproepen
1.5.3 Totale tijd
1.5.4 Reset timer
Menu 3. Geheugen bewerken
3.1 Toevoegen: In dit menu hebt u de moge-
lijkheid om namen en telefoonnummers op te
slaan in het geheugen van de telefoon of op de
Om de timer te kunnen resetten moet u over de
telefooncode beschikken (zie Menu 5.5).
Menu 2. Boodschappen
2.1 Boodschap lezen: In dit menu kunt u de
ingekomen boodschappen lezen. U kunt de
gelezen boodschappen (of gedeelten ervan)
vervolgens wissen, doorsturen, wijzigen of
opslaan.
2.2 Boodschap invoeren: Met de toetsenset
kunt u boodschappen invoeren. U kunt de
boodschappen vervolgens opslaan of versturen.
2.3 Voice mail beluisteren: In dit menu kunt u
de binnengekomen gesproken boodschappen
beluisteren.
2.4 Instellingen: In dit menu (SMSC-nummer)
kunt u het nummer van de mailbox (SMSC-
nummer) aangeven waarnaar u uw boodschap-
pen wilt doorschakelen. U kunt tevens
aangeven hoe uw boodschap de geadresseerde
moet bereiken en hoelang deze in de mailbox
moet blijven liggen.
2.4.1 SMSC-nummer
2.4.2 Geldigheid
2.4.3 Soort
Neem contact op met uw provider voor
informatie over deze instellingen en het SMSC-
nummer.
SIM-kaart. Zie het hoofdstuk over de geheu-
genfuncties voor meer informatie.
3.2 Zoeken: In dit menu kunt u wijzigingen
aanbrengen in het geheugen.
3.2.1 Bewerken: Gegevens in de verschil-
lende geheugens wijzigen.
3.2.2 Wissen: Een opgeslagen naam wissen.
3.2.3 Kopiëren: Een opgeslagen naam
kopiëren.
3.2.4 Verplaatsen: Gegevens overhevelen
tussen het geheugen van de telefoon en dat
van de SIM-kaart.
3.3 Alles kopiëren: Telefoonnummers en
namen op de SIM-kaart kopiëren naar het
geheugen van de telefoon.
3.3.1 Van het geheugen op de SIM-kaart
naar dat van de telefoon
3.3.2 Van het geheugen van de telefoon
naar dat op de SIM-kaart
3.4 Verkort kiezen: Een nummer dat in het
telefoonboek ligt opgeslagen, kunt u aan een
voorkeuzetoets met een bepaald nummer
koppelen.
3.5 SIM-geheugen wissen: In dit menu kunt u
het complete geheugen op de SIM-kaart
wissen.
3.6 Telefoongeheugen wissen: In dit menu
kunt u het complete geheugen in de telefoon
wissen.
3.7 Status: In dit menu kunt u zien hoeveel
geheugenposities in beslag genomen zijn door
de namen en telefoonnummers in het geheugen
op de SIM-kaart en in de telefoon.
178
Telefoon
Menu 4. Bel-opties
4.1 Nummer mee: Geef aan of uw eigen
nummer wel of niet op het display van de
ontvanger moet verschijnen. Neem contact op
met uw provider voor een permanent geheim
nummer.
4.2 Oproep wacht: Geef aan of u wel of geen
bericht wilt ontvangen tijdens een lopend
gesprek dat er een tweede oproep wacht.
4.3 Aut. antw.: Geef aan of u wilt kunnen
antwoorden zonder gebruik te maken van de
toetsenset.
4.4 Aut. herk.: Geef aan of u een eerder
gekozen nummer na bezettoon opnieuw wilt
kiezen.
4.5 Verk. kiezen: In dit menu stelt u in of het
wel of niet mogelijk is gebruik te maken van de
voorkeuzetoetsen. De functie moet geactiveerd
zijn om verkort te kunnen kiezen.
4.6 Doorschakelen: In dit menu kunt u
aangegeven welke soorten oproepen moeten
worden doorgeschakeld naar het gespecificeer-
de telefoonnummer.
4.6.1 Alle oproepen (de instelling geldt
alleen tijdens het lopende gesprek).
4.6.2 Bij bezet
4.6.3 Onbeantwoord
4.6.4 Onbereikbaar
4.6.5 Fax oproepen
4.6.6 Data oproepen
4.6.7 Alles annul.
Menu 5. Instellingen
5.1 Fabriek: Functie om de fabrieksinstelling-
en te herstellen.
5.2 Kies netwerk: Geef aan of u automatisch
of handmatig netwerken wilt selecteren.
5.2.1 AUTO
5.2.2 Handmatig
5.3 Kies taal: In dit menu kunt u aangeven in
welke taal u de berichten op het display wilt
zien.
5.3.1 English UK
5.3.2 English US
5.3.3 Svenska
5.3.4 Dansk
5.3.5 Suomi
5.3.6 Deutsch
5.3.7 Nederlands
5.3.8 Français FR
5.3.9 Français CAN
5.3.10 Italiano
5.3.11 Español
5.3.12 Português P
5.3.13 Português BR
5.4 SIM-beveiligd: In dit menu kunt u
aangeven of de invoer van de PIN-code actief
of inactief moet zijn of automatisch moet
verlopen.
5.4.1 Aan
5.4.2 Uit
5.4.3 AUTO
5.5 Wijzig codes: In dit menu kunt u uw PIN-
code of uw telefooncode wijzigen.
5.5.1 PIN-code
5.5.2 Telefooncode (gebruik 1234, voordat
u overgaat op uw eigen code) U gebruikt de
telefooncode om de timer op nul te kunnen
stellen.
N.B. Noteer de code en bewaar deze op een
veilige plaats.
5.6 Geluiden
5.6.1 Belvolume: In dit menu kunt u
het volume van het belsignaal bij een
binnenkomend gesprek instellen.
5.6.2 Belsignaal: In dit menu kunt u kiezen
uit verschillende soorten belsignalen.
5.6.3 Toetsklik: Aan of uit
5.6.4 Aanp. Snelh.: Geef aan of het volume
wel of niet afhankelijk moet zijn van de
rijsnelheid.
5.6.5 RadioAutMute: Hier kunt u aangeven
of u het geluid van de radio wel of niet wilt
uitschakelen tijdens een telefoongesprek.
5.6.6 Nieuw SMS-bericht: Geef aan of u
wel of geen geluidssignaal wenst bij de
binnenkomst van een nieuw SMS-bericht.
5.7 Rij veilig: In dit menu kunt u aangeven of
u de snelheidsbegrenzing die geldt voor het
menusysteem wel of niet wilt uitschakelen,
zodat u het menusysteem ook tijdens het
rijden kunt gebruiken.
179
Telefoon
Overige informatie
3903022
m
3902239d
Specificaties
Vermogen 2 W
SIM-kaart klein
Geheugenposities 255*
SMS (Short Message Service) Ja
Data/Fax Nee
Dualband Ja (900/1800)
* 255 geheugenposities in het geheugen van de
telefoon. Het aantal geheugenposities op de
SIM-kaart verschilt naargelang het abonnement.
Dubbele SIM-kaarten
Veel providers bieden dubbele SIM-kaarten
aan: één voor de autotelefoon en één voor een
andere telefoon. Als u over dubbele SIM-
kaarten beschikt, kunt u hetzelfde nummer
voor twee verschillende telefoons gebruiken.
Neem contact op met uw provider over de
mogelijkheden en het gebruik van dubbele
SIM-kaarten.
Radio, telefoon
Met de onderste vier toetsen van de toetsenset
op het stuurwiel kunt u zowel de radio als de
telefoon regelen.
Om de telefoonfuncties met deze toetsen te
kunnen sturen moet het telefoonsysteem in de
actieve stand staan, zie pagina 170. Als u de
toetsen wilt gebruiken om radio-instellingen te
verrichten, moet u eerst de actieve stand van de
telefoon verlaten. Druk in dat geval op
.
IMEI-nummer
Om de telefoon te blokkeren moet u het IMEI-
nummer van de telefoon aan uw provider
doorgeven. Dit nummer is een serienummer
bestaande uit 15 cijfers dat in de telefoon
geprogrammeerd is. Toets *#06# op uw
telefoon in om het nummer op het display te
zien. Noteer het nummer en bewaar het op een
veilige plaats.
180
Notities
181
Notities
182
Notities
183
Notities
184
Notities
185
Notities
186
Notities
187
Notities
188
AUM (Advanced User Mode), radio ....159
AUTO (klimaatregeling) ....................... 50
Automatisch dimlicht .....................35, 42
Automatische hervergrendeling ........... 79
Automatische klimaatregeling ECC .... 48
Automatische versnellingsbak ............. 92
AWD (vierwielaandrijving) .................. 96
AWD, banden ........................................ 96
B
Bagagenet ....................................... 72, 73
Bagagenet, V70 ..................................... 72
Bagagenet, V70 XC .............................. 73
Bagagerek, staal .................................... 72
Bagagerolhoes ...................................... 74
Bagageruimte ........................................ 70
Bagageruimte vergroten ....................... 66
Bagageruimteverlichting ..................... 70
Banden ................................................108
Banden met "spikes" ...........................108
Banden, vierwielaandrijving ................ 96
Bandenspanning .................................109
Basluidspreker ....................................153
Batterij vervangen,
afstandsbediening ................................. 80
Bekerhouder ....................................62, 63
Bel-opties ............................................ 171
Bereik tot lege brandstoftank ............... 33
Bergen ................................................... 97
A
Aanhanger .................................... 99, 100
Aansluiting voor sigarenaansteker ...... 40
ABS ....................................................... 18
AC - ON/OFF ......................................... 52
AC .......................................................... 52
Accu (starten met hulpaccu) ................. 97
Accu vervangen ..................................139
Accu-onderhoud ........................ 138, 139
Achterklep ............................................. 80
Achteruitkijkspiegel ............................. 42
Achteruitrijlichten ..............................122
Actief chassis, FOUR-C .................. 32, 96
Actieve stand ......................................170
Advanced User Mode
(AUM), radio ....................................... 159
Afneembare trekhaak, demonteren ....104
Afneembare trekhaak, monteren ........103
Afstandsbediening ................................ 60
Afvalbak ................................................ 65
Air Quality Sensor ................................ 49
Alarm inschakelen ................................ 83
Alarm uitschakelen ............................... 83
Alarm ....................................... 83, 85,167
Alarmlichten ......................................... 39
Anti-blokkeerremsysteem (ABS).......... 18
“Approach”-verlichting ........................ 81
Asbak ..................................................... 62
Audiosysteem......................................149
Berichten op display ............................31
Bevestigingssysteem
voor kinderzitjes (Isofix) ...................... 23
BIJ SERVICEBEURT VERHELPEN .... 30
Blokkering achteruitversnelling ..........91
Boordcomputer ..................................... 33
Brandstofmeter ...................................... 26
Brandstoftank............................... 26, 143
Brandstofverbruik ...............................132
Breedtelichten vóór ............................121
Breedtelichten/parkeerlichten ............. 35
Buitenspiegels ...................................... 42
C
Cassettedeck .......................................160
CD-speler.................................... 161, 163
CD-wisselaar ....................................... 162
Combifilter ............................................ 49
Comfortkussen op
buitenste zitplaatsen achterbank.......... 22
Compact reservewiel
"Temporary Spare" ..............................110
Condensatie .......................................... 47
Contactslot en stuurslot ........................ 36
Controle- en waarschuwings-
lampjes ..................................... 27, 28, 29
Controlelampje voor aanhanger ..........29
Cruise control........................................ 34
189
D
D Rijstand ....................................... 92, 94
Dakreling.............................................105
Diesel ...................................................134
Dimlicht ................................................ 35
Displayberichten................................... 30
Dolby Pro Logic Surround Sound ...... 164
DSTC ...............................................20, 28
Dubbele SIM-kaarten .......................... 179
Dynamo laadt niet bij ........................... 29
E
ECC ....................................................... 48
Elektrisch bediende ramen.................... 41
Elektrisch bediende voorstoelen.......... 60
Elektrisch kinderslot ............................ 82
Elektrisch systeem ..............................146
Elektrisch verwarmde achterruit .......... 39
Elektrisch verwarmde buitenspiegels .. 39
Elektrisch verwarmde voorstoelen ....... 39
Elektrische aansluiting bagageruimte . 70
Elektrische aansluiting/aansluiting
voor sigarenaansteker ........................... 40
Elektrische koelventilator .................... 88
Elektronische remkrachtverdeling
(EBD) ...............................................18, 19
Elektronische startblokkering ........78, 79
Exterieur .................................................. 6
Extra bankje .......................................... 74
Extra handgreep (V70 XC) ................... 76
F
FOUR-C, Actief chassis ............... 32, 96
Follow-Me-Home-verlichting .............. 37
Functieselectieknoppen ....................... 52
G
Geartronic .............................................. 94
Geartronic .............................................. 95
Geblokkeerde slotstand ........................ 81
Gelaagde zijruiten ................................ 44
Gemiddeld brandstofverbruik .............. 33
Gemiddelde snelheid ............................ 33
Geopende achterklep ............................ 90
Gladde wegen........................................ 89
Gloeilamp dimlicht .............................118
Gloeilamp groot licht .........................119
Gloeilamp richtingaanwijzers achter .122
Gloeilampen vervangen .....................118
Gloeilampen ........................................146
Gordelwaarschuwing ............................ 42
H
Handgeschakelde versnellingsbak ...... 91
Handmatig kinderslot ...........................82
Handmatige klimaatregeling
met airconditioning (AC) ....................... 53
Handmatige klimaatregeling
met airconditioning .............................. 52
Handrem aangetrokken......................... 29
Handrem ................................................ 40
Handschoenenkastje ............................. 63
Hoofdsleutel .......................................... 78
Houder voor boodschappentassen ....... 70
HU-403 ................................................150
HU-603 ................................................151
HU-803 ................................................152
Huidig brandstofverbruik ..................... 33
I
IC-systeem (opblaasgordijnen) ............. 15
Inhouden .............................................143
Instapverlichting.................................123
Instrumentenpaneel .............................. 26
Instrumentenpaneel,
auto's met stuur links .............................. 2
Instrumentenpaneel,
auto's met stuur rechts ............................. 3
Instrumentenverlichting ....................... 35
Interieur, auto's met stuur links............... 4
Interieur, auto's met stuur rechts ............. 5
Interieurverlichting ............................... 61
Interior Air Quality ................................ 49
Isofix-bevestigingssysteem ..................23
190
O
Ongunstige rijomstandigheden ...... 130
Olie verversen en oliefilter
vervangen ............................................ 135
Oliekwaliteit ......................................... 135
Onderhoudsprogramma....................... 130
ONMIDDELLIJK STOPPEN .................. 30
Ontdooier............................................... 50
Opbergruimten ..................................... 624
P
P Parkeerstand .................................92, 94
Parkeerlichten, achter en
mistachterlicht .................................... 122
Parkeerlichten, vóór ............................ 119
Penhouder op dashboard ...................... 64
Plaats van kinderen in de auto ............. 24
Portieren en sloten ................................ 78
Privévergrendeling ............................... 79
R
RFD (Road Friction Detection) ............ 20
R Achteruitstand ............................. 92, 94
Radio ................................................... 149
Rails.....................................................105
Recirculatie .....................................51, 52
Remkrachtverhoging (EBA)................. 20
Leeslampjes ......................................... 124
Luchtsensor ........................................... 49
Luchtverdeling ..................................... 46
Luikje zijkant middenconsole ............. 64
M
Make-up-spiegel .......................... 61, 123
Maten en gewichten ...........................143
Milieuzorg ................................... 47, 132
Mistachterlicht ...................................... 29
Mistlampen ........................................... 35
Mistlampen, vóór ................................ 121
Modellen met STC................................ 28
MOTOR AFZETTEN ............................ 31
Motor starten ......................................... 88
Motor, specificaties .............................147
Motorkap.............................................133
Motorolie ............................................135
Motorruimte ........................................133
N
N Neutraalstand .............................. 92, 94
Noodoproep ........................................ 168
Noodstop ............................................... 60
Nylon bagagenet, V70 XC ..................... 73
Nylon bagagenet, V70 .......................... 72
K
Katalysator ..........................................132
Kentekenplaatverlichting...................123
Keuzehendelblokkering .................93, 95
Keuzehendelblokkering, Keylock ....... 89
Kickdown ................................. 93, 94, 95
Kinderen in de auto .............................. 21
Kinderen in de auto, positie ................. 24
Kinderslot .............................................. 82
Kinderzitje en airbag ............................ 14
Kleerhaak .............................................. 64
Kleurcode ............................................127
Klimaatregeling met
airconditioning (AC) ............................52
Knalgas ................................................139
Koelvloeistof ...................................... 136
Koplampen ............................................ 35
Koplamphoogteverstelling .................. 35
Krik ............................................... 75, 112
L
L Lage versnelling ................................ 92
Lading op het dak ...................... 105, 106
Lading vervoeren .................................. 71
Lak .......................................................127
Lakbeschadigingen ............................ 127
Lastdragers ..........................................106
Lastrelingen ............................... 105, 106
191
Telefoonsysteem ................................. 168
Temperatuurdraaiknoppen .............52, 54
TIMER I ................................................ 54
TIMER II ............................................... 54
Transmissie ......................................... 145
Trekhaak ..................................... 101,102
Trekhaak, afneembaar (demonteren) .. 104
Trekhaak, afneembaar (monteren) ......103
Type-aanduidingen.............................142
U
Uitklapbare tafel ................................... 65
V
Veiligheidsgordels
en gordel-spanners ................................ 10
Veiligheidsgordels .................................. 8
Veiligheidsrek .....................................135
Ventilatie-openingen ............................ 46
Ventilator............................................... 52
Verkeersinformatie .............................. 161
Verkeersveiligheid ..............................179
verlichting ............................................. 35
Verwarming/koeling ............................. 52
Vierwielaandrijving .............................. 96
Vierwielaandrijving, banden ................ 96
Vierwielaandrijving, slepen ................. 97
Volumeregeling ...................................160
SIM-kaart............................................. 170
SIPS-airbag .............................................. 9
SIPS-systeem ......................................... 11
Sleepoog ............................................... 97
Slepen .................................................... 97
Slepen, algemene informatie ................ 97
Sleutels .................................................. 78
Sleutelvergrendeling ............................ 79
Sloten .................................................... 78
Smeermiddelen ................................... 144
Sneeuwkettingen ................................108
Speciale velgen ...................................108
Spiegels ................................................. 42
Sproeiervloeistofreservoir .................. 137
SRS-systeem .......................................... 10
SRS-systeem (airbag) .............................. 9
Stabiliteitssysteem ................................ 19
Standverwarming ..................................54
Starten met een hulpaccu ..................... 98
STC ..................................................19, 28
Stoel met geheugenfunctie ................... 60
Storing in SRS ....................................... 29
Storing in uitlaatgasreiniging .............. 29
Stuurbekrachtiging ............................. 137
Stuurwielafstelling................................ 37
T
Tankvulklep .......................................... 88
Te lage oliedruk .................................... 29
Remlichten ..........................................122
Remsysteem .......................................... 18
Remvloeistof ....................................... 137
Reostaat voor instrumenten-
Reservewiel ........................................... 75
Richtingaanwijzers ............................... 37
Rijden met een aanhanger ......... 101, 102
Roestwering ........................................126
Rugleuning van achterbank ................. 69
Rugleuning omlaagklappen................. 67
Ruitensproeier, achterklep .................... 38
Ruitensproeiers/koplampsproeiers ...... 38
Ruitenwisser, achterklep ....................... 38
Ruitenwissers ........................................ 38
Ruitenwissers/-sproeiers ....................... 38
S
Schakelaars op middenconsole ......31, 32
Schakelstanden, handgeschakelde
versnellingsbak ..................................... 91
Schakelvergrendeling ........................... 89
Schuif-/kanteldak ................................. 43
Sensoren, elektronische klimaat-
regeling (ECC) ...................................... 47
SERVICE DRINGEND .......................... 30
SERVICE NOODZ. ................................ 30
SERVICE NOODZAKELIJK .................. 30
Servicelampje ......................................... 30
Servicesleutel ........................................ 80
192
Voorruitsproeiers/koplampsproeiers .... 39
Voorruitwissers ...................................... 39
W
W - Winter .......................................93, 95
Waarschuwing,
risico van gripverlies ............................ 28
Waarschuwing,
storing in ABS-systeem ......................... 27
Waarschuwing,
storing in remsysteem ........................... 27
Waarschuwingsknipperlichten ............. 39
Waarschuwingssymbool
op instrumentenpaneel ...................27, 28
Wassen .................................................128
Werkelijke temperatuur, ECC ............... 47
WHIPS
(Whiplash Protection System) .............. 16
WHIPS en kinderzitje ........................... 16
Wielen verwisselen .................... 110, 111
Wielen .................................................108
Wielen, vierwielaandrijving ................. 96
Winterbanden ...................................... 108
Wisserblad achterruitwisser ................ 140
Wisserbladen ....................................... 140
Wisserbladen, vervangen ................... 140
Z
Zekeringen in bagageruimte ..............117
Zekeringen in motorruimte ................ 115
Zekeringen ..........................................114
Zekeringenkastje in passagiers-
compartiment ......................................116
ZIE HANDLEIDING ............................. 30
Zijrichtingaanwijzers..........................121
Zonnescherm ......................................... 43
Zuinig rijden ......................................... 90
1700225F
1. 60 W HB 3
2. 55 W H 7
3. 21 W PY
4. 21 W BA 15
5. 55 W H 1
6. 5 W W2.1x9.5d
7. 21/4 W BA 15d
8. 5 W BA 15
5
6
2
3
4
7
8
1
7700242d
Het volgende dient regelmatig te worden gecontroleerd:
Bandenspanning
1. Sproeiervloeistof: Zorg dat het reservoir
altijd goed vol is. Gebruik in de winter altijd
vloeistof met antivries! Zie pagina 137.
2. Stuurbekrachtiging: het peil moet zich
tussen de MIN- en MAX-markering bevin-
den. Zie pagina 137.
3. Motorkoelvloeistof: het peil moet zich
tussen de MIN- en MAX-markering op het
expansiereservoir bevinden. Zie pagina 136.
4. Oliepeil: het peil moet zich tussen
markeringen op de peilstok bevinden. Zie
pagina 136.
5. Remvloeistofpeil: het peil moet zich
tussen de MIN- en MAX-markering bevin-
den. Zie pagina 137.
Gloeilampen
INSTRUCTIEBOEKJE VOLVO V70/V70-R/XC70 TP 6730
TP 6730 (Dutch) AT0346 3.700.09.03 Printed in Sweden, T Elanders Graphic Systems AB, Göteborg 2003
2004
V70, V70 R & XC70
VOLVO
52806-V70 Holland.indd 1 2003-09-18, 07:44:33
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146
  • Page 147 147
  • Page 148 148
  • Page 149 149
  • Page 150 150
  • Page 151 151
  • Page 152 152
  • Page 153 153
  • Page 154 154
  • Page 155 155
  • Page 156 156
  • Page 157 157
  • Page 158 158
  • Page 159 159
  • Page 160 160
  • Page 161 161
  • Page 162 162
  • Page 163 163
  • Page 164 164
  • Page 165 165
  • Page 166 166
  • Page 167 167
  • Page 168 168
  • Page 169 169
  • Page 170 170
  • Page 171 171
  • Page 172 172
  • Page 173 173
  • Page 174 174
  • Page 175 175
  • Page 176 176
  • Page 177 177
  • Page 178 178
  • Page 179 179
  • Page 180 180
  • Page 181 181
  • Page 182 182
  • Page 183 183
  • Page 184 184
  • Page 185 185
  • Page 186 186
  • Page 187 187
  • Page 188 188
  • Page 189 189
  • Page 190 190
  • Page 191 191
  • Page 192 192
  • Page 193 193
  • Page 194 194
  • Page 195 195
  • Page 196 196

Volvo 2005 de handleiding

Categorie
Telefoons
Type
de handleiding
Deze handleiding is ook geschikt voor