Miller Big Blue 400P de handleiding

Categorie
Lassysteem
Type
de handleiding
Processen
Beschrijving
TIG−lassen (GTAW)
Beklede−elektrodelassen
(SMAW)
MIG (GMAW)−lassen
Met motor aangedreven lasaggregaat
OM−4421/dut 215 075AH
2014−01
www.MillerWelds.com
Lassen met gevulde draad
(met of zonder gasbescherming)
Luchtkoolboog (CAC−A)
snijden en gutsen
Big Blue 400P
Big Blue 500 X
CE
(Perkins−aangedreven)
HANDLEIDING VOOR DE GEBRUIKER
Miller Electric maakt een complete lijn
lasapparaten en aanverwante
lasproducten. Wilt u meer informatie
over de andere kwaliteitsproducten van Miller, neem dan contact op met uw
Miller-leverancier. Hij heeft de nieuwste overzichtscatalogus en afzonderlijke
productleaflets voor u.
Bedankt en gefeliciteerd dat u voor Miller hebt gekozen. Nu kunt u aan de
slag en alles meteen goed doen. Wij weten dat u geen tijd heeft om het an-
ders dan meteen goed te doen.
Om die reden zorgde Niels Miller, toen hij in 1929 voor het eerst met het
bouwen van booglasapparatuur begon, er dan ook voor dat zijn producten
lang meegingen en van superieure kwaliteit waren. Net als u nu konden
zijn klanten toen zich geen mindere kwaliteit veroorloven. De producten
van Miller moesten het beste van het beste zijn. Zij moesten gewoon het
allerbeste zijn dat er te koop was.
Tegenwoordig zetten de mensen die Miller-producten bouwen en verkopen
die traditie voort. Ook zij zijn vastbesloten om apparatuur en service te
bieden die voldoet aan de hoge kwaliteits- en prestatiestandaards die in
1929 zijn vastgelegd.
Deze handleiding voor de eigenaar is gemaakt om u optimaal gebruik te
kunnen laten maken van uw Miller-producten. Neem even de tijd om de
veiligheidsvoorschriften door te lezen. Ze helpen u om uzelf te beschermen
tegen mogelijke gevaren op de werkplek. We hebben ervoor gezorgd, dat u
de apparatuur snel en gemakkelijk kunt installeren. Bij Miller kunt u reke-
nen op jarenlange betrouwbare service en goed
onderhoud. En mocht uw apparatuur om wat
voor reden dan ook ooit moeten worden gerepa-
reerd, dan kunt u in het hoofdstuk Onderhoud &
Storingen precies nagaan wat het probleem is.
Aan de hand van de onderdelenlijst kunt u bepa-
len welk onderdeel u precies nodig hebt om het
probleem te verhelpen. Ook vindt u de garantie
en de onderhoudsinformatie voor uw specifieke
model bijgesloten.
Miller was de allereerste
fabrikant van lasapparatuur in
de VS die het ISO 9001
kwaliteitscertificaat behaal-
de.
Elke krachtbron van Miller
gaat vergezeld de meest
probleemloze garantie in
onze bedrijfstak − u werkt er
hard genoeg voor.
Van Miller voor u
INHOUDSOPGAVE
HOOFDSTUK 1 − VEILIGHEIDSMAATREGELEN - LEES DIT VÓÓR GEBRUIK 1.....................
1-1. De betekenis van de symbolen 1.........................................................
1-2. De risico’s van het booglassen 1.........................................................
1-3. Risico’s m.b.t. motor 3..................................................................
1-4. De gevaren van perslucht 4.............................................................
1-5. Aanvullende symbolen voor installatie, bediening en onderhoud 5.............................
1-6. Californië-voorstel 65, waarschuwingen 7..................................................
1-7. Belangrijkste Veiligheidsvoorschriften 7...................................................
1-8. Informatie over elektrische en magnetische velden (EMV −informatie) 7........................
HOOFDSTUK 2 − DEFINITIES 9...............................................................
2-1. Meer veiligheidssymbolen en definities 9..................................................
2-2. Diverse symbolen en definities 11.........................................................
HOOFDSTUK 3 − TECHNISCHE GEGEVENS 12..................................................
3-1. Locatie van typeplaatje met serienummer en aansluitgegevens 12..............................
3-2. Lasvermogen, voedings− en motorgegevens 12.............................................
3-3. Afmetingen, massa’s en toegelaten hellingshoeken 13........................................
3-4. Omstandigheden gebruik en opslag 14.....................................................
3-5. Inschakelduur en oververhitting 14........................................................
3-6. Stroom−spanning grafieklijnen voor CC/CV−modellen 15......................................
3-7. Stroom−spanning grafieklijnen voor CC−modellen 16.........................................
3-8. Brandstofverbruik 16....................................................................
3-9. Vermogenkarakteristiek AC aggregaat 17...................................................
3-10. Karakteristieken van optionele driefasenaggregaat 17........................................
HOOFDSTUK 4 − INSTALLATIE 18..............................................................
4-1. Het installeren van het lasaggregaat 18....................................................
4-2. Het aggregaat aarden op het chassis van een vrachtwagen of aanhanger 19.....................
4-3. Het hefoog gebruiken 19.................................................................
4-4. De uitlaatpijp installeren 20...............................................................
4-5. De accu aansluiten 20...................................................................
4-6. Controlelijst voor het starten van de motor 21................................................
4-7. Aansluiten op de lasuitgangen 22..........................................................
4-8. Het formaat van de laskabel kiezen* 23....................................................
4-9. Aansluiten op afstandsbedieningstekker RC13 op CC-modellen 24.............................
4-10. Aansluiten op de 14-pin stekker RC14 op CC/CV-modellen 24.................................
HOOFDSTUK 5 − DE LASGENERATOR BEDIENEN − CC-MODELLEN 25............................
5-1. Bedieningsfuncties op voorpaneel CC-modellen (zie hoofdstuk 5-2) 25..........................
5-2. Beschrijving van bedieningsfuncties op voorpaneel CC-modellen (zie hoofdstuk 5-1) 26............
5-3. Afstandsgestuurde stroomsterkteregeling op CC−modellen (optie) 27...........................
5-4. Informatielabel lasparameters/lasboog 27...................................................
HOOFDSTUK 6 − HET LASAGGREGAAT BEDIENEN − CC/CV−MODELLEN 29......................
6-1. Bedieningsfuncties op voorpaneel CC/CV−modellen (zie hoofdstuk 6-2) 29.......................
6-2. Beschrijving van bedieningsfuncties op voorpaneel CC/CV−modellen (zie hoofdstuk 6-1) 30........
6-3. Proces/Contactorschakelaar op CC/CV−modellen 31.........................................
6-4. Afstandsbediende spannings/stroomregeling op CC/CV−modellen (optie) 32.....................
6-5. Beschrijving brandstof/uur−meter 33.......................................................
6-6. Bediening optionele oliepanverwarming 34..................................................
HOOFDSTUK 7 − DE BEDIENING VAN DE HULPSTROOMAPPARATUUR 35........................
7-1. Hulpstroomstekkerdozen voor in huis 35...................................................
7-2. Informatie over stekkerdoos met aardlekschakelaar, resetten en testen 36.......................
7-3. Aansluiten op het optionele driefasenaggregaat (alleen CC/CV−modellen) 37.....................
7-4. Hulpstroomstekkerdozen voor export 38....................................................
INHOUDSOPGAVE
HOOFDSTUK 8 − ONDERHOUD & PROBLEMEN VERHELPEN 39..................................
8-1. Onderhoudslabel 39.....................................................................
8-2. Routineonderhoud 40...................................................................
8-3. De koolborstels van het aggregaat controleren 41............................................
8-4. Onderhoud van het luchtfilter 42...........................................................
8-5. De vonkenvanger controleren/schoonmaken 43.............................................
8-6. Het motortoerental afstellen 44............................................................
8-7. Onderhoud van het brandstof− en het smeringssysteem 45....................................
8-8. Overbelastingsbeveiliging 46.............................................................
8-9. Storingen 47...........................................................................
HOOFDSTUK 9 − ONDERDELENLIJST 51.......................................................
9-1. Aanbevolen reserve-onderdelen 51........................................................
HOOFDSTUK 10 − ELECTRISCH SCHEMA 52....................................................
HOOFDSTUK 11 − INLOOPPROCEDURE 56.....................................................
11-1. Wetstacking 56.........................................................................
11-2. Inloopprocedure met gebruik van een belastingsbank of weerstandsbank 57.....................
HOOFDSTUK 12 − RICHTLIJNEN VOOR STROOMAGGREGATEN 58...............................
GARANTIE
COMPLETE ONDERDELENLIJST - www.MillerWelds.com
DECLARATION OF CONFORMITY
for European Community (CE marked) products.
MILLER Electric Mfg. Co., 1635 Spencer Street, Appleton, WI 54914 U.S.A. declares that the
product(s) identified in this declaration conform to the essential requirements and provisions of
the stated Council Directive(s) and Standard(s).
Product/Apparatus Identification:
Product
Stock Number
Big Blue 500X CC CE 907187
Big Blue 500X CC/CV CE 907186
Council Directives:
2006/95/EC Low Voltage
2004/108/EC Electromagnetic Compatibility
2000/14/EC Noise Level of Welding Generators
Standards:
IEC 609741:2005 Arc welding equipment – Part 1: Welding power sources
IEC 6097410:2007 Arc Welding Equipment – Part 10: Electromagnetic compatibility (EMC) requirements
EN 50445:2008 Product family standard to demonstrate compliance of equipment for resistance welding,
arc welding and allied processes with the basic restrictions related to human exposure to electromagnetic
fields (0 Hz – 300Hz)
Signatory:
_____________________________________ ___________________________________________
David A. Werba Date of Declaration
MANAGER, PRODUCT DESIGN COMPLIANCE
245811B
December 21, 2010
OM-4421 Pagina 1
HOOFDSTUK 1 − VEILIGHEIDSMAATREGELEN - LEES DIT
VÓÓR GEBRUIK
dut_rom_2013−09
Bescherm uzelf en anderen tegen letsel — Lees deze belangrijke veiligheidsvoorzorgsmaatregelen en bedieningsinstructies, volg ze
op en bewaar ze.
1-1. De betekenis van de symbolen
GEVAAR! − Duidt op een gevaarlijke situatie die moet
worden vermeden omdat hij anders leidt tot ernstig of
dodelijk letsel. De mogelijke gevaren worden getoond
met bijbehorende symbolen of uitgelegd in de tekst.
Duidt op een gevaarlijke situatie die moet worden ver-
meden omdat hij anders kan leiden tot ernstig of dode-
lijk letsel. De mogelijke gevaren worden getoond met
bijbehorende symbolen of uitgelegd in de tekst.
OPGELET − Aanduiding voor mededelingen die niet zijn gerelateerd
aan persoonlijk letsel.
Aanduiding voor speciale instructies.
Deze groep symbolen duidt op Waarschuwing! Kijk uit! Gevaar voor/
van mogelijke ELEKTRISCHE SCHOK, BEWEGENDE ONDERDE-
LEN en HETE ONDERDELEN. Raadpleeg de symbolen en de bijbe-
horende instructies om deze risico’s te vermijden.
1-2. De risico’s van het booglassen
Onderstaande symbolen worden in de hele handleiding ge-
bruikt om u ergens op te attenderen en om mogelijke risico s
aan te geven. Als u een dergelijk symbool ziet, wees dan voor-
zichtig en volg de bijbehorende instructies op om problemen
te voorkomen. De veiligheidsinformatie hieronder is slechts
een samenvatting van de veiligheidsvoorschriften in Hoofd-
stuk 1-7. Lees en volg alle veiligheidsvoorschriften.
Alleen bevoegde personen moeten dit onderdeel installeren,
bedienen, onderhouden en repareren.
Zorg dat iedereen, en vooral kinderen, uit de buurt blijven tij-
dens het gebruik van dit apparaat.
Elektrische schokken kunne
n
dodelijk zijn.
Het aanraken van onderdelen onder stroom ka
n
fatale schokken en ernstige brandwonden veroo
r-
zaken. De elektrode en het werkstuk staan onde
r
stroom als de uitgangsspanning aanstaat. De in
-
voerspanning en de interne circuits van de machin
e
staan eveneens onder stroom als het apparaa
t
aanstaat. Bij semi- automatisch of automatisc
h
draadlassen staan het draad, de spoel, de ruimt
e
waar de lasdraad zich in de machine bevindt en all
e
metalen onderdelen die in aanraking zijn met d
e
lasdraad onder stroom. Verkeerd geïnstalleerde o
f
onvoldoende randgeaarde installaties kunnen geva
-
ren opleveren.
Raak onderdelen onder stroom niet aan.
Draag droge, geïsoleerde handschoenen en lichaams- bescher-
ming zonder gaten.
Isoleer uzelf van het werkstuk en de grond door droge isolatiema-
tjes of kleden te gebruiken die groot genoeg zijn om elk contact met
de grond of het werkstuk te voorkomen.
Gebruik geen wissel- (AC) uitgangsspanning in een vochtige om-
geving als u beperkte bewegingsvrijheid hebt of als het gevaar
bestaat dat u kunt vallen.
Gebruik ALLEEN wissel- (AC) uitgangsspanning als het laspro-
ces dit vereist.
Als er wissel- (AC) uitgangsspanning is vereist, gebruik dan de af-
standsbediening als die op het apparaat aanwezig is.
Bijkomende veiligheidsmaatregelen dienen getroffen te worden in-
dien gewerkt wordt in situaties met verhoogd electrisch risico
zoals: in vochtige omgevingen of als natte kleren gedragen wor-
den; op metaalstrukturen op de vloer, tralies of weringen; in
moeilijke posities zoals zittend, geknield of liggend; of als er een
groot risico bestaat voor accidenteel of onvermijdelijk kontakt met
het werkstuk of de grond. In deze gevallen gebruik de volgende ap-
paratuur in voorkeursorde: 1) een DC halfautomaat van het type
CV (MIG/MAG), 2) een DC gelijkrichter voor het lassen met bekle-
de electroden, 3) een AC lasapparaat met verlaagde open
spanning voor het lassen met beklede electroden. In de meeste
gevallen de voorkeur geven aan een DC lasmachine van het type
CV met draad. En, nooit alleen werken!
Zet de hoofdstroom uit of stop de motor voordat u deze installatie
installeert of nakijkt. Zet de stroom uit volgens OSHA 29 CFR
1910.147 (zie de Veiligheidsvoorschriften).
Installeer, aard en bedien deze apparatuur op de juiste wijze
volgens de Handleiding en de ter plaatse geldende landelijke en
locale voorschriften.
Installeer en aard deze installatie volgens de Handleiding voor ge-
bruikers en nationale of locale codes.
Houd snoeren droog, vrij van olie en vet en bescherm deze tegen
heet metaal en vonken.
Controleer de ingaande voedingskabel en de massakabel regel-
matig op beschadigingen of blootliggende bedrading − en vervang
de kabel onmiddellijk als deze beschadigd is − blootliggende be-
drading kan dodelijk zijn.
Zet alles af als het apparaat niet gebruikt wordt.
Gebruik geen versleten, beschadigde, te dunne of herstelde ka-
bels.
Draag de kabels niet op uw lichaam.
Als het werkstuk geaard moet worden, doe dit dan met een aparte
kabel. Gebruik hiervoor niet de massaklem of de massakabel.
Raak de elektrode niet aan als u in contact staat met het werkstuk,
de grond of een andere elektrode van een ander apparaat.
Gebruik alleen goed onderhouden installaties. Repareer of ver-
vang beschadigde onderdelen onmiddellijk. Onderhoud het
apparaat zoals beschreven staat in de handleiding.
Draag een lasoverall als u boven grondniveau werkt.
Houd alle panelen en afdekplaten veilig op hun plaats.
Klem de werkkabel zo dicht mogelijk bij de las met een goed me-
taal-op-metaal contact op het werkstuk of de werktafel.
Isoleer de massaklem wanneer deze niet is aangesloten op het
werkstuk om contact met een metalen object te voorkomen.
Sluit niet meer dan één elektrode of massakabel aan op één enke-
le lasbron. Haal de kabel los voor het proces dat niet wordt
gebruikt.
Gebruik de bescherming van een stekkerdoos met ingebouwde
aardlekschakelaar wanneer u hulpapparatuur gebruikt. Een
stekkerdoos met ingebouwde aardlekschakelaar niet testen of re-
setten bij stationaire snelheid/ lage spanning of de stekkerdoos
met ingebouwde aardlekschakelaar zal beschadigd raken en
OM-4421 Pagina 2
geen bescherming meer bieden tegen een elektrische schok die
wordt veroorzaakt door een aardingsfout.
Er staat ook NA het uitschakelen van de machine
nog een AANZIENLIJKE GELIJKSPANNING op het
voedingsgedeelte van de inverter lasstroombron-
nen.
Schakel de voeding van de inverter uit en ontlaad de invoercon-
densatoren overeenkomstig de aanwijzingen in de Sectie
Onderhoud voordat u enig onderdeel aanraakt.
Door HETE ONDERDELEN kunnen
brandwonden ontstaan.
Laat onderdelen eerst afkoelen voordat u aan
onderhoud begint.
Draag beschermende handschoenen en kle-
ding als u aan een hete machine werkt.
Raak geen hete machineonderdelen of zojuist
gelaste onderdelen met de blote handen aan.
RONDVLIEGEND METAAL of STOF
kan de ogen verwonden.
Door lassen, bikken, het gebruik van draadbor-
stels en slijpen kunnen vonken en rodvliegen-
de metaal-schilfers ontstaan. Als lasrupsen af-
koelen, kunnen er slakresten rondvliegen.
Draag een goedgekeurde veiligheidsbril met zijschermen, zelfs
onder uw lashelm.
ROOK EN GASSEN kunnen gevaarlijk
zijn.
Tijdens het lassen komen rook en gassen vrij. Het
inademen hiervan kan gevaarlijk zijn voor uw
gezondheid.
Zorg ervoor dat u niet in de rook staat. Adem de rook niet in.
Als u binnen last, ventileer de ruimte dan goed en/of zorg ervoor
dat de lasrook en gassen afgezogen worden. De aanbevolen
manier om te bepalen of er voldoende ventilatie is, is monsters te
nemen van de dampen en gassen waaraan het personeel wordt
blootgesteld en deze te analyseren op samenstelling en hoeveel-
heid.
Als er slechte ventilatie is, gebruik dan een goedgekeurd gasmas-
ker.
Lees de Materiaalveiligheidsinformatiebladen en de instructies
van de fabrikant voor hechtmiddelen, coatings, schoonmaakmid-
delen, slijtdelen, koelmiddelen, ontvetters, fluxpoeder en metalen
en zorg dat u alles goed begrijpt.
Werk alleen in een gesloten ruimte als deze goed geventileerd
wordt of als u een gasmasker draagt. Zorg ervoor dat er altijd een
ervaren persoon toekijkt. Lasrook en gassen kunnen lucht verdrin-
gen en het zuurstofgehalte verlagen, hetgeen schadelijke invloed
heeft op uw lichaam en zelfs dodelijk kan zijn.
Las niet in ruimtes waarin dingen worden ontvet, schoongemaakt
of waarin wordt gesproeid. De hitte en stralen van de boog kunnen
reageren met dampen en op deze manier zwaar vergiftigde en irri-
terende gassen vormen.
Las geen beklede metalen zoals gegalvaniseerd of met lood of
cadmium bedekt staal, tenzij de bekleding verwijderd wordt van
het gedeelte dat gelast moet worden, de ruimte goed geventileerd
wordt en u, indien nodig, een gasmasker draagt. De bekledingen
en metalen die deze elementen bevatten kunnen giftige dampen
produceren als ze gelast worden.
GASVORMING kan schadelijk voor
de gezondheid of zelfs dodelijk zijn.
Draai de persgastoevoer dicht, wanneer u
geen gas gebruikt.
Zorg altijd voor ventilatie in enge ruimtes of ge-
bruik goedgekeurde beademingsapparatuur.
De STRALEN UIT DE BOOG kunnen
ogen en huid verbranden.
Boogstralen van het lasproces produceren zicht-
bare en onzichtbare (ultraviolette en infrarood)
stralen die uw ogen en huid kunnen verbranden. Tijdens het lassen
vliegen vonken in het rond.
Draag tijdens het lassen of toekijken tijdens het lassen een las-
helm voorzien van een lasglas met de juiste tint om uw gezicht en
ogen tegen boogstralen en vonken te beschermen. (zie ANSI
Z49.1 en Z87.1 in de Veiligheidsvoorschriften).
Draag een goedgekeurde veiligheidsbril met zijschermen onder
uw helm.
Gebruik beschermende lasgordijnen of schermen om anderen te-
gen flitsen en verblindend licht te beschermen; waarschuw
anderen niet in de boog te kijken.
Draag lichaamsbescherming die is gemaakt van duurzaam
vuurbestendig materiaal (leer, zware katoen, wol). Lichaamsbes-
cherming houdt ook olievrije kleding in zoals leren handschoenen,
een zwaar overhemd, een broek zonder omslag, hoge schoenen
en een pet.
LASSEN kan brand of explosies ver
-
oorzaken.
Als er gelast wordt in gesloten ruimtes zoals tanks
,
trommels of pijpen, kunnen deze opgeblazen wor
-
den. Er kunnen vonken van de lasboog vliegen. De rondvliegende
vonken, de temperatuur van het werkstuk en het gereedschap
kunnen brand en brandwonden veroorzaken. Toevallig contact van
een elektrode met metalen voor- werpen kan vonken, explosies
,
oververhitting of brand veroorzaken. Controleer eerst of de omgeving
veilig is voordat u begint met lassen.
Bescherm uzelf en anderen tegen rondvliegende vonken en heet
metaal.
Las niet op plaatsen waar rondvliegende vonken brandbaar mate-
riaal kunnen raken.
Verwijder alle brandbare materialen in een straal van 10,7 m van
de lasboog. Als dit niet mogelijk is, dek ze dan goed af met brand-
werende materialen.
Wees erop attent dat vonken en hete materialen van het lassen ge-
makkelijk door kleine hoeken en gaten naar naastliggende ruimtes
kunnen vliegen.
Kijk goed uit voor brand en houd een brandblusser in de buurt.
Wees erop bedacht dat bij het lassen van plafonds, vloeren, schei-
dingswanden of tussenschotten brand kan ontstaan aan de
tegenovergestelde kant.
Las niet aan containers waarin ooit brandbare stoffen zijn opgesla-
gen of aan besloten ruimtes −zoals tanks, vaten of buizen tenzij ze
voldoende voorbereid zijn conform AWS F4.1 en AWS 6.0 (zie Vei-
ligheidsvoorschriften).
Niet lassen op plaatsen waar de omgevingslucht brandbaar stof,
gas of vloeistofdampen (bijv. van benzine) kan bevatten.
Verbind de werkkabel met het werkstuk zo dicht mogelijk bij de
plaats waar gelast moet worden, zodat de lasstroom zo direct mo-
gelijk verplaatst kan worden en elektrische schokken en
brandrisico’s vermeden kunnen worden.
Gebruik een lasapparaat niet om bevroren pijpen te ontdooien.
Haal de elektrode uit de elektrodehouder of snij de lasdraad los bij
het uiteinde als ze niet gebruikt worden.
Draag lichaamsbescherming die is gemaakt van duurzaam
vuurbestendig materiaal (leer, zware katoen, wol). Lichaamsbes-
OM-4421 Pagina 3
cherming houdt ook olievrije kleding in zoals leren handschoenen,
een zwaar overhemd, een broek zonder omslag, hoge schoenen
en een pet.
Zorg ervoor dat u geen brandbare voorwerpen zoals aanstekers of
lucifers bij u draagt als u gaat lassen.
Inspecteer de omgeving als u klaar bent met uw werk om er zeker
van te zijn dat er geen vonken, gloeiende sintels en vlammen zijn.
Alleen de juiste zekeringen of contactverbrekers gebruiken; geen
zwaardere nemen of deze doorverbinden.
Volg de richtlijnen van OSHA 1910.252(a) (2) (iv) en NFPA 51B
voor het “warme” werk en een brandblusapparaat in de nabijheid
hebben.
Lees de Materiaalveiligheidsinformatiebladen en de instructies
van de fabrikant voor hechtmiddelen, coatings, schoonmaakmid-
delen, slijtdelen, koelmiddelen, ontvetters, fluxpoeder en metalen
en zorg dat u alles goed begrijpt.
LAWAAI kan het gehoor aantasten.
Lawaai van bepaalde werkwijzen of apparatuur kan
uw gehoor aantasten.
Draag goedgekeurde gehoorbescherming als
het geluidsniveau te hoog is.
ELEKTRISCHE EN MAGNETISCHE
VELDEN kunnen van invloed zijn op geïm
-
planteerde medische apparatuur.
Mensen die een pacemaker of een ander
geïmplanteerd medisch apparaat dragen,
moeten uit de buurt blijven.
Mensen die een geïmplanteerd medisch apparaat dragen,
moeten hun arts en de fabrikant van het apparaat raadplegen
voordat ze in de buurt komen van werkzaamheden
met booglassen, puntlassen, gutsen, plasmaboogsnijden
of inductieverwarmen.
Persgasflessen bevatten gas dat onder hoge druk
staat. Als een gasfles beschadigd raakt, kan deze
exploderen. Aangezien gasflessen normaal gesproken een onder-
deel zijn van de lasprocedure, moet u er voorzichtig mee omgaan.
GASFLESSEN kunnen exploderen
als ze beschadigd raken.
Bescherm gasflessen tegen hoge temperaturen, mechanische
schokken, slak, open vuur, vonken en vlambogen.
Plaats de gasflessen rechtop in een rek of in de laskar zodat ze niet
kunnen vallen of omkantelen.
Houd de flessen uit buurt van alle las- of andere stroomkringen.
Hang nooit een elektrodehouder boven een gasfles.
Laat een laselektrode nooit in aanraking komen met een gasfles.
Las nooit op een gasfles onder druk. − een explosie zal het gevolg zijn.
Gebruik het juiste beschermgas, reduceerventielen, slangen en
hulpstukken die speciaal bedoeld zijn voor een bepaalde toepas-
sing; onderhoud deze en bijhorende onderdelen goed.
Draai uw gezicht weg van de uitgang van het ventiel wanneer u het
cilinderventiel opent. Niet vóór of achter de regelaar gaan staan
wanneer u het ventiel opent.
Laat de beschermende dop over het ventiel zitten, behalve als de
fles gebruikt wordt of aangesloten is voor gebruik.
Lees en volg de instructies op de flessen met gecomprimeerd gas,
bijbehorend materiaal en de CGA publicatie P-1 die in de Veilig-
heidsvoorschriften staat.
1-3. Risico’s m.b.t. motor
ONTPLOFFEN VAN DE ACCU kan
letsel veroorzaken.
Draag altijd een gezichtsbescherming, rubbe-
ren handschoenen en beschermende kleding
als u aan een accu werkt.
Zet eerst de motor af voordat u accukabels of oplaadkabels (indien
van toepassing) aansluit of verwijdert en onderhoud gaat plegen
aan de accu.
Zorg ervoor dat uw gereedschap geen vonken produceert als u
aan een accu werkt.
Gebruik het lasapparaat alleen om accu’s op te laden of om
voertuigen te starten als het apparaat een acculaadvoorziening
heeft die hiervoor speciaal bedoeld is.
Let goed op de polariteit (+ en −) op accu’s.
Verwijder de negatieve (−) kabel als eerste en sluit hem als laatste
aan.
Houd vonken, vuur, sigaretten en andere ontstekingbronnen uit de
buurt van accu’s. Accu’s produceren ontplofbare gassen bij nor-
maal gebruik en wanneer ze worden opgeladen.
Volg de aanwijzingen op van de fabrikant van de accu als u aan of
in de buurt van een accu werkt.
De BRANDSTOF kan brand of explo-
sie veroorzaken.
Stop de motor en laat deze afkoelen voordat u
de brandstof controleert of brandstof toevoegt.
Rook niet als u brandstof toevoegt en zorg ervoor dat er geen von-
ken of open vuur in de buurt van het apparaat komen.
Doe de tank niet te vol− laat wat ruimte over zodat de brandstof kan
uitzetten.
Mors geen brandstof. Als u wel brandstof heeft gemorst, ruim dit
dan eerst op voordat u de machine aanzet.
Werp gebruikte doeken weg in een brandwerende container.
Zorg altijd voor contact tussen spuitmond en tank tijdens het vullen
met brandstof.
BEWEGENDE ONDERDELEN kunnen
letsel veroorzaken.
Blijf uit de buurt van bewegende delen zoals
ventilatoren, aandrijfriemen, V−snaren en rotors.
Houd alle deuren, panelen, afdekplaten en beschermingsplaten
op hun plaats.
Zet de machine af voordat u een onderdeel installeert of aansluit.
Laat alleen bevoegde personen panelen, afdekplaten
of beschermplaten verwijderen voor onderhoud of storingen.
Om te voorkomen dat de motor tijdens het onderhoud per ongeluk
gestart wordt, moet u de negatieve (−) accukabel losmaken van de
accu.
Houd handen, haar, loshangende kleding en gereedschappen
weg van bewegende onderdelen.
Zet deuren, panelen of beschermplaten weer op hun plaats als het
onderhoud klaar is en voordat u de machine aanzet.
Voordat u aan het aggregaat werkt, moet u alle
ontstekingsbougies of injectors verwijderen om te voorkomen dat
de motor schokt of start.
Blokkeer het vliegwiel zodat het niet kan draaien terwijl u werkt aan
onderdelen van het aggregaat.
OM-4421 Pagina 4
VONKEN UIT DE UITLAAT kunnen
brand veroorzaken.
Zorg ervoor dat vonken die vrijkomen uit de
motor geen brand kunnen veroorzaken.
Gebruik een goedgekeurde uitlaatvonkafleider in de vereiste
plaatsenzie de toepassingscodes.
Door HETE ONDERDELEN kunnen
brandwonden ontstaan.
Laat onderdelen eerst afkoelen voordat u aan
onderhoud begint.
Draag beschermende handschoenen en kle-
ding als u aan een hete machine werkt.
Raak geen hete machineonderdelen of zojuist
gelaste onderdelen met de blote handen aan.
STOOM EN HETE KOELVLOEISTOF
kunnen brandwonden veroorzaken.
Controleer, indien mogelijk, het koelvloeistofpeil
als de motor koud is om brandwonden te voorko-
men.
Controleer het koelvloeistofpeil altijd bij het overloopvat (indien aanwe-
zig) i.p.v. bij de radiator (tenzij anders staat vermeld in de Sectie
Onderhoud of de handleiding van de motor).
Controle is noodzakelijk als de motor warm is. Als er geen over-
loopvat aanwezig is, moet u de volgende twee instructies volgen.
Draag een veiligheidsbril en handschoenen en bedek de radiator-
dop met een doek.
Draai de dop iets open en laat de druk langzaam ontsnappen voor-
dat u de dop helemaal opendraait.
Als u een generator binnenshuis ge-
bruikt, KUNT U HIERDOOR BINNEN
ENKELE MINUTEN OVERLIJDEN.
Uitlaatgas van een generator bevat koolmono-
xide. Dit is een gif dat u niet ziet of ruikt.
NOOIT binnenshuis of in een garage gebruiken, OOK NIET als
de deuren en ramen open staan.
Alleen BUITEN gebruiken en ver uit de buurt van ramen, deuren
en ventilatiepunten.
ACCUZUUR kan OGEN EN HUID VER-
BRANDEN.
Kantel de accu niet.
Vervang de beschadigde accu.
Spoel ogen en huid goed uit met water.
HITTE VAN DE MOTOR kan brand ver-
oorzaken.
Plaats het apparaat niet op, boven of in de buurt
van brandgevaarlijke oppervlakken of brand-
bare voorwerpen.
Houd de uitlaat en uitlaatpijpen weg van brandbare voorwerpen.
1-4. De gevaren van perslucht
PERSLUCHTAPPARATUUR kan
(dodelijk) letsel veroorzaken.
Onjuiste installatie of bediening van dit systeem
kan resulteren in defecten aan de apparatuur en
persoonlijk letsel. Dit systeem mag alleen
worden geïnstalleerd, bediend en onderhouden
door bevoegde pneumatische technici en alleen
conform de handleiding voor de eigenaar, de
industriële normen en de landelijke en ter plekke
geldende regelgeving.
De nominale opbrengst of capaciteit van de compressor of enig
ander onderdeel van het persluchtsysteem niet overschrijden.
Zet het persluchtsysteem zodanig op dat mensen of zaken geen
risico lopen als een hydraulisch onderdeel kapot mocht gaan.
Voordat u gaat werken aan het persluchtsysteem, moet u het
apparaat uitzetten en op de vergrendeling zetten, de druk
ontlasten en u ervan verzekeren dat er niet per ongeluk
persluchtdruk op kan komen staan.
Niet aan een werkend persluchtsysteem werken, tenzij u een
bevoegd pneumatisch technicus bent en de instructies van de
fabrikant opvolgt.
Geen wijzigingen aanbrengen aan de compressor of de appara-
tuur die door de fabrikant is geleverd. Veiligheidsvoorzieningen in
het persluchtsysteem niet uitschakelen, onklaar maken of over-
bruggen.
Alleen onderdelen en toebehoren gebruiken die zijn
goedgekeurd door de fabrikant.
Blijf uit de buurt van mogelijke beknellings− of afknellingsplekken
in de apparatuur die is aangesloten op het persluchtsysteem.
Niet onder of rond apparatuur werken dat onder perslucht staat.
Ondersteun de apparatuur goed met behulp van mechanische
middelen.
HEET METAAL van het plasmasnij-
den of gutsen kan brand en exposie
veroorzaken.
Niet snijden of gutsen in de nabijheid van ont-
vlambare stoffen.
Kijk goed uit voor brand en houd een brandblusser in de buurt.
PERSLUCHT kan (dodelijk) letsel
veroorzaken.
Voordat u gaat werken aan het
persluchtsysteem, moet u het apparaat
uitzetten en op de vergrendeling zetten, de druk
ontlasten en u ervan verzekeren dat er niet per
ongeluk persluchtdruk op kan komen staan.
Ontlast de druk voordat u luchtleidingen
aansluit of loskoppelt.
Kijk de onderdelen van het persluchtsysteem en alle aansluitingen
en slangen na op beschadigingen, lekken en slijtage voordat u de
apparatuur gaat bedienen.
De luchtstroom niet op uzelf of op anderen richten.
Draag persoonlijke beschermingsmiddelen zoals een
veiligheidsbril, gehoorbescherming, leren handschoenen, zware
kleding (hemd en broek), hoge schoenen en een veiligheidshelm
wanneer u aan een persluchtsysteem werkt.
Zoek lekken op met zeepwater of een ultrasone detector − nooit
met de blote hand. Het systeem niet gebruiken als er lekken
worden aangetroffen.
Breng eerst deuren, panelen, deksels en beschermplaten weer
aan na afloop van het onderhoud en voordat u het systeem weer
start.
Ga onmiddellijk naar een arts als er lucht doordringt in de huid
of het lichaam.
OM-4421 Pagina 5
Het INADEMEN VAN PERSLUCHT kan
(dodelijk) letsel veroorzaken.
Geen perslucht gebruiken voor ademhalen.
Alleen gebruiken om te snijden, te gutsen
of voor gereedschap.
INGESLOTEN LUCHT ONDER DRUK
EN ZWIEPENDE SLANGEN kunnen letse
l
veroorzaken.
Ontlast de luchtdruk van gereedschappen en
het systeem voordat u onderhoud pleegt,
hulpstukken aanbrengt of verwisselt en
voordat u de olieafvoer van de compressor
of de vuldop voor de olie opent.
BEWEGENDE ONDERDELEN kunnen
letsel veroorzaken.
Blijf uit de buurt van bewegende delen zoals
ventilatoren, aandrijfriemen, V−snaren en
rotors.
Houd alle deuren, panelen, afdekplaten en beschermingsplaten
op hun plaats.
Houd handen, haar, loshangende kleding en gereedschappen
weg van bewegende onderdelen.
Voordat u gaat werken aan het persluchtsysteem, moet u het
apparaat uitzetten en op de vergrendeling zetten, de druk
ontlasten en u ervan verzekeren dat er niet per ongeluk
persluchtdruk op kan komen staan.
Laat alleen bevoegde personen beschermplaten of afdekplaten
verwijderen voor onderhoud of bij het verhelpen van storingen.
Zet deuren, panelen of beschermplaten weer op hun plaats als
het onderhoud klaar is en voordat u de machine aanzet.
HETE ONDERDELEN kunnen ernstige
brandwonden veroorzaken.
Een hete compressor of hete onderdelen van
het luchtsysteem niet aanraken.
Laat het systeem afkoelen voor u het aanraakt
of onderhoud gaat plegen.
Gebruik de juiste gereedschappen om hete on-
derdelen beet te pakken en/of draag zware
geïsoleerde lashandschoenen en −kleding om
brandwonden te voorkomen.
LEES DE INSTRUCTIES.
Lees nauwkeurig de gebruikershandleiding
en alle waarschuwingslabels, voordat u de
machine installeert, gebruikt of er onderhoud
aan pleegt, en volg de aanwijzingen steeds op.
Lees de veiligheidsinformatie aan het begin
van de handleiding en in elk hoofdstuk.
De motor stoppen en de luchtdruk aflaten vooraleer onderhoud
te verrichten.
Gebruik alleen originele vervangingsonderdelen van de fabri-
kant.
1-5. Aanvullende symbolen voor installatie, bediening en onderhoud
BRAND- EN EXPLOSIEGEVAAR
Installeer of plaats het apparaat niet op, boven
of vlakbij ontbrandbare oppervlakken.
Het apparaat niet in de buurt van brandbare
stoffen installeren.
Overbelast de bedrading van het gebouw niet- controleer of het
voedingsnet sterk genoeg is, goed beschermd is en dit apparaat
aan kan.
VALLENDE APPARATUUR kan letsel
veroorzaken.
Til het systeem alleen aan het hijsoog en aan
goed geïnstalleerde toebehoren op, NIET aan
de gascilinders. Het maximale hefvermogen
van het hijsoog niet overschrijden (zie: Techni-
sche gegevens).
Hijs en verplaats het apparaat alleen met de daarvoor geschikte
werktuigen en/of middelen en de daarvoor geldende procedures.
Als u hefvorken gebruikt om het apparaat te verplaatsen, zorg er
dan voor dat de vorken zo lang zijn, dat ze aan de andere kant on-
der het apparaat uitsteken.
Let er bij het werken in de open lucht op dat kabels en snoeren niet
in aanraking kunnen komen met rijdende voertuigen.
Volg bij het handmatig optillen van zware onderdelen of apparatuur
de Amerikaanse ARBO−richtlijn getiteld Applications Manual for
the Revised NIOSH Lifting Equation (Publication No. 94–110).
OVERVERHITTING kan schade aan
de motor veroorzaken.
Zet de installatie uit of koppel hem los voordat u
de machine aan- of uitzet.
Pas op: een laag voltage en lage frequentie veroorzaakt door la-
ge snelheid van de motor kunnen elektrische motoren beschadi-
gen.
Sluit geen 50 of 60 Hertz motoren aan op een 100 Hertz contact-
doos.
RONDVLIEGENDE LASSPATTEN
kunnen letsel veroorzaken.
Draag gezichtsbescherming voor ogen en ge-
zicht te beschermen.
Slijp de wolfraam elektrode alleen met een slijper die voorzien is
van de juiste beschermkast en die op een veilige locatie staat.
Draag tijdens het slijpen de nodige gezichts-, hand- en lichaams-
bescherming.
Vonken kunnen brand veroorzaken − brandbare stoffen uit de
buurt houden.
BEWEGENDE ONDERDELEN kunnen
letsel veroorzaken.
Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen
Blijf uit de buurt van afknijppunten zoals aan-
drijfrollen.
OM-4421 Pagina 6
De UITGANGSSPANNING VOOR HET
OPLADEN VAN ACCU’S en ONTPLOFFEN VAN
DE ACCU kan leiden tot lichamelijk letsel.
Niet alle modellen hebben een oplaadvoorziening
voor accu’s.
Draag altijd een gezichtsbescherming, rubberen handschoenen
en beschermende kleding als u aan een accu werkt.
Zet eerst de motor af voordat u accukabels of oplaadkabels (indien
van toepassing) aansluit of verwijdert en onderhoud gaat plegen
aan de accu.
Zorg ervoor dat uw gereedschap geen vonken produceert als u
aan een accu werkt.
Gebruik het lasapparaat niet om accu’s op te laden of om
voertuigen te starten tenzij het een acculaadvoorziening heeft die
hiervoor speciaal is bedoeld.
Let goed op de polariteit (+ en −) op accu’s.
Verwijder de negatieve (−) kabel als eerste en sluit hem als laatste
weer aan.
Houd vonken, vuur, sigaretten en andere ontstekingbronnen uit de
buurt van accu’s. Accu’s produceren ontplofbare gassen bij
normaal gebruik en wanneer ze worden opgeladen.
Volg de aanwijzingen op van de fabrikant van de accu als u aan of
in de buurt van een accu werkt.
Laat alleen bevoegd personeel de accu laden.
Als een accu wordt verwijderd uit een voertuig om te worden
opgeladen, ontkoppel dan de negatieve (−) kabel eerst en sluit
hem als laatste weer aan. Zorg dat alle accessoires zijn
uitgeschakeld om zo een boog te voorkomen.
Alleen loodaccu’s opladen. De acculader niet gebruiken om een
elektrisch systeem met een extra lage spanning van stroom te
voorzien of om droge−celaccu’s op te laden.
Geen bevroren accu’s opladen.
Geen beschadigde laadkabels gebruiken.
Accu’s niet opladen in een dichte ruimte of een ruimte met beperkte
ventilatie.
Een accu met losse accuklemmen of beschadigingen aan
behuizing of kap niet opladen.
Kies vóór u gaat opladen de juiste spanning op de lader, zodat
deze overeenkomt met de accuspanning.
Zet de acculader uit voor u deze op de accu aansluit. De klemmen
van de acculader mogen elkaar niet raken.
Houd de kabels van de acculader weg van de kap, de deur en van
bewegende onderdelen van het voertuig.
LASDRAAD kan letsel veroorzaken.
Bedien de toortsschakelaar pas als u de aan-
wijzing krijgt om dat te doen.
Richt het pistool niet op enig lichaamsdeel, an-
dere mensen of op enig materiaal als de draad
wordt ingevoerd.
TE LANGDURIG GEBRUIK kan leiden
tot OVERVERHITTING.
Laat het apparaat goed afkoelen; houd u aan
de nominale inschakelduur.
Verminder de stroomsterkte of de inschakel-
duur voordat u opnieuw begint met lassen.
Blokkeer of filter de luchtaanvoer naar het apparaat niet.
STATISCHE ELEKTRICITEIT (ESD) kan
PC-printplaten beschadigen.
Doe een geaarde polsband om VOORDAT u
printplaten of onderdelen aanraakt.
Gebruik goede, antistatische zakken of dozen
voor het opslaan, verplaatsen of verschepen
van PC-printplaten.
HET SCHUIN ZETTEN VAN DE
TRAILER kan verwondingen
veroorzaken.
Gebruik stutten of blokken om het gewicht te
ondersteunen.
Installeer het lasaggregaat goed op de trailer
volgens de bijbehorende instructies.
LEES DE INSTRUCTIES.
Lees nauwkeurig de gebruikershandleiding en
alle waarschuwingslabels, voordat u de
machine installeert, gebruikt of er onderhoud
aan pleegt, en volg de aanwijzingen steeds op.
Lees de veiligheidsinformatie aan het begin
van de handleiding en in elk hoofdstuk.
De motor stoppen en de luchtdruk aflaten vooraleer onderhoud
te verrichten.
Gebruik alleen originele vervangingsonderdelen van de fabri-
kant.
H.F.-straling kan interferentie veroor-
zaken.
Hoogfrequente (H.F.) straling kan interferentie
veroorzaken bij radionavigatie, veiligheids-
diensten, computers en communicatie appara-
tuur.
Laat alleen bevoegde personen die bekend zijn met elektronische
apparatuur deze installatie uitvoeren.
De gebruiker is verantwoordelijk voor onmiddellijk herstel door
een bevoegd elektricien bij interferentieproblemen als gevolg van
de installatie.
Als u van overheidswege klachten krijgt over interferentie, stop
dan onmiddellijk met het gebruik van de apparatuur.
Laat de installatie regelmatig nakijken en onderhouden.
Houd deuren en panelen van hoogfrequentiebronnen stevig dicht,
houd de elektrodeafstand op de juiste instelling en zorg voor aar-
ding en afscherming om de mogelijkheid van interferentie tot een
minimum te beperken.
BOOGLASSEN kan interferentie ver-
oorzaken.
Elektromagnetische energie kan interferentie
veroorzaken bij gevoelige elektronische appa-
ratuur zoals microprocessors computers en
computer- gestuurde apparatuur zoals robots.
Zorg ervoor dat alle apparatuur in het lasgebied elektromagnetisch
compatibel is.
Om mogelijke interferentie te verminderen moet u de laskabels zo
kort mogelijk houden, dicht bij elkaar en laag, bijvoorbeeld op de
vloer.
Voer de laswerkzaamheden uit op 100 meter afstand van gevoeli-
ge elektronische apparatuur.
Zorg ervoor dat dit lasapparaat conform de aanwijzingen in deze
handleiding wordt geïnstalleerd en geaard.
Als er dan nog steeds interferentie optreedt, dient de gebruiker ex-
tra maatregelen te nemen, zoals verplaatsing van het lasapparaat,
gebruik van afgeschermde kabels, gebruik van lijnfilters of af-
scherming van het werkterrein.
OM-4421 Pagina 7
1-6. Californië-voorstel 65, waarschuwingen
Las- en snijapparatuur produceert dampen of gassen die che-
micaliën bevatten waarvan het de Staat Californië bekend is
dat ze geboorteafwijkingen en, in sommige gevallen, kanker
veroorzaken. (California Health & Safety Code, sectie 25249.5
en volgend.)
Accupolen, -klemmen en soortgelijke accessoires bevatten
lood en loodverbindingen, chemicaliën waarvan het de Staat
Califorrnië bekend is dat ze kanker en geboorteafwijkingen of
andere voortplantingsproblemen veroorzaken. Was uw
handen na aanraking.
Dit product bevat chemicaliën, waaronder lood waarvan het
de Staat Californië bekend is dat het kanker, geboorteafwi-
jkingen of andere voortplantingsproblemen veroorzaakt.
Was na gebruik uw handen.
Benzinemotoren:
Uitlaatgassen van motoren bevatten chemicaliën waarvan
het de Staat Califorrnië bekend is dat ze kanker, geboorteaf-
wijkingen of andere voortplantingsproblemen veroorzaken.
Dieselmotoren:
Van uitlaatgassen van dieselmotoren en bepaalde bestand-
delen ervan is het de Staat Califorrnië bekend dat ze kanker,
geboorteafwijkingen en andere voortplantings problemen
veroorzaken.
1-7. Belangrijkste Veiligheidsvoorschriften
Safety in Welding, Cutting, and Allied Processes, ANSI Standard Z49.1,
is available as a free download from the American Welding Society at
http://www.aws.org or purchased from Global Engineering Documents
(phone: 1-877-413-5184, website: www.global.ihs.com).
Safe Practices for the Preparation of Containers and Piping for Welding
and Cutting, American Welding Society Standard AWS F4.1, from Glob-
al Engineering Documents (phone: 1-877-413-5184, website:
www.global.ihs.com).
Safe Practices for Welding and Cutting Containers that have Held Com-
bustibles, American Welding Society Standard AWS A6.0, from Global
Engineering Documents (phone: 1-877-413-5184,
website: www.global.ihs.com).
National Electrical Code, NFPA Standard 70, from National Fire Protec-
tion Association, Quincy, MA 02269 (phone: 1-800-344-3555, website:
www.nfpa.org and www. sparky.org).
Safe Handling of Compressed Gases in Cylinders, CGA Pamphlet P-1,
from Compressed Gas Association, 14501 George Carter Way,
Suite 103, Chantilly, VA 20151 (phone: 703-788-2700,
website:www.cganet.com).
Safety in Welding, Cutting, and Allied Processes, CSA Standard
W117.2, from Canadian Standards Association, Standards Sales, 5060
Spectrum Way, Suite 100, Ontario, Canada L4W 5NS (phone:
800-463-6727, website: www.csa-international.org).
Battery Chargers, CSA Standard C22.2 NO 107.2−01, from Canadian
Standards Association, Standards Sales, 5060 Spectrum Way, Suite
100, Ontario, Canada L4W 5NS (phone: 800-463-6727, website:
www.csa-international.org).
Safe Practice For Occupational And Educational Eye And Face Protec-
tion, ANSI Standard Z87.1, from American National Standards Institute,
25 West 43rd Street, New York, NY 10036 (phone: 212-642-4900, web-
site: www.ansi.org).
Standard for Fire Prevention During Welding, Cutting, and Other Hot
Work, NFPA Standard 51B, from National Fire Protection Association,
Quincy, MA 02269 (phone: 1-800-344-3555, website: www.nfpa.org.)
OSHA, Occupational Safety and Health Standards for General Indus-
try, Title 29, Code of Federal Regulations (CFR), Part 1910, Subpart Q,
and Part 1926, Subpart J, from U.S. Government Printing Office, Super-
intendent of Documents, P.O. Box 371954, Pittsburgh, PA 15250-7954
(phone: 1-866-512-1800) (there are 10 OSHA Regional Offices—
phone for Region 5, Chicago, is 312-353-2220, website:
www.osha.gov).
Portable Generators Safety Alert, U.S. Consumer Product Safety Com-
mission (CPSC), 4330 East West Highway, Bethesda, MD 20814
(phone: 301-504-7923, website: www.cpsc.gov/cpscpub/pubs/port-
gen.pdf).
Applications Manual for the Revised NIOSH Lifting Equation, The Na-
tional Institute for Occupational Safety and Health (NIOSH), 1600
Clifton Rd, Atlanta, GA 30333 (phone: 1-800-232-4636, website:
www.cdc.gov/NIOSH).
1-8. Informatie over elektrische en magnetische velden (EMV −informatie)
Elektrische stroom die door een draad stroomt veroorzaakt plaatselijk
elektrische en magnetische velden (EMV). De stroom bij booglassen
(en verwante processen zoals puntlassen, gutsen, plasmasnijden
en inductieverwarmingsprocessen) zorgt voor een elektromagnetisch
veld rondom het lascircuit. Elektromagnetischevelden kunnen
interferentie veroorzaken bij bepaalde medische implantaten zoals
pacemakers. Voor personen die medische implantaten hebben moeten
beschermende maatregelen worden genomen, bijv.
toegangsbeperking voor passanten of een risicoanalyse voor iedere
afzonderlijke lasser. Beperk bijvoorbeeld de toegang voor omstanders
of voer afzonderlijke risicobeoordelingen uit voor lassers. Alle lassers
moeten de volgende procedures naleven om zo blootstelling aan
elektro−magnetischevelden van de lasstroomkring tot een minimum te
beperken:
1. Houd kabels dicht bij elkaar door ze in elkaar te twisten of vast te
plakken of gebruik kabelbescherming.
2. Kom niet met uw lichaam tussen de laskabels. Leg de kabel aan
één kant en weg van de gebruiker.
3. Rol of hang de kabels niet rond of op uw lichaam.
4. Houd hoofd en romp zo ver mogelijk verwijderd van de
apparatuur in de lasstroomkring.
5. Monteer de massaklem aan het werkstuk zo dicht mogelijk bij de
las.
6. Niet direct naast de lasstroombron werken, er niet op gaan zitten
en er niet op leunen.
7. Niet lassen terwijl u de lasstroombron of het
draadaanvoersysteem draagt.
Over geïmplanteerde medische apparatuur:
Mensen die een geïmplanteerd medisch apparaat dragen, moeten hun
arts en de fabrikant van het apparaat raadplegen voordat ze in de buurt
komen van werkzaamheden met booglassen, puntlassen, gutsen, pla-
smaboogsnijden of inductieverhitting. Bij toestemming van de arts
wordt geadviseerd om bovenstaande procedures te volgen.
OM-4421 Pagina 8
Een complete Onderdelenlijst is verkrijgbaar op www. MillerWelds.com
OM−4421 Pagina 9
HOOFDSTUK 2 − DEFINITIES
2-1. Meer veiligheidssymbolen en definities
Bepaalde symbolen worden alleen aangetroffen op CE-producten.
Waarschuwing! Pas op! Kans op gevaar (zie de symbolen).
Safe1 2012−05
Draag droge, geïsoleerde handschoenen. De elektrode niet met de blote hand aanraken. Geen natte of kapotte
handschoenen dragen.
Safe2 2012−05
Bescherm uzelf tegen elektrische schokken door uzelf te isoleren van het werk en de aarde.
Safe3 2012−05
Zorg ervoor dat u niet in de rook staat.
Safe6 2012−05
Gebruik actieve ventilatie of een afvoersysteem om de dampen van de werkplek af te voeren.
Safe8 2012−05
Gebruik een ventilator om de dampen af te voeren.
Safe10 2012−05
Houd brandbare stoffen uit de buurt van het laswerk. Niet lassen vlakbij brandbare stoffen.
Safe12 2012−05
Lasvonken kunnen brand veroorzaken. Zorg dat er een brandblusapparaat in de buurt is en zorg dat
er een toezichthouder is die klaarstaat om dit gebruiken.
Safe14 2012−05
Niet aan vaten of dichte containers e.d. lassen.
Safe16 2012−05
Verwijder het label niet; verf het ook niet over en dek het niet af.
Safe20 2012−05
Niet werken aan het apparaat als de motor draait. Eerst de motor stilzetten.
Safe21 2012−05
Een complete Onderdelenlijst is verkrijgbaar op www. MillerWelds.com
OM−4421 Pagina 10
Niet roken tijdens het vullen met brandstof of in de nabijheid van brandstof.
Safe22 2012−05
De motor stilzetten tijdens het vullen met brandstof.
Safe23 2012−05
Een hete motor niet bijvullen.
Safe24 2012−05
Til het systeem alleen aan het hijsoog en aan goed geïnstalleerde toebehoren op, niet aan de gascilinders.
Het maximale hefvermogen van het hijsoog niet overschrijden (zie: Technische gegevens).
Safe25 2012−05
Draag een hoofddeksel en een veiligheidsbril. Bescherm uw oren
en knoop de kraag van uw overhemd dicht. Gebruik een lashelm met
de juiste filtersterkte. Draag bescherming voor uw hele lichaam.
Safe38 2012−05
Zorg dat u geoefend raakt en lees de aanwijzingen,
voordat u aan de machine gaat werken of gaat lassen.
Safe40 2012−05
=
Brandstof samen met vlammen of vonken kan brand veroorzaken.
Safe45 2012−05
Haal het apparaat uit de verpakking. Haal de handleiding uit het
apparaat. Lees de instructies voor het plaatsen van de uitlaatdemper.
Safe46 2012−05
Lees de handleiding en de labels op het apparaat.
Safe47 2012−05
Lees de gebruikershandleiding. Volg de aanwijzingen voor het
activeren van de accu.
Safe48 2012−05
Een complete Onderdelenlijst is verkrijgbaar op www. MillerWelds.com
OM−4421 Pagina 11
0 - 50h std
Safe54 2012−05
Gedurende de eerste 50 uur moet het lasapparaat worden belast
met meer dan 200 A. Las niet met minder dan 200 A.
50h std
Safe55 2012−05
Na de eerste 50 gebruiksuren moeten de olie en het oliefilter worden
vervangen.
2-2. Diverse symbolen en definities
Bepaalde symbolen worden alleen aangetroffen op CE-producten.
Stop de motor
Snel (draaien,
lassen/
ingeschakeld)
Langzaam
(stationair)
Start de motor
Starthulp Accu (motor) Motoroliedruk Olie
Controleer
injectoren/pomp
Controleer
de klepspeling
Brandstof
Beschermende
aarde (massa)
Positief Negatief Bevoegde monteur Lasboog
A
Ampère
V
Volt Paneel/ter plekke Van op afstand
Motor
Luchttemperatuur
of
motortemperatuur
Uitgangsspanning Wisselstroom
Beklede−elektrodel
assen (SMAW)
Constante stroom
(CC)
MIG
(GMAW)−lassen
TIG
Tijd
h
Uren
s
Seconden
1
Monofase
3
Driefasen Lees de instructies Circuitbeveiliging
Niet veranderen
tijdens het lassen
Elektrodeaan-
sluiting
Werkaansluiting
3
G
Motoraangedreven,
driefasenwissel-
stroomdynamo
met gelijkrichter
Hz
Hertz
X
Inschakelduur
U
0
Nominale
nullastspanning
(gemiddeld)
U
2
Conventionele
belastingsspanning
n
Nominale
belastingsnelheid
n
1
Nominaal stationair
n
0
Nominale
nullastsnelheid
I
Stroom
I
2
Nominale
lasstroom
Contactor aan
Een complete Onderdelenlijst is verkrijgbaar op www. MillerWelds.com
OM−4421 Pagina 12
HOOFDSTUK 3 − TECHNISCHE GEGEVENS
3-1. Locatie van typeplaatje met serienummer en aansluitgegevens
Het serienummer en de aansluitgegevens zijn bij dit product aan de voorzijde te vinden. Op het typeplaatje kunt u de elektrische spanning en het
vermogen aflezen dat de apparatuur nodig heeft, en welk vermogen het kan leveren. Wij raden aan het serienummer te noteren op de achterzijde van
deze handleiding, in het daarvoor bestemde vak, zodat u dit nummer altijd bij de hand hebt als u het in de toekomst nodig hebt.
3-2. Lasvermogen, voedings− en motorgegevens
Las-
procédé
Bereik van de
lasuitgangs-
spanning
Nominale
uitgangsspanning
Maximale
open
spanning
Nominaal
uitgangsvermogen
aggregaat
Motor
Inhoud
brand-
stoftank
CC/DC
55 − 500 A
(CC−modellen)
15 − 500 A
(CC/CV−modellen)
Exportmodellen:
300 A, 32 Volt DC,
100% inschakelduur
430A, 37 Volt DC, 60%
inschakelduur
300 A, 29 Volt DC
(CV), 100%
inschakelduur
430 A, 36 Volt DC
(CV), 60%
inschakelduur
Overige modellen:
400 A, 36 Volt DC,
100% inschakelduur
450A, 38 Volt DC, 60%
inschakelduur
500 A, 30 Volt DC
(CC), 34 Volt DC (CV)
,
40% inschakelduur
95
Standaard
Monofase, 4 kVA/kW, 34/17
A, 120/240 V AC, 50/60 Hz
Driefasenaggregaat, optie
*
Monofase/driefasen,
12/15 kVA/kW, 50/36A,
120/240 V/AC, 60 Hz
*Extra, naast het standaard
4VA/kW
aggregaatvermogen
Watergekoelde
viercilinder Perkins
404D−22, 32,6 pk
dieselmotor
Perkins
25 gal
(95 liter)
CV/DC
(alleen
CC/CV−
modellen)
14 − 40 V
56
Een complete Onderdelenlijst is verkrijgbaar op www. MillerWelds.com
OM−4421 Pagina 13
3-3. Afmetingen, massa’s en toegelaten hellingshoeken
Afmetingen
D
B
A
F
E
H
G
C
20°
20°
30°
30°
! Overschrijd de hoeken niet als het ag-
gregaat aanstaat met het oog op motorbe-
schadigingen en omvallen.
! Verplaats het apparaat niet naar en ge-
bruik het niet op plaatsen waar het kan
omvallen.
802 161−A
Hoogte
60 in (1524 mm)
(tot de bovenzijde van
de geluiddemper)
Breedte
28−1/2 in (724 mm)
(montagesteunen
ingeklapt)
30−3/4 in (781 mm)
(montagesteunen
uitgeklapt)
Lengte 65−1/8 in (1654 mm)
A 65−1/8 in (1654 mm)
B* 56 in (1422 mm)
C* 46−1/2 in (1181)
D* 9−5/8 in (244 mm)
E 27−1/2 in (699 mm)
F 1 in (25 mm)
G 29−13/16 in (757 mm)
H
9/16 in (14 mm) diameter
4 gaten
* Als de montagesteunen in de
middelste stand staan verschillen
de afmetingen afhankelijk van de
locatie van de montagesteunen.
Gewicht
met
Perkins
404−22
Zonder brandstof:
1600 lb (726 kg)
Met brandstof:
1775 lb (805 kg)
Gewichtsbelasting hijsoog:
Maximaal 2500 lb (1134 kg)
Een complete Onderdelenlijst is verkrijgbaar op www. MillerWelds.com
OM−4421 Pagina 14
3-4. Omstandigheden gebruik en opslag
A. IP graad
IP graad Toegelaten temperaturen bij gebruik
IP23
Deze apparatuur is ontworpen voor gebruik buiten. Opslag is
toegestaan, maar buitengebruik bij regen of andere neerslag mag
alleen onder een afdak.
-10 ° C en + 40 ° C
B. Informatie over Elektromagnetische Velden (EMV)
! Deze apparatuur mag niet worden gebruikt door het algemene publiek aangezien de EMV-grenzen voor het algemene publiek
mogelijk kunnen worden overschreden tijdens het lassen.
Deze apparatuur is gebouwd conform EN 60974−1 en is louter bedoeld voor beroepsmatig gebruik (waar het algemene publiek geen toegang
heeft of waar toegang zodanig is geregeld dat deze gelijk is aan beroepsmatig gebruik) en alleen door een deskundig gebruiker of iemand die
hiertoe is opgeleid.
Draadaanvoersystemen en aanvullende apparatuur (zoals toortsen, vloeistofkoelsystemen en lasboog− en stabilisatieapparatuur) die onderdeel
uitmaken van het lascircuit mogen geen belangrijke bijdrage leveren aan het EMV. Zie de gebruikershandleidingen van alle onderdelen van de
lasstroomkring voor meer informatie over EMV-blootstelling.
De meting van de EMV voor deze apparatuur vond plaats op een afstand van 0,5 meter.
Op een afstand van 1 meter waren de waarden van de EMV-blootstelling minder dan 20% van de toegestane waarden.
C. Informatie over Elektromagnetische Compatibiliteit (EMC)
! Deze Klasse A apparatuur is niet bedoeld voor gebruik op plaatsen in woongebieden waar de elektrische stroom afkomstig is van
het openbare utiliteitssysteem met een laag voltage. Op dergelijke plaatsen ontstaan er mogelijk problemen met de elektromagne-
tische compatibiliteit als gevolg van storingen door geleiding en straling.
ce-emc 3 2010-10
Ononderbroken lassen
3-5. Inschakelduur en oververhitting
De inschakelduur is het percentage
van 10 minuten dat het apparaat
kan lassen op nominale belasting
zonder oververhit te raken.
OPGELET − Het overschrijden van
de inschakelduur kan het apparaat
beschadigen en de garantie vervalt
dan.
100% Inschakelduur bij 400 ampère
215 084−A
LASAMPERES
% INSCHAKELDUUR
Een complete Onderdelenlijst is verkrijgbaar op www. MillerWelds.com
OM−4421 Pagina 15
3-6. Stroom−spanning grafieklijnen voor CC/CV−modellen
215 080−A / 215 083−A / 215 079−A
De stroom−spanning grafieklijnen
geven de minimaal en de maximaal
mogelijke uitgangsspanning en
−stroom aan van het lasapparaat.
De grafieklijnen van alle andere in-
stellingen vallen tussen de aange-
geven krommen.
A. Beklede Elektrodelassen
B. MIG
C. TIG
DC VOLT
DC AMPERES
DC VOLT
DC AMPERES
DC VOLT
DC AMPERES
100
80
60
40
20
0
0 100 200 300 400 500 600 700 800 900 1000
100
80
60
40
20
0
0 100 200 300 400 500 600 700 800 900 1000
MAX
MIN
100
80
60
40
20
0
0 100 200 300 400 500
BEREIK:
MAX
155 − 450
115 − 320
75 − 195
40 − 90
BEREIK:
60 − 365
35 − 250
25 − 155
15 − 75
Een complete Onderdelenlijst is verkrijgbaar op www. MillerWelds.com
OM−4421 Pagina 16
3-7. Stroom−spanning grafieklijnen voor CC−modellen
215 081−A
De stroom−spanning grafieklijn
geeft de minimaal en de maximaal
mogelijke uitgangsspanning en
−stroom aan van het lasapparaat.
De grafieklijnen van alle andere
instellingen vallen tussen de aan-
gegeven krommen.
100
80
60
40
20
0
0 100 200 300 400 500 600 700 800 900 1000
Bereik:
230 − Max
170 − 365
110 − 225
70 − 130
55 − 85
DC VOLT
DC AMPERES
3-8. Brandstofverbruik
De kromme laat het karakteristieke
brandstofverbruik onder las− of
stroombelasting zien.
199 032−A
DC LASAMPERES BIJ EEN 100% INSCHAKELDUUR
V.S. GAL./UUR
0 50 100 150 200 250 300 350 400 450 500
0.00
0.25
0.50
0.75
1.00
1.25
1.50
1.75
2.00
2.25
2.50
STATIONAIR
Een complete Onderdelenlijst is verkrijgbaar op www. MillerWelds.com
OM−4421 Pagina 17
3-9. Vermogenkarakteristiek AC aggregaat
193 018
De AC vermogenkarakteristiek geeft
het beschikbare aggregaatvermogen
in Ampères aan bij de 120− of 240−volt
aansluitingen.
0
50
100
150
200
250
300
0 5 10 15 20 25 30
AC AMPERE IN 240V STAND
AC VOLT
0
25
50
75
100
150
125
0102030405060
AC AMPERE IN 120V STAND
3-10. Karakteristieken van optionele driefasenaggregaat
215 086−A / 215 087−A
De AC−stroominstallatiekarakteristieken
geven het beschikbare aggregaatvermogen
in ampères aan bij de monofase
120/240−volt aansluiting of de driefasen
240−volt klemmen.
A. 12 kVA/kW monofase AC uitgangsvermogen
(geen lasbelasting)
B. 15 kVA/kW driefasen AC uitgangsvermogen (geen lasbelasting)
AC VOLTAC VOLT
AC AMPERES
AC AMPERES
280
260
240
220
200
180
0102030405060708090100
010203040506070
280
260
240
220
200
180
Een complete Onderdelenlijst is verkrijgbaar op www. MillerWelds.com
OM−4421 Pagina 18
HOOFDSTUK 4 − INSTALLATIE
install3 2013-06 − Ref. 800 652 /
Ref. 800 477-A / 803 274 / 804 712
4-1. Het installeren van het lasaggregaat
OF
luchtstroomruimte
460 mm
1
2
2
4
3
9/16 in.
Locatie/Monteren
Verplaatsing
! Verplaats het apparaat niet naar en
gebruik het niet op plaatsen waar het
kan omvallen.
Zie Hoofdstuk 3-3 voor de maximale
belasting van het hijsoog.
luchtstroomruimte
OPGELETHet systeem niet installeren op
plaatsen waar de luchtstroming beperkt is of
de motor kan oververhitten.
Locatie/luchtstroomruimte
! Bevestig de lasaggregaat altijd stevig
op het transportvoertuig of de trailer
en voldoe aan alle veiligheids− en
andere ter plekke geldende
voorschriften.
! Niet op het onderstel lassen. Wanneer
u op het onderstel last, kan de brand-
stoftank gaan branden of exploderen.
Alleen op de vier steunen lassen of de
lasgroep met bouten vastzetten.
OPGELET − Het systeem niet zodanig
monteren dat de onderkant alleen steunt op
de vier montagesteunen. Maak gebruik van
dwars steunen om het systeem adequaat te
ondersteunen en schade aan de onderkant
te voorkomen.
1 Dwars steunen
2 Montagesteunen (meegeleverd)
Installeer het systeem op een vlakke
ondergrond met dwarssteunen om de
onderkant te ondersteunen. Zet het systeem
vast met de montagesteunen.
3 12 mm bout en ring
(minimum − niet meegeleverd)
4 3/8−16 x 1 inch schroeven
(meegeleverd)
De lasgroep met bouten vastzetten:
Verwijder het bevestigingsmateriaal waarmee
de vier steunen op het onderstel vastzitten.
Draai de steunen om en zet ze weer vast aan
het onderstel met het oorspronkelijke
bevestigingsmateriaal.
Zet de lasgroep op de truck of op de aan-
hangwagen met bevestigingsmateriaal van
1/2 inch (12 mm) of groter (niet meegeleverd).
De lasgroep op zijn plaats vastlassen:
Las de lasgroep alleen bij de vier steunen op
de truck of de trailer vast.
OF
1
OF
OF
Verplaatsing
460 mm
460 mm
460 mm
460 mm
Lasapparaat op
zijn plaats
Bouteenheid
op zijn plaats
Benodigde gereedschappen:
Een complete Onderdelenlijst is verkrijgbaar op www. MillerWelds.com
OM−4421 Pagina 19
! Het frame van het lasaggregaa
t
altijd aarden op het frame van de
wagen om elektrische schokken en
gevaren van statische elektricitei
t
te voorkomen.
! Zie ook informatiefolder 29 van
de AWS betreffende veiligheid
en gezondheid: het aarden van
draagbare en op wagens geïnstal
-
leerde lasaggregaten.
! Ondervoeringen, transportblokken
en bepaalde wielonderstellen
isoleren het lasaggregaat van he
t
chassis van de wagen. Sluit altijd
een massadraad aan vanaf massa−
aansluiting van het aggregaat naar
blootgemaakt metaal van het chassis
van de wagen zoals op de afbeelding
te zien is.
! Gebruik een aardlekschakelaar
wanneer hulpapparatuur word
t
aangesloten.Als de lasgroep nie
t
uitgerust is met een lekstroom
-
schakelaar (GFCI), gebruik dan een
lekstroombeveiligde verlengkabel
.
Gebruik geen stopcontacten met in
-
gebouwde aardlekschakelaars als
er apparatuur wordt gebruikt om
levens mee te redden.
1 Massaklem voor aarding van
apparatuur (op voorpaneel)
2 Massakabel (niet meegeleverd)
3 Metalen frame van wagen
Sluit de massakabel van de apparatuu
r
aan op het metalen chassis van de wagen
.
Gebruik hiervoor een geïsoleerde koperen
draad van 10 mm
2
of dikker.
Aard het frame van het lasaggregaa
t
met het onderstel of de wagen
via metaal−op−metaal contact.
4
-2. Het aggregaat aarden op het chassis van een vrachtwagen of aanhanger
rot_grnd1 2012−03dut− 800 652−D
1
3
2
GND/ PE
4-3. Het hefoog gebruiken
Lift1 2008−01 804 712
1 Hefoog
2 Stelmoer
3 Draagbout
Zet het hefoog omhoog tot het op
zijn plaats vast klikt. Zet het hefoog
omlaag als u het niet nodig hebt.
Om het hefoog in de opstaande
stand vast te zetten moet u een
3/8−16 x 1−1/2 inch draagbout door
de gleuf in de steun steken en hem
vastzetten met een bout (bout en
moer niet meegeleverd).
Benodigde gereedschappen:
2
1
3
Een complete Onderdelenlijst is verkrijgbaar op www. MillerWelds.com
OM−4421 Pagina 20
4-4. De uitlaatpijp installeren
1/2 inch
Benodigde gereedschappen:
Uitlaat1 2008−01 Ref. 803 604 / Ref. 236 972
! Stop motor en laat deze afkoe-
len.
Richt de uitlaatpijp in de gewenste
richting, maar altijd weg van het
voorpaneel en de rijrichting.
4-5. De accu aansluiten
1/2 inch
+
Benodigde gereedschappen:
Conn_ Bat1 _dut 2013-04 802 168-E / S-0756-C
! Sluit de (−) kabel als laatste aan.
OPGELET − Wacht twee minuten nadat de
motor is uitgezet om de accu te ontkoppelen,
anders kan de motorregeling beschadigd
raken.
De accu is het gemakkelijkst te bereiken
via het achterpaneel. Verwijder dat
gedeelte van het achterpaneel om bij de
accu te komen. Sluit de negatieve
accukabel als laatste aan. Breng het
paneel weer aan.
Zorg ervoor dat de accukabels de te-
genover liggende klemmen niet
raken. Bij het aansluiten van de accu-
kabels, de positieve (+) kabel als eer-
ste aansluiten op de positieve (+) ac-
cuklem en dan negatieve (-) kabel op
de negatieve (-) accuklem.
De motor nooit starten als de kabels
los liggen of slecht verbonden zijn met
de accuklemmen.
De accu nooit ontkoppelen terwijl
de motor draait.
Nooit een snelle-acculader gebruiken
om de motor te starten.
De accu niet opladen met de mo-
torbesturingsschakelaar op Aan.
De negatieve (-) accukabel altijd ont-
koppelen vóórdat u de accu oplaadt.
Een complete Onderdelenlijst is verkrijgbaar op www. MillerWelds.com
OM−4421 Pagina 21
4-6. Controlelijst voor het starten van de motor
Controleer alle motorvloeistoffen
elke dag.
De motor moet koud zijn en op een vlakke on-
dergrond staan.
Het automatische afsluitsysteem stopt de mo-
tor als de oliedruk te laag wordt of als
de temperatuur van de koelvloeistof te hoog is.
Deze lasgroep heeft een
afsluitschakelaar voor lage oliedruk.
Sommige omstandigheden kunnen
echter motorschade veroorzaken voordat
de motor afslaat. Controleer het oliepeil
vaak en gebruik het afsluitsysteem voor
de oliedruk niet om het oliepeil
te controleren.
OPGELET − Dieselmotoren in MILLER ap-
paratuur worden geacht optimaal te werken
bij gematigde tot nominale belasting. Bij ge-
bruik gedurende langere tijd bij een lichte of
geen belasting kan dit leiden tot wetstacking
of andere motorschade.
Brandstof
OPGELET − Gebruik geen benzine, de motor
zou beschadigd worden.
Vul de tank met diesel voordat u het apparaat
start (zie het motoronderhoudslabel voor de
brandstofspecificaties). Laat de vulbuis vrij om
ruimte over te laten voor uitzetting.
De motor slaat af als het brandstofpeil laag is.
Olie
Kijk na het vullen van de brandstoftank het
oliepeil na met de lasgroep op een vlakke on-
dergrond. Als het oliepeil niet overeenstemt
met de maximale merkstip, vul dan bij (zie het
onderhoudslabel).
Koelvloeistof
Controleer het peil van de koelvloeistof in de
radiator voordat u de lasgroep voor het eerst
start. Zonodig koelvloeistof bijvullen in de ra-
diator tot de koelvloeistof tot onder in de hals
van de vuller staat.
Controleer het peil van de koelvloeistof in de
tank dagelijks. Zonodig koelvloeistof bijvullen
in de tank tot de koelvloeistof tussen de peil-
strepen Cold Full en Hot Full staat. Als het peil
in de tank laag was, controleer dan ook het peil
van de koelvloeistof in de radiator. Koelvloei-
stof bijvullen als het peil onder de hals van de
radiatorvuller staat.
De machine wordt geleverd af fabriek met mo-
torkoelvloeistof, dit is een mengsel van water
en een antivriesmiddel op basis van ethyleen-
glycol die geschikt is voor temperaturen tot
−34° F (−37° C). Voeg antivries toe aan het
mengsel als de machine wordt gebruikt bij
temperaturen onder −34° F (−37° C).
Houd de radiator en de luchtinlaat schoon en
vrij van vuil.
OPGELET Een verkeerde motortempera-
tuur kan de motor beschadigen. Laat de motor
niet draaien zonder een goed functionerende
thermostaat en radiatordop.
Voor het makkelijker starten bij koud
weer:
Gebruik de starthulpschakelaar (zie
Hoofdstuk 5-1 of 6-1).
De accu in goede staat in een warme
ruimte opslaan.
Gebruik brandstof bestemd voor koud
weer (diesel kan verdikken onder koude
temperatuur). Neem contact met uw
lokale brandstofleverancier voor meer
informatie.
Gebruik de juiste motorolie voor koud
weer (zie Hoofdstuk 8-1).
Vol
803 603
Full
Inhoud: 404.22
Motor: 9.5 qt (9,01L)
Diesel
Vol
Hot Full
Cold Full
Controleer het peil van de
koelvloeistof in de radiator
als het peil in de tank laag.
is.
Koelvloeistoftank
OPGELET − Volg de inloop-
procedure zoals aangegeven
in de handleiding van de mo-
tor. Als er zich onverbrande
brandstof en olie verzamelt in
de uitlaatpijp tijdens het inlo-
pen, zie Hoofdstuk 12.
Een complete Onderdelenlijst is verkrijgbaar op www. MillerWelds.com
OM−4421 Pagina 22
4-7. Aansluiten op de lasuitgangen
803 602 / 803 778−B
Benodigde
gereedschappen:
2
3/4 inch
1
MIG−lassen en lassen met gevulde draad
Voor MIG en gevulde draad gelijkstroomlassen
met Elektrode Positief (DCEP) op CC/CV−
modellen moet u de draadaanvoerkabel aanslui-
ten op de positieve (+) klem links en de werk-
kabel op de negatieve (−) klem rechts. Gebruik
de Proces/Contactorschakelaar om het type
lasuitgangsspanning te kiezen (zie hoofdstuk
6-3).
Voor het gelijkstroomlassen met Elektrode
Negatief (DCEN), de aansluitklemmen om-
wisselen.
Als het apparaat is uitgerust met een optionele
polariteitschakelaar of een optionele polari-
teit−/AC−schakelaar, moet u de kabel van de
draadaanvoerunit (+) aansluiten op de elek-
trodeklem links en de werkstukkabel op de
werkstukklem (−) rechts.
6
4
5
3
! Stop de motor.
! Als u de laskabels niet goed aansluit,
kan dat uitzonderlijk sterke verhitting
en brand veroorzaken of uw machine
beschadigen.
Niets tussen de laskabelklem en het
kopergedeelte plaatsen. Zorg dat het
oppervlak van zowel de laskabelklem als
het kopergedeelte schoon is.
1 Correcte aansluiting laskabel
2 Onjuiste aansluiting laskabel
3 Klem lasuitgangsspanning
4 Meegeleverde moer voor de
aansluitklem voor de laskabel
5 Laskabelklem
6 Koperen staaf
Verwijder de meegeleverde moer van de las-
uitgangsklem. Schuif de laskabelschoen op
de lasuitgangsklem en zet hem vast met de
moer zodat de laskabelschoen strak tegen het
kopergedeelte aanzit.
7 Positieve (+) lasuitgang
8 Negatieve (−) lasuitgang
Beklede elektrodelassen en TIG−lassen
Voor beklede elektrodelassen en TIG− gelijk-
stroomlassen met Elektrode Positief (DCEP)
moet u de elektrodekabel aansluiten op de po-
sitieve (+) klem links en de werkkabel op de
negatieve (−) klem rechts.
Voor het gelijkstroomlassen met Elektrode
Negatief (DCEN), de aansluitklemmen om-
wisselen.
Als het apparaat is uitgerust met een optionele
polariteitschakelaar of een optionele polari-
teit−/AC−schakelaar, moet u de kabel van de
draadaanvoerunit (+) aansluiten op de elek-
trodeklem links en de werkstukkabel op de
werkstukklem (−) rechts.
7
8
Een complete Onderdelenlijst is verkrijgbaar op www. MillerWelds.com
OM−4421 Pagina 23
4-8. Het formaat van de laskabel kiezen*
OPGELET − De totale kabellengte in de lasstroomkring (zie onderstaande tabel) is de lengte van beide laskabels tezamen. Als bijvoorbeeld de
stroombron 30 meter van het laswerkstuk is, dan is de totale kabellengte in de lasstroomkring 60 meter (2 kabels x 30 meter). Neem de 60m−kolom
voor het bepalen van de kabelafmetingen.
Laskabelformaat** en maximale totale lengte van de kabel (koper)
in de lasstroomkring net groter dan***
30 m of minder
150 ft
(45 m)
200 ft
(60 m)
250 ft
(70 m)
300 ft
(90 m)
350 ft
(105 m)
400 ft
(120 m)
Aansluitklemmen van
lasuitgangsspanning
! Zet de motor uit vooral-
eer de lasaansluitklem-
men aan te sluiten.
! Gebruik geen versleten,
beschadigde, te korte of
slecht verbonden
kabels.
Lasstroom
10 − 60%
insch-
akelduur
AWG
(mm
2
)
60 − 100%
insch-
akelduur
AWG (mm
2
)
10 − 100% inschakelduur
AWG (mm
2
)
100 4 (20) 4 (20) 4 (20) 3 (30) 2 (35) 1 (50) 1/0 (60) 1/0 (60)
150 3 (30) 3 (30) 2 (35) 1 (50) 1/0 (60) 2/0 (70) 3/0 (95) 3/0 (95)
200 3 (30) 2 (35) 1 (50) 1/0 (60) 2/0 (70) 3/0 (95) 4/0 (120) 4/0 (120)
250 2 (35) 1 (50) 1/0 (60) 2/0 (70) 3/0 (95) 4/0 (120)
2 stuks
2/0
(2x70)
2 stuks
2/0
(2x70)
300 1 (50) 1/0 (60) 2/0 (70) 3/0 (95) 4/0 (120)
2 stuks
2/0
(2x70)
2 stuks
3/0
(2x95)
2 stuks
3/0
(2x95)
350 1/0 (60) 2/0 (70) 3/0 (95) 4/0 (120)
2 stuks
2/0
(2x70)
2 stuks
3/0
(2x95)
2 stuks
3/0
(2x95)
2 stuks
4/0
(2x120)
400 1/0 (60) 2/0 (70) 3/0 (95) 4/0 (120)
2 stuks
2/0
(2x70)
2 stuks
3/0
(2x95)
2 stuks
4/0
(2x120)
2 stuks
4/0
(2x120)
500 2/0 (70) 3/0 (95) 4/0 (120)
2 stuks
2/0
(2x70)
2 stuks
3/0
(2x95)
2 stuks
4/0
(2x120)
3 stuks
3/0
(3x95)
3 stuks
3/0
(3x95)
*Dit schema is een algemene richtlijn en is mogelijk niet geschikt voor alle toepassingen. Als de kabels oververhit raken, gebruik dan een kabel
die één maat groter is.
**Het laskabelformaat (AWG) is gebaseerd op een spanningsval van 4 volt of minder of een stroomdichtheid van minimaal 300 mils/A.
***Voor afstanden die langer zijn dan de afstanden in deze gids moet u een vertegenwoordiger van de fabriek raadplegen
op telefoonnr. 920−735−4505.
Ref. S-0007-J 2011−07
Een complete Onderdelenlijst is verkrijgbaar op www. MillerWelds.com
OM−4421 Pagina 24
4-9. Aansluiten op afstandsbedieningstekker RC13 op CC-modellen
Ref. 154 862−A / 048 720−K / 803 602
1 Afstandsbedieningsstekker RC13.
Sluit de optionele afstandsbediening
aan op RC13 (zie hoofdstuk 5-3).
1
4-10. Aansluiten op de 14-pin stekker RC14 op CC/CV-modellen
Ref. 803 602
OR
OP AFSTAND
14
Contact
doos*
Contactdoosinformatie
24 VOLT AC
UITGANGSVERMOGEN
(CONTACT-
SCHAKELAAR)
A 24 Volt AC, beschermd door
extra beveiliging CB5.
B Het sluiten van het contact
naar A sluit het 24 V/AC
contactorstuurcircuit.
AFSTANDSBEDIENDE
UITGANGSSPANNING
C Uitgangsspanning naar
afstandsbediening: +10 V/DC
in MIG of Beklede Elektrode;
0 tot +10 V/DC in TIG.
D Gemeenschappelijke van het
afstandsbedieningscircuit.
E Ingaand DC stuursignaal: 0 tot
+10 volt van minimum tot
maximum van de
afstandsbediening met
spanning/stroomafstelling
op maximaal.
115 VOLT AC
UITGANGSVERMOGEN
(CONTACT-
SCHAKELAAR
)
I
115 Volt, 10 ampère, 60 Hz AC.
Beschermd door extra
beveiliging CB6.
J
Contact maken met I geeft
spanning op het 115 volt AC
besturingscircuit.
GND
K Gemeenschappelijk chassis.
NULLEIDER G Gemeenschappelijke aansluiting
voor 24V en 115V AC circuits.
*De overige contactdozen worden niet gebruikt.
Een complete Onderdelenlijst is verkrijgbaar op www. MillerWelds.com
OM−4421 Pagina 25
HOOFDSTUK 5 − DE LASGENERATOR BEDIENEN −
CC-MODELLEN
5-1. Bedieningsfuncties op voorpaneel CC-modellen (zie hoofdstuk 5-2)
12
236 970 / 803 602
11
2
18
9
7
6
4
5
3
10
13
Een complete Onderdelenlijst is verkrijgbaar op www. MillerWelds.com
OM−4421 Pagina 26
5-2. Beschrijving van bedieningsfuncties op voorpaneel CC-modellen (zie hoofdstuk
5-1)
Bedieningsfuncties voor het starten van
de motor
1 Starthulpschakelaar
Gebruik deze schakelaar om de starthulp in
te schakelen voor het opstarten in koud weer
(zie de startinstructies hierna).
2 Motorbedieningsschakelaar
Start en stop de motor met deze schakelaar.
OPGELET − Dieselmotoren in MILLER appa-
ratuur worden geacht optimaal te werken bij
gematigde tot nominale belasting. Bij gebruik
gedurende langere tijd bij een lichte of geen
belasting kan dit leiden tot wetstacking of an-
dere motorschade.
Starten
OPGELET − Geen ether gebruiken. Bij
gebruik van ether vervalt de garantie. Zie de
handleiding van de brandstofmotor.
Als de motor niet start, laat de motor dan
eerst volledig tot stilstand komen voordat
u hem weer probeert te starten.
Boven 325 F (05 C): Verdraai de motorbestu-
ringsschakelaar naar startstand. Laat de mo-
torbesturingsschakelaar los als de motor
loopt.
Onder 325 F (05 C): Druk de starthulp-
schakelaar 60 seconden in. Blijf de starthulp-
schakelaar ingedrukt houden en verdraai de
motorbesturingsschakelaar naar startstand.
Laat de motorbesturingsschakelaar en de start-
hulpschakelaar los als de motor loopt.
Stoppen: Draai de motorbesturingsschakelaar
op Off.
Meters en motorgegevens
3 Meter voor brandstofgebruik/uur
Gebruik de meter om de bedrijfstijd van
de motor af te lezen, voor het bepalen van
het onderhoudsmoment en de oorzaak te be-
palen wanneer de motor afslaat.
Gebruik de meter om het brandstofpeil
te controleren. De motor stopt als het brand-
stofpeil laag is.
Om het brandstofpeil te controleren als de
motor niet draait, moet u de motorbesturings-
schakelaar op de bedrijfsstand zetten.
Zie Hoofdstuk 6-5 voor volledige informatie
over de brandstof/uur−meter.
4 Oliedrukmeter met motorstop (optie)
De normale druk is 30 − 60 psi (207 −
414 kPa). De motor stopt als de druk onder
10 psi (69 kPa) komt.
5 Meter voor de temperatuur van
de motorkoelvloeistof (optie)
De normale temperatuur is 180 − 203° F
(82 − 95° C). Wanneer de temperatuur boven
220° F (104° C)komt, dan stopt de motor.
Lasregelfuncties
Max. OCV−stuurcircuit: Deze lasgroep
heeft een max. OCV−stuurcircuit dat de
stroomsterkteregeling R1 weer op
maximum zet als de lasboog breekt. Als er
een boog wordt ontstoken, dan gaat de
lasuitgangsspanning weer naar de
R1−instelling op het voorpaneel of die op de
combinatie voorpaneel/afstandsbediening.
De stroomsterkteregeling past de
stroomsterkte alleen aan tijdens het lassen
en past de open spanning niet aan.
Het max. OCV−besturingscircuit wordt
uitgeschakeld als de keuzeschakelaar
Beklede Elektrode / TIG in de Start
TIG−stand staat (zie onderdeel 8).
6 Stroombereikschakelaar
OPGELET − Niet schakelen tijdens belasting.
Gebruik de schakelaar om het lasstroom-
bereik te kiezen. Voor de meeste lastoepas-
singen moet u het laagst mogelijke stroom-
bereik gebruiken mede om boogonderbre-
king te voorkomen.
7 Stroomsterkteregeling
Regelt de stroomsterkte binnen het bereik dat
is gekozen met de stroombereikschakelaar.
De lasuitgangsspanning is ongeveer 168
A/DC als de instellingen zijn als op de afbeel-
ding (50% van 110 tot 225 A).
De getallen rondom de regeling zijn
alleen ter indicatie en geven geen
werkelijk percentage weer.
8 Keuzeschakelaar Beklede Elektrode / TIG
Gebruik deze schakelaar om het max. OCV−
besturingscircuit en het Arc Force−circuit
(dig) voor Start TIG−lassen uit te schakelen
(zie de opmerking over max. OCV−stuurcir-
cuit onder Lasregelfuncties).
Als de schakelaar op de Beklede Elektrode−
stand staat, dan zet het max. OCV−stuurcir-
cuit de stroomsterkteregeling R1 weer op
maximum zet als de lasboog breekt.
Ook in de Beklede Elektrode−stand geeft het
Arc Force−circuit (dig) voldoende stroom
tijdens lage spanningen (korte booglengte−
omstandigheden) om te voorkomen dat elek-
trodes blijven “plakken”.
Als de schakelaar op de Start TIG−lassen−
stand staat, dan zijn het max. OCV−stuurcir-
cuit en het Arc Force−circuit (dig) uitge-
schakeld en de OCV verandert als de rege-
ling wordt aangepast.
9 Stroomregelingschakelaar en afstands-
bedieningsstekker
Sluit de optionele afstandsbediening aan op
RC13 (zie hoofdstuk 4-9). Met deze
schakelaar kiest u het voorpaneel of de af-
standsgestuurde stroomregeling. Zet voor de
afstandsbediening de schakelaar op de af-
standsbedieningsstand en sluit de afstands-
bediening aan op de contactdoos voor af-
standsgestuurde stroomregeling RC13 (zie
hoofdstuks 4-9 en 5-3).
10 Polariteitschakelaar (optie)
OPGELET − Niet schakelen tijdens belasting.
Met deze schakelaar verandert u de lasuit-
gangsspanning. Kies DC Elektrode Positief
(DCEP) of DC Elektrode Negatief (DCEN).
Lasmeters
11 AC/DC voltmeter (optie)
De voltmeter toont de spanning bij de klem-
men voor de lasuitgangsspanning, maar niet
noodzakelijkerwijze die van de lasboog van-
wege de weerstand van de kabel en de aan-
sluitingen.
12 AC/DC ampèremeter (optie)
De ampèremeter toont de stroomsterkte
bij de uitgang van de lasgroep.
13 Accuspanningsmeter (optie)
Gebruik deze meter om de accuspanning en
het oplaadsysteem van de motor te controle-
ren. De motor moet ongeveer 14 V/DC aan-
geven als de motor draait en ongeveer 12
V/DC als de motor wordt uitgezet.
Een complete Onderdelenlijst is verkrijgbaar op www. MillerWelds.com
OM−4421 Pagina 27
5-3. Afstandsgestuurde stroomsterkteregeling op CC−modellen (optie)
14 Afstandsbedieningsstekker RC13
Sluit de optionele afstandsbediening
aan op RC13 (zie hoofdstuk 4-9).
Een voorbeeld van een combinatie van afstandsbediening
van de stroomsterkteregeling (beklede elektrode)
De optionele
afstandsbediening afstellen
De schakelaars
instellen
Het bereik
instellen
De regeling instellen
Ref. 154 862−A / Ref. 181 711−A / 803 602
In het voorbeeld:
Bereik = 110 tot 225 A DC
Percentage van het bereik = 50%
Max = Circa 168 A DC
(50% van 110 tot 225)
Max (168 A DC)
Min (90 A DC)
1
5-4. Informatielabel lasparameters/lasboog
Stel de lasparameters in zoals
aangegeven om een zachtere
of hardere boog te krijgen
bij verschillende toepassingen.
212 944−B
Een complete Onderdelenlijst is verkrijgbaar op www. MillerWelds.com
OM−4421 Pagina 28
Aantekeningen
DWARDNAAD
DWARDNAAD
DWARDNAAD
DWARDNAAD
HOEKLAS
HOEKLAS
HOEKLAS
HOEKLAS
STROOK
GROEF
VERTICAALHORIZONTAAL BOVEN HET HOOFD
LASSTAND: AFVLAKKING
SOORTEN
LASSEN
Ref. AWS/ANSI D1.1
1G
1F
2G
2F
3G
3F
4G
4F
Ref. 804 248−A
Een complete Onderdelenlijst is verkrijgbaar op www. MillerWelds.com
OM−4421 Pagina 29
HOOFDSTUK 6 − HET LASAGGREGAAT BEDIENEN − CC/CV−MODELLEN
6-1. Bedieningsfuncties op voorpaneel CC/CV−modellen (zie hoofdstuk 6-2)
236 971 / 803 602
2
1
9
14
7
6
4
5
8
13
OF
12
3
1011
Een complete Onderdelenlijst is verkrijgbaar op www. MillerWelds.com
OM−4421 Pagina 30
6-2. Beschrijving van bedieningsfuncties op voorpaneel CC/CV−modellen
(zie hoofdstuk 6-1)
Bedieningsfuncties voor het starten van
de motor
1 Starthulpschakelaar
Gebruik deze schakelaar om de starthulp in
te schakelen voor het opstarten in koud weer
(zie de startinstructies hierna).
2 Motorbedieningsschakelaar
Gebruik deze schakelaar om de motor
te starten, het motortoerental te kiezen (als
de lasgroep een automatische stationairoptie
heeft) en de motor uit te zetten.
In de werktoerentalstand loopt de motor
op las/stroomsnelheid. In de werktoerental/
stationairstand (optie) loopt de motor op stati-
onairsnelheid bij nullast en op lassnelheid bij
belasting.
OPGELET − Dieselmotoren in MILLER appa-
ratuur worden geacht optimaal te werken bij
gematigde tot nominale belasting. Bij gebruik
gedurende langere tijd bij een lichte of geen
belasting kan dit leiden tot wetstacking of an-
dere motorschade.
Als de motor niet start, laat de motor dan
eerst volledig tot stilstand komen voordat
u hem weer probeert te starten.
Boven 325 F (05 C): Verdraai de motorbestu-
ringsschakelaar naar startstand. Laat de mo-
torbesturingsschakelaar los als de motor
loopt.
Onder 325 F (05 C): Druk de starthulp-
schakelaar 60 seconden in. Blijf de starthulp-
schakelaar ingedrukt houden en verdraai de
motorbesturingsschakelaar naar startstand.
Laat de motorbesturingsschakelaar en de start-
hulpschakelaar los als de motor loopt.
Stoppen: Draai de motorbesturingsschakelaar
op Off.
Meters en motorgegevens
3 Meter voor brandstofgebruik/uur
Gebruik de meter om de bedrijfstijd van
de motor af te lezen, voor het bepalen van
het onderhoudsmoment en de oorzaak te be-
palen wanneer de motor afslaat.
Gebruik de meter om het brandstofpeil
te controleren. De motor stopt als het brand-
stofpeil laag is.
Om het brandstofpeil te controleren als
de motor niet draait, moet u de motorbestu-
ringsschakelaar op de werkstand of op de
werk/stationairstand zetten.
Zie Hoofdstuk 6-5 voor volledige informatie
over de brandstof/uur−meter.
4 Meter voor de temperatuur van de
motorkoelvloeistof (optie)
De normale temperatuur is 180 − 203° F
(82 − 95° C). Wanneer de temperatuur boven
220° F (104° C)komt, dan stopt de motor.
5 Oliedrukmeter met motorstop (optie)
De normale druk is 30 − 60 psi (207 −
414 kPa). De motor stopt als de druk onder
10 psi (69 kPa) komt.
Lasregelfuncties
6 Proces/contactor−schakelaar
Zie hoofdstuk 6-3 voor informatie over de
proces/contactor−schakelaar.
7 Stroombereikschakelaar
OPGELET − Niet schakelen tijdens belasting.
Gebruik de schakelaar om het lasstroom-
bereik te kiezen.
Gebruik de laagste vier standen voor Beklede
Elektrode− en TIG−lassen. Lees de bovenste
set getallen bij elk bereik af voor Beklede
Elektrode−lassen en de onderste set bij elk
bereik af voor TIG−lassen.
Gebruik het hoogste bereik voor MIG−lassen
en voor snijden en gutsen (CAC−A).
Voor de meeste lastoepassingen moet u het
laagst mogelijke stroombereik gebruiken me-
de om boogonderbreking te voorkomen.
8 Spanning/stroomsterkteregeling
Als de proces/contactorschakelaar op enige
stand voor Beklede Elektrode− of TIG−lassen
staat, moet u deze bedieningsfunctie gebruiken
om de stroomsterkte te regelen binnen het
bereik dat is gekozen met de stroombereik-
schakelaar. Als de proces/contactorschakelaar
op enige stand voor MIGlassen staat, moet u
deze bedieningsfunctie gebruiken om de
spanning te regelen. Als de proces/contactor-
schakelaar op afstandsbedieningsstand staat,
dan beperkt deze bedieningsfunctie de
stroomsterkte in de TIG−stand, maar heeft hij
geen effect in de Beklede Elektrode− of MIG−
stand.
De lasuitgangsspanning is ongeveer 218 A
DC als de instellingen zijn als op de afbeel-
ding (50% van 115 tot 320 A).
De getallen rondom de regeling zijn
alleen ter indicatie en geven geen
werkelijk percentage weer.
9 Spannings/stroomregelingschakelaar
en 14−pin afstandsbedieningsstekker
Met deze schakelaar kiest u het voorpaneel
of de afstandsbediening. Zet voor de af-
standsbediening de schakelaar op de af-
standsbedieningsstand en sluit de afstands-
bediening aan op RC14 (zie hoofdstuks 4-10
en 6-4).
10 Polariteitschakelaar (optie)
OPGELET − Niet schakelen tijdens belasting.
Met de polariteitsschakelaar verandert u de
lasuitgangsspanning. Kies DC Elektrode Po-
sitief (DCEP) of DC Elektrode Negatief
(DCEN).
11 Polariteit−/AC−schakelaar (optie)
! Een elektrische schok kan dodelijk
zijn.
! Gebruik geen wissel− (AC) uit-
gangsspanning in een vochtige omge-
ving als u beperkte bewegingsvrijheid
hebt of als het gevaar bestaat dat u
kunt vallen.
! ALLEEN wissel− (AC) uit-
gangsspanning gebruiken als deze
nodig is voor het lasproces. Als er wis-
selstroom nodig is, gebruik dan de af-
standsbediening als deze op de ma-
chine zit.
OPGELET − Niet schakelen tijdens belasting.
Kies met de polariteit−/AC−schakelaar wissel−
(AC) gelijkstroom (DC) uitgangsspanning
voor het lassen. Verdraai de schakelaar voor
DC Elektrode Negatief (DCEN) naar de ne-
gatieve (−) stand; verdraai de schakelaar
voor DC Elektrode Positief (DCEP) naar de
positieve (+) stand. Gebruik de AC stand voor
lasprocessen waarvoor wisselstroom (AC)
nodig is.
Lasmeters
12 AC/DC voltmeter (optie)
De voltmeter toont de spanning bij de klem-
men voor de lasuitgangsspanning, maar niet
noodzakelijkerwijze die van de lasboog van-
wege de weerstand van de kabel en de aan-
sluitingen.
13 AC/DC ampèremeter (optie)
De ampèremeter toont de stroomsterkte
bij de uitgang van de lasgroep.
14 Accuspanningsmeter (optie)
Gebruik deze meter om de accuspanning en
het oplaadsysteem van de motor te controle-
ren. De motor moet ongeveer 14 V/DC aan-
geven als de motor draait en ongeveer 12
V/DC als de motor wordt uitgezet.
Een complete Onderdelenlijst is verkrijgbaar op www. MillerWelds.com
OM−4421 Pagina 31
6-3. Proces/Contactorschakelaar op CC/CV−modellen
1 Proces/contactor−schakelaar
! De aansluitklemmen komen on-
der spanning te staan als de
Proces/Contactorschakelaar op
de stand Lasklemmen altijd Aan
staat en de motor loopt.
! Er staat nog steeds DC−spanning
op de lasklemmen als de proces/
contactorschakelaar op
de− beklede elektrode
staat en de motor loopt.
Gebruik deze schakelaar om het las-
proces en de aan/uit−regeling van de las-
uitgangsspanning te kiezen (zie on-
derstaande tabel en hoofdstuk 6-4).
Zet de schakelaar in de stand afstands-
bediening Aan/Uit−schakelaar vereist
om de lasuitgangsspanning aan en uit
te zetten met een afstandsbediening
aangesloten op de 14−pin stekker.
Zet de schakelaar in de stand Lasklem-
men altijd Aan om steeds lasuit-
gangsspanning te krijgen als de motor
draait.
Gebruik de Beklede Elektrode−stand
voor CAC−A snijden en gutsen.
Wanneer de schakelaar in een Bekle-
de Elektrode−stand staat, dan geeft
het Arc Force−circuit (dig) extra stroom
bij lage spanning (bij korte boogleng-
tes) om te voorkomen dat de elek-
trodes gaan “vastzitten”.
Het Arc Force−circuit (dig) is uitge-
schakeld als de schakelaar in een
MIG− of TIG−stand staat.
Zet de schakelaar in de stand
Lasklemmen altijd Aan − beklede
elektrode, wanneer u het optionele
driefasenaggregaat gebruikt
(zie hoofdstuk 7-3).
De automatische stationairoptie
voor de motor werkt niet in de
stand afstandsbediening Aan/Uit−
schakelaar vereist − TIG.
1
Instellingen van de Proces/Contactorschakelaar
Instellingen van
de schakelaar
Proces Uitgangsspanning aan/uit
Automatisch stationair
van de motor (optie)
Afstandsbediening Aan/Uit−
schakelaar vereist − TIG,
HF vereist of strijkstart TIG
TIG met HF−unit, pulsapparaat
of afstandsbediening
14−pin stekker Niet actief
Afstandsbediening Aan/Uit−
schakelaar vereist −
Beklede elektrode
Vu draad (beklede elektrode)
met afstandsbediening aan/uit
14−pin stekker Actief
Afstandsbediening
Aan/Uit−schakelaar vereist
− CV draadaanvoerunit
met behulp van
afstandsbediening
MIG 14−pin stekker Actief
Lasklemmen altijd Aan −
Draad
MIG Elektrode Hot Actief
Lasklemmen altijd Aan −
Beklede elektrode
Beklede Elektrode, luchtkoolboog
(CAC) snijden en gutsen
Elektrode Hot Actief
Lasklemmen altijd Aan −
TIG, strijkstart
TIG strijkstart (GTAW) Elektrode Hot Actief
Een complete Onderdelenlijst is verkrijgbaar op www. MillerWelds.com
OM−4421 Pagina 32
6-4. Afstandsbediende spannings/stroomregeling op CC/CV−modellen (optie)
2 14−pins afstandsstekker RC14
Sluit optionele afstandsbediening
aan op RC14 (zie hoofdstuk 4-10).
0774 / Ref. 215 158 / Ref. 803 602
Een voorbeeld van een combinatie van afstandsbediening
van de stroomsterkteregeling (beklede elektrode)
De optionele afstandsbediening
afstellen
De
spannings/
stroomregelings-
schakelaar
instellen
Het bereik instellen
Deze regeling wordt
niet gebruikt in de
afstandsbediende
Beklede
Elektrode−stand
Het
afstandsbediende
proces instellen
Een voorbeeld van een combinatie van afstandsbediening
van het stroomsterktebereik (TIG)
De optionele afstandsbediening
afstellen
De
spannings/
stroomregelings-
schakelaar
instellen
Het bereik instellen De regeling
instellen
Het
afstandsbediende
proces instellen
1
In het voorbeeld:
Proces = Beklede Elektrode (met behulp
van afstandsbediende aan/uit)
Bereik = 115 tot 320 A DC
Min = 115 A DC
Max = 320 A DC
Max (320 A DC)
Min (115 A DC)
In het voorbeeld:
Proces = TIG (met behulp van
afstandsbediende aan/uit)
Bereik = 35 tot 250 A DC
Percentage van het bereik = 50%
Min = 35 A DC
Max = Circa 143 A DC (50% van 35 tot 250)
Max (143 A DC)
Min (35 A DC)
Een complete Onderdelenlijst is verkrijgbaar op www. MillerWelds.com
OM−4421 Pagina 33
6-5. Beschrijving brandstof/uur−meter
Een complete Onderdelenlijst is verkrijgbaar op www. MillerWelds.com
OM−4421 Pagina 34
6-6. Bediening optionele oliepanverwarming
Olieverwarmer1 2012−05 803 602 / Ref. 803 145
1 Oliepanverwarmingsstekker
Gebruik de verwarming om een
constante motorolietemperatuur
aan te houden.
Sluit om de verwarmer aan
te zetten, de stekker aan op een
120V AC stekkerdoos. Het verbruik
van de verwarming is 300 Watt.
! De motor niet laten draaien
als de oliepanverwarming
aan staat.
OPGELET − In extreem koud weer,
moet de verwarming op de
stroombron worden aangesloten
als de motorolie warm is om
de mogelijkheid uit te sluiten dat
de olie inbrandt op de verwarmer.
Ernstig inbranden van het
verwarmingselement kan schade
aan de motor, de motorolie en de
oliepanverwarmer veroorzaken.
! Het gebied in de buurt van de
oliepanverwarmer word heet.
Ontkoppel de stekker om de
verwarming uit te zetten.
1
Een complete Onderdelenlijst is verkrijgbaar op www. MillerWelds.com
OM−4421 Pagina 35
HOOFDSTUK 7 − DE BEDIENING
VAN DE HULPSTROOMAPPARATUUR
! Gebruik een aardlekbeveiliging
wanneer hulpapparatuur aange-
sloten wordt. Als het apparaat geen
stekkerdozen met aardlekbeveiliging
heeft, moet een verlengsnoer met
aardlekbeveiliging worden gebruikt.
Geen stekkerdozen met aardlek-
beveiliging gebruiken om levens-
instandhoudende apparaten van
stroom te voorzien.
! Haal de stekker eerst uit de
stekkerdoos voordat u iets instelt
of onderhoud pleegt aan hulpstukken
of gereedschap.
1 Stekkerdoos 120 V 20 A AC,
met ingebouwde aardlekschakelaar,
GFCI1
2 Stekkerdoos 240 V 30 A AC,
Twistlock, RC1
De stekkerdozen leveren 60 Hz enkelfase-
stroom bij las/stroomsnelheid.
! Test de ingebouwde aardlek-
schakelaar maandelijks. Zie hoofd-
stuk 7-2 voor informatie over de
aardlekschakelaar en voor de reset-
en testprocedures.
3 Beveiligingsautomaat CB1
4 Beveiliging CB2 voor hulpapparatuur
CB1 beschermt RC1 en de windingen
van het aggregaat tegen overbelasting.
Als CB1 open gaat, dan werken RC1 en
GFCI1 niet. Zet de schakelaar op ON om
te resetten.
CB2 beschermt GFCI1 tegen overbelasting.
Als CB2 open gaat, dan werkt GFCI1 niet.
Druk op de knop om te resetten.
Als de extra beveiliging steeds wordt
aangesproken, neem dan contact
op met een door de fabrikant
geautoriseerde onderhoudsmonteur.
De aggregaatstroom wordt niet
beïnvloed door het lasvermogen.
De maximum uitgangsspanning is
2,4 kVA/kW vanuit GFCI1 en 4 kVA/kW
vanuit RC1. De maximum uitgangs-
spanning van alle contactdozen is
4 kVA/kW.
VOORBEELD: als 13 A wordt onttrokken
van RC1, dan is er slechts 7 A is
beschikbaar bij GFCI1:
(240 V x 13 A) + (120 V x 7 A) = 4,0 kVA/kW
7-1. Hulpstroomstekkerdozen voor in huis
191 624−A
2
1
3
4
Een complete Onderdelenlijst is verkrijgbaar op www. MillerWelds.com
OM−4421 Pagina 36
7-2. Informatie over stekkerdoos met aardlekschakelaar, resetten en testen
! Gebruik een aardlekbeveiliging
wanneer hulpapparatuur aange-
sloten wordt. Als het apparaat geen
stekkerdozen met aardlekbeveiliging
heeft, moet een snoer met aardlek-
beveiliging worden gebruikt. Geen
stekkerdozen met aardlekbeveiliging
gebruiken voor levensinstand-
houdende apparaten.
! Haal de stekker eerst uit de
stekkerdoos voordat u iets instelt
of onderhoud pleegt aan hulpstukken
of gereedschap.
1 120 V 20 A AC stekkerdoos
met aardlekbeveiliging
2 Testknop van stekkerdoos
met aardlekbeveiliging
3 Reset−knop van stekkerdoos
met aardlekbeveiliging
4 Indicatie LED van stekkerdoos
met aardlekbeveiliging
Stekkerdozen met ingebouwde aardlek-
schakelaar
Stekkerdozen met ingebouwde aardlek-
schakelaar beschermen de gebruiker
tegen een elektrische schok als er een
aardingsfout optreedt bij de apparatuur die
is aangesloten op de stekkerdoos.
Een aardingsfout treedt op, wanneer een
elektrische stroom de kortste weg neemt
naar de aarde (wat via een persoon kan
zijn) i.p.v. door het normale circuit.
Als er een aardingsfout optreedt, dan
springt de knop op de stekkerdoos met
ingebouwde aardlekschakelaar naar
buiten en onderbreekt de stroomkring.
Een stekkerdoos met ingebouwde aardlek-
schakelaar beschermt niet tegen
overbelasting van de stroomkring, kort-
sluiting of schokken die niet gerelateerd
zijn aan aardingsfouten. Reset en test
stekkerdozen met ingebouwde aardlek-
schakelaar conform de volgende procedures.
Een stekkerdoos met ingebouwde
aardlekschakelaar resetten/testen
! Test een stekkerdoos met
ingebouwde aardlekschakelaar
maandelijks. Zie Een stekkerdoos
met ingebouwde aardlekschakelaar
testen.
! Een stekkerdoos met ingebouwde
aardlekschakelaar niet testen
of resetten bij stationaire snelheid
lage spanning of de stekkerdoos
met ingebouwde aardlekschakelaar
zal beschadigd raken en geen
bescherming meer bieden tegen
een elektrische fout die wordt
veroorzaakt door een aardingsfout.
! Als de LED knippert, gebruik
de stekkerdoos met ingebouwde
aardlekschakelaar niet meer en laat
het vervangen door een door de
fabriek erkende serviceagent.
Stekkerdozen met ingebouwde
aardlekschakelaar resetten
Als er een aardlekfout optreedt, stop dan
de motor en ontkoppel de apparatuur van
de stekkerdoos met ingebouwde aardlek-
schakelaar. Controleer op beschadigd
of nat(te) gereedschap, kabels, pluggen,
etc. die/dat zijn/is aangesloten op de
stekkerdoos. Start de motor en laat hem
draaien op bedrijfssnelheid. Druk op de
resetknop van de ingebouwde aardlek-
schakelaar. Sluit de apparatuur weer aan
op de stekkerdoos en herstel of vervang
hem als hij kapot is.
Stekkerdozen met ingebouwde
aardlekschakelaar testen
Het testen van de stekkerdoos met
ingebouwde aardlekschakelaar dient
te gebeuren op bedrijfssnelheid.
Start de motor en laat hem draaien op
bedrijfssnelheid.
Druk op de testknop van de stekkerdoos
met ingebouwde aardlekschakelaar.
De resetknop van de stekkerdoos
met ingebouwde aardlekschakelaar moet
naar buiten komen.
Druk op de resetknop van de stekkerdoos
met ingebouwde aardlekschakelaar.
Laat een stekkerdoos met ingebouwde
aardlekschakelaar vervangen door een
door de fabriek erkende serviceagent
als een van de volgende zaken optreedt:
De aardlekschakelaar slaat niet uit als
hij wordt getest
De LED knippert
De aardlekschakelaar reset niet.
1
2
3
4
RotGFCI1 2012−05
! Test en reset de aardlekschakelaar
alleen op bedrijfssnelheid.
Een complete Onderdelenlijst is verkrijgbaar op www. MillerWelds.com
OM−4421 Pagina 37
7-3. Aansluiten op het optionele driefasenaggregaat (alleen CC/CV−modellen)
Ref. 197 399 / 802 332−E / 803 655
Zet de Proces/Contactorschakelaa
r
op de stand Lasklemmen altijd Aan
− Beklede elektrode als u he
t
driefasenaggregaat gebruik
t
(zie hoofdstuk 6-3).
Vermogen monofase−aggregaat
1 120/240 V 50 A contactdoos RC5
RC5 wordt aangesloten op het opti-
onele driefasenaggregaat en biedt 60
Hz monofase−hulpstroom op las/
stroomsnelheid. De maximum uit-
gangsspanning van RC5 is 12 kVA/
kW. Het vermogen bij RC5 wordt
minder tijdens het lassen.
2 Extra beveiliging CB7
Extra beveiliging CB7 beschermt de
monofase contactdoos RC5 en de be-
laste draden tegen overbelasting. Als
CB7 open gaat, dan valt de uit-
gangsspanning van het aggregaat
weg en kan men de contactdoos niet
gebruiken.
Vermogen driefasenaggregaat
! Stop de motor.
! Hulpvermogen− en lasuitgangen
zijn gelijktijdig onder spanning.
Ongebruikte kabels verwijderen
of isoleren.
Vraag een bevoegd elektricien om
de installatie te maken volgens
het elektrisch schema en de
Richtlijnen voor aggregaten
(zie hoofdstuk 12).
Verwijder de montageschroeven van
het paneel van het aggregaat. Kante
l
het paneel naar voren.
3 Geleider 93
4 Geleider 92
5 Geleider 91
6 Geleider 42 (aarding)
7 Geleider 90 (nulleider)
8 Geïsoleerde nulleiderklem
9 Shuntgeleider 42
10 Aardingsklem
Shuntgeleider 42 is in het fabriek ver-
bonden met geleider 90. Shuntge-
leider 42 mag ontdaan worden van de
nulleider om te voldoen aan de toepas-
bare elektrische codes.
Geleider 42 verbinden met de
aardingsklem van het voorste paneel.
11 Geleiders door gebruiker
aangebracht
12 Gebruikersklemmen van extra
beveiliging CB7
Sluit de geleiders aan op de klemmen
op CB7 en op de geïsoleerde nulleider-
klem en zo nodig op de aardingsklem.
Extra beveiliging CB7 bescherm
t
de monofase contactdoos RC5 en
de belaste draden tegen
overbelasting. Als CB7 open gaat
,
dan valt de uitgangsspanning van
het aggregaat weg en kan men de
contactdoos niet gebruiken.
Breng het paneel van het aggregaat
weer aan.
Benodigde
gereedschappen:
Volts
Amps
KVA/KW
Single
120/240
50
12
Three
240
36
15
60 HzFrequency
Engine Speed 1850 RPM
AC
Phase
1
Phase
3
Output
Geleider 42 met de AARDINGsbout op
de voorkant van de lasgroep verbinden.
Geleider 42 is in de fabriek verbonden
met geleider 90.
12
91 92 93
240V
120V
120V
240V
240V
monofase
3−fasen
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
Achterkant van paneel
Driefasen stroomaansluiting
2
Monofase stroomaansluiting
92
90
91
93
! Sluit het paneel als er
geen aansluitingen
worden gemaakt met
het aggregaat.
! Sluit het paneel
als er geen aan-
sluitingen
worden gemaakt
met het ag-
gregaat.
240V
Verwijder de plug voordat
u de draden inbrengt.
Breng de
trekontlasting
weer aan.
Een complete Onderdelenlijst is verkrijgbaar op www. MillerWelds.com
OM−4421 Pagina 38
! Gebruik een aardlekbeveiliging
wanneer hulpapparatuur aange-
sloten wordt. Als het apparaat geen
stekkerdozen met aardlekbeveiliging
heeft, moet een verlengsnoer met
aardlekbeveiliging worden gebruikt.
Geen stekkerdozen met aardlek-
beveiliging gebruiken om levens-
instandhoudende apparaten van
stroom te voorzien.
! Haal de stekker eerst uit de
stekkerdoos voordat u iets instelt
of onderhoud pleegt aan hulp-
stukken of gereedschap.
1 120V 15/20A AC stekkerdoos GFCI1
De stekkerdozen leveren 60 Hz
enkelfasestroom bij las/stroomsnelheid.
! Test de ingebouwde aardlek-
schakelaar maandelijks. Zie hoofd-
stuk 7-2 voor informatie over de
aardlekschakelaar en voor de reset-
en testprocedures.
De maximale uitgangsspanning is
2,4 kVA/kW van GFCI1 en 4 kVa/kW
van RC1.
De maximale gecombineerde uitgangs-
spanning van alle stekkerdozen is
4 kVA/kW.
VOORBEELD: als 13 A wordt onttrokken
van RC1, dan is er slechts 7 A is
beschikbaar bij GFCI1:
(240 V x 13 A) + (120 V x 7 A) = 4,0 kVA/kW
2 Automatische zekering CB2
CB2 beschermt GFCI1 tegen
overbelasting. Als er een automatische
zekering wordt aangesproken, is de
stekkerdoos spanningsloos. Druk op CB2
om de zekering te resetten.
3 Aardlekzekering ELCB1
ELCB1 beschermt RC1 tegen een
aardlekfout. Als er een automatische
zekering wordt aangesproken, is de
stekkerdoos spanningsloos. Zet de
schakelaar van de automatische zekering
op de stand On om de zekering te resetten.
Druk minimaal eenmaal per maand op
de testknop. Als de ELCB goed werkt,
wordt de stroom uitgeschakeld. Reset
de automatische zekering.
4 220 V 16 A AC Europese
stekkerdoos RC1
5 240 V 15 A AC Australische
stekkerdoos RC1
6 240 V 15 A AC Zuid-Afrikaanse
stekkerdoos RC1
Als de automatische zekering uit slaat,
neem dan contact op met een door de
fabrikant geautoriseerde onderhouds-
monteur.
7-4. Hulpstroomstekkerdozen voor export
4
2
3
1
Europese stekkerdoos
Australische stekkerdoos
Zuid-Afrikaanse stekkerdoos
5
6
238 127−A / 805 259−A
Een complete Onderdelenlijst is verkrijgbaar op www. MillerWelds.com
OM−4421 Pagina 39
HOOFDSTUK 8 − ONDERHOUD & PROBLEMEN
VERHELPEN
8-1. Onderhoudslabel
Perkins Engine North American office:
Perkins USA & Canada Office:
Perkins Engines Inc.
N4-AC6160, PO Box 610
Mossville, Illinois, 61552-0610
- Toll Free Number: 1-888-PERK-ENG
- Telephone 1.309.578.7364
- Fax 1.309.578.7329
To find a service distributor, go to:
http://www.perkins.com/distributor
Een complete Onderdelenlijst is verkrijgbaar op www. MillerWelds.com
OM−4421 Pagina 40
8-2. Routineonderhoud
! Zet de motor af, voordat u met
het onderhoud begint.
Zie de Handleiding voor de motor en het
Onderhoudslabel voor belangrijke informatie
over opstarten, service en opslag. Pleeg
vaker onderhoud aan de motor als hij wordt
gebruikt in zware omstandigheden.
Recycle
motorvloeistoffen.
= Controleren = Verversen = Reinigen = Vervangen
* Moet worden verricht door een door de fabriek geautoriseerd servicebedrijf
Referentie
Om de
8 uur
BRANDSTOF
WATER
Hoofdstuk
4-6, 8-7
Brandstof/waterscheider Brandstofpeil Oliepeil Lekkende olie, brandstof
Peil koelmiddel
Om de
50 uur
Lasklemmen
Om de
100 uur
hoofdstuk
8-4
Accuklemmen Slangen luchtfilter Luchtfilterelement
Om de
250 uur
1/2 in.
(13 mm)
Handleiding
voor de
motor,
Hoofdstuk
8-5
Onleesbare labels Spanning ventilatorriem Vonkenvanger
Om de
500 uur
OPGELET Ververs de motorolie en verwissel het oliefilter
na de eerste 50-75 uur dat het apparaat gebruikt is (Inloop-
periode).
hoofdstuk
8-7
 Laskabels Olie Oliefilter
Om de
1000
uur
OF
BEZINKSEL
BRANDSTOF
Hoofdstuk
8-7, en 8-3
Handleiding
voor de
motor
Peil radiatorvloeistof
en thermostaat
Binnenkant van
het apparaat
Brandstoffilter Het bezinksel aftappen
 Slipringen*
 Borstels*
Klepspeling*
Om de
2000
uur
Injectoren*
Een complete Onderdelenlijst is verkrijgbaar op www. MillerWelds.com
OM−4421 Pagina 41
8-3. De koolborstels van het aggregaat controleren
GenBrush1 2012−05 / Ref 190 823
! Stop motor en laat deze afkoelen.
1 Aggregaatborstel
Markeer de draden bij de kap van
de borstelhouder en ontkoppel ze.
Verwijder de borstels.
Vervang de borstels als ze beschadigd
zijn of als de borstel te kort is geworden.
1
Nieuwe lengte:
1−1/4 in. (32 mm)
Minimum lengte:
5/8 in. (16 mm)
Vervang
beschadigde borstels
Aantekeningen
Werk als een
professional!
Professionals
lassen en
snijden veilig.
Lees de
veiligheidsregels
aan het begin
van deze
handleiding.
Een complete Onderdelenlijst is verkrijgbaar op www. MillerWelds.com
OM−4421 Pagina 42
8-4. Onderhoud van het luchtfilter
! Stop de motor.
OPGELET − Laat de motor niet zonder
luchtreiniger of met een vuil element
draaien. Motorschade die ontstaat als
gevolg van een vervuild element valt niet
onder de garantie.
De primaire filter kan worden
gereinigd, maar het
vuilabsorberende vermogen van de
filter neemt met elke reinigingsbeurt
af. Reinigen houdt een risico in,
omdat er kans bestaat dat er vuil aan
de schone kant van de filter terecht
komt tijdens het reinigen en omdat de
filter kan beschadigen. Maak voor
uzelf de afweging of u het risico wilt
lopen dat de garantie op de
apparatuur vervalt als u besluit om
te gaan reinigen of de primaire filter
te vervangen.
Als u besluit om de primaire filter te
gaan reinigen, dan raden wij u ten
sterkste aan om een optionele
veiligheidsfilter in te bouwen om
extra bescherming te bieden voor de
motor. Nooit een veiligheidsfilter
reinigen. Vervang de veiligheidsfilter
nadat u de primaire filter driemaal
heeft onderhouden.
Reinig de primaire filter als hij vuil is, of
vervang hem (zie de opmerking hierbo-
ven voordat u gaat reinigen). Vervang de
primaire filter als het beschadigd is. Ver-
vang de filter jaarlijks of na zes keer
reinigen.
1 Houder
2 Veiligheidselement (optie)
3 Primaire filter
4 Stofkap
5 Stofverwijderaar
Het filter reinigen:
Veeg de kap en de houder schoon. Ver-
wijder de kap en haal het stof eruit. Ver-
wijder de filter(s). Veeg het stof met een
klamme doek uit de binnenzijde van de
kap en de houder. Breng de veiligheidsfil-
ter weer aan (indien aanwezig). Breng de
kap weer aan.
OPGELET − Maak het filter niet schoon
met een luchtslang.
Maak de primaire filter alleen met pers-
lucht schoon.
De luchtdruk mag niet hoger zijn dan
100 psi (690 kPa). Gebruik een mondstuk
van 1/8 inch (3 mm) mm en houd het ten
minste 2 inch (51 mm) mm verwijderd van
het binnenste van het filter. Vervang het filter
als er gaten in zitten of als de pakkingen be-
schadigd zijn.
Breng de primaire filter en de kap weer
aan (met de stofverwijderaar omlaag).
Blow Inspect
41 3
5
Houd de spuitmond
op 2 inch (51 mm)
afstand van het
element.
2
luchtreiniger1 9/00 − ST−153 929−B / ST−153 585 / Ref. S−0698−B / Ref. 215 158
Optie
Een complete Onderdelenlijst is verkrijgbaar op www. MillerWelds.com
OM−4421 Pagina 43
8-5. De vonkenvanger controleren/schoonmaken
! Stop motor en laat deze af-
koelen.
1 Vonkenvanger
2 Reinigingsplug
Verwijder de plug en verwijder het
vuil dat op het reiningsgat zit.
Start de motor en laat deze stationair
lopen om het reinigingsgat door te
blazen. Als er niets uit komt, sluit dan
het eind van de uitlaat even af met
brandbestendig materiaal.
! Stop motor en laat deze af-
koelen.
Installeer de reinigingsplug opnieuw.
Benodigde gereedschappen:
3/8”
803 656 / Ref. 236 970
1
2
Een complete Onderdelenlijst is verkrijgbaar op www. MillerWelds.com
OM−4421 Pagina 44
8-6. Het motortoerental afstellen
803 563
Het motortoerental afstellen
Controleer het toerental na het tu-
nen van de motor met een toe-
renteller of een frequentiemeter.
Zie de tabel voor het juiste nullast-
toerental. Stel, indien nodig, het
toerental als volgt af:
Start de motor en laat hem warm-
draaien.
Zet de proces/contactor−
schakelaar op de stand Beklede
elektrodeLasklemmen altijd Aan.
Afstelling stationair toerental
standaard model
1 Stelschroef
2 Borgmoer
Draai de borgmoer los. Verdraai de
schroef totdat de motor stationair
loopt. Draai de moer weer aan.
Modellen met automatische
stationairstandoptie
3 Smoorklepstang/plunjer
4 Borgmoer
5 Rubber hoes
De stelschroef wordt niet gebruikt
om de motorsnelheid (toerental) af
te stellen als de optionele automati-
sche stationairstand is geïnstal-
leerd.
Om te voorkomen dat de
magneetklep beschadigt moet
er een ruimte zijn van 1/8 inch
(3 mm) tussen de laag−
toerentalschroef van de
motor en de smoorklephefboom
als de magneetklep in de
geactiveerde stand (er staat
stroom op) staat.
Maak de rubberen hoes los van de
behuizing van de magneetklep,
maar laat het zitten op de plunjer.
Draai de borgmoer los. Zet de mo-
torbedieningsschakelaar in de au-
tomatische stand.
Draai de smoorklepstang en de
plunjer tot de motor stationair loopt.
Draai de borgmoer weer vast.
Bevestig de rubberen hoes weer
op de magneetklep.
Zorg ervoor dat de
relaisplunjer volledig intrekt
(“gaat zitten”) als er stroom op
komt.
De las/stroomsnelheid afstellen
Het afstellen van de
las/stroomsnelheid dient
te geschieden door een
onderhoudsmonteur die door
de fabrikant van de motor
daartoe is geautoriseerd.
Wanneer er op een andere dan
aangegeven manier met de
afstellingen wordt geknoeid,
kan dit van invloed zijn op de
motorgarantie.
! Stop de motor.
1
2
3
4
5
1850 tpm max
(61,6 Hz)
1250 tpm
(41,6 Hz)
Toerental van de
motor (nullast)
Een complete Onderdelenlijst is verkrijgbaar op www. MillerWelds.com
OM−4421 Pagina 45
8-7. Onderhoud van het brandstof− en het smeringssysteem
803 605−D
! Stop motor en laat deze afkoelen.
! Start de motor na de servicebeurt
en kijk of er brandstoflekkage is.
Zet de motor stil, draai de ver-
bindingen aan, waar nodig, en
ruim gemorst materiaal op.
1 Oliefilter
2 Olie−aftapkraan en −slang
3 Olievuldop
4 Brandstofleiding
5 Primaire brandstoffilter
6 Snuifkraantje
7 Secundaire brandstoffilter
8 Aftapkraan voor neerslag
in de brandstoftank
Olie− en oliefiltervervanging:
Leid de olieaftapslang en de kraan door
het gat in het voetstuk. Zie de motor-
handleiding en de onderhoudstabel voor
de motor voor informatie over het verver-
sen van de olie en het vervangen van het
oliefilter.
Water uit het brandstofsysteem
purgeren:
Het snuifkraantje van de primaire brand-
stoffilter open draaien en het water
opvangen in een metalen opvangbak.
Als de brandstof watervrij uitloopt,
het snuifkraantje weer dicht draaien.
Het primaire brandstoffilter
vervangen:
Draai de filter linksom. Verwijder het filter.
Vul een nieuw filter met verse brandstof.
Een dun laagje brandstof op de dichting
van het nieuwe filter aanbrengen.
De nieuwe dichting plaatsen en het filter-
huis rechtsom dichtdraaien. De brand-
stofafsluiter opendraaien. De lucht van
het brandstofcircuit purgeren volgens de
handleiding van de motor.
Controleer alle brandstofleidingen en
vervang ze als ze beschadigd of versle-
ten zijn.
Het secondaire brandstoffilter
vervangen:
Zie de Motorhandleiding.
Het bezinksel uit de brandstoftank
afvoeren:
! Let op, brandgevaar! Niet roken
en houd vonken en vlammen uit
de buurt van de afgetapte brand-
stof. Ontdoe u van de brandstof
op een milieuvriendelijke wijze.
De lasgroep nooit onbeheerd la-
ten tijdens het aftappen van de
brandstoftank
! Til de lasgroep op de juiste wijze
op en zet hem waterpas. Gebruik
geschikte blokken of steunen om
de lasgroep te ondersteunen
tijdens het aftappen van
de brandstoftank.
Bevestig een slang met een binnendoor-
snee van 1/2 inch aan de aftapkraan.
Plaats een metalen opvangbak onder de
kraan en open de afsluiter voor het
bezinksel met een schroevendraaier.
Sluit hem weer als al het bezinksel is af-
getapt. Verwijder de slang.
Sluit de deur.
5
6
3
Benodigde gereedschappen:
1
4
8
2
7
Een complete Onderdelenlijst is verkrijgbaar op www. MillerWelds.com
OM−4421 Pagina 46
8-8. Overbelastingsbeveiliging
803 605
2
1
9
8
7
4
! Stop de motor.
Als er een extra beveiliging,
automatische zekering of zekering wordt
aangesproken, duidt dat meestal op een
ernstig probleem. Neem contact op met
een door de fabriek geautoriseerde
onderhoudsmonteur.
1 Zekering F1
2 Zekering F2
F1 en F2 beschermen de statorspoel tegen
overbelasting. Als F1 open gaat, is er een la-
ge las− en aggregaatstroom of stopt volledig.
Als F2 open gaat, is de lasuitgangsspanning
laag of stopt volledig. Er is nog steeds 4 kVA/
kW aggregaatvermogen beschikbaar.
3 Automatische zekering CB4
(niet afgebeeld)
4 Extra beveiliging CB5
(alleen CC/CV−modellen)
5 Extra beveiliging CB6
(alleen CC/CV−modellen)
6 Automatische zekering CB10
(niet afgebeeld)
7 Extra beveiliging CB11
8 Extra beveiliging CB12
9 Extra beveiliging CB13
10 Automatische zekering CB14
(niet afgebeeld)
CB4 beschermt het Arc Force−circuit (dig).
Als CB4 opengaat, kan de elektrode vaker
aan het werkobject blijven plakken bij lage
spanning (korte booglengte). CB4 reset au-
tomatisch als de fout is hersteld.
CB5 beschermt de 24−volt AC uit-
gangsspanning naar de afstandsbediende con-
tactdoos RC14 en de 24 V uitgangsspanning
naar de regelprint PC1 voor de veldstroom (al-
leen op CC/CV−modellen). Als CB5 wordt aan-
gesproken, valt de 24 V uitgangsspanning op
RC14 weg. Bij lasmachines met optionele drie-
fasenaggregaat valt de spanning op contact-
doos RC5 ook weg, als CB5 opengaat.
CB6 beschermt de 115−volt AC uit-
gangsspanning naar de afstandsbediende con-
tactdoos RC14 (alleen CC/CV−modellen). Als
CB6 wordt aangesproken, valt de 115 V uit-
gangsspanning op RC14 weg.
CB10 beschermt het accucircuit van de mo-
tor. Als CB10 opengaat, slaat de motor niet
aan bij het starten. CB10 reset automatisch
als de fout is hersteld.
CB11 beschermt het lasregelingscircuit. Als
CB11 bij CC−modellen wordt aangesproken,
dan werkt het max. OCV−circuit niet en is de
open−circuitspanning altijd variabel (zie de
opmerking over max. OCV−circuit onder Las-
regelfuncties in hoofdstuk 5-2). Als CB11
bij CV−modellen wordt aangesproken,
dan valt de lasuitgangsspanning weg (ag-
gregaatvermogen blijft beschikbaar).
CB12 beschermt het veldflitscircuit. Als CB12
wordt aangesproken, dan slaat het aggregaat
mogelijk niet aan bij het opstarten en is er
mogelijk geen las− of aggregaatuit-
gangsspanning beschikbaar.
CB13 beschermt het besturingscircuit van de
motor. Als CB13 wordt aangesproken, dan
slaat de motor niet aan.
CB14 beschermt de magneetklep van de
smoorklep TS1 op lasgroepen met optioneel
automatisch stationair. Als CB14 wordt aan-
gesproken, draait de motor niet stationair.
CB14 reset automatisch als de fout is
hersteld.
Druk op de knop om de extra beveiliging weer
te resetten
5
Een complete Onderdelenlijst is verkrijgbaar op www. MillerWelds.com
OM−4421 Pagina 47
8-9. Storingen
A. Lassen − CC−modellen
Probleem Oplossing
Geen lasuitgangsvermogen,
uitgangsspanning aggregaat OK bij de
AC contactdozen.
Controleer de stand van de stroombereikschakelaar.
Controleer de stand van de optionele polariteitsschakelaar.
Zet de stroomsterkteschakelaar in de Paneel−stand of zet de schakelaar in de
afstandsbedieningsstand en sluit de afstandsbediening aan op de afstandsbediende contactdoos
voor de stroomsterkte RC13 (zie hoofdstuks 4-9 en 5-1).
Controleer de verbindingen met de afstandsbediende contactdoos voor de stroomsterkte RC13 en
zet ze stevig vast (zie hoofdstuk 4-9).
Controleer zekering F2 en vervang hem als hij open staat (zie hoofdstuk 8-8). Laat een door de
fabriek geautoriseerde onderhoudsmonteur de geïntegreerde gelijkrichter SR2 en de rotor nakijken.
Laat een door de fabriek geautoriseerde onderhoudsmonteur de koolborstels, sleepringen en
het lasbekrachtigingscircuit nakijken.
Geen lasuitgangsvermogen en geen
uitgangsspanning van het aggregaat b
de AC contactdozen.
Haal de apparatuur los van de contactdozen tijdens het opstarten.
Controleer zekeringen F1 en F2 en vervang ze als ze open staan (zie hoofdstuk 8-8). Laat een door
de fabriek geautoriseerde onderhoudsmonteur de geïntegreerde gelijkrichter SR1, de condensator
C9, de geïntegreerde gelijkrichter SR2 en de rotor nakijken.
Reset de extra beveiliging CB12. Laat een door de fabriek geautoriseerde onderhoudsmonteur de
diode D1 nakijken (zie hoofdstuk 8-8).
Laat een door de fabriek geautoriseerde onderhoudsmonteur de koolborstels, sleepringen en het
bekrachtigingscircuit nakijken.
Afwijkende uitgangsspanning. Controleer en zet de aansluitklemmen aan de binnen− en buitenkant van het apparaat vast.
Zorg ervoor dat de verbinding met het werkstuk schoon is en strak aangedraaid zit.
Gebruik droge, op de juiste manier bewaarde elektrodes.
Verwijder de overmatige wikkelingen van de laskabels.
Laat een door de fabriek geautoriseerde onderhoudsmonteur de koolborstels en sleepringen nakijken.
Hoge lasuitgangsspanning. Controleer de stand van de stroombereikschakelaar en van de spanning/stroomregeling.
Controleer het toerental van de motor en laat een door de fabriek geautoriseerde onderhoudsmonteur
het bijstellen, indien nodig. Zie Hoofdstuk 8-6 voor de afstelling van het stationair toerental.
Laat een door de fabriek geautoriseerde onderhoudsmonteur het OCV−circuit nakijken.
Lage lasuitgangsspanning. Controleer het toerental van de motor en laat een door de fabriek geautoriseerde onderhoudsmonteur
het bijstellen, indien nodig. Zie Hoofdstuk 8-6 voor de afstelling van het stationair toerental.
Controleer zekeringen F1 en F2 en vervang ze als ze open staan (zie hoofdstuk 8-8). Laat een door
de fabriek geautoriseerde onderhoudsmonteur de geïntegreerde gelijkrichter SR1, de condensator
C9, de geïntegreerde gelijkrichter SR2 en de rotor nakijken.
De elektrode blijft vaker aan het
werkobject plakken bij lage spanning
(korte booglengte).
De automatische zekering CB4 kan open zijn. CB4 reset automatisch als de fout is hersteld (zie
hoofdstuk 8-8). Laat een door de fabriek geautoriseerde onderhoudsmonteur transformator T1 en de
geïntegreerde gelijkrichters SR4 en SR5 nakijken.
Lage leegloopspanning. Controleer het toerental van de motor en laat een door de fabriek geautoriseerde onderhoudsmonteur
het bijstellen, indien nodig. Zie Hoofdstuk 8-6 voor de afstelling van het stationair toerental.
Zet de Beklede Elektrode/TIG−schakelaar op de Beklede Elektrode−stand.
Maximum lasuitgangsspanning alleen
in elk stroombereik (met de Beklede
Elektrode/TIG−keuzeschakelaar in de
Beklede Elektrode−stand).
Laat een door de fabriek geautoriseerde onderhoudsmonteur relais CR7 nakijken.
Geen fijne stroomregeling in de
afstandsbediening.
Zet de stroomsterkteschakelaar in de afstandsbedieningstand.
Controleer de verbindingen met de afstandsbediende contactdoos voor de stroomsterkte RC13 en
zet ze stevig vast (zie hoofdstuk 4-9).
Reset de extra beveiliging CB11 (zie hoofdstuk 8-8). Laat een door de fabriek geautoriseerde
onderhoudsmonteur het relais CR7 nakijken.
Een complete Onderdelenlijst is verkrijgbaar op www. MillerWelds.com
OM−4421 Pagina 48
Probleem Oplossing
Geen fijne stroomregeling in de
afstandsbediening.
Repareer de afstandsbediening of vervang hem.
Laat een door de fabriek geautoriseerde onderhoudsmonteur het OCV−circuit nakijken.
B. Lassen − CC/CV−modellen
Probleem Oplossing
Geen lasuitgangsvermogen,
uitgangsspanning aggregaat OK
bij de AC contactdozen.
Zet de proces/contactor−schakelaar in een Lasklemmen altijd Aan−stand of zet de schakelaar in de
afstandsbediening Aan/Uit−schakelaar vereist−stand en sluit de afstandsbediende contactor aan op
de afstandsbediende 14 contactdoos RC14 (zie hoofdstuks 4-10 en 6-1).
Controleer de stand van de stroombereikschakelaar.
Controleer de stand van de optionele polariteitsschakelaar of de Polariteit/AC−schakelaar.
Extra beveiliging CB11 resetten (zie Hoofdstuk 8-8).
Reset de extra beveiliging CB5 (zie hoofdstuk 8-8). Kijk of de afstandsbediening die op RC14 is
aangesloten defect is.
Controleer de verbindingen met de afstandsbediende contactdoos RC14 en zet ze stevig vast (zie
hoofdstuk 4-10).
Laat een door de fabriek geautoriseerde onderhoudsmonteur connectorkaart PC6 en de aansluitingen
nakijken.
Controleer zekering F2 en vervang hem als hij open staat (zie hoofdstuk 8-8). Laat een door de
fabriek geautoriseerde onderhoudsmonteur de koolborstels, sleepringen, het lasbekrachtigingscircuit,
de veldstroomkaart PC1 en de rotor nakijken.
Geen lasuitgangsvermogen en geen
uitgangsspanning van het aggregaat b
de AC contactdozen.
Haal de apparatuur los van de contactdozen tijdens het opstarten.
Controleer zekeringen F1 en F2 en vervang ze als ze open staan (zie hoofdstuk 8-8). Laat een door
de fabriek geautoriseerde onderhoudsmonteur de geïntegreerde gelijkrichter SR1, de condensator
C9, de veldstroomkaart PC1 en de rotor nakijken.
Laat een door de fabriek geautoriseerde onderhoudsmonteur de koolborstels, sleepringen en het
bekrachtigingscircuit nakijken.
Afwijkende uitgangsspanning. Controleer en zet de aansluitklemmen aan de binnen− en buitenkant van het apparaat vast.
Zorg ervoor dat de verbinding met het werkstuk schoon is en strak aangedraaid zit.
Gebruik droge, op de juiste manier bewaarde elektrodes.
Verwijder de overmatige wikkelingen van de laskabels.
Laat een door de fabriek geautoriseerde onderhoudsmonteur de koolborstels en sleepringen nakijken.
Hoge lasuitgangsspanning. Controleer de stand van de stroombereikschakelaar en van de spanning/stroomregeling.
Controleer het toerental van de motor en laat een door de fabriek geautoriseerde onderhoudsmonteur
het bijstellen, indien nodig. Zie Hoofdstuk 8-6 voor de afstelling van het stationair toerental.
Laat een door de fabriek geautoriseerde onderhoudsmonteur de veldstroomprint PC1 en het PC1
spanningsterugkoppelingscircuit nakijken.
De spanning/stroomregeling werk niet
bij lassen in de Beklede
Elektrode−stand.
Zet de spanning/stroomregelingsschakelaar op het lage bereik. De spanning/stroomregeling werk niet
met de schakelaar in het hoge bereik.
Lage lasuitgangsspanning. Controleer de stand van de stroombereikschakelaar en van de spanning/stroomregeling.
Controleer het toerental van de motor en laat een door de fabriek geautoriseerde onderhoudsmonteur
het bijstellen, indien nodig. Zie Hoofdstuk 8-6 voor de afstelling van het stationair toerental.
Controleer zekeringen F1 en F2 en vervang ze als ze open staan (zie hoofdstuk 8-8). Laat een door
de fabriek geautoriseerde onderhoudsmonteur de geïntegreerde gelijkrichter SR1, de condensator
C9, de veldstroomkaart PC1 en de rotor nakijken.
De elektrode blijft vaker aan het
werkobject plakken bij lage spanning
(korte booglengte).
De automatische zekering CB4 kan open zijn. CB4 reset automatisch als de fout is hersteld (zie
hoofdstuk 8-8). Laat een door de fabriek geautoriseerde onderhoudsmonteur transformator T1 en de
geïntegreerde gelijkrichters SR4 en SR5 nakijken.
Lage leegloopspanning. Controleer het toerental van de motor en laat een door de fabriek geautoriseerde onderhoudsmonteur
het bijstellen, indien nodig. Zie Hoofdstuk 8-6 voor de afstelling van het stationair toerental.
Controleer de stand van de proces/contactor−schakelaar.
Geen fijne stroom− of
spanningsregeling in de
afstandsbediening.
Zet de spanning/stroomsterkteschakelaar in de afstandsbedieningstand.
Controleer de verbindingen met de afstandsbediende contactdoos RC14 en zet ze stevig vast (zie
hoofdstuk 4-10).
Een complete Onderdelenlijst is verkrijgbaar op www. MillerWelds.com
OM−4421 Pagina 49
Probleem Oplossing
Geen fijne stroom− of
spanningsregeling in de
afstandsbediening.
Repareer de afstandsbediening of vervang hem.
Laat een door de fabriek geautoriseerde onderhoudsmonteur de sensordraden van PC1 (36 en 37)
en de aansluitingen nakijken.
De draadaanvoerkast werkt niet. Extra beveiliging CB5 of CB6 resetten (zie hoofdstuk 8-8).
Controleer de verbindingen met de afstandsbediende contactdoos RC14 en zet ze stevig vast (zie
hoofdstuk 4-10).
Repareer de draadaanvoerkast of vervang hem.
Lage CV−lasuitgangsspanning. Zet de spanningsbereikschakelaar op het hoogste bereik.
Verhoog de instelling van de spanning/stroomregeling.
Alleen minimum of maximum
CV−lasuitgangsspanning.
Controleer de stand van de spanning/stroomregeling en de spanning/stroomschakelaar.
Repareer de afstandsbediening of vervang hem.
Laat een door de fabriek geautoriseerde onderhoudsmonteur de spanning/stroomregeling R1 en de
veldstroomprint PC1 nakijken.
C. Standaard aggregaatvermogen
Probleem Oplossing
Geen aggregaatuitgangsvermogen bij
AC contactdozen, lasuitgangsspanning
OK.
Reset de extra beveiligingen van de contactdozen.
Reset GFCI contactdoos.
Geen aggregaatuitgangsvermogen en
geen lasuitgangsspanning.
Haal de apparatuur los van de contactdozen tijdens het opstarten.
Controleer zekeringen F1 en F2 en vervang ze als ze zijn aangesproken (zie Hoofdstuk 8-8). Laat
een door de fabriek geautoriseerde onderhoudsmonteur de geïntegreerde gelijkrichter SR1, de
condensator C9, de diode/condensatorprint D1/C1 en de rotor nakijken.
Reset de extra beveiliging CB12. Laat een door de fabriek geautoriseerde onderhoudsmonteur de
diode D1 nakijken.
Laat een door de fabriek geautoriseerde onderhoudsmonteur de koolborstels, sleepringen en het
bekrachtigingscircuit nakijken.
Hoge uitgangsspanning bij AC
contactdozen van aggregaat.
Controleer het toerental van de motor en laat een door de fabriek geautoriseerde onderhoudsmonteur
het bijstellen, indien nodig. Zie Hoofdstuk 8-6 voor de afstelling van het stationair toerental.
Laat een door de fabriek geautoriseerde onderhoudsmonteur weerstand R3 voor de veldstroom van
het aggregaat afstellen.
Lage uitgangsspanning bij AC
contactdozen van aggregaat.
Controleer het toerental van de motor en laat een door de fabriek geautoriseerde onderhoudsmonteur
het bijstellen, indien nodig. Zie Hoofdstuk 8-6 voor de afstelling van het stationair toerental.
Controleer zekering F1 en vervang hem als hij open staat (zie hoofdstuk 8-8). Laat een door de
fabriek geautoriseerde onderhoudsmonteur de geïntegreerde gelijkrichter SR1, weerstand R3 en
condensator C9 nakijken.
D. Optionele driefasenaggregaat (alleen op CC/CV−modellen)
Probleem Oplossing
Geen of weinig uitgangsspanning
op de optionele driefasenaggregaat
/contactdoos RC5.
Zet de proces/contactor−schakelaar in de stand Lasklemmen altijd Aan (zie Hoofdstuk 6-3).
Reset extra beveiliging CB7 (zie hoofdstuk 7-3).
Reset extra beveiliging CB5 (zie hoofdstuk 8-8).
Controleer het toerental van de motor en laat een door de fabriek geautoriseerde onderhoudsmonteur
het bijstellen, indien nodig. Zie Hoofdstuk 8-6 voor de afstelling van het stationair toerental.
Laat een door de fabriek geautoriseerde onderhoudsmonteur de koolborstels, sleepringen en de
veldstroomkaart PC1 nakijken.
Hoge uitgangsspanning op optionele
driefasenaggregaat /contactdoos RC5.
Controleer het toerental van de motor en laat een door de fabriek geautoriseerde onderhoudsmonteur
het bijstellen, indien nodig. Zie Hoofdstuk 8-6 voor de afstelling van het stationair toerental.
Laat een door de fabriek geautoriseerde onderhoudsmonteur de veldstroomprint PC1 en het PC1
spanningsterugkoppelingscircuit nakijken.
Onregelmatige uitgangsspanning
op optionele driefasenaggregaat
/contactdoos RC5.
Laat een door de fabriek geautoriseerde onderhoudsmonteur de koolborstels, sleepringen en de
veldstroomkaart PC1 nakijken.
Een complete Onderdelenlijst is verkrijgbaar op www. MillerWelds.com
OM−4421 Pagina 50
E. Motor
Probleem Oplossing
Motor start niet. Controleer accu en vervang deze zonodig.
Controleer de accuaansluitingen en draai ze vast, indien nodig.
De automatische zekering CB10 kan open zijn. CB10 reset automatisch als de fout is hersteld (zie
hoofdstuk 8-8). Laat een door de fabriek geautoriseerde onderhoudsmonteur de motorbedrading en
de −componenten nakijken.
Controleer de plugaansluitingen van de motorbedrading.
Laat een door de fabriek geautoriseerde onderhoudsmonteur het regelrelais CR1 en de
motorbedieningsschakelaar S1 nakijken.
Motor slaat aan, maar start niet. Controleer het brandstofpeil.
Controleer de accu en vervang hem indien nodig. Controleer het oplaadopsysteem van de motor
conform de motorhandleiding.
Laat een door de fabriek geautoriseerde onderhoudsmonteur de kabelboom van de motor,
de brandstofmeter/urenmeter, het regelrelais CR5, de brandstofpomp, de brandstofmagneetklep
FS1 en de diode/condensatorprint D10/C10 nakijken.
Lucht in het brandstofcircuit. Zie de handleiding van de motor.
De motor start, maar slaat weer af als
de motorbedieningsschakelaar wordt
losgelaten.
Controleer het peil van de olie en de koelvloeistof. Het automatische uitschakelsysteem stopt de
motor als de oliedruk te laag wordt of als de temperatuur van de koelvloeistof te hoog is (zie
hoofdstuk 4-6) Het automatische uitschakelsysteem wordt 30 seconden na de start uitgezet.
Laat een door de fabriek geautoriseerde onderhoudsmonteur de brandstofmeter/urenmeter en relais
CR5 nakijken.
De motor start moeilijk in koud weer. Gebruik de starthulpschakelaar (zie hoofdstuk 5-1 of 6-1).
De accu in goede staat houden. Bewaar hem in een warme plaats en niet op een koude vloer.
Gebruik brandstof bestemd voor koud weer (diesel kan verdikken in koud weer). Neem contact met
uw lokale brandstofleverancier voor meer informatie.
Gebruik de juiste motorolie voor koud weer (zie hoofdstuk 8-1).
De motor stopt opeens. Controleer het peil van de olie en de koelvloeistof. Het automatische uitschakelsysteem stopt de
motor als de oliedruk te laag wordt of als de temperatuur van de koelvloeistof te hoog is (zie
hoofdstuk 4-6) Het automatische uitschakelsysteem wordt 30 seconden na de start uitgezet.
Zie de Motorhandleiding.
Motor sloeg langzaam af en kan niet
opnieuw gestart worden.
Controleer het brandstofpeil.
Controleer de lucht− en brandstoffilters van de motor (zie hoofdstuks 8-4 en 8-7).
Zie de Motorhandleiding.
Accu ontlaadt zich tussen gebruik. Draai de motorbesturingsschakelaar op uit (OFF) als de lasgroep niet draait.
Maak de bovenkant van de accu schoon met een oplossing van zuiveringszout en water; afspoelen
met schoon water.
Laad de accu opnieuw op of vervang hem, indien noodzakelijk.
De accu regelmatig opladen (ongeveer elke 3 maanden).
De motor loopt stationair, maar bereikt
de lassnelheid niet (alleen modellen
met de stationairoptie).
Laat een door de fabriek geautoriseerde onderhoudsmonteur de stationairmodule PC7 en de
stroomtransformator CT1 nakijken.
Controleer of het smoorkleprelais verstopt is.
De motor loopt niet stationair (alleen bij
modellen met stationairoptie).
CC−modellen: Zet de Beklede Elektrode/TIG−keuzeschakelaar op de Beklede Elektrode−stand.
CC/CV −modellen: Zet de proces/contactor−schakelaar op de stand Afstandsbedieningschakelaar
Aan/Uit vereist − TIG.
Controleer of het smoorkleprelais verstopt is.
Laat een door de fabriek geautoriseerde onderhoudsmonteur de stationairmodule PC7 en de
smoorkleprelais CR3 en CR6 nakijken.
Motor gebruikt olie tijdens de
warmloopperiode; er treedt wetstacking
op.
Droog de motor conform de inloopprocedure (zie hoofdstuk 12).
Een complete Onderdelenlijst is verkrijgbaar op www. MillerWelds.com
OM−4421 Pagina 51
HOOFDSTUK 9 − ONDERDELENLIJST
9-1. Aanbevolen reserve-onderdelen
Description
Part
No.
Dia.
Mkgs. Quanti
ty
F1, F2 085874 Fuse, Mintr Cer Slo-blo 10. Amp 250 Volt 2......... ... .. ..........................
190823 Brush, Contact Elect .250 X.500 X 1.250 Grd Ay 3.................... .. ....................
192939 Filter, Air Element Safety 1.................. .. .........................................
192938 Filter, Air Element Primary 1.................... .... ......................................
197997 Filter, Fuel Secondary 1.................... .... .........................................
192744 Filter, Fuel Pri 1.................... .. ................................................
197899 Oil Filter 1.................... .... ......................................................
197944 Belt, Fan V-groove 1.................... .. ..............................................
Battery, Stor 12v 650 Crk 110 Rsv Gp 24 Maint Free 1.............................. .................
Optional
OM-4421 Pagina 52
HOOFDSTUK 10 − ELECTRISCH SCHEMA
Afbeelding 10-1. Stroomkringdiagram voor lasaggregaat-CC
OM-4421 Pagina 53
240 152-B
Waarschuwing
Gevaar voor
electrische schok
Raak onderdelen die onder stroom staan niet aan.
Zet de hoofdstroom uit of stop de motor voordat u
deze installatie installeert of nakijkt.
Niet doen werken met het plaatwerk verwijderd.
Enkel bevoegde personen de installatie, het gebruik
en het onderhoud laten doen.
OM-4421 Pagina 54
Afbeelding 10-2. Stroomkringdiagram voor lasaggregaat-CC/CV
OM-4421 Pagina 55
240 153-B
Waarschuwing
Gevaar voor
electrische schok
Raak onderdelen die onder stroom staan niet aan.
Zet de hoofdstroom uit of stop de motor voordat u
deze installatie installeert of nakijkt.
Niet doen werken met het plaatwerk verwijderd.
Enkel bevoegde personen de installatie, het gebruik
en het onderhoud laten doen.
OM-4421 Pagina 56
HOOFDSTUK 11 − INLOOPPROCEDURE
run_in1 2013−0
6
OPGELET − Dieselmotoren in MILLER apparatuur worden geacht optimaal te werken bij gematigde tot nominale belasting. Bij gebruik gedurende langere
tijd bij lichte of geen belasting kan dit leiden tot wetstacking of andere motorschade. De motor niet langer stationair laten draaien dan noodzakelijk.
OPGELET − De inloopprocedure niet
uitvoeren met een las−uitgangsspanning van
minder dan 20 V en de inschakelduur niet
overschrijden, anders kan de apparatuur
beschadigd raken.
1 Lasaggregaat
Laat dieselmotoren tijdens de inloopprocedure
draaien op ongeveer nominale spanning en
stroom om te zorgen dat de zuigerveren zich
goed zetten om wetstacking te voorkomen. Zie
het naamplaatje, het vermogensplaatje of het
hoofdstuk met de technische gegevens in deze
handleiding over nominale spanning en stroom.
OPGELET − Laat de motor niet langer stationair
lopen dan noodzakelijk. De zuigerveren zetten
zich alleen goed als de motor op normaal
toerental en belast draait tijdens de inloopperiode.
2 Uitlaatpijp van motor
Wetstacking is het verzamelen van onverbrande
brandstof en olie in de uitlaatpijp en treedt op
tijdens de inloopperiode als de motor te lang op
lichte belasting of stationair toerental loopt.
Als de uitlaatpijp bedekt is met een natte, zwarte,
teerachtige stof, reinig de motor dan door middel
van de volgende inloopprocedures.
Zie de motorhandleiding voor aanvullende
informatie over het inlopen van de motor.
11-1. Wetstacking
2
1
OM-4421 Pagina 57
11-2. Inloopprocedure met gebruik van een belastingsbank of weerstandsbank
S−0683 / S−0684
! Stop de motor.
! Vermijd aanraking met hete
uitlaatpijp, motoronderdelen of
belastings/weerstandsbank.
! Houd de uitlaat en pijp weg van
brandbare voorwerpen.
OPGELET − De inloopprocedure niet
uitvoeren met een las −uitgangsspanning
van minder dan 20 V en de inschakelduur
niet overschrijden, anders kan de
apparatuur beschadigd raken.
1 Belastingsbank
Zet alle schakelaars op de belastingsbank
uit. Sluit zo nodig de bank aan op een
115 Volt trafo of op een 115 Volt
hulpstroomcontactdoos van het aggregaat.
2 Lasaggregaat
Zet de A/V−bereikschakelaar in de
maximum positie, A/V controleknop in de
minimum positie en de keuzeschakelaar
voor de uitgangsstroom (indien aanwezig)
op een van de gelijkstroomstanden (DC).
3 Laskabels
4 Weerstandsbank
Gebruik de juiste bank voor de nominale
uitgangsstroom van het aggregaat.
Zet de bank uit.
5 Voltmeter
6 Ampèretang
Als er geen voltmeter en ampèremeter op
het aggregaat aanwezig zijn, sluit ze dan
aan zoals op de tekening is aangeven.
Start de motor en laat deze enkele minuten
lopen.
Voor belastingsbank
Stel de schakelaars van de belastings-
bank in en regel vervolgens de
A/V −regeling van het aggregaat zo
in dat de belasting gelijk is aan de
nominale spanning en stroom van het
aggregaat (zie het naamplaatje, het
vermogensplaatje of hoofdstuk met
de technische gegevens in deze
handleiding).
Voor weerstandsbank
Stel de schakelaars van de weerstands-
bank in en regel vervolgens de
A/V−regeling van het aggregaat zo
in dat de belasting gelijk is aan de
nominale spanning en stroom van
het aggregaat (zie het naamplaatje,
het vermogensplaatje of het hoofdstuk
met de technische gegevens in deze
handleiding).
Controleer het aggregaat en de meters na
de eerste vijf minuten en vervolgens elke
vijftien minuten, om te kijken of het
aggregaat correct wordt belast.
OPGELET − Controleer het oliepeil
regelmatig tijdens de inloopperiode; voeg
eventueel olie toe.
Het wordt aangeraden om het lasaggregaat
minimaal twee tot vier uur onder belasting te
laten draaien op. Zet de A/V−regeling op de
laagste stand en schakel dan de
belastingsbank of het weerstandsbank uit
om de belasting eraf te halen. Laat de motor
enkele minuten onbelast draaien.
! Stop motor en laat deze afkoelen.
7 Uitlaatpijp van motor
Herhaal de procedure indien er nog steeds
wetstacking optreedt.
2
3
1
4
6
+
5
7
OM-4421 Pagina 58
HOOFDSTUK 12 − RICHTLIJNEN VOOR STROOMAGGREGATEN
De opvattingen in dit Hoofdstuk worden beschouwd als representatief voor alle lasaggregaten die door een motor worden aangedreven.
Uw systeem kan afwijken van de afgebeelde systemen.
12-1. Selectie van apparaten
gen_pwr 2012−03dut − ST−800 577
1 Stekker aansluitingen van
het aggregaat − Nulleider
verbonden met chassis
2 Stekker met 3 pinnen en
geaard apparaat
3 Stekker met 2 pinnen en
dubbel geïsoleerd apparaat
Controleer goed of de
apparatuur is voorzien van het
symbool voor dubbele isolatie
en/of dat dit er op wordt
vermeld.
! Geen stekker met 2 pinnen
gebruiken, tenzij de appara-
tuur dubbel geïsoleerd is.
OF
2
3
1
! Het frame van het lasaggregaat altijd
aarden op het frame van de wagen
om elektrische schokken en gevaren
van statische elektriciteit te
voorkomen.
! Zie ook informatiefolder 29 van de
AWS betreffende veiligheid en
gezondheid: het aarden van
draagbare en op wagens
geïnstalleerde lasaggregaten.
1 Massaklem voor aarding van
apparatuur (op voorpaneel)
2 Massakabel (niet meegeleverd)
3 Metalen frame van wagen
Sluit de massakabel van de apparatuur aan
op het metalen chassis van de wagen.
Gebruik hiervoor een geïsoleerde koperen
draad van 10 mm
2
of dikker.
Aard het frame van het lasaggregaat
met het onderstel of de wagen via
metaal−op−metaal contact.
! Ondervoeringen, transportblokken
en bepaalde wielonderstellen isole-
ren het lasaggregaat van het chassis
van de wagen. Sluit altijd een massa-
draad aan vanaf massa−aansluiting
van het aggregaat naar blootge-
maakt metaal van het chassis van
de wagen zoals op de afbeelding te
zien is.
! Gebruik een aardlekschakelaa
r
wanneer hulpapparatuur wordt aan
-
gesloten.Als de lasgroep niet uitge
-
rust is met een lekstroomschakelaa
r
(GFCI), gebruik dan een lekstroom
-
beveiligde verlengkabel. Gebruik
geen stopcontacten met ingebouw
-
de aardlekschakelaars als er appara
-
tuur wordt gebruikt om levens mee
te redden.
1
2-2. Het aggregaat aarden op het chassis van een vrachtwagen of aanhanger
800 652−D
1
3
2
GND/ PE
OM−4421 Pagina 59
12-3. Het aarden met een bouwinstallatie
ST−800 576−B
1 Geaarde aansluitklem voor
installatie
2 Aardkabel
Gebruik geïsoleerd koperdraad
(10 mm
2
of dikker).
3 Aarding
Gebruik de aarding zoals
aangegeven in de elektrische
richtlijnen.
! Het lasaggregaat verbinden
met de aarding van de
bouwinstallatie (woonhuis,
werkplaats, enz.) indien
energie geleverd wordt aan
de elektrische installatie.
! Zie ook informatiefolder 29
van de AWS betreffende
veiligheid en gezondheid:
het aarden van draagbare en
op wagens geïnstalleerde
lasaggregaten.
GND/PE
1 2
2
3
12-4. Hoeveel vermogen hebben de apparaten nodig?
S−0623
1 Weerstandsbelasting
(resistieve belasting)
Een gloeilamp is een
weerstandsbelasting en heeft een
konstant vermogen nodig.
2 Niet−resistieve belasting
Apparaten met een motor zijn
niet−resistieve belastingen en
hebben ongeveer zes maal meer
vermogen nodig om te starten dan
om te blijven draaien (zie Sectie
12-8).
3 Kenplaatgegevens
De kenplaat geeft de benodigde
spanning, stroom en vermogen aan.
Ampère x Volt = Watt
Voorbeeld 1: Als een boor 4,5 A
en 115 V nodig heeft, bereken dan
het nodige vermogen in Watt.
4.5 A x 115 V = 520 W
Het getrokken vermogen van de
boor is 520 W.
Voorbeeld 2: Als er drie gloeilampen
van 200 Watt gebruikt worden
samen met de boor uit voorbeeld 1,
tel dan de individuele verbruiken op
om het totaalverbruik te berekenen.
(3 x 200W) + 520 W = 1120 W
Het totale verbruik van de drie
lampen en de boor samen is
1120 Watt.
VOLT 115
4.5
60
AMPS
Hz
1
2
3
3
OM-4421 Pagina 60
12-5. Voedingsvereisten voor industriële motoren (bij benadering)
Industriële motoren Nominaal Startvermogen Bedrijfsvermogen
Gescheiden fase 1/8 pk 800 300
1/6 pk 1225 500
1/4 pk 1600 600
1/3 pk 2100 700
1/2 pk 3175 875
Aanloop Condensator − Inductie loop 1/3 pk 2020 720
1/2 pk 3075 975
3/4 pk 4500 1400
1 pk 6100 1600
1−1/2 pk 8200 2200
2 pk 10550 2850
3 pk 15900 3900
5 pk 23300 6800
Aanloopcondensator − Condensator loop 1−1/2 pk 8100 2000
5 pk 23300 6000
7−1/2 pk 35000 8000
10 pk 46700 10700
Ventilatoren 1/8 pk 1000 400
1/6 pk 1400 550
1/4 pk 1850 650
1/3 pk 2400 800
1/2 pk 3500 1100
12-6. Voedingsvereisten voor agrarische en thuisapparatuur (bij benadering)
Agrarische en thuisapparatuur Nominaal Startvermogen Bedrijfsvermogen
ijsontdooier voor voorraadtank 1000 1000
Graanreiniger 1/4 pk 1650 650
Draagbare transportband 1/2 pk 3400 1000
Graanlift 3/4 pk 4400 1400
Melkkoeler 2900 1100
Melkapparaat(vacuümpomp) 2 pk 10500 2800
MOTOREN VOOR AGRARISCH GEBRUIK 1/3 pk 1720 720
Standaard (bijv. transportbanden, 1/2 pk 2575 975
voeraggers, lucht− 3/4 pk 4500 1400
compressoren) 1 pk 6100 1600
1−1/2 pk 8200 2200
2 pk 10550 2850
3 pk 15900 3900
5 pk 23300 6800
Hoog koppel (bijv. schuurreinigers, 1−1/2 pk 8100 2000
silolossers, hijstoestellen voor 5 pk 23300 6000
silo’s, bunkervullers) 7−1/2 pk 35000 8000
10 pk 46700 10700
3−1/2 cu. ft. mixer 1/2 pk 3300 1000
Hoge druk 1,8 gal/min 500 PSI 3150 950
Wasapparaat 2 gal/min 550 PSI 4500 1400
2 gal/min 700 PSI 6100 1600
Koelkast of diepvries 3100 800
Pomp voor ondiepe put 1/3 pk 2150 750
1/2 pk 3100 1000
Beerputpomp 1/3 pk 2100 800
1/2 pk 3200 1050
OM−4421 Pagina 61
12-7. Voedingsvereisten voor apparatuur gebruikt door aannemers (bij benadering)
Aannemer Nominaal Startvermogen Bedrijfsvermogen
Handboor 1/4 inch 350 350
3/8” 400 400
1/2 inch 600 600
Cirkelzaag 6−1/2 inch 500 500
7−1/4 inch 900 900
8−1/4 inch 1400 1400
Tafelzaag 9 inch 4500 1500
10 inch 6300 1800
Bandzaag 14 inch 2500 1100
Tafelslijpmachine 6 inch 1720 720
8 inch 3900 1400
10 inch 5200 1600
Luchtcompressor 1/2 pk 3000 1000
1 pk 6000 1500
1−1/2 pk 8200 2200
2 pk 10500 2800
Elektrische kettingzaag 1−1/2 pk, 12 inch 1100 1100
2 pk, 14 inch 1100 1100
Elektrische snoeischaar Standaard 9 inch 350 350
Heavy−duty 12 inch 500 500
Elektrische cultivator 1/3 pk 2100 700
Elektrische heggenschaar 18 inch 400 400
Schijnwerpers HID 125 100
Metaalhalogeen 313 250
Kwik 1000
Natrium 1400
Damp 1250 1000
Dompelpomp 400 gal/u 600 200
Centrifugaalpomp 900 gal/u 900 500
Vloerpoetsmachine 3/4 pk, 16 inch 4500 1400
1 pk, 20 inch 6100 1600
Hogedrukreiniger 1/2 pk 3150 950
3/4 pk 4500 1400
1 pk 6100 1600
55 gal vatmixer 1/4 pk 1900 700
Nat & Droog zuiger 1,7 pk 900 900
2−1/2 pk 1300 1300
OM-4421 Pagina 62
12-8. Vereist startvermogen
Startrichtlijnen voor monofase inductiemotoren
Startcode
van motor
G H J K L M N P
KVA/PK 6,3 7,1 8,0 9,0 10,0 11,2 12,5 14,0
S−0624
1 Startcode van motor
2 Stroomsterkte tijdens het draaien
3 Motor pk
4 Motorspanning
Hoe het startamperage vinden:
Stap 1: Zoek de motorcode en aan de
hand van onderstaande tabel vinden
we een waarde in KVA/PK. Als de
code ontbreekt of niet overeenkomt
met de tabelcodes vermenigvuldig dan
de werkingsamperage met zes om de
startamperage te vinden.
Stap 2: Noteer de spanning (Volt)
en paardekracht (PK).
Stap 3: Bereken de startamperage
(zie voorbeeld).
De beschikbare uitgangsstroom op
het lasaggregaat moet minstens
dubbel zo groot zijn als de normale
werkingsstroom van de motor.
(kVA/HP x pk x 1000) /
Volt = startamperage
Voorbeeld: Bereken de startamperage
voor een 230 V motor van 1/4 pk en M
als startcode.
Volt = 230, pk = 1/4, kVA/pk = 11,2
(11,2 x 1/4 x 1000) / 230 = 12,2A
De motor heeft 12,2 A nodig
om te starten.
VOLTS AMPS
HP
230 2.5
1/4
Hz
PHASE
CODE 60
1
M
AC MOTOR
1
2
3
4
12-9. Hoeveel vermogen kan het lasaggregaat leveren?
Ref. ST−800 396−A / S−0625
1 Beperk de belasting tot 90%
van het maximaal vermogen
van het lasaggregaat
Steeds de niet−resistieve
apparaten (motoren) eerst starten,
in orde van grootte, de grootste
eerst. De resistieve apparaten als
laatste inschakelen.
2 5 seconden regel
Indien de motor niet start binnen de
5 seconden, het apparaat
uitschakelen om motorbeschadiging
te voorkomen. De motor vereist meer
vermogen dan wat het lasaggregaat
kan leveren.
1
2
OM−4421 Pagina 63
12-10.Typische installatie voor het leveren van stand-by vermogen
Omzetschakelaar
Belangrijke−
belastingen
Schakelaar met
smeltzekering
(indien vereist)
Elektriciteits-
voorziening
voor andere
apparaten
123
4
5
Vermogen
lasaggregaat
! Deze aansluitingen mogen
alleen worden verricht door
bevoegde personen en alleen
conform de van toepassing
zijnde regelgeving en
veiligheidspraktijken.
! Installeer, aard en bedien deze
apparatuur op de juiste wijze
volgens de Handleiding en de
ter plaatse geldende landelijke
en locale voorschriften.
Door de klant voorziene installatie
is nodig als het lasaggregaat als
noodstroom generator moet
worden gebruikt bij stroom uitval.
1 Elektriciteitsvoorziening
voor andere apparaten
2 Net−omschakelaar
(dubbelpolige schakelaar)
De schakelaar zet de
elektriciteitsvoorziening om van het
openbare net naar het aggregaat.
De belasting gaat weer terug naar
het net als er weer stroom is.
De correcte netscheiding aanbrengen
(te leveren door de klant).
Het netscheidingsvermogen moet
minstens even groot zijn als de
netoverbelastingsbeveiliging.
3 Stroomonderbreker
met smeltzekering
De correcte schakelaar aanbrengen
(te leveren door de klant) indien vereist
door de regelgeving betreffende
elektrische installaties.
4 Uitgangsvermogen lasaggregaat
De uitgangsspanning van het
aggregaat en de bedrading moeten
overeen komen met de normale
spanning en bedrading van het
(net)spanningssysteem.
Sluit het aggregaat aan met tijdelijke
of permanente bedrading die geschikt
is voor de installatie.
De aangekoppelde apparaten
uitschakelen of afkoppelen van het
lasaggragaat voor het starten of
stoppen van de motor. Tijdens het
starten en stoppen van de motor is de
motorsnelheid niet voldoende hoog
om de nodige spanning en frequentie
te leveren.
5 Essentiële belastingen
Het uitgangsvermogen van het
aggregaat voldoet mogelijk niet aan de
elektrische vereisten van het pand.
Als het aggregaat niet voldoende
uitgangsvermogen levert voor alle
vereisten, sluit dan alleen essentiële
belastingen aan (pompen,
diepvrieskasten, verwarmings-
apparaten e.d. − zie Sectie 12-4).
OM-4421 Pagina 64
12-11. Keuze van de verlengkabel (zo kort mogelijk kiezen)
Kabellengte voor 120 Volt gebruik
Gebruik een aardlekschakelaar wanneer hulpapparatuur wordt aangesloten.Als de lasgroep niet uitgerust is met een
lekstroomschakelaar (GFCI), gebruik dan een lekstroombeveiligde verlengkabel.Gebruik geen stopcontacten met ingebouwde
aardlekschakelaars als er apparatuur wordt gebruikt om levens mee te redden.
Maximaal toegelaten kabellengte in ft(m) voor geleidersectie (AWG)*
Stroom (Ampère) Belasting (Watt) 4 6 8 10 12 14
5 600 350 (106) 225 (68) 137 (42) 100 (30)
7 840 400 (122) 250 (76) 150 (46) 100 (30) 62 (19)
10 1200 400 (122) 275 (84) 175 (53) 112 (34) 62 (19) 50 (15)
15 1800 300 (91) 175 (53) 112 (34) 75 (23) 37 (11) 30 (9)
20 2400 225 (68) 137 (42) 87 (26) 50 (15) 30 (9)
25 3000 175 (53) 112 (34) 62 (19) 37 (11)
30 3600 150 (46) 87 (26) 50 (15) 37 (11)
35 4200 125 (38) 75 (23) 50 (15)
40 4800 112 (34) 62 (19) 37 (11)
45 5400 100 (30) 62 (19)
50 6000 87 (26) 50 (15)
Kabellengte voor 240 Volt gebruik
Gebruik een aardlekschakelaar wanneer hulpapparatuur wordt aangesloten.Als de lasgroep niet uitgerust is met een
lekstroomschakelaar (GFCI), gebruik dan een lekstroombeveiligde verlengkabel. Gebruik geen stopcontacten met ingebouwde
aardlekschakelaars als er apparatuur wordt gebruikt om levens mee te redden.
Maximaal toegelaten kabellengte in ft(m) voor geleidersectie (AWG)*
Stroom (Ampère) Belasting (Watt) 4 6 8 10 12 14
5 1200 700 (213) 450 (137) 225 (84) 200 (61)
7 1680 800 (244) 500 (152) 300 (91) 200 (61) 125 (38)
10 2400 800 (244) 550 (168) 350 (107) 225 (69) 125 (38) 100 (31)
15 3600 600 (183) 350 (107) 225 (69) 150 (46) 75 (23) 60 (18)
20 4800 450 (137) 275 (84) 175 (53) 100 (31) 60 (18)
25 6000 350 (107) 225 (69) 125 (38) 75 (23)
30 7000 300 (91) 175 (53) 100 (31) 75 (23)
35 8400 250 (76) 150 (46) 100 (31)
40 9600 225 (69) 125 (38) 75 (23)
45 10,800 200 (61) 125 (38)
50 12,000 175 (53) 100 (31)
*Kabelsectie is gebaseerd op een spanningsval van maximaal 2%.
Geldig vanaf 1 januari 2014
(Installaties waarvan het serienummer begint met “ME” of nieuwer)
Deze beperkte garantie vervangt alle vorige Miller garanties en is exclusief zonder andere expliciete of impliciete
waarborgen of garanties.
BEPERKTE GARANTIE − Afhankelijk van de onderstaande bepa-
lingen en voorwaarden garandeert Miller Electric Mfg. Co., Apple-
ton, Wisconsin, zijn erkende verdeler dat nieuwe Miller installaties
die verkocht zijn na de geldende datum van deze beperkte garantie
geen materiaal- en/of fabricagefouten hebben. DEZE GARANTIE
VERVANGT UITDRUKKELIJK ALLE ANDERE GARANTIES, EX-
PLICIET OF IMPLICIET, VAN VERKOOPBAARHEID EN
GESCHIKTHEID.
Binnen de onderstaande garantieperioden zal Miller alle onderde-
len of componenten die niet meer functioneren door dergelijke fa-
bricage- en materiaalfouten met garantie repareren of vervangen.
Miller moet binnen dertig (30) dagen schriftelijk op de hoogte wor-
den gebracht van een dergelijke fout of storing, waarop Miller in-
structies zal geven over de garantieclaim-procedure die hierop
volgt.
In het geval van een dergelijke storing binnen de garantieperiode
zal Miller garantieclaims toestaan op installaties met garantie die
hieronder zijn vermeld. Alle garantieperioden gelden vanaf de dag
dat de installatie geleverd werd aan de erkende verdeler, of 12
maanden nadat de installatie naar een internationale distributeur
gezonden is.
1. 5 jaar onderdelen — 3 jaar arbeidsloon
* Originele gelijkrichters van de hoofdvoeding alleen
thyristoren, diodes en losse gelijkrichtcellen
2. 3 jaar — Onderdelen en arbeidsloon
* Automatisch verduisterende helmlenzen
(uitgezonderd de Classic-serie) (geen arbeidsloon)
* Lasaggregaten met verbrandingsmotor
(LET OP: Motoren vallen onder een aparte garantie
van de motorfabrikant.)
* Voedingsbronnen van invertermachines (tenzij anders
aangegeven)
* Toortsen voor autogeen snijden (geen arbeidsloon)
* Stroombronnen plasmasnijders
* Procesregelapparatuur
* Semi-automatische en automatische draadaanvoer-
systemen
* Smith 30-serie manometers, stromingsmeters
en reduceerventielen (geen arbeidsloon)
* Transformator/gelijkrichter stroombronnen
3. 2 jaar — Onderdelen en arbeidsloon
* Automatisch verduisterende helmlenzen − alleen
Classic-serie (geen arbeidsloon)
* Rookafzuigers − Capture 5 Filtair 400 en Industrial
Collector-serie
4. 1 jaar — Onderdelen en arbeidsloon tenzij gespecificeerd
* Automatisch bewegende apparatuur
* CoolBelt en CoolBand blaasapparaten (geen
arbeidsloon)
* Externe bewakingsapparatuur en sensoren
* Inbouwopties
(LET OP: Field Options zijn gedekt voor de resterende
garantieperiode van het product waarin ze in
geïnstalleerd zijn, of voor een minimum van één jaar
— afhankelijk van welke van de twee het langste
duurt.)
* Reduceerventielen met manometers en stromings-
meters (geen arbeidsloon)
* RFCS voetbedieningen (m.u.v. RFCS-RJ45)
* Rookafzuigers − Filtair 130, MWX- en SWX-serie
* HF units
* ICE/XT plasmasnijdtoortsen (geen arbeidsloon)
* Stroombronnen voor inductieverwarming, koelers
(LET OP: Digitale recorders vallen onder aparte
garantie van de fabrikant.)
* Belastingsbanken
* Motoraangedreven pistolen (m.u.v. de Spoolmate
pistolen)
* PAPR blaasunit (geen arbeidsloon)
* Positionerings- en regelapparatuur
* Rekken
* Wielonderstellen/trailers
* Puntlasapparatuur
* Draadaanvoer systemen voor onder poederdek
lassen
* Waterkoelingssystemen
* TIG toortsen (geen arbeidsloon)
* Draadloze voet-/hand-afstandsbediening en ontvangers
* Werkstations/Lastafels (geen arbeidsloon)
Millers True Blue® beperkte garantie geldt niet voor:
1. Slijtonderdelen zoals contacttips, snijmondstukken,
magneetschakelaars, koolborstels, relais, bovenbladen
van werkstations en lasgordijnen of andere onderdelen
die niet meer goed werken als gevolg van normale
slijtage. (Uitzondering: borstels en relais zijn wel gedekt
bij alle motoraangedreven producten.)
2. Onderdelen geleverd door Miller maar geproduceerd door an-
deren, zoals motoren of handelsaccessoires. Deze onderde-
len vallen onder de eventuele garanties door de fabrikanten.
3. Installaties die veranderingen hebben ondergaan door andere
partijen dan Miller, of installaties die onjuist geïnstalleerd of
verkeerd gebruikt zijn volgens industrierichtlijnen, of installa-
ties die geen redelijk en noodzakelijk onderhoud hebben ge-
had, of installaties die gebruikt zijn voor andere dan de
aangegeven toepassingen voor de installatie.
MILLER PRODUKTEN ZIJN BEDOELD VOOR VERKOOP EN
GEBRUIK DOOR COMMERCIËLE/INDUSTRIËLE GEBRUI-
KERS EN PERSONEN DIE OPGELEID ZIJN EN ERVARING
HEBBEN MET HET GEBRUIK EN ONDERHOUD VAN LASIN-
STALLATIES.
In het geval van een garantieclaim gedekt door deze garantie,
zullen de exclusieve Miller-oplossingen zijn: (1) repareren; of (2)
vervangen; of, als dit schriftelijk door Miller is toegestaan in
bepaalde gevallen, (3) de redelijke kosten van repareren of
vervangen bij een goedgekeurd Miller onderhoudsbedrijf; of (4)
krediet of betaling van de aankoopprijs (redelijke
waardevermindering op basis van het eigenlijke gebruik) bij het
retourneren van de goederen op risico en kosten van de klant.
Miller’s optie van repareren of vervangen zal f.o.b. zijn (met
inbegrip van vervoerskosten tot in de boot), naar de fabriek in
Appleton, Wisconsin of f.o.b. naar een door Miller goedgekeurd
onderhoudsbedrijf zoals bepaald is door Miller. Daarom zal er geen
compensatie of terugbetaling voor transportkosten worden
toegestaan.
VOOR ZOVER DE WET DIT TOESTAAT, STAAN ER GEEN AN-
DERE VERHAALSMOGELIJKHEDEN OPEN DAN DEGENE DIE
HIER VOORZIEN ZIJN. IN GEEN GEVAL ZAL MILLER CON-
TRACTUEEL, UIT ONRECHTMATIGE DAAD, OF ANDERSZINS,
AANSPRAKELIJK ZIJN VOOR RECHTSTREEKSE, ON-
RECHTSTREEKSE, BIJZONDERE, INCIDENTELE, OF GE-
VOLGSCHADE (HIERIN BEGREPEN GEDERFDE WINST).
MILLER VERWERPT EN SLUIT, M.B.T. ALLE GEREEDSCHAP
DAT DOOR HAAR GELEVERD WORDT, ELKE
UITDRUKKELIJKE GARANTIE DIE HIER NIET VOORZIEN IS,
EN ELKE GEÏMPLICEERDE GARANTIE OF VERKLARING
M.B.T. PRESTATIE, EN ELK VERHAAL OP GROND VAN
CONTRACTUELE WANPRESTATIE, UIT ONRECHTMATIGE
DAAD, OF DAT, WARE DEZE BEPALING NIET OPGENOMEN,
IMPLICIET, VAN RECHTSWEGE, NAAR HANDELSGEWOONTE
OF NAAR AANLEIDING VAN DE CONCRETE
OMSTANDIGHEDEN VAN DE TRANSACTIE ZOU
VOORTVLOEIEN UIT GELIJK WELKE ANDERE
RECHTSTHEORIE, HIERIN BEGREPEN ELKE
GEÏMPLICEERDE GARANTIE M.B.T. VERKOOPBAARHEID OF
GESCHIKTHEID VOOR EEN BEPAALD GEBRUIK, UIT.
Sommige staten in de V.S. staan geen beperkingen toe met betrek-
king tot de duur van de garantie, noch uitsluiting van bijkomende
schade, indirecte schade, speciale schade of gevolgschade, dus
bovenstaande beperking kan mogelijk niet van toepassing zijn
voor u. Deze garantie biedt specifieke wettelijke rechten en er kun-
nen eventueel ook andere rechten van toepassing zijn; deze kun-
nen echter per staat verschillen.
In Canada biedt de wetgeving in enkele provincies bepaalde extra
garanties of oplossingen die afwijken van de bepalingen die hierin
zijn opgenomen, en bovenstaande beperkingen en uitsluitingen
zijn mogelijk niet van toepassing, voorzover er niet van mag wor-
den afgezien. Deze Beperkte Garantie biedt specifieke wettelijke
rechten en er kunnen eventueel ook andere rechten zijn; deze kun-
nen echter per provincie verschillen.
miller warr_dut 2014−01
Vertaling van de originele instructies − UITGEGEVEN IN DE VS. © 2014 Miller Electric Mfg. Co 2014-01
Miller Electric Mfg. Co.
An Illinois Tool Works Company
1635 West Spencer Street
Appleton, WI 54914 USA
International Headquarters−USA
USA Phone: 920-735-4505 Auto-attended
USA & Canada FAX: 920-735-4134
International FAX: 920-735-4125
Voor internationale vestigingen bezoek
website: www.MillerWelds.com
Naam van het model Serie-/typenumber
Aankoopdatum (datum waarop de apparatuur bij de oorspronkelijke klant werd bezorgd.)
Leverancier
Adres
Plaats
Staat Postcode
S.v.p. volledig invullen en goed bewaren.
Vermeld altijd de naam van het model en het serie-/typenummer
Ga naar uw leverancier voor: Toebehoren en elektroden
Optionele apparatuur en accessoires
Persoonlijke beschermingsmiddelen
Service en reparaties
Vervangende onderdelen
Trainingen en opleidingen (scholen, videos,
boeken)
Technische handboeken (onderhoudsinformatie
en onderdelen)
Stroomkringschema’s
Handboeken over lasprocessen
Neem contact op met het
vervoersbedrijf:
Neem contact op met de transportafdeling van uw
distributeur en/of de fabrikant van de apparatuur
voor hulp bij het indienen en afhandelen van scha-
declaims.
Service
Papieren van de eigenaar
Om een schadeclaim in te dienen bij verlies of
beschadiging tijdens verscheping,
Contacteer een verdeler of een service bureau
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72

Miller Big Blue 400P de handleiding

Categorie
Lassysteem
Type
de handleiding