KTM 50 SX EU 2011 de handleiding

Type
de handleiding

Deze handleiding is ook geschikt voor

BEDIENINGSHANDLEIDING 2011
50 SX
50 SX Mini
Artikelnr. 3211593nl
BESTE KTM KLANT 1
BESTE KTMKLANT
We wensen u veel geluk met uw keuze voor een KTM motorfiets. U bent nu in het bezit van een moderne sportieve motorfiets en we
zijn er zeker van dat u en uw kind er veel plezier mee zullen beleven, mits u de motorfiets goed onderhoudt.
We wensen u veel rijplezier!
Hieronder het serienummer van uw voertuig invullen.
Framenummer ( pag. 9) Stempel van dealer
Motornummer ( pag. 9)
De bedieningshandleiding komt op het tijdstip dat deze ter perse gaat overeen met de nieuwste stand van het model. Kleine afwijkin-
gen die het resultaat zijn van een constructieve ontwikkeling kunnen echter niet worden uitgesloten.
Alle hier genoemde gegevens zijn vrijblijvend. De KTM-Sportmotorcycle AG houdt zich het recht voor technische gegevens, prijzen,
kleuren, vormen, materialen, dienst- en serviceverlening, constructies, uitrustingen en dergelijke zonder voorafgaande aankondiging en
zonder opgave van redenen te wijzigen resp. zonder vergoeding te annuleren, deze aan te passen aan de plaatselijke situatie of de pro-
ductie van een bepaald model zonder voorafgaande aankondiging te beëindigen. KTM is niet aansprakelijk voor leveringsmogelijkhe-
den, afwijkingen van afbeeldingen en beschrijvingen, drukfouten en vergissingen. De afgebeelde modellen zijn voor een deel voorzien
van speciale uitrustingen die niet standaard bij de leveromvang horen.
© 2010 KTM-Sportmotorcycle AG, Mattighofen Oostenrijk
Alle rechten voorbehouden
Nadruk, ook gedeeltelijk, en vermenigvuldiging op welke wijze dan ook is slechts toegestaan met schriftelijke toestemming van de
auteur.
ISO 9001(12 100 6061)
KTM past processen voor kwaliteitsbewaking toe, zoals bedoeld in de internationale norm voor kwaliteitsmanagement
ISO 9001, die tot een zo hoog mogelijke productkwaliteit leiden.
Afgegeven door: TÜV Management Service
KTM-Sportmotorcycle AG
5230 Mattighofen, Oostenrijk
INHOUDSOPGAVE 2
INHOUDSOPGAVE
SYMBOLEN EN FORMATERINGEN ....................................... 4
BELANGRIJKE AANWIJZINGEN............................................ 5
AFBEELDING VOERTUIG ..................................................... 7
Afbeelding voertuig linksvoor (symboolweergave) ................ 7
Afbeelding voertuig rechtsachter (symboolweergave) ........... 8
SERIENUMMERS................................................................ 9
Framenummer................................................................. 9
Motornummer ................................................................. 9
Artikelnummer schokdemper ............................................ 9
BEDIENINGSELEMENTEN................................................. 10
Gashendel .................................................................... 10
Remhendel ................................................................... 10
Stopknop...................................................................... 10
Tankdop openen............................................................ 10
Tankdop sluiten ............................................................ 10
Olietankdop openen (50 SX Mini) ................................... 11
Olietankdop sluiten (50 SX Mini) .................................... 11
Brandstofkraan.............................................................. 11
Choke (50 SX)............................................................... 11
Choke (50 SX Mini) ....................................................... 12
Kickstarter.................................................................... 12
Rempedaal ................................................................... 12
Plug-in standaard .......................................................... 12
INBEDRIJFNAME.............................................................. 13
Aanwijzingen voor eerste inbedrijfname ........................... 13
Motor inrijden ............................................................... 14
RIJ-INSTRUCTIES............................................................. 15
Controle en onderhoud voor iedere inbedrijfname ............. 15
Starten ......................................................................... 15
Beginnen met rijden ...................................................... 16
Rijden .......................................................................... 16
Afremmen..................................................................... 16
Stoppen, parkeren ......................................................... 16
Brandstof tanken........................................................... 17
Olie tanken (50 SX Mini)................................................ 17
SERVICESCHEMA ............................................................. 19
Serviceschema .............................................................. 19
CHASSIS AFSTELLEN ....................................................... 21
Uitgaande demping schokdemper instellen ...................... 21
Maat onbelast achterwiel bepalen ................................... 21
Statische veerweg schokdemper controleren..................... 21
Dynamische veerweg schokdemper controleren................. 22
Veervoorspanning schokdemper instellen x .................... 22
Dynamische veerweg instellen x.................................... 23
Voertuigniveau .............................................................. 23
Vorkpootpositie instellen x ........................................... 23
Zadelhoogte instellen x................................................ 24
Stuurpositie .................................................................. 24
Stuurpositie instellen x................................................ 25
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS ............................... 26
Motorfiets met hefbok opkrikken ..................................... 26
Motorfiets van hefbok nemen.......................................... 26
Vuilschrapers vorkpoten reinigen..................................... 26
Vorkpoten uitbouwen x................................................. 27
Vorkpoten inbouwen x.................................................. 27
Speling balhoofdlager controleren ................................... 28
Speling balhoofdlager instellen x .................................. 28
Balhoofdlager insmeren x............................................. 29
Onderste kroonplaat demonteren x................................ 29
Onderste kroonplaat inbouwen x ................................... 30
Schokdemper demonteren x......................................... 32
Schokdemper inbouwen x ............................................ 32
Startnummerbord demonteren ........................................ 32
Startnummerbord inbouwen............................................ 33
Spatbord voor demonteren.............................................. 33
Spatbord voor inbouwen................................................. 33
Zadel afnemen .............................................................. 34
Zadel monteren ............................................................. 34
Luchtfilter demonteren x.............................................. 34
Luchtfilter monteren x................................................. 35
Luchtfilter en luchtfilterbak reinigen x........................... 35
Einddemper demonteren ................................................ 35
Einddemper inbouwen ................................................... 36
Glasvezelvulling einddemper vervangen x....................... 36
Kettingkast demonteren (50 SX) ..................................... 37
Kettingkast monteren (50 SX)......................................... 37
Afdekking ketting-aandrijfwiel demonteren x.................. 37
Afdekking ketting-aandrijfwiel monteren x ..................... 37
Vervuiling van de ketting controleren ............................... 38
Ketting reinigen ............................................................ 38
Kettingspanning controleren ........................................... 38
Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en
kettinggeleiding controleren............................................ 39
Kettingspanning instellen............................................... 41
Kettinggeleiding instellen x.......................................... 41
REMMEN ......................................................................... 42
Speling remhendel controleren ....................................... 42
Speling remhendel instellen ........................................... 42
Uitgangspositie remhendel instellen................................ 42
Remschijven controleren ................................................ 42
Remvloeistofpeil voorwielrem controleren......................... 43
Remvloeistof voorwielrem bijvullen x............................. 43
Remplaketten voorwielrem controleren............................. 44
Remplaketten voorwielrem demonteren x....................... 44
Remplaketten voorwielrem inbouwen x.......................... 45
Remplaketten voorwielrem vervangen x.......................... 45
Vrije slag rempedaal controleren ..................................... 46
Vrije slag rempedaal instellen x .................................... 46
Uitgangspositie rempedaal instellen x ........................... 47
Remvloeistofpeil achterwielrem controleren...................... 47
Remvloeistof achterwielrem bijvullen x.......................... 48
Remplaketten achterwielrem controleren ......................... 49
Remplaketten achterwielrem demonteren x.................... 49
Remplaketten achterwielrem inbouwen x....................... 49
Remplaketten achterwielrem vervangen x ...................... 50
WIELEN ........................................................................... 52
Voorwiel demonteren x................................................. 52
Voorwiel inbouwen x.................................................... 52
Achterwiel demonteren x.............................................. 52
Achterwiel inbouwen x................................................. 53
Toestand banden controleren.......................................... 53
Bandenspanning controleren .......................................... 54
Spaakspanning controleren............................................. 54
KOELSYSTEEM................................................................. 55
Koelsysteem.................................................................. 55
Antivries en koelmiddelpeil controleren............................ 55
Koelmiddelpeil controleren............................................. 56
Koelmiddel aftappen x................................................. 56
Koelmiddel vullen x..................................................... 57
MOTOR AFSTELLEN.......................................................... 58
Speling gaskabel controleren .......................................... 58
Speling gaskabel instellen x ......................................... 58
INHOUDSOPGAVE 3
Carburateur - stationair (50 SX) ...................................... 58
Carburateur - stationair (50 SX Mini)............................... 58
Carburateur - stationair afstellen x (50 SX) .................... 59
Carburateur - stationair afstellen x (50 SX Mini)............. 59
Koppeltoerental controleren x....................................... 60
Koppeltoerental instellen x........................................... 60
Centrifugale koppeling uitbouwen x............................... 61
Centrifugale koppeling monteren x................................ 62
Centrifugale koppeling controleren x ............................. 63
Centrifugale koppeling uit elkaar halen x....................... 63
Centrifugale koppeling in elkaar zetten x ....................... 64
SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR.................................. 65
Oliepeil controleren (50 SX Mini).................................... 65
Oliepomp ontluchten x (50 SX Mini) ............................. 65
Transmissieoliepeil controleren ....................................... 66
Transmissieolie verversen x .......................................... 66
Transmissieolie aftappen x........................................... 67
Transmissieolie vullen x............................................... 67
Transmissieolie bijvullen x ........................................... 67
REINIGING....................................................................... 69
Motorfiets reinigen ........................................................ 69
STALLING ........................................................................ 70
Stalling ........................................................................ 70
Inbedrijfname na stalling ............................................... 70
OPSPOREN VAN FOUTEN.................................................. 71
TECHNISCHE GEGEVENS - MOTOR.................................... 73
Vulhoeveelheid - transmissieolie ..................................... 73
Vulhoeveelheid - koelmiddel ........................................... 73
TECHNISCHE GEGEVENS - AANHAALMOMENTEN
MOTOR ............................................................................ 74
TECHNISCHE GEGEVENS - CARBURATEUR ....................... 75
50 SX........................................................................... 75
50 SX Mini ................................................................... 75
TECHNISCHE GEGEVENS - CHASSIS ................................. 76
Banden ........................................................................ 76
Vulhoeveelheid - brandstof ............................................. 77
TECHNISCHE GEGEVENS - VOORVORK .............................. 78
50 SX........................................................................... 78
50 SX Mini ................................................................... 78
TECHNISCHE GEGEVENS - SCHOKDEMPER....................... 79
50 SX........................................................................... 79
50 SX Mini ................................................................... 79
TECHNISCHE GEGEVENS - AANHAALMOMENTEN
CHASSIS .......................................................................... 80
GEBRUIKSSTOFFEN ......................................................... 81
HULPSTOFFEN................................................................. 83
NORMEN.......................................................................... 85
INDEX .............................................................................. 86
SYMBOLEN EN FORMATERINGEN 4
Gebruikte symbolen
Hieronder wordt het gebruik van bepaalde symbolen verklaard.
Kenmerkt een verwachte reactie (bijv. van een bepaalde handeling of functie).
Kenmerkt een onverwachte reactie (bijv. van een bepaalde handeling of functie).
Alle werkzaamheden die met dit symbool zijn gekenmerkt vereisen vakkennis en technisch begrip. Laat de werk-
zaamheden voor de veiligheid van uw kind uitvoeren in een geautoriseerde KTM-garage! Daar wordt uw motorfiets
door speciaal geschoolde vakkundige personen met het benodigde speciale gereedschap optimaal onderhouden.
Kenmerkt de verwijzing naar een pagina (op de aangegeven pagina vindt u meer informatie).
Gebruikte formatering
Hieronder worden de gebruikte letterformaten verklaard.
Eigennaam Kenmerkt een eigennaam.
Naam
®
Kenmerkt een beschermde naam.
merk™ Kenmerkt een merk in het handelsverkeer.
BELANGRIJKE AANWIJZINGEN 5
Gebruiksdefinitie
De sportmotorfietsen van KTM zijn zodanig ontworpen en geconstrueerd dat ze bestand zijn tegen de gangbare belastingen bij normaal
gebruik in wedstrijden. De motorfietsen voldoen aan het geldende reglement en de geldende categorieën van de hoogste internationale
motorsportbonden.
Info
De motorfiets mag uitsluitend worden gebruikt op afgezette trajecten buiten het openbare wegennet.
Service
Voorwaarde voor storingsvrij gebruik en het voorkomen van voortijdige slijtage is dat u zich houdt aan de in de bedieningshandleiding
genoemde service- en afstelwerkzaamheden aan de motor en het chassis. Slechte afstelling van het chassis kan leiden tot beschadi-
ging en breken van de chassiscomponenten .
Het gebruik van de motorfietsen bij zwaardere omstandigheden zoals zandig, erg modderig en vochtig terrein kan leiden tot verhoogde
slijtage van componenten zoals de aandrijving of remmen. Daarom kan het nodig zijn onderhoud uit te voeren of slijtageonderdelen te
vervangen al voordat de slijtagegrens volgens het serviceschema is bereikt.
Het is belangrijk dat u zich strikt houdt aan de voorgeschreven inrijtijden en service-intervallen. De inachtneming daarvan draagt in
belangrijke mate bij aan de verhoging van de levensduur van de motorfiets.
Garantie
De in het serviceschema voorgeschreven werkzaamheden mogen uitsluitend in een geautoriseerde KTM-garage worden uitgevoerd en
moeten in het serviceboekje en op KTM dealer.net worden bevestigd, aangezien anders de aanspraak op garantie vervalt. Bij schade of
gevolgschade die door manipulaties en wijzigingen van het voertuig zijn veroorzaakt bestaat er geen aanspraak op garantie.
Bedrijfsmiddelen
U moet de in de bedieningshandleiding gespecificeerde brand- en smeerstoffen resp. bedrijfsstoffen gebruiken.
Reserveonderdelen, toebehoren
Gebruik voor uw eigen veiligheid alleen onderdelen en toebehoren die door KTM zijn vrijgegeven en/of worden aanbevolen en laat deze
in een geautoriseerde KTM-garage monteren. Voor andere producten en daardoor veroorzaakte schade is KTM niet aansprakelijk.
Enkele reserveonderdelen en toebehoren zijn tussen haakje aangegeven bij de betreffende beschrijvingen. Uw KTM-dealer adviseert u
graag.
De actuele KTM PowerParts voor uw voertuig vindt u op de website van KTM.
Internationale KTM website: http://www.ktm.com
Werkinstructies
Voor enkele werkzaamheden zijn speciale gereedschappen nodig. Deze zijn geen bestanddeel van het voertuig, maar kunnen worden
besteld onder het aangegeven nummer tussen haakjes. Voorbeeld: lagertrekker (15112017000)
Bij de montage moeten onderdelen die niet meer worden hergebruikt (bijv. zelfborgende schroeven en moeren, afdichtingen, pakkin-
gen, keerringen, splitpennen, borgplaten) door nieuwe worden vervangen.
Indien bij schroefverbindingen een schroevenlijm (bijv. Loctite
®
) wordt gebruikt, moeten de specifieke gebruiksaanwijzingen van de
fabrikant in acht worden genomen.
Onderdelen die na de demontage weer worden gebruikt, moeten worden gereinigd en gecontroleerd op beschadiging en slijtage.
Beschadigde en versleten onderdelen vervangen.
Na afronding van de reparatie of het onderhoud moet worden gecontroleerd of het voertuig weer verkeersveilig is.
Transport
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen en/of omvallen.
Het voertuig altijd op een vaste en egale ondergrond plaatsen.
Aanwijzing
Gevaar voor brandSommige onderdelen van de motorfiets worden bij gebruik van de motorfiets zeer heet.
Motorfiets niet op plaatsen laten staan met licht brandbare en/of ontvlambare materialen. Geen voorwerpen over het bedrijfswarme
voertuig leggen. Het voertuig altijd eerst laten afkoelen.
Motor uitzetten.
Motorfiets met spanbanden of andere geschikte bevestigingsmiddelen beveiligen tegen omvallen en wegrollen.
BELANGRIJKE AANWIJZINGEN 6
Milieu
Motorsport is fantastische sport en we hopen natuurlijk dat u en uw kind er volledig van kunnen genieten. Motorfietsen kunnen echter
problemen voor het milieu en conflicten met andere personen veroorzaken. Door op een verantwoorde manier met de motorfiets om te
gaan kunt u ervoor zorgen dat deze problemen en conflicten niet ontstaan. Om de toekomst van de motorsport veilig te stellen, moet u
erop letten dat uw kind de motorfiets alleen legaal gebruikt, milieubewust handelt en de rechten van anderen respecteert.
Aanwijzingen/waarschuwingen
U moet beslist de gegeven aanwijzingen/waarschuwingen in acht nemen.
Info
Op het voertuig zijn verschillende stickers met aanwijzingen en waarschuwingen aangebracht. Deze stickers met aanwijzingen
en waarschuwingen mag u nooit verwijderen. Als deze ontbreken kunt u of andere personen de gevaren niet herkennen en daar-
door letsel oplopen.
Gevarenniveaus
Gevaar
Waarschuwing voor een gevaar dat direct en met zekerheid overlijden of zwaar blijvend letsel tot gevolg heeft als u niet de
juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
Waarschuwing
Waarschuwing voor een gevaar dat waarschijnlijk overlijden of zwaar letsel tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatre-
gelen neemt.
Voorzichtig
Waarschuwing voor een gevaar dat mogelijk licht letsel tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
Aanwijzing
Waarschuwing voor een gevaar dat aanmerkelijke schade aan machine of materiaal tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaat-
regelen neemt.
Waarschuwing
Waarschuwing voor een gevaar dat schade aan het milieu tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
Bedieningshandleiding
Voordat u uw kind voor de eerste keer met de motorfiets laat rijden, moet u samen met uw kind deze bedieningshandleiding
beslist nauwkeurig en volledig doorlezen. U vindt daarin veel informatie en tips die het voor uw kind eenvoudiger maken de
motorfiets te bedienen en te onderhouden. Alleen zo komt u te weten hoe u de motorfiets het beste afstemt op uw kind en hoe uw
kind zich kan beschermen tegen letsel. Bovendien staat in de bedieningshandleiding belangrijke informatie over het onderhoud
van de motorfiets.
De bedieningshandleiding is een belangrijk onderdeel van de motorfiets en moet bij doorverkoop aan de nieuwe eigenaar worden
gegeven.
AFBEELDING VOERTUIG 7
3.1Afbeelding voertuig linksvoor (symboolweergave)
100855-10
1 Remhendel ( pag. 10)
2 Tankdop
3 Brandstofkraan ( pag. 11)
4 Snelsluiting zadel
5 Schokdemper instelling uitgaande demping
6 Kettinggeleiding
7 Plug-in standaard ( pag. 12)
AFBEELDING VOERTUIG 8
3.2Afbeelding voertuig rechtsachter (symboolweergave)
100856-10
1 Stopknop ( pag. 10)
2 Framenummer ( pag. 9)
3 Gashendel ( pag. 10)
4 Kijkglas remvloeistof achter
5 Rempedaal ( pag. 12)
6 Kickstarter ( pag. 12)
SERIENUMMERS 9
4.1Framenummer
700460-01
Het framenummer is op de rechterzijde van het balhoofd gegraveerd.
4.2Motornummer
700461-01
Het motornummer is in de linkerzijde van de motor onder het ketting-aandrijfwiel
gegraveerd.
4.3Artikelnummer schokdemper
700469-01
Het artikelnummer van de schokdemper is in het bovenste gedeelte van de schok-
demper aan motorzijde boven de stelring naar de achterkant toe gegraveerd.
BEDIENINGSELEMENTEN 10
5.1Gashendel
700470-01
De gashendel is aan de rechterzijde van het stuur aangebracht.
5.2Remhendel
700471-01
De remhendel is aan de rechterzijde van het stuur aangebracht.
Met de remhendel wordt de voorwielrem bediend.
5.3Stopknop
700462-01
De stopknop is aan de linkerzijde van het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
Stopknop in de uitgangspositie In deze stand is het ontstekingscircuit geslo-
ten en kan de motor worden gestart.
Stopknop ingedrukt In deze stand is het ontstekingscircuit onderbroken. Een
draaiende motor schakelt uit en een stilstaande motor schakelt niet in.
5.4Tankdop openen
700465-10
Tankdop tegen de klok in draaien en naar boven toe afnemen.
5.5Tankdop sluiten
700465-11
Tankdop opzetten en met de klok mee draaien.
Info
Erop letten dat de slang voor het ontluchten van de brandstoftank niet
knikt.
BEDIENINGSELEMENTEN 11
5.6Olietankdop openen (50 SX Mini)
700517-01
Olietankdop tegen de klok in draaien en naar boven toe afnemen.
5.7Olietankdop sluiten (50 SX Mini)
700517-10
Olietankdop opzetten en met de klok mee draaien.
Info
Erop letten dat de slang voor het ontluchten van de brandstoftank niet
knikt.
5.8Brandstofkraan
700463-01
De brandstofkraan bevindt zich aan de linkerzijde van de brandstoftank.
Mogelijke toestanden
Brandstofkraan gesloten De kartelschroef is tot de aanslag met de klok mee
gedraaid. Er kan geen brandstof uit de brandstoftank stromen.
Brandstofkraan geopend De kartelschroef is tot de aanslag tegen de klok in
gedraaid. Er kan brandstof uit de brandstoftank stromen.
5.9Choke (50 SX)
700464-01
De chokeknop is aan de linkerzijde van de carburateur aangebracht.
Als de chokefunctie is geactiveerd wordt er in de carburateur een opening vrijgegeven
waardoor de motor extra brandstof kan aanzuigen. Daardoor ontstaat een rijker mengsel
van brandstof en lucht dat voor de koude start nodig is.
Info
Bij een warme motor moet de chokefunctie zijn gedeactiveerd.
Mogelijke toestanden
Chokefunctie geactiveerd Chokeknop staat in de bovenste positie. De keerring is
zichtbaar.
Chokefunctie gedeactiveerd Chokeknop staat in de onderste positie. De keerring
is niet zichtbaar.
BEDIENINGSELEMENTEN 12
5.10Choke (50 SX Mini)
700519-01
De chokehendel is aan de rechterzijde van de carburateur aangebracht.
Als de chokefunctie is geactiveerd wordt er in de carburateur een opening vrijgegeven
waardoor de motor extra brandstof kan aanzuigen. Daardoor ontstaat een rijker mengsel
van brandstof en lucht dat voor de koude start nodig is.
Info
Bij een warme motor moet de chokefunctie zijn gedeactiveerd.
Mogelijke toestanden
Chokefunctie geactiveerd Chokehendel is tot de aanslag omhoog getrokken.
Chokefunctie gedeactiveerd Chokehendel is tot de aanslag omlaag gedrukt.
5.11Kickstarter
700472-01
De kickstarter is aan de rechterzijde van de motor aangebracht.
De kickstarter kan worden gezwenkt.
Info
Voor de rit moet de kickstarter naar de motor worden gezwenkt.
5.12Rempedaal
700473-01
Het rempedaal bevindt zich voor de rechter voetsteun.
Met het rempedaal wordt de achterwielrem bediend.
5.13Plug-in standaard
700474-01
De opname van de plug-in standaard bevindt zich aan het frame aan de linkerzijde
van het voertuig.
De plug-in standaard wordt gebruikt voor het neerzetten van de motorfiets.
Info
Voor de rit de plug-in standaard verwijderen.
INBEDRIJFNAME 13
6.1Aanwijzingen voor eerste inbedrijfname
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenLichamelijke en geestelijke bekwaamheden van het kind.
Uw kind moet al in staat zijn om te kunnen fietsen en om het voertuig na een val zelf weer rechtop te zetten. Bovendien
moet uw kind begrijpen, dat voorschriften en aanwijzingen van u of van een andere toezichthoudende persoon nageleefd
moeten worden. Verg niet te veel van uw kind. Pas als de conditie, rijtechniek en motivatie kloppen kan de deelname aan
een race worden overwogen. Kinderen herkennen gevaren vaak niet of onderschatten de risico's. Maak uw kind duidelijk
dat het voertuig onder geen beding mag worden gebruikt zonder toezicht en dat alleen zo snel mag worden gereden als de
rijvaardigheid en de situatie dit toestaan.
Laat uw kind uitsluitend met het voertuig rijden, als het kind zowel lichamelijk als geestelijk in staat is een voertuig te rij-
den.
Waarschuwing
Gevaar voor letselGeen of slechte beschermende kleding vormt een verhoogd risico.
Tijdens het rijden altijd beschermende kleding (helm, laarzen, handschoenen, broek en jack met bescherming) dragen.
Zorg ervoor dat u en uw kind altijd beschermende kleding dragen, die zich in een goede staat bevindt en voldoet aan de
wettelijke eisen. Als u zelf motorfiets rijdt zorg er dan voor dat u altijd het goede voorbeeld geeft en zelf ook geschikte
beschermende kleding draagt.
Waarschuwing
Gevaar voor vallenBeperking van het rijgedrag door verschillende bandprofielen aan voor- en achterwiel.
Voor- en achterwiel moeten altijd zijn uitgerust met banden met een gelijksoortig profiel, anders kan de motor oncontroleer-
baar worden.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenKritisch rijgedrag door niet aangepaste rijwijze.
Let erop dat uw kind de rijsnelheid aanpast aan de situatie op de rijweg en de rijvaardigheden.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenGevaar voor ongevallen door het meenemen van een bijrijder.
Uw voertuig is niet geschikt voor het meenemen van een bijrijder. Neem geen bijrijder mee.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Als het rempedaal niet wordt vrijgegeven slijten de remplaketten ononderbroken. De achterwielrem kan door oververhitting
uitvallen. Let erop dat uw kind de voet van het rempedaal neemt als hij of zij niet wil remmen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVernietiging van chassiscomponenten.
Maximaal toegestaan bestuurdersgewicht niet overschrijden.
Waarschuwing
Gevaar voor diefstalGebruik door onbevoegde personen.
Het voertuig nooit onbeheerd laten staan als de motor draait. Het voertuig tegen onbevoegd gebruik beveiligen.
Info
Houd er bij het gebruik van de motorfiets rekening mee dat andere mensen last kunnen hebben van overmatig lawaai.
Verzeker u ervan dat de afleveringsinspectie is uitgevoerd door een geautoriseerde KTM-garage.
U ontvangt het afleveringsdocument en serviceboekje bij de overdracht van het voertuig.
Lees voordat uw kind voor het eerst gaat rijden samen met uw kind de volledige bedieningshandleiding aandachtig door.
Info
Ga daarbij vooral in op de beschrijving van de gevaren en het risico op letsel.
Geef uw kind uitleg over de rij- en valtechnieken, zoals de effecten van gewichtsverschuivingen op het rijgedrag.
Zorg ervoor dat uw kind vertrouwd raakt met de bedieningselementen.
Uitgangspositie van de remhendel instellen. ( pag. 42)
Uitgangspositie van het rempedaal instellen. x ( pag. 47)
INBEDRIJFNAME 14
Voordat uw kind voor het eerst gaat rijden moet u controleren of de basisinstelling van het chassis geschikt is voor het gewicht van
het kind.
Uw kind op een geschikt terrein laten wennen aan de omgang met de motorfiets. Het beste gaat dat op een groot weiland.
Info
Om uw kind een gevoel te geven voor de rembediening kunt u uw kind het beste eerst duwen. Pas als uw kind de handrem
kan doseren kan de motor worden gestart.
Laat uw kind eerst naar een andere persoon toe rijden, die uw kind helpt bij het stoppen en keren.
Stel hindernissen op waar uw kind omheen moet rijden, zodat uw kind kan wennen aan de omgang met het voertuig.
Uw kind zou ook eens moeten proberen zo langzaam mogelijk en staand te rijden om meer gevoel voor de motorfiets te krijgen.
Laat uw kind geen terreinritten uitvoeren, die de vaardigheden en ervaring van uw kind te boven gaan.
Uw kind moet tijdens het rijden het stuur met beide handen vasthouden en de voeten op de voetsteunen laten rusten.
Het maximale bestuurdersgewicht moet in acht worden genomen.
Voorgeschreven waarde
Maximaal bestuurdersgewicht < 35 kg
Maximale grootte van de bestuurder < 130 cm
Spaakspanning controleren. ( pag. 54)
Info
De spaakspanning moet na een half uur rijden worden gecontroleerd.
Motor inrijden. ( pag. 14)
6.2Motor inrijden
Tijdens de inrijperiode het aangegeven motorvermogen niet overschrijden.
Voorgeschreven waarde
Maximaal motorvermogen
tijdens de eerste 3 rij-uren < 70 %
tijdens de eerste 5 rij-uren < 100 %
Vol gas geven vermijden!
RIJ-INSTRUCTIES 15
7.1Controle en onderhoud voor iedere inbedrijfname
Info
Voor iedere rit de toestand van het voertuig controleren en vaststellen of deze verkeersveilig is.
Tijdens het rijden moet het voertuig technisch in een onberispelijke staat zijn.
Transmissieoliepeil controleren. ( pag. 66)
(50 SX Mini)
Oliepeil controleren. ( pag. 65)
Remvloeistofpeil van de voorwielrem controleren. ( pag. 43)
Remvloeistofpeil van de achterwielrem controleren. ( pag. 47)
Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 44)
Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 49)
De werking van het remsysteem controleren.
Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 56)
Vervuiling van de ketting controleren. ( pag. 38)
Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en kettinggeleiding controleren. ( pag. 39)
Kettingspanning controleren. ( pag. 38)
Toestand van de banden controleren. ( pag. 53)
Bandenspanning controleren. ( pag. 54)
Vuilschrapers van de vorkpoten reinigen. ( pag. 26)
Luchtfilter controleren.
Instelling en bedieningsgemak van alle bedieningselementen controleren.
Regelmatig controleren of alle schroeven, moeren en slangklemmen goed vastzitten.
Brandstofvoorraad controleren.
7.2Starten
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg hebben.
Als u de motor laat draaien moet u altijd voor voldoende ventilatie zorgen, de motor niet in een gesloten ruimte starten of
laten draaien zonder een geschikte afzuiginstallatie.
Aanwijzing
Beschadiging aan de motorHoge toerentallen bij koude motor hebben een negatief effect op de levensduur van de motor.
Motor altijd met een laag toerental warmrijden.
Info
Als de motorfiets niet goed start kan dat worden veroorzaakt door oude brandstof in de vlotterkamer. De licht ontvlambare stof-
fen in de brandstof vervluchtigen als de motorfiets langere tijd stilstaat.
Als de vlotterkamer met verse ontsteekbare brandstof is gevuld zal de motor meteen starten.
Kartelschroef op de brandstofkraan tegen de klok in draaien tot de aanslag.
Nu kan er brandstof van de brandstoftank naar de carburateur stromen.
Motorfiets van de bok nemen.
Motor koud
(50 SX)
Chokeknop tot de aanslag omhoog trekken en max. ¼ slag draaien.
(50 SX Mini)
Chokehendel tot de aanslag omhoog trekken.
Kickstarter krachtig en volledig naar voren intrappen.
Info
Geen gas geven.
RIJ-INSTRUCTIES 16
7.3Beginnen met rijden
Info
Voordat u gaat rijden moet de plug-in standaard verwijderd zijn.
Voorzichtig gas geven.
7.4Rijden
Info
Als u tijdens het rijden ongewone geluiden hoort, moet u meteen stoppen, de motor uitzetten en contact opnemen met een
geautoriseerde KTM-garage.
Als de chokefunctie is geactiveerd moet deze worden gedeactiveerd als de motor warm is.
Na het bereiken van de maximale snelheid door volledig opendraaien van de gashendel, deze op ¾ gas terugdraaien. De snelheid
verlaagt dan amper, maar er wordt veel minder brandstof gebruikt.
Uw kind moet altijd slechts zoveel gas geven als de motor op dat moment kan verwerken - abrupt opendraaien van de gashendel
verhoogt het verbruik.
Uw kind moet de motor uitzetten als de motorfiets langere tijd stationair draait of stilstaat.
Voorgeschreven waarde
2 min
7.5Afremmen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe sterk afremmen leidt tot blokkering van de wielen.
De wijze van remmen aanpassen aan de rijsituatie en rijwegsituatie.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door poreus drukpunt van de voor- en/of achterwielrem.
Remsysteem controleren, niet meer verder rijden. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door natte of vervuilde remmen.
Vervuilde of natte remmen voorzichtig schoon- resp. droogremmen.
Op een zandige, natte of gladde ondergrond moet overwegend de achterwielrem worden gebruikt.
Het remmen moet altijd voor begin van de bocht zijn afgerond.
7.6Stoppen, parkeren
Waarschuwing
Gevaar voor diefstalGebruik door onbevoegde personen.
Het voertuig nooit onbeheerd laten staan als de motor draait. Het voertuig tegen onbevoegd gebruik beveiligen.
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingSommige onderdelen van het voertuig worden tijdens het rijden zeer heet.
Hete onderdelen zoals uitlaatsysteem, radiateur, motor, schokdempers en remmen niet aanraken. De onderdelen eerst laten
afkoelen voordat u met werkzaamheden aan deze onderdelen begint.
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen en/of omvallen.
Het voertuig altijd op een vaste en egale ondergrond plaatsen.
Aanwijzing
Gevaar voor brandSommige onderdelen van de motorfiets worden bij gebruik van de motorfiets zeer heet.
Motorfiets niet op plaatsen laten staan met licht brandbare en/of ontvlambare materialen. Geen voorwerpen over het bedrijfswarme
voertuig leggen. Het voertuig altijd eerst laten afkoelen.
RIJ-INSTRUCTIES 17
Aanwijzing
Materiële schadeBeschadiging en vernietiging van componenten door overmatige belasting.
De plug-in standaard is alleen geschikt voor het gewicht van de motorfiets. Als de motorfiets op de plug-in standaard staat mogen
u of uw kind niet zelf op de motorfiets gaan zitten. De plug-in standaard en/of het frame kunnen worden beschadigd en de motor-
fiets kan omvallen.
Motorfiets afremmen.
Stopknop bij stationair toerental van de motor indrukken, totdat de motor stilstaat.
Kartelschroef op de brandstofkraan met de klok mee draaien tot de aanslag.
Motorfiets op een vaste ondergrond zetten.
7.7Brandstof tanken
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
Tank het voertuig nooit in de buurt van open vuur of brandende sigaretten en schakel de motor bij het tanken altijd uit.
Let er vooral op dat er geen brandstof wordt gemorst op de hete onderdelen van het voertuig. Gemorste brandstof meteen
afvegen.
Als de brandstof wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uitstromen als de tank te vol zit. Neem de aanwij-
zingen voor het tanken van brandstof in acht.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Erop letten dat brandstof niet in aanraking komt met de huid, ogen en kleding. Adem brandstofdampen niet in. Bij contact
met de ogen meteen met water spoelen en een arts raadplegen. Huid bij contact meteen reinigen met water en zeep. Als
brandstof is ingeslikt meteen een arts raadplegen. Kleding die in aanraking is gekomen met brandstof meteen uittrekken.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
Motor uitzetten.
Tankdop openen. ( pag. 10)
00
0
AA
400214-10
Brandstoftank met brandstof vullen tot maximaal maat .
Voorgeschreven waarde
Maat 35 mm
Inhoud
brandstoftank ca.
(50 SX Mini)
2,0 l Brandstof super loodvrij (ROZ 95)
( pag. 81)
Inhoud brandstof-
tank ca. (50 SX)
2,3 l Superbrandstof loodvrij gemengd met
2-takt motorolie (1:60) ( pag. 81)
Tankdop sluiten. ( pag. 10)
7.8Olie tanken (50 SX Mini)
Waarschuwing
MotorschadeAls er zich geen 2-taktolie in de olietank bevindt en er wordt met het voertuig gereden leidt dit tot motorschade.
De olietank moet voor het vullen met brandstof altijd gevuld tot de MIN markering zijn.
Motor uitzetten.
Olietankdop openen. ( pag. 11)
RIJ-INSTRUCTIES 18
700518-01
Olietank ten minste tot aan de MIN markering vullen.
Voorgeschreven waarde
MIN markering Voldoende voor een tankvulling
Olietankinhoud
ca.
0,2 l motorolie 2-takt ( pag. 81)
Olietankdop sluiten. ( pag. 11)
SERVICESCHEMA 19
8.1Serviceschema
S20A S40A S80A J1A
Transmissieolie verversen. x ( pag. 66)
Transmissieoliepeil controleren. ( pag. 66)
Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 44)
Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 49)
Remschijven controleren. ( pag. 42)
Remkabels controleren op beschadiging en lekkage.
Afdichtingsmanchetten voetremcilinder vervangen. x
Remvloeistof van de achterwielrem verversen. x
Remvloeistofpeil van de achterwielrem controleren. ( pag. 47)
Vrije slag van het rempedaal controleren. ( pag. 46)
Frame en achterbrug controleren. x
Achterbruglagers controleren. x
Zwenklager op schokdemper boven en onder controleren. x
Voorvorkservice uitvoeren. x
Schokdemperservice uitvoeren. x
Toestand van de banden controleren. ( pag. 53)
Bandenspanning controleren. ( pag. 54)
Speling van de wiellagers controleren. x
Wielnaven controleren. x
Velgslag controleren. x
Spaakspanning controleren. ( pag. 54)
Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en kettinggeleiding controleren. ( pag. 39)
Kettingspanning controleren. ( pag. 38)
Alle bewegende onderdelen (bijv. hendels, ketting, ...) smeren en controleren of ze gemakke-
lijk bewegen. x
Remvloeistof van de voorwielrem verversen. x
Remvloeistofpeil van de voorwielrem controleren. ( pag. 43)
Speling van de remhendel controleren. ( pag. 42)
Balhoofdlager insmeren. x ( pag. 29)
Speling balhoofdlager controleren. ( pag. 28)
Zuigers vervangen. x
Drijfstang, drijfstanglager en kruktap vervangen. x
Krukaslager controleren. x
Overbrengingssysteem controleren. x
Alle motorlagers vervangen. x
Bougie vervangen. x
Bougiedop vervangen. x
Cilinders en zuigers controleren. x
Inlaatmembraan controleren. x
Koppeling controleren. x
Alle slangen (bijv. brandstof-, radiateur-, ontluchting-, drainageslangen, ...) en manchetten
controleren op scheuren, dichtheid en correcte legging. x
Antivries en koelmiddelpeil controleren. ( pag. 55)
Kabels controleren op beschadiging en knikvrije legging. x
Bowdenkabels controleren op beschadiging, knikvrije legging en instelling.
Luchtfilter en luchtfilterbak reinigen. x ( pag. 35)
Glasvezelvulling van de einddemper vervangen. x ( pag. 36)
Controleren of de schroeven en moeren goed vastzitten. x
SERVICESCHEMA 20
S20A S40A S80A J1A
Carburateurcomponenten controleren/instellen. x
Stationair controleren. x
Koppeltoerental controleren. x ( pag. 60)
Eindcontrole: controleren of het voertuig verkeersveilig is en een proefrit maken.
Service op KTM DEALER.NET invoeren en noteren in het serviceboekje. x
S20A: Om de 20 rij-uren
S40A: Om de 40 rij-uren
S80A: Om de 80 rij-uren
J1A: Jaarlijks
CHASSIS AFSTELLEN 21
9.1Uitgaande demping schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor ongevallenHet demonteren van onder druk staande onderdelen kan letsel veroorzaken.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof. Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
700476-01
Stelschroef tot de laatste voelbare klik met de klok mee draaien.
Afhankelijk van het schokdempertype een aantal klikken tegen de klok in terug-
draaien.
Voorgeschreven waarde
Uitgaande demping (50 SX)
Standaard 10 klikken
Uitgaande demping (50 SX Mini)
Standaard 12 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien tegen de klok in ver-
laagt de demping bij het uitveren.
9.2Maat onbelast achterwiel bepalen
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 26)
0
0
AA
400988-10
Een zo verticaal mogelijke afstand tussen de achterwielas en een vast punt meten,
bijv. een markering aan de zijbekleding.
Waarde als maat noteren.
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 26)
9.3Statische veerweg schokdemper controleren
0
0
AA
0
0
BB
400989-10
Maat achterwiel zonder belasting bepalen. ( pag. 21)
De motorfiets met behulp van iemand die assisteert verticaal houden.
Opnieuw de afstand meten tussen de achterwielas en het vaste punt.
Waarde als maat noteren.
Info
De statische veerweg is het verschil tussen maat en .
Statische veerweg controleren.
Statische veerweg (50 SX) 20 mm
Statische veerweg (50 SX Mini) 15 mm
» Als de statische veerweg kleiner of groter is dan de aangegeven maat:
Veervoorspanning van de schokdemper instellen. x ( pag. 22)
CHASSIS AFSTELLEN 22
9.4Dynamische veerweg schokdemper controleren
0
0
AA
0
0
CC
400990-10
Maat achterwiel zonder belasting bepalen. ( pag. 21)
Met behulp van een persoon, die de motorfiets vasthoudt, gaat de bestuurder met
complete veiligheidskleding in de normale zitpositie (voeten op de voetsteunen) op
de motorfiets zitten en beweegt enkele keren op en neer.
De achterwielophanging slingert zo in de juiste positie.
Een andere persoon meet nu opnieuw de afstand tussen de achterwielas en het
vaste punt.
Waarde als maat noteren.
Info
De dynamische veerweg is het verschil tussen maat en .
Dynamische veerweg controleren.
Dynamische veerweg (50 SX) 45… 55 mm
Dynamische veerweg (50 SX Mini) 40… 50 mm
» Als de dynamische veerweg afwijkt van de aangegeven maat:
Dynamische veerweg instellen. x ( pag. 23)
9.5Veervoorspanning schokdemper instellen x
Voorzichtig
Gevaar voor ongevallenHet demonteren van onder druk staande onderdelen kan letsel veroorzaken.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof. Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
Schokdemper demonteren. x ( pag. 32)
Schokdemper in gedemonteerde toestand grondig reinigen.
700506-01
Totale veerlengte in gespannen toestand meten en de waarde noteren.
Contraring losdraaien.
Stelring draaien tot de veer volledig ontspannen is.
Haaksleutel (T106S)
Totale veerlengte in ontspannen toestand meten.
Veer door het draaien van de stelring op de aangegeven maat spannen.
Voorgeschreven waarde
Veervoorspanning (50 SX)
Standaard 3 mm
Veervoorspanning (50 SX Mini)
Standaard 5 mm
Info
De veervoorspanning is het verschil tussen de ontspannen veerlengte en de
gespannen veerlengte.
Afhankelijk van de statische resp. dynamische veerweg kan een hogere of
lagere veervoorspanning nodig zijn.
Contraring vastdraaien.
Schokdemper inbouwen. x ( pag. 32)
CHASSIS AFSTELLEN 23
9.6Dynamische veerweg instellen x
Schokdemper demonteren. x ( pag. 32)
Schokdemper in gedemonteerde toestand grondig reinigen.
B00292-10
Een passende veer kiezen en monteren.
Voorgeschreven waarde
Veerconstante (50 SX)
Gewicht bestuurder: < 25 kg 30 N/mm
Gewicht bestuurder: 25… 35 kg 35 N/mm
Veerconstante (50 SX Mini)
Gewicht bestuurder: < 25 kg 65 N/mm
Gewicht bestuurder: 25… 35 kg 75 N/mm
Info
De veerconstante staat vermeld op de buitenzijde van de veer.
Kleine afwijkingen in gewicht kunnen door aanpassing van de veervoorspan-
ning worden gecompenseerd.
Schokdemper inbouwen. x ( pag. 32)
Statische veerweg van de schokdemper controleren. ( pag. 21)
Dynamische veerweg van de schokdemper controleren. ( pag. 22)
Uitgaande demping van de schokdemper instellen. ( pag. 21)
9.7Voertuigniveau
Het voertuigniveau kan voor via de klemming van de vorkpoten en achter via de positio-
nering van de schokdemper worden versteld.
700523-10
De vorkpootpositie kan individueel aan de lichaamslengte van de bestuurder worden
aangepast. In de lage positie (standaard) is de voorvork maximaal doorgestoken. In
de hoge positie ligt de conus gesloten tegen de bovenste kroonplaat.
Vorkpootpositie boven de
bovenste kroonplaat
10… 17 mm
700521-11
De zadelhoogte kan individueel aan de lichaamslengte van de bestuurder worden
aangepast. De schokdemper kan in twee verschillende boringen in het frame worden
gemonteerd.
Verschil lage zadelstand
(standaard) en hoge zadel-
stand
25 mm
9.8Vorkpootpositie instellen x
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenWijzigingen aan het chassis kunnen het rijgedrag van het voertuig sterk veranderen.
Na wijzigingen eerst langzaam rijden om het rijgedrag te kunnen beoordelen.
CHASSIS AFSTELLEN 24
700524-01
Schroeven aan de onderste kroonplaat losdraaien.
Schroeven aan de bovenste kroonplaat losdraaien.
Info
De schroeven moeten zover worden losgedraaid, dat de vorkpoten zonder te
beschadigen kunnen worden verschoven.
De afstelwerkzaamheden moeten eerst aan één vorkpoot en vervolgens aan
de andere vorkpoot worden uitgevoerd.
Vorkpootpositie via de bovenste kroonplaat instellen.
Voorgeschreven waarde
10… 17 mm
Schroef vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste kroonplaat M8 25 Nm
Schroeven vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef onderste kroonplaat M6 10 Nm
Afstelwerkzaamheden aan de andere vorkpoot herhalen.
Info
De instelling van het voertuigniveau via de vorkpoten moet aan beide vork-
poten gelijk worden uitgevoerd.
9.9Zadelhoogte instellen x
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenWijzigingen aan het chassis kunnen het rijgedrag van het voertuig sterk veranderen.
Na wijzigingen eerst langzaam rijden om het rijgedrag te kunnen beoordelen.
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 26)
700521-01
Achterwiel met achterbrug vasthouden en schroef verwijderen.
Schokdemper afhankelijk van de gewenste zadelhoogte positioneren.
Voorgeschreven waarde
Lage zadelpositie (standaard)
Hoge zadelpositie
Schroef monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef schokdemper boven M10 45 Nm
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 26)
9.10Stuurpositie
00
0
BB
0
0
AA
400565-10
Aan de bovenste kroonplaat bevinden zich twee boringen op een afstand van elkaar.
Afstand tussen gaten 15 mm
De boringen op de stuuradapter zijn op een afstand van het midden geplaatst.
Afstand tussen boringen 3,5 mm
De stuuradapters kunnen in 4 verschillende posities worden gemonteerd.
CHASSIS AFSTELLEN 25
9.11Stuurpositie instellen x
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenGebroken stuur.
Als het stuur wordt gebogen of uitgelijnd, treedt er materiaalmoeheid op en kan het stuur breken. Stuur altijd vervangen.
0
0
11
0
0
22
400564-10
De vier schroeven verwijderen. Stuurklemmen afnemen. Stuur afnemen en opzij-
leggen.
Info
Motorfiets en componenten door afdekken beschermen tegen beschadiging.
Kabels en leidingen niet knikken.
De twee schroeven verwijderen. Stuuradapter afnemen.
Stuuradapter in de gewenste positie zetten. De twee schroeven monteren en
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef stuuradapter M10 40 Nm Loctite
®
243™
Stuur positioneren.
Info
Op de goede legging van de kabels en leidingen letten.
Stuurklemmen positioneren. De vier schroeven monteren en gelijkmatig vast-
draaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef stuurplaat M8 20 Nm
Info
Erop letten dat de spleten even groot zijn.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 26
10.1Motorfiets met hefbok opkrikken
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen en/of omvallen.
Het voertuig altijd op een vaste en egale ondergrond plaatsen.
700475-01
Motorfiets bij frame onder de motor opkrikken.
Hefbok (59229055000)
De wielen mogen de bodem niet meer aanraken.
Motorfiets beveiligen tegen omvallen.
10.2Motorfiets van hefbok nemen
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen en/of omvallen.
Het voertuig altijd op een vaste en egale ondergrond plaatsen.
700474-01
Motorfiets van hefbok nemen.
Hefbok verwijderen.
Voor het neerzetten van de motorfiets de plug-in standaard in de adapter voor de
plug-in standaard aan de linkerzijde van het voertuig plaatsen.
Info
Voor de rit de plug-in standaard verwijderen.
10.3Vuilschrapers vorkpoten reinigen
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 26)
700478-11
Vuilschrapers aan beide vorkpoten naar boven schuiven.
Info
De vuilschrapers schrapen stof en grove vervuiling van de vorkstangen. In de
loop van de tijd kan er vuil achter te vuilschrapers terechtkomen. Als deze
vervuiling niet wordt verwijderd kunnen de daarachter liggende oliekeerrin-
gen gaan lekken.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door olie of vet op de rem-
schijven.
Remschijven beslist olie- en vetvrij houden en indien nodig behandelen
met een remmenreiniger.
Vuilschrapers en de binnenbuis van de voorvork aan beide vorkpoten reinigen en
insmeren met olie.
Universele oliespray ( pag. 84)
Vuilschrapers terugduwen in de montagepositie.
Overtollige olie verwijderen.
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 26)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 27
10.4Vorkpoten uitbouwen x
Voorwiel demonteren. x ( pag. 52)
Startnummerbord demonteren. ( pag. 32)
300731-10
Schroef verwijderen.
300732-10
Schroeven met ring verwijderen en remklauw verwijderen.
Remklauw met remkabel spanningsloos opzijhangen.
300733-10
Schroeven losdraaien. Vorkpoot links verwijderen.
Schroeven losdraaien. Vorkpoot rechts verwijderen.
10.5Vorkpoten inbouwen x
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenWijzigingen aan het chassis kunnen het rijgedrag van het voertuig sterk veranderen.
Na wijzigingen eerst langzaam rijden om het rijgedrag te kunnen beoordelen.
300734-10
Vorkpoten positioneren.
Vorkpootpositie instellen.
Voorgeschreven waarde
Voorvorkpositie 10… 17 mm
300733-11
Schroeven vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste kroonplaat M8 25 Nm
Schroeven vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef onderste kroonplaat M6 10 Nm
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 28
300732-11
Remklauw positioneren. Schroeven met ring monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remklauw voor M8 20 Nm Loctite
®
243™
300731-11
Remkabel en klem positioneren. Schroef monteren en vastdraaien.
Startnummerbord inbouwen. ( pag. 33)
Voorwiel inbouwen. x ( pag. 52)
10.6Speling balhoofdlager controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOnveilig rijgedrag door een niet correcte balhoofdspeling.
Balhoofdspeling meteen instellen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Info
Als voor langere tijd met speling in het balhoofdlager wordt gereden beschadigen de lagers en daardoor ook de lagerhouders in
het frame.
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 26)
400738-11
Stuur in rechtuitstand zetten. Vorkpoten in rijrichting voor- en achteruit bewegen.
Er mag geen speling voelbaar zijn bij het balhoofd.
» Als er een voelbare speling optreedt:
Speling balhoofdlager instellen. x ( pag. 28)
Stuur over het gehele stuurbereik heen en weer bewegen.
Het stuur moet gemakkelijk over het volledige bereik kunnen bewegen. Er mogen
geen blokkeringen worden gevoeld.
» Als blokkeringen voelbaar zijn:
Speling balhoofdlager instellen. x ( pag. 28)
Balhoofdlager controleren en indien nodig vervangen.
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 26)
10.7Speling balhoofdlager instellen x
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 26)
303134-10
Brandstoftankontluchting verwijderen.
Schroeven losdraaien.
Moer losdraaien.
Sleutel voor balhoofdlager (45229050000)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 29
303135-10
Moer met hulpgereedschap vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer balhoofd M20x1,5 Heeft geen
speling
9 Nm
Geldt alleen bij
gebruik van:
Sleutel voor
balhoofdlager
(45229050000)
Sleutel voor balhoofdlager (45229050000)
303134-10
Moer vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer vorkbuis M20x1,5 28 Nm Geldt alleen bij
gebruik van:
Sleutel voor
balhoofdlager
(45229050000)
Sleutel voor balhoofdlager (45229050000)
Schroeven vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste kroonplaat M8 25 Nm
Brandstoftankontluchting positioneren.
Speling balhoofdlager controleren. ( pag. 28)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 26)
10.8Balhoofdlager insmeren x
400563-01
Onderste kroonplaat demonteren. x ( pag. 29)
Onderste kroonplaat inbouwen. x ( pag. 30)
10.9Onderste kroonplaat demonteren x
Vorkpoten uitbouwen. x ( pag. 27)
Spatbord voor demonteren. ( pag. 33)
300736-10
Brandstoftankontluchting verwijderen.
Schroeven verwijderen.
Stuurklemmen verwijderen.
Stuur afnemen en opzij leggen.
Info
Motorfiets en componenten door afdekken beschermen tegen beschadiging.
Kabels en leidingen niet knikken.
300737-10
Schroeven verwijderen.
Stuuradapter afnemen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 30
300738-11
Moer verwijderen.
Bovenste kroonplaat afnemen.
300739-10
Moer verwijderen.
300740-10
Afdichtring verwijderen.
Onderste kroonplaat met vorkbuis verwijderen.
Bovenste balhoofdlager verwijderen.
10.10Onderste kroonplaat inbouwen x
400563-01
Lagers en afdichtingselementen reinigen, op beschadiging controleren en invetten.
Smeervet met hoge viscositeit ( pag. 83)
Onderste kroonplaat met vorkbuis plaatsen. Bovenste balhoofdlager monteren.
Controleren of de keerringen naar de balhoofdafdichtingen goed zijn gepositio-
neerd.
300739-11
Beschermring opschuiven.
Moeren monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer balhoofd M20x1,5 Heeft geen spe-
ling
10 Nm
300738-10
Bovenste kroonplaat positioneren.
Moer monteren, maar nog niet vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer vorkbuis M20x1,5 30 Nm
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 31
300741-10
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenWijzigingen aan het chassis kunnen het rijgedrag
van het voertuig sterk veranderen.
Na wijzigingen eerst langzaam rijden om het rijgedrag te kunnen beoor-
delen.
Vorkpoot positioneren.
Vorkpootpositie instellen.
Voorgeschreven waarde
Voorvorkpositie 10… 17 mm
Schroeven vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef onderste kroonplaat M6 10 Nm
Handelingen aan de tegenoverliggende zijde herhalen.
Moer vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer vorkbuis M20x1,5 30 Nm
Schroef vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste kroonplaat M8 25 Nm
Handeling aan de tegenoverliggende zijde herhalen.
300742-10
Stuuradapter positioneren.
Schroeven monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef stuuradapter M10 40 Nm Loctite
®
243™
300743-10
Stuur met stuurklemmen positioneren.
Schroeven monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef stuurplaat M8 20 Nm
Brandstoftankontluchting positioneren.
300732-12
Remklauw positioneren. Schroeven met ring monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remklauw voor M8 20 Nm Loctite
®
243™
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 32
300731-12
Remkabel en klem positioneren. Schroeven  monteren en vastdraaien.
Spatbord voor inbouwen. ( pag. 33)
Startnummerbord inbouwen. ( pag. 33)
Voorwiel inbouwen. x ( pag. 52)
Controleren of kabelboom, bowdenkabel en remkabel goed zijn gelegd en soepel
kunnen bewegen.
Speling balhoofdlager controleren. ( pag. 28)
10.11Schokdemper demonteren x
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 26)
700477-01
Schroef verwijderen en het achterwiel met de achterbrug zover laten dalen dat
het achterwiel nog gedraaid kan worden. Achterwiel in deze positie vastzetten.
Schroef verwijderen, spatbescherming opzij duwen en schokdemper verwijde-
ren.
10.12Schokdemper inbouwen x
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenWijzigingen aan het chassis kunnen het rijgedrag van het voertuig sterk veranderen.
Na wijzigingen eerst langzaam rijden om het rijgedrag te kunnen beoordelen.
301060-10
Spatbescherming opzij duwen en schokdemper positioneren, afhankelijk van de
gewenste zadelhoogte. Schroef monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef schokdemper boven M10 45 Nm
Schroef monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef schokdemper onder M10 45 Nm
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 26)
10.13Startnummerbord demonteren
700466-01
Schroef verwijderen en klem afnemen.
Schroef verwijderen. Startnummerbord afnemen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 33
10.14Startnummerbord inbouwen
700467-01
Startnummmerbord met de boringen op de uitsteeksels op het startnummmer-
bord positioneren.
700468-01
Schroef monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
Remkabel positioneren. Klem opzetten, schroef monteren en vastdraaien.
10.15Spatbord voor demonteren
700479-10
Schroeven verwijderen. Spatbord voor afnemen.
10.16Spatbord voor inbouwen
700480-01
Spatbord met de uitsteeksels in de boringen op het startnummerbord positione-
ren.
700479-11
Spatbord voor positioneren. Schroeven monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 34
10.17Zadel afnemen
300611-10
Snelsluiting openen en zadel achter optillen.
Zadel terugtrekken en afnemen.
10.18Zadel monteren
300612-10
Het zadel aan de schroef vasthaken, achter neerlaten en tegelijkertijd naar voren
schuiven.
Uitsteeksel is vastgehaakt in de tank.
300611-11
Snelsluiting sluiten.
10.19Luchtfilter demonteren x
Aanwijzing
Beschadiging van de motorOngefilterde aanzuiglucht heeft een negatief effect op de levensduur van de motor.
Voertuig nooit zonder luchtfilter gebruiken omdat er dan stof en vervuiling in de motor terecht kunnen komen en dat heeft een
hogere slijtage tot gevolg.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Zadel afnemen. ( pag. 34)
700504-01
Achterste uitsteeksel licht in elkaar duwen en luchtfilterdeksel omhoog zwenken.
Voorste uitsteeksel uitnemen en luchtfilterdeksel afnemen.
Luchtfilter afnemen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 35
10.20Luchtfilter monteren x
700505-01
Schoon luchtfilter positioneren.
Achterste uitsteeksel positioneren. Luchtfilterdeksel naar onderen plaatsen en voor-
ste uitsteeksel vastklikken.
Info
Als het luchtfilter niet correct is gemonteerd kan er stof en vuil in de motor
terechtkomen en schade veroorzaken.
Zadel monteren. ( pag. 34)
10.21Luchtfilter en luchtfilterbak reinigen x
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Info
Luchtfilter niet reinigen met brandstof of petroleum, aangezien deze middelen de schuimstof aanvreten.
Luchtfilter demonteren. x ( pag. 34)
Luchtfilter in een speciale reinigingsvloeistof grondig wassen en goed laten drogen.
Reinigingsmiddel voor luchtfilter ( pag. 83)
Info
Luchtfilter alleen uitdrukken, in geen geval uitwringen.
Het luchtfilter insmeren met hoogwaardige filterolie.
Olie voor luchtfilters van schuimstof ( pag. 83)
Luchtfilterbak reinigen.
Controleren of de carburateurmanchette niet is beschadigd en goed vastzit.
Luchtfilter monteren. x ( pag. 35)
10.22Einddemper demonteren
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingHet uitlaatsysteem wordt bij gebruik van het voertuig zeer heet.
Uitlaatsysteem laten afkoelen. Hete onderdelen niet aanraken.
700512-01
Schroef verwijderen.
Schroef verwijderen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 36
700513-10
Einddemper van de rubbermof van de uitlaatbocht trekken.
10.23Einddemper inbouwen
700513-01
Einddemper positioneren.
Einddemper met de rubbermof monteren.
Achterbrugelement met de schroef monteren.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
700512-10
Flensbussen positioneren.
Schroef monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
10.24Glasvezelvulling einddemper vervangen x
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingHet uitlaatsysteem wordt bij gebruik van het voertuig zeer heet.
Uitlaatsysteem laten afkoelen. Hete onderdelen niet aanraken.
Info
In de loop van de tijd vervluchtigen de vezels van het isolatiemateriaal en verdwijnen naar buiten, de demper "brandt" uit.
Het geluidsniveau wordt hoger en daarnaast verandert de vermogenskarakteristiek.
Einddemper demonteren. ( pag. 35)
700514-01
Schroeven van de sluitdop verwijderen. Sluitdop en buitenpoot afnemen.
Glasvezelvulling van de binnenpoot trekken.
Onderdelen die weer worden ingebouwd reinigen.
Nieuwe glasvezelvulling op de binnenbuis monteren.
Buitenbuis over de glasvezelvulling schuiven.
Sluitdop in de buitenbuis steken.
Schroeven met flensbus monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
Einddemper inbouwen. ( pag. 36)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 37
10.25Kettingkast demonteren (50 SX)
100815-10
Kabelbinders verwijderen.
Kettingkast verwijderen.
10.26Kettingkast monteren (50 SX)
100816-10
Kettingkast positioneren. Kabelbinders monteren.
Info
De kabelbinder moet tussen het glijblok en achterbrug worden gelegd.
100817-10
Kabelbinders achter monteren.
Kettingkast zodanig uitlijnen, dat de schroeven van de kettinggeleiding zichtbaar
zijn.
Kabelbinders vastdraaien en uiteinden afsnijden.
10.27Afdekking ketting-aandrijfwiel demonteren x
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 26)
100895-10
Schroeven verwijderen.
Schroef verwijderen.
Afdekking ketting-aandrijfwiel verwijderen.
10.28Afdekking ketting-aandrijfwiel monteren x
100895-10
Afdekking ketting-aandrijfwiel positioneren. Schroeven monteren, maar nog niet
vastdraaien.
Schroef monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef afdekking ketting-aandrijfwiel M8 10 Nm
Schroeven vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef afdekking ketting-aandrijfwiel M6 10 Nm
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 26)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 38
10.29Vervuiling van de ketting controleren
(50 SX)
Kettingkast demonteren. ( pag. 37)
400678-01
Ketting controleren op grove vervuiling.
» Als de ketting erg vuil is:
Ketting reinigen. ( pag. 38)
(50 SX)
Kettingkast monteren. ( pag. 37)
10.30Ketting reinigen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenSmeermiddel op de banden vermindert de grip van de banden.
Smeermiddel verwijderen met een geschikt reinigingsmiddel.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door olie of vet op de remschijven.
Remschijven beslist olie- en vetvrij houden en indien nodig behandelen met een remmenreiniger.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Info
De levensduur van de ketting is voor een groot deel afhankelijk van het onderhoud.
400725-01
Ketting regelmatig reinigen en vervolgens met kettingspray behandelen.
Kettingreinigingsmiddel ( pag. 83)
Kettingspray offroad ( pag. 83)
10.31Kettingspanning controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenGevaar door verkeerde kettingspanning.
Als de ketting te strak is gespannen worden de componenten van de secundaire krachtoverbrenging (ketting,
ketting-aandrijfwiel, kettingwiel en lager in de aandrijving en het achterwiel) extra belast. Dit kan leiden tot vroegtijdige
slijtage en in het uiterste geval kunnen ook de ketting of de uitgaande as van de aandrijving breken. Als de ketting echter
te los zit kan deze van het ketting-aandrijfwiel resp. het kettingwiel vallen en het achterwiel blokkeren of de motor
beschadigen. Op een correcte kettingspanning letten en indien nodig bijstellen.
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 26)
(50 SX)
Kettingkast demonteren. ( pag. 37)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 39
700483-01
Ketting aan het einde van het glijblok naar boven duwen en de kettingspanning
bepalen.
Info
Het bovenste deel van de ketting moet daarbij gespannen zijn.
Kettingen verslijten niet altijd gelijkmatig, daarom de meting op verschil-
lende plekken van de ketting herhalen.
Kettingspanning 5… 8 mm
» Als de kettingspanning niet met de voorgeschreven waarde overeenkomt:
Kettingspanning instellen. ( pag. 41)
(50 SX)
Kettingkast monteren. ( pag. 37)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 26)
10.32Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en kettinggeleiding controleren
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 26)
(50 SX)
Kettingkast demonteren. ( pag. 37)
Afdekking ketting-aandrijfwiel demonteren. x ( pag. 37)
100896-10
Afdekking ketting-aandrijfwiel controleren op slijtage.
» Wanneer de afdekking van het ketting-aandrijfwiel in het gemarkeerde bereik
is doorgesleten:
Afdekking ketting-aandrijfwiel vervangen. x
400227-01
Kettingwiel en ketting-aandrijfwiel controleren op slijtage.
» Als kettingwiel of ketting-aandrijfwiel ingesleten zijn:
Kettingwiel en ketting-aandrijfwiel vervangen. x
Info
Ketting-aandrijfwiel, kettingwiel en ketting moeten altijd samen wor-
den vervangen.
Bij het monteren van de sluitschakel moet de gesloten zijde van de
borging altijd naar de looprichting wijzen.
Ketting controleren op slijtage.
» Wanneer de ketting is versleten:
Ketting vervangen. x
Info
Als er een nieuwe ketting wordt gemonteerd, moet ook het ketting-
wiel en het ketting-aandrijfwiel worden vervangen.
Nieuwe kettingen slijten sneller op een oud versleten kettingwiel
en/of ketting-aandrijfwiel.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 40
401035-01
Bovenste glijblok op slijtage controleren.
» Wanneer het tussenstuk tot op de hoogte van basisstuk versleten is:
Bovenste glijblok vervangen. x
Controleren of het bovenste glijblok goed vastzit.
» Als het bovenste glijblok loszit:
Bovenste glijblok vastzetten.
Voorgeschreven waarde
Schroef onderste glijblok M6 3 Nm
401036-01
Onderste glijblok op slijtage controleren.
» Als de onderkant van de bout aan de ketting zich op dezelfde hoogte of onder
onderste glijblok bevindt:
Onderste glijblok vervangen. x
Controleren of het onderste glijblok goed vastzit.
» Als het onderste glijblok loszit:
Onderste glijblok vastzetten.
Voorgeschreven waarde
Schroef onderste glijblok M8 15 Nm
401034-01
Kettinggeleiding controleren op slijtage.
» Als de kettinggeleiding tot de boven- of onderrand versleten is:
Kettinggeleiding vervangen. x
100897-01
Controleren of de kettinggeleiding goed vastzit.
» Wanneer de kettinggeleiding loszit:
Kettinggeleiding vastzetten.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
Afdekking ketting-aandrijfwiel monteren. x ( pag. 37)
(50 SX)
Kettingkast monteren. ( pag. 37)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 26)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 41
10.33Kettingspanning instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenGevaar door verkeerde kettingspanning.
Als de ketting te strak is gespannen worden de componenten van de secundaire krachtoverbrenging (ketting,
ketting-aandrijfwiel, kettingwiel en lager in de aandrijving en het achterwiel) extra belast. Dit kan leiden tot vroegtijdige
slijtage en in het uiterste geval kunnen ook de ketting of de uitgaande as van de aandrijving breken. Als de ketting echter
te los zit kan deze van het ketting-aandrijfwiel resp. het kettingwiel vallen en het achterwiel blokkeren of de motor
beschadigen. Op een correcte kettingspanning letten en indien nodig bijstellen.
Kettingspanning controleren. ( pag. 38)
700484-10
Moer losdraaien.
Kettingspanning door het draaien van de stelschroeven links en rechts instellen.
Voorgeschreven waarde
Kettingspanning 5… 8 mm
Stelschroeven links en rechts gelijkmatig draaien. Het achterwiel moet op één
lijn staan met het voorwiel.
Controleren of de schermplaten van de kettingspanner tegen de stelschroeven
liggen.
Moer vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer steekas achter M12x1 40 Nm
10.34Kettinggeleiding instellen x
Info
De grootte van het kettingwiel verschilt afhankelijk van het aantal tanden. Bij een kleiner kettingwiel kan de kettinggeleiding
worden aangepast.
(50 SX)
Kettingkast demonteren. ( pag. 37)
700485-01
Schroef losdraaien.
Kettinggeleiding positioneren.
Schroef vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
(50 SX)
Kettingkast monteren. ( pag. 37)
REMMEN 42
11.1Speling remhendel controleren
700486-01
Remhendel naar voren duwen en speling controleren.
Speling aan de remhendel 3… 5 mm
» Als de speling niet met de voorgeschreven waarde overeenkomt:
Speling van de remhendel instellen. ( pag. 42)
11.2Speling remhendel instellen
700487-01
Speling van de remhendel controleren. ( pag. 42)
Speling van de remhendel met de stelschroef instellen.
Voorgeschreven waarde
Speling aan de remhendel 3… 5 mm
11.3Uitgangspositie remhendel instellen
700528-01
Speling van de remhendel controleren. ( pag. 42)
Uitgangspositie van de remhendel met de stelschroef aan de grootte van de
hand van de bestuurder aanpassen.
Info
Als de stelschroef met de klok mee wordt gedraaid komt de remhendel ver-
der van het stuur af te staan.
Als de stelschroef tegen de klok in wordt gedraaid komt de remhendel dich-
ter bij het stuur te staan.
Het instelbereik is beperkt.
11.4Remschijven controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door versleten remschijf/remschijven.
Versleten remschijf/remschijven meteen vervangen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
A
A
400257-10
Bij de remschijven voor en achter op meerdere plekken controleren of de dikte van
de remschijf overeenkomt met maat .
Info
Door slijtage kan de dikte van de remschijf in het bereik van het raakvlak
van de remplaketten verminderen.
Remschijven - slijtagegrens
voor 2,2 mm
achter 2,2 mm
» Als de dikte van de remschijf lager is dan de voorgeschreven waarde:
Remschijf vervangen.
Remschijven voor en achter controleren op beschadiging, scheurvorming en vervor-
ming.
» Als de remschijf beschadigd, gescheurd of vervormd is:
Remschijf vervangen.
REMMEN 43
11.5Remvloeistofpeil voorwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Als het remvloeistofpeil onder de aangegeven markering of de aangegeven waarde daalt, dan duidt dit op een lekkage in
het remsysteem of op volledig versleten remplaketten. Remsysteem controleren, niet doorrijden. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof kan bij aanraking leiden tot huidirritaties.
Erop letten dat remvloeistof niet in aanraking komt met de huid of ogen en houd deze buiten bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Als er remvloeistof in de ogen komt, moet u de ogen grondig met water spoelen en meteen een arts raadplegen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door te oude remvloeistof.
Remvloeistof van voor- en achterwielrem volgens serviceschema verversen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Info
In geen geval remvloeistof DOT 5 gebruiken! Deze is gebaseerd op silicone-olie en is purper gekleurd. Afdichtingen en remslan-
gen zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Erop letten dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen. Remvloeistof vreet lak aan!
Alleen schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken!
301061-10
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir in horizontale positie zetten.
Schroeven verwijderen.
Deksel met membraan verwijderen.
Remvloeistofpeil controleren.
Afstand tussen remvloeistofpeil en
bovenzijde van het reservoir
5 mm
» Als het remvloeistofpeil niet met de voorgeschreven waarde overeenkomt:
Remvloeistof van de voorwielrem bijvullen. x ( pag. 43)
Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water afspoelen.
11.6Remvloeistof voorwielrem bijvullen x
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Als het remvloeistofpeil onder de aangegeven markering of de aangegeven waarde daalt, dan duidt dit op een lekkage in
het remsysteem of op volledig versleten remplaketten. Remsysteem controleren, niet doorrijden. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof kan bij aanraking leiden tot huidirritaties.
Erop letten dat remvloeistof niet in aanraking komt met de huid of ogen en houd deze buiten bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Als er remvloeistof in de ogen komt, moet u de ogen grondig met water spoelen en meteen een arts raadplegen.
REMMEN 44
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door te oude remvloeistof.
Remvloeistof van voor- en achterwielrem volgens serviceschema verversen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Info
In geen geval remvloeistof DOT 5 gebruiken! Deze is gebaseerd op silicone-olie en is purper gekleurd. Afdichtingen en remslan-
gen zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Erop letten dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen. Remvloeistof vreet lak aan!
Alleen schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken!
301061-10
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir in horizontale positie zetten.
Schroeven verwijderen.
Deksel met membraan verwijderen.
Remvloeistofpeil corrigeren.
Voorgeschreven waarde
Afstand tussen remvloeistofpeil en
bovenzijde het reservoir
5 mm
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 81)
Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water afspoelen.
11.7Remplaketten voorwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door versleten remplaketten.
Versleten remplaketten meteen vervangen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
700498-01
Remplaketten op minimale plaketdikte controleren.
Minimale plaketdikte 1 mm
» Als de plaket dunner is dan de minimale plaketdikte:
Remplaketten van de voorwielrem vervangen. x ( pag. 45)
Remplaketten controleren op beschadiging en scheuren.
» Als er beschadigingen of scheuren te zien zijn:
Remplaketten van de voorwielrem vervangen. x ( pag. 45)
11.8Remplaketten voorwielrem demonteren x
Voorwiel demonteren. x ( pag. 52)
700499-01
Borgring verwijderen.
Schroef verwijderen.
REMMEN 45
700500-01
Remplaketten verwijderen.
Remklauw en remklauwhouder reinigen.
11.9Remplaketten voorwielrem inbouwen x
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door olie of vet op de remschijven.
Remschijven beslist olie- en vetvrij houden en indien nodig behandelen met een remmenreiniger.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door het gebruik van niet toegelaten remplaketten.
In de winkels voor toebehoren zijn remplaketten verkrijgbaar die vaak niet voor KTM voertuigen zijn getest en toegelaten.
De opbouw en het wrijvingscoëfficiënt en daarmee ook het remvermogen kunnen sterk afwijken van de originele KTM rem-
plaketten. Bij het gebruik van remplaketten die afwijken van de originele uitrusting is niet gegarandeerd dat deze overeen-
komen met de originele toelating. Het voertuig voldoet dan niet meer aan de afleveringstoestand en de garantie vervalt.
Remschijven controleren. ( pag. 42)
700500-01
Remplaketten plaatsen.
Info
Controleren of de remplaketten goed in de borgveer gepositioneerd zijn.
700501-01
Schroef monteren.
Borgring monteren.
Voorwiel inbouwen. x ( pag. 52)
11.10Remplaketten voorwielrem vervangen x
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof kan bij aanraking leiden tot huidirritaties.
Erop letten dat remvloeistof niet in aanraking komt met de huid of ogen en houd deze buiten bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Als er remvloeistof in de ogen komt, moet u de ogen grondig met water spoelen en meteen een arts raadplegen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door te oude remvloeistof.
Remvloeistof van voor- en achterwielrem volgens serviceschema verversen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
REMMEN 46
Info
In geen geval remvloeistof DOT 5 gebruiken! Deze is gebaseerd op silicone-olie en is purper gekleurd. Afdichtingen en remslan-
gen zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Erop letten dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen. Remvloeistof vreet lak aan!
Alleen schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken!
Remplaketten van de voorwielrem demonteren. x ( pag. 44)
301061-10
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir in horizontale positie zetten.
Schroeven verwijderen.
Deksel met membraan verwijderen.
Remzuigers in de uitgangspositie terugduwen en controleren dat er geen remvloei-
stof uit het remvloeistofreservoir loopt, indien nodig afzuigen.
Remplaketten van de voorwielrem inbouwen. x ( pag. 45)
Remvloeistofpeil corrigeren.
Voorgeschreven waarde
Afstand tussen remvloeistofpeil en
bovenzijde van het reservoir
5 mm
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 81)
Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water afspoelen.
11.11Vrije slag rempedaal controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Als er geen vrije slag aan het rempedaal aanwezig is bouwt er zich druk op in het remsysteem op de achterwielrem. De ach-
terwielrem kan door oververhitting uitvallen. Vrije slag van het rempedaal instellen volgens de standaard waarden.
700488-01
Veer uithangen.
Rempedaal tussen eindaanslag en voetremcilinderzuiger heen en weer bewegen en
vrije slag controleren.
Voorgeschreven waarde
Vrije slag rempedaal 3… 5 mm
» Als de vrije slag niet met de voorgeschreven waarde overeenkomt:
Vrije slag van het rempedaal instellen. x ( pag. 46)
Veer inhangen.
11.12Vrije slag rempedaal instellen x
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Als er geen vrije slag aan het rempedaal aanwezig is bouwt er zich druk op in het remsysteem op de achterwielrem. De ach-
terwielrem kan door oververhitting uitvallen. Vrije slag van het rempedaal instellen volgens de standaard waarden.
700535-01
Veer uithangen.
Moer losdraaien.
Drukstang zo draaien tot de vrije slag is ingesteld.
Voorgeschreven waarde
Vrije slag rempedaal 3… 5 mm
Drukstang tegenhouden en moer vastdraaien.
Veer inhangen.
REMMEN 47
Controleren of de uitgangspositie van het rempedaal geschikt is voor de bestuurder.
» Als de uitgangspositie van het rempedaal moet worden aangepast:
Uitgangspositie van het rempedaal instellen. x ( pag. 47)
11.13Uitgangspositie rempedaal instellen x
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Als er geen vrije slag aan het rempedaal aanwezig is bouwt er zich druk op in het remsysteem op de achterwielrem. De ach-
terwielrem kan door oververhitting uitvallen. Vrije slag van het rempedaal instellen volgens de standaard waarden.
700489-01
Veer uithangen.
Moer losdraaien.
Drukstang terugdraaien totdat de maximale vrije slag is ingesteld.
Voor de individuele aanpassing van de uitgangspositie van het rempedaal de
schroef losdraaien en de excentrische pedaalaanslag overeenkomstig draaien.
Schroef vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
Drukstang zo draaien tot de vrije slag is ingesteld.
Voorgeschreven waarde
Vrije slag rempedaal 3… 5 mm
Drukstang tegenhouden en moer vastdraaien.
Veer inhangen.
Controleren of de uitgangspositie van het rempedaal geschikt is voor de bestuurder.
11.14Remvloeistofpeil achterwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Als het remvloeistofpeil daalt tot onder de markering MIN dan duidt dit op een lekkage in het remsysteem en/of volledig
versleten remplaketten. Remsysteem controleren, niet meer verder rijden. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door te oude remvloeistof.
Remvloeistof van voor- en achterwielrem volgens serviceschema verversen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
700490-01
Voertuig verticaal zetten.
Remvloeistofpeil controleren op het kijkglas .
» Als in het kijkglas een luchtbel te zien is:
Remvloeistof van de achterwielrem bijvullen. x ( pag. 48)
REMMEN 48
11.15Remvloeistof achterwielrem bijvullen x
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Als het remvloeistofpeil daalt tot onder de markering MIN dan duidt dit op een lekkage in het remsysteem en/of volledig
versleten remplaketten. Remsysteem controleren, niet meer verder rijden. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof kan bij aanraking leiden tot huidirritaties.
Erop letten dat remvloeistof niet in aanraking komt met de huid of ogen en houd deze buiten bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Als er remvloeistof in de ogen komt, moet u de ogen grondig met water spoelen en meteen een arts raadplegen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door te oude remvloeistof.
Remvloeistof van voor- en achterwielrem volgens serviceschema verversen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Info
In geen geval remvloeistof DOT 5 gebruiken! Deze is gebaseerd op silicone-olie en is purper gekleurd. Afdichtingen en remslan-
gen zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Erop letten dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen. Remvloeistof vreet lak aan!
Alleen schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken!
201175-10
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 26)
Schroeven verwijderen.
Deksel met ring en membraan verwijderen.
201170-10
Remvloeistofpeil corrigeren tot maat .
Voorgeschreven waarde
Maat (remvloeistofpeil onder boven-
kant van reservoir)
10 mm
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 81)
Membraan en deksel met ring positioneren. Schroeven monteren en vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water afspoelen.
REMMEN 49
11.16Remplaketten achterwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door versleten remplaketten.
Versleten remplaketten meteen vervangen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
700491-01
Remplaketten op minimale plaketdikte controleren.
Minimale plaketdikte 1 mm
» Als de plaket dunner is dan de minimale plaketdikte:
Remplaketten van de achterwielrem vervangen. x ( pag. 50)
Remplaketten controleren op beschadiging en scheuren.
» Als er beschadigingen of scheuren te zien zijn:
Remplaketten van de achterwielrem vervangen. x ( pag. 50)
11.17Remplaketten achterwielrem demonteren x
Achterwiel demonteren. x ( pag. 52)
700492-01
Borgring verwijderen.
Schroef verwijderen.
700493-01
Remplaketten verwijderen.
Remklauw en remklauwhouder reinigen.
11.18Remplaketten achterwielrem inbouwen x
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door olie of vet op de remschijven.
Remschijven beslist olie- en vetvrij houden en indien nodig behandelen met een remmenreiniger.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door het gebruik van niet toegelaten remplaketten.
In de winkels voor toebehoren zijn remplaketten verkrijgbaar die vaak niet voor KTM voertuigen zijn getest en toegelaten.
De opbouw en het wrijvingscoëfficiënt en daarmee ook het remvermogen kunnen sterk afwijken van de originele KTM rem-
plaketten. Bij het gebruik van remplaketten die afwijken van de originele uitrusting is niet gegarandeerd dat deze overeen-
komen met de originele toelating. Het voertuig voldoet dan niet meer aan de afleveringstoestand en de garantie vervalt.
Remschijven controleren. ( pag. 42)
REMMEN 50
700493-10
Remplaketten plaatsen.
Info
Controleren of de remplaketten goed in de borgveer gepositioneerd zijn.
700494-01
Schroef monteren.
Borgring monteren.
Achterwiel inbouwen. x ( pag. 53)
11.19Remplaketten achterwielrem vervangen x
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof kan bij aanraking leiden tot huidirritaties.
Erop letten dat remvloeistof niet in aanraking komt met de huid of ogen en houd deze buiten bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Als er remvloeistof in de ogen komt, moet u de ogen grondig met water spoelen en meteen een arts raadplegen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door te oude remvloeistof.
Remvloeistof van voor- en achterwielrem volgens serviceschema verversen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Info
In geen geval remvloeistof DOT 5 gebruiken! Deze is gebaseerd op silicone-olie en is purper gekleurd. Afdichtingen en remslan-
gen zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Erop letten dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen. Remvloeistof vreet lak aan!
Alleen schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken!
Remplaketten van de achterwielrem demonteren. x ( pag. 49)
201175-10
Schroeven verwijderen.
Deksel met ring en membraan verwijderen.
Remzuigers in de uitgangspositie terugduwen en controleren dat er geen remvloei-
stof uit het remvloeistofreservoir loopt, indien nodig afzuigen.
Remplaketten van de achterwielrem inbouwen. x ( pag. 49)
REMMEN 51
201170-10
Remvloeistofpeil corrigeren tot maat .
Voorgeschreven waarde
Maat (remvloeistofpeil onder boven-
kant van reservoir)
10 mm
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 81)
Membraan en deksel met ring positioneren. Schroeven monteren en vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water afspoelen.
WIELEN 52
12.1Voorwiel demonteren x
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 26)
700502-01
Moer met ring verwijderen.
700503-01
Voorwiel vasthouden en steekas met ring uittrekken. Voorwiel uit de voorvork
nemen.
Info
Remhendel niet gebruiken bij gedemonteerd voorwiel.
Het wiel altijd zo neerleggen, dat de remschijf niet wordt beschadigd.
12.2Voorwiel inbouwen x
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door olie of vet op de remschijven.
Remschijven beslist olie- en vetvrij houden en indien nodig behandelen met een remmenreiniger.
700503-10
Wiellager op beschadiging en slijtage controleren.
» Wanneer de wiellager beschadigd en/of versleten is:
Wiellager vervangen. x
Steekas reinigen en invetten.
Duurzaam vet ( pag. 83)
Voorwiel in de voorvork tillen, positioneren en steekas met schijf insteken.
700502-10
Ring positioneren.
Moer monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer vooras M12x1 40 Nm
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 26)
Remhendel meerdere keren schakelen tot de remplaketten tegen de remschijf lig-
gen.
12.3Achterwiel demonteren x
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 26)
(50 SX)
Kettingkast demonteren. ( pag. 37)
WIELEN 53
700495-01
Moer verwijderen.
Ring verwijderen.
Steekas met ring uittrekken.
Ketting van het kettingwiel nemen.
Achterwiel uit de achterbrug nemen.
Info
Rempedaal niet indrukken bij gedemonteerd achterwiel.
Het wiel altijd zo neerleggen, dat de remschijf niet wordt beschadigd.
12.4Achterwiel inbouwen x
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door olie of vet op de remschijven.
Remschijven beslist olie- en vetvrij houden en indien nodig behandelen met een remmenreiniger.
700496-01
Wiellager op beschadiging en slijtage controleren.
» Wanneer de wiellager beschadigd en/of versleten is:
Wiellager vervangen. x
Steekas reinigen en invetten.
Duurzaam vet ( pag. 83)
Achterwiel in de achterbrug tillen en ketting op het kettingwiel leggen.
Steekas met ring inzetten.
Ring positioneren. Moer monteren, maar nog niet vastdraaien.
Controleren of de steunplaten van de kettingspanners tegen de stelschroeven lig-
gen.
Kettingspanning controleren. ( pag. 38)
Moer vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer steekas achter M12x1 40 Nm
Rempedaal meerdere keren intrappen tot de remplaketten tegen de remschijf lig-
gen en er een drukpunt aanwezig is.
(50 SX)
Kettingkast monteren. ( pag. 37)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 26)
12.5Toestand banden controleren
Info
Alleen door KTM vrijgegeven en/of aanbevolen banden monteren.
Anderen banden kunnen het rijgedrag negatief beïnvloeden.
Het type, de toestand en de spanning van de banden zijn van invloed op het rijgedrag van de motorfiets.
Het profiel van de voor- en achterband moet altijd gelijk zijn.
Versleten banden hebben vooral bij natte ondergrond een slechte invloed op het rijgedrag.
400602-10
Voor- en achterbanden controleren op insnijdingen, voorwerpen die tijdens het rij-
den in de banden zijn gaan zitten en op andere beschadigingen.
» Als er voorwerpen in de banden zijn gaan zitten, insnijdingen of andere bescha-
digingen zijn:
Banden vervangen.
Profieldiepte controleren.
Info
De minimale profieldiepte volgens de nationale wetgeving in acht nemen.
Minimale profieldiepte 2 mm
WIELEN 54
» Als de profieldiepte lager is dan de minimale waarde:
Banden vervangen.
Leeftijd van de banden controleren.
Info
De productiedatum van de banden staat normaliter in het bandopschrift en
wordt gekenmerkt door de laatste vier cijfers van het DOT kenmerk. De eer-
ste beide cijfers wijzen op de week van de productie en de laatste twee cij-
fers op het productiejaar.
KTM adviseert de banden uiterlijk na 5 jaar te vervangen onafhankelijk van
de daadwerkelijke slijtage.
» Als de band ouder is dan 5 jaar:
Banden vervangen.
12.6Bandenspanning controleren
Info
Een te lage bandenspanning leidt tot buitengewone slijtage en oververhitting van de band.
Een goede bandenspanning garandeert een optimaal rijcomfort en maximale levensduur van de band.
400695-01
Ventieldopje verwijderen.
Bandenspanning controleren bij koude banden.
Bandenspanning terrein
voor 1,0 bar
achter 1,0 bar
» Als de bandenspanning niet met de voorgeschreven waarde overeenkomt:
Bandenspanning corrigeren.
Ventieldopje monteren.
12.7Spaakspanning controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenInstabiel rijgedrag door een verkeerde spaakspanning.
Op een correcte spaakspanning letten. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Info
Door een losse spaak komt het wiel uit balans, waardoor binnen korte tijd nog meer spaken los gaan zitten.
Als de spaken te vast zijn gespannen kunnen ze afbreken door lokale overbelasting.
De spaakspanning regelmatig controleren, vooral bij een nieuwe motorfiets.
400694-01
Met de steel van een schroevendraaier kort op iedere spaak slaan.
Info
De toonfrequentie is afhankelijk van de lengte en diameter van de spaak.
Als er verschillende toonfrequenties op de afzonderlijke spaken met gelijke
lengte en dikte te horen zijn, wijst dat op verschillen in de spaakspanning.
Er moet een heldere toon hoorbaar zijn.
» Als de spaakspanning verschilt:
Spaakspanning corrigeren. x
Aanhaalmoment van de spaken controleren.
Voorgeschreven waarde
Spaaknippels M3,5 3 Nm
Momentsleutel met een set van diverse koppen (58429094000)
KOELSYSTEEM 55
13.1Koelsysteem
700509-01
Door de waterpomp in de motor is er een gedwongen circulatie van het koelmiddel.
De druk die bij verwarming in het koelsysteem ontstaat wordt geregeld door een klep
in de radiateurdop . Daardoor is de aangegeven koelmiddeltemperatuur toegestaan
zonder dat er met functiestoringen rekening moet worden gehouden.
120 °C
De koeling vindt plaats via de rijwind.
Hoe lager de snelheid, hoe lager de koelwerking. Ook vervuilde koelribben verlagen de
koelwerking.
13.2Antivries en koelmiddelpeil controleren
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder druk.
Radiateur, radiateurslangen en de overige componenten van het koelsysteem niet openen bij een warme motor. Motor en
koelsysteem laten afkoelen. Verbrande huid meteen onder lauw water houden.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelvloeistof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Erop letten dat koelvloeistof niet in aanraking komt met huid, ogen of kleding. Bij contact met de ogen meteen met water
spoelen en een arts raadplegen. Huid bij contact meteen reinigen met water en zeep. Als koelvloeistof is ingeslikt meteen
een arts raadplegen. Kleding die met koelvloeistof in aanraking is gekomen uittrekken. Houd koelvloeistof buiten bereik van
kinderen.
Info
Deze werkzaamheden uitvoeren bij een koude motor.
700510-01
Motorfiets verticaal zetten op een horizontale ondergrond.
Radiateurdop afnemen.
Antivries van het koelmiddel controleren.
25… 45 °C
» Als de antivries van het koelmiddel niet overeenkomt met de voorgeschreven
waarde:
Antivries van het koelmiddel corrigeren.
400243-10
Koelmiddelpeil in de radiateur controleren.
Koelmiddelpeil boven de radiateur-
lamellen
10 mm
» Als het koelmiddelpeil niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Koelmiddelpeil corrigeren.
Alternatief 1
Koelmiddel ( pag. 81)
Alternatief 2
Koelmiddel (gebruiksklaar gemengd) ( pag. 81)
Radiateurdop monteren.
KOELSYSTEEM 56
13.3Koelmiddelpeil controleren
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder druk.
Radiateur, radiateurslangen en de overige componenten van het koelsysteem niet openen bij een warme motor. Motor en
koelsysteem laten afkoelen. Verbrande huid meteen onder lauw water houden.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelvloeistof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Erop letten dat koelvloeistof niet in aanraking komt met huid, ogen of kleding. Bij contact met de ogen meteen met water
spoelen en een arts raadplegen. Huid bij contact meteen reinigen met water en zeep. Als koelvloeistof is ingeslikt meteen
een arts raadplegen. Kleding die met koelvloeistof in aanraking is gekomen uittrekken. Houd koelvloeistof buiten bereik van
kinderen.
Info
Deze werkzaamheden uitvoeren bij een koude motor.
400243-10
Motorfiets verticaal zetten op een horizontale ondergrond.
Radiateurdop afnemen.
Koelmiddelpeil in de radiateur controleren.
Koelmiddelpeil boven de radiateur-
lamellen
10 mm
» Als het koelmiddelpeil niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Koelmiddelpeil corrigeren.
Alternatief 1
Koelmiddel ( pag. 81)
Alternatief 2
Koelmiddel (gebruiksklaar gemengd) ( pag. 81)
Radiateurdop monteren.
13.4Koelmiddel aftappen x
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder druk.
Radiateur, radiateurslangen en de overige componenten van het koelsysteem niet openen bij een warme motor. Motor en
koelsysteem laten afkoelen. Verbrande huid meteen onder lauw water houden.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelvloeistof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Erop letten dat koelvloeistof niet in aanraking komt met huid, ogen of kleding. Bij contact met de ogen meteen met water
spoelen en een arts raadplegen. Huid bij contact meteen reinigen met water en zeep. Als koelvloeistof is ingeslikt meteen
een arts raadplegen. Kleding die met koelvloeistof in aanraking is gekomen uittrekken. Houd koelvloeistof buiten bereik van
kinderen.
Info
Deze werkzaamheden uitvoeren bij een koude motor.
300617-10
Motorfiets verticaal zetten.
Geschikte bak onder de motor klaarzetten.
Schroef verwijderen. Radiateurdop verwijderen.
Koelmiddel volledig laten uitlopen.
Schroef met nieuwe pakking monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef waterpompdeksel M6 10 Nm
KOELSYSTEEM 57
13.5Koelmiddel vullen x
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelvloeistof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Erop letten dat koelvloeistof niet in aanraking komt met huid, ogen of kleding. Bij contact met de ogen meteen met water
spoelen en een arts raadplegen. Huid bij contact meteen reinigen met water en zeep. Als koelvloeistof is ingeslikt meteen
een arts raadplegen. Kleding die met koelvloeistof in aanraking is gekomen uittrekken. Houd koelvloeistof buiten bereik van
kinderen.
700511-01
Controleren of de schroef is vastgedraaid.
Motorfiets verticaal zetten.
Koelmiddel tot maat vullen.
Voorgeschreven waarde
Maat boven de radiateurlamellen 10 mm
Koelmiddel 0,5 l Koelmiddel ( pag. 81)
Koelmiddel (gebruiksklaar gemengd)
( pag. 81)
0
0
AA
0
0
BB
400677-11
Voertuig in afgebeelde positie zetten en beveiligen tegen wegrollen. Het hoogtever-
schil moet worden bereikt.
Voorgeschreven waarde
Hoogteverschil 100 cm
Info
Het voertuig moet vooraan iets worden opgetild, zodat alle lucht uit het koel-
systeem kan ontsnappen. Een slecht ontlucht koelsysteem heeft een lager
koelvermogen, waardoor de motor oververhit kan raken.
Voertuig weer op een horizontaal oppervlak zetten.
Koelmiddel tot maat bijvullen.
Radiateurdop monteren.
Een korte proefrit maken.
Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 56)
MOTOR AFSTELLEN 58
14.1Speling gaskabel controleren
700481-10
Stuur in rechtuitstand zetten.
Manchet terugschuiven.
De gaskabelmantel terugtrekken totdat u weerstand voelt.
Nu de speling van de gaskabel controleren.
Speling gaskabel 3… 5 mm
» Als de speling van de gaskabel niet met de voorgeschreven waarde overeen-
komt:
Speling gaskabel instellen. x ( pag. 58)
Manchet erop schuiven. Controleren of de gashendel soepel beweegt.
14.2Speling gaskabel instellen x
700481-11
Stuur in rechtuitstand zetten.
Manchet terugschuiven.
Moer losdraaien. Stelschroef helemaal indraaien.
Stelschroef zo draaien, dat er aan de gaskabelmantel voldoende speling voor de
gaskabel aanwezig is.
Voorgeschreven waarde
Speling gaskabel 3… 5 mm
Moer vastdraaien.
Manchet erop schuiven. Controleren of de gashendel soepel beweegt.
14.3Carburateur - stationair (50 SX)
700520-01
De stationaire afstelling van de carburateur is van grote invloed op het startgedrag, een
stabiele stationair en de response bij het gas geven. Dat betekent dat een motor met
een correcte stationaire afstelling gemakkelijker start dan een motor met een verkeerde
stationaire afstelling.
Info
De carburateur en de componenten zijn door de motorvibratie onderhevig aan
verhoogde slijtage. Slijtage kan leiden tot een verkeerde werking.
Het stationaire toerental wordt afgesteld met de stelschroef .
Het stationaire mengsel wordt afgesteld met de regelschroef voor stationair mengsel .
14.4Carburateur - stationair (50 SX Mini)
700522-01
De stationaire afstelling van de carburateur is van grote invloed op het startgedrag, een
stabiele stationair en de response bij het gas geven. Dat betekent dat een motor met
een correcte stationaire afstelling gemakkelijker start dan een motor met een verkeerde
stationaire afstelling.
Info
De carburateur en de componenten zijn door de motorvibratie onderhevig aan
een verhoogde slijtage. Slijtage kan leiden tot een verkeerde werking.
Het stationaire toerental wordt afgesteld met de stelschroef .
Het stationaire mengsel wordt afgesteld met de luchtregelschroef voor de stationair .
MOTOR AFSTELLEN 59
14.5Carburateur - stationair afstellen x (50 SX)
700520-01
Regelschroef voor stationair mengsel tot de aanslag indraaien en op de aangege-
ven basisinstelling draaien.
Voorgeschreven waarde
Regelschroef stationair mengsel
open 3 omwentelingen
Motor warmrijden.
Voorgeschreven waarde
Tijd voor warmrijden 5 min
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloos-
heid en/of de dood tot gevolg hebben.
Als u de motor laat draaien moet u altijd voor voldoende ventilatie zor-
gen, de motor niet in een gesloten ruimte starten of laten draaien zonder
een geschikte afzuiginstallatie.
Met de stelschroef het stationaire toerental instellen.
Voorgeschreven waarde
Chokefunctie gedeactiveerd Chokeknop staat in de onderste positie. De keer-
ring is niet zichtbaar. ( pag. 11)
Stationair toerental 1.400… 1.500 1/min
Regelschroef voor stationair mengsel langzaam met de klok mee draaien tot het
stationaire toerental begint te dalen.
Deze stand onthouden en de regelschroef voor het stationair mengsel nu langzaam
tegen de klok in draaien tot het stationaire toerental weer daalt.
Tussen deze beide standen het punt met het hoogste stationaire toerental instellen.
Info
Als daarbij het toerental sterk stijgt moet het stationaire toerental weer wor-
den verlaagd tot het normale niveau en de hiervoor genoemde stappen nog
een keer worden herhaald.
Als met de hier beschreven methode geen bevredigend resultaat wordt
bereikt kan dat liggen aan een verkeerd gedimensioneerde stationaire
sproeier.
Als de regelschroef voor het stationaire mengsel tot de aanslag is gedraaid
en het toerental niet verandert moet een kleinere stationaire sproeier worden
ingezet.
Na het vervangen van de sproeier moeten het instellen weer van voren af
aan worden herhaald.
Bij grote veranderingen van de buitentemperatuur en extreme hoogtever-
schillen moet de stationair opnieuw worden afgesteld.
14.6Carburateur - stationair afstellen x (50 SX Mini)
700522-01
Regelschroef voor stationaire lucht tot de aanslag indraaien en op de aangegeven
basisinstelling draaien.
Voorgeschreven waarde
Regelschroef stationaire lucht
open 1 omwenteling
Motor warmrijden.
Voorgeschreven waarde
Tijd voor warmrijden 5 min
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloos-
heid en/of de dood tot gevolg hebben.
Als u de motor laat draaien moet u altijd voor voldoende ventilatie zor-
gen, de motor niet in een gesloten ruimte starten of laten draaien zonder
een geschikte afzuiginstallatie.
MOTOR AFSTELLEN 60
Met de stelschroef het stationaire toerental instellen.
Voorgeschreven waarde
Chokefunctie gedeactiveerd Chokehendel is tot de aanslag omlaag gedrukt.
( pag. 12)
Stationair toerental 1.400… 1.500 1/min
Regelschroef voor stationaire lucht langzaam met de klok mee draaien tot het
stationaire toerental begint te dalen.
Deze stand onthouden en de regelschroef voor stationaire lucht nu langzaam tegen
de klok in draaien tot het stationaire toerental weer daalt.
Tussen deze beide standen het punt met het hoogste stationaire toerental instellen.
Info
Als daarbij het toerental sterk stijgt moet het stationaire toerental weer wor-
den verlaagd tot het normale niveau en de hiervoor genoemde stappen nog
een keer worden herhaald.
Als met de hier beschreven methode geen bevredigend resultaat wordt
bereikt kan dat liggen aan een verkeerd gedimensioneerde stationaire
sproeier.
Als de regelschroef voor stationaire lucht tot de aanslag is gedraaid en het
toerental niet verandert, moet een kleinere stationaire sproeier worden inge-
zet.
Na het vervangen van de sproeier moeten het instellen weer van voren af
aan worden herhaald.
Bij grote veranderingen van de buitentemperatuur en extreme hoogtever-
schillen moet de stationair opnieuw worden afgesteld.
14.7Koppeltoerental controleren x
300658-10
Hulpgereedschap aansluiten.
Toerenteller (45129075000)
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloos-
heid en/of de dood tot gevolg hebben.
Als u de motor laat draaien moet u altijd voor voldoende ventilatie zor-
gen, de motor niet in een gesloten ruimte starten of laten draaien zonder
een geschikte afzuiginstallatie.
Motorfiets starten.
Langzaam gas geven tot de koppeling begint in te grijpen.
Toerental aflezen.
Koppeltoerental 7.200… 7.500 1/min
» Als de aangegeven waarde niet wordt bereikt:
Koppeltoerental instellen. x ( pag. 60)
14.8Koppeltoerental instellen x
Info
Per voertuig moeten alle koppelingsveren dezelfde kleurmarkering hebben.
Koppeltoerental controleren. x ( pag. 60)
Centrifugale koppeling uitbouwen. x ( pag. 61)
Centrifugale koppeling uit elkaar halen. x ( pag. 63)
MOTOR AFSTELLEN 61
11
22
300666-01
Koppelingsveer met groene markering
Ring corrigeren op basis van de gemeten waarde.
Voorgeschreven waarde
Een ring van 0,2 mm wijzigt het kop-
peltoerental met ca.:
100 1/min
Info
De vulring van 1,2 mm moet altijd ingebouwd zijn.
Door het plaatsen van de ring verhoogt het koppeltoerental.
Door het verwijderen van de ring verhoogt het koppeltoerental.
11
22
33
301870-01
Koppelingsveer met gele markering
Ring corrigeren op basis van de gemeten waarde.
Voorgeschreven waarde
Een ring van 0,2 mm wijzigt het kop-
peltoerental met ca.:
100 1/min
Info
De afstandsring van 1,7 mm en de afstandsring van 0,5 mm moe-
ten altijd ingebouwd zijn.
Door het plaatsen van de ring verhoogt het koppeltoerental.
Door het verwijderen van de ring verhoogt het koppeltoerental.
Centrifugale koppeling in elkaar zetten. x ( pag. 64)
Centrifugale koppeling monteren. x ( pag. 62)
Koppeltoerental controleren. x ( pag. 60)
14.9Centrifugale koppeling uitbouwen x
300654-10
Moer verwijderen.
Veer losmaken.
Rempedaal afnemen.
300655-10
Motorfiets op de zijkant leggen.
Schroeven verwijderen.
Koppelingdeksel afnemen.
300656-10
Koppelingstrommel met hulpgereedschap tegenhouden.
Contrasleutel (54629012100)
Schroef verwijderen.
Koppelingstrommel verwijderen.
MOTOR AFSTELLEN 62
300657-10
Centrifugale koppeling afnemen.
14.10Centrifugale koppeling monteren x
300657-11
Centrifugale koppeling positioneren.
300656-11
Koppelingstrommel positioneren.
Koppelingstrommel met hulpgereedschap tegenhouden.
Schroef monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef koppelingstrom-
mel
M8 30 Nm Loctite
®
243™
300655-11
Koppelingsdeksel met pakking positioneren.
Schroeven monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef koppelingsdeksel M6 10 Nm
300654-11
Rempedaal positioneren.
Moeren monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige moeren chassis M8 30 Nm
Veer monteren.
Transmissieoliepeil controleren. ( pag. 66)
Koppeltoerental controleren. x ( pag. 60)
MOTOR AFSTELLEN 63
14.11Centrifugale koppeling controleren x
Voorwaarden
Centrifugale koppeling gedemonteerd.
300610-10
Centrifugale koppeling meten.
Voorgeschreven waarde
Hoogte koppelingsschoen 98,00 mm
» Als de aangegeven waarde niet wordt bereikt:
Koppelingsschoenen vervangen.
Centrifugale koppeling uit elkaar halen. x ( pag. 63)
Koppelingsschoenen controleren op beschadiging.
» Als de koppelingsschoenen beschadigd zijn:
Koppelingsschoenen vervangen.
Centrifugale koppeling in elkaar zetten. x ( pag. 64)
100899-01
Koppelingstrommel op beschadigingen en slijtage controleren.
» Als de koppelingstrommel beschadigd of versleten is:
Koppelingstrommel vervangen.
14.12Centrifugale koppeling uit elkaar halen x
Voorwaarden
Centrifugale koppeling gedemonteerd.
300513-10
Schroeven met hulpgereedschap losdraaien.
Haaksleutel (45229021000)
300514-10
Koppelingsveer met groene markering
Schroef met afstandsring en veer verwijderen.
Info
Ring wordt gebruikt voor het instellen van het koppeltoerental en
hoeft niet gemonteerd te zijn.
Alle koppelingsveren moeten dezelfde kleurmarkering hebben.
Koppelingsschoen afnemen.
Handelingen bij de andere koppelingsschoenen herhalen.
301866-10
Koppelingsveer met gele markering
Schroef met afstandsringen en veer verwijderen.
Info
Ring wordt gebruikt voor het instellen van het koppeltoerental en
hoeft niet gemonteerd te zijn.
Alle koppelingsveren moeten dezelfde kleurmarkering hebben.
Koppelingsschoen afnemen.
Handelingen bij de andere koppelingsschoenen herhalen.
MOTOR AFSTELLEN 64
14.13Centrifugale koppeling in elkaar zetten x
Voorwaarden
Centrifugale koppeling gedemonteerd.
300514-11
Koppelingsveer met groene markering
Koppelingsschoen positioneren.
Schroef met afstandsring en veer monteren.
Info
Ring wordt gebruikt voor het instellen van het koppeltoerental en
moet afhankelijk van het koppeltoerental aan alle koppelingsschoenen
gelijkmatig worden ingebouwd.
Alle koppelingsveren moeten dezelfde kleurmarkering hebben.
Handelingen bij de andere koppelingsschoenen herhalen.
301866-11
Koppelingsveer met gele markering
Koppelingsschoen positioneren.
Schroef met afstandsringen en veer monteren.
Info
Ring wordt gebruikt voor het instellen van het koppeltoerental en
moet afhankelijk van het koppeltoerental aan alle koppelingsschoenen
gelijkmatig worden ingebouwd.
Alle koppelingsveren moeten dezelfde kleurmarkering hebben.
Handelingen bij de andere koppelingsschoenen herhalen.
300513-11
Schroeven met hulpgereedschap vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef koppelingsveer M6 7 Nm
Haaksleutel (45229021000)
SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 65
15.1Oliepeil controleren (50 SX Mini)
Motorfiets verticaal zetten op een horizontale ondergrond.
700518-01
Oliepeil in olietank controleren.
Voor het vullen van de brandstoftank moet de olietank minimaal tot aan de
MIN markering gevuld zijn.
» Als het oliepeil niet met de voorgeschreven waarde overeenkomt:
Olie tanken. ( pag. 17)
15.2Oliepomp ontluchten x (50 SX Mini)
Voorwaarden
Brandstoftank gedemonteerd.
300650-10
Olieleiding eraf trekken.
300652-10
Olieleiding met een spuit vullen.
motorolie 2-takt ( pag. 81)
300650-10
Olieleiding aansluiten.
300651-10
Schroeven verwijderen.
Oliepomp verwijderen.
Olieleiding van carburateur lostrekken.
SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 66
300653-10
Oliepompwiel tegen de klok in draaien, tot de olie zonder bellen uit de olielei-
ding stroomt.
300651-10
Olieleiding aansluiten.
Oliepomp positioneren.
Schroeven monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef oliepomp M5 6 Nm
15.3Transmissieoliepeil controleren
Voorwaarden
Motor is koud.
Motorfiets verticaal zetten op een horizontale ondergrond.
700525-01
Schroef voor het controleren van het transmissieoliepeil verwijderen.
Transmissieoliepeil controleren.
Er moet een beetje transmissieolie uitstromen.
» Als er geen transmissieolie uitstroomt:
Transmissieolie bijvullen. x ( pag. 67)
Schroef voor het controleren van het transmissieoliepeil monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef controle transmissieoliepeil M6 6 Nm
15.4Transmissieolie verversen x
400721-01
Transmissieolie aftappen. x ( pag. 67)
400722-01
Transmissieolie vullen. x ( pag. 67)
SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 67
15.5Transmissieolie aftappen x
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenTijdens het rijden worden de motor- en transmissieolie in de motorfiets zeer heet.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidshandschoenen dragen. Verbrande huid meteen onder lauw water hou-
den.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Info
De transmissieolie moet bij warme motor worden afgetapt.
Motorfiets op een horizontale ondergrond op de zijstandaard zetten.
700515-01
Geschikte bak onder de motor klaarzetten.
Olieaftapschroef met magneet verwijderen.
Transmissieolie volledig laten uitstromen.
Olieaftapschroef met magneet grondig reinigen.
Afdichtvlak aan motor reinigen.
Olieaftapschroef met magneet en pakking monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Olieaftapschroef met magneet M12x1,5 20 Nm
15.6Transmissieolie vullen x
Info
Te weinig transmissieolie of olie van onvoldoende kwaliteit leidt tot voortijdige slijtage van de aandrijving.
700516-01
Schroef verwijderen en transmissieolie vullen.
Transmissieolie 0,20 l Transmissieolie (ATF Dexron 3)
( pag. 82)
Schroefverbinding monteren en vastdraaien.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloos-
heid en/of de dood tot gevolg hebben.
Als u de motor laat draaien moet u altijd voor voldoende ventilatie zor-
gen, de motor niet in een gesloten ruimte starten of laten draaien zonder
een geschikte afzuiginstallatie.
Motor starten en controleren op lekkage.
Transmissieoliepeil controleren. ( pag. 66)
15.7Transmissieolie bijvullen x
Info
Te weinig transmissieolie of olie van onvoldoende kwaliteit leidt tot voortijdige slijtage van de overbrengingssysteem.
SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 68
700525-01
Schroef voor het controleren van het transmissieoliepeil verwijderen.
300660-11
Schroefverbinding verwijderen. Motorfiets verticaal zetten.
Transmissieolie vullen tot het uit de boring van de schroef voor het transmissieolie-
peil uitstroomt.
Transmissieolie (ATF Dexron 3) ( pag. 82)
Schroef voor het controleren van het transmissieoliepeil monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef controle transmissieoliepeil M6 6 Nm
Schroefverbinding monteren en vastdraaien.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloos-
heid en/of de dood tot gevolg hebben.
Als u de motor laat draaien moet u altijd voor voldoende ventilatie zor-
gen, de motor niet in een gesloten ruimte starten of laten draaien zonder
een geschikte afzuiginstallatie.
Motor starten en controleren op lekkage.
REINIGING 69
16.1Motorfiets reinigen
Aanwijzing
Materiële schadeBeschadiging en vernietiging van componenten door hogedrukreiniger.
Het voertuig nooit met een hogedrukreiniger of een harde waterstraal reinigen. De te hoge druk kan in de elektrische componen-
ten, steekverbindingen, bowdenkabels, lagers dringen en storingen veroorzaken en/of deze onderdelen vernietigen.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Info
De motorfiets regelmatig reinigen. Daardoor blijven de waarde en het uiterlijk voor een lange tijd behouden.
Voorkomen dat de motorfiets tijdens het reinigen wordt blootgesteld aan directe zonnestralen.
Uitlaatsysteem afsluiten, zodat er geen water kan indringen.
Grove vervuiling eerst met een zachte waterstraal verwijderen.
Sterk vervuilde plekken met een in de handel verkrijgbare motorfietsreiniger inspuiten en daarna behandelen met een kwastje.
Motorfietsreiniger ( pag. 83)
Info
Warm water met een in de handel verkrijgbare motorfietsreiniger en een zachte spons gebruiken.
Nadat de motorfiets grondig met een zachte waterstraal is afgespoeld moet hij goed worden gedroogd.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door natte of vervuilde remmen.
Vervuilde of natte remmen voorzichtig schoon- resp. droogremmen.
Uw kind na de reiniging een korte rit laten maken, totdat de motor de bedrijfstemperatuur heeft bereikt en de remmen zijn droog
geremd.
Info
Door de warmte verdampt het water ook op de ontoegankelijke plaatsen van de motor en de remmen.
Beschermkappen op de stuurarmaturen terugschuiven, zodat ook het water dat hier is ingedrongen kan verdampen.
Na het afkoelen van de motorfiets alle glij- en lagerpunten smeren.
Ketting reinigen. ( pag. 38)
Blank metalen onderdelen (met uitzondering van de remschijven en het uitlaatsysteem) behandelen met een antiroestmiddel.
Reinigings- en conserveringsmiddel voor metaal en rubber ( pag. 83)
Alle kunststof onderdelen en geëloxeerde onderdelen behandelen met een reinigings- en verzorgingsmiddel.
Reinigings- en conserveringsmiddel voor metaal en rubber ( pag. 83)
STALLING 70
17.1Stalling
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Erop letten dat brandstof niet in aanraking komt met de huid, ogen en kleding. Adem brandstofdampen niet in. Bij contact
met de ogen meteen met water spoelen en een arts raadplegen. Huid bij contact meteen reinigen met water en zeep. Als
brandstof is ingeslikt meteen een arts raadplegen. Kleding die in aanraking is gekomen met brandstof meteen uittrekken.
Brandstof volgens de voorschriften bewaren in een jerrycan en uit de buurt van kinderen houden.
Info
Als u de motorfiets voor langere tijd niet wilt gebruiken moet u volgende maatregelen nemen of laten nemen.
Voordat u de motorfiets gaat stallen controleren of alle onderdelen goed werken en niet zijn versleten. Als er servicewerkzaam-
heden, reparaties of wijzigingen nodig zijn kunt u dat het beste doen tijdens de overwintering (minder drukte bij de garages).
Zo voorkomt u lange wachttijden bij aanvang van het seizoen.
Motorfiets reinigen. ( pag. 69)
Transmissieolie verversen. x ( pag. 66)
Antivries en koelmiddelpeil controleren. ( pag. 55)
Brandstof uit de tank aftappen en in een geschikte bak laten stromen.
Bandenspanning controleren. ( pag. 54)
Voertuig neerzetten in een droge stalling, die niet onderhevig is aan grote temperatuurschommelingen.
Info
KTM adviseert de motorfiets op een montagebok te plaatsen.
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 26)
De motorfiets met een luchtdoorlatend zeil of een deken afdekken.
Info
In geen geval mogen hiervoor luchtdichte materialen worden gebruikt, omdat er dan geen vocht kan ontsnappen en er cor-
rosie ontstaat.
Het is zeer slecht de motor van een gestalde motorfiets voor korte tijd te laten draaien. Aangezien de motor daarbij niet
voldoende warm wordt, condenseert de waterdamp die bij de verbranding ontstaat en leidt ertoe dat de kleppen en uitlaat
gaan roesten.
17.2Inbedrijfname na stalling
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 26)
Brandstof tanken. ( pag. 17)
Controle en onderhoud voor iedere inbedrijfname uitvoeren. ( pag. 15)
Een proefrit maken.
OPSPOREN VAN FOUTEN 71
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
Motor draait door, maar springt niet
aan
Bedieningsfouten Stappen voor de startprocedure uitvoeren.
( pag. 15)
Motorfiets is langere tijd niet gebruikt
en daarom zit er oude brandstof in de
vlotterkamer
Vlotterkamer van de carburateur aftappen. x
Brandstoftoevoer onderbroken Brandstoftankontluchting controleren.
Brandstofkraan reinigen.
(50 SX Mini)
Carburateurcomponenten
controleren/instellen. x
(50 SX)
Carburateurcomponenten
controleren/instellen. x
Bougie verzopen of nat Bougie reinigen en drogen, indien nodig ver-
vangen.
Elektrodenafstand van de bougie te
groot
Elektrodenafstand instellen.
Voorgeschreven waarde
Elektrodenafstand bougie
0,60 mm
Defect in het ontstekingssysteem
Ontstekingssysteem controleren. x
Kortsluitkabel in de kabelboom
geschuurd, stopknop defect
Stopknop controleren. x
Stekkerverbinder of bobine los of
geoxideerd
Stekkerverbinding reinigen en met contactspray
laten behandelen.
Water in carburateur resp. sproeiers
verstopt
(50 SX Mini)
Carburateurcomponenten
controleren/instellen. x
(50 SX)
Carburateurcomponenten
controleren/instellen. x
Motor heeft geen stationair Stationaire sproeier verstopt
(50 SX Mini)
Carburateurcomponenten
controleren/instellen. x
(50 SX)
Carburateurcomponenten
controleren/instellen. x
Stelschroeven aan carburateur ver-
draaid
(50 SX Mini)
Carburateur - stationair afstellen. x
( pag. 59)
(50 SX)
Carburateur - stationair afstellen. x
( pag. 59)
Bougie defect Bougie vervangen.
Ontstekingssysteem defect
Bobine controleren. x
Bougiedop controleren. x
Motor start niet Carburateur loopt over, omdat de vlot-
ternaald is vervuild of versleten
(50 SX Mini)
Carburateurcomponenten
controleren/instellen. x
(50 SX)
Carburateurcomponenten
controleren/instellen. x
Caburateursproeiers los
(50 SX Mini)
Carburateurcomponenten
controleren/instellen. x
(50 SX)
Carburateurcomponenten
controleren/instellen. x
Defect in het ontstekingssysteem
Ontstekingssysteem controleren. x
OPSPOREN VAN FOUTEN 72
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
Motor heeft te weinig vermogen Brandstoftoevoer onderbroken Brandstoftankontluchting controleren.
Brandstofkraan reinigen.
(50 SX Mini)
Carburateurcomponenten
controleren/instellen. x
(50 SX)
Carburateurcomponenten
controleren/instellen. x
Luchtfilter sterk vervuild
Luchtfilter en luchtfilterbak reinigen. x
( pag. 35)
Uitlaatsysteem lekt, is vervormd of
heeft te weinig glasvezelvulling in de
einddemper
Het uitlaatsysteem controleren op beschadi-
ging.
Glasvezelvulling van de einddemper vervan-
gen. x ( pag. 36)
Ontstekingssysteem defect
Bobine controleren. x
Bougiedop controleren. x
Membraan of membraanhuis bescha-
digd
Membraan en membraanhuis controleren.
Slijtageverschijnsel Motor controleren.
Toerental voor ingrijpen te laag of te
hoog
Koppeltoerental controleren. x ( pag. 60)
Motor stokt of klapt in de carburateur Te weinig brandstof Kartelschroef op de brandstofkraan tegen de
klok in draaien tot de aanslag.
Brandstof tanken. ( pag. 17)
Motor zuigt valse lucht aan Controleren of de aanzuigflens en de carbura-
teur goed vastzitten.
Stekkerverbinder of bobine los of
geoxideerd
Stekkerverbinding reinigen en met contactspray
laten behandelen.
Motor wordt overmatig heet Te weinig koelmiddel in het koelsys-
teem
Koelsysteem controleren op lekkage.
Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 56)
Te weinig rijwind Motor afzetten als hij stilstaat.
Radiateurlamellen sterk vervuild Radiateurlamellen reinigen.
Schuimvorming in het koelsysteem
Koelmiddel aftappen. x ( pag. 56)
Koelmiddel vullen. x ( pag. 57)
Cilinderkop of cilinderkoppakking
beschadigd
Cilinderkop of cilinderkoppakking controleren.
Radiateurslang geknikt
Radiateurslang vervangen. x
Witte rookontwikkeling (stoom in het
uitlaatgas)
Cilinderkop of cilinderkoppakking
beschadigd
Cilinderkop of cilinderkoppakking controleren.
Transmissieolie stroomt uit de ont-
luchtingsslang
Te veel transmissieolie gevuld Transmissieoliepeil controleren. ( pag. 66)
Water in de transmissieolie Asafdichtingsring of waterpomp
beschadigd
Asafdichtingsring en waterpomp controleren.
TECHNISCHE GEGEVENS - MOTOR 73
Bouwwijze 1-cilinder 2-takt ottomotor, vloeistofgekoeld, met membraanin-
laat
Slagruimte 49,0 cm³
Slag 40 mm
Boring 39,5 mm
Krukaslagers 2 groefkogellagers
Drijfstanglager Naaldlager
Zuigerboutlager Naaldlager
Zuigers Gegoten aluminium
Zuigerringen 1 vierkante ring
Motorsmering (50 SX) Smering met oliemengsel
Motorsmering (50 SX Mini) Gescheiden smering
Primaire overbrenging 61:33 recht vertand koptandwiel
Koppeling Automatische koppeling met 3 schoenen op aandrijfas / centrifu-
gale kracht
Transmissie Starre 1-traps reductieaandrijving
Overbrengingsverhouding 14:31
Ontstekingssysteem SELETTRA 2p D36
Bougie NGK LR 8 B
Elektrodenafstand bougie 0,60 mm
Radiateur Vloeistofkoeling
Starthulp Kickstarter
19.1Vulhoeveelheid - transmissieolie
Transmissieolie 0,20 l Transmissieolie (ATF Dexron 3) ( pag. 82)
19.2Vulhoeveelheid - koelmiddel
Koelmiddel 0,5 l Koelmiddel ( pag. 81)
Koelmiddel (gebruiksklaar gemengd) ( pag. 81)
TECHNISCHE GEGEVENS - AANHAALMOMENTEN MOTOR 74
Schroef kickstarter M5 6 Nm
Loctite
®
243™
Schroef lagerborging M5 5 Nm
Schroef oliepomp (50 SX Mini) M5 6 Nm
Schroef statorbevestiging M5 6 Nm
Loctite
®
243™
Schroef waterpompwiel M5 5 Nm
Loctite
®
243™
Ontluchtingsdop motorhuis M6 4 Nm
Loctite
®
243™
Schroef aanzuigflens M6 5 Nm
Loctite
®
243™
Schroef afdekking ketting-aandrijfwiel M6 10 Nm
Schroef afdekking ketting-aandrijfwiel M6 10 Nm
Schroef bobine M6 5 Nm
Loctite
®
243™
Schroef controle transmissieoliepeil M6 6 Nm
Schroef dynamodeksel M6 6 Nm
Schroef koppelingsdeksel M6 10 Nm
Schroef koppelingsveer M6 7 Nm
Schroef motorhuis M6 10 Nm
Schroef uitlaatflens M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef waterpompdeksel M6 10 Nm
Schroef cilinderkop M7 18 Nm
Moeren cilindervoet M8 20 Nm
Schroef koppelingstrommel M8 30 Nm
Loctite
®
243™
Tapeind cilindervoet M8 10 Nm
Bougie M10x1 10… 12 Nm
Moer primair wiel M10x1,25 40 Nm
Loctite
®
243™
Moer rotor M10x1,25 15 Nm
Loctite
®
243™
Olieaftapschroef met magneet M12x1,5 20 Nm
TECHNISCHE GEGEVENS - CARBURATEUR 75
21.150 SX
Carburateurtype Dell`Orto PHBG 19BS
Naaldpositie 3e positie van boven
Regelschroef stationair mengsel
open 3 omwentelingen
Hoofdsproeier 85
Sproeiernaald W9
Stationaire sproeier 58
Naaldsproeier 260AU
Gasschuif 60
Koude startsproeier 60
21.250 SX Mini
Carburateurtype Dell`Orto PHVA 12XS
Naaldpositie 4e positie van boven
Regelschroef stationaire lucht
open 1 omwenteling
Hoofdsproeier 60
Sproeiernaald A10
Stationaire sproeier 35
Naaldsproeier 211FA
Gasschuif 40
Koude startsproeier 60
TECHNISCHE GEGEVENS - CHASSIS 76
Frame Centraal buisframe van chroommolybdeen stalen buizen, geë-
loxeerd
Voorvork Marzocchi
Schokdemper WP Suspension 3614 BAEM
Veerweg (50 SX)
voor 185 mm
achter 185 mm
Veerweg (50 SX Mini)
voor 110 mm
achter 171 mm
Vorksprong 14 mm
Remsysteem
voor Schijfrem, remklauw vast gelagerd
achter Schijfrem, remklauw vast gelagerd
Remschijven - diameter
voor 160 mm
achter 140 mm
Remschijven - slijtagegrens
voor 2,2 mm
achter 2,2 mm
Bandenspanning terrein
voor 1,0 bar
achter 1,0 bar
Secundaire overbrenging (50 SX) 11:40
Secundaire overbrenging (50 SX Mini) 10:42
Ketting 1/2 x 3/16”
Leverbare kettingwielen 38, 39, 40, 41, 42
Balhoofdhoek (50 SX) 66°
Balhoofdhoek (50 SX Mini) 67,4°
Wielstand (50 SX) 1.032 mm
Wielstand (50 SX Mini) 914 mm
Zadelhoogte onbelast (50 SX) 684 mm
Zadelhoogte onbelast (50 SX Mini) 558 mm
Los van de vloer, onbelast (50 SX) 252 mm
Los van de vloer, onbelast (50 SX Mini) 184 mm
Gewicht zonder brandstof ca. (50 SX) 39,8 kg
Gewicht zonder brandstof ca. (50 SX Mini) 39,0 kg
22.1Banden
Geldigheid Banden voor Banden achter
(50 SX) 60/100 - 12 36M TT
Pirelli SCORPION MX Mid Soft 32 NHS
2,75 - 10 37J TT
Pirelli SCORPION MX Mid Soft 32 NHS
(50 SX Mini) 2,50 - 10 33J TT
Pirelli SCORPION MX Mid Soft 32 NHS
2,75 - 10 37J TT
Pirelli SCORPION MX Mid Soft 32 NHS
Meer informatie vindt u in het servicegedeelte onder:
http://www.ktm.com
TECHNISCHE GEGEVENS - CHASSIS 77
22.2Vulhoeveelheid - brandstof
Inhoud brandstoftank ca.
(50 SX)
2,3 l Superbrandstof loodvrij gemengd met 2-takt motorolie (1:60)
( pag. 81)
Inhoud brandstoftank ca.
(50 SX Mini)
2,0 l Brandstof super loodvrij (ROZ 95) ( pag. 81)
TECHNISCHE GEGEVENS - VOORVORK 78
23.150 SX
Artikelnummer voorvork 45101000644
Voorvork Marzocchi
Veerconstante
Gewicht bestuurder: 25… 35 kg 2 N/mm
Lengte luchtkamer 100±2,5 mm
Lengte voorvork 692 mm
Voorvorkolie 210 ml Voorvorkolie (SAE 7.5) ( pag. 82)
23.250 SX Mini
Artikelnummer voorvork 45201000233
Voorvork Marzocchi
Veerconstante
Gewicht bestuurder: 25… 35 kg 2 N/mm
Lengte luchtkamer 100±2,5 mm
Lengte voorvork 578 mm
Voorvorkolie 210 ml Voorvorkolie (SAE 7.5) ( pag. 82)
TECHNISCHE GEGEVENS - SCHOKDEMPER 79
24.150 SX
Artikelnummer schokdemper 03.18.9E.02
Schokdemper WP Suspension 3614 BAEM
Uitgaande demping
Standaard 10 klikken
Veervoorspanning
Standaard 3 mm
Veerconstante
Gewicht bestuurder: < 25 kg 30 N/mm
Gewicht bestuurder: 25… 35 kg 35 N/mm
Veerlengte 130 mm
Gasdruk 10 bar
Statische veerweg 20 mm
Dynamische veerweg 45… 55 mm
Inbouwlengte 275 mm
Stootdemperolie Stootdemperolie (SAE 2,5) (50180342S1) ( pag. 81)
24.250 SX Mini
Artikelnummer schokdemper 03.18.9E.04
Schokdemper WP Suspension 3614 BAEM
Uitgaande demping
Standaard 12 klikken
Veervoorspanning
Standaard 5 mm
Veerconstante
Gewicht bestuurder: < 25 kg 65 N/mm
Gewicht bestuurder: 25… 35 kg 75 N/mm
Veerlengte 120 mm
Gasdruk 10 bar
Statische veerweg 15 mm
Dynamische veerweg 40… 50 mm
Inbouwlengte 245 mm
Stootdemperolie Stootdemperolie (SAE 2,5) (50180342S1) ( pag. 81)
TECHNISCHE GEGEVENS - AANHAALMOMENTEN CHASSIS 80
Spaaknippels M3,5 3 Nm
Overige moeren chassis M6 15 Nm
Schroef kogelscharnier drukstang op
voetremcilinder
M6 10 Nm
Schroef onderste glijblok M6 3 Nm
Schroef onderste kroonplaat M6 10 Nm
Schroef remklauw achter M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef remschijf achter M6 15 Nm
Loctite
®
243™
Schroef remschijf voor M6 15 Nm
Loctite
®
243™
Schroef kettingwiel M7 15 Nm
Loctite
®
243™
Moer bandenhouder M8 10 Nm
Motordraagschroef M8 25 Nm
Overige moeren chassis M8 30 Nm
Overige schroeven chassis M8 25 Nm
Schroef afdekking ketting-aandrijfwiel M8 10 Nm
Schroef bovenste kroonplaat M8 25 Nm
Schroef onderste glijblok M8 15 Nm
Schroef remklauw voor M8 20 Nm
Loctite
®
243™
Schroef stuurplaat M8 20 Nm
Moer achterbrugbout M10 45 Nm
Overige moeren chassis M10 50 Nm
Overige schroeven chassis M10 45 Nm
Schroef schokdemper boven M10 45 Nm
Schroef schokdemper onder M10 45 Nm
Schroef stuuradapter M10 40 Nm
Loctite
®
243™
Moer steekas achter M12x1 40 Nm
Moer vooras M12x1 40 Nm
Moer balhoofd M20x1,5 Heeft geen speling
10 Nm
Moer vorkbuis M20x1,5 30 Nm
GEBRUIKSSTOFFEN 81
Brandstof super loodvrij (ROZ 95)
Volgens
DIN EN 228 (ROZ 95)
Koelmiddel
Voorgeschreven waarde
Alleen geschikt koelmiddel gebruiken (ook in landen met hoge temperaturen). Minderwaardig antivries kan leiden tot roestvorming
en schuimvorming. KTM adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
Mengverhouding
Antivries: 25… 45 °C 50 % antiroest/antivries
50 % gedestilleerd water
Koelmiddel (gebruiksklaar gemengd)
Antivries 40 °C
Leverancier
Motorex
®
Anti Freeze
motorolie 2-takt
Volgens
JASO FC ( pag. 85)
Voorgeschreven waarde
Alleen hoogwaardige 2-takt motorolie van bekende merken gebruiken. KTM adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
Volsynthetisch
Leverancier
Motorex
®
Cross Power 2T
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1
Volgens
DOT
Voorgeschreven waarde
Alleen remvloeistof gebruiken die voldoet aan de aangegeven norm (zie gegevens op de verpakking) en over de geschikte eigen-
schappen beschikt. KTM adviseert producten van Castrol en Motorex
®
te gebruiken.
Leverancier
Castrol
RESPONSE BRAKE FLUID SUPER DOT 4
Motorex
®
Brake Fluid DOT 5.1
Stootdemperolie (SAE 2,5) (50180342S1)
Volgens
SAE ( pag. 85) (SAE 2,5)
Voorgeschreven waarde
Alleen oliesoorten gebruiken die voldoen aan de aangegeven normen (zie gegevens op de verpakking) en over de geschikte eigen-
schappen beschikken.
Superbrandstof loodvrij gemengd met 2-takt motorolie (1:60)
Volgens
DIN EN 228
JASO FC ( pag. 85) (1:60)
Mengverhouding
1:60 motorolie 2-takt ( pag. 81)
Brandstof super loodvrij (ROZ 95) ( pag. 81)
GEBRUIKSSTOFFEN 82
Transmissieolie (ATF Dexron 3)
Volgens
Dexron III (ATF Dexron 3)
Voorgeschreven waarde
Gebruik alleen ATF-transmissieolie die voldoet aan de aangegeven normen (zie gegevens op verpakking) en de juiste eigenschap-
pen heeft. KTM adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
Leverancier
Motorex
®
ATF Dexron 3
Voorvorkolie (SAE 7.5)
Volgens
SAE ( pag. 85) (SAE 7.5)
Voorgeschreven waarde
Gebruik alleen olie die voldoet aan de aangegeven normen (zie gegevens op verpakking) en de juiste eigenschappen heeft. KTM
adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
Leverancier
Motorex
®
Racing Fork Oil
HULPSTOFFEN 83
Duurzaam vet
Voorgeschreven waarde
KTM adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
Leverancier
Motorex
®
Bike Grease 2000
Kettingreinigingsmiddel
Voorgeschreven waarde
KTM adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
Leverancier
Motorex
®
Chain Clean
Kettingspray offroad
Voorgeschreven waarde
KTM adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
Leverancier
Motorex
®
Chainlube Offroad
Motorfietsreiniger
Voorgeschreven waarde
KTM adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
Leverancier
Motorex
®
Moto Clean 900
Olie voor luchtfilters van schuimstof
Voorgeschreven waarde
KTM adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
Leverancier
Motorex
®
Twin Air Liquid Bio Power
Reinigings- en conserveringsmiddel voor metaal en rubber
Voorgeschreven waarde
KTM adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
Leverancier
Motorex
®
Protect & Shine
Reinigingsmiddel voor luchtfilter
Voorgeschreven waarde
KTM adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
Leverancier
Motorex
®
Twin Air Dirt Bio Remover
Smeervet met hoge viscositeit
Voorgeschreven waarde
KTM adviseert producten van SKF
®
te gebruiken.
Leverancier
SKF
®
LGHB 2
HULPSTOFFEN 84
Universele oliespray
Voorgeschreven waarde
KTM adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
Leverancier
Motorex
®
Joker 440 Synthetic
NORMEN 85
JASO FC
JASO FC is een classificatie voor een 2-takt motorolie, die speciaal is ontwikkeld voor de extreme belastingen in de wedstrijdsport.
Dankzij de eersteklas synthetische esters en de speciaal daarop afgestemde additieven wordt ook onder extreme voorwaarden een pro-
bleemloze verbranding bereikt.
SAE
De SAE-viscositeitsklassen zijn vastgelegd door de Society of Automotive Engineers voor de indeling van oliën op basis van hun visco-
siteit. De viscositeit beschrijft slechts een van de eigenschappen van olie en zegt niets over de kwaliteit.
INDEX 86
INDEX
A
Achterwiel
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 52
inbouwen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 53
Afbeelding voertuig
linksvoor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7
rechtsachter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
Afdekking ketting-aandrijfwiel
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 37
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 37
Antivries
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 55
Artikelnummer schokdemper . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9
B
Balhoofdlager
insmeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 29
Bandenspanning
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 54
Bedieningshandleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6
Bedrijfsmiddelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5
Brandstofkraan . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11
C
Carburateur
stationair . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 58
stationair afstellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 59
Centrifugale koppeling
centrifugale koppeling monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . 62
centrifugale koppeling uitbouwen . . . . . . . . . . . . . . . . 61
koppeltoerental controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 60
koppeltoerental instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 60
Choke . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11-12
D
Dynamische veerweg
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 23
E
Einddemper
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 35
glasvezelvulling vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 36
inbouwen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 36
F
Fouten opsporen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 71-72
Framenummer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9
G
Garantie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5
Gashendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10
Gebruiksdefinitie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5
I
Inbedrijfname
aanwijzingen voor de eerste inbedrijfname . . . . . . . . . . 13
controle en onderhoud voor iedere inbedrijfname . . . . . 15
na de stalling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 70
K
Ketting
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 39
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 38
Ketting-aandrijfwiel
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 39
Kettinggeleiding
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 39
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 41
Kettingkast
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 37
inbouwen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 37
Kettingspanning
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 38
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 41
Kettingwiel
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 39
Kickstarter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12
Koelmiddel
aftappen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 56
vullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 57
Koelmiddelpeil
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 55-56
Koelsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 55
L
Luchtfilter
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 34
inbouwen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 35
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 35
Luchtfilterbak
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 35
M
Milieu . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6
Motor
inrijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14
Motor - werkzaamheden aan afzonderlijke onderdelen
centrifugale koppeling controleren . . . . . . . . . . . . . . . 63
centrifugale koppeling in elkaar zetten . . . . . . . . . . . . . 64
centrifugale koppeling uit elkaar halen . . . . . . . . . . . . 63
Motorfiets
met hefbok opkrikken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 69
van hefbok nemen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26
Motornummer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9
O
Oliepeil
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 65
Oliepomp
ontluchten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 65
Olietankdop
openen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11
sluiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11
Onderste kroonplaat
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 29
inbouwen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 30
INDEX 87
P
Plug-in standaard . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12
R
Reiniging . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 69
Remhendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10
speling controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 42
speling instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 42
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 42
Rempedaal . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 47
vrije slag controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 46
vrije slag instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 46
Remplaketten
van achterwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . 49
van achterwielrem demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . 49
van achterwielrem inbouwen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 49
van achterwielrem verversen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 50
van voorwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 44
van voorwielrem demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 44
van voorwielrem inbouwen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 45
van voorwielrem verversen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 45
Remschijven
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 42
Remvloeistof
van achterwielrem bijvullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 48
van voorwielrem bijvullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 43
Remvloeistofpeil
van achterwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . 47
van voorwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 43
Reserveonderdelen, toebehoren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5
S
Schokdemper
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 32
dynamische veerweg controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . 22
inbouwen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 32
statische veerweg controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21
veervoorspanning instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22
Service . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5
Serviceschema . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 19-20
Spaakspanning
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 54
Spatbord voor
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 33
inbouwen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 33
Speling balhoofdlager
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 28
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 28
Speling gaskabel
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 58
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 58
Stalling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 70
Starten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15
Startnummmerbord
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 32
inbouwen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 33
Stopknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10
Stuurpositie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25
T
Tankdop
openen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10
sluiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10
Tanken
brandstof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17
olie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17
Technische gegevens
aanhaalmomenten chassis . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 80
aanhaalmomenten motor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 74
carburateur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 75
chassis . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 76-77
motor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 73
schokdemper . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 79
voorvork . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 78
Toestand van de banden
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 53
Transmissieolie
aftappen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 67
bijvullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 67
verversen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 66
vullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 67
Transmissieoliepeil
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 66
Transport . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5
U
Uitgaande demping
van schokdemper instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21
V
Voertuigniveau . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 23
Voorwiel
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 52
inbouwen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 52
Vorkpootpositie
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 23
Vorkpoten
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27
inbouwen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27
Vuilschrapers
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26
W
Werkinstructies . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5
Z
Zadel
afnemen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 34
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 34
Zadelhoogte
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24
*3211593nl*
3211593nl
KTM-Sportmotorcycle AG
5230 Mattighofen/Oostenrijk
http://www.ktm.com
05/2010
Foto: Mitterbauer
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90

KTM 50 SX EU 2011 de handleiding

Type
de handleiding
Deze handleiding is ook geschikt voor