BDA 4500 R06.fh11 15.01.2007 16:36 Uhr Seite 35
Probedruck
C M Y CM MY CY CMY K
69
Voorflits "AF" voor de autofocus
De in de flitser geïntegreerde rode lichtstraal
"AF" ondersteunt de automatische scherpstelling
van de autofocus-TTL-camera. Wanneer de
lichtomstandigheden niet volstaan voor de
automatische instelling van de
brandpuntsafstand projecteert de flitser een rode
lichtstraal op het object van zodra de sluiter van
de camera licht wordt aangeraakt. De autofocus
van de camera stelt zich dan met behulp van de
rode lichtstraal op dit object in.
TTL-flitssturing
De flitser ontvangt zijn informatie uitsluitend van
de aangesloten TTL-gestuurde camera. De
meting van de belichting in de TTL-modus (TTL
= through the lens, door de lens) wordt
uitgevoerd door de sensor van de camera.
Deze sensor meet het licht dat door de
cameralens de film bereikt. Een elektronisch
stuurcircuit in de camera stuurt een stopsignaal
naar de flitser van zodra de film werd belicht.
TTL-modus betekent dat rekening wordt
gehouden met alle factoren die de belichting van
de film beïnvloeden (zoals filter, verandering van
het diafragma of een zoom met variabel
diafragma). U hoeft zich dus niet om de
instelling van de lichtsterkte te bekommeren. Het
elektronische systeem van de camera regelt de
benodigde lichtsterkte automatisch. U kunt
bovendien de verschillende soorten
belichtingsmetingen gebruiken (bijv. spot, matrix
of centrum), waar sommige camera's over
beschikken.
Om de TTL-flitsmodus in te schakelen, drukt u
de modusschakelaar voorzichtig in de TTL-stand.
Op het LCD-scherm verschijnt dan "TTL".
Handmatige flitsmodus bij volle
lichtsterkte
Om de flitser met volle lichtsterkte te gebruiken,
dient men de modusschakelaar in de stand "M"
(manual, handmatig) te zetten. Als de flitser dan
geactiveerd wordt, wordt telkens een lichtflits
met volle sterkte opgewekt. Op het LCD-scherm
verschijnt automatisch de voor een juiste
belichting benodigde afstand tussen flitser en
voorwerp.
68
Een aanpassing aan de specifieke
opnamesituatie is mogelijk door het diafragma
van de lens of de brandpuntsafstand anders in te
stellen (aan de camera).
Er kunnen 5 energieniveaus worden ingesteld
(1/1, 1/2, 1/4, 1/8 en 1/16), door voorzichtig op de
modusknop te drukken terwijl deze zich in de
stand "M" bevindt.
Synchronisatie van voor- en
achtergrondbelichting
Het apparaat ondersteunt de synchronisatie van
voor- en achtergrondbelichting: gewoon de
modus "front" (voor) of "rear" (achter)
inschakelen.
Bij Canon, Konica Minolta, Nikon en Olympus
regelen de camera's zelf de synchronisatie van
de voor- of achtergrondbelichting, en hoeft aan
de flitser dus niets te worden ingesteld.
Kantelkop verticaal/horizontaal
Foto's die met volle flitslichtsterkte van voren
worden gemaakt, kan men gemakkelijk
herkennen aan de harde, dichte schaduwen. Dit
gaat vaak samen met een sterke verbleking van
de voorgrond ten opzichte van de achtergrond.
Dit fenomeen kan men vermijden met een flitser
met kantelkop. Omdat verstrooid licht voor een
zachte, gelijkmatige fotoscherpte zorgt, wordt de
reflector tot max. 90° naar boven gedraaid, zodat
de lichtflits door een geschikt reflectieoppervlak
wordt weerkaatst. Voor kleurenopnamen moet
het reflectieoppervlak wit zijn of een neutrale
kleur hebben en mag het niet gestructureerd
zijn. Bij het kantelen van de reflector dient men
zich ervan te verzekeren dat er geen licht direct
van de reflector op het object valt. Als u de
flitser met kantelkop gebruikt, wordt de
zoompositie op 50 mm vastgezet, behalve in de
handmatige modus.
NIE
NIE