Toro CE Kit, 2001 and After Dingo 322 and 323 Compact Utility Loaders Handleiding

Type
Handleiding
Gebruikershandleiding
Vertaling van de oorspronkelijke instructies (NL)
Form No. 3327-837
Dingo
322/323 Compact Multifunctionele
Lader
Modelnr. 22305 – 210000001 en hoger met CE Set 22364 geïnstalleerd
Modelnr. 22312 – 230000001 en hoger met CE Set 22364 geïnstalleerd
2
Alle rechten voorbehouden
Gedrukt in de VS
2003 – The Toro Company
8111 Lyndale Avenue South
Bloomington, MN 55420-1196
De bijgevoegde Bedieningshandleiding wordt geleverd
om informatie te verstrekken met betrekking tot de
Amerikaanse Environmental Protection Agency (EPA)
en de California Emission Control Regulation be-
treffende uitlaatsystemen, onderhoud en waarborgen.
Bewaar deze Gebruikershandleiding bij uw machine.
Als deze Gebruikershandleiding beschadigd raakt of
onleesbaar wordt, moet deze onmiddellijk worden
vervangen. Nieuwe exemplaren kunt u bestellen via de
fabrikant van de motor.
Inhoud
Blz.
Inleiding 2. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Veiligheid 3. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Veilige bediening 3. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Geluidsdruk 5. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Geluidsvermogen 5. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Trilling 5. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Hellingdiagram 6. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Veiligheids- en instructiestickers 7. . . . . . . . . . . . .
Montage 10. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Losse onderdelen 10. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Montage van de klephendel 10. . . . . . . . . . . . . . . . .
De accu in gebruik nemen 10. . . . . . . . . . . . . . . . . .
Specificaties 12. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Werktuigen 12. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Stabiliteitsgegevens 13. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Voor het gebruik 14. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Brandstof bijvullen 14. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Gebruik van stabilizer/conditioner 14. . . . . . . . . . .
Oliepeil controleren 15. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Vuil verwijderen van de machine 15. . . . . . . . . . . .
Hydraulische vloeistof controleren 15. . . . . . . . . . .
Bandenspanning 16. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Gebruiksaanwijzing 16. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Algemeen overzicht van de machine 16. . . . . . . . . .
Bedieningsorganen 17. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Starten en stoppen van de motor 19. . . . . . . . . . . . .
Vooruit- en achteruitrijden 20. . . . . . . . . . . . . . . . . .
De machine stoppen 20. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Een niet-werkende machine verplaatsen 20. . . . . . .
Vergrendelingen van de cilinder gebruiken 21. . . . .
Werktuigen monteren en verwijderen 22. . . . . . . . .
De machine vastzetten voor transport 23. . . . . . . . .
Dijsteun verstellen (uitsluitend bij Dingo 323) 23. . . .
Onderhoud 24. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Aanbevolen onderhoudsschema 24. . . . . . . . . . . . . .
Motorkap verwijderen/plaatsen 25. . . . . . . . . . . . . .
Blz.
De machine smeren 25. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Onderhoud van het luchtfilter 26. . . . . . . . . . . . . . .
Motoroliepeil controleren 26. . . . . . . . . . . . . . . . . .
Onderhoud van de accu 28. . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Onderhoud van de bougies 30. . . . . . . . . . . . . . . . . .
Onderhoud van het hydraulische systeem 30. . . . . .
Brandstoffilter vervangen 32. . . . . . . . . . . . . . . . . .
Benzine aftappen uit de brandstoftanks 32. . . . . . . .
Reiniging en stalling 33. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Storingen, oorzaak en remedie 34. . . . . . . . . . . . . . . . .
Inleiding
Dank u voor de keuze van een Toro-product.
Wij bij Toro wensen dat u geheel tevreden bent met dit
nieuwe product. Aarzel daarom niet contact op te nemen
met uw erkende Toro-dealer voor eventuele hulp, service,
originele Toro-onderdelen of andere informatie.
Wanneer u de dealer of de fabriek raadpleegt, dient u de
model- en serienummers van de machine altijd te ver-
melden. Aan de hand van deze nummers kan de Service
Dealer of Vertegenwoordiger u de juiste informatie over
de specifieke machine verschaffen. De locatie van het
plaatje met het modelnummer en het serienummer is
aangegeven op Figuur 1.
m–5082
1
Figuur 1
1. Plaatje met modelnummer en serienummer ( op een of twee
locaties)
Noteer de model- en serienummers van de machine
hieronder, dan hebt u ze altijd bij de hand.
Modelnr.:
Serienr.:
3
Lees deze handleiding aandachtig door, zodat u leert hoe u
de machine op de juiste wijze bedient en onderhoudt. Door
het lezen van de handleiding kunt u persoonlijk letsel van u
en anderen en schade aan de machine voorkomen. Hoewel
Toro veilige en moderne producten ontwerpt, produceert en
op de markt brengt, blijft u verantwoordelijk voor een
correct en veilig gebruik daarvan. U bent tevens verant-
woordelijk voor de instructie m.b.t. veiligheid van personen
die u met de machine laat werken.
In deze handleiding gebruikt Toro een systeem om
mogelijke gevaren aan te duiden en u te attenderen op
bijzondere aanwijzingen om lichamelijk (mogelijk fataal)
letsel van u en anderen te voorkomen. De termen Gevaar,
Waarschuwing en Voorzichtig duiden de mate van het
risico aan. Ga als regel altijd uiterst voorzichtig te werk.
Gevaar duidt op een zeer gevaarlijke situatie die zwaar
lichamelijk letsel of de dood tot gevolg zal hebben
wanneer de veiligheidsvoorschriften niet in acht worden
genomen.
Waarschuwing duidt op een gevaarlijke situatie die zwaar
lichamelijk letsel of de dood tot gevolg kan hebben
wanneer de veiligheidsvoorschriften niet in acht worden
genomen.
Voorzichtig duidt op een gevaarlijke situatie die licht
letsel tot gevolg kan hebben wanneer de veiligheids-
voorschriften niet in acht worden genomen.
Er worden nog twee woorden gebruikt om u op
belangrijke informatie te wijzen. Belangrijk attendeert u
op bijzondere technische informatie en Opmerking duidt
algemene informatie aan die bijzondere aandacht verdient.
Veiligheid
Onjuist gebruik of onderhoud door de gebruiker of
eigenaar kan letsel veroorzaken. Om het risico van
letsel te verminderen, dient u zich aan de volgende
veiligheidsinstructies te houden en altijd op het
veiligheidssymbool te letten, dat betekent
VOORZICHTIG, WAARSCHUWING of GEVAAR —
“instructie voor persoonlijke veiligheid”. Niet-naleving
van de instructie kan leiden tot lichamelijk (mogelijk
dodelijk) letsel.
Veilige bediening
Dit product kan handen of voeten afsnijden. Volg altijd
alle veiligheidsinstructies op om ernstig lichamelijk of
dodelijk letsel te voorkomen.
De uitlaatgassen van de motor bevatten kool-
monoxide, een reukloos, dodelijk gif.
Laat de motor niet binnenshuis of in een afgesloten
ruimte draaien.
Waarschuwing
Algemene gebruiksaanwijzing
Voordat u de machine start, moet u ervoor zorgen dat u
alle instructies in de bedieningshandleiding op de
video en op de tractie-eenheid hebt gelezen, begrepen
en uitgevoerd. Lees ook de gebruikershandleidingen
voor de werktuigen indien deze zijn geleverd.
Laat de machine uitsluitend gebruiken door verantwoor-
delijke volwassenen die bekend zijn met de instructies.
Draag een lange broek en stevige schoenen. Het verdient
aanbeveling een veiligheidsbril, veiligheidsschoenen,
gehoorbescherming en een helm te dragen. Dit is ver-
plicht op grond van diverse plaatselijke verordeningen en
verzekeringsbepalingen.
Zorg ervoor dat er niemand in het werkgebied is
voordat u de machine in gebruik neemt. Stop de
machine als iemand het werkgebied binnenkomt.
Vervoer nooit passagiers op werktuigen of op de
machine.
Kijk altijd naar beneden en achterom vóór en tijdens
het achteruitrijden.
Plaats uw voeten nooit onder het platform.
Verminder uw snelheid voordat u een bocht maakt. Als
u een scherpe bocht maakt, bestaat de kans dat u de
macht over de machine verliest, ongeacht het terrein.
U mag een tractie-eenheid met draaiende motor nooit
onbeheerd achterlaten. Vóór demontage moet u de
armen van de lader neerlaten, de motor afzetten en het
sleuteltje verwijderen.
Overschrijd nooit het nominale werkvermogen, omdat
de machine instabiel kan worden waardoor u de
controle over de machine verliest.
Vervoer geen lading als de armen zijn opgeheven.
Zorg ervoor dat de lading tijdens het vervoer dicht bij
de grond is. Stap niet van het platform als de lading is
opgeheven.
4
Zorg ervoor dat het werktuig niet wordt overbelast, en
houd de lading altijd horizontaal als u de armen opheft.
Houtblokken, planken en andere voorwerpen kunnen van
de armen van de lader rollen en letsel veroorzaken.
Ruk nooit aan de bedieningshendels, maar beweeg ze
gelijkmatig.
Houd handen,voeten, haar en loszittende kleding-
stukken uit de buurt van bewegende onderdelen.
Werk uitsluitend bij daglicht of goed kunstlicht.
Gebruik de machine niet als u onder invloed van
alcohol of drugs verkeert.
Let op het verkeer als u in de buurt van de openbare
weg werkt of deze oversteekt.
Wees voorzichtig als u de machine inlaadt op een
aanhanger of een vrachtwagen of uitlaadt.
Raak geen onderdelen aan die tijdens het gebruik heet
kunnen worden. Laat deze eerst afkoelen alvorens ze af
te stellen dan wel onderhouds- of reparatiewerkzaam-
heden uit te voeren.
Gebruik de machine niet als een van de kappen of
schermen is verwijderd.
Let op dat er voldoende ruimte boven de machine is
(denk aan takken, deuropeningen, elektrische kabels)
voordat u onder een object rijdt, en zorg ervoor dat u
deze niet raakt.
Voordat u graafwerk verricht, moet u aangeven waar
zich in het werkgebied ondergrondse leidingen en
kabels bevinden; ga op die plaatsen niet graven.
Werken op hellingen
Hellingen zijn de belangrijkste oorzaak dat de bestuurder de
macht over de machine verliest en de machine omkiept. Dit
kan leiden tot ernstig of dodelijke letsel. Alle hellingen
vereisen bijzondere voorzichtigheid.
Gebruik de machine niet op hellingen en heuvels waar-
van de hellinghoek groter is dan de hoeken die worden
aanbevolen in het hoofdstuk Stabiliteitsgegevens, blz. 13,
en in de gebruikershandleiding voor het werktuig.
Raadpleeg ook het hellingdiagram, blz. 6.
Rij heuvelopwaarts en heuvelafwaarts met de zware
kant van de machine naar boven gericht.
Veranderingen in de gewichtsverdeling. Met een lege
emmer is de achterzijde van de machine de zware
kant, terwijl met een volle emmer de voorzijde de
zware kant is. De meeste andere werktuigen zullen
ervoor zorgen dat het gewicht voornamelijk op de
voorkant van de machine rust.
Als u de armen van de lader opheft op een helling, zal
dit invloed hebben op de stabiliteit van de machine.
Indien mogelijk moet u de armen van de lader omlaag
houden als u op een helling rijdt.
Als u een werktuig op een helling verwijdert, zal de
achterkant van de machine zwaar worden. Raadpleeg
het hoofdstuk Stabiliteitsgegevens, blz. 13, om te
bepalen of het werktuig zonder enige risico kan
worden verwijderd op een helling.
Verwijder obstakels zoals stenen, boomtakken, enz. uit
het werkgebied. Let op kuilen, voren of bulten, omdat
de kans bestaat dat de machine omslaat op ongelijk
terrein. In hoog gras zijn obstakels niet altijd zichtbaar.
Houd uw snelheid laag op een helling. Voordat u de
motor start, moet u de pompbedieningshendel op
langzaam (schildpad) zetten zodat u niet hoeft te
stoppen of te schakelen op de helling.
Houd u aan de adviezen in de handleidingen voor de
werktuigen voor het gebruik van contragewichten om
de stabiliteit te verbeteren.
Gebruik uitsluitend door Toro goedgekeurde
werktuigen. Werktuigen kunnen verandering in de
stabiliteit en de gebruikseigenschappen brengen en de
machine minder stabiel maken. De garantie kan komen
te vervallen als werktuigen worden gebruikt die niet
zijn goedgekeurd.
Ga op een helling altijd langzaam en behoedzaam te
werk. Verander niet plotseling de snelheid of de
rijrichting van de machine.
Niet starten of stoppen op een helling. Als de wielen
grip verliezen, moet u de helling langzaam in een
rechte lijn afrijden.
Maak geen bochten op een helling. Als u een bocht
moet maken, moet u dit langzaam doen en de zware
kant van de machine heuvelopwaarts gericht houden.
Werk niet in de buurt van steile hellingen, greppels of
dijken. De machine kan plotseling omslaan als een
wiel over de rand van een klip of greppel komt, of als
een rand afbrokkelt.
Werk niet op nat gras. Als de wielen hun grip
verliezen, kan de machine gaan glijden.
Parkeer de machine niet op een helling of een heuvel
zonder eerst het werktuig te hebben neergelaten op de
grond en de wielen te hebben geblokkeerd.
Probeer de machine niet in evenwicht te houden door
uw voeten op de grond te zetten.
5
Kinderen
Er kunnen fatale ongelukken gebeuren als de bestuurder
van de machine niet alert is op de aanwezigheid van
kinderen. Kinderen worden vaak aangetrokken door de
machine en de werkzaamheden die ermee worden
verricht. Ga er nooit van uit dat kinderen op de plaats
blijven waar u ze het laatst heeft gezien.
Houd kinderen weg uit werkgebied en plaats ze onder
toezicht van een verantwoordelijke volwassene.
Let goed op en zet de machine af als kinderen het
werkgebied binnenkomen.
Kijk naar beneden en achterom vóór en tijdens het
achteruitrijden om te zien of er geen kleine kinderen
zijn.
Neem nooit kinderen mee op de machine. Zij kunnen
eraf vallen en ernstig letsel oplopen of een veilig
gebruik van de machine in de weg staan.
Laat kinderen nooit de machine besturen.
Wees extra voorzichtig bij het naderen van blinde
hoeken, struiken, bomen, het einde van een hek en
andere objecten die het zicht kunnen belemmeren.
Onderhoud
U moet de motor afzetten en de bougiekabels
losmaken alvorens onderhouds-, reparatie- of
afstelwerkzaamheden uit te voeren.
Indien bij onderhouds- of reparatiewerkzaamheden de
armen van de lader moeten worden opgeheven, dient u
de armen vast te zetten in de opgeheven positie met de
vergrendelingen van de hydraulische cilinder die zijn
geleverd met de machine.
Laat de motor van de machine nooit lopen in een
afgesloten ruimte.
Zorg ervoor dat de bouten en moeren stevig zijn
vastgedraaid. Houd de machine in goede conditie.
Knoei nooit met de veiligheidsvoorzieningen.
Controleer of de veiligheidssystemen goed werken,
telkens voordat u de machine in gebruik neemt.
Houd de machine vrij van gras, bladeren, of andere
opgehoopte rommel. Neem gemorste olie of brandstof
meteen op. Laat de machine afkoelen voordat u deze
opslaat.
Wees extra voorzichtig als u omgaat met benzine of
andere brandstof. Deze stoffen zijn ontvlambaar en de
dampen kunnen tot ontploffing komen.
Gebruik uitsluitend een goedgekeurd vat of blik.
Verwijder nooit de dop van de brandstoftank en vul
nooit brandstof bij wanneer de motor loopt. Laat de
motor afkoelen voordat u brandstof bijvult. Niet
roken.
Vul de brandstoftank nooit binnenshuis bij.
Sla de machine of een brandstofvat nooit op in een
ruimte waarin zich een open vuur bevindt, zoals
een waakvlam van een boiler of een fornuis.
Vul een vat nooit als dit zich in een voertuig,
achterbak of laadbak van een vrachtauto bevindt,
maar zet dit eerst op de grond.
Zorg ervoor dat de vulpijp tijdens het vullen
voortdurend in contact met de tank is.
Als u een voorwerp raakt, moet u stoppen en de
machine controleren. Voer alle noodzakelijke repa-
raties uit voordat u de machine weer in gebruik neemt.
Gebruik altijd originele onderdelen zodat de originele
standaarden worden gehandhaafd.
Accuzuur is giftig en kan brandwonden veroorzaken.
Voorkom contact met de huid, ogen en kleding.
Bescherm uw gezicht, ogen en kleding als u
werkzaamheden verricht aan de accu.
Accugassen kunnen ontploffen. Houd sigaretten,
vonken en open vuur uit de buurt van de accu.
Houd lichaam en handen uit de buurt van kleine
lekgaten of spuitmonden waaruit onder hoge druk
hydraulische vloeistof ontsnapt. U kunt lekken in het
hydraulische systeem opsporen met behulp van karton
of papier. Hydraulische vloeistof die onder druk
ontsnapt, kan door de huid heen dringen en letsel
veroorzaken en dient binnen enkele uren operatief te
worden verwijderd door een gespecialiseerde chirurg
omdat anders gangreen kan ontstaan.
Geluidsdruk
Deze machine oefent een geluidsdruk van 97 dBA uit op
het gehoor van de bestuurder, gebaseerd op metingen bij
identieke machines volgens procedures zoals vastgelegd
in Richtlijn 98/37/EG.
Geluidsvermogen
Deze machine heeft een geluidsniveau van 104 dBA,
gebaseerd op metingen bij identieke machines volgens
procedures zoals vastgelegd in Richtlijn 2000/14/EG.
Trilling
Deze machine heeft een maximaal trillingsniveau van
0,8 m/s
2
op de handen en armen, gebaseerd op metingen
bij identieke machines volgens procedures zoals
vastgelegd in Richtlijn 98/37/EG.
Deze machine heeft een maximaal trillingsniveau van
0,1 m/s
2
op het hele lichaam, gebaseerd op metingen bij
identieke machines volgens procedures zoals vastgelegd
in Richtlijn 98/37/EG.
6
Hellingdiagram
BRENG DEZE RAND IN LIJN MET EEN VERTICAAL OPPERVLAK
(BOOM, GEBOUW, PAAL, ENZ.)
LANGS DE DAARTOE BESTEMDE LIJN VOUWEN
VOORBEELD:
VERGELIJK HELLING
MET OMGEVOUWEN
RAND.
7
Veiligheids- en instructiestickers
Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder
en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of
verdwenen stickers.
100-8824
1. WaarschuwingLees de
Gebruikershandleiding
.
2. Machine kan kantelen – Stap
niet van het platform als de
lading is opgeheven, laat de
machine rijden met de zware
kant heuvelopwaarts gericht
en denk eraan dat het
maximale draagvermogen
234 kg is.
3. Laat de armen van de lader
neer.
4. Hef de armen van de lader
op.
5. Vooruit
6. Tractiebediening
7. Achteruit
8. Emmer leegstorten.
9. De emmer ophalen.
10. Motor – Starten
11. Motor – Lopen
12. Motor – Afzetten
100-1701
1. Ledematen kunnen bekneld raken – Monteer de vergrendeling van de cilinder en lees de instructies alvorens service- of
onderhoudswerkzaamheden uit te voeren.
2. Waarschuwing – Verwijder het contactsleuteltje en laat de armen van de lader neer alvorens de machine achter te laten.
3. Handen kunnen worden gesneden – Wacht totdat alle bewegende delen tot stilstand zijn gekomen.
4. Ledematen van omstanders kunnen bekneld raken/worden afgesneden – Houd omstanders op een veilige afstand van de machine.
5. Risico van ontploffing en elektrische schok – Graaf niet op plaatsen waar zich gasleidingen en elektriciteitskabels in de grond bevinden.
8
98-8219
1. Snel
2. Gashendel
3. Langzaam
100-1703
1. Rijsnelheidshendel
98-8235
1. Snel
2. Tractie-aandrijving
3. Langzaam
100-1702
1. Waarschuwing – Lees de
Gebruikershandleiding
; maximaal
draagvermogen 234 kg.
104-5091
1. Bevat lood; niet weggooien.
2. Recyclen.
3. Draag oogbescherming;
explosieve gassen kunnen
blindheid en ander letsel
veroorzaken.
4. Geen vonken of vuur en niet
roken.
5. Zwavelzuur kan blindheid of
ernstige brandwonden
veroorzaken.
6. Ogen direct met water
spoelen en snel arts
raadplegen.
7. Maximale vulstreep.
8. Minimale vulstreep.
9. Instructies om accu te
gebruiken.
9
100-8821
1. Ledematen kunnen bekneld raken en handen worden gesneden
– Blijf op een veilige afstand van de voorzijde van de machine
als de armen van de lader zijn opgeheven.
100-8822
1. Waarschuwing – het is niet toegestaan passagiers te vervoeren.
93-6686
1. Hydraulische vloeistof 2. Lees de
Gebruikershandleiding
.
94-2551
1. Aan
2. Choke
3. Uit
104-4163
1. Risico van explosie.
2. Geen vonken of vuur en
niet roken.
3. Risico van bijtende
vloeistof/chemische
brandwonden.
4. Draag oogbescherming.
5. Lees de
Gebruikershandleiding
.
6. Houd omstanders op
veilige afstand van de
accu.
104-6109
1. Machine kan kantelen – Stap niet van het platform als de lading
is opgeheven en laat de machine rijden met de zware kant
heuvelopwaarts gericht.
10
Montage
Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine.
Losse onderdelen
Opmerking: Gebruik onderstaande lijst om te controleren of alle onderdelen zijn geleverd.
OMSCHRIJVING HOEVEELHEID GEBRUIK
Tractie-eenheid
Klephendel
1
1
Montage van de klephendel
Sleuteltje 2 Starten van de motor
Hydraulische filter 1 Olie verversen na inrijden
Montage van de klephendel
1. Schroef de hendel in de klep voor de rijsnelheids-
hendel (Fig. 2).
Opmerking: U moet de hendel monteren met de bocht
naar de bestuurder gericht.
2. Draai de contramoer op de hendel aan zodat deze goed
vastzit op zijn plaats.
1
m–3883
Figuur 2
1. Rijsnelheidshendel
De accu in gebruik nemen
De machine wordt geleverd met een drooggeladen accu.
Accuzuur met een soortelijk gewicht van 1,265 kunt u
kopen bij een plaatselijke accuhandelaar.
1. Verwijder de motorkap, zie Motorkap verwijderen,
blz. 25.
2. Draai de vleugelmoeren en de stang los waarmee de
accu is bevestigd (Fig. 3).
Accupolen of metalen gereedschappen kunnen
kortsluiting maken met metalen onderdelen,
waardoor vonken kunnen ontstaan. Hierdoor
kunnen accugassen tot ontploffing komen, die
lichamelijk letsel kunnen veroorzaken.
Zorg ervoor dat bij het verwijderen of
installeren van de accu de accupolen niet in
aanraking komen met metalen onderdelen van
de machine.
Voorkom dat metalen gereedschappen
kortsluiting veroorzaken tussen de accupolen
en metalen onderdelen van de machine.
Waarschuwing
3
5
1 m–4391
2
4
Figuur 3
1. Accu
2. Stang
3. Pluskabel
4. Rubberen kapje
5. Minkabel
11
3. Druk de hydraulische slangen voorzichtig opzij en
licht de accu op uit het chassis.
Gevaar
Accuzuur bevat zwavelzuur; dit is een dodelijk gif
dat ernstige brandwonden veroorzaakt.
U mag accuzuur nooit innemen en moet elk
contact met huid, ogen of kleding vermijden.
Draag een veiligheidsbril en rubberhandschoenen
om uw ogen en handen te beschermen.
Vul de accu alleen bij op plaatsen waar schoon
water altijd aanwezig is om indien nodig uw
huid af te spoelen.
4. Verwijder de vuldoppen van de accu (Fig. 4).
5. Giet langzaam accuzuur in elke cel van de accu totdat
het zuurpeil de bovenste streep (Fig. 4) op de
accubehuizing bereikt.
Belangrijk De accu niet te vol vullen; uitgelopen
accuzuur (zwavelzuur) kan ernstige corrosie en
beschadiging van het chassis veroorzaken.
6. Wacht na het bijvullen van de accucellen vijf tot tien
minuten. Vul zonodig accuzuur bij totdat het zuurpeil de
bovenste streep (Fig. 4) op de accubehuizing bereikt.
7. Plaats de vuldoppen weer op de accu.
1
2
3
m-5004
Figuur 4
1. Vuldoppen
2. Bovenste streep
3. Onderste streep
8. Zorg ervoor dat de vuldoppen op de accu zijn geplaatst.
Laad de accu 10 tot 15 minuten op bij 25 tot 30 A of 30
minuten bij 4–6 A. De accu niet te ver opladen.
Bij het opladen produceert de accu gassen die tot
ontploffing kunnen komen.
Rook nooit in de buurt van de accu en zorg ervoor
dat er geen vonken of vlammen vlakbij de accu
komen.
Waarschuwing
9. Zodra de accu volledig is opgeladen, haalt u de
oplader uit het stopcontact en maakt u vervolgens de
oplaadkabels los van de accuklemmen (Fig. 5).
4
1
2
3
m-4970
Figuur 5
1. Pluspool van de accu
2. Minpool van de accu
3. Rode (+) oplaadkabel
4. Zwarte (–) oplaadkabel
10.Plaats de accu in het chassis (Fig. 3).
11. Zet de accu vast met de stang en de vleugelmoeren die
u eerder hebt verwijderd (Fig. 3).
12.Bevestig de pluskabel (rood) aan de pluspool (+) van
de accu met behulp van de meegeleverde bout en
vleugelmoer (Fig. 3). Schuif het rubberen kapje over
de accupool heen.
Als accukabels verkeerd worden verbonden, kan
dit schade aan de machine en de kabels tot gevolg
hebben en vonken veroorzaken. Hierdoor kunnen
accugassen tot ontploffing komen, die lichamelijk
letsel kunnen veroorzaken.
Maak altijd de minkabel (zwart) van de accu los
voordat u de pluskabel (rood) losmaakt.
Sluit altijd de pluskabel (rood) van de accu aan
voordat u de minkabel (zwart) aansluit.
Waarschuwing
12
13.Bevestig de minkabel (zwart) aan de minpool (–) van
de accu met behulp van de meegeleverde bout en
vleugelmoer (Fig. 3).
Opmerking: Zorg ervoor dat de accukabels niet tegen
scherpe randen of tegen elkaar komen.
14.Plaats de motorkap; zie Motorkap plaatsen, blz. 25.
Specificaties
Totale breedte 103 cm
Totale lengte 152 cm
Totale hoogte 125 cm
Gewicht 711 kg
Nominaal werkvermogen (met
91 kg gebruiker en standaard
emmer)
234 kg
Kipvermogen (met 91 kg
gebruiker en standaard emmer)
467 kg
Wielbasis 71 cm
Storthoogte (met
standaardemmer)
120 cm
Bereik – Volledig opgeheven
(met standaardemmer)
66 cm
Hoogte tot scharnierpen
(standaardemmer in hoogste
stand)
168 cm
Specificaties en ontwerp kunnen zonder voorafgaande
kennisgeving worden gewijzigd.
Werktuigen
Er is een groot aantal werktuigen leverbaar die kunnen
worden gebruikt met de machine. Deze werktuigen stellen
u in staat talrijke werkzaamheden van uiteenlopende aard
te verrichten met de machine, zoals materiaal wegslepen,
kuilen graven, sorteren, enz. Voor een lijst met alle
goedgekeurde werktuigen en accessoires kunt u contact
opnemen met uw Toro-dealer.
Belangrijk Gebruik uitsluitend door Toro
goedgekeurde werktuigen.
13
Stabiliteitsgegevens
De volgende tabel bevat een overzicht van de maximaal aanbevolen hellinghoek voor de machine in de posities die zijn
aangegeven op de tabel. Als de hellinghoek groter is dan de vermelde hellinghoek, kan de machine instabiel worden. De
gegevens in de tabel hebben als uitgangspunt dat de armen van de lader volledig zijn neergelaten en dat de banden die in
de fabriek op de machine werden aangebracht de aanbevolen spanning hebben; opgeheven armen en andere typen banden
en spanningen kunnen de stabiliteit beïnvloeden.
Maximaal aanbevolen hellinghoek bij gebruik met:
Configuratie
Voorzijde
heuvelopwaarts
Achterzijde
heuvelopwaarts
Zijkant
heuvelopwaarts
Machine zonder werktuig 10° 20° 18°
Machine met contragewicht, zonder werktuig 8° 20° 19°
Machine met een werktuig waaraan een van de
volgende stabiliteitswaarden per hellinghoek is
toegekend:*
A 25° 25° 20°
B 20° 20° 17°
C 15° 15° 13°
D 10° 10° 9°
E 5° 5° 5°
* De gebruikershandleiding van elk werktuig vermeldt drie stabiliteitswaarden, één per hellinghoek. Om de maximale
hellinghoek te bepalen waarbij u kunt rijden als het werktuig is gemonteerd, kijkt u welke hellinghoek correspondeert met
de stabiliteitswaarden van het werktuig. Tenzij anders is aangegeven in de gebruikershandleiding voor het werktuig, moet
u ervan uitgaan dat de vermelde waarden gelden voor gebruik zonder het contragewicht.
Voorbeeld: Als het werktuig dat is gemonteerd op de machine waarde B Voorzijde heuvelopwaarts, waarde D Achterzijde
heuvelopwaarts en waarde C Zijkant heuvelopwaarts heeft, kunt u voorwaarts rijden tot een hellinghoek van 20°,
achterwaarts tot een hellinghoek van 10°, of zijwaarts tot een hellinghoek van 13°, zoals is aangegeven in de tabel.
14
Voor het gebruik
Voordat u de machine in gebruik neemt moet u het
brandstof- en oliepeil en de bandenspanning controleren
en rommel van de machine verwijderen. Zorg ervoor dat
het werkgebied vrij van mensen en rommel is. U dient ook
te weten waar alle leidingen en kabels liggen, en deze
plaatsen te markeren.
Brandstof bijvullen
Gevaar
In bepaalde omstandigheden is benzine uiterst
ontvlambaar en zeer explosief. Brand of explosie
van benzine kan brandwonden bij u of anderen en
materiële schade veroorzaken.
Vul de brandstoftank in de open lucht wanneer
de motor koud is. Eventueel gemorste benzine
opnemen.
Vul de brandstoftank niet helemaal vol. Vul de
brandstoftank tot maximaal 6 mm tot 13 mm
vanaf de onderkant van de vulbuis. Deze ruimte
in de tank geeft de benzine de kans om uit te
zetten.
Rook nooit wanneer u met benzine bezig bent
en houd de brandstof weg van open vlammen of
vonken.
Benzine in een goedgekeurd vat of blik en
buiten bereik van kinderen bewaren. Koop
nooit meer benzine dan u in 30 dagen kunt
opmaken.
Benzinevaten altijd op de grond en uit de buurt
van de machine zetten alvorens de tank bij te
vullen.
Benzinevaten niet in een vrachtwagen of
aanhanger vullen, omdat bekleding of kunststof
beplating het vat kunnen isoleren wat de afvoer
van statische lading kan bemoeilijken.
Als het praktisch mogelijk is, kunt u het best
een machine met een benzinemotor eerst van de
vrachtwagen of aanhanger halen en bijtanken
als de machine met de wielen op de grond staat.
Als dit niet mogelijk is, verdient het de voorkeur
dergelijke machines op een truck of aanhanger
bij te vullen uit een draagbaar vat, niet met
behulp van een vulpistool van een pomp.
Als u een vulpistool moet gebruiken, dient u de
vulpijp voortdurend in contact met de rand van
de brandstoftank of de opening van het vat te
houden, totdat u klaar bent met bijvullen.
Gebruik loodvrije, normale benzine (octaangetal minimaal
87). Gelode normale benzine kan worden gebruikt als
loodvrije benzine niet verkrijgbaar is.
Belangrijk Gebruik nooit methanol, benzine die
methanol bevat, of gasohol die meer dan 10 % ethanol
bevat omdat dit kan leiden tot schade aan het brandstof-
systeem. Geen olie bij de benzine mengen.
Belangrijk Gebruik nooit brandstofadditieven die
methanol of ethanol bevatten.
Opmerking: De twee brandstoftanks zullen gelijkelijk
leeg raken; u zult ze echter afzonderlijk moeten vullen,
want door de ene tank te vullen, wordt de andere tank niet
gevuld.
Brandstoftanks met benzine vullen
1. Parkeer de machine op een horizontaal vlak, laat de
armen van de lader neer en zet de motor af.
2. Verwijder het sleuteltje en laat de motor afkoelen.
3. Reinig de omgeving van de tankdoppen en verwijder
ze.
4. Vul elke brandstoftank bij met loodvrije, normale
benzine tot maximaal 6 tot 13 mm vanaf de onderkant
van de vulbuis. Gebruik hierbij een trechter.
Belangrijk De ruimte in de tank geeft de benzine de
kans om uit te zetten. Vul de brandstoftank niet helemaal
vol.
5. Draai de tankdoppen stevig vast. Gemorste benzine
opnemen.
Gebruik van
stabilizer/conditioner
Gebruik van stabilizer/conditioner in de machine biedt de
volgende voordelen:
Houdt de benzine vers gedurende stalling van
90 dagen of minder. Voor langere stalling wordt
aanbevolen alle benzine uit de tank af te tappen.
Houdt de motor tijdens het gebruik schoon.
Voorkomt harsachtige afzettingen in het
brandstofsysteem, die tot startproblemen kunnen
leiden.
Belangrijk Gebruik nooit brandstofadditieven die
methanol of ethanol bevatten.
Voeg de juiste hoeveelheid stabilizer/conditioner aan de
benzine toe.
Opmerking: Stabilizer/conditioner werkt het best als deze
met verse benzine wordt gemengd. Gebruik altijd stabilizer/
conditioner om het risico van harsachtige afzettingen in het
brandstofsysteem zo klein mogelijk te houden.
15
Oliepeil controleren
1. Parkeer de machine op een horizontaal vlak, laat de
armen van de lader neer en zet de motor af.
2. Verwijder het sleuteltje en laat de motor afkoelen.
3. Maak de omgeving van de oliepeilstok schoon (Fig. 6).
4. Trek de peilstok uit en veeg het metalen deel met een
doek schoon (Fig. 6).
5. Schuif de peilstok helemaal in de buis (Fig. 6).
6. Trek de peilstok uit en controleer het oliepeil op het
metalen deel.
7. Als het oliepeil te laag is, reinigt u de omgeving van
de vulbuis en verwijdert u de dop (Fig. 6).
8. Giet langzaam voldoende in het klepdeksel totdat de
peil de (F) VOL-markering bereikt.
Belangrijk Het carter nooit te vol vullen met olie;
hierdoor kan de motor worden beschadigd.
9. Plaats de dop van de vulbuis en de peilstok terug.
1
4
2
m–3873 m–3219
3
Figuur 6
1. Oliepeilstok
2. Dop van vulbuis
3. Klepdeksel
4. Metalen deel
Vuil verwijderen van de machine
Belangrijk Als u de motor gebruikt met een verstopt
grasscherm, vuile of verstopte koelribben, en /of
verwijderde koelschermen, zal dit leiden tot beschadiging
van de motor als gevolg van oververhitting.
1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, hef
de armen van de lader op en vergrendel de cilinder; zie
Vergrendelingen van de cilinder gebruiken, blz. 21.
2. Zet de motor af en verwijder het sleuteltje uit het
contact.
3. Verwijder de motorkap, zie Motorkap verwijderen,
blz. 25.
4. Veeg rommel weg vóór en/of tijdens gebruik, als dit
nodig is.
5. Reinig het luchtfilter vóór en/of tijdens het gebruik, als
dit nodig is.
6. Verwijder voor elk gebruik aangekoekte rommel op de
motor met een borstel of een blazer.
Belangrijk Bij voorkeur vuil uitblazen in plaats van
uitspoelen. Als u water gebruikt, moet u ervoor zorgen dat
dit niet terecht komt op elektrische apparatuur en de
hydraulische kleppen. Gebruik hiervoor nooit een
hogedrukreiniger. Als u de machine schoon spuit met een
hogedrukreiniger, kunnen het elektrische systeem en de
hydraulische kleppen schade oplopen of smeervet worden
weggespoeld.
7. Plaats de motorkap; zie Motorkap plaatsen, blz. 25.
8. Verwijder de vergrendelingen van de cilinder, berg deze
op (zie Vergrendelingen van de cilinder gebruiken,
blz. 21), en laat de armen van de lader neer.
Hydraulische vloeistof
controleren
Controleer het peil van de hydraulische vloeistof voordat
de motor voor het eerst wordt gestart en daarna om de 25
bedrijfsuren.
Inhoud van hydraulische tank: 67 liter
Hydraulische vloeistof: 10W-30 of 15W-40 reinigingsolie
voor dieselmotoren (API-klasse CH-4 of hoger).
1. Verwijder het werktuig, als dit is gemonteerd; zie Een
werktuig verwijderen, blz. 23.
2. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, hef
de armen van de lader op en vergrendel de cilinder; zie
Vergrendelingen van de cilinder gebruiken, blz. 21.
3. Zet de motor af en verwijder het sleuteltje uit het
contact.
4. Verwijder de motorkap, zie Motorkap verwijderen,
blz. 25.
5. Reinig de omgeving van de vulbuis van de
hydraulische tank (Fig. 7).
6. Verwijder de dop van de vulbuis en controleer het
vloeistofpeil op de peilstok (Fig. 7).
1
m–4392
2
Figuur 7
1. Dop van vulbuis 2. Peilstok
16
7. Als het peil te laag staat, vult u vloeistof bij tot het
correcte peil.
8. Plaats de dop op de vulbuis.
9. Plaats de motorkap; zie Motorkap plaatsen, blz. 25.
10.Verwijder de vergrendelingen van de cilinder, berg deze
op (zie Vergrendelingen van de cilinder gebruiken,
blz. 21), en laat de armen van de lader neer.
Bandenspanning
Zorg ervoor dat de banden de voorgeschreven spanning
hebben. De bandenspanning kan het best bij koude banden
worden gecontroleerd.
Bandenspanning 103–138 kPa (15-20 psi).
Opmerking: Rij met een lage bandenspanning (103 kPa/
15 psi) in zanderige omstandigheden om de banden beter
grip te geven op rul terrein.
1
m–1872
Figuur 8
1. Ventiel
Gebruiksaanwijzing
Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine.
Algemeen overzicht van de machine
Figuur 9 biedt een voor- en achteraanzicht van de machine. Zorg ervoor dat u vertrouwd raakt met alle onderdelen van de
machine op Figuur 9.
m–4393/4389
5
1
3
2
6
7
8
9
10
11
12
11
3
4
13
14
15
15
16
Figuur 9
1. Bevestigingsplaat
2. Kipcilinder
3. Armen van de lader
4. Hefcilinder
5. Brandstoftank
6. Wiel
7. Bestuurdersplatform
8. Motor
9. Luchtfilter
10. Bedieningspaneel
11. Hefpunten
12. Handgreep
13. Koppelingen voor
hulphydrauliek
14. Motorkap
15. Sleepklep
16. Parkeerremhendel
17
Tijdens werkzaamheden kunt u van het platform
vallen en ernstig letsel oplopen.
Beweeg de bedieningshendels uitsluitend als u met
beide voeten op het platform staat en de hand-
grepen vasthoudt.
Voorzichtig
Bedieningsorganen
Zorg ervoor dat u vertrouwd bent met alle bedienings-
organen (Fig. 10) voordat u de motor start en de machine
gebruikt.
m–4388
1
2
3
5
4
7
6
8
9
Figuur 10
1. Bedieningshendels van
de tractie
2. Kantelhendel voor
werktuigen
3. Hendel voor armen van
lader
4. Hendel voor hulphydrauliek
5. Rijsnelheidshendel
6. Gashendel
7. Chokehendel
8. Contactschakelaar
9. Urenteller/toerenteller
Contactschakelaar
De contactschakelaar waarmee u de motor start en afzet,
heeft drie standen: stop, lopen en start.
Om de motor te starten, draait u het sleuteltje op start. Als
u het sleuteltje loslaat als de motor start, zal dit
automatisch terugkeren naar lopen.
Om de motor af te zetten, draait u het sleuteltje op uit.
Gashendel
Zet de hendel naar voren om het motortoerental te
verhogen en naar achteren om het toerental te verlagen.
Chokehendel
Voordat u een koude motor start, moet u de chokehendel
helemaal naar voren bewegen. Nadat de motor is gestart,
kunt u met behulp van de choke de motor regelmatig laten
lopen. Zodra dit mogelijk, moet u de chokehendel
helemaal naar achteren bewegen. Als de motor warm is,
hoeft de choke niet of nauwelijks te worden gebruikt.
Bedieningshendels van de tractie
Om vooruit te rijden, zet u de bedieningshendels van de
tractie naar voren. Om achteruit te rijden, zet u de
bedieningshendels van de tractie naar achteren.
Om in een rechte lijn te rijden, moet u beide
bedieningshendels in gelijke mate bewegen.
Om een bocht te maken, zet u de hendel aan de kant
waarnaar u wilt afslaan, in de neutraalstand, terwijl u de
andere hendel ingedrukt houdt.
Hoe verder u de bedieningshendels beweegt (in beide
richtingen), des te sneller zal de machine in de gewenste
richting rijden.
Om langzamer rijden of te stoppen, zet u beide
bedieningshendels van de tractie in de neutraalstand.
Kantelhendel voor werktuigen
Om een werktuig naar voren te kantelen, duwt u de
kantelhendel voor werktuigen langzaam naar voren.
Om een werktuig naar achteren te kantelen, trekt u de
kantelhendel voor werktuigen langzaam naar achteren.
Hendel voor armen van lader
Om de armen van de lader neer te laten, duwt u de hendel
voor de armen van de lader langzaam naar voren.
Om de armen van de lader op te heffen, trekt u de hendel
voor de armen van de lader langzaam naar achteren.
18
Vergrendeling van klep van lader
Met de vergrendeling van de klep van de lader zet u de
arm van de lader en de kantelhendel voor de werktuigen
vast, zodat u ze niet naar voren kunt duwen. Dit voorkomt
dat iemand per ongeluk de armen van de lader neerlaat
tijdens onderhoudswerkzaamheden. U dient de armen van
de lader te vergrendelen telkens wanneer u de machine tot
stilstand brengt terwijl de armen zijn opgeheven.
Om de vergrendeling in werking te stellen, moet u deze
helemaal naar achteren tegen de hendels trekken (Fig. 11).
Opmerking: U moet de hendels naar achteren bewegen
om de vergrendeling in- of uit te schakelen.
1
2
m-6025/6026
Figuur 11
1. Vergrendeling van klep
van lader, ingeschakeld
2. Vergrendeling van klep
van lader, uitgeschakeld
Hendel voor hulphydrauliek
Om een hydraulisch werktuig in voorwaartse richting te
gebruiken, moet u de hendel voor de hulphydrauliek
langzaam naar achteren trekken.
Om een hydraulisch werktuig in achterwaartse richting te
gebruiken, moet u de hendel voor de hulphydrauliek
langzaam naar achteren duwen. Dit wordt ook de
vergrendelstand genoemd, omdat hierbij de aanwezigheid
van de bestuurder niet is vereist.
Rijsnelheidshendel
Zet de rijsnelheidshendel op snel (haas) om de tractie-
aandrijving, de armen van de lader en het kantelmechanisme
in te stellen op een hoog toerental en de hulphydrauliek op
een laag toerental.
Zet de rijsnelheidshendel op langzaam (schildpad) om de
hulphydrauliek in te stellen op een hoog toerental en de
tractie-aandrijving, de armen van de lader en het
kantelmechanisme op een laag toerental.
Als u de rijsnelheidshendel beweegt terwijl de
machine in beweging is, zal de machine ofwel
abrupt tot stilstand komen of sneller gaan rijden.
Als u de machine gebruikt met de rijsnelheids-
hendel in een tussenliggende stand, zal de machine
onregelmatig werken en misschien schade oplopen.
U kunt dan de controle over de machine verliezen
waardoor u of een omstander letsel kan oplopen.
Beweeg de rijsnelheidshendel nooit als de
machine in beweging is.
Rij niet met de machine als de rijsnelheids-
hendel in een tussenliggende stand staat (d.w.z.
in elke andere stand dan helemaal naar voren
of helemaal naar achteren).
Waarschuwing
Urenteller/toerenteller
Als de motor is afgezet, verschijnt op de urenteller/
toerenteller het aantal uren dat de machine in bedrijf is
geweest. Als de motor loopt, verschijnt het motortoerental
in omwentelingen per minuut (tpm) op de teller.
Na de eerste 50 bedrijfsuren en daarna om de 100
bedrijfsuren (dus om 150, 250, 350, enz. bedrijfsuren)
verschijnt op het scherm de mededeling CHG OIL om u
eraan te herinneren dat de olie moet worden ververst. Om
de 100 bedrijfsuren verschijnt op het scherm de
mededeling SVC om u eraan te herinneren dat u andere
onderhoudswerkzaamheden moet uitvoeren op basis van
een onderhoudsschema van 100, 200 of 400 bedrijfsuren.
Deze mededelingen verschijnen drie uur voor de
onderhoudsinterval op het scherm en worden daarna
gedurende zes uur met regelmatige tussenpozen herhaald.
19
Stromingsverdeler
Het hydraulische systeem van de machine (d.w.z. de tractie-
aandrijving, de armen van de lader en het kantelmechanisme
van de werktuigen) werkt op een afzonderlijk hydraulisch
circuit van de hulphydrauliek voor de aandrijving van de
werktuigen; beide systemen gebruiken echter dezelfde
hydraulische pompen. Met behulp van de stromingsverdeler
(Fig. 12) kunt u het toerental van het hydraulische systeem
van de machine regelen door de hydraulische vloeistof naar
het circuit van de hulphydrauliek te laten stromen. De
stromingsverdeler biedt u de mogelijkheid de vloeistof-
stroom in verschillende mate te verdelen om de machine
langzaam te laten rijden. Hoe meer hydraulische vloeistof u
naar de hulphydrauliek laat stromen, des te langzamer zal de
machine rijden.
3
4
5
1
2
Figuur 12
1. Stromingsverdeler
2. Knop
3. 12 uur-positie
4. 10 tot 11 uur-positie
5. 9 uur-positie
Zet de stromingsverdeler op 12 uur om de machine
met de hoogste snelheid te laten rijden.
In deze positie kunt u de machine snel laten werken.
Zet de stromingsverdeler tussen 12 uur en 9 uur om de
machine langzaam te laten rijden en het toerental af te
stellen.
U zet de stromingsverdeler in een positie binnen dit
bereik bij werktuigen met een hydraulisch systeem als
u zowel het werktuig als het hydraulische systeem van
de machine in werking moet stellen, bijvoorbeeld een
aardboor, boorinstallatie, hydraulisch maaimes of
spitmachine.
Zet de stromingsverdeler op 9 uur om alle hydraulische
vloeistof naar de hulphydrauliek van het werktuig te
laten lopen.
In deze positie zal de machine niet bewegen. U zet de
stromingsverdeler in deze positie als u een hydraulische
werktuig gebruikt waarbij de machine niet in beweging
hoeft te zijn. Er zijn momenteel geen werktuigen waarbij
de stromingsverdeler op 9 uur moet staan; een sleuven-
graver werkt echter het best als u de stromingsverdeler
bijna op 9 uur zet zodat de machine langzaam voor-
waarts kruipt als u sleuven graaft.
Opmerking: U kunt de stromingsverdeler vastzetten door
de knop op de stromingsverdeler rechtsom te draaien
totdat deze contact maakt met de wijzerplaat (Fig. 12).
Parkeerrem
De machine is uitgerust met een parkeerrem (Fig. 13).
Draai de remhendel omlaag zodat de rem de achterwielen
blokkeert als u de machine tot stilstand brengt op een
heuvel of onbeheerd achterlaat. Zet de hendel omhoog
voordat u de machine laat rijden.
3
1
2
m–4588
Figuur 13
1. Parkeerremhendel
2. Rem buiten werking
gesteld
3. Rem in werking gesteld
Starten en stoppen van de
motor
Motor starten
1. Ga op het platform staan.
2. Zet de hendel van de klep van de hulphydrauliek in de
neutraalstand.
3. Zet de gashendel halverwege tussen langzaam
(schildpad) en snel (haas).
4. Zet de chokehendel helemaal naar voren voordat u een
koude motor start.
Opmerking: Als de motor warm of heet is, hoeft u de
choke misschien niet te gebruiken.
5. Draai het contactsleuteltje op start. Laat het sleuteltje
los zodra de motor aanslaat.
Belangrijk Stel de startmotor telkens niet langer dan
10 seconden in werking. Als de motor niet wil starten,
moet u na elke poging de motor 30 seconden laten
afkoelen. Indien u deze instructies niet opvolgt, kan de
startmotor doorbranden.
20
6. Zodra de motor start, beweegt u de choke langzaam
naar achteren. Als de motor afslaat of hapert, beweegt
u de choke weer naar voren totdat de motor warm is.
7. Zet de gashendel in de gewenste stand.
Belangrijk Als u de motor op een hoog toerental laat
lopen wanneer het hydraulische systeem koud is (d.w.z.
wanneer de omgevingstemperatuur rond het vriespunt of
lager is), kan het hydraulische systeem schade oplopen.
Als u de motor start in koude weersomstandigheden, moet
u de motor 2 tot 5 minuten op halfgas laten lopen voordat
u de gashendel op snel (haas) zet.
Motor afzetten
1. Zet de gashendel op langzaam (schildpad).
2. Laat de armen van de lader neer op de grond.
3. Draai het contactsleuteltje op uit.
Opmerking: Als de motor zwaar belast is geweest of heet
is, moet u deze nog een minuut laten draaien voordat u het
contactsleuteltje op uit draait. De motor kan dan afkoelen
voordat die wordt afgezet. In een noodgeval kan de motor
direct worden afgezet.
Vooruit- en achteruitrijden
Met de gashendel regelt u de snelheid van de motor,
oftewel het toerental (in omwentelingen per minuut). Zet
de gashendel op snel (haas) om de beste prestaties te
verkrijgen.
Opmerking: U kunt de gashendel aftstellen om bij lagere
snelheiden te kunnen werken.
Om de machine te laten rijden, moet u indien nodig de
volgende handelingen verrichten:
Om vooruit te rijden, zet u de bedieningshendels van
de tractie naar voren.
Om achteruit te rijden, zet u de bedieningshendels van
de tractie naar achteren.
Om in een rechte lijn te rijden, moet u beide
bedieningshendels in gelijke mate bewegen.
Om een bocht te maken, zet u de hendel aan de kant
waarnaar u wilt afslaan, in de neutraalstand, terwijl u
de andere hendel ingedrukt houdt.
Om langzamer rijden of te stoppen, zet u beide
bedieningshendels van de tractie in de neutraalstand.
Opmerking: Hoe verder u de bedieningshendels beweegt
(in beide richtingen), des te sneller zal de machine in de
gewenste richting rijden.
De machine stoppen
Om de machine te stoppen, moet u de bedieningshendels in
de neutraalstand en de gashendel op langzaam (schildpad)
zetten, de armen van de lader neerlaten op de grond en het
contactsleuteltje op uit draaien om de motor af te zetten.
Verwijder het contactsleuteltje.
De kans bestaat dat een kind of ongeoefende
omstander de machine probeert te bedienen en
daarbij letsel oploopt.
Verwijder altijd het contactsleuteltje wanneer u
de machine achterlaat, ook al is het slechts voor
een paar seconden.
Voorzichtig
Een niet-werkende machine
verplaatsen
Belangrijk U mag de machine niet slepen of trekken
zonder dat u eerst de sleepkleppen hebt geopend, omdat
anders het hydraulische systeem wordt beschadigd.
1. Zet de motor af.
2. Verwijder de plug op elke sleepklep (Fig. 14).
m–5082
1
2
Figuur 14
1. Sleepklep 2. Plug
3. Draai de contramoer op elke sleepklep los (Fig. 14).
21
4. Draai de kleppen een slag linksom met een zeskantige
steeksleutel om ze te openen.
5. Sleep de machine als dit nodig is.
Belangrijk Tijdens het slepen mag de snelheid niet
hoger zijn dan 5 km per uur.
6. Als de machine is gerepareerd, sluit u de sleepkleppen
en draait u de contramoeren vast.
Belangrijk Draai de sleepkleppen niet te vast aan.
7. Plaats de pluggen terug.
Vergrendelingen van de
cilinder gebruiken
Als de armen van de lader zijn opgeheven en naar
beneden komen, bestaat de kans dat iemand
daaronder bekneld raakt.
U moet de cilinder vergrendelen voordat u
onderhoudswerkzaamheden verricht waarbij de
armen van de lader moeten zijn opgeheven.
Waarschuwing
Vergrendelingen van de cilinder plaatsen
1. Start de motor.
2. Hef de armen van de lader volledig op.
3. Zet de motor af.
4. Plaats een vergrendeling op elke stang van de
hefcilinder (Fig. 15).
5. Zet elke vergrendeling vast met een gaffelpen en een
R-pen (Fig. 15).
m–4398
2
3
1
4
5
Figuur 15
1. Vergrendeling van cilinder
2. Hefcilinder
3. R-pen
4. Gaffelpen
5. Stang van hefcilinder
6. Zet de motor af en laat de armen van de lader neer.
Vergrendelingen van cilinder
verwijderen/opslaan
1. Start de motor.
2. Hef de armen van de lader volledig op.
3. Zet de motor af.
4. Verwijder de gaffelpen en de R-pen waarmee elke
vergrendeling is bevestigd.
5. Verwijder de vergrendelingen van de cilinder.
6. Laat de armen van de lader neer.
7. Plaats de vergrendelingen op de hydraulische slangen
en zet ze vast met de gaffelpennen en de R-pennen
(Fig. 16).
m–4397
2
1
3
4
1
2
Figuur 16
1. Hydraulische slangen
2. Vergrendelingen van
cilinder
3. R-pen
4. Gaffelpen
22
Werktuigen monteren en
verwijderen
Een werktuig monteren
Belangrijk Gebruik uitsluitend door Toro goedge-
keurde werktuigen. Werktuigen kunnen verandering in de
stabiliteit en de gebruikseigenschappen brengen en de
machine minder stabiel maken. De garantie op de
machine kan komen te vervallen als werktuigen worden
gebruikt die niet zijn goedgekeurd.
Belangrijk Voordat u het werktuig monteert, moet u
ervoor zorgen dat de bevestigingsplaten vrij van vuil of
rommel zijn en de pennen onbelemmerd ronddraaien. Als
de pennen niet onbelemmerd kunnen ronddraaien, moeten
ze worden gesmeerd; zie De machine smeren, blz. 25.
1. Plaats het werktuig op een horizontaal oppervlak en
zorg ervoor dat er achter het werktuig genoeg ruimte
voor de machine is.
2. Start de motor.
3. Kantel de bevestigingsplaat voor het werktuig naar
voren.
4. Plaats de bevestigingsplaat in de bovenste lip van de
ontvangerplaat op het werktuig (Fig. 17).
m–4055
1
2
Figuur 17
1. Bevestigingsplaat 2. Ontvangerplaat
5. Hef de armen van de lader op terwijl u tegelijkertijd de
bevestigingsplaat naar achteren kantelt.
Belangrijk U moet het werktuig omhoog brengen
totdat het vrij is van de grond, en de bevestigingsplaat
helemaal naar achteren kantelen.
6. Zet de motor af.
7. Zet de snelkoppelingspennen vast en zorg ervoor dat
deze volledig in de bevestigingsplaten zitten (Fig. 18).
Belangrijk Indien de pennen niet kunnen ronddraaien
als ze zijn vastgezet, is de bevestigingsplaat niet precies
recht tegenover de gaten in de ontvangerplaat van het
werktuig. Controleer de ontvangerplaat en maak deze
zonodig schoon.
m–5919
1
3
2
Figuur 18
1. Snelkoppelingspennen
(vastgezet)
2. Niet vastgezet
3. Vastgezet
Als de snelkoppelingspennen niet volledig in de
bevestigingsplaten zitten, bestaat de kans dat het
werktuig van de machine valt, waardoor u of een
omstander bekneld kan raken.
Zorg ervoor dat de snelkoppelingspennen volledig
in de bevestigingsplaten zitten.
Waarschuwing
Hydraulische slangen aansluiten
Als het werktuig hydraulisch wordt bediend, moet u de
hydraulische slangen als volgt aansluiten:
1. Zet de motor af.
2. Beweeg de hendel voor de hulphydrauliek naar voren,
naar achteren en terug in de neutraalstand om de druk
op de hydraulische koppelingen op te heffen.
3. Duw deze hendel naar voren in de vergrendelstand.
4. Verwijder de beschermplaten van de hydraulische
koppelingen op de machine.
5. Zorg ervoor dat alle ongerechtigheden zijn verwijderd
van de hydraulische aansluitingen.
6. Druk de mannelijke aansluiting van het werktuig in het
vrouwelijk aansluiting op de machine.
Opmerking: Als u eerst de mannelijke aansluiting van het
werktuig bevestigt, heft u de druk in het werktuig op.
23
Hydraulische vloeistof die onder druk ontsnapt, kan
door de huid heen dringen en letsel veroorzaken.
Vloeistof die in de huid is geïnjecteerd, dient binnen
enkele uren operatief te worden verwijderd door
een arts die bekend is met deze vorm van verwon-
dingen, omdat anders gangreen kan ontstaan.
Houd lichaam en handen uit de buurt van
kleine lekgaten of spuitmonden waaruit onder
hoge druk hydraulische vloeistof ontsnapt.
U kunt lekken in het hydraulische systeem
opsporen met behulp van karton of papier; doe
dit nooit met uw handen.
Waarschuwing
Hydraulische koppelingen, hydraulische
leidingen/kleppen en hydraulische vloeistof
kunnen heet zijn. U kunt zich verbranden als u
hete onderdelen aanraakt.
Draag handschoenen als u werkt aan de
hydraulische koppelingen.
Laat de machine afkoelen voordat u de
hydraulische onderdelen aanraakt.
Zorg ervoor dat u niet in aanraking komt met
gemorste hydraulische vloeistof.
Voorzichtig
7. Druk de vrouwelijke aansluiting van het werktuig in de
mannelijke aansluiting op de machine.
8. Trek aan de slangen om te controleren of de
aansluiting betrouwbaar is.
9. Zet de hendel van de hulphydrauliek in de neutraalstand.
Een werktuig verwijderen
1. Laat het werktuig neer op de grond.
2. Zet de motor af.
3. Maak de snelkoppelingspennen los door deze naar
buiten te draaien.
4. Als het werktuig hydraulisch wordt bediend, beweegt
u de hendel voor de hulphydrauliek naar voren, naar
achteren en terug in de neutraalstand om de druk op de
hydraulische koppelingen op te heffen.
5. Als het werktuig hydraulisch wordt bediend, schuift u
de kraag op de hydraulische koppeling terug en maakt
u deze los.
Belangrijk Koppel de slangen van het werktuig aan
elkaar om te voorkomen dat het hydraulische systeem
tijdens de opslag wordt verontreinigd.
6. Monteer de beschermplaten op de hydraulische
koppelingen op de machine.
7. Start de motor, kantel de bevestigingsplaat naar voren
en rij de machine achteruit van het werktuig vandaan.
De machine vastzetten voor
transport
Als u de machine vervoert op een aanhanger, moet u altijd
als volgt te werk gaan:
Belangrijk U mag met de machine niet werken of
rijden op de openbare weg.
1. Laat de armen van de lader neer.
2. Zet de motor af.
3. Bevestig de machine aan de aanhanger met behulp van
kettingen of riemen; gebruik de openingen in de
ondersteuning van het bestuurdersplatform om de
achterzijde van de machine vast te zetten en de armen
van de lader/bevestigingsplaat om de voorzijde van de
machine vast te zetten.
Dijsteun verstellen (uitsluitend
bij Dingo 323)
Om de dijsteun te verstellen (Fig. 19), draait u de knoppen
los en zet u het steunkussen op de gewenste hoogte. U
kunt de dijsteun nog verder verstellen door de moeren los
te draaien waarmee het kussen is bevestigd aan de verstel-
plaat, en de plaat naar wens hoger of lager te zetten. Draai
alle bevestigingen stevig vast als u hiermee klaar bent.
m–6345
3
2
5
6
4
5
4
1
Figuur 19
1. Beugel voor dijsteun
2. Verstelplaat
3. Kussen van dijsteun
4. Knop en platte ring
5. Rijtuigschroef
6. Borgmoer en platte ring
24
Onderhoud
Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine.
Aanbevolen onderhoudsschema
Onderhoudsinterval Onderhoudsprocedure
8 bedrijfsuren
Machine smeren
Het motoroliepeil controleren
Controleren of bevestigingen vastzitten
Bandenspanning controleren (138 kPa/20 psi)
25 bedrijfsuren
Voorfilter reinigen
1
Peil van hydraulische vloeistof controleren
Hydraulische leidingen op lekkages controleren
100 bedrijfsuren
Motorolie verversen
1,2
Accuzuurpeil controleren
Torsie van wielmoeren controleren (68 Nm)
3
Aansluitingen van de accukabels controleren
200 bedrijfsuren
Oliefilter vervangen (bij elke tweede olieverversingsbeurt)
1,
4
Motortoerental controleren (1400 tmp stationair en 3600 vol gas, ± 75)
Bougies controleren
400 bedrijfsuren
Hydraulisch filter vervangen
1,
3,
5
Brandstofleidingen op lekkages controleren
Jaarlijks/Stalling
Hydraulische vloeistof verversen
1,
6
Voorfilter en secundair filter vervangen
1
Brandstoffilter vervangen
1
Beschadigde lak bijwerken
1
Vaker in stoffige, vuile omstandigheden.
2
Ververs de motorolie na de eerste 50 bedrijfsuren.
3
Vervang het hydraulische filter en controleer de torsie van de wielmoeren na de eerste 8-10 bedrijfsuren.
4
Als de machine wordt gebruikt in zware omstandigheden of wordt verhuurd, moet dit om de 100 bedrijfsuren gebeuren.
5
Als de machine wordt gebruikt in zware omstandigheden of wordt verhuurd, moet dit om de 200 bedrijfsuren gebeuren.
6
Als de machine wordt gebruikt in zware omstandigheden of wordt verhuurd, moet dit om de 400 bedrijfsuren gebeuren.
Belangrijk Zie de gebruikershandleiding van de motor voor verdere onderhoudsprocedures.
Opmerking: Na de eerste 50 bedrijfsuren en daarna om de 100 bedrijfsuren (dus om 150, 250, 350, enz. bedrijfsuren)
verschijnt op het scherm de mededeling CHG OIL om u eraan te herinneren dat de olie moet worden ververst. Om de 100
bedrijfsuren verschijnt op het scherm de mededeling SVC om u eraan te herinneren dat u andere onderhoudswerkzaam-
heden moet uitvoeren op basis van een onderhoudsschema van 100, 200 of 400 bedrijfsuren. Deze mededelingen
verschijnen drie uur voor de onderhoudsinterval op het scherm en worden daarna gedurende zes uur met regelmatige
tussenpozen herhaald.
25
Voorzichtig
Als u het sleuteltje in het contact laat, bestaat de kans dat iemand de motor per ongeluk start
waardoor u of andere omstanders ernstig letsel kunnen oplopen.
Haal het sleuteltje uit het contact en maak de bougiekabels los voordat u onderhoudswerkzaam-
heden gaat uitvoeren. Druk de kabel opzij, zodat deze niet onbedoeld contact kan maken met de
bougie.
Motorkap verwijderen/plaatsen
Motorkap verwijderen
Alvorens onderhoudswerkzaamheden uit voeren, moet u
in veel gevallen de motorkap verwijderen.
1. Hef de armen van de lader op en vergrendel de cilinder
(zie Vergrendelingen van de cilinder gebruiken, blz. 21).
Opmerking: Als u de motorkap moet verwijderen zonder
de armen van de lader op te heffen, dient u bijzonder goed
op te letten dat u de motorkap of de hydraulische slangen
niet beschadigt als u de motorkap onder de armen wegtrekt.
2. Zet de motor af en verwijder het sleuteltje uit het
contact.
3. Maak de vier sluitlippen los (Fig. 20).
m–4395
1
Figuur 20
1. Sluitlippen
4. Trek de motorkap van de machine.
Motorkap plaatsen
1. Plaats de motorkap op het frame van de machine en
zorg ervoor dat de stangen op de motorkap in de gaten
op het frame passen (Fig. 20).
2. Zet de motorkap vast door de sluitlippen naar voren en
naar beneden te drukken (Fig. 20).
De machine smeren
U moet alle draaipunten om de 8 bedrijfsuren en direct na
elke wasbeurt smeren.
Type vet: Universeel smeervet.
1. Laat de armen van de lader neer en zet de motor af.
Verwijder het contactsleuteltje.
2. Reinig de smeernippels met een doek.
3. Zet telkens een smeerpistool op een nippel (Fig. 21 en
22).
m–4396
Figuur 21
m–4056
Figuur 22
4. Spuit vet in de nippels totdat er nieuw vet bij de lagers
naar buiten komt (pomp ongeveer 3 slagen per nippel).
5. Overtollig vet wegvegen.
26
Onderhoud van het luchtfilter
U moet het voorfilter om de 25 bedrijfsuren reinigen.
Vervang elk jaar het voorfilter en het secundaire filter.
Opmerking: Het luchtfilter moet vaker een onderhouds-
beurt krijgen als de machine wordt gebruikt in buitengewoon
stoffige of zanderige omstandigheden.
Het filter verwijderen
1. Laat de armen van de lader neer en zet de motor af.
Verwijder het contactsleuteltje.
2. Maak de sluitingen op het luchtfilter los en trek het
luchtfilterdeksel van het luchtfilterhuis (Fig. 23).
3. Reinig de binnenkant van het luchtfilterdeksel met
perslucht.
4. Schuif het voorfilter voorzichtig uit het luchtfilterhuis
(Fig. 23). Zorg ervoor dat u niet met het filter tegen de
zijkant van het luchtfilterhuis stoot. Verwijder het
veiligheidsfilter niet, tenzij u dit ook wilt vervangen.
5. Inspecteer het voorfilter op beschadiging door een felle
lichtbron op de buitenkant van het filter te richten en er
doorheen te kijken. Gaten in het filter zijn herkenbaar als
lichte plekken. Als het filter is beschadigd, moet u het
weggooien of anders reinigen.
Belangrijk Probeer nooit een veiligheidsfilter te
reinigen. Als het veiligheidsfilter vuil is, betekent dit dat het
voorfilter is beschadigd, en moet u beide filters reinigen.
4
3
m–4387
5
1
2
1
Figuur 23
1. Sluitingen
2. Luchtfilterdeksel
3. Luchtfilterhuis
4. Voorfilter
5. Veiligheidsfilter
Voorfilter reinigen
Blaas perslucht van binnen naar buiten door het voorfilter.
Belangrijk Zorg ervoor dat de druk niet hoger is dan
689 kPa (100 psi) en houd de spuitmond van de slang
minstens 5 cm van het filter.
Filters monteren
1. Als u nieuwe filters monteert, moet u elk filter
controleren op transportschade. Een beschadigd filter
mag niet worden gebruikt.
2. Als u het veiligheidsfilter vervangt, moet u dit
voorzichtig in het filterhuis schuiven (Fig. 23).
3. Schuif het voorfilter op het veiligheidsfilter (Fig. 23).
Zorg ervoor dat het voorfilter volledig vastzit door de
buitenring van het filter tijdens de montage aan te
drukken.
Belangrijk Druk niet op het zachte midden van het
filter.
4. Monteer het luchtfilterdeksel met de kant met het
opschrift UP (omhoog) naar boven gericht en maak de
sluitingen vast (Fig. 23).
Motoroliepeil controleren
Ververs de motorolie na de eerste 50 bedrijfsuren en
daarna om de 100 bedrijfsuren.
Opmerking: De motorolie moet vaker worden ververst
als de machine wordt gebruikt in zeer stoffige of
zanderige omstandigheden.
Type olie: Reinigingsolie (API-klasse SH, SJ, SL of
hoger)
Carterinhoud: met filter, 2 liter
Viscositeit: zie onderstaande tabel
F
–20 0 20
40 60
80 100
°
C
–30
°
–20 –10
01020
30 40
GEBRUIK UITSLUITEND OLIE MET DEZE
SAE-VISCOSITEIT
32
5W-20, 5W-30
10W-30, 10W-40
27
Olie verversen
1. Start de motor en laat deze vijf minuten lopen. Warme
olie kan beter afgetapt worden.
2. Parkeer de machine zo dat de aftapkant iets lager staat
dan de andere kant zodat alle olie kan weglopen.
3. Laat de armen van de lader neer, blokkeer de wielen
en zet de motor af. Verwijder het contactsleuteltje.
De onderdelen zullen heet zijn als de motor heeft
gelopen. U kunt zich verbranden als u hete
onderdelen aanraakt.
Laat de machine afkoelen voordat u onderhouds-
werkzaamheden uitvoert of onderdelen onder de
motorkap aanraakt.
Voorzichtig
4. Plaats het ene uiteinde van een slang op de aftapplug
en het andere uiteinde in een bak.
5. Open de aftappug door deze linksom te draaien en
tegelijkertijd naar buiten te trekken (Fig. 24).
6. Als alle olie is weggelopen, draait u de aftapplug dicht
en verwijdert u de slang.
Opmerking: De oude olie afgeven bij een erkend
inzamelcentrum.
1
m–3216
Figuur 24
1. Olieaftapplug
7. Verwijder de vuldop en giet langzaam ongeveer 80%
van de gespecificeerde hoeveelheid olie in het
klepdeksel.
8. Controleer het oliepeil; zie Oliepeil controleren,
blz. 15.
9. Giet langzaam extra olie bij totdat het oliepeil de F
(vol)-markering op de peilstok bereikt.
10.Plaats de vuldop terug.
Motoroliefilter vervangen
Vervang het oliefilter om de 200 bedrijfsuren of wanneer u
de olie ververst.
Opmerking: Vervang het oliefilter vaker als de machine
wordt gebruikt in zeer hete, stoffige of zanderige
omstandigheden.
1. Tap de motorolie af; zie Olie verversen, blz. 27.
2. Verwijder het oude filter en veeg de pakking van de
filtertussenstuk (Fig. 25) schoon.
3. Vul de motor met nieuwe olie van het juiste type via
de middelste opening van het filter. Houd op met
vullen als de olie de onderkant van het schroefdraad
bereikt.
4. Wacht een of twee minuten zodat het filtermateriaal de
olie kan opnemen; giet daarna de overtollige olie af.
5. Smeer een dun laagje schone olie op de rubberen
pakking van het nieuwe filter (Fig. 25).
m–1256
1
2
3
Figuur 25
1. Oliefilter
2. Pakking
3. Tussenstuk
6. Plaats het nieuwe filter op het filtertussenstuk. Draai
het oliefilter rechtsom totdat de rubberen pakking
contact maakt met het filtertussenstuk. Draai het filter
vervolgens nog eens 1/2 slag (Fig. 25).
7. Vul het carter met het juiste type nieuwe olie; zie Olie
verversen, blz. 27.
28
Onderhoud van de accu
Controleer het zuurpeil om de 100 bedrijfsuren. Houd de
accu altijd schoon en volledig geladen. Veeg de accube-
huizing schoon met een tissue. Als de accupolen zijn
geoxideerd, moet u deze schoonmaken met een oplossing
van vier delen water en één deel zuiveringszout. Breng een
laagje vet op de accupolen aan om corrosie te voorkomen.
Zuurpeil controleren
1. Hef de armen van de lader op en vergrendel de cilinder
(zie Vergrendelingen van de cilinder gebruiken, blz. 21).
2. Zet de motor af en verwijder het sleuteltje uit het
contact.
3. Verwijder de motorkap; zie Motorkap verwijderen,
blz. 25.
4. Kijk aan de zijkant van de accu. Het zuurpeil moet tot
aan de Bovenste streep komen (Fig. 26). Het zuurpeil
mag niet beneden de Onderste streep komen (Fig. 26).
5. Als het zuurpeil te laag is, moet u bijvullen met de
vereiste hoeveelheid gedistilleerd water; zie Accu
bijvullen met water, blz. 28.
1
2
3
m-5004
Figuur 26
1. Vuldoppen
2. Bovenste streep
3. Onderste streep
Gevaar
Accuzuur bevat zwavelzuur; dit is een dodelijk gif
dat ernstige brandwonden veroorzaakt.
U mag accuzuur nooit innemen en moet elk
contact met huid, ogen of kleding vermijden.
Draag een veiligheidsbril en rubberhandschoenen
om uw ogen en handen te beschermen.
Vul de accu alleen bij op plaatsen waar schoon
water aanwezig is om indien nodig uw huid af
te spoelen.
Accu bijvullen met water
U kunt de accu het best bijvullen met gedistilleerd water
net voordat u de machine gaat gebruiken. Het water
vermengt zich dan goed met het accuzuur.
1. Verwijder de accu uit de machine.
2. Maak de bovenkant van de accu schoon met een
tissue.
Belangrijk Vul de accu nooit met gedistilleerd water
als de accu nog in de machine zit. Er zou dan accuzuur op
andere onderdelen kunnen komen, wat tot corrosie kan
leiden.
3. Verwijder de vuldoppen van de accu (Fig. 26).
4. Giet langzaam gedistilleerd water in elke cel van de
accu totdat het zuurpeil de Bovenste streep (Fig. 26)
op de accubehuizing bereikt.
Belangrijk De accu niet te vol vullen; uitgelopen
accuzuur (zwavelzuur) kan ernstige corrosie en
beschadiging van het chassis veroorzaken.
5. Wacht na het bijvullen van de accucellen vijf tot tien
minuten. Vul, zonodig, gedestilleerd water bij totdat
het zuurpeil de Bovenste streep (Fig. 26) op de
accubehuizing bereikt.
6. Plaats de vuldoppen weer op de accu.
29
Accu opladen
Bij het opladen produceert de accu gassen die tot
ontploffing kunnen komen.
Rook nooit in de buurt van de accu en zorg ervoor
dat er geen vonken of vlammen vlakbij de accu
komen.
Waarschuwing
Belangrijk Zorg ervoor dat de accu altijd volledig
geladen is (soortelijk gewicht 1,265). Dit is vooral
belangrijk om beschadiging van de accu bij temperaturen
beneden 0°C te voorkomen.
1. Controleer het zuurpeil; zie Zuurpeil controleren,
blz. 28.
2. Draai de vleugelmoeren en de stang los waarmee de
accu is bevestigd (Fig. 3).
Accupolen of metalen gereedschappen kunnen
kortsluiting maken met metalen onderdelen,
waardoor vonken kunnen ontstaan. Hierdoor
kunnen accugassen tot ontploffing komen, die
lichamelijk letsel kunnen veroorzaken.
Zorg ervoor dat bij het verwijderen of
installeren van de accu de accupolen niet in
aanraking komen met metalen onderdelen van
de machine.
Voorkom dat metalen gereedschappen
kortsluiting veroorzaken tussen de accupolen
en metalen onderdelen van de machine.
Waarschuwing
3. Druk de hydraulische slangen voorzichtig opzij en
licht de accu op uit het chassis.
4. Zorg ervoor dat de vuldoppen op de accu zijn
geplaatst. Laad de accu 10 tot 15 minuten op bij 25 tot
30 A of 30 minuten bij 4–6 A. De accu niet te ver
opladen.
5. Zodra de accu volledig is opgeladen, haalt u de
oplader uit het stopcontact en maakt u vervolgens de
oplaadkabels los van de accuklemmen (Fig. 27).
4
1
2
3
m-4970
Figuur 27
1. Pluspool van de accu
2. Minpool van de accu
3. Rode (+) oplaadkabel
4. Zwarte (–) oplaadkabel
6. Plaats de accu goed vast in het chassis (Fig. 3).
7. Bevestig de pluskabel (rood) aan de pluspool (+) van
de accu met behulp van de meegeleverde bout en
vleugelmoer (Fig. 3). Schuif het rubberen kapje over
de accupool heen.
Als accukabels verkeerd worden verbonden, kan
dit schade aan de machine en de kabels tot gevolg
hebben en vonken veroorzaken. Hierdoor kunnen
accugassen tot ontploffing komen, die lichamelijk
letsel kunnen veroorzaken.
Maak altijd de minkabel (zwart) van de accu los
voordat u de pluskabel (rood) losmaakt.
Sluit altijd de pluskabel (rood) van de accu aan
voordat u de minkabel (zwart) aansluit.
Waarschuwing
8. Bevestig de minkabel (zwart) aan de minpool (–) van
de accu met behulp van de meegeleverde bout en
vleugelmoer (Fig. 3).
Opmerking: Zorg ervoor dat de accukabels niet tegen
scherpe randen of tegen elkaar komen.
30
Onderhoud van de bougies
Controleer de bougies om de 200 bedrijfsuren. Controleer
of de elektrodenafstand tussen de centrale elektrode en de
massa-elektrode correct is voordat u een bougie monteert.
Gebruik een bougiesleutel voor het (de)monteren van de
bougies en een voelermaat voor het meten en afstellen van
de elektrodenafstand. Monteer nieuwe bougies indien dit
nodig is.
Type: Champion Premium Gold 2071 of
Champion RC12YC (of gelijkwaardig type)
Elektrodenafstand: 0,76 mm
De bougies verwijderen
1. Laat de armen van de lader neer en zet de motor af.
Verwijder het contactsleuteltje.
2. Trek de kabels van de bougies (Fig. 28).
3. Maak de omgeving van de bougies schoon.
4. Verwijder de bougies en de metalen pakkingringen.
m–3876
1
2
Figuur 28
1. Bougiekabel 2. Bougie
Bougies controleren
1. Bekijk de binnenkant van de bougies (Fig. 29). Als de
isolator lichtbruin of grijs is, werkt de motor naar
behoren. Een zwarte laag op de isolator duidt meestal
op een vuil luchtfilter.
Belangrijk Bougies nooit schoonmaken. Bougies altijd
vervangen bij zwarte laag op de bougie, versleten
elektroden, vettige laag op de bougie of scheuren.
2. Controleer de afstand tussen de centrale elektrode en
de massa-elektrode (Fig. 29).
3. Verbuig de massa-elektrode (Fig. 29) om de juiste
afstand in te stellen indien dit nodig is.
0,76 mm
2
3
1
m–3215
Figuur 29
1. Centrale elektrode met
isolator
2. Massa-elektrode
3. Elektrodenafstand (niet op
schaal weergegeven)
Bougies monteren
1. Draai de bougies in de bougiegaten.
2. Draai de bougies vast met een torsie van 27 Nm.
3. Druk de kabels op de bougies (Fig. 28).
Onderhoud van het
hydraulische systeem
Hydraulisch filter vervangen
Vervang het hydraulisch filter:
Na de eerste 8–10 bedrijfsuren.
Om de 400 bedrijfsuren.
1. Plaats de machine op een horizontaal oppervlak.
2. Hef de armen van de lader op en vergrendel de cilinder
(zie Vergrendelingen van de cilinder gebruiken, blz. 21).
3. Zet de motor af en verwijder het sleuteltje uit het
contact.
4. Verwijder de motorkap; zie Motorkap verwijderen,
blz. 25.
Belangrijk Gebruik ter vervanging geen filter voor
motorolie omdat dit ernstige schade aan het hydraulische
systeem kan veroorzaken.
5. Plaats een opvangbak onder het filter.
6. Verwijder het oude filter en veeg de pakking van de
filtertussenstuk schoon.
7. Smeer een dun laagje hydraulische vloeistof op de
rubberen pakking van het nieuwe filter (Fig. 30).
8. Monteer het nieuwe hydraulische filter op het filter-
tussenstuk. Draai het filter rechtsom totdat de rubberen
pakking contact maakt met het filtertussenstuk. Draai
het filter vervolgens nog een halve slag (Fig. 30).
31
9. Neem gemorste vloeistof op.
10.Start de motor en laat deze ongeveer 2 minuten lopen
om lucht uit het systeem te verwijderen.
11. Zet de motor af en controleer op olielekkages.
12.Controleer het peil van de hydraulische vloeistof (zie
Hydraulische vloeistof controleren, blz. 15) en vul
voldoende vloeistof bij totdat het peil de markering op
de peilstok bereikt. De tank niet te vol vullen.
1
2
3
Figuur 30
1. Hydraulische filter
2. Pakking
3. Tussenstuk
13.Plaats de motorkap; zie Motorkap plaatsen, blz. 25.
14.Verwijder de vergrendelingen van de cilinder, berg deze
op (zie Vergrendelingen van de cilinder gebruiken,
blz. 21), en laat de armen van de lader neer.
Hydraulische vloeistof verversen
U moet de hydraulische vloeistof elk jaar verversen.
1. Plaats de machine op een horizontaal oppervlak.
2. Hef de armen van de lader op en vergrendel de cilinder
(zie Vergrendelingen van cilinder gebruiken, blz. 21).
3. Zet de motor af en verwijder het sleuteltje uit het
contact.
4. Verwijder de motorkap, zie Motorkap verwijderen,
blz. 25.
5. Plaats een grote opvangbak onder de machine, die
minstens 67 liter kan bevatten.
6. Verwijder de aftapplug uit de bodem van de
hydraulische tank en laat alle vloeistof weglopen.
7. Monteer de aftapplug.
8. Vul de hydraulische tank met ongeveer 57 liter
10W-30 of 15W-40 reinigingsolie voor dieselmotoren
(API-klasse CH-4 of hoger) (zie Hydraulische
vloeistof controleren, blz. 15).
Belangrijk Gebruik ter vervanging geen
transmissievloeistof omdat dit ernstige schade aan het
hydraulische systeem kan veroorzaken.
Opmerking: De oude olie afgeven bij een erkend
inzamelcentrum.
9. Plaats de motorkap; zie Motorkap plaatsen, blz. 25.
10.Verwijder de vergrendelingen van de cilinder, berg deze
op (zie Vergrendelingen van de cilinder gebruiken,
blz. 21), en laat de armen van de lader neer.
Hydraulische leidingen controleren
Om de 25 bedrijfsuren moet u de hydraulische leidingen en
slangen controleren op lekkages, losgeraakte aansluitingen,
kinken, loszittende steunen, slijtage, beschadigingen als
gevolg van weersinvloeden en de inwerking van chemi-
caliën. Vervang alle loszittende hydraulische slangen om de
1500 bedrijfsuren of om de 2 jaar, waarbij de kortste periode
moet worden aangehouden. Voer alle noodzakelijke
reparaties uit voordat u de machine weer in gebruik neemt.
Hydraulische vloeistof die onder druk ontsnapt,
kan door de huid heen dringen en letsel veroor-
zaken. Vloeistof die in de huid is geïnjecteerd,
dient binnen enkele uren operatief te worden
verwijderd door een arts die bekend is met deze
vorm van verwondingen, omdat anders gangreen
kan ontstaan.
Houd lichaam en handen uit de buurt van
kleine lekgaten of spuitmonden waaruit onder
hoge druk hydraulische vloeistof ontsnapt.
U kunt lekken in het hydraulische systeem
opsporen met behulp van karton of papier; doe
dit nooit met uw handen.
Waarschuwing
32
Brandstoffilter vervangen
U moet het brandstoffilter elk jaar vervangen. Monteer
nooit een vuil filter.
1. Laat de armen van de lader neer en zet de motor af.
Verwijder het contactsleuteltje.
2. Sluit de brandstofafsluitklep op de bodem van elke
brandstoftank (Fig. 33).
3. Klem de brandstofslang tussen de brandstoftanks en
het brandstoffilter dicht om de benzinestroom te
blokkeren.
4. Druk de uiteinden van de slangklemmen naar elkaar
toe en schuif ze weg van het filter (Fig. 31).
5. Plaats een bak onder de brandstofslangen om
weglekkende benzine op te vangen en verwijder
vervolgens het filter van de brandstofslangen.
6. Monteer een nieuw filter en schuif de slangklemmen
terug tot dicht bij het filter.
7. Verwijder de klem waarmee u de benzinestroom hebt
geblokkeerd en open de brandstofafsluitkleppen.
1
2
m–3217
Figuur 31
1. Filter 2. Slangklem
Benzine aftappen uit de
brandstoftanks
Gevaar
In bepaalde omstandigheden is benzine uiterst
ontvlambaar en zeer explosief. Brand of explosie
van benzine kan brandwonden bij u of anderen en
materiële schade veroorzaken.
Tap de benzine af uit de brandstoftank wanneer
de motor koud is. Doe dit buiten op een open
terrein. Eventueel gemorste benzine opnemen.
Rook nooit als u benzine aftapt en blijf uit de
buurt van open vuur of als de kans bestaat dat
benzinedampen door een vonk kunnen
ontbranden.
1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak
zodat alle benzine kan weglopen uit de brandstoftanks.
2. Laat de armen van de lader neer en zet de motor af.
Verwijder het contactsleuteltje.
3. U sluit de brandstofklep als volgt:
Als u een Dingo 322 hebt, draait u de klep op de
bodem van elke tank dicht zoals wordt getoond in
Figuur 32.
m–4390
1
Figuur 32
1. Brandstofklep
Als u een Dingo 323 hebt, draait u de klep op de
slang vlakbij de bodem van elke tank dicht zoals
wordt getoond in Figuur 33.
m–5609
1
2
Figuur 33
1. Brandstofklep, open 2. Brandstofklep, dicht
4. Maak de slangklem op het brandstoffilter los en schuif
deze over de brandstofslang weg van het filter.
5. Trek de brandstofslang van het brandstoffilter open de
brandstofkleppen en laat de benzine in een jerrycan of
opvangbak lopen.
Opmerking: Omdat de tanks nu toch leeg zijn, is dit een
uitstekend moment om het brandstoffilter te vervangen.
6. Steek de brandstofslang op het filter.
7. Schuif de slangklem dicht op het filter om de
brandstofslang vast te zetten.
8. Open de brandstofklep op de slang vlakbij de bodem van
elke brandstoftank, zoals wordt getoond in Figuur 33.
33
Reiniging en stalling
1. Laat de armen van de lader neer en zet de motor af.
Verwijder het contactsleuteltje.
2. Verwijder maaisel, vuil en vet van de buitenkant van
de hele machine, met name van de motor. Verwijder
vuil en kaf van de buitenkant van de cilinder, de
koelribben van de cilinderkop en het ventilatorhuis.
Belangrijk U kunt de machine met een mild
reinigingsmiddel en water wassen. Was de machine nooit
met een hogedrukreiniger. Gebruik niet te veel water,
vooral niet in de buurt van het bedieningspaneel, de
motor, de hydraulische pompen en de accu.
3. Geeft het luchtfilter een onderhoudsbeurt; zie
Onderhoud van het luchtfilter, blz. 26.
4. Smeer de machine; zie De machine smeren, blz. 25.
5. Carterolie verversen; zie Motoroliepeil controleren,
blz. 26.
6. Verwijder de bougies en controleer de toestand ervan;
zie Onderhoud van de bougies, blz. 30.
7. Laat de bougies uit de motor en giet twee eetlepels
motorolie in elk bougiegat.
8. Stop lappen in de bougiegaten om verstuivende olie op
te vangen en gebruik vervolgens de startmotor om de
motor te laten draaien en de olie over de cilinderwand
te verspreiden.
9. Monteer de bougies, maar sluit de kabels niet aan op
de bougies.
10.Controleer de bandenspanning; zie Bandenspanning,
blz. 16.
11. Laad de accu op; zie Onderhoud van de accu, blz. 28.
12.Wanneer de machine langer dan 30 dagen niet wordt
gebruikt, moet deze als volgt worden voorbereid op
stalling.
A. Voeg een stabilizer/conditioner op aardoliebasis toe
aan de brandstof in de tank. Volg de instructies
voor het mengen van de fabrikant van de stabilizer
op (ongeveer 7,8 ml per liter). Gebruik geen
stabilizer op alcoholbasis (ethanol of methanol).
Opmerking: Stabilizer/conditioner werkt het best als het
met verse benzine wordt vermengd en altijd wordt
gebruikt.
B. Laat de motor vijf minuten lopen om de stabilizer/
conditioner door het brandstofsysteem te verspreiden.
C. Zet de motor af, laat deze afkoelen en tap alle
benzine uit de brandstoftanks af, zie Benzine
aftappen uit de brandstoftanks, blz. 32.
D. Motor opnieuw starten en laten lopen totdat deze
afslaat.
E. Choke de motor.
F. Start de motor totdat deze niet meer start.
G. U moet brandstof op de juiste wijze afvoeren.
Verwerk deze overeenkomstig de plaatselijk
geldende voorschriften.
Belangrijk Benzine waaraan stabilizer/conditioner is
toegevoegd, niet langer dan 90 dagen bewaren.
13.Controleer alle bouten, schroeven en moeren en draai
deze vast indien dit nodig is. Beschadigde delen
repareren of vervangen.
14.Krassen en beschadigingen van de lak bijwerken.
Bijwerklak is verkrijgbaar bij een erkende Service
Dealer.
15.Stal de machine in een schone, droge garage of
opslagruimte. Verwijder het sleuteltje uit het contact
en bewaar deze op een plaats die u makkelijk kunt
onthouden.
16.Dek de machine af om deze te beschermen en schoon
te houden.
34
Storingen, oorzaak en remedie
Probleem Mogelijke oorzaken Remedie
Startmotor draait niet.
1. De hendel voor de
hulphydrauliek staat niet in de
neutraalstand.
1. De hendel in de neutraalstand
zetten.
2. Accu is leeg. 2. Accu opladen.
3. Elektrische aansluitingen
gecorrodeerd of los.
3. Controleren of elektrische
aansluitingen goed contact
maken.
4. Relais of schakelaar defect. 4. Neem contact op met een
erkende Service Dealer.
Motor start niet, start moeilijk of
blijft niet lopen.
1. Brandstoftanks zijn leeg. 1. Brandstoftanks met benzine
vullen.
j
2. Choke staat niet op aan 2. Chokehendel helemaal naar
voren zetten.
3. Luchtfilter vuil. 3. Luchtfilterelement reinigen of
vervangen.
4. Bougiekabels los of niet op
bougie aangesloten.
4. Kabels op bougies aansluiten.
5. Bougies zijn aangetast, vuil of
hebben onjuiste
elektrodenafstand.
5. Nieuwe bougies met juiste
elektrodenafstand monteren.
6. Vuil in brandstoffilter. 6. Brandstoffilter vervangen.
7. Vuil, water of oude benzine in
brandstofsysteem.
7. Neem contact op met een
erkende Service Dealer.
Motor levert te weinig vermogen.
1. Motor overbelast. 1. De rijsnelheid verminderen.
gg
2. Luchtfilter vuil. 2. Luchtfilterelement reinigen.
3. Oliepeil in carter te laag. 3. Carter bijvullen met motorolie.
4. Koelribben en luchtkanalen
onder ventilatorhuis verstopt.
4. Koelribben en luchtkanalen
ontstoppen.
5. Bougies zijn aangetast, vuil of
hebben onjuiste
elektrodenafstand.
5. Nieuwe bougies met juiste
elektrodenafstand monteren.
6. Vuil in brandstoffilter. 6. Brandstoffilter vervangen.
7. Vuil, water of oude benzine in
brandstofsysteem.
7. Neem contact op met een
erkende Service Dealer.
Motor raakt oververhit.
1. Motor overbelast. 1. De rijsnelheid verminderen.
2. Oliepeil in carter te laag. 2. Carter bijvullen met motorolie.
3. Koelribben en luchtkanalen
onder ventilatorhuis verstopt.
3. Koelribben en luchtkanalen
ontstoppen.
Abnormale trillingen. 1. Bevestigingsbouten van motor
zitten los.
1. Bevestigingsbouten van motor
aandraaien.
35
Probleem RemedieMogelijke oorzaken
De machine rijdt niet.
1. Stromingsverdeler staat op 9
uur.
1. Stromingsverdeler tussen 12
en 10 uur zetten.
2. Sleepkleppen zijn open. 2. Sleepkleppen sluiten.
3. Peil van hydraulische vloeistof
te laag.
3. Reservoir bijvullen met
hydraulische vloeistof.
4. Koppeling van pompaandrijving
van tractie zit los of is stuk.
4. Neem contact op met een
erkende Service Dealer.
5. Pomp en /of wielmotor is defect
of beschadigd.
5. Neem contact op met een
erkende Service Dealer.
6. Regelklep is defect of
beschadigd.
6. Neem contact op met een
erkende Service Dealer.
7. Ontlastklep is defect of
beschadigd.
7. Neem contact op met een
erkende Service Dealer.
Wanneer de machine stilstaat,
zakken de armen van de lader
meer dan 7,5 cm per uur (7,5 cm
per uur is normaal voor deze
machine).*
1. Klepplunjer lekt. 1. Neem contact op met een
erkende Service Dealer.
Als de machine stilstaat, zakken
de armen van de lader snel 5 cm
td*
1. De afdichtingen van de cilinder
lekken.
1. Afdichtingen vervangen.
en stoppen daarna.*
2. De drufaseklep van de cilinder
lekt
2. Neem contact op met een
erkende Service Dealer.
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36

Toro CE Kit, 2001 and After Dingo 322 and 323 Compact Utility Loaders Handleiding

Type
Handleiding