Garmin GNX™ 20 Handleiding

Type
Handleiding
GNX
20/21
Gebruikershandleiding
Maart 2016 190-01659-35_0C
Alle rechten voorbehouden. Volgens copyrightwetgeving mag deze handleiding niet in zijn geheel of gedeeltelijk worden gekopieerd zonder schriftelijke
toestemming van Garmin. Garmin behoudt zich het recht voor om haar producten te wijzigen of verbeteren en om wijzigingen aan te brengen in de inhoud van
deze handleiding zonder de verplichting te dragen personen of organisaties over dergelijke wijzigingen of verbeteringen te informeren. Ga naar
www.garmin.com voor de nieuwste updates en aanvullende informatie over het gebruik van dit product.
Garmin
®
, het Garmin logo en Nexus
®
zijn handelsmerken van Garmin Ltd. of haar dochtermaatschappijen, geregistreerd in de Verenigde Staten en andere
landen. GNX
en GND
zijn handelsmerken van Garmin Ltd. of haar dochtermaatschappijen. Deze handelsmerken mogen niet worden gebruikt zonder de
uitdrukkelijke toestemming van Garmin.
NMEA
®
, NMEA 2000
®
, en het NMEA 2000 logo zijn geregistreerde handelsmerken van National Maritime Electronics Association.
Inhoudsopgave
Inleiding........................................................................... 1
Overzicht van het toestel............................................................ 1
De racetimer gebruiken.............................................................. 1
Profielen.......................................................................... 1
Een profiel selecteren................................................................. 1
Profielen herstellen naar de standaardinstellingen..................... 1
Instrumentpagina's........................................................ 1
De instrumentpagina's doorlopen............................................... 1
De gegevensvelden configureren............................................... 1
De lay-out van instrumentpagina's wijzigen................................ 2
Een instrumentpagina toevoegen............................................... 2
Instrumentpagina verwijderen.....................................................2
Toestelconfiguratie........................................................ 2
Een gecombineerd netwerk oplossen........................................ 2
Systeeminstellingen.................................................................... 2
Scherminstellingen..................................................................... 2
Instellingen voor NMEA weergeven en wijzigen......................... 3
NMEA 0183 gegevenstypen....................................................... 3
Het toestel registreren................................................................ 3
Appendix......................................................................... 3
Gegevensvelden......................................................................... 3
Index................................................................................ 4
Inhoudsopgave i
Inleiding
WAARSCHUWING
Lees de gids Belangrijke veiligheids- en productinformatie in de
verpakking voor productwaarschuwingen en andere belangrijke
informatie.
Overzicht van het toestel
OPMERKING: Bepaalde functies zijn alleen beschikbaar
wanneer de juiste sensors zijn verbonden met het toestel.
Met het scheepsinstrument kunt u gegevensbronnen van
sensors bekijken via een NMEA
®
0183 netwerk.
Het instrument kan ook gegevens van Nexus
®
instrumenten en
sensors ontvangen via een GND
10 toestel (afzonderlijk
verkrijgbaar).
Selecteer om terug te gaan naar het vorige menu of naar de
instrumentpagina.
Selecteer om het menu voor een instrumentpagina weer te
geven.
of Selecteer om door instrumentpagina's en menu's te bladeren.
Selecteer om de scherminstellingen weer te geven.
Selecteer twee keer om de schermverlichtingsinstellingen
weer te geven.
Houd ingedrukt om de uitschakelinstellingen weer te geven.
De racetimer gebruiken
U kunt de racetimer gebruiken om af te tellen naar een race, en
vervolgens de duur van een race te meten. U kunt de racetimer
als een gegevensveld op een pagina toevoegen.
TIP: Om het racetimerscherm snel te openen, houdt u
ingedrukt op een hoofdpagina.
1
Selecteer op een pagina waarop de racetimer actief is >
CONFIGUREER GEGEVENSVELDEN >
RACETIMERINSTELLINGEN.
2
Selecteer een optie:
Wanneer het toestel zich in de preracemodus bevindt en
is gestopt of ingeschakeld, selecteert u HERSTEL,
START of STEL IN.
Wanneer het toestel zich in de preracemodus bevindt en
is ingeschakeld, synchroniseert u de timer naar de vorige
of de volgende minuut, of selecteert u STOP.
Wanneer het toestel zich in de racemodus bevindt en de
racetimer oploopt, synchroniseert u de timer terug naar
0:00, of selecteert u STOP.
Profielen
Profielen zijn verzamelingen instrumentpagina's die kunnen
worden aangepast. Profielen kunnen worden samengesteld uit
instrumentpagina's met soortgelijke gegevens, zoals informatie
over GPS-koers en GPS-snelheid.
Tijdens de eerste installatie kunt u een ingesteld profiel
selecteren of een aangepast profiel maken. U kunt op elk
moment een ander profiel selecteren.
SPEEDBOOT: Dit profiel geeft instrumenten weer die handig
zijn op een motorboot. Tot de beschikbare instrumenten
behoren informatie over GPS-snelheid, GPS-koers, diepte,
peiling naar via-punt, afstand tot volgend via-punt en
watertemperatuur.
ZEILTOCHT: Dit profiel geeft instrumenten weer die handig zijn
tijdens een zeiltocht. Tot de beschikbare
standaardinstrumenten behoren informatie over de ware
windsnelheid, GPS-snelheid, GPS-koers, peiling naar via-
punt, afstand tot volgend via-punt, ware windhoek en diepte.
ZEILRACE: Dit profiel geeft instrumenten weer die handig zijn
tijdens een zeilrace. Tot de beschikbare
standaardinstrumenten behoren informatie over GPS-
snelheid, ware windsnelheid, ware windhoek, voorliggende
koers, peiling naar via-punt en afstand tot volgend via-punt.
AANGEPAST: Met dit profiel kunt u de pagina aanpassen en
instrumenten weergeven die zijn afgestemd op uw specifieke
behoeften. De standaardpagina geeft informatie weer over de
snelheid over de grond (SOG).
Een profiel selecteren
1
Selecteer > STEL IN > PROFIELEN.
2
Selecteer een profiel.
Profielen herstellen naar de standaardinstel
lingen
U kunt profielen herstellen naar hun standaardinstellingen.
1
Selecteer > STEL IN > PROFIELEN > HERSTEL
STANDAARDINSTELLINGEN.
2
Selecteer HUIDIG PROFIEL of ALLE PROFIELEN.
Instrumentpagina's
De instrumentpagina's doorlopen
Selecteer in het startscherm of .
Auto Scroll gebruiken
U kunt Auto Scroll gebruiken om automatisch door alle
instrumentpagina's te bladeren.
1
Selecteer .
2
Selecteer STEL IN > AUTO SCROLL.
3
Selecteer hoe lang elke instrumentpagina op het scherm
moet worden weergegeven.
OPMERKING: Als u de tijd op nul instelt, wordt de functie
Auto Scroll uitgeschakeld.
De gegevensvelden configureren
Gegevens op een instrumentpagina kunnen op verschillende
manieren worden weergegeven, afhankelijk van de
instrumentpagina.
Selecteer > CONFIGUREER GEGEVENSVELDEN.
Grafiekgegevensvelden configureren
Op sommige instrumentpagina's worden grafiekgegevens
weergegeven. U kunt instellen welke gegevens in de grafieken
worden weergegeven.
Inleiding 1
1
Selecteer op de instrumentpagina > CONFIGUREER
GEGEVENSVELDEN > GRAFIEKINSTELLINGEN.
2
Selecteer een optie:
Als u de weergaveduur van de grafiekgegevens wilt
instellen, selecteert u DUUR VAN GRAFIEK.
Als u de schaal voor de waarden van de grafiekgegevens
wilt instellen, selecteert u SCHAAL VAN GRAFIEK.
De layout van instrumentpagina's wijzigen
OPMERKING: U kunt de lay-out van instrumentpagina's
wijzigen om maximaal drie gegevensvelden van aangesloten
instrumenten weer te geven.
1
Selecteer op de instrumentpagina die u wilt wijzigen >
WIJZIG HUIDIGE PAGINA > WIJZIG LAYOUT.
2
Selecteer het aantal velden dat u op de pagina wilt
weergeven.
3
Selecteer het te wijzigen veld.
4
Selecteer een categorie.
5
Selecteer de gegevens die in het veld moeten worden
getoond.
6
Herhaal stap 3 t/m 5 voor elk te wijzigen veld.
7
Selecteer OK.
Een instrumentpagina toevoegen
U kunt een aangepaste pagina maken. U kunt maximaal drie
instrumenten uit een instrumentverzameling weergeven op een
aangepaste pagina.
1
Selecteer > VOEG PAGINA TOE/VERWIJDER PAGINA
> VOEG PAGINA TOE.
2
Selecteer EEN FUNCTIE, TWEE FUNCTIES of DRIE
FUNCTIES.
3
Selecteer een verzameling instrumentpagina's.
4
Selecteer een aantal.
5
Selecteer indien nodig een lege functie.
6
Selecteer of om de instrumentpagina's te doorlopen.
7
Selecteer een instrumentpagina die u wilt toevoegen.
Instrumentpagina verwijderen
1
Selecteer de te verwijderen instrumentpagina.
2
Selecteer > VOEG PAGINA TOE/VERWIJDER PAGINA
> WIS PAGINA.
3
Selecteer JA.
Toestelconfiguratie
Een gecombineerd netwerk oplossen
Wanneer het toestel is ingeschakeld, kan het detecteren of het
is gesynchroniseerd met instrumenten in een ander netwerk. Dit
kan voorkomen als het toestel eerder is geïnstalleerd op een
ander vaartuig en met instrumenten in het netwerk van het
andere vaartuig is gesynchroniseerd. Als de instellingen niet
worden hersteld naar de fabrieksinstellingen (Profielen
herstellen naar de standaardinstellingen, pagina 1), detecteert
het toestel een conflict dat moet worden opgelost.
1
Selecteer > STEL IN > GECOMBINEERDE
NETWERKEN GEDETECTEERD.
2
Selecteer een optie:
Als u bestaande instrumenten op het netwerk wilt
synchroniseren met het toestel, selecteert u NEE.
Als u het toestel wilt synchroniseren met bestaande
instrumenten op het netwerk, selecteert u JA.
Systeeminstellingen
Selecteer > STEL IN > SYSTEEM.
EENHEDEN: Hiermee wijzigt u de maateenheden.
VOORLIGGENDE KOERS: Hiermee stelt u de referentie en de
afwijking in die worden gebruikt voor het berekenen van
koersinformatie.
ZOEMER: Hiermee stelt u in wanneer hoorbare signalen worden
gebruikt.
GPSPOSITIE: Hiermee stelt u het positieformaat en de
kaartdatum in. De kaartdatum is afhankelijk van het
positieformaat.
AUTO AAN: Hiermee schakelt u het toestel automatisch in als
het NMEA netwerk ook wordt ingeschakeld.
TAAL: Hiermee stelt u taal van de tekst op het scherm in.
TIJD: Hiermee stelt u de tijdweergave, tijdzone en zomertijd
voor uw locatie in.
SYSTEEMINFORMATIE: Weergave van software-informatie.
FABRIEKSSTANDAARD: Hiermee herstelt u het toestel naar
de fabrieksinstellingen.
Het type koers selecteren
1
Selecteer > STEL IN > SYSTEEM > VOORLIGGENDE
KOERS.
2
Selecteer NOORDREFERENTIE.
3
Selecteer een optie:
Als u de magnetische afwijking voor uw GPS-positie
automatisch wilt instellen, selecteert u MAGNETISCH.
Als u het ware noorden als koersreferentie wilt instellen,
selecteert u WAAR.
Als u het noorden van het grid (000º) wilt instellen als
koersreferentie, selecteert u GRID.
De zoemer configureren
U kunt de pieper laten afgaan bij het indrukken van knoppen.
Selecteer > STEL IN > SYSTEEM > ZOEMER.
Het positieformaat configureren
OPMERKING: Wijzig het positieformaat of de kaartdatum alleen
als u een kaart gebruikt die gebruikmaakt van een ander
positieformaat.
1
Selecteer > STEL IN > SYSTEEM > GPSPOSITIE.
2
Selecteer een optie:
Als u het positieformaat van een aflezing wilt wijzigen,
selecteert u POSITIEFORMAAT.
Als u het coördinatensysteem van de kaart wilt wijzigen,
selecteert u KAARTDATUM.
Gegevensbronnen configureren
U kunt instrumenten die op uw toestel zijn aangesloten en
gegevens leveren, zoals windsensors en snelheidsensors, via
uw toestel configureren. Raadpleeg de handleidingen bij uw
instrumenten voor meer informatie.
1
Selecteer > STEL IN > GEGEVENSBRONNEN.
2
Selecteer een gegevensbron en configureer deze.
3
Selecteer uw instrument.
4
Selecteer een gegevensbron en configureer deze.
Scherminstellingen
Selecteer > STEL IN > SCHERM.
SCHERMVERLICHTING: Hiermee kunt u de helderheid van de
schermverlichting instellen.
KLEUR: Hiermee stelt u de schermkleur in.
2 Toestelconfiguratie
NETWERK DELEN: Hiermee kunt u de instellingen voor kleur
en schermverlichting delen met andere toestellen in de
NMEA 2000
®
of NMEA 0183 netwerken.
Instellingen voor NMEA weergeven en
wijzigen
U kunt de instellingen van NMEA of NMEA 2000 toestellen
weergeven en toestelspecifieke opties wijzigen.
1
Selecteer .
2
Selecteer STEL IN.
3
Selecteer NMEA 2000 TOESTELLEN.
4
Selecteer indien nodig een optie:
Als u toestelinformatie wilt weergeven, zoals de
softwareversie en het serienummer, selecteert u
TOESTELLENLIJST.
Als u het label van een toestel wilt wijzigen, selecteert u
LABEL TOESTELLEN.
NMEA 0183 gegevenstypen
Elke NMEA gecertificeerde sensor geeft unieke gegevens door
aan het NMEA gecertificeerde weergavetoestel, zoals de GNX
20/21. Welke gegevens u op uw scherm kunt bekijken, is
afhankelijk van de sensors die u hebt geïnstalleerd en
geconfigureerd. Zie het onderwerp General NMEA Data Type
Requirements in de handleiding Technical Reference for
Garmin
®
NMEA Products op www.garmin.com/support.
Het toestel registreren
Vul de onlineregistratie nog vandaag in, zodat wij u beter
kunnen helpen.
Ga naar http://my.garmin.com.
Bewaar uw originele aankoopbewijs of een fotokopie op een
veilige plek.
Appendix
Gegevensvelden
ABS: Absoluut, ten opzichte van een ander gegevensveld.
Bijvoorbeeld absolute vochtigheid.
AIR: De luchttemperatuur.
AVG: De gemiddelde hoeveelheid.
AWA: De gemeten windhoek ten opzichte van de boeg van het
schip.
AWS: De gemeten windsnelheid.
BAR: De actuele, gekalibreerde druk.
BAT: De batterijspanning.
BSP: De snelheid van de boot ten opzichte van het water.
BTW: De richting van uw huidige locatie naar een bestemming.
Deze gegevens worden alleen weergegeven tijdens het
navigeren.
COG: De werkelijke reisrichting, ongeacht de gevolgde koers en
tijdelijke koersvariaties.
CTS: De richting waarnaar u moet sturen om terug te keren op
de koers die aan het begin van de navigatie is ingesteld.
DIS: De afstand die u hebt afgelegd voor de huidige activiteit of
het huidige spoor.
DPT: De diepte van het water. Uw toestel moet zijn aangesloten
op een NMEA 0183 of NMEA 2000 toestel dat de waterdiepte
kan bepalen.
DRF: De snelheid van de stroming.
DTW: De afstand tot het via-punt.
ELV: De hoogte van uw huidige locatie boven of onder
zeeniveau.
ERR: De precisie van de huidige positie bij gebruik met GPS.
GWD: De windrichting ten opzichte van de grond op basis van
noordreferentie.
GWS: De windsnelheid ten opzichte van de grond.
HDG: De richting waarin de boot wijst.
HUM: Het vochtigheidsniveau.
MAX: Het maximum ten opzichte van een ander gegevensveld.
Bijvoorbeeld de maximumsnelheid.
MIN: Het minimum ten opzichte van een ander gegevensveld.
Bijvoorbeeld de minimumsnelheid.
ODO: Een lopende meting van de afstand die is afgelegd voor
alle trips. Dit totaal wordt niet gewist als de tripgegevens
worden hersteld.
OTH: De tegenovergestelde koersrichting van het schip op basis
van de huidige koersrichting.
POS: De huidige positie van het schip.
RACE: De timer voor bootraces.
REF: Referentie voor stuurautomaat.
REL: Relatief ten opzichte van een ander gegevensveld.
Bijvoorbeeld relatieve vochtigheid.
RUD: Het roer relatief ten opzichte van ander gegevensveld.
Bijvoorbeeld de roerhoek.
SEA: De temperatuur van het water.
SOG: De werkelijke snelheid waarmee u reist, ongeacht de
gevolgde koers en tijdelijke koersvariaties.
STR: De stuurautomaat.
TRP: Een lopende meting van de afstand die is afgelegd sinds
deze waarde voor het laatst is hersteld.
TWA: De windhoek ten opzichte van het water, waarbij de boeg
van de boot als referentiepunt dient met een hoek van
maximaal 180 graden aan bakboord of stuurboord.
TWD: De ware windrichting ten opzichte van het noorden.
TWS: De ware windsnelheid ten opzichte van het schip.
UTC: De UTC-tijd.
VMG: De snelheid waarmee u een bestemming langs uw route
nadert. Deze gegevens worden alleen weergegeven tijdens
het navigeren.
WND: De behouden snelheid bij wind tegen.
XTE: Een koersafwijking.
Appendix 3
Index
A
automatisch bladeren 1
G
gegevens 2
gegevensvelden 3
I
instellingen 2, 3
instrumenten 2
configuratie 1
pagina verwijderen 2
pagina's toevoegen 2
N
NMEA 0183 3
NMEA 2000 3
P
pagina's 1
pieper 2
positieformaat 2
problemen oplossen 2
productregistratie 3
profielen 1
herstellen 1
selecteren 1
R
racetimer 1
S
scherminstellingen 2
systeeminformatie 2
T
timer 1
toestel, registratie 3
toestel registreren 3
V
voorliggende koers, type 2
4 Index
www.garmin.com/support
1800 235 822 +43 (0) 820 220230
+ 32 2 672 52 54 0800 770 4960
1-866-429-9296
+385 1 5508 272
+385 1 5508 271
+420 221 985466
+420 221 985465
+ 45 4810 5050
+ 358 9 6937 9758 + 331 55 69 33 99
+ 39 02 36 699699 (+52) 001-855-792-7671
0800 427 652 0800 0233937
+47 815 69 555
00800 4412 454
+44 2380 662 915
+35 1214 447 460 +386 4 27 92 500
0861 GARMIN (427 646)
+27 (0)11 251 9800
+34 93 275 44 97
+ 46 7744 52020 +886 2 2642-9199 ext 2
0808 238 0000
+44 870 850 1242
+49 (0) 89 858364880
zum Ortstarif - Mobilfunk
kann abweichen
913-397-8200
1-800-800-1020
© 2014 Garmin Ltd. of haar dochtermaatschappijen
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10

Garmin GNX™ 20 Handleiding

Type
Handleiding