De volledige onderdelenlijst is beschikbaar op www.MillerWelds.com
OM−252 624 Pagina 36
5-2. Beschrijving van bedieningsfuncties op voorpaneel (zie hoofdstuk 5-1)
Modellen 700X Duo Pro DLX SF
OPGELET − Het model DLX SF is bedoeld
voor gebruik met de Smart Feeder. Bij lassen
met beklede elektrode (SMAW) of TIG−lassen
(GTAW) moet de Smart Feeder worden
losgekoppeld.
Bij gebruik van de Smart Feeder is het
motortoerental altijd hoog.
De voltmeter wordt gebruikt om aan te
geven wanneer de eenheid en de Smart
Feeder communiceren. Ac. knippert op
het display wanneer er niet wordt gelast.
Tijdens het lassen wordt Ac.c op het
display weergegeven en blijft branden.
Wanneer de knop In bedrijf op de Smart
Feeder wordt ingedrukt, wordt Ac.c op het
display weergegeven en blijft daar staan.
Ac.c verdwijnt ongeveer 10 seconden
nadat de voedingskabel is losgekoppeld
bij de Smart Feeder.
Bedieningsfuncties voor het starten van de
motor
1 Voorverwarmingsschakelaar
Gebruik deze schakelaar om de starthulp in
te schakelen voor het opstarten in koud weer
(zie de startinstructies hierna).
2 Motorschakelaar
Gebruik deze schakelaar om de motor te
starten, het motortoerental te kiezen en de
motor uit te zetten.
In de werkstand loopt de motor op hoge
snelheid. In de werk/stationair stand loopt de
motor op stationair snelheid bij nul last en op
hoge snelheid bij belasting.
OPGELET − Dieselmotoren in MILLER-appa-
ratuur worden geacht optimaal te werken
bij een gematigde tot nominale belasting.
Bij gebruik gedurende langere tijd bij lichte
of geen belasting kan dit leiden tot wetstacking
of andere motorschade.
Starten:
OPGELET − Geen ether gebruiken.
Als de motor niet start, laat de motor dan
eerst volledig tot stilstand komen voordat
men deze weer probeert te starten.
Boven 05 C (325 F): Verdraai de motor-
schakelaar naar startstand. Laat de motor-
besturingsschakelaar los als de motor loopt.
Onder 05 C (325 F): Draai de motorschakelaar
in de stand Run. Druk 15 tot 30 seconden op
de voorverwarmingsschakelaar. Draai de
motorschakelaar op Start. Laat de motor-
schakelaar en de voorverwarmings-
schakelaar los als de motor loopt.
De voorverwarmingsschakelaar niet langer
dan 60 seconden per keer bedienen.
Stoppen: Draai de motorschakelaar op Off.
Motormeters en Indicatie
3 Meter voor de motorkoelvloeistof-
temperatuur
De normale temperatuur is 93 − 110 C (200 −
230 F). De motor stopt als de temperatuur
hoger wordt dan 130 C (266 F).
4 Motoroliedrukmeter
De normale druk is 30 − 60 psi (206 − 414 kPa).
De motor stopt als de druk onder 22 psi
(150 kPa) komt.
Zie hoofdstuk 5-10 voor alle informatie
over de brandstofmeter / urenteller.
5 Brandstofmeter / urenteller
Controleer met deze meter het brandstofpeil,
totaal aantal bedrijfsuren van de motor of het
aantal uren tot het vervangen van de olie.
Om het brandstofpeil of het aantal bedrijfsuren
te controleren als de motor niet draait, moet
u de motorbesturingsschakelaar op de
bedrijfs−/stationairstand zetten.
6 Motorindicatielampje
Het lampje gaat branden en de motor stopt als
er te weinig brandstof is, de motor warmer
wordt dan 130C (266F) of de oliedruk in de
motor onder 22 psi (150 kPa) komt.
De normale motortemperatuur is 93 −
110 C (200 − 230 F). De normale olie-
druk is 30 − 60 psi (207 − 414 kPa).
OPGELET − De motor pas laten draaien als
het probleem is opgelost.
Lasmeters
Lasmeters tonen hulpcodes van
probleemoplossingen (zie hoofdstuk 7-9).
7 Ampèremeter gelijkstroom
De ampèremeter vertoont de vooraf
ingestelde stroomsterkte (alleen bij beklede
elektrode en TIG) als niet gelast wordt, en de
actuele uitgangstroom als men last.
Om de stroomsterkte in te stellen moet u de
proces−/contactschakelaar op de Beklede
elektrode of TIG stand zetten. Verdraai de
V/A−regelknop tot de gewenste stroomsterkte
te zien is op de ampèremeter. Na het lassen
toont de ampèremeter, de lasstroom en gaat
dan vanzelf weer terug naar de vooraf inge-
stelde stroomsterkte.
8 Voltmeter gelijkstroom
De voltmeter toont de vooraf ingestelde
spanning (MIG−lassen) met uitgangactivering
uit en de uitgangsspanning op het moment met
uitgangactivering aan. De voltmeter toont de
spanning bij de klemmen van de lasuitgangen
maar niet de spanning bij de boog vanwege de
weerstand van de kabel en de verbindingen.
Om de spanning in te stellen moet u de
proces-/activeringschakelaar op MIG of
FCAW draaien. Verdraai de V/A regelknop tot
de gewenste spanning te zien is op de volt-
meter. Als men stopt met lassen vertoont de
voltmeter de lasspanning, waarna hij weer
terugkeert naar de vooringestelde spanning.
Lasregelfuncties
9 Spannings-/stroomsterkteregeling
Als de proces-/activeringschakelaar op een
willekeurige stand voor lassen met beklede
elektrode of TIG−lassen staat, moet men de
regelknop gebruiken om de stroomsterkte in te
stellen. Als de proces-/activeringschakelaar
op een willekeurige draadstand (MIG of
FCAW) staat, moet u de regelknop gebruiken
om de spanning te regelen. De regeling
beperkt de afstandsbediende stroomsterkte
bij beklede elektrode of TIG, maar heeft geen
effect in de draadstand.
10 Proces-/activeringschakelaar
Zie hoofdstuk 5-3 voor informatie over de
proces/activeringschakelaar.
11 Stekkerdoos voor afstandsbediening
Sluit afstandsbedieningen, draad-aanvoer-
systemen en gereedschappen die 24 VAC
vereisen aan op de stekkerdoos.
Wanneer er een afstandsbediening is
aangesloten op de deze stekkerdoos, dan
schakelt de Auto Sense Remote functie de
spanning/stroom-regeling automatisch over
op afstandsbediening (zie hoofdstuk 5-8).
Als de afstandsbediening is aangesloten, dan
wordt het lasuitgangsvermogen bepaald door
een combinatie van de instellingen op het
voorpaneel en de afstandsbediening.
Als er geen afstandsbediening is aangesloten
op de stekkerdoos, dan regelt de VA-regel-
knop op het voorpaneel de spanning en de
stroomsterkte.
Als een afstandsbediening dat is
aangesloten op de stekkerdoos defect is of
wordt ontkoppeld tijdens het werk, dan laten
de meters Help 25 zien (zie hoofdstuk 7-9).
Wis de fout door de machine uit
te schakelen en weer te starten of door de
proces−/contactschakelaar in een andere
stand te draaien.
12 Boogregeling
Zie hoofdstuk 5-4 voor informatie over de
boogregeling.
13 Optionele laskeuzeschakelaar
Gebruik de schakelaar om de stand voor
dubbele of enkele gebruiker te selecteren.
Zet de schakelaar in de stand Lasser A/Lasser
B (dubbele gebruiker) voor CC− en CV-uit-
gangsspanning van de lasuitgang klemmen
voor Lasser A (links) en Lasser B (rechts).
Regel het lasuitgangsvermogen aan de
klemmen aan de zijde van desbetreffende
lasregeling.
Zet de schakelaar alleen in de stand voor
Lasser A (enkele gebruiker) voor een lasuit-
gangsvermogen op de klemmen van alleen
Lasser A (links).
De lasuitgang klemmen voor Lasser B
(rechts) worden uitgeschakeld in de stand
voor enkele gebruiker. Sluit alleen aan op
de klemmen voor Lasser A (links) voor
gebruik door een enkele gebruiker.
14 Optionele opstelling Smart Feeder