KTM 450 XC-F 2016 de handleiding

Type
de handleiding

Deze handleiding is ook geschikt voor

BEDIENINGSHANDLEIDING 2016
450 SXF
450 XCF
Artikelnr. 3213333nl
BESTE KTM-KLANT 1
*3213333nl*
3213333nl
07/2015
BESTE KTM-KLANT
We willen u graag feliciteren met uw keuze voor een KTM-motorfiets. U bent nu in het bezit van een moderne sportieve motorfiets en we
zijn er zeker van dat u er veel plezier mee zult beleven, mits u de motorfiets goed onderhoudt.
We wensen u veel rijplezier!
Hieronder het serienummer van uw voertuig invullen.
Framenummer ( pag. 11) Stempel dealer
Motornummer ( pag. 11)
De bedieningshandleiding komt op het tijdstip dat deze ter perse gaat overeen met de nieuwste stand van het model. Kleine afwijkingen
die het resultaat zijn van een constructieve ontwikkeling kunnen echter niet worden uitgesloten.
Alle hier genoemde gegevens zijn vrijblijvend. KTM Motorcycle GmbH behoudt zich het recht voor technische gegevens, prijzen, kleu-
ren, vormen, materialen, dienst- en serviceverlening, constructies, uitrustingen en dergelijke zonder voorafgaande aankondiging en zonder
opgave van redenen te wijzigen resp. zonder vergoeding te annuleren, deze aan te passen aan de plaatselijke situatie of de productie van
een bepaald model zonder voorafgaande aankondiging te beëindigen. KTM is niet aansprakelijk voor leveringsmogelijkheden, afwijkingen
van afbeeldingen en beschrijvingen, drukfouten en vergissingen. De afgebeelde modellen zijn voor een deel voorzien van speciale uitrustin-
gen die niet standaard bij de leveringsomvang horen.
© 2015 KTM Sportmotorcycle GmbH, Mattighofen Oostenrijk
Alle rechten voorbehouden
Nadruk, ook gedeeltelijk, en vermenigvuldigingen van welke aard dan ook zijn uitsluitend toegestaan met toestemming van de auteur.
ISO 9001(12 100 6061)
KTM past processen voor kwaliteitsbewaking toe, zoals bedoeld in de internationale norm voor kwaliteitsmanagement ISO
9001, die tot een zo hoog mogelijke productkwaliteit leiden.
Afgegeven door: TÜV Management Service
KTM Sportmotorcycle GmbH
5230 Mattighofen, Oostenrijk
Dit document is geldig voor de volgende modellen:
450 SXF EU (F8401P5)
450 SXF US (F8475P5)
450 XCF US (F8475P0)
INHOUDSOPGAVE 2
INHOUDSOPGAVE
1 SYMBOLEN EN FORMATERINGEN................................ 4
1.1 Gebruikte pictogrammen.................................... 4
1.2 Gebruikte formatering........................................ 4
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN ....................................... 5
2.1 Gebruiksdefinitie beoogd gebruik ..................... 5
2.2 Veiligheidsaanwijzingen..................................... 5
2.3 Gevarenniveau en pictogrammen ........................ 5
2.4 Waarschuwing voor manipulaties ........................ 5
2.5 Veilig gebruik ................................................... 6
2.6 Beschermende kleding ...................................... 6
2.7 Werkinstructies................................................. 6
2.8 Milieu.............................................................. 6
2.9 Bedieningshandleiding ...................................... 7
3 BELANGRIJKE AANWIJZINGEN .................................... 8
3.1 Garantie........................................................... 8
3.2 Verbruiksstoffen, hulpstoffen ............................. 8
3.3 Reserveonderdelen, toebehoren .......................... 8
3.4 Service ............................................................ 8
3.5 Afbeeldingen .................................................... 8
3.6 Klantenservice.................................................. 8
4 AFBEELDING VOERTUIG.............................................. 9
4.1 Afbeelding voertuig linksvoor (symbolische
weergave)......................................................... 9
4.2 Afbeelding voertuig rechtsachter (symbolische
weergave)....................................................... 10
5 SERIENUMMERS....................................................... 11
5.1 Framenummer ................................................ 11
5.2 Typeplaatje .................................................... 11
5.3 Motornummer................................................. 11
5.4 Artikelnummer voorvork ................................... 11
5.5 Artikelnummer schokdemper............................ 11
6 BEDIENINGSELEMENTEN.......................................... 12
6.1 Koppelingshendel ........................................... 12
6.2 Remhendel..................................................... 12
6.3 Gashendel...................................................... 12
6.4 Stopknop ....................................................... 12
6.5 E-starterknop.................................................. 12
6.6 MapSelect Schakelaar voor de basisinstelling
(Alle SXF-modellen) ....................................... 13
6.7 MapSelect Schakelaar voor rijden (Alle
SXF-modellen)............................................... 13
6.8 Launch Control ............................................... 13
6.9 Overzicht controlelampjes................................ 13
6.10 Tankdop openen ............................................. 14
6.11 Tankdop sluiten.............................................. 14
6.12 Koude-startknop ............................................. 15
6.13 Regelschroef stationair toerental....................... 15
6.14 Versnellingshendel .......................................... 16
6.15 Rempedaal..................................................... 16
6.16 Plug-in standaard (Alle SXF-modellen) ............. 16
6.17 Zijstandaard (XCF US).................................... 16
7 INBEDRIJFNAME....................................................... 18
7.1 Aanwijzingen voor eerste inbedrijfname............. 18
7.2 Motor inrijden................................................. 19
7.3 Startvermogen van lithium-ion-accu's bij lage
temperaturen.................................................. 19
7.4 Voertuig voorbereiden op zwaardere
gebruiksomstandigheden ................................. 19
7.5 Voorbereidingen voor rijden op droog zand......... 20
7.6 Voorbereidingen voor rijden op nat zand ............ 20
7.7 Voorbereidingen voor rijden op nat en modderig
circuit............................................................ 21
7.8 Voorbereidingen voor rijden bij hoge
temperatuur en langzaam rijden ....................... 21
7.9 Voorbereidingen voor rijden bij lage
temperatuur of sneeuw .................................... 21
8 RIJ-INSTRUCTIES...................................................... 22
8.1 Controle en onderhoud voor iedere
inbedrijfname................................................. 22
8.2 Starten .......................................................... 22
8.3 Launch Control activeren ................................. 23
8.4 Beginnen met rijden........................................ 23
8.5 Schakelen, rijden............................................ 23
8.6 Afremmen ...................................................... 24
8.7 Stoppen, parkeren........................................... 24
8.8 Transport ....................................................... 25
8.9 Brandstof tanken ............................................ 25
9 SERVICESCHEMA...................................................... 27
9.1 Extra informatie.............................................. 27
9.2 Verplichte werkzaamheden............................... 27
9.3 Aanbevolen werkzaamheden............................. 28
10 CHASSIS AFSTELLEN ................................................ 29
10.1 Basisinstelling chassis voor bestuurdersgewicht
controleren..................................................... 29
10.2 Luchtvering AER 48 (SXF EU)......................... 29
10.3 Ingaande demping schokdemper ...................... 30
10.4 Ingaande demping low speed van de
schokdemper instellen..................................... 30
10.5 Ingaande demping high speed voor
schokdemper instellen..................................... 30
10.6 Uitgaande demping schokdemper instellen........ 31
10.7 Maat achterwiel zonder belasting bepalen ......... 32
10.8 Statische veerweg schokdemper controleren ...... 32
10.9 Dynamische veerweg schokdemper
controleren..................................................... 33
10.10 Veervoorspanning schokdemper instellen ....... 33
10.11 Dynamische veerweg instellen ...................... 34
10.12 Basisinstelling voorvork controleren .................. 34
10.13 Voorvorkluchtdruk instellen (SXF EU)............... 35
10.14 Ingaande demping voorvork instellen ................ 35
10.15 Uitgaande demping voorvork instellen ............... 36
10.16 Stuurstand ..................................................... 37
10.17 Stuurstand instellen .................................... 37
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS ........................ 39
11.1 Motorfiets met hefbok opkrikken ...................... 39
11.2 Motorfiets van hefbok nemen ........................... 39
11.3 Vorkpoten ontluchten ...................................... 39
11.4 Vuilschrapers vorkpoten reinigen ...................... 40
11.5 Voorvorkprotector demonteren .......................... 40
11.6 Voorvorkprotector monteren.............................. 41
11.7 Vorkpoten demonteren ................................. 41
11.8 Vorkpoten monteren ..................................... 41
11.9 Onderste kroonplaat demonteren ................... 42
11.10 Onderste kroonplaat monteren ...................... 43
11.11 Speling balhoofdlager controleren..................... 45
11.12 Speling balhoofdlager instellen ..................... 45
11.13 Balhoofdlager smeren .................................. 46
11.14 Startnummerbord demonteren.......................... 46
11.15 Startnummerbord monteren ............................. 46
11.16 Spatbord vooraan demonteren .......................... 46
11.17 Spatbord vooraan monteren.............................. 47
11.18 Schokdemper demonteren ............................ 47
11.19 Schokdemper monteren ............................... 49
11.20 Zadel verwijderen............................................ 50
INHOUDSOPGAVE 3
11.21 Zadel monteren............................................... 50
11.22 Luchtfilterbakafdekking demonteren ................. 51
11.23 Luchtfilterbakafdekking monteren .................... 51
11.24 Luchtfilter demonteren ................................ 51
11.25 Luchtfilter en luchtfilterbak reinigen ............. 52
11.26 Luchtfilter monteren .................................... 52
11.27 Luchtfilterbakafdekking vastzetten ................ 53
11.28 Luchtfilterbak afdichten ............................... 53
11.29 Einddemper demonteren.................................. 53
11.30 Einddemper monteren ..................................... 54
11.31 Glasvezelvulling einddemper vervangen ......... 54
11.32 Brandstoftank demonteren ........................... 54
11.33 Brandstoftank monteren ............................... 56
11.34 Kettingvervuiling controleren............................ 57
11.35 Ketting reinigen.............................................. 57
11.36 Kettingspanning controleren ............................ 57
11.37 Kettingspanning instellen ................................ 58
11.38 Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en
kettinggeleiding controleren ............................. 59
11.39 Frame controleren ....................................... 60
11.40 Achterbrug controleren ................................. 61
11.41 Gaskabellegging controleren............................. 61
11.42 Rubberen stuurcovers controleren..................... 61
11.43 Uitgangspositie koppelingshendel instellen........ 62
11.44 Vloeistofpeil hydraulische koppeling
controleren/corrigeren...................................... 62
11.45 Vloeistof hydraulische koppeling verversen ..... 62
12 REMSYSTEEM........................................................... 64
12.1 Vrije slag remhendel controleren....................... 64
12.2 Uitgangspositie remhendel instellen ................. 64
12.3 Remschijven controleren.................................. 64
12.4 Remvloeistofpeil voorwielrem controleren .......... 65
12.5 Remvloeistof voorwielrem bijvullen ................ 65
12.6 Remplaketten voorwielrem controleren .............. 66
12.7 Remplaketten voorwielrem vervangen ............ 66
12.8 Vrije slag rempedaal controleren....................... 68
12.9 Uitgangspositie rempedaal instellen .............. 68
12.10 Remvloeistofpeil achterwielrem controleren ....... 69
12.11 Remvloeistof achterwielrem bijvullen ............. 69
12.12 Remplaketten achterwielrem controleren........... 70
12.13 Remplaketten achterwielrem vervangen ......... 71
13 WIELEN, BANDEN ..................................................... 73
13.1 Voorwiel demonteren ................................... 73
13.2 Voorwiel monteren ....................................... 73
13.3 Achterwiel demonteren ................................ 74
13.4 Achterwiel monteren .................................... 74
13.5 Bandentoestand controleren............................. 75
13.6 Bandenspanning controleren............................ 76
13.7 Spaakspanning controleren .............................. 76
14 ELEKTRONICA........................................................... 77
14.1 Accu demonteren ........................................ 77
14.2 Accu monteren ............................................ 77
14.3 Accu opladen .............................................. 78
14.4 Hoofdzekering vervangen ................................. 80
15 KOELSYSTEEM.......................................................... 81
15.1 Koelsysteem................................................... 81
15.2 Antivries en koelmiddelpeil controleren ............. 81
15.3 Koelmiddelpeil controleren .............................. 81
15.4 Koelmiddel aftappen ................................... 82
15.5 Koelmiddel vullen ....................................... 82
16 MOTOR AFSTELLEN .................................................. 84
16.1 Gaskabelspeling controleren............................. 84
16.2 Gaskabelspeling instellen ............................. 84
16.3 Eigenschappen van de gasrespons instellen ... 85
16.4 Stationair toerental instellen ......................... 85
16.5 Smoorkleppositie programmeren....................... 86
16.6 Uitgangspositie versnellingshendel
controleren..................................................... 86
16.7 Uitgangspositie versnellingshendel
instellen ..................................................... 87
17 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR .......................... 88
17.1 Brandstofzeef vervangen .............................. 88
17.2 Motoroliepeil controleren ................................. 88
17.3 Motorolie verversen, oliefilter vervangen en
oliezeven reinigen ........................................ 89
17.4 Motorolie bijvullen .......................................... 91
18 REINIGING, ONDERHOUD.......................................... 92
18.1 Motorfiets reinigen .......................................... 92
19 STALLING ................................................................. 93
19.1 Stalling.......................................................... 93
19.2 Inbedrijfname na stalling................................. 93
20 FOUTEN OPSPOREN.................................................. 94
21 KNIPPERCODE .......................................................... 96
22 TECHNISCHE GEGEVENS........................................... 97
22.1 Motor............................................................. 97
22.2 Aanhaalmomenten motor ................................. 98
22.3 Vulhoeveelheden............................................. 99
22.3.1 Motorolie ................................................... 99
22.3.2 Koelmiddel ................................................ 99
22.3.3 Brandstof................................................... 99
22.4 Chassis .......................................................... 99
22.5 Elektronica................................................... 100
22.6 Banden........................................................ 100
22.7 Voorvork....................................................... 100
22.7.1 SXF EU................................................... 100
22.7.2 SXF US................................................... 101
22.7.3 XCF US................................................... 101
22.8 Schokdemper ............................................... 101
22.8.1 SXF EU................................................... 101
22.8.2 SXF US................................................... 102
22.8.3 XCF US................................................... 102
22.9 Aanhaalmomenten chassis............................. 103
23 GEBRUIKSSTOFFEN ................................................ 105
24 HULPSTOFFEN........................................................ 107
25 NORMEN ................................................................ 108
26 LIJST MET AFKORTINGEN ....................................... 109
INDEX ............................................................................ 110
1 SYMBOLEN EN FORMATERINGEN 4
1.1 Gebruikte pictogrammen
Hieronder wordt het gebruik van bepaalde pictogrammen verklaard.
Kenmerkt een verwachte reactie (bijv. van een bepaalde handeling of functie).
Kenmerkt een onverwachte reactie (bijv. van een bepaalde handeling of functie).
Alle werkzaamheden die met dit pictogram zijn gekenmerkt vereisen vakkennis en technisch begrip. Laat de
werkzaamheden voor uw eigen veiligheid uitvoeren in een geautoriseerde KTM-garage! Daar wordt uw motorfiets
door speciaal geschoolde vakkundige medewerkers met het benodigde hulpgereedschap optimaal onderhouden.
Kenmerkt de verwijzing naar een pagina (op de aangegeven pagina vindt u meer informatie).
Kenmerkt een taak met verdere informatie of tips.
Kenmerkt het resultaat uit een test-/controlestap.
1.2 Gebruikte formatering
Hieronder worden de gebruikte letterformaten verklaard.
Eigennaam Kenmerkt een eigennaam.
Naam
®
Kenmerkt een beschermde naam.
Merk™ Kenmerkt een merk in het handelsverkeer.
Onderstreepte woorden Verwijzen naar technische details van het voertuig of kenmerken vaktermen die in de
begrippenlijst worden uitgelegd.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 5
2.1 Gebruiksdefinitie beoogd gebruik
(Alle SXF-modellen)
De sportmotorfietsen van KTM zijn zodanig ontworpen en geconstrueerd dat ze bestand zijn tegen de gangbare belastingen bij
normaal gebruik in wedstrijden. De motorfietsen voldoen aan het geldende reglement en de geldende categorieën van de hoogste
internationale motorsportbonden.
Info
De motorfiets mag uitsluitend worden gebruikt op afgesloten trajecten buiten het openbare wegennet.
(XCF US)
De sportmotorfietsen van KTM zijn zodanig ontworpen en geconstrueerd dat ze bestand zijn tegen de gangbare belastingen bij
normaal gebruik in wedstrijden. De motorfietsen voldoen aan het geldende reglement en de geldende categorieën van de hoogste
internationale motorsportbonden.
Info
De motorfiets is speciaal ontworpen voor langeafstandsraces en niet in de eerste plaats gebouwd voor het overwegende
gebruik in motocross-races.
2.2 Veiligheidsaanwijzingen
Voor een veilige omgang met het voertuig dient u zich te houden aan enkele veiligheidsaanwijzingen. Lees deze handleiding daarom
zorgvuldig door. De veiligheidsaanwijzingen zijn geaccentueerd en met links gekoppeld aan de relevante plaatsen in de tekst.
Info
Op het voertuig zijn op goed zichtbare plaatsen verschillende stickers met aanwijzingen en waarschuwingen aangebracht. Deze
stickers met aanwijzingen en waarschuwingen nooit verwijderen. Als deze ontbreken kunt u of andere personen de gevaren niet
herkennen en daardoor letsel oplopen.
2.3 Gevarenniveau en pictogrammen
Gevaar
Waarschuwing voor een gevaar dat direct en met zekerheid overlijden of zwaar blijvend letsel tot gevolg heeft als u niet de
juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
Waarschuwing
Waarschuwing voor een gevaar dat waarschijnlijk overlijden of zwaar letsel tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatre-
gelen neemt.
Voorzichtig
Waarschuwing voor een gevaar dat mogelijk licht letsel tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
Aanwijzing
Waarschuwing voor een gevaar dat aanmerkelijke schade aan machine of materiaal tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaat-
regelen neemt.
Waarschuwing
Waarschuwing voor een gevaar dat schade aan het milieu tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
2.4 Waarschuwing voor manipulaties
Het is niet toegestaan wijzigingen aan te brengen aan de componenten van de geluidsdemping. De volgende maatregelen of de realisa-
tie van de betreffende toestanden zijn wettelijk verboden:
1 Verwijderen of buiten werking zetten van systemen of componenten die de geluidsdemping dienen bij een nieuw voertuig, voor-
dat het wordt verkocht of geleverd aan de eindklant of tijdens de gebruikdsduur van het voertuig voor andere doeleinden dan voor
onderhoud, reparatie of vervanging, evenals
2 het gebruik van het voertuig nadat een dergelijk systeem of een dergelijke component verwijderd of buiten werking is gezet.
Voorbeelden van wettelijk verboden manipulaties:
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 6
1 Verwijderen of doorboren van einddempers, geluidsdempers, bochtstukken of andere componenten, die uitlaatgassen geleiden.
2 Verwijderen of doorboren van onderdelen van het inlaatluchtsysteem.
3 Gebruik in niet correcte onderhoudstoestand.
4 Vervangen van bewegende onderdelen van het voertuig, onderdelen van het uitlaatsysteem of onderdelen van het inlaatluchtsys-
teem door onderdelen die niet door de fabrikant zijn toegelaten.
2.5 Veilig gebruik
Gevaar
Gevaar voor ongevallenGevaar door onvoldoende rijvaardigheid.
Het voertuig niet gebruiken, wanneer u door consumptie van alcohol, medicijnen of drugs of door lichamelijke of psychi-
sche beperkingen niet in staat bent veilig aan het verkeer deel te nemen.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg hebben.
Als u de motor laat draaien moet u altijd voor voldoende ventilatie zorgen, de motor niet in een gesloten ruimte starten of
laten draaien zonder een geschikte afzuiginstallatie.
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingSommige onderdelen van het voertuig worden tijdens het rijden zeer heet.
Hete onderdelen zoals uitlaatsysteem, radiateur, motor, schokdempers en remsysteem niet aanraken. De onderdelen eerst
laten afkoelen voordat u met werkzaamheden aan deze onderdelen begint.
Het voertuig uitsluitend in technisch goede staat, op de boogde wijze, en veiligheids- en milieubewust gebruiken.
Het voertuig mag uitsluitend door geïnstrueerde personen worden gebruikt.
Storingen die de veiligheid beperken onmiddellijk in een geautoriseerde KTM-garage laten verhelpen.
De op het voertuig aangebrachte stickers met aanwijzingen en waarschuwingen in acht nemen.
2.6 Beschermende kleding
Waarschuwing
Gevaar voor letselGeen of slechte beschermende kleding vormt een verhoogd risico.
Tijdens het rijden altijd beschermende kleding (helm, laarzen, handschoenen, broek en jack met bescherming) dragen.
Draag altijd beschermende kleding die zich in een goede staat bevindt en voldoet aan de wettelijke voorschriften.
Voor uw eigen veiligheid adviseert KTM om het voertuig uitsluitend te gebruiken met geschikte, beschermende kleding.
2.7 Werkinstructies
Voor enkele werkzaamheden zijn hulpgereedschappen vereist. Deze maken geen deel uit van het voertuig, maar kunnen worden
besteld onder vermelding van de aangegeven nummers tussen haakjes. Voorbeeld: lagertrekker (15112017000)
Bij de montage moeten onderdelen die niet meer kunnen worden gebruikt (bijvoorbeeld zelfborgende schroeven en moeren, afdichtin-
gen, pakkingen, keerringen, splitpennen of borgplaten) door nieuwe onderdelen worden vervangen.
Voor enkele schroefverbindingen is een schroevenlijm (bijvoorbeeld Loctite
®
) vereist. Bij het gebruik moeten de specifieke aanwijzin-
gen van de fabrikant worden gevolgd.
Onderdelen die na de demontage weer worden gebruikt, moeten worden gereinigd en gecontroleerd op beschadiging en slijtage.
Beschadigde of versleten onderdelen vervangen.
Na een reparatie of servicebeurt moet worden gecontroleerd of er veilig kan worden gereden met het voertuig.
2.8 Milieu
Door op een verantwoorde manier met uw motorfiets om te gaan kunt u ervoor zorgen dat er geen problemen en conflicten ontstaan.
Om de toekomst van de motorsport veilig te stellen mag u de motorfiets alleen legaal gebruiken, dient u milieubewust te handelen en
de rechten van anderen te respecteren.
Houdt u zich bij het afvoeren van oude olie, andere verbruiks- en hulpstoffen en oude onderdelen aan de geldende wet- en regelgeving
in het betreffende land.
Omdat motorfietsen niet onder de EU-richtlijn voor de afdanking van oude voertuigen vallen bestaat er geen wettelijke regeling voor
het afdanken van een oude motorfiets. Uw geautoriseerde KTM-dealer is u graag van dienst.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 7
2.9 Bedieningshandleiding
Lees de bedieningshandleiding beslist goed en volledig door voordat u voor het eerst gaat rijden. In de bedieningshandleiding vindt
u veel informatie en tips die bediening, gebruik en onderhoud eenvoudiger maken. Alleen zo komt u te weten hoe u het voertuig het
beste afstemt op uw situatie en hoe u zich tegen letsel kunt beschermen.
Bewaar de bedieningshandleiding op een eenvoudig toegankelijke plaats, zodat u deze op ieder moment kunt raadplegen wanneer dat
nodig is.
Neem contact op met een geautoriseerde KTM-dealer wanneer u meer over het voertuig wilt weten of wanneer tijdens het lezen iets
niet duidelijk is.
De bedieningshandleiding is een belangrijk onderdeel van het voertuig en moet bij verkoop aan de nieuwe eigenaar worden gegeven.
3 BELANGRIJKE AANWIJZINGEN 8
3.1 Garantie
De in het serviceschema voorgeschreven werkzaamheden mogen uitsluitend in een geautoriseerde KTM-garage worden uitgevoerd en
moeten in het service- en garantieboekje en op KTM Dealer.net worden bevestigd, aangezien anders de aanspraak op garantie vervalt.
Bij schade of gevolgschade, die door manipulaties en/of wijzigingen aan het voertuig zijn veroorzaakt bestaat er geen aanspraak op
garantie.
Meer informatie over de garantie en de afwikkeling ervan vindt u in het service- en garantieboekje.
3.2 Verbruiksstoffen, hulpstoffen
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
U moet de in de bedieningshandleiding gespecificeerde verbruiks- en hulpstoffen (bijvoorbeeld brand- en smeerstoffen) gebruiken.
3.3 Reserveonderdelen, toebehoren
Gebruik voor uw eigen veiligheid alleen reserveonderdelen en toebehoren die door KTM zijn vrijgegeven en/of aanbevolen en laat deze
alleen in een geautoriseerde KTM-garage monteren. Voor andere producten en daardoor veroorzaakte schade is KTM niet aansprake-
lijk.
Enkele reserveonderdelen en toebehoren zijn bij de betreffende beschrijvingen tussen haakjes aangegeven. Uw geautoriseerde KTM-
dealer adviseert u graag.
De actuele KTM PowerParts voor uw voertuig vindt u op de KTM website.
Internationale KTM website: http://www.ktm.com
3.4 Service
Voorwaarde voor storingsvrij gebruik en het voorkomen van voortijdige slijtage is dat u zich houdt aan de in de bedieningshandleiding
genoemde service, onderhouds- en afstelwerkzaamheden aan de motor en het chassis. Door een onjuist afgesteld chassis kunnen
chassiscomponenten beschadigen of afbreken.
Wanneer het voertuig onder zwaardere omstandigheden wordt gebruikt zoals op zand of op een nat of modderig traject/terrein, kunnen
componenten zoals aandrijving, remsystemen of veringscomponenten duidelijk sneller verslijten. Daarom kan het nodig zijn onderde-
len reeds voor het bereiken van de volgende service-interval te controleren of te vervangen.
Het is belangrijk dat u zich strikt houdt aan de voorgeschreven inrijtijden en service-intervallen. De inachtneming daarvan draagt in
belangrijke mate bij aan de verhoging van de levensduur van de motorfiets.
3.5 Afbeeldingen
De in de handleiding weergegeven afbeeldingen tonen deels speciale uitrustingen.
Voor een betere weergave en toelichting kunnen enkele onderdelen gedemonteerd of niet afgebeeld zijn. Voor de betreffende beschrij-
ving is het echter niet altijd noodzakelijk dat deze onderdelen worden gedemonteerd. Houdt u zich aan de aanwijzingen in de tekst.
3.6 Klantenservice
De geautoriseerde KTM-dealer beantwoordt graag uw vragen over uw voertuig of over KTM.
De lijst met geautoriseerde KTM-dealers vindt u op de KTM-website.
Internationale KTM website: http://www.ktm.com
4 AFBEELDING VOERTUIG 9
4.1 Afbeelding voertuig linksvoor (symbolische weergave)
S00845-10
1 Stopknop ( pag. 12)
2 Koppelingshendel ( pag. 12)
3 Tankdop
4 Luchtfilterbakafdekking
5 Kettinggeleiding
6 Koude-startknop ( pag. 15)
7 Versnellingshendel ( pag. 16)
4 AFBEELDING VOERTUIG 10
4.2 Afbeelding voertuig rechtsachter (symbolische weergave)
S00844-10
1 E-starterknop ( pag. 12)
2 MapSelect Schakelaar voor rijden ( pag. 13)
3 Remhendel ( pag. 12)
4 Artikelnummer voorvork ( pag. 11)
5 Rempedaal ( pag. 16)
6 Artikelnummer schokdemper ( pag. 11)
7 Kijkglas remvloeistof achter
5 SERIENUMMERS 11
5.1 Framenummer
401945-10
Het framenummer
is op de rechterzijde van het balhoofd gegraveerd.
5.2 Typeplaatje
401946-10
Het typeplaatje
is aan de voorzijde van het balhoofd aangebracht.
5.3 Motornummer
401949-10
Het motornummer
is in de linkerzijde van de motor onder het ketting-aandrijfwiel
gegraveerd.
5.4 Artikelnummer voorvork
401947-10
Het artikelnummer van de voorvork
is aan de binnenzijde van de asopname gegra-
veerd.
5.5 Artikelnummer schokdemper
0
0
11
401948-10
Het artikelnummer van de schokdemper
is in het bovenste gedeelte van de schok-
demper aan motorzijde boven de stelring gegraveerd.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 12
6.1 Koppelingshendel
102124-10
De koppelingshendel
is aan de linkerzijde van het stuur aangebracht.
De koppeling wordt hydraulisch bediend en automatisch bijgesteld.
6.2 Remhendel
K00179-10
De remhendel
bevindt zich aan de rechterzijde van het stuur.
Met de remhendel wordt de voorwielrem bediend.
6.3 Gashendel
K00179-11
De gashendel
is aan de rechterzijde van het stuur aangebracht.
6.4 Stopknop
102127-10
De stopknop
is aan de linkerzijde van het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
Stopknop in de uitgangspositie In deze stand is het ontstekingscircuit geslo-
ten en kan de motor worden gestart.
Stopknop ingedrukt In deze stand is het ontstekingscircuit onderbroken. Een
draaiende motor schakelt uit en een stilstaande motor schakelt niet in.
6.5 E-starterknop
C00913-10
De e-starterknop
is aan de rechterzijde van het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
E-starterknop in de uitgangspositie
E-starterknop ingedrukt In deze stand wordt de e-starter gebruikt.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 13
6.6 MapSelect Schakelaar voor de basisinstelling (Alle SXF-modellen)
102129-10
De MapSelect-schakelaar voor debasisinstelling
bevindt zich onder het luchtfilter-
bakdeksel.
Mogelijke toestanden
1 SOFT De mapping met gereduceerd maximaal vermogen voor een
betere rijbaarheid is geactiveerd. De Launch Control kan worden geac-
tiveerd.
2 ADVANCED De mapping voor vermogen met zeer directe respons is
geactiveerd. De Launch Control kan worden geactiveerd.
3 - 9, 0 STANDAARD De mapping voor vermogen met evenwichtige respons is
geactiveerd. De Launch Control kan niet worden geactiveerd.
Met de MapSelect schakelaar voor de basisinstelling wordt een voorselectie voor de
motorkarakteristiek getroffen.
6.7 MapSelect Schakelaar voor rijden (Alle SXF-modellen)
C00914-10
De MapSelect schakelaar voor rijden
is aan het stuur rechts aangebracht.
Mogelijke toestanden
STANDAARD In deze stand is altijd de STANDAARD-mapping geacti-
veerd.
SOFT of ADVANCED In deze stand is de mapping geactiveerd, die
met de MapSelect schakelaar voor de basisinstelling ingesteld is.
Met de MapSelect schakelaar voor rijden wordt de motorkarakteristiek verandert vanaf
het stuur. Deze wijziging wordt bij het stationaire toerental of bij het herstarten van de
motor geactiveerd.
Bovendien regelt de MapSelectschakelaar de Launch Control ( pag. 13).
6.8 Launch Control
De Launch Control ondersteunt bij de start van een race de bestuurder om de motorfiets optimaal te versnellen. Hiervoor wordt het
maximale toerental van de motor bij volledig geopende gasklep (vol gas) verlaagd en na de start geleidelijk vrijgegeven tot aan het
maximale toerental. De bestuurder moet daarbij de hele tijd vol gas geven, dan wordt de best mogelijke versnelling bereikt.
De koppeling moet nauwkeurig worden gedoseerd zoals zonder actieve Launch Control.
De Launch Control wordt in de volgende gevallen geactiveerd (FI waarschuwingslampje (MIL) knippert niet meer):
Na vol gas wordt de gasklep meer dan 1/3 van de totale weg gesloten.
Binnen 3 minuten vindt geen start plaats.
Info
Een paar seconden na het starten wordtde Launch Control automatisch gedeactiveerd.
6.9 Overzicht controlelampjes
K00183-01
Mogelijke toestanden
FI waarschuwingslampje (MIL) brandt/knippert oranje De OBD (On
Board Diagnose) heeft een voor de emissie of veiligheid kritieke fout
gedetecteerd.
FI waarschuwingslampje (MIL) knippert snel oranje De Launch Con-
trol is geactiveerd.
(XCF US)
Waarschuwingslampje brandstofpeil brandt oranje Brandstofpeil
heeft de reservemarkering bereikt.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 14
6.10 Tankdop openen
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
Tank het voertuig nooit in de buurt van open vuur of brandende sigaretten en schakel de motor bij het tanken altijd uit.
Let er vooral op dat er geen brandstof wordt gemorst op de hete onderdelen van het voertuig. Gemorste brandstof meteen
afvegen.
Als de brandstof wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uitstromen als de tank te vol zit. Aanwijzingen
voor het tanken van brandstof in acht nemen.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Erop letten dat brandstof niet in aanraking komt met de huid, ogen en kleding. Adem brandstofdampen niet in. Bij contact
met de ogen meteen met water spoelen en een arts raadplegen. Verontreinigde huid meteen reinigen met water en zeep.
Als brandstof is ingeslikt meteen een arts raadplegen. Met brandstof verontreinigde kleding wisselen. Brandstof volgens de
voorschriften bewaren in een jerrycan en uit de buurt van kinderen houden.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
102133-10
(Alle SXF-modellen)
Tankdop
tegen de klok in draaien en naar boven toe verwijderen.
S00848-10
(XCF US)
Ontgrendelknop
indrukken, tankdop tegen de klok in draaien en naar boven
toe verwijderen.
6.11 Tankdop sluiten
102134-10
(Alle SXF-modellen)
Tankdop
plaatsen en met de klok mee draaien, totdat de tank goed gesloten
is.
Info
Slang van de brandstoftankontluchting
zonder knikken leggen.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 15
S00849-10
(XCF US)
Tankdop plaatsen en met de klok mee draaien, totdat de ontgrendelknop
vergrendelt.
Info
Slang van de brandstoftankontluchting
zonder knikken leggen.
6.12 Koude-startknop
S00866-10
De koude-startknop
(geel) is onder op het gasklephuis bevestigd.
Bij koude motor en lage buitentemperatuur verlengt het inspuitsysteem de inspuit-
tijd. Om de grotere hoeveelheid brandstof te verbranden, wordt er extra zuurstof aan
de motor toegevoerd door het uittrekken van de koude-startknop.
Als aan de gashendel wordt gedraaid, springt de koude-startknop terug in de uitgangs-
positie.
Info
Controleer of de koude-startknop is teruggekeerd in de uitgangspositie.
Mogelijke toestanden
Koude-startknop geactiveerd Koude-startknop is tot de aanslag ingedrukt.
Koude-startknop gedeactiveerd Koude-startknop staat in de uitgangspositie.
6.13 Regelschroef stationair toerental
402407-10
De stationaire afstelling van de regelklep is van grote invloed op het startgedrag, een
stabiele stationair en de response bij het gas geven. Dat betekent dat een motor met
een correcte stationaire afstelling gemakkelijker start dan een motor met een niet cor-
recte stationaire afstelling.
Het stationair toerental wordt met de regelschroef stationair toerental
(rood) inge-
steld.
Als de regelschroef stationair toerental met de klok mee wordt gedraaid, wordt het sta-
tionaire toerental hoger.
Als de regelschroef stationair toerental tegen de klok in wordt gedraaid, wordt het stati-
onaire toerental lager.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 16
6.14 Versnellingshendel
401950-10
De versnellingshendel
is aan de linkerkant van de motor gemonteerd.
401950-13
De positie van de versnellingen kunnen afgelezen worden op de afbeelding.
De neutrale of vrije stand bevindt zich tussen de 1e en 2e versnelling.
6.15 Rempedaal
401956-10
Het rempedaal
bevindt zich voor de rechter voetsteun.
Met het rempedaal wordt de achterwielrem bediend.
6.16 Plug-in standaard (Alle SXF-modellen)
0
0
11
402001-10
De opname voor de plug-in standaard
is de linkerzijde van de steekas.
De plug-in standaard wordt gebruikt voor het neerzetten van de motorfiets.
Info
Voor de rit de plug-in standaard verwijderen.
6.17 Zijstandaard (XCF US)
401943-10
De zijstandaard
bevindt zich aan de linker voertuigzijde.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 17
401944-10
De zijstandaard wordt gebruikt voor het parkeren van de motorfiets.
Info
Tijdens het rijden moet de zijstandaard
worden opgeklapt en met de rubber-
band
worden vastgezet.
7 INBEDRIJFNAME 18
7.1 Aanwijzingen voor eerste inbedrijfname
Gevaar
Gevaar voor ongevallenGevaar door onvoldoende rijvaardigheid.
Het voertuig niet gebruiken, wanneer u door consumptie van alcohol, medicijnen of drugs of door lichamelijke of psychi-
sche beperkingen niet in staat bent veilig aan het verkeer deel te nemen.
Waarschuwing
Gevaar voor letselGeen of slechte beschermende kleding vormt een verhoogd risico.
Tijdens het rijden altijd beschermende kleding (helm, laarzen, handschoenen, broek en jack met bescherming) dragen.
Draag altijd beschermende kleding die zich in een goede staat bevindt en voldoet aan de wettelijke voorschriften.
Waarschuwing
Gevaar voor vallenBeperking van het rijgedrag door verschillende bandprofielen aan voor- en achterwiel.
Voor- en achterwiel moeten altijd zijn uitgerust met banden met een gelijksoortig profiel, anders kan de motor oncontroleer-
baar worden.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenKritiek rijgedrag door niet aangepaste rijwijze.
Pas de rijsnelheid aan de toestand van de rijweg en uw rijvaardigheden aan.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenGevaar voor ongevallen door het meenemen van een bijrijder.
Uw voertuig is niet geschikt voor het meenemen van een bijrijder. Neem geen bijrijder mee.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Als het rempedaal niet wordt vrijgegeven slijten de remplaketten ononderbroken. De achterwielrem kan door oververhitting
uitvallen. De voet van het rempedaal nemen, als u niet wilt remmen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenInstabiel rijgedrag.
Het maximale totaalgewicht en asbelasting nooit overschrijden.
Waarschuwing
Gevaar voor diefstalGebruik door onbevoegde personen.
Het voertuig nooit onbeheerd laten staan als de motor draait. Het voertuig tegen onbevoegd gebruik beveiligen.
Info
Denk er bij het gebruik van de motorfiets aan dat andere mensen last kunnen hebben van teveel lawaai.
Zorg ervoor dat de werkzaamheden van de leveringsinspectie worden uitgevoerd door een geautoriseerde KTM-garage.
U ontvangt het leveringsdocument en serviceboekje bij de overdracht van het voertuig.
Voordat u voor het eerst gaat rijden, moet u de volledige bedieningshandleiding goed doorlezen.
Zorg ervoor dat u vertrouwd raakt met de bedieningselementen.
Uitgangspositie van de koppelingshendel instellen. ( pag. 62)
Uitgangspositie van de remhendel instellen. ( pag. 64)
Uitgangspositie van het rempedaal instellen. ( pag. 68)
Uitgangspositie van de versnellingshendel instellen. ( pag. 87)
Wen op een geschikte stuk grond aan de omgang met de motorfiets voordat u een veeleisende tocht onderneemt.
Info
Uw motorfiets is niet goedgekeurd voor het rijden op openbare wegen.
Geadviseerd wordt bij het rijden op het terrein iemand met een tweede voertuig mee te nemen om elkaar te assisteren.
Probeer ook eens zo langzaam mogelijk te rijden en staand te rijden zodat u meer gevoel voor de motorfiets krijgt.
Maak geen terreinritten die uw vaardigheden en ervaring te boven gaan.
Houd tijdens het rijden het stuur met beide handen vast en laat de voeten op de voetsteunen rusten.
7 INBEDRIJFNAME 19
(Alle SXF-modellen)
Neem geen bagage mee.
(XCF US)
Als u bagage meeneemt moet deze veilig worden vastgezet, zo veel mogelijk in het midden van het voertuig en het gewicht
moet gelijkmatig zijn verdeeld over het voor- en achterwiel.
Info
Motorfietsen zijn gevoelig voor veranderingen in de gewichtsverdeling.
Het maximaal toegestane totaalgewicht en de maximale asbelasting in acht nemen.
Voorgeschreven waarde
Maximaal toegestaan totaalgewicht 335 kg
Maximale asbelasting voor 145 kg
Maximale asbelasting achter 190 kg
Motor inrijden. ( pag. 19)
7.2 Motor inrijden
Tijdens de inrijperiode het aangegeven motortoerental en motorvermogen niet overschrijden.
Voorgeschreven waarde
Maximaal motortoerental
Tijdens het eerste rij-uur 7.000 1/min
Maximaal motorvermogen
Tijdens de eerste 3 rij-uren 75 %
Vol gas geven vermijden!
7.3 Startvermogen van lithium-ion-accu's bij lage temperaturen
402555-01
Lithium-ion-accu's zijn veel lichter dan lood-zuur-accu's, hebben een lage zelfontlading
en bij temperaturen boven 15 °C (60 °F) meer startvermogen. Het startvermogen van
lithium-ion-accu's neemt bij lage temperaturen meer af dan dat van dan loodaccu's.
Er kunnen verschillende startpogingen nodig zijn. Daartoe 5 seconden de elektrische
startknop indrukken en tussendoor 30 seconden wachten. De onderbrekingen zijn
noodzakelijk opdat de ontstane warmte zich kan verdelen over de lithium-ion-accu en
de accu niet beschadigd raakt.
Wanneer de opgeladen lithium-ion-accu (60 °F) bij temperaturen onder de 15 °C de
starter niet of nauwelijks doortrekt, is hij niet defect, maar moet hij inwendig worden
opgewarmd om het startvermogen (stroomafgifte) te verhogen.
Het startvermogen neemt toe met de opwarming.
7.4 Voertuig voorbereiden op zwaardere gebruiksomstandigheden
Info
Wanneer het voertuig onder zwaardere omstandigheden wordt gebruikt zoals op zand of op een nat of modderig traject/terrein,
kunnen componenten zoals aandrijving, remsystemen of veringscomponenten duidelijk sneller verslijten. Daarom kan het nodig
zijn onderdelen reeds voor het bereiken van de volgende service-interval te controleren of te vervangen.
Luchtfilter en luchtfilterbak reinigen. ( pag. 52)
Info
Luchtfilter om de ca. 30 minuten controleren.
Luchtfilterbak afdichten. ( pag. 53)
Afdekking van de luchtfilterbak vastzetten. ( pag. 53)
Elektrische stekkers controleren op vocht en roest. Controleren of ze goed vastzitten.
» Als ze vochtig, verroest of beschadigd zijn:
Stekker reinigen en drogen, indien nodig vervangen.
Zwaardere gebruiksomstandigheden zijn:
Rijden op droog zand. ( pag. 20)
Rijden op nat zand. ( pag. 20)
Rijden op nat en modderig circuit. ( pag. 21)
Rijden bij hoge temperatuur en langzaam rijden. ( pag. 21)
7 INBEDRIJFNAME 20
Rijden bij lage temperatuur of sneeuw. ( pag. 21)
7.5 Voorbereidingen voor rijden op droog zand
102136-01
Stofbescherming voor luchtfilter monteren.
Stofbescherming voor luchtfilter (79006920000)
Info
KTM PowerParts montagehandleiding in acht nemen.
102138-01
Zandbescherming voor luchtfilter monteren.
Zandbescherming voor luchtfilter (79006922000)
Info
KTM PowerParts montagehandleiding in acht nemen.
600868-01
Ketting reinigen.
Kettingreinigingsmiddel ( pag. 107)
Staalkettingwiel monteren.
Tip
Ketting niet smeren.
Radiateurlamellen reinigen.
Verbogen radiateurlamellen voorzichtig uitlijnen.
7.6 Voorbereidingen voor rijden op nat zand
102137-01
Waterbescherming voor luchtfilter monteren.
Waterbescherming voor luchtfilter (79006921000)
Info
KTM PowerParts montagehandleiding in acht nemen.
600868-01
Ketting reinigen.
Kettingreinigingsmiddel ( pag. 107)
Staalkettingwiel monteren.
Tip
Ketting niet smeren.
Radiateurlamellen reinigen.
Verbogen radiateurlamellen voorzichtig uitlijnen.
7 INBEDRIJFNAME 21
7.7 Voorbereidingen voor rijden op nat en modderig circuit
102137-01
Waterbescherming voor luchtfilter monteren.
Waterbescherming voor luchtfilter (79006921000)
Info
KTM PowerParts montagehandleiding in acht nemen.
600868-01
Staalkettingwiel monteren.
Motorfiets reinigen. ( pag. 92)
Verbogen radiateurlamellen voorzichtig uitlijnen.
7.8 Voorbereidingen voor rijden bij hoge temperatuur en langzaam rijden
600868-01
Secundaire overbrenging aanpassen aan het circuit.
Info
De motorolie wordt snel heet als de koppeling wegens een te lange secun-
daire overbrenging vaak moet worden bediend.
Ketting reinigen.
Kettingreinigingsmiddel ( pag. 107)
Radiateurlamellen reinigen.
Verbogen radiateurlamellen voorzichtig uitlijnen.
Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 81)
7.9 Voorbereidingen voor rijden bij lage temperatuur of sneeuw
102137-01
Waterbescherming voor luchtfilter monteren.
Waterbescherming voor luchtfilter (79006921000)
Info
KTM PowerParts montagehandleiding in acht nemen.
8 RIJ-INSTRUCTIES 22
8.1 Controle en onderhoud voor iedere inbedrijfname
Info
Voordat u gaat rijden controleren of het voertuig in een goede staat is en of er veilig mee kan worden gereden.
Tijdens het rijden moet het voertuig technisch in een onberispelijke staat zijn.
Motoroliepeil controleren. ( pag. 88)
Remvloeistofpeil van de voorwielrem controleren. ( pag. 65)
Remvloeistofpeil van de achterwielrem controleren. ( pag. 69)
Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 66)
Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 70)
De werking van het remsysteem controleren.
Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 81)
Vervuiling van de ketting controleren. ( pag. 57)
Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en kettinggeleiding controleren. ( pag. 59)
Kettingspanning controleren. ( pag. 57)
Toestand van de banden controleren. ( pag. 75)
Bandenspanning controleren. ( pag. 76)
Spaakspanning controleren. ( pag. 76)
Vuilschrapers van de vorkpoten reinigen. ( pag. 40)
Vorkpoten ontluchten. ( pag. 39)
Luchtfilter controleren.
Instelling en bedieningsgemak van alle bedieningselementen controleren.
Alle schroeven, moeren en slangklemmen regelmatig op goed vastzitten controleren.
Brandstofvoorraad controleren.
8.2 Starten
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg hebben.
Als u de motor laat draaien moet u altijd voor voldoende ventilatie zorgen, de motor niet in een gesloten ruimte starten of
laten draaien zonder een geschikte afzuiginstallatie.
Aanwijzing
Beschadiging aan de motorHoge toerentallen bij koude motor hebben een negatief effect op de levensduur van de motor.
Motor altijd met een laag toerental warmrijden.
0
0
11
402001-10
(Alle SXF-modellen)
Plug-in-standaard
verwijderen.
401944-10
(XCF US)
Motorfiets van zijstandaard
nemen en de zijstandaard met de
rubberband
vastzetten.
De versnelling stationair zetten.
Voorwaarde
Omgevingstemperatuur: < 20 °C
Koude-startknop tot de aanslag indrukken.
8 RIJ-INSTRUCTIES 23
400733-01
E-starterknop indrukken.
Info
Elektrische startknop maximaal 5 seconden indrukken. Tot de volgende
startpoging 30 seconden wachten.
Bij temperaturen onder 15 °C (60 °F) kunnen er verschillende startpogingen
nodig zijn om de lithium-ion-accu op te warmen, waardoor het startvermo-
gen wordt verhoogd.
Tijdens het starten gaat het FI-waarschuwingslampje voor de functiecontrole
kort branden.
8.3 Launch Control activeren
Voorwaarden
MapSelect-schakelaar voor de basisinstelling staat in de positie 1 of 2.
De motorfiets staat stil.
Motor draait in stationair toerental.
Versnelling in stationaire stand.
C00914-10
Met de MapSelect-schakelaar
voor het rijden eenmaal kort de stand veranderen
(van I naar II of omgekeerd).
Voorgeschreven waarde
Maximale duur van het schakelproces 5 s
FI-waarschuwingslampje knippert snel oranje.
Info
De Launch Control kan alleen worden geactiveerd wanneer de MapSelect
schakelaar voor de basisinstellingen (onder het luchtfilterbakdeksel) zich
in de stand 1 (SOFT) of 2 (ADVANCED) bevindt.
De Launch Control blijft 3 minuten actief, binnen deze tijd moet de start
plaatsvinden. Als er geen start wordt gedetecteerd, wordt hij na 3 minuten
gedeactiveerd, het FI-waarschuwingslampje knippert niet meer.
Om de Launch Control te laten functioneren, moet bij de start vol gas
worden gegeven. Als na vol gasgeven de gasklep meer dan 1/3 van
de totale weg gesloten wordt, wordt de Launch Control gedeactiveerd
(FI-waarschuwingslampje knippert niet meer).
Een paar seconden na het starten wordtde Launch Control automatisch gede-
activeerd.
Om de Launch Control opnieuw in te schakelen, moet uit veiligheidsoverwe-
gingen de motor ten minste 10 seconden worden uitgeschakeld. Of er nu
een start heeft plaatsgevonden of niet.
8.4 Beginnen met rijden
Koppelingshendel trekken, in de 1e versnelling zetten, koppelingshendel langzaam vrijgeven en gelijktijdig voorzichtig gas geven.
8.5 Schakelen, rijden
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTerugschakelen bij hoog motortoerental leidt tot blokkeren van het achterwiel.
Niet bij hoog motortoerental terugschakelen naar een lagere versnelling. De motor wordt overbelast en het achterwiel kan
blokkeren.
Info
Treden tijdens het rijden ongebruikelijke geluiden op, dan moet u onmiddellijk stoppen, de motor uitzetten en contact opne-
men met een geautoriseerde KTM-garage.
De 1e versnelling is de start- of bergversnelling.
Als de verhoudingen het toestaan (helling, rijsituatie) kunt u naar een hogere versnelling schakelen. Daarvoor gelijktijdig koppe-
lingshendel trekken, naar de volgende versnelling schakelen, koppelingshendel vrijgeven en gas geven.
Als u bij het starten de koude-startknop hebt uitgetrokken, kort gas geven en de gashendel loslaten of de gashendel naar voren
draaien.
De koude-startknop keert terug in de uitgangspositie.
8 RIJ-INSTRUCTIES 24
Nadat met een volledig opengedraaide gashendel de maximale snelheid is bereikt, moet u deze op ¾ gas terugdraaien. Pas uw
snelheid aan de weggesteldheid en weersituatie aan.De snelheid verlaagt nauwelijks, maar er wordt aanmerkelijk minder brandstof
verbruikt.
Geef slechts zoveel gas als de motor op dat moment aan kan - het abrupt opentrekken van de gashendel verhoogt het verbruik.
Voor het terugschakelen de motorfiets afremmen en tegelijkertijd gas terugnemen.
Aan de koppelingshendel trekken en naar een lagere versnelling schakelen, koppelingshendel langzaam vrijgeven en gas geven
resp. nog een keer schakelen.
Zet de motor uit als het voertuig langere tijd stationair draait of stilstaat.
Voorgeschreven waarde
1 min
Voorkom dat de koppeling vaak en gedurende langere tijd gaat slepen. Hierdoor wordt de motorolie verwarmd en dus ook de motor
en het koelsysteem.
Rijd met een lager toerental in plaats van met een hoger toerental en een slepende koppeling.
8.6 Afremmen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe sterk afremmen leidt tot blokkering van de wielen.
De wijze van remmen aanpassen aan de rijsituatie en rijwegsituatie.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door poreus drukpunt van de voor- en/of achterwielrem.
Remsysteem controleren, niet doorrijden. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door nat of vervuild remsysteem.
Vervuild of nat remsysteem voorzichtig schoon- resp. droogremmen.
Op zandige, natte of gladde ondergrond moet overwegend de achterwielrem worden gebruikt.
Het remmen moet altijd voor het begin van de bocht zijn afgerond. Daarbij afhankelijk van de snelheid naar een lagere versnelling
schakelen.
Gebruik bij langdurig bergaf rijden de remwerking van de motor. Schakel daarvoor een of twee versnellingen terug; laat de motor
echter niet op een te hoog toerental draaien. Zo hoeft u veel minder te remmen en raakt het remsysteem niet oververhit.
8.7 Stoppen, parkeren
Waarschuwing
Gevaar voor diefstalGebruik door onbevoegde personen.
Het voertuig nooit onbeheerd laten staan als de motor draait. Het voertuig tegen onbevoegd gebruik beveiligen.
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingSommige onderdelen van het voertuig worden tijdens het rijden zeer heet.
Hete onderdelen zoals uitlaatsysteem, radiateur, motor, schokdempers en remsysteem niet aanraken. De onderdelen eerst
laten afkoelen voordat u met werkzaamheden aan deze onderdelen begint.
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen en/of omvallen.
Het voertuig altijd op een vaste en egale ondergrond plaatsen.
Aanwijzing
Gevaar voor brandSommige onderdelen van de motorfiets worden bij gebruik van de motorfiets zeer heet.
Voertuig niet op plaatsen laten staan met licht brandbare en/of ontvlambare materialen. Geen voorwerpen over het warme voertuig
leggen. Het voertuig altijd eerst laten afkoelen.
Motorfiets afremmen.
De versnelling stationair zetten.
Stopknop bij stationair toerental van de motor indrukken, totdat de motor stilstaat.
Motorfiets op vaste ondergrond parkeren.
8 RIJ-INSTRUCTIES 25
8.8 Transport
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen en/of omvallen.
Het voertuig altijd op een vaste en egale ondergrond plaatsen.
Aanwijzing
Gevaar voor brandSommige onderdelen van de motorfiets worden bij gebruik van de motorfiets zeer heet.
Voertuig niet op plaatsen laten staan met licht brandbare en/of ontvlambare materialen. Geen voorwerpen over het warme voertuig
leggen. Het voertuig altijd eerst laten afkoelen.
401475-01
Motor uitzetten.
Motorfiets met spanriemen of andere geschikte bevestigingsmiddelen beveiligen
tegen omvallen en wegrollen.
8.9 Brandstof tanken
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
Tank het voertuig nooit in de buurt van open vuur of brandende sigaretten en schakel de motor bij het tanken altijd uit.
Let er vooral op dat er geen brandstof wordt gemorst op de hete onderdelen van het voertuig. Gemorste brandstof meteen
afvegen.
Als de brandstof wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uitstromen als de tank te vol zit. Aanwijzingen
voor het tanken van brandstof in acht nemen.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Erop letten dat brandstof niet in aanraking komt met de huid, ogen en kleding. Adem brandstofdampen niet in. Bij contact
met de ogen meteen met water spoelen en een arts raadplegen. Verontreinigde huid meteen reinigen met water en zeep.
Als brandstof is ingeslikt meteen een arts raadplegen. Met brandstof verontreinigde kleding wisselen.
Aanwijzing
Schade aan materiaalVoortijdige slijtage van het brandstoffilter.
In enkele landen en regio's kan het voorkomen, dat de beschikbare brandstof niet voldoende kwaliteit of zuiverheid heeft. Dit leidt
tot problemen in het brandstofsysteem. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Alleen zuivere brandstof tanken, die voldoet aan de aangegeven norm.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
Motor uitzetten.
Tankdop openen. ( pag. 14)
AA
401522-10
Brandstoftank met brandstof vullen tot maximaal maat
.
Voorgeschreven waarde
Maat
35 mm
Brandstoftank-
volume totaal
ca. (Alle SXF-
modellen)
7,5 l Brandstof super loodvrij (ROZ 95)
( pag. 105)
Brandstoftankvo-
lume totaal ca.
(XCF US)
8,5 l Brandstof super loodvrij (ROZ 95)
( pag. 105)
8 RIJ-INSTRUCTIES 26
Tankdop sluiten. ( pag. 14)
9 SERVICESCHEMA 27
9.1 Extra informatie
Voor alle verdergaande werkzaamheden, die resulteren uit de verplichte werkzaamheden resp. de aanbevolen werkzaamheden, moet
een extra opdracht worden verstrekt, die ook apart in rekening wordt gebracht.
9.2 Verplichte werkzaamheden
om de 30 rij-uren
om de 20 rij-uren
om de 10 rij-uren / na iedere race
eenmalig na 1 rij-uur
Foutengeheugen met KTM-diagnosetool uitlezen.
Accu controleren en laden.
Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 66)
Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 70)
Remschijven controleren. ( pag. 64)
Remkabels controleren op beschadiging en dichtheid.
Remvloeistofpeil van de achterwielrem controleren. ( pag. 69)
Vrije slag van het rempedaal controleren. ( pag. 68)
Frame en achterbrug controleren.
Achterbruglagers op speling controleren.
Schokdemperbevestiging controleren.
Toestand van de banden controleren. ( pag. 75)
Bandenspanning controleren. ( pag. 76)
Wiellagers op speling controleren.
Wielnaven controleren.
Velgslag controleren.
Spaakspanning controleren. ( pag. 76)
Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en kettinggeleiding controleren. ( pag. 59)
Kettingspanning controleren. ( pag. 57)
Alle bewegende onderdelen (bijv. hendels, ketting, ...) smeren en controleren of ze gemakkelijk bewegen.
Vloeistofpeil van de hydraulische koppeling controleren/corrigeren. ( pag. 62)
Remvloeistofpeil van de voorwielrem controleren. ( pag. 65)
Vrije slag van de remhendel controleren. ( pag. 64)
Speling balhoofdlager controleren. ( pag. 45)
Klepspeling controleren.
Koppeling controleren.
Motorolie verversen, oliefilter vervangen en oliezeven reinigen. ( pag. 89)
Alle slangen (bijv. brandstof, radiateur, ontluchting, aftapslangen, ...) en manchetten controleren op
scheuren, dichtheid en correcte legging.
Antivries en koelmiddelpeil controleren. ( pag. 81)
Kabels controleren op beschadiging en legging zonder knikken.
Bowdenkabels controleren op beschadiging, knikken en instelling.
Luchtfilter en luchtfilterbak reinigen. ( pag. 52)
Glasvezelvulling van einddemper vervangen. ( pag. 54)
Controleren of de schroeven en moeren goed vastzitten.
Brandstofzeef vervangen. ( pag. 88)
Brandstofdruk controleren.
Stationair controleren.
Eindcontrole: controleren of het voertuig verkeersveilig is en een proefrit maken.
Na proefrit foutengeheugen met KTM-diagnosetool uitlezen.
Service op KTM Dealer.net invoeren en noteren in het service- en garantieboekje.
9 SERVICESCHEMA 28
Eenmalig interval
Periodiek interval
9.3 Aanbevolen werkzaamheden
jaarlijks
om de 100 rij-uren
om de 50 rij-uren
om de 40 rij-uren
Eenmalig na 20 rij-uren
Eenmalig na 10 rij-uren
Remvloeistof van de voorwielrem vervangen.
Remvloeistof van de achterwielrem vervangen.
Vloeistof van de hydraulische koppeling verversen. ( pag. 62)
Balhoofdlager insmeren. ( pag. 46)
Voorvorkservice uitvoeren. (SXF US, XCF US)
Voorvorkservice uitvoeren. (SXF EU)
Schokdemperservice uitvoeren.
Bougie en bougiedop vervangen.
Zuiger vervangen, cilinder controleren/meten en cilinderkop controleren.
Nokkenas, tuimelaar en tuimelaarassen controleren.
Distributie controleren.
Kleppen, klepveren, klepveersteunen en klepveerschotels vervangen.
Drijfstang, drijfstanglager en kruktap vervangen.
Aandrijving en versnelling controleren.
Oliedrukregelklep controleren.
Zuigpomp vervangen.
Drukpomp en smeersysteem controleren.
Distributieketting vervangen.
Brandstoffilter vervangen.
Alle motorlagers vervangen.
Keerringen en lagerpakkingen van de hoofdlagers vervangen.
Eenmalig interval
Periodiek interval
10 CHASSIS AFSTELLEN 29
10.1 Basisinstelling chassis voor bestuurdersgewicht controleren
Info
Voor de basisinstelling van het chassis eerst de schokdemper en daarna de voorvork instellen.
401030-01
Om optimale rijeigenschappen van de motorfiets te bereiken en om beschadiging
aan voorvork, schokdemper, achterbrug en frame te voorkomen moeten de basisin-
stelling en veringscomponenten passen bij het gewicht van de bestuurder.
KTM offroad-motorfietsen zijn in de leveringstoestand ingesteld op een standaard
gewicht van een bestuurder (met complete veiligheidskleding).
Voorgeschreven waarde
Standaard bestuurdersgewicht 75… 85 kg
Als het gewicht van de bestuurder buiten dit bereik ligt moet de basisinstelling van
de veringscomponenten worden aangepast.
Kleine afwijkingen van het gewicht kunnen door het wijzigen van de veervoorspan-
ning worden gecompenseerd, bij grotere afwijkingen moet een aangepaste vering
worden gemonteerd.
10.2 Luchtvering AER 48 (SXF EU)
M01110-01
In de WP Performance Systems AER 48-voorvork wordt een luchtvering gebruikt.
Bij dit systeem bevindt de vering zich in de linker voorvorkpoot en de demping in de
rechter voorvorkpoot.
Aangezien de voorvorkveren niet nodig zijn, wordt een aanzienlijk gewichtsvoordeel
bereikt ten opzichte van conventionele voorvorken. Ook het reageren op kleine onef-
fenheden wordt aanzienlijk verbeterd.
Onder normale rij-omstandigheden zorgt alleen een luchtkussen voor de vering. Als
eindslag bevindt zich een stalen veer in de linkervorkpoot.
Info
Als de voorvork regelmatig doorslaat, moet de luchtdruk in de voorvork worden
verhoogd om beschadiging van de voorvork en het frame te voorkomen.
De luchtdruk in de voorvork kan met een vorkpomp snel worden aangepast aan het
bestuurdersgewicht, de omstandigheden van het terrein en de wens van de bestuur-
der. De vork hoeft niet te worden gedemonteerd. De ingewikkelde montage van hardere
of zachtere vorkveren kan achterwege blijven.
Info
Een geschikte vorkpomp is in het KTM PowerParts-assortiment beschikbaar.
Als de luchtkamer als gevolg van een beschadigde pakking lucht zou verliezen, zakt de
voorvork desondanks toch niet door. De lucht wordt in dit geval in de vork tegengehou-
den. De veerweg blijft grotendeels behouden. De demping wordt harder en het rijcom-
fort neemt af.
De demping kan net als bij een conventionele vork qua ingaand en uitgaand niveau
worden ingesteld.
De instelling van de ingaande demping bevindt zich aan de onderzijde van de rechter
vorkpoot.
De instelling van de ingaande demping bevindt zich aan de onderzijde van de rechter
vorkpoot.
10 CHASSIS AFSTELLEN 30
10.3 Ingaande demping schokdemper
De ingaande demping van de schokdemper is verdeeld in twee bereiken, high speed en low speed.
High- en low speed hebben betrekking op de snelheid waarmee het achterwiel inveert en niet op de rijsnelheid.
De high speed-instelling is van invloed op de landing na een sprong. Het achterwiel veert daarbij snel in.
De low speed-instelling is van invloed op het rijden over lange hobbels op de ondergrond. Het achterwiel veert daarbij langzaam in.
De beide bereiken kunnen apart worden ingesteld, de overgang tussen high en low speed is echter vloeiend. Daarom zijn wijzigingen in
het high speed-bereik van de ingaande demping ook van invloed op het low speed-bereik en omgekeerd.
10.4 Ingaande demping low speed van de schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor ongevallenHet demonteren van onder druk staande onderdelen kan letsel veroorzaken.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof. Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
Info
De low speed-instelling toont haar werking bij het langzaam tot normaal inveren van de schokdemper.
102139-10
Stelschroef
met een schroevendraaier met de klok mee draaien tot de laatste
voelbare klik.
Info
Schroef
niet losdraaien!
Afhankelijk van het schokdempertype een aantal klikken tegen de klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Ingaande demping low speed (SXF EU)
Comfort 17 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 13 klikken
Ingaande demping low speed (SXF US)
Comfort 17 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 13 klikken
Ingaande demping low speed (XCF US)
Comfort 17 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 13 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien tegen de klok in ver-
laagt de demping.
10.5 Ingaande demping high speed voor schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor ongevallenHet demonteren van onder druk staande onderdelen kan letsel veroorzaken.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof. Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
Info
De high speed-instelling toont haar werking bij het snel inveren van de schokdemper.
10 CHASSIS AFSTELLEN 31
102140-10
Stelschroef
met een dopsleutel met de klok mee draaien tot de aanslag.
Info
Schroef
niet losdraaien!
Afhankelijk van het schokdempertype een aantal slagen tegen de klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Ingaande demping high speed (SXF EU)
Comfort 2,5 omw
Standaard 2 omw
Sport 1,5 omw
Ingaande demping high speed (SXF US)
Comfort 2,5 omw
Standaard 2 omw
Sport 1,5 omw
Ingaande demping high speed (XCF US)
Comfort 2,5 omw
Standaard 2 omw
Sport 1,5 omw
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien tegen de klok in ver-
laagt de demping.
10.6 Uitgaande demping schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor ongevallenHet demonteren van onder druk staande onderdelen kan letsel veroorzaken.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof. Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
102141-10
Stelschroef
met de klok mee draaien tot de laatste voelbare klik.
Afhankelijk van het schokdempertype een aantal klikken tegen de klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Uitgaande demping (SXF EU)
Comfort 17 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 13 klikken
Uitgaande demping (SXF US)
Comfort 17 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 13 klikken
Uitgaande demping (XCF US)
Comfort 17 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 13 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien tegen de klok in ver-
laagt de demping bij het uitveren.
10 CHASSIS AFSTELLEN 32
10.7 Maat achterwiel zonder belasting bepalen
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 39)
402415-10
Hoofdwerk
Veerwegmal in de achteras positioneren en de afstand tot de SAG-markering op het
achterspatbord meten.
Veerwegmal (00029090000)
Pin voor veerwegmal (00029990010)
Waarde als maat
noteren.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 39)
10.8 Statische veerweg schokdemper controleren
402416-10
Maat
achterwiel zonder belasting bepalen. ( pag. 32)
De motorfiets met behulp van iemand die assisteert rechtop houden.
Opnieuw met de veerwegmal de afstand tussen deachteras ende SAG-markering op
het achterspatbord meten.
Waarde als maat
noteren.
Info
De statische veerweg is het verschil tussen maat
en
.
Statische veerweg controleren.
Statische veerweg (SXF EU) 38 mm
Statische veerweg (SXF US) 40 mm
Statische veerweg (XCF US) 40 mm
» Als de statische veerweg kleiner of groter is dan de aangegeven maat:
Veervoorspanning van de schokdemper instellen. ( pag. 33)
10 CHASSIS AFSTELLEN 33
10.9 Dynamische veerweg schokdemper controleren
402417-10
Maat
achterwiel zonder belasting bepalen. ( pag. 32)
Met behulp van een persoon, die de motorfiets vasthoudt, gaat de bestuurder met
volledige beschermende kleding in een normale zitpositie (voeten op de voetsteu-
nen) op de motorfiets zitten en beweegt enkele keren op en neer.
De achterwielophanging slingert zo in de juiste positie.
Een tweede persoon meet nu opnieuw met de veerwegmal de afstand tussen de
achteras en de SAG-markering op het achterspatbord.
Waarde als maat
noteren.
Info
De dynamische veerweg is het verschil tussen maat
en
.
Dynamische veerweg controleren.
Dynamische veerweg (SXF EU) 110 mm
Dynamische veerweg (SXF US) 110 mm
Dynamische veerweg (XCF US) 110 mm
» Als de dynamische veerweg afwijkt van de aangegeven maat:
Dynamische veerweg instellen. ( pag. 34)
10.10 Veervoorspanning schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor ongevallenHet demonteren van onder druk staande onderdelen kan letsel veroorzaken.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof. Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
Info
Voordat u de veervoorspanning verandert, moet u de huidige instelling noteren - bijv. de veerlengte opmeten.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 39)
Schokdemper demonteren. ( pag. 47)
Schokdemper in gedemonteerde toestand grondig reinigen.
402405-10
Hoofdwerk
Schroef
losdraaien.
Stelring
draaien tot de veer volledig ontspannen is.
Haaksleutel (T106S)
Totale veerlengte in ontspannen toestand meten.
Veer door het draaien van de stelring
op de aangegeven maat
spannen.
Voorgeschreven waarde
Veervoorspanning (SXF EU) 5 mm
Veervoorspanning (SXF US) 7 mm
Veervoorspanning (XCF US) 7 mm
Info
Afhankelijk van de statische of dynamische veerweg kan een hogere of
lagere veervoorspanning nodig zijn.
Schroef
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef stelring schokdemper M5 5 Nm
Nawerk
Schokdemper monteren. ( pag. 49)
Vrije slag van het rempedaal controleren. ( pag. 68)
10 CHASSIS AFSTELLEN 34
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 39)
10.11 Dynamische veerweg instellen
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 39)
Schokdemper demonteren. ( pag. 47)
Schokdemper in gedemonteerde toestand grondig reinigen.
B00292-10
Hoofdwerk
Een passende veer kiezen en monteren.
Voorgeschreven waarde
Veerconstante (SXF EU)
Gewicht bestuurder: 65… 75 kg 45 N/mm
Gewicht bestuurder: 75… 85 kg 48 N/mm
Gewicht bestuurder: 85… 95 kg 51 N/mm
Veerconstante (SXF US)
Gewicht bestuurder: 65… 75 kg 45 N/mm
Gewicht bestuurder: 75… 85 kg 48 N/mm
Gewicht bestuurder: 85… 95 kg 51 N/mm
Veerconstante (XCF US)
Gewicht bestuurder: 65… 75 kg 45 N/mm
Gewicht bestuurder: 75… 85 kg 48 N/mm
Gewicht bestuurder: 85… 95 kg 51 N/mm
Info
De veerconstante staat vermeld op de buitenkant van de veer.
Nawerk
Schokdemper monteren. ( pag. 49)
Vrije slag van het rempedaal controleren. ( pag. 68)
Statische veerweg van de schokdemper controleren. ( pag. 32)
Dynamische veerweg van de schokdemper controleren. ( pag. 33)
Uitgaande demping van de schokdemper instellen. ( pag. 31)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 39)
10.12 Basisinstelling voorvork controleren
Info
Bij de voorvork kan om verschillende redenen geen exacte dynamische veerweg worden vastgelegd.
401000-01
Kleinere afwijkingen van het bestuurdersgewicht kunnen net als bij de schokdem-
per door de veervoorspanning worden gecompenseerd.
Als de voorvork echter vaker doorslaat (harde eindaanslag bij het inveren) moeten
beslist hardere vorkveren worden gemonteerd om beschadiging aan voorvork en
frame te voorkomen.
10 CHASSIS AFSTELLEN 35
10.13 Voorvorkluchtdruk instellen (SXF EU)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenWijzigingen aan de instelling van het chassis kunnen het rijgedag sterk beïnvloeden.
Extreme wijzigingen in de basisinstelling van het chassis kunnen het rijgedrag aanzienlijk verslechteren en componenten over-
belasten.
Voer instellingen alleen binnen het aanbevolen bereik uit.
Rij na wijzigingen eerst langzaam, om het rijgedrag te kunnen inschatten.
Info
De luchtdruk op zijn vroegst 5 minuten na het uitzetten van de motor onder dezelfde omstandigheden controleren of instellen.
De luchtvering bevindt zich in de linker vorkpoot. De in- en uitgaande demping bevinden in de rechter vorkpoot.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 39)
S00861-10
Hoofdwerk
Beschermkap
verwijderen.
Vorkpomp
helemaal in elkaar schuiven.
Vorkpomp (79412966000)
Vorkpomp op de linker vorkpoot aansluiten.
De weergave van de vorkpomp wordt automatisch ingeschakeld.
Bij het aansluiten ontsnapt wat lucht uit de vorkpoot.
Info
Dit komt door het volume van de slang en is geen defect van de vorkpomp of
voorvork.
De bijgevoegde KTM PowerParts-handleiding in acht nemen.
Luchtdruk volgens de richtlijn instellen.
Voorgeschreven waarde
Luchtdruk 10,8 bar
Verandering in de luchtdruk stapsge-
wijs met
0,2 bar
Minimale luchtdruk 7 bar
Maximale luchtdruk 15 bar
Info
Luchtdruk nooit buiten de aangegeven grenswaarden instellen.
Voorvorkpomp van de linker vorkpoot loskoppelen.
Bij het loskoppelen ontsnapt druk uit de slang, niet uit de vorkpoot.
De weergave van de voorvorkpomp schakelt zichzelf na 80 seconden automa-
tisch uit.
Beschermkap monteren.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 39)
10.14 Ingaande demping voorvork instellen
Info
De hydraulische ingaande demping bepaalt het gedrag bij het inveren van de voorvork.
10 CHASSIS AFSTELLEN 36
S00860-10
(SXF EU)
Stelschroef
met de klok mee draaien tot de aanslag.
Info
De stelschroef
bevindt zich aan het bovenste uiteinde van de rechter
voorpoot.
Afhankelijk van het voorvorktype een aantal klikken tegen de klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Ingaande demping
Comfort 20 klikken
Standaard 17 klikken
Sport 12 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien tegen de klok in
verlaagt de demping.
102142-11
(SXF US, XCF US)
Witte stelschroef
tot de aanslag met de klok mee draaien.
Info
De stelschroef
bevindt zich aan het bovenste uiteinde van de linker
vorkpoot.
De ingaande demping bevindt zich in de linker vorkpoot COMP (witte
stelschroef). De uitgaande demping bevindt zich in de rechter vork-
poot REB (rode stelschroef).
Afhankelijk van het voorvorktype een aantal klikken tegen de klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Ingaande demping (SXF US)
Comfort 17 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 13 klikken
Ingaande demping (XCF US)
Comfort 17 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 13 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien tegen de klok in
verlaagt de demping bij het inveren.
10.15 Uitgaande demping voorvork instellen
Info
De hydraulische uitgaande demping bepaalt het gedrag bij het uitveren van de voorvork.
M01100-10
(SXF EU)
Beschermkap
verwijderen.
Stelschroef
met de klok mee draaien tot de aanslag.
Info
De stelschroef
bevindt zich aan de onderzijde van de rechter vork-
poot.
Afhankelijk van het voorvorktype een aantal klikken tegen de klok in draaien.
10 CHASSIS AFSTELLEN 37
Voorgeschreven waarde
Uitgaande demping
Comfort 20 klikken
Standaard 17 klikken
Sport 12 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien tegen de klok in
verlaagt de demping.
Beschermkappen
monteren.
102143-11
(SXF US, XCF US)
Rode stelschroef
tot de aanslag met de klok mee draaien.
Info
De stelschroef
bevindt zich aan het bovenste uiteinde van de rechter
voorpoot.
De uitgaande demping bevindt zich aan rechter vorkpoot REB (rode
stelschroef). De ingaande demping bevindt zich aan de linker
vorkpoot COMP (witte stelschroef).
Afhankelijk van het voorvorktype een aantal klikken tegen de klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Uitgaande demping (SXF US)
Comfort 17 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 13 klikken
Uitgaande demping (XCF US)
Comfort 17 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 13 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien tegen de klok in
verlaagt de demping bij het uitveren.
10.16 Stuurstand
102144-10
De boringen op de stuuradapter zijn op een afstand
van het midden geplaatst.
Afstand boorgaten A 3,5 mm
Het stuur kan in 2 verschillende posities worden gemonteerd. Daardoor is het mogelijk,
het stuur in de voor de bestuurder meest aangename positie te zetten.
10.17 Stuurstand instellen
Voorwerk
Stuurcovers verwijderen.
10 CHASSIS AFSTELLEN 38
102145-10
Hoofdwerk
Schroeven
verwijderen. Stuurplaten verwijderen. Stuur verwijderen en opzij leg-
gen.
Info
Componenten door afdekken tegen beschadiging beschermen.
Kabels en leidingen niet knikken.
Schroeven
verwijderen. Stuuradapter
verwijderen.
Rubberen bussen
positioneren en moeren
van onderaf erdoor steken.
Stuuradapter in de gewenste stand zetten. Schroeven
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef stuuradapter M10 40 Nm Loctite
®
243™
Stuur positioneren.
Info
Erop letten dat de kabels en leidingen correct worden gelegd.
Stuurplaten positioneren. Schroeven
monteren. Stuurklembruggen tegen elkaar
schroeven, dan alle schroeven gelijkmatig vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef stuurplaat M8 20 Nm
Nawerk
Stuurcovers monteren.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 39
11.1 Motorfiets met hefbok opkrikken
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen en/of omvallen.
Het voertuig altijd op een vaste en egale ondergrond plaatsen.
401942-01
Motorfiets bij frame onder de motor opkrikken.
Hefbok (78129955100)
Beide wielen hebben geen contact met de bodem.
Motorfiets beveiligen tegen omvallen.
11.2 Motorfiets van hefbok nemen
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen en/of omvallen.
Het voertuig altijd op een vaste en egale ondergrond plaatsen.
0
0
11
402001-10
(Alle SXF-modellen)
Motorfiets van hefbok nemen.
Hefbok verwijderen.
Voor het parkeren van de motorfiets de plug-in standaard
in de linkerzijde
van de steekas steken.
Info
De plug-in standaard verwijderen voordat u gaat rijden.
401943-10
(XCF US)
Motorfiets van hefbok nemen.
Hefbok verwijderen.
Voor het parkeren van de motorfiets de zijstandaard
met de voet tot de
bodem uitklappen en belasten met de motorfiets.
Info
Tijdens het rijden moet de zijstandaard worden opgeklapt en met de
rubberband worden vastgezet.
11.3 Vorkpoten ontluchten
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 39)
402558-12
Hoofdwerk
(SXF EU)
Ontluchtingsschroeven
losdraaien.
Als de druk te hoog is, dan verdwijnt de overtollige druk uit de binnen-
ruimte van de voorvork.
Ontluchtingsschroeven vastdraaien.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 40
402556-10
(SXF US, XCF US)
Ontluchtingsschroeven
losdraaien.
Als de druk te hoog is, dan verdwijnt de overtollige druk uit de binnen-
ruimte van de voorvork.
Ontluchtingsschroeven vastdraaien.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 39)
11.4 Vuilschrapers vorkpoten reinigen
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 39)
Voorvorkprotector demonteren. ( pag. 40)
M00033-10
Hoofdwerk
Vuilschraper
van beide vorkpoten omlaag schuiven.
Info
De vuilschrapers schrapen stof en grof vuil van de binnenpoot af. In de loop
van de tijd kan er vuil achter te vuilschrapers terechtkomen. Als deze ver-
vuiling niet wordt verwijderd kunnen de daarachter liggende oliekeerringen
gaan lekken.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door olie of vet op de rem-
schijven.
Remschijven beslist olie- en vetvrij houden en indien nodig reinigen met
een remmenreiniger.
Vuilschraper en de binnenpoot van de voorvork aan beide vorkpoten reinigen en
smeren met olie.
Universele oliespray ( pag. 107)
Vuilschrapers terugduwen in de montagepositie.
Overtollige olie verwijderen.
Nawerk
Voorvorkprotector monteren. ( pag. 41)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 39)
11.5 Voorvorkprotector demonteren
102148-10
Schroeven
verwijderen. Klem verwijderen.
Schroeven
verwijderen. Linker voorvorkprotector verwijderen.
Schroeven
verwijderen. Rechter voorvorkprotector verwijderen.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 41
11.6 Voorvorkprotector monteren
102148-11
Voorvorkprotector op linker vorkpoot positioneren. Schroeven
monteren en vast-
draaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
Remkabel en klem positioneren. Schroeven
monteren en vastdraaien.
Voorvorkprotector op rechter vorkpoot positioneren. Schroeven
monteren en
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
11.7 Vorkpoten demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 39)
Voorwiel demonteren. ( pag. 73)
102149-10
Hoofdwerk
Schroeven
verwijderen en klem verwijderen.
Schroeven
verwijderen en remklauw verwijderen.
Remklauw met remkabel spanningsloos opzijhangen.
Info
Remhendel niet gebruiken wanneer het voorwiel is gedemonteerd.
102150-10
Schroeven
losdraaien. Vorkpoot links verwijderen.
Schroeven
losdraaien. Vorkpoot rechts verwijderen.
11.8 Vorkpoten monteren
S00867-10
Hoofdwerk
(SXF EU)
Vorkpoten positioneren.
De ontluchtingsschroef
van de rechter vorkpoot is naar voren geplaatst.
De klep
van de linker vorkpoot is op ongeveer 20° naar voren verzet
geplaatst.
Info
Aan het bovenste einde van de vorkpoten zijn aan de zijkant groeven
gefreesd. De tweede ingefreesde groef (van boven) moet door de boven-
kant van de bovenste kroonplaat worden afgesloten.
De luchtvering bevindt zich in de linker vorkpoot. De in- en uitgaande
demping bevinden in de rechter vorkpoot.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 42
402556-10
(SXF US, XCF US)
Vorkpoten positioneren.
De ontluchtingsschroeven
zijn naar voren gepositioneerd.
Info
De uitgaande demping bevindt zich aan rechter vorkpoot (rode
stelschroef). De ingaande demping bevindt zich aan de linker vorkpoot
(witte stelschroef).
Aan het bovenste einde van de vorkpoten zijn aan de zijkant groeven
gefreesd. De tweede ingefreesde groef (van boven) moet door de boven-
kant van de bovenste kroonplaat worden afgesloten.
102150-11
Schroeven
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste kroonplaat M8 17 Nm
Schroeven
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef onderste kroonplaat M8 12 Nm
K00186-10
Remklauw positioneren. Schroeven
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remklauw voor M8 25 Nm Loctite
®
243™
Remkabel en klem positioneren. Schroeven
monteren en vastdraaien.
Nawerk
Voorwiel monteren. ( pag. 73)
11.9 Onderste kroonplaat demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 39)
Voorwiel demonteren. ( pag. 73)
Vorkpoten demonteren. ( pag. 41)
Startnummerbord demonteren. ( pag. 46)
Spatbord vooraan demonteren. ( pag. 46)
Stuurcovers verwijderen.
102152-10
Hoofdwerk
Houder met FI-waarschuwingslampje verwijderen.
Schroef
verwijderen.
Schroef
verwijderen.
Bovenste kroonplaat met stuur verwijderen en opzij leggen.
Info
Componenten door afdekken tegen beschadiging beschermen.
Kabels en leidingen niet knikken.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 43
102153-10
Keerring
verwijderen. Beschermring
verwijderen.
Onderste kroonplaat met vorkbuis verwijderen.
Bovenste balhoofdlager verwijderen.
11.10 Onderste kroonplaat monteren
102146-10
Hoofdwerk
Lagers en afdichtelementen reinigen, op beschadiging controleren en invetten.
Smeervet met hoge viscositeit ( pag. 107)
Onderste kroonplaat met vorkbuis plaatsen. Bovenste balhoofdlager monteren.
Controleren of de balhoofdafdichting boven
correct is gepositioneerd.
Beschermingsring
en O-ring
erop schuiven.
102154-10
Bovenste kroonplaat met stuur positioneren.
Schroef
monteren, maar nog niet vastdraaien.
00
0
AA 0
0
550
0
AA 0
0
55
S00867-11
(SXF EU)
Vorkpoten positioneren.
De ontluchtingsschroef
van de rechter vorkpoot is naar voren geplaatst.
De klep
van de linker vorkpoot is op ongeveer 20° naar voren verzet
geplaatst.
Info
Aan het bovenste einde van de vorkpoten zijn aan de zijkant groeven
gefreesd. De tweede ingefreesde groef (van boven) moet door de boven-
kant van de bovenste kroonplaat worden afgesloten.
402556-11
(SXF US, XCF US)
Vorkpoten positioneren.
De ontluchtingsschroeven
zijn naar voren gepositioneerd.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 44
Info
De uitgaande demping bevindt zich aan rechter vorkpoot (rode
stelschroef). De ingaande demping bevindt zich aan de linker vorkpoot
(witte stelschroef).
Aan het bovenste einde van de vorkpoten zijn aan de zijkant groeven
gefreesd. De tweede ingefreesde groef (van boven) moet door de boven-
kant van de bovenste kroonplaat worden afgesloten.
S00858-10
Schroeven
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef onderste kroonplaat M8 12 Nm
S00851-10
Schroef
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef balhoofd boven M20x1,5 12 Nm
S00852-10
Schroef
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef vorkbuis boven M8 20 Nm Loctite
®
243™
S00858-11
Met een kunststofhamer zacht op de bovenste kroonplaat kloppen om spanning te
voorkomen.
Schroeven
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste kroonplaat M8 17 Nm
Houder met FI-waarschuwingslampje monteren.
Voorgeschreven waarde
Overige moeren chassis M6 10 Nm
S00859-10
Remklauw positioneren. Schroeven
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remklauw voor M8 25 Nm Loctite
®
243™
Remkabel en klem positioneren. Schroeven

monteren en vastdraaien.
Nawerk
Spatbord vooraan monteren. ( pag. 47)
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 45
Stuurcovers monteren.
Startnummerbord monteren. ( pag. 46)
Voorwiel monteren. ( pag. 73)
Controleren of de kabelboom, bowdenkabels, rem- en koppelingskabel vrij kunnen
bewegen en of ze goed zijn gelegd.
Speling balhoofdlager controleren. ( pag. 45)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 39)
11.11 Speling balhoofdlager controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOnveilig rijgedrag door een niet correcte balhoofdspeling.
Balhoofdspeling meteen instellen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Info
Als voor langere tijd met speling in het balhoofdlager wordt gereden, beschadigen de lagers en daardoor ook de lagerzittingen
in het frame.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 39)
400738-11
Hoofdwerk
Stuur in rechtuitstand zetten. Vorkpoten in rijrichting voor- en achteruit bewegen.
Er mag geen speling voelbaar zijn bij de balhoofdlager.
» Als er een voelbare speling optreedt:
Speling balhoofdlager instellen. ( pag. 45)
Stuur over het gehele stuurbereik heen en weer bewegen.
Het stuur moet gemakkelijk over het volledige bereik kunnen bewegen. Er mogen
geen blokkeringen worden gevoeld.
» Als er blokkeringen voelbaar zijn:
Speling balhoofdlager instellen. ( pag. 45)
Balhoofdlager controleren en indien nodig vervangen.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 39)
11.12 Speling balhoofdlager instellen
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 39)
Stuurcovers verwijderen.
102159-10
Hoofdwerk
Schroeven
losdraaien. Schroef
verwijderen.
Schroef
losdraaien en weer vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef balhoofd boven M20x1,5 12 Nm
Met een kunststof hamer zacht op de bovenste kroonplaat kloppen om spanning te
voorkomen.
Schroeven
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste kroonplaat M8 17 Nm
Schroef
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef vorkbuis boven M8 20 Nm Loctite
®
243™
Speling balhoofdlager controleren. ( pag. 45)
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 46
Nawerk
Stuurcovers monteren.
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 39)
11.13 Balhoofdlager smeren
800010-10
Onderste kroonplaat demonteren. ( pag. 42)
Onderste kroonplaat monteren. ( pag. 43)
11.14 Startnummerbord demonteren
102160-10
Schroef
verwijderen.
Startnummerbord van de remleiding halen en verwijderen.
11.15 Startnummerbord monteren
102161-10
Startnummerbord op de remleiding aanbrengen.
Startnummerbord positioneren. Schroef
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
De nok grijpt in het spatbord.
11.16 Spatbord vooraan demonteren
Voorwerk
Startnummerbord demonteren. ( pag. 46)
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 47
102162-11
Hoofdwerk
Schroeven
en
verwijderen. Spatbord vooraan verwijderen.
11.17 Spatbord vooraan monteren
102162-10
Hoofdwerk
Spatbord vooraan positioneren. Schroeven
en
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
Nawerk
Startnummerbord monteren. ( pag. 46)
11.18 Schokdemper demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 39)
K00221-10
Hoofdwerk
Schroeven
met ring verwijderen.
Kabelbinder verwijderen.
Framebescherming
aan beide zijden verwijderen.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 48
H00015-10
Schroef
en schroefverbinding
verwijderen.
Info
Het wiel iets optillen, zodat de schroef gemakkelijk kan worden verwijderd.
102165-10
Schroeven
verwijderen.
S00857-10
Verbindingsschakel van de ketting verwijderen.
Ketting verwijderen.
102166-10
Moer
verwijderen en achterbrugbout eruit trekken.
Achterbrug naar achteren schuiven en tegen omvallen beveiligen.
102167-10
Schroef
verwijderen.
H00011-01
Schokdemper voorzichtig naar beneden toe uit het voertuig verwijderen.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 49
11.19 Schokdemper monteren
H00014-10
Hoofdwerk
Schokdemper voorzichtig van beneden af in het voertuig positioneren.
Schroef
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef schokdemper
boven
M10 60 Nm Loctite
®
2701™
102170-10
Achterbrug positioneren en achterbrugbouten monteren.
Info
Op de vlakke plaatsen
letten.
Moer
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer achterbrugbout M16x1,5 100 Nm
S00854-10
Ketting monteren.
Ketting met schakel
verbinden.
Voorgeschreven waarde
De gesloten zijde van de kettingslotborging moet in de looprichting wijzen.
S00855-10
Voetremcilinder positioneren.
Drukstang
grijpt in de remcilinder.
Info
Op juiste plaatsing van de vuilschraper letten.
Schroeven
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
S00856-10
Haakse hendel en verbindingshendel positioneren.
Schroef
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer verbindingshendel aan haakse
hendel
M14x1,5 80 Nm
Info
Op de vlakke plaats
letten.
Schroef
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef schokdemper
onder
M10 60 Nm Loctite
®
2701™
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 50
K00222-10
Framebescherming links en rechts positioneren.
Schroeven
met ringen monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef framebescherming M5 3 Nm
Kabelbinder monteren.
Nawerk
Vrije slag van het rempedaal controleren. ( pag. 68)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 39)
11.20 Zadel verwijderen
102173-10
Schroeven
verwijderen.
102174-01
Het zadel achter optillen, naar achteren trekken en dan naar boven toe verwijderen.
11.21 Zadel monteren
102174-01
Zadel vooraan aan de flensbus van de brandstoftank vasthaken, achteraan neerlaten
en tegelijkertijd naar voren schuiven.
Zadel zit goed op zijn plaats.
102173-10
Schroeven
van de zadelbevestiging monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 51
11.22 Luchtfilterbakafdekking demonteren
K00188-10
Voorwaarde
Afdekking van de luchtfilterbak is vastgezet.
Schroef
verwijderen.
K00188-11
Afdekking van de luchtfilterbak in bereik
naar de zijkant toe eraf trekken en
naar voren toe verwijderen.
11.23 Luchtfilterbakafdekking monteren
K00189-10
Afdekking van de luchtfilterbak in het bovenste deel
hangen en in het onderste
deel
vastklikken.
K00188-10
Voorwaarde
Afdekking van de luchtfilterbak is vastgezet.
Schroeven
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef luchtfilterbakafdekking EJOT PT
®
K60x20-Z
3 Nm
11.24 Luchtfilter demonteren
Aanwijzing
Beschadiging van de motorOngefilterde aanzuiglucht heeft een negatief effect op de levensduur van de motor.
Voertuig nooit zonder luchtfilter gaan rijden, omdat stof en vuil in de motor terecht kunnen komen en tot een hogere slijtage kun-
nen veroorzaken.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Voorwerk
Afdekking van de luchtfilterbak demonteren. ( pag. 51)
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 52
102177-10
Hoofdwerk
Bevestigingslip
losmaken. Luchtfilter met luchtfilterhouder verwijderen.
Luchtfilter van luchtfilterhouder verwijderen.
11.25 Luchtfilter en luchtfilterbak reinigen
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Info
Luchtfilter niet reinigen met brandstof of petroleum, aangezien deze middelen de schuimstof aanvreten.
Voorwerk
Afdekking van de luchtfilterbak demonteren. ( pag. 51)
Luchtfilter demonteren. ( pag. 51)
102191-01
Hoofdwerk
Luchtfilter in een speciale reinigingsvloeistof grondig wassen en goed laten drogen.
Reinigingsmiddel voor luchtfilter ( pag. 107)
Info
Luchtfilter alleen uitdrukken, in geen geval uitwringen.
Het luchtfilter insmeren met hoogwaardige filterolie.
Olie voor luchtfilters van schuimstof ( pag. 107)
Luchtfilterbak reinigen.
Zuigstukken reinigen en controleren of ze niet zijn beschadigd en goed vastzitten.
Nawerk
Luchtfilter monteren. ( pag. 52)
Afdekking van de luchtfilterbak monteren. ( pag. 51)
11.26 Luchtfilter monteren
102178-10
Hoofdwerk
Schoon luchtfilter op de luchtfilterhouder monteren.
Luchtfilter in het bereik
smeren met vet.
Duurzaam vet ( pag. 107)
M01113-10
Luchtfilter plaatsen en borgpen
in de bus
positioneren.
Het luchtfilter is correct gepositioneerd.
Bevestigingsklem
aanbrengen.
De bevestigingsklem
wordt door de borgpen
op zijn plaats gehouden.
Info
Wanneer het luchtfilter niet correct gemonteerd is, kunnen stof en vuil in de
motor dringen en schade veroorzaken.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 53
Nawerk
Afdekking van de luchtfilterbak monteren. ( pag. 51)
11.27 Luchtfilterbakafdekking vastzetten
Voorwerk
Afdekking van de luchtfilterbak demonteren. ( pag. 51)
S00846-10
Hoofdwerk
Bij de markering
een gat boren.
Voorgeschreven waarde
Diameter 6 mm
Nawerk
Afdekking van de luchtfilterbak monteren. ( pag. 51)
11.28 Luchtfilterbak afdichten
Voorwerk
Afdekking van de luchtfilterbak demonteren. ( pag. 51)
S00847-10
Hoofdwerk
Luchtfilterbak in het gemarkeerde bereik
afdichten.
Nawerk
Afdekking van de luchtfilterbak monteren. ( pag. 51)
11.29 Einddemper demonteren
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingHet uitlaatsysteem wordt bij gebruik van het voertuig zeer heet.
Uitlaatsysteem laten afkoelen. Hete onderdelen niet aanraken.
102180-10
Veer
losmaken.
Veerhaak (50305017000)
Schroeven
verwijderen en einddemper verwijderen.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 54
11.30 Einddemper monteren
102180-11
Einddemper positioneren.
Schroeven
monteren, maar nog niet vastdraaien.
Veer
vasthaken.
Veerhaak (50305017000)
Schroeven
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
11.31 Glasvezelvulling einddemper vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingHet uitlaatsysteem wordt bij gebruik van het voertuig zeer heet.
Uitlaatsysteem laten afkoelen. Hete onderdelen niet aanraken.
Info
Na enige tijd vervluchtigen de vezels van het glasvezel naar buiten, de demper "brandt" uit.
Naast een hoger geluidsniveau verandert daardoor ook de vermogenskarakteristiek.
Voorwerk
Einddemper demonteren. ( pag. 53)
311691-10
Hoofdwerk
Alle schroeven van de einddemper verwijderen.
Eindkap
en keerring
verwijderen.
Buitenpoot
en keerring
verwijderen.
Glasvezelvulling
van de binnenpoot
trekken.
Onderdelen die weer worden gemonteerd reinigen.
Nieuwe glasvezelvulling
op de binnenpoot
monteren.
Keerring
en buitenpoot
over de glasvezelvulling
schuiven.
Keerring
en eindkap
in de buitenbuis
steken.
Alle schroeven monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroeven aan einddemper M5 7 Nm
Nawerk
Einddemper monteren. ( pag. 54)
11.32 Brandstoftank demonteren
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
Tank het voertuig nooit in de buurt van open vuur of brandende sigaretten en schakel de motor bij het tanken altijd uit.
Let er vooral op dat er geen brandstof wordt gemorst op de hete onderdelen van het voertuig. Gemorste brandstof meteen
afvegen.
Als de brandstof wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uitstromen als de tank te vol zit. Aanwijzingen
voor het tanken van brandstof in acht nemen.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 55
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Erop letten dat brandstof niet in aanraking komt met de huid, ogen en kleding. Adem brandstofdampen niet in. Bij contact
met de ogen meteen met water spoelen en een arts raadplegen. Verontreinigde huid meteen reinigen met water en zeep.
Als brandstof is ingeslikt meteen een arts raadplegen. Met brandstof verontreinigde kleding wisselen. Brandstof volgens de
voorschriften bewaren in een jerrycan en uit de buurt van kinderen houden.
Voorwerk
Zadel verwijderen. ( pag. 50)
K00223-10
Hoofdwerk
Stekker
van de brandstofpomp loskoppelen.
Steekverbinding
van de brandstofleiding grondig reinigen met perslucht.
Info
Er mag in geen geval vuil in de brandstofleiding terechtkomen. Ingedrongen
vuil verstopt het inspuitventiel!
K00224-10
Steekverbinding van de brandstofleiding loskoppelen.
Info
Uit de brandstofslang kan nog wat resterende brandstof stromen.
Wasdopset
monteren.
Waskappenset (81212016100)
Slang van de brandstoftankontluchting van de tankdop trekken.
K00225-10
Schroeven
met flensbus verwijderen.
K00226-10
Schroef
met rubberbus verwijderen.
102185-01
Beide spoilers naar de zijkant van de radiateurbevestiging trekken en brandstoftank
naar boven toe verwijderen.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 56
11.33 Brandstoftank monteren
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
Tank het voertuig nooit in de buurt van open vuur of brandende sigaretten en schakel de motor bij het tanken altijd uit.
Let er vooral op dat er geen brandstof wordt gemorst op de hete onderdelen van het voertuig. Gemorste brandstof meteen
afvegen.
Als de brandstof wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uitstromen als de tank te vol zit. Aanwijzingen
voor het tanken van brandstof in acht nemen.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Erop letten dat brandstof niet in aanraking komt met de huid, ogen en kleding. Adem brandstofdampen niet in. Bij contact
met de ogen meteen met water spoelen en een arts raadplegen. Verontreinigde huid meteen reinigen met water en zeep.
Als brandstof is ingeslikt meteen een arts raadplegen. Met brandstof verontreinigde kleding wisselen.
Hoofdwerk
Legging van de gaskabel controleren. ( pag. 61)
102184-11
Brandstoftank positioneren en beide spoilers aan de zijkant van de radiateurbeves-
tiging vasthaken.
Erop letten dat er geen kabels of bowdenkabels klem raken of worden beschadigd.
Slang van de brandstoftankontluchting op de tankdop steken.
Schroef
met rubberbus monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
102183-11
Schroeven
met flensbus monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
102186-10
Stekker
van brandstofpomp verbinden.
Waskappenset verwijderen. Steekverbinding van de brandstofleiding grondig reini-
gen met perslucht.
Info
Er mag in geen geval vuil in de brandstofleiding terechtkomen. Ingedrongen
vuil verstopt het inspuitventiel!
Keerring smeren en steekverbinding
van de brandstofleiding verbinden.
Info
Kabels en brandstofleiding op een veilige afstand van het uitlaatsysteem
leggen.
Nawerk
Zadel monteren. ( pag. 50)
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 57
11.34 Kettingvervuiling controleren
400678-01
Ketting controleren op grove vervuiling.
» Als de ketting erg vuil is:
Ketting reinigen. ( pag. 57)
11.35 Ketting reinigen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenSmeermiddel op de banden vermindert de grip van de banden.
Smeermiddel verwijderen met een geschikt reinigingsmiddel.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door olie of vet op de remschijven.
Remschijven beslist olie- en vetvrij houden en indien nodig reinigen met een remmenreiniger.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Info
De levensduur van de ketting is voor een groot deel afhankelijk van het onderhoud.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 39)
400725-01
Hoofdwerk
Ketting regelmatig reinigen en vervolgens met kettingspray behandelen.
Kettingreinigingsmiddel ( pag. 107)
Kettingspray offroad ( pag. 107)
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 39)
11.36 Kettingspanning controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenGevaar door verkeerde kettingspanning.
Als de ketting te strak is gespannen worden de componenten van de secundaire krachtoverbrenging (ketting,
ketting-aandrijfwiel, kettingwiel en lager in de versnellingsbak en het achterwiel) extra belast. Dit kan leiden tot vroegtijdige
slijtage en in het uiterste geval kunnen ook de ketting of de uitgaande as van de versnelling breken. Als de ketting echter
te los zit kan deze van het ketting-aandrijfwiel resp. het kettingwiel vallen en het achterwiel blokkeren of de motor
beschadigen. Op een correcte kettingspanning letten en indien nodig instellen.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 39)
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 58
102187-10
Hoofdwerk
Ketting aan het einde van het onderste glijblok omhoog trekken en de kettingspan-
ning
bepalen.
Info
Het onderste deel van de ketting
moet daarbij gespannen zijn.
Kettingen verslijten niet altijd gelijkmatig, daarom de meting op verschil-
lende plekken van de ketting herhalen.
Kettingspanning 55… 58 mm
» Als de kettingspanning niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Kettingspanning instellen. ( pag. 58)
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 39)
11.37 Kettingspanning instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenGevaar door verkeerde kettingspanning.
Als de ketting te strak is gespannen worden de componenten van de secundaire krachtoverbrenging (ketting,
ketting-aandrijfwiel, kettingwiel en lager in de versnellingsbak en het achterwiel) extra belast. Dit kan leiden tot vroegtijdige
slijtage en in het uiterste geval kunnen ook de ketting of de uitgaande as van de versnelling breken. Als de ketting echter
te los zit kan deze van het ketting-aandrijfwiel resp. het kettingwiel vallen en het achterwiel blokkeren of de motor
beschadigen. Op een correcte kettingspanning letten en indien nodig instellen.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 39)
Kettingspanning controleren. ( pag. 57)
H00016-10
Hoofdwerk
Moer
losdraaien.
Moeren
losdraaien.
Kettingspanning door het draaien van de stelschroeven
links en rechts instel-
len.
Voorgeschreven waarde
Kettingspanning 55… 58 mm
Stelschroeven
links en rechts zo draaien, dat de markeringen aan de linker
en rechter kettingspanner in dezelfde positie staan t.o.v. referentiemarkerin-
gen
. Zo is het achterwiel correct is uitgelijnd.
Moeren
vastdraaien.
Controleren of de kettingspanners
tegen de stelschroeven
liggen.
Moer
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer steekas achter M25x1,5 80 Nm
Info
Door een groter instelbereik van de kettingspanner (32 mm) kunnen bij
gelijke kettinglengte verschillende secundaire overbrengingen worden gere-
den.
De kettingspanners
kunnen 180° worden gedraaid.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 39)
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 59
11.38 Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en kettinggeleiding controleren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 39)
400227-01
Hoofdwerk
De versnelling stationair zetten.
Kettingwiel en ketting-aandrijfwiel op slijtage controleren.
» Als kettingwiel resp. ketting-aandrijfwiel zijn versleten:
Aandrijfset vervangen.
Info
Ketting-aandrijfwiel, kettingwiel en ketting moeten altijd samen wor-
den vervangen.
400987-10
Aan het bovenste deel van de ketting met het aangegeven gewicht
trekken.
Voorgeschreven waarde
Gewicht voor meting van de kettingslij-
tage
10… 15 kg
De afstand
van 18 kettingschakels aan het onderste deel van de ketting meten.
Info
Kettingen slijten niet altijd gelijkmatig, daarom moet de meting op verschil-
lende plekken van de ketting worden herhaald.
Maximale afstand
op het langste
stuk van de ketting
272 mm
»
Als de afstand
groter is dan de aangegeven maat:
Aandrijfset vervangen.
Info
Als een nieuwe ketting wordt gemonteerd, moeten ook het ketting-
wiel en het ketting-aandrijfwiel worden vervangen.
Nieuwe kettingen slijten op een oud, versleten kettingwiel resp.
ketting-aandrijfwiel sneller.
102189-01
Glijblok controleren op slijtage.
» Als de onderkant van de bout aan de ketting zich op dezelfde hoogte of onder
het bovenste glijblok bevindt:
Bovenste glijblok vervangen.
Controleren of het glijblok goed vastzit.
» Als het glijblok loszit:
Schroeven van het glijblok vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste glij-
blok
M6 6 Nm Loctite
®
243™
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 60
102190-01
Onderste glijblok op slijtage controleren.
» Als de onderkant van de bout aan de ketting zich op dezelfde hoogte of onder
onderste glijblok bevindt:
Onderste glijblok vervangen.
Controleren of het onderste glijblok goed vastzit.
» Als het onderste glijblok loszit:
Schroef van glijblok vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef onderste glijblok M8 15 Nm
402421-10
Kettinggeleiding met een schuifmaat op maat
controleren.
Minimale dikte
van de kettinggelei-
ding
6 mm
» Als de voorgeschreven waarde niet wordt bereikt:
Kettinggeleiding vervangen.
102192-01
Controleren of de kettinggeleiding goed vastzit.
» Als de kettinggeleiding loszit:
Schroeven van de kettinggeleiding vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 39)
11.39 Frame controleren
S00867-01
Frame controleren op scheurvorming en vervorming.
» Als het frame door een mechanische krachtinwerking gescheurd of vervormd is:
Frame vervangen.
Info
Een frame dat door een mechanisch krachtinwerking is beschadigd,
moet altijd worden vervangen. KTM staat niet toe dat frames worden
gerepareerd.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 61
11.40 Achterbrug controleren
401520-01
Achterbrug op beschadiging, scheurvorming en vervorming controleren.
» Als de achterbrug beschadigd, gescheurd of vervormd is:
Achterbrug vervangen.
Info
Een beschadigde achterbrug moet altijd worden vervangen. KTM
staat niet toe dat de achterbrug wordt gerepareerd.
11.41 Gaskabellegging controleren
Voorwerk
Zadel verwijderen. ( pag. 50)
Brandstoftank demonteren. ( pag. 54)
H00017-01
Hoofdwerk
Legging van de gaskabel controleren.
Beide gaskabels moeten naast elkaar aan de achterkant van het stuur, boven de
brandstoftanklager, naar de regelklep gelegd zijn.
» Als de gaskabel niet op de voorgeschreven wijze is gelegd:
Gaskabel correct leggen.
Nawerk
Brandstoftank monteren. ( pag. 56)
Zadel monteren. ( pag. 50)
11.42 Rubberen stuurcovers controleren
401197-01
Rubberen stuurcovers aan stuur controleren op beschadiging en slijtage. Controle-
ren of de stuurcovers goed vastzitten.
Info
De rubberen stuurcovers zijn links op een huls en rechts op de handgreep
van de gashendel gevulkaniseerd. De linker huls is op het stuur vastge-
klemd.
De rubberen stuurcovers kunnen alleen worden vervangen met de huls of de
gasbuis.
» Als een rubberen stuurcover beschadigd of versleten is:
Rubberen stuurcover vervangen.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 62
102245-10
Schroef
op goede bevestiging controleren.
Voorgeschreven waarde
Schroef vaste handgreep
stuur links
M4 5 Nm Loctite
®
243™
De ruit
moet naar boven zijn gepositioneerd.
11.43 Uitgangspositie koppelingshendel instellen
102194-10
Uitgangspositie van de koppelingshendel met de stelschroef
aan de grootte van
de hand aanpassen.
Info
Als de stelschroef tegen de klok in wordt gedraaid, komt de koppelingshen-
del dichter bij het stuur te staan.
Als de stelschroef met de klok mee wordt gedraaid, komt de koppelingshen-
del verder van het stuur af te staan.
Het instelbereik is beperkt.
De stelschroef alleen met de hand draaien en geen geweld gebruiken.
Niet instellen tijdens het rijden.
11.44 Vloeistofpeil hydraulische koppeling controleren/corrigeren
Info
Het vloeistofpeil stijgt naarmate de koppelingsplaten zijn versleten.
102195-10
Het aan het stuur gemonteerde reservoir van de hydraulische koppeling in horizon-
tale positie zetten.
Schroeven
verwijderen.
Deksel
met membraan
verwijderen.
Vloeistofpeil controleren.
Vloeistofpeil lager dan bovenzijde van
het reservoir
4 mm
» Als het vloeistofpeil niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Vloeistofpeil van de hydraulische koppeling corrigeren.
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 105)
Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en vastdraaien.
11.45 Vloeistof hydraulische koppeling verversen
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
102195-10
Het aan het stuur gemonteerde reservoir van de hydraulische koppeling horizontaal
zetten.
Schroeven
verwijderen.
Deksel
met membraan
verwijderen.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 63
102196-10
Ontluchtingsspuit
met de passende vloeistof vullen.
Ontluchtingsspuit (50329050000)
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 105)
Ontluchtingsschroef
op koppelingsactuator van de koppeling verwijderen en
ontluchtingsspuit
monteren.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water afspoelen!
Zorg ervoor dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderde-
len. Remvloeistof tast lak aan!
Gebruik alleen schone remvloeistof uit een gesloten verpakking!
102197-10
Nu zo lang de vloeistof in het systeem spuiten tot deze zonder luchtbellen uit de
boring
van de koppelingscilinder stroomt.
Tussendoor vloeistof uit het reservoir van de koppelingscilinder zuigen om overstro-
men te voorkomen.
Ontluchtingsspuit verwijderen. Ontluchtingsschroef monteren en vastdraaien.
Vloeistofpeil van de hydraulische koppeling corrigeren.
Voorgeschreven waarde
Vloeistofpeil lager dan bovenkant van
reservoir
4 mm
Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en vastdraaien.
12 REMSYSTEEM 64
12.1 Vrije slag remhendel controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Als er geen vrije slag aan de remhendel aanwezig is bouwt er zich druk op in het remsysteem op de voorwielrem. De voor-
wielrem kan door oververhitting uitvallen. Vrije slag van de remhendel instellen volgens de voorgeschreven waarden.
H00019-10
Remhendel naar voren duwen en vrije slag
controleren.
Vrije slag remhendel 3 mm
» Als de vrije slag niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Uitgangspositie van de remhendel instellen. ( pag. 64)
12.2 Uitgangspositie remhendel instellen
Voorwerk
Vrije slag van de remhendel controleren. ( pag. 64)
H00020-10
Hoofdwerk
Uitgangspositie van de remhendel met de stelschroef
aan de grootte van de
hand aanpassen.
Info
Als de stelschroef met de klok mee wordt gedraaid, komt de remhendel ver-
der van het stuur af te staan.
Als de stelschroef tegen de klok in wordt gedraaid, komt de remhendel dich-
ter bij het stuur te staan.
Het instelbereik is beperkt.
De stelschroef alleen met de hand draaien en geen geweld gebruiken.
Niet instellen tijdens het rijden.
12.3 Remschijven controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door versleten remschijf/remschijven.
Versleten remschijf/remschijven meteen vervangen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
A
A
402404-10
De remschijven voor en achter op meerdere plekken controleren of de dikte van de
remschijf overeenkomt met maat
.
Info
Door slijtage kan de dikte van de remschijf in het bereik van het raakvlak
van de remplaketten verminderen.
Remschijven - slijtagegrens
voor 2,5 mm
achter 3,5 mm
» Als de dikte van de remschijf lager is dan de voorgeschreven waarde:
Remschijf vervangen.
Remschijven voor en achter controleren op beschadiging, scheuren en vervorming.
» Als de remschijf beschadigd, gescheurd of vervormd is:
Remschijf vervangen.
12 REMSYSTEEM 65
12.4 Remvloeistofpeil voorwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Als het remvloeistofpeil onder de aangegeven markering of de aangegeven waarde daalt, dan duidt dit op een lekkage in
het remsysteem of op volledig versleten remplaketten. Remsysteem controleren, niet doorrijden. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door te oude remvloeistof.
Remvloeistof van voor- en achterwielrem volgens serviceschema verversen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
Voorwerk
Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 66)
H00018-10
Hoofdwerk
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir horizontaal zetten.
Remvloeistofpeil controleren op het kijkglas
.
»
Als het remvloeistofpeil onder de markering
is gedaald:
Remvloeistof van de voorwielrem bijvullen. ( pag. 65)
12.5 Remvloeistof voorwielrem bijvullen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Als het remvloeistofpeil onder de aangegeven markering of de aangegeven waarde daalt, dan duidt dit op een lekkage in
het remsysteem of op volledig versleten remplaketten. Remsysteem controleren, niet doorrijden. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof kan bij aanraking leiden tot huidirritaties.
Erop letten dat remvloeistof niet in aanraking komt met de huid of ogen en houd deze buiten bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Als er remvloeistof in de ogen komt, moet u de ogen grondig met water spoelen en meteen een arts raadplegen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door te oude remvloeistof.
Remvloeistof van voor- en achterwielrem volgens serviceschema verversen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Info
In geen geval remvloeistof DOT 5 gebruiken! Deze is gebaseerd op siliconenolie en heeft een paarse kleur. Afdichting en rem-
kabels zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Let erop dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen. Remvloeistof vreet lak aan!
Gebruik alleen schone remvloeistof uit een gesloten verpakking!
Voorwerk
Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 66)
12 REMSYSTEEM 66
102201-10
Hoofdwerk
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir horizontaal zetten.
Schroeven
verwijderen.
Deksel
met membraan
verwijderen.
400379-10
Remvloeistof tot maat
vullen.
Voorgeschreven waarde
Maat
(remvloeistofpeil lager dan
bovenkant reservoir)
5 mm
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 105)
102201-10
Deksel
met membraan
positioneren. Schroeven
monteren en
vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water afspoelen.
12.6 Remplaketten voorwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door versleten remplaketten.
Versleten remplaketten meteen vervangen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
102202-10
Remplaketten op minimale plaketdikte
controleren.
Minimale plaketdikte
1 mm
» Als de plaket dunner is dan de minimale plaketdikte:
Remplaketten van de voorwielrem vervangen. ( pag. 66)
Remplaketten controleren op beschadiging en scheuren.
» Als er beschadigingen of scheuren te zien zijn:
Remplaketten van de voorwielrem vervangen. ( pag. 66)
12.7 Remplaketten voorwielrem vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Onderhoudswerkzaamheden en reparaties moeten op deskundige wijze worden uitgevoerd. (De geautoriseerde KTM-garage
is u graag van dienst.)
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof kan bij aanraking leiden tot huidirritaties.
Erop letten dat remvloeistof niet in aanraking komt met de huid of ogen en houd deze buiten bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Als er remvloeistof in de ogen komt, moet u de ogen grondig met water spoelen en meteen een arts raadplegen.
12 REMSYSTEEM 67
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door te oude remvloeistof.
Remvloeistof van voor- en achterwielrem volgens serviceschema verversen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Info
In geen geval remvloeistof DOT 5 gebruiken! Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtingen en remka-
bels zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Erop letten dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen. Remvloeistof vreet lak aan!
Alleen schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken!
102201-10
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir in horizontale positie zetten.
Schroeven
verwijderen.
Deksel
met membraan
verwijderen.
H00021-10
Remklauw met de hand naar de remschijf duwen, om de remzuigers terug te duwen
en erop letten, dat er geen remvloeistof uit het remvloeistofreservoir stroomt, indien
nodig afzuigen.
Info
Erop letten dat bij het terugduwen van de remzuigers de remklauw niet
tegen de spaken worden geduwd.
Veerstekker
verwijderen, bout
eruit draaien en remplaketten verwijderen.
Remklauw en remklauwhouder reinigen.
B00352-10
Controleren of het veerplaatje
in de remklauw en de glijplaat
goed op de
remklauwhouder zitten.
H00022-10
Nieuwe remplaketten plaatsen, bout
erin steken en veerstekker
monteren.
Info
Remplaketten altijd per paar vervangen.
Remhendel meerdere keren indrukken tot de remplaketten tegen de remschijf lig-
gen en een drukpunt aanwezig is.
12 REMSYSTEEM 68
102205-10
Remvloeistofpeil corrigeren tot maat
.
Voorgeschreven waarde
Maat
(remvloeistofpeil onder
bovenkant van reservoir)
5 mm
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 105)
Deksel
met membraan
positioneren.
Schroeven
monteren en vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water afwassen.
12.8 Vrije slag rempedaal controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Als er geen vrije slag aan het rempedaal aanwezig is bouwt er zich druk op in het remsysteem op de achterwielrem. De ach-
terwielrem kan door oververhitting uitvallen. Vrije slag van het rempedaal instellen volgens de voorgeschreven waarden.
402026-10
Veer
losmaken.
Rempedaal tussen eindaanslag en voetremcilinderzuiger heen en weer bewegen en
vrije slag
controleren.
Voorgeschreven waarde
Vrije slag rempedaal 3… 5 mm
» Als de vrije slag niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Uitgangspositie van het rempedaal instellen. ( pag. 68)
Veer
vasthaken.
12.9 Uitgangspositie rempedaal instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Als er geen vrije slag aan het rempedaal aanwezig is bouwt er zich druk op in het remsysteem op de achterwielrem. De ach-
terwielrem kan door oververhitting uitvallen. Vrije slag van het rempedaal instellen volgens de voorgeschreven waarden.
12 REMSYSTEEM 69
102206-10
Veer
losmaken.
Moer
losdraaien en met drukstang
terugdraaien totdat de maximale vrije
slag is bereikt.
Voor de individuele aanpassing van de uitgangspositie van het rempedaal moer
losmaken en schroef
draaien.
Info
Het instelbereik is beperkt.
Drukstang
zoveel draaien tot de vrije slag
bereikt is. Eventueel uitgangspo-
sitie van het rempedaal aanpassen.
Voorgeschreven waarde
Vrije slag rempedaal 3… 5 mm
Schroef
tegenhouden en moer
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer rempedaalbevestiging M8 20 Nm
Drukstang
tegenhouden en moer
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige moeren chassis M6 10 Nm
Veer
vasthaken.
12.10 Remvloeistofpeil achterwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Als het remvloeistofpeil onder de aangegeven markering of de aangegeven waarde daalt, dan duidt dit op een lekkage in
het remsysteem of op volledig versleten remplaketten. Remsysteem controleren, niet doorrijden. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door te oude remvloeistof.
Remvloeistof van voor- en achterwielrem volgens serviceschema verversen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
Voorwerk
Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 70)
102207-10
Hoofdwerk
Voertuig verticaal zetten.
Remvloeistofpeil controleren op het kijkglas
.
»
Als het remvloeistofpeil onder de markering
is gedaald:
Remvloeistof van de achterwielrem bijvullen. ( pag. 69)
12.11 Remvloeistof achterwielrem bijvullen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Als het remvloeistofpeil onder de aangegeven markering of de aangegeven waarde daalt, dan duidt dit op een lekkage in
het remsysteem of op volledig versleten remplaketten. Remsysteem controleren, niet doorrijden. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
12 REMSYSTEEM 70
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof kan bij aanraking leiden tot huidirritaties.
Erop letten dat remvloeistof niet in aanraking komt met de huid of ogen en houd deze buiten bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Als er remvloeistof in de ogen komt, moet u de ogen grondig met water spoelen en meteen een arts raadplegen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door te oude remvloeistof.
Remvloeistof van voor- en achterwielrem volgens serviceschema verversen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Info
In geen geval remvloeistof DOT 5 gebruiken! Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtingen en remka-
bels zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Erop letten dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen. Remvloeistof vreet lak aan!
Alleen schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken!
Voorwerk
Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 70)
102208-10
Hoofdwerk
Voertuig verticaal zetten.
Schroefdop
met membraan
en keerring verwijderen.
Remvloeistof tot markering
vullen.
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 105)
Schroefdop met membraan en keerring monteren en vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water afwassen.
12.12 Remplaketten achterwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door versleten remplaketten.
Versleten remplaketten meteen vervangen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
102209-10
Remplaketten op minimale plaketdikte
controleren.
Minimale plaketdikte
1 mm
» Als de plaket dunner is dan de minimale plaketdikte:
Remplaketten van de achterwielrem vervangen. ( pag. 71)
Remplaketten controleren op beschadiging en scheuren.
» Als er beschadigingen of scheuren te zien zijn:
Remplaketten van de achterwielrem vervangen. ( pag. 71)
12 REMSYSTEEM 71
12.13 Remplaketten achterwielrem vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Onderhoudswerkzaamheden en reparaties moeten op deskundige wijze worden uitgevoerd. (De geautoriseerde KTM-garage
is u graag van dienst.)
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof kan bij aanraking leiden tot huidirritaties.
Erop letten dat remvloeistof niet in aanraking komt met de huid of ogen en houd deze buiten bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Als er remvloeistof in de ogen komt, moet u de ogen grondig met water spoelen en meteen een arts raadplegen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door te oude remvloeistof.
Remvloeistof van voor- en achterwielrem volgens serviceschema verversen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Info
In geen geval remvloeistof DOT 5 gebruiken! Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtingen en remka-
bels zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Zorg ervoor dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen. Remvloeistof vreet lak aan!
Gebruik alleen schone remvloeistof uit een gesloten verpakking!
102210-10
Voertuig rechtop zetten.
Schroefdop
met membraan
en keerring verwijderen.
H00023-10
Remklauw met de hand naar de remschijf duwen, om de remzuiger terug te duwen
en erop letten, dat er geen remvloeistof uit het remvloeistofreservoir stroomt, indien
nodig afzuigen.
Info
Erop letten dat bij het terugduwen van de remzuiger de remklauw niet tegen
de spaken worden geduwd.
Veerstekker
verwijderen, bout
eruit draaien en remplaketten verwijderen.
Remklauw en remklauwhouder reinigen.
H00024-10
Controleren of het veerplaatje
in de remklauw en de glijplaat
goed op de
remklauwhouder zitten.
Info
De pijl op het veerplaatje wijst in de draairichting van de remschijf.
12 REMSYSTEEM 72
H00025-10
Nieuwe remplaketten plaatsen, bout
erin steken en veerstekker
monteren.
Info
Remplaketten altijd per paar vervangen.
Erop letten dat de ontkoppelingsplaat
aan het remplaket aan de zuiger-
zijde gemonteerd is.
Rempedaal meerdere keren indrukken tot de remplaketten tegen de remschijf lig-
gen en er een drukpunt aanwezig is.
102208-10
Remvloeistofpeil corrigeren tot markering
.
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 105)
Schroefdop
met membraan
en keerring monteren en vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water afspoelen.
13 WIELEN, BANDEN 73
13.1 Voorwiel demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 39)
H00026-10
Hoofdwerk
Remklauw met de hand naar de remschijf duwen om de remzuigers terug te duwen.
Info
Erop letten dat bij het terugduwen van de remzuigers de remklauw niet
tegen de spaken worden geduwd.
H00002-10
Schroef
enkele slagen losdraaien.
Schroeven
losdraaien.
Op de schroef
indrukken, om de steekas uit de asopname te schuiven.
Schroef
verwijderen.
102215-10
Voorwiel vasthouden en steekas eruit trekken. Voorwiel uit de voorvork nemen.
Info
Remhendel niet gebruiken als het voorwiel is gedemonteerd.
Het wiel altijd zo neerleggen, dat de remschijf niet wordt beschadigd.
H00003-10
Afstandsbussen
verwijderen.
13.2 Voorwiel monteren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door olie of vet op de remschijven.
Remschijven beslist olie- en vetvrij houden en indien nodig reinigen met een remmenreiniger.
H00003-11
Wiellager controleren op beschadiging en slijtage.
» Als het wiellager beschadigd of versleten is:
Wiellager voor vervangen.
Keerringen
en loopvlak
van de afstandsbussen reinigen en invetten.
Duurzaam vet ( pag. 107)
Afstandsbussen erin zetten.
Voorwiel positioneren en steekas erin steken.
Remplaketten zijn correct gepositioneerd.
13 WIELEN, BANDEN 74
H00002-11
Schroef
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef steekas voor M20x1,5 35 Nm
Remhendel meerdere keren indrukken tot remplaketten tegen de remschijf liggen.
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 39)
Voorwielrem bedienen en voorvork enkele keren krachtig inveren.
Vorkpoten worden uitgelijnd.
Schroeven
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef asopname M8 15 Nm
13.3 Achterwiel demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 39)
H00027-10
Hoofdwerk
Remklauw met de hand naar de remschijf duwen om de remzuiger terug te duwen.
Info
Erop letten dat bij het terugduwen van de remzuiger de remklauw niet tegen
de spaken worden geduwd.
Moer
verwijderen.
Kettingspanner
verwijderen. Steekas
alleen zover uittrekken, dat het achter-
wiel naar voren kan worden geschoven.
Achterwiel zo ver mogelijk naar voren schuiven. Ketting van het kettingwiel nemen.
Info
Motorfiets en aanbouwdelen door afdekken beschermen tegen beschadigin-
gen.
Achterwiel vasthouden en steekas eruit trekken. Achterwiel uit de achterbrug
nemen.
Info
Rempedaal niet indrukken als het achterwiel is gedemonteerd.
Het wiel altijd zo neerleggen, dat de remschijf niet wordt beschadigd.
H00005-10
Afstandsbussen
verwijderen.
13.4 Achterwiel monteren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door olie of vet op de remschijven.
Remschijven beslist olie- en vetvrij houden en indien nodig reinigen met een remmenreiniger.
13 WIELEN, BANDEN 75
H00005-11
Hoofdwerk
Wiellager controleren op beschadiging en slijtage.
» Als het wiellager beschadigd of versleten is:
Wiellager achter vervangen.
Keerringen
en loopvlak
van de afstandsbussen reinigen en invetten.
Duurzaam vet ( pag. 107)
Afstandsbussen erin zetten.
H00006-10
Achterwiel positioneren en steekas
erin steken.
Remplaketten zijn correct gepositioneerd.
Ketting erop leggen.
H00007-10
Kettingspanner
positioneren. Moer
monteren, maar nog niet vastdraaien.
Controleren of de kettingspanners
tegen de stelschroeven
liggen.
Kettingspanning controleren. ( pag. 57)
Moer
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer steekas achter M25x1,5 80 Nm
Info
Door een groter instelbereik van de kettingspanner (32 mm) kunnen bij
gelijke kettinglengte verschillende secundaire overbrengingen worden gere-
den.
De kettingspanners
kunnen 180° worden gedraaid.
Rempedaal meerdere keren indrukken tot de remplaketten tegen de remschijf lig-
gen en er een drukpunt aanwezig is.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 39)
13.5 Bandentoestand controleren
Info
Alleen door KTM vrijgegeven en/of aanbevolen banden monteren.
Andere banden kunnen het rijgedrag negatief beïnvloeden.
Het type, de toestand en de spanning van de banden zijn van invloed op het rijgedrag van de motorfiets.
Het profiel van de banden voor het voor- en achterwiel moet altijd gelijk zijn.
Versleten banden hebben vooral bij natte ondergrond een slechte invloed op het rijgedrag.
400602-10
De voor- en achterbanden controleren op insnijdingen, voorwerpen die tijdens het
rijden in de band zijn gaan zitten en andere beschadigingen.
» Als er insnijdingen, voorwerpen die tijdens het rijden in de band zijn gaan zit-
ten en andere beschadigingen aan de banden te zien zijn:
Banden vervangen.
Profieldiepte controleren.
Info
De minimale profieldiepte volgens de nationale wetgeving in acht nemen.
13 WIELEN, BANDEN 76
Minimale profieldiepte 2 mm
» Als de profieldiepte lager is dan de minimale waarde:
Banden vervangen.
Leeftijd van de banden controleren.
Info
De productiedatum van de banden staat meestal op het opschrift van de
banden en wordt met de laatste vier cijfers van de DOT aanduiding geken-
merkt. De eerste twee cijfers wijzen op de week van productie en de laatste
twee cijfers op het jaar van productie.
KTM adviseert de banden te wisselen, onafhankelijk van de daadwerkelijke
slijtage van de banden, uiterlijk echter na 5 jaar.
» Als de band ouder is dan vijf jaar:
Banden vervangen.
13.6 Bandenspanning controleren
Info
Een te lage bandenspanning leidt tot buitengewone slijtage en oververhitting van de band.
Een goede bandenspanning garandeert een optimaal rijcomfort en maximale levensduur van de band.
400695-01
Beschermkap verwijderen.
Bandenspanning controleren bij koude banden.
Bandenspanning terrein
voor 1,0 bar
achter 1,0 bar
» Als de bandenspanning niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Bandenspanning corrigeren.
Beschermkap monteren.
13.7 Spaakspanning controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenInstabiel rijgedrag door een verkeerde spaakspanning.
Op een correcte spaakspanning letten. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Info
Door een losse spaak raakt het wiel uit balans, waardoor binnen korte tijd nog meer spaken los gaan zitten.
Als de spaken te vast zijn gespannen kunnen ze afbreken door lokale overbelasting.
De spaakspanning regelmatig controleren, vooral bij een nieuwe motorfiets.
400694-01
Met de staaf van een schroevendraaier kort tegen iedere spaak slaan.
Info
De toonfrequentie is afhankelijk van de spaaklengte en de spaakdiameter.
Als er verschillende toonfrequenties op de afzonderlijke spaken met gelijke
lengte en diameter te horen zijn, wijst dat op verschillen in de spaakspan-
ning.
Er moet een heldere toon hoorbaar zijn.
» Wanneer de spaakspanning verschillend is:
Spaakspanning corrigeren.
Aanhaalmoment van de spaken controleren.
Voorgeschreven waarde
Spaaknippel voorwiel M4,5 6 Nm
Spaaknippel achterwiel M4,5 6 Nm
Momentsleutel met een set van diverse koppen (58429094000)
14 ELEKTRONICA 77
14.1 Accu demonteren
Waarschuwing
Gevaar voor letselAccu's bevatten schadelijke stoffen.
Accu's buiten bereik van kinderen houden.
Vonken of open vlammen uit de buurt van de accu houden.
Accu uitsluitend in goed geventileerde ruimtes laden.
Bij het laden minimale afstand tot brandbare stoffen aanhouden.
Minimale afstand 1 m
Diepontladen accu's met minder dan 9 V-spanning mogen niet meer worden opgeladen. Deze moeten worden afgevoerd.
Voorwerk
Alle stroomverbruikers uitschakelen en motor afzetten.
Zadel verwijderen. ( pag. 50)
102221-10
Hoofdwerk
(Alle SXF-modellen)
Minkabel
van de accu loskoppelen.
Pluspoolafdekking
naar achteren trekken en pluskabel van de accu loskop-
pelen.
Schroef
verwijderen.
Bevestigingsbeugel
naar voren trekken en accu naar boven toe verwijderen.
S00862-10
(XCF US)
Minkabel
van de accu loskoppelen.
Pluspoolafdekking
naar achteren trekken en pluskabel van de accu loskop-
pelen.
Schroef
verwijderen.
Bevestigingsbeugel
naar voren trekken en accu naar boven toe verwijderen.
14.2 Accu monteren
102222-10
Hoofdwerk
(Alle SXF-modellen)
Accu met de polen naar voren in het accuvak plaatsen en met de bevestigings-
beugel
vastzetten.
Accu (C22S) ( pag. 100)
Schroef
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige moeren chassis M6 10 Nm
Pluskabel
en minkabel
met de accu verbinden.
Voorgeschreven waarde
Schroef accupool M5 2,5 Nm
De contactringen
moeten tussen de schroeven
en kabelschoenen
met de klauwen omlaag worden gemonteerd.
Pluspoolafdekking
over pluspool schuiven.
14 ELEKTRONICA 78
K00192-10
(XCF US)
Accu met de polen naar voren in het accuvak plaatsen en met de bevestigings-
beugel
vastzetten.
Accu (HJTZ5S-FP) ( pag. 100)
Schroef
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige moeren chassis M6 10 Nm
Pluskabel
en minkabel
met de accu verbinden.
Voorgeschreven waarde
Schroef accupool M5 2,5 Nm
De contactringen
moeten tussen de schroeven
en kabelschoenen
met de klauwen omlaag worden gemonteerd.
Pluspoolafdekking
over pluspool schuiven.
Nawerk
Zadel monteren. ( pag. 50)
14.3 Accu opladen
Waarschuwing
Gevaar voor letselAccu's bevatten schadelijke stoffen.
Accu's buiten bereik van kinderen houden.
Vonken of open vlammen uit de buurt van de accu houden.
Accu uitsluitend in goed geventileerde ruimtes laden.
Bij het laden minimale afstand tot brandbare stoffen aanhouden.
Minimale afstand 1 m
Diepontladen accu's met minder dan 9 V-spanning mogen niet meer worden opgeladen. Deze moeten worden afgevoerd.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuOnderdelen en componenten van de accu belasten het milieu.
Accu niet bij het huisvuil gooien. Een defecte accu op milieuvriendelijke wijze afdanken. Geef de accu af bij uw geautori-
seerde KTM-dealer of bij een verzamelpunt voor oude accu's.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Info
Ook als de accu niet wordt belast verliest hij dagelijks aan lading.
De laadtoestand en de wijze van laden zijn erg belangrijk voor de levensduur van de accu.
Snel laden met een hogere laadstroom heeft een negatief effect op de levensduur.
Als laadstroom, laadspanning of laadtijd overschreden worden, wordt de accu vernietigd.
Als de accu leeg is gestart, moet hij meteen weer worden geladen.
Bij langdurige standtijd in ontladen toestand treden diepte-ontlading en capaciteitsverlies op en kan de accu vernield raken.
De accu is onderhoudsvrij.
Voorwerk
Alle stroomverbruikers uitschakelen en motor afzetten.
Zadel verwijderen. ( pag. 50)
Accu demonteren. ( pag. 77)
14 ELEKTRONICA 79
102223-10
Hoofdwerk
(Alle SXF-modellen)
Accuspanning controleren.
» Accuspanning: < 9 V
Accu niet opladen.
Accu vervangen en oude accu volgens de voorschriften afvoeren.
» Als de voorgeschreven waarde is bereikt:
Accuspanning: 9 V
Accu opladen.
Acculader met accu verbinden. Acculader inschakelen.
Acculader (58429074000)
Met deze acculader kunt u ook de rustspanning en het startvermogen van de
accu en dynamo testen. Bovendien kan met deze lader de accu niet worden
overladen. De oplaadtijd kan bij lagere temperaturen langer zijn.
Info
Deksel
nooit verwijderen.
Acculader na het opladen uitschakelen en van de accu loskoppelen.
Voorgeschreven waarde
Laadstroom, laadspanning en laadtijd mogen niet worden overschreden.
Maximale laadspanning 14,4 V
Maximale laadstroom 3,0 A
Accu regelmatig bijladen als de
motorfiets niet wordt gebruikt
6 maanden
S00863-10
(XCF US)
Accuspanning controleren.
» Accuspanning: < 9 V
Accu niet opladen.
Accu vervangen en oude accu volgens de voorschriften afvoeren.
» Als de voorgeschreven waarde is bereikt:
Accuspanning: 9 V
Accu opladen.
Acculader met accu verbinden. Acculader inschakelen.
Acculader (58429074000)
Met deze acculader kunt u ook de rustspanning en het startvermogen van de
accu en dynamo testen. Bovendien kan met deze lader de accu niet worden
overladen. De oplaadtijd kan bij lagere temperaturen langer zijn.
Info
Deksel
nooit verwijderen.
Acculader na het opladen uitschakelen en van de accu loskoppelen.
Voorgeschreven waarde
Laadstroom, laadspanning en laadtijd mogen niet worden overschreden.
Maximale laadspanning 14,4 V
Maximale laadstroom 3,0 A
Kortstondige maximale laadstroom 10,0 A
Accu regelmatig bijladen als de
motorfiets niet wordt gebruikt
6 maanden
Nawerk
Accu monteren. ( pag. 77)
Zadel monteren. ( pag. 50)
14 ELEKTRONICA 80
14.4 Hoofdzekering vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor brandDoor het gebruik van verkeerde zekeringen kan het elektrisch systeem overbelast raken.
Alleen zekeringen gebruiken met het voorgeschreven aantal ampères. Zekeringen nooit overbruggen of repareren.
Info
Met de hoofdzekering worden alle stroomverbruikers van het voertuig afgezekerd. Deze bevindt zich in het startrelaishuis onder
het zadel.
Voorwerk
Alle stroomverbruikers uitschakelen en motor afzetten.
Zadel verwijderen. ( pag. 50)
102224-10
Hoofdwerk
Startrelais
uit houder trekken.
102225-10
Beschermkappen
verwijderen.
Defecte hoofdzekering
verwijderen.
Info
Een defecte zekering herkent u aan de gebroken smeltdraad
.
In het startrelais bevindt zich een reservezekering
.
Nieuwe hoofdzekering erin zetten.
Zekering (58011109110) ( pag. 100)
Werking van de elektrische installatie controleren.
Tip
Nieuwe reservezekering in het zekeringenblok plaatsen, zodat u er een bij u
heeft als het nodig is.
Beschermkappen erop steken.
Startrelais op de houder steken en kabel leggen.
Nawerk
Zadel monteren. ( pag. 50)
15 KOELSYSTEEM 81
15.1 Koelsysteem
102226-10
Door de waterpomp
in de motor vindt er een gedwongen circulatie van het koelmid-
del plaats.
De druk die bij verwarming in het koelsysteem ontstaat wordt geregeld door een klep
in de radiateurdop
. Daardoor is de aangegeven koelmiddeltemperatuur toegestaan
zonder dat er met functiestoringen rekening moet worden gehouden.
120 °C
De koeling vindt plaats via de rijwind.
Hoe lager de snelheid, hoe lager de koelwerking. Ook vervuilde koelribben verlagen de
koelwerking.
15.2 Antivries en koelmiddelpeil controleren
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder druk.
Radiateur, radiateurslangen en de overige componenten van het koelsysteem niet openen bij een warme motor. Motor en
koelsysteem laten afkoelen. Verbrande huid meteen onder lauw water houden.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Erop letten dat koelmiddel niet in aanraking komt met huid, ogen of kleding. Bij contact met de ogen meteen met water
spoelen en een arts raadplegen. Verontreinigde huid meteen reinigen met water en zeep. Als koelmiddel is ingeslikt meteen
een arts raadplegen. Met koelmiddel verontreinigde kleding wisselen. Koelmiddel buiten bereik van kinderen houden.
Voorwaarden
Motor is koud.
400243-10
Motorfiets rechtop zetten op een horizontale ondergrond.
Radiateurdop verwijderen.
Antivries van het koelmiddel controleren.
25… 45 °C
» Als de antivries van het koelmiddel niet overeenkomt met de voorgeschreven
waarde:
Antivries van het koelmiddel corrigeren.
Koelmiddelpeil in de radiateur controleren.
Koelmiddelpeil
boven de radiateur-
lamellen
10 mm
» Als het koelmiddelpeil niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Koelmiddelpeil corrigeren.
Koelmiddel ( pag. 105)
Radiateurdop monteren.
15.3 Koelmiddelpeil controleren
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder druk.
Radiateur, radiateurslangen en de overige componenten van het koelsysteem niet openen bij een warme motor. Motor en
koelsysteem laten afkoelen. Verbrande huid meteen onder lauw water houden.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Erop letten dat koelmiddel niet in aanraking komt met huid, ogen of kleding. Bij contact met de ogen meteen met water
spoelen en een arts raadplegen. Verontreinigde huid meteen reinigen met water en zeep. Als koelmiddel is ingeslikt meteen
een arts raadplegen. Met koelmiddel verontreinigde kleding wisselen. Koelmiddel buiten bereik van kinderen houden.
Voorwaarden
Motor is koud.
15 KOELSYSTEEM 82
400243-10
Motorfiets rechtop zetten op een horizontaal oppervlak.
Radiateurdop verwijderen.
Koelmiddelpeil in de radiateur controleren.
Koelmiddelpeil
boven de radiateur-
lamellen
10 mm
» Als het koelmiddelpeil niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Koelmiddelpeil corrigeren.
Koelmiddel ( pag. 105)
Radiateurdop monteren.
15.4 Koelmiddel aftappen
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder druk.
Radiateur, radiateurslangen en de overige componenten van het koelsysteem niet openen bij een warme motor. Motor en
koelsysteem laten afkoelen. Verbrande huid meteen onder lauw water houden.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Erop letten dat koelmiddel niet in aanraking komt met huid, ogen of kleding. Bij contact met de ogen meteen met water
spoelen en een arts raadplegen. Verontreinigde huid meteen reinigen met water en zeep. Als koelmiddel is ingeslikt meteen
een arts raadplegen. Met koelmiddel verontreinigde kleding wisselen. Koelmiddel buiten bereik van kinderen houden.
Voorwaarden
Motor is koud.
102227-10
Motorfiets rechtop zetten.
Geschikte bak onder het waterpompdeksel klaarzetten.
Schroef
verwijderen. Radiateurdop
verwijderen.
Koelmiddel volledig laten uitlopen.
Schroef
met nieuwe pakking monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef waterpompdeksel M6 10 Nm
15.5 Koelmiddel vullen
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Erop letten dat koelmiddel niet in aanraking komt met huid, ogen of kleding. Bij contact met de ogen meteen met water
spoelen en een arts raadplegen. Verontreinigde huid meteen reinigen met water en zeep. Als koelmiddel is ingeslikt meteen
een arts raadplegen. Met koelmiddel verontreinigde kleding wisselen. Koelmiddel buiten bereik van kinderen houden.
15 KOELSYSTEEM 83
102228-10
Controleren of schroef
met het juiste moment is vastgedraaid.
Motorfiets verticaal zetten.
Koelmiddel vullen tot maat
over de radiateurlamellen.
Voorgeschreven waarde
Maat
boven de radiateurlamellen
10 mm
Koelmiddel 1,20 l Koelmiddel ( pag. 105)
Radiateurdop monteren.
Korte proefrit maken.
Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 81)
16 MOTOR AFSTELLEN 84
16.1 Gaskabelspeling controleren
400192-11
Controleren of de gashendel soepel beweegt.
Stuur in rechtuitstand zetten. Gashendel licht heen en weer bewegen en de gaska-
belspeling
bepalen.
Gaskabelspeling 3… 5 mm
» Als de speling van de gaskabel niet met de voorgeschreven waarde overeen-
komt:
Gaskabelspeling instellen. ( pag. 84)
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloos-
heid en/of de dood tot gevolg hebben.
Als u de motor laat draaien moet u altijd voor voldoende ventilatie zor-
gen, de motor niet in een gesloten ruimte starten of laten draaien zonder
een geschikte afzuiginstallatie.
Motor starten en stationair laten draaien. Stuur over het gehele stuurbereik heen en
weer bewegen.
Het stationaire toerental mag daarbij niet veranderen.
» Als het stationair toerental verandert:
Gaskabelspeling instellen. ( pag. 84)
16.2 Gaskabelspeling instellen
Info
Als de gaskabels goed gelegd zijn, hoeft de brandstoftank niet worden gedemonteerd.
Voorwerk
Zadel verwijderen. ( pag. 50)
Brandstoftank demonteren. ( pag. 54)
Legging van de gaskabel controleren. ( pag. 61)
H00028-10
Hoofdwerk
Het stuur in de rechtuitstand zetten.
Manchet
terugschuiven.
Moer
losdraaien. Stelschroef
helemaal indraaien.
Moer
losdraaien.
Koude-startknop
tot aan de aanslag indrukken.
Stelschroef
zodanig draaien dat de koude-startknop terug naar de uitgangsposi-
tie beweegt wanneer de gashendel naar voren wordt gedraaid.
Moer
vastdraaien.
Stelschroef
zo draaien, dat bij de gashendel gaskabelspeling aanwezig is.
Voorgeschreven waarde
Gaskabelspeling 3… 5 mm
Moer
vastdraaien.
Manchet
erop schuiven. Controleren of de gashendel soepel beweegt.
Nawerk
Gaskabelspeling controleren. ( pag. 84)
16 MOTOR AFSTELLEN 85
16.3 Eigenschappen van de gasrespons instellen
Info
Op de gashendel kunnen de eigenschappen van de gasrespons door de vervanging van de gaskabelschijf worden veranderd.
Een gaskabelschijf met een andere karakteristiek is inbegrepen.
H00029-10
Hoofdwerk
Manchet
terugschuiven.
Schroeven
en halve schalen
verwijderen.
Gaskabels losmaken en handgreep verwijderen.
102246-10
Gaskabelschijf
van de handgreep
verwijderen.
Gewenste gaskabelschijf op de handgreep positioneren.
Voorgeschreven waarde
De aanduiding OUTSIDE moet zichtbaar zijn. De markering
moet bij de marke-
ring
gepositioneerd zijn.
Alternatief 1
Gaskabelschijf grijs (79002014000)
Alternatief 2
Gaskabelschijf zwart (79002014100)
Info
De grijze gaskabelschijf opent de gasklep langzaam.
De grijze gaskabelschijf opent de gasklep snel.
De grijze gaskabelschijf is bij levering gemonteerd.
H00030-10
Stuur aan buitenzijde en handgreep aan binnenzijde reinigen. Handgreep op het
stuur schuiven.
Gasbowdenkabels in de gaskabelschijf bevestigen en op hun plaats brengen.
Halve schalen
positioneren, schroeven
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef gashendel M6 5 Nm
Manchet erop schuiven en gashendel controleren op soepele werking.
Nawerk
Gaskabelspeling controleren. ( pag. 84)
16.4 Stationair toerental instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDe motor kan bij een te laag stationair toerental plotseling uitvallen.
Stel het stationair toerental op de aangegeven waarde in.
16 MOTOR AFSTELLEN 86
402407-10
Motor warmrijden.
Koude-startknop gedeactiveerd.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloos-
heid en/of de dood tot gevolg hebben.
Als u de motor laat draaien moet u altijd voor voldoende ventilatie zor-
gen, de motor niet in een gesloten ruimte starten of laten draaien zonder
een geschikte afzuiginstallatie.
Door het verdraaien van de regelschroef stationair toerental
het stationaire toe-
rental instellen.
Voorgeschreven waarde
Stationair toerental 2.250… 2.350 1/min
Toerenteller (45129075000)
Info
Draaien tegen de klok in verlaagt het stationaire toerental.
Draaien met de klok mee verhoogt het stationaire toerental.
16.5 Smoorkleppositie programmeren
Info
Als de besturingsunit herkent dat de smoorkleppositie bij stationair toerental opnieuw moet worden geprogrammeerd, brandt
de MIL 2 x per seconde kort.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg hebben.
Als u de motor laat draaien moet u altijd voor voldoende ventilatie zorgen, de motor niet in een gesloten ruimte starten
of laten draaien zonder een geschikte afzuiginstallatie.
Voertuig stationair laten draaien.
Het branden van de MIL verdwijnt zodra het programmeren is voltooid.
Info
Als het voertuig te warm wordt, een afkoelrit bij gemiddeld toerental maken. Voertuig vervolgens niet uitschakelen, maar bij
stationair toerental verder laten draaien.
16.6 Uitgangspositie versnellingshendel controleren
400692-10
In de rijpositie op het voertuig gaan zitten en de afstand
meten tussen de
bovenkant van de laars en versnellingshendel.
Afstand versnellingshendel tot boven-
kant laars
10… 20 mm
» Als de afstand niet met de voorgeschreven waarde overeenkomt:
Uitgangspositie van de versnellingshendel instellen. ( pag. 87)
16 MOTOR AFSTELLEN 87
16.7 Uitgangspositie versnellingshendel instellen
401950-12
Schroef
verwijderen en versnellingshendel
eraf halen.
401951-10
Vertanding
van versnellingshendel en schakelas reinigen.
Versnellingshendel in de gewenste stand op de schakelas steken en de tanden laten
grijpen.
Info
Het instelbereik is beperkt.
De versnellingshendel mag bij het schakelen de voertuigcomponenten niet
raken.
Schroef monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef versnellingshendel M6 14 Nm Loctite
®
243™
17 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 88
17.1 Brandstofzeef vervangen
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
Tank het voertuig nooit in de buurt van open vuur of brandende sigaretten en schakel de motor bij het tanken altijd uit.
Let er vooral op dat er geen brandstof wordt gemorst op de hete onderdelen van het voertuig. Gemorste brandstof meteen
afvegen.
Als de brandstof wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uitstromen als de tank te vol zit. Aanwijzingen
voor het tanken van brandstof in acht nemen.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Erop letten dat brandstof niet in aanraking komt met de huid, ogen en kleding. Adem brandstofdampen niet in. Bij contact
met de ogen meteen met water spoelen en een arts raadplegen. Verontreinigde huid meteen reinigen met water en zeep.
Als brandstof is ingeslikt meteen een arts raadplegen. Met brandstof verontreinigde kleding wisselen.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
102229-10
Steekverbinding
van de brandstofleiding grondig reinigen met perslucht.
Info
Er mag in geen geval vuil in de brandstofleiding terechtkomen. Ingedrongen
vuil verstopt het inspuitventiel!
Steekverbinding van de brandstofleiding loskoppelen.
Info
Uit de brandstofslang kan nog wat resterende brandstof stromen.
Brandstofzeef
uit het aansluitstuk trekken.
Nieuwe brandstofzeef tot de aanslag in het aansluitstuk schuiven.
Keerring smeren en steekverbinding van de brandstofleiding verbinden.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloos-
heid en/of de dood tot gevolg hebben.
Als u de motor laat draaien moet u altijd voor voldoende ventilatie zor-
gen, de motor niet in een gesloten ruimte starten of laten draaien zonder
een geschikte afzuiginstallatie.
Motor starten en respons controleren.
17.2 Motoroliepeil controleren
Info
Het motoroliepeil kan worden gecontroleerd bij een koude en warme motor.
Voorwerk
Motorfiets rechtop zetten op een horizontale ondergrond.
S00864-10
Voorwaarde
Motor is koud.
Motoroliepeil controleren.
De motorolie komt tot het midden van het kijkglas
.
» Als de motorolie niet tot het midden van het kijkglas komt:
Motorolie bijvullen. ( pag. 91)
17 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 89
S00865-10
Voorwaarde
Motor is warm.
Motoroliepeil controleren.
Info
Na het afzetten van de motor eerst een minuut wachten en dan pas con-
troleren.
De motorolie bevindt zich tussen het midden
en de bovenrand
van
het kijkglas.
»
Als de motorolie niet tot het midden van het kijkglas
komt:
Motorolie bijvullen. ( pag. 91)
17.3 Motorolie verversen, oliefilter vervangen en oliezeven reinigen
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenTijdens het rijden worden de motor- en transmissieolie in de motorfiets zeer heet.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidshandschoenen dragen. Verbrande huid meteen onder lauw water hou-
den.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Info
De motorolie moet bij warme motor worden afgetapt.
Voorwerk
Motorfiets op horizontale ondergrond zetten.
102231-10
Hoofdwerk
Geschikte bak onder de motor klaarzetten.
Olie-aftapschroef
met magneet en pakking verwijderen.
102232-10
Sluitschroef
met korte oliezeef en keerringen verwijderen.
Info
Schroef
niet verwijderen.
102233-10
Sluitschroef
met lange oliezeef
en keerringen verwijderen.
Motorolie volledig laten uitlopen.
Onderdelen en afdichtvlakken grondig reinigen.
17 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 90
102234-10
Sluitschroef
met korte oliezeef en keerringen monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Sluitschroef oliezeef M20x1,5 15 Nm
102235-10
Oliezeef
met keerringen op een pijpsleutel positioneren.
Pijpsleutel door de boring van de sluitschroef van tegenoverliggende motorhuiswand
positioneren.
Oliezeef tot de aanslag in het motorhuis schuiven.
102236-10
Sluitschroef
met keerringen monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Sluitschroef oliezeef M20x1,5 15 Nm
Olie-aftapschroef
met magneet en nieuwe pakking monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Olieaftapschroef met magneet M12x1,5 20 Nm
102237-10
Schroeven
verwijderen. Oliefilterdeksel met keerring verwijderen.
102238-10
Oliefilter
uit het oliefilterhuis trekken.
Seegerringtang verkeerd (51012011000)
Motorolie volledig laten uitlopen.
Onderdelen en afdichtvlak grondig reinigen.
102239-10
Motorfiets op zijkant leggen en oliefilterhuis ongeveer vullen met motorolie.
Oliefilter in oliefilterhuis plaatsen.
Keerring van oliefilterdop smeren en met oliefilterdop
monteren.
Schroeven monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef oliefilterdop M6 10 Nm
Motorfiets rechtop zetten.
17 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 91
102240-10
Olievulschroef
met keerring van het koppelingsdeksel verwijderen en motorolie
vullen.
Motorolie 1,30 l Motorolie (SAE 10W/50) ( pag. 105)
Info
Te weinig motorolie of olie van onvoldoende kwaliteit leidt tot voortijdige
slijtage van de motor.
Olievulschroef met keerring monteren en vastdraaien.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloos-
heid en/of de dood tot gevolg hebben.
Als u de motor laat draaien moet u altijd voor voldoende ventilatie zor-
gen, de motor niet in een gesloten ruimte starten of laten draaien zonder
een geschikte afzuiginstallatie.
Motor starten en controleren op lekkage.
Nawerk
Motoroliepeil controleren. ( pag. 88)
17.4 Motorolie bijvullen
Info
Te weinig motorolie of olie van onvoldoende kwaliteit leidt tot voortijdige slijtage van de motor.
102241-10
Olievulschroef
met keerring aan koppelingsdeksel verwijderen.
Dezelfde motorolie bijvullen, die ook bij de motorolieverversing is gebruikt.
Motorolie (SAE 10W/50) ( pag. 105)
Info
Het mengen van verschillende soorten motorolie wordt afgeraden omdat de
motorolie dan niet de volle werking bereikt.
We adviseren de motorolie te verversen als das nodig is.
Olievulschroef met keerring monteren en vastdraaien.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloos-
heid en/of de dood tot gevolg hebben.
Als u de motor laat draaien moet u altijd voor voldoende ventilatie zor-
gen, de motor niet in een gesloten ruimte starten of laten draaien zonder
een geschikte afzuiginstallatie.
Motor starten en controleren op lekkage.
18 REINIGING, ONDERHOUD 92
18.1 Motorfiets reinigen
Aanwijzing
Materiële schadeBeschadiging en vernietiging van componenten door hogedrukreiniger.
Bij het reinigen van het voertuig met een hogedrukreiniger, de waterstraal niet direct op de elektrische componenten, stekkers,
bowdenkabels, lagers etc. richten. Een minimale afstand van 60 cm tussen de sproeier van de hogedrukreiniger en de component
aanhouden. Een te hoge druk kan storingen veroorzaken of deze onderdelen vernietigen.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Info
De motorfiets regelmatig reinigen. Daardoor blijven de waarde en het uiterlijk voor een lange tijd behouden.
Voorkomen dat de motorfiets tijdens het reinigen wordt blootgesteld aan directe zonnestralen.
401061-01
Uitlaatsysteem afsluiten, om het indringen van water te voorkomen.
Grove vervuiling eerst met een zachte waterstraal verwijderen.
Sterk vervuilde plekken met een in de handel verkrijgbare motorfietsreiniger inspui-
ten en daarna behandelen met een kwastje.
Motorfietsreiniger ( pag. 107)
Info
Warm water met een in de handel verkrijgbare motorfietsreiniger en een
zachte spons gebruiken.
Motorfietsreiniger nooit op het droge voertuig aanbrengen, altijd eerst met
water afspoelen.
Nadat de motorfiets grondig met een zachte waterstraal is afgespoeld moet hij goed
worden gedroogd.
Afsluiting van het uitlaatsysteem verwijderen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door nat of vervuild rem-
systeem.
Vervuild of nat remsysteem voorzichtig schoon- resp. droogremmen.
Na de reiniging een kort stuk rijden, totdat de motor de rijtemperatuur heeft
bereikt.
Info
Door de warmte verdampt het water ook op de niet toegankelijke plaatsen
van de motor en het remsysteem.
Beschermkappen van de stuurarmaturen terugschuiven, zodat het ingedrongen
water kan verdampen.
Na het afkoelen van de motorfiets alle glij- en lagerpunten smeren.
Ketting reinigen. ( pag. 57)
Blank metalen onderdelen (met uitzondering van de remschijven en het uitlaatsys-
teem) met antiroestmiddel behandelen.
Conserveringsmiddel voor lakken, metaal en rubber ( pag. 107)
Alle kunststof onderdelen en geëloxeerde onderdelen behandelen met een mild
reinigings- en verzorgingsmiddel.
Speciale reiniger voor glanzende en matte lakken, metaal- en kunststofvlakken
( pag. 107)
19 STALLING 93
19.1 Stalling
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Erop letten dat brandstof niet in aanraking komt met de huid, ogen en kleding. Adem brandstofdampen niet in. Bij contact
met de ogen meteen met water spoelen en een arts raadplegen. Verontreinigde huid meteen reinigen met water en zeep.
Als brandstof is ingeslikt meteen een arts raadplegen. Met brandstof verontreinigde kleding wisselen. Brandstof volgens de
voorschriften bewaren in een jerrycan en uit de buurt van kinderen houden.
Info
Als u de motorfiets voor langere tijd niet wilt gebruiken moet u volgende maatregelen nemen of laten nemen.
Voordat u de motorfiets gaat stallen controleren of alle onderdelen goed werken en of ze niet zijn versleten. Als er servicewerk-
zaamheden, reparaties of wijzigingen nodig zijn kunt u dat het beste doen tijdens de overwintering (minder drukte bij de gara-
ges). Zo voorkomt u lange wachttijden bij aanvang van het seizoen.
401058-01
Bij het laatste tanken voor het stilleggen van de motorfiets, brandstofadditief bij-
mengen.
Brandstofadditief ( pag. 107)
Brandstof tanken. ( pag. 25)
Motorfiets reinigen. ( pag. 92)
Motorolie verversen, oliefilter vervangen en oliezeven reinigen. ( pag. 89)
Antivries en koelmiddelpeil controleren. ( pag. 81)
Bandenspanning controleren. ( pag. 76)
Accu demonteren. ( pag. 77)
Accu opladen. ( pag. 78)
Voorgeschreven waarde
Opslagtemperatuur van de accu zonder
directe blootstelling aan zonnestralen
0… 35 °C
Voertuig op een droge plaats stallen, waar hij niet blootstaat aan grote temperatuur-
schommelingen.
Info
KTM adviseert de motorfiets op te krikken.
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 39)
Voertuig afdekken met een luchtdoorlatend zeil of een deken.
Info
In geen geval mogen hiervoor luchtdichte materialen worden gebruikt,
omdat er dan geen vocht kan ontsnappen en er corrosie ontstaat.
Het is zeer slecht de motor van een gestalde motorfiets voor korte tijd te
laten draaien. Aangezien de motor daarbij niet voldoende warm wordt, con-
denseert de waterdamp die bij de verbranding ontstaat en leidt ertoe dat de
kleppen en uitlaat gaan roesten.
19.2 Inbedrijfname na stalling
401059-01
Accu monteren. ( pag. 77)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 39)
Voor iedere inbedrijfname controle- en onderhoudswerkzaamheden uitvoeren.
( pag. 22)
Proefrit maken.
20 FOUTEN OPSPOREN 94
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
Motor draait bij het indrukken van de
e-starterknop niet door
Bedieningsfouten Werkstappen voor het starten uitvoeren.
( pag. 22)
Accu leeg Accu opladen. ( pag. 78)
Laadspanning controleren.
Ruststroom controleren.
Statorwikkeling van dynamo controleren.
Hoofdzekering doorgesmolten Hoofdzekering vervangen. ( pag. 80)
Startrelais defect Startrelais controleren.
Startmotor defect Startmotor controleren.
Motor draait door, maar springt niet
aan
Steekverbinding van de brandstoflei-
ding niet verbonden
Steekverbinding van de brandstofleiding verbin-
den.
Brandstofzeef in de brandstofslang-
verbinding verstopt
Brandstofzeef vervangen. ( pag. 88)
Stationaire toerental verkeerd inge-
steld
Stationair toerental instellen. ( pag. 85)
Bougie verzopen of nat Bougie reinigen en drogen, indien nodig ver-
vangen.
Elektrodenafstand van de bougie te
groot
Elektrodenafstand instellen.
Voorgeschreven waarde
Elektrodenafstand bougie
0,8 mm
Kortsluitkabel in de kabelboom
geschuurd, stopknop defect
Kabelboom controleren. (visuele controle)
Elektrisch systeem controleren.
Fout in brandstof-inspuitsysteem Foutengeheugen met KTM-diagnosetool uitle-
zen.
Motor start niet Fout in brandstof-inspuitsysteem Foutengeheugen met KTM-diagnosetool uitle-
zen.
Motor heeft te weinig vermogen Luchtfilter sterk vervuild Luchtfilter en luchtfilterbak reinigen.
( pag. 52)
Brandstoffilter sterk vervuild Brandstoffilter vervangen.
Fout in brandstof-inspuitsysteem Foutengeheugen met KTM-diagnosetool uitle-
zen.
Uitlaatsysteem lekt, is vervormd of
heeft te weinig glasvezelvulling in de
einddemper
Controleren of het uitlaatsysteem beschadigd
is.
Glasvezelvulling van einddemper vervangen.
( pag. 54)
Te weinig klepspeling Klepspeling instellen.
Motor slaat tijdens het rijden af Te weinig brandstof Brandstof tanken. ( pag. 25)
Motor wordt overmatig heet Te weinig koelmiddel in koelsysteem Koelsysteem controleren op lekkage.
Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 81)
Te weinig rijwind Motor afzetten als hij stilstaat.
Radiateurlamellen sterk vervuild Radiateurlamellen reinigen.
Schuimvorming in het koelsysteem Koelmiddel aftappen. ( pag. 82)
Koelmiddel vullen. ( pag. 82)
Radiateurslang geknikt Radiateurslang vervangen.
FI waarschuwingslampje (MIL) brandt
of knippert
Fout in brandstof-inspuitsysteem Motorfiets stoppen en met behulp van de knip-
percode het defecte onderdeel identificeren.
Kabels op beschadiging en de elektrische
steekverbindingen op roestvorming en
beschadiging controleren.
Foutengeheugen met KTM-diagnosetool uitle-
zen.
Hoog olieverbruik Slang van de motorontluchting
geknikt
Ontluchtingsslang knikvrij leggen en indien
nodig vervangen.
Motoroliepeil te hoog Motoroliepeil controleren. ( pag. 88)
20 FOUTEN OPSPOREN 95
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
Hoog olieverbruik Vloeibaarheid motorolie te dun (visco-
siteit)
Motorolie verversen, oliefilter vervangen en olie-
zeven reinigen. ( pag. 89)
Zuigers resp. cilinders versleten Zuiger/cilinder - inbouwspeling bepalen.
Accu leeg Accu wordt niet opgeladen Laadspanning controleren.
Statorwikkeling van dynamo controleren.
Ongewilde stroomverbruikers Ruststroom controleren.
21 KNIPPERCODE 96
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
02 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 2x kort
Voorwaarde voor fout Impulsgever - storing in schakelcircuit
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
06 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 6x kort
Voorwaarde voor fout Regelklepsensor circuit A - ingangsignaal te laag
Regelklepsensor circuit A - ingangsignaal te hoog
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
09 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 9x kort
Voorwaarde voor fout Druksensor inlaatluchtbuis cilinder 1 - ingangsignaal te laag
Druksensor inlaatluchtbuis cilinder 1 - ingangsignaal te hoog
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
12 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 1x lang, 2x kort
Voorwaarde voor fout Temperatuursensor koelmiddel - ingangsignaal te laag
Temperatuursensor koelmiddel - ingangsignaal te hoog
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
13 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 1x lang, 3x kort
Voorwaarde voor fout Temperatuursensor aanzuiglucht - ingangsignaal te laag
Temperatuursensor aanzuiglucht - ingangsignaal te hoog
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
15 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 1x lang, 5x kort
Voorwaarde voor fout Hellingshoeksensor (A/D type) - ingangsignaal te laag
Hellingshoeksensor (A/D type) - ingangsignaal te hoog
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
21 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 2x lang, 1x kort
Voorwaarde voor fout Accuspanning-ingangsspanning te hoog
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
22 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 2x lang, 2x kort
Voorwaarde voor fout Versnellingsherkenningssensor - ingangsspanning te hoog
Versnellingsherkenningssensor - ingangsspanning te laag
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
33 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 3x lang, 3x kort
Voorwaarde voor fout Inspuitklep cilinder 1 - storing in schakelcircuit
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
37 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 3x lang, 7x kort
Voorwaarde voor fout Bobine 1, cilinder 1 - fout in schakelcircuit
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
41 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 4x lang, 1x kort
Voorwaarde voor fout Brandstofpompregeling - onderbreking/kortsluiting met massa
Brandstofpompregeling - ingangsignaal te laag
22 TECHNISCHE GEGEVENS 97
22.1 Motor
Bouwwijze 1-cilinder 4-takt benzinemotor, vloeistofgekoeld
Cilinderinhoud 449,9 cm³
Slag 63,4 mm
Boorgat 95 mm
Compressie 12,75:1
Stationair toerental 2.250… 2.350 1/min
Distributie OHC, 4 kleppen door tuimelaar aangestuurd
Klepdiameter inlaat 40 mm
Klepdiameter uitlaat 33 mm
Klepspeling
Inlaat bij: 20 °C 0,10… 0,15 mm
Uitlaat bij: 20 °C 0,12… 0,17 mm
Krukaslagers 2 groefkogellagers
Drijfstanglager Glijlager
Zuigerboutlager geen lagerbus zuigerpen met DLC coating
Zuigers Lichtmetaal gesmeed
Zuigerveren 1 compressiering, 1 olieschraapveer
Motorsmering Drukcirculatiesmering met 2 Eaton-pompen
Primaire overbrenging 31:76
Koppeling Meerplaatskoppeling in oliebad, hydraulisch bediend
Versnelling (SXF EU) 4 versnellingen met klauwschakeling
Versnelling (SXF US, XCF US) 5-versnellingen klauwgeschakeld
Overbrengingsverhouding (SXF EU)
1e versnelling 16:32
2e versnelling 18:30
3e versnelling 20:28
4e versnelling 22:26
Overbrengingsverhouding (SXF US, XCF US)
1e versnelling 16:32
2e versnelling 18:30
3e versnelling 20:28
4e versnelling 22:26
5e versnelling 24:24
Dynamo 12 V, 75 W
Ontstekingssysteem Contactvrij aangestuurd volledig elektronisch ontstekingssysteem
met digitale ontstekingsvertraging
Bougie NGK LMAR9AI
Elektrodenafstand bougie 0,8 mm
Radiateur Vloeistofkoeling, permanente circulatie van het koelmiddel door
waterpomp
Starthulp E-starter
22 TECHNISCHE GEGEVENS 98
22.2 Aanhaalmomenten motor
Schroef olievernevelaar voor zuigerkoe-
ling
M4 2 Nm Loctite
®
243™
Olievernevelaar voor tuimelaarsmering M5 2 Nm Loctite
®
243™
Olievernevelaar voor zuigerkoeling M5 2 Nm Loctite
®
243™
Olievernevelaars voor koppelingsmering M5 2 Nm Loctite
®
243™
Schroef impulsgever M5 6 Nm Loctite
®
243™
Schroef lagerborging M5 6 Nm Loctite
®
2701™
Schroef stator M5 6 Nm Loctite
®
648™
Schroef vastzethendel M5 6 Nm Loctite
®
243™
Schroef veerschotel koppeling M5 6 Nm
Schroef versnellingssensor M5 5 Nm Loctite
®
243™
Schroef zuigpompdeksel M5 6 Nm Loctite
®
243™
Moer waterpompwiel M6 8 Nm Loctite
®
243™
Schroef cilinderkop M6 10 Nm
Schroef distributiekettinggeleider M6 10 Nm Loctite
®
243™
Schroef distributiekettingspanner M6 10 Nm
Schroef drukpompdeksel M6 10 Nm Loctite
®
243™
Schroef dynamodeksel M6 10 Nm
Schroef geleider distributieketting-
spanner
M6 10 Nm Loctite
®
243™
Schroef houderplaat nokkenas M6 10 Nm Loctite
®
243™
Schroef klepdeksel M6 10 Nm
Schroef koppelingsdeksel M6 10 Nm
Schroef lagerbout koppelbegrenzer M6 10 Nm Loctite
®
243™
Schroef motorhuis M6 10 Nm
Schroef oliefilterdop M6 10 Nm
Schroef startmotor M6 10 Nm
Schroef uitlaatflens M6 10 Nm Loctite
®
243™
Schroef uitvalbeveiliging distributieket-
ting
M6 10 Nm Loctite
®
243™
Schroef versnellingshendel M6 14 Nm Loctite
®
243™
Schroef versnellingsvastzetting M6 10 Nm Loctite
®
243™
Schroef waterpompdeksel M6 10 Nm
Olievernevelaar voor
drijfstanglagersmering
M6x0,75 4 Nm Loctite
®
243™
Schroef tuimelaarlager M7 15 Nm
Sluitschroef oliekanaal M7 9 Nm Loctite
®
243™
Sluitschroef distributiekettingspanner M8 8 Nm
Sluitschroef krukasbevestiging M8 10 Nm
Schroef ketting-aandrijfwiel M10 60 Nm Loctite
®
2701™
Sluitschroef oliekanaal M10 15 Nm Loctite
®
243™
Bougie M10x1 10… 12 Nm
Afsluitschroef tuimelaaras M10x1,25 10 Nm
Schroef cilinderkop M10x1,25 1e niveau
10 Nm
2e niveau
30 Nm
3e niveau
50 Nm
Geolied met motorolie
Temperatuursensor koelmiddel M10x1,25 12 Nm
Moer rotor M12x1 60 Nm Schroefdraad met motorolie
ingesmeerd / conus ingevet
Olieaftapschroef met magneet M12x1,5 20 Nm
22 TECHNISCHE GEGEVENS 99
Sluitschroef oliedrukregelklep M12x1,5 20 Nm
Moer koppelingmeenemer M18x1,5 80 Nm
Moer primair tandwiel M20LHx1,5 100 Nm Loctite
®
243™
Sluitschroef oliezeef M20x1,5 15 Nm
22.3 Vulhoeveelheden
22.3.1 Motorolie
Motorolie 1,30 l Motorolie (SAE 10W/50) ( pag. 105)
22.3.2 Koelmiddel
Koelmiddel 1,20 l Koelmiddel ( pag. 105)
22.3.3 Brandstof
Brandstoftankvolume totaal ca.
(Alle SXF-modellen)
7,5 l Brandstof super loodvrij (ROZ 95) ( pag. 105)
Brandstoftankvolume totaal ca.
(XCF US)
8,5 l Brandstof super loodvrij (ROZ 95) ( pag. 105)
22.4 Chassis
Frame Brugframe van chroommolybdeen stalen buizen
Voorvork (SXF EU) WP Performance Systems Up Side Down AER 48
Voorvork (SXF US, XCF US) WP Performance Systems Up Side Down 4860 MXMA 4CS
Veerweg (SXF EU)
Voor 310 mm
Achter 300 mm
Veerweg (SXF US, XCF US)
Voor 300 mm
Achter 300 mm
Vorksprong 22 mm
Schokdemper (SXF EU) WP Performance Systems 5018 BAVP DCC
Schokdemper (SXF US) WP Performance Systems 5018 DCC
Schokdemper (XCF US) WP Performance Systems 5018 BAVP DCC
Remsysteem Schijfremmen, remklauwen vlottend gelagerd
Remschijven - diameter
voor 260 mm
achter 220 mm
Remschijven - slijtagegrens
voor 2,5 mm
achter 3,5 mm
Bandenspanning terrein
voor 1,0 bar
achter 1,0 bar
Secundaire overbrenging 13:48
Ketting 5/8 x 1/4"
Leverbare kettingwielen 38, 40, 42, 45, 48, 49, 50, 51, 52
Balhoofdhoek 63,9°
Wielstand 1.485±10 mm
Bodemvrijheid onbelast 370 mm
Zadelhoogte onbelast 960 mm
Gewicht zonder brandstof ca. (SXF EU) 100,4 kg
Gewicht zonder brandstof ca. (SXF US) 101,9 kg
22 TECHNISCHE GEGEVENS 100
Gewicht zonder brandstof ca. (XCF US) 102,9 kg
Maximale asbelasting voor 145 kg
Maximale asbelasting achter 190 kg
Maximaal toegestaan totaalgewicht 335 kg
22.5 Elektronica
Accu C22S Lithium-ionaccu
Accuspanning: 12 V
Nominale capaciteit: 2,2 Ah
Onderhoudsvrij
Accu (XCF US) HJTZ5S-FP Lithium-ionaccu
Accuspanning: 12 V
Nominale capaciteit: 2,0 Ah
Onderhoudsvrij
Zekering 58011109110 10 A
FI waarschuwingslampje LED
Overige controlelampjes (XCF US) W2,3W / sokkel W2x4,6d 12 V
2,3 W
22.6 Banden
Geldigheid Band voor Band achter
(SXF EU) 80/100 - 21 M/C 51M TT
Dunlop GEOMAX MX 32 F
110/80 - 19 62M TT
Dunlop GEOMAX MX 32
(SXF US) 80/100 - 21 M/C 51M TT
Dunlop GEOMAX MX 32 F
120/80 - 19 62M TT
Dunlop GEOMAX MX 32
(XCF US) 90/90 - 21 54M TT
Dunlop GEOMAX AT81F
110/100 - 18 64M TT
Dunlop GEOMAX AT81
Meer informatie vindt u in het servicegedeelte onder:
http://www.ktm.com
22.7 Voorvork
22.7.1 SXF EU
Artikelnummer voorvork 34.18.8P.09
Voorvork WP Performance Systems Up Side Down AER 48
Ingaande demping
Comfort 20 klikken
Standaard 17 klikken
Sport 12 klikken
Uitgaande demping
Comfort 20 klikken
Standaard 17 klikken
Sport 12 klikken
Luchtdruk 10,8 bar
Vorklengte 950 mm
Hoeveelheid olie buitenwerk
rechts
200
+40
20
ml Vorkpootolie (SAE 4) (48601166S1) ( pag. 106)
Hoeveelheid olie buitenwerk
links
200
+40
20
ml Vorkpootolie (SAE 4) (48601166S1) ( pag. 106)
Oliehoeveelheid cartridge
rechts
380 ml Vorkpootolie (SAE 4) (48601166S1) ( pag. 106)
Vethoeveelheid cartridge links 11 ml Multipurpose-vet (00062010051) ( pag. 105)
22 TECHNISCHE GEGEVENS 101
22.7.2 SXF US
Artikelnummer voorvork 24.18.7P.59
Voorvork WP Performance Systems Up Side Down 4860 MXMA 4CS
Ingaande demping
Comfort 17 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 13 klikken
Uitgaande demping
Comfort 17 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 13 klikken
Veerlengte met voorspanbus(sen) 477 mm
Veerconstante
Gewicht bestuurder: 65… 75 kg 4,6 N/mm
Gewicht bestuurder: 75… 85 kg 4,8 N/mm
Gewicht bestuurder: 85… 95 kg 5,0 N/mm
Vorklengte 940 mm
Oliehoeveelheid per vorkpoot 670 ml Vorkpootolie (SAE 4) (48601166S1) ( pag. 106)
22.7.3 XCF US
Artikelnummer voorvork 24.18.7P.79
Voorvork WP Performance Systems Up Side Down 4860 MXMA 4CS
Ingaande demping
Comfort 17 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 13 klikken
Uitgaande demping
Comfort 17 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 13 klikken
Veerlengte met voorspanbus(sen) 477 mm
Veerconstante
Gewicht bestuurder: 65… 75 kg 4,6 N/mm
Gewicht bestuurder: 75… 85 kg 4,8 N/mm
Gewicht bestuurder: 85… 95 kg 5,0 N/mm
Vorklengte 940 mm
Oliehoeveelheid per vorkpoot 670 ml Vorkpootolie (SAE 4) (48601166S1) ( pag. 106)
22.8 Schokdemper
22.8.1 SXF EU
Artikelnummer schokdemper 18.18.7P.09
Schokdemper WP Performance Systems 5018 BAVP DCC
Ingaande demping low speed
Comfort 17 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 13 klikken
Ingaande demping high speed
Comfort 2,5 omw
Standaard 2 omw
Sport 1,5 omw
22 TECHNISCHE GEGEVENS 102
Uitgaande demping
Comfort 17 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 13 klikken
Veervoorspanning 5 mm
Veerconstante
Gewicht bestuurder: 65… 75 kg 45 N/mm
Gewicht bestuurder: 75… 85 kg 48 N/mm
Gewicht bestuurder: 85… 95 kg 51 N/mm
Veerlengte
Gewicht bestuurder: 65… 75 kg 247 N/mm
Gewicht bestuurder: 75… 85 kg 247 N/mm
Gewicht bestuurder: 85… 95 kg 252 N/mm
Gasdruk 10 bar
Statische veerweg 38 mm
Dynamische veerweg 110 mm
Inbouwlengte 477 mm
Stootdemperolie Stootdemperolie (SAE 2,5) (50180751S1) ( pag. 106)
22.8.2 SXF US
Artikelnummer schokdemper 18.18.7P.59
Schokdemper WP Performance Systems 5018 DCC
Ingaande demping low speed
Comfort 17 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 13 klikken
Ingaande demping high speed
Comfort 2,5 omw
Standaard 2 omw
Sport 1,5 omw
Uitgaande demping
Comfort 17 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 13 klikken
Veervoorspanning 7 mm
Veerconstante
Gewicht bestuurder: 65… 75 kg 45 N/mm
Gewicht bestuurder: 75… 85 kg 48 N/mm
Gewicht bestuurder: 85… 95 kg 51 N/mm
Veerlengte
Gewicht bestuurder: 65… 75 kg 247 mm
Gewicht bestuurder: 75… 85 kg 247 mm
Gewicht bestuurder: 85… 95 kg 252 mm
Gasdruk 10 bar
Statische veerweg 40 mm
Dynamische veerweg 110 mm
Inbouwlengte 477 mm
Stootdemperolie Stootdemperolie (SAE 2,5) (50180751S1) ( pag. 106)
22.8.3 XCF US
Artikelnummer schokdemper 18.18.7P.79
22 TECHNISCHE GEGEVENS 103
Schokdemper WP Performance Systems 5018 BAVP DCC
Ingaande demping low speed
Comfort 17 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 13 klikken
Ingaande demping high speed
Comfort 2,5 omw
Standaard 2 omw
Sport 1,5 omw
Uitgaande demping
Comfort 17 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 13 klikken
Veervoorspanning 7 mm
Veerconstante
Gewicht bestuurder: 65… 75 kg 45 N/mm
Gewicht bestuurder: 75… 85 kg 48 N/mm
Gewicht bestuurder: 85… 95 kg 51 N/mm
Veerlengte
Gewicht bestuurder: 65… 75 kg 245 N/mm
Gewicht bestuurder: 75… 85 kg 247 N/mm
Gewicht bestuurder: 85… 95 kg 252 N/mm
Gasdruk 10 bar
Statische veerweg 40 mm
Dynamische veerweg 110 mm
Inbouwlengte 477 mm
Stootdemperolie Stootdemperolie (SAE 2,5) (50180751S1) ( pag. 106)
22.9 Aanhaalmomenten chassis
Schroef drukregelaar EJOT PT
®
K60x25Z 3 Nm
Schroef luchtfilterbakafdekking EJOT PT
®
K60x20-Z 3 Nm
Schroef temperatuursensor inlaatlucht EJOT DELTA PT
®
45x12Z 0,7 Nm
Schroef vaste handgreep stuur links M4 5 Nm Loctite
®
243™
Spaaknippel achterwiel M4,5 6 Nm
Spaaknippel voorwiel M4,5 6 Nm
Overige moeren chassis M5 5 Nm
Overige schroeven chassis M5 5 Nm
Schroef accupool M5 2,5 Nm
Schroef stelring schokdemper M5 5 Nm
Moer kabel aan startmotor M6 4 Nm
Overige moeren chassis M6 10 Nm
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
Schroef bovenste glijblok M6 6 Nm Loctite
®
243™
Schroef gashendel M6 5 Nm
Schroef kogelgewricht drukstang aan
rempedaalcilinder
M6 10 Nm Loctite
®
243™
Schroef remschijf achter M6 14 Nm Loctite
®
243™
Schroef remschijf voor M6 14 Nm Loctite
®
243™
Brandstofaansluiting op brandstoftank M8 10 Nm
Moer bandenhouder M8 12 Nm
Moer kettingwielschroef M8 35 Nm Loctite
®
2701™
Moer rempedaalbevestiging M8 20 Nm
22 TECHNISCHE GEGEVENS 104
Overige moeren chassis M8 25 Nm
Overige schroeven chassis M8 25 Nm
Schroef asopname M8 15 Nm
Schroef bochtstuk op cilinderkopsteun M8 25 Nm
Schroef bovenste kroonplaat M8 17 Nm
Schroef framearm M8 35 Nm Loctite
®
2701™
Schroef motorsteunen M8 25 Nm Loctite
®
2701™
Schroef onderste glijblok M8 15 Nm
Schroef onderste kroonplaat M8 12 Nm
Schroef remklauw voor M8 25 Nm Loctite
®
243™
Schroef stuurplaat M8 20 Nm
Schroef vorkbuis boven M8 20 Nm Loctite
®
243™
Schroef zijstandaardbevestiging
(XCF US)
M8 35 Nm Loctite
®
2701™
Motordraagschroef M10 60 Nm
Overige moeren chassis M10 45 Nm
Overige schroeven chassis M10 45 Nm
Schroef schokdemper boven M10 60 Nm Loctite
®
2701™
Schroef schokdemper onder M10 60 Nm Loctite
®
2701™
Schroef stuuradapter M10 40 Nm Loctite
®
243™
Moer brandstofpomp M12 15 Nm
Moer frame aan verbindingshendel M14x1,5 80 Nm
Moer haakse hendel aan achterbrug M14x1,5 80 Nm
Moer verbindingshendel aan haakse
hendel
M14x1,5 80 Nm
Moer achterbrugbout M16x1,5 100 Nm
Schroef balhoofd boven M20x1,5 12 Nm
Schroef steekas voor M20x1,5 35 Nm
Schroefkoppelingen koelsysteem M20x1,5 12 Nm Loctite
®
243™
Moer steekas achter M25x1,5 80 Nm
23 GEBRUIKSSTOFFEN 105
Brandstof super loodvrij (ROZ 95)
Norm / classificatie
DIN EN 228 (ROZ 95)
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend loodvrije superbenzine die voldoet aan de aangegeven norm of van dezelfde kwaliteit is.
Een aandeel van maximaal 10 % ethanol (E10 brandstof) kan daarbij zonder bezwaar worden gebruikt.
Info
Gebruik geen brandstof van methanol (bijv. M15, M85, M100) of met een aandeel van meer dan 10 % ethanol (bijv. E15,
E25, E85, E100).
Koelmiddel
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend hoogwaardig koelmiddel met antiroestmiddel voor aluminiummotoren (ook in landen met hoge temperaturen).
Minderwaardig antivries kan leiden tot roestvorming en schuimvorming.
Mengverhouding
Antivries: 25… 45 °C antiroest/antivries
gedestilleerd water
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
COOLANT M3.0
Motorolie (SAE 10W/50)
Norm / classificatie
JASO T903 MA ( pag. 108)
SAE ( pag. 108) (SAE 10W/50)
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend motorolie die voldoet aan de aangegeven normen (zie informatie op de verpakking) en de juiste eigenschappen
heeft.
Volledig synthetische motorolie
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Cross Power 4T
Multipurpose-vet (00062010051)
Aanbevolen leverancier
Klüber Lubrication
®
CENTOPLEX 2 EP
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1
Norm / classificatie
DOT
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend remvloeistof die voldoet aan de aangegeven norm (zie informatie op de verpakking) en de juiste eigenschappen
heeft.
Aanbevolen leverancier
Castrol
RESPONSE BRAKE FLUID SUPER DOT 4
Motorex
®
Brake Fluid DOT 5.1
23 GEBRUIKSSTOFFEN 106
Stootdemperolie (SAE 2,5) (50180751S1)
Norm / classificatie
SAE ( pag. 108) (SAE 2,5)
Voorgeschreven waarde
Alleen oliesoorten gebruiken die voldoen aan de aangegeven normen (zie gegevens op de verpakking) en over de geschikte eigen-
schappen beschikken.
Vorkpootolie (SAE 4) (48601166S1)
Norm / classificatie
SAE ( pag. 108) (SAE 4)
Voorgeschreven waarde
Gebruik alleen olie die voldoet aan de aangegeven normen (zie gegevens op verpakking) en de juiste eigenschappen heeft.
24 HULPSTOFFEN 107
Brandstofadditief
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Fuel Stabilizer
Conserveringsmiddel voor lakken, metaal en rubber
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Moto Protect
Duurzaam vet
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Bike Grease 2000
Kettingreinigingsmiddel
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Chain Clean
Kettingspray offroad
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Chainlube Offroad
Motorfietsreiniger
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Moto Clean
Olie voor luchtfilters van schuimstof
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Racing Bio Liquid Power
Reinigingsmiddel voor luchtfilter
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Racing Bio Dirt Remover
Smeervet met hoge viscositeit
Aanbevolen leverancier
SKF
®
LGHB 2
Speciale reiniger voor glanzende en matte lakken, metaal- en kunststofvlakken
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Quick Cleaner
Universele oliespray
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Joker 440 Synthetic
25 NORMEN 108
JASO T903 MA
Door verschillende technische ontwikkelingsrichtingen is een eigen specificatie voor 4-takt motorfietsen nodig - de JASO T903 MA
norm. Vroeger werd voor 4-takt motorfietsen motorolie voor auto's gebruikt omdat er geen eigen motorfietsspecificatie was. Voor
motoren van auto's zijn lange service-intervallen vereist, bij motoren van motorfietsen staat een hoog vermogensrendement bij hoge
toerentallen op de voorgrond. Bij de meeste motoren voor motorfietsen worden ook de versnelling en de koppeling met dezelfde olie
gesmeerd. De JASO MA norm voldoet aan deze speciale vereisten.
SAE
De SAE-viscositeitsklassen zijn vastgelegd door de Society of Automotive Engineers voor de indeling van oliën op basis van hun visco-
siteit. De viscositeit beschrijft slechts een van de eigenschappen van olie en zegt niets over de kwaliteit.
26 LIJST MET AFKORTINGEN 109
Artikelnr. Artikelnummer
bijv. bijvoorbeeld
ca. circa
e.d. en dergelijke
enz. enzovoort
etc. et cetera
evt. eventueel
evt. eventueel
Nr. Nummer
o.a. onder andere
resp. respectievelijk
vgl. vergelijk
INDEX 110
INDEX
A
Accu
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 77
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 77
opladen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 78
startvermogen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 19
Achterbrug
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 61
Achterwiel
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 74
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 74
Afbeelding voertuig
linksvoor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9
rechtsachter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10
Afbeeldingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
Antivries
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 81
B
Balhoofdlager
smeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 46
Bandenspanning
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 76
Basisinstelling chassis
voor bestuurdersgewicht controleren . . . . . . . . . . . . . . 29
Bedieningshandleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7
Beoogd gebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5
Beschermende kleding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6
Brandstoftank
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 54
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 56
Brandstofzeef
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 88
D
Dynamische veerweg
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 34
E
Eigenschappen van de gasrespons
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 85
Einddemper
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 53
glasvezelvulling vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 54
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 54
E-starterknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12
F
Fouten opsporen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 94-95
Frame
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 60
Framenummer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11
G
Garantie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
Gashendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12
Gaskabellegging
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 61
Gaskabelspeling
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 84
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 84
Gebruiksdefinitie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5
H
Hoofdzekering
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 80
Hulpstoffen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
I
Inbedrijfname
aanwijzingen voor eerste inbedrijfname . . . . . . . . . . . . 18
controle en onderhoud voor iedere inbedrijfname . . . . . 22
na stalling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 93
Ingaande demping
van voorvork instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 35
Ingaande demping high speed
van de schokdemper instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . 30
Ingaande demping low speed
van de schokdemper instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . 30
K
Ketting
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 59
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 57
Ketting-aandrijfwiel
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 59
Kettinggeleiding
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 59
Kettingspanning
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 57
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 58
Kettingwiel
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 59
Klantenservice . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
Knippercode . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 96
Koelmiddel
aftappen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 82
vullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 82
Koelmiddelpeil
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 81
Koelsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 81
Koppeling
vloeistof verversen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 62
vloeistofpeil controleren/corrigeren . . . . . . . . . . . . . . . 62
Koppelingshendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 62
Koude-startknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15
L
Launch Control . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13
activeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 23
Luchtfilter
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 51
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 52
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 52
INDEX 111
Luchtfilterbak
afdichten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 53
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 52
Luchtfilterbakafdekking
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 51
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 51
vastzetten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 53
Luchtvering AER 48 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 29
M
MapSelect Schakelaar
voor de basisinstelling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13
voor rijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13
Milieu . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6
Motor
inrijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 19
Motorfiets
met hefbok opkrikken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 39
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 92
van hefbok nemen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 39
Motornummer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11
Motorolie
bijvullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 91
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 89
Motoroliepeil
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 88
O
Oliefilter
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 89
Oliezeven
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 89
Onderste kroonplaat
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 42
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 43
Overzicht controlelampjes . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13
P
Plug-in standaard . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16
R
Regelschroef stationair toerental . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15
Remhendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 64
vrije slag controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 64
Rempedaal . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 68
vrije slag controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 68
Remplaketten
van achterwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . 70
van achterwielrem vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 71
van voorwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 66
van voorwielrem vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 66
Remschijven
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 64
Remvloeistof
van achterwielrem bijvullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 69
van voorwielrem bijvullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 65
Remvloeistofpeil
van achterwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . 69
van voorwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 65
Reserveonderdelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
Rubberen stuurcovers
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 61
S
Schokdemper
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 47
dynamische veerweg controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . 33
ingaande demping algemeen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 30
ingaande demping high speed instellen . . . . . . . . . . . . 30
ingaande demping low speed instellen . . . . . . . . . . . . . 30
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 49
statische veerweg controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 32
uitgaande demping instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 31
veervoorspanning instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 33
Service . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
Serviceschema . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27-28
Spaakspanning
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 76
Spatbord vooraan
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 46
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 47
Speling balhoofdlager
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 45
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 45
Stalling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 93
Starten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22
Startnummerbord
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 46
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 46
Startvermogen van lithium-ion-accu's bij lage temperaturen . . . 19
Stationair toerental
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 85
Stopknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12
Stuurstand . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 37
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 37
T
Tankdop
openen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14
sluiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14
Tanken
brandstof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25
Technische gegevens
aanhaalmomenten chassis . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 103
aanhaalmomenten motor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 98
banden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 100
chassis . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 99
elektronica . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 100
motor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 97
schokdemper . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 101
voorvork . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 100
vulhoeveelheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 99
Toebehoren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
INDEX 112
Toestand van de banden
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 75
Transport . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25
Typeplaatje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11
U
Uitgaande demping
schokdemper instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 31
van de voorvork instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 36
V
Veilig gebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6
Verbruiksstoffen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
Versnellingshendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16
uitgangspositie controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 86
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 87
Voorvorkprotector
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 41
Voorwiel
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 73
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 73
Vorkpoten
basisinstelling controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 34
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 41
ingaande demping instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 35
luchtdruk instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 35
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 41
ontluchten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 39
uitgaande demping instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 36
vuilschrapers reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 40
Vulhoeveelheid
brandstof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25, 99
koelmiddel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 83, 99
motorolie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 91, 99
W
Werkinstructies . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6
Z
Zadel
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 50
verwijderen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 50
Zekering
hoofdzekering vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 80
Zijstandaard . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16
Zwaardere gebruiksomstandigheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . 19
droog zand . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20
hoge temperatuur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21
lage temperatuur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21
langzaam rijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21
modderig circuit . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21
nat circuit . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21
nat zand . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20
sneeuw . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21
*3213333nl*
3213333nl
07/2015
KTM Sportmotorcycle GmbH
5230 Mattighofen/Oostenrijk
http://www.ktm.com
Foto: Mitterbauer/KTM
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115

KTM 450 XC-F 2016 de handleiding

Type
de handleiding
Deze handleiding is ook geschikt voor