BEDIENINGSHANDLEIDING 2013
450 SX‑F EU
450 SX‑F EU FACTORY EDITION
450 SX‑F USA
450 SX‑F USA FACTORY EDITION
450 XC‑F USA
Artikelnr. 3211931nl
BESTE KTM KLANT 1
BESTE KTM KLANT
We wensen u veel geluk met uw keuze voor een KTM motorfiets. U bent nu in het bezit van een moderne sportieve motorfiets en we
zijn er zeker van dat u er veel plezier mee zult beleven, mits u de motorfiets goed onderhoudt.
We wensen u veel rijplezier!
Hieronder het serienummer van uw voertuig invullen.
Framenummer ( pag. 11) Stempel dealer
Motornummer ( pag. 11)
De bedieningshandleiding komt op het tijdstip dat deze ter perse gaat overeen met de nieuwste stand van het model. Kleine afwijkin-
gen die het resultaat zijn van een constructieve ontwikkeling kunnen echter niet worden uitgesloten.
Alle hier genoemde gegevens zijn vrijblijvend. De KTM-Sportmotorcycle AG houdt zich het recht voor technische gegevens, prijzen,
kleuren, vormen, materialen, dienst- en serviceverlening, constructies, uitrustingen en dergelijke zonder voorafgaande aankondiging en
zonder opgave van redenen te wijzigen resp. zonder vergoeding te annuleren, deze aan te passen aan de plaatselijke situatie of de pro-
ductie van een bepaald model zonder voorafgaande aankondiging te beëindigen. KTM is niet aansprakelijk voor leveringsmogelijkhe-
den, afwijkingen van afbeeldingen en beschrijvingen, drukfouten en vergissingen. De afgebeelde modellen zijn voor een deel voorzien
van speciale uitrustingen die niet standaard bij de leveringsomvang horen.
© 2012 KTM-Sportmotorcycle AG, Mattighofen Oostenrijk
Alle rechten voorbehouden
Nadruk, ook gedeeltelijk, en vermenigvuldigingen van welke aard dan ook zijn uitsluitend toegestaan met toestemming van de auteur.
ISO 9001(12 100 6061)
KTM past processen voor kwaliteitsbewaking toe, zoals bedoeld in de internationale norm voor kwaliteitsmanagement
ISO 9001, die tot een zo hoog mogelijke productkwaliteit leiden.
Afgegeven door: TÃœV Management Service
KTM-Sportmotorcycle AG
5230 Mattighofen, Oostenrijk
INHOUDSOPGAVE 2
INHOUDSOPGAVE
1 SYMBOLEN EN FORMATERINGEN................................ 4
1.1 Gebruikte pictogrammen.................................... 4
1.2 Gebruikte formatering........................................ 4
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN ....................................... 5
2.1 Gebruiksdefinitie – beoogd gebruik ..................... 5
2.2 Veiligheidsaanwijzingen..................................... 5
2.3 Gevarenniveau en pictogrammen ........................ 5
2.4 Waarschuwing voor manipulaties ........................ 5
2.5 Veilig gebruik ................................................... 6
2.6 Beschermende kleding ...................................... 6
2.7 Werkinstructies................................................. 6
2.8 Milieu.............................................................. 6
2.9 Bedieningshandleiding ...................................... 7
3 BELANGRIJKE AANWIJZINGEN .................................... 8
3.1 Garantie........................................................... 8
3.2 Verbruiksstoffen, hulpstoffen ............................. 8
3.3 Reserveonderdelen, toebehoren .......................... 8
3.4 Service ............................................................ 8
3.5 Afbeeldingen .................................................... 8
3.6 Klantenservice.................................................. 8
4 AFBEELDING VOERTUIG.............................................. 9
4.1 Afbeelding voertuig linksvoor (symbolische
weergave)......................................................... 9
4.2 Afbeelding voertuig rechtsachter
(symboolweergave) .......................................... 10
5 SERIENUMMERS....................................................... 11
5.1 Framenummer ................................................ 11
5.2 Typeplaatje .................................................... 11
5.3 Motornummer................................................. 11
5.4 Artikelnummer voorvork ................................... 11
5.5 Artikelnummer schokdemper............................ 11
6 BEDIENINGSELEMENTEN.......................................... 12
6.1 Koppelingshendel ........................................... 12
6.2 Remhendel..................................................... 12
6.3 Gashendel...................................................... 12
6.4 Stopknop ....................................................... 12
6.5 E-starterknop.................................................. 12
6.6 Map‑Select schakelaar voor basisinstelling
(SX‑F Factory Edition) ..................................... 13
6.7 Map‑Select schakelaar voor rijden (SX‑F
Factory Edition) .............................................. 13
6.8 Overzicht controlelampjes ................................ 13
6.9 Tankdop openen ............................................. 13
6.10 Tankdop sluiten .............................................. 14
6.11 Factory Start (SX‑F Factory Edition) .................. 15
6.12 Koude-startknop ............................................. 15
6.13 Regelschroef voor stationair toerental................ 16
6.14 Versnellingshendel .......................................... 16
6.15 Rempedaal..................................................... 17
6.16 Zijstandaard (XC‑F) ......................................... 17
6.17 Plug-in standaard (Alle SX‑F-modellen) ............. 17
6.18 Bedrijfsurenteller (SX‑F Factory Edition)............ 17
7 INBEDRIJFNAME....................................................... 18
7.1 Aanwijzingen voor eerste inbedrijfname............. 18
7.2 Motor inrijden................................................. 19
7.3 Voertuig voorbereiden op zwaardere
gebruiksomstandigheden ................................. 19
7.4 Voorbereidingen voor rijden op droog zand......... 20
7.5 Voorbereidingen voor rijden op nat zand ............ 20
7.6 Voorbereidingen voor rijden op nat en modderig
circuit............................................................ 21
7.7 Voorbereidingen voor rijden bij hoge
temperatuur en langzaam rijden ....................... 21
7.8 Voorbereidingen voor rijden bij lage
temperatuur of sneeuw .................................... 21
8 RIJ-INSTRUCTIES...................................................... 22
8.1 Controle en onderhoud voor iedere
inbedrijfname................................................. 22
8.2 Starten .......................................................... 22
8.3 Beginnen met rijden........................................ 23
8.4 Schakelen, rijden............................................ 23
8.5 Afremmen ...................................................... 23
8.6 Stoppen, parkeren........................................... 24
8.7 Transport ....................................................... 24
8.8 Brandstof tanken ............................................ 24
9 SERVICESCHEMA...................................................... 26
9.1 Serviceschema................................................ 26
9.2 Servicewerkzaamheden (als aanvullende
opdracht) ....................................................... 27
10 CHASSIS AFSTELLEN ................................................ 28
10.1 Basisinstelling chassis voor bestuurdersgewicht
controleren..................................................... 28
10.2 Ingaande demping schokdemper ...................... 28
10.3 Ingaande demping low speed voor
schokdemper instellen..................................... 28
10.4 Ingaande demping high speed voor
schokdemper instellen..................................... 29
10.5 Uitgaande demping schokdemper instellen........ 30
10.6 Maat achterwiel zonder belasting bepalen ......... 30
10.7 Statische veerweg schokdemper controleren ...... 31
10.8 Dynamische veerweg schokdemper
controleren..................................................... 31
10.9 Veervoorspanning schokdemper instellen x...... 31
10.10 Dynamische veerweg instellen x ..................... 32
10.11 Basisinstelling voorvork controleren .................. 33
10.12 Ingaande demping voorvork instellen ................ 33
10.13 Uitgaande demping voorvork instellen ............... 34
10.14 Stuurpositie.................................................... 34
10.15 Stuurpositie instellen x.................................. 34
10.16 Factory Start activeren (SX‑F Factory Edition) .... 35
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS ........................ 36
11.1 Motorfiets met hefbok opkrikken ...................... 36
11.2 Motorfiets van hefbok nemen ........................... 36
11.3 Vorkpoten ontluchten ...................................... 37
11.4 Vuilschrapers vorkpoten reinigen ...................... 37
11.5 Voorvorkprotector losmaken.............................. 37
11.6 Voorvorkprotector positioneren.......................... 38
11.7 Vorkpoten demonteren x................................ 38
11.8 Vorkpoten monteren x ................................... 38
11.9 Voorvorkprotector demonteren x ..................... 39
11.10 Voorvorkprotector monteren x......................... 39
11.11 Onderste kroonplaat demonteren x ................. 39
11.12 Onderste kroonplaat monteren x..................... 40
11.13 Speling balhoofdlager controleren..................... 42
11.14 Speling balhoofdlager instellen x.................... 42
11.15 Balhoofdlager smeren x................................. 43
11.16 Startnummerbord demonteren.......................... 43
11.17 Startnummerbord monteren ............................. 43
11.18 Spatbord vooraan demonteren .......................... 43
11.19 Spatbord vooraan monteren.............................. 44
11.20 Schokdemper demonteren x........................... 44
11.21 Schokdemper monteren x.............................. 45
11.22 Zadel verwijderen............................................ 45
INHOUDSOPGAVE 3
11.23 Zadel monteren............................................... 45
11.24 Luchtfilterbakafdekking demonteren ................. 46
11.25 Luchtfilterbakafdekking monteren .................... 46
11.26 Luchtfilter demonteren x ............................... 46
11.27 Luchtfilter monteren x................................... 47
11.28 Luchtfilter en luchtfilterbak reinigen x............ 47
11.29 Luchtfilterbakafdekking vastzetten x............... 48
11.30 Luchtfilterbak afdichten x ............................. 48
11.31 Einddemper demonteren.................................. 48
11.32 Einddemper monteren ..................................... 49
11.33 Glasvezelvulling einddemper vervangen x........ 49
11.34 Brandstoftank demonteren x.......................... 50
11.35 Brandstoftank monteren x.............................. 51
11.36 Kettingvervuiling controleren............................ 52
11.37 Ketting reinigen .............................................. 52
11.38 Kettingspanning controleren ............................ 53
11.39 Kettingspanning instellen ................................ 53
11.40 Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en
kettinggeleiding controleren ............................. 54
11.41 Kettinggeleiding instellen x ........................... 56
11.42 Frame controleren x...................................... 56
11.43 Achterbrug controleren x ............................... 56
11.44 Gaskabellegging controleren............................. 56
11.45 Rubberen stuurcovers controleren..................... 57
11.46 Rubberen stuurcovers vastzetten ...................... 57
11.47 Uitgangspositie koppelingshendel instellen........ 57
11.48 Vloeistofpeil hydraulische koppeling
controleren/corrigeren...................................... 57
11.49 Vloeistof hydraulische koppeling verversen x.... 58
12 REMSYSTEEM........................................................... 59
12.1 Vrije slag remhendel controleren....................... 59
12.2 Uitgangspositie remhendel instellen ................. 59
12.3 Remschijven controleren.................................. 59
12.4 Remvloeistofpeil voorwielrem controleren .......... 60
12.5 Remvloeistof voorwielrem bijvullen x .............. 60
12.6 Remplaketten voorwielrem controleren .............. 61
12.7 Remplaketten voorwielrem vervangen x........... 61
12.8 Vrije slag rempedaal controleren....................... 63
12.9 Uitgangspositie rempedaal instellen x............. 63
12.10 Remvloeistofpeil achterwielrem controleren ....... 64
12.11 Remvloeistof achterwielrem bijvullen x ........... 64
12.12 Remplaketten achterwielrem controleren........... 65
12.13 Remplaketten achterwielrem vervangen x........ 65
13 WIELEN, BANDEN ..................................................... 67
13.1 Voorwiel demonteren x .................................. 67
13.2 Voorwiel monteren x...................................... 67
13.3 Achterwiel demonteren x ............................... 68
13.4 Achterwiel monteren x................................... 69
13.5 Bandentoestand controleren............................. 69
13.6 Bandenspanning controleren............................ 70
13.7 Spaakspanning controleren .............................. 70
14 ELEKTRONICA........................................................... 72
14.1 Accu demonteren x....................................... 72
14.2 Accu monteren x .......................................... 72
14.3 Accu laden x................................................ 73
14.4 Hoofdzekering vervangen ................................. 74
15 KOELSYSTEEM.......................................................... 75
15.1 Koelsysteem................................................... 75
15.2 Antivries en koelmiddelpeil controleren ............. 75
15.3 Koelmiddelpeil controleren .............................. 75
15.4 Koelmiddel aftappen x .................................. 76
15.5 Koelmiddel vullen x ...................................... 77
16 MOTOR AFSTELLEN .................................................. 78
16.1 Gaskabelspeling controleren............................. 78
16.2 Gaskabelspeling instellen x............................ 78
16.3 Stationair toerental instellen x ....................... 79
16.4 Uitgangspositie versnellingshendel
controleren..................................................... 79
16.5 Uitgangspositie versnellingshendel
instellen x.................................................... 79
17 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR .......................... 80
17.1 Brandstofzeef vervangen x ............................. 80
17.2 Motoroliepeil controleren ................................. 80
17.3 Motorolie verversen, oliefilter vervangen en
oliezeven reinigen x ...................................... 81
17.4 Motorolie bijvullen .......................................... 83
18 REINIGING, ONDERHOUD.......................................... 84
18.1 Motorfiets reinigen .......................................... 84
19 STALLING ................................................................. 85
19.1 Stalling.......................................................... 85
19.2 Inbedrijfname na stalling ................................. 86
20 FOUTEN OPSPOREN.................................................. 87
21 KNIPPERCODE .......................................................... 89
22 TECHNISCHE GEGEVENS........................................... 90
22.1 Motor............................................................. 90
22.2 Aanhaalmomenten motor ................................. 91
22.3 Vulhoeveelheden............................................. 92
22.3.1 Motorolie ................................................... 92
22.3.2 Koelmiddel ................................................ 92
22.3.3 Brandstof................................................... 92
22.4 Chassis .......................................................... 92
22.5 Elektronica..................................................... 93
22.6 Banden.......................................................... 93
22.7 Voorvork......................................................... 93
22.7.1 SX‑F EU..................................................... 93
22.7.2 SX‑F USA................................................... 93
22.7.3 XC‑F.......................................................... 94
22.8 Schokdemper ................................................. 94
22.8.1 SX‑F EU..................................................... 94
22.8.2 SX‑F USA................................................... 95
22.8.3 XC‑F.......................................................... 95
22.9 Aanhaalmomenten chassis............................... 96
23 GEBRUIKSSTOFFEN .................................................. 98
24 HULPSTOFFEN........................................................ 100
25 NORMEN ................................................................ 102
INDEX ............................................................................ 103
1 SYMBOLEN EN FORMATERINGEN 4
1.1 Gebruikte pictogrammen
Hieronder wordt het gebruik van bepaalde pictogrammen verklaard.
Kenmerkt een verwachte reactie (bijv. van een bepaalde handeling of functie).
Kenmerkt een onverwachte reactie (bijv. van een bepaalde handeling of functie).
Alle werkzaamheden die met dit pictogram zijn gekenmerkt vereisen vakkennis en technisch begrip. Laat de
werkzaamheden voor uw eigen veiligheid uitvoeren in een geautoriseerde KTM-garage! Daar wordt uw motorfiets
door speciaal geschoolde vakkundige medewerkers met het benodigde hulpgereedschap optimaal onderhouden.
Kenmerkt de verwijzing naar een pagina (op de aangegeven pagina vindt u meer informatie).
1.2 Gebruikte formatering
Hieronder worden de gebruikte letterformaten verklaard.
Eigennaam Kenmerkt een eigennaam.
Naam
®
Kenmerkt een beschermde naam.
Merkâ„¢ Kenmerkt een merk in het handelsverkeer.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 5
2.1 Gebruiksdefinitie – beoogd gebruik
De sportmotorfietsen van KTM zijn zodanig ontworpen en geconstrueerd dat ze bestand zijn tegen de gangbare belastingen bij normaal
gebruik in wedstrijden. De motorfietsen voldoen aan het geldende reglement en de geldende categorieën van de hoogste internationale
motorsportbonden.
Info
De motorfiets mag uitsluitend worden gebruikt op afgesloten trajecten buiten het openbare wegennet.
2.2 Veiligheidsaanwijzingen
Voor een veilige omgang met het voertuig dient u zich te houden aan enkele veiligheidsaanwijzingen. Lees deze handleiding daarom
zorgvuldig door. De veiligheidsaanwijzingen zijn geaccentueerd en met links gekoppeld aan de relevante plaatsen in de tekst.
Info
Op het voertuig zijn op goed zichtbare plaatsen verschillende stickers met aanwijzingen en waarschuwingen aangebracht. Deze
stickers met aanwijzingen en waarschuwingen nooit verwijderen. Als deze ontbreken kunt u of andere personen de gevaren niet
herkennen en daardoor letsel oplopen.
2.3 Gevarenniveau en pictogrammen
Gevaar
Waarschuwing voor een gevaar dat direct en met zekerheid overlijden of zwaar blijvend letsel tot gevolg heeft als u niet de
juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
Waarschuwing
Waarschuwing voor een gevaar dat waarschijnlijk overlijden of zwaar letsel tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatre-
gelen neemt.
Voorzichtig
Waarschuwing voor een gevaar dat mogelijk licht letsel tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
Aanwijzing
Waarschuwing voor een gevaar dat aanmerkelijke schade aan machine of materiaal tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaat-
regelen neemt.
Waarschuwing
Waarschuwing voor een gevaar dat schade aan het milieu tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
2.4 Waarschuwing voor manipulaties
Het is niet toegestaan wijzigingen aan te brengen aan de componenten van de geluidsdemping. De volgende maatregelen of de realisa-
tie van de betreffende toestanden zijn wettelijk verboden:
1 Verwijderen of buiten werking zetten van systemen of componenten die de geluidsdemping dienen bij een nieuw voertuig, voor-
dat het wordt verkocht of geleverd aan de eindklant of tijdens de gebruikdsduur van het voertuig voor andere doeleinden als voor
onderhoud, reparatie of vervanging, evenals
2 het gebruik van het voertuig nadat een dergelijk systeem of een dergelijke component verwijderd of buiten werking is gezet.
Voorbeelden van wettelijk verboden manipulaties:
1 Verwijderen of doorboren van einddempers, geluidsdempers, bochtstukken of andere componenten, die uitlaatgassen geleiden.
2 Verwijderen of doorboren van onderdelen van het inlaatluchtsysteem.
3 Gebruik in niet correcte onderhoudstoestand.
4 Vervangen van bewegende onderdelen van het voertuig, onderdelen van het uitlaatsysteem of onderdelen van het inlaatluchtsys-
teem door onderdelen die niet door de fabrikant zijn toegelaten.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 6
2.5 Veilig gebruik
Gevaar
Gevaar voor ongevallen Gevaar door onvoldoende rijvaardigheid.
– Het voertuig niet gebruiken, wanneer u door consumptie van alcohol, medicijnen of drugs of door lichamelijke of psychi-
sche beperkingen niet in staat bent veilig aan het verkeer deel te nemen.
Gevaar
Gevaar voor vergiftiging Uitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg hebben.
– Als u de motor laat draaien moet u altijd voor voldoende ventilatie zorgen, de motor niet in een gesloten ruimte starten of
laten draaien zonder een geschikte afzuiginstallatie.
Waarschuwing
Gevaar voor verbranding Sommige onderdelen van het voertuig worden tijdens het rijden zeer heet.
– Hete onderdelen zoals uitlaatsysteem, radiateur, motor, schokdempers en remsysteem niet aanraken. De onderdelen eerst
laten afkoelen voordat u met werkzaamheden aan deze onderdelen begint.
Het voertuig mag uitsluitend in technisch perfecte staat, op de beoogde wijze en veiligheids- en milieubewust worden gebruikt.
Het voertuig mag uitsluitend worden gebruikt door geïnstrueerde personen.
Storingen die de veiligheid beperken onmiddellijk in een geautoriseerde KTM-garage laten verhelpen.
De op het voertuig aangebrachte stickers met aanwijzingen en waarschuwingen in acht nemen.
2.6 Beschermende kleding
Waarschuwing
Gevaar voor letsel Geen of slechte beschermende kleding vormt een verhoogd risico.
– Tijdens het rijden altijd beschermende kleding (helm, laarzen, handschoenen, broek en jack met bescherming) dragen.
Draag altijd beschermende kleding die zich in een goede staat bevindt en voldoet aan de wettelijke voorschriften.
Voor uw eigen veiligheid adviseert KTM om het voertuig uitsluitend te gebruiken met geschikte, beschermende kleding.
2.7 Werkinstructies
Voor enkele werkzaamheden zijn hulpgereedschappen vereist. Deze maken geen deel uit van het voertuig, maar kunnen worden
besteld onder vermelding van de aangegeven nummers tussen haakjes. Voorbeeld: lagertrekker (15112017000)
Bij de montage moeten onderdelen die niet meer kunnen worden gebruikt (bijvoorbeeld zelfborgende schroeven en moeren, afdichtin-
gen, pakkingen, keerringen, splitpennen of borgplaten) door nieuwe onderdelen worden vervangen.
Voor enkele schroefverbindingen is een schroevenlijm (bijvoorbeeld Loctite
®
) vereist. Bij het gebruik moeten de specifieke aanwijzin-
gen van de fabrikant worden gevolgd.
Onderdelen die na de demontage weer worden gebruikt, moeten worden gereinigd en gecontroleerd op beschadiging en slijtage.
Beschadigde of versleten onderdelen vervangen.
Na een reparatie of servicebeurt moet worden gecontroleerd of er veilig kan worden gereden met het voertuig.
2.8 Milieu
Door op een verantwoorde manier met uw motorfiets om te gaan kunt u ervoor zorgen dat er geen problemen en conflicten ontstaan.
Om de toekomst van de motorsport veilig te stellen mag u de motorfiets alleen legaal gebruiken, dient u milieubewust te handelen en
de rechten van anderen te respecteren.
Houdt u zich bij het afvoeren van oude olie, andere verbruiks- en hulpstoffen en oude onderdelen aan de geldende wet- en regelgeving
in het betreffende land.
Omdat motorfietsen niet onder de EU-richtlijn voor de afdanking van oude voertuigen vallen bestaat er geen wettelijke regeling voor
het afdanken van een oude motorfiets. Uw geautoriseerde KTM-dealer is u graag van dienst.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 7
2.9 Bedieningshandleiding
Lees de bedieningshandleiding beslist goed en volledig door voordat u voor het eerst gaat rijden. In de bedieningshandleiding vindt
u veel informatie en tips die bediening, gebruik en onderhoud eenvoudiger maken. Alleen zo komt u te weten hoe u het voertuig het
beste afstemt op uw situatie en hoe u zich tegen letsel kunt beschermen.
Bewaar de bedieningshandleiding op een eenvoudig toegankelijke plaats, zodat u deze op ieder moment kunt raadplegen wanneer dat
nodig is.
Neem contact op met een geautoriseerde KTM-dealer wanneer u meer over het voertuig wilt weten of wanneer tijdens het lezen iets
niet duidelijk is.
De bedieningshandleiding is een belangrijk onderdeel van het voertuig en moet bij verkoop aan de nieuwe eigenaar worden gegeven.
3 BELANGRIJKE AANWIJZINGEN 8
3.1 Garantie
De in het serviceschema voorgeschreven werkzaamheden mogen uitsluitend in een geautoriseerde KTM-garage worden uitgevoerd en
moeten in het serviceboekje en op KTM dealer.net worden bevestigd, aangezien anders de aanspraak op garantie vervalt. Bij schade of
gevolgschade, die door manipulaties en/of wijzigingen aan het voertuig zijn veroorzaakt bestaat er geen aanspraak op garantie.
Meer informatie over de garantie en de afwikkeling ervan vindt u in het serviceboekje.
3.2 Verbruiksstoffen, hulpstoffen
Waarschuwing
Gevaar voor het milieu Ondeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
– Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
U moet de in de bedieningshandleiding gespecificeerde verbruiks- en hulpstoffen (bijvoorbeeld brand- en smeerstoffen) gebruiken.
3.3 Reserveonderdelen, toebehoren
Gebruik voor uw eigen veiligheid alleen reserveonderdelen en toebehoren die door KTM zijn vrijgegeven en/of aanbevolen en laat deze
alleen in een geautoriseerde KTM-garage monteren. Voor andere producten en daardoor veroorzaakte schade is KTM niet aansprake-
lijk.
Enkele reserveonderdelen en toebehoren zijn bij de betreffende beschrijvingen tussen haakjes aangegeven. Uw KTM-dealer adviseert u
graag.
De actuele KTM PowerParts voor uw voertuig vindt u op de KTM website.
Internationale KTM website: http://www.ktm.com
3.4 Service
Voorwaarde voor storingsvrij gebruik en het voorkomen van voortijdige slijtage is dat u zich houdt aan de in de bedieningshandleiding
genoemde service-, onderhouds- en afstelwerkzaamheden aan de motor en het chassis. Door een onjuist afgesteld chassis kunnen
chassiscomponenten beschadigen of afbreken.
Wanneer het voertuig onder zwaardere omstandigheden wordt gebruikt zoals op zand of op een nat of modderig traject/terrein, kunnen
componenten zoals aandrijving, remsystemen of veringscomponenten duidelijk sneller verslijten. Daarom kan het nodig onderdelen
reeds voor het bereiken van de volgende service-interval te controleren of te vervangen.
Het is belangrijk dat u zich strikt houdt aan de voorgeschreven inrijtijden en service-intervallen. De inachtneming daarvan draagt in
belangrijke mate bij aan de verhoging van de levensduur van de motorfiets.
3.5 Afbeeldingen
De in de handleiding weergegeven afbeeldingen tonen deels speciale uitrustingen.
Voor een betere weergave en toelichting kunnen enkele onderdelen gedemonteerd of niet afgebeeld zijn. Voor de betreffende beschrij-
ving is het echter niet altijd noodzakelijk dat deze onderdelen worden gedemonteerd. Houdt u zich aan de aanwijzingen in de tekst.
3.6 Klantenservice
De geautoriseerde KTM-dealer beantwoordt graag uw vragen over uw voertuig of over KTM.
De lijst met geautoriseerde KTM-dealers vindt u op de KTM-website.
Internationale KTM website: http://www.ktm.com
4 AFBEELDING VOERTUIG 9
4.1 Afbeelding voertuig linksvoor (symbolische weergave)
C00213-01
1 Remhendel ( pag. 12)
2 Koppelingshendel ( pag. 12)
3 Tankdop
4 Plug-in standaard ( pag. 17)
5 Luchtfilterbakafdekking
6 Motornummer ( pag. 11)
7 Versnellingshendel ( pag. 16)
8 Koude-startknop ( pag. 15)
4 AFBEELDING VOERTUIG 10
4.2 Afbeelding voertuig rechtsachter (symboolweergave)
C00212-01
1 Stopknop ( pag. 12)
2 E-starterknop ( pag. 12)
3 Voorvork instelling ingaande demping
4 Voorvork instelling uitgaande demping
5 Rempedaal ( pag. 17)
6 Kijkglas motorolie
7 Schokdemper instelling ingaande demping
8 Kijkglas remvloeistof achter
9 Schokdemper instelling uitgaande demping
5 SERIENUMMERS 11
5.1 Framenummer
S00141-10
Het framenummer 1 is op de rechterzijde van het balhoofd gegraveerd.
5.2 Typeplaatje
S00141-11
Het typeplaatje 1 is aan de voorzijde van het balhoofd aangebracht.
5.3 Motornummer
S00125-10
Het motornummer 1 is in de linkerzijde van de motor onder het ketting-aandrijfwiel
gegraveerd.
5.4 Artikelnummer voorvork
S00142-10
Het artikelnummer van de voorvork 1 is aan de binnenzijde van de asopname gegra-
veerd.
5.5 Artikelnummer schokdemper
S00124-10
Het artikelnummer van de schokdemper 1 is in het bovenste gedeelte van de schok-
demper aan motorzijde boven de stelring gegraveerd.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 12
6.1 Koppelingshendel
C00214-10
De koppelingshendel 1 is aan de linkerzijde van het stuur aangebracht.
De koppeling wordt hydraulisch bediend en automatisch bijgesteld.
6.2 Remhendel
C00215-10
De remhendel 1 bevindt zich aan de rechterzijde van het stuur.
Met de remhendel wordt de voorwielrem bediend.
6.3 Gashendel
C00216-10
De gashendel 1 is aan de rechterzijde van het stuur aangebracht.
6.4 Stopknop
C00217-10
De stopknop 1 is aan de linkerzijde van het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
• Stopknop in de uitgangspositie – In deze stand is het ontstekingscircuit geslo-
ten en kan de motor worden gestart.
• Stopknop ingedrukt – In deze stand is het ontstekingscircuit onderbroken. Een
draaiende motor schakelt uit en een stilstaande motor schakelt niet in.
6.5 E-starterknop
C00216-11
De e-starterknop 1 is aan de rechterzijde van het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
• E-starterknop in de uitgangspositie
• E-starterknop ingedrukt – In deze stand wordt de e-starter gebruikt.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 13
6.6 Map‑Select schakelaar voor basisinstelling (SX‑F Factory Edition)
101864-10
De Map‑Select schakelaar voor de basisinstelling 1 is onder het zadel aangebracht.
Mogelijke toestanden
1 SOFT – De mapping met gereduceerd maximaal vermogen voor betere
rijbaarheid is geactiveerd.
2 ADVANCED – De mapping voor vermogen met zeer directe respons is
geactiveerd.
3 - 9, 0 STANDAARD – De mapping voor vermogen met uitgebalanceerde res-
pons is geactiveerd.
Met de Map‑Select schakelaar voor de basisinstelling wordt een voorselectie voor de
motorkarakteristiek ingesteld.
6.7 Map‑Select schakelaar voor rijden (SX‑F Factory Edition)
101865-10
De Map‑Select schakelaar voor rijden 1 is aan de rechterkant van het stuur aange-
bracht.
Mogelijke toestanden
STANDAARD – In deze stand is altijd STANDARD-mapping geactiveerd.
SOFT of ADVANCED – In deze stand is de mapping geactiveerd, die
met de Map‑Select schakelaar voor de basisinstelling is ingesteld.
Met de Map‑Select schakelaar voor rijden kan op het stuur de motorkarakteristiek wor-
den gewijzigd. Deze wijziging wordt geactiveerd bij stationair toerental of een nieuwe
start van de motor.
6.8 Overzicht controlelampjes
C00218-01
Mogelijke toestanden
FI waarschuwingslampje (MIL) brandt/knippert oranje – De OBD (On
Board Diagnose) heeft een voor de emissie of veiligheid kritieke fout
gedetecteerd.
(XC‑F)
Waarschuwingslampje brandstofpeil brandt oranje – Brandstofpeil
heeft de reservemarkering bereikt.
6.9 Tankdop openen
Gevaar
Gevaar voor brand Brandstof is licht ontvlambaar.
– Tank het voertuig nooit in de buurt van open vuur of brandende sigaretten en schakel de motor bij het tanken altijd uit.
Let er vooral op dat er geen brandstof wordt gemorst op de hete onderdelen van het voertuig. Gemorste brandstof meteen
afvegen.
– Als de brandstof wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uitstromen als de tank te vol zit. Neem de aanwij-
zingen voor het tanken van brandstof in acht.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftiging Brandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
– Erop letten dat brandstof niet in aanraking komt met de huid, ogen en kleding. Adem brandstofdampen niet in. Bij contact
met de ogen meteen met water spoelen en een arts raadplegen. Huid bij contact meteen reinigen met water en zeep. Als
brandstof is ingeslikt meteen een arts raadplegen. Kleding die in aanraking is gekomen met brandstof meteen uittrekken.
Brandstof volgens de voorschriften bewaren in een jerrycan en uit de buurt van kinderen houden.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieu Ondeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
– Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 14
601831-10
(Alle SX‑F-modellen)
– Tankdop 1 tegen de klok in draaien en naar boven toe verwijderen.
B00277-10
(XC‑F)
– Ontgrendelknop 1 indrukken, tankdop tegen de klok in draaien en naar boven
toe verwijderen.
6.10 Tankdop sluiten
601831-11
(Alle SX‑F-modellen)
– Tankdop erop zetten en met de klok mee draaien tot de brandstoftank goed
gesloten is.
Info
Slang van de brandstoftankontluchting 1 zonder knikken leggen.
B00278-10
(XC‑F)
– Tankdop plaatsen en met de klok mee draaien, totdat de ontgrendelknop 1
vergrendelt.
Info
Slang van de brandstoftankontluchting 2 zonder knikken leggen.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 15
6.11 Factory Start (SX‑F Factory Edition)
101863-10
De Factory Start 1 is aan de rechter voorvorkprotector aangebracht.
Mogelijke toestanden
• A Factory Start gedeactiveerd – De voorvork bevindt zich in de normale toestand.
• B Factory Start geactiveerd – De voorvork is ingeveerd en de voorkant van de
motorfiets is verlaagd.
Door het activeren van de Factory Start wordt de voorkant van de motorfiets verlaagd,
waardoor het voorwiel bij het acceleren later loskomt van de bodem.
Bij het eerste inveren wordt de vergrendelknop van de Factory Start automatisch ont-
grendeld. De voorvork werkt vanaf dat moment zoals bij een gedeactiveerde of niet
gemonteerde Factory Start.
6.12 Koude-startknop
C00244-10
De koude-startknop 1 is aan de linkerkant van de regelklep aangebracht.
Het inspuitsysteem verlengt de inspuittijd bij koude motor en lage buitentemperatuur.
De motor kan de toegenomen hoeveelheid brandstof alleen verbranden, wanneer hij ook
meer lucht krijgt. Deze krijgt hij via de uitgetrokken koude-startknop.
Mogelijke toestanden
• Koude-startknop geactiveerd – Koude-startknop is tot de aanslag uitgetrokken.
• Koude-startknop gedeactiveerd – Koude-startknop is tot de aanslag ingedrukt.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 16
6.13 Regelschroef voor stationair toerental
C00245-10
De stationaire afstelling aan de regelklep heeft een sterke invloed op het startgedrag,
een stabiele stationair en de respons bij het gasgeven. Dat betekent dat een motor met
een correcte stationaire afstelling gemakkelijker start dan een motor met verkeerde sta-
tionaire afstelling.
Het stationaire toerental wordt met de regelschroef stationair toerental 1 afgesteld.
Door de stelschroef met de klok mee te draaien verhoogt het stationaire toerental.
Door de stelschroef tegen de klok in te draaien verlaagt het stationaire toerental.
6.14 Versnellingshendel
601839-12
De versnellingshendel 1 is aan de linkerkant van de motor gemonteerd.
601839-10
(Alle USA-modellen, SX‑F Factory Edition)
De positie van de versnellingen kunnen afgelezen worden op de afbeelding.
De neutrale of vrije stand bevindt zich tussen de 1e en 2e versnelling.
C00221-10
(450 SX‑F EU)
De positie van de versnellingen kunnen afgelezen worden op de afbeelding.
De neutrale of vrije stand bevindt zich tussen de 1e en 2e versnelling.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 17
6.15 Rempedaal
601840-10
Het rempedaal 1 bevindt zich voor de rechter voetsteun.
Met het rempedaal wordt de achterwielrem bediend.
6.16 Zijstandaard (XC‑F)
C00222-10
De zijstandaard 1 bevindt zich aan de linker voertuigzijde.
C00226-10
De zijstandaard wordt gebruikt voor het parkeren van de motorfiets.
Info
Tijdens het rijden moet de zijstandaard 1 worden opgeklapt en met de rubber-
band 2 worden vastgezet.
6.17 Plug-in standaard (Alle SX‑F-modellen)
B00283-10
De opname voor de plug-in standaard 1 is de linkerzijde van de steekas.
De plug-in standaard wordt gebruikt voor het neerzetten van de motorfiets.
Info
Voor de rit de plug-in standaard verwijderen.
6.18 Bedrijfsurenteller (SX‑F Factory Edition)
101867-10
De bedrijfsurenteller 1 is onder het zadel aan de accu aangebracht.
Hij geeft de totale bedrijfsuren van de motor aan.
De bedrijfsurenteller begint te tellen als de motor wordt gestart en hij stopt als de
motor wordt uitgeschakeld.
Info
Op de bedrijfsurenteller kan niets worden gewist of ingesteld.
7 INBEDRIJFNAME 18
7.1 Aanwijzingen voor eerste inbedrijfname
Gevaar
Gevaar voor ongevallen Gevaar door onvoldoende rijvaardigheid.
– Het voertuig niet gebruiken, wanneer u door consumptie van alcohol, medicijnen of drugs of door lichamelijke of psychi-
sche beperkingen niet in staat bent veilig aan het verkeer deel te nemen.
Waarschuwing
Gevaar voor letsel Geen of slechte beschermende kleding vormt een verhoogd risico.
– Tijdens het rijden altijd beschermende kleding (helm, laarzen, handschoenen, broek en jack met bescherming) dragen.
Draag altijd beschermende kleding die zich in een goede staat bevindt en voldoet aan de wettelijke voorschriften.
Waarschuwing
Gevaar voor vallen Beperking van het rijgedrag door verschillende bandprofielen aan voor- en achterwiel.
– Voor- en achterwiel moeten altijd zijn uitgerust met banden met een gelijksoortig profiel, anders kan de motor oncontroleer-
baar worden.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Kritiek rijgedrag door niet aangepaste rijwijze.
– Pas de rijsnelheid aan de toestand van de rijweg en uw rijvaardigheden aan.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Gevaar voor ongevallen door het meenemen van een bijrijder.
– Uw voertuig is niet geschikt voor het meenemen van een bijrijder. Neem geen bijrijder mee.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Uitvallen van het remsysteem.
– Als het rempedaal niet wordt vrijgegeven slijten de remplaketten ononderbroken. De achterwielrem kan door oververhitting
uitvallen. De voet van het rempedaal nemen, als u niet wilt remmen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Instabiel rijgedrag.
– Het maximale totaalgewicht en asbelasting nooit overschrijden.
Waarschuwing
Gevaar voor diefstal Gebruik door onbevoegde personen.
– Het voertuig nooit onbeheerd laten staan als de motor draait. Het voertuig tegen onbevoegd gebruik beveiligen.
Info
Houd er bij het gebruik van de motorfiets rekening mee dat andere mensen last kunnen hebben van overmatig lawaai.
– Verzeker u ervan dat de afleveringsinspectie is uitgevoerd door een geautoriseerde KTM-garage.
U ontvangt het afleveringsdocument en serviceboekje bij de overdracht van het voertuig.
– Lees voordat u voor het eerst gaat rijden de volledige bedieningshandleiding goed door.
– Zorg ervoor dat u vertrouwd raakt met de bedieningselementen.
– Uitgangspositie van de koppelingshendel instellen. ( pag. 57)
– Uitgangspositie van de remhendel instellen. ( pag. 59)
–
Uitgangspositie van het rempedaal instellen. x ( pag. 63)
–
Uitgangspositie van de versnellingshendel instellen. x ( pag. 79)
– Oefen voordat u een grotere rit gaat maken eerst op een daarvoor geschikt terrein, zodat u gewend raakt aan het besturen van de
motorfiets.
Info
Uw motorfiets is niet toegelaten voor het rijden op openbare wegen.
Geadviseerd wordt bij het rijden op het terrein iemand met een tweede voertuig mee te nemen om elkaar te assisteren.
– Probeer ook eens zo langzaam mogelijk en staand te rijden zodat u meer gevoel voor de motorfiets krijgt.
– Maak geen terreinritten die uw vaardigheden en ervaring te boven gaan.
7 INBEDRIJFNAME 19
– Houd tijdens het rijden het stuur met beide handen vast en laat uw voeten op de voetsteunen rusten.
(Alle SX‑F-modellen)
– Geen bagage meenemen.
(XC‑F)
– Als u bagage meeneemt moet deze veilig worden vastgezet, zo veel mogelijk in het midden van het voertuig en het gewicht
moet gelijkmatig zijn verdeeld over het voor- en achterwiel.
Info
Motorfietsen zijn gevoelig voor veranderingen in de gewichtsverdeling.
– Het maximaal toegestane totaalgewicht en de maximale asbelasting in acht nemen.
Voorgeschreven waarde
Maximaal toegestaan totaalgewicht 335 kg
Maximale asbelasting voor 145 kg
Maximale asbelasting achter 190 kg
– Motor inrijden. ( pag. 19)
7.2 Motor inrijden
– Tijdens de inrijperiode het aangegeven motortoerental en motorvermogen niet overschrijden.
Voorgeschreven waarde
Maximaal motortoerental
Tijdens het eerste rij-uur 7.000 1/min
Maximaal motorvermogen
Tijdens de eerste 3 rij-uren ≤ 75 %
– Vol gas geven vermijden!
7.3 Voertuig voorbereiden op zwaardere gebruiksomstandigheden
Info
Wanneer het voertuig onder zwaardere omstandigheden wordt gebruikt zoals op zand of op een nat of modderig traject/terrein,
kunnen componenten zoals aandrijving, remsystemen of veringscomponenten duidelijk sneller verslijten. Daarom kan het nodig
onderdelen reeds voor het bereiken van de volgende service-interval te controleren of te vervangen.
–
Luchtfilter en luchtfilterbak reinigen. x ( pag. 47)
Info
Luchtfilter om de ca. 30 minuten controleren.
–
Luchtfilterbak afdichten. x ( pag. 48)
–
Afdekking van de luchtfilterbak vastzetten. x ( pag. 48)
– Rubberen stuurcovers vastzetten. ( pag. 57)
– Elektrische stekkers controleren op vocht en roest. Controleren of ze goed vastzitten.
» Als ze vochtig, verroest of beschadigd zijn:
– Stekker reinigen en drogen, indien nodig vervangen.
Zwaardere gebruiksomstandigheden zijn:
– Rijden op droog zand. ( pag. 20)
– Rijden op nat zand. ( pag. 20)
– Rijden op nat en modderig circuit. ( pag. 21)
– Rijden bij hoge temperatuur en langzaam rijden. ( pag. 21)
– Rijden bij lage temperatuur of sneeuw. ( pag. 21)
7 INBEDRIJFNAME 20
7.4 Voorbereidingen voor rijden op droog zand
B00435-01
– Stofbescherming voor luchtfilter monteren.
Stofbescherming voor luchtfilter (77206920000)
Info
KTM PowerParts montagehandleiding in acht nemen.
B00436-01
– Zandbescherming voor luchtfilter monteren.
Zandbescherming voor luchtfilter (77206922000)
Info
KTM PowerParts montagehandleiding in acht nemen.
600868-01
– Ketting reinigen.
Kettingreinigingsmiddel ( pag. 100)
– Staalkettingwiel monteren.
Tip
Ketting niet smeren.
– Radiateurlamellen reinigen.
– Verbogen radiateurlamellen voorzichtig uitlijnen.
7.5 Voorbereidingen voor rijden op nat zand
B00437-01
– Waterbescherming voor luchtfilter monteren.
Waterbescherming voor luchtfilter (77206921000)
Info
KTM PowerParts montagehandleiding in acht nemen.
600868-01
– Ketting reinigen.
Kettingreinigingsmiddel ( pag. 100)
– Staalkettingwiel monteren.
Tip
Ketting niet smeren.
– Radiateurlamellen reinigen.
– Verbogen radiateurlamellen voorzichtig uitlijnen.
7 INBEDRIJFNAME 21
7.6 Voorbereidingen voor rijden op nat en modderig circuit
B00437-01
– Waterbescherming voor luchtfilter monteren.
Waterbescherming voor luchtfilter (77206921000)
Info
KTM PowerParts montagehandleiding in acht nemen.
600868-01
– Staalkettingwiel monteren.
– Motorfiets reinigen. ( pag. 84)
– Verbogen radiateurlamellen voorzichtig uitlijnen.
7.7 Voorbereidingen voor rijden bij hoge temperatuur en langzaam rijden
600868-01
– Secundaire overbrenging aanpassen aan het circuit.
Info
De motorolie wordt snel heet als de koppeling wegens een te lange secun-
daire overbrenging vaak moet worden bediend.
– Ketting reinigen.
Kettingreinigingsmiddel ( pag. 100)
– Radiateurlamellen reinigen.
– Verbogen radiateurlamellen voorzichtig uitlijnen.
– Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 75)
7.8 Voorbereidingen voor rijden bij lage temperatuur of sneeuw
B00437-01
– Waterbescherming voor luchtfilter monteren.
Waterbescherming voor luchtfilter (77206921000)
Info
KTM PowerParts montagehandleiding in acht nemen.
8 RIJ-INSTRUCTIES 22
8.1 Controle en onderhoud voor iedere inbedrijfname
Info
Voordat u gaat rijden controleren of het voertuig in een goede staat is en of er veilig mee kan worden gereden.
Tijdens het rijden moet het voertuig technisch in een onberispelijke staat zijn.
– Motoroliepeil controleren. ( pag. 80)
– Remvloeistofpeil van de voorwielrem controleren. ( pag. 60)
– Remvloeistofpeil van de achterwielrem controleren. ( pag. 64)
– Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 61)
– Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 65)
– De werking van het remsysteem controleren.
– Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 75)
– Vervuiling van de ketting controleren. ( pag. 52)
– Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en kettinggeleiding controleren. ( pag. 54)
– Kettingspanning controleren. ( pag. 53)
– Toestand van de banden controleren. ( pag. 69)
– Bandenspanning controleren. ( pag. 70)
– Spaakspanning controleren. ( pag. 70)
– Vuilschrapers van de vorkpoten reinigen. ( pag. 37)
– Vorkpoten ontluchten. ( pag. 37)
– Luchtfilter controleren.
– Instelling en bedieningsgemak van alle bedieningselementen controleren.
– Alle schroeven, moeren en slangklemmen regelmatig op goed vastzitten controleren.
– Brandstofvoorraad controleren.
8.2 Starten
Gevaar
Gevaar voor vergiftiging Uitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg hebben.
– Als u de motor laat draaien moet u altijd voor voldoende ventilatie zorgen, de motor niet in een gesloten ruimte starten of
laten draaien zonder een geschikte afzuiginstallatie.
Aanwijzing
Beschadiging aan de motor Hoge toerentallen bij koude motor hebben een negatief effect op de levensduur van de motor.
– Motor altijd met een laag toerental warmrijden.
400733-01
(Alle SX‑F-modellen)
– Plug-in standaard verwijderen.
(XC‑F)
– Motorfiets van standaard nemen en standaard met rubberband vastzetten.
– Versnelling in vrij schakelen.
Voorwaarde
Omgevingstemperatuur: < 20 °C
– Koude-startknop tot de aanslag uittrekken.
– E-starterknop indrukken.
Info
E-starterknop maximaal 5 seconden indrukken. Ten minste 5 seconden
wachten tot de volgende startpoging.
Tijdens het starten brandt het FI waarschuwingslampje kort voor een functie-
controle.
8 RIJ-INSTRUCTIES 23
8.3 Beginnen met rijden
– Koppelingshendel trekken, in de 1e versnelling zetten, koppelingshendel langzaam vrijgeven en gelijktijdig voorzichtig gas geven.
8.4 Schakelen, rijden
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Terugschakelen bij hoog motortoerental leidt tot blokkeren van het achterwiel.
– Niet bij hoog motortoerental terugschakelen naar een lagere versnelling. De motor wordt overbelast en het achterwiel kan
blokkeren.
Info
Als u tijdens het rijden ongewone geluiden hoort, moet u meteen stoppen, de motor uitzetten en contact opnemen met een
geautoriseerde KTM-garage.
De 1e versnelling is de start- of bergversnelling.
– Als de verhoudingen het toestaan (helling, rijsituatie) kunt u naar een hogere versnelling schakelen. Daarvoor gelijktijdig koppe-
lingshendel trekken, naar de volgende versnelling schakelen, koppelingshendel vrijgeven en gas geven.
– Wanneer u bij het starten het stationaire toerental heeft verhoogd, de koude-startknop na het opwarmen van de motor tot de aan-
slag indrukken.
– Nadat met een volledig opengedraaide gashendel de maximale snelheid is bereikt, moet u deze op ¾ gas terugdraaien. De snel-
heid verlaagt nauwelijks, maar er wordt aanmerkelijk minder brandstof verbruikt.
– Geef altijd slechts zoveel gas als de motor op dat moment kan verwerken, abrupt opendraaien van de gashendel verhoogt het ver-
bruik.
– Voor het terugschakelen de motorfiets afremmen en tegelijkertijd gas terugnemen.
– Koppelingshendel trekken en naar een lagere versnelling schakelen, koppelingshendel langzaam vrijgeven en gas geven resp. nog
een keer schakelen.
– De motor uitzetten als het voertuig langere tijd stationair draait of stilstaat.
Voorgeschreven waarde
≥ 1 min
– Voorkom dat de koppeling vaak en gedurende langere tijd gaat slepen. Hierdoor wordt de motorolie verwarmd en dus ook de motor
en het koelsysteem.
– Met een lager toerental rijden in plaats van met een hoger toerental en een slepende koppeling.
8.5 Afremmen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Te sterk afremmen leidt tot blokkering van de wielen.
– De wijze van remmen aanpassen aan de rijsituatie en rijwegsituatie.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Verminderde remwerking door poreus drukpunt van de voor- en/of achterwielrem.
– Remsysteem controleren, niet doorrijden. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Verminderde remwerking door nat of vervuild remsysteem.
– Vervuild of nat remsysteem voorzichtig schoon- resp. droogremmen.
– Op zandige, natte of gladde ondergrond moet overwegend de achterwielrem worden gebruikt.
– Het remmen moet altijd voor het begin van de bocht zijn afgerond. Daarbij afhankelijk van de snelheid naar een lagere versnelling
schakelen.
– Gebruik bij langdurig bergaf rijden de remwerking van de motor. Schakel daarvoor een of twee versnellingen terug; laat de motor
echter niet op een te hoog toerental draaien. Zo hoeft u veel minder te remmen en raakt het remsysteem niet oververhit.
8 RIJ-INSTRUCTIES 24
8.6 Stoppen, parkeren
Waarschuwing
Gevaar voor diefstal Gebruik door onbevoegde personen.
– Het voertuig nooit onbeheerd laten staan als de motor draait. Het voertuig tegen onbevoegd gebruik beveiligen.
Waarschuwing
Gevaar voor verbranding Sommige onderdelen van het voertuig worden tijdens het rijden zeer heet.
– Hete onderdelen zoals uitlaatsysteem, radiateur, motor, schokdempers en remsysteem niet aanraken. De onderdelen eerst
laten afkoelen voordat u met werkzaamheden aan deze onderdelen begint.
Aanwijzing
Gevaar voor beschadiging Het geparkeerde voertuig kan wegrollen en/of omvallen.
– Het voertuig altijd op een vaste en egale ondergrond plaatsen.
Aanwijzing
Gevaar voor brand Sommige onderdelen van de motorfiets worden bij gebruik van de motorfiets zeer heet.
– Voertuig niet op plaatsen laten staan met licht brandbare en/of ontvlambare materialen. Geen voorwerpen over het warme voertuig
leggen. Het voertuig altijd eerst laten afkoelen.
– Motorfiets afremmen.
– Versnelling in vrij schakelen.
– Stopknop bij stationair toerental van de motor indrukken, totdat de motor stilstaat.
– Motorfiets op vaste ondergrond parkeren.
8.7 Transport
Aanwijzing
Gevaar voor beschadiging Het geparkeerde voertuig kan wegrollen en/of omvallen.
– Het voertuig altijd op een vaste en egale ondergrond plaatsen.
Aanwijzing
Gevaar voor brand Sommige onderdelen van de motorfiets worden bij gebruik van de motorfiets zeer heet.
– Voertuig niet op plaatsen laten staan met licht brandbare en/of ontvlambare materialen. Geen voorwerpen over het warme voertuig
leggen. Het voertuig altijd eerst laten afkoelen.
401475-01
– Motor uitzetten.
– Motorfiets met spanriemen of andere geschikte bevestigingsmiddelen beveiligen
tegen omvallen en wegrollen.
8.8 Brandstof tanken
Gevaar
Gevaar voor brand Brandstof is licht ontvlambaar.
– Tank het voertuig nooit in de buurt van open vuur of brandende sigaretten en schakel de motor bij het tanken altijd uit.
Let er vooral op dat er geen brandstof wordt gemorst op de hete onderdelen van het voertuig. Gemorste brandstof meteen
afvegen.
– Als de brandstof wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uitstromen als de tank te vol zit. Neem de aanwij-
zingen voor het tanken van brandstof in acht.
8 RIJ-INSTRUCTIES 25
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftiging Brandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
– Erop letten dat brandstof niet in aanraking komt met de huid, ogen en kleding. Adem brandstofdampen niet in. Bij contact
met de ogen meteen met water spoelen en een arts raadplegen. Huid bij contact meteen reinigen met water en zeep. Als
brandstof is ingeslikt meteen een arts raadplegen. Kleding die in aanraking is gekomen met brandstof meteen uittrekken.
Aanwijzing
Schade aan materiaal Voortijdige slijtage van het brandstoffilter.
– In enkele landen en regio's kan het voorkomen, dat de beschikbare brandstof niet voldoende kwaliteit of zuiverheid heeft. Dit leidt
tot problemen in het brandstofsysteem. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
– Alleen zuivere brandstof tanken, die voldoet aan de aangegeven norm.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieu Ondeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
– Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
– Motor uitzetten.
– Tankdop openen. ( pag. 13)
AA
401522-10
– Brandstoftank met brandstof vullen tot maximaal maat A.
Voorgeschreven waarde
Maat A 35 mm
Brandstoftank-
volume totaal
ca. (Alle SX‑F-
modellen)
7,5 l Brandstof super loodvrij (ROZ 95)
( pag. 98)
Brandstoftankvo-
lume totaal ca.
(XC‑F)
9 l Brandstof super loodvrij (ROZ 95)
( pag. 98)
– Tankdop sluiten. ( pag. 14)
9 SERVICESCHEMA 26
9.1 Serviceschema
S1N S10A S20A S30A
Foutengeheugen met KTM-diagnosetool uitlezen. x
• • • •
Accu controleren en laden. x
• • •
Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 61) • • •
Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 65) • • •
Remschijven controleren. ( pag. 59) • • •
Remkabels controleren op beschadiging en lekkage. • • •
Remvloeistofpeil van de achterwielrem controleren. ( pag. 64) • • •
Vrije slag van het rempedaal controleren. ( pag. 63) • • •
Frame en achterbrug controleren. x
• • •
Achterbruglagers controleren. x
•
Schokdemperbevestiging controleren. x
• • •
Kleine schakelservice uitvoeren. x
• • •
Grote schakelservice uitvoeren. x
•
Toestand van de banden controleren. ( pag. 69) • • • •
Bandenspanning controleren. ( pag. 70) • • • •
Wiellager op speling controleren. x
• • •
Wielnaven controleren. x
• • •
Velgslag controleren. x
• • • •
Spaakspanning controleren. ( pag. 70) • • • •
Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en kettinggeleiding controleren. ( pag. 54) • • •
Kettingspanning controleren. ( pag. 53) • • • •
Alle bewegende onderdelen (bijv. hendels, ketting, ...) smeren en controleren of ze gemakke-
lijk bewegen. x
• • •
Vloeistofpeil van de hydraulische koppeling controleren/corrigeren. ( pag. 57) • • •
Remvloeistofpeil van de voorwielrem controleren. ( pag. 60) • • •
Vrije slag van de remhendel controleren. ( pag. 59) • • •
Speling balhoofdlager controleren. ( pag. 42) • • • •
Klepspeling controleren. x
• •
Koppeling controleren. x
•
Motorolie verversen, oliefilter vervangen en oliezeven reinigen. x ( pag. 81)
• • • •
Alle slangen (bijv. brandstof-, radiateur-, ontluchting-, drainageslangen, ...) en manchetten
controleren op scheuren, dichtheid en correcte legging. x
• • • •
Antivries en koelmiddelpeil controleren. ( pag. 75) • • • •
Kabels controleren op beschadiging en knikvrije legging. x
• • •
Bowdenkabels controleren op beschadiging, knikvrije legging en instelling. • • • •
Luchtfilter en luchtfilterbak reinigen. x ( pag. 47)
• • •
Glasvezelvulling van de einddemper vervangen. x ( pag. 49)
•
Controleren of de schroeven en moeren goed vastzitten. x
• • • •
Brandstofzeef vervangen. x ( pag. 80)
• • • •
Brandstofdruk controleren. x
• • •
Stationair controleren. • • • •
Eindcontrole: controleren of het voertuig verkeersveilig is en een proefrit maken. • • • •
Na proefrit foutengeheugen met KTM-diagnosetool uitlezen. x
• • • •
Service op KTM DEALER.NET invoeren en noteren in het serviceboekje. x
• • • •
S1N: eenmalig na 1 uur rijden - komt overeen met ca. 7 liter brandstof
S10A: om de 10 uur rijden - komt overeen met ca. 70 liter brandstof / na iedere race
S20A: om de 20 uur rijden - komt overeen met ca. 140 liter brandstof
S30A: om de 30 uur rijden - komt overeen met ca. 210 liter brandstof
9 SERVICESCHEMA 27
9.2 Servicewerkzaamheden (als aanvullende opdracht)
S20N S40A S50A S100A J1A
Remvloeistof van de voorwielrem vervangen. x
•
Remvloeistof van de achterwielrem vervangen. x
•
Vloeistof van de hydraulische koppeling verversen. x ( pag. 58)
•
Balhoofdlager insmeren. x ( pag. 43)
•
Schokdemperservice uitvoeren. x
• •
Bougie en bougiedop vervangen. x
•
Zuigers vervangen. x
• •
Cilinder controleren/opmeten. x
• •
Cilinderkop controleren. x
• •
Kleppen, klepveren en klepveersteunen vervangen. x
•
Nokkenas en tuimelaars controleren. x
• •
Drijfstang, drijfstanglager en kruktap vervangen. x
•
Keerringen van de waterpomp vervangen. x
• •
Aandrijving en versnelling controleren. x
•
Oliedrukregelklep controleren. x
•
Zuigpomp vervangen. x
•
Drukpomp en smeersysteem controleren. x
•
Distributieketting vervangen. x
•
Distributie controleren. x
• •
Alle motorlagers vervangen. x
•
S20N: eenmalig na 20 uur rijden - komt overeen met ca. 140 liter brandstof
S40A: om de 40 uur rijden - komt overeen met ca. 280 liter brandstof
S50A: om de 50 uur rijden - komt overeen met ca. 350 liter brandstof
S100A: om de 100 uur rijden - komt overeen met ca. 700 liter brandstof
J1A: jaarlijks
10 CHASSIS AFSTELLEN 28
10.1 Basisinstelling chassis voor bestuurdersgewicht controleren
Info
Voor de basisinstelling van het chassis eerst de schokdemper en daarna de voorvork instellen.
401030-01
– Om optimale rijeigenschappen van de motorfiets te bereiken en om beschadiging
aan voorvork, schokdemper, achterbrug en frame te voorkomen moeten de basisin-
stelling en veringscomponenten passen bij het gewicht van de bestuurder.
– KTM offroad-motorfietsen zijn in de leveringstoestand ingesteld op een standaard
gewicht van een bestuurder (met complete veiligheidskleding).
Voorgeschreven waarde
Standaard bestuurdersgewicht 75… 85 kg
– Als het gewicht van de bestuurder buiten dit bereik ligt moet de basisinstelling van
de veringscomponenten worden aangepast.
– Kleine afwijkingen van het gewicht kunnen door het wijzigen van de veervoorspan-
ning worden gecompenseerd, bij grotere afwijkingen moet een aangepaste vering
worden gemonteerd.
10.2 Ingaande demping schokdemper
De ingaande demping van de schokdemper is verdeeld in twee bereiken, high speed en low speed.
High- en low speed hebben betrekking op de snelheid waarmee het achterwiel inveert en niet op de rijsnelheid.
De high speed-instelling is van invloed op de landing na een sprong. Het achterwiel veert daarbij snel in.
De low speed-instelling is van invloed op het rijden over lange hobbels op de ondergrond. Het achterwiel veert daarbij langzaam in.
De beide bereiken kunnen apart worden ingesteld, de overgang tussen high en low speed is echter vloeiend. Daarom zijn wijzigingen in
het high speed-bereik van de ingaande demping ook van invloed op het low speed-bereik en omgekeerd.
10.3 Ingaande demping low speed voor schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor ongevallen Het demonteren van onder druk staande onderdelen kan letsel veroorzaken.
– De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof. Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
Info
De low speed-instelling toont haar werking bij het langzaam tot normaal inveren van de schokdemper.
B00290-10
– Stelschroef 1 met een schroevendraaier met de klok mee draaien tot de laatste
voelbare klik.
Info
Schroef 2 niet losdraaien!
– Afhankelijk van het schokdempertype een aantal klikken tegen de klok in draaien.
10 CHASSIS AFSTELLEN 29
Voorgeschreven waarde
Ingaande demping low speed (SX‑F EU)
Comfort 17 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 13 klikken
Ingaande demping low speed (SX‑F USA)
Comfort 17 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 13 klikken
Ingaande demping low speed (XC‑F)
Comfort 17 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 13 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien tegen de klok in ver-
laagt de demping.
10.4 Ingaande demping high speed voor schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor ongevallen Het demonteren van onder druk staande onderdelen kan letsel veroorzaken.
– De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof. Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
Info
De high speed-instelling toont haar werking bij het snel inveren van de schokdemper.
B00289-10
– Stelschroef 1 met een dopsleutel met de klok mee draaien tot de aanslag.
Info
Schroef 2 niet losdraaien!
– Afhankelijk van het schokdempertype een aantal slagen tegen de klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Ingaande demping high speed (SX‑F EU)
Comfort 2,5 omwentelingen
Standaard 2 omwentelingen
Sport 1,5 omwentelingen
Ingaande demping high speed (SX‑F USA)
Comfort 2,5 omwentelingen
Standaard 2 omwentelingen
Sport 1,5 omwentelingen
Ingaande demping high speed (XC‑F)
Comfort 2,5 omwentelingen
Standaard 2 omwentelingen
Sport 1,5 omwentelingen
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien tegen de klok in ver-
laagt de demping.
10 CHASSIS AFSTELLEN 30
10.5 Uitgaande demping schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor ongevallen Het demonteren van onder druk staande onderdelen kan letsel veroorzaken.
– De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof. Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
B00291-10
– Stelschroef 1 met de klok mee draaien tot de laatste voelbare klik.
– Afhankelijk van het schokdempertype een aantal klikken tegen de klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Uitgaande demping (SX‑F EU)
Comfort 17 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 13 klikken
Uitgaande demping (SX‑F USA)
Comfort 17 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 13 klikken
Uitgaande demping (XC‑F)
Comfort 17 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 13 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien tegen de klok in ver-
laagt de demping bij het uitveren.
10.6 Maat achterwiel zonder belasting bepalen
Voorwerk
– Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 36)
400988-10
Hoofdwerk
– Een zoveel mogelijk loodrecht afstand tussen de achteras en een vast punt meten,
bijvoorbeeld een markering aan de zijbekleding.
– Waarde als maat A noteren.
Nawerk
– Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 36)
10 CHASSIS AFSTELLEN 31
10.7 Statische veerweg schokdemper controleren
400989-10
– Maat A achterwiel zonder belasting bepalen. ( pag. 30)
– De motorfiets met behulp van iemand die assisteert rechtop houden.
– Opnieuw de afstand meten tussen de achteras en het vaste punt.
– Waarde als maat B noteren.
Info
De statische veerweg is het verschil tussen maat A en B.
– Statische veerweg controleren.
Statische veerweg (SX‑F EU) 30 mm
Statische veerweg (SX‑F USA) 30 mm
Statische veerweg (XC‑F) 30 mm
» Als de statische veerweg kleiner of groter is dan de aangegeven maat:
–
Veervoorspanning van de schokdemper instellen. x ( pag. 31)
10.8 Dynamische veerweg schokdemper controleren
400990-10
– Maat A achterwiel zonder belasting bepalen. ( pag. 30)
– Met behulp van een persoon, die de motorfiets vasthoudt, gaat de bestuurder met
volledige beschermende kleding in een normale zitpositie (voeten op de voetsteu-
nen) op de motorfiets zitten en beweegt enkele keren op en neer.
De achterwielophanging slingert zo in de juiste positie.
– Een andere persoon meet nu opnieuw de afstand tussen de achteras en het vaste
punt.
– Waarde als maat C noteren.
Info
De dynamische veerweg is het verschil tussen maat A en C.
– Dynamische veerweg controleren.
Dynamische veerweg (SX‑F EU) 90 mm
Dynamische veerweg (SX‑F USA) 100 mm
Dynamische veerweg (XC‑F) 100 mm
» Als de dynamische veerweg afwijkt van de aangegeven maat:
–
Dynamische veerweg instellen. x ( pag. 32)
10.9 Veervoorspanning schokdemper instellen x
Voorzichtig
Gevaar voor ongevallen Het demonteren van onder druk staande onderdelen kan letsel veroorzaken.
– De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof. Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
Info
Voordat u de veervoorspanning wijzigt moet u de momentele instelling noteren, bijvoorbeeld de veerlengte meten.
Voorwerk
– Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 36)
– Einddemper demonteren. ( pag. 48)
–
Bochtstuk demonteren. x
–
Schokdemper demonteren. x ( pag. 44)
10 CHASSIS AFSTELLEN 32
– Schokdemper in gedemonteerde toestand grondig reinigen.
401025-10
Hoofdwerk
– Schroef 1 losdraaien.
– Stelring 2 draaien tot de veer volledig ontspannen is.
Haaksleutel (T106S)
– Totale veerlengte in ontspannen toestand meten.
– Veer door het draaien van de stelring 2 op de aangegeven maat A spannen.
Voorgeschreven waarde
Veervoorspanning (SX‑F EU) 14 mm
Veervoorspanning (SX‑F USA) 12 mm
Veervoorspanning (XC‑F) 12 mm
Info
Afhankelijk van de statische of dynamische veerweg kan een hogere of
lagere veervoorspanning nodig zijn.
– Schroef 1 vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef stelring schokdemper M5 5 Nm
Nawerk
–
Schokdemper monteren. x ( pag. 45)
–
Bochtstuk monteren. x
– Einddemper monteren. ( pag. 49)
– Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 36)
10.10 Dynamische veerweg instellen x
Voorwerk
– Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 36)
– Einddemper demonteren. ( pag. 48)
–
Bochtstuk demonteren. x
–
Schokdemper demonteren. x ( pag. 44)
– Schokdemper in gedemonteerde toestand grondig reinigen.
B00292-10
Hoofdwerk
– Een passende veer kiezen en monteren.
Voorgeschreven waarde
Veerconstante (SX‑F EU)
Gewicht bestuurder: 65… 75 kg 54 N/mm
Gewicht bestuurder: 75… 85 kg 57 N/mm
Gewicht bestuurder: 85… 95 kg 60 N/mm
Veerconstante (SX‑F USA)
Gewicht bestuurder: 65… 75 kg 54 N/mm
Gewicht bestuurder: 75… 85 kg 57 N/mm
Gewicht bestuurder: 85… 95 kg 60 N/mm
Veerconstante (XC‑F)
Gewicht bestuurder: 65… 75 kg 54 N/mm
Gewicht bestuurder: 75… 85 kg 57 N/mm
Gewicht bestuurder: 85… 95 kg 60 N/mm
Info
De veerconstante is vermeld op de buitenkant van de veer.
Nawerk
–
Schokdemper monteren. x ( pag. 45)
–
Bochtstuk monteren. x
– Einddemper monteren. ( pag. 49)
– Statische veerweg van de schokdemper controleren. ( pag. 31)
10 CHASSIS AFSTELLEN 33
– Dynamische veerweg van de schokdemper controleren. ( pag. 31)
– Uitgaande demping van de schokdemper instellen. ( pag. 30)
– Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 36)
10.11 Basisinstelling voorvork controleren
Info
Bij de voorvork kan om verschillende redenen geen exacte dynamische veerweg worden vastgelegd.
401000-01
– Kleinere afwijkingen van het bestuurdersgewicht kunnen net als bij de schokdem-
per door de veervoorspanning worden gecompenseerd.
– Als de voorvork echter vaker doorslaat (harde eindaanslag bij het inveren) moeten
beslist hardere vorkveren worden gemonteerd om beschadiging aan voorvork en
frame te voorkomen.
10.12 Ingaande demping voorvork instellen
Info
De hydraulische ingaande demping bepaalt het gedrag bij het inveren van de voorvork.
101275-10
– Stelschroeven 1 met de klok mee draaien tot de aanslag.
Info
De stelschroeven 1 bevinden zich aan het bovenste uiteinde van de vorkpo-
ten.
De instelling van beide vorkpoten moet gelijk zijn.
– Afhankelijk van het voorvorktype een aantal klikken tegen de klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Ingaande demping (SX‑F EU)
Comfort 14 klikken
Standaard 12 klikken
Sport 10 klikken
Ingaande demping (SX‑F USA)
Comfort 14 klikken
Standaard 12 klikken
Sport 10 klikken
Ingaande demping (XC‑F)
Comfort 14 klikken
Standaard 12 klikken
Sport 10 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien tegen de klok in ver-
laagt de demping.
10 CHASSIS AFSTELLEN 34
10.13 Uitgaande demping voorvork instellen
Info
De hydraulische uitgaande demping bepaalt het gedrag bij het uitveren van de voorvork.
B00295-10
– Beschermkappen 1 verwijderen.
– Stelschroeven 2 met de klok mee draaien tot de aanslag.
Info
De stelschroeven 2 bevinden zich aan het onderste uiteinde van de vorkpo-
ten.
De instelling van beide vorkpoten moet gelijk zijn.
– Afhankelijk van het voorvorktype een aantal klikken tegen de klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Uitgaande demping (SX‑F EU)
Comfort 14 klikken
Standaard 12 klikken
Sport 10 klikken
Uitgaande demping (SX‑F USA)
Comfort 14 klikken
Standaard 12 klikken
Sport 10 klikken
Uitgaande demping (XC‑F)
Comfort 14 klikken
Standaard 12 klikken
Sport 10 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien tegen de klok in ver-
laagt de demping.
– Beschermkappen 1 monteren.
10.14 Stuurpositie
800116-10
Op de bovenste kroonplaat bevinden zich twee boringen op een afstand A van elkaar.
Afstand boringen A 15 mm
De boringen op de stuuradapter zijn op een afstand B van het midden geplaatst.
Afstand boringen B 3,5 mm
Het stuur kan in 4 verschillende posities worden gemonteerd. Daardoor is het mogelijk,
het stuur in de voor de bestuurder meest aangename positie te zetten.
10.15 Stuurpositie instellen x
B00375-10
– De vier schroeven 1 verwijderen. Stuurklemmen verwijderen. Stuur verwijderen en
opzijleggen.
Info
Motorfiets en componenten door afdekken beschermen tegen beschadiging.
Kabels en leidingen niet knikken.
– Schroeven 2 verwijderen. Stuuradapters verwijderen.
– Stuuradapters in de gewenste positie zetten. Schroeven 2 monteren en
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef stuuradapter M10 40 Nm Loctite
®
243â„¢
10 CHASSIS AFSTELLEN 35
Info
Stuuradapter links en rechts gelijkmatig positioneren.
– Stuur positioneren.
Info
Erop letten dat de kabels en leidingen goed worden gelegd.
– Stuurklemmen positioneren. De vier schroeven 1 monteren en gelijkmatig vast-
draaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef stuurplaat M8 20 Nm
10.16 Factory Start activeren (SX‑F Factory Edition)
Info
Bij vorst kan de vergrendelknop bevriezen, waardoor deze niet automatisch ontgrendelt bij het inveren.
101866-10
– Controleren of de vergrendelknop 1 soepel beweegt.
– Op de motorfiets gaan zitten en over het stuur buigen. De velg vasthouden en voor-
vork inveren. Vergrendelknop 1 indrukken, langzaam uitveren, totdat de vergren-
delknop op de vergrendelring 2 vergrendelt.
Bij het eerste inveren ontgrendelt de vergrendelknop automatisch.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 36
11.1 Motorfiets met hefbok opkrikken
Aanwijzing
Gevaar voor beschadiging Het geparkeerde voertuig kan wegrollen en/of omvallen.
– Het voertuig altijd op een vaste en egale ondergrond plaatsen.
101870-01
(Alle SX‑F-modellen)
– Motorfiets bij frame onder de motor opkrikken.
De wielen mogen de bodem niet meer aanraken.
– Motorfiets beveiligen tegen omvallen.
Hefbok (54829055000)
101871-01
(XC‑F)
– Motorfiets bij frame onder de motor opkrikken.
De wielen mogen de bodem niet meer aanraken.
– Motorfiets beveiligen tegen omvallen.
Hefbok (54829055000)
11.2 Motorfiets van hefbok nemen
Aanwijzing
Gevaar voor beschadiging Het geparkeerde voertuig kan wegrollen en/of omvallen.
– Het voertuig altijd op een vaste en egale ondergrond plaatsen.
B00283-10
(Alle SX‑F-modellen)
– Motorfiets van hefbok nemen.
– Hefbok verwijderen.
– Voor het parkeren van de motorfiets de plug-in standaard 1 in de linkerzijde
van de steekas steken.
Info
De plug-in standaard verwijderen voordat u gaat rijden.
C00222-10
(XC‑F)
– Motorfiets van hefbok nemen.
– Hefbok verwijderen.
– Voor het parkeren van de motorfiets de zijstandaard 1 met de voet tot de
bodem uitklappen en belasten met de motorfiets.
Info
Tijdens het rijden moet de zijstandaard worden opgeklapt en met de
rubberband worden vastgezet.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 37
11.3 Vorkpoten ontluchten
Voorwerk
– Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 36)
B01009-10
Hoofdwerk
– Ontluchtingsschroeven 1 losdraaien.
Als de druk te hoog is, dan verdwijnt de overtollige druk uit de binnenruimte
van de voorvork.
– Ontluchtingsschroeven monteren en vastdraaien.
Nawerk
– Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 36)
11.4 Vuilschrapers vorkpoten reinigen
Voorwerk
– Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 36)
– Voorvorkprotector losmaken. ( pag. 37)
B00297-10
Hoofdwerk
– Vuilschraper 1 van beide vorkpoten omlaag schuiven.
Info
De vuilschrapers schrapen stof en grof vuil van de binnenpoot af. In de loop
van de tijd kan er vuil achter te vuilschrapers terechtkomen. Als deze ver-
vuiling niet wordt verwijderd kunnen de daarachter liggende oliekeerringen
gaan lekken.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Verminderde remwerking door olie of vet op de rem-
schijven.
– Remschijven beslist olie- en vetvrij houden en indien nodig reinigen met
een remmenreiniger.
– Vuilschraper en de binnenpoot van de voorvork aan beide vorkpoten reinigen en
smeren met olie.
Universele oliespray ( pag. 101)
– Vuilschrapers terugduwen in de montagepositie.
– Overtollige olie verwijderen.
Nawerk
– Voorvorkprotector positioneren. ( pag. 38)
– Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 36)
11.5 Voorvorkprotector losmaken
B00298-10
– Schroeven 1 verwijderen en klem verwijderen.
– Schroeven 2 aan linker vorkpoot verwijderen. Voorvorkprotector omlaag schuiven.
– Schroeven aan rechter vorkpoot verwijderen. Voorvorkprotector omlaag schuiven.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 38
11.6 Voorvorkprotector positioneren
B00298-20
– Voorvorkprotector op linker vorkpoot positioneren. Schroeven 1 monteren en vast-
draaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
– Remkabel en klem positioneren. Schroeven 2 monteren en vastdraaien.
– Voorvorkprotector op rechter vorkpoot positioneren. Schroeven monteren en vast-
draaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
11.7 Vorkpoten demonteren x
Voorwerk
– Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 36)
–
Voorwiel demonteren. x ( pag. 67)
B00300-10
Hoofdwerk
– Schroeven 1 verwijderen en klem verwijderen.
– Schroeven 2 verwijderen en remklauw verwijderen.
– Remklauw met remkabel spanningsloos opzijhangen.
Info
Remhendel niet gebruiken wanneer het voorwiel is gedemonteerd.
S00143-10
– Schroeven 3 losdraaien. Vorkpoot links verwijderen.
– Schroeven 4 losdraaien. Vorkpoot rechts verwijderen.
11.8 Vorkpoten monteren x
B01009-10
Hoofdwerk
– Vorkpoten positioneren.
Info
Aan het bovenste einde van de vorkpoten zijn aan de zijkant groeven inge-
freesd. De tweede ingefreesde groef (van boven) moet door de bovenkant
van de bovenste kroonplaat worden afgesloten.
De ontluchtingsschroeven 1 naar voren positioneren.
S00143-11
– Schroeven 2 vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste kroonplaat M8 17 Nm
– Schroeven 3 vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef onderste kroonplaat M8 12 Nm
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 39
B00300-11
– Remklauw positioneren. Schroeven 5 monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remklauw voor M8 25 Nm Loctite
®
243â„¢
– Remkabel en klem positioneren. Schroeven 4 monteren en vastdraaien.
Nawerk
–
Voorwiel monteren. x ( pag. 67)
11.9 Voorvorkprotector demonteren x
Voorwerk
– Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 36)
–
Voorwiel demonteren. x ( pag. 67)
–
Vorkpoten demonteren. x ( pag. 38)
B00306-10
Hoofdwerk
– Schroeven 1 aan linker vorkpoot verwijderen. Voorvorkprotector naar boven toe ver-
wijderen.
– Schroeven aan rechter vorkpoot verwijderen. Voorvorkprotector naar boven toe ver-
wijderen.
11.10 Voorvorkprotector monteren x
B00306-10
Hoofdwerk
– Voorvorkprotector op linker vorkpoot positioneren. Schroeven 1 monteren en vast-
draaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
– Voorvorkprotector op rechter vorkpoot positioneren. Schroeven monteren en vast-
draaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
Nawerk
–
Vorkpoten monteren. x ( pag. 38)
–
Voorwiel monteren. x ( pag. 67)
11.11 Onderste kroonplaat demonteren x
Voorwerk
– Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 36)
–
Voorwiel demonteren. x ( pag. 67)
–
Vorkpoten demonteren. x ( pag. 38)
– Startnummerbord demonteren. ( pag. 43)
– Spatbord vooraan demonteren. ( pag. 43)
– Stuurcovers verwijderen.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 40
S00144-10
Hoofdwerk
– Schroef 1 verwijderen.
– Schroef 2 verwijderen.
– Bovenste kroonplaat met stuur verwijderen en opzijleggen.
Info
Motorfiets en componenten door afdekken beschermen tegen beschadiging.
Kabels en leidingen niet knikken.
S00145-10
– Keerring 3 verwijderen. Afdichtring 4 verwijderen.
– Onderste kroonplaat met vorkbuis verwijderen.
– Bovenste balhoofdlager verwijderen.
11.12 Onderste kroonplaat monteren x
0
0
11
0
0
22
0
0
33
800221-10
Hoofdwerk
– Lagers en afdichtingselementen reinigen, op beschadiging controleren en invetten.
Smeervet met hoge viscositeit ( pag. 101)
– Onderste kroonplaat met vorkbuis plaatsen. Bovenste balhoofdlager monteren.
– Controleren of de balhoofdring boven 1 correct is gepositioneerd.
– Afdichtring 2 en keerring 3 erop schuiven.
S00144-11
– Bovenste kroonplaat met stuur positioneren.
– Schroef 4 monteren, maar nog niet vastdraaien.
C00231-10
– Vorkpoten positioneren.
De ontluchtingsschroeven 5 wijzen naar voren.
Info
Aan het bovenste einde van de vorkpoten zijn aan de zijkant groeven inge-
freesd. De tweede ingefreesde groef (van boven) moet door de bovenkant
van de bovenste kroonplaat worden afgesloten.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 41
S00146-10
– Schroeven 6 vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef onderste kroonplaat M8 12 Nm
C00232-10
– Schroef 4 vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef balhoofd boven M20x1,5 12 Nm
C00232-11
– Schroef 7 monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef vorkbuis boven M8 17 Nm Loctite
®
243â„¢
S00146-11
– Met een kunststof hamer zacht op de bovenste kroonplaat kloppen om spanning te
voorkomen.
– Schroeven 8 vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste kroonplaat M8 17 Nm
B00379-10
– Remklauw positioneren. Schroeven 9 monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remklauw voor M8 25 Nm Loctite
®
243â„¢
– Remkabel en klem positioneren. Schroeven bk monteren en vastdraaien.
Nawerk
– Spatbord vooraan monteren. ( pag. 44)
– Stuurcovers monteren.
– Startnummerbord monteren. ( pag. 43)
–
Voorwiel monteren. x ( pag. 67)
– Controleren of de kabelboom, bowdenkabels, rem- en koppelingskabel vrij kunnen
bewegen en of ze goed zijn gelegd.
– Speling balhoofdlager controleren. ( pag. 42)
– Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 36)
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 42
11.13 Speling balhoofdlager controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Onveilig rijgedrag door een niet correcte balhoofdspeling.
– Balhoofdspeling meteen instellen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Info
Als voor langere tijd met speling in het balhoofdlager wordt gereden, beschadigen de lagers en daardoor ook de lagerzittingen
in het frame.
Voorwerk
– Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 36)
400738-11
Hoofdwerk
– Stuur in rechtuitstand zetten. Vorkpoten in rijrichting voor- en achteruit bewegen.
Er mag geen speling voelbaar zijn bij de balhoofdlager.
» Als er een voelbare speling optreedt:
–
Speling balhoofdlager instellen. x ( pag. 42)
– Stuur over het gehele stuurbereik heen en weer bewegen.
Het stuur moet gemakkelijk over het volledige bereik kunnen bewegen. Er mogen
geen blokkeringen worden gevoeld.
» Als er blokkeringen voelbaar zijn:
–
Speling balhoofdlager instellen. x ( pag. 42)
– Balhoofdlager controleren en indien nodig vervangen.
Nawerk
– Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 36)
11.14 Speling balhoofdlager instellen x
Voorwerk
– Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 36)
– Stuurcovers verwijderen.
101277-10
Hoofdwerk
– Schroeven 1 losdraaien. Schroef 2 verwijderen.
– Schroef 3 losdraaien en weer vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef balhoofd boven M20x1,5 12 Nm
– Met een kunststof hamer zacht op de bovenste kroonplaat kloppen om spanning te
voorkomen.
– Schroeven 1 vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste kroonplaat M8 17 Nm
– Schroef 2 monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef vorkbuis boven M8 17 Nm Loctite
®
243â„¢
– Speling balhoofdlager controleren. ( pag. 42)
Nawerk
– Stuurcovers monteren.
– Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 36)
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 43
11.15 Balhoofdlager smeren x
800010-10
–
Onderste kroonplaat demonteren. x ( pag. 39)
–
Onderste kroonplaat monteren. x ( pag. 40)
11.16 Startnummerbord demonteren
C00174-10
– Schroef 1 en klem verwijderen.
– Schroef 2 verwijderen. Startnummerbord verwijderen.
11.17 Startnummerbord monteren
C00174-11
– Startnummerbord positioneren. Schroef 1 monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
Uitsteeksels grijpen in.
– Remkabel en klem positioneren. Schroef 2 monteren en vastdraaien.
11.18 Spatbord vooraan demonteren
Voorwerk
– Startnummerbord demonteren. ( pag. 43)
C00152-10
Hoofdwerk
– Schroeven 1 en 2 verwijderen. Spatbord vooraan verwijderen.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 44
11.19 Spatbord vooraan monteren
C00153-10
Hoofdwerk
– Spatbord vooraan positioneren. Schroeven 1 en 2 monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
Nawerk
– Startnummerbord monteren. ( pag. 43)
11.20 Schokdemper demonteren x
Voorwerk
– Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 36)
– Einddemper demonteren. ( pag. 48)
–
Bochtstuk demonteren. x
S00129-10
Hoofdwerk
– Kabelbinder framebescherming verwijderen.
– Schroef 1 verwijderen.
– Framebescherming verwijderen.
Info
Op de uitsteeksels letten.
S00127-10
– Schokdemper voorzichtig naar boven toe uit het voertuig verwijderen.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 45
11.21 Schokdemper monteren x
S00127-10
Hoofdwerk
– Schokdemper voorzichtig van bovenaf in het voertuig positioneren.
S00129-10
– Framebescherming positioneren.
Info
Op de uitsteeksels letten.
– Schroef 1 monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef framebescherming M5 3 Nm
– Framebescherming met kabelbinder bevestigen.
Nawerk
–
Bochtstuk monteren. x
– Einddemper monteren. ( pag. 49)
– Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 36)
11.22 Zadel verwijderen
101279-10
– Schroef 1 verwijderen.
– Het zadel achter optillen, naar achteren trekken en dan naar boven toe verwijderen.
11.23 Zadel monteren
S00148-11
– Zadel voor aan de flensbus van de brandstoftank vasthaken, achter neerlaten en
tegelijkertijd naar voren schuiven.
– Erop letten of het zadel goed vastzit.
– Schroef voor de bevestiging van het zadel monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 46
11.24 Luchtfilterbakafdekking demonteren
C00230-10
Voorwaarde
Afdekking van de luchtfilterbak is vastgezet.
– Schroeven 1 verwijderen.
S00147-10
– Afdekking van de luchtfilterbak in bereik A naar de zijkant toe eraf trekken en naar
voren toe verwijderen.
11.25 Luchtfilterbakafdekking monteren
S00147-11
– Afdekking van de luchtfilterbak in het achterste bereik A vasthaken en in het voor-
ste bereik B vergrendelen.
C00230-10
Voorwaarde
Afdekking van de luchtfilterbak is vastgezet.
– Schroeven 1 monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef luchtfilterbakafdekking EJOT PT
®
K60x20-Z
3 Nm
EJOT PT-schroef (0017060204)
11.26 Luchtfilter demonteren x
Aanwijzing
Beschadiging van de motor Ongefilterde aanzuiglucht heeft een negatief effect op de levensduur van de motor.
– Voertuig nooit zonder luchtfilter gebruiken omdat er dan stof en vervuiling in de motor terecht kunnen komen en dat heeft een
hogere slijtage tot gevolg.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieu Probleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
– Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Voorwerk
– Afdekking van de luchtfilterbak demonteren. ( pag. 46)
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 47
C00171-10
Hoofdwerk
– Beugel van de luchtfilterhouder 1 beneden losmaken en opzij zwenken. Luchtfilter
met luchtfilterhouder verwijderen.
– Luchtfilter van luchtfilterhouder verwijderen.
11.27 Luchtfilter monteren x
301262-10
Hoofdwerk
– Schoon luchtfilter op de luchtfilterhouder monteren.
– Luchtfilter in het bereik A smeren met vet.
Duurzaam vet ( pag. 100)
101872-10
– Beide onderdelen samen erin zetten, positioneren en met de luchtfilterbeugel 1
vastzetten.
Pijl markering UP wijst omhoog.
Info
Wanneer het luchtfilter niet correct is gemonteerd kunnen stof en vuil in de
motor terechtkomen en schade veroorzaken.
Nawerk
– Afdekking van de luchtfilterbak monteren. ( pag. 46)
11.28 Luchtfilter en luchtfilterbak reinigen x
Waarschuwing
Gevaar voor het milieu Probleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
– Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Info
Luchtfilter niet reinigen met brandstof of petroleum, aangezien deze middelen de schuimstof aanvreten.
Voorwerk
– Afdekking van de luchtfilterbak demonteren. ( pag. 46)
–
Luchtfilter demonteren. x ( pag. 46)
S00044-10
Hoofdwerk
– Luchtfilter in een speciale reinigingsvloeistof grondig wassen en goed laten drogen.
Reinigingsmiddel voor luchtfilter ( pag. 101)
Info
Luchtfilter alleen uitdrukken, in geen geval uitwringen.
– Het luchtfilter insmeren met hoogwaardige filterolie.
Olie voor luchtfilters van schuimstof ( pag. 100)
– Luchtfilterbak reinigen.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 48
– Zuigstukken reinigen en controleren of ze niet zijn beschadigd en goed vastzitten.
Nawerk
–
Luchtfilter monteren. x ( pag. 47)
– Afdekking van de luchtfilterbak monteren. ( pag. 46)
11.29 Luchtfilterbakafdekking vastzetten x
Voorwerk
– Afdekking van de luchtfilterbak demonteren. ( pag. 46)
C00229-10
Hoofdwerk
– Aan de markeringen A en B een gat boren.
Voorgeschreven waarde
Diameter 6 mm
Nawerk
– Afdekking van de luchtfilterbak monteren. ( pag. 46)
11.30 Luchtfilterbak afdichten x
401527-10
– Luchtfilterbak in het gemarkeerde bereik A afdichten.
11.31 Einddemper demonteren
Waarschuwing
Gevaar voor verbranding Het uitlaatsysteem wordt bij gebruik van het voertuig zeer heet.
– Uitlaatsysteem laten afkoelen. Hete onderdelen niet aanraken.
S00128-10
– Veer 1 losmaken.
Veerhaak (50305017000)
– Schroeven 2 verwijderen en einddemper verwijderen.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 49
11.32 Einddemper monteren
S00128-11
– Einddemper positioneren.
– Schroeven 1 monteren, maar nog niet vastdraaien.
– Veer 2 vasthaken.
Veerhaak (50305017000)
– Schroeven 1 vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
11.33 Glasvezelvulling einddemper vervangen x
Waarschuwing
Gevaar voor verbranding Het uitlaatsysteem wordt bij gebruik van het voertuig zeer heet.
– Uitlaatsysteem laten afkoelen. Hete onderdelen niet aanraken.
Info
In de loop van de tijd vervluchtigen de vezels van het glasvezel en verdwijnen naar buiten, de demper "brandt" uit.
Het geluidsniveau wordt hoger en daarnaast verandert de vermogensgrafiek.
Voorwerk
– Einddemper demonteren. ( pag. 48)
B00420-10
Hoofdwerk
(XC‑F, 450 SX‑F EU, 450 SX‑F USA)
– Alle schroeven van de einddemper verwijderen. Sluitdop 1 en buitenbuis 2
verwijderen.
– Glasvezelvulling 3 van de binnenbuis 4 trekken.
– Onderdelen die weer worden ingebouwd reinigen.
– Nieuwe glasvezelvulling 3 op de binnenbuis monteren.
– Buitenpoot 2 over de glasvezelvulling schuiven.
– Sluitdop 1 in de buitenbuis steken.
– Alle schroeven monteren en vastdraaien.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 50
101090-10
(SX‑F Factory Edition)
– Alle klinknagels op de einddempers openboren en staalbanden 1 verwijderen.
Klinknagels voorzichtig naar binnen kloppen.
– Sluitdop 2 en buitenbuis 3 verwijderen.
– Glasvezelvulling 4 van de binnenbuis 5 trekken.
– Onderdelen die weer worden ingebouwd reinigen.
– Binnenbuis aan uiteinde inwikkelen met plakband.
– Nieuwe glasvezelvulling 4 op de binnenbuis monteren.
– Plakband van binnenbuis verwijderen.
– Buitenpoot 3 over de glasvezelvulling schuiven.
– Sluitdop 2 in de buitenbuis steken.
– Staalbanden 1 positioneren en klinknagels monteren.
Nawerk
– Einddemper monteren. ( pag. 49)
11.34 Brandstoftank demonteren x
Gevaar
Gevaar voor brand Brandstof is licht ontvlambaar.
– Tank het voertuig nooit in de buurt van open vuur of brandende sigaretten en schakel de motor bij het tanken altijd uit.
Let er vooral op dat er geen brandstof wordt gemorst op de hete onderdelen van het voertuig. Gemorste brandstof meteen
afvegen.
– Als de brandstof wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uitstromen als de tank te vol zit. Neem de aanwij-
zingen voor het tanken van brandstof in acht.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftiging Brandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
– Erop letten dat brandstof niet in aanraking komt met de huid, ogen en kleding. Adem brandstofdampen niet in. Bij contact
met de ogen meteen met water spoelen en een arts raadplegen. Huid bij contact meteen reinigen met water en zeep. Als
brandstof is ingeslikt meteen een arts raadplegen. Kleding die in aanraking is gekomen met brandstof meteen uittrekken.
Brandstof volgens de voorschriften bewaren in een jerrycan en uit de buurt van kinderen houden.
Voorwerk
– Zadel verwijderen. ( pag. 45)
C00166-10
Hoofdwerk
– Stekker 1 van de brandstofpomp loskoppelen.
C00233-10
– Steekverbinding van de brandstofleiding grondig reinigen met perslucht.
Info
Er mag in geen geval vuil in de brandstofleiding terechtkomen. Ingedrongen
vuil verstopt het inspuitventiel!
– Steekverbinding van de brandstofleiding loskoppelen.
– Waskappenset 2 monteren.
Waskappenset (81212016100)
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 51
– Slang van de brandstoftankontluchting trekken.
C00165-11
– Schroeven 3 met flensbus verwijderen.
S00178-10
– Schroef 4 met rubberbus verwijderen.
C00169-01
– Beide spoilers naar de zijkant toe van de radiateurbevestiging trekken en brandstof-
tank naar boven toe verwijderen.
11.35 Brandstoftank monteren x
Gevaar
Gevaar voor brand Brandstof is licht ontvlambaar.
– Tank het voertuig nooit in de buurt van open vuur of brandende sigaretten en schakel de motor bij het tanken altijd uit.
Let er vooral op dat er geen brandstof wordt gemorst op de hete onderdelen van het voertuig. Gemorste brandstof meteen
afvegen.
– Als de brandstof wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uitstromen als de tank te vol zit. Neem de aanwij-
zingen voor het tanken van brandstof in acht.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftiging Brandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
– Erop letten dat brandstof niet in aanraking komt met de huid, ogen en kleding. Adem brandstofdampen niet in. Bij contact
met de ogen meteen met water spoelen en een arts raadplegen. Huid bij contact meteen reinigen met water en zeep. Als
brandstof is ingeslikt meteen een arts raadplegen. Kleding die in aanraking is gekomen met brandstof meteen uittrekken.
Hoofdwerk
– Legging van de gaskabel controleren. ( pag. 56)
S00178-11
– Brandstoftank positioneren en beide spoilers aan de zijkant van de radiateurbeves-
tiging vasthaken.
– Erop letten dat er geen kabels of bowdenkabels klem raken of worden beschadigd.
– Slang voor het ontluchten van de brandstoftank opsteken.
– Schroef 1 met rubberbus monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 52
C00165-10
– Schroeven 2 met flensbus monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
C00234-10
– Elektrische steekverbinding 3 aansluiten.
– Waskappenset verwijderen. Steekverbinding van de brandstofleiding grondig reini-
gen met perslucht.
Info
Er mag in geen geval vuil in de brandstofleiding terechtkomen. Ingedrongen
vuil verstopt het inspuitventiel!
– Keerring smeren en steekverbinding 4 van de brandstofleiding verbinden.
Info
Kabels en brandstofleiding op een veilige afstand van het uitlaatsysteem
leggen.
Nawerk
– Zadel monteren. ( pag. 45)
11.36 Kettingvervuiling controleren
400678-01
– Ketting controleren op grove vervuiling.
» Als de ketting erg vuil is:
– Ketting reinigen. ( pag. 52)
11.37 Ketting reinigen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Smeermiddel op de banden vermindert de grip van de banden.
– Smeermiddel verwijderen met een geschikt reinigingsmiddel.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Verminderde remwerking door olie of vet op de remschijven.
– Remschijven beslist olie- en vetvrij houden en indien nodig reinigen met een remmenreiniger.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieu Probleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
– Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Info
De levensduur van de ketting is voor een groot deel afhankelijk van het onderhoud.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 53
400725-01
– Ketting regelmatig reinigen en vervolgens met kettingspray behandelen.
Kettingreinigingsmiddel ( pag. 100)
Kettingspray offroad ( pag. 100)
11.38 Kettingspanning controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Gevaar door verkeerde kettingspanning.
– Als de ketting te strak is gespannen worden de componenten van de secundaire krachtoverbrenging (ketting,
ketting-aandrijfwiel, kettingwiel en lager in de aandrijving en het achterwiel) extra belast. Dit kan leiden tot vroegtijdige
slijtage en in het uiterste geval kunnen ook de ketting of de uitgaande as van de aandrijving breken. Als de ketting echter
te los zit kan deze van het ketting-aandrijfwiel resp. het kettingwiel vallen en het achterwiel blokkeren of de motor
beschadigen. Op een correcte kettingspanning letten en indien nodig bijstellen.
Voorwerk
– Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 36)
S00158-10
Hoofdwerk
– Ketting aan het einde van het onderste glijblok naar boven duwen en de ketting-
spanning A bepalen.
Info
Het onderste deel van de ketting 1 moet daarbij gespannen zijn.
Kettingen verslijten niet altijd gelijkmatig, daarom de meting op verschil-
lende plekken van de ketting herhalen.
Kettingspanning 55… 58 mm
» Als de kettingspanning niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
– Kettingspanning instellen. ( pag. 53)
Nawerk
– Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 36)
11.39 Kettingspanning instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Gevaar door verkeerde kettingspanning.
– Als de ketting te strak is gespannen worden de componenten van de secundaire krachtoverbrenging (ketting,
ketting-aandrijfwiel, kettingwiel en lager in de aandrijving en het achterwiel) extra belast. Dit kan leiden tot vroegtijdige
slijtage en in het uiterste geval kunnen ook de ketting of de uitgaande as van de aandrijving breken. Als de ketting echter
te los zit kan deze van het ketting-aandrijfwiel resp. het kettingwiel vallen en het achterwiel blokkeren of de motor
beschadigen. Op een correcte kettingspanning letten en indien nodig bijstellen.
Voorwerk
– Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 36)
– Kettingspanning controleren. ( pag. 53)
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 54
C00243-10
Hoofdwerk
– Moer 1 losdraaien.
– Moeren 2 losdraaien.
– Kettingspanning door het draaien van de stelschroeven 3 links en rechts instellen.
Voorgeschreven waarde
Kettingspanning 55… 58 mm
Stelschroeven 3 links en rechts zo draaien, dat de markeringen aan de linker en
rechter kettingspanner in dezelfde positie staan t.o.v. referentiemarkeringen A.
Zo is het achterwiel correct is uitgelijnd.
– Moeren 2 vastdraaien.
– Controleren of de kettingspanners 4 tegen de stelschroeven 3 liggen.
– Moer 1 vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer steekas achter M25x1,5 80 Nm
Info
Door een groter instelbereik van de kettingspanner (32 mm) kunnen bij
gelijke kettinglengte verschillende secundaire overbrengingen worden gere-
den.
De kettingspanners 4 kunnen 180° worden gedraaid.
Nawerk
– Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 36)
11.40 Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en kettinggeleiding controleren
Voorwerk
– Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 36)
400227-01
Hoofdwerk
– Versnelling in vrij schakelen.
– Kettingwiel en ketting-aandrijfwiel controleren op slijtage.
» Als kettingwiel of ketting-aandrijfwiel ingesleten zijn:
–
Aandrijfset vervangen. x
Info
Ketting-aandrijfwiel, kettingwiel en ketting moeten altijd samen wor-
den vervangen.
400987-10
– Aan het bovenste deel van de ketting met het aangegeven gewicht A trekken.
Voorgeschreven waarde
Gewicht voor meting van de kettingslij-
tage
10… 15 kg
– De afstand B van 18 kettingschakels aan het onderste deel van de ketting meten.
Info
Kettingen verslijten niet altijd gelijkmatig, daarom de meting op verschil-
lende plekken van de ketting herhalen.
Maximale afstand B op het langste
punt van de ketting
272 mm
» Als de afstand B groter is dan de aangegeven maat:
–
Aandrijfset vervangen. x
Info
Als er een nieuwe ketting wordt gemonteerd, moeten ook het ketting-
wiel en het ketting-aandrijfwiel worden vervangen.
Nieuwe kettingen slijten sneller op een oud versleten kettingwiel
en/of ketting-aandrijfwiel.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 55
B00346-01
– Bovenste glijblok op slijtage controleren.
» Als de onderkant van de bout aan de ketting zich op dezelfde hoogte of onder
het bovenste glijblok bevindt:
–
Bovenste glijblok vervangen. x
– Controleren of het bovenste glijblok goed vastzit.
» Als het bovenste glijblok loszit:
– Bovenste glijblok vastzetten.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste glij-
blok
M6 6 Nm Loctite
®
243â„¢
B00345-01
– Onderste glijblok op slijtage controleren.
» Als de onderkant van de bout aan de ketting zich op dezelfde hoogte of onder
onderste glijblok bevindt:
–
Onderste glijblok vervangen. x
– Controleren of het onderste glijblok goed vastzit.
» Als het onderste glijblok loszit:
– Onderste glijblok vastzetten.
Voorgeschreven waarde
Schroef onderste glijblok M8 15 Nm
400984-10
– De materiaaldikte A aan de onderkant van de kettinggeleiding meten.
Minimale afstand A op het diepste
punt
12 mm
» Als de afstand A kleiner is dan de aangegeven maat:
–
Kettinggeleiding vervangen. x
B00347-01
– Controleren of de kettinggeleiding goed vastzit.
» Wanneer de kettinggeleiding los zit:
– Kettinggeleiding vastzetten.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
Nawerk
– Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 36)
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 56
11.41 Kettinggeleiding instellen x
B00348-10
– Schroef 1 losdraaien. Schroef 2 verwijderen. Kettinggeleiding omlaag zwenken.
Voorwaarde
Aantal tanden kettingwiel: ≤ 44 tanden
– Flensbus 3 in boorgat A steken. Kettinggeleiding positioneren.
– Schroef 2 monteren en vastdraaien. Schroef 1 vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
Voorwaarde
Aantal tanden kettingwiel: ≥ 45 tanden
– Flensbus 3 in boorgat B steken. Kettinggeleiding positioneren.
– Schroef 2 monteren en vastdraaien. Schroef 1 vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
11.42 Frame controleren x
401519-01
– Frame controleren op scheurvorming en vervorming.
» Als het frame door een mechanische krachtinwerking gescheurd of vervormd is:
–
Frame vervangen. x
Info
Een frame dat door een mechanisch krachtinwerking is beschadigd,
moet altijd worden vervangen. KTM staat niet toe dat frames worden
gerepareerd.
11.43 Achterbrug controleren x
401520-01
– Achterbrug op beschadiging, scheurvorming en vervorming controleren.
» Als de achterbrug beschadigd, gescheurd of vervormd is:
–
Achterbrug vervangen. x
Info
Een beschadigde achterbrug moet altijd worden vervangen. KTM
staat niet toe dat de achterbrug wordt gerepareerd.
11.44 Gaskabellegging controleren
Voorwerk
– Zadel verwijderen. ( pag. 45)
–
Brandstoftank demonteren. x ( pag. 50)
S00139-10
Hoofdwerk
– Legging van de gaskabel controleren.
Beide gaskabels moeten naast elkaar aan de achterkant van het stuur, boven de
brandstoftanklager, naar de regelklep gelegd zijn.
» Als de gaskabel niet op de voorgeschreven wijze is gelegd:
– Gaskabel correct leggen.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 57
Nawerk
–
Brandstoftank monteren. x ( pag. 51)
– Zadel monteren. ( pag. 45)
11.45 Rubberen stuurcovers controleren
401197-01
– Rubberen stuurcovers aan stuur controleren op beschadiging en slijtage. Controle-
ren of de stuurcovers goed vastzitten.
» Als een rubberen stuurcover is beschadigd, versleten of loszit:
– Rubberen stuurcovers vervangen en vastzetten.
Lijm voor rubberen stuurcover (00062030051) ( pag. 100)
11.46 Rubberen stuurcovers vastzetten
Voorwerk
– Rubberen stuurcovers controleren. ( pag. 57)
401198-01
Hoofdwerk
– Rubberen stuurcovers met borgdraad op twee punten vastzetten.
Borgdraad (54812016000)
Draadbuigtang (U6907854)
De in elkaar gedraaide draadeinden wijzen van de handvlakken weg en zijn
naar de rubberen stuurcover gebogen.
11.47 Uitgangspositie koppelingshendel instellen
C00237-10
– Uitgangspositie van de koppelingshendel met de stelschroef 1 aan de grootte van
de hand aanpassen.
Info
Als de stelschroef tegen de klok in wordt gedraaid komt de koppelingshen-
del dichter bij het stuur.
Als de stelschroef met de klok mee wordt gedraaid komt de koppelingshen-
del verder van het stuur af te staan.
Het instelbereik is beperkt.
De stelschroef alleen met de hand draaien en geen geweld gebruiken.
Niet instellen tijdens het rijden.
11.48 Vloeistofpeil hydraulische koppeling controleren/corrigeren
Info
Het vloeistofpeil stijgt naarmate de koppelingsplaten zijn versleten.
B00040-10
– Het aan het stuur gemonteerde reservoir van de hydraulische koppeling in horizon-
tale positie zetten.
– Schroeven 1 verwijderen.
– Deksel 2 met membraan 3 verwijderen.
– Vloeistofpeil controleren.
Vloeistofpeil lager dan bovenzijde van
het reservoir
4 mm
» Als het vloeistofpeil niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
– Vloeistofpeil van de hydraulische koppeling corrigeren.
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 98)
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 58
– Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en vastdraaien.
11.49 Vloeistof hydraulische koppeling verversen x
Waarschuwing
Gevaar voor het milieu Probleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
– Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
B00040-10
– Het aan het stuur gemonteerde reservoir van de hydraulische koppeling in horizon-
tale positie zetten.
– Schroeven 1 verwijderen.
– Deksel 2 met membraan 3 verwijderen.
C00163-10
– Ontluchtingsspuit 4 vullen met geschikte vloeistof.
Ontluchtingsspuit (50329050000)
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 98)
– Ontluchtingsschroef 5 op koppelingsactuator van de koppeling verwijderen en ont-
luchtingsspuit 4 monteren.
B00042-10
– Vervolgens spuit u zoveel vloeistof in het systeem totdat het er door de boring 6
van de koppelingscilinder weer zonder luchtbellen uitkomt.
– Tussendoor moet u de vloeistof uit het reservoir van de koppelingscilinder afzuigen
zodat deze niet overloopt.
– Ontluchtingsspuit verwijderen. Ontluchtingsschroef monteren en vastdraaien.
– Vloeistofpeil van de hydraulische koppeling corrigeren.
Voorgeschreven waarde
Vloeistofpeil lager dan bovenzijde van
het reservoir
4 mm
– Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en vastdraaien.
12 REMSYSTEEM 59
12.1 Vrije slag remhendel controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Uitvallen van het remsysteem.
– Als er geen vrije slag aan de remhendel aanwezig is bouwt er zich druk op in het remsysteem op de voorwielrem. De voor-
wielrem kan door oververhitting uitvallen. Vrije slag van de remhendel instellen volgens de voorgeschreven waarden.
C00239-10
– Remhendel naar voren duwen en vrije slag A controleren.
Vrije slag remhendel ≥ 3 mm
» Als de vrije slag niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
– Uitgangspositie van de remhendel instellen. ( pag. 59)
12.2 Uitgangspositie remhendel instellen
Voorwerk
– Vrije slag van de remhendel controleren. ( pag. 59)
C00238-10
Hoofdwerk
– Uitgangspositie van de remhendel met de stelschroef 1 aan de grootte van de
hand aanpassen.
Info
Als de stelschroef met de klok mee wordt gedraaid komt de remhendel ver-
der van het van het stuur af te staan.
Als de stelschroef tegen de klok in wordt gedraaid komt de remhendel dich-
ter bij het stuur.
Het instelbereik is beperkt.
De stelschroef alleen met de hand draaien en geen geweld gebruiken.
Niet instellen tijdens het rijden.
12.3 Remschijven controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Verminderde remwerking door versleten remschijf/remschijven.
– Versleten remschijf/remschijven meteen vervangen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
400257-10
– De remschijven voor en achter op meerdere plekken controleren of de dikte van de
remschijf overeenkomt met maat A.
Info
Door slijtage kan de dikte van de remschijf in het bereik van het raakvlak
van de remplaketten verminderen.
Remschijven - slijtagegrens
voor 2,5 mm
achter 3,5 mm
» Als de dikte van de remschijf lager is dan de voorgeschreven waarde:
– Remschijf vervangen.
– Remschijven voor en achter controleren op beschadiging, scheuren en vervorming.
» Als de remschijf beschadigd, gescheurd of vervormd is:
– Remschijf vervangen.
12 REMSYSTEEM 60
12.4 Remvloeistofpeil voorwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Uitvallen van het remsysteem.
– Als het remvloeistofpeil daalt tot onder de markering MIN dan duidt dit op een lekkage in het remsysteem en/of volledig
versleten remplaketten. Remsysteem controleren, niet doorrijden. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Verminderde remwerking door te oude remvloeistof.
– Remvloeistof van voor- en achterwielrem volgens serviceschema verversen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
Voorwerk
– Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 61)
S00163-10
Hoofdwerk
– Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir in horizontale positie zetten.
– Remvloeistofpeil controleren op het kijkglas 1.
» Als het remvloeistofpeil onder de MIN markering is gedaald:
–
Remvloeistof van de voorwielrem bijvullen. x ( pag. 60)
12.5 Remvloeistof voorwielrem bijvullen x
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Uitvallen van het remsysteem.
– Als het remvloeistofpeil daalt tot onder de markering MIN dan duidt dit op een lekkage in het remsysteem en/of volledig
versleten remplaketten. Remsysteem controleren, niet doorrijden. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Huidirritaties Remvloeistof kan bij aanraking leiden tot huidirritaties.
– Erop letten dat remvloeistof niet in aanraking komt met de huid of ogen en houd deze buiten bereik van kinderen.
– Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
– Als er remvloeistof in de ogen komt, moet u de ogen grondig met water spoelen en meteen een arts raadplegen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Verminderde remwerking door te oude remvloeistof.
– Remvloeistof van voor- en achterwielrem volgens serviceschema verversen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor het milieu Probleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
– Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Info
In geen geval remvloeistof DOT 5 gebruiken! Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtingen en remka-
bels zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Erop letten dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen. Remvloeistof vreet lak aan!
Alleen schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken!
Voorwerk
– Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 61)
12 REMSYSTEEM 61
S00166-10
Hoofdwerk
– Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir in horizontale positie zetten.
– Schroeven 1 verwijderen.
– Deksel 2 met membraan 3 verwijderen.
400379-10
– Remvloeistof tot maat A vullen.
Voorgeschreven waarde
Maat A (remvloeistofpeil onder boven-
kant van reservoir)
5 mm
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 98)
S00166-10
– Deksel 2 met membraan 3 positioneren. Schroeven 1 monteren en vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water afwassen.
12.6 Remplaketten voorwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Verminderde remwerking door versleten remplaketten.
– Versleten remplaketten meteen vervangen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
B00350-10
– Remplaketten op minimale plaketdikte A controleren.
Minimale plaketdikte A ≥ 1 mm
» Als de plaket dunner is dan de minimale plaketdikte:
–
Remplaketten van de voorwielrem vervangen. x ( pag. 61)
– Remplaketten controleren op beschadiging en scheuren.
» Als er beschadigingen of scheuren te zien zijn:
–
Remplaketten van de voorwielrem vervangen. x ( pag. 61)
12.7 Remplaketten voorwielrem vervangen x
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Uitvallen van het remsysteem.
– Onderhoudswerkzaamheden en reparaties moeten op deskundige wijze worden uitgevoerd. (De geautoriseerde KTM-garage
is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Huidirritaties Remvloeistof kan bij aanraking leiden tot huidirritaties.
– Erop letten dat remvloeistof niet in aanraking komt met de huid of ogen en houd deze buiten bereik van kinderen.
– Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
– Als er remvloeistof in de ogen komt, moet u de ogen grondig met water spoelen en meteen een arts raadplegen.
12 REMSYSTEEM 62
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Verminderde remwerking door te oude remvloeistof.
– Remvloeistof van voor- en achterwielrem volgens serviceschema verversen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor het milieu Probleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
– Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Info
In geen geval remvloeistof DOT 5 gebruiken! Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtingen en remka-
bels zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Erop letten dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen. Remvloeistof vreet lak aan!
Alleen schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken!
S00166-10
– Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir in horizontale positie zetten.
– Schroeven 1 verwijderen.
– Deksel 2 met membraan 3 verwijderen.
S00169-10
– Remklauw met de hand naar de remschijf duwen, om de remzuigers terug te duwen
en erop letten, dat er geen remvloeistof uit het remvloeistofreservoir stroomt, indien
nodig afzuigen.
Info
Erop letten dat bij het terugduwen van de remzuigers de remklauw niet
tegen de spaken worden geduwd.
– Veerstekker 4 verwijderen, bout 5 eruit draaien en remplaketten verwijderen.
– Remklauw en remklauwhouder reinigen.
B00352-10
– Controleren of het veerplaatje 6 in de remklauw en de glijplaat 7 goed op de rem-
klauwhouder zitten.
S00169-11
– Remplaketten erin zetten, bout 5 plaatsen en veerstekker 4 monteren.
– Remhendel meerdere keren indrukken tot de remplaketten tegen de remschijf lig-
gen en een drukpunt aanwezig is.
12 REMSYSTEEM 63
S00167-10
– Remvloeistofpeil corrigeren tot maat A.
Voorgeschreven waarde
Maat A (remvloeistofpeil onder boven-
kant van reservoir)
5 mm
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 98)
– Deksel 2 met membraan 3 positioneren.
– Schroeven 1 monteren en vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water afwassen.
12.8 Vrije slag rempedaal controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Uitvallen van het remsysteem.
– Als er geen vrije slag aan het rempedaal aanwezig is bouwt er zich druk op in het remsysteem op de achterwielrem. De ach-
terwielrem kan door oververhitting uitvallen. Vrije slag van het rempedaal instellen volgens de voorgeschreven waarden.
C00161-10
– Veer 1 losmaken.
– Rempedaal tussen eindaanslag en voetremcilinderzuiger heen en weer bewegen en
vrije slag A controleren.
Voorgeschreven waarde
Vrije slag rempedaal 3… 5 mm
» Als de vrije slag niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
–
Uitgangspositie van het rempedaal instellen. x ( pag. 63)
– Veer 1 vasthaken.
12.9 Uitgangspositie rempedaal instellen x
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Uitvallen van het remsysteem.
– Als er geen vrije slag aan het rempedaal aanwezig is bouwt er zich druk op in het remsysteem op de achterwielrem. De ach-
terwielrem kan door oververhitting uitvallen. Vrije slag van het rempedaal instellen volgens de voorgeschreven waarden.
C00162-10
– Veer 1 losmaken.
– Moer 4 losdraaien en met drukstang 5 terugdraaien totdat de maximale vrije slag
is bereikt.
– Voor de individuele aanpassing van de uitgangspositie van het rempedaal moer 2
losmaken en schroef 3 draaien.
Info
Het instelbereik is beperkt.
– Drukstang 5 zoveel draaien tot de vrije slag A bereikt is. Eventueel uitgangspositie
van het rempedaal aanpassen.
Voorgeschreven waarde
Vrije slag rempedaal 3… 5 mm
12 REMSYSTEEM 64
– Schroef 3 tegenhouden en moer 2 vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer rempedaalbevestiging M8 20 Nm
– Drukstang 5 tegenhouden en moer 4 vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige moeren chassis M6 10 Nm
– Veer 1 vasthaken.
12.10 Remvloeistofpeil achterwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Uitvallen van het remsysteem.
– Als het remvloeistofpeil daalt tot onder de markering MIN dan duidt dit op een lekkage in het remsysteem en/of volledig
versleten remplaketten. Remsysteem controleren, niet doorrijden. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Verminderde remwerking door te oude remvloeistof.
– Remvloeistof van voor- en achterwielrem volgens serviceschema verversen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
Voorwerk
– Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 65)
101281-10
Hoofdwerk
– Voertuig verticaal zetten.
– Remvloeistofpeil controleren op het kijkglas 1.
» Als in het kijkglas 1 een luchtbel te zien is:
–
Remvloeistof van de achterwielrem bijvullen. x ( pag. 64)
12.11 Remvloeistof achterwielrem bijvullen x
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Uitvallen van het remsysteem.
– Als het remvloeistofpeil daalt tot onder de markering MIN dan duidt dit op een lekkage in het remsysteem en/of volledig
versleten remplaketten. Remsysteem controleren, niet doorrijden. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Huidirritaties Remvloeistof kan bij aanraking leiden tot huidirritaties.
– Erop letten dat remvloeistof niet in aanraking komt met de huid of ogen en houd deze buiten bereik van kinderen.
– Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
– Als er remvloeistof in de ogen komt, moet u de ogen grondig met water spoelen en meteen een arts raadplegen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Verminderde remwerking door te oude remvloeistof.
– Remvloeistof van voor- en achterwielrem volgens serviceschema verversen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor het milieu Probleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
– Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
12 REMSYSTEEM 65
Info
In geen geval remvloeistof DOT 5 gebruiken! Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtingen en remka-
bels zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Erop letten dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen. Remvloeistof vreet lak aan!
Alleen schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken!
Voorwerk
– Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 65)
B00360-10
Hoofdwerk
– Voertuig verticaal zetten.
– Schroefdop 1 met membraan 2 en keerring verwijderen.
– Remvloeistof tot markering A vullen.
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 98)
– Schroefdop met membraan en keerring monteren en vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water afwassen.
12.12 Remplaketten achterwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Verminderde remwerking door versleten remplaketten.
– Versleten remplaketten meteen vervangen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
S00168-10
– Remplaketten op minimale plaketdikte A controleren.
Minimale plaketdikte A ≥ 1 mm
» Als de plaket dunner is dan de minimale plaketdikte:
–
Remplaketten van de achterwielrem vervangen. x ( pag. 65)
– Remplaketten controleren op beschadiging en scheuren.
» Als er beschadigingen of scheuren te zien zijn:
–
Remplaketten van de achterwielrem vervangen. x ( pag. 65)
12.13 Remplaketten achterwielrem vervangen x
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Uitvallen van het remsysteem.
– Onderhoudswerkzaamheden en reparaties moeten op deskundige wijze worden uitgevoerd. (De geautoriseerde KTM-garage
is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Huidirritaties Remvloeistof kan bij aanraking leiden tot huidirritaties.
– Erop letten dat remvloeistof niet in aanraking komt met de huid of ogen en houd deze buiten bereik van kinderen.
– Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
– Als er remvloeistof in de ogen komt, moet u de ogen grondig met water spoelen en meteen een arts raadplegen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Verminderde remwerking door te oude remvloeistof.
– Remvloeistof van voor- en achterwielrem volgens serviceschema verversen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor het milieu Probleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
– Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
12 REMSYSTEEM 66
Info
In geen geval remvloeistof DOT 5 gebruiken! Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtingen en remka-
bels zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Erop letten dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen. Remvloeistof vreet lak aan!
Alleen schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken!
B00356-10
– Voertuig verticaal zetten.
– Schroefdop 1 met membraan 2 en keerring verwijderen.
S00170-10
– Remklauw met de hand naar de remschijf duwen, om de remzuigers terug te duwen
en erop letten, dat er geen remvloeistof uit het remvloeistofreservoir stroomt, indien
nodig afzuigen.
Info
Erop letten dat bij het terugduwen van de remzuiger de remklauw niet tegen
de spaken worden geduwd.
– Veerstekker 3 verwijderen, bout 4 eruit draaien en remplaketten verwijderen.
– Remklauw en remklauwhouder reinigen.
S00171-10
– Controleren of het veerplaatje 5 in de remklauw en de glijplaat 6 goed op de rem-
klauwhouder zitten.
Info
De pijl op het veerplaatje wijst in de draairichting van de remschijf.
S00172-10
– Remplaketten erin zetten, bout 4 plaatsen en veerstekker 3 monteren.
Info
Erop letten dat de ontkoppelingsplaat 7 aan de remplaket aan de zuiger-
zijde gemonteerd is.
– Rempedaal meerdere keren indrukken tot de remplaketten tegen de remschijf lig-
gen en een drukpunt aanwezig is.
B00360-10
– Remvloeistofpeil corrigeren tot markering A.
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 98)
– Schroefdop 1 met membraan 2 en keerring monteren en vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water afwassen.
13 WIELEN, BANDEN 67
13.1 Voorwiel demonteren x
Voorwerk
– Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 36)
S00152-10
Hoofdwerk
– Remklauw met de hand naar de remschijf duwen om de remzuigers terug te duwen.
Info
Erop letten dat bij het terugduwen van de remzuigers de remklauw niet
tegen de spaken worden geduwd.
S00153-10
– Schroef 1 verwijderen.
– Schroeven 2 losdraaien.
B00303-10
– Voorwiel vasthouden en steekas eruit trekken. Voorwiel uit de voorvork nemen.
Info
Remhendel niet gebruiken als het voorwiel is gedemonteerd.
Het wiel altijd zo neerleggen, dat de remschijf niet wordt beschadigd.
S00151-10
– Afstandsbussen 3 verwijderen.
13.2 Voorwiel monteren x
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Verminderde remwerking door olie of vet op de remschijven.
– Remschijven beslist olie- en vetvrij houden en indien nodig reinigen met een remmenreiniger.
S00151-11
– Wiellager controleren op beschadiging en slijtage.
» Als de wiellager beschadigd en/of versleten is:
–
Wiellager vervangen. x
– Keerringen 1 en loopvlak A van de afstandsbussen reinigen en invetten.
Duurzaam vet ( pag. 100)
– Afstandsbussen erin zetten.
– Voorwiel positioneren en steekas plaatsen.
Remplaketten zijn correct gepositioneerd.
13 WIELEN, BANDEN 68
101868-10
(SX‑F Factory Edition)
– Remschijfbescherming zo afstellen, dat de spleten A en B dezelfde grootte
hebben.
S00153-11
– Schroef 2 monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef steekas voor M24x1,5 45 Nm
– Remhendel meerdere keren indrukken tot remplaketten tegen de remschijf liggen.
– Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 36)
– Voorwielrem bedienen en voorvork enkele keren krachtig inveren.
Vorkpoten worden uitgelijnd.
– Schroeven 3 vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef asopname M8 15 Nm
13.3 Achterwiel demonteren x
Voorwerk
– Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 36)
S00157-10
Hoofdwerk
– Remklauw met de hand naar de remschijf duwen om de remzuiger terug te duwen.
Info
Erop letten dat bij het terugduwen van de remzuiger de remklauw niet tegen
de spaken worden geduwd.
– Moer 1 verwijderen.
– Kettingspanner 2 verwijderen. Steekas 3 alleen zover uittrekken, dat het achter-
wiel naar voren kan worden geschoven.
– Achterwiel zover mogelijk vooruit schuiven. Ketting van het kettingwiel nemen.
– Achterwiel vasthouden en steekas eruit trekken. Achterwiel uit de achterbrug
nemen.
Info
Rempedaal niet indrukken als het achterwiel is gedemonteerd.
Het wiel altijd zo neerleggen, dat de remschijf niet wordt beschadigd.
S00173-10
– Afstandsbussen 4 verwijderen.
13 WIELEN, BANDEN 69
13.4 Achterwiel monteren x
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Verminderde remwerking door olie of vet op de remschijven.
– Remschijven beslist olie- en vetvrij houden en indien nodig reinigen met een remmenreiniger.
S00173-11
Hoofdwerk
– Wiellager controleren op beschadiging en slijtage.
» Als de wiellager beschadigd en/of versleten is:
–
Wiellager vervangen. x
– Keerringen 1 en loopvlak A van de afstandsbussen reinigen en invetten.
Duurzaam vet ( pag. 100)
– Afstandsbussen erin zetten.
S00156-10
– Achterwiel positioneren en steekas 2 plaatsen.
Remplaketten zijn correct gepositioneerd.
– Ketting opleggen.
C00243-11
– Kettingspanner 3 positioneren. Moer 4 monteren, maar nog niet vastdraaien.
– Controleren of de kettingspanners 3 tegen de stelschroeven 5 liggen.
– Kettingspanning controleren. ( pag. 53)
– Moer 4 vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer steekas achter M25x1,5 80 Nm
Info
Door een groter instelbereik van de kettingspanner (32 mm) kunnen bij
gelijke kettinglengte verschillende secundaire overbrengingen worden gere-
den.
De kettingspanners 3 kunnen 180° worden gedraaid.
– Rempedaal meerdere keren indrukken tot de remplaketten tegen de remschijf lig-
gen en een drukpunt aanwezig is.
Nawerk
– Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 36)
13.5 Bandentoestand controleren
Info
Alleen door KTM vrijgegeven en/of aanbevolen banden monteren.
Andere banden kunnen het rijgedrag negatief beïnvloeden.
Het type, de toestand en de spanning van de banden zijn van invloed op het rijgedrag van de motorfiets.
Het profiel van de banden voor het voor- en achterwiel moet altijd gelijk zijn.
Versleten banden hebben vooral bij natte ondergrond een slechte invloed op het rijgedrag.
13 WIELEN, BANDEN 70
400602-10
– De voor- en achterbanden controleren op insnijdingen, voorwerpen die tijdens het
rijden in de band zijn gaan zitten en andere beschadigingen.
» Als er insnijdingen, voorwerpen die tijdens het rijden in de band zijn gaan zit-
ten en andere beschadigingen aan de banden te zien zijn:
– Banden vervangen.
– Profieldiepte controleren.
Info
De minimale profieldiepte volgens de nationale wetgeving in acht nemen.
Minimale profieldiepte ≥ 2 mm
» Als de profieldiepte lager is dan de minimale waarde:
– Banden vervangen.
– Leeftijd van de banden controleren.
Info
De productiedatum van de banden staat meestal op het opschrift van de
banden en wordt met de laatste vier cijfers van de DOT aanduiding geken-
merkt. De eerste twee cijfers wijzen op de week van productie en de laatste
twee cijfers op het jaar van productie.
KTM adviseert de banden te wisselen, onafhankelijk van de daadwerkelijke
slijtage van de banden, uiterlijk echter na 5 jaar.
» Als de band ouder is dan vijf jaar:
– Banden vervangen.
13.6 Bandenspanning controleren
Info
Een te lage bandenspanning leidt tot buitengewone slijtage en oververhitting van de band.
Een goede bandenspanning garandeert een optimaal rijcomfort en maximale levensduur van de band.
400695-01
– Beschermkap verwijderen.
– Bandenspanning controleren bij koude banden.
Bandenspanning terrein
voor 1,0 bar
achter 1,0 bar
» Als de bandenspanning niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
– Bandenspanning corrigeren.
– Beschermkap monteren.
13.7 Spaakspanning controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Instabiel rijgedrag door een verkeerde spaakspanning.
– Op een correcte spaakspanning letten. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Info
Door een losse spaak raakt het wiel uit balans, waardoor binnen korte tijd nog meer spaken los gaan zitten.
Als de spaken te vast zijn gespannen kunnen ze afbreken door lokale overbelasting.
De spaakspanning regelmatig controleren, vooral bij een nieuwe motorfiets.
13 WIELEN, BANDEN 71
400694-01
– Met de staaf van een schroevendraaier kort tegen iedere spaak slaan.
Info
De toonfrequentie is afhankelijk van de spaaklengte en de spaakdiameter.
Als er verschillende toonfrequenties op de afzonderlijke spaken met gelijke
lengte en diameter te horen zijn, wijst dat op verschillen in de spaakspan-
ning.
Er moet een heldere toon hoorbaar zijn.
» Wanneer de spaakspanning verschillend is:
–
Spaakspanning corrigeren. x
– Aanhaalmoment van de spaken controleren.
Voorgeschreven waarde
Spaaknippel voorwiel M4,5 5… 6 Nm
Spaaknippel achterwiel M4,5 5… 6 Nm
Momentsleutel met een set van diverse koppen (58429094000)
14 ELEKTRONICA 72
14.1 Accu demonteren x
Waarschuwing
Gevaar voor letsel Accuzuur en accugassen kunnen ernstige brandwonden veroorzaken.
– Houd accu's buiten bereik van kinderen.
– Draag geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril.
– Voorkom contact met accuzuur en accugassen.
– Houd vonken of open vuur uit de buurt van de accu. Laad de accu alleen in goed geventileerde ruimtes.
– Bij aanraking met de huid met veel water spoelen. Als er accuzuur in de ogen komt, ten minste 15 minuten met water
spoelen en een arts opzoeken.
Voorwerk
– Alle stroomverbruikers uitschakelen en motor afzetten.
– Zadel verwijderen. ( pag. 45)
(SX‑F Factory Edition)
– Bedrijfsurenteller opzij plaatsen.
B00361-10
Hoofdwerk
– Minkabel 1 van de accu loskoppelen.
– Pluspoolafdekking 2 terugtrekken en pluskabel van de accu loskoppelen.
– Rubberband 3 beneden losmaken.
– Accu naar boven toe verwijderen.
14.2 Accu monteren x
C00246-10
Hoofdwerk
– Accu met de polen naar voren in het accuvak plaatsen.
(Alle SX‑F-modellen)
Accu (YTX4L-BS) ( pag. 93)
(XC‑F)
Accu (YTX5L-BS) ( pag. 93)
– Rubberband 1 vasthaken.
– Pluskabel 2 en minkabel 3 aansluiten.
Voorgeschreven waarde
Schroef accupool M5 2,5 Nm
Info
De contactringen A moeten tussen de schroeven 4 en kabelschoenen 5
met de klauwen omlaag worden gemonteerd.
– Pluspoolafdekking 6 over de pluspool schuiven.
Nawerk
(SX‑F Factory Edition)
– Bedrijfsurenteller achter rubberband plaatsen.
– Zadel monteren. ( pag. 45)
14 ELEKTRONICA 73
14.3 Accu laden x
Waarschuwing
Gevaar voor letsel Accuzuur en accugassen kunnen ernstige brandwonden veroorzaken.
– Houd accu's buiten bereik van kinderen.
– Draag geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril.
– Voorkom contact met accuzuur en accugassen.
– Houd vonken of open vuur uit de buurt van de accu. Laad de accu alleen in goed geventileerde ruimtes.
– Bij aanraking met de huid met veel water spoelen. Als er accuzuur in de ogen komt, ten minste 15 minuten met water
spoelen en een arts opzoeken.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieu Onderdelen en componenten van de accu belasten het milieu.
– Accu niet bij het huisvuil gooien. Een defecte accu op milieuvriendelijke wijze afdanken. De accu afgeven bij uw KTM-
distributeur of bij een verzamelpunt voor oude accu's.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieu Probleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
– Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Info
Ook als de accu niet wordt belast verliest hij dagelijks aan lading.
De laadtoestand en de wijze van laden zijn erg belangrijk voor de levensduur van de accu.
Snel laden met een hogere laadstroom heeft een negatief effect op de levensduur.
Als de laadstroom, laadspanning en laadtijd worden overschreden ontsnapt er elektrolyt via de veiligheidskleppen. Daardoor
verliest de accu aan capaciteit.
Als de accu leeg is gestart moet hij meteen weer worden geladen.
Bij langere stilstand in lege toestand treden er diepteontlading en sulftatie op, waardoor de accu vernietigd wordt.
De accu is onderhoudsvrij, dat betekent dat het zuurniveau niet hoeft te worden gecontroleerd.
Voorwerk
– Alle stroomverbruikers uitschakelen en motor afzetten.
– Zadel verwijderen. ( pag. 45)
– Minkabel van de accu loshalen, om te voorkomen dat de boordelektronica bescha-
digt.
400240-10
Hoofdwerk
– Acculader op de accu vastklemmen. Acculader inschakelen.
Acculader (58429074000)
Met deze acculader kunt u ook de rustspanning en het startvermogen van de accu
en dynamo testen. Bovendien kan met deze lader de accu niet worden overladen.
Info
Deksel 1 in geen geval verwijderen.
Accu laden met maximaal 10 % van de capaciteit, dat op het accuhuis 2 is
aangegeven.
– Acculader na het laden uitschakelen. Accu vastklemmen.
Voorgeschreven waarde
Laadstroom, laadspanning en laadtijd mogen niet worden overschreden.
Accu regelmatig bijladen als de motor-
fiets niet wordt gebruikt
3 maanden
Nawerk
– Zadel monteren. ( pag. 45)
14 ELEKTRONICA 74
14.4 Hoofdzekering vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor brand Door het gebruik van verkeerde zekeringen kan het elektrisch systeem overbelast raken.
– Alleen zekeringen gebruiken met het voorgeschreven aantal ampères. Zekeringen nooit overbruggen of repareren.
Info
Met de hoofdzekering worden alle stroomverbruikers van het voertuig beveiligd. Deze bevindt zich in het startrelaishuis onder
de afdekking van de luchtfilterbak.
Voorwerk
– Alle stroomverbruikers uitschakelen en motor afzetten.
– Afdekking van de luchtfilterbak demonteren. ( pag. 46)
C00240-10
Hoofdwerk
– Schroef 1 verwijderen.
S00046-10
– Achterbekleding 2 iets optillen en startrelais 3 van de houder trekken.
101089-10
– Beschermkappen 4 verwijderen.
– Defecte hoofdzekering 5 verwijderen.
Info
Een defecte zekering herkent u aan de gebroken smeltdraad A.
In het startrelais bevindt zich een reservezekering 6.
– Nieuwe hoofdzekering erin zetten.
Zekering (58011109110) ( pag. 93)
– Werking van de elektrische installatie controleren.
Tip
Nieuwe reservezekering plaatsen, zodat u er een bij u hebt als het nodig is.
– Beschermkappen erop steken.
– Startrelais op de houder steken en kabel leggen.
– Achterbekleding positioneren. Schroef monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
Nawerk
– Afdekking van de luchtfilterbak monteren. ( pag. 46)
15 KOELSYSTEEM 75
15.1 Koelsysteem
S00211-10
Door de waterpomp 1 in de motor vindt er een gedwongen circulatie van het koelmid-
del plaats.
De druk die bij verwarming in het koelsysteem ontstaat wordt geregeld door een klep
in de radiateurdop 2. Daardoor is de aangegeven koelmiddeltemperatuur toegestaan
zonder dat er met functiestoringen rekening moet worden gehouden.
120 °C
De koeling vindt plaats via de rijwind.
Hoe lager de snelheid, hoe lager de koelwerking. Ook vervuilde koelribben verlagen de
koelwerking.
15.2 Antivries en koelmiddelpeil controleren
Waarschuwing
Gevaar voor brandwonden Koelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder druk.
– Radiateur, radiateurslangen en de overige componenten van het koelsysteem niet openen bij een warme motor. Motor en
koelsysteem laten afkoelen. Verbrande huid meteen onder lauw water houden.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftiging Koelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
– Erop letten dat koelmiddel niet in aanraking komt met huid, ogen of kleding. Bij contact met de ogen meteen met water
spoelen en een arts raadplegen. Huid bij contact meteen reinigen met water en zeep. Als koelmiddel is ingeslikt meteen
een arts raadplegen. Kleding die met koelmiddel in aanraking is gekomen uittrekken. Houd koelmiddel buiten bereik van
kinderen.
Voorwaarden
Motor is koud.
400243-10
– Motorfiets verticaal zetten op een horizontale ondergrond.
– Radiateurdop verwijderen.
– Antivries van het koelmiddel controleren.
−25… −45 °C
» Als de antivries van het koelmiddel niet overeenkomt met de voorgeschreven
waarde:
– Antivries van het koelmiddel corrigeren.
– Koelmiddelpeil in de radiateur controleren.
Koelmiddelpeil A boven de radiateur-
lamellen.
10 mm
» Als het koelmiddelpeil niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
– Koelmiddelpeil corrigeren.
Alternatief 1
Koelmiddel ( pag. 98)
Alternatief 2
Koelmiddel (gebruiksklaar gemengd) ( pag. 98)
– Radiateurdop monteren.
15.3 Koelmiddelpeil controleren
Waarschuwing
Gevaar voor brandwonden Koelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder druk.
– Radiateur, radiateurslangen en de overige componenten van het koelsysteem niet openen bij een warme motor. Motor en
koelsysteem laten afkoelen. Verbrande huid meteen onder lauw water houden.
15 KOELSYSTEEM 76
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftiging Koelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
– Erop letten dat koelmiddel niet in aanraking komt met huid, ogen of kleding. Bij contact met de ogen meteen met water
spoelen en een arts raadplegen. Huid bij contact meteen reinigen met water en zeep. Als koelmiddel is ingeslikt meteen
een arts raadplegen. Kleding die met koelmiddel in aanraking is gekomen uittrekken. Houd koelmiddel buiten bereik van
kinderen.
Voorwaarden
Motor is koud.
400243-10
– Motorfiets verticaal zetten op een horizontale ondergrond.
– Radiateurdop verwijderen.
– Koelmiddelpeil in de radiateur controleren.
Koelmiddelpeil A boven de radiateur-
lamellen.
10 mm
» Als het koelmiddelpeil niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
– Koelmiddelpeil corrigeren.
Alternatief 1
Koelmiddel ( pag. 98)
Alternatief 2
Koelmiddel (gebruiksklaar gemengd) ( pag. 98)
– Radiateurdop monteren.
15.4 Koelmiddel aftappen x
Waarschuwing
Gevaar voor brandwonden Koelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder druk.
– Radiateur, radiateurslangen en de overige componenten van het koelsysteem niet openen bij een warme motor. Motor en
koelsysteem laten afkoelen. Verbrande huid meteen onder lauw water houden.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftiging Koelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
– Erop letten dat koelmiddel niet in aanraking komt met huid, ogen of kleding. Bij contact met de ogen meteen met water
spoelen en een arts raadplegen. Huid bij contact meteen reinigen met water en zeep. Als koelmiddel is ingeslikt meteen
een arts raadplegen. Kleding die met koelmiddel in aanraking is gekomen uittrekken. Houd koelmiddel buiten bereik van
kinderen.
Voorwaarden
Motor is koud.
C00159-10
– Motorfiets rechtop zetten.
– Geschikte bak onder het waterpompdeksel klaarzetten.
– Schroef 1 verwijderen. Radiateurdop 2 verwijderen.
– Koelmiddel volledig laten uitlopen.
– Schroef 1 met nieuwe pakking monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef waterpompdeksel M6 10 Nm
15 KOELSYSTEEM 77
15.5 Koelmiddel vullen x
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftiging Koelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
– Erop letten dat koelmiddel niet in aanraking komt met huid, ogen of kleding. Bij contact met de ogen meteen met water
spoelen en een arts raadplegen. Huid bij contact meteen reinigen met water en zeep. Als koelmiddel is ingeslikt meteen
een arts raadplegen. Kleding die met koelmiddel in aanraking is gekomen uittrekken. Houd koelmiddel buiten bereik van
kinderen.
C00158-10
– Controleren of schroef 1 met het juiste moment is vastgedraaid.
– Motorfiets verticaal zetten.
– Koelmiddel vullen tot maat A over de radiateurlamellen.
Voorgeschreven waarde
Maat A boven de radiateurlamellen 10 mm
Koelmiddel 1,20 l Koelmiddel ( pag. 98)
Koelmiddel (gebruiksklaar gemengd)
( pag. 98)
– Radiateurdop monteren.
– Korte proefrit maken.
– Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 75)
16 MOTOR AFSTELLEN 78
16.1 Gaskabelspeling controleren
400192-10
– Controleren of de gashendel soepel beweegt.
– Stuur in rechtuitstand zetten. Gashendel licht heen en weer bewegen en de speling
van de gaskabel bepalen.
Gaskabelspeling 3… 5 mm
» Als de speling van de gaskabel niet met de voorgeschreven waarde overeen-
komt:
–
Speling gaskabel instellen. x ( pag. 78)
Gevaar
Gevaar voor vergiftiging Uitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloos-
heid en/of de dood tot gevolg hebben.
– Als u de motor laat draaien moet u altijd voor voldoende ventilatie zor-
gen, de motor niet in een gesloten ruimte starten of laten draaien zonder
een geschikte afzuiginstallatie.
– Motor starten en stationair laten draaien. Stuur over het gehele stuurbereik heen en
weer bewegen.
Het stationaire toerental mag daarbij niet veranderen.
» Als het stationair toerental verandert:
–
Speling gaskabel instellen. x ( pag. 78)
16.2 Gaskabelspeling instellen x
Voorwerk
– Zadel verwijderen. ( pag. 45)
–
Brandstoftank demonteren. x ( pag. 50)
– Legging van de gaskabel controleren. ( pag. 56)
S00140-10
Hoofdwerk
– Stuur in rechtuitstand zetten.
– Manchetten 1 terugschuiven.
– Moer 2 losdraaien. Stelschroef 3 helemaal indraaien.
– Moer 4 losdraaien. Stelschroef 5 zo draaien, dat bij de gashendel de gaskabel
speling aanwezig is.
Voorgeschreven waarde
Gaskabelspeling 3… 5 mm
– Moer 4 vastdraaien.
– Gashendel in de gesloten eindstand drukken en ingedrukt houden. Stelschroef 3
uitdraaien, tot de bowdenkabel 6 geen speling meer heeft.
– Moer 2 vastdraaien.
– Manchetten 1 erop schuiven. Controleren of de gashendel soepel beweegt.
Nawerk
– Gaskabelspeling controleren. ( pag. 78)
–
Brandstoftank monteren. x ( pag. 51)
– Zadel monteren. ( pag. 45)
16 MOTOR AFSTELLEN 79
16.3 Stationair toerental instellen x
C00245-10
– Motor warm rijden.
– Door te draaien aan de regelschroef 1 het stationaire toerental instellen.
Voorgeschreven waarde
Stationair toerental 2.250… 2.350 1/min
Toerenteller (45129075000)
Info
Draaien tegen de klok in verlaagt het stationaire toerental.
Draaien met de klok mee verhoogt het stationaire toerental.
16.4 Uitgangspositie versnellingshendel controleren
400692-10
– In de rijpositie op het voertuig gaan zitten en de afstand A meten tussen de boven-
kant van de laars en versnellingshendel.
Afstand versnellingshendel tot boven-
kant laars
10… 20 mm
» Als de afstand niet met de voorgeschreven waarde overeenkomt:
–
Uitgangspositie van de versnellingshendel instellen. x ( pag. 79)
16.5 Uitgangspositie versnellingshendel instellen x
C00155-10
– Schroef 1 verwijderen en versnellingshendel 2 verwijderen.
C00156-10
– Tanden A van versnellingshendel en schakelas reinigen.
– Versnellingshendel in de gewenste stand op de schakelas steken en de tanden laten
grijpen.
Info
Het instelbereik is beperkt.
De versnellingshendel mag bij het schakelen de voertuigcomponenten niet
raken.
– Schroef monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef versnellingshendel M6 14 Nm Loctite
®
243â„¢
17 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 80
17.1 Brandstofzeef vervangen x
Gevaar
Gevaar voor brand Brandstof is licht ontvlambaar.
– Tank het voertuig nooit in de buurt van open vuur of brandende sigaretten en schakel de motor bij het tanken altijd uit.
Let er vooral op dat er geen brandstof wordt gemorst op de hete onderdelen van het voertuig. Gemorste brandstof meteen
afvegen.
– Als de brandstof wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uitstromen als de tank te vol zit. Neem de aanwij-
zingen voor het tanken van brandstof in acht.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftiging Brandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
– Erop letten dat brandstof niet in aanraking komt met de huid, ogen en kleding. Adem brandstofdampen niet in. Bij contact
met de ogen meteen met water spoelen en een arts raadplegen. Huid bij contact meteen reinigen met water en zeep. Als
brandstof is ingeslikt meteen een arts raadplegen. Kleding die in aanraking is gekomen met brandstof meteen uittrekken.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieu Ondeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
– Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
C00235-10
– Steekverbinding 1 van de brandstofleiding grondig reinigen met perslucht.
Info
Er mag in geen geval vuil in de brandstofleiding terechtkomen. Ingedrongen
vuil verstopt het inspuitventiel!
– Steekverbinding van de brandstofleiding loskoppelen.
– Brandstofzeef 2 uit het aansluitstuk trekken.
– Nieuwe brandstofzeef tot de aanslag in het aansluitstuk schuiven.
– Keerring smeren en steekverbinding van de brandstofleiding verbinden.
Gevaar
Gevaar voor vergiftiging Uitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloos-
heid en/of de dood tot gevolg hebben.
– Als u de motor laat draaien moet u altijd voor voldoende ventilatie zor-
gen, de motor niet in een gesloten ruimte starten of laten draaien zonder
een geschikte afzuiginstallatie.
– Motor starten en respons controleren.
17.2 Motoroliepeil controleren
Voorwaarden
Motor is warm.
Voorwerk
– Motorfiets rechtop zetten op een horizontale ondergrond.
601830-10
Hoofdwerk
– Motoroliepeil controleren.
Info
Na het afzetten van de motor eerst een minuut wachten en dan pas contro-
leren.
De motorolie ligt tussen A en B.
» Als de motorolie onder de markering A ligt:
– Motorolie bijvullen. ( pag. 83)
» Als de motorolie bij de markering B of hoger ligt:
– Motoroliepeil corrigeren.
17 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 81
17.3 Motorolie verversen, oliefilter vervangen en oliezeven reinigen x
Waarschuwing
Gevaar voor brandwonden Tijdens het rijden worden de motor- en transmissieolie in de motorfiets zeer heet.
– Geschikte beschermende kleding en een veiligheidshandschoenen dragen. Verbrande huid meteen onder lauw water hou-
den.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieu Probleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
– Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Info
De motorolie moet worden afgetapt als de motor warm is.
Voorwerk
– Motorfiets op horizontale ondergrond zetten.
601825-10
Hoofdwerk
– Geschikte bak onder de motor klaarzetten.
– Olieaftapschroef 1 met magneet en pakking verwijderen.
C00067-10
– Sluitschroef 2 met korte oliezeef en keerringen verwijderen.
Info
Schroef A niet verwijderen.
601826-10
– Sluitschroef 3 met lange oliezeef 4 en keerringen verwijderen.
– Motorolie volledig laten uitlopen.
– Onderdelen en afdichtvlakken grondig reinigen.
C00067-11
– Sluitschroef 2 met korte oliezeef en keerringen monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Sluitschroef oliezeef M20x1,5 15 Nm
17 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 82
C00236-10
– Lange oliezeef 4 met keerringen op een pijpsleutel schuiven.
– Pijpsleutel door de opening in het boorgat van de tegenoverliggende motorhuiswand
steken en de motoroliezeef tot de aanslag in het motorhuis schuiven.
C00069-10
– Sluitschroef 3 met keerringen monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Sluitschroef oliezeef M20x1,5 15 Nm
– Olieaftapschroef 1 met magneet en nieuwe pakking monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Olieaftapschroef met magneet M12x1,5 20 Nm
C00070-10
– Schroeven 5 verwijderen. Oliefilterdop met keerring verwijderen.
C00071-10
– Oliefilter 6 uit het oliefilterhuis trekken.
Seegerringtang verkeerd (51012011000)
– Motorolie volledig laten uitlopen.
– Onderdelen en afdichtvlak grondig reinigen.
C00072-10
– Motorfiets op zijkant leggen en oliefilterhuis ongeveer ⅓ vullen met motorolie.
– Oliefilter in oliefilterhuis plaatsen.
– Keerring van oliefilterdop smeren en met oliefilterdop 7 monteren.
– Schroeven monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef oliefilterdop M5 6 Nm
– Motorfiets rechtop zetten.
601828-10
– Olievulschroef 8 met keerring van het koppelingsdeksel verwijderen en motorolie
vullen.
Motorolie 1,50 l Motorolie (SAE 10W/50) ( pag. 98)
Info
Te weinig motorolie of olie van onvoldoende kwaliteit leidt tot voortijdige
slijtage van de motor.
– Olievulschroef met keerring monteren en vastdraaien.
17 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 83
Gevaar
Gevaar voor vergiftiging Uitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloos-
heid en/of de dood tot gevolg hebben.
– Als u de motor laat draaien moet u altijd voor voldoende ventilatie zor-
gen, de motor niet in een gesloten ruimte starten of laten draaien zonder
een geschikte afzuiginstallatie.
– Motor starten en controleren op lekkage.
Nawerk
– Motoroliepeil controleren. ( pag. 80)
17.4 Motorolie bijvullen
Info
Te weinig motorolie of olie van onvoldoende kwaliteit leidt tot voortijdige slijtage van de motor.
601829-10
– Olievulschroef 1 met keerring aan koppelingsdeksel verwijderen.
– Dezelfde motorolie bijvullen, die ook bij de motorolieverversing is gebruikt.
Motorolie (SAE 10W/50) ( pag. 98)
Info
Het mengen van verschillende soorten motorolie wordt afgeraden omdat de
motorolie dan niet de volle werking bereikt.
We adviseren de motorolie te verversen als das nodig is.
– Olievulschroef met keerring monteren en vastdraaien.
Gevaar
Gevaar voor vergiftiging Uitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloos-
heid en/of de dood tot gevolg hebben.
– Als u de motor laat draaien moet u altijd voor voldoende ventilatie zor-
gen, de motor niet in een gesloten ruimte starten of laten draaien zonder
een geschikte afzuiginstallatie.
– Motor starten en controleren op lekkage.
18 REINIGING, ONDERHOUD 84
18.1 Motorfiets reinigen
Aanwijzing
Materiële schade Beschadiging en vernietiging van componenten door hogedrukreiniger.
– Bij het reinigen van het voertuig met een hogedrukreiniger, de waterstraal niet direct op de elektrische componenten, stekkers,
bowdenkabels, lagers etc. richten. Een minimale afstand van 60 cm tussen de sproeier van de hogedrukreiniger en de component
aanhouden. Een te hoge druk kan storingen veroorzaken of deze onderdelen vernietigen.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieu Probleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
– Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Info
De motorfiets regelmatig reinigen. Daardoor blijven de waarde en het uiterlijk voor een lange tijd behouden.
Voorkomen dat de motorfiets tijdens het reinigen wordt blootgesteld aan directe zonnestralen.
401061-01
– Uitlaatsysteem afsluiten, om het indringen van water te voorkomen.
– Grove vervuiling eerst met een zachte waterstraal verwijderen.
– Sterk vervuilde plekken met een in de handel verkrijgbare motorfietsreiniger inspui-
ten en daarna behandelen met een kwastje.
Motorfietsreiniger ( pag. 100)
Info
Warm water met een in de handel verkrijgbare motorfietsreiniger en een
zachte spons gebruiken.
Motorfietsreiniger nooit op het droge voertuig aanbrengen, altijd eerst met
water afspoelen.
– Nadat de motorfiets grondig met een zachte waterstraal is afgespoeld moet hij goed
worden gedroogd.
– Afsluiting van het uitlaatsysteem verwijderen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Verminderde remwerking door nat of vervuild rem-
systeem.
– Vervuild of nat remsysteem voorzichtig schoon- resp. droogremmen.
– Na de reiniging een kort stuk rijden, totdat de motor de rijtemperatuur heeft
bereikt.
Info
Door de warmte verdampt het water ook op de niet toegankelijke plaatsen
van de motor en het remsysteem.
– Na het afkoelen van de motorfiets alle glij- en lagerpunten smeren.
– Ketting reinigen. ( pag. 52)
– Blank metalen onderdelen (met uitzondering van de remschijven en het uitlaatsys-
teem) met antiroestmiddel behandelen.
Reinigings- en conserveringsmiddel voor metaal en rubber ( pag. 100)
– Alle kunststof onderdelen en geëloxeerde onderdelen behandelen met een mild
reinigings- en verzorgingsmiddel.
Reinigingsmiddel en politoer voor glanzende en matte lakken, metalen en kunst-
stof oppervlakken ( pag. 101)
19 STALLING 85
19.1 Stalling
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftiging Brandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
– Erop letten dat brandstof niet in aanraking komt met de huid, ogen en kleding. Adem brandstofdampen niet in. Bij contact
met de ogen meteen met water spoelen en een arts raadplegen. Huid bij contact meteen reinigen met water en zeep. Als
brandstof is ingeslikt meteen een arts raadplegen. Kleding die in aanraking is gekomen met brandstof meteen uittrekken.
Brandstof volgens de voorschriften bewaren in een jerrycan en uit de buurt van kinderen houden.
Info
Als u de motorfiets voor langere tijd niet wilt gebruiken moet u volgende maatregelen nemen of laten nemen.
Voordat u de motorfiets gaat stallen controleren of alle onderdelen goed werken en of ze niet zijn versleten. Als er servicewerk-
zaamheden, reparaties of wijzigingen nodig zijn kunt u dat het beste doen tijdens de overwintering (minder drukte bij de gara-
ges). Zo voorkomt u lange wachttijden bij aanvang van het seizoen.
401058-01
– Bij het laatste tanken voor het stilleggen van de motorfiets, brandstofadditief bij-
mengen.
Brandstofadditief ( pag. 100)
(Alle SX‑F-modellen)
– Brandstoftank zoveel mogelijk leegrijden, zodat u hem met verse brandstof kunt
vullen als u weer gaat rijden.
(XC‑F)
– Brandstoftank zoveel mogelijk leegrijden totdat het waarschuwingslampje voor
het brandstofpeil gaat branden, zodat u hem met verse brandstof kunt vullen
als u weer gaat rijden.
– Motorfiets reinigen. ( pag. 84)
–
Motorolie verversen, oliefilter vervangen en oliezeven reinigen. x ( pag. 81)
– Antivries en koelmiddelpeil controleren. ( pag. 75)
– Brandstof uit de brandstoftank in een geschikte bak laten stromen.
– Bandenspanning controleren. ( pag. 70)
–
Accu demonteren. x ( pag. 72)
–
Accu laden. x ( pag. 73)
Voorgeschreven waarde
Opslagtemperatuur van de accu zonder
directe blootstelling aan zonnestralen
0… 35 °C
– Voertuig op een droge plaats stallen, waar hij niet blootstaat aan grote temperatuur-
schommelingen.
Info
KTM adviseert de motorfiets op te krikken.
– Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 36)
– Voertuig afdekken met een luchtdoorlatend zeil of een deken.
Info
In geen geval mogen hiervoor luchtdichte materialen worden gebruikt,
omdat er dan geen vocht kan ontsnappen en er corrosie ontstaat.
Het is zeer slecht de motor van een gestalde motorfiets voor korte tijd te
laten draaien. Aangezien de motor daarbij niet voldoende warm wordt, con-
denseert de waterdamp die bij de verbranding ontstaat en leidt ertoe dat de
kleppen en uitlaat gaan roesten.
19 STALLING 86
19.2 Inbedrijfname na stalling
401059-01
–
Accu monteren. x ( pag. 72)
– Brandstof tanken. ( pag. 24)
– Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 36)
– Voor iedere inbedrijfname controle- en onderhoudswerkzaamheden uitvoeren.
( pag. 22)
– Proefrit maken.
20 FOUTEN OPSPOREN 87
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
Motor draait bij het indrukken van de
e-starterknop niet door
Bedieningsfouten – Stappen voor de startprocedure uitvoeren.
( pag. 22)
Accu leeg –
Accu laden. x ( pag. 73)
–
Laadspanning controleren. x
–
Ruststroom controleren. x
–
Statorwikkeling van dynamo controleren. x
Hoofdzekering doorgesmolten – Hoofdzekering vervangen. ( pag. 74)
Startrelais defect –
Startrelais controleren. x
Startmotor defect –
Startmotor controleren. x
Motor draait door, maar springt niet
aan
Koppeling van de brandstofslangver-
binding niet aangesloten
– Brandstofslangverbinding verbinden.
Stationaire toerental verkeerd inge-
steld
–
Stationair toerental instellen. x ( pag. 79)
Bougie verzopen of nat – Bougie reinigen en drogen, indien nodig ver-
vangen.
Elektrodenafstand van de bougie te
groot
– Elektrodenafstand instellen.
Voorgeschreven waarde
Elektrodenafstand bougie
0,9 mm
Kortsluitkabel in de kabelboom
geschuurd, stopknop defect
– Kabelboom controleren. (visuele controle)
– Elektrisch systeem controleren.
Fout in brandstof-inspuitsysteem – Foutengeheugen met KTM-diagnosetool uitle-
zen. x
Motor start niet Fout in brandstof-inspuitsysteem –
Foutengeheugen met KTM-diagnosetool uitle-
zen. x
Motor heeft te weinig vermogen Luchtfilter sterk vervuild –
Luchtfilter en luchtfilterbak reinigen. x
( pag. 47)
Brandstoffilter sterk vervuild –
Brandstoffilter vervangen. x
Fout in brandstof-inspuitsysteem – Foutengeheugen met KTM-diagnosetool uitle-
zen. x
Uitlaatsysteem lekt, is vervormd of
heeft te weinig glasvezelvulling in de
einddemper
– Controleren of het uitlaatsysteem beschadigd
is.
– Glasvezelvulling van de einddemper vervan-
gen. x ( pag. 49)
Te weinig klepspeling –
Klepspeling instellen. x
Motor slaat tijdens het rijden af Te weinig brandstof – Brandstof tanken. ( pag. 24)
Motor wordt overmatig heet Te weinig koelmiddel in koelsysteem – Koelsysteem controleren op lekkage.
– Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 75)
Te weinig rijwind – Motor afzetten als hij stilstaat.
Radiateurlamellen sterk vervuild – Radiateurlamellen reinigen.
Schuimvorming in het koelsysteem –
Koelmiddel aftappen. x ( pag. 76)
–
Koelmiddel vullen. x ( pag. 77)
Radiateurslang geknikt –
Radiateurslang vervangen. x
FI waarschuwingslampje (MIL) brandt
of knippert
Fout in brandstof-inspuitsysteem – Motorfiets stoppen en met behulp van de knip-
percode het defecte onderdeel identificeren.
– Kabels op beschadiging en de elektrische stek-
kers op roestvorming en beschadiging controle-
ren.
– Foutengeheugen met KTM-diagnosetool uitle-
zen. x
Hoog olieverbruik Slang van de motorontluchting
geknikt
– Ontluchtingsslang knikvrij leggen en indien
nodig vervangen.
Motoroliepeil te hoog – Motoroliepeil controleren. ( pag. 80)
Vloeibaarheid motorolie te dun (visco-
siteit)
– Motorolie verversen, oliefilter vervangen en olie-
zeven reinigen. x ( pag. 81)
Zuigers resp. cilinders versleten – Zuiger/cilinder - inbouwspeling bepalen.
20 FOUTEN OPSPOREN 88
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
Accu leeg Accu wordt niet opgeladen –
Laadspanning controleren. x
–
Statorwikkeling van dynamo controleren. x
Ongewilde stroomverbruikers –
Ruststroom controleren. x
21 KNIPPERCODE 89
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
02 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 2x kort
Voorwaarde voor fout Impulsgever - storing in schakelcircuit
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
06 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 6x kort
Voorwaarde voor fout Regelklepsensor circuit A - ingangsignaal te laag
Regelklepsensor circuit A - ingangsignaal te hoog
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
09 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 9x kort
Voorwaarde voor fout Druksensor inlaatluchtbuis cilinder 1 - ingangsignaal te laag
Druksensor inlaatluchtbuis cilinder 1 - ingangsignaal te hoog
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
12 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 1x lang, 2x kort
Voorwaarde voor fout Temperatuursensor koelmiddel - ingangsignaal te laag
Temperatuursensor koelmiddel - ingangsignaal te hoog
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
13 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 1x lang, 3x kort
Voorwaarde voor fout Temperatuursensor aanzuiglucht - ingangsignaal te laag
Temperatuursensor aanzuiglucht - ingangsignaal te hoog
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
15 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 1x lang, 5x kort
Voorwaarde voor fout Hellingshoeksensor (A/D type) - ingangsignaal te laag
Hellingshoeksensor (A/D type) - ingangsignaal te hoog
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
33 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 3x lang, 3x kort
Voorwaarde voor fout Inspuitklep cilinder 1 - storing in schakelcircuit
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
37 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 3x lang, 7x kort
Voorwaarde voor fout Bobine 1, cilinder 1 - fout in schakelcircuit
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
41 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 4x lang, 1x kort
Voorwaarde voor fout Brandstofpompregeling - onderbreking/kortsluiting met massa
Brandstofpompregeling - ingangsignaal te laag
22 TECHNISCHE GEGEVENS 90
22.1 Motor
Bouwwijze 1-cilinder 4-takt benzinemotor, vloeistofgekoeld
Cilinderinhoud 449,3 cm³
Slag 63,4 mm
Boorgat 95 mm
Compressie 12,6:1
Stationair toerental 2.250… 2.350 1/min
Distributie OHC, 4 kleppen door tuimelaar aangestuurd
Klepdiameter inlaat 40 mm
Klepdiameter uitlaat 33 mm
Klepspeling
Inlaat bij: 20 °C 0,10… 0,15 mm
Uitlaat bij: 20 °C 0,12… 0,17 mm
Krukaslagers 2 groefkogellagers
Drijfstanglager Glijlager
Zuigerboutlager geen lagerbus – zuigerpen met DLC coating
Zuigers Lichtmetaal gesmeed
Zuigerveren 1 compressiering, 1 olieschraapveer
Motorsmering Drukcirculatiesmering met 2 Eaton-pompen
Primaire overbrenging 32:76
Koppeling APTCâ„¢ Antihopping koppeling in oliebad / hydraulisch bediend
Versnelling (450 SX‑F EU) 4 versnellingen met klauwschakeling
Versnelling (Alle USA-modellen, SX‑F Factory Edition) 5 versnellingen met klauwschakeling
Overbrengingsverhouding (450 SX‑F EU)
1e versnelling 16:32
2e versnelling 18:30
3e versnelling 20:28
4e versnelling 22:26
Overbrengingsverhouding (Alle USA-modellen, SX‑F Factory Edition)
1e versnelling 16:32
2e versnelling 18:30
3e versnelling 20:28
4e versnelling 22:26
5e versnelling 24:24
Dynamo 12 V, 75 W
Ontstekingssysteem Contactvrij aangestuurd volledig elektronisch ontstekingssysteem
met digitale ontstekingsvertraging
Bougie NGK LKAR8AI-9
Elektrodenafstand bougie 0,9 mm
Radiateur Vloeistofkoeling, permanente circulatie van het koelmiddel door
waterpomp
Starthulp E-starter
22 TECHNISCHE GEGEVENS 91
22.2 Aanhaalmomenten motor
Schroef kabelhouder in dynamodeksel M4 4 Nm
Loctite
®
243â„¢
Schroef olievernevelaar voor zuigerkoe-
ling
M4 2 Nm
Loctite
®
243â„¢
Schroef stator M4 4 Nm
Loctite
®
648â„¢
Olievernevelaar voor tuimelaarsmering M5 2 Nm
Loctite
®
243â„¢
Olievernevelaar voor zuigerkoeling M5 2 Nm
Loctite
®
243â„¢
Schroef impulsgever M5 6 Nm
Loctite
®
243â„¢
Schroef lagerborging M5 6 Nm Loctite
®
2701
Schroef oliefilterdop M5 6 Nm –
Schroef vastzethendel M5 6 Nm
Loctite
®
243â„¢
Schroef veerschotel koppeling M5 6 Nm –
Schroef zuigpompdeksel M5 6 Nm
Loctite
®
243â„¢
Moer waterpompwiel M6 8 Nm
Loctite
®
243â„¢
Schroef cilinderkop M6 10 Nm –
Schroef distributiekettinggeleider M6 10 Nm
Loctite
®
243â„¢
Schroef distributiekettingspanner M6 10 Nm –
Schroef drukpompdeksel M6 10 Nm
Loctite
®
243â„¢
Schroef dynamodeksel M6 10 Nm –
Schroef geleider distributieketting-
spanner
M6 10 Nm
Loctite
®
243â„¢
Schroef houderplaat nokkenas M6 10 Nm
Loctite
®
243â„¢
Schroef klepdeksel M6 10 Nm –
Schroef koppelingsdeksel M6 10 Nm –
Schroef lagerbout koppelbegrenzer M6 10 Nm
Loctite
®
243â„¢
Schroef lagerbout startertussenwiel M6 10 Nm
Loctite
®
243â„¢
Schroef motorhuis M6 10 Nm –
Schroef startmotor M6 10 Nm –
Schroef uitlaatflens M6 10 Nm
Loctite
®
243â„¢
Schroef uitvalbeveiliging distributieket-
ting
M6 10 Nm
Loctite
®
243â„¢
Schroef versnellingshendel M6 14 Nm
Loctite
®
243â„¢
Schroef versnellingsvastzetting M6 10 Nm
Loctite
®
243â„¢
Schroef waterpompdeksel M6 10 Nm –
Olievernevelaars naar drijfstangla-
gersmering controleren
M6x0,75 4 Nm –
Schroef tuimelaarlager M7 15 Nm –
Sluitschroef oliekanaal M7 9 Nm
Loctite
®
243â„¢
Sluitschroef distributiekettingspanner M8 6 Nm –
Sluitschroef krukasbevestiging M8 10 Nm –
Schroef ketting-aandrijfwiel M10 60 Nm Loctite
®
2701
Sluitschroef oliekanaal M10 15 Nm
Loctite
®
243â„¢
Schroef cilinderkop M10x1,25 1e niveau
10 Nm
2e niveau
30 Nm
3e niveau
50 Nm
Geolied met motorolie
Moer rotor M12x1 60 Nm Schroefdraad met motorolie
ingesmeerd / conus ingevet
Bougie M12x1,25 15… 20 Nm –
Olieaftapschroef met magneet M12x1,5 20 Nm –
Sluitschroef oliedrukregelklep M12x1,5 20 Nm –
22 TECHNISCHE GEGEVENS 92
Temperatuursensor koelmiddel M12x1,5 12 Nm –
Moer hulpcilinder M18x1,5 100 Nm –
Sluitschroef tuimelaar M18x1,5 30 Nm –
Moer primair tandwiel M20LHx1,5 100 Nm
Loctite
®
648â„¢
Sluitschroef oliezeef M20x1,5 15 Nm –
22.3 Vulhoeveelheden
22.3.1 Motorolie
Motorolie 1,50 l Motorolie (SAE 10W/50) ( pag. 98)
22.3.2 Koelmiddel
Koelmiddel 1,20 l Koelmiddel ( pag. 98)
Koelmiddel (gebruiksklaar gemengd) ( pag. 98)
22.3.3 Brandstof
Brandstoftankvolume totaal ca.
(Alle SX‑F-modellen)
7,5 l Brandstof super loodvrij (ROZ 95) ( pag. 98)
Brandstoftankvolume totaal ca.
(XC‑F)
9 l Brandstof super loodvrij (ROZ 95) ( pag. 98)
Brandstofreserve ca. (XC‑F) 1,5 l
22.4 Chassis
Frame Brugframe van chroommolybdeen stalen buizen
Voorvork WP Suspension Up Side Down 4860 MXMA CC
Veerweg
Vooraan 300 mm
Veerweg (SX‑F EU)
Achteraan 330 mm
Veerweg (Alle USA-modellen)
Achteraan 317 mm
Vorksprong 22 mm
Schokdemper WP Suspension 5018 BAVP DCC
Remsysteem Schijfremmen, remklauwen vlottend gelagerd
Remschijven - diameter
voor 260 mm
achter 220 mm
Remschijven - slijtagegrens
voor 2,5 mm
achter 3,5 mm
Bandenspanning terrein
voor 1,0 bar
achter 1,0 bar
Secundaire overbrenging (XC‑F, 450 SX‑F EU, 450 SX‑F USA) 14:50
Secundaire overbrenging (SX‑F Factory Edition) 14:52
Ketting 5/8 x 1/4"
Leverbare kettingwielen 38, 40, 42, 45, 48, 49, 50, 51, 52
Balhoofdhoek 63,5°
Wielstand 1.495±10 mm
Bodemvrijheid onbelast 375 mm
Zadelhoogte onbelast 992 mm
Gewicht zonder brandstof ca. (Alle SX‑F-modellen) 106,2 kg
22 TECHNISCHE GEGEVENS 93
Gewicht zonder brandstof ca. (XC‑F) 109,6 kg
Maximale asbelasting voor 145 kg
Maximale asbelasting achter 190 kg
Maximaal toegestaan totaalgewicht 335 kg
22.5 Elektronica
Accu (XC‑F) YTX5L-BS Accuspanning: 12 V
Nominale capaciteit: 4 Ah
Onderhoudsvrij
Accu (Alle SX‑F-modellen) YTX4L-BS Accuspanning: 12 V
Nominale capaciteit: 3 Ah
onderhoudsvrij
Zekering 58011109110 10 A
FI waarschuwingslampje LED
22.6 Banden
Geldigheid Band vooraan Band achteraan
(SX‑F EU) 80/100 - 21 M/C 51M TT
Pirelli SCORPION MX Midsoft 32
110/90 - 19 62M TT
Pirelli SCORPION MX Midsoft 32
(Alle USA-modellen) 80/100 - 21 M/C 51M TT
Dunlop GEOMAX MX 51 F
110/90 - 19 62M TT
Dunlop GEOMAX MX 51 F
Meer informatie vindt u in het servicegedeelte onder:
http://www.ktm.com
22.7 Voorvork
22.7.1 SX‑F EU
Artikelnummer voorvork 14.18.7M.09
Voorvork WP Suspension Up Side Down 4860 MXMA CC
Ingaande demping
Comfort 14 klikken
Standaard 12 klikken
Sport 10 klikken
Uitgaande demping
Comfort 14 klikken
Standaard 12 klikken
Sport 10 klikken
Veerlengte met voorspanbus(sen) 497 mm
Veerconstante
Gewicht bestuurder: 65… 75 kg 4,8 N/mm
Gewicht bestuurder: 75… 85 kg 5,0 N/mm
Gewicht bestuurder: 85… 95 kg 5,2 N/mm
Gasdruk 1,2 bar
Lengte voorvork 940 mm
Oliehoeveelheid per cartridge 195 ml Vorkpootolie (SAE 4) (48601166S1) ( pag. 99)
Oliehoeveelheid per vorkpoot
zonder cartridge
390 ml Vorkpootolie (SAE 4) (48601166S1) ( pag. 99)
22.7.2 SX‑F USA
Artikelnummer voorvork 14.18.7M.59
Voorvork WP Suspension Up Side Down 4860 MXMA CC
Ingaande demping
22 TECHNISCHE GEGEVENS 94
Comfort 14 klikken
Standaard 12 klikken
Sport 10 klikken
Uitgaande demping
Comfort 14 klikken
Standaard 12 klikken
Sport 10 klikken
Veerlengte met voorspanbus(sen) 494 mm
Veerconstante
Gewicht bestuurder: 65… 75 kg 4,8 N/mm
Gewicht bestuurder: 75… 85 kg 5,0 N/mm
Gewicht bestuurder: 85… 95 kg 5,2 N/mm
Gasdruk 1,2 bar
Lengte voorvork 940 mm
Oliehoeveelheid per cartridge 195 ml Vorkpootolie (SAE 4) (48601166S1) ( pag. 99)
Oliehoeveelheid per vorkpoot
zonder cartridge
390 ml Vorkpootolie (SAE 4) (48601166S1) ( pag. 99)
22.7.3 XC‑F
Artikelnummer voorvork 14.18.7M.77
Voorvork WP Suspension Up Side Down 4860 MXMA CC
Ingaande demping
Comfort 14 klikken
Standaard 12 klikken
Sport 10 klikken
Uitgaande demping
Comfort 14 klikken
Standaard 12 klikken
Sport 10 klikken
Veerlengte met voorspanbus(sen) 492 mm
Veerconstante
Gewicht bestuurder: 65… 75 kg 4,4 N/mm
Gewicht bestuurder: 75… 85 kg 4,6 N/mm
Gewicht bestuurder: 85… 95 kg 4,8 N/mm
Gasdruk 1,2 bar
Lengte voorvork 940 mm
Oliehoeveelheid per cartridge 195 ml Vorkpootolie (SAE 4) (48601166S1) ( pag. 99)
Oliehoeveelheid per vorkpoot
zonder cartridge
380 ml Vorkpootolie (SAE 4) (48601166S1) ( pag. 99)
22.8 Schokdemper
22.8.1 SX‑F EU
Artikelnummer schokdemper 18.18.7M.09
Schokdemper WP Suspension 5018 BAVP DCC
Ingaande demping low speed
Comfort 17 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 13 klikken
Ingaande demping high speed
Comfort 2,5 omwentelingen
Standaard 2 omwentelingen
22 TECHNISCHE GEGEVENS 95
Sport 1,5 omwentelingen
Uitgaande demping
Comfort 17 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 13 klikken
Veervoorspanning 14 mm
Veerconstante
Gewicht bestuurder: 65… 75 kg 54 N/mm
Gewicht bestuurder: 75… 85 kg 57 N/mm
Gewicht bestuurder: 85… 95 kg 60 N/mm
Veerlengte 260 mm
Gasdruk 10 bar
Statische veerweg 30 mm
Dynamische veerweg 90 mm
Inbouwlengte 490 mm
Stootdemperolie Stootdemperolie (SAE 2,5) (50180342S1) ( pag. 98)
22.8.2 SX‑F USA
Artikelnummer schokdemper 18.18.7M.57
Schokdemper WP Suspension 5018 BAVP DCC
Ingaande demping low speed
Comfort 17 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 13 klikken
Ingaande demping high speed
Comfort 2,5 omwentelingen
Standaard 2 omwentelingen
Sport 1,5 omwentelingen
Uitgaande demping
Comfort 17 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 13 klikken
Veervoorspanning 12 mm
Veerconstante
Gewicht bestuurder: 65… 75 kg 54 N/mm
Gewicht bestuurder: 75… 85 kg 57 N/mm
Gewicht bestuurder: 85… 95 kg 60 N/mm
Veerlengte 260 mm
Gasdruk 10 bar
Statische veerweg 30 mm
Dynamische veerweg 100 mm
Inbouwlengte 486 mm
Stootdemperolie Stootdemperolie (SAE 2,5) (50180342S1) ( pag. 98)
22.8.3 XC‑F
Artikelnummer schokdemper 18.18.7M.77
Schokdemper WP Suspension 5018 BAVP DCC
Ingaande demping low speed
Comfort 17 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 13 klikken
22 TECHNISCHE GEGEVENS 96
Ingaande demping high speed
Comfort 2,5 omwentelingen
Standaard 2 omwentelingen
Sport 1,5 omwentelingen
Uitgaande demping
Comfort 17 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 13 klikken
Veervoorspanning 12 mm
Veerconstante
Gewicht bestuurder: 65… 75 kg 54 N/mm
Gewicht bestuurder: 75… 85 kg 57 N/mm
Gewicht bestuurder: 85… 95 kg 60 N/mm
Veerlengte 260 mm
Gasdruk 10 bar
Statische veerweg 30 mm
Dynamische veerweg 100 mm
Inbouwlengte 486 mm
Stootdemperolie Stootdemperolie (SAE 2,5) (50180342S1) ( pag. 98)
22.9 Aanhaalmomenten chassis
Schroef drukregelaar EJOT PT
®
3 Nm –
Schroef luchtfilterbakafdekking EJOT PT
®
K60x20-Z 3 Nm –
Spaaknippel achterwiel M4,5 5… 6 Nm –
Spaaknippel voorwiel M4,5 5… 6 Nm –
Schroef accupool M5 2,5 Nm –
Schroef stelring schokdemper M5 5 Nm –
Schroef temperatuursensor voor inlaat-
lucht
M5 2 Nm –
Moer kabel aan startmotor M6 4 Nm –
Overige moeren chassis M6 10 Nm –
Overige schroeven chassis M6 10 Nm –
Schroef bovenste glijblok M6 6 Nm
Loctite
®
243â„¢
Schroef gashendel M6 3 Nm –
Schroef kogelgewricht drukstang aan
rempedaalcilinder
M6 10 Nm
Loctite
®
243â„¢
Schroef remschijf achter M6 14 Nm
Loctite
®
243â„¢
Schroef remschijf voor M6 14 Nm
Loctite
®
243â„¢
Brandstofaansluiting op brandstoftank M8 10 Nm –
Moer bandenhouder M8 10 Nm –
Moer kettingwielschroef M8 35 Nm Loctite
®
2701
Moer rempedaalbevestiging M8 20 Nm –
Overige moeren chassis M8 25 Nm –
Overige schroeven chassis M8 25 Nm –
Schroef asopname M8 15 Nm –
Schroef bovenste kroonplaat M8 17 Nm –
Schroef framearm M8 35 Nm Loctite
®
2701
Schroef motorsteunen M8 33 Nm –
Schroef onderste glijblok M8 15 Nm –
Schroef onderste kroonplaat M8 12 Nm –
Schroef remklauw voor M8 25 Nm
Loctite
®
243â„¢
Schroef stuurplaat M8 20 Nm –
22 TECHNISCHE GEGEVENS 97
Schroef vorkbuis boven M8 17 Nm
Loctite
®
243â„¢
Motordraagschroef M10 60 Nm –
Overige moeren chassis M10 45 Nm –
Overige schroeven chassis M10 45 Nm –
Schroef schokdemper boven M10 60 Nm Loctite
®
2701
Schroef schokdemper onder M10 60 Nm Loctite
®
2701
Schroef stuuradapter M10 40 Nm
Loctite
®
243â„¢
Moer brandstofpomp M12 15 Nm –
Moer zadelbevestiging M12x1 20 Nm –
Moer frame aan verbindingshendel M14x1,5 80 Nm –
Moer haakse hendel aan achterbrug M14x1,5 80 Nm –
Moer verbindingshendel aan haakse
hendel
M14x1,5 80 Nm –
Moer achterbrugbout M16x1,5 100 Nm –
Schroef balhoofd boven M20x1,5 12 Nm –
Schroefkoppelingen koelsysteem M20x1,5 12 Nm
Loctite
®
243â„¢
Schroef steekas voor M24x1,5 45 Nm –
Moer steekas achter M25x1,5 80 Nm –
23 GEBRUIKSSTOFFEN 98
Brandstof super loodvrij (ROZ 95)
Volgens
– DIN EN 228 (ROZ 95)
Voorgeschreven waarde
– Gebruik uitsluitend loodvrije superbenzine die voldoet aan de aangegeven norm of van dezelfde kwaliteit is.
– Een aandeel van maximaal 10 % ethanol (E10 brandstof) kan daarbij zonder bezwaar worden gebruikt.
Info
Gebruik geen brandstof van methanol (bijv. M15, M85, M100) of met een aandeel van meer dan 10 % ethanol (bijv. E15,
E25, E85, E100).
Koelmiddel
Voorgeschreven waarde
– Alleen geschikt koelmiddel gebruiken (ook in landen met hoge temperaturen). Minderwaardig antivries kan leiden tot roestvorming
en schuimvorming. KTM adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
Mengverhouding
Antivries: −25… −45 °C 50 % antiroest/antivries
50 % gedestilleerd water
Koelmiddel (gebruiksklaar gemengd)
Antivries −40 °C
Leverancier
Motorex
®
– COOLANT G48
Motorolie (SAE 10W/50)
Volgens
– JASO T903 MA ( pag. 102)
– SAE ( pag. 102) (SAE 10W/50)
Voorgeschreven waarde
– Alleen motorolie gebruiken die voldoet aan de aangegeven normen (zie gegevens op de verpakking) en over de geschikte eigen-
schappen beschikt. KTM adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
Volledig synthetische motorolie
Leverancier
Motorex
®
– Cross Power 4T
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1
Volgens
– DOT
Voorgeschreven waarde
– Alleen remvloeistof gebruiken die voldoet aan de aangegeven norm (zie gegevens op de verpakking) en over de geschikte eigen-
schappen beschikt. KTM adviseert producten van Castrol en Motorex
®
te gebruiken.
Leverancier
Castrol
– RESPONSE BRAKE FLUID SUPER DOT 4
Motorex
®
– Brake Fluid DOT 5.1
Stootdemperolie (SAE 2,5) (50180342S1)
Volgens
– SAE ( pag. 102) (SAE 2,5)
Voorgeschreven waarde
– Alleen oliesoorten gebruiken die voldoen aan de aangegeven normen (zie gegevens op de verpakking) en over de geschikte eigen-
schappen beschikken.
23 GEBRUIKSSTOFFEN 99
Vorkpootolie (SAE 4) (48601166S1)
Volgens
– SAE ( pag. 102) (SAE 4)
Voorgeschreven waarde
– Gebruik alleen olie die voldoet aan de aangegeven normen (zie gegevens op verpakking) en de juiste eigenschappen heeft.
24 HULPSTOFFEN 100
Brandstofadditief
Voorgeschreven waarde
– KTM adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
Leverancier
Motorex
®
– Fuel Stabilizer
Duurzaam vet
Voorgeschreven waarde
– KTM adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
Leverancier
Motorex
®
– Bike Grease 2000
Kettingreinigingsmiddel
Voorgeschreven waarde
– KTM adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
Leverancier
Motorex
®
– Chain Clean
Kettingspray offroad
Voorgeschreven waarde
– KTM adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
Leverancier
Motorex
®
– Chainlube Offroad
Lijm voor rubberen stuurcover (00062030051)
Leverancier
KTM-Sportmotorcycle AG
– GRIP GLUE
Motorfietsreiniger
Voorgeschreven waarde
– KTM adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
Leverancier
Motorex
®
– Moto Clean 900
Olie voor luchtfilters van schuimstof
Voorgeschreven waarde
– KTM adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
Leverancier
Motorex
®
– Twin Air Liquid Bio Power
Reinigings- en conserveringsmiddel voor metaal en rubber
Voorgeschreven waarde
– KTM adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
Leverancier
Motorex
®
– Protect & Shine
24 HULPSTOFFEN 101
Reinigingsmiddel en politoer voor glanzende en matte lakken, metalen en kunststof oppervlakken
Voorgeschreven waarde
– KTM adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
Leverancier
Motorex
®
– Clean & Polish
Reinigingsmiddel voor luchtfilter
Voorgeschreven waarde
– KTM adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
Leverancier
Motorex
®
– Twin Air Dirt Bio Remover
Smeervet met hoge viscositeit
Voorgeschreven waarde
– KTM adviseert producten van SKF
®
te gebruiken.
Leverancier
SKF
®
– LGHB 2
Universele oliespray
Voorgeschreven waarde
– KTM adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
Leverancier
Motorex
®
– Joker 440 Synthetic
25 NORMEN 102
JASO T903 MA
Door verschillende technische ontwikkelingsrichtingen is een eigen specificatie voor 4-takt motorfietsen nodig - de JASO T903 MA
norm. Vroeger werd voor 4-takt motorfietsen motorolie voor auto's gebruikt omdat er geen eigen motorfietsspecificatie was. Voor
motoren van auto's zijn lange service-intervallen vereist, bij motoren van motorfietsen staat een hoog vermogensrendement bij hoge
toerentallen op de voorgrond. Bij de meeste motoren voor motorfietsen worden ook de versnelling en de koppeling met dezelfde olie
gesmeerd. De JASO MA norm voldoet aan deze speciale vereisten.
SAE
De SAE-viscositeitsklassen zijn vastgelegd door de Society of Automotive Engineers voor de indeling van oliën op basis van hun visco-
siteit. De viscositeit beschrijft slechts een van de eigenschappen van olie en zegt niets over de kwaliteit.
INDEX 103
INDEX
A
Accu
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 72
laden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 73
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 72
Achterbrug
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 56
Achterwiel
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 68
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 69
Afbeelding voertuig
linksvoor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9
rechtsachter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10
Afbeeldingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
Antivries
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 75
B
Balhoofdlager
smeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 43
Bandenspanning
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 70
Basisinstelling chassis
voor bestuurdersgewicht controleren . . . . . . . . . . . . . . 28
Bedieningshandleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7
Bedrijfsurenteller . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17
Beoogd gebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5
Beschermende kleding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6
Brandstoftank
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 50
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 51
Brandstofzeef
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 80
D
Dynamische veerweg
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 32
E
Einddemper
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 48
glasvezelvulling vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 49
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 49
E-starterknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12
F
Factory Start . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15
activeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 35
Fouten opsporen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 87-88
Frame
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 56
Framenummer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11
G
Garantie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
Gashendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12
Gaskabellegging
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 56
Gaskabelspeling
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 78
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 78
Gebruiksdefinitie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5
H
Hoofdzekering
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 74
Hulpstoffen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
I
Inbedrijfname
aanwijzingen voor eerste inbedrijfname . . . . . . . . . . . . 18
controle en onderhoud voor iedere inbedrijfname . . . . . 22
na stalling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 86
Ingaande demping
van voorvork instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 33
Ingaande demping high speed
van schokdemper instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 29
Ingaande demping low speed
van schokdemper instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 28
K
Ketting
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 54
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 52
Ketting-aandrijfwiel
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 54
Kettinggeleiding
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 54
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 56
Kettingspanning
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 53
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 53
Kettingwiel
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 54
Klantenservice . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
Knippercode . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 89
Koelmiddel
aftappen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 76
vullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 77
Koelmiddelpeil
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 75
Koelsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 75
Koppeling
vloeistof verversen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 58
vloeistofpeil controleren/corrigeren . . . . . . . . . . . . . . . 57
Koppelingshendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 57
Koude-startknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15
L
Luchtfilter
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 46
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 47
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 47
Luchtfilterbak
afdichten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 48
INDEX 104
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 47
Luchtfilterbakafdekking
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 46
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 46
vastzetten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 48
M
Map‑Select schakelaar
voor basisinstelling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13
voor rijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13
Milieu . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6
Motor
inrijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 19
Motorfiets
met hefbok opkrikken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 36
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 84
van hefbok nemen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 36
Motornummer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11
Motorolie
bijvullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 83
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 81
Motoroliepeil
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 80
O
Oliefilter
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 81
Oliezeven
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 81
Onderste kroonplaat
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 39
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 40
Overzicht controlelampjes . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13
P
Plug-in standaard . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17
R
Regelschroef voor stationair toerental . . . . . . . . . . . . . . . . . 16
Remhendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 59
vrije slag controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 59
Rempedaal . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 63
vrije slag controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 63
Remplaketten
van achterwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . 65
van achterwielrem vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 65
van voorwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 61
van voorwielrem vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 61
Remschijven
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 59
Remvloeistof
van achterwielrem bijvullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 64
van voorwielrem bijvullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 60
Remvloeistofpeil
van achterwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . 64
van voorwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 60
Reserveonderdelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
Rubberen stuurcovers
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 57
vastzetten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 57
S
Schokdemper
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 44
dynamische veerweg controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . 31
ingaande demping algemeen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 28
ingaande demping high speed instellen . . . . . . . . . . . . 29
ingaande demping low speed instellen . . . . . . . . . . . . . 28
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 45
statische veerweg controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 31
uitgaande demping instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 30
veervoorspanning instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 31
Service . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
Serviceschema . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26-27
Spaakspanning
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 70
Spatbord vooraan
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 43
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 44
Speling balhoofdlager
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 42
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 42
Stalling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 85
Starten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22
Startnummerbord
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 43
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 43
Stationair toerental
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 79
Stopknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12
Stuurpositie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 34
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 34
T
Tankdop
openen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13
sluiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14
Tanken
brandstof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24
Technische gegevens
aanhaalmomenten chassis . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 96
aanhaalmomenten motor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 91
banden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 93
chassis . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 92
elektronica . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 93
motor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 90
schokdemper . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 94
voorvork . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 93
vulhoeveelheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 92
Toebehoren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
Toestand van de banden
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 69
Transport . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24
Typeplaatje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11
INDEX 105
U
Uitgaande demping
van schokdemper instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 30
van voorvork instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 34
V
Veilig gebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6
Verbruiksstoffen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
Versnellingshendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16
uitgangspositie controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 79
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 79
Voorvorkprotector
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 39
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 39
Voorwiel
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 67
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 67
Vorkpoten
basisinstelling controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 33
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 38
ingaande demping instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 33
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 38
ontluchten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 37
uitgaande demping instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 34
vuilschrapers reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 37
Vulhoeveelheid
brandstof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25, 92
koelmiddel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 77, 92
motorolie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 82, 92
W
Werkinstructies . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6
Z
Zadel
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 45
verwijderen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 45
Zekering
hoofdzekering vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 74
Zijstandaard . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17
Zwaardere gebruiksomstandigheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . 19
droog zand . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20
hoge temperatuur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21
lage temperatuur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21
langzaam rijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21
modderig circuit . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21
nat circuit . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21
nat zand . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20
sneeuw . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21
*3211931nl*
3211931nl
12/2012
KTM-Sportmotorcycle AG
5230 Mattighofen/Oostenrijk
http://www.ktm.com
Foto: Mitterbauer/KTM
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108