Gebruikershandleiding
Ā© Copyright 2012 Hewlett-Packard
Development Company, L.P.
Bluetooth is een handelsmerk van de
desbetreffende eigenaar en wordt door
Hewlett-Packard Company onder licentie
gebruikt. Intel is een handelsmerk van Intel
Corporation in de Verenigde Staten en
andere landen. Microsoft en Windows zijn
in de Verenigde Staten gedeponeerde
handelsmerken van Microsoft Corporation.
Het SD-logo is een handelsmerk van de
desbetreffende eigenaar.
De informatie in deze documentatie kan
zonder kennisgeving worden gewijzigd. De
enige garanties voor HP producten en
diensten staan vermeld in de expliciete
garantievoorwaarden bij de betreffende
producten en diensten. Aan de informatie in
deze handleiding kunnen geen aanvullende
rechten worden ontleend. HP aanvaardt
geen aansprakelijkheid voor technische
fouten, drukfouten of weglatingen in deze
publicatie.
Eerste editie, februari 2012
Artikelnummer van document: 671383-331
Kennisgeving over het product
In deze handleiding worden de
voorzieningen beschreven die op de
meeste modellen beschikbaar zijn. Mogelijk
zijn niet alle voorzieningen op uw computer
beschikbaar.
Softwarevoorwaarden
Door het installeren, kopiƫren, downloaden
of anderszins gebruiken van een
softwareproduct dat vooraf op deze
computer is geĆÆnstalleerd, bevestigt u dat u
gehouden bent aan de voorwaarden van de
HP EULA (End User License Agreement).
Als u niet akkoord gaat met deze
licentievoorwaarden, is uw enige
rechtsmogelijkheid om het volledige,
ongebruikte product (hardware en software)
binnen 14 dagen te retourneren en te
verzoeken om restitutie van het
aankoopbedrag op grond van het
restitutiebeleid dat op de plaats van
aankoop geldt.
Neem contact op met het lokale
verkooppunt (de verkoper) als u meer
informatie wilt of als u een verzoek om
volledige restitutie van het aankoopbedrag
van de computer wilt indienen.
Kennisgeving aangaande de veiligheid
WAARSCHUWING! U kunt het risico van letsel door verbranding of van oververhitting van de
computer beperken door de computer niet op schoot te nemen en de ventilatieopeningen van de
computer niet te blokkeren. Gebruik de computer alleen op een stevige, vlakke ondergrond. Zorg dat
de luchtcirculatie niet wordt geblokkeerd door een voorwerp van hard materiaal (zoals een optionele
printer naast de computer) of een voorwerp van zacht materiaal (zoals een kussen, een kleed of
kleding). Zorg er ook voor dat de netvoedingsadapter tijdens het gebruik niet in contact kan komen
met de huid of een voorwerp van zacht materiaal. De computer en de netvoedingsadapter voldoen
aan de temperatuurlimieten voor oppervlakken die voor de gebruiker toegankelijk zijn, zoals
gedefinieerd door de International Standard for Safety of Information Technology Equipment (IEC
60950).
iii
iv Kennisgeving aangaande de veiligheid
Inhoudsopgave
1 Direct aan de slag ........................................................................................................................................... 1
Beste praktijken .................................................................................................................................... 1
Leuk om te doen ................................................................................................................................... 2
Meer hulpmiddelen van HP .................................................................................................................. 3
2 Vertrouwd raken met de computer ................................................................................................................ 4
Hardware- en softwaregegevens opzoeken ......................................................................................... 4
Voorkant ............................................................................................................................................... 4
Rechterkant .......................................................................................................................................... 5
Linkerkant ............................................................................................................................................. 7
Achterkant ............................................................................................................................................ 8
Beeldscherm ........................................................................................................................................ 9
Bovenkant .......................................................................................................................................... 11
Touchpad ........................................................................................................................... 11
Lampjes ............................................................................................................................. 12
Knoppen, luidsprekers en vingerafdruklezer (alleen bepaalde modellen) ......................... 14
Toetsen .............................................................................................................................. 16
Onderkant ........................................................................................................................................... 18
Labels ................................................................................................................................................. 20
3 Verbinding maken met een netwerk ............................................................................................................ 21
Verbinding maken met een draadloos netwerk .................................................................................. 21
Bedieningselementen voor draadloze communicatie gebruiken ....................................... 21
Knop voor draadloze communicatie gebruiken ................................................. 22
HP Connection Manager gebruiken (alleen bepaalde modellen) ...................... 22
Voorzieningen van het besturingssysteem gebruiken ....................................... 22
WLAN gebruiken ................................................................................................................ 23
Gebruikmaken van een internetprovider ........................................................... 23
Draadloos netwerk installeren ........................................................................... 24
Draadloze router configureren .......................................................................... 24
Draadloos netwerk beveiligen ........................................................................... 24
v
Verbinding maken met een WLAN .................................................................... 25
Bluetooth-apparaten voor draadloze communicatie gebruiken (alleen bepaalde
modellen) ........................................................................................................................... 26
Aansluiten op een lokaal netwerk (LAN) ............................................................................................ 27
4 Entertainmentvoorzieningen gebruiken ..................................................................................................... 28
Webcam gebruiken ............................................................................................................................ 30
Audio gebruiken ................................................................................................................................. 30
Luidsprekers aansluiten ..................................................................................................... 30
Hoofdtelefoon aansluiten ................................................................................................... 30
Microfoon aansluiten .......................................................................................................... 31
Beats Audio gebruiken ....................................................................................................... 31
Beats Audio-configuratiescherm openen .......................................................... 31
Beats Audio in- en uitschakelen ........................................................................ 31
Geluid controleren ............................................................................................................. 31
Video gebruiken ................................................................................................................................. 32
VGA-monitor of -projector aansluiten ................................................................................ 33
HDMI-tv of -monitor aansluiten .......................................................................................... 33
Audio-instellingen configureren (met HDMI-tv) ................................................. 34
Intel Wireless Display gebruiken (alleen bepaalde modellen) ........................................... 35
Audio- en videobestanden beheren ................................................................................................... 35
5 Toetsenbord en aanwijsapparaten gebruiken ............................................................................................ 36
Toetsenbord gebruiken ...................................................................................................................... 37
Toetscombinaties met ALT GR gebruiken ......................................................................... 37
Actietoetsen gebruiken ...................................................................................................... 37
Hotkeys gebruiken ............................................................................................................. 38
Toetsenblok gebruiken ...................................................................................................... 39
GeĆÆntegreerd numeriek toetsenblok gebruiken ................................................. 39
Touchpad gebruiken ........................................................................................................................... 40
Touchpad uit- of inschakelen ............................................................................................. 40
Navigeren .......................................................................................................................... 41
Selecteren .......................................................................................................................... 41
Touchpadbewegingen gebruiken ....................................................................................... 42
Schuiven ........................................................................................................... 43
Knijpen/zoomen ................................................................................................ 43
Draaien .............................................................................................................. 44
Snelle veegbeweging ........................................................................................ 44
vi
6 Energiebeheer ............................................................................................................................................... 45
Slaapstand of sluimerstand gebruiken ............................................................................................... 46
Slaapstand activeren of beƫindigen ................................................................................... 47
Sluimerstand activeren en beƫindigen ............................................................................... 47
Wachtwoordbeveiliging instellen voor beƫindigen slaapstand ........................................... 48
Energiemeter gebruiken ..................................................................................................................... 49
Energiebeheerschema selecteren ...................................................................................................... 50
Accuvoeding gebruiken ...................................................................................................................... 51
Door de gebruiker vervangbare accu verwijderen ............................................................. 52
Accugegevens opzoeken ................................................................................................... 52
Accuvoeding besparen ...................................................................................................... 53
Lage acculading herkennen ............................................................................................... 53
Door de gebruiker vervangbare accu opbergen ................................................................ 53
Door de gebruiker vervangbare accu afvoeren ................................................................. 53
Door de gebruiker vervangbare accu vervangen ............................................................... 54
Externe netvoeding gebruiken ............................................................................................................ 55
HP CoolSense gebruiken (alleen bepaalde modellen) ....................................................................... 56
Computer uitschakelen ....................................................................................................................... 57
7 Gegevens beheren en delen ........................................................................................................................ 58
USB-apparaat gebruiken .................................................................................................................... 58
USB-apparaat aansluiten ................................................................................................... 59
USB-apparaat verwijderen ................................................................................................. 59
USB-apparaat met eigen voeding aansluiten .................................................................... 60
Digitale opslagkaarten plaatsen en verwijderen ................................................................................. 61
Optischeschijfeenheden gebruiken .................................................................................................... 62
Optische schijf plaatsen ..................................................................................................... 63
Optische schijf verwijderen ................................................................................................ 64
Schijven in het netwerk delen ............................................................................................ 64
8 Computer onderhouden ............................................................................................................................... 65
Prestaties verbeteren ......................................................................................................................... 65
Omgaan met schijfeenheden ............................................................................................. 65
Vaste schijf vervangen ....................................................................................................... 66
HP 3D DriveGuard gebruiken ............................................................................................ 68
Schijfdefragmentatie gebruiken ......................................................................................... 68
Schijfopruiming gebruiken ................................................................................................. 68
Geheugenmodules toevoegen of vervangen ..................................................................... 69
Programma's en stuurprogramma's bijwerken ................................................................................... 72
Computer schoonmaken .................................................................................................................... 73
vii
Beeldscherm, zijkanten en beeldschermdeksel schoonmaken ......................................... 73
Touchpad en toetsenbord schoonmaken .......................................................................... 73
Reizen met de computer of de computer transporteren ..................................................................... 74
9 Computer en gegevens beveiligen .............................................................................................................. 76
Beveiligingssoftware opzoeken .......................................................................................................... 76
Wachtwoorden gebruiken ................................................................................................................... 77
Windows-wachtwoorden instellen ...................................................................................... 77
Setup Utility (BIOS)-wachtwoorden instellen ..................................................................... 78
Vingerafdruklezer gebruiken (alleen bepaalde modellen) .................................................................. 78
HP SimplePass gebruiken ................................................................................................. 79
Vingerafdrukken vastleggen .............................................................................. 79
Vastgelegde vingerafdruk gebruiken om u aan te melden bij Windows ............ 79
Internetbeveiligingssoftware gebruiken .............................................................................................. 80
Antivirussoftware gebruiken ............................................................................................... 80
Firewallsoftware gebruiken ................................................................................................ 80
Software-updates installeren .............................................................................................................. 80
Windows-beveiligingsupdates installeren .......................................................................... 81
Software-updates van HP en derden installeren ............................................................... 81
Draadloos netwerk beveiligen ............................................................................................................ 81
Back-up maken van applicaties en gegevens .................................................................................... 81
Optioneel beveiligingskabelslot gebruiken ......................................................................................... 82
10 Setup Utility (BIOS) en Systeemdiagnose gebruiken .............................................................................. 83
Setup Utility (BIOS) starten ................................................................................................................ 83
BIOS-update uitvoeren ....................................................................................................................... 83
BIOS-versie vaststellen ..................................................................................................... 84
BIOS-update downloaden .................................................................................................. 84
Systeemdiagnose gebruiken .............................................................................................................. 85
11 Back-ups maken, herstellen en bestanden terugzetten .......................................................................... 86
Back-ups maken ................................................................................................................................. 86
Herstelmedia maken voor het herstellen van het originele systeem ................................. 86
Wat u moet weten ............................................................................................. 86
Herstelmedia maken ......................................................................... 87
Systeemherstelpunten maken ........................................................................................... 87
Wat u moet weten ............................................................................................. 87
Systeemherstelpunt maken ............................................................................... 88
Back-ups van het systeem en persoonlijke gegevens maken ........................................... 88
Tips voor het maken van een succesvolle back-up .......................................... 88
viii
Wat u moet weten ............................................................................................. 88
Back-up maken met het hulpprogramma Back-up en terugzetten van
Windows ............................................................................................................ 89
Herstellen en terugzetten ................................................................................................................... 90
Eerdere status van het systeem herstellen ........................................................................ 90
Specifieke bestanden herstellen ........................................................................................ 90
Specifieke bestanden herstellen met Back-up en terugzetten van Windows .... 90
Oorspronkelijke systeem herstellen met HP Recovery Manager ...................................... 90
Wat u moet weten ............................................................................................. 91
Herstellen middels de HP herstelpartitie (alleen bepaalde modellen) ............... 91
Herstellen met behulp van de herstelmedia ...................................................... 92
Opstartvolgorde van de computer wijzigen ...................................... 92
12 Specificaties ................................................................................................................................................ 93
Ingangsvermogen ............................................................................................................................... 93
Omgevingsvereisten ........................................................................................................................... 94
13 Problemen oplossen en ondersteuning ................................................................................................... 95
Problemen oplossen ........................................................................................................................... 96
Problemen met schijfeenheid ............................................................................................ 96
Problemen met draadloze verbinding ................................................................................ 96
Kan geen verbinding maken met een WLAN .................................................... 97
Kan geen verbinding maken met een voorkeursnetwerk .................................. 97
Actuele netwerkbeveiligingscodes zijn niet beschikbaar ................................... 98
WLAN-verbinding is erg zwak ........................................................................... 98
Kan geen verbinding maken met de draadloze router ...................................... 99
Netwerkstatuspictogram wordt niet weergegeven ............................................ 99
Problemen met audio ......................................................................................................... 99
Problemen met energiebeheer ........................................................................................ 100
Problemen met lage acculading verhelpen ..................................................... 100
Problemen met lage acculading verhelpen wanneer er een
externe voedingsbron beschikbaar is ............................................. 100
Problemen met lage acculading verhelpen wanneer er geen
voedingsbron beschikbaar is .......................................................... 100
Problemen met een lage acculading verhelpen wanneer de
sluimerstand niet kan worden beƫindigd ........................................ 100
Problemen met een netvoedingsadapter oplossen ......................................... 100
Contact opnemen met de klantenondersteuning .............................................................................. 102
14 Elektrostatische ontlading ....................................................................................................................... 103
ix
Index ................................................................................................................................................................. 104
x
1 Direct aan de slag
Deze computer is een krachtig hulpmiddel dat is ontworpen om uw werk en amusement te
verbeteren. Lees dit hoofdstuk om het beste uit de computer te halen. Lees over beste praktijken na
de installatie, over leuke dingen die u met de computer kunt doen en waar u meer hulpmiddelen van
HP kunt vinden.
Beste praktijken
Om uw slimme investering te beschermen, raden wij u aan na het installeren en registreren van de
computer de volgende stappen uit te voeren:
ā— Als u dat nog niet heeft gedaan, verbindt u de computer met een bekabeld of draadloos netwerk.
Raadpleeg
Verbinding maken met een netwerk op pagina 21 voor meer informatie.
ā—
Leer de hardware en software van de computer kennen. Raadpleeg
Vertrouwd raken met de
computer op pagina 4 en Entertainmentvoorzieningen gebruiken op pagina 28 voor
informatie.
ā—
Update de antivirussoftware of koop antivirussoftware. Raadpleeg
Antivirussoftware gebruiken
op pagina 80 voor meer informatie.
ā— Maak een back-up van de vasteschijfeenheid op herstelschijven of een herstel-flashdrive.
Raadpleeg
Back-ups maken, herstellen en bestanden terugzetten op pagina 86.
Beste praktijken 1
Leuk om te doen
ā—
U weet dat u op de computer YouTube-video's kunt bekijken. Maar wist u ook dat u de computer
op een tv kunt aansluiten en de video op tv kunt bekijken? Raadpleeg
HDMI-tv of -monitor
aansluiten op pagina 33 voor meer informatie.
ā—
U weet dat u op de computer naar muziek kunt luisteren. Maar wist u ook dat u liveradio naar de
computer kunt streamen en naar muziek of praatprogramma's uit de hele wereld kunt luisteren?
Raadpleeg
Audio gebruiken op pagina 30.
ā—
U weet dat u met Microsoft-applicaties een krachtige presentatie kunt maken. Maar wist u dat u
de computer ook op een projector kunt aansluiten om uw ideeƫn met een groep te delen?
Raadpleeg
VGA-monitor of -projector aansluiten op pagina 33.
2 Hoofdstuk 1 Direct aan de slag
Meer hulpmiddelen van HP
U heeft Installatie-instructies al gebruikt om de computer in te schakelen en deze handleiding op te
zoeken. Gebruik de volgende tabel voor productinformatie, instructies en meer.
Bron Inhoud
Installatie-instructies
ā—
Overzicht van installatie en voorzieningen van de computer.
Help en ondersteuning
Als u Help en ondersteuning wilt openen, selecteert u
Start > Help en ondersteuning. Ga naar
http://www.hp.com/support voor meer informatie.
ā— Een breed aanbod van informatie over procedures en tips
voor het oplossen van problemen.
Handleiding voor veiligheid en comfort
Om toegang te krijgen tot deze handleiding, selecteert
u Start > Help en ondersteuning >
Gebruikershandleidingen of gaat u naar
http://www.hp.com/ergo.
ā—
Aanwijzingen voor een optimale werkplek.
ā— Richtlijnen voor een werkhouding en werkgewoontes die het
comfort verbeteren en het risico van letsel beperken.
ā—
Informatie over elektrische en mechanische veiligheid.
Wereldwijde ondersteuning
Ga naar
www.hp.com/support voor ondersteuning in
uw taal.
ā—
Online chatten met een technicus van HP.
ā— Een e-mail sturen naar de klantenondersteuning.
ā—
Telefoonnummers van de klantenondersteuning opzoeken
(wereldwijd).
ā— Een servicecentrum van HP opzoeken.
Informatie over voorschriften, veiligheid en milieu
Om toegang te krijgen tot deze gids, selecteert u Start
> Help en ondersteuning >
Gebruikershandleidingen.
ā—
Belangrijke kennisgevingen over voorschriften, waaronder
informatie over het correct afvoeren van accu's.
Beperkte garantie*
Om toegang te krijgen tot de garantie, selecteert u
Start > Help en ondersteuning >
Gebruikershandleidingen of gaat u naar
http://www.hp.com/go/orderdocuments.
ā—
Specifieke garantiegegevens voor deze computer.
*De specifiek toegekende HP beperkte garantie die van toepassing is op uw product, kunt u vinden in de elektronische
handleidingen op de computer en/of op de cd/dvd die is meegeleverd in de doos. In sommige landen of regio's wordt door
HP een gedrukte versie van de HP beperkte garantie meegeleverd in de doos. Voor landen/regio's waar de garantie niet in
drukvorm wordt verstrekt, kunt u een gedrukt exemplaar aanvragen. Ga naar
http://www.hp.com/go/orderdocuments of
schrijf naar:
ā—
Noord-Amerika: Hewlett-Packard, MS POD, 11311 Chinden Blvd, Boise, ID 83714, Verenigde Staten
ā—
Europa, Midden-Oosten, Afrika: Hewlett-Packard, POD, Via G. Di Vittorio, 9, 20063, Cernusco s/Naviglio (MI), Italiƫ
ā—
Aziƫ en Stille Oceaan: Hewlett-Packard, POD, P.O. Box 200, Alexandra Post Office, Singapore 911507
Wanneer u een gedrukt exemplaar van uw garantie aanvraagt, geef dan het productnummer, de garantieperiode (te vinden
op het label met het serienummer) en uw naam en postadres op.
BELANGRIJK: Stuur uw HP product NIET terug naar de bovenstaande adressen. Raadpleeg voor productondersteuning
de homepage voor uw product op
http://www.hp.com/go/contactHP.
Meer hulpmiddelen van HP 3
2 Vertrouwd raken met de computer
Hardware- en softwaregegevens opzoeken
ā–²
Selecteer Start > Computer.
Er verschijnt een lijst met alle apparaten die op de computer zijn geĆÆnstalleerd, waaronder
optischeschijfeenheden, SSD's (solid-state drives) of een secundaire vaste schijf.
Als u wilt weten welke software vooraf op de computer is geĆÆnstalleerd, selecteert u Start > Alle
programma's.
Voorkant
Onderdeel Beschrijving
Digitalemediaslot Ondersteunt de volgende types digitale kaarten:
ā—
Secure Digital-geheugenkaart (SD)
ā—
Secure Digital Extended Capacity-geheugenkaart (SDxC)
ā— Secure Digital High Capacity-geheugenkaart (SDHC)
ā—
Ultra High Speed MultiMediaCard (UHS/MMC)
4 Hoofdstuk 2 Vertrouwd raken met de computer
Rechterkant
Onderdeel Beschrijving
(1) Optischeschijfeenheid Leest van en (alleen bepaalde modellen) schrijft naar een
optische schijf.
(2) Lampje van de optischeschijfeenheid
ā—
Groen: er wordt geschreven naar of gelezen van de
optischeschijfeenheid.
ā—
Uit: de optischeschijfeenheid is inactief.
(3) Ejectknop van de optischeschijfeenheid Hiermee ontgrendelt u de schijflade.
(4)
Aan/uit-lampje
ā—
Wit: de computer is ingeschakeld.
ā— Wit knipperend: de computer staat in de slaapstand,
een energiebesparingsmodus. Het beeldscherm en
andere niet-benodigde onderdelen worden
uitgeschakeld.
ā— Uit: de computer is uitgeschakeld of staat in de
sluimerstand. De sluimerstand is een
energiebesparingsmodus waarin zo min mogelijk
energie wordt verbruikt.
OPMERKING: bij bepaalde modellen is de functie
IntelĀ® Rapid Start Technology in de fabriek
ingeschakeld. Rapid Start Technology stelt u in staat
de computer snel opnieuw te activeren als die zich in
een inactieve toestand bevindt. Raadpleeg
Slaapstand of sluimerstand gebruiken op pagina 46
voor meer informatie.
(5)
Lampje van de vaste schijf
ā—
Wit knipperend: er wordt geschreven naar of gelezen
van de vaste schijf.
ā— Oranje: HP 3D DriveGuard heeft tijdelijk de vaste
schijf geparkeerd.
OPMERKING: raadpleeg
HP 3D DriveGuard
gebruiken op pagina 68 voor informatie over HP 3D
DriveGuard.
(6)
USB 3.0-poort Hierop sluit u een optioneel USB 3.0-apparaat aan. De
poort zorgt voor hogere USB-prestaties.
OPMERKING: raadpleeg
USB-apparaat gebruiken
op pagina 58 voor informatie over de verschillende
types USB-poorten.
Rechterkant 5
Onderdeel Beschrijving
(7)
USB 2.0-poort Hierop sluit u een optioneel USB-apparaat aan.
OPMERKING: raadpleeg
USB-apparaat gebruiken
op pagina 58 voor informatie over de verschillende
types USB-poorten.
(8) Lampje van de netvoedingsadapter
ā—
Wit: de netvoedingsadapter is aangesloten en de
accu is opgeladen.
ā— Oranje: de netvoedingsadapter is aangesloten en de
accu wordt opgeladen.
ā—
Uit: de computer werkt op gelijkstroomvoeding.
(9)
Netvoedingsconnector Hierop sluit u een netvoedingsadapter aan.
(10)
Bevestigingspunt voor een
beveiligingskabel
Hiermee bevestigt u een als optie verkrijgbare
beveiligingskabel aan de computer.
OPMERKING: van de beveiligingskabel moet in de
eerste plaats een ontmoedigingseffect uitgaan. Deze
voorziening kan echter niet voorkomen dat de computer
verkeerd wordt gebruikt of wordt gestolen.
6 Hoofdstuk 2 Vertrouwd raken met de computer
Linkerkant
Onderdeel Beschrijving
(1) Ventilatieopening Deze opening zorgt voor luchtkoeling van de interne
onderdelen.
OPMERKING: de ventilator van de computer start
automatisch om interne onderdelen te koelen en
oververhitting te voorkomen. Het is normaal dat de interne
ventilator automatisch aan- en uitgaat terwijl u met de
computer werkt.
(2)
Externemonitorpoort Hierop sluit u een optionele VGA-monitor of -projector
aan.
(3)
HDMI-poort Hiermee kunt u de computer aansluiten op een optioneel
video- of audioapparaat, zoals een high-definition
televisietoestel en andere compatibele digitale apparatuur
of audioapparatuur.
(4)
RJ-45-netwerkconnector Hierop sluit u een netwerkkabel aan.
(5)
USB 3.0-poorten (2) Hierop sluit u een optioneel USB 3.0-apparaat aan. De
poort zorgt voor hogere USB-prestaties.
OPMERKING: raadpleeg
USB-apparaat gebruiken
op pagina 58 voor informatie over de verschillende
types USB-poorten.
(6)
Audio-ingang (microfoon) Hierop sluit u een optionele headsetmicrofoon,
stereomicrofoonarray of monomicrofoon aan.
(7)
Audio-uitgang (hoofdtelefoon) Hierop sluit u optionele stereoluidsprekers met eigen
voeding, een hoofdtelefoon, een oortelefoon, een headset
of een televisie-audiokabel aan.
WAARSCHUWING! Zet het geluidsvolume laag voordat
u de hoofdtelefoon, oortelefoon of headset gebruikt. Zo
beperkt u het risico van gehoorbeschadiging. Raadpleeg
Informatie over voorschriften, veiligheid en milieu voor
aanvullende informatie over veiligheid.
OPMERKING: wanneer u een extern audioapparaat
aansluit op de hoofdtelefoonuitgang, worden de
computerluidsprekers uitgeschakeld.
Linkerkant 7
Achterkant
Onderdeel Beschrijving
Ventilatieopening Deze opening zorgt voor luchtkoeling van de interne onderdelen.
OPMERKING: de ventilator van de computer start automatisch om interne
onderdelen te koelen en oververhitting te voorkomen. Het is normaal dat de
interne ventilator automatisch aan- en uitgaat terwijl u met de computer werkt.
8 Hoofdstuk 2 Vertrouwd raken met de computer
Beeldscherm
Raadpleeg de afbeelding die het meest overeenkomt met uw computer.
Onderdeel Beschrijving
(1) WLAN-antennes (2)* Via deze antennes worden draadloze signalen verzonden en
ontvangen om te communiceren met draadloze LAN's (WLAN's,
wireless local-area networks).
(2) Interne microfoons (2) Hiermee neemt u geluid op.
(3) HP TrueVision HD-webcam Met de webcam kunt u video opnemen, foto's maken, en
videoconferenties houden en online chatten door video te
streamen.
Om de webcam te gebruiken, selecteert u Start > Alle
programma's > Communicatie en chatten > CyberLink
YouCam.
(4) Webcamlampje Aan: de webcam is in gebruik.
(5) Luidsprekers (2) Hiermee wordt het computergeluid weergegeven.
*De antennes zijn niet zichtbaar aan de buitenkant van de computer. Voor een optimale verzending en ontvangst houdt u de
directe omgeving van de antennes vrij. Voor informatie over de voorschriften voor draadloze communicatie raadpleegt u het
gedeelte over uw land of regio in Informatie over voorschriften, veiligheid en milieu. Deze informatie vindt u in Help en
ondersteuning.
Beeldscherm 9
Onderdeel Beschrijving
(1) WLAN-antennes (2)* Via deze antennes worden draadloze signalen verzonden en
ontvangen om te communiceren met draadloze LAN's (WLAN's,
wireless local-area networks).
(2) Interne microfoons (2) Hiermee neemt u geluid op.
(3) HP TrueVision HD-webcam Met de webcam kunt u video opnemen, foto's maken, en
videoconferenties houden en online chatten door video te
streamen.
Als u de webcam wilt gebruiken, selecteert u Start > Alle
programma's > Communicatie en chatten > CyberLink
YouCam
(4) Webcamlampje Aan: de webcam is in gebruik.
*De antennes zijn niet zichtbaar aan de buitenkant van de computer. Voor een optimale signaaloverdracht houdt u de directe
omgeving van de antennes vrij. Voor informatie over de voorschriften voor draadloze communicatie raadpleegt u het
gedeelte over uw land of regio in Informatie over voorschriften, veiligheid en milieu. Deze informatie vindt u in Help en
ondersteuning.
10 Hoofdstuk 2 Vertrouwd raken met de computer
Bovenkant
Touchpad
Onderdeel Beschrijving
(1) touchpad-aan/uit-knop Hiermee schakelt u het touchpad in en uit.
(2) touchpadlampje
ā—
Aan: het touchpad is uit.
ā— Uit: het touchpad is aan.
(3) touchpadzone Hiermee kunt u de aanwijzer op het scherm (ook wel
"cursor" genoemd) verplaatsen en onderdelen op het
scherm selecteren of activeren.
(4) Linkerknop van het touchpad Deze knop heeft dezelfde functie als de linkerknop op een
externe muis.
(5) Rechterknop van het touchpad Deze knop heeft dezelfde functie als de rechterknop op een
externe muis.
Bovenkant 11
Lampjes
Onderdeel Beschrijving
(1)
Aan/uit-lampje ā— Wit: de computer is ingeschakeld.
ā—
Wit knipperend: de computer staat in de slaapstand,
een energiebesparingsmodus. Het beeldscherm en
andere niet-benodigde onderdelen worden
uitgeschakeld.
ā—
Uit: de computer is uitgeschakeld of staat in de
sluimerstand. De sluimerstand is een
energiebesparingsmodus waarin zo min mogelijk
energie wordt verbruikt.
OPMERKING: bij bepaalde modellen is de functie
IntelĀ® Rapid Start Technology in de fabriek
ingeschakeld. Rapid Start Technology stelt u in staat
de computer snel opnieuw te activeren als die zich in
een inactieve toestand bevindt. Raadpleeg
Slaapstand
of sluimerstand gebruiken op pagina 46 voor meer
informatie.
(2)
Lampje Geluid uit
ā—
Oranje: het geluid van de computer is uitgeschakeld.
ā— Uit: het geluid van de computer is ingeschakeld.
(3)
Lampje voor draadloze communicatie
ā—
Wit: een geĆÆntegreerd apparaat voor draadloze
communicatie, zoals een draadloosnetwerkmodule en/
of een BluetoothĀ®-apparaat, is ingeschakeld.
ā—
Oranje: alle apparatuur voor draadloze communicatie
is uitgeschakeld.
12 Hoofdstuk 2 Vertrouwd raken met de computer
Onderdeel Beschrijving
(4) Caps Lock-lampje Aan: Caps Lock is ingeschakeld. Met het toetsenbord kunt u
nu alleen hoofdletters typen.
(5) Lampje van de vingerafdruklezer (alleen
bepaalde modellen)
ā—
Wit: de vingerafdruk is gelezen.
ā— Oranje: de vingerafdruk is niet gelezen.
Bovenkant 13
Knoppen, luidsprekers en vingerafdruklezer (alleen bepaalde modellen)
Raadpleeg de afbeelding die het meest overeenkomt met uw computer.
Onderdeel Beschrijving
(1)
Aan/uit-knop
ā—
Als de computer is uitgeschakeld, drukt u op de aan/
uit-knop om de computer in te schakelen.
ā— Als de computer is ingeschakeld, drukt u kort op de
aan/uit-knop om de slaapstand te activeren.
ā—
Als de computer in de slaapstand staat, drukt u kort op
de aan/uit-knop om de slaapstand te beƫindigen.
ā—
Als de computer in de sluimerstand staat, drukt u kort
op de aan/uit-knop om de sluimerstand te beƫindigen.
VOORZICHTIG: als u op de aan/uit-knop drukt en deze
ingedrukt houdt, gaan niet-opgeslagen gegevens verloren.
Als de computer niet meer reageert en de afsluitprocedures
van MicrosoftĀ® WindowsĀ® geen effect hebben, houdt u de
aan/uit-knop minstens vijf seconden ingedrukt om de
computer uit te schakelen.
Selecteer Start > Configuratiescherm > Systeem en
beveiliging > Energiebeheer of raadpleeg
Energiebeheer
op pagina 45 als u meer wilt weten over de instellingen
voor energiebeheer.
(2) Luidsprekers (2) Hiermee wordt het computergeluid weergegeven.
(3) Vingerafdruklezer (alleen bepaalde
modellen)
Hiermee kunt u zich met een vingerafdruk bij Windows
aanmelden, in plaats van met een wachtwoord.
14 Hoofdstuk 2 Vertrouwd raken met de computer
Onderdeel Beschrijving
(1)
Aan/uit-knop ā— Als de computer is uitgeschakeld, drukt u op de aan/
uit-knop om de computer in te schakelen.
ā—
Als de computer is ingeschakeld, drukt u kort op de
aan/uit-knop om de slaapstand te activeren.
ā—
Als de computer in de slaapstand staat, drukt u kort op
de aan/uit-knop om de slaapstand te beƫindigen.
ā— Als de computer in de sluimerstand staat, drukt u kort
op de aan/uit-knop om de sluimerstand te beƫindigen.
VOORZICHTIG: als u op de aan/uit-knop drukt en deze
ingedrukt houdt, gaan niet-opgeslagen gegevens verloren.
Als de computer niet meer reageert en de afsluitprocedures
van Microsoft Windows geen effect hebben, houdt u de
aan/uit-knop minstens vijf seconden ingedrukt om de
computer uit te schakelen.
Selecteer Start > Configuratiescherm > Systeem en
beveiliging > Energiebeheer of raadpleeg
Energiebeheer
op pagina 45 als u meer wilt weten over de instellingen
voor energiebeheer.
(2) Luidsprekers (2) Hiermee wordt het computergeluid weergegeven.
Bovenkant 15
Toetsen
Onderdeel Beschrijving
(1) esc-toets Druk op deze toets in combinatie met de fn-toets om
systeeminformatie weer te geven.
(2) fn-toets Als u op deze toets drukt in combinatie met de esc-toets of
de b-toets, kunt u veelgebruikte systeemfuncties uitvoeren.
(3)
Windows-logotoets Hiermee geeft u het menu Start van Windows weer.
(4) b-toets Als u op deze toets drukt in combinatie met de fn-toets,
wordt Beats Audio in- of uitgeschakeld.
Beats Audio is een verbeterde audiovoorziening die zorgt
voor diepe, gecontroleerde bastonen met behoud van een
helder geluid. Beats Audio is standaard ingeschakeld.
Hiermee opent u het Beats Audio-configuratiescherm,
waarmee u alle audio-instellingen kunt weergeven en
regelen. Beats Audio is een verbeterde audiovoorziening
die zorgt voor diepe, gecontroleerde bastonen met behoud
van een helder geluid.
OPMERKING: u kunt het Beats Audio-
configuratiescherm ook openen via Start >
Configuratiescherm > Hardware en geluiden > Beats
Audio Control Panel (Configuratiescherm Beats
Audio).
(5) Actietoetsen Hiermee voert u veelgebruikte systeemfuncties uit.
(6)
Windows-applicatietoets Hiermee opent u een snelmenu voor items waarbij de
aanwijzer staat.
16 Hoofdstuk 2 Vertrouwd raken met de computer
Onderdeel Beschrijving
(7) Num Lock-toets Hiermee regelt u de werking van het geĆÆntegreerde
numerieke toetsenblok. Druk op de toets om te schakelen
tussen de standaard numerieke functie van een extern
toetsenblok (in de fabriek geselecteerd) en de
navigatiefunctie (aangeduid met de pijlen op de toetsen).
OPMERKING: de toetsenblokfunctie die actief is op het
moment dat de computer wordt uitgeschakeld, wordt
opnieuw actief wanneer de computer weer wordt
ingeschakeld.
(8) GeĆÆntegreerd numeriek toetsenblok In de fabriek ingesteld om te werken als een extern
numeriek toetsenblok. Druk op de num lock-toets om te
schakelen tussen deze numerieke functie en de
navigatiefunctie (aangeduid met de pijlen op de toetsen).
Bovenkant 17
Onderkant
Onderdeel Beschrijving
(1) Accuruimte Hierin bevindt zich de accu.
(2)
Accuontgrendeling Hiermee ontgrendelt u de accu uit de accuruimte en opent
u het onderpaneel.
(3) Ventilatieopeningen (3) Deze openingen zorgen voor luchtkoeling van de interne
onderdelen.
OPMERKING: de ventilator van de computer start
automatisch om interne onderdelen te koelen en
oververhitting te voorkomen. Het is normaal dat de interne
ventilator automatisch aan- en uitgaat terwijl u met de
computer werkt.
18 Hoofdstuk 2 Vertrouwd raken met de computer
Onderdeel Beschrijving
(4) GeĆÆntegreerde subwoofer Produceert superieure lage tonen.
(5)
Vasteschijfruimte, compartiment voor
module voor draadloze communicatie en
geheugenmodulecompartiment
Het onderpaneel bied toegang tot de vasteschijfruimte, het
compartiment voor de module voor draadloze
communicatie en het geheugenmodulecompartiment.
VOORZICHTIG: vervang de module voor draadloze
communicatie alleen door een module die is goedgekeurd
voor gebruik in de computer door de overheidsinstantie die
verantwoordelijk is voor de regelgeving met betrekking tot
apparatuur voor draadloze communicatie in uw land. Zo
voorkomt u dat het systeem niet meer reageert en er een
waarschuwing verschijnt. Als er na het vervangen van de
module een waarschuwing verschijnt, verwijdert u de
module om de functionaliteit van de computer te herstellen.
Neem vervolgens via Help en ondersteuning contact op
met de klantenondersteuning.
Onderkant 19
Labels
De labels die zijn aangebracht op de computer, bieden informatie die u nodig kunt hebben wanneer u
problemen met het systeem probeert op te lossen of wanneer u de computer in het buitenland
gebruikt. De labels bevinden zich op goed toegankelijke locaties.
ā—
Label met serienummer: biedt belangrijke informatie, waaronder:
Onderdeel
(1) Productnaam
(2) Serienummer
(3) Productnummer
(4) Garantieperiode
(5) Modelbeschrijving
Houd deze gegevens bij de hand wanneer u contact opneemt met de technische ondersteuning.
Het label met het serienummer bevindt zich in de accuruimte.
ā— Certificaat van Echtheid van MicrosoftĀ®: bevat de Windows-productcode. U kunt de productcode
nodig hebben wanneer u een update van het besturingssysteem wilt uitvoeren of problemen met
het systeem wilt oplossen. Het Certificaat van Echtheid van Microsoft bevindt zich aan de
onderkant van de computer.
ā—
Label met kennisgevingen: bevat kennisgevingen betreffende het gebruik van de computer. Het
label met kennisgevingen bevindt zich in de accuruimte.
ā— Label(s) met keurmerk voor apparatuur voor draadloze communicatie: deze labels bevatten
informatie over optionele apparaten voor draadloze communicatie, en de keurmerken van een
aantal landen of regio's waarin deze apparaten zijn goedgekeurd voor gebruik. Als uw
computermodel is voorzien van een of meer apparaten voor draadloze communicatie, is de
computer voorzien van een of meer van deze certificeringslabels. U kunt deze informatie nodig
hebben wanneer u de computer in het buitenland gebruikt. Labels met keurmerken voor
apparatuur voor draadloze communicatie bevinden zich in de accuruimte.
20 Hoofdstuk 2 Vertrouwd raken met de computer
3 Verbinding maken met een netwerk
U kunt de computer meenemen waar u ook naar toe gaat. Maar ook thuis kunt u de wereld
verkennen en de informatie van miljoenen websites ontsluiten met de computer en een bekabelde of
draadloze netwerkverbinding. In dit hoofdstuk vindt u informatie over hoe u met die wereld in contact
komt.
Verbinding maken met een draadloos netwerk
Met technologie voor draadloze communicatie worden gegevens niet via kabels maar via radiogolven
doorgegeven. De computer kan zijn voorzien van een of meer van de volgende apparaten voor
draadloze communicatie:
ā—
WLAN-apparaat (wireless local-area network): hiermee kunt u verbinding maken met draadloze
lokale netwerken (ook wel Wi-Fi netwerk, draadloos LAN of WLAN genoemd) in bedrijfsruimtes,
bij u thuis en in openbare ruimtes, zoals vliegvelden, restaurants, cafƩ's, hotels en universiteiten.
In een WLAN communiceert het mobiele apparaat voor draadloze communicatie in de computer
met een draadloze router of een draadloos toegangspunt.
ā—
Bluetooth-apparaat: een apparaat waarmee u een PAN (personal area network) tot stand kunt
brengen, zodat u verbinding kunt maken met andere apparaten die draadloze communicatie via
Bluetooth ondersteunen, zoals computers, telefoons, printers, headsets, luidsprekers en
camera's. In een PAN communiceert elk apparaat rechtstreeks met andere apparaten en
moeten de apparaten zich relatief dicht bij elkaar bevinden, normaal gesproken binnen een
straal van 10 meter van elkaar.
Raadpleeg de informatie en koppelingen naar websites in Help en Ondersteuning voor meer
informatie over de technologie voor draadloze communicatie.
Bedieningselementen voor draadloze communicatie gebruiken
U kunt de apparaten voor draadloze communicatie in de computer op een van de volgende manieren
in- of uitschakelen:
ā— Knop, schakelaar of toets voor draadloze communicatie (in deze handleiding "knop voor
draadloze communicatie" genoemd)
ā—
HP Connection Manager software (alleen bepaalde modellen)
ā— Voorzieningen van het besturingssysteem
Verbinding maken met een draadloos netwerk 21
Knop voor draadloze communicatie gebruiken
De computer heeft een knop voor draadloze communicatie, een of meer draadloze apparaten en een
of twee lampjes voor draadloze communicatie, afhankelijk van het model. Standaard zijn alle
apparaten voor draadloze communicatie geactiveerd en brandt het lampje voor draadloze
communicatie (wit) wanneer u de computer aanzet.
Het lampje voor draadloze communicatie geeft niet de status van afzonderlijke apparaten voor
draadloze communicatie aan, maar de status van deze apparaten als groep. Als het lampje voor
draadloze communicatie wit is, is minimaal Ć©Ć©n draadloos apparaat ingeschakeld. Als het lampje voor
draadloze communicatie uit is, zijn alle apparaten voor draadloze communicatie uitgeschakeld.
OPMERKING: op sommige modellen brandt het lampje voor draadloze communicatie oranje als
alle apparaten voor draadloze communicatie zijn uitgeschakeld.
Omdat alle apparaten voor draadloze communicatie standaard zijn ingeschakeld, kunt u de knop voor
draadloze communicatie gebruiken om alle apparatuur voor draadloze communicatie tegelijk in of uit
te schakelen. De afzonderlijke apparaten voor draadloze communicatie kunnen worden in- en
uitgeschakeld via HP Connection Manager (alleen bepaalde modellen).
HP Connection Manager gebruiken (alleen bepaalde modellen)
HP Connection Manager biedt een centrale locatie voor het beheer van uw apparaten voor draadloze
communicatie, en een interface voor het verzenden en ontvangen van SMS-berichten
(tekstberichten). Met HP Connection Manager kunt u de volgende apparaten beheren:
ā—
WLAN-apparaat (wireless local-area network)/Wi-Fi
ā—
Bluetooth
HP Connection Manager geeft informatie en meldingen over de status van de verbinding, de aan/uit-
status, SIM-kaartgegevens (Subscriber Identity Module) en SMS-berichten. Statusinformatie en
meldingen worden weergegeven in het systeemvak aan de rechterkant van de taakbalk.
Om HP Connection Manager te openen, selecteert u Start > Alle programma's > HP Help en
support > HP Connection Manager.
Raadpleeg de helpfunctie van de HP Connection Manager software voor meer informatie over het
gebruik van HP Connection Manager.
Voorzieningen van het besturingssysteem gebruiken
Met het Netwerkcentrum kunt u een verbinding of netwerk tot stand brengen, verbinding maken met
een netwerk, draadloze netwerken beheren en netwerkproblemen diagnosticeren en verhelpen.
Om de voorzieningen van het besturingssysteem te gebruiken, selecteert u Start >
Configuratiescherm > Netwerk en internet > Netwerkcentrum.
Selecteer Start > Help en ondersteuning voor meer informatie.
22 Hoofdstuk 3 Verbinding maken met een netwerk
WLAN gebruiken
Met een WLAN-apparaat kunt u toegang krijgen tot een draadloos netwerk (WLAN), dat bestaat uit
andere computers en accessoires die met elkaar zijn verbonden door een draadloze router of een
draadloos toegangspunt.
OPMERKING: de begrippen draadloze router en draadloos toegangspunt worden vaak door elkaar
gebruikt.
ā—
Grote draadloze netwerken, zoals draadloze bedrijfsnetwerken en openbare draadloze
netwerken, werken meestal met draadloze toegangspunten, die een groot aantal computers en
accessoires ondersteunen en kritieke netwerkfuncties kunnen afschermen.
ā—
Een draadloos thuisnetwerk of een klein draadloos kantoornetwerk werkt meestal met een
draadloze router, die ervoor zorgt dat meerdere draadloze en bekabelde computers een
internetverbinding, een printer en bestanden kunnen delen zonder dat daar extra hardware of
software aan te pas komt.
Als u het WLAN-apparaat in de computer wilt gebruiken, moet u verbinding maken met een WLAN-
infrastructuur (aangeboden door een aanbieder van netwerkdiensten of een openbaar netwerk of
bedrijfsnetwerk).
Gebruikmaken van een internetprovider
Als u thuis verbinding wilt maken met internet, is een account bij een internetprovider vereist. Neem
contact op met een lokale internetprovider voor het aanschaffen van een internetservice en een
modem. De internetprovider helpt u bij het instellen van het modem, het installeren van een
netwerkkabel waarmee u de computer met voorzieningen voor draadloze communicatie aansluit op
het modem, en het testen van de internetservice.
OPMERKING: van uw internetprovider ontvangt u een gebruikersnaam en wachtwoord voor
toegang tot internet. Noteer deze gegevens en bewaar ze op een veilige plek.
Verbinding maken met een draadloos netwerk 23
Draadloos netwerk installeren
Als u een draadloos netwerk wilt installeren en verbinding wilt maken met internet, heeft u de
volgende apparatuur nodig:
ā—
een breedbandmodem (DSL- of kabelmodem) (1) en een internetservice met hoge snelheid via
een abonnement bij een internetprovider;
ā—
een (afzonderlijk aan te schaffen) draadloze router (2);
ā—
een computer met voorzieningen voor draadloze communicatie (3).
OPMERKING: sommige modems hebben een ingebouwde draadloze router. Vraag bij uw
internetprovider na wat voor type modem u heeft.
De volgende afbeelding laat een voorbeeld zien van een geĆÆnstalleerd draadloos netwerk dat is
verbonden met internet.
Naarmate uw netwerk groter wordt, kunnen extra draadloze en bekabelde computers op het netwerk
worden aangesloten voor toegang tot internet.
Als u hulp nodig heeft bij het installeren van een draadloos netwerk, raadpleegt u de informatie die de
routerfabrikant of uw internetprovider heeft verstrekt.
Draadloze router configureren
Als u hulp nodig heeft bij het installeren van een draadloos netwerk, raadpleegt u de informatie die de
routerfabrikant of uw internetprovider heeft verstrekt.
OPMERKING: u wordt geadviseerd de nieuwe computer met voorzieningen voor draadloze
communicatie eerst aan te sluiten op de router, met behulp van de netwerkkabel die is geleverd bij de
router. Als de computer eenmaal verbinding heeft gemaakt met internet, koppelt u de kabel los en
krijgt u toegang tot internet via uw draadloze netwerk.
Draadloos netwerk beveiligen
Wanneer u een draadloos netwerk installeert of verbinding maakt met een bestaand draadloos
netwerk, is het altijd belangrijk de beveiligingsvoorzieningen in te schakelen om het netwerk te
beveiligen tegen onbevoegde toegang. Draadloze netwerken in openbare zones (hotspots), zoals
cafƩ's en luchthavens, zijn mogelijk helemaal niet beveiligd. Als u zich zorgen maakt om de
beveiliging van uw computer op een hotspot, kunt u uw netwerkactiviteiten het beste beperken tot
niet-vertrouwelijke e-mailactiviteiten en oppervlakkig surfen op internet.
24 Hoofdstuk 3 Verbinding maken met een netwerk
Draadloze radiosignalen hebben bereik tot buiten het netwerk, zodat andere WLAN-apparaten
onbeveiligde signalen kunnen ontvangen. Tref de volgende voorzorgsmaatregelen om uw draadloze
netwerk hiertegen te beschermen:
ā—
Gebruik een firewall.
Een firewall controleert zowel gegevens als verzoeken om gegevens die naar uw netwerk zijn
verzonden, en verwijdert eventuele verdachte onderdelen. Er bestaan zowel softwarematige als
hardwarematige firewalls. Sommige netwerken maken gebruik van een combinatie van beide
types.
ā—
Gebruik codering voor draadloze communicatie.
Codering voor draadloze communicatie maakt gebruik van beveiligingsinstellingen om gegevens
die via het netwerk worden verzonden, te versleutelen en ontsleutelen. Raadpleeg Help en
ondersteuning voor meer informatie.
Verbinding maken met een WLAN
U maakt als volgt verbinding met het WLAN:
1. Controleer of het WLAN-apparaat is ingeschakeld. Als het apparaat is ingeschakeld, brandt het
lampje voor draadloze communicatie. Als het lampje niet brandt, drukt u op de knop voor
draadloze communicatie.
OPMERKING: bij sommige modellen brandt het lampje voor draadloze communicatie oranje
wanneer alle apparaten voor draadloze communicatie zijn uitgeschakeld.
2. Klik op het netwerkstatuspictogram in het systeemvak aan de rechterkant van de taakbalk.
3. Selecteer uw WLAN in de lijst.
4. Klik op Verbinding maken.
Als het netwerk een beveiligd WLAN is, wordt u gevraagd een beveiligingscode in te voeren.
Typ de code en klik daarna op OK om de verbinding tot stand te brengen.
OPMERKING: als er geen WLAN's worden weergegeven, betekent dit mogelijk dat u zich
buiten het bereik van een draadloze router of toegangspunt bevindt.
OPMERKING: als het WLAN waarmee u verbinding wilt maken niet wordt weergegeven, klikt u
op Netwerkcentrum openen en klikt u daarna op Een nieuwe verbinding of een nieuw
netwerk instellen. Er verschijnt een lijst met opties om handmatig te zoeken naar een netwerk
en hier verbinding mee te maken, of om een nieuwe netwerkverbinding te maken.
Nadat de verbinding tot stand is gebracht, plaatst u de aanwijzer op het pictogram voor de
netwerkstatus in het systeemvak aan de rechterkant van de taakbalk om de naam en status van de
verbinding te controleren.
OPMERKING: het effectieve bereik (de reikwijdte van de draadloze signalen) varieert al naargelang
de WLAN-implementatie, het merk router en interferentie van andere elektronische apparatuur of
vaste obstakels zoals wanden en vloeren.
Verbinding maken met een draadloos netwerk 25
Bluetooth-apparaten voor draadloze communicatie gebruiken (alleen
bepaalde modellen)
Een Bluetooth-apparaat maakt draadloze communicatie over korte afstanden mogelijk, ter vervanging
van communicatie via de gebruikelijke fysieke kabels tussen elektronische apparaten zoals de
volgende:
ā—
computers (desktopcomputer, notebookcomputer, pda)
ā—
telefoons (mobiele telefoons, draadloze telefoons, gecombineerde gsm/pda's (smartphones))
ā—
imagingapparaten (printers, camera's)
ā— geluidsapparatuur (hoofdtelefoons, luidsprekers)
ā— muis
Bluetooth-apparaten maken peer-to-peer-communicatie mogelijk, waardoor u een PAN (Personal
Area Network - persoonlijk netwerk) van Bluetooth-apparaten kunt instellen. Voor meer informatie
over de configuratie en het gebruik van Bluetooth-apparaten raadpleegt u de helpfunctie bij de
Bluetooth-software.
26 Hoofdstuk 3 Verbinding maken met een netwerk
Aansluiten op een lokaal netwerk (LAN)
Gebruik een LAN-verbinding als u de computer rechtstreeks op een router in huis wilt aansluiten (in
plaats van draadloos te werken), of als u de computer wilt aansluiten op een bestaand netwerk op uw
kantoor.
Voor aansluiting op een bekabeld lokaal netwerk heeft u een 8-pins RJ-45-netwerkkabel nodig.
Ga als volgt te werk om de netwerkkabel aan te sluiten:
1. Sluit de netwerkkabel aan op de netwerkconnector (1) van de computer.
2. Sluit het andere uiteinde van de netwerkkabel aan op een netwerkaansluiting in de wand (2) of
op een router.
OPMERKING: als de netwerkkabel een ruisonderdrukkingscircuit (3) bevat, dat voorkomt dat
de ontvangst van tv- en radiosignalen wordt gestoord, sluit u de kabel aan op de computer met
het uiteinde waar zich het ruisonderdrukkingscircuit bevindt.
Aansluiten op een lokaal netwerk (LAN) 27
4 Entertainmentvoorzieningen gebruiken
Gebruik uw HP computer als entertainmentcentrum voor het leggen van sociale contacten met uw
webcam, het genieten en beheren van uw muziek en het downloaden en bekijken van films. Of sluit
externe apparaten zoals luidsprekers, hoofdtelefoons, monitoren, projectoren, televisietoestellen en
(op bepaalde modellen) high-definition apparaten aan om van de computer een nog krachtiger
entertainmentcentrum te maken.
Hieronder vindt u enkele van de entertainmentvoorzieningen op de computer.
Multimediavoorzieningen
Onderdeel Beschrijving
(1) Interne microfoons (2) Hiermee neemt u geluid op.
28 Hoofdstuk 4 Entertainmentvoorzieningen gebruiken
Onderdeel Beschrijving
(2) HP TrueVision HD-webcam Met de webcam kunt u video opnemen, foto's
maken, en videoconferenties houden en online
chatten door video te streamen.
Om de webcam te gebruiken, selecteert u Start >
Alle programma's > Communicatie en chatten >
CyberLink YouCam.
(3) Webcamlampje Aan: de webcam is in gebruik.
(4) Luidsprekers (4) Hiermee wordt het computergeluid weergegeven.
(5)
USB 2.0-poorten (2) Hierop sluit u optionele USB-apparaten aan.
raadpleeg
USB-apparaat gebruiken op pagina 58
voor informatie over de verschillende types USB-
poorten.
(6)
USB 3.0-poorten (2) Hierop sluit u optionele USB 3.0-apparaten aan.
Deze poorten zorgen voor hogere USB-prestaties.
(7) Optischeschijfeenheid Leest van en (alleen bepaalde modellen) schrijft
naar een optische schijf.
(8) GeĆÆntegreerde subwoofer Produceert superieure lage tonen.
(9) b-toets Als u op deze toets drukt in combinatie met de fn-
toets, wordt Beats Audio in- of uitgeschakeld.
Beats Audio is een verbeterd audioprofiel dat zorgt
voor diepe bastonen met behoud van een helder
geluid. Beats Audio is standaard ingeschakeld.
U kunt de basinstellingen ook weergeven en regelen
via het besturingssysteem Windows. Ga als volgt te
werk om de baseigenschappen weer te geven en in
te stellen:
Selecteer Start > Configuratiescherm > Hardware
en geluiden > Beats Audio Control Panel
(Configuratiescherm Beats Audio).
(10) fn-toets Als u op deze toets drukt in combinatie met de b-
toets, wordt Beats Audio in- of uitgeschakeld.
(11)
Audio-uitgang (hoofdtelefoon) Hierop sluit u een audioapparaat aan, zoals
optionele stereoluidsprekers met eigen voeding, een
hoofdtelefoon, een oortelefoon, een headset of een
televisietoestel, om het computergeluid via dat
apparaat weer te geven.
WAARSCHUWING! Zet het geluidsvolume laag
voordat u de hoofdtelefoon, oortelefoon of headset
gebruikt. Zo beperkt u het risico van
gehoorbeschadiging. Raadpleeg Informatie over
voorschriften, veiligheid en milieu voor aanvullende
informatie over veiligheid.
(12)
Audio-ingang (microfoon) Hierop sluit u een optionele headsetmicrofoon,
stereomicrofoonarray of monomicrofoon aan.
29
Onderdeel Beschrijving
(13)
HDMI-poort Hiermee kunt u de computer aansluiten op een
optioneel video- of audioapparaat, zoals een high-
definition televisietoestel, andere compatibele
digitale apparatuur of audioapparatuur of een high-
speed HDMI-apparaat.
(14)
Externemonitorpoort Hierop sluit u een optionele VGA-monitor of -
projector aan.
Webcam gebruiken
De computer beschikt over een geĆÆntegreerde webcam, een krachtig hulpmiddel voor sociale
netwerken waarmee u in nauw contact kunt staan met vrienden en collega's bij u in de buurt of aan
de andere kant van de wereld. Met de webcam kunt u video streamen met uw
expresberichtensoftware, video opnemen en delen en foto's maken.
Om de webcam te starten, selecteert u Start > Alle programma's > Communicatie en chatten >
CyberLink YouCam.
Selecteer Start > Help en ondersteuning voor informatie over het gebruik van de webcam.
Audio gebruiken
Op de HP computer kunt u muziek-cd's afspelen, muziek downloaden en beluisteren, audio-inhoud
van internet (inclusief radio) streamen, audio opnemen of audio en video mengen om multimedia te
maken. Sluit externe audioapparaten aan, zoals luidsprekers of een hoofdtelefoon, om uw
luisterervaring te verbeteren.
Luidsprekers aansluiten
U kunt bekabelde luidsprekers op de computer aansluiten door deze op USB-poorten (of audio-
uitgang) van de computer of op een dockingapparaat aan te sluiten.
Volg de apparaatinstructies van de fabrikant om de luidsprekers aan te sluiten op de computer.
Raadpleeg
Audio-instellingen configureren (met HDMI-tv) op pagina 34 voor informatie over het
aansluiten van high-definition luidsprekers op de computer. Pas eerst het geluidsvolume aan voordat
u audioapparaten aansluit.
Hoofdtelefoon aansluiten
U kunt een bekabelde hoofdtelefoon aansluiten op de hoofdtelefoonuitgang van de computer.
Volg de apparaatinstructies van de fabrikant om een draadloze hoofdtelefoon of luidsprekers aan te
sluiten op de computer.
WAARSCHUWING! Zet het geluidsvolume laag voordat u de hoofdtelefoon, oortelefoon of headset
opzet. Zo beperkt u het risico van gehoorbeschadiging. Raadpleeg Informatie over voorschriften,
veiligheid en milieu voor aanvullende informatie over veiligheid.
30 Hoofdstuk 4 Entertainmentvoorzieningen gebruiken
Microfoon aansluiten
Sluit een microfoon aan op de microfooningang van de computer om audio op te nemen. Voor
optimale resultaten tijdens het opnemen spreekt u rechtstreeks in de microfoon en neemt u geluid op
in een omgeving die vrij is van achtergrondruis.
Beats Audio gebruiken
Beats Audio is een verbeterde audiovoorziening die zorgt voor diepe, gecontroleerde bastonen met
behoud van een helder geluid.
Beats Audio-configuratiescherm openen
Met het Beats Audio-configuratiescherm kunt u audio- en basinstellingen bekijken en handmatig
regelen.
Om het Beats Audio-configuratiescherm te openen, selecteert u Start > Configuratiescherm >
Hardware en geluiden > Beats Audio Control Panel (Configuratiescherm Beats Audio).
Beats Audio in- en uitschakelen
ā–²
Om Beats Audio in- of uit te schakelen, drukt u op de fn-toets en de b-toets.
In de volgende tabel ziet u de betekenis van de pictogrammen van Beats Audio die op uw scherm
verschijnen als u de hotkey Beats Audio (fn+b) indrukt.
Pictogram Definitie
Beats Audio is ingeschakeld.
Beats Audio is uitgeschakeld.
Geluid controleren
U controleert de audiofuncties van de computer als volgt:
1. Selecteer Start > Configuratiescherm > Hardware en geluiden > Geluid.
2. Wanneer het venster Geluid verschijnt, klikt u op het tabblad Geluiden. Selecteer onder
Programmagebeurtenissen de gewenste vorm van geluid, zoals een pieptoon of een
alarmsignaal, en klik op de knop Testen.
Als het goed is, hoort u het geluid door de luidsprekers of de aangesloten hoofdtelefoon.
Audio gebruiken 31
U controleert de opnamefuncties van de computer als volgt:
1. Selecteer Start > Alle programma's > Bureau-accessoires > Geluidsrecorder.
2. Klik op Begin met opnemen en spreek in de microfoon. Sla het bestand op het bureaublad op.
3. Open een multimediaprogramma en speel de opname af.
Selecteer Start > Configuratiescherm > Hardware en geluiden > Geluid om de audio-instellingen
van de computer te bevestigen of te wijzigen.
Video gebruiken
De HP computer is een krachtig videoapparaat waarmee u streaming video van uw favoriete
websites kunt bekijken en video en films kunt downloaden en op de computer kunt bekijken zonder
dat u toegang tot een netwerk nodig heeft.
Om uw kijkgenot te verbeteren, gebruikt u een van de videopoorten op de computer om een externe
monitor, projector of tv aan te sluiten. De meeste computers beschikken over een VGA-poort (Video
Graphics Array) waarop u analoge videoapparaten kunt aansluiten. Sommige computers beschikken
ook over een HDMI-poort (High-Definition Multimedia Interface), waarop u een high-definition monitor
of tv kunt aansluiten.
BELANGRIJK: Zorg ervoor dat het externe apparaat met de juiste kabel is aangesloten op de juiste
poort van de computer. Raadpleeg bij vragen de instructies van de fabrikant van het apparaat.
32 Hoofdstuk 4 Entertainmentvoorzieningen gebruiken
VGA-monitor of -projector aansluiten
Om het schermbeeld op een externe VGA-monitor of geprojecteerd voor een presentatie te kunnen
bekijken, sluit u een monitor of projector aan op de VGA-poort van de computer.
U sluit als volgt een monitor of projector aan:
1. Sluit de VGA-kabel van de monitor of projector zoals weergegeven aan op de VGA-poort van de
computer.
2. Druk op f4 om te schakelen tussen drie weergavetoestanden:
ā—
beeld weergeven op de computer;
ā— beeld weergeven op extern apparaat (monitor of projector);
ā—
beeld gelijktijdig weergeven op zowel de computer als het externe apparaat.
Telkens wanneer u op f4 drukt, verandert de weergavetoestand.
HDMI-tv of -monitor aansluiten
Om het computerbeeld weer te geven op een high-definition-tv of -monitor, sluit u het high-
definitionapparaat aan volgens de onderstaande instructies.
Om een HDMI-apparaat aan te sluiten op de computer, heeft u een apart aan te schaffen HDMI-kabel
nodig.
Video gebruiken 33
U sluit als volgt een high-definition-tv of -monitor aan op de computer:
1. Sluit het ene uiteinde van de HDMI-kabel aan op de HDMI-poort van de computer.
2. Sluit het andere uiteinde van de kabel aan op de high-definition-tv of -monitor.
3. Druk op f4 om te schakelen tussen drie weergavetoestanden:
ā—
beeld weergeven op de computer;
ā—
beeld weergeven op extern apparaat (tv of monitor);
ā—
beeld gelijktijdig weergeven op zowel de computer als het externe apparaat.
Telkens wanneer u op f4 drukt, verandert de weergavetoestand.
Audio-instellingen configureren (met HDMI-tv)
HDMI is de enige video-interface die high-definition video en audio ondersteunt. Nadat u een HDMI-tv
op de computer heeft aangesloten, kunt u HDMI-audio inschakelen door de volgende stappen uit te
voeren:
1. Klik met de rechtermuisknop op het pictogram Luidsprekers in het systeemvak aan de
rechterkant van de taakbalk. Klik vervolgens op Afspeelapparaten.
2. Klik op het tabblad Afspelen op Apparaat voor digitale uitvoer (HDMI).
3. Klik op Als standaard instellen en klik op OK.
Ga als volgt te werk om de audiostream weer via de luidsprekers van de computer af te spelen:
1. Klik met de rechtermuisknop op het pictogram Luidsprekers in het systeemvak aan de
rechterkant van de taakbalk. Klik daarna op Afspeelapparaten.
2. Klik op het tabblad Afspelen op Luidsprekers.
3. Klik op Als standaard instellen en klik op OK.
34 Hoofdstuk 4 Entertainmentvoorzieningen gebruiken
Intel Wireless Display gebruiken (alleen bepaalde modellen)
Met behulp van IntelĀ® Wireless Display kunt u de inhoud van de computer draadloos weergeven op
een tv-toestel met behulp van een optionele draadloze externe tv-adapter (afzonderlijk aan te
schaffen). Meer informatie over het gebruik van de adapter voor draadloze weergave vindt u in de
apparaatinstructies van de fabrikant.
Om Intel Wireless Display te openen, selecteert u Start > Alle programma's > Intel WiDi.
Om Intel Wireless Display in te schakelen, selecteert u Start > Alle programma's > Intel Proset
Wireless > Intel My WiFi Technology.
OPMERKING: controleer of de voorziening voor draadloze communicatie is ingeschakeld voordat u
Intel Wireless Display gaat gebruiken.
Audio- en videobestanden beheren
Met CyberLink PowerDVD kunt u uw foto- en videoverzameling beheren en bewerken.
ā–²
Om CyberLink PowerDVD te starten, selecteert u Start > Alle programma's > Muziek, foto's
en video's en klikt u daarna op CyberLink PowerDVD.
Raadpleeg de helpfunctie van de PowerDVD-software voor meer informatie over het gebruik van
CyberLink PowerDVD.
Audio- en videobestanden beheren 35
5 Toetsenbord en aanwijsapparaten
gebruiken
De computer stelt u in staat op een eenvoudige manier op het scherm te navigeren. Naast het
toetsenbord kunt u met een touchpad functies op het scherm uitvoeren. De computer heeft mogelijk
ook een geĆÆntegreerd numeriek toetsenblok. Bepaalde modellen hebben speciale actietoetsen of
hotkeyfuncties voor de uitvoering van veel voorkomende taken.
Naast de bij de computer horende aanwijsapparaten, zoals een touchpad, kunt u een (afzonderlijk
aan te schaffen) externe USB-muis gebruiken door deze aan te sluiten op een van de USB-poorten
van de computer.
Om de instellingen van aanwijsapparaten, de knopconfiguratie, de kliksnelheid van de muis en de
opties van aanwijsapparaten aan te passen, selecteert u Start > Configuratiescherm en typt u muis
in het zoekveld rechtsboven op het scherm. Klik op Muis.
36 Hoofdstuk 5 Toetsenbord en aanwijsapparaten gebruiken
Toetsenbord gebruiken
Met het toetsenbord kunt u typen en met de actietoetsen en hotkeys kunt u specifieke functies
uitvoeren. Raadpleeg
Toetsen op pagina 16 voor meer informatie over het gebruik van de toetsen op
het toetsenbord.
OPMERKING: afhankelijk van het land of de regio waarin u woont, is het mogelijk dat uw
toetsenbord andere toetsen en toetsenbordfuncties heeft dan de toetsen en functies die in dit
gedeelte worden beschreven.
Toetscombinaties met ALT GR gebruiken
In sommige landen worden toetsenborden gebruikt met een ALT GR-toets, die wordt gebruikt voor
speciale toetscombinaties. Om het roepie-symbool te typen met een toetsenbord waarop deze toets
aanwezig is, gebruikt u de toetscombinatie alt gr+4. Op regiospecifieke toetsenborden in India kan de
toetscombinatie ctrl+shift+4 worden gebruikt voor het roepie-symbool.
Ga naar de website van Microsoft Office,
www.office.microsoft.com, en zoek naar ALT GR voor meer
informatie over toetscombinaties met ALT GR.
Actietoetsen gebruiken
Met een actietoets voert u de aan de toets toegewezen functie uit. De pictogrammen op de
functietoetsen f1 tot en met f12 geven de aan deze toetsen toegewezen functies weer.
Om de functie van een actietoets uit te voeren, houdt u de toets ingedrukt.
De actietoetsvoorziening is standaard ingeschakeld. U kunt deze voorziening uitschakelen in Setup
Utility (BIOS). Raadpleeg
Setup Utility (BIOS) en Systeemdiagnose gebruiken op pagina 83 voor
instructies voor het openen van Setup Utility (BIOS), en volg daarna de instructies onder aan het
scherm.
Om de toegewezen functie na het uitschakelen van de actietoetsvoorziening te activeren, moet de fn-
toets in combinatie met de juiste actietoets worden ingedrukt.
VOORZICHTIG: wees uiterst voorzichtig wanneer u wijzigingen aanbrengt in Setup Utility. Fouten
kunnen ertoe leiden dat de computer niet meer goed functioneert.
Pictogram Toets Beschrijving
f1 Hiermee opent u Help en ondersteuning, dat zelfstudieprogramma's, informatie over
het besturingssysteem Windows en de computer, antwoorden op vragen en updates
voor de computer bevat.
Help en ondersteuning voorziet ook in hulpmiddelen voor geautomatiseerde
probleemoplossing en toegang tot klantenondersteuning.
f2 Zolang u deze toets ingedrukt houdt, wordt de helderheid van het scherm steeds
verder verlaagd.
f3 Zolang u deze toets ingedrukt houdt, wordt de helderheid van het scherm steeds
verder verhoogd.
Toetsenbord gebruiken 37
Pictogram Toets Beschrijving
f4 Hiermee schakelt u tussen de weergaveapparaten die op het systeem zijn
aangesloten. Als bijvoorbeeld een monitor op de computer is aangesloten, wordt
iedere keer dat u op deze toets drukt, geschakeld tussen weergave op het scherm
van de computer, weergave op de monitor en gelijktijdige weergave op het
computerscherm en de monitor.
De meeste externe monitoren maken gebruik van de externe-VGA-videostandaard
om videogegevens van de computer te ontvangen. Met deze actietoets kan de
weergave ook worden geschakeld van en naar andere apparaten die
weergavegegevens van de computer ontvangen.
f5 Hiermee wordt de voorziening voor stralingsachtergrondverlichting van het
toetsenbord in- of uitgeschakeld.
OPMERKING: om de accuwerktijd te verlengen, schakelt u deze voorziening uit.
f6 Hiermee speelt u het vorige muziekstuk van een audio-cd of het vorige gedeelte van
een dvd of bd af.
f7 Hiermee kunt u een audio-cd, dvd of bd afspelen of het afspelen onderbreken of
hervatten.
f8 Hiermee speelt u het volgende muziekstuk van een audio-cd of het volgende gedeelte
van een dvd of bd af.
f9 Zolang u deze toets ingedrukt houdt, wordt het geluidsvolume steeds verder verlaagd.
f10 Zolang u deze toets ingedrukt houdt, wordt het geluidsvolume steeds verder
verhoogd.
f11 Hiermee schakelt u de geluidsweergave uit (en weer in).
f12 Hiermee schakelt u de voorziening voor draadloze communicatie in of uit.
OPMERKING: er moet een draadloos netwerk zijn ingesteld voordat een draadloze
verbinding mogelijk is.
Hotkeys gebruiken
Een hotkey is een combinatie van de fn-toets en ofwel de esc-toets of de b-toets.
U gebruikt een hotkey als volgt:
ā–²
Druk kort op de fn-toets en druk vervolgens kort op de tweede toets van de combinatie.
38 Hoofdstuk 5 Toetsenbord en aanwijsapparaten gebruiken
Functie Hotkey Beschrijving
Systeeminformatie
weergeven
fn+esc Hiermee geeft u informatie weer over de hardwareonderdelen van
het systeem en het versienummer van het systeem-BIOS.
Hiermee regelt u de
basinstellingen
fn+b Hiermee schakelt u de basinstellingen van Beats Audio in of uit.
Beats Audio is een verbeterd audioprofiel dat zorgt voor diepe
bastonen met behoud van een helder geluid. Beats Audio is
standaard ingeschakeld.
U kunt de basinstellingen ook weergeven en regelen via het
besturingssysteem Windows. Ga als volgt te werk om de
baseigenschappen weer te geven en in te stellen:
Selecteer Start > Configuratiescherm > Hardware en geluiden >
Beats Audio Control Panel (Configuratiescherm Beats Audio).
Toetsenblok gebruiken
GeĆÆntegreerd numeriek toetsenblok gebruiken
De computer heeft een geĆÆntegreerd numeriek toetsenblok en ondersteunt tevens een optioneel
extern numeriek toetsenblok of een optioneel extern toetsenbord met een numeriek toetsenblok.
Onderdeel Beschrijving
Num Lock-toets Hiermee regelt u de werking van het geĆÆntegreerde numerieke
toetsenblok. Druk op de toets om te schakelen tussen de
standaard numerieke functie van een extern toetsenblok (in de
fabriek geselecteerd) en de navigatiefunctie (aangeduid met de
pijlen op de toetsen).
OPMERKING: de toetsenblokfunctie die actief is op het
moment dat de computer wordt uitgeschakeld, wordt opnieuw
actief wanneer de computer weer wordt ingeschakeld.
GeĆÆntegreerd numeriek toetsenblok In de fabriek ingesteld om te werken als een extern numeriek
toetsenblok. Druk op de num lock-toets om te schakelen tussen
deze numerieke functie en de navigatiefunctie (aangeduid met de
pijlen op de toetsen).
Toetsenbord gebruiken 39
Touchpad gebruiken
Onderdeel Beschrijving
(1) touchpadlampje
ā—
Aan: het touchpad is uit.
ā— Uit: het touchpad is aan.
(2) touchpad aan/uit-knop Hiermee schakelt u het touchpad in en uit.
(3) touchpad-zone Hiermee kunt u de aanwijzer op het scherm (ook wel
"cursor" genoemd) verplaatsen en onderdelen op het
scherm selecteren of activeren.
(4) Linkerknop van het touchpad Deze knop heeft dezelfde functie als de linkerknop op een
externe muis.
(5) Rechterknop van het touchpad Deze knop heeft dezelfde functie als de rechterknop op een
externe muis.
Om de aanwijzer te verplaatsen, schuift u een vinger over het touchpad in de richting waarin u de
aanwijzer wilt bewegen. Gebruik de linker- en rechterknop van het touchpad zoals u de knoppen van
een externe muis zou gebruiken.
Touchpad uit- of inschakelen
Om het touchpad in of uit te schakelen, tikt u snel tweemaal op de aan/uit-knop van het touchpad.
Het touchpadlampje is uit wanneer het touchpad ingeschakeld is.
40 Hoofdstuk 5 Toetsenbord en aanwijsapparaten gebruiken
Navigeren
Als u de aanwijzer op het scherm wilt verplaatsen, schuift u een vinger over het touchpad in de
richting waarin u de aanwijzer wilt bewegen.
Selecteren
Gebruik de linker- en rechterknop van het touchpad zoals u de corresponderende knoppen van een
externe muis zou gebruiken.
Touchpad gebruiken 41
Touchpadbewegingen gebruiken
Het touchpad ondersteunt verschillende bewegingen (vegen, knijpen en draaien) waarmee u met uw
vingers items op het bureaublad kunt manipuleren. Om bewegingen op het touchpad te gebruiken,
plaatst u tegelijkertijd twee vingers op het touchpad.
OPMERKING: touchpadbewegingen worden niet in alle programma's ondersteund.
U geeft als volgt een demonstratie van een beweging weer:
1. Selecteer Start > Configuratiescherm > Hardware en geluiden > Synaptics TouchPad
(Synaptics-touchpad).
2. Klik op een beweging om de demonstratie te activeren.
U schakelt de bewegingen als volgt uit of in:
1. Selecteer Start > Configuratiescherm > Hardware en geluiden > Synaptics TouchPad
(Synaptics-touchpad).
2. Schakel het selectievakje in of uit naast de beweging die u wilt in- of uitschakelen.
3. Klik op Toepassen en daarna op OK.
42 Hoofdstuk 5 Toetsenbord en aanwijsapparaten gebruiken
Schuiven
Schuiven kan worden gebruikt om op een pagina of in een afbeelding omhoog, omlaag of opzij te
bewegen. U schuift als volgt: plaats twee vingers iets uit elkaar op het touchpad en schuif ze over het
touchpad in een beweging omhoog, omlaag, naar links of naar rechts.
OPMERKING: de schuifsnelheid wordt bepaald door de snelheid van de vingerbeweging.
Knijpen/zoomen
Door te knijpen kunt u in- of uitzoomen op afbeeldingen of tekst.
ā—
Zoom in door twee vingers bij elkaar te houden op het touchpad en ze daarna van elkaar af te
bewegen.
ā—
Zoom uit door twee vingers uit elkaar te houden op het touchpad en ze daarna naar elkaar toe te
bewegen.
Touchpad gebruiken 43
Draaien
Door te draaien kunt u items zoals foto's roteren. U draait als volgt: plaats uw linkerwijsvinger in de
touchpadzone. Beweeg de rechterwijsvinger in een veegbeweging rond de linkervinger, waarbij u van
twaalf uur naar drie uur beweegt. Voor een omgekeerde draaiing beweegt u uw rechterwijsvinger van
drie uur naar twaalf uur.
OPMERKING: draaien is standaard uitgeschakeld.
Snelle veegbeweging
Met snelle veegbewegingen kunt u op het scherm navigeren of snel door documenten bladeren.
Raak voor een snelle veegbeweging de touchpadzone aan met een lichte, snelle beweging omhoog,
omlaag, naar links of naar rechts.
OPMERKING: de snelle veegbeweging met drie vingers is standaard uitgeschakeld.
44 Hoofdstuk 5 Toetsenbord en aanwijsapparaten gebruiken
6 Energiebeheer
De computer kan werken op accuvoeding of een externe netvoedingsbron. Wanneer de computer op
accuvoeding werkt en er geen netvoedingsbron is om de accu op te laden, is het van belang om de
acculading te bewaken en op peil te houden. De computer ondersteunt energiebeheerschema's,
waarmee u instelt hoe de computer energie gebruikt en bespaart. Zo kan een evenwicht worden
bereikt tussen de computerprestaties en energiebesparing.
45
Slaapstand of sluimerstand gebruiken
Microsoft Windows kent twee energiebesparende standen, de slaapstand en de sluimerstand.
OPMERKING: bij bepaalde modellen is de Intel-functie Rapid Start Technology (RST) in de fabriek
ingeschakeld. Rapid Start Technology stelt u in staat de computer snel opnieuw te activeren als die
zich in een inactieve toestand bevindt.
Rapid Start Technology beheert uw energiebesparingsopties als volgt:
ā— Slaapstand: Rapid Start Technology stelt u in staat de slaapstand te selecteren. Om de
slaapstand te beƫindigen, drukt u op een willekeurige toets en activeert u het touchpad of drukt
u kort op de aan/uit-knop.
ā—
Sluimerstand: Rapid Start Technology activeert de sluimerstand in de volgende situaties:
ā—¦
Na twee uur inactiviteit als de computer op accuvoeding of op externe netvoeding werkt.
ā—¦
Wanneer de accu een kritiek laag ladingsniveau bereikt.
Nadat de sluimerstand is geactiveerd, drukt u op de aan/uit-knop om uw werk te hervatten.
Omdat de sluimerstand wordt geregeld door Rapid Start Technology, kunt u de sluimerstand niet
handmatig selecteren.
U kunt Rapid Start Technology uitschakelen in Setup Utility (BIOS). Als Rapid Storage
Technology is uitgeschakeld, kunt u de sluimerstandopties handmatig selecteren.
In de slaapstand wordt het scherm leeggemaakt en wordt uw werk opgeslagen in het geheugen. Op
deze manier kunt u uw werk sneller hervatten dan wanneer u de sluimerstand beƫindigt. Als de
slaapstand gedurende lange tijd geactiveerd is of als de acculading een kritiek laag niveau bereikt
terwijl de slaapstand is geactiveerd, wordt de sluimerstand geactiveerd.
In de sluimerstand wordt uw werk opgeslagen in een sluimerstandbestand op de vaste schijf en wordt
de computer uitgeschakeld.
VOORZICHTIG: activeer de slaapstand of de sluimerstand niet terwijl er wordt gelezen van of
geschreven naar een schijf of een externe mediakaart. Zo vermindert u het risico van mogelijke
verslechtering van de audio- of videokwaliteit, verlies van audio- of video-afspeelfunctionaliteit of
verlies van gegevens.
OPMERKING: wanneer de computer in de slaapstand of de sluimerstand staat, is het niet mogelijk
om netwerkverbindingen te activeren of de computer te gebruiken.
46 Hoofdstuk 6 Energiebeheer
Slaapstand activeren of beƫindigen
Standaard is het systeem zo ingesteld dat de slaapstand wordt geactiveerd als de computer enige tijd
inactief is geweest, afhankelijk van het feit of de computer op accuvoeding of een externe
voedingsbron werkt.
U kunt de instellingen voor energiebeheer en de wachttijden wijzigen in het onderdeel Energiebeheer
van het Configuratiescherm van Windows.
Als de computer is ingeschakeld, kunt u op elk van de volgende manieren de slaapstand activeren:
ā—
Druk kort op de aan/uit-knop.
ā—
Sluit het beeldscherm.
ā—
Selecteer Start, klik op de pijl naast de knop Afsluiten en klik vervolgens op Slaapstand.
U beƫindigt de slaapstand als volgt:
ā— Druk kort op de aan/uit-knop.
ā—
Als het beeldscherm gesloten is, opent u het beeldscherm.
ā—
Druk op een toets op het toetsenbord.
ā—
Tik op of veeg over het touchpad.
Wanneer de slaapstand wordt beƫindigd, gaan de aan/uit-lampjes branden en wordt het scherm
weergegeven zoals dit was toen u stopte met werken en de slaapstand werd geactiveerd.
OPMERKING: als u heeft ingesteld dat een wachtwoord nodig is om de slaapstand te beƫindigen,
moet het Windows-wachtwoord worden ingevoerd voordat de inhoud van het scherm weer wordt
weergegeven.
Sluimerstand activeren en beƫindigen
Standaard is het systeem zo ingesteld dat de sluimerstand wordt geactiveerd als de computer enige
tijd inactief is geweest, afhankelijk van het feit of de computer op accuvoeding of netvoeding werkt, of
wanneer de acculading een kritiek laag niveau bereikt.
U kunt de instellingen voor energiebeheer en de wachttijden wijzigen in het Configuratiescherm van
Windows.
Selecteer Start, klik op de pijl naast de knop Afsluiten en klik vervolgens op Sluimerstand om de
sluimerstand te beƫindigen (als Intel RST is uitgeschakeld).
Als u de sluimerstand wilt beƫindigen, drukt u kort op de aan/uit-knop.
De aan/uit-lampjes gaan branden en de weergave wordt hervat op het punt waar u was gestopt met
werken.
OPMERKING: als u heeft ingesteld dat een wachtwoord nodig is om de slaapstand te beƫindigen,
moet uw Windows-wachtwoord worden opgegeven voordat de inhoud van het scherm weer wordt
weergegeven.
Slaapstand of sluimerstand gebruiken 47
Wachtwoordbeveiliging instellen voor beƫindigen slaapstand
Ga als volgt te werk om in te stellen dat een wachtwoord moet worden opgegeven bij het beƫindigen
van de slaapstand of de sluimerstand:
1. Selecteer Start > Configuratiescherm > Systeem en beveiliging > Energiebeheer.
2. Klik in het linkerdeelvenster op Een wachtwoord vereisen bij uit slaapstand komen.
3. Klik op Instellingen wijzigen die momenteel niet beschikbaar zijn.
4. Klik op Een wachtwoord vereisen (aanbevolen).
OPMERKING: als u een wachtwoord voor een gebruikersaccount moet instellen of het huidige
wachtwoord voor uw gebruikersaccount wilt wijzigen, klikt u op Het wachtwoord voor uw
gebruikersaccount instellen of wijzigen en volgt u de instructies op het scherm.
5. Klik op Wijzigingen opslaan.
48 Hoofdstuk 6 Energiebeheer
Energiemeter gebruiken
Met behulp van de energiemeter krijgt u snel toegang tot de instellingen voor energiebeheer en kunt
u de resterende acculading bekijken.
ā—
Om het percentage resterende acculading en het huidige energiebeheerschema weer te geven,
beweegt u de aanwijzer over het pictogram van de energiemeter aan de rechterkant van de
taakbalk.
ā—
Klik op het pictogram van de energiemeter en selecteer een item in de lijst om toegang te krijgen
tot Energiebeheer of om het energiebeheerschema te wijzigen.
Aan de verschillende pictogrammen kunt u zien of de computer op accuvoeding of op externe
netvoeding werkt. Als de accu een laag of kritiek laag ladingsniveau heeft bereikt, geeft het pictogram
ook een bericht weer.
Energiemeter gebruiken 49
Energiebeheerschema selecteren
Met behulp van een energiebeheerschema bepaalt u hoe de computer stroom verbruikt en kunt u
energie besparen en de prestaties optimaliseren.
De volgende energiebeheerschema's zijn beschikbaar:
ā—
Aanbevolen door HP. Dit schema zorgt voor automatisch evenwicht tussen prestaties en
energiebesparing.
ā—
Energiebesparing. Dit schema zorgt voor energiebesparing door de systeemprestaties en de
beeldschermhelderheid te verminderen.
ā—
Hoge prestaties. Bij dit schema wordt de voorkeur gegeven aan de prestaties. Het
energieverbruik kan hierdoor toenemen.
U kunt ook zelf een energiebeheerschema maken dat optimaal is aangepast aan de manier waarop u
de computer gebruikt.
Gebruik HP Power Manager (alleen bepaalde modellen) of het Configuratiescherm van Windows om
een energiebeheerschema te selecteren of zelf een energiebeheerschema te maken.
Selecteer Start > Configuratiescherm > Hardware en geluiden > HP Power Manager om HP
Power Manager te starten.
Om het onderdeel Energiebeheer in het Configuratiescherm te openen, selecteert u Start >
Configuratiescherm > Systeem en beveiliging > Energiebeheer. Selecteer daarna een
energiebeheerschema in de lijst.
50 Hoofdstuk 6 Energiebeheer
Accuvoeding gebruiken
Wanneer zich een opgeladen accu in de computer bevindt en de computer niet is aangesloten op
een externe voedingsbron, werkt de computer op accuvoeding. De helderheid van het beeldscherm
wordt verlaagd om accuvoeding te besparen. Een accu in de computer wordt langzaam ontladen
wanneer de computer is uitgeschakeld en niet is aangesloten op een externe voedingsbron.
De werktijd van de accu van een computer kan verschillen, afhankelijk van de instellingen voor
energiebeheer, geopende programma's, de helderheid van het beeldscherm, externe apparatuur die
op de computer is aangesloten en andere factoren.
Accuvoeding gebruiken 51
Door de gebruiker vervangbare accu verwijderen
In de computer bevindt zich een door de gebruiker vervangbare accu.
WAARSCHUWING! Gebruik uitsluitend de volgende producten om veiligheidsrisico's te beperken:
de bij de computer geleverde, door de gebruiker vervangbare accu, een door HP geleverde
vervangende accu of een compatibele accu die als accessoire is aangeschaft bij HP.
VOORZICHTIG: bij het verwijderen van een accu die de enige beschikbare voedingsbron voor de
computer vormt, kunnen er gegevens verloren gaan. Sla uw werk op en activeer de sluimerstand of
schakel de computer uit via Windows voordat u de accu verwijdert.
U verwijdert de accu als volgt:
1. Leg de computer ondersteboven op een vlakke ondergrond.
2. Verschuif de accuontgrendeling (1) om de accu los te koppelen.
OPMERKING: de accuontgrendeling gaat automatisch terug naar zijn oorspronkelijke positie.
3. Kantel de accu (2) omhoog en verwijder de accu uit de computer.
Accugegevens opzoeken
Help en ondersteuning biedt de volgende hulpprogramma's voor en informatie over de accu:
ā—
hulpprogramma Accucontrole in Help en ondersteuning voor het testen van de accuprestaties;
ā—
informatie over kalibreren, energiebeheer en de juiste manier om een accu te hanteren en op te
slaan teneinde de levensduur van de accu te maximaliseren;
ā—
informatie over soorten accu's, specificaties, levensduur en capaciteit.
Om toegang te krijgen tot de accugegevens, selecteert u Start > Help en ondersteuning > Leren >
Energiebeheerschema's: .
52 Hoofdstuk 6 Energiebeheer
Accuvoeding besparen
Tips voor het besparen van accuvoeding en het optimaliseren van de accuwerktijd:
ā— Verlaag de helderheid van het scherm.
ā—
Selecteer de instelling Energiebesparing in Energiebeheer.
ā—
Verwijder de accu uit de computer als deze niet wordt gebruikt of opgeladen.
ā—
Schakel voorzieningen voor draadloze communicatie uit wanneer u ze niet gebruikt.
ā—
Ontkoppel externe apparatuur die niet is aangesloten op een externe voedingsbron wanneer u
deze apparatuur niet gebruikt, zoals een externe harde schijf die is aangesloten op een USB-
poort.
ā—
Zet alle optionele externe mediakaarten die u niet gebruikt stop, schakel ze uit of verwijder ze.
ā—
Activeer de slaapstand of de sluimerstand of sluit de computer af als u stopt met werken.
Lage acculading herkennen
Als een accu die de enige voedingsbron van de computer is bijna leeg is of een kritiek laag
ladingsniveau bereikt, geeft het energiemeterpictogram in het systeemvak dit aan middels een
melding.
OPMERKING: raadpleeg Energiemeter gebruiken op pagina 49 voor meer informatie over de
energiemeter.
Wanneer de acculading een kritiek laag niveau bereikt, gebeurt het volgende:
ā—
Als de sluimerstandvoorziening is ingeschakeld en de computer aan staat of in de slaapstand
staat, wordt de sluimerstand geactiveerd.
ā—
Als de sluimerstandvoorziening is uitgeschakeld en de computer aan staat of in de slaapstand
staat, blijft de computer nog even in de slaapstand staan. Vervolgens wordt de computer
uitgeschakeld, waarbij niet-opgeslagen werk verloren gaat.
Door de gebruiker vervangbare accu opbergen
VOORZICHTIG: stel een accu niet gedurende langere tijd bloot aan hoge temperaturen, om het
risico van beschadiging van de accu te beperken.
Als u een computer langer dan twee weken niet gebruikt en loskoppelt van de externe voedingsbron,
verwijdert u de accu en bergt u de accu op een koele, droge plaats op om de accuwerktijd te
verlengen.
een opgeborgen accu moet om de zes maanden worden gecontroleerd. Wanneer de capaciteit
minder is dan 50 procent, laadt u de accu op voordat u deze weer opbergt.
Door de gebruiker vervangbare accu afvoeren
WAARSCHUWING! Verminder het risico van brand of brandwonden: probeer de accu niet uit
elkaar te halen, te pletten of te doorboren; veroorzaak geen kortsluiting tussen de externe
contactpunten; laat de accu niet in aanraking komen met water of vuur.
Accuvoeding gebruiken 53
Raadpleeg Informatie over voorschriften, veiligheid en milieu voor het correct afvoeren van gebruikte
accu's. Om toegang te krijgen tot deze gids, selecteert u Start > Help en ondersteuning >
Gebruikershandleidingen.
Door de gebruiker vervangbare accu vervangen
In Accucontrole in Help en ondersteuning wordt aangegeven wanneer u de accu moet vervangen
omdat een accucel niet goed werkt, of omdat de accuconditie zover is afgenomen dat de capaciteit
zwak is geworden. Als de accu onder de garantievoorwaarden van HP valt, krijgt u ook informatie
over een garantie-ID. Een bericht verwijst u naar de website van HP voor meer informatie over het
bestellen van een vervangende accu.
54 Hoofdstuk 6 Energiebeheer
Externe netvoeding gebruiken
Raadpleeg de Installatie-instructies, die u vindt in de doos van de computer, voor informatie over het
aansluiten van de computer op netvoeding.
De computer gebruikt geen accuvoeding wanneer de computer is aangesloten op een externe
netvoedingsbron met een goedgekeurde netvoedingsadapter of een optioneel dockingapparaat.
WAARSCHUWING! Gebruik om veiligheidsredenen alleen de bij de computer geleverde
netvoedingsadapter, een door HP geleverde vervangende adapter of een door HP geleverde
compatibele adapter.
Sluit de computer aan op een externe netvoedingsbron in de volgende situaties:
WAARSCHUWING! Laad de accu van de computer niet op aan boord van een vliegtuig.
ā—
wanneer u een accu oplaadt of kalibreert;
ā—
wanneer u systeemsoftware installeert of aanpast;
ā—
wanneer u informatie schrijft naar een cd, dvd of bd (alleen bepaalde modellen);
ā—
wanneer u Schijfdefragmentatie uitvoert op computers met interne vaste schijven;
ā—
wanneer u een back-up- of herstelactie uitvoert.
Wanneer u de computer aansluit op een externe netvoedingsbron, gebeurt het volgende:
ā—
De accu laadt op.
ā—
De beeldschermhelderheid wordt verhoogd.
ā—
De vorm van het energiemeterpictogram in het systeemvak verandert.
Als u de computer loskoppelt van externe netvoeding, gebeurt het volgende:
ā—
De computer schakelt over op accuvoeding.
ā—
De helderheid van het beeldscherm wordt automatisch verlaagd om accuvoeding te besparen.
ā—
De vorm van het energiemeterpictogram in het systeemvak verandert.
Externe netvoeding gebruiken 55
HP CoolSense gebruiken (alleen bepaalde modellen)
HP CoolSense detecteert automatisch wanneer de computer zich niet meer op een "vaste"
locatie bevindt. De prestaties en de ventilatorinstellingen worden zodanig aangepast dat de
temperatuur van de behuizing van de computer een optimaal comfortniveau houdt.
Als HP CoolSense is uitgeschakeld, wordt de positie van de computer niet gedetecteerd en blijven de
prestaties en de ventilatorinstellingen staan op de fabrieksinstelling. Daardoor kan de temperatuur
van de behuizing hoger oplopen dan het geval zou zijn met HP CoolSense aan.
U schakelt CoolSense als volgt in of uit:
1. Selecteer Start > Configuratiescherm > Hardware en geluiden > HP CoolSense.
2. Selecteer Aan of Uit.
56 Hoofdstuk 6 Energiebeheer
Computer uitschakelen
VOORZICHTIG: wanneer de computer wordt uitgeschakeld, gaat alle informatie verloren die u niet
heeft opgeslagen.
Met de opdracht Afsluiten sluit u alle geopende programma's af, waaronder het besturingssysteem,
en worden vervolgens het beeldscherm en de computer uitgeschakeld.
Sluit de computer af in de volgende gevallen:
ā— als u de accu wilt vervangen of toegang wilt tot onderdelen in de computer;
ā—
als u externe hardware aansluit die niet op een USB-poort of videopoort kan worden
aangesloten;
ā— als u de computer langere tijd niet gebruikt en loskoppelt van de externe voedingsbron.
Hoewel u de computer kunt afsluiten met de aan/uit-knop, is de aanbevolen procedure het gebruik
van de opdracht Afsluiten van Windows:
OPMERKING: als de computer in de slaapstand of de sluimerstand staat, moet de slaapstand of de
sluimerstand eerst worden beƫindigd, voordat u de computer kunt afsluiten.
1. Sla uw werk op en sluit alle geopende programma's af.
2. Selecteer Start > Afsluiten.
Als de computer niet reageert en het niet mogelijk is de hierboven genoemde afsluitprocedures te
gebruiken, probeert u de volgende noodprocedures in de volgorde waarin ze hier staan vermeld:
ā—
Druk op ctrl+alt+delete en klik daarna op het pictogram Afsluiten op het beeldscherm.
ā—
Druk op de aan/uit-knop en houd deze minimaal vijf seconden ingedrukt.
ā—
Koppel de computer los van de externe voedingsbron.
ā—
Verwijder de accu (bij modellen met een door de gebruiker vervangbare accu).
Computer uitschakelen 57
7 Gegevens beheren en delen
Schijfeenheden zijn digitale opslagapparaten of SSD's (solid-state drives) waarop u gegevens kunt
opslaan, beheren, delen en openen. De computer heeft een interne vaste schijf waarop de software
en het besturingssysteem staan en waarop al uw persoonlijke bestanden worden opgeslagen.
Sommige computers hebben ook een optischeschijfeenheid waarmee u cd's, dvd's of (op bepaalde
modellen) Blu-ray-schijven (bd) kunt lezen of ernaar kunt schrijven om audio en video af te spelen en
op te nemen.
Voor meer capaciteit of functionaliteit sluit u een (apart aan te schaffen) externe vaste schijf aan,
zoals een optischeschijfeenheid of vaste schijf, of plaatst u een digitale opslagkaart om gegevens
rechtstreeks van uw telefoon of camera te importeren. Via een op een USB-poort van de computer
aangesloten USB-flashdrive kunnen gegevens snel worden overgebracht. Sommige apparaten
werken op de voeding van de computer; andere apparaten beschikken over eigen voeding. Bij
sommige apparaten wordt software meegeleverd die moet worden geĆÆnstalleerd.
OPMERKING: raadpleeg Verbinding maken met een netwerk op pagina 21 voor informatie over het
aansluiten van externe draadloze apparaten.
OPMERKING: raadpleeg de instructies van de fabrikant voor meer informatie over de vereiste
software en stuurprogramma's en over de computerpoort die moet worden gebruikt.
USB-apparaat gebruiken
De meeste computers hebben meer dan Ć©Ć©n USB-poort, omdat u via deze veelzijdige interface
verscheidene soorten externe apparaten op de computer kunt aansluiten, zoals een USB-
toetsenbord, een USB-muis, een externe USB-schijf, een USB-scanner of een USB-hub.
De computer kan meer dan Ć©Ć©n type USB-poort hebben. Raadpleeg
Vertrouwd raken met de
computer op pagina 4 voor meer informatie over de types USB-poorten op de computer. Koop alleen
apparaten die compatibel zijn met uw computer.
Type Beschrijving
USB 2.0 Draagt gegevens over met een snelheid van 60 MB/s.
USB 3.0 Draagt gegevens over met een snelheid van 640 MB/s. USB
3.0-poorten, die ook wel SuperSpeed-poorten worden
genoemd, zijn ook compatibel met USB 1.0- en USB 2.0-
apparaten.
58 Hoofdstuk 7 Gegevens beheren en delen
USB-apparaat aansluiten
VOORZICHTIG: oefen zo min mogelijk kracht uit bij het aansluiten van het apparaat, om
beschadiging van een USB-connector zoveel mogelijk te voorkomen.
ā–²
Sluit de USB-kabel aan op de USB-poort van de computer.
OPMERKING: de USB-poort van uw computer kan er iets anders uitzien dan de poort op de
afbeelding in dit gedeelte.
Wanneer het apparaat is gedetecteerd, wordt dit aangegeven met een geluidssignaal.
OPMERKING: de eerste keer dat u een USB-apparaat aansluit, geeft een bericht in het systeemvak
aan dat het apparaat wordt herkend door de computer.
USB-apparaat verwijderen
VOORZICHTIG: trek niet aan de kabel om het USB-apparaat los te koppelen, om beschadiging van
een USB-connector zoveel mogelijk te voorkomen.
VOORZICHTIG: gebruik de volgende procedure om het USB-apparaat veilig te verwijderen, om
zoveel mogelijk te voorkomen dat gegevens verloren gaan of het systeem vastloopt.
1. Om een USB-apparaat te verwijderen, slaat u uw gegevens op en sluit u alle programma's af die
gebruikmaken van het apparaat.
2. Klik op het pictogram Hardware verwijderen in het systeemvak aan de rechterkant van de taakbalk
en volg de instructies op het scherm.
3. Verwijder het apparaat.
USB-apparaat gebruiken 59
USB-apparaat met eigen voeding aansluiten
VOORZICHTIG: als u een apparaat met eigen voeding aansluit, kunt u het risico van schade aan
de apparatuur beperken door ervoor te zorgen dat het apparaat is uitgeschakeld en de stekker uit het
stopcontact is gehaald.
1. Sluit het apparaat aan op de computer.
2. Steek de stekker van het netsnoer van het apparaat in een geaard stopcontact.
3. Zet het apparaat aan.
Als u een extern apparaat zonder eigen voeding wilt verwijderen, zet u het apparaat stop en koppelt u
het los van de computer. Om een extern apparaat met eigen voeding los te koppelen, schakelt u het
apparaat uit, koppelt u het los van de computer en haalt u daarna het netsnoer uit het stopcontact.
60 Hoofdstuk 7 Gegevens beheren en delen
Digitale opslagkaarten plaatsen en verwijderen
U plaatst een digitale opslagkaart als volgt:
VOORZICHTIG: oefen zo min mogelijk kracht uit bij het plaatsen van een digitale kaart, om
beschadiging van de connectoren van de digitale kaart zoveel mogelijk te voorkomen.
1. Houd de kaart met het label naar boven en de connectoren naar de computer gericht.
2. Plaats de kaart in het slot voor digitale opslagkaarten en druk de kaart vervolgens aan totdat
deze goed op zijn plaats zit.
U hoort een geluidssignaal als het apparaat is gedetecteerd en er kan een menu met
beschikbare opties verschijnen.
U verwijdert een digitale opslagkaart als volgt:
VOORZICHTIG: om het risico dat gegevens verloren gaan of het systeem vastloopt te beperken,
gebruikt u de volgende procedure om de digitale kaart veilig te verwijderen.
1. Sla uw gegevens op en sluit alle applicaties af die gebruikmaken van de digitale kaart.
2. Klik op het pictogram Hardware verwijderen in het systeemvak aan de rechterkant van de
taakbalk. Volg daarna de instructies op het scherm.
3. Druk de kaart iets naar binnen (1) en verwijder deze vervolgens uit het slot (2).
OPMERKING: als de kaart niet vanzelf naar buiten komt, trekt u deze uit het slot.
Digitale opslagkaarten plaatsen en verwijderen 61
Optischeschijfeenheden gebruiken
Een optischeschijfeenheid maakt gebruik van laserlicht voor het lezen of opslaan van grote
hoeveelheden gegevens. Sommige types schijven staan alleen het lezen van gegevens toe, bij
andere types kunt u ook gegevens op een lege schijf schrijven (branden).
Gebruik de volgende tips voor de beste prestaties van een optischeschijfeenheid:
ā—
Zorg ervoor dat de accu voldoende is opgeladen alvorens naar een medium te schrijven
wanneer de accu de enige voedingsbron is.
ā—
Gebruik het toetsenbord niet en verplaats de computer niet terwijl een optischeschijfeenheid
naar een schijf schrijft. Het schrijfproces is gevoelig voor trillingen.
ā—
Zorg dat de nieuwste software-updates voor de schijfeenheid zijn geĆÆnstalleerd.
ā—
Als de schijf die u gebruikt niet schoon is, reinig deze dan met een droge, pluisvrije, zachte
doek.
De computer kan een optischeschijfeenheid bevatten die een of meer van de volgende
schijftechnologieƫn ondersteunt:
ā—
Cd: op een compact disc worden gegevens opgeslagen die door de laser van een
optischeschijfeenheid worden gelezen. De volgende cd-indelingen zijn beschikbaar:
ā—¦
Cd-recordable (cd-r): de computer kan gegevens op dit type schijf lezen en eenmalig
gegevens op de cd schrijven. Als de gegevens op de cd-r-schijf geschreven zijn, kunnen de
gegevens niet meer worden gewijzigd of gewist; de gegevens staan er permanent op.
ā—¦
Cd-re-writable (cd-rw): de computer kan de gegevens op dit schijftype lezen en vele malen
gegevens naar dit schijftype schrijven. De op dit schijftype geschreven gegevens kunnen
worden gewist.
ā—
Dvd: (digital video disc) dit is een optische schijf met een grote capaciteit. Op dit type schijf
kunnen meer gegevens worden opgeslagen dan op een cd. Op een dubbelzijdige dvd kan
maximaal 17 GB aan gegevens worden opgeslagen. De volgende dvd-indelingen zijn
beschikbaar:
ā—¦
Dvd-recordable (dvd-r of dvd+r): de computer kan de gegevens op dit type schijf lezen en
eenmalig gegevens op de dvd schrijven. Nadat de gegevens op de schijf geschreven zijn,
kunnen de gegevens niet meer worden gewijzigd of gewist; de gegevens staan er
permanent op. Dvd's kunnen worden gebruikt in dvdĀ±r-drives.
ā—¦
Dvd-re-writable (dvd-rw of dvd+rw): hierop kunnen vele keren achter elkaar gegevens
worden gelezen en opgenomen. De gegevens op dit type schijf kunnen worden gewist.
Dvd's kunnen worden gebruikt in dvdĀ±r-drives.
ā—
Bd (Blu-ray Disc): dit schijftype kan meer gegevens bevatten dan ander optische schijven, en
kan worden gebruikt voor het opnemen, opnieuw schrijven en afspelen van HD-video (high-
definition).
Houd bij het gebruik van bd's rekening met het volgende:
ā—
Voor het afspelen van bd-films is CyberLink PowerDVD op de computer geĆÆnstalleerd.
ā—
Voor het afspelen van de meeste bd-filmtitels op een extern beeldscherm is een digitale HDMI-
aansluiting vereist. De computer ondersteunt een maximale resolutie van 1080p op een extern
beeldscherm. Hiervoor is een HD-tv of -monitor vereist die 1080p ondersteunt.
62 Hoofdstuk 7 Gegevens beheren en delen
ā—
Als wordt geprobeerd een bd-film gelijktijdig op een intern en een extern beeldscherm af te
spelen, kan dit een fout tot gevolg hebben. Speel een bd-film dus slechts op Ć©Ć©n scherm af.
ā—
Voor kopieerbeveiligingsdoeleinden zijn AACS-sleutels (Advanced Access Content System)
geĆÆntegreerd in de computer. AACS-sleutels moeten periodiek worden vernieuwd, zodat ook de
nieuwste bd-filmtitels kunnen worden afgespeeld. Wanneer een dergelijke bd-film in de drive
wordt geplaatst, verzoekt het programma CyberLink PowerDVD om een update om te afspelen
te kunnen voortzetten. Volg de instructies op het scherm om de update te installeren.
ā—
Als er tijdens het kijken naar een bd strepen op het beeldscherm verschijnen, kunnen die
worden veroorzaakt door interferentie met het draadloze netwerk. Om dit probleem op te lossen,
sluit u alle geopende applicaties af en schakelt u de voorziening voor draadloze communicatie
uit.
Optische schijf plaatsen
1. Schakel de computer in.
2. Druk op de ejectknop (1) op het voorpaneel van de schijfeenheid om de lade te openen.
3. Trek de lade uit (2).
4. Houd de schijf bij de randen vast om te voorkomen dat u het oppervlak aanraakt en plaats de
schijf op de as in de lade met het label naar boven.
OPMERKING: als de lade niet volledig kan worden uitgetrokken, houdt u de schijf enigszins
schuin zodat u deze voorzichtig op de as kunt plaatsen.
5. Druk de schijf (3) voorzichtig op de as van de lade totdat de schijf vastklikt.
OPMERKING: als de lade niet volledig kan worden uitgetrokken, houdt u de schijf voorzichtig
enigszins schuin bij het verwijderen.
6. Sluit de lade.
OPMERKING: nadat u een schijf heeft geplaatst, volgt een korte pauze. Als u geen mediaspeler
heeft geselecteerd, wordt het dialoogvenster Automatisch afspelen geopend. In dit venster kunt u
selecteren hoe u de inhoud van het medium wilt gebruiken.
Optischeschijfeenheden gebruiken 63
Optische schijf verwijderen
1. Druk op de ejectknop (1) op de schijfeenheid om de lade te ontgrendelen en trek de lade
voorzichtig zo ver mogelijk uit (2).
2. Verwijder de schijf (3) uit de lade door voorzichtig op de as te drukken terwijl u de schijf aan de
randen optilt. Houd de schijf bij de randen vast en raak het oppervlak niet aan.
OPMERKING: als de lade niet volledig kan worden uitgetrokken, houdt u de schijf voorzichtig
enigszins schuin bij het verwijderen.
3. Sluit de lade en berg de schijf op in het bijbehorende doosje.
Als de lade niet normaal open gaat, raadpleegt u
Problemen met schijfeenheid op pagina 96.
Schijven in het netwerk delen
U kunt software en gegevens openen en applicaties installeren door schijven te delen die op een
andere computer in het netwerk zijn aangesloten.
OPMERKING: sommige schijven, zoals dvd-films en games, zijn mogelijk beschermd tegen
kopiƫren en daardoor onbruikbaar voor het delen van dvd's of cd's via schijfeenheden.
Ga als volgt te werk om schijven in hetzelfde netwerk te delen:
1. Selecteer op de computer die u wilt delen Start > Computer.
2. Klik met de rechtermuisknop op wat u wilt delen en klik op Eigenschappen.
3. Selecteer het tabblad Delen en vervolgens Geavanceerd delen.
4. Schakel het selectievakje Deze map delen in.
5. Typ een naam in het tekstvak Sharenaam.
6. Klik op Toepassen en daarna op OK.
7. U geeft de gedeelde schijf als volgt weer:
ā–²
Selecteer Start > Configuratiescherm > Netwerk en internet > Netwerkcentrum.
64 Hoofdstuk 7 Gegevens beheren en delen
8 Computer onderhouden
Het is zeer belangrijk om de computer regelmatig te onderhouden, zodat deze optimaal blijft
functioneren. In dit hoofdstuk vindt u informatie over het verbeteren van de prestaties van de
computer door de uitvoering van hulpprogramma's zoals Schijfdefragmentatie en Schijfopruiming en
door vervanging van een vaste schijf of toevoeging van geheugen. Het hoofdstuk biedt ook informatie
over het updaten van programma's en stuurprogramma's, instructies voor het reinigen van de
computer en tips voor het reizen met de computer.
Prestaties verbeteren
Iedereen wil een snelle computer. Door de computer regelmatig te onderhouden met
hulpprogramma's zoals Schijfdefragmentatie en Schijfopruiming, kunt u de prestaties van de
computer drastisch verbeteren. Naarmate de computer ouder wordt, kunt u ook overwegen grotere
vaste schijven te installeren of meer geheugen toe te voegen.
Omgaan met schijfeenheden
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht bij het hanteren van schijfeenheden:
ā— Schakel de computer uit voordat u een schijfeenheid verwijdert of installeert. Als u niet zeker
weet of de computer is afgesloten of in de slaapstand of de sluimerstand staat, schakelt u de
computer in en vervolgens via het besturingssysteem weer uit.
ā—
Raak, voordat u de schijfeenheid aanraakt, eerst het ongeverfde metalen oppervlak van de
schijfeenheid aan, zodat u niet statisch geladen bent.
ā—
Raak de connectorpinnen op een verwisselbare schijf of op de computer niet aan.
ā—
Gebruik niet te veel kracht wanneer u een schijfeenheid in een schijfruimte plaatst.
ā—
Zorg ervoor dat de accu voldoende is opgeladen alvorens naar een medium te schrijven
wanneer de accu de enige voedingsbron is.
ā—
Verzend een schijfeenheid in goed beschermend verpakkingsmateriaal, zoals noppenfolie.
Vermeld op de verpakking dat het om breekbare apparatuur gaat.
ā—
Stel schijfeenheden niet bloot aan magnetische velden. Voorbeelden van beveiligingsapparatuur
met magnetische velden zijn detectiepoortjes op vliegvelden en detectorstaven. In
beveiligingsapparatuur waarmee handbagage wordt gescand, worden rƶntgenstralen gebruikt in
plaats van magnetische velden. Deze beveiligingsapparatuur brengt geen schade toe aan
schijfeenheden.
ā—
Verwijder het medium uit een schijfeenheid alvorens de schijfeenheid uit de schijfruimte te
verwijderen, of voordat u een schijfeenheid meeneemt op reis, verzendt of opbergt.
Prestaties verbeteren 65
ā—
Gebruik het toetsenbord niet en verplaats de computer niet terwijl een optischeschijfeenheid
naar een schijf schrijft. Het schrijfproces is gevoelig voor trillingen.
ā—
Activeer de slaapstand en wacht tot het scherm leeg is, of ontkoppel de externe vaste schijf op
de correcte wijze, voordat u een computer verplaatst waarop een externe vaste schijf is
aangesloten.
Vaste schijf vervangen
VOORZICHTIG: schijfeenheden zijn kwetsbare computeronderdelen, die voorzichtig moeten
worden behandeld. Laat de schijfeenheid niet vallen, zet er niets op en stel de schijfeenheid niet bloot
aan vloeistoffen, hoge temperaturen of een hoge vochtigheidsgraad. Raadpleeg
Omgaan met
schijfeenheden op pagina 65 voor de specifieke voorzorgsmaatregelen bij het omgaan met
schijfeenheden.
VOORZICHTIG: neem de volgende richtlijnen in acht om te voorkomen dat gegevens verloren gaan
of het systeem vastloopt:
Schakel de computer uit voordat u een schijfeenheid verwijdert of installeert. Als u niet zeker weet of
de computer is afgesloten of in de slaapstand of de sluimerstand staat, schakelt u de computer in en
vervolgens via het besturingssysteem weer uit.
1. Sla uw werk op en sluit de computer af.
2. Ontkoppel alle externe apparaten die op de computer zijn aangesloten.
3. Haal de stekker van het netsnoer uit het stopcontact.
4. Leg de computer ondersteboven op een vlakke ondergrond.
5. Verwijder de accu uit de computer.
OPMERKING: raadpleeg Door de gebruiker vervangbare accu verwijderen op pagina 52 voor
meer informatie.
Verwijder de vaste schijf als volgt:
OPMERKING: voor computers met twee vaste schijven is de verwijderingsprocedure hetzelfde. De
vasteschijfkabel voor de ene vaste schijf is echter langer dan de kabel voor de andere vaste schijf.
1. Verschuif de accuontgrendeling (1) tot het toegangspaneel wordt ontgrendeld, schuif het paneel
uit de sleuf (2) en til het paneel op en verwijder het (3).
2. Koppel de kabel van de vaste schijf (1) los van de systeemkaart.
66 Hoofdstuk 8 Computer onderhouden
3. Verwijder de twee schroeven (2) uit de vaste schijf.
4. Schuif het lipje van de vaste schijf (3) naar links en til de vaste schijf uit de vasteschijfruimte.
OPMERKING: na het verwijderen van de vaste schijf uit de computer verwijdert u de houder
van de vaste schijf om toegang te krijgen tot de vaste schijf.
5. Verwijder de twee schroeven (1) uit de vasteschijfhouder.
6. Verwijder de vasteschijfhouder (2) van de vaste schijf.
7. Koppel de vasteschijfkabel (3) los van de vaste schijf.
Voer deze procedure in omgekeerde volgorde uit om een vaste schijf te installeren.
OPMERKING: wanneer u een tweede vaste schijf installeert, schuift u de vasteschijfkabel
voorzichtig onder de kabelklemmen voordat u de vasteschijfkabel aansluit.
Prestaties verbeteren 67
HP 3D DriveGuard gebruiken
HP 3D DriveGuard beschermt een vaste schijf door deze te parkeren en gegevensverzoeken tegen
te houden wanneer zich de volgende gebeurtenissen voordoen:
ā—
U laat de computer vallen.
ā— U verplaatst de computer met het beeldscherm gesloten terwijl de computer op accuvoeding
werkt.
Kort na deze gebeurtenissen wordt de normale werking van de vaste schijf door HP 3D DriveGuard
hersteld.
OPMERKING: omdat SSD's (solid-state drives) geen bewegende onderdelen bevatten, is HP 3D
DriveGuard niet nodig.
OPMERKING: vaste schijven in de ruimte voor de primaire of secundaire vaste schijf worden
beschermd door HP 3D DriveGuard. Vaste schijven die zijn aangesloten op USB-poorten, worden
niet beschermd door HP 3D DriveGuard.
Raadpleeg de helpfunctie van de HP 3D DriveGuard-software voor meer informatie.
Schijfdefragmentatie gebruiken
Bij het gebruik van de raken de bestanden op de vaste schijf in de loop der tijd gefragmenteerd. Als
de vaste schijf gefragmenteerd is, betekent dit dat de gegevens op de vaste schijf niet
aaneengesloten (opeenvolgend) zijn. Hierdoor moet de vaste schijf harder werken om de bestanden
te vinden, waardoor de computer trager wordt. Met Schijfdefragmentatie worden de gefragmenteerde
bestanden en mappen samengevoegd (of fysiek gereorganiseerd) op de vaste schijf, zodat het
systeem efficiƫnter werkt.
OPMERKING: Schijfdefragmentatie hoeft niet te worden uitgevoerd voor SSD's (solid-state drives).
Nadat u Schijfdefragmentatie heeft gestart, werkt deze toepassing zelfstandig verder. Al naar gelang
de grootte van de vaste schijf en het aantal gefragmenteerde bestanden kan de defragmentatie meer
dan een uur in beslag nemen.
HP adviseert u om de vaste schijf minstens Ć©Ć©n keer per maand te defragmenteren. U kunt instellen
dat Schijfdefragmentatie maandelijks wordt uitgevoerd, maar u kunt ook op elk gewenst moment
Schijfdefragmentatie handmatig starten.
U gebruikt Schijfdefragmentatie als volgt:
1. Sluit de computer aan op een netvoedingsbron.
2. Selecteer Start > Alle programma's > Bureau-accessoires > Systeemwerkset >
Schijfdefragmentatie.
3. Volg de instructies op het scherm.
Raadpleeg voor meer informatie de helpfunctie van Schijfdefragmentatie.
Schijfopruiming gebruiken
Met Schijfopruiming wordt op de vaste schijf gezocht naar overbodige bestanden die u veilig kunt
verwijderen om schijfruimte vrij te maken, zodat de computer efficiƫnter werkt.
68 Hoofdstuk 8 Computer onderhouden
U gebruikt Schijfopruiming als volgt:
1. Selecteer Start > Alle programma's > Bureau-accessoires > Systeemwerkset >
Schijfopruiming.
2. Volg de instructies op het scherm.
Geheugenmodules toevoegen of vervangen
Het toevoegen van geheugen zorgt ervoor dat de computerprestaties verbeteren. De computer is te
vergelijken met uw fysieke werkplek. De vaste schijf is het archief waarin u uw werk opslaat en het
geheugen is het bureau waaraan u werkt. Als het geheugen van de computer niet groot genoeg meer
is om al uw werk op te slaan, zoals een bureau waar het werk vanaf valt, daalt uw productiviteit. Een
goede manier om de prestaties te verbeteren is het geheugen van de computer uit te breiden.
De computer heeft twee geheugenmoduleslots. De geheugenmoduleslots bevinden zich aan de
onderkant van de computer, onder het onderpaneel. U kunt de geheugencapaciteit van de computer
vergroten door een geheugenmodule toe te voegen of door de bestaande geheugenmodule in een
van de geheugenmoduleslots te vervangen.
WAARSCHUWING! Haal vĆ³Ć³r het plaatsen van een geheugenmodule de stekker uit het
stopcontact en verwijder alle accu's om het risico van een elektrische schok, brand of schade aan de
apparatuur te beperken.
VOORZICHTIG: door elektrostatische ontlading kunnen elektronische onderdelen beschadigd
raken. Zorg dat u vrij bent van statische elektriciteit door een geaard metalen voorwerp aan te raken
voordat u een procedure start.
OPMERKING: controleer, voordat u gaat werken met een tweekanaals configuratie met een tweede
geheugenmodule, of beide geheugenmodules identiek zijn.
Ga als volgt te werk om een geheugenmodule toe te voegen of te vervangen:
VOORZICHTIG: neem de volgende richtlijnen in acht om te voorkomen dat gegevens verloren gaan
of het systeem vastloopt:
Zet de computer uit voordat u geheugenmodules toevoegt of vervangt. Verwijder een
geheugenmodule niet wanneer de computer aan staat of in de slaapstand of de sluimerstand staat.
Als u niet weet of de computer is uitgeschakeld of in de sluimerstand staat, zet u de computer aan
door op de aan/uit-knop te drukken. Sluit de computer vervolgens af via het besturingssysteem.
1. Sla uw werk op en sluit de computer af.
2. Ontkoppel alle externe apparaten die op de computer zijn aangesloten.
3. Haal de stekker van het netsnoer uit het stopcontact.
4. Leg de computer ondersteboven op een vlakke ondergrond.
5. Verwijder de accu uit de computer.
6. Verwijder het onderpaneel van de computer.
7. Voor het vervangen van een geheugenmodule verwijdert u de bestaande geheugenmodule:
a. Trek de borgklemmetjes (1) aan beide zijden van de geheugenmodule weg.
De geheugenmodule komt omhoog.
Prestaties verbeteren 69
b. Pak de geheugenmodule aan de rand vast (2) en trek de module voorzichtig uit het
geheugenmoduleslot.
VOORZICHTIG: houd de geheugenmodule alleen vast aan de randen, om schade aan de
module te voorkomen. Raak de onderdelen van de geheugenmodule niet aan.
Bewaar een verwijderde geheugenmodule in een antistatische verpakking om de module te
beschermen.
8. Plaats als volgt een nieuwe geheugenmodule:
VOORZICHTIG: houd de geheugenmodule alleen vast aan de randen, om schade aan de
module te voorkomen. Raak de onderdelen van de geheugenmodule niet aan.
a. Breng de inkeping (1) in de geheugenmodule op Ć©Ć©n lijn met het nokje in het
geheugenmoduleslot.
b. Druk de module onder een hoek van 45 graden ten opzichte van het
geheugenmodulecompartiment in het geheugenmoduleslot (2), totdat de module goed op
zijn plaats zit.
c. Druk de geheugenmodule (3) voorzichtig naar beneden en oefen daarbij druk uit op zowel
de linker- als de rechterkant van de module, totdat de borgklemmetjes vastklikken.
VOORZICHTIG: zorg ervoor dat u de geheugenmodule niet buigt, om schade aan de
module te voorkomen.
70 Hoofdstuk 8 Computer onderhouden
9. Plaats het onderpaneel terug.
10. Plaats de accu terug.
11. Keer de computer weer om en sluit de externe voeding en de externe apparaten weer aan.
12. Schakel de computer in.
Prestaties verbeteren 71
Programma's en stuurprogramma's bijwerken
U wordt aangeraden regelmatig een update uit te voeren van uw programma's en stuurprogramma's,
zodat u steeds over de recentste versie beschikt. Met updates kunnen problemen worden opgelost,
en updates voegen nieuwe voorzieningen en opties toe aan de computer. De technologie verandert
continu. Door programma's en stuurprogramma's te updaten, maakt de computer gebruik van de
nieuwste technologie. Het is bijvoorbeeld mogelijk dat oudere onderdelen van het videosysteem niet
meer goed samenwerken met de meest recente spelsoftware. Zonder het nieuwste stuurprogramma
zou u niet het beste uit de apparatuur halen.
Ga naar
http://www.hp.com/support om de recentste versie van programma's en stuurprogramma's
van HP te downloaden. U kunt u ook aanmelden voor het ontvangen van automatische
updateberichten wanneer nieuwe updates beschikbaar komen.
72 Hoofdstuk 8 Computer onderhouden
Computer schoonmaken
Als u de computer en externe apparaten schoonmaakt, helpt dat om ze in goede conditie te houden.
Als u de computer niet schoonmaakt, kan er stof en vuil in de computer terechtkomen.
VOORZICHTIG: vermijd de volgende schoonmaakproducten voor het schoonmaken van de
computer:
Sterke oplosmiddelen, zoals alcohol, aceton, ammoniumchloride, methyleenchloride en
koolwaterstoffen. Deze kunnen het oppervlak van de computer onherstelbaar beschadigen.
Beeldscherm, zijkanten en beeldschermdeksel schoonmaken
Veeg het beeldscherm voorzichtig schoon met een zachte, pluisvrije doek die is bevochtigd met een
alcoholvrij glasreinigingsmiddel. Zorg dat het beeldscherm droog is voordat u de computer dichtdoet.
Gebruik een vochtig, bacteriƫndodend doekje voor het schoonmaken van de zijkanten en het
beeldschermdeksel. Vezelhoudende materialen, zoals papieren zakdoekjes, kunnen krassen
veroorzaken op de computer.
OPMERKING: wanneer u de bovenkant van de computer schoonmaakt, veegt u in een
cirkelbeweging om vuil en stofdeeltjes te verwijderen.
Touchpad en toetsenbord schoonmaken
VOORZICHTIG: zorg ervoor dat vloeistoffen nooit tussen de toetsen van het toetsenbord kunnen
komen, zelfs niet wanneer u de computer schoonmaakt. Hierdoor kunnen interne componenten
blijvend beschadigd raken.
ā—
Om het touchpad en het toetsenbord schoon te maken en te desinfecteren, gebruikt u een
zachte microvezeldoek of een antistatische doek zonder olie (zoals een zemen lap) die is
bevochtigd met een alcoholvrij glasreinigingsmiddel. U kunt ook een kiemdodend
wegwerpdoekje gebruiken.
ā—
Gebruik een spuitbus met perslucht met een verlengstuk om te voorkomen dat toetsen blijven
hangen en om stof, pluisjes en vuildeeltjes te verwijderen van het toetsenbord.
WAARSCHUWING! Gebruik geen stofzuiger om het toetsenbord schoon te maken. Zo beperkt
u het risico van een elektrische schok en schade aan de interne onderdelen. Een stofzuiger kan
stofdeeltjes op het oppervlak van het toetsenbord achterlaten.
Computer schoonmaken 73
Reizen met de computer of de computer transporteren
Als u de computer wilt meenemen op reis of de computer wilt transporteren, neem dan de volgende
tips in acht om de apparatuur te beschermen.
ā—
Ga als volgt te werk om de computer gereed te maken voor transport:
ā—¦
Maak een back-up van uw gegevens op een externe schijfeenheid.
ā—¦
Verwijder alle schijven en alle externe mediakaarten, zoals digitale opslagkaarten, uit de
computer.
ā—¦
Schakel alle externe apparaten uit en koppel ze vervolgens los.
ā—¦
Verwijder een eventueel medium uit de schijfeenheid voordat u de schijfeenheid uit een
schijfruimte verwijdert.
VOORZICHTIG: voer deze handeling uit voordat u de schijfeenheid transporteert, opbergt
of op reis meeneemt. Op deze manier beperkt u schade aan de computer, schade aan een
schijfeenheid of verlies van gegevens.
ā—¦
Schakel de computer uit.
ā—
Neem een back-up van uw gegevens mee. Bewaar de back-up niet bij de computer.
ā— Als u moet vliegen, neem de computer dan mee als handbagage; geef de computer niet af met
uw overige bagage.
VOORZICHTIG: stel schijfeenheden niet bloot aan magnetische velden. Voorbeelden van
beveiligingsapparatuur met magnetische velden zijn detectiepoortjes op vliegvelden en
detectorstaven. In beveiligingsapparatuur waarmee handbagage wordt gescand, worden
rƶntgenstralen gebruikt in plaats van magnetische velden. Deze beveiligingsapparatuur brengt
geen schade toe aan schijfeenheden.
ā— Als u de computer tijdens een vlucht wilt gebruiken, luister dan naar dan naar mededelingen
tijdens de vlucht waarin wordt aangegeven wanneer u de computer mag gebruiken. Elke
maatschappij heeft eigen regels voor het gebruik van computers tijdens vluchten.
ā—
Verwijder de accu en bewaar deze afzonderlijk als de computer meer dan twee weken niet wordt
gebruikt en niet is aangesloten op een externe voedingsbron.
ā—
Verzend een computer of schijfeenheid in goed beschermend verpakkingsmateriaal. Vermeld op
de verpakking dat het om breekbare apparatuur gaat.
ā— Als op de computer een apparaat voor draadloze communicatie is geĆÆnstalleerd, is het mogelijk
dat het gebruik van dit apparaat in sommige omgevingen aan voorwaarden gebonden is. Dit kan
het geval zijn aan boord van een vliegtuig, in ziekenhuizen, in de buurt van explosieven en op
gevaarlijke locaties. Als u niet zeker weet wat het beleid is voor het gebruik van een bepaald
apparaat, kunt u het beste vooraf toestemming vragen voordat u de computer gebruikt.
ā— Neem de volgende suggesties in acht als u de computer in het buitenland wilt gebruiken:
ā—¦ Informeer naar de douanebepalingen voor computers in de landen of regio's die u gaat
bezoeken.
ā—¦ Controleer de netsnoer- en adaptervereisten voor elke locatie waar u de computer wilt
gebruiken. De netspanning, frequentie en stekkers kunnen per land of regio verschillen.
74 Hoofdstuk 8 Computer onderhouden
WAARSCHUWING! Gebruik voor de computer geen adaptersets die voor andere
apparaten zijn bedoeld, om het risico van een elektrische schok, brand of schade aan de
apparatuur te beperken.
Reizen met de computer of de computer transporteren 75
9 Computer en gegevens beveiligen
Computerbeveiliging is essentieel om de vertrouwelijkheid, integriteit en beschikbaarheid van uw
gegevens te waarborgen. Standaardbeveiligingsvoorzieningen die worden geboden door het
besturingssysteem Windows, applicaties van HP en Setup Utility (BIOS), dat geen deel uitmaakt van
Windows, kunnen de computer beschermen tegen uiteenlopende risico's, zoals virussen, wormen en
andere types schadelijke code.
BELANGRIJK: Mogelijk zijn niet alle in dit hoofdstuk genoemde beveiligingsvoorzieningen
beschikbaar op uw computer.
Computerrisico Beveiligingsvoorziening
Gebruik van de computer door onbevoegden
ā—
Opstartwachtwoord
ā— Vingerafdruklezer
Computervirussen Antivirussoftware
Ongeoorloofde toegang tot gegevens Firewallsoftware
Ongeoorloofde toegang tot de instellingen van Setup Utility
(BIOS) en overige systeemidentificatiegegevens
Beheerderswachtwoord
Huidige of toekomstige bedreigingen van de computer Software-updates
Ongeoorloofde toegang tot Windows-gebruikersaccounts Gebruikerswachtwoord
Ongeoorloofd meenemen van de computer Beveiligingskabelslot
Beveiligingssoftware opzoeken
HP Security Assistant (alleen bepaalde modellen) vormt een startpunt voor snelle toegang tot een
reeks beveiligingsapplicaties die naar taak zijn georganiseerd. In plaats van elke applicatie op te
zoeken via het menu Start en het Configuratiescherm, geeft HP Security Assistant u toegang tot
applicaties voor de volgende beveiligingstaken:
ā—
beveiliging van internet en antivirusbeveiliging instellen;
ā—
back-ups maken van bestanden en bestanden terugzetten;
ā—
wachtwoorden, gebruikersaccounts en ouderlijk toezicht beheren;
ā—
de computer onderhouden en de recentste updates van HP en Windows installeren;
ā—
de vingerafdruklezer instellen (alleen bepaalde modellen).
76 Hoofdstuk 9 Computer en gegevens beveiligen
Om HP Security Assistant te openen, selecteert u Start > Alle programma's > Veiligheid en
bescherming > HP Security Assistant.
Wachtwoorden gebruiken
Een wachtwoord is een groep tekens die u kiest om uw computergegevens te beveiligen en online
transacties te beveiligen. Er kunnen verschillende types wachtwoorden worden ingesteld. Toen u
bijvoorbeeld de computer voor de eerste keer gebruikte, werd u verzocht een gebruikerswachtwoord
te maken ter beveiliging van de computer. Aanvullende wachtwoorden kunnen worden ingesteld in
Windows of in Setup Utility (BIOS) van HP, dat geen deel uitmaakt van Windows en dat vooraf is
geĆÆnstalleerd op de computer.
Wellicht vindt u het handig om hetzelfde wachtwoord te gebruiken voor een voorziening van Setup
Utility (BIOS) en een beveiligingsvoorziening van Windows.
Maak gebruik van de volgende tips voor het maken en opslaan van wachtwoorden:
ā—
Om het risico te beperken dat u geen toegang meer heeft tot bepaalde voorzieningen van de
computer, moet elk wachtwoord worden vastgelegd en op een veilige plaats worden bewaard.
Bewaar de wachtwoorden niet in een bestand op de computer.
ā—
Volg, bij het maken van wachtwoorden, de voorschriften die worden gesteld door het
programma.
ā—
Wijzig uw wachtwoorden minstens Ć©Ć©n keer per drie maanden.
ā—
Een ideaal wachtwoord is lang en bestaat uit letters, leestekens, symbolen en cijfers.
ā—
Voordat u de computer verzendt voor reparatie, maakt u een back-up van uw bestanden.
Verwijder daarna vertrouwelijke bestanden en alle wachtwoordinstellingen.
Als u verdere informatie wilt over Windows-wachtwoorden, bijvoorbeeld een wachtwoord voor de
schermbeveiliging, selecteert u Start > Help en ondersteuning.
Windows-wachtwoorden instellen
Wachtwoord Functie
Gebruikerswachtwoord Beveiligt de toegang tot een Windows-gebruikersaccount. U
kunt de computer ook zodanig instellen dat het
gebruikerswachtwoord nodig is om de slaap- of sluimerstand
te beƫindigen. Raadpleeg
Wachtwoordbeveiliging instellen
voor beƫindigen slaapstand op pagina 48 voor aanvullende
informatie.
Beheerderswachtwoord Beveiligt de toegang tot de inhoud van de computer op
beheerdersniveau.
OPMERKING: met dit wachtwoord krijgt u geen toegang
tot de inhoud van Setup Utility (BIOS).
Wachtwoorden gebruiken 77
Setup Utility (BIOS)-wachtwoorden instellen
Wachtwoord Functie
Beheerderswachtwoord ā— Dit wachtwoord moet worden opgegeven om toegang te
krijgen tot Setup Utility (BIOS).
ā—
Als u het beheerderswachtwoord vergeten bent, kunt u
Setup Utility (BIOS) niet openen.
OPMERKING: het beheerderswachtwoord kan worden
gebruikt in plaats van het opstartwachtwoord.
OPMERKING: dit beheerderswachtwoord is niet hetzelfde
als een beheerderswachtwoord dat is ingesteld in Windows.
Een beheerderswachtwoord wordt niet weergegeven als het
wordt ingesteld, opgegeven, gewijzigd of verwijderd.
OPMERKING: als u het opstartwachtwoord opgeeft bij de
eerste wachtwoordcontrole, voordat het bericht "Press the
ESC key for Startup Menu" (Druk op de Esc-toets voor menu
Opstarten) verschijnt, moet u het beheerderswachtwoord
opgeven om toegang te krijgen tot Setup Utility (BIOS).
Opstartwachtwoord
ā—
Dit wachtwoord moet worden opgegeven wanneer u de
computer inschakelt of opnieuw opstart of wanneer u de
sluimerstand beƫindigt.
ā— als u het opstartwachtwoord vergeet, kunt u de
computer niet meer inschakelen of opnieuw opstarten
en kunt u de slaapstand niet meer beƫindigen.
OPMERKING: het beheerderswachtwoord kan worden
gebruikt in plaats van het opstartwachtwoord.
OPMERKING: een opstartwachtwoord wordt niet
weergegeven als het wordt ingesteld, gewijzigd of
verwijderd.
Ga als volgt te werk om een beheerderswachtwoord of een opstartwachtwoord in te stellen, te
wijzigen of te verwijderen in Setup Utility (BIOS):
1. Open Setup Utility (BIOS) door de computer in te schakelen of opnieuw op te starten. Druk op
esc terwijl het bericht "Press the ESC key for Startup Menu" (Druk op de ESC-toets voor menu
Opstarten) linksonder op het scherm wordt weergegeven.
2. Gebruik de pijltoetsen en volg de instructies op het scherm. Wanneer het menu Startup
(Opstarten) verschijnt, drukt u op f10.
3. Selecteer met de pijltoetsen Security (Beveiliging) en volg de instructies op het scherm.
De voorkeursinstellingen zijn van kracht zodra de computer opnieuw is opgestart.
Vingerafdruklezer gebruiken (alleen bepaalde modellen)
Op bepaalde computermodellen zijn geĆÆntegreerde vingerafdruklezers beschikbaar. Om de
vingerafdruklezer te gebruiken, moet op de computer een gebruikersaccount en een wachtwoord
worden ingesteld. Vervolgens registreert u met de HP SimplePass software een of meer
vingerafdrukken.
78 Hoofdstuk 9 Computer en gegevens beveiligen
Raadpleeg Vertrouwd raken met de computer op pagina 4 voor de locatie van de vingerafdruklezer
op de computer.
HP SimplePass gebruiken
HP SimplePass biedt een eenvoudig te gebruiken interface voor het beveiligen van de computer en
het vereenvoudigen van de manier waarop u zich aanmeldt bij de computer en met wachtwoorden
beveiligde websites. U gebruikt een geregistreerde vingerafdruk om:
ā—
u bij Windows aan te melden;
ā— toegang te krijgen tot websites en andere programma's waarvoor u zich moet aanmelden.
ā— een service voor eenmalige aanmelding in te stellen. U kunt de vingerafdruklezer dan gebruiken
om aanmeldingsgegevens te maken voor alle applicaties waarvoor u een gebruikersnaam en
wachtwoord nodig heeft.
ā—
beveiligde accounts op de computer in te stellen voor meerdere gebruikers.
Raadpleeg de helpfunctie van de software voor meer informatie over HP SimplePass.
Vingerafdrukken vastleggen
U legt als volgt een of meer vingerafdrukken vast met HP SimplePass:
1. Selecteer Start > Alle programma's > Veiligheid en bescherming > HP SimplePass.
2. Heeft u de vingerafdruksensor gevonden? Klik op Ja.
3. Bent u klaar voor registratie? Klik op Ja.
4. Selecteer een vinger.
5. Windows-wachtwoord maken. Voer uw wachtwoord in en bevestig het.
6. Beweeg uw vinger drie keer over de lezer. Er wordt een groene cirkel boven de vinger
weergegeven als de registratie is gelukt. Zo niet, dan verschijnt er een waarschuwingsmelding.
7. Selecteer een andere vinger of klik op > om door te gaan.
8. Klik op Nu registreren of Later registreren.
Herhaal deze stappen voor elke andere gebruiker.
Vastgelegde vingerafdruk gebruiken om u aan te melden bij Windows
U meldt u als volgt aan bij Windows met uw vingerafdruk:
1. Nadat u uw vingerafdrukken heeft vastgelegd, start u Windows opnieuw.
2. Gebruik een van de vingers waarvan u de vingerafdruk heeft vastgelegd om u aan te melden bij
Windows.
Vingerafdruklezer gebruiken (alleen bepaalde modellen) 79
Internetbeveiligingssoftware gebruiken
Wanneer u de computer gebruikt voor toegang tot e-mail, een netwerk of internet, wordt de computer
blootgesteld aan computervirussen, spyware en andere online bedreigingen. Om de computer te
beschermen, kan op de computer vooraf internetbeveiligingssoftware zijn geĆÆnstalleerd met antivirus-
en firewallvoorzieningen. Deze software wordt dan aangeboden als proefversie. Het is noodzakelijk
om beveiligingssoftware regelmatig bij te werken, zodat deze ook bescherming biedt tegen pas
ontdekte virussen en andere veiligheidsrisico's. Wij raden u dringend aan de proefaanbieding te
upgraden of de door u gewenste software aan te schaffen om de computer volledig te beveiligen.
Antivirussoftware gebruiken
Computervirussen kunnen programma's, hulpprogramma's of het besturingssysteem buiten werking
stellen of de werking ervan verstoren. Met antivirussoftware kunnen de meeste virussen worden
opgespoord en vernietigd. In de meeste gevallen kan ook schade die door virussen is aangericht,
worden hersteld.
Voor meer informatie over computervirussen typt u virus in het vak Zoeken van Help en
ondersteuning.
Firewallsoftware gebruiken
Firewalls zijn bedoeld om ongeoorloofde toegang tot een systeem of netwerk te voorkomen. Een
firewall kan software zijn die u op de computer en/of het netwerk installeert, of een combinatie van
hardware en software.
Er zijn twee soorten firewalls waaruit u kunt kiezen:
ā—
hostgebaseerde firewallsoftware die alleen de computer beschermt waarop deze is
geĆÆnstalleerd;
ā—
netwerkgebaseerde firewalls die tussen het ADSL- of kabelmodem en uw thuisnetwerk worden
geĆÆnstalleerd om alle computers in het netwerk te beschermen.
Wanneer een firewall is geĆÆnstalleerd op een systeem, worden alle gegevens die vanaf en naar het
systeem worden verzonden, gecontroleerd en vergeleken met een reeks door de gebruiker
gedefinieerde beveiligingscriteria. Gegevens die niet aan deze criteria voldoen, worden geblokkeerd.
Software-updates installeren
Software van HP, Microsoft Windows en derden die op de computer is geĆÆnstalleerd, moet periodiek
worden bijgewerkt om veiligheidsproblemen op te lossen en de prestaties van de software te
verbeteren. Raadpleeg
Programma's en stuurprogramma's bijwerken op pagina 72 voor meer
informatie.
80 Hoofdstuk 9 Computer en gegevens beveiligen
Windows-beveiligingsupdates installeren
Sinds de computer de fabriek heeft verlaten, zijn er mogelijk updates beschikbaar gekomen voor het
besturingssysteem en andere software. Microsoft verstuurt waarschuwingsberichten over essentiƫle
updates. Installeer alle essentiƫle updates van Microsoft zodra u een waarschuwing ontvangt, om de
computer te beschermen tegen beveiligingslekken en computervirussen.
U zorgt als volgt dat alle beschikbare updates worden geĆÆnstalleerd op de computer:
ā—
Voer Windows Update uit zodra u de computer gebruiksklaar heeft gemaakt. Selecteer Start >
Alle programma's > Windows Update.
ā— Voer Windows Update daarna maandelijks uit.
ā—
Zodra updates van Windows en andere Microsoft-programma's zijn uitgegeven, moeten deze
worden gedownload van de Microsoft-website en via de koppeling Updates in Help en
ondersteuning.
Software-updates van HP en derden installeren
Het verdient aanbeveling periodiek een update uit te voeren van de software en stuurprogramma's
die oorspronkelijk op de computer waren geĆÆnstalleerd. Ga naar
http://www.hp.com/support om de
recentste versies te downloaden. Hier kunt u zich ook aanmelden voor het ontvangen van
automatische updateberichten wanneer nieuwe updates beschikbaar komen.
Als u software van derden heeft geĆÆnstalleerd na de aanschaf van de computer, voert u periodiek een
update van die software uit. Softwarebedrijven voorzien in software-updates van hun producten om
veiligheidsproblemen op te lossen en de functionaliteit van de software te verbeteren.
Draadloos netwerk beveiligen
Schakel bij het installeren van een draadloos netwerk altijd de veiligheidsvoorzieningen in.
Raadpleeg
Draadloos netwerk beveiligen op pagina 24 voor meer informatie.
Back-up maken van applicaties en gegevens
Maak periodiek een back-up van uw applicaties en gegevens om te voorkomen dat ze definitief
verloren gaan of beschadigd raken door een virusaanval of niet-werkende software of hardware.
Raadpleeg
Back-ups maken, herstellen en bestanden terugzetten op pagina 86 voor meer
informatie.
Draadloos netwerk beveiligen 81
Optioneel beveiligingskabelslot gebruiken
Van een beveiligingskabelslot, dat afzonderlijk moet worden aangeschaft, moet op de eerste plaats
een ontmoedigingseffect uitgaan. Deze voorziening kan echter niet voorkomen dat de computer
verkeerd wordt gebruikt of wordt gestolen. Beveiligingskabelsloten vormen slechts Ć©Ć©n onderdeel van
een volledige beveiligingsoplossing die moet worden geĆÆmplementeerd om de kans op diefstal te
minimaliseren.
Het bevestigingspunt voor de beveiligingskabel op de computer kan er iets anders uitzien dan op de
afbeelding in dit gedeelte. Raadpleeg
Vertrouwd raken met de computer op pagina 4 voor de plaats
van het bevestigingspunt voor het beveiligingskabelslot.
1. Leg het beveiligingskabelslot om een stevig verankerd voorwerp heen.
2. Steek de sleutel (1) in het beveiligingskabelslot (2).
3. Steek het beveiligingskabelslot in het bevestigingspunt voor de beveiligingskabel op de
computer (3) en vergrendel het kabelslot met de sleutel.
4. Haal de sleutel uit het slot en bewaar deze op een veilige plaats.
82 Hoofdstuk 9 Computer en gegevens beveiligen
10 Setup Utility (BIOS) en
Systeemdiagnose gebruiken
Setup Utility, ook wel Basic Input/Output System (BIOS) genoemd, regelt de communicatie tussen
alle invoer- en uitvoerapparaten in het systeem (zoals schijfeenheden, het beeldscherm, het
toetsenbord, de muis en de printer). Setup Utility (BIOS) bevat instellingen voor de soorten apparaten
die zijn geĆÆnstalleerd, voor de opstartvolgorde van de computer en voor de hoeveelheid
systeemgeheugen en uitbreidingsgeheugen.
Setup Utility (BIOS) starten
U start Setup Utility (BIOS) als volgt:
1. Zet de computer aan of start deze opnieuw op en druk op esc wanneer het bericht "Press the
ESC key for Startup Menu" (Druk op de ESC-toets voor menu Opstarten) onder aan het scherm
verschijnt.
2. Druk op f10 om Setup Utility (BIOS) te openen.
Informatie over navigeren in Setup Utility (BIOS) wordt onder op het scherm weergegeven.
OPMERKING: wees uiterst voorzichtig met het aanbrengen van wijzigingen in Setup Utility (BIOS).
Fouten kunnen ertoe leiden dat de computer niet meer goed functioneert.
BIOS-update uitvoeren
Mogelijk zijn op de website van HP bijgewerkte versies van het BIOS beschikbaar.
De meeste BIOS-updates op de website van HP zijn ingepakt in gecomprimeerde bestanden die
SoftPaqs worden genoemd.
Sommige downloadpakketten bevatten een bestand met de naam Readme.txt. Dit bestand bevat
informatie over de installatie en het oplossen van problemen.
Setup Utility (BIOS) starten 83
BIOS-versie vaststellen
Als u wilt vaststellen of er een recentere BIOS-versie beschikbaar is voor de computer, moet u weten
welke versie van het systeem-BIOS momenteel is geĆÆnstalleerd.
Informatie over de BIOS-versie (ook wel ROM-datum of systeem-BIOS) genoemd) kunt u weergeven
door te drukken op fn+esc (als Microsoft Windows al is gestart) of door Setup Utility (BIOS) te
gebruiken.
1. Start Setup Utility (BIOS).
2. Selecteer met de pijltoetsen Main (Hoofdmenu).
3. Om Setup Utility (BIOS) af te sluiten zonder uw wijzigingen op te slaan, gebruikt u de Tab-toets
en de pijltoetsen om Exit (Afsluiten) > Exit Discarding Changes (Afsluiten en wijzigingen
niet opslaan) te selecteren. Druk daarna op enter.
BIOS-update downloaden
VOORZICHTIG: om het risico van schade aan de computer of een mislukte installatie te beperken,
downloadt en installeert u een BIOS-update alleen terwijl de computer met de netvoedingsadapter is
aangesloten op een betrouwbare externe voedingsbron. Download of installeer een BIOS-update niet
wanneer de computer op accuvoeding werkt of wanneer de computer is aangesloten op een
optioneel dockingapparaat of een optionele voedingsbron. Volg de onderstaande instructies tijdens
het downloaden en installeren:
Schakel de stroomvoorziening van de computer niet uit door de stekker van het netsnoer uit het
stopcontact te halen.
Sluit de computer niet af en activeer de slaapstand of de sluimerstand niet.
Zorg dat u geen apparaten, kabels of snoeren plaatst, verwijdert, aansluit of loskoppelt.
1. Selecteer Start > Help en ondersteuning > Onderhoud.
2. Volg de instructies op het scherm om de computer te selecteren en de BIOS-update te zoeken
die u wilt downloaden.
3. Voer in de downloadsectie de volgende stappen uit:
a. Zoek de BIOS-update die recenter is dan de BIOS-versie die momenteel op de computer is
geĆÆnstalleerd. Noteer de datum, naam of andere informatie waaraan u de update kunt
herkennen. Aan de hand van deze gegevens kunt u de update terugvinden nadat deze
naar de vaste schijf is gedownload.
b. Volg de instructies op het scherm om uw selectie te downloaden naar de vaste schijf.
Noteer het pad naar de locatie op de vaste schijf waarnaar de BIOS-update wordt
gedownload. U heeft dit pad nodig wanneer u klaar bent om de update te installeren.
OPMERKING: als de computer is aangesloten op een netwerk, raadpleegt u de
netwerkbeheerder voordat u software-updates installeert, vooral als het gaat om updates van
het systeem-BIOS.
84 Hoofdstuk 10 Setup Utility (BIOS) en Systeemdiagnose gebruiken
De procedures voor de installatie van BIOS-updates kunnen verschillen. Volg de instructies die op
het scherm verschijnen nadat het downloaden is voltooid. Als er geen instructies verschijnen, gaat u
als volgt te werk:
1. Open Windows Verkenner door Start > Computer te selecteren.
2. Dubbelklik op de aanduiding van de vasteschijfeenheid. De vasteschijfaanduiding is gewoonlijk
Lokaal station (C:).
3. Maak gebruik van het eerder genoteerde pad en open de map op de vaste schijf die de update
bevat.
4. Dubbelklik op het bestand met de extensie .exe (bijvoorbeeld bestandsnaam.exe).
De installatie van het BIOS begint.
5. Volg de instructies op het scherm om de installatie te voltooien.
OPMERKING: nadat op het scherm is aangegeven dat de installatie is geslaagd, kunt u het
gedownloade bestand van de vaste schijf verwijderen.
Systeemdiagnose gebruiken
Met Systeemdiagnose kunt u diagnostische tests uitvoeren om vast te stellen of de hardware van de
computer correct functioneert.
U start Systeemdiagnose als volgt:
1. Zet de computer aan of start de computer opnieuw op. Druk op esc terwijl het bericht "Press the
ESC key for Startup Menu" (Druk op de ESC-toets voor menu Opstarten) linksonder op het
scherm wordt weergegeven. Wanneer het menu Startup (Opstarten) verschijnt, drukt u op f2.
2. Klik op de diagnosetest die u wilt uitvoeren en volg de instructies op het scherm.
OPMERKING: als u een diagnosetest die wordt uitgevoerd wilt stoppen, drukt u op esc.
Systeemdiagnose gebruiken 85
11 Back-ups maken, herstellen en
bestanden terugzetten
De computer is voorzien van hulpmiddelen die het besturingssysteem en HP bieden om u te helpen
uw informatie te beschermen en indien nodig te herstellen.
Back-ups maken
1. Gebruik Recovery Manager om meteen nadat u de computer gebruiksklaar heeft gemaakt, een
set herstelschijven te maken.
2. Maak systeemherstelpunten voordat u hardware en softwareprogramma's toevoegt.
3. Maak als u foto's, video's, muziek en andere persoonlijke bestanden toevoegt, een back-up van
uw systeem en persoonlijke bestanden.
Herstelmedia maken voor het herstellen van het originele systeem
U wordt aangeraden om met HP Recovery Manager een set herstelschijven of een herstel-flashdrive
te maken zodra u de computer gebruiksklaar heeft gemaakt. U heeft deze herstelschijven of herstel-
flashdrive nodig om het systeem te herstellen als de vaste schijf beschadigd raakt. Met een
systeemherstelactie wordt het originele besturingssysteem opnieuw geĆÆnstalleerd, waarna de
instellingen van standaardprogramma's worden geconfigureerd.
Wat u moet weten
ā— U kunt slechts Ć©Ć©n set herstelmedia maken. Wees voorzichtig met deze herstelmiddelen en
bewaar ze op een veilige plaats.
ā— HP Recovery Manager onderzoekt de computer en bepaalt de benodigde opslagcapaciteit voor
de flashdrive of het benodigde aantal lege dvd-schijven.
Gebruik dvd-r-, dvd+r-, dvd-r dl of dvd+r dl-schijven of een flashdrive. Gebruik geen lees/schrijf-
schijven zoals cdĀ±rw, dvdĀ±rw, dubbellaags dvdĀ±rw en bd-re (herschrijfbare Blu-ray-schijven);
deze zijn niet compatibel met de HP Recovery Manager software.
ā—
Als de computer geen geĆÆntegreerde optischeschijfeenheid heeft, kunt u een (afzonderlijk aan te
schaffen) optionele externe optischeschijfeenheid gebruiken om herstelschijven te maken of
kunt u herstelschijven voor de computer aanvragen via de website van HP. Als u gebruikmaakt
van een externe optischeschijfeenheid, moet die worden aangesloten op een USB-poort van de
computer, niet op een USB-poort van een ander extern apparaat, zoals een USB-hub.
ā— Zorg ervoor dat de computer is aangesloten op een netvoedingsbron voordat u de herstelmedia
maakt.
86 Hoofdstuk 11 Back-ups maken, herstellen en bestanden terugzetten
ā—
Dit proces kan een uur of langer duren. Onderbreek het proces niet.
ā—
Bewaar de herstelmedia op een veilige plek uit de buurt van de computer.
ā—
U kunt het programma eventueel afsluiten voordat u klaar bent met het maken van herstelmedia.
De volgende keer dat u HP Recovery Manager opent, wordt u verzocht door te gaan met het
proces.
Herstelmedia maken
1. Selecteer Start en typ recovery (herstel) in het zoekveld. Selecteer Recovery Manager in de
lijst. Laat de actie doorgaan als u hierom wordt gevraagd.
2. Klik op Herstelmedia maken.
3. Volg de instructies op het scherm om door te gaan.
Raadpleeg
Oorspronkelijke systeem herstellen met HP Recovery Manager op pagina 90 voor meer
informatie over het herstellen van het systeem.
Systeemherstelpunten maken
Een systeemherstelpunt is een 'momentopname' van de vaste schijf dat op een bepaald tijdstip door
Windows Systeemherstel wordt opgeslagen. Een herstelpunt bevat gegevens, zoals
registerinstellingen, waarvan Windows gebruiktmaakt. Door een eerdere staat van het systeem te
herstellen, kunt u wijzigingen terugdraaien die zijn aangebracht vanaf het moment dat het herstelpunt
werd gemaakt.
Als u een eerdere staat van het systeem herstelt, heeft dat geen invloed op gegevensbestanden die
zijn opgeslagen of e-mailberichten die zijn gemaakt sinds het laatste herstelpunt. Het heeft wel
invloed op door u geĆÆnstalleerde software.
Als u bijvoorbeeld een foto van een digitale camera downloadt en vervolgens de computer in de staat
van de vorige dag herstelt, blijft de foto op de computer staan.
Als u echter fotobeheersoftware installeert en vervolgens de computer herstelt in de staat waarin die
zich de vorige dag bevond, wordt de software verwijderd en kunt u de software niet gebruiken.
Wat u moet weten
ā— Als u het systeem heeft hersteld naar een herstelpunt en van gedachten verandert, kunt u de
herstelactie ongedaan maken.
ā— Maak systeemherstelpunten in de volgende situaties:
ā—¦ voordat u software of hardware toevoegt of wijzigt;
ā—¦
op gezette tijden wanneer de computer normaal functioneert.
ā—
Windows Systeemherstel slaat ook extra kopieƫn op van bestanden die zijn gewijzigd sinds het
laatste gemaakte herstelpunt. Raadpleeg Help en ondersteuning voor meer informatie over het
gebruik van extra kopieƫn.
Back-ups maken 87
Systeemherstelpunt maken
1. Selecteer Start > Configuratiescherm > Systeem en beveiliging > Systeem.
2. Klik in het linkerdeelvenster op Systeembeveiliging.
3. Klik op het tabblad Systeembeveiliging.
4. Klik op Maken en volg de instructies op het scherm.
Raadpleeg
Eerdere status van het systeem herstellen op pagina 90 voor informatie over het
herstellen van het systeem.
Back-ups van het systeem en persoonlijke gegevens maken
Op de computer bevinden zich voor u belangrijke gegevens zoals bestanden, e-mails en foto's. U wilt
die gegevens uiteraard behouden, zelfs als u per ongeluk een virus downloadt of het systeem niet
meer goed werkt. Hoe volledig u uw bestanden kunt herstellen, hang af van de recentheid van uw
laatste back-up. Als u nieuwe software en gegevensbestanden toevoegt, blijf dan periodiek back-ups
maken.
Tips voor het maken van een succesvolle back-up
ā—
Nummer elke back-upschijf voordat u deze in de optischeschijfeenheid plaatst.
ā—
Sla persoonlijke bestanden op in de bibliotheken Documenten, Muziek, Afbeeldingen en Video's
en maak hiervan regelmatig een back-up.
ā—
Sla aangepaste instellingen in een venster, werkbalk of menubalk op door een schermafdruk
van de instellingen te maken. Een schermafdruk kan veel tijd besparen als u uw voorkeuren
opnieuw moet instellen.
U maakt als volgt een schermafdruk:
1. Geef het scherm weer dat u wilt opslaan.
2. Kopieer de inhoud van het scherm:
Als u alleen het actieve venster wilt kopiƫren, drukt u op alt+prt sc.
Als u het volledige scherm wilt kopiƫren, drukt u op prt sc.
3. Open een tekstverwerkingsdocument of een grafisch bewerkingsprogramma en selecteer
Bewerken > Plakken. De schermafdruk wordt toegevoegd aan het document.
4. Sla het document op en druk het af.
Wat u moet weten
ā— U kunt een back-up maken van uw gegevens op een optionele externe vaste schijf, een
flashdrive, een netwerkschijfeenheid of schijven.
ā—
Sluit de computer tijdens het maken van een back-up aan op een netvoedingsbron.
ā— Neem voldoende tijd om het back-upproces te voltooien. Afhankelijk van de grootte van de
bestanden kan dit meer dan een uur in beslag nemen.
88 Hoofdstuk 11 Back-ups maken, herstellen en bestanden terugzetten
ā—
Controleer de hoeveelheid vrije ruimte op het opslagapparaat voor de back-up voordat u het
back-upproces start.
ā—
Maak back-ups in de volgende situaties:
ā—¦
voordat u software of hardware toevoegt of wijzigt;
ā—¦
voordat de computer wordt gerepareerd of hersteld;
ā—¦
periodiek, om er zeker van te zijn dat u over recente kopieƫn van uw persoonlijke gegevens
beschikt;
ā—¦
na het toevoegen van veel bestanden, bijvoorbeeld als u video's van een verjaardag heeft
opgeslagen;
ā—¦
voordat u antivirussoftware gebruikt voor het verwijderen van een kwaadaardig programma;
ā—¦
na het toevoegen van gegevens die moeilijk te vervangen zijn, zoals afbeeldingen, video's,
muziek, projectbestanden of gegevensrecords.
Back-up maken met het hulpprogramma Back-up en terugzetten van Windows
Met het hulpprogramma Back-up en terugzetten van Windows kunt u back-ups maken van
bestanden. U kunt het back-upniveau selecteren, van afzonderlijke mappen tot schijfeenheden. De
back-ups worden gecomprimeerd om ruimte te besparen. Ga als volgt te werk om een back-up te
maken:
1. Selecteer Start > Configuratiescherm > Systeem en beveiliging > Back-up maken en
terugzetten.
2. Volg de instructies op het scherm om een back-up te plannen en te maken.
OPMERKING: Windows bevat de functie Gebruikersaccountbeheer om de beveiliging van de
computer te verbeteren. Mogelijk wordt om uw toestemming of wachtwoord gevraagd bij taken als het
installeren van software, het uitvoeren van hulpprogramma's of het wijzigen van Windows-
instellingen. Raadpleeg Help en ondersteuning voor meer informatie.
Raadpleeg Specifieke bestanden herstellen met Back-up en terugzetten van Windows
op pagina 90 voor informatie over het herstellen van het systeem.
Back-ups maken 89
Herstellen en terugzetten
Eerdere status van het systeem herstellen
Het kan voorkomen dat de computer of Windows zich onvoorspelbaar gedraagt na het installeren van
een softwareprogramma. Meestal kunt u dit probleem oplossen door de software te verwijderen. Als
de problemen zich blijven voordoen na het verwijderen van de software, kunt u de computer
terugzetten naar een eerder systeemherstelpunt (op een eerdere datum en tijd gemaakt).
Ga als volgt te werk om terug te gaan naar een eerder systeemherstelpunt waarop de computer
correct werkte:
1. Selecteer Start > Configuratiescherm > Systeem en beveiliging > Systeem.
2. Klik in het linkerdeelvenster op Systeembeveiliging.
3. Klik op het tabblad Systeembeveiliging.
4. Klik op Systeemherstel en volg de instructies op het scherm.
Specifieke bestanden herstellen
Als bestanden per ongeluk van de vaste schijf worden verwijderd en niet meer via de Prullenbak
kunnen worden hersteld, of als bestanden beschadigd raken, is het herstellen van specifieke
bestanden nuttig. Het herstellen van specifieke bestanden is ook zinvol als u er ooit voor zou kiezen
om het oorspronkelijke systeem te herstellen met HP Recovery Manager. U kunt alleen specifieke
bestanden herstellen waarvan u eerder een back-up heeft gemaakt.
Specifieke bestanden herstellen met Back-up en terugzetten van Windows
Met het hulpprogramma Back-up en terugzetten van Windows kunt u bestanden terugzetten waarvan
een back-up is gemaakt:
1. Selecteer Start > Configuratiescherm > Systeem en beveiliging > Back-up maken en
terugzetten.
2. Volg de instructies op het scherm om de back-up terug te zetten.
OPMERKING: Windows bevat de functie Gebruikersaccountbeheer om de beveiliging van de
computer te verbeteren. Mogelijk wordt om uw toestemming of wachtwoord gevraagd bij taken als het
installeren van software, het uitvoeren van hulpprogramma's of het wijzigen van Windows-
instellingen. Raadpleeg Help en ondersteuning voor meer informatie.
Oorspronkelijke systeem herstellen met HP Recovery Manager
Met HP Recovery Manager herstelt u de computer in de oorspronkelijke fabriekstoestand.
90 Hoofdstuk 11 Back-ups maken, herstellen en bestanden terugzetten
Wat u moet weten
ā—
HP Recovery Manager herstelt alleen software die in de fabriek is geĆÆnstalleerd. Voor software
die niet bij deze computer is meegeleverd, moet de software worden gedownload van de
website van de fabrikant of moet de software opnieuw worden geĆÆnstalleerd vanaf de schijf die
door de fabrikant is geleverd.
ā—
Een systeemherstelactie moet worden gebruikt als laatste redmiddel om computerproblemen op
te lossen. Als u deze herstelpunten (zie
Eerdere status van het systeem herstellen
op pagina 90) en gedeeltelijke herstelacties (zie Specifieke bestanden herstellen op pagina 90)
nog niet heeft geprobeerd, probeert u deze voordat u HP Recovery Manager gebruikt om het
systeem te herstellen.
ā—
Een systeemherstelactie moet worden uitgevoerd als de vaste schijf van de computer niet meer
werkt of als alle pogingen om problemen met computerfuncties op te lossen mislukken.
ā—
Als de herstelmedia niet werken, kunt u herstelschijven voor uw systeem aanvragen op de
website van HP.
ā—
De optie Herstel met geminimaliseerde image wordt alleen aanbevolen voor ervaren gebruikers.
Alle hardwaregerelateerde stuurprogramma's en software worden opnieuw geĆÆnstalleerd, andere
softwareapplicaties echter niet. Onderbreek het proces niet tot het voltooid is. Doet u dat toch,
dan mislukt het herstellen.
Herstellen middels de HP herstelpartitie (alleen bepaalde modellen)
Met de HP herstelpartitie (alleen bepaalde modellen) kunt u het systeem herstellen zonder dat u
herstelschijven of een herstel-flashdrive nodig heeft. Dit type herstelactie mag alleen worden gebruikt
als de vaste schijf nog werkt.
U controleert als volgt of er een herstelpartitie aanwezig is: selecteer Start, klik met de
rechtermuisknop op Computer, en selecteer > Beheren > Schijfbeheer. Als de herstelpartitie
aanwezig is, staat er een herstelschijfeenheid vermeld in het venster.
OPMERKING: als de computer niet met een herstelpartitie is geleverd, zijn er herstelschijven
meegeleverd.
1. Open HP Recovery Manager op een van de volgende manieren:
ā—
Selecteer Start en typ recovery (herstel) in het zoekveld. Selecteer Recovery Manager
in de lijst.
ā€“ of ā€“
ā—
Zet de computer aan of start deze opnieuw op en druk op esc wanneer het bericht "Press
the ESC key for Startup Menu" (Druk op de ESC-toets voor menu Opstarten) onder aan het
scherm verschijnt. Druk vervolgens op f11 terwijl "F11 (System Recovery)" (F11
Systeemherstel) op het scherm wordt weergegeven.
2. Klik op Systeemherstel in het venster HP Recovery Manager.
3. Volg de instructies op het scherm.
Herstellen en terugzetten 91
Herstellen met behulp van de herstelmedia
1. Maak indien mogelijk een back-up van al uw persoonlijke bestanden.
2. Plaats de eerste herstelschijf in de optischeschijfeenheid van de computer of in een optionele
externe optischeschijfeenheid en start de computer opnieuw op.
ā€“ of ā€“
Plaats de herstel-flashdrive in een USB-poort van de computer en start de computer opnieuw
op.
OPMERKING: als de computer niet automatisch opnieuw opstart in HP Recovery Manager,
wijzigt u de opstartvolgorde van de computer. Raadpleeg
Opstartvolgorde van de computer
wijzigen op pagina 92.
3. Druk op f9 tijdens het opstarten van het systeem.
4. Selecteer de optischeschijfeenheid of de flashdrive.
5. Volg de instructies op het scherm.
Opstartvolgorde van de computer wijzigen
U wijzigt de opstartvolgorde voor herstelschijven als volgt:
1. Start de computer opnieuw op.
2. Druk op esc terwijl de computer opnieuw opstart en druk daarna op f9 voor opstartopties.
3. Selecteer Interne cd/dvd-rom-drive in het venster met opstartopties.
U wijzigt de opstartvolgorde voor een herstel-flashdrive als volgt:
1. Plaats de flashdrive in een USB-poort.
2. Start de computer opnieuw op.
3. Druk op esc terwijl de computer opnieuw opstart en druk daarna op f9 voor opstartopties.
4. Selecteer de flashdrive in het venster met opstartopties.
92 Hoofdstuk 11 Back-ups maken, herstellen en bestanden terugzetten
12 Specificaties
Ingangsvermogen
De gegevens over elektrische voeding in dit gedeelte kunnen van pas komen als u internationaal wilt
reizen met de computer.
De computer werkt op gelijkstroom, die kan worden geleverd via netvoeding of via een voedingsbron
voor gelijkstroom. De netvoedingsbron moet 100-240 V, 50-60 Hz als nominale specificaties hebben.
Hoewel de computer kan worden gevoed via een aparte gelijkstroomvoedingsbron, wordt u dringend
aangeraden de computer alleen aan te sluiten via een netvoedingsadapter of een gelijkstroombron
die door HP is geleverd en goedgekeurd voor gebruik met deze computer.
De computer is geschikt voor gelijkstroom binnen de volgende specificaties. Netspanning in bedrijf en
werkstroom verschillen per platform.
Ingangsvermogen Capaciteit
Netspanning in bedrijf en werkstroom 18,5 V gelijkstroom bij 3,5 A ā€“ 65 W
19 V gelijkstroom bij 4,74 A ā€“ 90 W
18,5 V gelijkstroom bij 6,5 A ā€“ 120 W
19,5 V gelijkstroom bij 3,33 A ā€“ 65 W
19,5 V gelijkstroom bij 4,62 A ā€“ 90 W
19,5 V gelijkstroom bij 6,15 A ā€“ 120 W
Gelijkstroomstekker van externe HP
voeding
OPMERKING: dit product is ontworpen voor IT-elektriciteitsnetten in Noorwegen met een fase-
fasespanning van maximaal 240 V wisselspanning.
OPMERKING: de bedrijfsspanning en werkstroom van de computer vindt u op het label met
kennisgevingen.
Ingangsvermogen 93
Omgevingsvereisten
Factor Metrisch VS
Temperatuur
In bedrijf 5Ā°C tot 35Ā°C 41Ā°F tot 95Ā°F
Buiten bedrijf -20Ā°C tot 85Ā°C -4Ā°F tot 185Ā°F
Relatieve luchtvochtigheid (zonder condensatie)
In bedrijf 5% tot 95% 5% tot 95%
Buiten bedrijf 5% tot 95% 5% tot 95%
Maximale hoogte (zonder drukcabine)
In bedrijf -15 m tot 3.048 m -50 ft tot 10.000 ft
Buiten bedrijf -15 m tot 15.240 m -50 ft tot 50.000 ft
94 Hoofdstuk 12 Specificaties
13 Problemen oplossen en ondersteuning
ā— Problemen oplossen
ā—
Contact opnemen met de klantenondersteuning
95
Problemen oplossen
Problemen met schijfeenheid
Ga als volgt te werk als de lade niet normaal opengaat:
1. Steek het uiteinde van een paperclip in de ontgrendelingsopening (1) in het voorpaneel van de
schijfeenheid.
2. Druk voorzichtig op de paperclip om de lade te ontgrendelen en trek de lade vervolgens zo ver
mogelijk uit (2).
3. Verwijder de schijf (3) uit de lade door voorzichtig op de as te drukken terwijl u de schijf aan de
randen optilt. Houd de schijf bij de randen vast en raak het oppervlak niet aan.
OPMERKING: als de lade niet volledig kan worden uitgetrokken, houdt u de schijf voorzichtig
enigszins schuin bij het verwijderen.
4. Sluit de lade en berg de schijf op in het bijbehorende doosje.
Problemen met draadloze verbinding
Enkele mogelijke oorzaken van problemen met draadloze verbindingen zijn:
ā—
Het apparaat voor draadloze communicatie is niet ingeschakeld.
ā—
Een apparaat voor draadloze communicatie is niet correct geĆÆnstalleerd of is uitgeschakeld.
ā— Signalen van het apparaat voor draadloze communicatie worden verstoord door andere
apparaten.
ā—
Er is een storing opgetreden in een apparaat voor draadloze communicatie of een router.
96 Hoofdstuk 13 Problemen oplossen en ondersteuning
OPMERKING: draadloze netwerkapparaten worden slechts bij bepaalde computermodellen
meegeleverd. Als draadloos netwerken niet voorkomt in de lijst met voorzieningen op de
oorspronkelijke computerverpakking, kunt u de computer van deze mogelijkheid voorzien door een
apparaat voor draadloze communicatie aan te schaffen.
Kan geen verbinding maken met een WLAN
Als het niet lukt verbinding te maken met een WLAN, controleert u of het geĆÆntegreerde WLAN-
apparaat is ingeschakeld en correct is geĆÆnstalleerd op de computer.
1. Als het lampje voor draadloze communicatie uit is of oranje brandt, drukt u op de knop,
schakelaar of toets voor draadloze communicatie om het apparaat voor draadloze communicatie
in te schakelen.
2. Probeer vervolgens om opnieuw verbinding te maken met het WLAN.
Volg onderstaande stappen als u nog steeds geen verbinding met het WLAN kunt maken.
1. Selecteer Start > Configuratiescherm > Systeem en beveiliging.
2. Klik bij Systeem op Apparaatbeheer.
3. Klik op de pijl naast Netwerkadapters om de lijst uit te vouwen, zodat alle netwerkadapters
worden weergegeven.
4. Zoek het WLAN-apparaat op in de lijst Netwerkadapters. De vermelding van een WLAN-
apparaat bevat de term draadloos, wireless, draadloos LAN, WLAN of 802.11.
Als geen WLAN-apparaat wordt weergegeven, is de computer niet voorzien van een
geĆÆntegreerd WLAN-apparaat of is het stuurprogramma voor het WLAN niet correct
geĆÆnstalleerd.
Raadpleeg de koppelingen naar websites in Help en ondersteuning voor meer informatie over het
oplossen van problemen met WLAN's.
Kan geen verbinding maken met een voorkeursnetwerk
Mogelijk kunt u geen verbinding maken met een voorkeursnetwerk omdat het een beveiligd WLAN
betreft. U moet over de beveiligingscode beschikken om verbinding te kunnen maken met dit type
WLAN. Zie het volgende gedeelte voor meer informatie.
Als het invoeren van een beveiligingscode niet het probleem is, heeft u wellicht te maken met een
verstoorde WLAN-verbinding. Vaak kan Windows een verstoorde WLAN-verbinding automatisch
herstellen.
ā—
Als zich in het systeemvak aan de rechterkant van de taakbalk een netwerkpictogram bevindt,
klikt u met de rechtermuisknop op het pictogram en klikt u daarna op Problemen oplossen.
Windows reset het netwerkapparaat en probeert opnieuw verbinding te maken met een van de
voorkeursnetwerken.
ā—
Als zich in het systeemvak geen netwerkstatuspictogram bevindt, gaat u als volgt te werk:
1. Start > Configuratiescherm > Netwerk en internet > Netwerkcentrum.
2. Klik op Problemen oplossen en selecteer het netwerk dat u wilt herstellen.
Problemen oplossen 97
Actuele netwerkbeveiligingscodes zijn niet beschikbaar
Als er wordt gevraagd om een beveiligingscode (of netwerksleutel) of een naam (SSID) wanneer u
verbinding maakt met een draadloos netwerk, is het netwerk beveiligd. Om verbinding te kunnen
maken met een beveiligd netwerk, moet u over de juiste codes beschikken. De SSID en de
beveiligingscode zijn alfanumerieke codes die u op uw computer invoert, zodat de computer door het
netwerk wordt herkend.
ā—
Voor een netwerk dat is verbonden met uw persoonlijke draadloze router, raadpleegt u de
gebruikershandleiding bij de router voor instructies aangaande het instellen van dezelfde codes
op de router en het WLAN-apparaat.
ā—
Voor een particulier netwerk, zoals een netwerk in een kantoor of in een openbare internet-
chatruimte, neemt u contact op met de netwerkbeheerder voor de juiste codes, en voert u de
codes in wanneer hierom wordt gevraagd.
Sommige netwerken wijzigen de SSID of netwerksleutels voor hun routers of toegangspunten
periodiek om de veiligheid te verbeteren. Als dat het geval is, wijzigt u de corresponderende
codes in uw computer dienovereenkomstig.
Als u nieuwe sleutels en een nieuwe SSID heeft ontvangen voor een netwerk en u eerder was
verbonden met dat netwerk, gaat u als volgt te werk om verbinding te maken met het netwerk:
1. Selecteer Start > Configuratiescherm > Netwerk en internet > Netwerkcentrum.
2. Klik in het linkerdeelvenster op Draadloze netwerken beheren.
Er verschijnt een lijst met de beschikbare draadloze netwerken. Als u zich op een hotspot
bevindt met meerdere actieve draadloze netwerken, krijgt u meerdere netwerken te zien.
3. Selecteer het netwerk in de lijst, klik met de rechtermuisknop op het netwerk en klik op
Eigenschappen.
OPMERKING: als het gewenste netwerk niet wordt weergegeven, raadpleegt u de
netwerkbeheerder om te controleren of de router of het toegangspunt wel actief is.
4. Klik op het tabblad Beveiliging en geef de juiste coderingsgegevens voor draadloze
communicatie op in het vak Netwerkbeveiligingssleutel.
5. Klik op OK om deze instellingen op te slaan.
WLAN-verbinding is erg zwak
Als de verbinding zeer zwak is, of als uw computer geen verbinding met een WLAN kan maken, kunt
u als volgt de interferentie (storende signalen) van andere apparatuur minimaliseren:
ā—
Verplaats uw computer dichter naar de draadloze router of het toegangspunt.
ā—
Schakel apparaten zoals een magnetron, draadloze telefoon of mobiele telefoon tijdelijk uit, om
storing door andere apparaten te voorkomen.
98 Hoofdstuk 13 Problemen oplossen en ondersteuning
Als de verbinding niet beter wordt, kunt u proberen om alle verbindingswaarden op het apparaat
opnieuw in te stellen:
1. Selecteer Start > Configuratiescherm > Netwerk en internet > Netwerkcentrum.
2. Klik in het linkerdeelvenster op Draadloze netwerken beheren.
Er verschijnt een lijst met de beschikbare draadloze netwerken. Als u zich op een hotspot
bevindt met meerdere actieve draadloze netwerken, krijgt u meerdere netwerken te zien.
3. Klik op een netwerk en klik op Verwijderen.
Kan geen verbinding maken met de draadloze router
Als u tevergeefs verbinding probeert te maken met de draadloze router, reset u de draadloze router
door de router gedurende 10 tot 15 seconden uit te zetten.
Als de computer nog geen verbinding maakt met het draadloze netwerk, start u de draadloze router
opnieuw op. Raadpleeg de instructies van de routerfabrikant voor meer informatie.
Netwerkstatuspictogram wordt niet weergegeven
Als het pictogram van de netwerkstatus niet wordt weergegeven in het systeemvak nadat u het
WLAN heeft geconfigureerd, betekent dit dat het softwarestuurprogramma ontbreekt of beschadigd
is. Mogelijk wordt ook een Windows-foutbericht weergegeven dat een apparaat niet is gevonden.
Installeer het stuurprogramma opnieuw.
Download de nieuwste versie van de software en stuurprogramma's voor het WLAN-apparaat voor
uw computer van de website van HP op
http://www.hp.com. Als u het door u gebruikte WLAN-
apparaat afzonderlijk heeft aangeschaft, raadpleegt u de website van de fabrikant voor de nieuwste
software.
Ga als volgt te werk om de nieuwste versie van de software voor het WLAN-apparaat in de computer
op te halen:
1. Open een internetbrowser en ga naar
http://www.hp.com/support.
2. Selecteer uw land of regio.
3. Klik op de optie voor het downloaden van software en stuurprogramma's en typ het nummer van
uw computermodel in het zoekvak.
4. Druk op enter en volg de instructies op het scherm.
OPMERKING: als u het door u gebruikte WLAN-apparaat afzonderlijk heeft aangeschaft,
raadpleegt u de website van de fabrikant voor de nieuwste software.
Problemen met audio
U controleert de audiofuncties van de computer als volgt:
1. Selecteer Start > Configuratiescherm > Hardware en geluiden > Geluid.
2. Wanneer het venster Geluid verschijnt, klikt u op het tabblad Geluiden. Selecteer onder
Programmagebeurtenissen de gewenste vorm van geluid, zoals een pieptoon of een
alarmsignaal, en klik op de knop Testen.
Als het goed is, hoort u het geluid door de luidsprekers of de aangesloten hoofdtelefoon.
Problemen oplossen 99
U controleert de opnamefuncties van de computer als volgt:
1. Selecteer Start > Alle programma's > Bureau-accessoires > Geluidsrecorder.
2. Klik op Begin met opnemen en spreek in de microfoon. Sla het bestand op het bureaublad op.
3. Open een multimediaprogramma en speel het geluid af.
Selecteer Start > Configuratiescherm > Hardware en geluiden > Geluid om de audio-instellingen
van de computer te bevestigen of te wijzigen.
Problemen met energiebeheer
Enkele mogelijke oorzaken van problemen met energiebeheer zijn:
ā— lage acculading
ā—
problemen met netvoedingsadapter
Problemen met lage acculading verhelpen
Problemen met lage acculading verhelpen wanneer er een externe voedingsbron beschikbaar is
ā—
Sluit een netvoedingsadapter aan.
ā—
Sluit een optioneel dockingapparaat aan.
ā—
Sluit een optionele netvoedingsadapter aan die als accessoire bij HP is aangeschaft.
Problemen met lage acculading verhelpen wanneer er geen voedingsbron beschikbaar is
ā—
Activeer de sluimerstand.
ā—
Sla uw werk op en sluit de computer af.
Problemen met een lage acculading verhelpen wanneer de sluimerstand niet kan worden beƫindigd
Ga als volgt te werk als de computer niet voldoende acculading heeft om de sluimerstand te
beƫindigen:
1. Vervang de lege, door de gebruiker vervangbare accu door een opgeladen accu of sluit de
netvoedingsadapter aan op de computer en op een externe voedingsbron.
2. Als u de sluimerstand wilt beƫindigen, drukt u op de aan/uit-knop.
Problemen met een netvoedingsadapter oplossen
Test de netvoedingsadapter als de computer een of meer van de volgende symptomen vertoont
terwijl deze is aangesloten op een netvoedingsbron:
ā—
De computer kan niet worden ingeschakeld.
ā—
Het beeldscherm blijft leeg.
ā— De aan/uit-lampjes zijn uit.
100 Hoofdstuk 13 Problemen oplossen en ondersteuning
U test de netvoedingsadapter als volgt:
1. Schakel de computer uit.
2. Verwijder de accu uit de computer.
3. Sluit de netvoedingsadapter aan op de computer en steek de stekker van de adapter in een
stopcontact.
4. Schakel de computer in.
ā—
Als de aan/uit-lampjes aan gaan, werkt de netvoedingsadapter naar behoren.
ā—
Als de aan/uit-lampjes uit blijven, controleert u of de netvoedingsadapter op de juiste wijze
is aangesloten op de computer en op het stopcontact.
ā—
Als de netvoedingsadapter op de juiste wijze is aangesloten maar de aan/uit-lampjes toch
uit blijven, werkt de netvoedingsadapter niet en moet deze worden vervangen.
Neem contact op met de klantenondersteuning voor informatie over het verkrijgen van een
vervangende netvoedingsadapter.
Problemen oplossen 101
Contact opnemen met de klantenondersteuning
Als de informatie in deze gebruikershandleiding of in Help en ondersteuning geen antwoord geeft op
uw vragen, kunt u contact opnemen met de klantenondersteuning van HP op
http://www.hp.com/go/
contactHP.
OPMERKING: voor wereldwijde ondersteuning klikt u op Contact HP worldwide (Wereldwijd
contact opnemen met HP) aan de linkerkant van de pagina, of gaat u naar
http://welcome.hp.com/
country/us/en/wwcontact_us.html.
Hier kunt u:
ā—
online chatten met een technicus van HP;
OPMERKING: wanneer technische ondersteuning niet beschikbaar is in een bepaalde taal, is
deze beschikbaar in het Engels.
ā—
een e-mail sturen naar de klantenondersteuning van HP;
ā—
telefoonnummers opzoeken van de klantenondersteuning van HP (wereldwijd);
ā— een HP servicecentrum opzoeken.
102 Hoofdstuk 13 Problemen oplossen en ondersteuning
14 Elektrostatische ontlading
Elektrostatische ontlading is het vrijkomen van statische elektriciteit wanneer twee objecten met
elkaar in aanraking komen, bijvoorbeeld de schok die u krijgt wanneer u over tapijt loopt en
vervolgens een metalen deurklink aanraakt.
Elektronische onderdelen kunnen beschadigd raken door een ontlading van statische elektriciteit via
vingers of andere elektrostatische geleiders. Neem de volgende voorschriften in acht om het risico
van schade aan de computer of een schijfeenheid, of verlies van gegevens te beperken:
ā— Als u de computer moet loskoppelen met het oog op instructies voor het verwijderen of
installeren van onderdelen, zorg dan voor een goede aarding voordat u de computer loskoppelt.
Pas daarna kunt u de behuizing openen.
ā—
Bewaar onderdelen in de antistatische verpakking totdat u klaar bent om ze te installeren.
ā—
Raak pinnen, aansluitingen en circuits niet aan. Zorg dat u elektronische onderdelen zo min
mogelijk hoeft aan te raken.
ā—
Gebruik niet-magnetisch gereedschap.
ā—
Raak, voordat u onderdelen aanraakt, een ongeverfd metalen oppervlak van het onderdeel aan,
zodat u niet statisch geladen bent.
ā—
Als u een onderdeel verwijdert, doet u het in een antistatische verpakking.
Neem contact op met de klantenondersteuning als u meer wilt weten over statische elektriciteit of
hulp nodig heeft bij het verwijderen of installeren van onderdelen.
103
Index
A
Aan/uit-knop, herkennen 14, 15
Aan/uit-lampjes, herkennen 5, 12
Accu
afvoeren 53
opbergen 53
vervangen 54
voeding besparen 53
Accu, informatie opzoeken 52
Accu, temperatuur 53
Accuontgrendeling 18
Accuruimte 18, 20
Accuvoeding 51
Actietoetsen
afspelen, pauzeren,
hervatten 38
draadloze communicatie 38
geluid harder 38
geluid uit 38
geluid zachter 38
helderheid van beeldscherm
verhogen 37
helderheid van beeldscherm
verlagen 37
Help en ondersteuning 37
herkennen 16
schakelen tussen
beeldschermen 38
stralingsachtergrondverlichting
toetsenbord 38
volgende muziekstuk of
hoofdstuk 38
vorige muziekstuk of
hoofdstuk 38
Afsluiten 57
Antivirussoftware, gebruiken 80
Audio configureren, voor HDMI
34
Audiofuncties, controleren 31
Audio-ingang (microfoon) 7
Audio-uitgang (hoofdtelefoon) 7
B
Back-up maken, van software en
gegevens 81
Back-ups 86
Basinstellingen, hotkey 39
Beats Audio 16, 29, 31, 39
Beats Audio, hotkey 31
Beats Audio-configuratiescherm
31
Bedrijfs-WLAN, verbinding 25
Beschrijfbare media 46
Besparen, accuvoeding 53
Besturingssysteem
label met Certificaat van
Echtheid van Microsoft 20
productcode 20
Beveiliging, draadloze
communicatie 24
Beveiligingskabel,
bevestigingspunt herkennen 6
Beveiligingskabelslot,
bevestigen 82
Bevestigen
optioneel
beveiligingskabelslot 82
Bevestigingspunt
beveiligingskabel 6
BIOS
update downloaden 84
update uitvoeren 83
versie vaststellen 84
Bluetooth, label 20
Bluetooth-apparaat 21, 26
B-toets, herkennen 16, 29
C
Caps Lock-lampje, herkennen 13
Certificaat van Echtheid, label 20
Compartiment voor module voor
draadloze communicatie,
herkennen 19
Computer, reizen met 53
Computer schoonmaken 73
Connector, netvoeding 6
Controleren, audiofuncties 31
CyberLink PowerDVD 35
D
Digitale kaart
plaatsen 61
Digitale media, slot herkennen 4
Draadloos netwerk, beveiligen 81
Draadloos netwerk (WLAN)
benodigde apparatuur 24
beveiliging 24
effectief bereik 25
gebruiken 23
verbinding maken 25
verbinding met bedrijfs-
WLAN 25
verbinding met openbaar
WLAN 25
Draadloze communicatie,
bedieningselementen
besturingssysteem 21
knop 21
Wireless Assistant (Assistent
voor draadloze
communicatie), software 21
Draadloze communicatie, knop
21
Draadloze communicatie, lampje
12, 21
Draaien, touchpadbeweging 44
104 Index
E
Elektrostatische ontlading 103
Energiemeter 49
Energiemeter gebruiken 49
Esc-toets, herkennen 16
Externe apparaten 60
Externemonitorpoort 7, 33
Externemonitorpoort, herkennen
30
Externe netvoeding, gebruiken
55
F
Firewallsoftware 80
Fn-toets, herkennen 16, 29, 38
G
Geheugenmodule
plaatsen 70
vervangen 69
verwijderen 69
Geheugenmodule, onderpaneel,
verwijderen 69
Geheugenmodulecompartiment,
herkennen 19
GeĆÆntegreerde webcam, lampje
herkennen 9, 10, 29
GeĆÆntegreerd numeriek
toetsenblok, herkennen 17, 39
Geluid uit, lampje herkennen 12
H
HDMI
audio configureren 34
HDMI-poort, aansluiten 33
HDMI-poort, herkennen 7, 30
Herstellen 90
HP Recovery Manager 90
Herstellen, oorspronkelijk
systeem 90
Herstellen, systeem 90
Herstellen vanaf herstelmedia 92
Herstelmedia 86
Herstelpunten 87
High-definitionapparatuur,
aansluiten 33, 35
Hotkeys
basinstellingen 39
beschrijving 38
gebruiken 38
systeeminformatie
weergeven 39
HP 3D DriveGuard 68
HP Connection Manager,
software 22
HP Recovery Manager 90
Hubs 58
I
In-/uitgangen
audio-ingang (microfoon) 7
audio-uitgang (hoofdtelefoon)
7
netwerk 7
RJ-45 (netwerk) 7
In-/uitzoomen,
touchpadbeweging 43
Ingangsvermogen 93
Installatie, WLAN 24
Installeren
essentiƫle
beveiligingsupdates 81
Intel Wireless Display 35
Interne microfoons, herkennen 9,
10, 28
Internetbeveiligingssoftware,
gebruiken 80
Internetverbinding instellen 24
K
Kabels
USB 59
Kennisgevingen
label met kennisgevingen 20
labels met keurmerk voor
draadloze communicatie 20
Keurmerk voor draadloze
communicatie, label 20
Knijpen, touchpadbeweging 43
Knoppen
aan/uit 14, 15
ejectknop van
optischeschijfeenheid 5
linker touchpad 11, 40
rechter touchpad 11, 40
Kritiek lage acculading 53
L
Labels
Bluetooth 20
Certificaat van Echtheid van
Microsoft 20
kennisgevingen 20
keurmerk voor draadloze
communicatie 20
serienummer 20
service 20
WLAN 20
Lampjes
aan/uit 5, 12
Caps Lock 13
draadloze communicatie 12
geluid uit 12
netvoedingsadapter 6
optischeschijfeenheid 5
touchpad 11, 40
vaste schijf 5
vingerafdruklezer 13
webcam 9, 10, 29
Leesbare media 46
Leuk om te doen 2
Luchthavenbeveiligingsapparatuu
r65
Luidsprekers, herkennen 9, 29
M
Microsoft Certificaat van Echtheid,
label 20
Muis, externe
voorkeuren instellen 36
N
Netvoeding, externe 55
Netvoedingsadapter 6
Netvoedingsconnector,
herkennen 6
Netwerkconnector, herkennen 7
Niet-reagerend systeem 57
Num Lock-toets, herkennen 17,
39
O
Omgevingsvereisten 94
Onderdelen
achterkant 8
beeldscherm 9
bovenkant 11
linkerkant 7
onderkant 18
rechterkant 5
voorkant 4
Index 105
Onderhoud
Schijfdefragmentatie 68
Schijfopruiming 68
Onderhoud van computer 73
Ondersteunde schijven 86
Ontgrendeling, accu 18
Oorspronkelijk systeem,
herstellen 90
Opbergen, accu 53
Openbaar WLAN, verbinding 25
Opstartvolgorde
wijzigen 92
Optionele externe apparaten,
gebruiken 60
Optische schijf
plaatsen 63
verwijderen 64
Optischeschijfeenheid, ejectknop
herkennen 5
Optischeschijfeenheid,
herkennen 5, 29
Optischeschijfeenheid, lampje
herkennen 5
Originele systeem, herstellen
herstelmedia maken 86
P
Poorten
externe monitor 7, 30, 33
HDMI 7, 30, 33
Intel Wireless Display 35
USB 2.0 6, 29
USB 3.0 5, 7, 29
VGA 33
PowerDVD 35
Problemen oplossen;
Audiofuncties 99
Problemen oplossen; Draadloze
verbinding 96
Problemen oplossen;
Energiebeheer 100
Problemen oplossen; Lage
acculading 100
Problemen oplossen;
Netvoedingsadapter 100
Problemen oplossen;
Schijfeenheid 96
Problemen oplossen en
ondersteuning 95
Productcode 20
Productnaam en productnummer,
van computer 20
R
Reizen, met computer 74
Reizen met computer 20, 53
RJ-45-netwerkconnector,
herkennen 7
S
Schijfdefragmentatie, software 68
Schijfmedia 46
Schijfopruiming, software 68
Schuiven, touchpadbeweging 43
Serienummer 20
Serienummer, van computer 20
Servicelabels
locatie 20
Setup Utility (BIOS),
wachtwoorden 78
Slaapstand
activeren 47
beƫindigen 47
Slots
digitale media 4
Sluimerstand
activeren 47
beƫindigen 47
geactiveerd bij kritiek lage
acculading 53
Snelle veegbeweging op
touchpad 44
Software
CyberLink PowerDVD 35
HP Connection Manager 22
Schijfdefragmentatie 68
Schijfopruiming 68
Software-updates, installeren 80
Software-updates van HP en
derden, installeren 81
Subwoofer, herkennen 19, 29
Systeemherstel 90
Systeemherstelpunten 87
maken 87
Systeeminformatie, hotkey 39
T
Temperatuur 53
Toetsen
actie 16
b16, 29
esc 16
fn 16, 29
Num Lock 17
Windows-applicaties 16
Windows-logo 16
Toetsenblok, geĆÆntegreerd
numeriek 17
Toetsenbord, actietoets voor
achtergrondverlichting
herkennen 38
Toetsenbord, hotkeys
herkennen 38
touchpad
knoppen 11, 40
Touchpad
gebruiken 40
touchpad, aan/uit-knop 11, 40
touchpad, lampje 11, 40
touchpad, zone herkennen 11,
40
Touchpadbewegingen
draaien 44
in-/uitzoomen 43
knijpen 43
schuiven 43
snelle veegbeweging 44
Transport van computer 74
U
Uitschakelen, computer 57
USB 2.0-poort, herkennen 6, 29
USB 3.0-poort, herkennen 5, 7,
29
USB-apparaten
aansluiten 59
beschrijving 58
verwijderen 59
USB-hubs 58
USB-kabel, aansluiten 59
V
Vaste schijf
HP 3D DriveGuard 68
Vaste schijf, lampje 5
Vasteschijfruimte, herkennen 19
Ventilatieopeningen, herkennen
7, 8, 18
Verbinding maken met WLAN 25
Verwijderde bestanden
herstellen 90
106 Index
VGA-poort, aansluiten 33
Video 32
Vingerafdrukken, registreren 79
Vingerafdruklezer
gebruiken 78
Vingerafdruklezer, herkennen 14
Vingerafdruklezer, lampje 13
Voeding
accu 51
besparen 53
W
Wachtwoordbeveiliging instellen
voor beƫindigen slaapstand 48
Wachtwoorden
Setup Utility (BIOS) 78
Windows 77
Wachtwoorden gebruiken 77
Webcam 30
Webcam, herkennen 9, 10, 29
Webcamlampje, herkennen 9, 10
Windows-applicatietoets,
herkennen 16
Windows Back-up maken and
terugzetten
bestanden herstellen 90
Windows-beveiligingsupdates,
installeren 81
Windows-logotoets, herkennen
16
Windows-wachtwoorden 77
Wireless Assistant (Assistent voor
draadloze communicatie),
software 21
WLAN, label 20
WLAN-antennes, herkennen 9,
10
WLAN-apparaat 20, 23
Index 107
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117