Documenttranscriptie
VOORZICHTIG: LEES EERST DEZE AANWIJZINGEN ALVORENS
HET APPARAAT IN GEBRUIK TE NEMEN
1 Om u van de beste prestaties te verzekeren, dient u
deze gebruiksaanwijzing aandachtig door te lezen.
Bewaar deze op een veilige plaats voor eventuele
latere naslag.
11 Reinig dit apparaat niet met chemische
oplosmiddelen omdat hierdoor de afwerklaag kan
worden beschadigd. Gebruik een schone, droge
doek.
2 Installeer dit toestel op een goed geventileerde,
koele, droge, schone plek met tenminste 30 cm
ruimte aan de bovenkant, 20 cm aan de rechter- en
linkerkant en 10 cm ruimte aan de achterkant als
ventilatieruimte — uit direct zonlicht, uit de buurt
van warmtebronnen, trillingen, stof, vocht en/of
kou.
12 Alleen de op dit apparaat aangegeven netspanning
mag worden gebruikt. Het is gevaarlijk dit apparaat
met een hogere dan de aangegeven netspanning te
gebruiken omdat hierdoor brand, schade aan dit
apparaat en/of persoonlijk letsel kunnen worden
veroorzaakt. YAMAHA aanvaardt geen enkele
verantwoordelijkheid voor enigerlei schade als
gevolg van het gebruik van dit apparaat met een
hogere netspanning dan welke is aangegeven.
3 Stel het apparaat op afstand van andere elektrische
apparatuur, motors, en transformators op om
bromgeluiden te voorkomen. Om brand of
elektrische schokken te voorkomen, stelt u dit
apparaat niet op plaatsen op waar het blootgesteld
kan worden aan regen, water of enige andere soort
vloeistof.
4 Stel dit apparaat niet bloot aan extreme
temperatuurschommelingen van koud naar heet, en
stel dit apparaat niet op in een omgeving met een
hoge luchtvochtigheid (bijv. een vertrek met een
luchtbevochtiger), om condensvorming in dit
apparaat te voorkomen, waardoor weer elektrische
schokken, brand, schade aan dit apparaat en/of
persoonlijk letsel kunnen worden veroorzaakt.
5 Plaats de volgende voorwerpen niet op dit
apparaat:
– andere componenten, omdat deze schade aan en/
of verkleuring van het buitenpaneel van dit
apparaat kunnen veroorzaken.
– brandende voorwerpen (d.w.z. kaarsen), omdat
deze brand, schade aan dit apparaat en/of
persoonlijk letsel kunnen veroorzaken.
– voorwerpen waarin een vloeistof zit, omdat deze
een elektrische schok aan de gebruiker en/of
schade aan dit apparaat kunnen veroorzaken.
6 Bedek het apparaat niet met een krant, een
tafelkleed, een gordijn, enz., om de warmteuitstraling niet te belemmeren. Als de temperatuur
binnenin dit apparaat stijgt, kunnen brand, schade
aan dit apparaat en/of persoonlijk letsel worden
veroorzaakt.
7 Steek de stekker van het netsnoer van dit apparaat
niet in het muurstopcontact voordat alle
aansluitingen zijn gemaakt.
8 Gebruik dit apparaat niet ondersteboven. Hierdoor
kan het oververhit raken waardoor mogelijkerwijs
schade kan worden veroorzaakt.
9 Oefen geen kracht uit op de schakelaars, knoppen
en/of toetsen.
10 Wanneer u de stekker uit het muurstopcontact wilt
trekken, trekt u aan de stekker zelf en niet aan het
snoer.
VOORZICHTIG
II
13 Om de kans op beschadiging door blikseminslag te
voorkomen, trekt u de stekker van het netsnoer uit
het muurstopcontact tijdens een onweersbui.
14 Zorg ervoor dat geen vreemde voorwerpen en/of
vloeistoffen in dit apparaat kunnen vallen.
15 Probeer dit apparaat niet te veranderen of te
repareren. Neem contact op met erkend YAMAHA
onderhoudspersoneel als dit apparaat onderhoud
behoeft. De buitenpanelen mogen onder geen enkel
beding worden verwijderd.
16 Als u dit apparaat gedurende een lange tijd niet
denkt te gaan gebruiken (bijv. tijdens een vakantie),
trekt u de stekker van het netsnoer uit het
muurstopcontact.
17 Lees altijd eerst het hoofdstuk “STORINGZOEKEN”
voor oplossingen van alledaagse bedieningsfouten
alvorens de conclusie te trekken dat dit apparaat
defect is.
18 Alvorens dit apparaat te verplaatsen, drukt u op
STANDBY/ON om het apparaat in de stand-bystand
te zetten, en trekt u de stekker van het netsnoer van
dit apparaat uit het muurstopcontact.
Dit apparaat blijft aangesloten op de netspanning
zolang de stekker ervan nog in het stopcontact zit, ook
al wordt het apparaat zelf uitgeschakeld. Deze toestand
wordt de stand-bystand genoemd.
In deze toestand zal het apparaat een zeer kleine
hoeveelheid stroom verbruiken.
Alleen voor klanten in Nederland
Bij dit product zijn batterijen
geleverd. Wanneer deze leeg
zijn, moet u ze niet weggooien
maar inleveren als KCA.
INLEIDING
INHOUD
INLEIDING
Controleren van alle onderdelen ............................... 3
Batterijen plaatsen in de afstandsbediening ............. 3
BEDIENINGSELEMENTEN EN
-FUNCTIES ....................................................... 4
VOORBEREIDINGEN
LUIDSPREKERSYSTEEM ............................... 11
Welke luidsprekers te gebruiken ............................ 11
Luidsprekeropstelling ............................................. 11
AANSLUITINGEN ............................................. 12
Instellen van de slaaptimer ..................................... 48
Annuleren van de slaaptimer .................................. 48
INSTELLEN VAN HET
LUIDSPREKERSYSTEEM ........................... 21
EIGENSCHAPPEN VAN DE
AFSTANDSBEDIENING ............................... 49
Overzicht van de LUIDSPREKERINSTELLINGENsubitems 1A t/m 1E ............................................ 21
Keuzeschakelaar ..................................................... 49
Veelvuldig gebruikte toetsen in iedere stand van de
keuzeschakelaar ................................................. 50
Bedienen van de componenten die zijn
aangesloten op dit apparaat ................................ 50
Namen en functies van de toetsen in iedere stand .. 51
Instellen van de fabrikantcode ................................ 54
Programmeren van een functie van een andere
afstandsbediening (leerfunctie) .......................... 55
Terugkeren naar de fabrieksinstellingen ................. 56
INSTELLEN VAN DE LUIDSPREKERUITGANGSNIVEAUS .................................... 22
Alvorens te beginnen .............................................. 22
Gebruik van de testtoon (TEST DOLBY SUR.) .... 22
BASISBEDIENING
BASISBEDIENING VOOR HET
WEERGEVEN ................................................ 24
Ingangsfuncties en indicators ................................. 26
Kiezen van een DSP-programma ........................... 28
Normale stereoweergave ........................................ 29
AFSTEMMEN ..................................................... 30
ONTVANGEN VAN RDS-ZENDERS ............... 35
Beschrijving van RDS-data .................................... 35
Wijzigen van de RDS-functies ............................... 35
PTY SEEK-functie ................................................. 36
EON-functie ........................................................... 37
GELUIDSVELDPROGRAMMA ...................... 57
Hifi DSP-programma’s ........................................... 57
CINEMA DSP-programma’s ................................. 58
MOVIE THEATER-programma’s .......................... 61
INSTELLEN VAN DE GELUIDSVELDPROGRAMMAPARAMETERS ................... 62
Wat is een geluidsveld ............................................ 62
Geluidsveldprogrammaparameters ......................... 62
Veranderen van de parameterwaarden .................... 63
Terugstellen van parameterwaarden op de
fabrieksinstelling ................................................ 63
Beschrijving van de digitale
geluidsveldparameters ........................................ 64
AANHANGSELS
Nederlands
BASISBEDIENING VOOR HET
OPNEMEN ...................................................... 38
AANVULLENDE INFORMATIE
AANHANGSELS
Aansluiten van de antennes .................................... 30
Automatisch (of handmatig) afstemmen ................ 31
Programmeren van voorkeurzenders ...................... 32
Afstemmen op een voorkeurzender ........................ 33
Omwisselen van voorkeurzenders .......................... 34
AANVULLENDE
INFORMATIE
OSD-functies .......................................................... 20
Kiezen van de OSD-functie .................................... 20
GEAVANCEERDE
BEDIENING
ON-SCREEN-DISPLAY (OSD) ......................... 20
INSTELLEN VAN HET UITGANGSNIVEAU
VAN DE EFFECTLUIDSPREKERS ............ 47
SLAAPTIMER .................................................... 48
BASISBEDIENING
Alvorens componenten aan te sluiten ..................... 12
Aansluiten van audiocomponenten ........................ 12
Aansluiten van videocomponenten ........................ 14
Aansluiten van luidsprekers ................................... 16
Aansluiten van een externe versterker .................... 18
Aansluiten van een externe decoder ....................... 18
IMPEDANCE SELECTOR-schakelaar ................. 19
Aansluiten van de netsnoeren ................................. 19
Instellen van de items op het INSTELMENU ........ 39
1 SPEAKER SET (luidsprekerinstellingen) ......... 40
2 LOW FRQ TEST
(uitgangsniveau van de subwoofer) .................... 42
3 L/R BALANCE
(balans van de hoofdluidsprekers) ..................... 43
4 HP TONE CTRL (toonregeling van de
hoofdtelefoon) .................................................... 43
5 CENTER GEQ (grafische equalizer voor het
middenkanaal) .................................................... 43
6 INPUT RENAME (naam van de
ingangsbronnen veranderen) .............................. 44
7 I/O ASSIGNMENT
(ingangsbronnen toewijzen) ............................... 44
8 INPUT MODE (ingangsfunctie) ........................ 44
9 PARAM. INI (terugstellen van de parameters) .. 44
10DOLBY D. SET (Dolby Digital-instellingen) ... 45
11DTS LFE LEVEL (lagetoneneffect van
DTS-signalen) .................................................... 45
126.1/ES AUTO
(automatische functie 6.1/ES aan/uit) ................ 45
13SP DELAY TIME
(instellen van de vertragingstijd) ........................ 46
14DISPLAY SET (displayinstellingen) ................. 46
15MEMORY GUARD (geheugenbeveiliging) ...... 46
VOORBEREIDINGEN
Voorpaneel ................................................................ 4
Afstandsbediening .................................................... 6
Beschrijving van de cijfertoetsen ............................. 7
Gebruik van de afstandsbediening ........................... 8
Display van het voorpaneel ...................................... 9
Achterpaneel ........................................................... 10
INLEIDING
INHOUD ................................................................ 1
EIGENSCHAPPEN .............................................. 2
VOOR GEBRUIK ................................................. 3
GEAVANCEERDE BEDIENING
INSTELMENU .................................................... 39
STORINGZOEKEN ........................................... 68
TECHNISCHE GEGEVENS ............................. 73
1
Dank u voor uw keuze van deze YAMAHA AV ontvanger.
EIGENSCHAPPEN
Ingebouwde 5-kanalen eindversterker
Overige functies
◆ Minimaal RMS-uitgangsvermogen
(0,04% totale harmonische vervorming, 20 Hz –
20 kHz)
Hoofd:
100 W + 100 W (8 Ω)
Midden: 100 W (8 Ω)
Achter:
100 W + 100 W (8 Ω)
◆ 96 kHz/24-bit D/A-omzetter
◆ Instelmenu’s met 15 items die u helpen dit
apparaat optimaal in te stellen voor uw
audiovisuele systeem
◆ Testtoongenerator voor het gemakkelijk instellen
van de luidsprekerbalans
◆ 6-kanalen externe decoderingang voor overige
toekomstige standaards
◆ BASS EXTENSION-toets voor het versterken
van de lagetonenweergave
◆ On-screen-displayfunctie helpt u bij het bedienen
en instellen van dit apparaat
◆ S-video-ingangs-/uitgangsaansluitingen
◆ Componentvideo-ingangs-/uitgangsaansluitingen
◆ Optische en coaxiale digitale audioaansluitingen
◆ Slaaptimer
◆ Afstandsbediening met voorgeprogrammeerde
fabrikantcodes en leerfunctie
Digitale geluidsveldprocessor met
meerdere functies
◆
◆
◆
◆
◆
Digitale geluidsveldprocessor (DSP)
Dolby Pro Logic-decoder
Dolby Digital/Dolby Digital Matrix 6.1-decoder
DTS/DTS ES-decoder
CINEMA DSP; een combinatie van YAMAHA
DSP-technologie en Dolby Pro Logic, Dolby
Digital of DTS
◆ Virtual CINEMA DSP
◆ SILENT CINEMA DSP
Hoogwaardige AM/FM-tuner
◆ In willekeurige volgorde programmeren van
40 voorkeurzenders
◆ Automatisch programmeren van voorkeurzenders
◆ Mogelijkheid voorkeurzenders om te wisselen
(editen van voorkeurzenders)
◆ Meerdere functies voor het ontvangen van RDSuitzendingen
• y geeft een hint aan voor de bediening van dit apparaat.
• Bepaalde bedieningen kunnen worden uitgevoerd door de toetsen op het apparaat zelf of die op de afstandsbediening. In het geval
voor dergelijke bedieningen de namen van de toetsen op het apparaat zelf en op de afstandsbediening verschillend zijn, wordt in deze
gebruiksaanwijzing de naam van de toets op de afstandsbediening tussen haakjes geschreven.
Gefabriceerd onder licentie van Dolby Laboratories.
“Dolby”, “AC-3”, “Pro Logic”, “Surround EX” en het dubbele-D
symbool zijn handelsmerken van Dolby Laboratories.
Confidential Unpublished Works. ©1992-1997 Dolby
Laboratories, Inc. Alle rechten voorbehouden.
2
Gefabriceerd onder licentie van Digital Theater Systems, Inc. US
Pat. No. 5,451,942 en andere wereldwijde patenten, verkregen en
aangevraagd. “DTS”, “DTS Digital Surround” en “DTS ES”, zijn
handelsmerken van Digital Theater Systems, Inc. Copyright 1996
Digital Theater Systems, Inc. Alle rechten voorbehouden.
VOOR GEBRUIK
INLEIDING
Controleren van alle onderdelen
Controleer dat de volgende onderdelen bij het product zijn geleverd.
Afstandsbediening
AM-raamantenne
FM-binnenantenne
Beknopte overzichtskaart
(Quick Reference Card)
PREPARATION
Mangaanbatterijen (4 stuks)
(AAA, R03, UM-4)
Quick Reference Card
A/B/C/D/E
BASIC
OPERAIONT
75 ohm/300 ohm antenneadapter
(alleen modellen voor U.K.)
2
1
Al naar gelang de batterijen zwakker worden, wordt het
bereik van de afstandsbediening kleiner en knippert de
indicator niet meer of slechts heel zwak. Wanneer u één
van deze omstandigheden opmerkt, vervangt u alle
batterijen.
Als er gedurende langer dan 2 minuten geen batterijen
in de afstandsbediening zitten of als lege batterijen in
de afstandsbediening blijven zitten, kan de inhoud van
het geheugen verloren gaan. Als het geheugen is
gewist, plaatst u nieuwe batterijen, stelt u de
fabrikantcode in, en programmeert u enige
aangeleerde functies die werden gewist.
Opmerking
■ Opmerkingen betreffende de
batterijen
Nederlands
• Vervang de batterijen regelmatig.
• Gebruik geen oude batterijen samen met nieuwe
batterijen.
• Gebruik geen verschillende soorten batterijen met
elkaar, zoals alkalibatterijen en mangaanbatterijen.
Lees de informatie op de verpakking zorgvuldig,
aangezien verschillende soorten batterijen dezelfde
vorm en kleur kunnen hebben.
• Als de batterijen lekken, gooit u deze onmiddellijk weg.
Voorkom dat u het gelekte vocht aanraakt en dat dit in contact
komt met kleding, enz. Maak het batterijvak grondig schoon
alvorens nieuwe batterijen te plaatsen.
APPENDIX
3
■ Vervangen van de batterijen
ADDITIONAL
INFORMATION
Plaats de batterijen met de polen in de juiste richting door
de + en – tekens op de batterijen uit te lijnen met de + en
– tekens binnenin het batterijvak.
ADVANCED
OPERATION
Batterijen plaatsen in de
afstandsbediening
3
BEDIENINGSELEMENTEN EN -FUNCTIES
Voorpaneel
1
3
2
4
5
6
INPUT
VOLUME
7
6CH INPUT
INPUT MODE
D I G I T A L
D I G I TA L
SURROUND
STANDBY
/ON
A/B/C/D/E
PRESET/
TUNING
PRESET
TUNING RDS MODE
/TUNING FM/AM MEMORY MODE
/FREQ
EON
PTY SEEK
BASS
TREBLE
TUNER
SPEAKERS
A
B
BASS
PROCESSOR
EXTENSION DIRECT
EDIT
PHONES
EFFECT
ON
OFF
MAN'L/AUTO FM AUTO/MAN'L MONO
S VIDEO
VIDEO
MODE START
L AUDIO R
OPTICAL
PROGRAM
DSP
–
SILENT
PRESET
TUNING RDS MODE
/TUNING FM/AM MEMORY MODE
/FREQ
EDIT
8 9
0
qw
e r
ty
+
–
+
VIDEO AUX
u
EON
MAN'L/AUTO FM AUTO/MAN'L MONO
i
PTY SEEK
MODE
START
opa s df
gh
1 STANDBY/ON
7 6CH INPUT
Met deze toets schakelt u het apparaat in en zet u het in de
stand-bystand. Als u dit apparaat inschakelt hoort u een
klikgeluid en zal er een vertraging van 4 of 5 seconden
zijn voordat dit apparaat geluid kan weergeven.
Met deze toets kiest u de bron die is aangesloten op de
6CH INPUT-aansluitingen. De bron die u kiest door op
6CH INPUT te drukken, heeft voorrang boven de bron
die u kiest met de INPUT l / h toetsen (of de
ingangsbron-keuzetoetsen).
Stand-bystand
In deze stand verbruikt het apparaat een kleine
hoeveelheid stroom om infraroodsignalen vanaf de
afstandsbediening te kunnen ontvangen.
2 Afstandsbedieningssensor
Deze ontvangt de signalen vanaf de afstandsbediening.
3 Display van het voorpaneel
Dit display beeldt informatie af over de
bedieningstoestand van dit apparaat (zie bladzijde 9).
4 INPUT MODE
Met deze toets kiest u de ingangsfunctie voor bronnen die
twee of meer soorten signalen naar dit apparaat uitvoeren
(zie bladzijde 26).
Wanneer u 6CH INPUT als ingangsbron kiest, kunt u de
ingangsfunctie niet kiezen.
5 INPUT l / h
Met deze toetsen kiest u de ingangsbron (DVD, D-TV/
LD, CBL/SAT, VCR 1, VCR 2/DVR, V-AUX, PHONO,
CD, TUNER, CD-R, MD/TAPE) waarnaar u wilt
luisteren of kijken.
6 VOLUME
Met deze draaiknop regelt u het uitgangsniveau van alle
audiokanalen. Dit heeft geen invloed op het REC OUT
opname-uitgangsniveau.
4
8 SPEAKERS A/B
Met deze toetsen schakelt u het paar hoofdluidsprekers in
of uit dat is aangesloten op de A en/of B
luidsprekeraansluitingen op het achterpaneel.
9 BASS EXTENSION ON/OFF
Wanneer u deze toets indrukt (ON), worden de
lagetonenfrequenties van de linker en rechter
hoofdluidsprekers versterkt met +6 dB (60 Hz) terwijl de
algehele toonbalans onveranderd blijft. Deze versterking
van de lagetonen is handig als u geen subwoofer gebruikt.
Het is echter mogelijk dat deze versterking niet
waarneembaar is als “1B MAIN SP” op het
INSTELMENU is ingesteld op SMALL en “1D LFE/
BASS OUT” is ingesteld op SWFR.
0 PROCESSOR DIRECT ON/OFF
Wanneer u deze toets indrukt (ON), worden de BASS-,
TREBLE- en BASS EXTENSION-toetsen genegeerd
waardoor enige aanpassing van het oorspronkelijke
signaal ongedaan wordt gemaakt.
BEDIENINGSELEMENTEN EN -FUNCTIES
a RDS MODE/FREQ
Met deze toets schakelt u de effectluidsprekers (midden
en achter) in of uit. Als u de uitvoer van deze luidsprekers
uitschakelt met behulp van de EFFECT-toets, zullen alle
Dolby Digital- en DTS-audiosignalen, behalve die voor
het LFE-kanaal, worden gestuurd naar de linker en rechter
hoofdluidsprekers.
Wanneer Dolby Digital- en DTS-signalen zijn gemengd,
is het mogelijk dat de signaalniveaus van de linker en
rechter hoofdluidsprekers niet overeenkomen.
Door herhaaldelijk op deze toets te drukken tijdens de
ontvangst van een RDS-zender, worden beurtelings de
functies PS, PTY, RT, CT (mits de desbetreffende zender
gebruikmaakt van deze RDS-dataservice) en/of de
frequentieweergavefunctie gekozen.
w A/B/C/D/E
s EON
Druk op deze toets om het gewenste programmatype
(NEWS, INFO, AFFAIRS, SPORT) te kiezen wanneer u
automatisch wilt afstemmen op een radioprogramma van
dit programmatype.
d PTY SEEK MODE
e PROGRAM l / h
f PTY SEEK START
Met deze toetsen kiest u het DSP-programma (zie
bladzijde 28).
Druk op deze toets om te beginnen met het zoeken naar
een zender nadat met de PTY SEEK-functie het gewenste
programmatype is gekozen.
r PRESET/TUNING l / h
t PHONES-aansluiting
y VIDEO AUX-aansluitingen
Via deze aansluitingen kunt u audio- en videosignalen
invoeren vanuit een draagbare externe bron, zoals een
gamemachine. Om signalen die via deze aansluitingen
worden ingevoerd te kunnen weergeven, kiest u V-AUX
als ingangsbron.
Met deze toets wisselt u de werking om van de PRESET/
TUNING l / h toetsen (de dubbelepunt (:) gaat aan of
uit) tussen het kiezen van een voorkeurzendernummer en
het afstemmen. Deze toets wordt tevens gebruikt voor het
omwisselen van de voorkeurzendernummers van twee
voorkeurzenders.
h TREBLE
Met deze draaiknop regelt u de hogetonenweergave van
de linker en rechter hoofdluidsprekers.
Draai de knop rechtsom om de hogetonenweergave te
verhogen en linksom om de hogetonenweergave te
verlagen.
Opmerking
• Als u de hogetonenweergave of de lagetonenweergave naar een
extreem niveau verhoogt of verlaagt, is het mogelijk dat de
toonkwaliteit van de middenluidspreker en achterluidsprekers
niet overeenkomt met die van de linker en rechter
hoofdluidsprekers.
■ Openen en sluiten van de deur
van het voorpaneel
Laat de deur van het voorpaneel dicht zitten wanneer u de
bedieningselementen die erachter zitten niet gebruikt.
ADDITIONAL
INFORMATION
u PRESET/TUNING (EDIT)
Met deze draaiknop regelt u de lagetonenweergave van de
linker en rechter hoofdluidsprekers.
Draai de knop rechtsom om de lagetonenweergave te
verhogen en linksom om de lagetonenweergave te
verlagen.
ADVANCED
OPERATION
Door deze aansluiting worden audiosignalen uitgevoerd
waarnaar u met behulp van een hoofdtelefoon kunt
luisteren. Wanneer u een hoofdtelefoon hierop aansluit,
worden geen signalen uitgevoerd naar de OUTPUTaansluiting en naar de luidsprekers.
g BASS
BASIC
OPERAIONT
Met deze toetsen kiest u het voorkeurzendernummer 1 tot
en met 8 wanneer de dubbelepunt (:) wordt afgebeeld
naast de frequentieband-indicator op het display van het
voorpaneel, en kiest u de afstemfrequentie wanneer de
dubbelepunt (:) niet wordt afgebeeld.
Druk op deze toets om de PTY SEEK-functie te kiezen.
PREPARATION
Met deze toets kiest u één van de vijf
voorkeurzendergroepen (A, B, C, D of E).
INLEIDING
q EFFECT
i FM/AM
Met deze toets kiest u de frequentieband uit FM of AM.
APPENDIX
D I
G I
T A
L
o MEMORY (MAN’L/AUTO FM)
Met deze toets slaat u een voorkeurzender op in het
geheugen. Houd deze toets gedurende langer dan
3 seconden ingedrukt om met het automatisch
programmeren van voorkeurzenders te beginnen.
Met deze toets kiest u de afstemfunctie uit automatisch en
handmatig. Om de automatische afstemfunctie te kiezen,
drukt u op deze toets zodat de “AUTO” indicator brandt
op het display van het voorpaneel. Om de handmatige
afstemfunctie te kiezen, drukt u op deze toets zodat de
“AUTO” indicator niet brandt op het display van het
voorpaneel.
Nederlands
p TUNING MODE (AUTO/MAN’L MONO)
Om de deur van het voorpaneel te openen, drukt u er
voorzichtig tegen.
5
BEDIENINGSELEMENTEN EN -FUNCTIES
Afstandsbediening
Dit gedeelte beschrijft de basisbediening van dit apparaat
met behulp van de afstandsbediening. Zet eerst de
keuzeschakelaar is de stand AMP/TUN. Zie
“EIGENSCHAPPEN VAN DE
AFSTANDSBEDIENING” op bladzijden 49 tot en met
56 voor volledige informatie.
3 Cijfertoetsen (ingangsbron-keuzetoetsen)
Met deze toetsen kunt u de ingangsbron kiezen.
Zie bladzijden 7 en 8 voor de cijfertoetsen.
4 TEST
Met deze toets voert u een testtoon uit.
5 ON SCREEN
1
2
9
0
q
Zet in de stand
AMP/TUN.
Met deze toets kiest u de on-screen-displayfunctie (OSDfunctie) voor uw videomonitor.
6 j/i
Met deze toetsen stelt u de DSP-programmaparameters en
de INSTELMENU-items in.
7 LEVEL
Met deze toets kiest u de effectluidspreker (midden,
achter en subwoofer) zodat u de uitgangsniveaus ervan
individueel kunt instellen.
8 SLEEP
3
Met deze toets stelt u de slaaptimer in.
9 INPUT
EFFECT
Zie
bladzijde 7.
4
5
6
7
TV POWER
TV VOLUME
8
w
A/B/C/D/E
Met deze toets verandert u de functie van de cijfertoetsen
in die van ingangsbron-keuzetoetsen (zie bladzijde 7).
0 Indicator
Deze indicator knippert wanneer de afstandsbediening
signalen uitzendt.
q Keuzeschakelaar
e
r
Met deze schakelaar kiest u de stand van de component
die u wilt bedienen. (De juiste fabrikantcode van uw
component moet zijn ingesteld. Zie “Instellen van de
fabrikantcode” op bladzijde 54.) Nadat de stand is
gekozen, staat de afstandsbediening ingesteld op de
bedieningsfunctie van die component.
t
w A/B/C/D/E, PRESET –/+
y
Met deze toetsen kiest u een voorkeurzender.
A/B/C/D/E:
Met deze toetsen kiest u één van de 5
voorkeurzendergroepen (A t/m E).
PRESET –/+: Met deze toetsen kiest u een
voorkeurzendernummer (1 t/m 8).
u
TV INPUT
i
e u/d
Met deze toetsen kiest u de DSP-programmaparameters
en de INSTELMENU-items.
r SET MENU
Met deze toets roept u het INSTELMENU op.
1 DSP
Met deze toets verandert u de functie van de cijfertoetsen
in die van DSP-programmakeuzetoetsen (zie bladzijde 7).
2 Component-uitleesvenster
Op dit venster kunt u de naam lezen van de componenten
die kunnen worden bediend.
6
t POWER
Met deze toets schakelt u de stroom van dit apparaat in.
y STANDBY
Met deze toets zet u dit apparaat in de stand-bystand.
BEDIENINGSELEMENTEN EN -FUNCTIES
u VOLUME +/–
Met deze toetsen verhoogt of verlaagt u het
volumeniveau.
i MUTE
■ Om een DSP-programma te
kiezen en de effectluidsprekers
(midden en achter) aan en uit te
schakelen
A
INLEIDING
Met deze toets onderbreekt u het geluid. Druk nogmaals
op deze toets om de audio-uitvoer weer terug te brengen
op het oorspronkelijke volumeniveau.
B
Beschrijving van de cijfertoetsen
■ Om een ingangsbron te kiezen
Druk op INPUT ongeacht de stand van de
keuzeschakelaar.
De indicator brandt gedurende ongeveer 3 seconden.
2
Terwijl de indicator brandt kunt u een
ingangsbron kiezen met behulp van de
cijfertoetsen.
1
Druk op DSP ongeacht de stand van de
keuzeschakelaar.
De indicator brandt gedurende ongeveer 3 seconden.
2
Terwijl de indicator brandt kunt u een DSPprogramma kiezen met behulp van de
cijfertoetsen, de effectluidsprekers (midden
en achter) aan- en uitschakelen door op
EFFECT te drukken, en de Dolby Digital
Matrix 6.1-decoder of DTS ES-decoder aanen uitschakelen door op 6.1/ES te drukken.
B
1
Zet de keuzeschakelaar in de stand DSP/
TUN.
2
U kunt een DSP-programma rechtstreeks
kiezen met behulp van de cijfertoetsen, de
effectluidsprekers (midden en achter) aanen uitschakelen door op EFFECT te drukken,
en de Dolby Digital Matrix 6.1-decoder of
DTS ES-decoder aan- en uitschakelen door
op 6.1/ES te drukken.
ADDITIONAL
INFORMATION
1
A
ADVANCED
OPERATION
Ingangsbronkeuzetoetsen
DSP-programmagroeptoetsen
BASIC
OPERAIONT
De functie van de cijfertoetsen is afhankelijk van de stand
van de keuzeschakelaar of een combinatie van andere
functies.
PREPARATION
EFFECT
Met deze toets schakelt u de effectluidsprekers (midden
en achter) aan en uit in de volgende gevallen:
• Wanneer de keuzeschakelaar in de stand DSP/TUN
staat,
• Terwijl de indicator ongeveer 3 seconden brandt nadat
u op DSP hebt gedrukt.
APPENDIX
Nederlands
7
BEDIENINGSELEMENTEN EN -FUNCTIES
■ Om een voorkeurzendernummer
te kiezen
Gebruik van de afstandsbediening
D I G I TA L
D I G I TA L
SURROUND
STANDBY
/ON
TUNER
DSP
–
30°
1
Stel de fabrikantcode “0023” in voor de
stand AMP/TUN (of DSP/TUN).
Zie bladzijde 54 voor het instellen van de
fabrikantcode.
2
Zet de keuzeschakelaar in de stand AMP/
TUN (of DSP/TUN).
3
U kunt een voorkeurzendernummer
rechtstreeks kiezen met behulp van de
cijfertoetsen (1 t/m 8).
Zie bladzijde 34.
8
30°
+
–
+
Ongeveer 6 m
De afstandsbediening zendt richtingsgevoelige
infraroodsignalen uit. Zorg ervoor dat u tijdens het
bedienen de afstandsbediening rechtstreeks op de
afstandsbedieningssensor op het apparaat richt.
■ Hanteren van de
afstandsbediening
• Mors geen water of andere vloeistoffen op de
afstandsbediening.
• Laat de afstandsbediening niet vallen.
• Laat de afstandsbediening niet gedurende korte of
lange tijd liggen op plaatsen met:
– een hoge relatieve luchtvochtigheid of temperatuur,
zoals nabij een verwarmingstoestel, kooktoestel of
bad;
– veel stof; of
– een extreem lage temperatuur.
BEDIENINGSELEMENTEN EN -FUNCTIES
Display van het voorpaneel
1
2 34
78
PS
PTY
90q
RT
CT
DTS MOVIE THEATER 1 2
PTY HOLD EON STEREO AUTO
DOLBY DIGITAL
NEWS INFO AFFAIRS SPORT
SLEEP
PRO LOGIC ENTERTAINMENT MEMORY TUNED
t y
w
VOLUME
dB
ms
u
i op
D-TV/LD
CBL/SAT
VCR 1
VCR2/DVR
V-AUX
a
0 AUTO indicator
Deze indicator gaat branden wanneer de ingebouwde
DTS-decoder wordt gebruikt.
Deze indicator geeft aan dat het apparaat in de
automatische afstemfunctie staat.
2 VIRTUAL indicator
q VOLUME staafindicator
Deze indicator gaat branden wanneer Virtual CINEMA
DSP (zie bladzijde 29) wordt gebruikt.
Deze indicator geeft het volumeniveau aan.
4 x indicator
Deze indicator gaat branden wanneer u een DSPprogramma kiest.
5 DSP-programma-indicators
6 PTY HOLD-indicator
Deze indicator gaat branden tijdens het zoeken in de PTY
SEEK-functie.
7 RDS-functie-indicators
8 EON-indicator
9 STEREO indicator
Deze indicator gaat branden wanneer het apparaat een
sterk signaal van een FM stereo-uitzending ontvangt
terwijl de “AUTO” indicator brandt.
Deze indicator gaat branden wanneer de ingebouwde
Dolby Digital Matrix 6.1-decoder of de ingebouwde DTS
ES-decoder wordt gebruikt.
r v indicator
Deze indicator gaat branden wanneer dit apparaat PCM
(pulscodemodulatie) digitale audiosignalen weergeeft.
t SP A/B indicators
Deze indicators gaan branden al naar gelang welke paar
hoofdluidsprekers is gekozen. Beide indicators gaan
branden wanneer beide paren luidsprekers zijn gekozen.
y Hoofdtelefoonindicator
Deze indicator gaat branden wanneer een hoofdtelefoon is
aangesloten.
u Multi-informatiedisplay
Dit display beeldt de naam van het huidig gekozen DSPprogramma en andere informatie tijdens het maken van
instellingen af.
i MEMORY indicator
Deze indicator knippert om aan te geven dat een zender
kan worden geprogrammeerd.
o Programmatype-indicators
Wanneer de EON-indicator is gaan branden, gaat hier de
naam van het gekozen programmatype branden.
p TUNED indicator
Deze indicator gaat branden wanneer dit apparaat op een
zender afstemt.
a SLEEP indicator
Deze indicator gaat branden wanneer de slaaptimer wordt
gebruikt.
9
Nederlands
Deze indicator gaat branden wanneer er een RDS-zender
wordt ontvangen die gebruikmaakt van EON-dataservice.
e c indicator
APPENDIX
Dit zijn de indicators van de namen van de RDS-functies
die door de ontvangen RDS-zender worden gebruikt.
Wanneer de rode indicator naast de RDS-functie gaat
branden, betekent dit dat de bijbehorende RDS-functie is
gekozen.
Deze indicators geven door middel van een pijlpunt de
huidige ingangsbron aan.
ADDITIONAL
INFORMATION
De indicator van de naam van het gekozen DSPprogramma gaat branden wanneer het programma
ENTERTAINMENT, MOVIE THEATER 1, MOVIE
THEATER 2 of q/DTS SURROUND DSP is gekozen.
w Ingangsbronindicators
ADVANCED
OPERATION
Deze indicators gaan branden al naar gelang het soort
signaal dat door dit apparaat wordt uitgevoerd. De
“ g ” indicator gaat branden wanneer de
ingebouwde Dolby Digital-decoder wordt gebruikt. De
“ o ” indicator gaat branden wanneer de
ingebouwde Dolby Pro Logic-decoder wordt gebruikt.
BASIC
OPERAIONT
1 t indicator
3 g en o indicators
DVD
MD/TAPE
CD-R
TUNER
CD
PHONO
PREPARATION
e r
6
INLEIDING
VIRTUAL
DIGITAL
PRO LOGIC
DSP
6.1/ES
SP
PCM
AB
5
BEDIENINGSELEMENTEN EN -FUNCTIES
Achterpaneel
1
2
3
DIGITAL OUTPUT
MD/
TAPE
TUNER
5
4
AUDIO
R
AUDIO
L
R
IN
(PLAY)
CD-R
OPTICAL
AM
ANT
OUT
(REC)
GND
Y
D-TV
/LD
PB/
CB
CBL
/SAT
+
PR/
CR
Y
VCR 1
CD
PB/
CB
OUT
PHONO
PR/
CR
IN
VCR 2
/DVR
OPTICAL
COAXIAL
MAIN
SWITCHED
100W MAX. TOTAL
A
MAIN
L
B
CENTER
+
SUB
WOOFER
–
IMPEDANCE SELECTOR
SET BEFORE POWER ON
CENTER
+
–
–
+
MAIN A OR B: 4 MIN. /SPEAKER
A + B: 8 MIN. /SPEAKER
CENTER
: 6 MIN. /SPEAKER
: 6 MIN. /SPEAKER
REAR
L
PB/
CB
PR/
CR
MONITOR
OUT
CENTER
Sluit hierop geen
apparatuur aan; deze
aansluiting wordt
uitsluitend gebruikt voor
controle in de fabriek.
L
MONITOR
OUT
Y
OUT
SURROUND
DIGITAL INPUT
AC OUTLETS
OUTPUT
+
MAIN
R
CBL
/SAT
– SPEAKERS –
D-TV/LD
IN
D-TV
/LD
CD
9
MAINS
R
UNBAL. CD-R
OUT
(REC)
DVD
GND
8
VIDEO
VIDEO
COMPONENT
DVD
DVD
R
IN
(PLAY)
75
FM
ANT
7
MD/TAPE
CD
CD-R
S VIDEO
L
6
SUB
WOOFER
S VIDEO
REAR (SURROUND)
MAIN A OR B: 8 MIN. /SPEAKER
A + B:16 MIN. /SPEAKER
: 8 MIN. /SPEAKER
: 8 MIN. /SPEAKER
CENTER
REAR
R REAR (SURROUND) L
VIDEO
6CH INPUT
(Model voor
Europa)
q
0
1 DIGITAL INPUT-aansluitingen
8 Wisselstroomnetsnoer
2 DIGITAL OUTPUT-aansluitingen
Sluit deze aan op een wisselstroomstopcontact.
3 Antenne-ingangsaansluitingen
9 AC OUTLET(S) (netspanningsaansluitingen)
Zie bladzijde 30 voor informatie over het aansluiten.
Gebruik deze aansluitingen om uw andere audiovisuele
componenten van stroom te voorzien (zie bladzijde 19).
4 Audiocomponenten-aansluitingen
0 6CH INPUT-aansluitingen
Zie bladzijden 12 en 13 voor informatie over het
aansluiten.
5 Videocomponenten-aansluitingen
Zie bladzijden 14 en 15 voor informatie over het
aansluiten.
6 Luidsprekeraansluitingen
Zie bladzijden 16 en 17 voor informatie over het
aansluiten.
7 OUTPUT-aansluitingen
Zie bladzijde 18 voor informatie over het aansluiten.
10
Zie bladzijden 13 en 18 voor informatie over het
aansluiten.
q IMPEDANCE SELECTOR-schakelaar
Gebruik deze schakelaar om de versterker dezelfde
impedantie te laten uitvoeren als de
luidsprekerimpedantie. Zet dit apparaat in de standbystand alvorens deze instelling van deze schakelaar te
veranderen (zie bladzijde 19).
VOORBEREIDINGEN
LUIDSPREKERSYSTEEM
Linker
achterluidspreker
■ Hoofdluidsprekers
Stel de linker en rechter hoofdluidsprekers op gelijke
afstand van de luisterpositie op. Ook de afstand van
iedere hoofdluidspreker tot de zijkant van de
videomonitor moet hetzelfde zijn.
■ Achterluidsprekers
Stel deze luidsprekers op achter de luisterpositie, een
weinig naar binnen gedraaid en ongeveer 1,8 meter boven
de vloer.
■ Middenluidspreker
Lijn de voorkant van de middenluidspreker uit met de
voorkant van de videomonitor. Stel de middenluidspreker
zo dicht mogelijk bij de videomonitor op, bijvoorbeeld
rechtstreeks boven of onder de videomonitor, en in het
midden tussen de twee hoofdluidsprekers.
Opmerking
• Als er geen middenluidspreker wordt gebruikt, wordt het geluid
van het middenkanaal voortgebracht door de linker en rechter
hoofdluidsprekers. In dat geval moet “1A CENTER SP” op het
INSTELMENU worden ingesteld op NONE. (Zie bladzijde 41
voor verdere informatie.)
■ Subwoofer
De opstellingsplaats van de subwoofer is niet zo
belangrijk omdat lagetonengeluiden niet erg
richtingsgevoelig zijn. Toch is het beter de subwoofer bij
één van de hoofdluidsprekers op te stellen. Draai de
subwoofer iets naar het midden van het vertrek om
muurweerkaatsing te verminderen.
11
Nederlands
VOORZICHTIG
Bepaalde luidsprekersoorten beïnvloeden een
videomonitor. Als dit probleem zich voordoet, stelt u
de luidsprekers verder van de videomonitor op. Als u
niet kunt voorkomen dat de middenluidspreker of de
subwoofer dichtbij de videomonitor wordt opgesteld,
gebruikt u een magnetisch afgeschermde luidspreker.
AANHANGSELS
Het is tevens mogelijk uw luidsprekersysteem verder uit
te breiden met een subwoofer. Het gebruik van een
subwoofer is niet alleen effectief voor het versterken van
lagetonenfrequenties van één of alle kanalen, maar tevens
voor het weergeven kan het LFE (lagetoneneffect)-kanaal
met een hoge betrouwbaarheid wanneer een Dolby
Digital-signaal of een DTS-signaal wordt weergegeven.
Het YAMAHA Active Servo Processing Subwoofer
Systeem is ideaal voor een natuurlijke en levendige
lagetonenweergave.
Middenluidspreker
1,8 meter
ADDITIONAL
INFORMATION
■ Een subwoofer verbreedt uw
geluidsveld
Linker
hoofdluidspreker
ADVANCED
OPERATION
De hoofdluidsprekers moeten hoogwaardige modellen
zijn met voldoende vermogen om het maximale
uitgangsvermogen van uw audiosysteem te kunnen
verwerken. De overige luidsprekers hoeven niet
gelijkwaardig te zijn aan de hoofdluidsprekers. Vanuit een
oogpunt van nauwkeurige geluidsplaatsing is het echter
ideaal om hoogwaardige modellen die geluiden over het
volledige bereik kunnen weergeven te gebruiken voor de
middenluidspreker en de achterluidsprekers.
Subwoofer
Rechter
achterluidspreker
BASIC OPERATION
De hoofdluidsprekers worden gebruikt voor het geluid
van de hoofdbron en voor effectgeluid. Waarschijnlijk
zijn dat de luidsprekers van uw huidige audiosysteem. De
achterluidsprekers worden gebruikt voor de effect- en
surroundgeluiden, en de middenluidspreker wordt
gebruikt voor de middengeluiden (spraak, zang, enz.). Als
het om een of andere reden niet praktisch is een
middenluidspreker te gebruiken, kunt u het ook zonder
doen. De beste resultaten worden echter verkregen met
een volledig luidsprekersysteem.
Raadpleeg de onderstaande figuur wanneer u de
luidsprekers opstelt.
Rechter hoofdluidspreker
VOORBEREIDINGEN
Dit apparaat is ontworpen om de beste
geluidsveldkwaliteit weer te geven met een 5luidsprekersysteem bestaande uit linker en rechter
hoofdluidsprekers, linker en rechter achterluidsprekers en
een middenluidspreker. Als u verschillende merken
luidsprekers (met verschillende toonkwaliteiten) in uw
luidsprekersysteem gebruikt, is het mogelijk dat de toon
van een bewegende menselijke stem en andere
geluidssoorten niet vloeiend verloopt. Wij bevelen u aan
luidspreker van dezelfde fabrikant te gebruiken of
luidsprekers met dezelfde toonkwaliteit.
Luidsprekeropstelling
INTRODUCTION
Welke luidsprekers te gebruiken
AANSLUITINGEN
Alvorens componenten aan te sluiten
VOORZICHTIG
Sluit dit apparaat en andere componenten nooit aan op de netspanning voordat alle aansluitingen tussen de
componenten zijn gemaakt.
• Zorg ervoor dat alle aansluitingen op de juiste wijze worden gemaakt, dat wil zeggen L (links) aansluiten op L, R (rechts)
op R, + op + en – op –. Bepaalde componenten vereisen een andere manier van aansluiten en hebben andere namen voor
de aansluitingen. Raadpleeg de gebruiksaanwijzing van iedere component die op dit apparaat wordt aangesloten.
• Wanneer u andere YAMAHA audiocomponenten (zoals een tapedeck, md-recorder, en cd-speler of -wisselaar)
aansluit, sluit u deze aan op de aansluitingen met dezelfde nummeraanduiding, zoals !, #, $, enz. YAMAHA past
dit nummeringssysteem toe op al haar producten.
• Nadat u alle aansluitingen gemaakt hebt, controleert u deze nogmaals om er zeker van te zijn dat ze op de juiste
wijze gemaakt zijn.
Aansluiten van audiocomponenten
■ Aansluiten op de digitale
aansluitingen
Dit apparaat heeft digitale aansluitingen om rechtstreeks
digitale signalen uit te voeren door coaxiale kabels of
optische vezelkabels. U kunt de digitale aansluitingen
gebruiken voor het invoeren van PCM-, Dolby Digital- en
DTS-bitstreams. Als u componenten aansluit op zowel de
COAXIAL- als de OPTICAL-aansluiting, wordt voorrang
gegeven aan de ingangssignalen van de COAXIALaansluiting. Alle digitale ingangsaansluitingen accepteren
96-kHz-bemonsterde digitale signalen (zie bladzijde 25
voor verdere informatie).
y
• U kunt de ingangsbron van iedere digitale aansluiting instellen,
al naar gelang van uw component, met behulp van item “7 I/O
ASSIGNMENT” op het INSTELMENU (zie bladzijde 44 voor
verdere informatie).
Over het beschermende stofkapje
Trek het stofkapje van de optische aansluiting
af alvorens de optische vezelkabel aan te
sluiten. Gooi het kapje niet weg. Als u de
optische aansluiting niet gebruikt, moet u het
kapje weer terug op de aansluiting plaatsen. Dit
kapje beschermt de aansluiting tegen het
binnendringen van stof.
Opmerking
• De OPTICAL-aansluiting van dit apparaat voldoet aan de EIAnorm. Als u een optische vezelkabel gebruikt die niet aan deze
norm voldoet, is het mogelijk dat dit apparaat niet juist werkt.
■ Aansluiten van een platenspeler
De PHONO-aansluitingen zijn voor het aansluiten van
een platenspeler met een MM-element of een
hoogvermogen MC-element. Als u een platenspeler hebt
met een laagvermogen MC-element, gebruikt u een
gealigneerde spanningsverhogende transformator of MCkopversterker om de platenspeler op deze aansluitingen
aan te sluiten.
12
y
• De GND-aansluiting is geen elektrische aarding van de
platenspeler. Deze vermindert slechts de ruis in het signaal. In
bepaalde gevallen hoort u minder ruis als u de GNDaansluiting niet gebruikt.
■ Aansluiten van een cd-speler
y
• De COAXIAL CD en de OPTICAL CD-aansluitingen zijn
beschikbaar voor een cd-speler met coaxiale of optische
digitale uitgangsaansluitingen.
• Als u een cd-speler aansluit op zowel de COAXIAL CD- als de
OPTICAL CD-aansluiting, wordt voorrang gegeven aan de
ingangssignalen van de COAXIAL CD-aansluiting.
■ Aansluiten van een md-recorder,
tapedeck of cd-recorder
y
• Alleen digitale signalen die worden ingevoerd door een bron
zoals een cd-speler of een dvd-speler, worden via de DIGITAL
OUTPUT-aansluitingen uitgevoerd.
• Wanneer u uw opnameapparaat aansluit op zowel de analoge
als digitale ingangs- en uitgangsaansluitingen, zal voorrang
worden gegeven aan het digitale signaal.
• U kunt een md-recorder aansluiten op iedere digitale
ingangsaansluiting met behulp van item “7 I/O
ASSIGNMENT” op het INSTELMENU (zie bladzijde 44).
Opmerkingen
• Wanneer u een opnameapparaat op dit apparaat aansluit, laat u
dit ingeschakeld staan terwijl dit apparaat in gebruik is. Als de
stroom uit staat kan dit apparaat het geluid van andere
componenten vervormen.
• Wanneer u opneemt vanaf een broncomponent die ook is
aangesloten op dit apparaat en dit apparaat wordt in de standbystand gezet, is het mogelijk dat het opgenomen geluid wordt
vervormd. Om dit probleem te vermijden, laat u dit apparaat
aan staan.
AANSLUITINGEN
OPTICAL
INPUT
Md-recorder of
tapedeck
INPUT
OUTPUT
R
L
L
OUTPUT
R
AUDIO
TUNER
R
OPTICAL
OUTPUT
OPTICAL
OUT
(REC)
GND
OUTPUT
75
FM
ANT
L
UNBAL. CD-R
OUT
(REC)
VIDEO
VIDEO
COMPONENT
DVD
DVD
Y
D-TV
/LD
PB/
CB
PR/
CR
D-TV/LD
Y
IN
O
VCR 1
DVD
GND
R
S VIDEO
L
CBL
/SAT
IN
(PLAY)
CD-R
R
R
MD/TAPE
CD
O
L
AUDIO
L
IN
(PLAY)
AM
ANT
R
VOORBEREIDINGEN
DIGITAL OUTPUT
MD/
TAPE
O
Cd-speler
INPUT
L
O
CD-R
OPTICAL
OUTPUT
Cd-recorder
INTRODUCTION
OPTICAL
INPUT
CD
PB/
CB
OUT
PHONO
C
MAIN
CD
COAXIAL
OUTPUT
PR/
CR
IN
VCR 2
/DVR
OPTICAL
COAXIAL
CBL
/SAT
MONITOR
OUT
Y
OUT
PB/
CB
SURROUND
PR/
CR
MONITOR
OUT
(Model voor Europa)
CENTER
DIGITAL INPUT
SUB
WOOFER
S VIDEO
VIDEO
6CH INPUT
L
R
GND
OUTPUT
SUBWOOFER
OUTPUT
CENTER OUTPUT
R
SURROUND
OUTPUT
L
R
MAIN
OUTPUT
Externe decoder
Zie bladzijde 18.
ADDITIONAL
INFORMATION
Platenspeler
geeft de voortplantingsrichting van het signaal aan
geeft linker analoge kabels aan
R
geeft rechter analoge kabels aan
O
geeft optische kabels aan
C
geeft coaxiale kabels aan
APPENDIX
L
ADVANCED
OPERATION
L
BASIC OPERATION
D-TV
/LD
Nederlands
13
AANSLUITINGEN
Aansluiten van videocomponenten
■ Over de videoaansluitingen
Er zijn drie soorten videoaansluitingen. Videosignalen die via de VIDEO-aansluitingen worden ingevoerd, zijn de
conventionele composietsignalen. Videosignalen die via de S VIDEO-aansluiting worden ingevoerd, worden gescheiden
in een helderheidsvideosignaal (Y) en een kleurenvideosignaal (C). Met S-videosignalen worden de kleuren met hoge
kwaliteit weergegeven. Videosignalen die via de COMPONENT VIDEO-aansluitingen worden ingevoerd, worden
gescheiden in een helderheidsvideosignaal (Y) en kleurverschilvideosignalen (PB/CB, PR/CR). De aansluitingen wordt
tevens in drieën gescheiden voor ieder signaal. De beschrijving van de componentvideoaansluitingen kan verschillen
afhankelijk van het apparaat (bijv. Y, CB, CR/Y, PB, PR/Y, B-Y, R-Y enz.). Componentvideosignalen bieden de hoogste
kwaliteit in beeldreproductie.
Als uw videocomponent een S-video-uitgangsaansluiting of componentvideo-uitgangsaansluitingen heeft, kunt u deze
aansluiten op dit apparaat. Sluit de S-videosignaal-uitgangsaansluiting van uw videocomponent aan op de S VIDEOaansluiting van dit apparaat, of sluit de componentvideosignaal-uitgangsaansluitingen van uw videocomponent aan op
de COMPONENT VIDEO-aansluitingen van dit apparaat.
y
• Iedere soort videoaansluiting werkt onafhankelijk. Signalen die
wordt ingevoerd via de composietvideo-, S-video- en
componentvideoaansluitingen, worden uitgevoerd via de
overeenkomstige composietvideo-, S-video-, respectievelijk
componentvideoaansluitingen.
• Wanneer u S-videoaansluitingen met dit apparaat maakt, is het
niet noodzakelijk tevens composietvideoaansluitingen te maken.
Wanneer beide soorten aansluitingen zijn gemaakt, geeft dit
apparaat voorrang aan de S-videoaansluitingen.
• U kunt de ingangsbron van de COMPONENT VIDEO A- en Baansluitingen toewijzen al naar gelang uw component, met
behulp van item “7 I/O ASSIGNMENT” op het INSTELMENU
(zie bladzijde 44 voor verdere informatie).
Y
VIDEOaansluiting
(composiet)
P B/
CB
PR/
CR
S VIDEOaansluiting
COMPONENT VIDEOaansluitingen
Opmerkingen
• Gebruik een in de handel verkrijgbare S-videokabel wanneer u aansluit op de S VIDEO-aansluiting, en in de handel verkrijgbare
videokabels wanneer u aansluit op de COMPONENT VIDEO-aansluitingen.
• Wanneer u de COMPONENT VIDEO-aansluitingen gebruikt, raadpleegt u de informatie in de gebruiksaanwijzing van de component
die u wilt aansluiten.
■ Videomonitor met 21-pens stekker
Breng een verbinding tot stand zoals op bladzijde 15 is aangegeven door gebruikmaking van een in de handel
verkrijgbare SCART-stekkeraansluitkabel.
■ VIDEO AUX-aansluitingen (op het voorpaneel)
S VIDEO
VIDEO
L AUDIO R
Deze aansluitingen worden gebruikt voor het aansluiten
van iedere video-ingangsbron, zoals een gamemachine, op
dit apparaat.
OPTICAL
VIDEO AUX
S
V
L
R
O
OPTICAL OUT
AUDIO OUT R
AUDIO OUT L
VIDEO OUT
S VIDEO OUT
14
Gamemachine
AANSLUITINGEN
Opmerking
RF
OUTPUT
OPTICAL
OUTPUT
AUDIO
OUTPUT
OPTICAL
OUTPUT
Ld-speler
COMPONENT
OUTPUT
AUDIO
OUTPUT
Tv/digitale tv, of
ld-speler
VIDEO
OUTPUT
V
S
DIGITAL OUTPUT
MD/
TAPE
AUDIO
TUNER
R
AUDIO
L
R
L
AM
ANT
CD-R
R
OPTICAL
OUT
(REC)
CD
FM
ANT
UNBAL. CD-R
OUT
(REC)
RFdemodulator
D-TV
/LD
P B/
CB
(Model voor Europa)
PR /
CR
Y
IN
VCR 1
GND
CD
PB/
CB
OUT
D-TV
/LD
PHONO
O
*1
C
MAIN
CD
CBL
/SAT
C
PR /
CR
IN
VCR 2
/DVR
OPTICAL
COAXIAL
MONITOR
OUT
Y
OUT
PB/
CB
SURROUND
PR /
CR
MONITOR
OUT
CENTER
DIGITAL INPUT
SUB
WOOFER
S VIDEO
VIDEO
6CH INPUT
L
ADVANCED
OPERATION
*1 U kunt de Dolby Digital RFsignaaluitgangsaansluiting
van uw ld-speler aansluiten
op de COAXIAL-aansluiting
met behulp van item “7 I/O
ASSIGNMENT” op het
INSTELMENU (zie
bladzijde 44).
D-TV/LD
DVD
O
RF
INPUT
Y
CBL
/SAT
IN
(PLAY)
75
DVD
VIDEO
OUTPUT
MD/TAPE
GND
CD-R
VIDEO
VIDEO
COMPONENT
DVD
S VIDEO
L
V
S
BASIC OPERATION
IN
(PLAY)
Dvd-speler
S VIDEO
OUTPUT
R
L
COMPONENT
OUTPUT
VOORBEREIDINGEN
S VIDEO
OUTPUT
INTRODUCTION
• Als uw ld-speler een Dolby Digital RFsignaaluitgangsaansluiting heeft, sluit u deze aan op dit
apparaat via de RF-demodulator (afzonderlijk verkrijgbaar).
R
S VIDEO
OUTPUT
AUDIO
OUTPUT
V
L
R
L
R
S
S
Kabel-tv of
satelliettuner
VIDEO
OUTPUT
VIDEO
INPUT
Videorecorder 1 of
videorecorder 2/
S VIDEO
digitale
OUTPUT
videorecorder
AUDIO INPUT
APPENDIX
COAXIAL
OUTPUT
V
V
S VIDEO
INPUT
VIDEO
OUTPUT
ADDITIONAL
INFORMATION
S
AUDIO OUTPUT
Geen aansluiting
geeft de voortplantingsrichting van het signaal aan
L
geeft linker analoge kabels aan
R
geeft rechter analoge kabels aan
O
geeft optische kabels aan
C
geeft coaxiale kabels aan
V
geeft videokabels aan
S
geeft S-videokabels aan
R
V
S
V
VIDEO
INPUT
S VIDEO
INPUT
SCART-stekker
Videomonitor
COMPONENT
INPUT
15
Nederlands
L
AANSLUITINGEN
Aansluiten van luidsprekers
Zorg ervoor dat u het linker kanaal (L), het rechter kanaal (R), de “+”-pool (rood) en de “–”-pool (zwart) op de juiste
wijze aansluit. Als de aansluitingen niet op de juiste wijze worden gemaakt, zullen de luidsprekers geen geluid
voortbrengen, en als de polariteit van de luidsprekeraansluitingen niet juist is, zal het geluid onnatuurlijk klinken en
geen lagetonen hebben.
VOORZICHTIG
• Gebruik luidsprekers met de juiste impedantie, zoals aangegeven op het achterpaneel van dit apparaat.
• Laat blote luidsprekerdraden niet met elkaar in aanraking komen en laat deze niet met enig metalen onderdeel van
dit apparaat in aanraking komen. Hierdoor kan het apparaat en/of de luidsprekers beschadigd raken.
Gebruik indien noodzakelijk het INSTELMENU om de luidsprekerinstellingen te veranderen overeenkomstig het aantal
en de grootte van de luidspreker in uw systeem nadat u klaar bent met het aansluiten van de luidsprekers.
■ Luidsprekersnoeren
Een luidsprekersnoer is eigenlijk een tweetal geïsoleerde
draden die langs elkaar liggen. Één van de draden is
gekleurd of anders van vorm, misschien zit op deze draad
een streep, groef of rand.
10 mm
1
2
1
Verwijder ongeveer 10 mm isolatiemateriaal
vanaf het uiteinde van beide
luidsprekerdraden.
2
Draai de blootgelegde koperdraad ineen om
kortsluiting te voorkomen.
■ Aansluiten op de SPEAKERS-aansluitingen
Rood: positieve aansluitpool (+)
Zwart: negatieve aansluitpool (–)
1
2
1
2
Draai de aansluitpool los.
3
Draai de aansluitpool vast om de draad vast
te klemmen.
Steek één blote draad in het gaatje in de
zijkant van iedere aansluitpool.
3
■ MAIN SPEAKERS-aansluitingen
Één of twee paar hoofdluidsprekers kan op deze aansluitingen worden aangesloten. Als u slechts één paar
hoofdluidsprekers aansluit, kunt u deze op de MAIN A- of MAIN B-aansluitingen aansluiten.
■ REAR SPEAKERS-aansluitingen
Een paar achterluidsprekers kan op deze aansluitingen worden aangesloten.
■ CENTER SPEAKER-aansluitingen
Een middenluidspreker kan op deze aansluitingen worden aangesloten.
16
AANSLUITINGEN
Hoofdluidsprekers A
Links
Rechts
INTRODUCTION
Rechts
Hoofdluidsprekers B
Links
(Model voor Europa)
MAINS
–
SPEAKERS
–
AC OUTLETS
OUTPUT
+
L
VOORBEREIDINGEN
+
R
SWITCHED
100W MAX. TOTAL
A
MAIN
R
L
MAIN
B
CENTER
+
SUB
WOOFER
–
IMPEDANCE SELECTOR
SET BEFORE POWER ON
CENTER
R
+
–
+
L
R REAR (SURROUND) L
Links
Achterluidspreker
ADVANCED
OPERATION
Rechts
Middenluidspreker
MAIN A OR B: 8 MIN. /SPEAKER
A + B:16 MIN. /SPEAKER
CENTER
: 8 MIN. /SPEAKER
: 8 MIN. /SPEAKER
REAR
BASIC OPERATION
REAR (SURROUND)
–
MAIN A OR B: 4 MIN. /SPEAKER
A + B: 8 MIN. /SPEAKER
CENTER
: 6 MIN. /SPEAKER
: 6 MIN. /SPEAKER
REAR
Subwooferaansluiting
Zie “SUBWOOFERaansluiting” op bladzijde 18.
Subwoofer
ADDITIONAL
INFORMATION
APPENDIX
Nederlands
17
AANSLUITINGEN
Aansluiten van een externe
versterker
Als u het uitgangsvermogen naar de luidsprekers wilt
verhogen, of een andere versterker wilt gebruiken, sluit u
een externe versterker aan op de OUTPUT-aansluitingen
zoals hieronder is beschreven.
Opmerking
• Als de RCA-penstekkers zijn aangesloten op de OUTPUTaansluitingen voor uitvoer naar een enxterne versterker, is het
niet noodzakelijk de overeenkomstige SPEAKERSaansluitingen te gebruiken.
OUTPUT
MAIN
1
R
2
CENTER
3
R REAR (SURROUND) L
1 MAIN-aansluitingen
Lijnuitgangsaansluitingen van het hoofdkanaal.
Opmerking
• De signalen die via deze aansluitingen worden uitgevoerd,
worden beïnvloed door de BASS-, TREBLE- en BASS
EXTENSION-instellingen.
2 SUBWOOFER-aansluiting
Als u een subwoofer gebruikt met een ingebouwde
versterker, inclusief het YAMAHA Active Servo
Processing Subwoofer Systeem, sluit u de
ingangsaansluiting van de subwoofer aan op deze
aansluiting. De superlagetonensignalen van de hoofd-,
midden- en/of achterkanalen worden naar deze
aansluiting gestuurd. (De grensfrequentie van deze
aansluiting is 90 Hz.) De LFE (lagetoneneffect)-signalen,
die worden gegenereerd wanneer Dolby Digital of DTS
wordt gedecodeerd, worden tevens hiernaar gestuurd als
ze zijn toegewezen aan deze aansluiting.
Opmerkingen
• Stel het volumeniveau van de subwoofer in met behulp van de
regelaar op de subwoofer. Het volumeniveau van de subwoofer
kan niet vanaf dit apparaat worden geregeld.
• Afhankelijk van de instellingen van de items “1 SPEAKER
SET”, “10A LFE LEVEL” en “11 DTS LFE LEVEL” op het
INSTELMENU, is het mogelijk dat bepaalde signalen niet
worden uitgevoerd via de SUBWOOFER-aansluiting.
3 CENTER-aansluiting
Lijnuitgangsaansluitingen van het middenkanaal.
4 REAR (SURROUND)-aansluitingen
Lijnuitgangsaansluitingen van het achterkanaal.
18
Dit apparaat is uitgerust met 6 extra ingangsaansluitingen
(linker en rechter MAIN, CENTER, linker en rechter
SURROUND en SUBWOOFER) voor discrete
multikanalen invoer vanaf een externe decoder,
soundprocessor of voorversterker.
Sluit de uitgangsaansluitingen van uw externe decoder
aan op de 6CH INPUT-aansluitingen. Zorg ervoor dat de
linker en rechter uitgangsaansluitingen worden
aangesloten op de overeenkomstige linker en rechter
ingangsaansluitingen voor de hoofd- en surroundkanalen.
Opmerkingen
L
SUB
WOOFER
4
Aansluiten van een externe
decoder
• Wanneer u 6CH INPUT kiest als ingangsbron, schakelt dit
apparaat automatisch de digitale geluidsveldprocessor uit en
kunt u niet luisteren naar DSP-programma’s.
• Wanneer 6CH INPUT is gekozen als ingangsbron, kunnen de
uitgangsfuncties van 1A tot en met 1E op het INSTELMENU
niet worden veranderd.
AANSLUITINGEN
IMPEDANCE SELECTOR-schakelaar
Kies de linker en rechter stand afhankelijk van de impedantie van de luidsprekers in uw systeem. Let erop deze
schakelaar alleen te bedienen wanneer het apparaat in de stand-bystand staat.
Stand van de
Luidspreker
schakelaar
MAINS
Hoofd
AC OUTLETS
Links
Achter
De impedantie van iedere luidspreker moet 6 Ω of hoger
zijn.
MIN. /SPEAKER
MIN. /SPEAKER
MIN. /SPEAKER
MIN. /SPEAKER
Hoofd
BASIC OPERATION
De impedantie moet 6 Ω of hoger zijn.
SET BEFORE POWER ON
MAIN A OR B: 8
A + B:16
CENTER
:8
:8
REAR
Als u gebruik maakt van slechts één paar
hoofdluidsprekers, moet de impedantie van iedere
luidspreker 4 Ω of hoger zijn.
Midden
IMPEDANCE SELECTOR
MIN. /SPEAKER
MIN. /SPEAKER
MIN. /SPEAKER
MIN. /SPEAKER
Impedantieniveau
Als u gebruik maakt van twee paren hoofdluidsprekers,
moet de impedantie van iedere luidspreker 8 Ω of hoger
zijn.
SWITCHED
100W MAX. TOTAL
MAIN A OR B: 4
A + B: 8
CENTER
:6
:6
REAR
VOORBEREIDINGEN
(Model voor Europa)
Als u gebruik maakt van slechts één paar
hoofdluidsprekers, moet de impedantie van iedere
luidspreker 8 Ω of hoger zijn.
Midden
De impedantie moet 8 Ω of hoger zijn.
Achter
De impedantie van iedere luidspreker moet 8 Ω of hoger
zijn.
IMPEDANCE SELECTOR
ADVANCED
OPERATION
Als u gebruik maakt van twee paren hoofdluidsprekers,
moet de impedantie van iedere luidspreker 16 Ω of hoger
zijn.
Rechts
INTRODUCTION
WAARSCHUWING
Verander de stand van de IMPEDANCE SELECTOR-schakelaar niet terwijl dit apparaat is ingeschakeld omdat
anders het apparaat beschadigd kan worden.
Als dit apparaat niet inschakelt nadat op STANDBY/ON (of POWER) is gedrukt, is het mogelijk dat de
IMPEDANCE SELECTOR-schakelaar niet geheel in één van de beide standen staat. Als dit het geval is, schuift u de
schakelaar helemaal in de gewenste stand terwijl dit apparaat in de stand-bystand staat.
Aansluiten van de netsnoeren
■ AC OUTLET(S) (SWITCHED) (geschakelde netspanningsaansluiting(en))
(Model voor Europa)
MAINS
IMPEDANCE SELECTOR
APPENDIX
AC OUTLETS
SWITCHED
100W MAX. TOTAL
Model voor Europa ......... 2 netspanningsaansluitingen
Model voor U.K. ................. 1 netspanningsaansluiting
Gebruik deze aansluitingen om de netsnoeren van uw
componenten op dit apparaat aan te sluiten. De stroom
naar de AC OUTLET(S) wordt geregeld door de
STANDBY/ON-toets (of de POWER-toets en
STANDBY-toets) van dit apparaat. Het maximale
vermogen (totale stroomverbruik van de componenten)
dat kan worden aangesloten op de
netspanningsaansluitingen is 100 W.
ADDITIONAL
INFORMATION
Nadat alle aansluitingen zijn gemaakt, steekt u de stekker van het netsnoer in een stopcontact. Trek de stekker van het
netsnoer uit het stopcontact als u het apparaat gedurende een lange tijd niet gaat gebruiken.
SET BEFORE POWER ON
MAIN A OR B: 8 MIN. /SPEAKER
A + B:16 MIN. /SPEAKER
CENTER
: 8 MIN. /SPEAKER
: 8 MIN. /SPEAKER
REAR
Nederlands
MAIN A OR B: 4 MIN. /SPEAKER
A + B: 8 MIN. /SPEAKER
CENTER
: 6 MIN. /SPEAKER
: 6 MIN. /SPEAKER
REAR
Naar stopcontact
SWITCHED
19
ON-SCREEN-DISPLAY (OSD)
U kunt de bedieningsinformatie voor dit apparaat op een
videomonitor afbeelden. Als u het INSTELMENU en de
DSP-programmaparameterwaarden op een videomonitor
afbeeldt, is het veel gemakkelijker om de beschikbare
keuzemogelijkheden en parameters te overzien dan het is
als u deze informatie op het display van het voorpaneel
van het apparaat moet lezen.
Kiezen van de OSD-functie
1
Nadat u de stroom hebt ingeschakeld,
beelden het display van het voorpaneel en
de videomonitor gedurende enkele
seconden het hoofdvolumeniveau af, en
veranderen vervolgens in het huidig
ingestelde DSP-programma.
2
Druk herhaaldelijk op ON SCREEN op de
afstandsbediening om de on-screendisplayfunctie te veranderen.
De OSD-functie verandert in de volgende volgorde:
volledige display, beknopte display, en display uit.
y
• Als een videobron wordt weergegeven, wordt de OSDinformatie bovenop het beeld geprojecteerd.
• Het OSD-signaal wordt niet door de REC OUT-aansluiting
uitgevoerd en zal niet tezamen worden opgenomen met enig
videosignaal.
• U kunt het OSD instellen om in te schakelen (blauwe
achtergrond) of uit te schakelen wanneer geen videobron wordt
weergegeven (of de broncomponent uit staat) met behulp van
item “14 DISPLAY SET” op het INSTELMENU (zie
bladzijde 46).
OSD-functies
U kunt de hoeveelheid informatie die in de OSD-funcies
wordt afgebeeld veranderen.
Volledige display
Deze functie beeldt altijd de DSPprogrammaparameterwaarden af op de videomonitor (zie
bladzijde 63).
Beknopte display
Deze functie beeldt kortstondig dezelfde informatie als
het display van het voorpaneel langs de onderrand van het
scherm af, waarna dit vervolgens uitgaat.
Display uit
Deze functie beeldt kortstondig de mededeling
“DISPLAY OFF” langs de onderrand van het scherm af,
waarna dit vervolgens uitgaat. Daarna worden geen
veranderingen in de bediening op de videomonitor
afgebeeld, behalve die van de ON SCREEN-toets.
P01 CONCERT HALL
INIT. DLY
ROOM SIZE
LIVENESS
45ms
1.0
5
P01 CONCERT HALL
Volledige display
Beknopte display
y
• Als u de volledige displayfunctie kiest, worden INPUT l / h,
VOLUME en sommige andere soorten bedieningsinformatie
langs de onderrand van het scherm afgebeeld in dezelfde vorm
als op het display van het voorpaneel.
• Het INSTELMENU- en testtoondisplay worden ongeacht de
gekozen OSD-functie altijd afgebeeld.
20
Opmerkingen
• Als u een video-ingangsbron kiest waarop een component is
aangesloten via zowel de S VIDEO IN-aansluiting als de
composiet VIDEO IN-aansluitingen, en zowel de S VIDEO
OUT-aansluiting als de composiet VIDEO OUT-aansluitingen
zijn aangesloten op een videomonitor, wordt het videosignaal
uitgevoerd naar zowel de S VIDEO OUT-aansluiting als de
composiet VIDEO OUT-aansluitingen. De OSD-informatie
wordt in dit geval echter alleen met het S-videosignaal
uitgevoerd. Als geen videosignaal wordt ingevoerd, wordt de
OSD-informatie met zowel het S-videosignaal als met het
composietvideosignaal uitgevoerd.
• Als uw videomonitor alleen is aangesloten op de
COMPONENT VIDEO-aansluitingen van dit apparaat, wordt
de OSD-informatie niet afgebeeld. Zorg ervoor dat als u de
OSD-informatie op uw videomonitor wilt afbeelden deze is
aangesloten op de COMPONENT VIDEO-aansluitingen en op
de S VIDEO-aansluiting of de VIDEO-aansluitingen.
• Het weergeven van videosoftware met een
kopieerbeveiligingssignaal of videosignalen met veel ruis kan
leiden tot onstabiele beelden.
INSTELLEN VAN HET LUIDSPREKERSYSTEEM
Overzicht van de LUIDSPREKERINSTELLINGEN-subitems 1A t/m 1E
Beschrijving
Begininstelling
LRG
1B MAIN SP
Hiermee kiest u de hoofdkanaal-uitgangsfunctie aan de hand van de grootte van
de hoofdluidsprekers.
De mogelijke instellingen zijn LARGE (groot) en SMALL (klein).
LARGE
1C REAR L/R SP
Hiermee kiest u de achterkanaal-uitgangsfunctie aan de hand van de grootte van
de achterluidsprekers.
De mogelijke instellingen zijn LRG (groot), SML (klein) en NONE (geen).
LRG
1D LFE/BASS OUT
Hiermee kiest u een luidspreker voor de LFE-signaaluitvoer en het
superlagetonensignaal.
De mogelijke instellingen zijn SWFR (subwoofer), MAIN (hoofd) en BOTH
(beide).
BOTH
1E MAIN LEVEL
Hiermee kiest u het uitgangsniveau van het hoofdkanaal.
De mogelijke instellingen zijn Normal en –10 dB.
Normal
ADVANCED
OPERATION
Hiermee kiest u de middenkanaal-uitgangsfunctie aan de hand van de grootte van
de middenluidspreker.
De mogelijke instellingen zijn LRG (groot), SML (klein) en NONE (geen).
BASIC OPERATION
1A CENTER SP
VOORBEREIDINGEN
Subitem
INTRODUCTION
Dit apparaat heeft vijf subitems onder LUIDSPREKERINSTELLINGEN (SPEAKER SET) op het INSTELMENU die
u moet instellen overeenkomstig het aantal luidsprekers in uw configuratie en hun grootte. De onderstaande tabel geeft
een overzicht van deze LUIDSPREKERINSTELLINGEN-subitems en laat de begininstelling zien naast andere
mogelijke instellingen. Als de begininstellingen niet toepasselijk zijn voor uw luidsprekersysteem, verandert u de
instellingen op het INSTELMENU (zie bladzijde 39).
ADDITIONAL
INFORMATION
APPENDIX
Nederlands
21
INSTELLEN VAN DE LUIDSPREKER-UITGANGSNIVEAUS
Dit gedeelte beschrijft het instellen van de luidsprekeruitgangsniveaus met behulp van de testtoongenerator.
Nadat deze instelling is gemaakt, zal het uitgangsniveau
dat op de luisterpositie uit iedere luidspreker wordt
gehoord hetzelfde zijn. Dit is belangrijk voor de beste
prestaties van de digitale geluidsveldprocessor, de Dolby
Pro Logic-decoder, de Dolby Digital-decoder en de DTSdecoder.
Opmerking
• Aangezien dit apparaat de testtoonfunctie niet kan instellen
wanneer een hoofdtelefoon is aangesloten, zorgt u ervoor dat
de plug van de hoofdtelefoon uit de PHONES-aansluiting is
getrokken voordat u de testtoonfunctie gebruikt.
Gebruik van de testtoon (TEST
DOLBY SUR.)
Gebruik de testtoon om de uitgangsniveaus van de vijf
luidsprekers die vereist zijn voor een
surroundgeluidssysteem op elkaar af te stemmen. De
instelling van ieder luidspreker-uitgangsniveau moet
vanaf de luisterpositie worden gemaakt met behulp van de
afstandsbediening. Nadat de instellingen zijn gemaakt,
gebruikt u VOLUME +/– vanaf uw luisterpositie om te
controleren of u tevreden bent met de nieuwe instellingen.
2,6
1
5
4
Alvorens te beginnen
1
INPUT
VOLUME
3
6CH INPUT
INPUT MODE
D I G I T A L
D I G I TA L
SURROUND
STANDBY
/ON
A/B/C/D/E
PRESET/
TUNING
EFFECT
PROGRAM
PRESET
TUNING RDS MODE
/TUNING FM/AM MEMORY MODE
/FREQ
EON
PTY SEEK
BASS
TREBLE
TUNER
SPEAKERS
A
B
BASS
PROCESSOR
EXTENSION DIRECT
ON
EDIT
PHONES
OFF
MAN'L/AUTO FM AUTO/MAN'L MONO
S VIDEO
VIDEO
MODE START
L AUDIO R
OPTICAL
DSP
–
SILENT
+
2
3
+
VIDEO AUX
2 3
1
–
3
Druk op STANDBY/ON om
het apparaat in te
schakelen. Schakel de
videomonitor in.
1
Zet de keuzeschakelaar in
de stand AMP/TUN (of
DSP/TUN).
2
Druk op TEST om de testtoon uit te voeren.
3
Stel het volume in zodat u de testtoon kunt
horen.
De testtoon wordt voortgebracht door de linker
hoofdluidspreker, middenluidspreker, rechter
hoofdluidspreker, rechter achterluidspreker en linker
achterluidspreker, in die volgorde. De toon wordt
gedurende 2,5 seconden door iedere luidspreker
voortgebracht.
STANDBY
/ON
Druk op SPEAKERS A of
B om de
hoofdluidsprekers te
kiezen die u wilt
gebruiken.
Als u twee paren
hoofdluidsprekers gebruikt,
drukt u op zowel A als B.
SPEAKERS
A
B
LEFT
RIGHT
(TEST LEFT) (TEST RIGHT)
Zet BASS en TREBLE op het voorpaneel in
de middenstand en zet BASS EXTENSION op
OFF (uit).
BASS
–
TREBLE
+
–
+
BASS
PROCESSOR
EXTENSION DIRECT
ON
CENTER
(TEST CENTER)
OFF
Zet op OFF.
LEFT SURROUND
(TEST L SUR.)
22
RIGHT SURROUND
(TEST R SUR.)
INSTELLEN VAN DE LUIDSPREKER-UITGANGSNIVEAUS
TEST DOLBY SUR.
LEFT
• Als “1A CENTER SP” op het INSTELMENU is ingesteld op
NONE, wordt het geluid van het middenkanaal automatisch
uitgevoerd door de linker en rechter hoofdluidsprekers.
• De toonkwaliteit van de middenluidspreker kan worden
ingesteld door “5 CENTER GEQ” op het INSTELMENU in te
stellen (zie bladzijde 43).
• U kunt het uitgangsniveau van de effectluidsprekers (midden,
linker achter en rechter achter) naar +10 dB verhogen. Als zelfs
nadat u het uitgangsniveau van deze luidsprekers hebt verhoogd
met +10 dB, het uitgangsniveau van deze luidsprekers nog
steeds lager is dan dat van de hoofdluidsprekers, stelt u “1E
MAIN LEVEL” op het INSTELMENU in op –10 dB (zie
bladzijde 42). Deze instelling verlaagt het uitgangsniveau van
de hoofdluidsprekers tot ongeveer een derde van het normale
uitgangsniveau. Nadat u “1E MAIN LEVEL” op het
INSTELMENU op –10 dB hebt ingesteld, stelt u de
uitgangsniveaus van de midden- en achterluidsprekers
nogmaals in.
Opmerking
• Als u de testtoon niet kunt horen, zet u het volume omlaag, zet
u het apparaat in de stand-bystand en controleert u de
luidsprekeraansluitingen.
Druk herhaaldelijk op
LEVEL om de luidspreker
te kiezen waarvan u het
uitgangsniveau wilt
instellen.
BASIC OPERATION
4
y
Nadat het instellen klaar is, drukt u op TEST.
Het uitvoeren van de testtoon
stopt en het huidige DSPprogramma wordt op het
display van het voorpaneel en
op de videomonitor afgebeeld.
APPENDIX
6
ADDITIONAL
INFORMATION
Druk herhaaldelijk op j / i
om het uitgangsniveau
van de effectluidsprekers
in te stellen zodanig dat
het uitgangsniveau van
iedere luidspreker
hetzelfde is.
Tijdens het instellen wordt de testtoon voortgebracht
door de gekozen luidspreker.
ADVANCED
OPERATION
• Nadat u op LEVEL hebt gedrukt, kunt u tevens de luidspreker
die u wilt instellen kiezen door op d te drukken (u doorloopt
de luidsprekers in de omgekeerde volgorde).
5
VOORBEREIDINGEN
y
y
INTRODUCTION
De toestand van de uitvoer van de testtoon wordt
tevens op de videomonitor afgebeeld door middel
van een tekening van het luistervertrek. Dit is handig
bij het instellen van het uitgangsniveau van iedere
luidspreker.
Nederlands
23
BASISBEDIENING
BASISBEDIENING VOOR HET WEERGEVEN
3
Wanneer u de afstandsbediening gebruikt, zet u de
keuzeschakelaar in de stand AMP/TUN.
1
3
5
INPUT
VOLUME
3
6CH INPUT
INPUT MODE
D I G I T A L
D I G I TA L
SURROUND
STANDBY
/ON
A/B/C/D/E
PRESET/
TUNING
EFFECT
PROGRAM
PRESET
TUNING RDS MODE
/TUNING FM/AM MEMORY MODE
/FREQ
EON
PTY SEEK
BASS
TREBLE
TUNER
SPEAKERS
A
B
BASS
PROCESSOR
EXTENSION DIRECT
ON
EDIT
PHONES
OFF
MAN'L/AUTO FM AUTO/MAN'L MONO
S VIDEO
VIDEO
Druk herhaaldelijk op INPUT l / h (of druk
op één van de ingangsbron-keuzetoetsen)
om de ingangsbron te kiezen.
• De huidige ingangsbron wordt door middel van
een pijlpunt-indicator aangegeven op het display
van het voorpaneel.
• De naam van de huidige ingangsbron en de
huidige ingangsfunctie worden gedurende enkele
seconden op het display van het voorpaneel en op
de videomonitor afgebeeld.
MODE START
L AUDIO R
OPTICAL
DSP
–
SILENT
+
–
+
VIDEO AUX
INPUT
2 5
of
5
6
6
Voorpaneel
1
3
5
VIRTUAL
DIGITAL
PRO LOGIC
DSP
6.1/ES
SP
PCM
AB
Afstandsbediening
PS
PTY
RT
CT
DTS MOVIE THEATER 1 2
PTY HOLD EON STEREO AUTO
DOLBY DIGITAL
ZONE 2
NEWS INFO AFFAIRS SPORT
SLEEP
PRO LOGIC ENTERTAINMENT MEMORY TUNED
VOLUME
dB
ms
D-TV/LD
CBL/SAT
VCR 1
VCR2/DVR
V-AUX
DVD
MD/TAPE
CD-R
TUNER
CD
PHONO
Gekozen ingangsbron
Kies dit...
1
Druk op STANDBY/ON (of POWER) om het
apparaat in te schakelen. Schakel de
videomonitor in.
Het display van het voorpaneel en de videomonitor
beelden gedurende enkele seconden het
hoofdvolumeniveau af en veranderen vervolgens in
het huidig ingestelde DSP-programma.
STANDBY
/ON
of
Voorpaneel
2
24
Druk op SPEAKERS A of
B om de
hoofdluidsprekers te
kiezen die u wilt
gebruiken.
Als u twee paren
hoofdluidsprekers gebruikt,
drukt u op zowel A als B.
Afstandsbediening
SPEAKERS
A
B
Voorpaneel
DVD:
D-TV/LD:
CBL/SAT:
VCR 1:
VCR 2/DVR:
V-AUX:
PHONO:
CD:
TUNER:
CD-R:
MD/TAPE:
...om het signaal van de
gekozen component weer te
geven.
Dvd-speler
Tv of digitale tv/ld-speler
Kabel-tv/satelliettuner
Videorecorder 1
Videorecorder 2/digitale
videorecorder
Een andere audiovisuele component
(aangesloten op de VIDEO AUXaansluitingen op het voorpaneel)
Draaitafel
Cd-speler
AM/FM-tuner
Cd-recorder
Md-recorder/tapedeck
BASISBEDIENING VOOR HET WEERGEVEN
6
Gebruik de digitale geluidsveldprocessor
(zie bladzijde 28).
INTRODUCTION
Kiezen van een ingangsbron die is aangesloten
op de 6CH INPUT-aansluitingen
Druk op 6CH INPUT totdat “6CH INPUT” op het display
van het voorpaneel en op de videomonitor wordt
afgebeeld.
PROGRAM
of
6CH INPUT
of
Voorpaneel
Afstandsbediening
Afstandsbediening
Voorpaneel
■ Dempen van het geluid
4
5
Begin met het weergeven (of kies een
zender) op de broncomponent.
Raadpleeg de gebruiksaanwijzing van de
broncomponent.
VOLUME
of
BASS
Afstandsbediening
TREBLE
BASS
PROCESSOR
EXTENSION DIRECT
■ Wanneer u klaar bent met het
gebruik van dit apparaat
Druk op STANDBY/ON (of op STANDBY) om
dit apparaat in de stand-bystand te zetten.
■ Informatie over digitale signalen
De digitale ingangsaansluitingen van dit apparaat kunnen
tevens 96-kHz-bemonsterde digitale signalen accepteren.
(Om hiervan gebruik te maken, sluit u een bron aan die
96-kHz-bemonsterde digitale signalen ondersteunt en stelt
u de speler in op digitale uitvoer. Raadpleeg de
gebruiksaanwijzing van de speler.) Let op het volgende
wanneer 96-kHz-bemonsterde digitale signalen worden
ingevoerd in dit apparaat:
1. De volgende informatie wordt op het display van het
voorpaneel afgebeeld.
VIRTUAL
–
+
–
+
ON
OFF
Voorpaneel
Opmerking
PS
PTY
RT
CT
DTS MOVIE THEATER 1 2
PTY HOLD EON STEREO AUTO
DOLBY DIGITAL
ZONE 2
NEWS INFO AFFAIRS SPORT
SLEEP
PRO LOGIC ENTERTAINMENT MEMORY TUNED
VOLUME
dB
ms
D-TV/LD
CBL/SAT
VCR 1
VCR2/DVR
V-AUX
DVD
MD/TAPE
CD-R
TUNER
CD
PHONO
2. U kunt geen DSP-programma kiezen. Het geluid zal
als normaal 2-kanalen stereogeluid worden uitgevoerd
en alleen door de linker en rechter hoofdluidsprekers
worden voortgebracht.
Opmerking
3. U kunt het uitgangsniveau van de luidsprekers, zoals
beschreven op bladzijde 47, niet instellen.
25
Nederlands
• Als “1B MAIN SP” op het INSTELMENU is ingesteld op
SMALL of als “1D LFE/BASS OUT” op het INSTELMENU
is ingesteld op BOTH, wordt het geluid tevens door de
subwoofer voortgebracht.
APPENDIX
• Als de component die is aangesloten op de VCR 1 OUT-, VCR
2/DVR OUT-, CD-R OUT- en MD/TAPE OUT-aansluitingen
uit staat, kan het weergegeven geluid vervormd zijn of het
volumeniveau verlaagd zijn. In dergelijke gevallen, schakelt u
de component in.
DIGITAL
PRO LOGIC
DSP
6.1/ES
SP
PCM
AB
ADDITIONAL
INFORMATION
Voorpaneel
• U kunt tevens de geluiddemping annuleren door op enige
bedieningstoets, zoals VOLUME +/–, te drukken.
• Tijdens de geluiddemping wordt “MUTE ON” op het display
van het voorpaneel en op de videomonitor afgebeeld.
ADVANCED
OPERATION
Stel het volume in op het gewenste
uitgangsniveau.
Gebruik indien gewenst BASS, TREBLE en BASS
EXTENSION, enz. Deze bedieningselementen
hebben uitsluitend effect op het geluid dat door de
hoofdluidsprekers wordt voortgebracht.
y
BASISBEDIENING
• Als “6CH INPUT” op het display van het voorpaneel en op de
videomonitor wordt afgebeeld, kan geen andere ingangsbron
worden weergegeven. Om een andere ingangsbron te kiezen
met behulp van INPUT l / h (of met de ingangsbronkeuzetoetsen), drukt u op 6CH INPUT zodat “6CH INPUT” op
het display van het voorpaneel en op de videomonitor uitgaat.
• Als u wilt luisteren naar een audiobron die is aangesloten op de
6CH INPUT-aansluitingen tezamen met een videobron, kiest u
eerst de videobron en vervolgens drukt u op 6CH INPUT.
PREPARATION
Druk op MUTE op de
afstandsbediening.
Om het volume weer op het
oorspronkelijke uitgangsniveau
terug te brengen, drukt u
nogmaals op MUTE.
Opmerkingen
BASISBEDIENING VOOR HET WEERGEVEN
■ BGV (achtergrondvideo)-functie
AUTO:
De BGV-functie stelt u in staat videobeelden van een
videobron te combineren met geluiden van een audiobron.
(U kunt, bijvoorbeeld, luisteren naar klassieke muziek
terwijl u naar een videofilm kijkt.)
Kies een bron uit de videogroep en kies vervolgens en
bron uit de audiogroep met behulp van de ingangsbronkeuzetoetsen van de afstandsbediening. De BGV-functie
werkt niet als u de ingangsbron kiest met behulp van
INPUT l / h op het voorpaneel.
DTS:
ANALOG:
In deze ingangsfunctie wordt het
ingangssignaal automatisch gekozen in de
volgende volgorde:
1) Dolby Digital- of DTS-signaal
2) Digitaal (PCM) signaal
3) Analoog signaal
In deze ingangsfunctie wordt alleen het
digitale ingangssignaal gekozen dat is
gecodeerd met DTS, zelfs als tegelijkertijd
een ander signaal wordt ingevoerd.
In deze ingangsfunctie wordt alleen het
analoge ingangssignaal gekozen, zelfs als
tegelijkertijd een digitaal signaal wordt
ingevoerd.
Opmerkingen
Ingangsfuncties en indicators
Dit apparaat heeft verschillende ingangsaansluitingen. Als
uw component is aangesloten op meer dan één soort
ingangsaansluiting, kunt u de prioriteit van het
ingangssignaal instellen.
Nadat u het apparaat hebt ingeschakeld, wordt de
ingangsfunctie ingesteld overeenkomstig de instelling van
“8 INPUT MODE” op het INSTELMENU (zie
bladzijde 44 voor verdere informatie).
Druk herhaaldelijk op INPUT MODE (of de
ingangsbron-keuzetoetsen op de
afstandsbediening waarop u hebt gedrukt
om de ingangsbron te kiezen) totdat de
gewenste ingangsfunctie op het display van
het voorpaneel en op de videomonitor wordt
afgebeeld.
INPUT MODE
of
Voorpaneel
VIRTUAL
DIGITAL
PRO LOGIC
DSP
6.1/ES
6.1/ES
PCM
SP
PCM
AB
Afstandsbediening
DTS MOVIE THEATER 1
PS EON
PTY RT CT
DTS MOVIE
THEATER 1 2
DOLBY
DIGITAL
PTY HOLD EON STEREO AUTO
DOLBY
DIGITAL
ZONE 2
PRO
LOGIC
ENTERTAINMENT
NEWS INFO AFFAIRS SPORT
SLEEP
PRO LOGIC ENTERTAINMENT MEMORY TUNED
VOLUME
dB
ms
Ingangsfunctie
26
D-TV/LD
CBL/SAT
VCR 1
VCR2/DVR
V-AUX
DVD
MD/TAPE
CD-R
TUNER
CD
PHONO
• Als digitale signalen worden ingevoerd via zowel de
COAXIAL- als de OPTICAL-aansluiting, wordt het digitale
signaal van de COAXIAL-aansluiting gekozen.
• Wanneer AUTO is gekozen, stelt dit apparaat automatisch het
soort ingangssignaal vast. Als dit apparaat een Dolby Digitalof een DTS-signaal vaststelt, zal de decoder automatisch
overschakelen naar de toepasselijke instelling en een 5.1kanalen bron weergeven.
• De geluidsweergave kan bij bepaalde ld- en dvd-spelers in de
volgende situatie worden onderbroken: de ingangsfunctie staat
op AUTO ingesteld. Tijdens het weergeven van de met Dolby
Digital of DTS gecodeerde disk, wordt een zoekbediening
uitgevoerd, en vervolgens wordt het weergeven hervat. De
geluidsweergave wordt kortstondig onderbroken omdat het
digitale signaal nogmaals werd gekozen.
BASISBEDIENING VOOR HET WEERGEVEN
■ Opmerkingen betreffende het
weergeven van een bron waarvan
het signaal is gecodeerd met DTS
PREPARATION
• Voor ld-software dat geen digitaal geluidsspoor bevat,
sluit u de ld-speler aan op de analoge aansluitingen en
stelt u de ingangsfunctie in op AUTO of ANALOG.
• Als de ld-speler het signaal volgens een niet-standaard
methode uitvoert, kan dit apparaat het Dolby Digitalof DTS-signaal niet vaststellen. In dat geval schakelt
de decoder automatisch over naar PCM of analoog.
• Bepaalde audiovisuele componenten, zoals ld-spelers,
voeren verschillende audiosignalen uit via hun analoge
en digitale aansluitingen. Stel de ingangsfunctie
overeenkomstig in.
• Als u tijdens het bedienen van een ld-speler en het
weergeven van een disk waarvan het signaal is
gecodeerd met Dolby Digital, overschakelt van de
pauzestand of de voorwaartse hoofdstukzoekfunctie
naar de normale weergave, is het mogelijk dat u
kortstondig het PCM- of analoge geluid hoort voordat
het Dolby Digital-geluid wordt weergegeven.
INTRODUCTION
BASISBEDIENING
ADVANCED
OPERATION
ADDITIONAL
INFORMATION
APPENDIX
• Als de digitale uitgangsdata van de speler op enige
manier is bewerkt, kan het onmogelijk zijn DTSdecodering uit te voeren, zelfs als u een digitale
aansluiting hebt gemaakt tussen dit apparaat en de
speler.
• Als u een bron waarvan het signaal is gecodeerd met
DTS weergeeft en de ingangsfunctie instelt op
ANALOG, geeft dit apparaat de ruis van een
onbewerkt DTS-signaal weer. Wanneer u een DTSbron wilt weergeven, zorgt u ervoor dat de bron is
aangesloten op een digitale ingangsaansluiting en stelt
u de ingangsfunctie in op AUTO of op DTS.
• Als u de ingangsfunctie verandert naar ANALOG
tijdens het weergeven van een bron waarvan het
signaal is gecodeerd met DTS, zal dit apparaat geen
geluid weergeven.
• Als u een bron weergeeft waarvan het signaal is
gecodeerd met DTS en de ingangsfunctie verandert
naar AUTO, zal kortstondig ruis worden weergegeven
terwijl het apparaat het DTS-signaal herkent en de
DTS-decoder inschakelt. Dit is geen defect. U kunt dit
voorkomen door van tevoren de ingangsfunctie op
DTS in te stellen.
• Als u doorgaat met het weergeven van een bron
waarvan het signaal is gecodeerd met DTS terwijl de
ingangsfunctie op AUTO blijft staan, zal dit apparaat
automatisch overschakelen naar de “DTS-decoderen”
ingangsfunctie om te voorkomen dat ruis wordt
gegenereerd tijdens de erop volgende bediening. (De
“t” indicator gaat branden op het display van het
voorpaneel.) De “t” indicator zal onmiddellijk
gaan knipperen nadat het weergeven van een bron
waarvan het signaal met DTS is gecodeerd klaar is.
Alleen een bron waarvan het signaal is gecodeerd met
DTS kan worden weergegeven terwijl deze indicator
knippert. Als u spoedig een normale PCM-bron wilt
weergeven, stelt u de ingangsfunctie weer in op
AUTO.
• De “t” indicator zal knipperen wanneer de
ingangsfunctie op AUTO is ingesteld en een zoek- of
overslaanbediening wordt uitgevoerd tijdens het
weergeven van een bron waarvan het signaal is
gecodeerd met DTS. Als deze toestand langer dan
30 seconden duurt, zal het apparaat automatisch
overschakelen van de “DTS-decoderen”
ingangsfunctie naar de “digitaal PCM-signaal”
ingangsfunctie en zal de “t” indicator uitgaan.
■ Opmerkingen betreffende het
weergeven van een ld
Nederlands
27
BASISBEDIENING VOOR HET WEERGEVEN
2
Kiezen van een DSP-programma
U kunt uw luisterplezier verhogen door een DSPprogramma te kiezen. Voor verdere informatie over ieder
programma, leest u de bladzijden 57 tot en met 60.
INPUT
VOLUME
6CH INPUT
INPUT MODE
D I G I T A L
D I G I TA L
SURROUND
STANDBY
/ON
A/B/C/D/E
PRESET/
TUNING
EFFECT
PROGRAM
PRESET
TUNING RDS MODE
/TUNING FM/AM MEMORY MODE
/FREQ
EON
PTY SEEK
BASS
TREBLE
Kies het gewenste DSP-programma met
behulp van de cijfertoetsen voordat de
indicator uitgaat (of druk herhaaldelijk op
PROGRAM l / h op het voorpaneel).
• Om, bijvoorbeeld, het subprogramma “Spectacle”
te kiezen, drukt u herhaaldelijk op MOVIE
THEATER 1.
• De naam van het gekozen DSP-programma wordt
op het display van het voorpaneel en op de
videomonitor afgebeeld.
TUNER
SPEAKERS
A
B
BASS
PROCESSOR
EXTENSION DIRECT
ON
OFF
EDIT
PHONES
MAN'L/AUTO FM AUTO/MAN'L MONO
S VIDEO
VIDEO
MODE START
L AUDIO R
OPTICAL
DSP
–
SILENT
+
–
+
VIDEO AUX
PROGRAM
of
2
1
Afstandsbediening
Voorpaneel
DSP-programmagroep
2
VIRTUAL
DTS MOVIE THEATER 1 2
DIGITAL
PRO LOGIC
DSP
6.1/ES
SP
PCM
AB
PS PTY RT CT
PTY HOLD EON STEREO AUTO
ZONE 2
NEWS INFO AFFAIRS SPORT
SLEEP
MEMORY TUNED
VOLUME
dB
ms
D-TV/LD
CBL/SAT
VCR 1
VCR2/DVR
V-AUX
DVD
MD/TAPE
CD-R
TUNER
CD
PHONO
DSP-programmanaam
(subprogramma)
1
Druk op DSP op de
afstandsbediening.
De indicator brandt gedurende
ongeveer 3 seconden.
Opmerkingen
Afstandsbediening
y
• Als de keuzeschakelaar in de stand DSP/TUN staat, slaat u
deze stap over.
28
• Kies een DSP-programma aan de hand van uw
luistervoorkeuren en niet aan de hand van de naam van het
programma. De akoestiek van uw luistervertrek heeft invloed
op het DSP-programma. Voorkom geluidsweerkaatsing in het
vertrek zo veel mogelijk om een zo groot mogelijk effect van
het programma te verkrijgen.
• Nadat u een ingangsbron hebt gekozen, zal dit apparaat
automatisch het laatste DSP-programma instellen dat met die
ingangsbron werd gebruikt.
• Wanneer u dit apparaat in de stand-bystand zet, onthoudt het
apparaat de ingangsbron en het DSP-programma die het laatst
werden gebruikt en stelt deze opnieuw in nadat u het apparaat
weer hebt ingeschakeld.
• Als een Dolby Digital- of een DTS-signaal wordt ingevoerd
terwijl de ingangsfunctie op AUTO is ingesteld, zal het DSPprogramma automatisch overschakelen naar het toepasselijke
decodeerprogramma.
• Wanneer een monobron wordt weergegeven met PRO LOGIC/
Normal of PRO LOGIC/ENHANCED, zullen de
hoofdluidsprekers en de achterluidsprekers geen geluid
voortbrengen. Het geluid wordt alleen voortgebracht door de
middenluidspreker. Als echter “1A CENTER SP” op het
INSTELMENU is ingesteld op NONE, wordt het geluid van
het middenkanaal voortgebracht door de hoofdluidsprekers.
• Wanneer een ingangsbron wordt gekozen die is aangesloten op
de 6CH INPUT-aansluitingen van dit apparaat, kan de digitale
geluidsveldprocessor niet worden gebruikt.
• Wanneer 96-kHz-bemonsterde digitale signalen worden
ingevoerd in dit apparaat, kan het DSP-programma niet worden
gekozen. In dit geval zal het geluid als normaal 2-kanalen
stereogeluid worden weergegeven.
BASISBEDIENING VOOR HET WEERGEVEN
■ Dolby Digital Matrix 6.1- of DTS
ES-decoder
Normale stereoweergave
Druk op EFFECT om het geluidseffect uit te
schakelen en normale stereoweergave te
krijgen.
Druk nogmaals op EFFECT om het geluidseffect
weer in te schakelen.
EFFECT
of
INTRODUCTION
Als u de Dolby Digital Surround EX-software of DTS
ES-software wilt gebruiken, drukt u op 6.1/ES om de
Dolby Digital Matrix 6.1-decoder of de DTS ES-decoder
in te schakelen. (Zie “12 6.1/ES AUTO” op bladzijden 45
en 60 voor verder informatie.)
Afstandsbediening
Voorpaneel
DTS MOVIE THEATER 1 2
PS PTY RT CT
PTY HOLD EON STEREO AUTO
ZONE 2
NEWS INFO AFFAIRS SPORT
SLEEP
MEMORY TUNED
VOLUME
D-TV/LD
CBL/SAT
VCR 1
VCR2/DVR
V-AUX
PREPARATION
VIRTUAL
DIGITAL
PRO LOGIC
DSP
6.1/ES
SP
PCM
AB
Afstandsbediening
DVD
MD/TAPE
CD-R
TUNER
CD
PHONO
De “ c ” indicator brandt.
Opmerking
Opmerkingen
• Als u het geluidseffect uitschakelt, brengen de midden- en
achterluidsprekers geen geluid voort.
• Als u het geluidseffect uitschakelt terwijl een Dolby Digital- of
DTS-signaal wordt uitgevoerd, wordt het dynamische bereik
van het signaal automatisch verkleind en wordt het geluid van
de midden- en achterluidsprekers gemengd en uitgevoerd via
de hoofdluidsprekers.
• Het volumeniveau kan sterk worden verlaagd wanneer u het
geluidseffect uitschakelt of wanneer u “10B D-RANGE” op het
INSTELMENU instelt op MIN. Schakel in dit geval het
geluidseffect weer in.
ADDITIONAL
INFORMATION
• In de volgende gevallen wordt dit apparaat niet in de Virtual
CINEMA DSP-functie geschakeld, zelfs niet als “1C REAR
L/R SP” op het INSTELMENU is ingesteld op NONE:
– wanneer het 5ch Stereo-, DOLBY DIGITAL/Normal- of
DTS/Normal-programma is gekozen;
– wanneer het geluidseffect is uitgeschakeld;
– wanneer 6CH INPUT is gekozen als ingangsbron;
– wanneer 96-kHz-bemonsterde digitale signalen worden
ingevoerd in dit apparaat;
– wanneer een Dolby Digital KARAOKE ingangsbron wordt
weergegeven;
– wanneer een testtoon wordt uitgevoerd; of
– wanneer de hoofdtelefoon is aangesloten.
ADVANCED
OPERATION
U kunt van het Virtual CINEMA DSP geluidsveld
genieten door “1C REAR L/R SP” op het INSTELMENU
in te stellen op NONE. De geluidsveldprocessor wordt
ingesteld op de Virtual CINEMA DSP-functie aan de
hand van het gekozen DSP-programma. Virtual CINEMA
DSP wordt weergegeven met behulp van de
hoofdluidsprekers. U kunt tevens luisteren naar SILENT
CINEMA DSP door uw hoofdtelefoon aan te sluiten op
de PHONES-aansluiting terwijl de digitale
geluidsveldprocessor is ingeschakeld.
• Als de keuzeschakelaar in een andere stand dan DSP/TUN
staat, drukt u eerst op DSP en vervolgens op EFFECT op de
afstandsbediening.
BASISBEDIENING
■ Virtual CINEMA DSP en SILENT
CINEMA DSP
y
APPENDIX
Nederlands
29
AFSTEMMEN
Aansluiten van de antennes
Zowel een AM- als een FM-binnenantenne worden bij dit apparaat geleverd. Over het algemeen leveren deze antennes
een voldoende sterk signaal.
Sluit iedere antenne op de juiste wijze aan op de daarvoor bestemde aansluitingen.
AM-raamantenne
(bijgeleverd)
(Model voor Europa)
FMbinnenantenne
(bijgeleverd)
■ Aansluiten van de AMraamantenne
2
DIGITAL OUTPUT
MD/
TAPE
CD-R
OPTICAL
4
TUNER
1
3
AM
ANT
5
GND
CD
CD-R
75
UNBAL.
FM
ANT
Antennestandaard
DVD
GND
D-TV
/LD
1
Druk tegen het lipje van de aansluiting en
houd deze weggedrukt om het gaatje van de
aansluiting te openen.
2
Steek de draaduiteinden van de AMraamantenne in de AM ANT- en GNDaansluitingen.
3
Laat het lipje los zodat de antennedraad
wordt vastgeklemd.
Trek voorzichtig aan de antennedraden om te
controleren dat ze stevig zijn aangesloten.
4
■ Aansluiten van de FMbinnenantenne
Bevestig de raamantenne op de
antennestandaard.
5
Sluit de bijgeleverde FM-binnenantenne aan op de 75Ω
UNBAL. FM ANT-aansluiting.
Richt de AM-raamantenne zodanig dat de
ontvangst het beste is.
y
OPTICAL
COAXIAL
CD
CBL
/SAT
DIGITAL INPUT
Aarding (GND-aansluiting)
Voor maximale veiligheid en minimale
ruis, sluit u de GND-aansluiting van de
antenne aan op een goede aardleiding.
Een goede aardleiding is een metalen
pen in een vochtige grond.
Opmerking
• Sluit niet tegelijkertijd een FM-buitenantenne en een FMbinnenantenne aan.
• De AM-raamantenne kan van de antennestandaard worden
afgehaald en aan een muur worden bevestigd.
Opmerkingen
• De AM-raamantenne dient uit de buurt van dit apparaat te
worden geplaatst.
• De AM-raamantenne dient altijd te blijven aangesloten, zelfs
wanneer een AM-buitenantenne op dit apparaat is aangesloten.
Een op de juiste wijze geïnstalleerde buitenantenne
biedt een betere ontvangst dan een binnenantenne. Als
u last heeft van een slechte ontvangstkwaliteit, kan
een buitenantenne hierin verbetering brengen. Vraag
uw dichtstbijzijnde YAMAHA handelaar of
servicecentrum om advies met betrekking tot
buitenantennes.
30
AFSTEMMEN
y
Automatisch (of handmatig)
afstemmen
Automatisch afstemmen is handig wanneer de
zendersignalen sterk zijn en er geen storing is.
1
INPUT
VOLUME
6CH INPUT
INPUT MODE
Als het signaal van de zender waarop u wilt afstemmen
zwak is, moet u handmatig erop afstemmen.
D I G I T A L
D I G I TA L
SURROUND
STANDBY
/ON
PRESET/
TUNING
EFFECT
PROGRAM
BASS
PROCESSOR
EXTENSION DIRECT
ON
PRESET
TUNING RDS MODE
/TUNING FM/AM MEMORY MODE
/FREQ
EDIT
PHONES
OFF
MAN'L/AUTO FM AUTO/MAN'L MONO
S VIDEO
VIDEO
EON
PTY SEEK
BASS
3
TREBLE
MODE START
L AUDIO R
OPTICAL
DSP
–
SILENT
+
–
+
VIDEO AUX
Druk op TUNING MODE (AUTO/MAN’L
MONO) zodat de “AUTO” indicator op het
display van het voorpaneel uitgaat.
TUNING
MODE
4
2 3
AUTO/MAN'L MONO
Druk op INPUT l / h en
kies TUNER als
ingangsbron.
2
Druk op FM/AM om de frequentieband te
kiezen.
“FM” of “AM” brandt op het display van het
voorpaneel.
AUTO
Gaat uit
Als de dubbelepunt (:) op het display van het
voorpaneel naast de frequentieband-indicator wordt
afgebeeld, drukt u op PRESET/TUNING (EDIT)
zodat de dubbelepunt uitgaat.
INPUT
PRESET
/TUNING
EDIT
VIRTUAL
DIGITAL
PRO LOGIC
DSP
6.1/ES
SP
PCM
AB
PS
PTY
RT
CT
BASISBEDIENING
1
PREPARATION
A/B/C/D/E
TUNER
SPEAKERS
A
B
INTRODUCTION
• Gebruik handmatig afstemmen als het zoeken niet stopt bij de
gewenste zender omdat het signaal te zwak is.
• Als het apparaat is afgestemd op een zender, brandt de
“TUNED” indicator en wordt de frequentie van de ontvangen
zender afgebeeld op het display van het voorpaneel. Indien een
RDS-zender wordt ontvangen die gebruikmaakt van PSdataservice, wordt op het display van het voorpaneel niet de
frequentie, maar de naam van de zender afgebeeld.
DTS MOVIE THEATER 1 2
PTY HOLD EON STEREO AUTO
DOLBY DIGITAL
ZONE 2
NEWS INFO AFFAIRS SPORT
SLEEP
MEMORY TUNED
PRO LOGIC ENTERTAINMENT
ENTERTAINM
FM/AM
Schakel deze indicator uit.
of
4
Druk op TUNING MODE (AUTO/MAN’L
MONO) zodat de “AUTO” indicator op het
display van het voorpaneel brandt.
TUNING
MODE
AUTO
Brandt
AUTO/MAN'L MONO
Opmerking
EDIT
VIRTUAL
DIGITAL
PRO LOGIC
DSP
6.1/ES
SP
PCM
AB
PS
PTY
RT
CT
DTS MOVIE THEATER 1 2
PTY HOLD EON STEREO AUTO
DOLBY DIGITAL
ZONE 2
NEWS INFO AFFAIRS SPORT
SLEEP
MEMORY TUNED
PRO LOGIC ENTERTAINMENT
ENTERTAINM
ADDITIONAL
INFORMATION
• Door handmatig af te stemmen op een FM-zender, wordt de
ontvangstfunctie automatisch verandert in mono om de
kwaliteit van het signaal te verhogen.
Als de dubbelepunt (:) op het display van het
voorpaneel naast de frequentieband-indicator wordt
afgebeeld, drukt u op PRESET/TUNING (EDIT)
zodat de dubbelepunt uitgaat.
PRESET
/TUNING
ADVANCED
OPERATION
3
Druk op PRESET TUNING l / h om
handmatig op de gewenste zender af te
stemmen.
PRESET/
TUNING
Houd de toets ingedrukt om
verder te gaan met het zoeken
naar zenders.
dB
ms
Schakel deze indicator uit.
APPENDIX
4
Nederlands
Druk eenmaal op PRESET/TUNING l of h
om met het automatisch afstemmen te
beginnen.
PRESET/
Druk op h om af te stemmen
TUNING
op een hogere frequentie of
druk op l om af te stemmen
op een lagere frequentie. Druk
nogmaals op dezelfde toets als
het zoeken niet stopt bij de
gewenste zender.
31
dB
ms
AFSTEMMEN
Opmerkingen
Programmeren van
voorkeurzenders
■ Automatisch programmeren van
zenders (voor RDS-zenders)
U kunt de automatische afstemfunctie gebruiken om
RDS-zenders als voorkeurzender in het geheugen te
programmeren. Deze functie stelt het apparaat in staat om
automatisch af te stemmen op RDS-zenders met een sterk
signaal, en maximaal 40 (8 zenders x 5 groepen) van
dergelijke zenders op volgorde in het geheugen te
programmeren. (Zie bladzijden 35 tot en met 37 voor
verdere informatie over RDS-zenders). Met deze functie
kunt u gemakkelijk afstemmen op een voorkeurzender
door het voorkeurzendernummer te kiezen (zie
bladzijde 33).
INPUT
VOLUME
6CH INPUT
INPUT MODE
D I G I T A L
D I G I TA L
SURROUND
STANDBY
/ON
A/B/C/D/E
PRESET/
TUNING
EFFECT
PROGRAM
PRESET
TUNING RDS MODE
/TUNING FM/AM MEMORY MODE
/FREQ
EON
PTY SEEK
BASS
• Alle gegevens van een geprogrammeerde zender die onder een
voorkeurzendernummer zijn opgeslagen, zullen worden gewist
wanneer u een nieuwe voorkeurzender onder hetzelfde nummer
programmeert.
• U kunt een voorkeurzender handmatig omwisselen met een
andere FM-zender of AM-zender, door eenvoudigweg de
bediening onder “Handmatig programmeren van
voorkeurzenders” op bladzijde 33 uit te voeren.
• Als het voorkeurzendernummer niet oploopt tot E8, is het
automatisch programmeren van voorkeurzenders automatisch
gestopt nadat alle zenders zijn gezocht.
• Alleen RDS-zenders met een voldoende sterk signaal worden
opgeslagen door het automatisch programmeren van
voorkeurzenders. Als de zender die u wilt programmeren een
zwak signaal heeft, stemt u handmatig erop af in de
monofunctie en programmeert u deze door de bediening onder
“Handmatig programmeren van voorkeurzenders” op
bladzijde 33 uit te voeren. (In bepaalde gevallen kan met deze
functie een zender niet worden ontvangen terwijl die met de
automatisch afstemfunctie wel ontvangen zou kunnen worden.
Dit komt omdat deze functie samen met het radiosignaal ook
nog een grote hoeveelheid PI (programma-identificatie)-data
ontvangt.)
TREBLE
TUNER
SPEAKERS
A
B
BASS
PROCESSOR
EXTENSION DIRECT
ON
OFF
EDIT
PHONES
MAN'L/AUTO FM AUTO/MAN'L MONO
S VIDEO
VIDEO
MODE START
L AUDIO R
OPTICAL
DSP
–
SILENT
+
+
–
VIDEO AUX
132
1
Druk op FM/AM om de FM-frequentieband te
kiezen.
FM/AM
2
Druk op TUNING MODE (AUTO/MAN’L
MONO) zodat de “AUTO” indicator op het
display van het voorpaneel brandt.
TUNING
MODE
AUTO
Brandt
AUTO/MAN'L MONO
3
Houd MEMORY (MAN’L/AUTO FM)
gedurende langer dan 3 seconden
ingedrukt.
Het voorkeurzendernummer, de “MEMORY”
indicator en de “AUTO” indicator knipperen op het
display van het voorpaneel. Vervolgens zal na
ongeveer 5 seconden het automatisch programmeren
van voorkeurzenders beginnen vanaf de frequentie
die op dit moment wordt afgebeeld in de richting
van de hogere frequenties.
MEMORY
VIRTUAL
MAN'L/AUTO FM
DIGITAL
PRO LOGIC
DSP
6.1/ES
SP
PCM
AB
PS
PTY
RT
CT
DTS MOVIE THEATER 1 2
PTY HOLD EON STEREO AUTO
DOLBY DIGITAL
ZONE
2
ZO
NEWS INFO AFFAIRS SPORT
SLEEP
SLE
PRO LOGIC ENTERTAINMENT MEMORY TUNED
Nadat het automatisch programmeren van
voorkeurzenders klaar is, wordt de frequentie van de
laatste geprogrammeerde zender op het display van
het voorpaneel afgebeeld.
32
Opties bij het automatisch programmeren van
voorkeurzenders
U kunt het voorkeurzendernummer kiezen waarvanaf het
apparaat moet beginnen met het programmeren van RDSzenders en/of kiezen voor het zoeken naar zenders in de
richting van de lagere frequenties. Alvorens het
automatisch programmeren van voorkeurzenders begint
(nadat u op MEMORY hebt gedrukt in stap 3):
1. Druk op A/B/C/D/E en PRESET/TUNING l / h om
het voorkeurzendernummer te kiezen waaronder de
eerste zender moet worden geprogrammeerd. Het
automatisch programmeren van voorkeurzenders zal
stoppen nadat zenders zijn geprogrammeerd onder alle
voorkeurzendernummers tot en met E8.
2. Druk op PRESET/TUNING (EDIT) om de
dubbelepunt (:) te doen uitgaan en druk vervolgens op
PRESET/TUNING l om te beginnen met het zoeken
naar zenders in de richting van de lagere frequenties.
Reserve-stroomvoorziening voor het
geheugen
De reserve-stroomvoorziening voorkomt dat de
opgeslagen gegevens verloren gaan, zelfs wanneer het
apparaat in de stand-bystand wordt gezet, de stekker
van het netsnoer uit het stopcontact wordt getrokken,
of de stroomvoorziening tijdelijk wordt onderbroken
als gevolg van een stroomstoring. Als de
stroomvoorziening van het apparaat echter gedurende
langer dan 1 week is onderbroken, is het mogelijk dat
de voorkeurzenders uit het geheugen verloren gaan.
Als dit gebeurd is, programmeert u de zenders
opnieuw door middel van de verschillende methoden
voor het programmeren van voorkeurzenders.
dB
ms
AFSTEMMEN
■ Handmatig programmeren van
voorkeurzenders
5
INPUT
VOLUME
6CH INPUT
INPUT MODE
D I G I T A L
D I G I TA L
SURROUND
STANDBY
/ON
A/B/C/D/E
PRESET/
TUNING
EFFECT
PROGRAM
PRESET
TUNING RDS MODE
/TUNING FM/AM MEMORY MODE
/FREQ
EON
PTY SEEK
BASS
TREBLE
VIRTUAL
VIRTUAL
TUNER
SPEAKERS
A
B
BASS
PROCESSOR
EXTENSION DIRECT
ON
OFF
EDIT
PHONES
MAN'L/AUTO FM AUTO/MAN'L MONO
S VIDEO
VIDEO
MODE START
L AUDIO R
OPTICAL
DIGITAL
DIGITAL
PRO
PRO LOGIC
LOGIC
DSP
DSP
6.1/ES
SP
PCM
AB
DSP
–
SILENT
+
–
+
VIDEO AUX
PS
PS
PTY
PTY
RT
RT
CT
CT
DTS
PTY
DTS MOVIE
MOVIE THEATER
THEATER 11 2
VOLUME
PTY HOLD
HOLD EON
EON STEREO AUTO
DOLBY
ZONE
NEWS
DOLBY DIGITAL
DIGITAL
ZONE 22
NEWSINFO
INFOAFFAIRS
AFFAIRSSPORT
SPORT
SLEEP
PRO
SLEEP
MEMORY TUNED
PRO LOGIC
LOGIC ENTERTAINMENT
ENTERTAINMENT MEMORY
dB
dB
ms
ms
DVD
MD/TAPE
CD-R
TUNER
CD
PHONO
D-TV/LD
CBL/SAT
VCR 1
VCR2/DVR
V-AUX
3 4
1
2
2,5
6
Stem af op een zender.
Zie bladzijde 31 voor informatie over het
afstemmen.
Herhaal de stappen 1 tot en met 5 om
andere voorkeurzenders te programmeren.
Opmerkingen
Druk op MEMORY (MAN’L/AUTO FM).
De “MEMORY” indicator knippert gedurende
ongeveer 5 seconden op het display van het
voorpaneel.
MEMORY
MEMORY
Afstemmen op een
voorkeurzender
MAN'L/AUTO FM
Knippert
3
VIRTUAL
DIGITAL
PRO LOGIC
DSP
6.1/ES
SP
PCM
AB
PS
PTY
U kunt tevens op een voorkeurzender afstemmen met
behulp van de afstandsbediening. Zet de keuzeschakelaar
in de stand AMP/TUN en druk op TUNER om TUNER
als de ingangsbron te kiezen.
RT
CT
DTS MOVIE THEATER 1 2
PTY HOLD EON STEREO AUTO
DOLBY DIGITAL
ZONE 2
NEWS INFO AFFAIRS SPORT
SLEEP
MEMORY TUNED
PRO LOGIC ENTERTAINMENT
ENTERTAINM
INPUT
VOLUME
6CH INPUT
INPUT MODE
dB
ms
D I G I T A L
D I G I TA L
SURROUND
STANDBY
/ON
4
A/B/C/D/E
PRESET/
TUNING
EFFECT
PROGRAM
PRESET
TUNING RDS MODE
/TUNING FM/AM MEMORY MODE
/FREQ
EON
PTY SEEK
BASS
TREBLE
TUNER
SPEAKERS
A
B
BASS
PROCESSOR
EXTENSION DIRECT
ON
OFF
EDIT
PHONES
MAN'L/AUTO FM AUTO/MAN'L MONO
S VIDEO
VIDEO
MODE START
L AUDIO R
OPTICAL
DSP
–
SILENT
+
–
+
VIDEO AUX
APPENDIX
Druk op PRESET/TUNING l / h om een
voorkeurzendernummer (1 tot en met 8) te
kiezen terwijl de “MEMORY” indicator
knippert.
PRESET/
TUNING
Druk op h om een hoger
voorkeurzendernummer te
kiezen en druk op l om een
lager voorkeurzendernummer
te kiezen.
ADDITIONAL
INFORMATION
A/B/C/D/E
U kunt op iedere gewenste zender afstemmen door
eenvoudigweg het voorkeurzendernummer te kiezen
waaronder de zender werd geprogrammeerd.
ADVANCED
OPERATION
Druk herhaaldelijk op A/B/C/D/E om een
voorkeurzendergroep (A tot en met E) te
kiezen terwijl de “MEMORY” indicator
knippert.
De letter van de voorkeurzendergroep wordt
afgebeeld. Controleer dat de dubbelepunt (:) naast de
frequentieband op het display van het voorpaneel
wordt afgebeeld.
BASISBEDIENING
• Alle gegevens van een geprogrammeerde zender die onder een
voorkeurzendernummer zijn opgeslagen, zullen worden gewist
wanneer u een nieuwe voorkeurzender onder hetzelfde
nummer programmeert.
• De ontvangstfunctie (stereo of mono) wordt samen met de
frequentie opgeslagen.
PREPARATION
Geeft aan dat de afgebeelde zender is
geprogrammeerd als voorkeurzender A1.
INTRODUCTION
U kunt tevens maximaal 40 zenders (8 zenders x 5
groepen) handmatig programmeren.
Druk op MEMORY (MAN’L/AUTO FM) terwijl
de “MEMORY” indicator knippert.
De frequentieband en de
frequentie worden op het
MEMORY
display van het voorpaneel
afgebeeld achter de
MAN'L/AUTO FM
voorkeurzendergroep en het
voorkeurzendernummer die u
hebt gekozen.
1 2
Nederlands
2
1
33
AFSTEMMEN
1
Druk herhaaldelijk op A/B/C/D/E om een
voorkeurzendergroep te kiezen.
De voorkeurzendergroep wordt op het display van
het voorpaneel afgebeeld en verandert bij iedere druk
op de A/B/C/D/E toets.
A/B/C/D/E
of
Omwisselen van voorkeurzenders
U kunt de voorkeurzendernummers van twee
voorkeurzenders met elkaar omwisselen. Het
onderstaande voorbeeld beschrijft de bedieningen voor
het omwisselen van voorkeurzendernummer “E1” met
“A5”.
A/B/C/D/E
Voorpaneel
Afstandsbediening
INPUT
VOLUME
6CH INPUT
INPUT MODE
D I G I T A L
2
Druk op PRESET/TUNING l / h (of PRESET
–/+) om een voorkeurzendernummer (1 tot
en met 8) te kiezen.
De voorkeurzendergroep en het voorkeurzendernummer worden op het display van het voorpaneel
afgebeeld vóór de frequentieband en de frequentie.
Tevens brandt de “TUNED” indicator.
D I G I TA L
SURROUND
STANDBY
/ON
Voorpaneel
VIRTUAL
DIGITAL
PRO LOGIC
DSP
6.1/ES
SP
PCM
AB
ON
OFF
PS
PTY
RT
CT
VOLUME
dB
ms
D-TV/LD
CBL/SAT
VCR 1
VCR2/DVR
V-AUX
PROGRAM
PRESET
TUNING RDS MODE
/TUNING FM/AM MEMORY MODE
/FREQ
EDIT
PHONES
MAN'L/AUTO FM AUTO/MAN'L MONO
S VIDEO
VIDEO
SILENT
PTY SEEK
BASS
TREBLE
+
+
–
VIDEO AUX
2,4
1
Stem af op voorkeurzender “E1”.
Zie “Afstemmen op een voorkeurzender” op
bladzijde 33.
2
Houd PRESET/TUNING (EDIT) gedurende
langer dan 3 seconden ingedrukt.
“E1” en de “MEMORY” indicator knipperen op het
display van het voorpaneel.
DVD
MD/TAPE
CD-R
TUNER
CD
PHONO
PRESET
/TUNING
VIRTUAL
DIGITAL
PRO LOGIC
DSP
6.1/ES
SP
PCM
AB
y
• U kunt het voorkeurzendernummer kiezen met behulp van de
cijfertoetsen (1 t/m 8) op de afstandsbediening als
fabrikantcode “0023” is ingesteld voor de stand AMP/TUN (of
DSP/TUN).
EON
MODE START
L AUDIO R
OPTICAL
DSP
–
Afstandsbediening
DTS MOVIE THEATER 1 2
PTY HOLD EON STEREO AUTO
DOLBY DIGITAL
ZONE 2
NEWS INFO AFFAIRS SPORT
SLEEP
PRO LOGIC ENTERTAINMENT MEMORY TUNED
PRESET/
TUNING
EFFECT
BASS
PROCESSOR
EXTENSION DIRECT
PRESET/
TUNING
of
A/B/C/D/E
TUNER
SPEAKERS
A
B
EDIT
3
PTY
VIRTUAL
CT
ZONE 2
SLEEP
PS
PS
PTY
PTY
RT
RT
CT
CT
DTS MOVIE THEATER 1 2
PTY
PTY HOLD
HOLD EON STEREO AUTO
DOLBY DIGITAL
ZONE 2
NEWS
NEWSINFO
INFOAFFAIRS
AFFAIRSSPORT
SPORT
SLEEP
PRO LOGIC ENTERTAINMENT MEMORY TUNED
dB
ms
Druk nogmaals op PRESET/TUNING (EDIT).
De zenders die onder de twee
voorkeurzendernummers zijn geprogrammeerd,
worden omgewisseld.
PRESET
/TUNING
EDIT
VIRTUAL
DIGITAL
PRO LOGIC
DSP
6.1/ES
SP
PCM
AB
PS
PTY
RT
CT
DTS MOVIE THEATER 1 2
PTY HOLD EON STEREO AUTO
DOLBY DIGITAL
ZONE
ZON 2
NEWS INFO AFFAIRS SPORT
SLE
SLEEP
PRO LOGIC ENTERTAINMENT MEMORY TUNED
Geeft aan dat het omwisselen van
de zenders klaar is.
34
RT
Stem af op de voorkeurzender “A5” met
behulp van de toetsen op het voorpaneel.
“A5” en de “MEMORY” indicator knipperen op het
display van het voorpaneel.
DIGITAL
PRO LOGIC
DSP
6.1/ES
SP
PCM
AB
4
PS
DTS MOVIE THEATER 1 2
PTY HOLD EON
DOLBY DIGITAL
NEWS INFO AFFAIRS
AFF
SPORT
PRO LOGIC ENTERTAINMENT MEMORY T
dB
ms
ONTVANGEN VAN RDS-ZENDERS
Beschrijving van RDS-data
Door dit apparaat kunnen van RDS-zenders de volgende
soorten informatie worden ontvangen: PI, PS, PTY, RT,
CT en EON.
Op het display wordt de naam van de RDS-zender
afgebeeld die op dat moment wordt ontvangen.
■ PTY-functie (programmatype):
■ RT-functie (radiotekst):
■ CT-functie (huidige tijd):
RDS MODE
/FREQ
PS-functie
PTY-functie
■ EON-functie (uitgebreide overige
netwerken):
RT-functie
APPENDIX
Op het display wordt de huidige tijd op de minuut
nauwkeurig afgebeeld. Indien de ontvangst van de RDSdata plotseling wordt afgebroken, wordt soms de
mededeling “CT WAIT” afgebeeld.
ADDITIONAL
INFORMATION
Op het display wordt informatie afgebeeld over het
programma (zoals de titel van het lied, de naam van de
zanger, enz.) dat wordt uitgezonden door de RDS-zender
die op dat moment wordt ontvangen. De informatie
bestaat uit maximaal 64 alfanumerieke tekens, inclusief
de umlaut. Indien de RT-data andere lettertekens bevat,
worden deze aangegeven door middel van onderstreping.
• Druk bij ontvangst van een RDS-zender niet eerder op RDS
MODE/FREQ dan dat de indicator van één of meer RDSfuncties op het display gaat branden. Indien op deze toets
wordt gedrukt voordat de indicator op het display gaat
branden, kan de functie namelijk niet gewijzigd worden. Dit
komt omdat het apparaat dan nog niet alle RDS-data van de
zender heeft ontvangen.
• Er kan geen RDS-functie gekozen worden waarvan de
betreffende zender geen gebruikmaakt.
• Dit apparaat kan geen gebruikmaken van RDS-data indien het
ontvangen signaal niet krachtig genoeg is. Vooral bij de RTfunctie (radiotekst) moeten er veel data ontvangen worden.
Hierdoor bestaat de kans dat de RT-functie niet op het display
wordt afgebeeld, terwijl andere RDS-functies (zoals PS, PTY,
enz.) wel worden afgebeeld.
• Soms kunnen er vanwege slechte ontvangstcondities geen
RDS-data worden ontvangen. Druk in dergelijke gevallen op
TUNING MODE zodat de indicator “AUTO” op het display
uitgaat. Hierdoor wordt weliswaar overgeschakeld op monoontvangst, maar wanneer u het display overschakelt op een
RDS-functie, kunt u toch RDS-data op het display afbeelden.
• Indien de signaalsterkte tijdens ontvangst van een RDS-zender
door externe storing verzwakt wordt, bestaat de kans dat de
ontvangst van de RDS-data plotseling wordt afgebroken en dat
“...WAIT” op het display wordt afgebeeld.
ADVANCED
OPERATION
Op het display wordt het soort programma afgebeeld dat
op dat moment wordt uitgezonden door de RDS-zender
die wordt ontvangen. RDS-zenders onderscheiden 15
verschillende programmatypes. Met dit apparaat kunt u
zoeken naar een zender die op dat moment het door u
gewenste soort programma uitzendt. Zie bladzijde 36
voor bijzonderheden.
Opmerkingen
BASISBEDIENING
■ PS-functie (zendernaam):
Met dit apparaat kunnen vier soorten RDS-data op het
display worden afgebeeld. Bij ontvangst van een RDSzender gaan op het display de indicators PS, PTY, RT en/of
CT branden, al naar gelang de RDS-dataservice waarvan
de betreffende zender gebruikmaakt. Door herhaaldelijk
op RDS MODE/FREQ te drukken, kunt u de functie van
de RDS-data waarvan door de ontvangen zender gebruik
wordt gemaakt, in de onderstaande volgorde wijzigen.
Wanneer de rode indicator naast de naam van de RDSfunctie gaat branden, betekent dit dat de betreffende RDSfunctie nu is gekozen.
PREPARATION
RDS-data bevatten diverse soorten informatie, zoals PI
(programma-identificatie), PS (zendernaam), PTY
(programmatype), RT (radiotekst), CT (huidige tijd),
EON (uitgebreide overige netwerken), enz. De RDSfunctie is in werking bij zenders in het netwerk.
Wijzigen van de RDS-functies
INTRODUCTION
RDS (= radiodatasysteem) is een datatransmissiesysteem
dat door FM-zenders in veel landen wordt gebruikt.
Zenders die gebruikmaken van dit systeem, zenden naast
hun normale radiosignaal nog een onhoorbare stroom
data uit.
Zie bladzijde 37.
Nederlands
CT-functie
Frequentieweergavefunctie
35
ONTVANGEN VAN RDS-ZENDERS
■ Uitschakelen van deze functie
PTY SEEK-functie
Druk tweemaal op PTY SEEK MODE.
Door een bepaald programmatype te kiezen, worden alle
voorgeprogrammeerde RDS-zenders doorzocht die een
programma van het gekozen programmatype uitzenden.
INPUT
VOLUME
6CH INPUT
INPUT MODE
■ Programmatypes van de PTYfunctie
RDS-zenders onderscheiden 15 verschillende
programmatypes.
D I G I T A L
D I G I TA L
SURROUND
STANDBY
/ON
A/B/C/D/E
PRESET/
TUNING
EFFECT
PROGRAM
PRESET
TUNING RDS MODE
/TUNING FM/AM MEMORY MODE
/FREQ
EON
PTY SEEK
BASS
TREBLE
TUNER
SPEAKERS
A
B
BASS
PROCESSOR
EXTENSION DIRECT
ON
EDIT
PHONES
OFF
MAN'L/AUTO FM AUTO/MAN'L MONO
S VIDEO
VIDEO
MODE START
L AUDIO R
OPTICAL
DSP
–
SILENT
2
1
+
–
+
VIDEO AUX
1 3
Druk op PTY SEEK MODE om de PTY SEEKfunctie te activeren.
Het programmatype van de zender die op dat
moment wordt ontvangen of “NEWS” knippert op
het display.
VIRTUAL
PTY SEEK
MODE
NEWS
AFFAIRS
INFO
SPORT
EDUCATE
DRAMA
CULTURE
SCIENCE
VARIED
POP M
ROCK M
M.O.R. M
LIGHT M
CLASSICS
OTHER M
START
Knippert
2
Druk op PRESET/TUNING l / h om het
gewenste programmatype te kiezen.
Het gewenste programmatype wordt op het display
afgebeeld.
PRESET/
TUNING
3
Druk op PTY SEEK START om te beginnen
met het doorzoeken van alle
voorgeprogrammeerde RDS-zenders.
Het gekozen programmatype knippert en de
indicator “PTY HOLD” brandt op het display terwijl
er naar zenders wordt gezocht.
Brandt
PTY SEEK
MODE
START
VIRTUAL
DIGITAL
PRO LOGIC
DSP
6.1/ES
PCM
B
PS
PTY
RT
CT
DTS MOVIE THEATER 1 2
PTY HOLD EON STEREO AUTO
DOLBY DIGITAL
ZONE 2
NEWS INFO AFFAIRS SPORT
SLEEP
PRO LOGIC ENTERTAINMENT MEMORY TUNED
dB
ms
Het gekozen
programmatype
knippert.
• Zodra er een zender wordt gevonden die een
programma uitzendt van het gekozen
programmatype, zal de zoekfunctie daar stoppen.
• Indien de zender waarop is afgestemd niet de
gewenste zender is, druk dan nogmaals op PTY
SEEK START. Vervolgens wordt begonnen met het
zoeken naar een andere zender die een programma
van hetzelfde programmatype uitzendt.
36
Nieuws
Actuele zaken
Algemene informatie
Sport
Onderwijs
Toneel
Cultuur
Wetenschap
Licht amusement
Popmuziek
Rockmuziek
Populaire muziek (lichte muziek)
Licht klassiek
Serieus klassiek
Overige muziek
ONTVANGEN VAN RDS-ZENDERS
2
EON-functie
EON
Brandt
VOLUME
D-TV/LD
CBL/SAT
VCR 1
VCR2/DVR
V-AUX
DVD
MD/TAPE
CD-R
TUNER
CD
PHONO
• Wanneer een RDS-voorkeurzender met een
programma van het aangegeven type wordt
gevonden, wordt automatisch overgeschakeld naar
dat programma zodra de uitzending daarvan
begint. Dit programma komt dan in de plaats van
het programma dat tot dusver werd ontvangen. De
indicator van het programmatype knippert.
6CH INPUT
D I G I T A L
D I G I TA L
VIRTUAL
DTS
SURROUND
STANDBY
/ON
A/B/C/D/E
PRESET/
TUNING
EFFECT
PROGRAM
PRESET
TUNING RDS MODE
/TUNING FM/AM MEMORY MODE
/FREQ
EON
PTY SEEK
BASS
6.1/ES
PCM
TREBLE
TUNER
SPEAKERS
A
B
BASS
PROCESSOR
EXTENSION DIRECT
ON
OFF
EDIT
PHONES
MAN'L/AUTO FM AUTO/MAN'L MONO
S VIDEO
VIDEO
MODE START
L AUDIO R
OPTICAL
–
+
–
DVD
MD/TAPE
CD-R
TUNER
CD
PHONO
Knippert
• Nadat de uitzending van het gevonden programma
is afgelopen, wordt het voorheen ontvangen
programma (of een ander programma op dezelfde
zender) weer ontvangen.
Controleer of de indicator “EON” op het
display brandt.
Indien de indicator “EON” niet op het display
brandt, stemt u af op een andere RDS-zender zodat
de indicator “EON” wel brandt.
2
PS PTY RT CT
PTY HOLD EON STEREO AUTO
ZONE 2
INFO AFFAIRS SPORT
SLEEP
MEMORY TUNED
VOLUME
dB
ms
D-TV/LD
CBL/SAT
VCR 1
VCR2/DVR
V-AUX
DVD
MD/TAPE
CD-R
TUNER
CD
PHONO
VIRTUAL
DTS
6.1/ES
PCM
B
2
PS PTY RT CT
PTY HOLD EON STEREO AUTO
ZONE 2
INFO AFFAIRS SPORT
SLEEP
MEMORY TUNED
VOLUME
dB
ms
D-TV/LD
CBL/SAT
VCR 1
VCR2/DVR
V-AUX
DVD
MD/TAPE
CD-R
TUNER
CD
PHONO
■ Uitschakelen van deze functie
Druk het benodigde aantal keren op EON zodat op het
display geen programmatype-indicator meer brandt.
ADDITIONAL
INFORMATION
B
dB
ms
D-TV/LD
CBL/SAT
VCR 1
VCR2/DVR
V-AUX
ADVANCED
OPERATION
6.1/ES
PCM
VOLUME
B
+
VIDEO AUX
2
VIRTUAL
DTS
PS PTY RT CT
PTY HOLD EON STEREO AUTO
ZONE 2
NEWS INFO AFFAIRS SPORT
SLEEP
MEMORY TUNED
DSP
SILENT
1
2
BASISBEDIENING
INPUT
VOLUME
ZONE 2
SLEEP
B
• Deze functie kan alleen worden gebruikt bij ontvangst van een
RDS-zender die gebruikmaakt van de EON-dataservice. Bij
ontvangst van een dergelijke zender gaat op het display de
indicator “EON” branden.
INPUT MODE
PS PTY RT CT
PTY HOLD EON STEREO AUTO
NEWS INFO AFFAIRS SPORT
MEMORY TUNED
dB
ms
6.1/ES
PCM
Opmerking
2
VIRTUAL
PREPARATION
VIRTUAL
DTS
INTRODUCTION
Deze functie maakt gebruik van de EON-dataservice
(Enhanced Other Networks = uitgebreide overige
netwerken) op het RDS-zendernetwerk. Wanneer u
gewoon het gewenste programmatype kiest (NEWS,
INFO, AFFAIRS of SPORT), zal dit apparaat
automatisch alle voorgeprogrammeerde RDS-zenders
afzoeken naar een zender die een programma van het
gekozen programmatype uitzendt. Indien een dergelijke
zender wordt gevonden, zal worden overgeschakeld naar
het betreffende programma zodra de uitzending daarvan
begint. Dit programma komt dan in de plaats van het
programma dat tot dusver werd ontvangen.
Druk het benodigde aantal keren op EON om
het gewenste programmatype (NEWS, INFO,
AFFAIRS of SPORT) te kiezen.
De indicator van het gekozen programmatype brandt
op het display.
APPENDIX
Nederlands
37
BASISBEDIENING VOOR HET OPNEMEN
Opnamebediening en andere bedieningen worden
uitgevoerd op de opnamecomponent. Raadpleeg de
gebruiksaanwijzing van deze component.
Opmerkingen
2
INPUT
VOLUME
6CH INPUT
INPUT MODE
D I G I T A L
D I G I TA L
SURROUND
STANDBY
/ON
A/B/C/D/E
PRESET/
TUNING
EFFECT
PROGRAM
PRESET
TUNING RDS MODE
/TUNING FM/AM MEMORY MODE
/FREQ
EON
PTY SEEK
BASS
TREBLE
TUNER
SPEAKERS
A
B
BASS
PROCESSOR
EXTENSION DIRECT
ON
OFF
EDIT
PHONES
MAN'L/AUTO FM AUTO/MAN'L MONO
S VIDEO
VIDEO
MODE START
L AUDIO R
OPTICAL
DSP
–
SILENT
+
–
VIDEO AUX
2
1
Schakel het apparaat en alle aangesloten
componenten in.
2
Kies de broncomponent waarvan u wilt
opnemen.
of
Afstandsbediening
3
Begin met het weergeven (of kies een
zender), op de broncomponent.
4
Begin met het opnemen op de
opnamecomponent.
38
Als u een videobron weergeeft die gebruik maakt van
vervormde of gecodeerde signalen om dubben te
voorkomen, kan het beeld zelf gestoord zijn als gevolg
van deze signalen.
■ Speciale aandachtspunten voor
het opnemen van DTS-software
Het DTS-signaal is een digitale bitstream. Als u probeert
de DTS-bitstream digitaal op te nemen, zal dit leiden tot
het opnemen van ruis. Daarom, als u dit apparaat wilt
gebruiken om bronnen op te nemen waarop DTS-signalen
zijn opgenomen, let u op de volgende aandachtspunten en
maakt u de volgende instellingen.
INPUT
Voorpaneel
+
• Voer een proefopname uit alvorens de werkelijke opname te
maken.
• Wanneer dit apparaat in de stand-bystand staat, kunt u niet
opnemen tussen twee componenten die zijn aangesloten op dit
apparaat.
• De instellingen van BASS, TREBLE, BASS EXTENSION,
“3 L/R BALANCE” op het INSTELMENU en DSPprogramma’s hebben geen invloed op de opname.
• Een bron die is aangesloten op de 6CH INPUT-aansluitingen
van dit apparaat, kan niet worden opgenomen.
• S-videosignalen en composietvideosignalen passeren
onafhankelijk door de videoschakelingen van dit apparaat.
Wanneer u videosignalen opneemt of dubt en uw
videobroncomponent is zodanig aangesloten dat alleen een Svideosignaal (of alleen een composietvideosignaal) wordt
uitgevoerd, dan kunt u alleen een S-videosignaal (of alleen een
composietvideosignaal) opnemen op uw videorecorder.
• Een bepaalde ingangsbron wordt niet uitgevoerd op hetzelfde
REC OUT-uitgang. (Bijvoorbeeld, het signaal dat via VCR 1
IN wordt ingevoerd, wordt niet via VCR 1 OUT uitgevoerd.)
• Neem kennis van de auteurswetten in uw land met betrekking
tot het opnemen van langspeelplaten, cd’s, radio, enz. Het
opnemen van auteursrechtelijk beschermd materiaal kan
inbreuk plegen op de auteurswetten.
Voor ld’s, dvd’s en cd’s die met DTS zijn
gecodeerd
Alleen 2-kanalen analoge audiosignalen kunnen als volgt
worden opgenomen:
• Ld’s
Stel uw ld-speler’s linker en rechter
uitgangsaansluitingen in op het analoge geluidsspoor.
• Dvd’s
Gebruik het diskmenu om de gemengde 2-kanalen
linker en rechter audiouitgangsaansluitingen van de
dvd-speler in te stellen op het PCM- of Dolby Digitalgeluidsspoor.
• Cd’s
Het DTS-signaal dat op cd’s is opgenomen kan alleen
worden uitgevoerd als een digitale bitstream en kan
daarom niet worden opgenomen.
GEAVANCEERDE
BEDIENING
INSTELMENU
y
INTRODUCTION
Het INSTELMENU bestaat uit 15 items, inclusief de
luidsprekerinstellingen, de grafische equalizer voor het
middenkanaal, en het terugstellen van de parameters. Kies
het gewenste item en verander of kies de instellingen al
naar gelang noodzakelijk.
Instellen van de items op het
INSTELMENU
De instellingen moeten met behulp van de
afstandsbediening worden gemaakt.
3,6
4,5
2
1
PREPARATION
• U kunt de items op het INSTELMENU instellen tijdens het
weergeven van een bron.
• Wij bevelen aan dat u de items op het INSTELMENU instelt
met gebruik van een videomonitor. Het is gemakkelijker de
items en hun instellingen op de videomonitor te zien dan op het
display van het voorpaneel van dit apparaat.
Opmerking
• De indicators op het display van het voorpaneel zijn
afkortingen van het OSD.
1
SPEAKER SET
1B MAIN SP
1C REAR L/R SP
Opmerking
• Bepaalde items vereisen extra bedieningsstappen om de
gewenste instelling te maken.
Zet de keuzeschakelaar in
de stand AMP/TUN (of
DSP/TUN).
2
Druk op SET MENU om het INSTELMENU op
te roepen.
1E MAIN LEVEL
3
L/R BALANCE
4
HP TONE CTRL
5
CENTER GEQ
6
INPUT RENAME
7
I/O ASSIGNMENT
8
INPUT MODE
9
PARAM. INI
SET MENU 1/4
1 SPEAKER SET
2 LOW FRQ TEST
3 L/R BALANCE
4 HP TONE CTRL
/ :Up/Down
–/+ Enter
3
SET MENU 1/4
1 SPEAKER SET
2 LOW FRQ TEST
3 L/R BALANCE
4 HP TONE CTRL
/ :Up/Down
–/+ Enter
10 DOLBY D.SET
10A
LFE LEVEL
10B
D-RANGE
11 DTS LFE LEVEL
Druk herhaaldelijk op u/d om het item (1 tot
en met 15) dat u wilt instellen te kiezen.
y
• Door herhaaldelijk op SET MENU te drukken, kunt u de items
in dezelfde volgorde kiezen als door op d te drukken.
13 SP DELAY TIME
4
15 MEMORY GUARD
2 LOW FRQ TEST
TEST TONE • • • • • OFF
OUTPUT • • • MAIN L/R
FRQ • • • • • • • • • • 88Hz
39
Nederlands
Druk eenmaal op j of i om de
instellingsfunctie van het gekozen item op te
roepen.
De laatste instelling die u heeft gemaakt wordt op het
display van het voorpaneel of op de videomonitor
afgebeeld.
APPENDIX
12 6.1/ES AUTO
14 DISPLAY SET
ADDITIONAL
INFORMATION
LOW FRQ TEST
GEAVANCEERDE
BEDIENING
1
1D LFE/BASS OUT
2
BASIC OPERATION
1A CENTER SP
INSTELMENU
Druk, afhankelijk van het gekozen item, op u/d om
een subitem te kiezen.
2 LOW FRQ TEST
TEST TONE • • • • • OFF
OUTPUT • • • MAIN L/R
FRQ • • • • • • • • • 88Hz
1 SPEAKER SET
(luidsprekerinstellingen)
Gebruik dit item om toepasselijke uitgangsfuncties voor
uw luidsprekersysteem in te stellen. U moet de
uitgangsfunctie instellen wanneer u een subwoofer
gebruikt.
Opmerkingen
5
Druk herhaaldelijk op j / i om de instelling
van het item te veranderen.
2 LOW FRQ TEST
TEST TONE • • • • • •ON
OUTPUT • • • MAIN L/R
FRQ • • • • • • • • • 88Hz
• Wanneer 96-kHz-bemonsterde digitale signalen worden
ingevoerd in dit apparaat, kunnen de uitgangsfuncties van
subitems 1B en 1D worden ingesteld, maar de die van subitems
1A, 1C en 1E blijven onveranderd.
• Wanneer 6CH INPUT is gekozen als ingangsbron, kunnen de
uitgangsfuncties van subitems 1A tot en met 1E niet worden
veranderd.
■ 1A CENTER SP
(middenluidspreker)
6
Druk herhaaldelijk op u/d totdat het huidige
DSP-programma wordt afgebeeld of druk
eenvoudigweg op een van de DSPprogrammagroeptoetsen om het
INSTELMENU te verlaten.
Door een middenluidspreker toe te voegen aan uw
luidsprekersysteem, kan het systeem voor veel luisteraars
een goede dialooglokalisatie en een uitstekende
synchronisatie van geluid en beeld realiseren. Het OSD
beeldt een grote, kleine of geen middenluidspreker af,
afhankelijk van hoe u dit subitem instelt.
Keuzen: LRG (groot), SML (klein), NONE (geen)
Begininstelling: LRG (groot)
of
Reserve-stroomvoorziening voor het
geheugen
De reserve-stroomvoorziening voorkomt dat de
opgeslagen gegevens verloren gaan, zelfs wanneer het
apparaat in de stand-bystand wordt gezet, de stekker
van het netsnoer uit het stopcontact wordt getrokken,
of de stroomvoorziening tijdelijk wordt onderbroken
als gevolg van een stroomstoring. Als de
stroomvoorziening van het apparaat echter gedurende
langer dan 1 week is onderbroken, is het mogelijk dat
instellingen die u op het INSTELMENU hebt gemaakt
teruggesteld worden op de fabrieksinstellingen. Als dit
gebeurd is, stelt u de items opnieuw in.
LRG (groot)
Kies deze instelling als u een grote middenluidspreker
hebt. Het gehele signaalbereik van het middenkanaal
wordt via de middenluidspreker uitgevoerd.
1A CENTER SP
LRG SML NONE
SML (klein)
Kies deze instelling als u een kleine middenluidspreker
hebt. De lagetonensignalen (90 Hz en lager) van het
middenkanaal worden uitgevoerd via de luidsprekers die
met “1D LFE/BASS OUT” zijn gekozen.
1A CENTER SP
LRG SML NONE
40
INSTELMENU
1A CENTER SP
LRG SML NONE
Het OSD beeldt grote of kleine hoofdluidsprekers af,
afhankelijk van hoe u dit subitem instelt.
Het OSD beeldt grote, kleine of geen achterluidsprekers
af, afhankelijk van hoe u dit subitem instelt.
Keuzen: LRG (groot), SML (klein), NONE (geen)
Begininstelling: LRG (groot)
LRG (groot)
Kies deze instelling als u grote linker en rechter
achterluidsprekers hebt, of als een achtersubwoofer is
aangesloten op de achterluidsprekers. Het gehele
signaalbereik van de linker en rechter achterkanalen
wordt via de linker en rechter achterluidsprekers
uitgevoerd.
1C REAR L/R SP
Keuzen: LARGE (groot), SMALL (klein)
Begininstelling: LARGE (groot)
1B MAIN SP
SML (klein)
Kies deze instelling als u kleine linker en rechter
achterluidsprekers hebt. De lagetonensignalen (90 Hz en
lager) van de achterkanalen worden uitgevoerd via de
luidsprekers die met “1D LFE/BASS OUT” zijn gekozen.
1C REAR L/R SP
SMALL
SMALL (klein)
Kies deze instelling als u kleine hoofdluidsprekers hebt.
De lagetonensignalen (90 Hz en lager) van het
hoofdkanaal worden uitgevoerd via de luidsprekers die
met “1D LFE/BASS OUT” zijn gekozen.
GEAVANCEERDE
BEDIENING
LARGE
LRG SML NONE
LRG SML NONE
1C REAR L/R SP
ADDITIONAL
INFORMATION
NONE (geen)
Kies deze instelling als u geen achterluidsprekers hebt.
1B MAIN SP
LARGE
BASIC OPERATION
LARGE (groot)
Kies deze instelling als u grote hoofdluidsprekers hebt.
Het gehele signaalbereik van de linker en rechter
hoofdkanalen wordt via de linker en rechter
hoofdluidsprekers uitgevoerd.
PREPARATION
■ 1B MAIN SP (hoofdluidsprekers)
■ 1C REAR L/R SP
(achterluidsprekers)
INTRODUCTION
NONE (geen)
Kies deze instelling als u geen middenluidspreker hebt.
Het gehele signaalbereik van het middenkanaal wordt via
de linker en rechter hoofdluidsprekers uitgevoerd.
SMALL
LRG SML NONE
Opmerking
y
• Dit apparaat wordt in de Virtual CINEMA DSP-functie gezet
door “1C REAR L/R SP” in te stellen op NONE.
APPENDIX
• Wanneer u MAIN instelt voor “1D LFE/BASS OUT”, zullen
de lagetonensignalen (90 Hz en lager) van het hoofdkanaal
worden uitgevoerd naar de hoofdluidsprekers, zelfs als u
SMALL hebt ingesteld als uitgangsfunctie van de
hoofdluidsprekers.
Nederlands
41
INSTELMENU
■ 1D LFE/BASS OUT
(lagetonenuitvoer)
■ 1E MAIN LEVEL
(hoofdvolumeniveau)
LFE-signalen geven lagetoneneffecten weer wanneer dit
apparaat Dolby Digital- of DTS-signalen decodeert.
Lagetonensignalen zijn signalen van 90 Hz of lager.
Verander deze instelling als u het uitgangsniveau van de
middenluidspreker en de achterluidsprekers niet kunt
afstemmen op dat van de hoofdluidsprekers als gevolg
van een buitengewoon hoge efficiëntie van de
hoofdluidsprekers.
Keuzen: SWFR (subwoofer), MAIN (hoofdluidsprekers),
BOTH (beide)
Begininstelling: BOTH (beide)
SWFR (subwoofer)
Kies deze instelling als u een subwoofer gebruikt. De
LFE-signalen worden via de subwoofer uitgevoerd.
1D LFE/BASS OUT
Keuzen: Normal (normaal), –10 dB
Begininstelling: Normal (normaal)
Normal (normaal)
Kies deze instelling als u het uitgangsniveau van de
effectluidsprekers wel kunt afstemmen op dat van de
hoofdluidsprekers met behulp van de testtoon.
1E MAIN LEVEL
SWFR
MAIN BOTH
MAIN (hoofdluidspreker)
Kies deze instelling als u geen subwoofer gebruikt. De
LFE-signalen worden via de hoofdluidsprekers
uitgevoerd.
1D LFE/BASS OUT
Normal
–10dB
–10 dB
Kies deze instelling als u het uitgangsniveau van de
effectluidsprekers niet kunt afstemmen op dat van de
hoofdluidsprekers met behulp van de testtoon.
1E MAIN LEVEL
SWFR
MAIN BOTH
BOTH (beide)
Kies deze instelling als u een subwoofer gebruikt en u de
lagetonensignalen van de hoofdkanalen wilt mengen met
de LFE-signalen.
1D LFE/BASS OUT
SWFR MAIN BOTH
Normal
2 LOW FRQ TEST (uitgangsniveau
van de subwoofer)
Gebruik dit item om het uitgangsniveau van de subwoofer
aan te passen aan dat van de andere luidsprekers in uw
systeem. Maak deze instelling met behulp van de
afstandsbediening terwijl u op de luisterpositie zit.
1
Opmerking
• De lagetonensignalen (90 Hz en lager) van de hoofd-, middenen achterkanalen, worden via het LFE-kanaal uitgevoerd als u
de luidsprekerinstelling klein kiest in 1A, 1B en 1C.
–10dB
Druk op j / i om “TEST TONE” op ON in te
stellen en stel het volumeniveau in met
behulp van VOLUME +/– zodat u de testtoon
kunt horen.
Opmerkingen
• Stel het volumeniveau niet te hoog in.
• Als de testtoon niet wordt uitgevoerd, verlaagt u het
volumeniveau, zet u dit apparaat in de stand-bystand en
controleert u dat alle noodzakelijke aansluitingen op de juiste
wijze gemaakt zijn.
42
INSTELMENU
2
Druk op d om door te gaan naar “FRQ” en
druk op j / i om de frequentie te kiezen die u
wilt gebruiken.
4
Stel het volumeniveau van de subwoofer in
met behulp van de bedieningselementen op
de subwoofer zodat het overeenkomt met de
luidspreker waarmee u het vergelijkt.
■ Betreffende de testtoon
Druk op i om het uitgangsniveau van de
linker hoofdluidspreker te verlagen. Druk op
j om het uitgangsniveau van de rechter
hoofdluidspreker te verlagen.
4 HP TONE CTRL (toonregeling
van de hoofdtelefoon)
Gebruik dit item om het niveau van de lagetonen en
hogetonen in te stellen wanneer u de hoofdtelefoon
gebruikt.
Instelbereik (dB): –6 tot +3
Begininstelling: 0 dB voor zowel BASS (lagetonen) als
TRBL (hogetonen)
5 CENTER GEQ (grafische equalizer
voor het middenkanaal)
Gebruik dit item om de ingebouwde 5-band grafische
equalizer zodanig in te stellen dat de toonkwaliteit van de
middenluidspreker overeenkomt met die van de linker en
rechter hoofdluidsprekers. U kunt de frequenties 100 Hz,
300 Hz, 1 kHz, 3 kHz of 10 kHz instellen.
Instelbereik (dB): –6 tot +6
Begininstelling: 0 dB voor 5-band
Druk op d om een hogere frequentie in te
stellen en op u om een lagere frequentie in
te stellen.
2
Druk op j / i om het niveau van die
frequentie in te stellen.
Ruis
Frequentie
Middenfrequentie
35 Hz – 250 Hz
• U kunt naar het geluid luisteren dat door de middenluidspreker
wordt voortgebracht terwijl u dit item instelt met behulp van de
testtoon. Druk op TEST voordat u de hiervoor beschreven
bedieningen uitvoert. “TEST DOLBY SUR.” wordt op de
videomonitor afgebeeld en de testtoon wordt afwisselend door
de luidsprekers uitgevoerd. Nadat u met deze bedieningen bent
begonnen, blijft de testtoon door de middenluidspreker
uitgevoerd en kunt u horen hoe het geluid verandert wanneer u
de diverse frequentieniveaus instelt. Om met het uitvoeren van
de testtoon te stoppen, drukt u op TEST (zie bladzijden 22
en 23).
APPENDIX
Smalband-doorlaatfilter
y
ADDITIONAL
INFORMATION
1
GEAVANCEERDE
BEDIENING
Digitale generator
(produceert
breedbandruis)
Instelbereik: 10 stappen voor zowel links als rechts
Begininstelling: 0
BASIC OPERATION
De testtoon wordt geproduceerd door een
testtoongenerator. Deze toongenerator produceert een
smalbandruis gecentreerd rond een middenfrequentie die
wordt bepaald door het smalband-doorlaatfilter. U kunt
deze middenfrequentie veranderen van 35 Hz tot en met
250 Hz in stappen van een zesde octaaf.
U kunt de testtoon niet alleen gebruiken voor het instellen
van het uitgangsniveau van de subwoofer, maar tevens
voor het testen van de lagetoneneigenschappen van uw
luistervertrek. Lagetonengeluiden worden in het bijzonder
beïnvloed door de luisterpositie, luidsprekeropstelling,
subwooferpolariteit en andere omstandigheden.
Gebruik dit item om de balans van het uitgangsniveau van
de linker en rechter hoofdluidsprekers in te stellen.
PREPARATION
3
3 L/R BALANCE (balans van de
hoofdluidsprekers)
INTRODUCTION
Druk op d om door te gaan naar “OUTPUT”
en druk op j / i om de luidspreker te kiezen
die u met de subwoofer wilt vergelijken.
Als SWFR is gekozen, zal de testtoon boven 90 Hz
niet worden uitgevoerd via de subwoofer. De testtoon
wordt niet altijd uitgevoerd door de gekozen
luidsprekers. Het uitvoeren van de testtoon is
afhankelijk van de uitgangsfunctie-instellingen van
“1 SPEAKER SET” op het INSTELMENU.
Nederlands
43
INSTELMENU
6 INPUT RENAME (naam van de
ingangsbronnen veranderen)
Gebruik dit item om de naam te veranderen van de
ingangsbron die op het display van het voorpaneel en op
de videomonitor wordt afgebeeld.
1
Druk op een ingangsbron-keuzetoets (of
gebruik INPUT l / h) om de ingangsbron te
kiezen waarvan u de naam wilt veranderen.
2
Druk op j / i om de cursor “_” onder het
teken te plaatsen dat u wilt veranderen.
3
Druk op u/d om het teken te kiezen dat u
wilt invoegen en druk op j / i om door te
gaan naar het volgende teken.
• Druk op d om het teken in de volgende volgorde
te veranderen, of druk op u om het teken in de
tegengestelde volgorde te veranderen.
A t/m Z, spatie, 0 t/m 9, spatie, a t/m z, spatie, #, *,
+, enz.
• Herhaal de bovenstaande bedieningen om de naam
van andere ingangsbronnen te veranderen.
Opmerking
• De naam van de ingangsbron mag uit maximaal 8 tekens
bestaan.
4
Druk herhaaldelijk op i om INPUT RENAME
te verlaten.
7 I/O ASSIGNMENT
(ingangsbronnen toewijzen)
Gebruik dit item om de ingangsbron van de
COMPONENT-aansluitingen (A en B) en de DIGITAL
INPUT/OUTPUT-aansluitingen (1 tot en met 8) in te
stellen op iedere ingangsbron die u wenst.
■ 7A [A] [B] (voor de COMPONENT
VIDEO-aansluitingen)
Begininstellingen: [A] DVD
[B] D-TV/LD
■ 7B (1) (2) (voor de OPTICAL
OUTPUT-aansluitingen)
Begininstellingen: (1) MD/TAPE
(2) CD-R
■ 7C (3) tot en met (6) (voor de
OPTICAL INPUT-aansluitingen)
Begininstellingen: (3) CD
(4) CD-R
(5) DVD
(6) D-TV/LD
■ 7D (7) (8) (voor de COAXIAL
INPUT-aansluitingen)
Begininstellingen: (7) CD
(8) CBL/SAT
Opmerking
• U kunt een item niet meerdere malen kiezen voor dezelfde
soort aansluiting.
44
8 INPUT MODE (ingangsfunctie)
Gebruik dit item om de ingangsfunctie in te stellen van de
ingangsbronnen die zijn aangesloten op de DIGITAL
INPUT-aansluitingen op het moment dat u dit apparaat
inschakelt (zie bladzijde 26 voor verdere informatie over
de ingangsfunctie).
Keuzen: AUTO (automatisch), LAST (laatste)
Begininstelling: AUTO (automatisch)
AUTO (automatisch)
Kies deze instelling om dit apparaat het soort
ingangssignaal automatisch te laten vaststellen en de
juiste ingangsfunctie in te stellen.
LAST (laatste)
Kies deze instelling om dit apparaat automatisch de
laatste ingangsfunctie in te laten stellen voor die
ingangsbron.
9 PARAM. INI (terugstellen van de
parameters)
Gebruik dit item om de parameters voor ieder DSPprogramma binnen een DSP-programmagroep terug te
stellen. Wanneer u een DSP-programmagroep terugstelt,
worden alle parameterwaarden binnen die groep
teruggesteld op hun begininstellingen.
1
2
Druk op DSP.
Druk op de cijfertoets (DSPprogrammagroeptoets) op de
afstandsbediening van het DSP-programma
dat u wilt terugstellen.
Alle DSP-programma’s binnen de gekozen groep
worden teruggesteld.
y
• Het sterretje (*) naast een DSP-programmagroepnummer geeft
aan dat u de parameterwaarden van één of meerdere DSPprogramma’s binnen die groep hebt veranderd.
Opmerkingen
• Het is niet mogelijk individuele DSP-programma’s binnen een
groep afzonderlijk terug te stellen.
• De parameterwaarden van DSP-programma’s veranderen niet
als u een DSP-programmagroep terugstelt waarnaast geen
sterretje (*) staat.
• Wanneer het item “15 MEMORY GUARD” is ingesteld op ON
(zie bladzijde 46), kunt u geen DSP-programmagroepen
terugstellen.
• Nadat u een DSP-programmagroep hebt teruggesteld, kunt u
niet automatisch terugkeren naar de voorgaande
parameterwaarden.
INSTELMENU
10 DOLBY D. SET (Dolby Digitalinstellingen)
■ 10A LFE LEVEL (lagetoneneffect
van Dolby Digital-signalen)
Regelbereik (dB): –20 tot en met 0
Begininstelling: 0 dB voor zowel SPEAKER (luidspreker)
als HEADPHONE (hoofdtelefoon)
Opmerking
■ 10B D-RANGE (dynamisch bereik
van Dolby Digital-signalen)
Gebruik dit item om het dynamisch bereik in te stellen.
12 6.1/ES AUTO (automatische
functie 6.1/ES aan/uit)
Gebruik dit item om de automatische functie van de
Dolby Digital Matrix 6.1- of de DTS ES-decoder in of uit
te schakelen.
Keuzen: ON (aan), OFF (uit)
Begininstelling: ON (aan)
ON (aan)
Kies deze instelling om dit apparaat de Dolby Digital
Matrix 6.1- of de DTS ES-decoder automatisch te laten
inschakelen nadat een signaal met de juiste identificatie is
vastgesteld.
OFF (uit)
Kies deze instelling om handmatig de Dolby Digital
Matrix 6.1- of de DTS ES-decoder in of uit te schakelen
door op 6.1/ES te drukken op de afstandsbediening.
Spraakniveau
ADDITIONAL
INFORMATION
Uitgangsniveau
MAX (maximaal)
Opmerking
• Stel het uitgangsniveau van het LFE-kanaal in overeenkomstig
de capaciteit van uw subwoofer of hoofdtelefoon.
GEAVANCEERDE
BEDIENING
Keuzen: MAX (maximaal), STD (standaard),
MIN (minimaal)
Begininstelling: MAX (maximaal) voor zowel SP
(luidspreker) als HP (hoofdtelefoon)
• Stel MAX (maximaal) in voor hoofdfilms.
• Stel STD (standaard) in voor algemeen gebruik.
• Stel MIN (minimaal) in voor het luisteren naar
bronnen bij extreem lage volumeniveaus.
Regelbereik (dB): –10 tot en met +10
Begininstelling: 0 dB voor zowel SPEAKER (luidspreker)
als HEADPHONE (hoofdtelefoon)
BASIC OPERATION
• Stel het uitgangsniveau van het LFE-kanaal in overeenkomstig
de capaciteit van uw subwoofer of hoofdtelefoon.
Gebruik dit item om het uitgangsniveau van het LFE
(lagetoneneffect)-kanaal in te stellen wanneer een DTSsignaal wordt weergegeven. Het LFE-signaal bevat het
speciale lagetoneneffectgeluid dat slechts aan bepaalde
scènes wordt toegevoegd.
PREPARATION
Gebruik dit item om het uitgangsniveau van het LFE
(lagetoneneffect)-kanaal in te stellen wanneer een Dolby
Digital-signaal wordt weergegeven. Het LFE-signaal
bevat het speciale lagetoneneffectgeluid dat slechts aan
bepaalde scènes wordt toegevoegd.
Deze instellingen werken alleen tijdens het decoderen van
DTS-signalen.
INTRODUCTION
De instellingen van dit item werken alleen tijdens het
decoderen van Dolby Digital-signalen.
11 DTS LFE LEVEL
(lagetoneneffect van DTSsignalen)
H-LEVEL CUT
0.0
1.0
1.0
0.0
L-LEVEL BST
Ingangsniveau
Uitgangsniveau
Spraakniveau
Spraakniveau
APPENDIX
Uitgangsniveau
Ingangsniveau
STD (standaard)
MIN (minimaal)
Ingangsniveau
Nederlands
Opmerking
• Als u MIN (minimaal) instelt, kan de geluidsweergave zeer
zwak zijn omdat bepaalde Dolby Digital-signalen niet
compatibel zijn met het minimale uitgangsniveau van het
dynamische bereik. In dat geval stelt u MAX (maximaal) of
STD (standaard) in.
45
INSTELMENU
13 SP DELAY TIME (instellen van
de vertragingstijd)
Gebruik dit item om de vertragingstijd in te stellen van
het geluid dat door de middenkanalen wordt uitgevoerd.
De instelling van dit item werkt alleen tijdens het
decoderen van Dolby Digital- en DTS-signalen. Het zou
ideaal zijn als de afstand van de middenluidspreker tot de
luisterpositie hetzelfde is als de afstand van de linker en
rechter hoofdluidsprekers. In de meeste huiselijke
situaties, echter, wordt de middenluidspreker op één lijn
opgesteld met de hoofdluidsprekers. Door het geluid dat
door de middenluidspreker wordt voortgebracht te
vertragen, kan de gevoelsmatige afstand van de
middenluidspreker tot de luisterpositie worden ingesteld,
zodat deze voor het gevoel hetzelfde is als de afstand van
de linker en rechter hoofdluidsprekers tot de
luisterpositie. Het instellen van de vertragingstijd van de
middenluidspreker is in het bijzonder belangrijk voor het
geven van diepte aan spraak.
Instelbereik (ms): 0 tot en met 5
Fictieve positie van de middenluidspreker
C
L
RL
C
R
RR
14 DISPLAY SET
(displayinstellingen)
■ BLUE BACK > AUTO/OFF (blauwe
achtergrond)
Deze instelling wordt gebruikt om de achtergrond van het
OSD in te stellen op blauw wanneer geen videobron
wordt weergegeven (of de stroom van de broncomponent
uit staat).
■ OSD SHIFT (OSD-beeldpositie)
Deze instelling wordt gebruikt om de verticale positie van
de OSD-beeld in te stellen.
■ DIMMER (displayhelderheid)
Deze instelling wordt gebruikt om de helderheid van het
display van het voorpaneel in te stellen.
15 MEMORY GUARD
(geheugenbeveiliging)
Gebruik dit item om te voorkomen dat de DSPprogrammaparameterwaarden en andere instellingen van
dit apparaat per ongeluk worden veranderd.
Keuzen: ON (aan), OFF (uit)
Begininstelling: OFF (uit)
Stel ON (aan) in om de volgende kenmerken te
beveiligen:
• DSP-programmaparameters
• Alle items op het INSTELMENU
• De uitgangsniveaus van de middenluidspreker, de
achterluidsprekers en de subwoofer
• De on-screen-displayfunctie (OSD-functie)
Opmerkingen
y
• Door de vertragingstijd met 1 ms te verhogen, wordt hetzelfde
effect verkregen als met de afstand van de luidspreker tot de
luisterpositie met 30 cm te vergroten.
46
• Wanneer “15 MEMORY GUARD” is ingesteld op ON (aan),
kunt u de testtoon niet gebruiken.
• Wanneer “15 MEMORY GUARD” is ingesteld op ON (aan),
kunt u geen andere items op het INSTELMENU kiezen.
INSTELLEN VAN HET UITGANGSNIVEAU VAN DE EFFECTLUIDSPREKERS
De instellingen moeten met behulp van de
afstandsbediening worden gemaakt.
3
Druk op j / i om het uitgangsniveau van de
luidspreker in te stellen.
• Het instelbereik van de middenluidspreker, en de
linker en rechter achterluidsprekers is van +10 dB
tot en met –10 dB.
• Het instelbereik van de subwoofer is van 0 dB tot
en met –20 dB.
2
Opmerkingen
Zet de keuzeschakelaar in
de stand AMP/TUN (of
DSP/TUN).
2
Druk herhaaldelijk op LEVEL om de
luidsprekers te kiezen die u wilt instellen.
Bij iedere druk op LEVEL verandert de gekozen
luidspreker en wordt deze op het display van het
voorpaneel en op de videomonitor afgebeeld in de
volgende volgorde: middenluidspreker, rechter
achterluidspreker, linker achterluidspreker en
subwoofer.
Reserve-stroomvoorziening voor het
geheugen
De reserve-stroomvoorziening voorkomt dat de
opgeslagen gegevens verloren gaan, zelfs wanneer het
apparaat in de stand-bystand wordt gezet, de stekker
van het netsnoer uit het stopcontact wordt getrokken,
of de stroomvoorziening tijdelijk wordt onderbroken
als gevolg van een stroomstoring. Als de
stroomvoorziening van het apparaat echter gedurende
langer dan 1 week is onderbroken, is het mogelijk dat
de uitgangsniveaus van de effectluidsprekers die u hebt
ingesteld teruggesteld worden op de
fabrieksinstellingen. Als dit gebeurd is, stelt u de
uitgangsniveaus opnieuw in.
GEAVANCEERDE
BEDIENING
1
BASIC OPERATION
• Als de uitgangsfunctie van de luidspreker is ingesteld op
NONE, kan het uitgangsniveau van die luidspreker niet worden
ingesteld.
• Wanneer u de uitgangsniveaus instelt met behulp van LEVEL,
zullen de instellingen die u met behulp van de testtoon hebt
gemaakt worden veranderd.
PREPARATION
3
1
INTRODUCTION
U kunt het uitgangsniveau van iedere effectluidspreker
(midden-, linker en rechter achterluidspreker, en
subwoofer) afzonderlijk instellen tijdens het luisteren
naar een muziekbron.
ADDITIONAL
INFORMATION
Uitgangsniveau van de
middenluidspreker
Uitgangsniveau van de rechter
achterluidspreker
APPENDIX
Uitgangsniveau van de linker
achterluidspreker
Uitgangsniveau van de
subwoofer
y
Nederlands
• Nadat u op LEVEL hebt gedrukt, kunt u tevens de
luidspreker(s) die u wilt instellen kiezen door op d te drukken
(Bij het drukken op u worden de luidsprekers in de
omgekeerde volgorde doorlopen).
47
SLAAPTIMER
Gebruik deze functie om het apparaat automatisch in de
stand-bystand te zetten nadat een door u ingestelde
tijdsduur is verstreken. De slaapfunctie is handig in
gevallen waarin u gaat slapen terwijl dit apparaat nog een
bron weergeeft of opneemt. De slaaptimer schakelt tevens
de componenten die op de AC OUTLET(S)
netspanningsaansluitingen zijn aangesloten uit.
4
VIRTUAL
DIGITAL
PRO LOGIC
DSP
6.1/ES
SP
PCM
AB
De slaaptimer kan alleen vanaf de afstandsbediening
worden ingesteld.
y
• Door een in de handel verkrijgbare timer aan te sluiten op dit
apparaat, kunt u tevens een alarmtimer instellen. Raadpleeg de
gebruiksaanwijzing van de timer.
De “SLEEP” indicator brandt op het display
van het voorpaneel spoedig nadat de
slaaptimer is ingesteld.
Het display keert vervolgens terug naar de
voorgaande situatie.
PS
PTY
RT
CT
DTS MOVIE THEATER 1 2
PTY HOLD EON STEREO AUTO
DOLBY DIGITAL
ZONE 2
NEWS INFO AFFAIRS SPORT
SLEEP
PRO LOGIC ENTERTAINMENT MEMORY TUNED
VOLUME
dB
ms
D-TV/LD
CBL/SAT
VCR 1
VCR2/DVR
V-AUX
DVD
MD/TAPE
CD-R
TUNER
CD
PHONO
Annuleren van de slaaptimer
Druk herhaaldelijk op SLEEP totdat “SLEEP
OFF” op het display van het voorpaneel
wordt afgebeeld.
Na enkele seconden gaat “SLEEP OFF” weer uit,
gaat tevens de “SLEEP” indicator uit, en keert het
display terug naar de voorgaande situatie.
Instellen van de slaaptimer
2
y
• De instelling van de slaaptimer kan tevens worden geannuleerd
door dit apparaat in de stand-bystand te zetten met behulp van
STANDBY op de afstandsbediening (of STANDBY/ON op het
voorpaneel) of door de stekker van het netsnoer uit het
stopcontact te trekken.
3
1
Kies een bron en begin met het weergeven
van de broncomponent.
2
Zet de keuzeschakelaar in
een andere stand dan TV.
3
Druk herhaaldelijk op
SLEEP om de tijdsduur in
te stellen die moet
verstrijken voordat dit
apparaat automatisch in
de stand-bystand wordt
gezet.
Bij iedere druk op SLEEP, verandert het display van
het voorpaneel zoals hieronder is aangegeven.
VIRTUAL
DIGITAL
PRO LOGIC
DSP
6.1/ES
SP
PCM
AB
48
PS
PTY
RT
CT
DTS MOVIE THEATER 1 2
PTY HOLD EON STEREO AUTO
DOLBY DIGITAL
ZONE 2
NEWS INFO AFFAIRS SPORT
SLEEP
PRO LOGIC ENTERTAINMENT MEMORY TUNED
VOLUME
dB
ms
D-TV/LD
CBL/SAT
VCR 1
VCR2/DVR
V-AUX
DVD
MD/TAPE
CD-R
TUNER
CD
PHONO
EIGENSCHAPPEN VAN DE AFSTANDSBEDIENING
Deze afstandsbediening heeft tevens een geavanceerde functie: Leer. De leerfunctie stelt de afstandsbediening in staat
de functies te leren van de afstandsbedieningen van andere componenten van uw systeem (of van andere huishoudelijke
apparaten) uitgerust met een infraroodsignaalontvanger. Deze functie maakt het mogelijk voor u om het aantal
afstandsbedieningen in uw luistervertrek te beperken.
PREPARATION
Opmerkingen
• Voor de maximale bedieningsafstand van de afstandsbediening en informatie over de batterijen, leest u bladzijden 3 en 8.
• Voor de naam en de functie van alle bedieningselementen, leest u de bladzijden 6 t/m 8.
• Wanneer het geheugen van de afstandsbediening vol raakt, zal leren niet meer mogelijk zijn, zelfs niet als er nog enkele
programmeerbare toetsen beschikbaar zijn (zie bladzijde 55).
Keuzeschakelaar
CD
De fabrikantcode van een YAMAHA cdspeler is reeds in de fabriek ingesteld.
CBL/SAT
Een kabel-tv of satelliettuner kan worden
bediend.
DVD/LD en DVD MENU
Een ld-speler kan worden bediend in
de stand DVD/LD. Een dvd-speler
kan worden bediend in de standen
DVD/LD en DVD MENU. De
fabrikantcode van een YAMAHA
dvd-speler is reeds in de fabriek
ingesteld. Als u een YAMAHA dvdspeler niet kunt bedienen met behulp
van de afstandsbediening, dient u de
fabrikantcode “0048” in te stellen.
DSP/TUN
Dit apparaat kan worden bediend en DSPprogramma’s kunnen rechtstreeks worden
gekozen.
Opmerking
ADDITIONAL
INFORMATION
VCR
Een videorecorder kan worden
bediend.
TV
Een tv kan worden bediend.
Keuzeschakelaar
GEAVANCEERDE
BEDIENING
TAPE/MD
De fabrikantcode van een YAMAHA tapedeck is
reeds in de fabriek ingesteld. Zorg ervoor dat u
de juiste fabrikantcode instelt wanneer u een mdrecorder of een cd-recorder wilt bedienen.
BASIC
OPERAIONT
De keuzeschakelaar heeft 9 standen die u kunt kiezen om de aangesloten componenten te bedienen met behulp van deze
afstandsbediening. Wanneer u bijvoorbeeld de stand CD kiest, staat de afstandsbediening in de cd-bedieningsfunctie,
waardoor de cd-speler kan worden bediend met de toetsen van de afstandsbediening. Wanneer u de keuzeschakelaar
draait, veranderen de standen in de volgende volgorde.
AMP/TUN
U kunt de basisbedieningen van dit
apparaat uitvoeren. Zie bladzijden 6 en 7.
INTRODUCTION
Met de afstandsbediening kunt u zowel dit apparaat als andere YAMAHA audiovisuele componenten bedienen. Om de
componenten van andere fabrikanten (en enkele van YAMAHA) te bedienen, dient u de afstandsbediening in te stellen
op de fabrikantcodes.
• De algemene bedieningstoetsen op de afstandsbediening verschillen afhankelijk van de stand van de keuzeschakelaar. Zie se
volgende bladzijden voor verdere informatie.
APPENDIX
Nederlands
49
EIGENSCHAPPEN VAN DE AFSTANDSBEDIENING
Veelvuldig gebruikte toetsen in
iedere stand van de
keuzeschakelaar
Ongeacht de stand van de keuzeschakelaar, kunt u dit
apparaat en een tv bedienen met behulp van de volgende
toetsen.
Bedienen van de componenten die
zijn aangesloten op dit apparaat
Het onderstaande voorbeeld beschrijft de procedure voor
het bedienen van een YAMAHA cd-speler.
1
Opmerking
• Voordat u een tv kunt bedienen, moet u de fabrikantcode van de
tv instellen voor de stand TV.
3
4
1
!
@
2
#
3
4
5
1
Zet de keuzeschakelaar in
de stand CD.
2
Schakel het apparaat in.
3
Druk op INPUT.
De indicator brandt gedurende
ongeveer 3 seconden.
4
Druk op CD terwijl de
indicator brandt.
5
Druk op p.
Zie bladzijde 51 voor de
bedieningstoetsen van de cdspeler.
6
Stel het volumeniveau in.
■ Bedienen van dit apparaat
Zie bladzijden 6 en 7.
1
2
3
4
STANDBY
5
2
6
POWER
VOLUME +/–
SLEEP
Opmerking
• Als u de fabrikantcode van de tv hebt ingesteld en de
keuzeschakelaar in de stand TV staat, wordt deze toets gebruikt
voor het instellen van de slaaptimer van de tv.
5 MUTE
Opmerking
• Als u de fabrikantcode van de tv hebt ingesteld en de
keuzeschakelaar in de stand TV staat, wordt deze toets gebruikt
voor het onderbreken van het geluid van de tv.
■ Bedienen van de tv
! TV POWER
@ TV INPUT
# TV VOLUME +/–
50
Als u de afstandsbediening instelt met de
fabrikantcodes uit de lijst op bladzijde i en
verder achterin deze gebruiksaanwijzing, kunt
u componenten van andere merken bedienen. Zie
“Instellen van de fabrikantcode” op bladzijde 54 voor
verdere informatie.
EIGENSCHAPPEN VAN DE AFSTANDSBEDIENING
Namen en functies van de toetsen in iedere stand
INTRODUCTION
■ Stand TAPE/MD (tapedeck, md-recorder of cd-recorder)
Zet de keuzeschakelaar in
de stand TAPE/MD.
Cijfertoetsen (md/cd-r)
INDEX (cd-r)
r Opname/Pauze (tape/md)
e Pauze (md/cd-r)
p Weergave
A/B/C/D/E
b DIR A (tape)
Met deze toets kiest u de weergaverichting van deck A.
Achterwaarts overslaan (md/cd-r)
Deck A/B (tape)
Met deze toets kiest u deck A of B op een dubbel
tapedeck.
DISPLAY (md/cd-r)
a DIR B (tape)
Met deze toets kiest u de weergaverichting van deck B.
Voorwaarts overslaan (md/cd-r)
s Stop
BASIC
OPERAIONT
f Vooruitspoelen (tape)
Voorwaarts zoeken (md/cd-r)
w Achteruitspoelen (tape)
Achterwaarts zoeken (md/cd-r)
GEAVANCEERDE
BEDIENING
AV POWER
(tape) Met deze toets schakelt u een tapedeck in dat een afstandsbediening met een aan/uit-toets heeft, als u de fabrikantcode van een
andere fabrikant hebt ingesteld.
(md) Met deze toets schakelt u een md-recorder in die een afstandsbediening met een aan/uit-toets heeft, als u de fabrikantcode van een
andere fabrikant hebt ingesteld.
(cd-r) Met deze toets schakelt u een cd-recorder in die een afstandsbediening met een aan/uit-toets heeft, als u de fabrikantcode van een
andere fabrikant hebt ingesteld.
■ Stand CD
Zet de keuzeschakelaar
in de stand CD.
ADDITIONAL
INFORMATION
Cijfertoetsen
INDEX
Pauze/Stop-functie
+10
• Druk eenmaal op de toets om de
y
DISPLAY
DISK SKIP –/+
(voor een cd-speler met meerdere cd’s)
p Weergave
w Achterwaarts zoeken
bediening te pauzeren en druk
nogmaals op de toets om de
bediening te stoppen.
e Pauze
YAMAHA cd-speler (fabrieksinstellingen): pauze/stop
a Voorwaarts overslaan
s Stop
YAMAHA cd-speler (fabrieksinstellingen): pauze/stop
f Voorwaarts zoeken
AV POWER
Met deze toets schakelt u een cd-recorder in die een
afstandsbediening met een aan/uit-toets heeft, als u de
fabrikantcode van een andere fabrikant hebt ingesteld.
APPENDIX
b Achterwaarts overslaan
A/B/C/D/E
PREPARATION
+10 (md/cd-r)
Nederlands
Opmerkingen
• De donker gearceerde toetsen werken niet, zelfs niet als u de fabrikantcode hebt ingesteld.
• Het is mogelijk dat bepaalde toetsen niet werken, afhankelijk van de component die is aangesloten. Raadpleeg de
gebruiksaanwijzing van de component.
U kunt een functie programmeren in alle toetsen behalve DSP en INPUT. Zie “Programmeren van een functie van
een andere afstandsbediening” op bladzijde 55.
51
EIGENSCHAPPEN VAN DE AFSTANDSBEDIENING
■ Stand DVD/LD
Zet de keuzeschakelaar in
de stand DVD/LD.
Cijfertoetsen
INDEX/tijd (dvd)
Hoofdstuk/tijd (ld)
+10
DISK SKIP –/+ (dvd)
DISPLAY
p Weergave
A/B/C/D/E
b Achterwaarts overslaan (dvd)
Achterwaarts overslaan/hoofdstuk (ld)
w Achterwaarts zoeken
e Pauze
a Voorwaarts overslaan (dvd)
Voorwaarts overslaan/hoofdstuk (ld)
s Stop
f Voorwaarts zoeken
AV POWER
(dvd) Met deze toets schakelt u een YAMAHA dvd-speler in als u de fabrikantcode “0048” hebt ingesteld. Met deze toets schakelt u tevens een
dvd-speler in die een afstandsbediening met een aan/uit-toets heeft, als u de fabrikantcode van een andere fabrikant hebt ingesteld.
(ld) Met deze toets schakelt u een ld-speler in die een afstandsbediening met een aan/uit-toets heeft, als u de fabrikantcode van een andere
fabrikant hebt ingesteld.
■ Stand DVD MENU
Opmerking
• De DVD MENU bedieningen werken niet op bepaalde dvd-spelers.
Zet de keuzeschakelaar in
de stand DVD MENU.
Cijfertoetsen
INDEX
+10
DISC SKIP –/+
Terugkeren
Menu kiezen
Menu links
TITLE
DISPLAY
A/B/C/D/E
Menu omhoog
Menu rechts
Menu omlaag
MENU
AV POWER
(dvd) Met deze toets schakelt u een YAMAHA dvd-speler in als u de fabrikantcode “0048” hebt
ingesteld. Met deze toets schakelt u tevens een dvd-speler in die een afstandsbediening met een aan/
uit-toets heeft, als u de fabrikantcode van een andere fabrikant hebt ingesteld.
Opmerkingen
• De donker gearceerde toetsen werken niet, zelfs niet als u de fabrikantcode hebt ingesteld.
• Het is mogelijk dat bepaalde toetsen niet werken, afhankelijk van de component die is aangesloten. Raadpleeg de gebruiksaanwijzing
van de component.
U kunt een functie programmeren in alle toetsen behalve DSP en INPUT. Zie “Programmeren van een functie van
een andere afstandsbediening” op bladzijde 55.
52
EIGENSCHAPPEN VAN DE AFSTANDSBEDIENING
■ Stand CBL/SAT
Zet de keuzeschakelaar
in de stand VCR.
Zet de keuzeschakelaar
in de stand CBL/SAT.
VCR REC
Druk tweemaal op deze
toets om met het
opnemen te beginnen.
A/B/C/D/E
Cijfertoetsen
Zender invoeren/
oproepen
Zender
invoeren
_/_ _
_/_ _
CH –/+
DISPLAY
CH –/+
e Pauze
Menu kiezen
s Stop
w Achteruitspoelen
DISPLAY/Gids
(satelliettuner)
A/B/C/D/E
Menu rechts
Menu omlaag
MENU
Menu links
f
Vooruitspoelen
Oproepen
AV POWER
Met deze toets schakelt u een kabel-tv of satelliettuner in die een
afstandsbediening met een aan/uit-toets heeft, als u de fabrikantcode
van de kabel-tv of satelliettuner hebt ingesteld.
■ Stand TV
BASIC
OPERAIONT
AV POWER
Met deze toets schakelt u een videorecorder in die een
afstandsbediening met een aan/uit-toets heeft, als u de fabrikantcode
van de videorecorder hebt ingesteld.
Menu omhoog
PREPARATION
p Weergave
Cijfertoetsen
INTRODUCTION
■ Stand VCR
Opmerking
Zet de
keuzeschakelaar in
de stand TV.
Cijfertoetsen
Zender invoeren/
oproepen
_/_ _
CH –/+
DISPLAY
p Weergave van videorecorder
w Achteruitspoelen van
videorecorder
TV INPUT
e Pauze van
videorecorder
s Stoppen van
videorecorder
f Vooruitspoelen
van videorecorder
Videorecorder aan/
uit-schakelaar
TV SLEEP
TV MUTE
U kunt een functie programmeren in alle toetsen behalve DSP en INPUT. Zie “Programmeren van een functie van
een andere afstandsbediening” op bladzijde 55.
53
Nederlands
Opmerkingen
• De donker gearceerde toetsen werken niet, zelfs niet als u de fabrikantcode hebt ingesteld.
• Het is mogelijk dat bepaalde toetsen niet werken, afhankelijk van de component die is aangesloten. Raadpleeg de gebruiksaanwijzing
van de component.
APPENDIX
TV POWER
Met deze toets schakelt u een tv
in die een afstandsbediening met
een aan/uit-toets heeft, als u de
fabrikantcode van de tv hebt
TV VOL +/–
ingesteld.
A/B/C/D/E
ADDITIONAL
INFORMATION
VCR REC
Druk tweemaal op
deze toets.
GEAVANCEERDE
BEDIENING
• U kunt de videorecorder bedienen als u de fabrikantcode ervan
voor de VCR stand hebt ingesteld.
EIGENSCHAPPEN VAN DE AFSTANDSBEDIENING
Instellen van de fabrikantcode
U kunt de code van de fabrikant van uw component
instellen voor iedere stand van de keuzeschakelaar.
1
Schakel de component in die u wilt
gebruiken.
2
Zet de keuzeschakelaar in
de gewenste stand van de
component (TAPE/MD, CD,
DVD/LD, enz.)
3
4
5
Houd tegelijkertijd j / i gedurende ongeveer
4 seconden ingedrukt.
De indicator knippert tweemaal.
Voer met behulp van de
cijfertoetsen de 4-cijferige
fabrikantcode in van de
component die u wilt
gebruiken. Controleer dat
de indicator tweemaal
knippert.
Als de indicator niet knippert
of meerdere malen snel
knippert, herhaalt u stap 3 en
voert u de fabrikantcode
nogmaals in.
Druk op AV POWER (of een willekeurige
andere toets) om te controleren of u de
fabrikantcode op de juiste wijze hebt
ingesteld.
Als de component niet kan
worden bediend door de
afstandsbediening, probeert u
een andere fabrikantcode van
dezelfde fabrikant in te stellen.
Opmerkingen
• U kunt voor iedere stand slechts één fabrikantcode instellen.
• In de standen DVD/LD en DVD MENU:
Zorg ervoor dat de keuzeschakelaar in de stand DVD/LD staat
alvorens de fabrikantcode van de dvd-speler of ld-speler in te
voeren. De fabrikantcode die u instelt in de stand DVD/LD
wordt tevens automatisch ingesteld in de stand DVD MENU. U
kunt niet de fabrikantcode van een dvd-speler instellen terwijl
de keuzeschakelaar in de stand DVD MENU staat.
• Als uw component met geen enkele van de fabrikantcodes
werkt die voor die fabrikant in de lijst staan, kunt u de functies
van de andere afstandsbediening programmeren in deze
afstandsbediening (zie bladzijde 55 voor verdere informatie).
• Als u reeds een functie onder een toets hebt geprogrammeerd,
heeft de geprogrammeerde leerfunctie (zie bladzijde 55)
voorrang boven de fabrikantcode-instelfunctie.
54
■ Een tweede (en derde)
videorecorder gebruiken
U kunt een tweede (en derde) videorecorder bedienen in
de standen CBL/SAT en DVD MENU als een kabel-tv of
satelliettuner en/of een dvd-speler niet worden gebruikt.
Opmerking
• Als u een tweede (en derde) videorecorder in de stand DVD
MENU wilt bedienen, moet u de fabrikantcode van een ldspeler instellen voor de stand DVD/LD.
1
Schakel de videorecorder in die u wilt
gebruiken.
2
Zet de keuzeschakelaar in
de gewenste stand CBL/
SAT of DVD MENU.
3
Houd tegelijkertijd j / i gedurende ongeveer
4 seconden ingedrukt.
De indicator knippert tweemaal.
4
Voer met behulp van de
cijfertoetsen de 4-cijferige
fabrikantcode in van de
tweede (en derde)
videorecorder. Controleer
dat de indicator tweemaal
knippert.
Als de indicator niet knippert
of meerdere malen snel
knippert, herhaalt u stap 3 en
voert u de fabrikantcode
nogmaals in.
5
Druk op AV POWER (of een willekeurige
andere toets) om te controleren of u de
fabrikantcode op de juiste wijze hebt
ingesteld.
Als de videorecorder niet kan
worden bediend door de
afstandsbediening, probeert u
een andere fabrikantcode van
dezelfde fabrikant in te stellen.
EIGENSCHAPPEN VAN DE AFSTANDSBEDIENING
Druk op de toets waaronder u een nieuwe
functie wilt programmeren.
De indicator brandt.
Brandt
5
Houd de toets ingedrukt op de andere
afstandsbediening van de functie die u wilt
programmeren in deze afstandsbediening
totdat de indicator uit gaat.
y
• U kunt ongeveer 60 toetsen programmeren.
Opmerking
Gaat uit
Zet de keuzeschakelaar in
de stand die overeenkomt
met de component die u
wilt programmeren.
2
Plaats deze afstandsbediening en de andere
afstandsbediening ongeveer 10 tot 40 mm
van elkaar af op een vlakke ondergrond
zodat de infraroodvensters naar elkaar toe
gericht zijn.
• Als deze afstandsbediening de signalen van de andere
afstandsbediening niet goed kan ontvangen, knippert de
indicator snel.
• Als het geheugen vol is geraakt, knippert de indicator tweemaal
en kan deze afstandsbediening geen nieuwe functie meer van
een andere afstandsbediening leren. Wis een aangeleerde
functie van een andere afstandsbediening die niet meer
noodzakelijk is, om deze afstandsbediening weer een nieuwe
functie van een andere afstandsbediening te kunnen leren.
• Als u niet binnen 30 seconden op een toets drukt na stap 5,
knippert de indicator tweemaal. Dit geeft aan dat de
leerprocedure voltooid is en de afstandsbediening de
leerfunctie heeft verlaten.
Herhaal de stappen 4 en 5 om verdere
functies te programmeren.
7
Druk op DSP of INPUT, of draai de
keuzeschakelaar, om de leerfunctie te
verlaten.
De indicator knippert tweemaal.
Opmerkingen
ongeveer 10 tot 40 mm
3
Houd tegelijkertijd e en p gedurende
ongeveer 4 seconden ingedrukt.
De indicator knippert tweemaal.
55
Nederlands
• Als u niet binnen 30 seconden op een toets drukt in stappen 4
en 5, knippert de indicator tweemaal en wordt de leerfunctie
geannuleerd. Als dit gebeurt, begint u opnieuw vanaf stap 3.
Reserve-stroomvoorziening voor het
geheugen
Als de afstandsbediening gedurende langer dan 2
minuten zonder batterijen zit, of als lege batterijen in
de afstandsbediening blijven zitten, kan de inhoud van
het geheugen verloren gaan. Als dit gebeurd is, plaatst
u nieuwe batterijen, stelt u de fabrikantcode opnieuw
in, en programmeert u alle aangeleerde functies die
werden gewist opnieuw.
APPENDIX
Opmerking
• Zelfs als de batterijen in de afstandsbediening van het andere
apparaat voldoende lading hebben om infraroodsignalen voor
bediening van het andere apparaat te verzenden, is het mogelijk
dat ze niet voldoende lading hebben om infraroodsignalen naar
deze afstandsbediening te verzenden.
• Als de afstandsbedieningen te dicht bij elkaar geplaatst zijn of
te ver van elkaar af geplaatst zijn, kan het onmogelijk zijn deze
afstandsbediening te programmeren.
• Direct zonlicht kan infraroodsignalen storen.
ADDITIONAL
INFORMATION
6
GEAVANCEERDE
BEDIENING
1
Opmerkingen
BASIC
OPERAIONT
• Deze afstandsbediening zendt infraroodsignalen uit. Als de
andere afstandsbediening tevens infraroodsignalen gebruikt,
kan deze afstandsbediening de meeste functies van die andere
afstandsbediening leren. Het kan echter onmogelijk zijn
bepaalde speciale signalen of bijzonder lange transmissies te
programmeren. (Raadpleeg de gebruiksaanwijzing van de
andere afstandsbediening.)
PREPARATION
Als u een functie wilt programmeren die niet is
inbegrepen in de basisbedieningen die onderdeel
uitmaken van de fabrikantcode, of als een fabrikantcode
niet beschikbaar is, volgt u de onderstaande procedure. U
kunt functies programmeren in alle toetsen, behalve DSP
en INPUT, in alle standen van de keuzeschakelaar,
behalve AMP/TUN en DSP/TUN, dus de toetsen zijn
onafhankelijk van elkaar te programmeren in iedere stand
van de keuzeschakelaar.
4
INTRODUCTION
Programmeren van een functie
van een andere afstandsbediening
(leerfunctie)
EIGENSCHAPPEN VAN DE AFSTANDSBEDIENING
Terugkeren naar de
fabrieksinstellingen
■ Terugkeren naar de
fabrikantcodes die in de fabriek
zijn ingesteld, en wissen van alle
aangeleerde functies in alle
standen van de keuzeschakelaar
1
2
Houd tegelijkertijd j / i gedurende
4 seconden ingedrukt.
De indicator knippert tweemaal.
Voer met behulp van de cijfertoetsen het
codenummer “9990” in.
Controleer dat de indicator tweemaal knippert.
■ Terugkeren naar de
fabrikantcodes die in de fabriek
zijn ingesteld, en wissen van alle
aangeleerde functies in een
bepaalde stand van de
keuzeschakelaar
1
Zet de keuzeschakelaar in
de stand van de
component die u op de
fabrieksinstellingen wilt
terugstellen.
2
Houd tegelijkertijd j / i gedurende
4 seconden ingedrukt.
De indicator knippert tweemaal.
3
Voer met behulp van de cijfertoetsen het
codenummer “0000” in.
Controleer dat de indicator tweemaal knippert.
De volgende fabrikantcodes zijn in de fabriek reeds
ingesteld.
Stand van
de keuzeschakelaar
TV
CBL/SAT
VCR
DVD/LD
Component
Fabrikantcode
TV
Satelliettuner
Videorecorder
Dvd-speler
CD
Cd-speler
TAPE/MD
Tapedeck
AMP/TUN
Dit apparaat
0101
0006
0002
0008 (YAMAHA
dvd-spelers)
0005 (YAMAHA
cd-spelers)
0004 (YAMAHA
tapedeck)
0003
DSP/TUN
Dit apparaat
0013
Wij raden u aan alle fabrikantcodes die u hebt ingesteld
op de “Quick Reference Card (Beknopte
overzichtskaart)” op te schrijven.
56
GELUIDSVELDPROGRAMMA
In de onderstaande tabel vindt u een beknopte beschrijving van de geluidsvelden die door ieder van de DSPprogramma’s worden gecreëerd. Denk eraan dat de meeste hiervan exacte digitale nabootsingen zijn van bestaande
akoestische omgevingen.
INTRODUCTION
Dit apparaat is uitgerust met een geavanceerde multiprogramma digitale geluidsveldprocessor (DSP). Deze processor
stelt u in staat het geluidsveld van zowel audio- als videobronnen op elektronische wijze uit te breiden en te veranderen,
waardoor een bioscoop-achtige atmosfeer ontstaat in uw luistervertrek. U kunt een uitstekend audio-geluidsveld creëren
door een toepasselijk DSP-programma te kiezen (dit hangt natuurlijk af van waar u naar luistert) en de gewenste
instellingen te maken.
PREPARATION
Opmerking
• Kies het DSP-programma dat u het beste vindt klinken ongeacht de naam en beschrijving die hieronder ervoor wordt gegeven.
Hifi DSP-programma’s
■ Voor audiovisuele bronnen: nr. 1 t/m 5
BASIC OPERATION
Nr. Programma (groep) Subprogramma
Eigenschappen
—
Een grote ronde concertzaal met een rijk surroundeffect. Uitgesproken
weerkaatsingen vanuit alle richtingen benadrukken de uitbreidingen van het
geluid. Het geluidsveld heeft een sterke presence en uw virtuele zitplaats in
ongeveer in het midden, dichtbij het podium.
2
CHURCH
—
Dit programma bootst de akoestische omgeving na van een grote kerk met een
hoog koepeldak en pilaren langs de zijkanten. De trillingsvertraging is erg groot
terwijl de vroege weerkaatsingen kleiner zijn dan bij andere
geluidsveldprogramma’s.
3
JAZZ CLUB
—
Dit is het geluidsveld vooraan het podium van “The Bottom Line”, een beroemde
jazzclub in New York. Er kunnen links en rechts 300 mensen zitten in een
geluidsveld dat een realistisch geluid en een weerklinkende klank biedt.
4
ROCK CONCERT
—
Het ideale programma voor levendige, dynamische rockmuziek. De data voor dit
programma werd opgenomen in de wildste rockclub in Los Angeles De virtuele
zitplaats van de luisteraar ligt linksmidden in de zaal.
5
ENTERTAINMENT
Disco
Dit programma creëert de akoestische omgeving van een levendige disco in het
centrum van een grote stad. Het geluid is ondoordringbaar en zeer
geconcentreerd. Het wordt tevens gekarakteriseerd door een energierijk,
“onmiddellijk” geluid.
5ch Stereo
Door dit programma te gebruiken wordt het bereik van de luisterpositie vergroot.
Dit is een geluidsveld dat geschikt is voor achtergrondmuziek op feestjes.
AANVULLENDE
INFORMATIE
CONCERT HALL
ADVANCED
OPERATION
1
Opmerking
APPENDIX
• Wanneer “1A CENTER SP” op het INSTELMENU is ingesteld op NONE, wordt door de middenluidspreker geen geluid
voortgebracht.
Nederlands
57
GELUIDSVELDPROGRAMMA
CINEMA DSP-programma’s
■ Voor audiovisuele bronnen: nr. 5 t/m 7
Nr. Programma (groep) Subprogramma
Game
Eigenschappen
5
ENTERTAINMENT
6
TV SPORTS
—
Ondanks dat het presence-geluidsveld relatief klein is, maakt het surroundgeluidsveld gebruik van de geluidsomgeving van een grote concertzaal. Dit
programma is geschikt voor het kijken naar diverse soorten tv-programma’s,
zoals nieuwsprogramma’s, spelprogramma’s, muziekprogramma’s en
sportprogramma’s. In een stereo-uitzending van een sportwedstrijd is de
commentator in de middenpositie geplaatst, en spreidt het gejuich en de
atmosfeer in het stadium vanuit de surroundkant uit, terwijl de uitspreiding ervan
naar achteren gepast beperkt is gehouden.
7
MONO MOVIE
—
Dit programma wordt geleverd om monovideobronnen (zoals oude films) weer
te geven. Het programma geeft de optimale trillingen weer om geluidsdiepte te
creëren door alleen gebruik te maken van het presence-geluidsveld.
Dit programma voegt een diep en ruimtelijk gevoel toe aan het geluid van
videogames.
■ Voor filmprogramma’s: nr. 8 t/m 10
Nr.
8
Programma
(groep)
Ingangsbron
Subprogramma
MOVIE
Spectacle
THEATER 1
70 mm Spectacle
Analog,
PCM, Dolby
Digital in
2-kanalen
DGTL Spectacle *1
Dolby Digital
2
Spectacle 6.1 *
DTS Spectacle *1
Eigenschappen
Dit programma creëert het extreem brede
geluidsveld van een 70-mm bioscoop. Het geeft
het brongeluid in detail exact weer, waardoor
zowel het beeld- als het geluidsveld ongelooflijk
realistisch worden. Dit programma is ideaal voor
iedere soort videobron die is gecodeerd met
Dolby Surround, Dolby Digital of DTS (met
name grootschalige filmproducties).
DTS
Spectacle ES *2
Sci-Fi
70 mm Sci-Fi
Analog,
PCM, Dolby
Digital in
2-kanalen
DGTL Sci-Fi *1
Dolby Digital
Sci-Fi 6.1 *2
DTS Sci-Fi *1
Sci-Fi ES *2
58
DTS
Dit programma geeft spraak en geluidseffecten
helder weer in de nieuwste geluidsvorm van
siencefictionfilms, waardoor een brede en
uitbreidende filmruimte wordt gecreëerd
middenin de stilte. U kunt nu kijken naar
siencefictionfilms in een geluidsveld van virtuele
ruimte, inclusief software dat is gecodeerd met
Dolby Surround, Dolby Digital of DTS en dat
gebruik maakt van de nieuwste technologie.
GELUIDSVELDPROGRAMMA
Nr.
9
Programma
(groep)
Subprogramma
DGTL Adventure *1
Analog,
PCM, Dolby
Digital in
2-kanalen
Dolby Digital
Adventure 6.1 *2
DTS Adventure *1
Eigenschappen
Dit programma is ideaal voor het nauwkeurig
weergeven van het geluidsontwerp van de
nieuwste 70-mm films met multikanalen
geluidssporen. Het geluidsveld is soortgelijk
gemaakt aan de nieuwste bioscopen zodat de
trillingen van het geluidsveld zelf zo veel
mogelijk worden beperkt.
INTRODUCTION
Adventure 70 mm Adventure
MOVIE
THEATER 2
Ingangsbron
DTS
Adventure ES *2
70 mm General
Analog,
PCM, Dolby
Digital in
2-kanalen
DGTL General *1
Dolby Digital
General 6.1 *2
General ES *2
DTS
BASIC OPERATION
DTS General *1
Dit programma is voor het weergeven van
geluiden van 70-mm films met multikanalen
geluidssporen en wordt gekarakteriseerd door een
zacht en uitgebreid geluidsveld. Het presencegeluidsveld is relatief smal. Het spreidt zich
ruimtelijk uit in het rond en naar het
projectiescherm, waardoor het echo-effect van
conversaties wordt beperkt zonder verlies aan
helderheid. Wat betreft het surround-geluidsveld,
de harmonie van de muziek en het koor klinkt
prachtig in een brede ruimte achterin het
geluidsveld.
PREPARATION
General
ADVANCED
OPERATION
AANVULLENDE
INFORMATIE
APPENDIX
Nederlands
59
GELUIDSVELDPROGRAMMA
Nr.
10
Programma
(groep)
Subprogramma
q/DTS
Normal/
SURROUND Matrix
6.1/ES
Ingangsbron
Eigenschappen
PRO LOGIC/Normal
Analog, PCM,
Dolby Digital
in 2-kanalen
DOLBY DIGITAL/
Normal *1
Dolby Digital
De ingebouwde decoder geeft geluiden en
geluidseffecten van bronnen exact weer.
Het uiterst efficiënte decodeerproces verbetert
overspraak en kanaalscheiding, en laat de
geluidsplaatsing soepeler en nauwkeuriger
verlopen.
In dit programma wordt de digitale
geluidsveldprocessor niet ingeschakeld.
DOLBY DIGITAL/
Matrix 6.1 *2
DTS DIGITAL SUR./
Normal *1
DTS
DTS DIGITAL SUR./
ES *2
Enhanced PRO LOGIC/Enhanced
DOLBY DIGITAL/
Enhanced *1
Analog,
PCM, Dolby
Digital in
2-kanalen
Dolby Digital
DOLBY DIGITAL/
Enhanced 6.1 *2
DTS DIGITAL SUR./
Enhanced *1
DTS
Dit programma simuleert op een ideale manier de
multisurround luidsprekersysteem van de 35-mm
bioscopen.
Dolby Pro Logic-decodering, Dolby Digitaldecodering of DTS-decodering tezamen met
digitale geluidsveldbewerking zorgen voor
nauwkeurige effecten zonder de oorspronkelijke
geluidsveldoriëntatie te veranderen.
De surroundeffecten die door dit geluidsveld
worden gecreëerd golven zich rond de luisteraar
vanachteruit, naar links en rechts, en in de
richting van het projectiescherm.
DTS DIGITAL SUR./
Enhanced ES *2
*1 De Dolby Digital Matrix 6.1-decoder of de DTS ES-decoder is uitgeschakeld.
*2 De Dolby Digital Matrix 6.1-decoder of de DTS ES-decoder is ingeschakeld. De “ c ” indicator brandt op het display van het
voorpaneel.
y
• Als een Dolby Digital-signaal of een DTS-signaal wordt ingevoerd terwijl de ingangsfunctie is ingesteld op AUTO, zal het DSPprogramma automatisch worden omgeschakeld naar het geluidsveld voor Dolby Digital-weergave of voor DTS-weergave.
• Als Dolby Digital Surround EX-software of DTS ES-software wordt weergegeven terwijl “12 6.1/ES AUTO” op het INSTELMENU
is ingesteld op ON, zal de Dolby Digital Matrix 6.1-decoder of de DTS ES-decoder automatisch worden ingeschakeld en zal het
overeenkomstige DSP-programma worden gekozen.
• 6.1/ES op de afstandsbediening kan worden gebruikt om de Dolby Digital Matrix 6.1-decoder of de DTS ES-decoder in en uit te
schakelen tijdens het weergeven van een Dolby Digital 5.1-kanalenbron of een DTS 5.1-kanalenbron.
Opmerkingen
• De “ x ” indicator gaat niet branden wanneer het subprogramma “Normal” van het q/DTS SURROUND-programma
wordt gekozen.
• Wanneer “1A CENTER SP” op het INSTELMENU is ingesteld op NONE, wordt door de middenluidspreker geen geluid
voortgebracht.
• Het effectgeluid zal worden voortgebracht door de hoofdluidsprekers wanneer een monobron wordt weergegeven met CINEMA
DSP-programmagroepen 5 (Game) en 6 tot en met 9.
60
GELUIDSVELDPROGRAMMA
MOVIE THEATER-programma’s
■ Dolby Pro Logic- + DSP-geluidsveldeffect
Surround-DSPgeluidsveld
Presence-DSPgeluidsveld
Linker surround-DSPgeluidsveld
Rechter surround-DSPgeluidsveld
AANVULLENDE
INFORMATIE
Deze programma’s gebruiken YAMAHA’s driedelige
DSP-bewerking van ieder van de Dolby Digital- of DTSsignalen voor de voor-, linker surround- en rechter
surroundkanalen. Deze bewerking stelt dit apparaat in
staat het immense geluidsveld en de enorme
surroundexpressie na te bootsen van een Dolby Digitalof DTS-uitgeruste bioscoop, zonder de heldere scheiding
van alle kanalen op te offeren.
ADVANCED
OPERATION
■ Dolby Digital/DTS- + DSP-geluidsveldeffect
BASIC OPERATION
Deze programma’s drukken een immens geluidsveld uit
en een groot surroundeffect. Zij geven tevens diepte aan
het geluid van de hoofdluidsprekers om het realistische
geluid van een Dolby Stereo-bioscoop na te bootsen.
Presence-DSPgeluidsveld
PREPARATION
De 6-kanalen geluidssporen die op 70-mm film staan produceren een nauwkeurige geluidsveldplaatsing en een rijk,
diep geluid zonder gebruik te maken van matrixbewerking. De MOVIE THEATER 70-mm programma’s van dit
apparaat bieden dezelfde geluidskwaliteit en geluidsplaatsing als 6-kanalen geluidssporen. Met de ingebouwde Dolby
Digital- of DTS-decoder haalt u de professionele geluidskwaliteit in huis die ontworpen is voor bioscopen. Met de
MOVIE THEATER-programma’s van dit apparaat kunt u een dynamisch geluid creëren waarvan u in uw eigen
luistervertrek het gevoel krijgt in een publieke bioscoop te zitten door gebruik van de Dolby Digital- of DTStechnologie.
INTRODUCTION
De meeste filmsoftware heeft 4-kanalen (linker, midden, rechter en surround) geluidsinformatie dat gecodeerd is door
Dolby Surround matrixbewerking en wordt opgeslagen op de linker en rechter sporen. Deze signalen worden door de
Dolby Pro Logic-decoder verwerkt. De MOVIE THEATER-programma’s zijn speciaal ontworpen om de ruimtelijkheid
en de delicate nuances van het geluid te doen herleven die verloren dreigen te gaan in de codeer- en decodeerprocessen.
APPENDIX
Nederlands
61
INSTELLEN VAN DE GELUIDSVELDPROGRAMMAPARAMETERS
Wat is een geluidsveld
De rijke, volle klanken van levende instrumenten worden
in feite veroorzaakt door de vele weerkaatsingen vanaf de
muren van het vertrek. Behalve dat ze het geluid ‘levend’
maken, stellen deze weerkaatsingen ons in staat te zeggen
waar de muzikant zich bevindt, en wat de vorm en grootte
van het vertrek zijn waarin we zitten.
■ Elementen van een geluidsveld
In iedere omgeving zijn naast het rechtstreekse geluid dat
vanaf het muziekinstrument in een rechte lijn op ons oor
afkomt, nog twee duidelijk herkenbare vormen van
weerkaatsingen die tezamen het geluidsveld vormen.
Vroege weerkaatsingen
Weerkaatste geluiden bereiken ons oor bijzonder snel
(50 ms – 100 ms na het rechtstreekse geluid) nadat ze
door slechts één oppervlak zijn weerkaatst, bijvoorbeeld
door het plafond of een muur. Deze weerkaatsingen
bestaan in iedere bepaalde omgeving uit verschillende
patronen, zoals in de tekeningen op bladzijde 64 te zien
is, en voorzien onze oren van belangrijke informatie.
Vroege weerkaatsingen voegen in werkelijkheid
helderheid toe aan het geluid.
Trillingen
Deze worden veroorzaakt door weerkaatsingen vanaf
meerdere oppervlakten (muren, plafond, achterin het
vertrek) die zo talrijk zijn dat ze samenvloeien en een
continue sonische “nagloeiing” vormen. Ze zijn nietrichtingsgevoelig en verminderen de helderheid van het
rechtstreekse geluid.
Rechtstreeks geluid, vroege weerkaatsingen en trillingen
zorgen er samen voor dat we de subjectieve grootte en
vorm van het vertrek kunnen bepalen. Het is deze
informatie die de digitale geluidsveldprocessor genereert
om geluidsvelden te creëren.
Als u de juiste vroege weerkaatsingen en de
daaropvolgende trillingen in uw luistervertrek zou kunnen
creëren, zou u in staat zijn uw eigen luisteromgeving
samen te stellen. De akoestiek van uw vertrek zou kunnen
worden veranderd in die van een concertzaal, een
dansvloer, of een vertrek van nagenoeg iedere grootte.
Deze mogelijkheid om naar eigen inzicht een geluidsveld
te creëren is precies wat YAMAHA heeft bereikt met de
digitale geluidsveldprocessor.
62
Geluidsveldprogrammaparameters
DSP-programma’s bestaan uit een aantal parameters om
de ogenschijnlijke grootte van een vertrek, trillingstijd,
afstand tussen de luisteraar en de muzikant, enz., te
bepalen. In ieder programma worden deze parameters
ingesteld met waarden die exact zijn berekend door
YAMAHA om een geluidsveld te creëren dat uniek is
voor dat programma. Het wordt aanbevolen om DSPprogramma’s te gebruiken zonder de waarden van de
parameters te veranderen, maar dit apparaat stelt u tevens
in staat uw eigen geluidsvelden te creëren. Uitgaande van
één van de ingebouwde programma’s, kunt u de
parameterwaarden veranderen.
Ieder DSP-programma bestaat uit een groep parameters
die u in staat stellen om de karakteristieken van de
akoestische omgeving te veranderen om zodoende exact
het gewenste effect te creëren. Deze parameters komen
overeen met de vele akoestische factoren waaruit het
geluidsveld bestaat dat u in een echte concertzaal of
andere luisteromgeving ervaart. De grootte van het
vertrek, bijvoorbeeld, beïnvloed het tijdsverschil tussen de
vroege weerkaatsingen. De parameter “ROOM SIZE” die
onderdeel uitmaakt van vele DSP-programma’s, verandert
de timing tussen deze weerkaatsingen, en verandert dus
de grootte van het ‘vertrek’ waarnaar u luistert. Naast de
grootte van het vertrek, hebben ook de vorm van het
vertrek en de karakteristieken van de oppervlakten een
grote invloed op het uiteindelijke geluid. Oppervlakken
die geluid absorberen, bijvoorbeeld, zorgen ervoor dat de
vroege weerkaatsingen en de trillingen sneller wegebben,
terwijl sterk weerkaatsende oppervlakken het geluid juist
langer doen weerkaatsen. De digitale
geluidsveldprogrammaparameters stellen u in staat deze
en vele andere factoren die bijdragen aan uw persoonlijke
geluidsveld te regelen, waardoor in feite in staat bent het
bijgeleverde standaardontwerp van de concertzaal,
bioscoop enz., te ‘verbeteren’ om zo een maatwerk
luisteromgevingen te creëren die perfect overeenkomen
met uw stemming en muziek.
Zie “Beschrijving van de digitale
geluidsveldprogrammaparameters” op bladzijden 64 tot
en met 67.
INSTELLEN VAN DE GELUIDSVELDPROGRAMMAPARAMETERS
Veranderen van de
parameterwaarden
Druk op u/d om de
parameter te kiezen.
5
Druk op j / i om de
parameterwaarde te
veranderen.
INTRODUCTION
De parameters die in de fabriek zijn ingesteld leveren een
goede geluidskwaliteit. Ondanks dat u de
begininstellingen niet hoeft te veranderen, kunt u
bepaalde parameters veranderen zodat deze beter
overeenkomen met de ingangsbron of u luistervertrek.
4
y
Het veranderen van de parameter moet met behulp van de
afstandsbedieningen worden uitgevoerd.
• We bevelen aan dat u tijdens het veranderen van de parameters
een videomonitor gebruikt. Het is veel gemakkelijker de
parameters op de videomonitor te lezen dan om deze op het
display van het voorpaneel te lezen.
3
Zet de keuzeschakelaar in de stand DSP/TUN
(of AMP/TUN).
of
2
Kies het DSP-programma waarvan u de
parameters wilt veranderen.
■ Terugstellen van enkele parameterwaarden op de fabrieksinstelling
Kies de parameter waarvan u de waarde wilt terugstellen.
Houd vervolgens j of i ingedrukt totdat de waarde
tijdelijk stopt op de waarde die in de fabriek werd
ingesteld. Het sterretje (*) naast de parameternaam op de
videomonitor gaat uit.
■ Terugstellen van alle parameterwaarden op de fabrieksinstelling
Gebruik “9 PARAM. INI” op het INSTELMENU om alle
parameterwaarden van alle DSP-programma’s in de
gekozen DSP-programmagroep terug te stellen op de
waarde die in de fabriek werd ingesteld (zie bladzijde 44).
Deze bediening stelt alle parameterwaarden van alle DSPprogramma’s in die DSP-programmagroep terug op de
waarde die in de fabriek werd ingesteld.
APPENDIX
DSP-programmanummer DSP-programmanaam (groep)
Terugstellen van parameterwaarden
op de fabrieksinstelling
AANVULLENDE
INFORMATIE
3
Schakel de videomonitor in en
druk herhaaldelijk op ON
SCREEN om de volledige
displayfunctie te kiezen.
Reserve-stroomvoorziening voor het geheugen
De reserve-stroomvoorziening voorkomt dat de
opgeslagen gegevens verloren gaan, zelfs wanneer het
apparaat in de stand-bystand wordt gezet, de stekker
van het netsnoer uit het stopcontact wordt getrokken,
of de stroomvoorziening tijdelijk wordt onderbroken
als gevolg van een stroomstoring. Als de
stroomvoorziening van het apparaat echter gedurende
langer dan 1 week is onderbroken, is het mogelijk dat
de parameterwaarden die u hebt veranderd
teruggesteld worden op de fabrieksinstelling. Als dit
gebeurd is, verandert u de parameterwaarden opnieuw.
ADDITIONAL
INFORMATION
1
Herhaal indien noodzakelijk de
bovenstaande stappen 3 tot en met 5 om
andere programmaparameters te
veranderen.
BASIC OPERATION
2
4
5
3
1
6
PREPARATION
y
• Als u de parameter instelt op een andere waarde dan die in de
fabriek werd ingesteld, wordt naast de parameternaam een
sterretje (*) afgebeeld op de videomonitor.
Opmerkingen
Cursor
INIT.DLY
LIVENESS
REV.TIME
REV.DELAY
REV.LEVEL
15ms
5
1.6s
100ms
7%
Parameters
Voorbeeld van ROCK CONCERT
• Bij sommige DSP-programma’s worden de beschikbare
parameters afgebeeld op meerdere OSD-pagina’s. Om tussen
pagina’s te bladeren, drukt u op u/d.
• U kunt geen parameterwaarden veranderen wanneer “15
MEMORY GUARD” op het INSTELMENU is ingesteld op
ON. Als u de parameterwaarden wilt veranderen, stelt u “15
MEMORY GUARD” op het INSTELMENU in op OFF (zie
bladzijde 46).
63
Nederlands
P04 ROCK CONCERT
INSTELLEN VAN DE GELUIDSVELDPROGRAMMAPARAMETERS
Beschrijving van de digitale geluidsveldparameters
U kunt de waarden veranderen van bepaalde digitale geluidsveldparameters zodat de geluidsvelden nauwkeurig in uw
luistervertrek worden gecreëerd.
Opmerking
• Niet alle onderstaande parameters kunnen in ieder DSP-programma worden gevonden.
■ INIT.DLY (beginvertraging)
(P.INIT.DLY voor het presence-geluidsveld)
Functie:
Deze parameter verandert de ogenschijnlijke afstand tussen de geluidsbron en de luisteraar door de
vertragingstijd tussen het rechtstreekse geluid en de eerste weerkaatsingen, zoals gehoord door de
luisteraar, te veranderen.
Instelbereik: 1 – 99 ms
Beschrijving: Hoe kleiner de waarde, hoe dichter de geluidsbron bij de luisteraar lijkt. Hoe hoger de waarde, hoe
verder de geluidsbron van de luisteraar lijkt. Voor een klein luistervertrek, dient deze parameter ingesteld
te worden op een lage waarde, voor een groot luistervertrek op een hoge waarde.
Eerste weerkaatsing
Vroege
weerkaatsingen
Tijd
INT. DLY
Niveau
Niveau
Niveau
Geluidsbron
Tijd
Tijd
INT. DLY
INT. DLY
Geluidsbron
Weerkaatsingsoppervlak
Lage waarde = 1 ms
Hoge waarde = 99 ms
■ ROOM SIZE (vertrekgrootte)
(P.ROOM SIZE voor het presence-geluidsveld)
Functie:
Deze parameter verandert de ogenschijnlijke grootte van het surround-geluidsveld. Hoe hoger de
waarde, hoe groter het surround-geluidsveld wordt.
Instelbereik: 0,1 – 2,0
Beschrijving: Aangezien het geluid herhaaldelijk rond het vertrek wordt weerkaatst, zal hoe groter het vertrek is, de
vertragingstijd tussen het oorspronkelijk weerkaatste geluid en de daaropvolgende trillingen langer
worden. Door de tijd tussen de weerkaatste geluiden te veranderen, kunt u de ogenschijnlijke grootte van
het virtuele zaal veranderen. Door deze parameterwaarde van 1,0 naar 2,0 te veranderen, wordt de
ogenschijnlijke grootte van het vertrek verdubbeld.
Tijd
Tijd
Niveau
Niveau
Niveau
Geluidsbron
Vroege weerkaatsingen
Tijd
Geluidsbron
64
Lage waarde = 0,1
Hoge waarde = 2,0
INSTELLEN VAN DE GELUIDSVELDPROGRAMMAPARAMETERS
■ LIVENESS (dood/levend)
Functie:
INTRODUCTION
Deze parameter verandert de weerkaatsingseigenschappen van de virtuele muren in het vertrek door de
snelheid waarmee de vroege weerkaatsingen wegebben te veranderen.
Instelbereik: 0 – 10
Beschrijving: De vroege weerkaatsingen van een surroundbron ebben veel sneller weg in een vertrek met akoestisch
absorberende muuroppervlakken dan in een vertrek met sterk weerkaatsende oppervlakken. Een vertrek
met akoestisch absorberende oppervlakken wordt ‘dood’ genoemd, terwijl een vertrek met sterk
weerkaatsende oppervlakken ‘levend’ wordt genoemd. De “LIVENESS” parameter stelt u in staat de
snelheid waarmee de vroege weerkaatsingen wegebben te veranderen en daarmee de mate van ‘dood-oflevend’ van het vertrek.
Tijd
Levend
Niveau
Niveau
Dood
Tijd
Tijd
Weinig weerkaatst geluid
PREPARATION
Niveau
Geluidsbron
Veel weerkaatst geluid
BASIC OPERATION
Geluidsbron
Lage waarde = 0
Hoge waarde = 10
Functie:
Instelbereik:
Deze parameter verandert de vertragingstijd tussen het rechtstreekse geluid en de eerste weerkaatsing in
het surround-geluidsveld.
0 – 49 ms (het bereik hangt af van het signaalformaat)
■ S.INIT.DLY (surround-beginvertraging)
Functie:
■ S.ROOM SIZE (surround-vertrekgrootte)
Functie:
Instelbereik:
Deze parameter verandert de ogenschijnlijke grootte van het surround-geluidsveld.
0,1 – 2,0
AANVULLENDE
INFORMATIE
Instelbereik:
Deze parameter verandert de vertragingstijd tussen het rechtstreekse geluid en de eerste weerkaatsing
aan de surroundkant van het geluidsveld. U kunt deze parameter alleen veranderen als ten minste twee
voorluidsprekers en twee achterluidsprekers worden gebruikt.
1 – 49 ms
ADDITIONAL
INFORMATION
■ S.DELAY (surround-vertraging)
■ S.LIVENESS (surround-dood/levend)
Instelbereik:
Deze parameter verandert de ogenschijnlijke weerkaatsingseigenschappen van de virtuele muren in het
surround-geluidsveld.
0 – 10
APPENDIX
Functie:
Nederlands
65
INSTELLEN VAN DE GELUIDSVELDPROGRAMMAPARAMETERS
■ RC.INIT.DLY (middenachter-beginvertraging)
Functie:
Instelbereik:
Deze parameter verandert de vertragingstijd tussen het rechtstreekse geluid en de eerste weerkaatsing in
het middenachter-geluidsveld
1 – 49 ms
■ RC.ROOM SIZE (middenachter-vertrekgrootte)
Functie:
Instelbereik:
Deze parameter verandert de ogenschijnlijke grootte van het middenachter-geluidsveld.
0,1 – 2,0
■ RC.LIVENESS (middenachter-dood/levend)
Functie:
Instelbereik:
Deze parameter verandert de ogenschijnlijke weerkaatsingseigenschappen van de virtuele muren in het
middenachter-geluidsveld.
0 – 10
■ REV.TIME (trillingstijd)
Functie:
Deze parameter verandert de tijdsduur die verstrijkt totdat de dichte opvolgende trillingsgeluid wegebt
met 60 dB (bij 1 kHz). Hierdoor verandert de ogenschijnlijke grootte van de akoestische omgeving over
een extreem breed bereik.
Instelbereik: 1,0 – 5,0 sec.
Beschrijving: Stel een langere trillingstijd in voor ‘dode’ bronnen en luistervertrekken, en een kortere trillingstijd voor
‘levende’ bronnen en luistervertrekken.
Geluidsbron
Vroege weerkaatsingen
Trillingen
Korte trillingen
60 dB
60 dB
Tijd
Tijd
REV. TIME
Trillingen
Niveau
60 dB
Niveau
Niveau
Trillingen
REV. TIME
Tijd
REV. TIME
Lange trillingen
Geluidsbron
Lage waarde = 1,0 sec.
66
Hoge waarde = 5,0 sec.
INSTELLEN VAN DE GELUIDSVELDPROGRAMMAPARAMETERS
■ REV.DELAY (trillingsvertraging)
Geluidsbron
Trillingen
INTRODUCTION
Deze parameter verandert de tijdsduur tussen het begin van het rechtstreekse geluid en het begin van het
trillingsgeluid.
Instelbereik: 0 – 250 ms
Beschrijving: Hoe hoger de waarde, hoe later het trillingsgeluid begint. Een later trillingsgeluid geeft u het gevoel zich
in een grotere akoestische ruimte te bevinden.
Niveau
Functie:
(dB)
PREPARATION
60 dB
Tijd
REV.
DELAY
REV TIME
■ REV.LEVEL (trillingsniveau)
BASIC OPERATION
Functie:
Deze parameter verandert volumeniveau van het trillingsgeluid.
Instelbereik: 0 – 100%
Beschrijving: Hoe hoger de waarde, hoe sterker het trillingsgeluid wordt.
REV. LEVEL
ADDITIONAL
INFORMATION
Niveau
Geluidsbron
Tijd
■ CT.DELAY (midden-vertraging)
AANVULLENDE
INFORMATIE
■ LS.DELAY (linker surround-vertraging)
■ RS.DELAY (rechter surround-vertraging)
Functie:
Instelbereik:
Deze parameters veranderen de geluidsvertraging voor ieder kanaal in de 5-kanalen stereofunctie.
0 – 50 ms
APPENDIX
Nederlands
67
AANHANGSELS
STORINGZOEKEN
Raadpleeg onderstaande tabel wanneer het apparaat niet op de juiste wijze werkt. Als het probleem dat u ondervindt niet
in de tabel beschreven staat, of als de gegeven oplossing niet werkt, zet u het apparaat in de stand-bystand, trekt u de
stekker van het netsnoer uit het stopcontact, en neemt u contact op met de dichtstbijzijnde erkende YAMAHA handelaar
of het dichtstbijzijnde erkende YAMAHA servicecentrum.
■ Algemeen
Probleem
Het apparaat wordt niet
ingeschakeld wanneer
op STANDBY/ON (of op
POWER) wordt gedrukt,
of zet zichzelf spoedig
na inschakelen in de
stand-bystand.
Er wordt geen geluid en/
of beeld weergegeven.
Oorzaak
Oplossing
Zie blz.
Het netsnoer is niet op het apparaat
aangesloten of de stekker is niet geheel in
het stopcontact gestoken.
Sluit het netsnoer op de juiste wijze stevig
aan.
19
De IMPEDANCE SELECTOR-schakelaar
op het achterpaneel van het apparaat is niet
geheel in de linker of rechter stand gezet.
Zet de schakelaar geheel in de linker of
rechter stand terwijl het apparaat in de standbystand staat.
19
Het beveiligingscircuit is geactiveerd.
Controleer dat alle luidsprekersnoeren op de
juiste wijze op dit apparaat en op alle
luidsprekers zijn aangesloten, en dat de
draad van iedere aansluiting niets anders
raakt dan de bijbehorende aansluitpool.
16, 17
De kabels zijn niet op de juiste wijze op de
ingangs- of uitgangsaansluitingen
aangesloten.
Sluit de kabels op de juiste wijze aan. Als het
probleem aanhoudt, is het mogelijk dat de
kabels defect zijn.
12 – 15
Er is geen toepasselijke ingangsbron
gekozen.
Kies een toepasselijke ingangsbron met
behulp van INPUT l / h of 6CH INPUT
(of met behulp van de ingangsbronkeuzetoetsen).
24
De luidsprekers zijn niet op de juiste wijze
aangesloten.
Sluit de luidsprekers op de juiste wijze aan.
16, 17
De te gebruiken hoofdluidsprekers zijn niet
op de juiste wijze gekozen.
Kies de hoofdluidspreker met behulp van
SPEAKERS A en/of B.
24
Het volumeniveau is laag ingesteld.
Verhoog het volumeniveau.
25
Het geluid wordt gedempt.
Druk op MUTE of op een willekeurige
bedieningstoets van het apparaat om de
dempingsfunctie uit te schakelen, en stel het
volumeniveau in.
25
Digitale signalen, anders dan PCM-audio-,
Dolby Digital- of DTS-signalen, die dit
apparaat niet kan weergeven worden in het
apparaat ingevoerd door een cd-rom, enz.,
weer te geven.
Geef een bron weer waarvan dit apparaat de
signalen kan weergeven.
—
Er wordt geen beeld
weergegeven.
Er is geen S-videoaansluiting tussen dit
apparaat en de videomonitor, terwijl wel
S-videosignalen in dit apparaat worden
ingevoerd.
Sluit de S-videoaansluiting van de
videomonitor aan op de S VIDEO
MONITOR OUT-aansluiting van dit
apparaat.
14, 15
De geluidsweergave valt
plotseling weg.
Het beveiligingscircuit is geactiveerd als
gevolg van kortsluiting, enz.
Controleer dat de IMPEDANCE
SELECTOR-schakelaar in de juiste stand is
gezet en schakel vervolgens het apparaat in.
16, 17
Controleer dat de luidsprekerdraden elkaar
niet raken en schakel vervolgens het apparaat
in.
19
De slaaptimer is in werking getreden.
Schakel het apparaat in en geef de bron
nogmaals weer.
48
Het geluid wordt gedempt.
Druk op MUTE of op een willekeurige
bedieningstoets van het apparaat om de
dempingsfunctie uit te schakelen, en stel het
volumeniveau in.
25
68
STORINGZOEKEN
Probleem
Alleen de luidsprekers
aan één kant brengen
geluid voort.
Oorzaak
Zie blz.
Sluit de luidsprekersnoeren op de juiste wijze
aan. Als het probleem aanhoudt, is het
mogelijk dat de luidsprekersnoeren defect
zijn.
12 – 17
Onjuiste instelling van “3 L/R BALANCE”
op het INSTELMENU.
Stel het item in op de juiste instelling.
43
Het geluidseffect is uitgeschakeld.
Druk op EFFECT om het geluidseffect in te
schakelen.
29
Een Dolby Surround-, Dolby Digital- of
DTS-decoderend DSP-programma wordt
gebruikt voor een signaal dat niet is
gecodeerd met Dolby Surround, Dolby
Digital of DTS.
Kies een ander DSP-programma.
De middenluidspreker
brengt geen geluid
voort.
25
Het uitgangsniveau van de
middenluidspreker is erg laag ingesteld.
Verhoog het uitgangsniveau van de
middenluidspreker.
47
“1A CENTER SP” op het INSTELMENU is
ingesteld op NONE.
Stel de toepasselijke uitgangsfunctie van de
middenluidspreker in.
40
Één van de hifi-DSP-programma’s 1 tot en
met 5 is gekozen.
Kies een ander DSP-programma.
57 – 60
—
De achterluidsprekers
brengen geen geluid
voort.
Het uitgangsniveau van de
achterluidsprekers is erg laag ingesteld.
Verhoog het uitgangsniveau van de
achterluidsprekers.
Een bron wordt in mono weergegeven met
behulp van programma 10.
Kies een ander DSP-programma.
De subwoofer brengt
geen geluid voort.
“1D LFE/BASS OUT” op het
INSTELMENU is ingesteld op MAIN
terwijl een Dolby Digital- of DTS-signaal
wordt weergegeven.
Kies de instelling SWFR of BOTH.
42
“1D LFE/BASS OUT” op het
INSTELMENU is ingesteld op SWFR of
MAIN terwijl een 2-kanalen bron wordt
weergegeven.
Kies de instelling BOTH.
42
Kies de instelling MAIN.
42
De uitgangsfunctie van één of enkele
luidsprekers (hoofd-, midden- of
achterluidspreker) op het INSTELMENU
komt niet overeen met uw
luidsprekersysteem.
Kies de juiste uitgangsfunctie voor iedere
luidspreker aan de hand van de grootte van
de luidsprekers in uw luidsprekersysteem.
40, 41
De kabels zijn niet op de juiste wijze
aangesloten.
Sluit de audiostekkers van de kabels stevig
aan op de aansluitingen. Als het probleem
aanhoudt, is het mogelijk dat de kabels
defect zijn.
12 – 15
De platenspeler is niet aangesloten op de
GND-aansluiting.
Sluit de aardedraad van uw platenspeler aan
op de GND-aansluiting van dit apparaat.
12, 13
De plaat wordt weergegeven op een
platenspeler met een MC-element.
De platenspeler moet op dit apparaat worden
aangesloten via een MC-kopversterker.
12
AANHANGSELS
Het volumeniveau is erg
laag tijdens het
weergeven van een plaat.
—
ADDITIONAL
INFORMATION
Een bromgeluid wordt
weergegeven.
57 – 60
ADVANCED
OPERATION
De lagetonenweergave
is slecht.
47
BASIC
OPERAIONT
De bron, die gecodeerd is met een Dolby
Digital- of een DTS-signaal, bevat geen
signaal voor het middenkanaal.
De bron bevat geen lagetonensignalen
(90 Hz of lager).
“1D LFE/BASS OUT” op het
INSTELMENU is ingesteld op SWFR of
BOTH terwijl uw luidsprekersysteem geen
subwoofer heeft.
PREPARATION
96-kHz-bemonsterde digitale signalen
worden in dit apparaat ingevoerd.
57 – 60
INTRODUCTION
De effectluidsprekers
brengen geen geluid
voort.
Oplossing
De luidsprekersnoeren zijn niet op de juiste
wijze aangesloten.
Nederlands
69
STORINGZOEKEN
Probleem
Oorzaak
Oplossing
Zie blz.
Het volumeniveau kan
niet worden verhoogd,
of het geluid is
vervormd.
De component die is aangesloten op de REC
OUT-aansluitingen van dit apparaat is
uitgeschakeld.
Het geluidseffect kan
niet worden
opgenomen.
Het is niet mogelijk het geluidseffect op te
nemen op een opnamecomponent.
Een bron kan niet
worden opgenomen
door een digitale
opnamecomponent die
is aangesloten op de
DIGITAL OUTPUTaansluiting van dit
apparaat.
De broncomponent is alleen aangesloten op
de analoge ingangsaansluitingen van dit
apparaat.
Sluit de broncomponent aan op de digitale
ingangsaansluitingen van dit apparaat.
De geluidsveldprogrammaparameters
en enkele andere
instellingen van dit
apparaat kunnen niet
worden veranderd.
“15 MEMORY GUARD” op het
INSTELMENU is ingesteld op ON.
Kies de instelling OFF.
46
Het apparaat werkt niet
juist.
De ingebouwde microcomputer is
vastgelopen als gevolg van een elektrische
schok van buitenaf (zoals bliksem of
overmatige statische elektriciteit) of door een
stroomvoorziening met een laag voltage.
Trek de stekker uit het stopcontact en steek
deze er na ongeveer 30 seconden
vervolgens weer in.
—
“CHECK SP WIRES”
wordt op het display van
het voorpaneel
afgebeeld.
Één van de luidsprekersnoeren maakt
kortsluiting.
Controleer dat alle luidsprekersnoeren op
de juiste wijze zijn aangesloten.
De geluidsweergave
verslechtert wanneer
met de hoofdtelefoon op
wordt geluisterd naar
een tapedeck of cdspeler aangesloten op
dit apparaat.
Dit apparaat staat in de stand-bystand.
Schakel dit apparaat in.
—
Er is ruis van digitale of
hogefrequentieapparatuur,
of van dit apparaat.
Het apparaat staat te dicht bij de digitale of
hogefrequentieapparatuur.
Plaats het apparaat verder weg van
dergelijke apparatuur.
—
70
Schakel de component in.
12
38
12 – 15
16, 17
STORINGZOEKEN
■ Tuner
Oorzaak
Oplossing
Zie blz.
De karakteristieken van FM-stereouitzendingen kunnen dit probleem
veroorzaken wanneer het zendstation te ver
weg ligt of de antennesignaalinvoer van
slechte kwaliteit is.
Controleer de antenneaansluitingen.
Probeer de FM-stereo-ontvangst nogmaals
met gebruik van een richtingsgevoelige FMantenne van hoge kwaliteit.
Stem handmatig af.
30, 31
Er is vervorming, en
de FM-ontvangst is
niet helder, zelfs niet
met gebruik van een
goede FM-antenne.
Er treedt reflectievervorming op.
Verander de positie van de antenne om de
reflectievervorming op te heffen.
Het signaal van de FM-zender is te zwak.
Stem handmatig af.
Gebruik een richtingsgevoelige FM-antenne
van hoge kwaliteit.
Er kan niet meer
afgestemd worden
op reeds
geprogrammeerde
FMvoorkeurzenders.
Het apparaat is zeer lange tijd uitgeschakeld
geweest.
Programmeer de FM-zenders opnieuw.
32
Er kan niet
afgestemd worden
op de gewenste AMzender met behulp
van automatisch
afstemmen.
Het signaal van de AM-zender is zwak of de
aansluitingen van de AM-raamantenne
zitten los.
Draai de aansluitingen van de AMraamantenne vast en plaats deze in de
richting met de beste ontvangst.
Stem handmatig af.
30, 31
Deze storing is het gevolg van bliksem,
tl-lampen, motoren, thermostaten en andere
elektrische apparatuur.
Gebruik een AM-buitenantenne en een
goede aardleiding. Hierdoor kan een
verbetering optreden, maar het is moeilijk
alle ruis te voorkomen.
30
Een tv die dichtbij staat wordt gebruikt.
Plaats dit apparaat verder weg van de tv.
—
ADVANCED
OPERATION
Er zijn
zoemgeluiden en
fluittonen (met
name’s avonds).
30, 31
BASIC
OPERAIONT
AM Er zijn voortdurend
kraaktonen en
sisgeluiden.
30
PREPARATION
FM Er kan niet
afgestemd worden
op de gewenste FMzender met behulp
van automatisch
afstemmen.
INTRODUCTION
Probleem
De FM-stereoontvangst is slecht.
ADDITIONAL
INFORMATION
AANHANGSELS
Nederlands
71
STORINGZOEKEN
■ Afstandsbediening
Probleem
De afstandsbediening
werkt niet op de juiste
wijze.
Het apparaat of de
andere component kan
niet worden bediend.
Oorzaak
Oplossing
Zie blz.
De afstand is te groot of de hoek is verkeerd.
De afstandsbediening werkt binnen een
maximale afstand van 6 meter tot het
apparaat, en binnen een hoek van 30 graden
uit de middellijn loodrecht op het
voorpaneel.
8
Rechtstreeks zonlicht of verlichting (van
een tl-lamp, enz.) valt op de
afstandsbedieningssensor van dit apparaat.
Stel het apparaat op een andere plaats op.
—
De batterijen zijn bijna leeg.
Vervang alle batterijen door nieuwe
batterijen.
3
De component die u wilt bedienen is niet
gekozen.
Zet de keuzeschakelaar in de stand die
overeenkomt met de component die u wilt
bedienen.
49
De afstandsbediening kan
systeemcomponenten niet bedienen.
De fabrikantcode is niet op de juiste wijze
ingesteld.
De afstandsbediening
‘leert’ geen nieuwe
functies meer.
—
Stel de fabrikantcode nogmaals in.
54
Probeer een andere fabrikantcode voor
dezelfde fabrikant in te stellen.
Afhankelijk van de fabrikant of het model,
kunnen bepaalde componenten niet worden
bediend met de afstandsbediening van dit
apparaat, ondanks dat de fabrikantcode op
de juiste wijze is ingesteld.
Programmeer de functies van een andere
afstandsbediening in deze afstandsbediening.
55
De batterijen van deze afstandsbediening
en/of de andere afstandsbediening zijn te
zwak.
Vervang de batterijen.
3
De afstand tussen de twee
afstandsbedieningen is te groot of te klein.
Plaats de aansluitingen op de juiste afstand
tegenover elkaar.
55
De signaalcodering of -modulatie van de
andere afstandsbediening is niet compatibel
met deze afstandsbediening.
Deze afstandsbediening kan geen functies
leren van de andere afstandsbediening.
55
Het geheugen is vol.
Deze afstandsbediening kan geen nieuwe
functies leren van de andere
afstandsbediening zonder eerst aangeleerde
functies die niet meer noodzakelijk zijn te
wissen.
55
Nadat dit apparaat is blootgesteld aan een sterke elektrische schok van buitenaf, zoals bliksem en sterke statische
elektriciteit of als u de bediening van dit apparaat verkeerd uitvoert, is het mogelijk dat het apparaat niet meer juist
werkt. In dergelijke gevallen zet u het apparaat in de stand-bystand, trekt u de stekker van het netsnoer uit het
stopcontact, steekt u deze er na 30 seconden weer terug in, en begint u met de bediening van het apparaat.
72
TECHNISCHE GEGEVENS
FM-GEDEELTE
• Minimaal RMS-uitgangsvermogen voor MAIN, CENTER, REAR
20 Hz tot 20 kHz, 0,04% totale harmonische vervorming,
8 ohm ................................................................................ 100 W
1 kHz, 0,04% totale harmonische vervorming, 8 ohm ........ 105 W
• Afstembereik .................................................. 87,50 tot 108,00 mHz
• DIN standaarduitgangsvermogen
1 kHz, 0,7% totale harmonische vervorming, 4 ohm .......... 140 W
• IEC uitgangsvermogen
1 kHz, 0,04% totale harmonische vervorming, 8 ohm ........ 105 W
• Dempingsfactor
20 Hz tot 20 kHz, 8 ohm ............................................. 80 of hoger
• Frequentiebereik
CD naar MAIN L/R ............................... 10 Hz tot 100 kHz, –3 dB
• Totale harmonische vervorming
20 Hz tot 20 kHz, 50 W, 8 ohm, MAIN L/R ........................ 0,04%
• Eigenruis (IHF-A netwerk)
MAIN L/R ............................................................ 150 µV of lager
• Kanaalscheiding (1 kHz/10 kHz)
CD (5,1 kohm afsluitweerstand) naar MAIN L/R ..... 60 dB/45 dB
• Hoofdtelefoonaansluiting ...................................... 150 mV/100 ohm
• Ingangsgevoeligheid
CD, enz. .............................................................. 150 mV/47 kohm
PHONO ............................................................... 2,5 mV/47 kohm
6CH INPUT ................................................ 150 mV/40 – 47 kohm
• Stereoscheiding (1 kHz) .......................................................... 45 dB
• Frequentiebereik ................................ 20 Hz tot 15 kHz, +0,5/–2 dB
AM-GEDEELTE
• Afstembereik ......................................................... 531 tot 1611 kHz
• Effectieve gevoeligheid .................................................... 300 µV/m
ALGEMEEN
• Stroomvoorziening ................................ 230 V wisselstroom, 50 Hz
• Stroomverbruik ....................................................... ongeveer 300 W
Stand-bystand ....................................................... ongeveer 1,2 W
• Netspanningsaansluitingen (maximaal 100 W totaal)
[model voor Europa] .............................................. 2 (geschakeld)
[model voor het U.K.] ............................................ 1 (geschakeld)
• Afmetingen (B x H x D) ................................... 435 x 171 x 432 mm
• Gewicht .................................................................................... 15 kg
• Toebehoren .......................................................... Afstandsbediening
..................................................................................... Batterijen
......................................................................... AM-raamantenne
...................................................................... FM-binnenantenne
............... Beknopt bedieningsoverzicht (Quick Reference Card)
* De technische gegevens zijn onderhevig aan veranderingen
zonder voorafgaande kennisgeving.
ADDITIONAL
INFORMATION
• Uitgangsniveau
REC OUT .......................................................... 150 mV/0,9 kohm
PRE OUT .............................................................. 2,6 V/1,2 kohm
SUBWOOFER ...................................................... 4,0 V/1,2 kohm
• Harmonische vervorming (1 kHz)
Mono/stereo .................................................................. 0,2%/0,3%
ADVANCED
OPERATION
• Klankregelingskarakteristieken (MAIN L/R)
BASS (lagetonen): versterking/afsluiting ............... ±10 dB/50 Hz
TREBLE (hogetonen): versterking/afsluiting ....... ±10 dB/20 kHz
BASS EXTENSION (superlagetonen) ...................... +6 dB/60 Hz
• Signaal/ruisverhouding (IHF)
Mono/stereo ............................................................... 76 dB/70 dB
BASIC
OPERAIONT
• Signaal/ruisverhouding (IHF-A netwerk)
PHONO MM naar REC OUT (5 mV, kortgesloten) ............ 81 dB
CD (250 mV, kortgesloten) naar MAIN L/R, effect uit ..... 100 dB
• Selectiviteit (400 kHz) ............................................................. 70 dB
PREPARATION
• Dynamisch vermogen (IHF)
8/6/4/2 ohm .................................................... 125/160/195/230 W
• 50 dB dempingsgevoeligheid (IHF 100% mod.)
Mono/stereo .......................... 2,0 µV (17,3 dBf)/25 µV (39,2 dBf)
INTRODUCTION
AUDIO-GEDEELTE
VIDEO-GEDEELTE
• Videosignaaltype ........................................................................ PAL
• Composietvideosignaalniveau .................................. 1 Vp-p/75 ohm
AANHANGSELS
• S-videosignaalniveau
Y ............................................................................ 1 Vp-p/75 ohm
C ..................................................................... 0,286 Vp-p/75 ohm
• Componentvideosignaalniveau
Y ............................................................................ 1 Vp-p/75 ohm
PB/CB, PR/CR ....................................................... 0,7 Vp-p/75 ohm
• Signaal/ruisverhouding ............................................................ 50 dB
• Frequentiebereik (MONITOR OUT)
Composietvideo, S-video ......................... 5 Hz tot 10 mHz, –3 dB
Componentvideo ...................... gelijkspanning tot 30 mHz, –3 dB
Nederlands
73
Quick Reference Card
DVD/LD
DVD MENU
INPUT
DSP
INPUT
DSP
Numeric buttons
Numeric buttons
INDEX/Time (DVD)
Chapter/Time (LD)
+10
INDEX
+10
DISC SKIP –/+ (DVD)
DISC SKIP –/+
p Play
A/B/C/D/E
b Skip – (DVD)
Skip/Chapter – (LD)
w Search
DISPLAY
e Pause
a Skip + (DVD)
Skip/Chapter + (LD)
s Stop
f Search
Return
Menu select
A/B/C/D/E
Menu right
Menu left
Menu down
MENU
TITLE
AV POWER
AV POWER
TV
VCR
INPUT
DSP
CBL/SAT
INPUT
DSP
Numeric
buttons
Ch enter/
Recall
CH –/+
A/B/C/D/E
DISPLAY
e Pause
DSP
INPUT
Numeric
buttons
Ch enter/
Recall
CH –/+
Numeric
buttons
CH –/+
_/_ _
_/_ _
*1
VCR REC
p Play
DISPLAY
Menu up
*1
VCR REC
VCR play
A/B/C/D/E
DISPLAY
VCR pause
Menu
select
A/B/C/D/E
Menu left
s Stop
w Rewind
VCR stop
VCR fast
forward
f Fast
VCR rewind
forward
AV POWER
TV
POWER
TV INPUT
TV VOL +/–
TV SLEEP
Recall
VCR power
Ch enter
_/_ _
DISPLAY/
Guide
(SAT)
Menu up
Menu
right
Menu
down
MENU
AV POWER
TV MUTE
*1 Press this button twice to start recording.
Appuyer deux fois sur cette touche pour commencer l’enregistrement.
Drücken Sie diese Taste zweimal, um die Aufnahme zu starten.
Tryck två gånger på den här knappen för att börja spela in.
Premere due volte questo tasto per iniziare la registrazione.
Presione dos veces este botón para empezar a grabar.
Druk tweemaal op deze toets om met opnemen te beginnen.
V624990-1