44 NEDERLANDS
7. Probeer nooit het apparaat met één hand te
bedienen. Als u de controle over het gereed-
schap verliest, kan dat leiden tot ernstig of
fataal letsel. Om de kans op verwonding te
verkleinen, houdt u uw handen en voeten uit
de buurt van de rotormessen.
8. Breng tijdens gebruik de rotormessen nooit
hoger dan heuphoogte.
9. De rotormessen blijven gedurende een korte
tijd doordraaien nadat de gashendel is losgela-
ten of de motor is uitgezet. Raak de rotormes-
sen niet onmiddellijk aan.
10.
Reik niet te ver. Zorg altijd voor een stevige stand
en goede lichaamsbalans. Kijk uit voor verborgen
obstakels, zoals boomstronken, boomwortels en
greppels, om te voorkomen dat u valt.
11. Wees bijzonder voorzichtig wanneer u de
draairichting van de rotormessen omkeert
of het apparaat naar u toe trekt. Als het aan-
drijfsysteem de draairichting kan omkeren,
gebruikt u dit alleen wanneer het noodzakelijk
is.Tijdensgebruikmetomgekeerdedraairichting,
zal de grondfrees tegen u aan duwen wanneer de
rotormessen de grond raken.
12. Overbelast het apparaat niet door te proberen
te snel of te diep te frezen. Het apparaat zal
onderdejuistebelastingbeterwerkenenerisdan
een lager risico op letsel.
13. Verhoog het toerental van de motor niet terwijl
de rotormessen geblokkeerd worden. Hierdoor
neemt de belasting toe en zal het apparaat
beschadigd worden.
14. Wees voorzichtig bij het frezen in harde grond.
De rotormessen kunnen vastslaan in de grond
en de grondfrees naar voren trekken. Als dit
gebeurt, laat u de handgrepen los en houdt u
het apparaat niet tegen.
15. Nadat tegen het apparaat is gestoten of het
is gevallen, controleert u de staat van het
apparaat voordat u de werkzaamheden hervat.
Controleer het brandstofsysteem op brand-
stoekkage, en de bedieningselementen en
veiligheidsvoorzieningen op juiste werking.
Als enige beschadiging zichtbaar is of u twij-
felt, vraagt u ons erkende servicecentrum om
inspectie en reparatie.
16. Raak het tandwielhuis niet aan. Het tandwiel-
huis wordt tijdens gebruik erg warm.
17.
Neem een pauze om te voorkomen dat u door ver-
moeidheid de controle over het gereedschap verliest.
Wijadviserenuiederuur10tot20minutenterusten.
18. Wanneer u het apparaat achterlaat, al is het
maar even, zet u altijd de motor uit of verwij-
dert u de accu. Een onbeheerd apparaat met een
draaiende motor kan door onbevoegden worden
gebruikt en tot een ernstig ongeval leiden.
19. Raadpleeg de gebruiksaanwijzing van het
aandrijfsysteem voor het juiste gebruik van de
gashendel en schakelaar.
20. Leg tijdens of na gebruik het warme apparaat
niet op droog gras of brandbare materialen.
21. Als de rotormessen verstrikt raken in onkruid
of iets dergelijks, zet u de motor uit, trekt u
de bougiekap eraf of verwijdert u de accu, en
verwijdert u de obstakels.
22. Houd uw handen en voeten uit de buurt van de
rotormessen. Aanraking van de rotormessen
kan leiden tot ernstig letsel. Alvorens de rotor-
messen te hanteren, zet u de motor uit en trekt
u de bougiekap eraf of verwijdert u de accu.
23. Controleer de rotormessen tijdens gebruik
veelvuldig op barsten of botte snijranden.
24. Zet altijd de motor uit of verwijder de accu
voordat u plantenresten, zoals wortels die
verstrikt zijn geraakt in de rotormessen,
verwijdert.
25. Raadpleeg de gebruiksaanwijzing van het aan-
drijfsysteem voor informatie over het starten
en bedienen van het apparaat.
Trillingen
Blootstelling aan buitensporige trillingen bescha-
digt de bloedvaten of het zenuwstelsel van de
gebruiker en veroorzaakt de volgende symptomen
in de vingers, handen of polsen: ‘slapen’ (gevoel-
loosheid), tintelen, pijn, stekend gevoel, veranderen
van huidskleur of van de huid. Als een van deze
symptomen zich voordoet, raadpleegt u uw dokter.
Om de kans op deze ‘witte-vingerziekte’ te verklei-
nen, houdt u uw handen warm tijdens gebruik en
onderhoudt u het apparaat en de accessoires goed.
Onderhoud uitvoeren
1. Voordat u enige onderhouds-, reparatie- of
schoonmaakwerkzaamheden uitvoert aan het
apparaat, zet u altijd de motor uit en trekt u de
bougiekap eraf of verwijdert u de accu. Wacht
totdat de motor is afgekoeld.
2. Om de kans op brand te verkleinen, mag u
nooit onderhouds- of reparatiewerkzaamheden
uitvoeren in de buurt van een vuur.
3. Draag altijd veiligheidshandschoenen wanneer
u de rotormessen hanteert.
4. Verwijder altijd stof en vuil vanaf het gereed-
schap. Gebruik voor dit doel nooit benzine,
wasbenzine, thinner, alcohol, enz. Dit kan lei-
den tot verkleuren, vervormen of barsten van de
kunststofdelen.
5. Draai na gebruik alle schroeven en moeren
vast, uitgezonderd de stelschroeven van de
carburateur.
6. Houd de rotormessen scherp. Vervang de
rotormessen als deze bot zijn geworden.
7. Repareer nooit verbogen of afgebroken rotor-
messen door het recht te buigen of te lassen.
Hierdoor kunnen delen van de rotormessen
losraken en ernstig persoonlijk letsel veroor-
zaken. Om de rotormessen te vervangen door
originele rotormessen, neemt u contact op met
ons erkende servicecentrum.
8. Probeer geen onderhoud of reparatie uit te
voeren die niet in deze gebruiksaanwijzing of
de gebruiksaanwijzing van het aandrijfsysteem
wordt beschreven. Vraag ons erkend service-
centrum om dergelijke werkzaamheden uit te
voeren.
9. Volg de instructies voor het smeren en het
vervangen van accessoires.