Volvo XC40 Snelstartgids

Type
Snelstartgids

Deze handleiding is ook geschikt voor

XC40
QUICK GUIDE
VÄLKOMMEN!
Deze Quick Guide beschrijft een aantal functies van uw nieuwe Volvo. Aanvullende gebruikersinformatie is in de auto, de app en op internet
te vinden.
MIDDENDISPLAY VAN DE AUTO
De gebruikershandleiding is te raadplegen via het middendisplay van de
auto en te openen via het hoofdscherm.
MOBIELE APP
De gebruikershandleiding is verkrijgbaar als app (Volvo Manual) voor
smartphones en tablets. De app bevat tevens instructievideo's over
bepaalde functies.
SUPPORTSITE VAN VOLVO
Op de supportsite van Volvo Cars (support.volvocars.com) kunt u niet
alleen handleidingen en instructievideo's vinden maar ook aanvullende
informatie en ondersteuning krijgen met betrekking tot uw Volvo en het
bezit ervan.
INFORMATIE IN DRUKVORM
In het dashboardkastje ligt een supplement bij de gebruikershandleiding
met informatie over zekeringen en specificaties plus een overzicht van
belangrijke en praktische informatie. U kunt een gebruikershandleiding
met bijbehorend supplement in drukvorm bestellen.
INHOUD
01. LEER UW VOLVO KENNEN
In dit hoofdstuk vindt u informatie over enkele van de systemen en diensten van Volvo alsook een overzicht van het
interieur en exterieur en van het middendisplay.
02. INTERIEUR EN AANSLUITINGEN
Hier vindt u informatie over de verschillende functies in de passagiersruimte bijv. functies voor stoelverstelling en
internetverbinding.
03. SCHERMEN VAN HET MIDDENDISPLAY
Hier vindt u informatie over de verschillende schermweergaven van het middendisplay van waaruit tal van autofunc-
ties te regelen zijn.
04. SLIM RIJDEN
Dit hoofdstuk bevat een beschrijving van verschillende rijhulpsystemen en tips om zuiniger te rijden.
05. STEMBEDIENING
Hier vindt u verschillende commando's/zinnetjes die u kunt gebruiken voor de stembediening van de auto.
06. SPECIALE TEKSTEN
Teksten onder de kopjes Waarschuwing, Belangrijk en NB die u moet lezen.
Alle op het moment van publicatie bekende soorten opties/accessoires zijn gemarkeerd met een asterisk: *.
01
BEKNOPTE BEDIENINGSINSTRUCTIES
Om uw Volvo zo goed mogelijk te leren gebruiken is het raadzaam om
de volgende functies, begrippen en tips door te nemen.
Volvo ID
Volvo ID is een persoonlijk identificatiemiddel dat met één gebruikers-
naam en wachtwoord toegang biedt tot diverse diensten. Enkele voor-
beelden zijn Volvo On Call*, kaartdiensten*, een persoonlijke inlogpa-
gina op volvocars.com en een functie om werkplaatsafspraken aan te
vragen. U kunt een Volvo ID registreren via volvocars.com, de Volvo On
Call-app of rechtstreeks vanuit de auto.
Sensus
Sensus is de intelligente auto-interface en omvat alle autofuncties die
verband houden met entertainment, connectiviteit, navigatie* en infor-
matie. Sensus maakt communicatie mogelijk tussen u, uw auto en de
omgeving.
Volvo On Call*
Volvo On Call biedt een directe verbinding met de auto, extra comfort
en dag en nacht toegang tot hulp. Met de Volvo On Call-app is bijv. te
zien of gloeilampen moeten worden vervangen en of er olie of koel-
vloeistof moet worden bijgevuld. Het is mogelijk de auto te vergrende-
len en ontgrendelen, het brandstofpeil te controleren en het dichtstbij-
zijnde tankstation te tonen. Ook de preconditioning is in te stellen via
het parkeerklimaat van de auto of via de afstandsstart
1
van de auto.
Download de Volvo On Call-app om aan de slag te gaan.
Volvo On Call biedt tevens toegang tot pechhulp onderweg, andere
beveiligingsdiensten en noodhulp via de knoppen ON CALL en SOS
op de plafondconsole in de auto.
Bestuurdersprofielen
Tal van auto-instellingen zijn naar wens aan te passen en vervolgens op
te slaan in een of meer bestuurdersprofielen. Elke sleutel is te koppe-
len aan een bestuurdersprofiel. Zie het gedeelte Hoofdscherm elders in
deze Quick Guide voor meer informatie over bestuurdersprofielen.
1
Beschikbaar op bepaalde markten en modellen.
01
01
OVERZICHT EXTERIEUR
U kunt de bandenspanning controleren en opslaan (ITPMS)*
via TPMS in de Auto status-app op het appscherm van het mid-
dendisplay. Bij een lage bandenspanning brandt het symbool
continu op het bestuurdersdisplay. Bij een lage bandenspanning
moet u de bandenspanning van alle vier de banden controleren en
indien nodig aanpassen. Druk daarna op Kalibreren om de nieuwe
bandenspanning op te slaan.
U kunt het motoroliepeil controleren via de Auto status-app.
Hier kunt u ook statusmeldingen bekijken en werkplaatsafspraken*
aanvragen.
De buitenspiegels zijn automatisch* omlaag te kantelen bij
inschakeling van de achteruitversnelling. Bij vergrendeling/ontgren-
deling van de auto met de transpondersleutel zijn de buitenspiegels
automatisch in/uit te klappen. Activeer deze functies onder
Instellingen My Car Spiegels en Comfort in het hoofd-
scherm van het middendisplay.
Dankzij passieve vergrendeling/ontgrendeling* hoeft u voor het
vergrendelen of ontgrendelen van de auto de transpondersleutel
alleen in bijv. een binnenzak bij u te dragen. De transpondersleutel
moet zich binnen een straal van zo'n 1 meter (3 voet) van de auto
bevinden.
Pak een portiergreep beet of druk op het met rubber beklede druk-
plaatje om de auto te ontgrendelen. Druk op een van de uitsparin-
gen in de portiergrepen om de auto te vergrendelen. Raak de beide
drukgevoelige gebieden bij voorkeur niet tegelijkertijd aan.
Het panoramadak* heeft een te openen glazen ruit met een zon-
nescherm en kan worden bediend met knoppen boven de achter-
uitkijkspiegel. De auto moet daarvoor minimaal in contactslotstand I
staan. Open het dak tot in de ventilatiestand door de knop omhoog
te duwen en sluit het dak door de knop omlaag te trekken. Trek de
knop tweemaal naar achteren om het panoramadak volledig te ope-
nen. Sluit het panoramadak door de knop tweemaal omlaag te trek-
ken.
De elektrisch bediende achterklep* is handsfree* te openen met
een langzame voorwaartse schopbeweging links onder de achter-
bumper. U sluit en vergrendelt de achterklep met de
-knop
aan de onderkant van de achterklep. De klep is ook te sluiten met
een langzame schopbeweging. De auto moet zijn uitgerust met
passieve vergrendeling/ontgrendeling* om de achterklep handsfree
te ontgrendelen. Handsfree openen en sluiten is alleen mogelijk
wanneer de transpondersleutel zich binnen zo'n 1 meter (3 voet)
achter de auto bevindt.
Om te voorkomen dat de achterklep bijv. in contact komt met het
dak van een garage kunt u de maximale openingshoek programme-
ren. Stel de maximale openingshoek in door de klep te openen en
deze vervolgens in de gewenste stand te stoppen. Houd vervolgens
de
-knop minstens 3 seconden ingedrukt om de stand op te
slaan.
01
01
VERGRENDELEN/ONTGRENDELEN
Transpondersleutel
Eenmaal kort indrukken om de portieren, de achterklep en de tank-
vulklep te vergrendelen en het alarm* te activeren.
Eenmaal lang indrukken om het panoramadak* en alle zijruiten
tegelijkertijd te sluiten.
Eenmaal kort indrukken om de portieren, de achterklep en de tank-
vulklep te ontgrendelen en het alarm* te deactiveren.
Eenmaal lang indrukken om alle zijruiten tegelijkertijd te openen.
Eenmaal kort indrukken om alleen de achterklep te ontgrendelen
en de alarmfunctie voor de achterklep te deactiveren.
Eenmaal lang indrukken om de elektrisch bediende* achterklep te
openen of te sluiten.
U kunt desgewenst het paniekalarm activeren en de richtingaanwij-
zers en de claxon inschakelen om de aandacht van omstanders te
trekken. Houd voor activering de knop 3 minstens seconden lang
ingedrukt of druk de knop tweemaal binnen 3 seconden in. Nadat
de functie minstens 5 seconden lang actief is geweest, is deze met
dezelfde knop weer uit schakelen. Anders vindt na 3 minuten auto-
matische uitschakeling plaats.
Privacy locking
Bij Privacy locking wordt de achterklep vergrendeld, wat handig kan zijn
wanneer u de auto bijv. voor een servicebeurt of bij een hotel afgeeft.
Tik in het functiescherm van het middendisplay op
Private Locking om de functie te activeren/deactiveren.
Bij activering/deactivering verschijnt een pop-upvenster.
Iedere keer dat u de vergrendelingsfunctie activeert,
kiest u een eenmalige code van vier cijfers. Bij het eerste
gebruik moet u een extra beveiligingscode kiezen.
Vergrendeling* van het dashboardkastje gebeurt handmatig met de
meegeleverde sleutel die in het dashboardkastje is geplaatst.
01
01
OVERZICHT INTERIEUR
Het middendisplay is te gebruiken voor het bedienen van tal van
primaire autofuncties, zoals media, navigatie*, klimaatregeling, rij-
hulp en boordapps.
Het bestuurdersdisplay geeft informatie weer over de rit, bijv.
snelheid, toerental, navigatie* en actieve rijhulpsystemen. U kunt
kiezen wat er op het bestuurdersdisplay moet verschijnen via het
appmenu dat met de rechter stuurknoppenset te openen is. Instel-
lingen zijn ook te verrichten via
Instellingen My Car Displays
op het hoofdscherm op het middendisplay.
De startknop wordt gebruikt om de auto te starten. Druk de start-
knop in en laat deze weer los voor contactslotstand I. Houd het
rempedaal ingetrapt en druk op de knop om de auto te starten. Bij
een auto met een automaatbak moet u ook het koppelingspedaal
bedienen. Bij een auto met een automaatbak moet u de schakel-
stand P of N hebben gekozen. Schakel de auto uit door op de
startknop te drukken.
Rijmodi* worden ingesteld met de DRIVE MODE-knop. De auto
start altijd in de stand Comfort. Druk op de knop en kies op het
middendisplay uit Comfort, Eco, Off Road, Dynamic en Individual.
Tik direct vanuit het scherm op de gewenste rijmodus of druk nog-
maals op de knop om de cursor naar de gewenste rijmodus te ver-
plaatsen. Individual biedt u de mogelijkheid om uw eigen rijmodus
samen te stellen. U activeert uw eigen rijmodus in
Instellingen
My Car Individuele rijmodus in het hoofdscherm van het mid-
dendisplay.
U activeert de parkeerrem door de knop omhoog te trekken,
waarna het bijbehorende symbool op het bestuurdersdisplay gaat
branden. Los de parkeerrem handmatig door de knop en het rem-
pedaal tegelijkertijd omlaag te drukken. Dankzij de automatische
rem bij stilstand ( ) kunt u bij stilstand voor verkeerslichten bijv.
het rempedaal loslaten zonder dat dit gevolgen heeft voor de rem-
werking. Let erop dat u zowel de automatische rem bij stilstand als
de automatische parkeerrem moet deactiveren vóór het gebruik van
een automatische wasstraat. Deactivering van de automatische par-
keerrem vindt plaats onder
Instellingen My Car Parkeerrem
en vering
in het hoofdscherm van het middendisplay.
U kunt gebruikmaken van de draadloze telefoonoplader* als de
telefoon ondersteuning biedt voor draadloos opladen. Neem even-
tuele voorwerpen van de met rubber beklede plaat onder het mid-
dendisplay en plaats de telefoon midden op de plaat. Wanneer de
telefoon wordt geladen, staat
boven aan het middendisplay.
Wanneer de telefoon verkeerd is geplaatst of als voorwerpen opla-
ding onmogelijk maken, verschijnt er een melding op het midden-
display.
Het haakje van het dashboardkastje is bijv. te gebruiken voor
ondersteuning van een tas die op de vloer staat. Open het dash-
boardkastje, klap het haakje uit, sluit het dashboardkastje en hang
het hengsel van de tas aan het haakje.
De schakelaar voor activering/deactivering van de passa-
giersairbag* zit aan de passagierszijde op de zijkant van het dash-
board en u kunt erbij door het portier aan die kant te openen. Trek
de schakelaar naar buiten en draai deze naar ON/OFF om de air-
bag te activeren/deactiveren.
01
01
MIDDENDISPLAY
Op het middendisplay kunt u instellingen verrichten en de meeste
functies bedienen. Het middendisplay heeft drie hoofdschermen: home-
scherm, functiescherm en appscherm. Vanuit het homescherm gaat u
naar het functiescherm en het appscherm door naar rechts of naar
links te vegen. Er is tevens een hoofdscherm dat u kunt openen door
het bovenste gedeelte van het scherm omlaag te slepen.
U kunt de opzet van het middendisplay en bestuurdersdisplay
aanpassen door een thema te kiezen onder
Instellingen My Car
Displays op het hoofdscherm. U kunt hier ook kiezen uit een don-
kere en een lichte achtergrond voor het middendisplay.
Ga vanuit een ander scherm terug naar het homescherm door
kort de fysieke homeknop onder het display in te drukken. Dan ver-
schijnt de vorige stand van het homescherm. Door de homeknop nog-
maals kort in te drukken worden alle deelschermen van het home-
scherm in de standaardstand gezet.
Bij het reinigen van het middendisplay kunt u de touchfunctie tijdelijk
deactiveren door de fysieke homeknop onder het display ingedrukt te
houden. Activeer het display weer door kort op de homeknop te druk-
ken.
Op de statusbalk helemaal boven aan het display staan de geacti-
veerde autofuncties. Links ziet u de netwerk- en verbindingsinformatie
en rechts informatie over de beluisterde media, de klok en lopende
achtergrondactiviteiten.
In het klimaatveld helemaal onderaan kunt u de temperatuur en het
stoelcomfort instellen door het desbetreffende pictogram aan te tikken.
Open het klimaatscherm door op de middenknop in het klimaatveld te
tikken.
01
ELEKTRISCH BEDIENBARE* VOORSTOELEN
Gebruik de bedieningselementen aan de zijkant van de stoel voor ver-
stelling van bijv. de stoelpositie en de lendensteun*. De twee bedie-
ningselementen met de vorm van een stoel zijn te gebruiken voor ver-
stelling van de stoelpositie. Het derde bedieningselement, de multifunc-
tionele bediening*, is te gebruiken voor verstelling van de lendensteun.
Bedieningselementen met de vorm van een stoel
Verstel het zitkussen of verschuif de hele stoel met de onderste bedie-
ning. Pas de hellingshoek van de rugleuning aan met de achterste
bediening.
Vierwegknop*
Verstel de lendensteun* door op de vierwegknop te drukken.
Druk omhoog of omlaag om de lendensteun hoger of lager te zetten.
Druk op het voorste deel van de vierwegknop om de lendensteun te
vergroten of te verkleinen.
Posities vastleggen
1. Zet stoel, buitenspiegels en head-updisplay in de gewenste stand en
druk daarna op de knop M op het portierpaneel. Het controlelampje
in de knop gaat branden.
2.
Druk binnen 3 seconden op een van de geheugenknoppen 1 of 2. Er
klinkt een geluidssignaal en het lampje in de knop M dooft.
Om een vastgelegde positie te gebruiken:
Met het portier geopend – druk op een van de geheugenknoppen en
laat los.
Met het portier gesloten – houd een van de geheugenknoppen inge-
drukt totdat de gewenste positie wordt bereikt.
02
RUGLEUNING ACHTERBANK OMLAAGKLAPPEN
Bij het omklappen van de achterbank, moet u ervoor zorgen dat de rug-
leuning met hoofdsteun niet in aanraking komt met de voorstoel. U
moet de voorstoelen mogelijk verstellen om de rugleuningen omlaag te
kunnen klappen.
De rugleuningen zijn omlaag te klappen met de hendel aan de boven-
zijde van de buitenste zitplaatsen. Bij een auto met elektrisch omklap-
bare* achterbank zitten er ook knoppen voor het omlaagklappen in de
bagageruimte.
Rugleuningen omlaagklappen met knoppen in bagageruimte
De achterbank is alleen omlaag te klappen, wanneer de auto stilstaat
en de achterklep openstaat. Zorg ervoor dat er zich geen mensen of
voorwerpen op de achterbank bevinden.
1. Klap de hoofdsteun van de middelste zitplaats handmatig omlaag.
2.
Houd de knop L of R ingedrukt om de linker c.q. rechter rugleuning
om te klappen.
> De rugleuningen en hoofdsteunen worden automatisch omgeklapt
tot in horizontale stand.
Rugleuningen omhoogklappen
1. Klap de rugleuning omhoog/naar achteren, totdat deze vergrendelt.
2. Klap de hoofdsteunen handmatig omhoog.
3. Pas de stand van de hoofdsteun op de middelste zitplaats indien
nodig aan.
02
STUURWIEL
Stel het stuurwiel af
Het stuurwiel is in de hoogte en de diepte te verstellen.
1. Schuif de hendel onder het stuurwiel naar voren en zet het stuurwiel
in de gewenste stand.
2. Trek de hendel vervolgens terug naar de stand voor vergrendeling.
Linker stuurknoppenset
Met de pijlen (
en ) van de linker stuurknoppenset kunt u op het
bestuurdersdisplay kiezen uit de beschikbare rijhulpsystemen. Bij een
wit rijhulpsymbool is de functie actief. Een grijs symbool geeft aan dat
het desbetreffende systeem geannuleerd is of stand-by staat.
Symbolen op het bestuurdersdisplay:
De snelheidsbegrenzer helpt om een gekozen maximumsnelheid
niet te overschrijden.
De cruisecontrol helpt u om een gelijkmatige snelheid aan te hou-
den.
De adaptieve cruisecontrol helpt u om een gelijkmatige snelheid
aan te houden in combinatie met een vooraf gekozen tijdsverschil
tot voorliggers.
De Pilot Assist met stuurhulp helpt u om de auto tussen de zijmar-
keringen van de rijstrook te houden in combinatie met een vooraf
gekozen tijdsverschil ten opzichte van voorliggers.
Tik op
om het desbetreffende systeem te starten of te annuleren.
Bij kort indrukken van / verhoogt/verlaagt u de ingestelde snel-
heid met 5 km/h (5 mph). Houd de knop ingedrukt om de snelheid
02
traploos te wijzigen – laat de knop los bij het bereiken van de gewenste
snelheid.
Met
/ verkleint/vergroot u de afstand tot voorliggers bij gebruik
van de adaptieve cruisecontrol en Pilot Assist.
Bij eenmaal indrukken van wordt de aangepaste snelheid tevens
ingesteld voor gebruik door het gekozen systeem.
Rechter stuurknoppenset
Het bestuurdersdisplay is te bedienen met de rechter stuurknoppenset.
Het appmenu van het bestuurdersdisplay wordt geopend/geslo-
ten. Van hieruit zijn boordcomputer, mediaspeler, telefoon en navi-
gatie* te bedienen.
Blader door de apps door op de pijl-links of pijl-rechts te drukken.
Een keuze maken, ongedaan maken of bevestigen, zoals het kie-
zen van het boordcomputermenu of het verwijderen van een mel-
ding van het bestuurdersdisplay.
De functies voor de gekozen app doorbladeren door op pijl-
omhoog of pijl-omlaag te drukken.
U kunt het mediavolume verhogen/verlagen door te drukken op res-
pectievelijk
en . Als geen van de andere functies actief is kunt u
met deze knoppen het volume regelen.
Met de knop activeert u de stembediening om bijvoorbeeld via
stemcommando's het audiosysteem, de navigatie en de klimaatregeling
te bedienen. Zeg bijv. “Radio”, “Verhoog temperatuur” of “Annuleer”.
Zie het hoofdstuk Stembediening in deze Quick Guide voor meer stem-
commando's.
Boordcomputer
De boordcomputer toont bijv. de afstand, het verbruik en de gemiddelde
snelheid. U kunt kiezen welke boordcomputerinformatie op het bestuur-
dersdisplay moet verschijnen. De boordcomputer berekent de reste-
rende actieradius op basis van de actuele hoeveelheid brandstof in de
tank. Gebruik de rechter stuurknoppenset om de verschillende opties te
bekijken. Wanneer er “----” op het bestuurdersdisplay verschijnt, is er te
weinig brandstof over om de actieradius te kunnen berekenen. Tank zo
spoedig mogelijk.
02
LINKER STUURHENDEL
De koplampfuncties bedient u met de linker stuurhendel.
Bij de AUTO-stand past de auto de verlichting automatisch aan als het
donker/licht wordt, bijvoorbeeld wanneer het schemert of wanneer u
een tunnel inrijdt. Voor groot licht dat automatisch uit gaat bij tege-
moetkomend verkeer draait u het duimwiel van de hendel naar
.
Breng de hendel naar het stuurwiel om handmatig groot licht te active-
ren en naar het dashboard om dit te deactiveren.
Actieve bochtverlichting* zorgt voor maximale verlichting in bochten
en op kruisingen doordat de lampen meedraaien met het stuurwiel. De
functie wordt automatisch geactiveerd tijdens het starten en is te deac-
tiveren via het functiescherm,
.
De approach-verlichting gaat branden, wanneer u de auto op afstand
ontgrendelt via de transpondersleutel, zodat u in het donker de auto
veilig kunt bereiken.
De Follow Me Home-verlichting maakt gebruik van een deel van de
buitenverlichting voor verlichting in het donker. Activeer de functie door
de auto uit te schakelen, de linker stuurhendel richting het dashboard
te halen en weer los te laten. De duur van de Follow Me Home-verlich-
ting is in te stellen via het middendisplay.
Dagteller resetten
Reset alle gegevens van de handmatig bediende dagteller (TM) door
de RESET-knop lang in te drukken. Bij kort indrukken reset u alleen de
afgelegde afstand. De automatische dagteller (TA) wordt automatisch
gereset, wanneer de auto minstens 4 uur lang niet gebruikt is.
02
RECHTER STUURHENDEL
Met de rechter stuurhendel bedient u de wisserbladen en de regensen-
sor.
Haal de hendel omlaag om de voorruitwisser één enkele wisslag te
laten maken.
Haal de hendel in stapjes omhoog voor de intervalschakeling, de nor-
male en de hoge wissnelheid.
Pas het wisinterval aan met het duimwiel op de hendel.
Haal de hendel in de richting van het stuurwiel om de voorruit- en
koplampsproeiers in te schakelen en in de richting van het dash-
board om de achterruit te sproeien.
Druk op de regensensorknop om de regensensor te activeren/
deactiveren. De wisserhendel moet in de stand 0 staan of in de
stand voor een enkelvoudige wisslag. De regensensor registreert
de hoeveelheid regen op de voorruit en schakelt automatisch de
ruitenwissers op de voorruit in. Draai het duimwiel omhoog/
omlaag voor een hogere/lagere gevoeligheid.
Druk hierop voor de intervalfunctie van de achterruitwisser.
Druk hierop voor een continue wissnelheid van de achterruitwisser.
Gebruik de servicestand van de ruitenwissers om bijv. de wis-
serbladen te vervangen, reinigen of op te tillen. Tik op de knop
Servicestand ruitenwisser op het functiescherm van het mid-
dendisplay om de servicestand te activeren of te deactiveren.
02
02
KLIMAATREGELING
De functies voor de klimaatregeling voor en achter in de passagiers-
ruimte zijn te regelen via het middendisplay, de knoppen op de midden-
console en het bedieningspaneel achter op de tunnelconsole*. Voor
bepaalde klimaatregelingsfuncties zijn ook stemcommando's te gebrui-
ken.
Het pictogram voor toegang tot het klimaatscherm verschijnt
midden onder aan het middendisplay. Wanneer de tekst
CleanZone blauw van kleur is, betekent dit dat is voldaan aan
de voorwaarden voor een goede luchtkwaliteit in de passa-
giersruimte.
Tik op AUTO
2
in het klimaatscherm voor automatische regeling van
meerdere klimaatfuncties. Bij kort indrukken worden de luchtrecircu-
latie, airconditioning en luchtverdeling automatisch geregeld.
Bij lang indrukken worden de luchtrecirculatie, airconditioning en
luchtverdeling automatisch geregeld en de temperatuur en de venti-
latorstand gewijzigd in de standaardinstellingen: 22°C/72°F en
niveau
3. Het is mogelijk om de temperatuur en de ventilatorstand te
wijzigen zonder de automatische klimaatregeling te deactiveren.
Tik op een van de pictogrammen in het klimaatveld onder aan het
middendisplay om de temperatuur, de stoelverwarming* en de venti-
latorstand in te stellen.
Tik op het temperatuurpictogram voor de bestuurderszijde en kies
Temperatuur synchroniseren om de temperatuurinstelling voor alle
klimaatzones te synchroniseren
3
met die voor de bestuurderszone.
Preconditioning*
De preconditioning is in te stellen via het middendisplay van de auto en
de app Volvo On Call*.
De preconditioning verwarmt* of ventileert het interieur vóór het rijden.
De preconditioning is direct in te schakelen of via een timer te pro-
grammeren.
Preconditioning direct inschakelen
1. Open het klimaatscherm van het middendisplay.
2. Kies het tabblad
Parkeerklimaat en tik vervolgens op
Preconditioning.
Timer voor preconditioning instellen
1. Open het klimaatscherm van het middendisplay.
2. Kies het tabblad
Parkeerklimaat Timer toevoegen en stel de
gewenste datum/dag in.
Luchtkwaliteitssysteem IAQS*
Het IAQS maakt deel uit van het Clean Zone Interior Package* (CZIP)
en is een volautomatisch systeem dat de lucht in de passagiersruimte
ontdoet van luchtverontreinigingen in de vorm van deeltjes, koolwater-
stoffen, stikstofoxiden en laaghangend ozon. U activeert het systeem in
het hoofdscherm van het middendisplay via
Instellingen Klimaat
Luchtkwaliteitssensor.
2
Niet beschikbaar bij handbediende klimaatregeling.
3
Niet beschikbaar bij klimaatregeling met 1 zone.
02
AANSLUITINGEN
U kunt media, sms-berichten, telefoongesprekken weergeven/met
stemcommando's bedienen of een internetverbinding maken voor de
auto via diverse externe apparaten, bijv. smartphones. Om de verbonden
apparaten te kunnen gebruiken moet het elektrische systeem van de
auto minimaal in contactslotstand I staan.
Automodem
4
De eenvoudigste en meest effectieve manier om een internetverbinding
voor de auto te maken is het gebruik van de automodem. Deze
methode biedt optimale prestaties, wordt bij iedere rit automatisch
geactiveerd en vereist geen verbinding met een smartphone.
1. Plaats een persoonlijke simkaart in de houder onder de vloer in de
bagageruimte.
2. Tik op
Instellingen Communicatie Internet via automodem
in het hoofdscherm.
3. Activeer de optie door het vakje voor
Internet via automodem aan te
vinken.
Internetverbinding delen
Bij een auto met een actieve internetverbinding via de automodem is
het mogelijk de internetverbinding met andere apparaten te delen (Wi-
Fi-hotspot) onder
Instellingen in het hoofdscherm. Tik op
Communicatie Wi-Fi hotspot auto.
Bluetooth
Gebruik Bluetooth in eerste instantie om te bellen, te sms'en en media
op uw telefoon naar het audiosysteem van de auto te streamen. Via
Bluetooth is het ook mogelijk een internetverbinding voor de auto te
02
maken. U kunt twee Bluetooth-apparaten tegelijk hebben aangesloten
waarvan het ene alleen voor het streamen van muziek. De twee meest
recent aangesloten telefoons worden automatisch opnieuw met de
auto verbonden, als de Bluetooth-functie van de telefoons actief is. De
20 laatst gebruikte apparaten staan in een lijst, zodat deze later een-
voudig opnieuw met de auto te verbinden zijn.
1. Activeer Bluetooth op de telefoon. Voor een internetverbinding moet
u ook 'internet sharing' op de telefoon activeren.
2. Open het deelscherm voor de telefoon op het middendisplay.
3. Tik op
Tel. toevoegen of op Wijzigen en daarna op Tel. toevoegen,
als er al een telefoon is aangesloten.
4. Kies de aan te sluiten telefoon en volg de instructies op het midden-
display en op de telefoon. Let erop dat u bij bepaalde telefoons de
berichtfunctie eerst moet activeren.
Wi-Fi
Een internetverbinding via Wi-Fi maakt hogere bitrates mogelijk dan bij
gebruik van Bluetooth om online muziek te streamen zoals internetra-
dio en muziek via boordapps, software te downloaden/bijwerken en
dergelijke. Een Wi-Fi-verbinding op een smartphone kan als hotspot
dienen voor inzittenden en eventuele andere externe apparaten in de
auto.
1. Activeer 'internet sharing' (wifi-hotspot) op de telefoon.
2. Tik op
Instellingen in het hoofdscherm van het middendisplay.
3. Tik op
Communicatie Wi-Fi en activeer de optie door het vakje
voor Wi-Fi-verbinding aan te vinken.
Let erop dat sommige telefoons de internetverbinding verbreken, wan-
neer de verbinding met de auto is verbroken. In dat geval moet u bij een
volgend gebruik van de telefoon de 'internet sharing' opnieuw activeren.
USB
Via USB kunt u een extern apparaat aansluiten om media af te spelen.
De USB-aansluiting wordt ook gebruikt voor Apple CarPlay* en
Android Auto*. Indien er twee USB-ingangen zijn, gebruikt u die met de
witte omlijsting. Het externe apparaat wordt opgeladen, zolang het aan-
gesloten is op de auto.
Er zitten USB-poorten (type A) onder het middendisplay.
Er zit een USB-poort* (type C) achter op de tunnelconsole. Alleen
voor oplading.
Stroomaansluitingen
In uw auto zitten de volgende stroomaansluitingen:
12V-aansluiting. Er zit ook een 12V-aansluiting* in de bagage-
ruimte.
4
Alleen auto's met P-SIM*. Auto's uitgerust met Volvo On Call* gebruiken voor de diensten de
internetverbinding met de automodem.
02
5
Zie support.volvocars.com voor informatie over de telefoons die compatibel zijn met de auto.
VERBONDEN APPARATEN GEBRUIKEN
Het is mogelijk externe apparaten te gebruiken om bijv. te bellen en
media af te spelen via het audio- en mediasysteem van de auto.
Telefoonfuncties
5
Het is mogelijk om via een telefoon met Bluetooth-verbinding te bellen
en oproepen te beantwoorden.
Bellen via het middendisplay
1. Open het deelscherm Telefoon op het homescherm. Geef aan hoe u
wilt bellen: via de gesprekkenlijst, via de contactenlijst of geef het
nummer aan via de knoppenset.
2. Druk op
.
Bellen via de rechter stuurknoppenset
1. Druk op en ga naar Telefoon door op of te drukken.
2. Loop met door de gesprekkenlijst en kies met .
U kunt bovendien de stembediening gebruiken om te bellen. Druk op
de stembedieningsknop
van de rechter stuurknoppenset. Zie voor
stemcommando's het hoofdstuk Stembediening in deze Quick Guide.
Media afspelen
Om audiobestanden op een extern apparaat af te spelen sluit u het
apparaat via een van de beschikbare methoden aan op de auto, zie het
voorgaande hoofdstuk voor de verschillende methoden.
Verbinding via Bluetooth
1. Start de weergave op het aangesloten apparaat.
2. Open de app
Bluetooth op het applicatiescherm van het
middendisplay. De weergave wordt gestart.
Verbinding via USB-poort
1. Start de USB-app op het appscherm.
02
6
Apple en CarPlay zijn geregistreerde handelsmerken van Apple Inc.
2. Kies wat er moet worden afgespeeld. De weergave wordt
gestart.
Mp3-speler of iPod
1. Start de weergave op de eenheid.
2. Open de
iPod- of USB-app, afhankelijk van de verbin-
dingsmethode. Kies voor weergave vanaf iPod de app
iPod, ongeacht de wijze van aansluiten. De weergave
wordt gestart.
Apple
®
CarPlay
®
*
6
en Android Auto*
CarPlay en Android Auto bieden u de mogelijkheid om via de auto
bepaalde apps op uw iOS- of Android-apparaat te gebruiken om bijv.
muziek te spelen of podcasts te beluisteren. De bediening vindt plaats
via het middendisplay van de auto of via het apparaat.
Om CarPlay te kunnen gebruiken moet Siri zijn geactiveerd op het iOS-
apparaat. Het apparaat heeft bovendien een internetverbinding nodig
via Wi-Fi of het mobiele netwerk.
1. Sluit de telefoon aan op de USB-poort met de witte
omlijsting.
2. Tik voor activering op
Apple CarPlay of Android Auto in
het appscherm.
Activeer de stembediening van CarPlay en Android Auto door lang op
de knop
van de rechter stuurknoppenset te drukken. Bij kort indruk-
ken activeert u de stembediening van de auto.
Bij gebruik van CarPlay wordt Bluetooth uitgeschakeld. Om een inter-
netverbinding voor de auto te maken kunt u Wi-Fi of de automodem*
gebruiken.
02
03
HOMESCHERM
Bij inschakeling van het middendisplay verschijnt het homescherm, van
waaruit u toegang hebt tot de deelschermen Navigatie, Media en Tele-
foon alsook de laatste gebruikte app of autofunctie.
Navigatie - Tik hierop om het navigatiesysteem via Sensus
Navigation* te openen.
Bestemming invoeren via vrije zoekopdracht – Vouw de werk-
balk uit met de pijl-omlaag aan de linkerzijde en tik op
. De
kaartweergave maakt plaats voor een vrije zoekopdracht. Voer het
trefwoord in.
Bestemming invoeren via de kaart – Maximaliseer de kaart met
. Tik lang op de bestemming waar u naar toe wilt en kies Ga
hierheen.
Bestemming verwijderen – Tik op om het reisplan te openen.
Tik op de prullenbak om een deelbestemming in het reisplan te
wissen of tik op Reisweg wissen om het complete reisplan te wis-
sen.
Kaartupdate
7
– Tik op
Download Center op het appscherm.
Onder Kaarten staan het aantal beschikbare kaartupdates. Tik op
Kaarten Installeren om de gewenste kaartupdates te installe-
ren. Het is ook mogelijk om op support.volvocars.com kaartupdates
te downloaden naar een USB-stick en deze vervolgens in de auto
te installeren.
Media – Hier verschijnen bijv. tracks op een extern apparaat of de
tekst
FM-radio als u daarvoor hebt gekozen in het appscherm. Tik
op het deelscherm om de instellingen te openen. Van hieruit kunt u
uw muziekbibliotheek, radiozenders en dergelijke bekijken.
Telefoon – Van hieruit is het telefoonsysteem te bereiken. Tik op
het deelscherm om het uit te vouwen. Hier kunt u bellen vanuit de
gesprekkenlijst, de contactenlijst of zelf een nummer kiezen met de
knoppenset. Tik na het kiezen van een nummer op
.
Laatst gebruikte app of autofunctie - hier ziet u de laatst
gebruikte app of autofunctie die niet in de een van de andere deel-
schermen verschijnt, zoals Auto status of Bestuurder prestaties.
U kunt het deelscherm aantikken om de laatst gebruikte functie te
activeren.
7
De beschikbaarheid van de functie kan per markt verschillen.
03
03
FUNCTIESCHERM EN APPSCHERM
Functiescherm
Wanneer u in het homescherm van links naar rechts veegt
8
, opent u
het functiescherm. Van hieruit zijn diverse autofuncties te activeren/
deactiveren, zoals
Lane Keeping Aid, Parkeerhulp en Start/Stop. Ze
zijn te activeren/deactiveren door het aantikken van het desbetreffende
pictogram. Voor bepaalde functies wordt een apart venster geopend.
Appscherm
Veeg van rechts naar links
8
om vanuit het homescherm het appscherm
te openen. Hier kunt u de boordapps bekijken die bij de auto werden
geleverd plus de beschikbare apps die u kunt downloaden en installe-
ren.
Apps en systemen hanteren en bijwerken
Onder Download Center op het appscherm vindt u updates
voor tal van autosystemen. Dit is alleen mogelijk, als de auto
een actieve internetverbinding heeft. In Download Center
kunt u:
Apps downloaden – Tik op Nieuwe apps en kies de gewenste app.
Tik op Installeren om de app te downloaden.
Apps bijwerken – Tik op
Alles installeren om alle apps bij te werken.
Of tik op Applicatie-updates om een lijst met de beschikbare updates
te openen. Kies de gewenste app en tik op Installeren.
Apps verwijderen – Tik op
Applicatie-updates en kies de gewenste
app. Tik op De-installeren en kies de gewenste app.
Systeemsoftware bijwerken – Tik op
Systeem-updates om een lijst
te bekijken met de voor uw auto beschikbare updates. Tik op Alles
installeren onder aan de lijst om alle software bij te werken of op
Installeren om alleen bepaalde software bij te werken. Als u geen lijst
wenst, kunt u ook Alles installeren kiezen bij de knop Systeem-
updates.
Pictogrammen verplaatsen
De apps en de knoppen voor autofuncties op het app- en functie-
scherm zijn naar wens te verplaatsen.
1. Tik lang op een app of knop.
2. Sleep de app of knop naar een lege plek op het scherm en laat los.
8
Geldt voor een auto met het stuur links. Veeg bij een auto met het stuur rechts in tegenoverge-
stelde richting.
03
03
HOOFDSCHERM
Boven aan het scherm vindt u een tabblad dat u omlaag kunt slepen
om het hoofdscherm te openen. Van hieruit zijn
Instellingen,
Handleiding, Profiel alsook de opgeslagen berichten van de auto te
openen.
Persoonlijke instellingen
Onder
Instellingen kunt u tal van persoonlijke instellingen opslaan
voor bijv. displays, spiegels, bestuurdersstoel, navigatie*, audio- en
mediasysteem, systeemtaal en stembediening.
Bestuurdersprofielen
Als meerdere bestuurders gebruikmaken van dezelfde auto
kan elke bestuurder zijn eigen bestuurdersprofiel hanteren.
Iedere keer dat u plaatsneemt in de auto kunt u het bestuur-
dersprofiel kiezen met uw persoonlijke instellingen. Het
beschikbare aantal profielen hangt af van het aantal sleutels dat aan de
auto is gekoppeld. Het profiel Gast is niet gekoppeld aan een bepaalde
sleutel.
Bij ontgrendeling van de auto wordt het laatst gehanteerde bestuurder-
sprofiel geactiveerd. U kunt van bestuurdersprofiel wisselen door
Profiel te kiezen in het hoofdscherm.
De bestuurdersprofielen zijn te koppelen aan bepaalde sleutels van de
auto, zodat de auto bij ontgrendeling met deze sleutels automatisch de
daarvoor opgeslagen persoonlijke instellingen hanteert. Onder
Instellingen Systeem Bestuurdersprofielen kunt u sleutels
koppelen. Kies een van de bestuurdersprofielen (het profiel Gast valt
echter niet te koppelen). Het homescherm verschijnt opnieuw. Open
het hoofdscherm door omlaag te vegen, herhaal de bovenstaande stap-
pen, kies
Bewerken voor het gekozen profiel en kies daarna Sleutel
koppelen.
Individuele rijmodus
Als u de rijmodus
Comfort, Eco of Dynamic wilt aanpassen, kunt u de
persoonlijke rijmodus activeren onder
Instellingen My Car
Individuele rijmodus.
Systeemvolumes
Het volume van systeemgeluiden zoals toetsenbord- of touchscreen-
geluiden is aan te passen of helemaal uit te zetten onder
Instellingen
Geluid Systeemvolumes.
03
04
RIJHULP
Uw auto is uitgerust met enkele systemen die u helpen om veilig te rij-
den en ongelukken te voorkomen. U activeert deze systemen in het
functiescherm van het middendisplay. Let erop dat de rijhulpsystemen
uitsluitend bedoeld zijn ter ondersteuning en dat u als bestuurder de
auto altijd veilig moet blijven besturen. Onderstaand vindt u een selec-
tie:
City Safety™
City Safety
9
kan u in kritieke situaties helpen om een botsing met voor-
liggers, grotere dieren, voetgangers of fietsers te voorkomen of de
kracht van de impact te beperken. Bij een dreigende botsing krijgt u
waarschuwingen in de vorm van visuele en akoestische signalen alsook
rempulsen om u te helpen tijdig in te grijpen. Als u niet op tijd ingrijpt
en een botsing onvermijdelijk lijkt, remt de auto mogelijk automatisch.
City Safety wordt bij het starten van de motor automatisch geactiveerd
en is niet uit te schakelen.
Blind Spot Information (BLIS)
*
BLIS kan u informeren over achterliggers die zich in de dode
hoeken bevinden alsook over snel naderende achterliggers in
aangrenzende rijstroken.
Cross Traffic Alert (CTA)*
CTA met auto-brake is een systeem voor aanvullende rijhulp
bij BLIS dat kan waarschuwen voor kruisend verkeer achter de
auto. Als u geen acht slaat op de waarschuwingen van CTA en
een botsing onvermijdelijk lijkt, kan de functie de auto tot stil-
stand brengen. CTA wordt geactiveerd wanneer de achteruit-
versnelling is ingeschakeld of wanneer de auto achteruitrolt.
Rijbaanassistent
De rijbaanassistent (Lane Keeping Aid) kan u helpen om het
risico te beperken dat uw auto de eigen rijstrook verlaat. U
kiest de gewenste vorm van assistentie via Instellingen My
Car
IntelliSafe Modus Lane Keeping Aid in het hoofd-
scherm op het middendisplay.
Stuurhulp bij een dreigende botsing
De functie Hulp bij het voorkomen van aanrijdingen kan u
helpen bij het beperken van het risico dat de auto onbedoeld
de eigen rijbaan verlaat en/of in botsing komt met een ander
voertuig of een obstakel door de auto actief terug de eigen rij-
baan in te sturen en/of een uitwijkmanoeuvre te beginnen. De
functie omvat de deelfuncties: stuurhulp bij dreigende bermon-
gelukken en stuurhulp bij dreigende tegenliggerbotsing.
Pilot Assist
Pilot Assist
10
is een comfortverhogend systeem dat u kan helpen om
de auto binnen de eigen rijstrook te houden en een bepaalde afstand
tot voorliggers aan te houden. Pilot Assist is te kiezen en activeren met
de linker stuurknoppenset. De stuurhulp werkt alleen, wanneer u o.m.
beide handen aan het stuur houdt en wanneer de zijlijnen van de rijst-
rook zichtbaar zijn. Wanneer de stuurhulp actief is, staat er een GROEN
stuursymbool op het bestuurdersdisplay.
9
Niet voor alle markten beschikbaar.
10
Afhankelijk van de markt is dit een standaardfunctie of een optie.
04
04
PARKEERHULP
Actieve parkeerhulp*
De actieve parkeerhulp kan u helpen bij parkeermanoeuvres. Aan u de
taak om het gebied rond de auto in de gaten te houden, de instructies
op het middendisplay te volgen, te schakelen, gas bij te geven of terug
te nemen en waar nodig te remmen/stoppen.
Inparkeren met actieve parkeerhulp
Rijd langzamer dan 30 km/h (20 mph) voordat u gaat par-
keren. De afstand tussen de auto en parkeervakken moet
zo'n 1 meter (3 voet) bedragen, wanneer het systeem een
parkeervak zoekt.
1. Tik op de knop
Inparkeren op het functiescherm of het
camerascherm.
2. Breng de auto tot stilstand, wanneer grafische voorstel-
lingen en teksten op het middendisplay aangeven dat er
een geschikt parkeervak gevonden is. Er verschijnt een
pop-upvenster.
3. Kies
Fileparkeren of Haaks parkeren en schakel de
achteruitversnelling in.
Fileparkeervak verlaten met actieve parkeerhulp
Het systeem is alleen te gebruiken na fileparkeren.
1. Tik op de knop Uitparkeren op het functiescherm of op
het camerascherm.
2. Geef met de richtingaanwijzer aan in welke richting de
auto het parkeervak moet verlaten.
3. Volg de instructies op het middendisplay op.
Parkeerhulpcamera*
De parkeerhulpcamera kan u helpen bij het parkeren in krappe ruimten
door obstakels weer te geven met camerabeelden en grafische voor-
stellingen op het middendisplay. Op het middendisplay kiest u de weer
te geven camerabeelden en hulplijnen. Let erop dat voorwerpen/obsta-
kels dichter bij de auto kunnen zijn dan ze lijken op het beeldscherm.
De parkeerhulpcamera start automatisch bij inschakeling van de ach-
teruitversnelling of handmatig via het middendisplay.
Tik op de knop Camera op het functiescherm om het
systeem handmatig te activeren/deactiveren.
04
04
SCHONER RIJPLEZIER
Door uw ritten te plannen en zuinig te rijden kunt u het brandstofver-
bruik en de uitstoot van CO2 en andere verontreinigende uitlaatgassen
beperken. Zo beperkt u de milieu-effecten en verlaagt u de brandstof-
kosten. Sommige aspecten kunt u beïnvloeden, andere niet. Hier volgen
enkele tips en adviezen.
Plan uw ritten door altijd:
Anticiperend te rijden – bij onnodig vaak stoppen en optrekken en
een ongelijkmatige snelheid stijgt het brandstofverbruik.
Rijd zo zuinig mogelijk door:
Activeer de rijmodus Eco die de auto aanpast voor een zuiniger rijst-
ijl.
Voorkom stationair draaien – zet de motor af wanneer u langere tijd
stilstaat.
Rijd met een gelijkmatige snelheid en vooruitziende blik om zo weinig
mogelijk te hoeven remmen.
Houd de juiste bandenspanning aan en controleer regelmatig of dat
nog steeds zo is. Houd voor de beste resultaten de zogenoemde
ECO-bandenspanning aan.
Rijd bij voorkeur niet met open zijruiten.
Factoren die u niet kunt beïnvloeden:
Verkeerssituatie.
Wegomstandigheden en topografie.
Buitentemperatuur en tegenwind.
Zie de gebruikershandleiding voor meer tips ten aanzien van een zui-
nige rijstijl.
04
STEMCOMMANDO'S
De stembediening biedt u de mogelijkheid om met stemcommando's
11
bepaalde functies te bedienen van de mediaspeler, een via Bluetooth
aangesloten telefoon, de klimaatregeling en Volvo's navigatiesysteem*.
De stembediening is te activeren met een druk op de stembedienings-
knop van de rechter stuurknoppenset.
De volgende commando's zijn meestal te gebruiken, ongeacht situatie:
Herhaal
Annuleer
Help
Stemcommando's voor telefoon
Bel [contact]
Bel [telefoonnummer]
Recente gesprekken
Lees bericht
Bericht aan [contact]
12
Stemcommando's voor radio en media
Media
Speel [artiest]
Speel [tracknaam]
Speel [tracknaam] van [album]
Speel [Tv-zendernaam]*
13
Speel [radiokanaal]
Stem af op [frequentie]
Stem af op [frequentie] [frequentieband]
Radio
FM Radio
AM Radio
DAB*
Tv*
USB
iPod
Bluetooth
Vergelijkbare muziek
Stemcommando's voor klimaatregeling
Klimaatregeling
Stel temperatuur in op X graden
Verhoog temperatuur/Verlaag temperatuur
Synchroniseer temperatuur*
Lucht op voeten/Lucht op lichaam
05
Lucht op voeten uit/Lucht op lichaam uit
Zet ventilator op max./Schakel ventilator uit
Verhoog ventilatorsnelheid/Verlaag ventilatorsnelheid
Schakel auto-klimaat in*
Airconditioning aan/Airconditioning uit
Recirculatie aan/Recirculatie uit
Schakel ruitontdooiing in/Schakel ruitontdooiing uit
Schakel max. ruitontdooiing in/Schakel max. ruitontdooiing uit
Schakel elektrische ruitverwarming in/Schakel elektrische
ruitverwarming uit*
Schakel achterruitverwarming in/Schakel achterruitverwarming
uit
Schakel stuurwielverwarming in/Schakel stuurwielverwarming
uit*
Verhoog stuurwielverwarming/Verlaag stuurwielverwarming*
Schakel stoelverwarming in/Schakel stoelverwarming uit*
Verhoog stoelverwarming/Verlaag stoelverwarming*
Stemcommando's voor navigatiesysteem*
Navigatie
Breng me naar huis
Ga naar [stad]
Ga naar [adres]
Voeg kruispunt toe
Ga naar [postcode]
Ga naar [contact]
Zoek [POI-categorie]
Zoek [POI-categorie] [stad]
Zoek [POI-naam]
Wijzig land/Wijzig staat
14,
15
Toon favorieten
Wis reisweg
Herhaal stembegeleiding
Schakel stembegeleiding uit
Schakel stembegeleiding in
11
Geldt voor bepaalde markten.
12
Alleen bepaalde telefoons kunnen berichten via de auto versturen. Voor compatibiliteit, zie
support.volvocars.com.
13
Geldt voor bepaalde markten.
14
In Europese landen wordt “land” gebruikt in plaats van “staat”.
15
In Brazilië en India past u het zoekgebied aan via het middendisplay.
05
SPECIALE TEKSTEN
In de gebruikershandleiding en overige handleidin-
gen vindt u alle door te nemen veiligheidsinstructies
en teksten onder de kopjes Waarschuwing, Belang-
rijk en NB. Sommige systemen gelden alleen voor
bepaalde markten.
WAARSCHUWING
BEKNOPTE BEDIENINGSINSTRUCTIES
Volvo On Call – De systeemdiensten werken
alleen in gebieden waar de samenwerkingspartners
van Volvo On Call mobiele dekking hebben en op
de markten waar Volvo On Call beschikbaar is.
Net als bij mobiele telefoons kunnen atmosferische
storingen of een minder dichte zenderdekking ertoe
leiden dat verbinding onmogelijk is, bijvoorbeeld in
dunbevolkte regio's.
Zie voor teksten onder Waarschuwing, Belangrijk
en NB die de Volvo On Call-diensten betreffen,
behalve de gebruikershandleiding ook de overeen-
komst voor het Volvo On Call-abonnement.
Sensus Navigation* – Let op het verkeer op de
weg en concentreer u vooral op het rijden. Neem
de geldende verkeersregels in acht en rijd voorzich-
tig. Afhankelijk van de wegomstandigheden als
gevolg van het weer of het jaargetijde zijn bepaalde
adviezen mogelijk minder op hun plaats.
OVERZICHT EXTERIEUR
Achterklep – Let op het gevaar voor beknelling tij-
dens het openen/sluiten van de achterklep. Contro-
leer of er niemand in de buurt van de achterklep
staat, omdat beknellingsletsel ernstige gevolgen
kan hebben. Let altijd op bij bediening van de kof-
ferklep.
Passieve vergrendeling/ontgrendeling* – Let
erop dat kinderen of andere inzittenden niet
bekneld raken wanneer u alle ruiten tegelijkertijd
sluit via de transpondersleutel of de functie passief
openen* met de portiergreep.
OVERZICHT INTERIEUR
De passagiersairbag is altijd geactiveerd bij een
auto zonder een deactiveringsschakelaar voor de
passagiersairbag. Vervoer kinderen nooit in een
tegen de rijrichting in geplaatst kinderzitje op de
passagiersstoel voorin, wanneer de airbag aan die
kant geactiveerd is. De passagiersairbag moet altijd
zijn geactiveerd, wanneer er passagiers (kinderen of
volwassenen) op de passagiersstoel voorin zitten.
Plaats geen voorwerpen vóór of bovenop het dash-
board op de plek waar de airbag voor de passa-
giersstoel zit.
Neem bij het verlaten van de auto altijd de trans-
pondersleutel mee. Zorg dat het elektrische sys-
teem van de auto in contactslotstand 0 staat, vooral
als er kinderen in de auto achterblijven.
Gebruik bij het parkeren op een helling altijd de
parkeerrem. Een ingeschakelde versnelling of
stand P bij een automaat is niet voldoende om de
auto in alle situaties staande te houden.
ELEKTRISCH BEDIENBARE VOORSTOELEN
Stel de stand van de bestuurdersstoel in voordat u
gaat rijden en nooit tijdens het rijden. Controleer of
de stoel vergrendeld staat om letsel te voorkomen
bij hard afremmen of een aanrijding.
RUGLEUNING ACHTERBANK OMLAAGKLAPPEN
Controleer of de rugleuningen goed zijn vergren-
deld nadat ze zijn neergeklapt of rechtop zijn gezet
en of de hoofdsteunen goed zijn vergrendeld nadat
ze rechtop zijn gezet.
KLIMAATREGELING
De elektrische stoelverwarming* mag niet wor-
den gebruikt door personen die niet goed kunnen
voelen of de temperatuur toeneemt of die om een
andere reden moeilijkheden hebben met de bedie-
ning van de elektrische stoelverwarming. Brand-
wonden zijn anders niet uitgesloten.
De preconditioning kan starten op grond van een
eerder geprogrammeerd timertijdstip. Gebruik pre-
conditioning niet als de auto is uitgerust met ver-
warming*:
Binnen in ongeventileerde ruimten. Bij inschake-
ling van de verwarming worden uitlaatgassen
geproduceerd.
Op plekken met brandbaar of licht ontvlambaar
materiaal in de buurt. Brandstof, gassen, hoog
gras, zaagsel en dergelijke kunnen ontbranden.
Als de kans bestaat dat de uitlaat van de verwar-
ming is geblokkeerd. Een pak sneeuw onder het
voorste deel van de auto kan bijvoorbeeld de ven-
tilatie van de verwarming verhinderen.
AANSLUITINGEN
Gebruik alleen onbeschadigde accessoires zon-
der mankementen. De accessoires moeten een
CE-markering, een UL-markering of een verge-
lijkbare veiligheidsaanduiding hebben.
Accessoires moeten bestemd zijn voor 230 V en
50 Hz, met stekkers die op de aansluiting zijn
berekend.
Laat stopcontact, stekker of accessoires nooit in
aanraking komen met water of een andere vloei-
stof. Gebruik het stopcontact niet en raak het niet
aan als het beschadigd lijkt of in aanraking is
geweest met water of een andere vloeistof.
Sluit geen contactdozen, adapters of verleng-
snoeren aan op het stopcontact. Daardoor zou-
den de veiligheidsfuncties van het stopcontact
omzeild kunnen worden.
Het stopcontact is voorzien van een stopcontact-
beschermer. Let erop dat niemand in het stop-
contact peutert of dit dermate beschadigt, dat de
beschermer niet langer werkt. Laat kinderen niet
zonder toezicht in de auto achter, wanneer het
stopcontact actief is.
RIJHULP
De rijhulpsystemen van de auto zijn bedoeld als
aanvullende hulpmiddelen voor de bestuurder, maar
ze werken niet in alle verkeers-, weers- en wegom-
standigheden. Ze ontslaan u nooit van de plicht om
alert en adequaat te reageren, zodat u de auto altijd
op een veilige manier moet blijven besturen, met
inachtneming van een passende snelheid en
geschikte afstand tot andere weggebruikers en met
respect voor de geldende verkeersregels en -bepa-
lingen. De eindverantwoording voor het remmen en
het besturen van de auto ligt altijd bij u als bestuur-
der.
Het wordt geadviseerd om voor het gebruik van de
auto alle hoofdstukken in de gebruikershandleiding
over de rijhulpsystemen door te nemen.
PARKEERHULP
De actieve parkeerhulp is een systeem voor aan-
vullende rijhulp, maar werkt niet in alle situaties. De
functie is uitsluitend bedoeld om de bestuurder te
helpen tijdens het fileparkeren en haaks parkeren.
Als bestuurder bent u ervoor verantwoordelijk om
de auto op een veilige wijze te parkeren en waar
nodig te remmen. Het systeem kan obstakels die
diep in een parkeervak over het hoofd zien. De
eindverantwoordelijkheid voor het bepalen of het
parkeervak dat de actieve parkeerhulp voorstelt
geschikt is ligt altijd bij u als bestuurder.
De parkeerhulpcamera is een systeem voor aan-
vullende rijhulp tijdens het parkeren van de auto. U
moet altijd oplettend en verantwoord blijven rijden.
Wanneer er obstakels in de dode hoeken van de
camera's zitten, zal het systeem ze niet kunnen ont-
dekken. Let daarom in het bijzonder op mensen en
dieren in de buurt van de auto. Let erop dat de
voorkant van de auto tijdens het parkeren kan uit-
zwenken naar het tegemoetkomende verkeer.
Het wordt geadviseerd om voor het gebruik van de
auto alle hoofdstukken in de gebruikershandleiding
over de rijhulpsystemen door te nemen.
STEMCOMMANDO'S
Als bestuurder bent u er altijd verantwoordelijk voor
dat u de auto op een veilige manier bestuurt en de
geldende verkeersregels in acht neemt.
BELANGRIJK
OVERZICHT INTERIEUR
Gebruik de rijmodus OFF ROAD niet bij ritten met
een aanhanger zonder trekhaakaansluiting. Anders
bestaat het risico dat de veerbalgen beschadigd
raken.
Draadloze telefoonoplader - Dek de telefoon en
de draadloze oplader tijdens het laden niet af om
oververhitting te gaan.
MIDDENDISPLAY
Bij reiniging van het middendisplay mag de
gebruikte microvezeldoek geen zand en dergelijke
bevatten. Breng alleen lichte druk aan op het
scherm bij het reinigen van het display. Bij te hard
drukken kan het display beschadigd raken.
06
Spuit geen vloeistoffen of bijtende chemicaliën
rechtstreeks op het middendisplay. Gebruik geen
ruitenreiniger, reinigingsmiddelen, sprays, oplosmid-
delen, alcoholen, ammonia-oplossingen of schu-
rende reinigingsmiddelen. Gebruikt nooit schurende
poetsdoeken, papieren handdoeken of zijdepapier
omdat dit aanleiding kan geven tot krassen op het
display.
RUGLEUNING ACHTERBANK OMLAAGKLAPPEN
Bij het neerklappen van de rugleuning mogen er
zich geen voorwerpen op de achterbank bevinden.
De veiligheidsgordels mogen evenmin zijn ingesto-
ken.
De middenarmsteun* op de middelste zitplaats
moet zijn ingeklapt.
RECHTER STUURHENDEL
Wisserbladen in servicestand - Voordat de wis-
serbladen in de servicestand worden gezet, moet u
controleren of ze niet vastgevroren zijn. Als de wis-
serarmen in de servicestand van de voorruit af zijn
gehaald, moet u ze tegen de voorruit terugklappen
alvorens de wissers, de sproeiers of de regensen-
sor te activeren of alvorens weg te rijden. Dit om
lakschade aan de motorkap tegen te gaan.
AANSLUITINGEN
Elektrische aansluitingen – Het maximale vermo-
gen is 120 W (10 A) per 12V-aansluiting.
N.B.
OVERZICHT EXTERIEUR
Handsfree achterklep - Als de achterbumper
bedekt is met een dikke laag ijs, sneeuw, vuil en
dergelijke, werkt het systeem mogelijk niet of
slechts in beperkte mate. Zorg daarom dat u het
gebied schoonhoudt.
De handsfree achterklep is verkrijgbaar in twee uit-
voeringen:
een uitvoering die handsfree te openen en slui-
ten is
een uitvoering die alleen handsfree te ontgrende-
len is (achterklep moet handmatig worden
geopend)
Let erop dat voor handsfree opening en sluiting
elektrische achterklepbediening* vereist is.
Let erop dat de functie mogelijk wordt geactiveerd
in een automatische wasstraat en dergelijke als de
transpondersleutel zich binnen bereik bevindt.
Maximale openingshoek programmeren - Om
oververhitting tegen te gaan wordt het systeem na
langdurig en continu gebruik automatisch even uit-
geschakeld. Zo'n 2 minuten later is het systeem
weer klaar voor gebruik.
De transpondersleutelfuncties kunnen hinder
ondervinden van elektromagnetische velden en
afschermingen. Bewaar de transpondersleutel niet
te dicht in de buurt van metalen voorwerpen of
elektronische apparaten zoals mobiele telefoons,
tablets, laptops of laders – op een afstand kleiner
dan 10–15 cm (4–6 inch).
OVERZICHT INTERIEUR
De rijmodus OFF ROAD is niet geschikt voor
gebruik op de openbare weg.
Tijdens een koude start kan bij bepaalde motorty-
pen het stationaire toerental duidelijk hoger zijn dan
normaal. Dit gebeurt om het uitlaatgasreinigings-
systeem zo snel mogelijk op de normale bedrijfs-
temperatuur te krijgen waardoor de uitlaatgasemis-
sies afnemen en het milieu wordt ontzien.
STUURWIEL
Boordcomputer – als u net van rijstijl bent veran-
derd, zijn bepaalde afwijkingen bij het berekenen
van afstand mogelijk.
KLIMAATREGELING
Het is niet mogelijk om de verwarming/koeling te
versnellen door een hogere/lagere temperatuur te
kiezen dan de gewenste.
Preconditioning - Houd de portieren en ruiten van
de auto dicht bij het gebruik van de preconditioning.
AANSLUITINGEN
Bij gebruik van internet vindt gegevensuitwisseling
(dataverkeer) plaats, waarvoor mogelijk extra kosten
in rekening worden gebracht. Activering van data-
roaming en Wi-Fi-hotspots kan extra kosten met
zich meebrengen. Informeer bij uw provider naar de
kosten voor dataverkeer. Let bij het downloaden via
een telefoon extra goed op eventuele kosten voor
dataverkeer.
Het downloaden van data kan van invloed zijn op
andere diensten die gebruikmaken van gegevens-
uitwisseling, zoals de internetradio. Als u deze
invloed op andere diensten als hinderlijk ervaart,
kunt u het downloaden annuleren. Het is ook
mogelijk om andere diensten te annuleren of tijde-
lijk te onderbreken. Let bij het downloaden via een
telefoon extra goed op eventuele kosten voor data-
verkeer.
Update – Bij een update van het besturingssys-
teem van de telefoon wordt de Bluetooth-verbin-
ding mogelijk verbroken. Verwijder de telefoon dan
uit de auto en breng een nieuwe koppeling tot
stand.
VERBONDEN APPARATEN GEBRUIKEN
Apple CarPlay en Android Auto - Volvo is niet
verantwoordelijk voor de inhoud van de CarPlay- of
Android Auto-app.
06
TP 28153 (Dutch), AT 1846, MY19, Copyright © 2000-2018 Volvo Car Corporation
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42

Volvo XC40 Snelstartgids

Type
Snelstartgids
Deze handleiding is ook geschikt voor