OM-216 869AF/dut
2013−08
Dynasty 350, 700
www.MillerWelds.com
R
R
Maxstar 350, 700
Inclusief optionele onderwagen en
koelunit
CE en niet CE modellen
Processen
Beschrijving
TIG-lassen (GTAW)
Beklede elektrodelassen
(SMAW)
208/575 Volt Modelllen mit Auto-Linet
38/575 Volt Driefasen mit Auto-Linet
(CE)
Lasstroombron
HANDLEIDING
INHOUDSOPGAVE
HOOFDSTUK 1 − VEILIGHEIDSMAATREGELEN − LEES DIT VÓÓR GEBRUIK 1....................
1-1. De betekenis van de symbolen 1.........................................................
1-2. De risico’s van het booglassen 1.........................................................
1-3. Aanvullende symbolen voor installatie, bediening en onderhoud 3.............................
1-4. Californië-voorstel 65, waarschuwingen 4..................................................
1-5. Belangrijkste Veiligheidsvoorschriften 5...................................................
1-6. Informatie over elektrische en magnetische velden (EMV -informatie) 5.........................
HOOFDSTUK 2 − DEFINITIES 7...............................................................
2-1. Meer veiligheidssymbolen en definities 7..................................................
2-2. Diverse symbolen en definities 8.........................................................
HOOFDSTUK 3 − INSTALLATIE 9..............................................................
3-1. Belangrijke informatie betreffende CE-producten (voor verkoop binnen de EU) 9.................
3-2. Locatie van typeplaatje met serienummer en aansluitgegevens 10..............................
3-3. Technische gegevens 10.................................................................
3-4. Inschakelduur en oververhitting 12........................................................
3-5. Stroom-spanning grafieklijnen 14..........................................................
3-6. Keuze van de locatie 16.................................................................
3-7. Waarschuwingen voor omvallen 16........................................................
3-8. Afmetingen, gewichten en plaatsen voor de bevestiging van de gaten voor het onderstel 17.........
3-9. Leidraad voor elektrotechnisch onderhoud 18...............................................
3-10. Het aansluiten van de netvoeding bij het 350 model 22........................................
3-11. Het aansluiten van de netvoeding bij het 700 model 24........................................
3-12. Aansluitklemmen voor de laskabels en kabelafmetingen bepalen 27.............................
3-13. Informatie over de 14-pens contrastekker (gebruikt zonder aansluiting op automatisering) 28........
3-14. Aansluiting voor automatisering (voor 28−pens stekkerdoos, indien aanwezig) 29.................
3-15. Afstandsbediende geheugenkeuze (voor 28−pens stekkerdoos, indien aanwezig) 32..............
3-16. Typische toepassing voor automatisering 33................................................
3-17. 115 V/AC koelerstekkerdoos, extra beveiligingsautomaat CB1 en voedingsschakelaar 33..........
3-18. Beschermgasaansluiting 34..............................................................
3-19. TIG HF puls/ Lift-Arct aansluitingen 34....................................................
3-20. Aansluitingen koeler 35..................................................................
3-21. Dynasty Stick (beklede elektrode) aansluitingen 36...........................................
3-22. Maxstar Stick (beklede elektrode) aansluitingen 36...........................................
HOOFDSTUK 4 − BEDIENING 37...............................................................
4-1. Bedieningsfuncties 37...................................................................
4-2. Instelknop 38..........................................................................
4-3. Stroomsterkteregeling und 38.............................................................
4-4. Ampèremeter en parameter display und voltmeter en geselecteerde parameters 38................
4-5. Polariteitsregeling (alleen op Dynastyt-modellen) 38.........................................
4-6. Procesregelknoppen 39.................................................................
4-7. Lift-Arc- en HF TIG-startprocedures 39...................................................
4-8. Regeling uitgang 40.....................................................................
4-9. Pulsregeling 41.........................................................................
4-10. Sequencerregelknoppen 42..............................................................
4-11. Gas/DIG-regelknoppen (voorgas, nagas, boogregeling, doorblazen) 43..........................
4-12. AC golfvorm (alleen Dynasty-modellen) 44..................................................
4-13. Geheugen (locaties 1-9 voor programmaopslag) 45..........................................
4-14. Standaard fabrieksinstellingen en bereik en resolutie voor 350-modellen 46......................
4-15. Standaard fabrieksinstellingen en bereik en resolutie voor 700-modellen 47......................
4-16. Het systeem terugzetten op de fabrieksinstellingen. 49........................................
4-17. Het software- en versienummer bekijken 49.................................................
4-18. Timer / Lascyclus-teller 50...............................................................
INHOUDSOPGAVE
HOOFDSTUK 5 − GEAVANCEERDE FUNCTIES 51................................................
5-1. Toegang tot de geavanceerde functies 51...................................................
5-2. Programmeerbare TIG-startparameters 52..................................................
5-3. Programmeerbare TIG-startparameters voor modellen met geavanceerde automatisering
mogelijkheden 56.......................................................................
5-4. Output-regeling en toortsschakelaarfuncties 57..............................................
5-5. AC golfvormkeuze (alleen Dynasty-modellen) 62.............................................
5-6. Onafhankelijke amplitudeselectie 62.......................................................
5-7. Puntlassen ingeschakeld 63..............................................................
5-8. Selectie openspanning (OCV) beklede elektrodelassen 63....................................
5-9. Selectie ‘Vastvries-controle voor beklede elektroden’ 63.......................................
5-10. Beperkingsniveaus 64...................................................................
5-11. Het systeem zo instellen dat er niets op de meters staat tijdens pulserend lassen 66...............
5-12. DC-meter kalibratie 66...................................................................
HOOFDSTUK 6 − ONDERHOUD EN STORINGEN VERHELPEN 67.................................
6-1. Routineonderhoud 67...................................................................
6-2. De binnenzijde van het apparaat schoonblazen 68...........................................
6-3. Onderhoud van de koelvloeistof 68........................................................
6-4. Storingen 69...........................................................................
HOOFDSTUK 7 − ONDERDELENLIJST 70.......................................................
7-1. Aanbevolen reserve-onderdelen 70........................................................
HOOFDSTUK 8 − ELECTRISCH SCHEMA 72.....................................................
HOOFDSTUK 9 − HOGE FREQUENTIE 85.......................................................
9-1. Lasprocessen waarvoor hoge frequentie nodig is 85..........................................
9-2. Installatie waarbij mogelijke bronnen van HF-storing zijn aangegeven 85.........................
9-3. Aanbevolen installatie om HF-storing te verminderen 86.......................................
HOOFDSTUK 10 − EEN WOLFRAAM ELEKTRODE KIEZEN EN VOORBEREIDEN VOOR HET LASSEN MET
EEN LASINVERTER, OP GELIJKSTROOM OF WISSELSTROOM 87................................
10-1. Een wolfraam elektrode kiezen
(draag schone handschoenen om verontreiniging van het wolfraam te voorkomen) 87..............
10-2. Een wolfraam elektrode voorbereiden voor het lassen op gelijkstroom/elektrode negatief (DCEN) of
wisselstroom bij gebruik van een lasinverter 87..............................................
GARANTIE
DECLARATION OF CONFORMITY
for European Community (CE marked) products.
MILLER Electric Mfg. Co., 1635 Spencer Street, Appleton, WI 54914 U.S.A. declares that the
product(s) identified in this declaration conform to the essential requirements and provisions of
the stated Council Directive(s) and Standard(s).
Product/Apparatus Identification:
Product
Stock Number
Dynasty 350 907204021
Maxstar 350 907334021
Dynasty 700 907101021
Maxstar 700 907103021
Council Directives:
2006/95/EC Low Voltage
2004/108/EC Electromagnetic Compatibility
2011/65/EU Restriction of the use of certain hazardous substances in electrical and electronic equipment
Standards:
IEC 609741: 2005 Arc Welding Equipment – Part 1: Welding Power Sources
IEC 609743: 2007 Arc Welding Equipment – Part 3: Arc Striking and Stabilizing Devices
IEC 6097410: 2007 Arc Welding Equipment – PaRT 10: Electromagnetic Compatibility Requirements
EN 50445:2008 Product family standard to demonstrate compliance of equipment for resistance welding,
arc welding and allied processes with the basic restrictions related to human exposure to electromagnetic
fields (0 Hz – 300Hz)
Signatory:
_____________________________________ ___________________________________________
David A. Werba Date of Declaration
MANAGER, PRODUCT DESIGN COMPLIANCE
November 6, 2012
241512F
OM-216 869 Pagina 1
HOOFDSTUK 1 − VEILIGHEIDSMAATREGELENLEES DIT VÓÓR
GEBRUIK
dut_som_2011−10
7
Bescherm uzelf en anderen tegen letsel — Lees deze belangrijke veiligheidsvoorzorgsmaatregelen en bedieningsinstructies, volg ze
op en bewaar ze.
1-1. De betekenis van de symbolen
GEVAAR! − Duidt op een gevaarlijke situatie die moet
worden vermeden omdat hij anders leidt tot ernstig of
dodelijk letsel. De mogelijke gevaren worden getoond
met bijbehorende symbolen of uitgelegd in de tekst.
Duidt op een gevaarlijke situatie die moet worden ver-
meden omdat hij anders kan leiden tot ernstig of dode-
lijk letsel. De mogelijke gevaren worden getoond met
bijbehorende symbolen of uitgelegd in de tekst.
OPGELET − Aanduiding voor mededelingen die niet zijn gerelateerd
aan persoonlijk letsel.
. Aanduiding voor speciale instructies.
Deze groep symbolen duidt op Waarschuwing! Kijk uit! Gevaar voor/
van mogelijke ELEKTRISCHE SCHOK, BEWEGENDE ONDERDE-
LEN en HETE ONDERDELEN. Raadpleeg de symbolen en de bijbe-
horende instructies om deze risico’s te vermijden.
1-2. De risico’s van het booglassen
Onderstaande symbolen worden in de hele handleiding ge-
bruikt om u ergens op te attenderen en om mogelijke risico’s
aan te geven. Als u een dergelijk symbool ziet, wees dan voor-
zichtig en volg de bijbehorende instructies op om problemen
te voorkomen. De veiligheidsinformatie hieronder is slechts
een samenvatting van de veiligheidsvoorschriften in Sectie
{+}. Lees en volg alle veiligheidsvoorschriften.
Alleen bevoegde personen moeten dit onderdeel installeren,
bedienen, onderhouden en repareren.
Zorg dat iedereen, en vooral kinderen, uit de buurt blijven tij-
dens het gebruik van dit apparaat.
Een ELEKTRISCHE SCHOK kan do-
delijk zijn
Het aanraken van onder stroom staande onderdelen
kan fatale schokken en ernstige brandwonden
veroorzaken. De elektrode en het werkstuk staan
onder stroom als de machine ingeschakeld is. Het
voedingsgedeelte en de interne circuits van de
machine staan eveneens onder stroom als het
apparaat aan staat. Bij semi-automatisch of au-
tomatisch draadlassen staat het draad, de spoel, de
ruimte waar het lasdraad zich in de machine bevindt
en alle metalen onderdelen die in aanraking zijn met
de lasdraad onder stroom. Verkeerd geïnstalleerde
of onvoldoende geaarde installaties kunnen geva-
ren opleveren.
D Raak onderdelen die onder stroom staan niet aan
D Draag droge, isolerende handschoenen en lichaamsbescherming
zonder gaten
D Isoleer u zelf van het werkstuk en de grond door droge isolatiema-
tjes of kleden te gebruiken die groot genoeg zijn om elk contact met
de grond of het werkstuk te voorkomen
D Gebruik geen wissel−(AC) uitgangsspanning in een vochtige om-
geving, als u beperkte bewegingsvrijheid hebt of als het gevaar
bestaat dat u kunt vallen
D Gebruik ALLEEN wissel− (AC) uitgangsspanning als het laspro-
ces dit vereist.
D Als er wissel− (AC) uitgangsspanning is vereist, gebruik dan de af-
standsbediening als die op het apparaat aanwezig is.
D Er zijn extra veiligheidsmaatregelen nodig als zich een van de vol-
gende elektrisch gevaarlijke omstandigheden voordoet: op
vochtige locaties of als u natte kleding draagt; op metalen con-
structies zoals vloeren, roosters of steigers; in een verkrampte
lichaamshouding bijvoorbeeld als u zit, knielt of ligt; of wanneer het
risico van onvermijdelijk of toevallig contact met het werkstuk of de
aarde groot is. Gebruik onder deze omstandigheden de volgende
apparatuur in de aangegeven volgorde: 1) een semi−automatisch
gelijkstroom (draad−) lasapparaat met constante spanning, 2) een
handbediend gelijkstroom (elektrode−) lasapparaat, of 3) een wis-
selstroom lasapparaat met een lagere spanning en open circuit. In
de meeste gevallen wordt het gebruik van een gelijkstroom lasap-
paraat met lagere spanning aanbevolen. En werk niet alleen!
D Als er wissel− (AC) uitgangsspanning is vereist, gebruik dan de af-
standsbediening als die op het apparaat aanwezig is.
D Zet de hoofdstroom uit of stop de motor voordat u deze installatie
installeert of nakijkt. Zet de stroom uit volgens OSHA 29 CFR
1910.147 (zie de Veiligheidsvoorschriften)
D Installeer, aard en bedien deze installatie in overeenstemming met
de Handleiding voor gebruikers en landelijke of lokale voor-
schriften.
D Controleer altijd de aarding van de voeding en wees er zeker van
dat de aardingsgeleider van de voedingskabel goed aangesloten
is op de aansluitklem van het apparaat en dat de stekker van de
kabel aangesloten is op een correct geaarde contactdoos.
D Als u het apparaat aansluit op het net, verbind dan eerst de aar-
dingsgeleider en controleer de aansluitingen grondig.
D Houd snoeren droog, vrij van olie en vet en bescherm deze tegen
heet metaal en vonken.
D Controleer de kabel regelmatig op beschadigingen of openlig-
gende bedrading en vervang de kabel onmiddellijk als deze
beschadigd is − openliggende bedrading kan dodelijk zijn.
D Zet alles af als het apparaat niet gebruikt wordt.
D Gebruik geen versleten, beschadigde, te korte of slecht verbon-
den kabels.
D Draag de kabels niet op uw lichaam.
D Als het werkstuk geaard moet worden, doe dit dan met een aparte
kabel- gebruik niet de massaklem of massakabel.
D Raak de elektrode niet aan als u in contact staat met het werkstuk,
de grond of een andere elektrode van een ander apparaat.
D Gebruik alleen goed onderhouden installaties. Repareer of ver-
vang beschadigde onderdelen onmiddellijk. Onderhoud het
apparaat zoals beschreven staat in de handleiding.
D Draag een veiligheidsharnas als u boven grond-niveau werkt
D Houd alle panelen en afdekplaten veilig op hun plaats.
D Klem de massakabel zo dicht mogelijk bij de las met een goed me-
taal-op-metaalcontact op het werkstuk of werktafel.
D Isoleer de massaklem wanneer deze niet is aangesloten op het
werkstuk om contact met een metalen object te voorkomen
D Sluit niet meer dan één elektrode of massakabel aan op één enke-
le lasbron. Haal de kabel los voor het proces dat niet wordt
gebruikt.
OM-216 869 Pagina 2
Er staat ook NA het afsluiten van de voedingsspan-
ning nog een AANZIENLIJKE GELIJKSPANNING
op het voedingsgedeelte van de inverter lasstroom-
bronnen.
D Zet de gelijkstroom-wisselstroomomzetter uit, maak de voedings-
stekker los en ontlaad de invoercondensatoren overenkomstig de
aanwijzingen in de Sectie Onderhoud, voordat u enig onderdeeel
aanraakt.
Door HETE ONDERDELEN kunnen
brandwonden ontstaan.
D Hete onderdelen niet met blote handen aan-
raken
D Laat apparatuur altijd afkoelen, voor u eraan gaat werken.
D Gebruik de juiste gereedschappen om hete onderdelen beet te
pakken en/of draag zware geïsoleerde lashandschoenen en
−kleding om brandwonden te voorkomen.
ROOK EN GASSEN kunnen gevaarlijk
zijn.
Tijdens het lassen komen rook en gassen vrij. Het
inademen hiervan kan gevaarlijk zijn voor uw
gezondheid.
D Zorg ervoor dat u niet in de rook staat. Adem de rook niet in.
D Als u binnen last, ventileer de ruimte dan goed en/of zorg dat las-
rook en gassen afgezogen worden.
D Als er een slechte ventilatie is, gebruik dan een goedgekeurd gas-
masker.
D Lees de Materiaalveiligheids informatiebladen en de instructies
van de fabrikant voor metalen, elektroden, elektrodebekledingen,
schoonmaakmiddelen en ontvetters.
D Werk alleen in een beslotenruimte als deze goed geventileerd
wordt. Of als u een beademingsapparaat draagt. Zorg ervoor dat
er altijd een ervaren persoon toekijkt. Lasdampen en gassen kun-
nen lucht verdringen en het zuurstofgehalte verlagen, wat
schadelijke invloed heeft op u lichaam en zelfs dodelijk kan zijn.
Zorg voor veilige ademlucht.
D Las niet in ruimtes waar dingen worden ontvet, schoongemaakt of
waar wordt gesproeid. De hitte en stralen van de boog kunnen rea-
geren met dampen en op deze manier zwaar vergiftigde en
irriterende gassen vormen
D Las geen beklede metalen zoals gegalvaniseerd of met lood-of
cadmium bedekt staal, tenzij de bekleding verwijderd wordt van
het gedeelte dat gelast moet worden, de ruimte goed geventileerd
wordt en u, indien nodig, een gasmasker draagt. De belkedingen
en metalen die deze elementen bevatten kunnen giftige dampen
produceren als ze gelast worden.
De STRALEN UIT DE BOOG kunnen
ogen en huid verbranden
Boogstralen van het lasproces produceren zichbare
en onzichtbare (ultraviolette en infrarood) stralen die
uw ogen en huid kunnen verbranden. Tijdens het
lassen vliegen lasspatten en vonken in het rond.
D Draag tijdens het lassen of toekijken tijdens het lassen een las-
helm voorzien van een lasglas met de juiste tint om uw gezicht en
ogen tegen boogstralen en vonken te beschermen. (zie ANSI
Z49.1 en Z87.1 in de Veiligheidsvoorschriften).
D Draag een goedgekeurde veiligheidsbril met zijschermen onder
uw helm
D Gebruik beschermende lasgordijnen of schermen om anderen te-
gen flitsen en verblindend licht te beschermen ; waarschuw
anderen om niet in de boog te kijken.
D Draag beschermende kleding, gemaakt van duurzaam, brandwe-
rend materiaal (leer en wol) en beschermend schoeisel
LASSEN kan brand of explosies ver-
oorzaken
Als er gelast wordt aan gesloten vaten zoals tanks,
trommels of pijpen, kunnen deze opgeblazen
worden Er kunnen vonken van de lasboog afvliegen.
De rondvliegende vonken, de temperatuur van het
werkstuk en van het gereedschap kunnen brand en brandwonden
veroorzaken. Toevallig contact van een elektrode met metalen
voorwerpen kan vonken, explosies, oververhitting of brand ver-
oorzaken. Controleer eerst of de omgeving veilig is voordat u gaat
lassen.
D Verwijder alle brandbare materialen in een straal van 10 meter van
de lasboog. Als dit niet mogelijk is, dek ze dan goed af met brand-
werende materialen.
D Las niet op plaatsen waar rondvliegende vonken brandbaar mate-
riaal kunnen raken.
D Bescherm uzelf en anderen tegen rondvliegende vonken en heet
metaal.
D Wees erop attent dat vonken en hete materialen van het laswerk
gemakkelijk door kleine hoeken en gaten naar naastliggende ruim-
tes kunnen vliegen.
D Kijk goed uit voor brand en houd een brandblusser in de buurt
D Wees erop bedacht dat bij het lassen van plafonds, vloeren, schei-
dingswanden of tussenschotten brand kan ontstaan aan de
tegenovergestelde zijde
D Las niet aan containers waarin ooit brandbare stoffen zijn opgesla-
gen of aan besloten ruimtes −zoals tanks, vaten of buizen tenzij ze
voldoende voorbereid zijn conform AWS F4.1 en AWS 6.0 (zie Vei-
ligheidsvoorschriften).
D Niet lassen op plaatsen waar de omgevingslucht brandbaar stof,
gas of vloeistofdampen (bijv. van benzine) kan bevatten.
D Verbind de massakabel met het werkstuk zo dicht mogelijk bij de
plaats waar gelast moet worden, zodat de lasstroom een direkte
en korte weg aflegt en elektrische schokken en brandrisico’s ver-
meden kunnen worden
D Gebruik een lasapparaat niet om bevroren pijpen te ontdooien.
D Haal de elektrode uit de elektrodehouder of knip de lasdraad af aan
de contactbuis als niet gelast wordt.
D Draag olie-vrije beschermende kleding zoals leren handschoenen
leren schort, broek zonder omslag, hoge schoenen en een helm.
D Zorg ervoor dat u geen brandbare voorwerpen zoals aanstekers of
lucifers bij u draagt als u gaat lassen.
D Inspecteer de omgeving als u klaar bent met uw werk om er zeker
van te zijn dat er geen vonken, gloeiende sintels en vlammen zijn.
D Alleen de juiste zekeringen of contactverbrekers gebruiken; geen
zwaardere nemen of deze doorverbinden.
D Volg de vereisten in OSHA 1910.252 (a) (2) (iv) en NFPA 51B voor
werken met hoge temperaturen, zorg dat er een brandmelder aan-
wezig is en dat u een blusapparaat onder handbereik hebt.
RONDVLIEGEND METAAL of STOF
kan de ogen verwonden.
D Door lassen, bikken, het gebruik van draadbor-
stels en slijpen kunnen vonken en rodvliegen-
de metaal-schilfers ontstaan. Als lasrupsen af-
koelen, kunnen er slakresten rondvliegen.
D Draag een goedgekeurde veiligheidsbril met zijschermen, zelfs
onder uw lashelm.
GASVORMING kan schadelijk voor
de gezondheid of zelfs dodelijk zijn
D Draai de persgastoevoer dicht, wanneer u
geen gas gebruikt.
D Zorg altijd voor ventilatie in enge ruimtes of ge-
bruik goedgekeurde beademingsapparatuur
OM-216 869 Pagina 3
ELEKTRISCHE EN MAGNETISCHE VELDEN
kunnen van invloed zijn op geïmplanteerde
medische apparatuur.
D Mensen die een pacemaker of een ander
geïmplanteerd medisch apparaat dragen,
moeten uit de buurt blijven.
D Mensen die een geïmplanteerd medisch apparaat dragen,
moeten hun arts en de fabrikant van het apparaat raadplegen
voordat ze in de buurt komen van werkzaamheden met
booglassen, puntlassen, gutsen, plasmaboogsnijden of
inductieverwarmen.
LAWAAI kan het gehoor aantasten
Lawaai van bepaalde werkzaamheden of appara-
tuur kan uw gehoor aantasten
D Draag goedgekeurde gehoorbescherming als
het geluidsniveau te hoog is
GASFLESSEN kunnen exploderen
als ze beschadigd worden
Persgasflessen bevatten gas dat onder hoge druk
staat. Als een gasfles beschadigd wordt, kan deze
exploderen. Aangezien gasflessen normaal ge-
sproken een onderdeel uitmaken van het van het
lasproces moet u er voorzichtig mee omgaan.
D Bescherm gasflessen tegen hoge temperaturen, mechanische
schokken, slak, open vuur, vonken en vlambogen.
D Plaats de gasflessen rechtop in een rek of in de laskar zodat ze niet
kunnen vallen of omkantelen.
D Houd de flessen uit de buurt van alle las- of andere stroomkringen
D Hang nooit een elektrodehouder over een gasfles.
D Laat nooit een laselektrode in aanraking komen met een gasfles.
D Las nooit op een gasfles onder druk; een explosie zal het gevolg
zijn.
D Gebruik het juiste beschermgas, reduceerventielen, slangen en
hulpstukken die speciaal bedoeld zijn voor een bepaalde toepas-
sing; onderhoud deze en bijhorende onderdelen goed.
D Draai bij het openen van de gasfles uw gezicht weg van het redu-
ceerventiel.
D Laat de beschermende kap over het ventiel over het ventiel zitten
behalve als de fles gebruikt wordt of aangesloten is voor gebruik.
D Gebruik de juiste apparatuur, de juiste procedures en een voldoen-
de aantal personen om gasflessen te tillen en verplaatsen
D Lees en volg de instructies op de flessen met gecomprimeerd gas,
bijbehorend materiaal en de CGA publikatie die in de Veiligheids-
voorschriften staat.
1-3. Aanvullende symbolen voor installatie, bediening en onderhoud
BRAND- EN EXPLOSIEGEVAAR
D Installeer of plaats het apparaat niet op, boven
of vlakbij ontbrandbare oppervlakken.
D Het apparaat niet in de buurt van brandbare
stoffen installeren.
D Overbelast de bedrading van het gebouw niet- controleer of het
voedingsnet sterk genoeg is, goed beschermd is en dit apparaat
aan kan.
TE LANGDURIG GEBRUIK kan leiden
tot OVERVERHITTING.
D Laat het apparaat goed afkoelen; houd u aan
de nominale inschakelduur.
D Verminder de stroomsterkte of de inschakel-
duur voordat u opnieuw begint met lassen.
D Blokkeer of filter de luchtaanvoer naar het apparaat niet.
VALLENDE APPARATUUR kan letsel
veroorzaken.
D Gebruik alleen het hijsoog om het apparaat op
te tillen, en NIET de laskar, gasflessen of ande-
re accessoires.
D Gebruik gereedschap met voldoende capaci-
teit om het apparaat op te tillen en te ondersteu-
nen.
D Als u hefvorken gebruikt om het apparaat te verplaatsen, zorg er
dan voor dat de vorken zo lang zijn, dat ze aan de andere kant on-
der het apparaat uitsteken.
D Let er bij het werken in de open lucht op dat kabels en snoeren niet
in aanraking kunnen komen met rijdende voertuigen.
D Volg bij het handmatig optillen van zware onderdelen of apparatuur
de Amerikaanse ARBO−richtlijn getiteld Applications Manual for
the Revised NIOSH Lifting Equation (Publication No. 94–110).
RONDVLIEGENDE LASSPATTEN
kunnen letsel veroorzaken.
D Draag gezichtsbescherming om de ogen en
het gezicht te beschermen.
D Slijp de wolfraam elektrode alleen met een slijper die voorzien is
van de juiste beschermkast en op een veilige locatie. Draag hier-
bij de juiste gezichts-, hand- en lichaamsbescherming.
D Vonken kunnen brand veroorzaken − brandbare stoffen uit de
buurt houden.
STATISCHE ELEKTRICITEIT kan PC-
kaarten beschadigen
D Doe een geaarde polsband om VOORDAT u
printplaten of onderdelen aanraakt.
D Gebruik goede anti-statische zakken of dozen
voor het opslaan, verplaatsen of transporteren
van PC-printplaten.
BEWEGENDE ONDERDELEN kunnen
letsel veroorzaken.
D Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen
D Blijf uit de buurt van afknijppunten zoals aan-
drijfrollen.
OM-216 869 Pagina 4
LASDRAAD kan letsel veroorzaken
D Bedien de toortsschakelaar pas als u de aan-
wijzing krijgt om dat te doen.
D Richt het pistool niet op enig lichaamsdeel, an-
dere mensen of op enig materiaal als de draad
wordt ingevoerd.
ONTPLOFFEN VAN DE ACCU kan
letsel veroorzaken.
D Gebruik het lasapparaat niet om accu’s op te
laden of om voertuigen te starten tenzij het een
acculaadvoorziening heeft die hiervoor
speciaal is bedoeld.
BEWEGENDE ONDERDELEN kunnen
letsel veroorzaken
D Blijf uit de buurt van bewegende delen zoals
ventilatoren.
D Laat deuren, panelen, deksels en
beschermplaten alleen verwijderen door
bevoegd personeel indien nodig voor
onderhoud en storingzoeken.
D Laat deuren, panelen, deksels en beschermplaten alleen ver-
wijderen door bevoegd personeel indien nodig voor onderhoud
en storingzoeken.
D Breng eerst deuren, panelen, deksels en beschermplaten weer
aan na afloop van het onderhoud en sluit pas dan de voeding
weer aan.
RONDVLIEGENDE LASSPATTEN
kunnen letsel veroorzaken.
D Draag gezichtsbescherming voor ogen en ge-
zicht te beschermen.
D Slijp de wolfraam elektrode alleen met een slijper die voorzien is
van de juiste beschermkast en die op een veilige locatie staat.
Draag tijdens het slijpen de nodige gezichts-, hand- en lichaams-
bescherming.
D Vonken kunnen brand veroorzaken − brandbare stoffen uit de
buurt houden.
LEES DE INSTRUCTIES.
D Lees nauwkeurig de gebruikershandleiding en
alle waarschuwingslabels, voordat u de
machine installeert, gebruikt of er onderhoud
aan pleegt, en volg de aanwijzingen steeds op.
Lees de veiligheidsinformatie aan het begin
van de handleiding en in elk hoofdstuk.
D Gebruik alleen originele vervangingsonderdelen van de fabri-
kant.
D Voer onderhoud en service uit zoals vermeld in de Handleidin-
gen, de industriële normen en de landelijke en ter plekke gelden-
de regelgeving.
H.F. STRALING kan storingen veroor-
zaken
D Hoog-frequente straling kan storing ver-
oorzaken bij radio-navigatie, veiligheidsdien-
sten, computers en communicatie-apparatuur.
D Laat alleen bevoegde personen die bekend zijn met elektronische
apparatuur deze installatie uitvoeren.
D De gebruiker is verantwoordelijk voor onmiddellijk herstel door
een bevoegd elektricien bij storingsproblemen als gevolg van de
installatie
D Als u van overheidswege klachten krijgt over storingen, stop dan
onmiddellijk met het gebruik van de apparatuur.
D Laat de installatie regelmatig nakijken en onderhouden.
D Houd deuren en panelen van hoogfrequentbronnen stevig dicht,
houd de elektrodeafstand op de juiste instelling en zorg voor aar-
ding en afscherming om de mogelijkheid van storingen tot een
minimum te beperken.
BOOGLASSEN kan interferentie
veroorzaken.
D Elektromagnetische energie kan interferentie
veroorzaken bij gevoelige elektronische
apparatuur zoals computers en
computergestuurde apparatuur zoals robots.
D Zorg ervoor dat alle apparatuur in het lasgebied elektromagnetisch
compatibel is.
D Om mogelijke interferentie te verminderen moet u de laskabels zo
kort mogelijk houden, dicht bij elkaar en laag, bijvoorbeeld op de
vloer.
D Voer de laswerkzaamheden uit op 100 meter afstand van
gevoelige elektronische apparatuur.
D Zorg ervoor dat dit lasapparaat conform de aanwijzingen in deze
handleiding wordt geïnstalleerd en geaard.
D Als er dan nog steeds interferentie optreedt, dient de gebruiker
extra maatregelen te nemen, zoals verplaatsing van het
lasapparaat, gebruik van afgeschermde kabels, gebruik van
lijnfilters of afscherming van het werkterrein.
1-4. Californië-voorstel 65, waarschuwingen
Las- en snijapparatuur produceert dampen of gassen die che-
micaliën bevatten waarvan het de Staat Californië bekend is
dat ze geboorteafwijkingen en, in sommige gevallen, kanker
veroorzaken. (California Health & Safety Code, sectie 25249.5
en volgend.)
Dit product bevat chemicaliën, waaronder lood waarvan het
de Staat Californië bekend is dat het kanker, geboorteafwij-
kingen of andere voortplantingsproblemen veroorzaakt. Was
na gebruik uw handen.
OM-216 869 Pagina 5
1-5. Belangrijkste Veiligheidsvoorschriften
Safety in Welding, Cutting, and Allied Processes, ANSI Standard Z49.1,
is available as a free download from the American Welding Society at
http://www.aws.org or purchased from Global Engineering Documents
(phone: 1-877-413-5184, website: www.global.ihs.com).
Safe Practices for the Preparation of Containers and Piping for Welding
and Cutting, American Welding Society Standard AWS F4.1, from Glob-
al Engineering Documents (phone: 1-877-413-5184, website:
www.global.ihs.com).
Safe Practices for Welding and Cutting Containers that have Held Com-
bustibles, American Welding Society Standard AWS A6.0, from Global
Engineering Documents (phone: 1-877-413-5184,
website: www.global.ihs.com).
National Electrical Code, NFPA Standard 70, from National Fire Protec-
tion Association, Quincy, MA 02269 (phone: 1-800-344-3555, website:
www.nfpa.org and www. sparky.org).
Safe Handling of Compressed Gases in Cylinders, CGA Pamphlet P-1,
from Compressed Gas Association, 14501 George Carter Way, Suite
103, Chantilly, VA 20151 (phone: 703-788-2700, website:www.cga-
net.com).
Safety in Welding, Cutting, and Allied Processes, CSA Standard
W117.2, from Canadian Standards Association, Standards Sales, 5060
Spectrum Way, Suite 100, Ontario, Canada L4W 5NS (phone:
800-463-6727, website: www.csa-international.org).
Safe Practice For Occupational And Educational Eye And Face Protec-
tion, ANSI Standard Z87.1, from American National Standards Institute,
25 West 43rd Street, New York, NY 10036 (phone: 212-642-4900, web-
site: www.ansi.org).
Standard for Fire Prevention During Welding, Cutting, and Other Hot
Work, NFPA Standard 51B, from National Fire Protection Association,
Quincy, MA 02269 (phone: 1-800-344-3555, website: www.nfpa.org.
OSHA, Occupational Safety and Health Standards for General Indus-
try, Title 29, Code of Federal Regulations (CFR), Part 1910, Subpart Q,
and Part 1926, Subpart J, from U.S. Government Printing Office, Super-
intendent of Documents, P.O. Box 371954, Pittsburgh, PA 15250-7954
(phone: 1-866-512-1800) (there are 10 OSHA Regional Offices—
phone for Region 5, Chicago, is 312-353-2220, website:
www.osha.gov).
Applications Manual for the Revised NIOSH Lifting Equation, The Na-
tional Institute for Occupational Safety and Health (NIOSH), 1600
Clifton Rd, Atlanta, GA 30333 (phone: 1-800-232-4636, website:
www.cdc.gov/NIOSH).
1-6. Informatie over elektrische en magnetische velden (EMV -informatie)
Elektrische stroom die door een draad stroomt veroorzaakt plaatselijk
elektrische en magnetische velden (EMV). Lasstroom veroorzaakt een
elektromagnetischveld rond de lasstroomkring en de lasapparatuur.
Elektromagnetischevelden kunnen interferentie veroorzaken bij
bepaalde medische implantaten zoals pacemakers. Voor personen die
medische implantaten hebben moeten beschermende maatregelen
worden genomen, bijv. toegangsbeperking voor passanten of een
risicoanalyse voor iedere afzonderlijke lasser. Beperk bijvoorbeeld de
toegang voor omstanders of voer afzonderlijke risicobeoordelingen uit
voor lassers. Alle lassers moeten de volgende procedures naleven om
zo blootstelling aan elektro−magnetischevelden van de lasstroomkring
tot een minimum te beperken:
1. Houd kabels dicht bij elkaar door ze in elkaar te twisten of vast te
plakken of gebruik kabelbescherming.
2. Kom niet met uw lichaam tussen de laskabels. Leg de kabel aan
één kant en weg van de gebruiker.
3. Rol of hang de kabels niet rond of op uw lichaam.
4. Houd hoofd en romp zo ver mogelijk verwijderd van de
apparatuur in de lasstroomkring.
5. Monteer de massaklem aan het werkstuk zo dicht mogelijk bij de
las.
6. Niet direct naast de lasstroombron werken, er niet op gaan zitten
en er niet op leunen.
7. Niet lassen terwijl u de lasstroombron of het
draadaanvoersysteem draagt.
Over geïmplanteerde medische apparatuur:
Mensen die een geïmplanteerd medisch apparaat dragen, moeten hun
arts en de fabrikant van het apparaat raadplegen voordat ze in de buurt
komen van werkzaamheden met booglassen, puntlassen, gutsen, pla-
smaboogsnijden of inductieverhitting. Bij toestemming van de arts
wordt geadviseerd om bovenstaande procedures te volgen.
OM-216 869 Pagina 6
OM−216 869 Pagina 7
HOOFDSTUK 2 − DEFINITIES
2-1. Meer veiligheidssymbolen en definities
.
Bepaalde symbolen worden alleen aangetroffen op CE-producten.
Waarschuwing! Pas op! Kans op gevaar (zie de symbolen).
Safe1 2012−05
Draag droge, geïsoleerde handschoenen. De elektrode niet met de blote hand aanraken. Geen natte of kapotte
handschoenen dragen.
Safe2 2012−05
Bescherm uzelf tegen elektrische schokken door uzelf te isoleren van het werk en de aarde.
Safe3 2012−05
Haal de stekker van de machine uit het stopcontact, voordat u aan de machine gaat werken.
Safe5 2012−05
Draag een hoofddeksel en een veiligheidsbril. Bescherm uw oren
en knoop de kraag van uw overhemd dicht. Gebruik een lashelm met
de juiste filtersterkte. Draag bescherming voor uw hele lichaam.
Safe38 2012−05
Zorg ervoor dat u niet in de rook staat.
Safe6 2012−05
Gebruik actieve ventilatie of een afvoersysteem om de dampen van de werkplek af te voeren.
Safe8 2012−05
Gebruik een ventilator om de dampen af te voeren.
Safe10 2012−05
Zorg dat u geoefend raakt en lees de aanwijzingen,
voordat u aan de machine gaat werken of gaat lassen.
Safe40 2012−05
Houd brandbare stoffen uit de buurt van het laswerk. Niet lassen vlakbij brandbare stoffen.
Safe12 2012−05
OM−216 869 Pagina 8
2-2. Diverse symbolen en definities
A
Ampère Uitgangsspanning TIG−lassen
Beklede elektrode−
lassen
V
Volt Ingangsspanning
3-fasen statische frequentie-
omzetter-transformator-gelijkrichter
Uitgangsspanning
Aanvullende
beschermer
Van op afstand Hefboog (TIG)
Beschermende
aarde (massa)
Nagastijd Voorgastijd
S
Seconden
Aan Uit Positief Negatief
Wisselstroom Gasinvoer Gasuitvoer
I
2
Nominale
lasstroom
X
Inschakelduur Gelijkstroom Lijnverbinding
U
2
Conventionele
belastingsspanning
U
1
Primaire spanning
IP
Beschermings-
graad
I
1max
Maximale nominale
voedingsstroom
I
1eff
Maximale
effectieve
voedingsstroom
U
0
Nominale
openspanning
(gemiddeld)
Stroomvorm Startstroomsterkte
Toename/afname
kwantiteit
Afstandsbediening
standaard
Afstandsbediend
2T met houdfunctie
Gas/DIG-regeling Percent
Hz
Hertz
Terughalen
uit geheugen
Boogsterkte (DIG) HF−start
Uitkratertijd Eindstroom
Pulspercentage
in tijd
Up−slope tijd
AC-
golfvormregeling
Pulseren EP-spanning Pulsfrequentie
Werkstuk Elektrode EN-spanning
Proces
Lasbron kan
gebruikt worden
in omgeving met
verhoogd risico
Volgorde
Achtergrond-
spanning
f
AC-frequentie
Ingang
Koelvloeistof
Uitgang
Koelvloeistof
Circulatie-unit met
pomp voor
koelvloeistof
OM−216 869 Pagina 9
HOOFDSTUK 3 − INSTALLATIE
3-1. Belangrijke informatie betreffende CE-producten (voor verkoop binnen de EU)
A. Informatie over Elektromagnetische Velden (EMV)
! Deze apparatuur mag niet worden gebruikt door het algemene publiek aangezien de EMV-grenzen voor het algemene publiek
mogelijk kunnen worden overschreden tijdens het lassen.
Deze apparatuur is gebouwd conform EN 60974−1 en is louter bedoeld voor beroepsmatig gebruik (waar het algemene publiek geen toegang
heeft of waar toegang zodanig is geregeld dat deze gelijk is aan beroepsmatig gebruik) en alleen door een deskundig gebruiker of iemand die
hiertoe is opgeleid.
Draadaanvoersystemen en aanvullende apparatuur (zoals toortsen, vloeistofkoelsystemen en lasboog− en stabilisatieapparatuur) die onderdeel
uitmaken van het lascircuit mogen geen belangrijke bijdrage leveren aan het EMV. Zie de gebruikershandleidingen van alle onderdelen van de
lasstroomkring voor meer informatie over EMV−blootstelling.
S De meting van de EMV voor deze apparatuur vond plaats op een afstand van 0,5 meter.
S Op een afstand van 1 meter waren de waarden van de EMV−blootstelling minder dan 20% van de toegestane waarden.
De beoordeling van de blootstelling aan de laskabel in een beroepsmatige omgeving werd uitgevoerd precies midden in de straal van een ge-
bogen laskabel onder de slechtst mogelijke omstandigheden.
De volgende speciale voorwaarden zijn van toepassing voor de bediening van deze apparatuur:
S AC− of pulserende DC lasprocessen met lasstromen boven 350 A dienen te geschieden door gemechaniseerde lasinstallaties.
B. Informatie over Elektromagnetische Compatibiliteit (EMC) (Dynasty 350)
! Deze Klasse A apparatuur is niet bedoeld voor gebruik op plaatsen in woongebieden waar de elektrische stroom afkomstig
is van het openbare utiliteitssysteem met een laag voltage. Op dergelijke plaatsen ontstaan er mogelijk problemen
met de elektromagnetische compatibiliteit als gevolg van storingen door geleiding en straling.
Deze apparatuur voldoet aan de IEC 61000−3−12 norm, mits het kortsluitvermogen Ssc groter is dan of gelijk aan 4,141,791 op het punt waar
de gebruiker de aansluiting maakt met het openbare systeem. Het is de verantwoordelijkheid van de installateur of de gebruiker van de appara-
tuur om er, eventueel in overleg met de beheerder van het distributienetwerk, voor te zorgen dat de apparatuur alleen wordt aangesloten op een
voeding met een kortsluitvermogen Ssc groter dan of gelijk aan 4,141,791.
ce-emc 1 2010-10
C. Informatie over Elektromagnetische Compatibiliteit (EMC) (Maxstar 350)
! Deze Klasse A apparatuur is niet bedoeld voor gebruik op plaatsen in woongebieden waar de elektrische stroom afkomstig
is van het openbare utiliteitssysteem met een laag voltage. Op dergelijke plaatsen ontstaan er mogelijk problemen
met de elektromagnetische compatibiliteit als gevolg van storingen door geleiding en straling.
Deze apparatuur voldoet aan de IEC 61000−3−12 norm, mits het kortsluitvermogen Ssc groter is dan of gelijk aan 1,340,274 op het punt waar
de gebruiker de aansluiting maakt met het openbare systeem. Het is de verantwoordelijkheid van de installateur of de gebruiker van de appara-
tuur om er, eventueel in overleg met de beheerder van het distributienetwerk, voor te zorgen dat de apparatuur alleen wordt aangesloten op een
voeding met een kortsluitvermogen Ssc groter dan of gelijk aan 1,340,274.
ce-emc 1 2010-10
D. Informatie over Elektromagnetische Compatibiliteit (EMC) (Dynasty 700)
! Deze Klasse A apparatuur is niet bedoeld voor gebruik op plaatsen in woongebieden waar de elektrische stroom afkomstig
is van het openbare utiliteitssysteem met een laag voltage. Op dergelijke plaatsen ontstaan er mogelijk problemen
met de elektromagnetische compatibiliteit als gevolg van storingen door geleiding en straling.
Deze apparatuur voldoet aan de IEC 61000−3−12 norm, mits het kortsluitvermogen Ssc groter is dan of gelijk aan 9,394,172 op het punt waar
de gebruiker de aansluiting maakt met het openbare systeem. Het is de verantwoordelijkheid van de installateur of de gebruiker van de appara-
tuur om er, eventueel in overleg met de beheerder van het distributienetwerk, voor te zorgen dat de apparatuur alleen wordt aangesloten op een
voeding met een kortsluitvermogen Ssc groter dan of gelijk aan 9,394,172.
ce-emc 1 2010-10
E. Informatie over Elektromagnetische Compatibiliteit (EMC) (Maxstar 700)
! Deze Klasse A apparatuur is niet bedoeld voor gebruik op plaatsen in woongebieden waar de elektrische stroom afkomstig
is van het openbare utiliteitssysteem met een laag voltage. Op dergelijke plaatsen ontstaan er mogelijk problemen
met de elektromagnetische compatibiliteit als gevolg van storingen door geleiding en straling.
Deze apparatuur voldoet aan de IEC 61000−3−12 norm, mits het kortsluitvermogen Ssc groter is dan of gelijk aan 3,259,047 op het punt waar
de gebruiker de aansluiting maakt met het openbare systeem. Het is de verantwoordelijkheid van de installateur of de gebruiker van de appara-
tuur om er, eventueel in overleg met de beheerder van het distributienetwerk, voor te zorgen dat de apparatuur alleen wordt aangesloten op een
voeding met een kortsluitvermogen Ssc groter dan of gelijk aan 3,259.047.
ce-emc 1 2010-10
OM−216 869 Pagina 10
3-2. Locatie van typeplaatje met serienummer en aansluitgegevens
Het serienummer en de aansluitgegevens zijn bij dit product aan de voorzijde te vinden. Op het typeplaatje kunt u de elektrische spanning en het
vermogen aflezen dat de apparatuur nodig heeft, en welk vermogen het kan leveren. Wij raden aan het serienummer te noteren op de achterzijde van
deze handleiding, in het daarvoor bestemde vak, zodat u dit nummer altijd bij de hand hebt als u het in de toekomst nodig hebt.
3-3. Technische gegevens
A. Dynasty 350
Ingangs
-
vermo-
gen
Nominale
uitgangsspanning
IP
graad
Bereik
las-
stroom
Max.
open las
-
spannin
g
(Uo)
Gemid-
delde
start
piekspan
-
ning (Up
)
Stroomverbruik bij een nominale uitgangsbelasting
50/60 Hz
208 V 230 V 380 V 400 V 460 V 575 V KVA KW
Driefasen
250 A bij 30 Volt,
100% inschakelduur
23
5−350
75
10−15
15 KV**
29 26 16 15 13 10 10.3
9.9
*(.06)
300 A bij 32 Volt,
60% inschakelduur 36 32 19 18 16 13 12.7
12.1
*(.06)
Monofas
e
180 A bij 27.2 Volt,
100% inschakelduur
23
5−350
75
10−15
35 32 −− −− 15 12 7.4
6.8
*(.06)
225 A bij 29 Volt,
60% inschakelduur 47 43 −− −− 21 16 9.8
9.1
*(.06)
*In stationaire toestand
**Boogontstekings unit is gemaakt voor handmatig gebruik.
Lage openspanning in TIG Lift-Arct (TIG hefbooglassen) of tijdens beklede elektrodelassen met lage openspanning als keuzestand
(zie hoofdstuk 5-8).
Normale openspanning (75 volt) aanwezig tijdens beklede elektrodelassen met normale openspanning als keuzestand
(zie hoofdstuk 5-8).
. Dit systeem is uitgerust met Auto-Linet. Auto-Line is een intern stroomomzettercircuit voor de stroombron dat automatisch de stroombron
omzet naar elke primaire ingaande spanning van 190 tot 625 volt, monofase of driefasen, 50 of 60 Hz. Het stelt ook spanningspieken bij binnen
het gehele bereik.
B. Maxstar 350
Ingangs
-
vermo-
gen
Nominale
uitgangsspanning
IP
graad
Bereik
las-
stroom
Max.
open las
-
spannin
g
(Uo)
Gemid-
delde
start
piekspan
-
ning (Up
)
Stroomverbruik bij een nominale uitgangsbelasting
50/60 Hz
208 V 230 V 380 V 400 V 460 V 575 V KVA KW
Driefasen
250 A bij 30 Volt,
100% inschakelduur
23
5−350
75
10−15
15 KV**
27 24 15 14 12 9 9.7
9.3
*(.06)
300 A bij 32 Volt,
60% inschakelduur 33 30 18 17 15 12 12
11.5
*(.06)
Monofas
e
180 A bij 27.2 Volt,
100% inschakelduur
23
5−350
75
10−15
32 29 −− −− 14 11 6.4
6
*(.06)
225 A bij 29 Volt,
60% inschakelduur 43 39 −− −− 19 14 8.6
8.2
*(.06)
*In stationaire toestand
**Boogontstekings unit is gemaakt voor handmatig gebruik.
Lage openspanning in TIG Lift-Arct (TIG hefbooglassen) of tijdens beklede elektrodelassen met lage openspanning als keuzestand
(zie hoofdstuk 5-8).
Normale openspanning (75 volt) aanwezig tijdens beklede elektrodelassen met normale openspanning als keuzestand
(zie hoofdstuk 5-8).
. Dit systeem is uitgerust met Auto-Linet. Auto-Line is een intern stroomomzettercircuit voor de stroombron dat automatisch de stroombron
omzet naar elke primaire ingaande spanning van 190 tot 625 volt, monofase of driefasen, 50 of 60 Hz. Het stelt ook spanningspieken bij binnen
het gehele bereik.
OM−216 869 Pagina 11
C. Dynasty 700
Ingangs
-
vermo-
gen
Nominale
uitgangsspanning
IP
graad
Bereik
las-
stroom
Max.
open las
-
spannin
g
(Uo)
Gemid-
delde
start
piekspan
-
ning (Up
)
Stroomverbruik bij een nominale uitgangsbelasting
50/60 Hz
208 V 230 V 380 V 400 V 460 V 575 V KVA KW
Driefasen
500 A bij 40 Volt,
100% inschakelduur
23
5−700
75
10−15
15 KV**
75 68 41 39 34 27 27
26
*(.08)
600 A bij 44 Volt,
60% inschakelduur 98 88 53 51 43 33 35
34
*(.08)
Monofas
e
360 A bij 34 Volt,
100% inschakelduur
23
5−700
75
10−15
82 74 −− −− 37 30 17
16
*(.08)
450 A bij 38 Volt
DC,
60% inschakelduur
119 105 −− −− 50 38 24
22
*(.08)
*In stationaire toestand
**Boogontstekings unit is gemaakt voor handmatig gebruik.
Lage openspanning in TIG Lift-Arct (TIG hefbooglassen) of tijdens beklede elektrodelassen met lage openspanning als keuzestand
(zie hoofdstuk 5-8).
Normale openspanning (75 volt) aanwezig tijdens beklede elektrodelassen met normale openspanning als keuzestand
(zie hoofdstuk 5-8).
. Dit systeem is uitgerust met Auto-Linet. Auto-Line is een intern stroomomzettercircuit voor de stroombron dat automatisch de stroombron
omzet naar elke primaire ingaande spanning van 190 tot 625 volt, monofase of driefasen, 50 of 60 Hz. Het stelt ook spanningspieken bij binnen
het gehele bereik.
D. Maxstar 700
Ingangs
-
vermo-
gen
Nominale
uitgangsspanning
IP
graad
Bereik
las-
stroom
Max.
open las
-
spannin
g
(Uo)
Gemid-
delde
start
piekspan
-
ning (Up
)
Stroomverbruik bij een nominale uitgangsbelasting
50/60 Hz
208 V 230 V 380 V 400 V 460 V 575 V KVA KW
Driefasen
500 A bij 40 Volt,
100% inschakelduur
23
5−700
75
10−15
15 KV**
67 60 36 35 30 24 24
23
*(.08)
600 A bij 44 Volt,
60% inschakelduur 89 80 49 46 40 31 32
31
*(.08)
Monofas
e
360 A bij 34 Volt,
100% inschakelduur
23
5−700
75
10−15
77 70 −− −− 35 28 16
15
*(.08)
450 A bij 38 Volt
DC,
60% inschakelduur
108 95 −− −− 45 35 22
21
*(.08)
*In stationaire toestand
**Boogontstekings unit is gemaakt voor handmatig gebruik.
Lage openspanning in TIG Lift-Arct (TIG hefbooglassen) of tijdens beklede elektrodelassen met lage openspanning als keuzestand
(zie hoofdstuk 5-8).
Normale openspanning (75 volt) aanwezig tijdens beklede elektrodelassen met normale openspanning als keuzestand
(zie hoofdstuk 5-8).
. Dit systeem is uitgerust met Auto-Linet. Auto-Line is een intern stroomomzettercircuit voor de stroombron dat automatisch de stroombron
omzet naar elke primaire ingaande spanning van 190 tot 625 volt, monofase of driefasen, 50 of 60 Hz. Het stelt ook spanningspieken bij binnen
het gehele bereik.
OM−216 869 Pagina 12
3-4. Inschakelduur en oververhitting
De inschakelduur is het percentage
van 10 minuten dat het systeem
kan lassen met de nominale belas-
ting zonder te oververhitten.
Als het apparaat oververhit raakt, is
er geen uitgangsspanning meer,
verschijnt er een Help-melding (zie
hoofdstuk 6-4) en gaat de koelven-
tilator draaien. Wacht vijftien minu-
ten om het apparaat te laten afkoe-
len. Verlaag de stroomsterkte, de
spanning of de inschakelduur voor
u gaat lassen.
OPGELET − Door overschrijding
van de inschakelduur kan het appa-
raat beschadigen en daarmee komt
de garantie te vervallen.
Oververhitting
0
15
A of V
OF
Verlaag de inschakelduur
Minuten
sduty1 5/95 / 213 343-B
10
100
0
100
200
300
400
500
600
700
350 1 Phase
350 3 Phase
700 1 Phase
700 3 Phase
20 30
40 50 60 70 80 90
Inschakelduur
Uitgangsstroom
OM−216 869 Pagina 13
Aantekeningen
OM−216 869 Pagina 14
3-5. Stroom-spanning grafieklijnen
224 527-A
0 50 100 150 200 250 300 350 400
0
10
20
30
40
50
60
70
80
Maxstar 350 DC
215 138-A / 215 139-A
Dynasty 350 DC
Dynasty 350 AC
AC Volt
TIG Min
0 50 100
150
200 250 300 350 400
0 50 100
150
200 250 300 350 400
0
10
20
30
40
50
60
70
80
0
10
20
30
40
50
60
70
80
AC Amperes
DC Amperes
DC Volt
TIG maximaal
Beklede elektrode
maximaal DIG minimaal
TIG minimaal
Beklede Elektrode
minimaal DIG maximaal
TIG minimaal
Beklede Elektrode
minimaal
Beklede Elektrode
maximaal
TIG maximaal
Beklede elektrode maximaal
DIG maximaal
TIG maximaal
TIG minimaal
Beklede elektrode minimaal
DIG minimaal
OM−216 869 Pagina 15
213 342-A / 213 344-A
Dynasty 700 DC
Dynasty 700 AC
AC Volts
0 100 200 300 400 500 600 700 800
0
10
20
30
40
50
60
70
80
90
100
0 100 200 300 400 500 600 700 800 900
0
10
20
30
40
50
60
70
80
90
DC Amperes
DC Volts
AC Amperes
Maxstar 700 DC
DC Amperes
0 100 200 300 400 500 600 700 800 900
0
10
20
30
40
50
60
70
80
DC Volts
215 126-A
De stroom−spanning grafieklijnen
geven de minimaal en de maximaal
mogelijke uitgangsspanning
en -stroom aan van de voedings-
bron voor het lasapparaat. De grafie-
klijnen van de andere instellingen
vallen tussen de aangegeven
krommen.
Beklede elektrode minimaal
DIG maximaal
TIG minimaal
TIG maximaal
Beklede elektrode maximaal
DIG maximaal
TIG minimaal
Beklede elektrode
maximaal
Beklede elektrode
minimaal
Beklede elektrode maximaal
DIG maximaal
TIG minimaal
TIG maximaal
TIG maximaal
Beklede elektrode minimaal
DIG maximaal
OM−216 869 Pagina 16
! Een vallend apparaat kan letsel ver-
oorzaken.
Gebruik gereedschap met voldoende capaciteit
om het apparaat op te tillen en te ondersteunen.
1 Hefoog
2 Hefvorken
Gebruik hefvorken of het liftoog om het appa-
raat te verplaatsen.
Gebruik het alleen het hijsoog om het appa-
raat op te tillen, en NIET de laskar, gasflessen
of andere accessoires.
Indien hefvorken gebruikt worden, gebruik
hefvorken om het apparaat te verplaatsen.
3 Ljnscheidingsmechanisme
Plaats het apparaat in de buurt van een
stroombron die de juiste voeding biedt.
! Mogelijk is een speciale installatie no-
dig, wanneer er benzine of vluchtige
vloeistoffen aanwezig zijn − zie NEC
artikel 511 of CEC hoofdstuk 20.
OF
Locatie en luchtstroom
3-6. Keuze van de locatie
1
2
Verplaatsing
3
1
460 mm
(18 inch)
460 mm (18 inch)
Ref. 117 264-C / 803 900-B / 223 259-A / 223 275-A
3-7. Waarschuwingen voor omvallen
! Verplaats het apparaat niet naar
en gebruik het niet op plaatsen
waar het kan omvallen.
OM−216 869 Pagina 17
3-8. Afmetingen, gewichten en plaatsen voor de bevestiging van de gaten voor het
onderstel
. De totaalafmetingen (A, B en C) zijn inclusief het hefoog, de handvatten, het bevestigingsmateriaal, enz.
A. Lasstroombron
B
A
C
803 914-A
C
D
F
G
E
Afmetingen
A
24-3/4 inch (654 mm)
350A modellen
34-5/8 inch (879 mm)
700A modellen
B 13-3/4 inch (349 mm)
C 22 inch (559 mm)
D 20-1/2 inch (521 mm)
E 1 inch (25 mm)
F 11-3/4 inch (298 mm)
G Diameter 1/2 inch (13 mm) 4 gaten
Gewicht Gewicht
135,5 kg (61,5 lb) 198 kg (89,8 lb)
B. Lasstroombron met wagen en koeler
B
A
C
804 642-C
Afmetingen
A
350 modellen
43−3/4 in. (1111 mm)
700 modellen
53−3/4 in. (1365 mm)
B 23-1/8 inch (587 mm)
C 41-3/4 inch (1060 mm)
Gewicht
voor 350 modellen
Gewicht
voor 700 modellen
250.5 lbs (113.6 kg) 313 lbs (142 kg)
OM−216 869 Pagina 18
3-9. Leidraad voor elektrotechnisch onderhoud
A. Dynasty 350 modellen
. De werkelijke voedingsspanning (ingaande spanning) mag niet 10% lager zijn dan de minimum invoerspanning (5% bij 380 volt CE modellen)
en/of 10% hoger dan de maximum voedingsspanning zoals aangegeven in de tabel. Als de werkelijke voedingsspanning buiten dit bereik is,
kan er mogelijk geen uitgaande spanning zijn.
OPGELET − ONJUISTE VOEDING kan deze lasstroombron beschadigen. De fase-naar-massa spanning mag niet meer bedragen dan +10% van
de nominale ingaande spanning.
Het niet opvolgen van deze elektrische service adviezen, kan leiden tot elektrische schokken en brandgevaar. Deze adviezen zijn voor
een bepaald gedeelte van het circuit dat zorgt voor het nominale uitgangsvermogen en inschakelduur van de lasstroombron.
In bepaalde installatie circuits, staat de National Electrical Code (NEC) toe om lagere waardes voor stekkerdozen en geleiders te
gebruiken dan de waarde van de circuitbeveiliging. Alle onderdelen van het circuit moeten op elkaar zijn afgestemd. Zie NEC artikel
210.21, 630.11, en 630.12.
Driefasen
Ingaande spanning (V) 208 230 380 400 460 575
Ingaande stroomsterkte bij de nominale uitgangsspanning - 300 A bij 32 volt (A) 36 32 19 18 16 13
Max. aanbevolen standaard zekering of grenswaarde van onderbreker in ampères
1
Traag
2
40 35 20 20 20 15
Normaal
3
50 45 30 25 25 20
Min. afmeting invoerconductor in mm
2
,
4
6 6 4 2.5 2.5 2.5
Max. aanbevolen lengte invoerconductor in meters 27 33 54 39 51 80
Min. afmeting aardingsconductor in mm
2
,
4
6 6 4 2.5 2.5 2.5
Referentie: Amerikaanse National Electrical Code (NEC) voor 2011 (bevat ook artikel 630)
1 Als er een automatische zekering wordt gebruikt in plaats van een smeltzekering, gebruik dan een automatische zekering met een tijd/stroomkromme
die vergelijkbaar is met de aanbevolen smeltzekering.
2 De “vertragende” zekeringen zijn van klasse UL “RK5”. Zie UL248.
3 De normale zekeringen (algemeen gebruik − geen opzettelijke vertraging) zijn van klasse UL “K5” (t/m 60 A), en UL “H” (65 A en meer).
4 De geleidergegevens in deze hoofdstuk geven de afmetingen aan van de geleider (m.u.v. snoer of kabel) tussen de paneelkaart en de apparatuur
conform NEC-tabel 310,165(B)(16). Als er een snoer of kabel wordt gebruikt, dan zijn de minimumafmetingen van de geleider mogelijk groter. Zie
NEC-tabel 400,5(A) voor de vereisten bij een snoer of kabel.
Het niet opvolgen van deze elektrische service adviezen, kan leiden tot elektrische schokken en brandgevaar. Deze adviezen zijn voor
een bepaald gedeelte van het circuit dat zorgt voor het nominale uitgangsvermogen en inschakelduur van de lasstroombron.
In bepaalde installatie circuits, staat de National Electrical Code (NEC) toe om lagere waardes voor stekkerdozen en geleiders te
gebruiken dan de waarde van de circuitbeveiliging. Alle onderdelen van het circuit moeten op elkaar zijn afgestemd. Zie NEC artikel
210.21, 630.11, en 630.12.
Monofase
Ingaande spanning (V) 208 230 460 575
Ingaande stroomsterkte bij de nominale uitgangsspanning - 225 A bij 29 volt (A) 47 43 21 16
Max. aanbevolen standaard zekering of grenswaarde van onderbreker in ampères
1
Traag
2
50 50 25 20
Normaal
3
70 60 30 25
Min. afmeting invoerconductor in mm
2
,
4
10 10 4 2.5
Max. aanbevolen lengte invoerconductor in meters 27 33 52 53
Min. afmeting aardingsconductor in mm
2
,
4
10 6 4 2.5
Referentie: Amerikaanse National Electrical Code (NEC) voor 2011 (bevat ook artikel 630)
1 Als er een automatische zekering wordt gebruikt in plaats van een smeltzekering, gebruik dan een automatische zekering met een tijd/stroomkromme
die vergelijkbaar is met de aanbevolen smeltzekering.
2 De “vertragende” zekeringen zijn van klasse UL “RK5”. Zie UL248.
3 De normale zekeringen (algemeen gebruik − geen opzettelijke vertraging) zijn van klasse UL “K5” (t/m 60 A), en UL “H” (65 A en meer).
4 De geleidergegevens in deze hoofdstuk geven de afmetingen aan van de geleider (m.u.v. snoer of kabel) tussen de paneelkaart en de apparatuur
conform NEC-tabel 310,165(B)(16). Als er een snoer of kabel wordt gebruikt, dan zijn de minimumafmetingen van de geleider mogelijk groter. Zie
NEC-tabel 400,5(A) voor de vereisten bij een snoer of kabel.
OM−216 869 Pagina 19
B. Maxstar 350 modellen
. De werkelijke voedingsspanning (ingaande spanning) mag niet 10% lager zijn dan de minimum invoerspanning (5% bij 380 volt CE modellen)
en/of 10% hoger dan de maximum voedingsspanning zoals aangegeven in de tabel. Als de werkelijke voedingsspanning buiten dit bereik is,
kan er mogelijk geen uitgaande spanning zijn.
OPGELET − ONJUISTE VOEDING kan deze lasstroombron beschadigen. De fase-naar-massa spanning mag niet meer bedragen dan +10%
van de nominale ingaande spanning.
Het niet opvolgen van deze elektrische service adviezen, kan leiden tot elektrische schokken en brandgevaar. Deze adviezen zijn voor
een bepaald gedeelte van het circuit dat zorgt voor het nominale uitgangsvermogen en inschakelduur van de lasstroombron.
In bepaalde installatie circuits, staat de National Electrical Code (NEC) toe om lagere waardes voor stekkerdozen en geleiders te
gebruiken dan de waarde van de circuitbeveiliging. Alle onderdelen van het circuit moeten op elkaar zijn afgestemd. Zie NEC artikel
210.21, 630.11, en 630.12.
Driefasen
Ingaande spanning (V) 208 230 380 400 460 575
Ingaande stroomsterkte bij de nominale uitgangsspanning - 300 A bij 32 volt (A) 33 30 18 17 15 12
Max. aanbevolen standaard zekering of grenswaarde van onderbreker in ampères
1
Traag
2
40 35 20 20 15 15
Normaal
3
50 45 25 25 20 20
Min. afmeting invoerconductor in mm
2
,
4
6 6 2.5 2.5 2.5 2.5
Max. aanbevolen lengte invoerconductor in meters 28 35 37 41 54 84
Min. afmeting aardingsconductor in mm
2
,
4
6 6 2.5 2.5 2.5 2.5
Referentie: Amerikaanse National Electrical Code (NEC) voor 2011 (bevat ook artikel 630)
1 Als er een automatische zekering wordt gebruikt in plaats van een smeltzekering, gebruik dan een automatische zekering met een tijd/stroomkromme
die vergelijkbaar is met de aanbevolen smeltzekering.
2 De “vertragende” zekeringen zijn van klasse UL “RK5”. Zie UL248.
3 De normale zekeringen (algemeen gebruik − geen opzettelijke vertraging) zijn van klasse UL “K5” (t/m 60 A), en UL “H” (65 A en meer).
4 De geleidergegevens in deze hoofdstuk geven de afmetingen aan van de geleider (m.u.v. snoer of kabel) tussen de paneelkaart en de apparatuur
conform NEC-tabel 310,165(B)(16). Als er een snoer of kabel wordt gebruikt, dan zijn de minimumafmetingen van de geleider mogelijk groter. Zie
NEC-tabel 400,5(A) voor de vereisten bij een snoer of kabel.
Het niet opvolgen van deze elektrische service adviezen, kan leiden tot elektrische schokken en brandgevaar. Deze adviezen zijn voor
een bepaald gedeelte van het circuit dat zorgt voor het nominale uitgangsvermogen en inschakelduur van de lasstroombron.
In bepaalde installatie circuits, staat de National Electrical Code (NEC) toe om lagere waardes voor stekkerdozen en geleiders te
gebruiken dan de waarde van de circuitbeveiliging. Alle onderdelen van het circuit moeten op elkaar zijn afgestemd. Zie NEC artikel
210.21, 630.11, en 630.12.
Monofase
Ingaande spanning (V) 208 230 460 575
Ingaande stroomsterkte bij de nominale uitgangsspanning - 225 A bij 29 volt (A) 43 39 19 14
Max. aanbevolen standaard zekering of grenswaarde van onderbreker in ampères
1
Traag
2
50 45 20 15
Normaal
3
60 60 30 20
Min. afmeting invoerconductor in mm
2
,
4
10 6 2.5 2.5
Max. aanbevolen lengte invoerconductor in meters 30 24 38 59
Min. afmeting aardingsconductor in mm
2
,
4
6 6 2.5 2.5
Referentie: Amerikaanse National Electrical Code (NEC) voor 2011 (bevat ook artikel 630)
1 Als er een automatische zekering wordt gebruikt in plaats van een smeltzekering, gebruik dan een automatische zekering met een tijd/stroomkromme
die vergelijkbaar is met de aanbevolen smeltzekering.
2 De “vertragende” zekeringen zijn van klasse UL “RK5”. Zie UL248.
3 De normale zekeringen (algemeen gebruik − geen opzettelijke vertraging) zijn van klasse UL “K5” (t/m 60 A), en UL “H” (65 A en meer).
4 De geleidergegevens in deze hoofdstuk geven de afmetingen aan van de geleider (m.u.v. snoer of kabel) tussen de paneelkaart en de apparatuur
conform NEC-tabel 310,165(B)(16). Als er een snoer of kabel wordt gebruikt, dan zijn de minimumafmetingen van de geleider mogelijk groter. Zie
NEC-tabel 400,5(A) voor de vereisten bij een snoer of kabel.
OM−216 869 Pagina 20
C. Dynasty 700 modellen
. De werkelijke voedingsspanning (ingaande spanning) mag niet 10% lager zijn dan de minimum invoerspanning (5% bij 380 volt CE modellen)
en/of 10% hoger dan de maximum voedingsspanning zoals aangegeven in de tabel. Als de werkelijke voedingsspanning buiten dit bereik is,
kan er mogelijk geen uitgaande spanning zijn.
OPGELET − ONJUISTE VOEDING kan deze lasstroombron beschadigen. De fase-naar-massa spanning mag niet meer bedragen dan +10%
van de nominale ingaande spanning.
Het niet opvolgen van deze elektrische service adviezen, kan leiden tot elektrische schokken en brandgevaar. Deze adviezen zijn voor
een bepaald gedeelte van het circuit dat zorgt voor het nominale uitgangsvermogen en inschakelduur van de lasstroombron.
In bepaalde installatie circuits, staat de National Electrical Code (NEC) toe om lagere waardes voor stekkerdozen en geleiders te
gebruiken dan de waarde van de circuitbeveiliging. Alle onderdelen van het circuit moeten op elkaar zijn afgestemd. Zie NEC artikel
210.21, 630.11, en 630.12.
Driefasen
Ingaande spanning (V) 208 230 380 400 460 575
Ingaande stroomsterkte bij de nominale uitgangsspanning - 600 A bij 44 volt (A) 98 88 53 51 44 33
Max. aanbevolen standaard zekering of grenswaarde van onderbreker in ampères
1
Traag
2
110 100 60 60 50 40
Normaal
3
150 125 80 80 70 50
Min. afmeting invoerconductor in mm
2
,
4
25 25 10 10 10 6
Max. aanbevolen lengte invoerconductor in meters 36 44 49 54 72 73
Min. afmeting aardingsconductor in mm
2
,
4
16 16 10 10 10 6
Referentie: Amerikaanse National Electrical Code (NEC) voor 2011 (bevat ook artikel 630)
1 Als er een automatische zekering wordt gebruikt in plaats van een smeltzekering, gebruik dan een automatische zekering met een tijd/stroomkromme
die vergelijkbaar is met de aanbevolen smeltzekering.
2 De “vertragende” zekeringen zijn van klasse UL “RK5”. Zie UL248.
3 De normale zekeringen (algemeen gebruik − geen opzettelijke vertraging) zijn van klasse UL “K5” (t/m 60 A), en UL “H” (65 A en meer).
4 De geleidergegevens in deze hoofdstuk geven de afmetingen aan van de geleider (m.u.v. snoer of kabel) tussen de paneelkaart en de apparatuur
conform NEC-tabel 310,165(B)(16). Als er een snoer of kabel wordt gebruikt, dan zijn de minimumafmetingen van de geleider mogelijk groter. Zie
NEC-tabel 400,5(A) voor de vereisten bij een snoer of kabel.
Het niet opvolgen van deze elektrische service adviezen, kan leiden tot elektrische schokken en brandgevaar. Deze adviezen zijn voor
een bepaald gedeelte van het circuit dat zorgt voor het nominale uitgangsvermogen en inschakelduur van de lasstroombron.
In bepaalde installatie circuits, staat de National Electrical Code (NEC) toe om lagere waardes voor stekkerdozen en geleiders te
gebruiken dan de waarde van de circuitbeveiliging. Alle onderdelen van het circuit moeten op elkaar zijn afgestemd. Zie NEC artikel
210.21, 630.11, en 630.12.
Monofase
Ingaande spanning (V) 208 230 460 575
Ingaande stroomsterkte bij de nominale uitgangsspanning - 450 A bij 38 volt (A) 119 105 50 38
Max. aanbevolen standaard zekering of grenswaarde van onderbreker in ampères
1
Traag
2
125 125 60 50
Normaal
3
175 150 80 60
Min. afmeting invoerconductor in mm
2
,
4
27.3 25 10 10
Max. aanbevolen lengte invoerconductor in meters 33 33 54 85
Min. afmeting aardingsconductor in mm
2
,
4
16 16 10 6
Referentie: Amerikaanse National Electrical Code (NEC) voor 2011 (bevat ook artikel 630)
1 Als er een automatische zekering wordt gebruikt in plaats van een smeltzekering, gebruik dan een automatische zekering met een tijd/stroomkromme
die vergelijkbaar is met de aanbevolen smeltzekering.
2 De “vertragende” zekeringen zijn van klasse UL “RK5”. Zie UL248.
3 De normale zekeringen (algemeen gebruik − geen opzettelijke vertraging) zijn van klasse UL “K5” (t/m 60 A), en UL “H” (65 A en meer).
4 De geleidergegevens in deze hoofdstuk geven de afmetingen aan van de geleider (m.u.v. snoer of kabel) tussen de paneelkaart en de apparatuur
conform NEC-tabel 310,165(B)(16). Als er een snoer of kabel wordt gebruikt, dan zijn de minimumafmetingen van de geleider mogelijk groter. Zie
NEC-tabel 400,5(A) voor de vereisten bij een snoer of kabel.
OM−216 869 Pagina 21
D. Maxstar 700 modellen
. De werkelijke voedingsspanning (ingaande spanning) mag niet 10% lager zijn dan de minimum invoerspanning (5% bij 380 volt CE modellen)
en/of 10% hoger dan de maximum voedingsspanning zoals aangegeven in de tabel. Als de werkelijke voedingsspanning buiten dit bereik is,
kan er mogelijk geen uitgaande spanning zijn.
OPGELET − ONJUISTE VOEDING kan deze lasstroombron beschadigen. De fase-naar-massa spanning mag niet meer bedragen dan +10% van
de nominale ingaande spanning.
Het niet opvolgen van deze elektrische service adviezen, kan leiden tot elektrische schokken en brandgevaar. Deze adviezen zijn voor
een bepaald gedeelte van het circuit dat zorgt voor het nominale uitgangsvermogen en inschakelduur van de lasstroombron.
In bepaalde installatie circuits, staat de National Electrical Code (NEC) toe om lagere waardes voor stekkerdozen en geleiders te
gebruiken dan de waarde van de circuitbeveiliging. Alle onderdelen van het circuit moeten op elkaar zijn afgestemd. Zie NEC artikel
210.21, 630.11, en 630.12.
Driefasen
Ingaande spanning (V) 208 230 380 400 460 575
Ingaande stroomsterkte bij de nominale uitgangsspanning - 600 A bij 44 volt (A) 89 80 49 46 40 31
Max. aanbevolen standaard zekering of grenswaarde van onderbreker in ampères
1
Traag
2
110 100 60 50 50 40
Normaal
3
125 125 70 70 60 50
Min. afmeting invoerconductor in mm
2
,
4
25 16 10 10 10 6
Max. aanbevolen lengte invoerconductor in meters 39 31 53 59 78 80
Min. afmeting aardingsconductor in mm
2
,
4
16 16 10 10 6 6
Referentie: Amerikaanse National Electrical Code (NEC) voor 2011 (bevat ook artikel 630)
1 Als er een automatische zekering wordt gebruikt in plaats van een smeltzekering, gebruik dan een automatische zekering met een tijd/stroomkromme
die vergelijkbaar is met de aanbevolen smeltzekering.
2 De “vertragende” zekeringen zijn van klasse UL “RK5”. Zie UL248.
3 De normale zekeringen (algemeen gebruik − geen opzettelijke vertraging) zijn van klasse UL “K5” (t/m 60 A), en UL “H” (65 A en meer).
4 De geleidergegevens in deze hoofdstuk geven de afmetingen aan van de geleider (m.u.v. snoer of kabel) tussen de paneelkaart en de apparatuur
conform NEC-tabel 310,165(B)(16). Als er een snoer of kabel wordt gebruikt, dan zijn de minimumafmetingen van de geleider mogelijk groter. Zie
NEC-tabel 400,5(A) voor de vereisten bij een snoer of kabel.
Het niet opvolgen van deze elektrische service adviezen, kan leiden tot elektrische schokken en brandgevaar. Deze adviezen zijn voor
een bepaald gedeelte van het circuit dat zorgt voor het nominale uitgangsvermogen en inschakelduur van de lasstroombron.
In bepaalde installatie circuits, staat de National Electrical Code (NEC) toe om lagere waardes voor stekkerdozen en geleiders te
gebruiken dan de waarde van de circuitbeveiliging. Alle onderdelen van het circuit moeten op elkaar zijn afgestemd. Zie NEC artikel
210.21, 630.11, en 630.12.
Monofase
Ingaande spanning (V) 208 230 460 575
Ingaande stroomsterkte bij de nominale uitgangsspanning - 450 A bij 38 volt (A) 108 95 45 35
Max. aanbevolen standaard zekering of grenswaarde van onderbreker in ampères
1
Traag
2
125 110 50 45
Normaal
3
150 150 70 60
Min. afmeting invoerconductor in mm
2
,
4
25 25 10 6
Max. aanbevolen lengte invoerconductor in meters 29 35 58 59
Min. afmeting aardingsconductor in mm
2
,
4
16 16 10 6
Referentie: Amerikaanse National Electrical Code (NEC) voor 2011 (bevat ook artikel 630)
1 Als er een automatische zekering wordt gebruikt in plaats van een smeltzekering, gebruik dan een automatische zekering met een tijd/stroomkromme
die vergelijkbaar is met de aanbevolen smeltzekering.
2 De “vertragende” zekeringen zijn van klasse UL “RK5”. Zie UL248.
3 De normale zekeringen (algemeen gebruik − geen opzettelijke vertraging) zijn van klasse UL “K5” (t/m 60 A), en UL “H” (65 A en meer).
4 De geleidergegevens in deze hoofdstuk geven de afmetingen aan van de geleider (m.u.v. snoer of kabel) tussen de paneelkaart en de apparatuur
conform NEC-tabel 310,165(B)(16). Als er een snoer of kabel wordt gebruikt, dan zijn de minimumafmetingen van de geleider mogelijk groter. Zie
NEC-tabel 400,5(A) voor de vereisten bij een snoer of kabel.
OM−216 869 Pagina 22
3-10. Het aansluiten van de netvoeding bij het 350 model
! De installatie moet voldoen aan alle
nationale en lokale regels en voor-
schriftenalleen daartoe bevoeg-
de personen mogen deze installa-
tie uitvoeren.
! Ontkoppel en blokkeer de stroom-
voorziening voordat u de ingaande
geleiders vanaf het systeem aan-
sluit. Volg de gangbare procedures
voor wat betreft de installatie en
het verwijderen van vergrendel/uit-
schakelapparaten.
! Sluit altijd eerst de groene of
groengele stroomgeleider aan op
een voedingsmassaklem en nooit
op een lijnklem.
. Het automatische-lijncircuit in dit
systeem past de voedingsbron
automatisch aan aan de primaire
spanning die wordt toegepast.
Controleer de ingangsspanning die
op de werkplek voorhanden is. Dit
systeem kan aangesloten worden op
elke bron tussen 208 en 575 V/AC
zonder dat de kap hoeft te worden
verwijderd om de voedingsbron
opnieuw te koppelen.
Kijk op het label op het apparaat voor de
stroomvereisten en controleer de aan-
sluitspanning die op de werkplek beschik-
baar is.
Voor driefasen:
1 Voedingskabel.
2 Ontkoppel het apparaat (de
schakelaar staat afgebeeld in de
OFF-stand)
3 Groene of groengele aardegeleider
4 Ontkoppel de aardingsklem van het
apparaat
5 Ingaande geleiders (L1, L2 en L3)
6 Ontkoppel de lijnklemmen van het
apparaat
Sluit eerst de groene of groengele aards-
troomgeleider aan op de ontkoppelde aar-
dingsklem van het apparaat.
Sluit de ingaande geleiders L1, L2 en L3
aan op de ontkoppelde lijnklemmen van
het apparaat.
7 Overbelastingsbeveiliging
Bepaal het type en de maat van de over-
belastingsbeveiliging aan de hand van
hoofdstuk 3-9 (afgebeeld: gezekerde ont-
koppelingsschakelaar).
Sluit de toegangsdeur van het scheiding-
smechanisme en sluit hem stevig af. Ver-
wijder de blokkering en zet de schakelaar
in de ON-stand.
A. Driefasen ingangsvermogen aansluiten
Benodigde gereedschappen:
= GND/PE aarding
Ref. 804 746-B
L1
2
1
L2
L3
3
4
5
6
7
3
OM−216 869 Pagina 23
! De installatie moet voldoen aan alle
nationale en lokale regels en voor-
schriftenalleen daartoe bevoeg-
de personen mogen deze installa-
tie uitvoeren.
! Ontkoppel en blokkeer de stroom-
voorziening voordat u de ingaande
geleiders vanaf het systeem aan-
sluit. Volg de gangbare procedures
voor wat betreft de installatie en
het verwijderen van vergrendel/uit-
schakelapparaten.
! Sluit altijd eerst de groene of
groengele stroomgeleider aan op
een voedingsmassaklem en nooit
op een lijnklem.
. Het automatische-lijncircuit in dit
systeem past de voedingsbron
automatisch aan aan de primaire
spanning die wordt toegepast.
Controleer de ingangsspanning die
op de werkplek voorhanden is. Dit
systeem kan aangesloten worden op
elke bron tussen 208 en 575 V/AC
zonder dat de kap hoeft te worden
verwijderd om de voedingsbron
opnieuw te koppelen.
Kijk op het label op het apparaat voor de
stroomvereisten en controleer de aan-
sluitspanning die op de werkplek beschik-
baar is.
1 Zwart-witte ingaande draad (L1 en L2)
2 Rode ingaande draad
3 Groene of groengele aardegeleider
4 Isolatiemantel
5 Isolatietape
Isoleer de rode draad zoals afgebeeld.
6 Voedingskabel.
7 Ontkoppel het apparaat
(de schakelaar staat afgebeeld
in de OFF-stand)
8 Ontkoppel de aardingsklem
van het apparaat
9 Ontkoppel de lijnklemmen
van het apparaat
Sluit eerst de groene of groengele aard-
stroomgeleider aan op de ontkoppelde
aardingsklem van het apparaat.
Sluit de ingaande draden L1 en L2 aan
op de klemmen van schakelkast.
10 Overbelastingsbeveiliging
Bepaal het type en de maat van de over-
belastingsbeveiliging aan de hand van
hoofdstuk 3-9 (afgebeeld: gezekerde ont-
koppelingsschakelaar).
Sluit de toegangsdeur van het scheidings-
mechanisme en sluit hem stevig af. Ver-
wijder de blokkering en zet de schakelaar
in de ON-stand.
B. Monofase ingaande voeding aansluiten
1
6
5
4
2
7
6
L1
L2
1
3
3
1
8
9
10
Benodigde gereedschappen:
= GND/PE aarding
Ref. 804 746-B / 803 766-A
OM−216 869 Pagina 24
3-11. Het aansluiten van de netvoeding bij het 700 model
! De installatie moet voldoen aan alle nationale
en lokale regels en voorschriften − alleen daar-
toe bevoegde personen mogen deze installatie
uitvoeren.
! Ontkoppel en blokkeer de stroomvoorziening
voordat u de ingaande geleiders vanaf het sys-
teem aansluit. Volg de gangbare procedures
voor wat betreft de installatie en het verwijde-
ren van vergrendel/uitschakelapparaten.
! Maak eerst de ingaande stroomverbindingen
naar de lasstroombron.
! Sluit altijd eerst de groene of groengele conduc-
tor aan op een voedingsmassaklem en nooit op
een lijnklem.
Zie het label met de technische gegevens op het sys-
teem en controleer de beschikbare invoerspanning op
de werkplek (zie hoofdstuk 3-6).
1 Ingaande stroomgeleiders (snoer geleverd door
klant)
Bepaal de afmeting en de lengte van de geleiders aan
de hand van hoofdstuk 3-9. De geleiders moeten vol-
doen aan de nationale en lokale regels en voorschriften
met betrekking tot elektriciteit. Gebruik indien nodig
aansluitpunten met het juiste stroomvermogen en de
juiste gatafmetingen.
Ingaande stroomaansluitingen van lasstroombron
2 Spanningsontlasting
De kabel door de spanningsontlasting leiden en de
schroef aandraaien.
3 Aardingsklem van de machine
4 Groene of groengele aardegeleider
Sluit eerst de groene of groengele aardegeleider aan op
de aardingsklem van de lasstroombron.
5 Lijnklemmen lasstroombron (schakelaar S1)
6 Ingaande geleiders L1 (U), L2 (V) en L3 (W)
Sluit de ingaande geleiders L1 (U), L2 (V) en L3 (W) aan
op de lijnklemmen voor de lasstroombron.
7 Kabelbinder (alleen CE)
Maak de draden vast met de meegeleverde kabel-
binder.
Breng de kap aan.
Ontkoppel de aansluitpunten voor de ingaande
stroom op het apparaat
8 Ontkoppel het apparaat (de schakelaar staat
afgebeeld in de OFF-stand)
9 Ontkoppel de aardingsklem (voeding) van het
apparaat
Sluit eerst de groene of groengele aardstroomgeleider
aan op de ontkoppelde aardingsklem van het apparaat.
10 Ontkoppel de lijnklemmen van het apparaat
Sluit de ingaande geleiders L1 (U), L2 (V) en L3 (W) aan
op de lijnklemmen van het ontkoppelingsapparaat.
11 Overbelastingsbeveiliging
Kies het type en het formaat van de overbelastingsbe-
veiliging aan de hand van hoofdstuk 3-9 (afgebeeld: ge-
zekerde stroomonderbreker)
Sluit de toegangsdeur van het lijnscheidingsmechanis-
me en vergrendel hem. Verwijder de blokkering en zet
de schakelaar in de ON-stand.
A. Aansluiten van de driefasen netvoeding voor Maxstar 700
= GND/PE aarding
Benodigde gereedschappen:
4
9
8
11
6
10
3
Ref. Input3 2012−12 / 805 473-A
5
6
1
3
4
2
7
OM−216 869 Pagina 25
! De installatie moet voldoen aan alle nationale
en lokale regels en voorschriften − alleen daar-
toe bevoegde personen mogen deze installatie
uitvoeren.
! Ontkoppel en blokkeer de stroomvoorziening
voordat u de ingaande geleiders vanaf het sys-
teem aansluit. Volg de gangbare procedures
voor wat betreft de installatie en het verwijde-
ren van vergrendel/uitschakelapparaten.
! Maak eerst de ingaande stroomverbindingen
naar de lasstroombron.
! Sluit altijd eerst de groene of groengele con-
ductor aan op een voedingsmassaklem en nooit
op een lijnklem.
Zie het label met de technische gegevens op het sys-
teem en controleer de beschikbare invoerspanning op
de werkplek (zie hoofdstuk 3-6).
1 Ingaande stroomgeleiders (snoer geleverd door
klant)
Bepaal de afmeting en de lengte van de geleiders aan
de hand van hoofdstuk 3-9. De geleiders moeten vol-
doen aan de nationale en lokale regels en voorschriften
met betrekking tot elektriciteit. Gebruik indien nodig
aansluitpunten met het juiste stroomvermogen en de
juiste gatafmetingen.
Ingaande stroomaansluitingen van lasstroombron
2 Spanningsontlasting
De kabel door de spanningsontlasting leiden en de
schroef aandraaien.
3 Aardingsklem van de machine
4 Groene of groengele aardegeleider
Sluit eerst de groene of groengele aardegeleider aan
op de aardingsklem van de lasstroombron.
5 Ferrietkern F9 (alleen CE)
. Wikkel bij de Dynasty modellen de groen/gele
aarddraad 4 maal door de meegeleverde
ferrietkern F9, zoals in de afbeelding.
6 Lijnklemmen lasstroombron (schakelaar S1)
7 Ingaande geleiders L1 (U), L2 (V) en L3 (W)
Sluit de ingaande geleiders L1 (U), L2 (V) en L3 (W) aan
op de lijnklemmen voor de lasstroombron.
8 Kabelbinder (alleen CE)
Maak de draden vast met de meegeleverde kabel-
binder.
Breng de kap aan.
Ontkoppel de aansluitpunten voor de ingaande
stroom op het apparaat
9 Ontkoppel het apparaat (de schakelaar staat
afgebeeld in de OFF-stand)
10 Ontkoppel de aardingsklem (voeding) van het
apparaat
Sluit eerst de groene of groengele aardstroomgeleider
aan op de ontkoppelde aardingsklem van het apparaat.
11 Ontkoppel de lijnklemmen van het apparaat
Sluit de ingaande geleiders L1 (U), L2 (V) en L3 (W) aan
op de lijnklemmen van het ontkoppelingsapparaat.
12 Overbelastingsbeveiliging
Kies het type en het formaat van de overbelastingsbe-
veiliging aan de hand van hoofdstuk 3-9 (afgebeeld:
gezekerde stroomonderbreker)
Sluit de toegangsdeur van het lijnscheidingsmechanis-
me en vergrendel hem. Verwijder de blokkering en zet
de schakelaar in de ON-stand.
B. Aansluiten van de driefasen netvoeding voor Dynasty 700
6
7
1
3
4
3
2
5
8
GND/PE aarding
Benodigde gereedschappen:
3
4
10
9
12
6
11
Input3 2012−12 / 805 470-B
OM−216 869 Pagina 26
! De installatie moet voldoen aan alle na-
tionale en lokale regels en voorschriften
alleen daartoe bevoegde personen
mogen deze installatie uitvoeren.
! Ontkoppel en blokkeer de stroomvoor-
ziening voordat u de ingaande geleiders
vanaf het systeem aansluit. Volg de
gangbare procedures voor wat betreft
de installatie en het verwijderen van ver-
grendel/uitschakelapparaten.
! Maak eerst de ingaande stroomverbin-
dingen naar de lasstroombron.
! Sluit altijd eerst de groene of groengele
conductor aan op een voedingsmassa-
klem en nooit op een lijnklem.
Zie het label met de technische gegevens op
het systeem en controleer de beschikbare in-
voerspanning op de werkplek (zie hoofdstuk
3-6).
1 Ingaande stroomgeleiders (snoer
geleverd door klant)
Bepaal de afmeting en de lengte van de gelei-
ders aan de hand van hoofdstuk 3-9. De gelei-
ders moeten voldoen aan de nationale en lokale
regels en voorschriften met betrekking tot elek-
triciteit. Gebruik indien nodig aansluitpunten
met het juiste stroomvermogen en de juiste gataf-
metingen.
Ingaande stroomaansluitingen van las-
stroombron
2 Spanningsontlasting
De kabel door de spanningsontlasting leiden en
de schroef aandraaien.
3 Aardingsklem van de machine
4 Groene of groengele aardegeleider
Sluit eerst de groene of groengele aardegelei-
der aan op de aardingsklem van de lasstroom-
bron.
5 Lijnklemmen lasstroombron (schakelaar
S1)
6 Ingaande geleiders L1 (U) en L2 (V)
Sluit de ingaande geleiders L1 (U) en L2 (V) aan
op de lijnklemmen van de lasstroombron.
Breng de kap aan.
Ontkoppel de aansluitpunten voor de in-
gaande stroom op het apparaat
7 Ontkoppel het apparaat (de schakelaar
staat afgebeeld in de OFF-stand)
8 Ontkoppel de aardingsklem (voeding) van
het apparaat
Sluit eerst de groene of groengele aardstroomge-
leider aan op de ontkoppelde aardingsklem van
het apparaat.
9 Ontkoppel de lijnklemmen van het
apparaat
Sluit de ingaande geleiders L1 (U) en L2 (V) aan
op de lijnklemmen van het ontkoppelingsappa-
raat.
10 Overbelastingsbeveiliging
Kies het type en het formaat van de overbelas-
tingsbeveiliging aan de hand van hoofdstuk 3-9
(afgebeeld: gezekerde stroomonderbreker)
Sluit de toegangsdeur van het lijnscheidings-
mechanisme en vergrendel hem. Verwijder de
blokkering en zet de schakelaar in de ON-
stand.
2
3
5
6
7
4
8
10
9
6
1
1
4
2
C. Monofase ingaande voeding aansluiten
= GND/PE aarding
Benodigde gereedschappen:
Ref. 803 927-D
OM−216 869 Pagina 27
3-12. Aansluitklemmen voor de laskabels en kabelafmetingen bepalen*
OPGELET − De totale kabellengte in de lasstroomkring (zie onderstaande tabel) is de lengte van beide laskabels tezamen. Als bijvoorbeeld de
stroombron 30 meter van het laswerkstuk is, dan is de totale kabellengte in de lasstroomkring 60 meter (2 kabels x 30 meter). Neem de 60m−kolom
voor het bepalen van de kabelafmetingen.
Aansluitklemmen
van lasuitgangs-
spanning
! Schakel de voeding u
it
voor u de aansluitin
g
naar de aansluitklem
-
men voor de laskabe
l
maakt.
! Gebruik geen versle
-
ten, beschadigde, t
e
korte of slecht verbon
-
den kabels.
Laskabelformaat** en maximale totale lengte van de kabel (koper) in de
lasstroomkring net groter dan
30 m of minder**** 45 m 60 m
Las-
stroom***
10 − 60% inscha-
kelduur
AWG (mm
2
)
60 − 100% inschakel-
duur
AWG (mm
2
)
10 − 100% inschakelduur
AWG (mm
2
)
Werkstuk
E
lektrode
100 4 (20) 4 (20) 4 (20) 3 (30)
150 3 (30) 3 (30) 2 (35) 1 (50)
200 3 (30) 2 (35) 1 (50) 1/0 (60)
250 2 (35) 1 (50) 1/0 (60) 2/0 (70)
300 1 (50) 1/0 (60) 2/0 (70) 3/0 (95)
350 1/0 (60) 2/0 (70) 3/0 (95) 4/0 (120)
400 1/0 (60) 2/0 (70) 3/0 (95) 4/0 (120)
500 2/0 (70) 3/0 (95) 4/0 (120) 2 x 2/0 (2x70)
600 3/0 (95) 4/0 (120) 2 x 2/0 (2x70) 2 x 3/0 (2x95)
700 4/0 (120) 2 x 2/0 (2x70) 2 x 3/0 (2x95) 2 x 4/0 (2x120)
800 4/0 (120) 2 x 2/0 (2x70) 2 x 3/0 (2x95) 2 x 4/0 (2x120)
900 2 x 2/0 (2x70) 2 x 3/0 (2x95) 2 x 4/0 (2x120) 3 x 3/0 (3x95)
* Dit schema is een algemene richtlijn en is mogelijk niet geschikt voor alle toepassingen. Als de kabel oververhit raakt, gebruik dan een kabel
die één maat groter is.
** Het laskabelformaat (AWG) is gebaseerd op een spanningsval van 4 volt of minder of een stroomdichtheid van minimaal 300 cm/A
.
( ) = mm
2
***Kies het laskabelformaat voor een pulserende toepassing op de waarde van de piekspanning.
****Gebruik alleen de gelijkstroomuitgang (DC) bij afstanden van meer dan 30 m tot 60 m. Neem voor afstanden die groter zijn dan in de deze
gids aangegeven lengtes, contact op met Miller (+1− 920−735−4505) of Hobart (+1−800−332−3281).
Ref. S-0007-J 2011−07 (TIG)
. Ga verder bij hoofdstuk 3-13 voor nadere installatie−instructies. Er staat een afbeelding van de Dynasty 700 in hoofdstuks 3-13 t/m 6-4. De locaties
van de bedieningsfuncties en componenten is gelijk voor alle modellen die in deze handleiding worden besproken.
OM−216 869 Pagina 28
3-13. Informatie over de 14-pens contrastekker (gebruikt zonder aansluiting op
automatisering)
AJ
B
K
I
C
L
NH
D
M
G
E
F
803 900-A / 218 716-A
Contactdoos-
informatie
Contact-
doos*
Contactdoosinformatie
15 VOLTS DC
A Contactschakelaarregeling 15 V/DC.
B Het sluiten van het contact naar A maakt
het 15 V/DC contactorstuurcircuit en zorgt
dat er uitgangsspanning aanwezig is.
REMOTE
OUTPUT
CONTROL
C +10 volts DC.
D Gemeenschappelijke van het
afstandsbedieningscircuit.
E 0 tot +10 V/DC ingaand stuursignaal vanaf
de afstandsbediening.
A/V
STROOMSTERKTE
(AMPERAGE)
SPANNING
(VOLTAGE)
F Stroomterugkoppeling; +1 volt DC per
100 ampère.
H Terugkoppeling spanning; +1V DC per 10 V
uitgangsspanning van de contrastekker.
CHASSIS
K Gemeenschappelijk chassis.
GND
G +15 volt DC (A) gemeenschappelijk.
*De overige contactdozen worden niet gebruikt.
. Als een handafstandsbediening zoals de RHC-14 wordt aangesloten op de 14-pens contrastekker, dan moet een stroomwaarde boven het
minimum worden ingesteld op de afstandsbediening voordat het paneel of de schakelaar op de afstandbediening wordt in geschakeld. Als u
dit nalaat, wordt de stroomsterkte geregeld door de paneelregeling en functioneert de handbediende afstandsbediening niet.
OM−216 869 Pagina 29
3-14. Aansluiting voor automatisering (voor 28−pens stekkerdoos, indien aanwezig)
A. Standaard automatisering procedure
Gebruik deze procedure als alleen de basisfuncties van de automatisering nodig zijn. Deze functies zijn start/stop,
lasboogindicatie, gasklepregeling, uitschakelen van hoogfrequent, en afstandsbediening van geheugenlocaties.
De lasstroombron werkt als standaardapparaat. Automatiseringsprocedure 2 gebruikt men als een puls golfvorm
extern geregeld moet kunnen worden, of als de lasstroom sterk beïnvloed wordt door stoorsignalen in de bekabeling
tussen afstandsbediening en de lasstroombron.
1
4
9
15
21
26
28
25
20
14
8
3
2
76 5
13
12
11 10
19
18
17
16
24
23
22
27
803 900−A / 218 716−A
Pen
Signaal−
richting
Peninformatie van 28−pens stekkerdoos RC28
1 Ingang Start/stop = Verbinding met pen 8 start de lascyclus. Verbreken stopt de lascyclus. Bij moment schakelen het apparaat
op 2T in stellen. Bij moment schakelen langer dan 100 milliseconden, maar minder dan 750 milliseconden wordt het
uitgangsvermogen in en uit geschakeld.
3 Ingang Gasklepregeling = Deze ingang dient om de gasstroom te kunnen regelen los van de standaardregeling voor voor− en
nagas. Verbinding met pen 8 activeert de gasklep.
4 Uitgang Lasboogindicatie = Te gebruiken in combinatie met pen 9. Deze uitgang dient om naar externe apparatuur te signaleren
dat het apparaat een lasboog heeft gedetecteerd. De pen is doorverbonden met pen 9 als de lasspanning ingeschakeld
is en er minder dan 65 volt lasspanning aanwezig is bij belasting. Elektrische specificatie: transistor met open collector,
maximaal 27 volt DC piekwaarde bij 75 mA. (Zie hoofdstuk 3-16 voor de toepassingsvoorbeelden.)
5 Uitgang De actuele indicatie van de lasspanning = 1 volt DC t.o.v. pen 11, per 10 volt lasspanning.
6 Uitgang De actuele indicatie van de lasstroom = 1 volt DC t.o.v. pen 11, per 100 ampère lasstroom.
7 Uitgang +15 volt DC t.o.v. pen 11 (pen A van 14−polige stekkerdoos)
8 Uitgang Referentie PEN = Deze pen geeft de signaalreferentie voor de pennen 1, 2, 3, 10, 15 en 16
9 Uitgang Referentie voor lasboogindicatie = Te gebruiken in combinatie met pen 4. Bedoeld om aan te sluiten op de massa
van de externe voeding. (Zie hoofdstuk 3-16 voor de toepassingsvoorbeelden.)
10 Ingang Geheugenkeuze = Dient om te schakelen tussen de geheugenplaatsen. Gebruikt in combinatie met de pennen 15 en 16.
(Zie de hoofdstukken 4−14 en 5−14.)
11 Uitgang Referentie voor stroomsturing = Te gebruiken met de pennen 5, 6, 7, 17 en 18 (pen D van de 14 polige stekkerdoos).
12 Uitgang Massa van lasapparaat = Veiligheidsaarde. Alleen aan te sluiten als apparatuur van de gebruiker en het lasapparaat
dezelfde potentiaal moeten hebben.
13 Uitgang Blokkering van bepaalde lascyclus = Te gebruiken in combinatie met pen 14. Gebruikt om een signaal te zenden naar
een automatische spanningsregeling, om de spanning in bepaalde situaties te negeren. De pen is doorverbonden met
pen 14 als het lasapparaat in de lascyclus; startstroom, beginflank, eindflank, eindstroom of dalstroomtijd bij pulserend
lassen is. Elektrische specificatie: transistor met open collector, maximaal 27 volt DC piekwaarde bij 75 mA.
(Zie hoofdstuk 3-16 voor de toepassingsvoorbeelden.)
14 Uitgang Referentie voor blokkering van bepaalde lascyclus = Te gebruiken in combinatie met pen 13. Bedoeld om aan
te sluiten op de massa van de externe voeding (zie hoofdstuk 4−17 voor voorbeeldtoepassingen).
15 Ingang Geheugenkeuze = Dient om te schakelen tussen de geheugenplaatsen. Gebruikt in combinatie met de pennen 10 en 16.
(Zie de hoofdstukken 4−15 en 5−14.)
16 Ingang Geheugenkeuze = Dient om te schakelen tussen de geheugenplaatsen. Gebruikt in combinatie met de pennen 10 en 15.
(Zie de hoofdstukken 4−15 en 5−14.)
17 Ingang Stroomsterkteregeling = 0 tot 10 volt DC t.o.v. pen 11. De 10 volt stelt de ingestelde maximumwaarde voor die op
de lasstroombron is ingesteld (pen E van de 14−polige stekkerdoos).
Zie verder de volgende pagina
OM−216 869 Pagina 30
Vervolg van hoofdstuk A op vorige pagina.
18 Uitgang +10 volts DC = Ten opzichte van pen 11. Bedoeld voor gebruik met een externe potentiometer om de spanning op pen
17 te variëren (pen C van 14−polige stekkerdoos).
19 Ingang Uitschakeling hoogfrequent = Wanneer verbonden met pen 8, is het hoogfrequent uitgeschakeld.
23 Uitgang Indicatie van de eindflank = Te gebruiken in combinatie met pen 24. De pen is kortgesloten met pen 24 tijdens
de eindflank van het lasproces. Elektrische specificatie: transistor met open collector, maximaal 27 volt DC piekwaarde
bij 75 mA. (Zie hoofdstuk 3-16 voor de toepassingsvoorbeelden.)
24 Uitgang Referentie van de indicatie eindflank = Te gebruiken in combinatie met pen 23. Bedoeld om aan te sluiten
op de massa van de externe voeding. (Zie hoofdstuk 3-16 voor de toepassingsvoorbeelden.)
Alle andere pennen zijn niet in gebruik.
B. Automatiserings procedure, type 1 (pen 20 verbonden met pen 8)
Gebruik deze procedure als alleen de basisfuncties van de automatisering nodig zijn, of als men ook controle van start− en
eind lascyclus nodig heeft. Deze functies zijn start/stop, lasboogindicatie, gasklepregeling, hoogfrequent uitschakelen,
afstandsbediening geheugenlocaties, en lasnoodstop. De lasstroombron werkt als standaardapparaat. Automatiserings
procedure 2 is bedoeld om te gebruiken als de pulsgolfvorm extern geregeld moet kunnen worden, ofals de lasstroom
sterk beïnvloed wordt door stoorsignalen in de bekabeling tussen de afstandsbediening enlasapparatuur.
803 900−A / 218 716−A
1
4
9
15
21
26
28
25
20
14
8
3
2
76 5
13
12
11 10
19
18
17
16
24
23
22
27
Pen
Signaal−
richting
Peninformatie van 28−pens stekkerdoos RC28
1 Ingang Start/stop = Verbinding met pen 8 start de lascyclus. Verbreken stopt de lascyclus. Bij moment schakelen het apparaat
op 2T in stellen. Bij moment schakelen langer dan 100 milliseconden, maar minder dan 750 milliseconden wordt het
uitgangsvermogen in en uit geschakeld.
2 Ingang Lasnoodstop = Om van buitenaf het lassen te kunnen stoppen en de normale lascyclus af te breken, bijvoorbeeld gestuurd
door een lichtgordijn of externe noodstopschakelaar. Verbinding met pen 8 moet gehandhaafd blijven. Als die verbinding wordt
verbroken wordt de lasspanning uitgeschakeld, de nagastijd gaat in, en op de display staat AUTO STOP.
3 Ingang Gasklepregeling = Deze ingang dient om de gasstroom te kunnen regelen los van de standaardregeling voor voor− en
nagas. Verbinding met pen 8 activeert de gasklep.
4 Uitgang Lasboogindicatie = Te gebruiken in combinatie met pen 9. Deze uitgang dient om naar externe apparatuur te signaleren
dat het apparaat een lasboog heeft gedetecteerd. De pen is doorverbonden met pen 9 als de lasspanning ingeschakeld
is en er minder dan 65 volt lasspanning aanwezig is bij belasting. Elektrische specificatie: transistor met open collector,
maximaal 27 volt DC piekwaarde bij 75 mA. (Zie hoofdstuk 3-16 voor de toepassingsvoorbeelden.)
5 Uitgang De actuele indicatie van de lasspanning = 1 volt DC t.o.v. pen 11, per 10 volt lasspanning.
6 Uitgang De actuele indicatie van de lasstroom = 1 volt DC t.o.v. pen 11, per 100 ampère lasstroom.
7 Uitgang +15 volt DC = t.o.v. pen 11 (pin A van 14−polige stekkerdoos).
8 Uitgang Referentie = Deze pen dient als referentie voor de pennen 1, 2, 3, 10, 15 en 16.
9 Uitgang Referentie voor lasboogindicatie = Te gebruiken in combinatie met pen 4. Bedoeld om aan te sluiten op de massa van
de externe voeding. (Zie hoofdstuk 3-16 voor de toepassingsvoorbeelden.)
10 Ingang Geheugenkeuze = Dient om te schakelen tussen de geheugenplaatsen. Gebruikt in combinatie met de pennen 15 en 16.
(Zie de hoofdstukken 4−14 en 5−14.)
11 Uitgang Referentie voor de stroomsturing = Te gebruiken met de pennen 5, 6, 7, 17 en 18 (pen D van de 14−polige stekkerdoos).
12 Uitgang Massa van lasapparaat = Veiligheidsaarde. Alleen aan te sluiten als apparatuur van de gebruiker en het lasapparaat
dezelfde potentiaal moeten hebben.
13 Uitgang Blokkering van bepaalde lascyclus = Te gebruiken in combinatie met pen 14. Gebruikt om een signaal te zenden naar
een automatische spanningsregeling, om de spanning in bepaalde situaties te negeren. De pen is doorverbonden met
pen 14 als het lasapparaat in de lascyclus startstroom, beginflank, eindflank, eindstroom of dalstroomtijd bij pulserend
lassen is. Elektrische specificatie: transistor met open collector, maximaal 27 volt DC piekwaarde bij 75 mA.
(Zie hoofdstuk 3-16 voor de toepassingsvoorbeelden)
Zie verder de volgende pagina
OM−216 869 Pagina 31
Vervolg van hoofdstuk B op vorige pagina.
14 Uitgang Referentie blokkering van bepaalde lascyclus = Te gebruiken in combinatie met pen 13. Bedoeld om aan te sluiten op
de massa van de externe voeding (zie hoofdstuk 3-16 voor voorbeeldtoepassingen).
15 Ingang Geheugenkeuze = Dient om te schakelen tussen de geheugenplaatsen. Gebruikt in combinatie met de pennen 10 en 16.
(Zie de hoofdstukken 4−15 en 5−14.)
16 Ingang Geheugenkeuze = Dient om te schakelen tussen de geheugenplaatsen. Gebruikt in combinatie met de pennen 10 en 15.
(Zie de hoofdstukken 4−15 en 5−14.)
17 Ingang Stroomsterkteregeling = 0 tot 10 volt DC t.o.v. pen 11. De 10 volt stelt de ingestelde maximumwaarde voor die op
de lasstroombron is ingesteld (pen E van de 14−polige stekkerdoos).
18 Uitgang +10 volts DC = Ten opzichte van pen 11. Bedoeld voor gebruik met een externe potentiometer om de spanning op pen
17 te variëren (pen C van 14−polige stekkerdoos).
19 Ingang Uitschakeling hoogfrequent = Wanneer verbonden met pen 8, is het hoogfrequent uitgeschakeld.
20 Ingang Selectie lasregeling = Verbind deze pen door naar pen 8 om deze procedure te activeren.
23 Uitgang Indicatie van de eindflank = Te gebruiken in combinatie met pen 24. De pen is kortgesloten met pen 24 tijdens
de eindflank van het lasproces. Elektrische specificatie: transistor met open collector, maximaal 27 volt DC piekwaarde
bij 75 mA. (Zie hoofdstuk 3-16 voor de toepassingsvoorbeelden.)
24 Uitgang Referentie van de indicatie eindflank = Te gebruiken in combinatie met pen 23. Bedoeld om aan te sluiten op
de massa van de externe voeding. (Zie hoofdstuk 3-16 voor de toepassingsvoorbeelden.)
Alle andere pennen zijn niet in gebruik.
C. Automatisering procedure, type 2 (pen 25 verbonden met pen 8).
Deze procedure biedt alle basisfuncties van de automatisering, maar geeft de lasser bovendien de controle over
de puls− of AC−golfvormen, of de mogelijkheid om stoorsignalen in besturingskabels te beperken. Deze functies zijn
start/stop, lasboogindicatie, gasklepregeling, uitschakeling hoogfrequent, en lasnoodstop.
803 900−A / 218
716−A
1
4
9
15
21
26
28
25
20
14
8
3
2
76 5
13
12
11 10
19
18
17
16
24
23
22
27
Pen
Signaal−
richting
Peninformatie van 28−pens stekkerdoos RC28
1 Ingang Start/stop = Verbinding met pen 8 start de lascyclus. Verbreken stopt de lascyclus. Bij moment schakelen het apparaat
op 2T in stellen. Bij moment schakelen langer dan 100 milliseconden, maar minder dan 750 milliseconden wordt het
uitgangsvermogen in en uit geschakeld.
2 Ingang Lasnoodstop = Om van buitenaf het lassen te kunnen stoppen en de normale lascyclus af te breken, bijvoorbeeld gestuurd
door een lichtgordijn of externe noodstopschakelaar. Verbinding met pen 8 moet gehandhaafd blijven. Als die verbinding wordt
verbroken wordt de lasspanning uitgeschakeld, de nagastijd gaat in, en op de display staat AUTO STOP.
3 Ingang Gasklepregeling = Deze ingang dient om de gasstroom te kunnen regelen los van de standaardregeling voor voor− en
nagas. Verbinding met pen 8 activeert de gasklep.
4 Uitgang Lasboogindicatie = Te gebruiken in combinatie met pen 9. Deze uitgang dient om naar externe apparatuur te signaleren
dat het apparaat een lasboog heeft gedetecteerd. De pen is doorverbonden met pen 9 als de lasspanning ingeschakeld
is en er minder dan 65 volt lasspanning aanwezig is bij belasting. Elektrische specificatie: transistor met open collector,
maximaal 27 volt DC piekwaarde bij 75 mA. (Zie hoofdstuk 3-16 voor de toepassingsvoorbeelden.)
5 Uitgang De actuele indicatie van de lasspanning = 1 volt DC t.o.v. pen 11, per 10 volt lasspanning.
6 Uitgang De actuele indicatie van de lasstroom = 1 volt DC t.o.v. pen 11, per 100 ampère lasstroom.
7 Uitgang +15 volt DC = t.o.v. pen 11 (pen A van 14−polige stekkerdoos).
8 Uitgang Referentie PEN = Deze pen dient als referentie voor de pennen 1, 2, 3, 10, 15 en 16.
9 Uitgang Referentie voor lasboogindicatie = Te gebruiken in combinatie met pen 4. Bedoeld om aan te sluiten op de massa
van de externe voeding. (Zie hoofdstuk 3-16 voor de toepassingsvoorbeelden.)
Zie verder de volgende pagina
OM−216 869 Pagina 32
Vervolg van hoofdstuk C op vorige pagina.
11 Uitgang Referentie voor de pennen 5 en 6.
12 Uitgang Massa van lasapparaat = Veiligheidsaarde. Alleen aan te sluiten als apparatuur van de gebruiker en het lasapparaat
dezelfde potentiaal moeten hebben.
19 Ingang Uitschakeling hoogfrequent = Wanneer verbonden met pen 8, is het hoogfrequent uitgeschakeld.
21 Ingang Gemeenschappelijke aansluiting voor EN−stroomsterkte, geïsoleerd = Te gebruiken in combinatie met pen 22.
22 Ingang Commando−aansluiting voor EN−stroomsterkte, geïsoleerd = Te gebruiken in combinatie met pen 21. Stelt de
lasstroom in voor een Maxstar en de EN stroom voor een Dynasty. De waarde moet tussen 0,3 en 10 volt liggen,
overeenkomend met het minimum en maximum van de machine.
25 Ingang Selectie door gebruiker geregelde automatisering = Verbind deze pen door naar pen 8 om deze procedure te activeren.
26 Ingang Commando−aansluiting voor EP−stroomsterkte, geïsoleerd = Te gebruiken in combinatie met pen 27. Stelt de EP
(reiniging) lasstroom in. De waarde moet tussen 0,3 en 10 volt liggen, overeenkomend met het minimum en maximum
van de machine.
27 Ingang Gemeenschappelijke aansluiting voor EP−stroomsterkte, geïsoleerd (alleen bij Dynasty−modellen) = Te gebruiken
in combinatie met pen 26.
28 Ingang AC−golfvormgeneratie (Alleen bij Dynasty−modellen) Door de gebruiker om te schakelen polariteit (EN of EP), frequentie
(20-−400 Hz) en balans van een ACgolfvorm. Als deze pen niet is doorverbonden naar pen 8, dan is de lasspanning EN.
Als deze pen wel is doorverbonden naar pen 8, dan is de lasspanning EP. Door te wisselen tussen doorverbinding en geen
doorverbinding met verschillende intervallen is de frequentie en balans van de golfvorm te sturen.
Alle andere pennen zijn niet in gebruik.
3-15. Afstandsbediende geheugenkeuze (voor 28−pens stekkerdoos, indien aanwezig)
1
4
9
15
21
26
28
25
20
14
8
3
28−pens stekkerdoos RC28
Geheugencodering: 0 = niet verbonden / 1 = verbonden naar massa (pen 8)
Functie 10 16 15
Uit 0 0 0
Geheugen 1 0 0 1
Geheugen 2 0 1 0
Geheugen 3 0 1 1
Geheugen 4 1 0 0
Geheugen 5 1 0 1
Geheugen 6 1 1 0
Geheugen 7 1 1 1
OM−216 869 Pagina 33
3-16. Typische toepassing voor automatisering
R
CR1
+
CR1 Naar apparatuur gebruiker
Voorbeeld 28-pens
uitgangsspanning
Collector
Emitter
Spoelweerstand R
moet worden gekozen
om de stroom te beperken
tot 75 mA
Stroom geleverd door gebruiker
tot een piekspanning van maximaal
27 volt DC
3
-17. 115 V/AC koelerstekkerdoos, extra beveiligingsautomaat CB1 en voedingsschakelaa
r
803 901-A
1 AC koelerstekkerdoos
Stekkerdoos RC2 levert 115 V 10 A
enkelfase vermogen.
. RC2 is een speciaal ontworpen
stekkerdoos die alleen is bedoeld
voor het leveren van wisselstroom
aan een door Miller goedgekeurde
koeler.
2 Extra beveiligingsautomaat CB1
CB1 beschermt de koelerstekkerdoos
tegen overbelasting. Als de
automatische zekering wordt
aangesproken, dan staat er geen
spanning meer op de stekkerdoos.
Druk op de knop om de beveiliging
te resetten.
3 Voedingsschakelaar
1
2
3
OM−216 869 Pagina 34
3-18. Beschermgasaansluiting
803 901-A
1 Gasinvoeraansluiting
Aansluiting heeft een 5/8−18
rechtse draad.
2 Gasflesventiel
De gasfles lichtjes openen om vuil
van het mondstuk weg te blazen.
Terug dichtdraaien.
3 Gasontspanner
4 Debietregeling
Een typische waarde is 10 L/min.
De door de klant geleverde gaslei-
ding tussen de gasontspanner en de
gasinvoeraansluiting bevestigen.
Benodigde gereedschappen:
3
2
4
5/8, 1-1/8 in
1
3-19. TIG HF puls/ Lift-Arct aansluitingen
! Schakel de stroom uit voor-
dat u de aansluitingen
maakt.
1 Elektrodeklem voor de
lasuitgangsspanning
Sluit de TIG-toorts aan op de
elektrodeklem voor de lasuitgangs-
spanning.
2 Aansluiting gasuitvoer
Sluit de gasslang voor de toorts aan
op de gasuitvoeraansluiting.
3 Werkklem
lasuitgangsspanning
Sluit de werkkabel aan op de werk-
klem voor de lasuitgangsspanning.
4 14-pens contrastekker voor
afstandsbediening
Indien gewenst,de afstandsbedie-
ning aansluiten op de afstandsbe-
diende 14-pens schakelaar
(zie hoofdstuk 3-13).
5 Aansluiting gasinvoer
Sluit de gasslang van de gastoevoer
aan op de gasinvoerfitting (zie
hoofdstuk 3-18).
Benodigde gereedschappen:
11/16 inch (21 mm voor CE systemen)
803 915-B
2
3
5
4
1
OM−216 869 Pagina 35
3-20. Aansluitingen koeler
De wagen en de koeler zijn opties.
1 AC koelerstekkerdoos
. RC2 is een speciaal ontworpen
stekkerdoos die alleen is
bedoeld voor het leveren van
wisselstroom aan een door
Miller goedgekeurde koeler.
2 115 VAC snoer
Levert 115 VAC voeding voor de
koeler.
3 Elektrodeklem voor de
lasuitgangsspanning (−klem
voor lasuitgangsspanning op
Maxstar-modellen)
Sluit de TIG-toorts aan op de elek-
trodeklem voor de lasuitgangsspan-
ning.
4 Aansluiting gasuitvoer
Sluit de gasslang van de TIG-toorts
aan op de gasfitting voor uitgaand
gas.
5 Werkklem lasuitgangsspanning
(+klem voor lasuitgangsspanning
op Maxstar-modellen)
Sluit de werkkabel aan op de werk-
klem voor de lasuitgangsspanning.
6 Water Uit-aansluiting
(naar toorts)
Sluit de Water In-slang (blauw) aan
op de Water Uit-aansluiting van de
lasstroomvoeding.
7 Water In-aansluiting
(vanaf toorts)
Sluit de Water Uit-slang (rood) aan
op de Water In-aansluiting van de
lasstroomvoeding.
1
Laag geleidende koelvloeistof
Nr. 300 355**; gedestilleerd
of gedeïoniseerd water OK
boven 32° F (0° C)
TIG of bij gebruik van HF*
Toepassing
*HF: Hoogfrequente stroom
**Koelvloeistof 300 355, een 50/50 oplossing, beschermt tot -37° F (-38°C) en gaat algengroei tegen.
Koelvloeistof
3-1/2
Gallons
2
Benodigde gereedschappen:
11/16 inch (21 mm voor CE systemen)
OPGELET Als u een andere koelvloeistof gebruikt dan de middelen die in de tabel staan, vervalt de garan-
tie op alle onderdelen die in contact komen met de koelvloeistof (pomp, radiator, enz.).
3
4
5
6
7
804 753-C
OM−216 869 Pagina 36
! Schakel de stroom uit voordat
u de aansluitingen maakt.
. De afgebeelde aansluitingen zijn
voor Dynasty-modellen.
1 Werkklem lasuitgangsspanning
Sluit de werkkabel aan op de werkklem
voor de lasuitgangsspanning.
2 Elektrodeklem voor de
lasuitgangsspanning
Sluit de elektrodehouder aan op
de elektrodeklem voor de lasuitgangs-
spanning.
3 14-pens contrastekker voor
afstandsbediening
Indien gewenst,de afstandsbediening
aansluiten op de afstandsbediende
14-pens schakelaar (zie hoofdstuk
3-13).
3-21. Dynasty Stick (beklede elektrode) aansluitingen
803 916-C
2
1
3
3-22. Maxstar Stick (beklede elektrode) aansluitingen
! Schakel de stroom uit voordat u
de aansluitingen maakt.
. De afgebeelde aansluitingen zijn
voor Maxstar-modellen.
1 + klem lasuitgangsspanning
Sluit de elektrodedraad aan op de posi-
tieve (+) lasuitgang.
2 − klem lasuitgangsspanning
Sluit de werkstukdraad aan op de nega-
tieve (-) lasuitgang.
3 14-pens contrastekker voor
afstandsbediening
Indien gewenst,de afstandsbediening
aansluiten op de afstandsbediende
14-pens schakelaar (zie hoofdstuk 3-13).
803 916-C
2
1
3
OM−216 869 Pagina 37
HOOFDSTUK 4 − BEDIENING
226 868-B / ref. 803 901-A
1
2
3
4
5
11
8
6
7
. Voor alle bedieningsfuncties op het
schakelbord op het voorpaneel geldt:
druk op de drukschakelaar om het licht
in te schakelen en de normale functie
in te schakelen.
. Groen op een aanduidingsplaatje duidt
op een TIG-functie. Grijs duidt op een
normale beklede elektrodefunctie.
1 Instelknop
2 Ampèremeter en parameter display
Zie hoofdstuk 4-4.
3 Display van voltmeter
en geselecteerde parameters
Zie hoofdstuk 4-4.
4 Polariteitsregeling (alleen op de Dynasty)
Zie hoofdstuk 4-5.
5 Procesregelknoppen
Zie hoofdstuk 4-6.
6 Regelknoppen voor de uitgangsspanning
(Output)
Zie hoofdstuk 4-8.
7 Pulseerregelknoppen
Zie hoofdstuk 4-9.
8 Sequencerregelknoppen
Zie hoofdstuk 4-10.
9 Gas/DIG-regelknoppen
Zie hoofdstuk 4-11.
10 AC golfvorm (alleen op de Dynasty)
Zie hoofdstuk 4-12.
11 Stroomsterkteregeling
en puntlastimerregeling
Zie hoofdstuk 4-3
voor de stroomsterkteregeling.
Zie hoofdstuk 5-7 voor de puntlastimerrege-
ling.
12 Geheugenfunctietoetsen
Zie hoofdstuk 4-13.
13 Geheugendisplay
Toont de actieve geheugenfunctie.
14 Aan/uit schakelaar
Gebruik deze schakelaar om het apparaat
aan en uit te zetten.
Achterpaneel
9
10
12
4-1. Bedieningsfuncties
13
14
. Regelknoppen voor de polariteit
en de wisselstroomgolfvorm zijn alleen
beschikbaar op Dynasty-modellen.
OM−216 869 Pagina 38
4-2. Instelknop
1 Instelknop
Zet de waarden voor een bepaalde
functie met behulp van de regel-
knop in combinatie met de betref-
fende drukschakelaar op het voor-
paneel.
1
4-3. Stroomsterkteregeling und
1 A (stroomsterkteregeling)
2 Instelknop
3 Ampèremeter
Zie hoofdstuk 4-14 voor het bereik
van de stroomsterkteregeling
Druk op de drukschakelaar voor de
spanning en draai de instelknop om
de lasstroom in te stellen of de piek-
stroom als de pulseringsfunctie ac-
tief is (zie hoofdstuk 4-9).
. Zie hoofdstuk 4-12 voor de AC
functies.
2
3
1
4-4. Ampèremeter en parameter display und voltmeter en geselecteerde parameters
1 Ampèremeter
De ampèremeter toont de werkelijke
spanning tijdens het lassen. Hij toont
ook de instelbare parameters voor
alle functies
1 Voltmeter
Toont lasspanning of open span-
ning. Hij toont ook de woordafkortin-
gen voor geselecteerde parameters.
12
4-5. Polariteitsregeling (alleen op Dynastyt-modellen)
1 Stroomvorm
Druk op de drukschakelaar tot de gewenste
LED brandt.
DC − Kies DC voor DC-lassen. De elektro-
de-uitvoer van de machine is DCEN voor
TIG-lassen en DCEP voor lassen met be-
klede elektrode.
AC - Kies AC voor AC-lassen.
1
OM−216 869 Pagina 39
4-6. Procesregelknoppen
1
1 Procesregelknoppen
Druk op de drukschakelaar tot de gewenste
proces-LED brandt:
TIG HF pulserend lassen - is een pulse-
rende HF (zie hoofdstuk 4-7) boogstart-
methode die zowel bij AC als DC TIG-las-
sen kan worden gebruikt. Maak de aan-
sluitingen zoals staat aangegeven in
hoofdstuk 3-19.
TIG Lift-Arct (booglassen) - is een
boogstartmethode waarbij de elektrode
contact moet maken met het werkobject
(zie hoofdstuk 4-7). Deze methode kan
zowel bij AC als DC TIG-lassen worden
gebruikt. Maak de aansluitingen zoals
staat aangegeven in hoofdstuk 3-19.
Beklede-elektrodelassen (SMAW
of vuldraadlassen) - Deze methode
kan zowel bij AC als DC Beklede-elektro-
delassen worden gebruikt. Maak de aan-
sluitingen zoals staat aangegeven in
hoofdstuk 3-21.
4-7. Lift-Arc- en HF TIG-startprocedures
Lift Arc ontstekingsmethode
Wanneer het lampje bij de Lift-Arct-knop
brandt, start u de boog als volgt:
1 TIG-elektrode
2 Lasobject
Raak met de wolfraam elektrode het werk-
stuk aan bij het beginpunt en zorg met de
toortsschakelaar, de voetbediening of de
handbediening dat er uitgangsspanning en
beschermgas is. Houd de elektrode 1 à 2
seconden tegen het werkstuk aan en til
de elektrode langzaam op. Wanneer de
elektrode wordt opgetild, vormt zich een
boog.
Normale openspanning is niet aanwezig
voordat de wolfraam elektrode het te be-
werken object raakt; er is slechts een lage
voelspanning aanwezig tussen de elektro-
de het object. De halfgeleidende uitgangs-
contactor komt pas onder spanning te
staan als de elektrode het object raakt.
Hierdoor kan de elektrode het object raken
zonder oververhitting, zonder vast te ko-
men zitten of vervuild te raken.
Toepassing:
Lift Arc wordt gebruikt voor het DC met
elektrode negatief of AC TIG-lassen indien
de HF-startmethode niet toegestaan of
niet wenselijk is, of om de strijkmethode te
vervangen.
HF Start
Wanneer het lampje van de HF-startknop
brandt, start dan de boog als volgt:
De hoge frequentie wordt ingeschakeld
zodra er uitgangsspanning is om de boog
te starten. Wanneer de boog start, wordt
de hoge frequentie weer uitgeschakeld;
telkens als de boog wordt verbroken,
wordt hij weer ingeschakeld om te helpen
bij het herstarten van de boog.
Toepassing:
HF-start wordt gebruikt voor het TIG-pro-
ces als er een boogstartmethode vereist is
waarbij geen contact mag worden ge-
maakt.
1
1 - 2
Seconden
GEEN lucifers aansteken!
2
Startmethode waarbij
de boog ontstaat door
contact te maken met
werkstuk.
“Aanraken”
OM−216 869 Pagina 40
4
-8. Regeling uitgang
1
1 Regeling uitgang
Druk op de drukschakelaar tot de gewenste
parameter-LED oplicht.
RMT STD (Remote Standard = af-
standsbediening standaard)
Toepassing: Gebruik de afstandsbediende
toortsschakelaar (standaard) met een
voetpedaal of een handbediende stroom-
sterkteregeling (zie hoofdstuk 5-4A).
. Als er een voet- of handbediende
afstandsbediening voor de stroom
wordt aangesloten op de
lassstroombron, worden de
startstroom-, up-slope-, uitkratertijd-
en eindstroomfunctie geregeld door
de afstandsbediening.
. Als een aan/uit-schakelaar wordt
gebruikt, moet dit een aangehouden
contactschakelaar zijn. Alle
sequencerfuncties worden dan actief
en moeten worden ingesteld door de
operator.
RMT 2T HOLD (afstandbediende
2-taktfunctie met houdfunctie)
Toepassing: Gebruik de 2−taktfunctie
met houdfunctie (2T) als er lange lassen
moeten worden gelegd.
Als er een voet- of handbediende
afstandsbediening voor de stroom is
aangesloten op de lasstroombron, dan is
alleen de aan/uit-functie te gebruiken
(zie hoofdstuk 5-4B).
. Deze schakelfunctie kan opnieuw
worden geconfigureerd voor 3T, 4T,
4T Kortstondig, Mini Logic of puntlassen
(zie hoofdstuk 5-4C, D, E en F).
AAN
Twee seconden na de selectie komt er
stroom op de uitgang te staan.
Toepassing: Gebruik de uitgang voor
beklede-elektrodelassen of voor booglassen
zonder gebruik van een afstandsbediening
(zie hoofdstuk 5-4G).
2 Aan LED
Het blauwe Aan LED brandt altijd als er uit-
gangsspanning is.
2
OM−216 869 Pagina 41
4-9. Pulsregeling
1
3
2
Piekstroom
Grondstroom
Piek 50%/Achtergrond 50%
In evenwicht (50%)
Langere tijdsduur
van de piekspanning
Langer tijdsduur
van de grondstroom
Golfvormen van de pulserende
uitgangsspanning
Instelling percentage
(%) piektijd
(80%)
(20%)
PPS
4
1 Pulsregeling
Pulseren is beschikbaar tijdens het TIG-proces. De re-
gelknoppen kunnen tijdens het lassen worden bijgesteld.
Druk op de drukschakelaar om de pulseerfunctie
in te schakelen.
AAN - Als deze LED brandt, is de puls functie ingeschakeld.
Druk op de drukschakelaar tot de gewenste parameter-
LED oplicht.
Om de puls functie uit te schakelen moet u op de druk-
schakelaar drukken en deze pas loslaten als de Aan-
LED uitgaat.
2 Instelknop (waarde instellen)
3 Ampèremeter (geeft de waarde weer)
Zie hoofdstuk 4-14 voor alle parameterwaarden van de
puls functie.
PPS − Pulsfrequentie of pulsen per seconde is het aantal
pulsslagen per seconde. Pulsfrequentie helpt de invoer van
warmte te verminderen, het help vervorming voorkomen
en zorgt mede voor een fraaiere lasnaad. Hoe hoger de
PPS-instelling, des te gladder het rimpeleffect, des te
smaller de lasnaad en des te meer koeling u krijgt. Als u de
PPS in het lager bereik zet, is de puls trager en wordt de
lasnaad breder. Dit trage pulseren helpt bij het in beweging
brengen van het lasbad zodat gas dat in het laswerkstuk
is opgesloten, kan vrijkomen, Ook helpt het de poreusheid
te verminderen (zeer handig bij het lassen van aluminium).
Sommige beginners gebruiken een langzamere puls-
snelheid (2-4 pps) om hen te helpen bij hun timing bij het
toevoegen van vulmateriaal. Een ervaren lasser kan de
PPS-instelling veel hoger zetten, afhankelijk van de per-
soonlijke voorkeur en van wat ze proberen te bereiken.
PEAK t (piektijd) − De piektijd (PEAK t) is het percentage
tijd van elke pulscyclus op piekstroomniveau (hoofdstroom).
De piekspanning wordt ingesteld met de spanningsregeling
(zie hoofdstuk 4-3). Als er één puls per seconde wordt
gebruikt en de piektijd is ingesteld op 50%, dan is er een
halve seconde piekstroom en de andere 50%, ofwel een
halve seconde, is er achtergrondstroom. Het verhogen
van de piektijd verhoogt de tijd dat er sprake is van piek-
stroom, wat ook de warmte-invoer in het werkstuk ver-
hoogt. Een goed startpunt voor piektijd is ongeveer
50-60%. Om een goede verhouding te vinden moet u wat
experimenteren; waar het uiteindelijk om draait is dat u
de warmte-invoer in het werkstuk vermindert en de las-
naad een fraaier uiterlijk geeft.
BKGND A - (achtergrondstroom) wordt ingesteld als
percentage van de piekstroom. Als de piekstroom wordt
ingesteld op 200 en de achtergrondstroom op 50%, dan
is de achtergrondstroom 100 A als de machine pulseert
aan de achterzijde van de pulsslag. De lagere achter-
grondstroom helpt bij het verminderen van de warmte-in-
voer. Het verhogen of verlagen van de achtergrond-
stroom verhoogt of verlaagt de gemiddelde spanning,
waarmee u mede kunt bepalen hoe het lasbad is aan de
achterzijde van de pulsslag. Algemeen gesproken wilt u dat
uw lasbad tot ongeveer de helft kleiner wordt maar toch
vloeibaar blijft. Stel allereerst de achtergrondstroom in op
ongeveer 20-30% voor roestvrij staal en koolstofstaal of op
ongeveer 35-50% voor aluminium legeringen.
4 Golfvormen van de pulserende uitgangsspanning
Het voorbeeld laat zien wat het effect is op de pulserende
golfvorm als de piektijd wordt veranderd.
Toepassing:
Pulseren is het afwisselend verhogen en verlagen van de
lasuitgangsspanning met een bepaalde snelheid. De
verhoogde gedeelten van de lasuitgangsspanning wor-
den geregeld in breedte, hoogte en frequentie waardoor
pulsering in de lasuitgangsspanning ontstaat. Deze pul-
sen en het lagere stroomsterkteniveau ertussen (ook wel
achtergrondstroom genoemd), verhitten en koelen af-
wisselend het smeltbad. Dit gecombineerde effect zorgt
voor een betere controle van de inbranding, de breedte
van het bad, de bolling, de lasondersnijding en de warm-
tetoevoer. De regeling kan tijdens het lassen worden bij-
gesteld.
Pulseren kan ook worden gebruikt voor het trainen met
toevoegmateriaal.
. De functie is ingeschakeld als de LED brandt.
OM−216 869 Pagina 42
4-10. Sequencerregelknoppen
2
3
1
5
1 Sequence-regeling
Sequence-regeling is beschikbaar tijdens
het TIG-proces, maar wordt uitgeschakeld
als er afstandbediende stroomregeling
(hand of voet) wordt aangesloten op
de contrastekker van de afstandsbediening
in de standaard afstandsbediening (RMT
STD).
Druk op de drukschakelaar tot de gewenste
parameter-LED oplicht.
2 Instelknop (waarde instellen)
Draai de knop om de waarden in te stellen
voor de sequence-parameters.
3 Ampèremeter (geeft de waarde weer)
Zie hoofdstuk 4-14 voor alle parameterwaar-
den van de sequence-regeling.
4 Voltmeter
Toont de woordafkortingen van de gese-
lecteerde parameters.
INITIAL A (startstroom) [INTL] - Kies een
startstroomsterkte met de regelknop wel-
ke anders is dan de lasstroom.
Toepassing:
De startstroom kan worden gebruikt
als hulp om het koude materiaal voor
te verwarmen voordat er toevoegmetaal
wordt aangebracht of om te zorgen
voor een zachte start.
INITIAL t (starttijd) [INTL] (alleen
op de geautomatiseerde optie) - Druk
nogmaals op de regelaar en draai de in-
stelknop om de tijd in te stellen die nodig is
aan het begin van de las.
INITIAL SLOPE t (up-slope-tijd) [ISLP]
Stel met behulp van de regelknop de hoe-
veelheid tijd in die nodig is om van de start-
stroom naar de lasstroom te gaan. Zet de
knop op 0 om deze functie uit te schake-
len.
5 Drukschakelaar voor stroomsterkte
Lastijd (alleen op de geautomatiseerde
optie) - Druk tweemaal op de drukschake-
laar voor de stroomsterkte. Stel de gewen-
ste lastijd in.
Puntlastijd − Druk tweemaal op de druk-
schakelaar voor de stroomsterkte. Stel de
gewenste puntlastijd in.
FINAL SLOPE t (uitkratertijd) [FSLP] - Stel
met behulp van de knop de hoeveelheid tijd
in die nodig is om van de lasstroom om-
hoog of omlaag naar de te startstroom
gaan. Zet de knop op 0 om deze functie
uit te schakelen.
Toepassing:
Uitkrateren moet worden gebruikt bij het
lassen van materialen die gevoelig zijn
voor barsten en/of wanneer er geen krater
op het einde van de las zichtbaar mag zijn.
FINAL A (eindstroom) [FNL] - Draai de in-
stelknop om de eindstroom in te stellen
voor de lasstroom.
FINAL t (eindtijd) [FNL] (alleen op de ge-
automatiseerde optie) - Druk nogmaals op
de regelknop en draai de instelknop om de
eindtijd voor de eindstroom in te stellen.
4
OM−216 869 Pagina 43
4-11. Gas/DIG-regelknoppen (voorgas, nagas, boogregeling, doorblazen)
1
2
3
1 Gas/DIG-regelknoppen
Druk op de drukschakelaar tot de gewenste
functie-LED brandt.
2 Instelknop (waarde instellen)
3 Ampèremeter (geeft de waarde weer)
Zie hoofdstuk 4-14 voor alle parameterwaar-
den van de Instelling.
4 Voltmeter
Toont de woordafkortingen
van de geselecteerde parameters.
VOORGAS [PRE] - Als het TIG HF-proces
is geactiveerd (zie hoofdstuk 4-6) en het re-
gelpaneel toont “Preflow” (voorgas),
stel dan met de regelknop de tijd in dat
er gas moet stromen voor het ontsteken
van de boog.
Toepassing: Voorgas wordt gebruikt om
de ruimte rond het lasgebied door te blazen
en helpt ook bij het starten van consistente
bogen.
NAGAS [POST] - Als het TIG-proces is ge-
activeerd (zie hoofdstuk 4-6), gebruik dan
de regelknop om de tijd in te stellen dat er
gas moet stromen nadat het lassen is ge-
stopt.
AUTOMATISCH NAGAS - Zorgt voor na-
gas die is ingeschaald op 1 seconde per
10A van de pieklasspanning voor een ge-
geven lascyclus. Automatisch nagas is be-
perkt tot minimaal 8 seconden of tot de ma-
ximale vooringestelde voorgastijd.
Toepassing:
Nagas is nodig om de wolfraam en het
smeltbad te koelen en oxidevorming te
voorkomen. Verhoog de nagastijd indien
de wolfraampunt of de las een donkere
kleur heeft.
DIG - Als het beklede elektrode proces is
geactiveerd (zie hoofdstuk 4-6), gebruik
dan de regelknop om de hoeveelheid DIG
in te stellen. Bij instelling op 0 is de kortsluit-
stroom bij lage boogspanning gelijk aan de
normale lasstroom.
Wanneer de instelling hoger wordt gezet,
dan wordt de kortsluitstroomsterkte ver-
hoogd bij lage boogspanning.
Toepassing:
De regelknop helpt bij het starten
van de boog of bij het verticaal of boven
het hoofd lassen, door het verhogen
van de stroomsterkte bij lage boogspannning
en het vermindert de kans op plakken tij-
dens het lassen
DOORBLAZEN [PURG] - om de gasklep
te activeren en de doorblaasfunctie te star-
ten moet u de Gas/ DIG-drukschakelaar in-
drukken en vasthouden voor de gewenste
tijd. Voor het instellen van 1 tot 50 seconden
doorblaastijd moet u de Gas/DIG-knop in-
gedrukt blijven houden en daarbij de in-
stelknop draaien. De standaard instelling is
0.
Wanneer Doorblazen actief is, staat
er [PURG] op het linker scherm; op
het rechter scherm staat de doorblaastijd.
Als u op een van de drukschakelaars drukt,
verdwijnt de doorblaastijdaanduiding, maar
er blijft gas stromen tot de vooringestelde
tijd verstreken is.
Toepassing: Doorblazen wordt gebruikt
om de gasleidingen te reinigen.
4
OM−216 869 Pagina 44
4-12. AC golfvorm (alleen Dynasty-modellen)
1
2
3
1 AC golfvormregeling
Druk op de drukschakelaar tot de gewenste functie-
LED brandt.
2 Instelknop (waarde instellen)
3 Ampèremeter (geeft de waarde weer)
Zie hoofdstuk 4-14 voor alle bereiken van AC golfvormen.
EN stroomsterkte [EN] - Stel de negatieve stroom-
sterktewaarde van de elektrode in met deze knop (al-
leen bij AC TIG).
EP stroomsterkte [EP] - Stel de positieve stroom-
sterktewaarde van de elektrode in met deze knop (al-
leen bij AC TIG).
. Zie hoofdstuk 5-1 voor het instellen van dezelfde
amplituderegeling [ENEP].
Met EN stroomsterkte en EP stroomsterkte kan de las-
ser de stroomsterkte onafhankelijk van elkaar instellen
in de negatieve en de positieve halve cycli. Een EN:EP
verhouding van 1,5 op 1 is een goed uitgangspunt. Dit
zorgt voor een reinigingsactie maar stuurt meer energie
naar het werkobject en zorgt voor snellere lassnelhe-
den.
4 Stroomsterkteregeling
Gemiddelde stroomsterkteregeling: Door het instel-
len van de waarden voor de EN stroomsterkte, de EP
stroomsterkte, het evenwicht en de frequentie ontstaat
een gemiddelde stroomsterkte. De lasser kan de waar-
de voor de gemiddelde stroomsterkte wijzigen met
handhaving van dezelfde verhouding EN stroomsterk-
te, EP stroomsterkte, evenwicht en frequentie. Druk op
de drukschakelaar voor de stroomsterkte en verdraai
de instelknop om de gemiddelde stroomsterkte te wij-
zigen. De veranderende waarde voor de gemiddelde
stroomsterkte is te zien op de ampèremeter. Een voor-
beeld: als de EN stroomsterkte 300 is, de EP stroom-
sterkte 150, het evenwicht 60% en de frequentie 120,
dan is de gemiddelde stroomsterkte 240 A. Als u de
stroomsterkteknop indrukt en de instelknop verdraait tot
er 480 A te zien is, dan is de EN stroomsterkte nu 600 en
de EP stroomsterkte 300. Het evenwicht blijft 60% en de
frequentie is nog steeds 120. Ook de 2 op 1 verhouding
EN-stroomsterkte − EP-stroomsterkte blijft gehand-
haafd.
Balans [BAL] - AC Balansregeling is alleen mogelijk in
het AC TIG proces om het tijdpercentage in te stellen
dat de polariteit EN is. Stel de regelknop in op ongeveer
75% en stel vanaf dat punt alles nauwkeuriger in.
5 Voltmeter
Toont de woordafkortingen van de geselecteerde para-
meters.
Toepassing:
Voor het lassen van oxidevormende metalen zoals alu-
minium en magnesium is overdreven reiniging overbo-
dig. Voor een goede las is een reinigingszone van 0,10
inch (2,5 mm) aan beide kanten van de lasrups vol-
doende.
Regel de lasrupsbreedte met de AC balansregeling.
De lasvoeg, opstelling en andere lasprocesvariabelen
kunnen de Instelling beïnvloeden.
AC frequentie [FREQ] - Stel de AC frequentie in met
de regelknop (cycli per seconde).
Toepassing:
De AC frequentie regelt de boogbreedte en de richt-
baarheid. Naarmate de frequentie lager wordt, wordt de
boog breder en minder gericht, waardoor hij minder
richtbaar wordt. Naarmate de frequentie hoger wordt,
wordt de boog smaller en gerichter, waardoor hij beter
richtbaar wordt. Met hogere frequentie kan de lassnel-
heid worden verhoogd.
5
f
4
OM−216 869 Pagina 45
4-13. Geheugen (locaties 1-9 voor programmaopslag)
1 Drukschakelaar
voor geheugen (locaties 1-9
voor programmaopslag)
2 Drukschakelaar voor de
polariteit (alleen bij de Dynasty)
3 Proces-schakelaar
Ga als volgt te werk om een laspa
-
rameterprogramma te creëren, t
e
wijzigen of op te roepen:
Druk eerst op de Memory-schakelaa
r
(geheugen) tot het gewenste pro
-
gramma (1-9) wordt getoond.
Druk vervolgens op de Polaritei
t-
schakelaar tot de LED van de gewen
-
ste polariteit, AC of DC, brandt.
Druk als derde stap op de Proces
-
schakelaar tot de LED van het ge
-
wenste proces, TIG HF Impuls, TIG
Lift Arc of Beklede elektrode, brand
t.
Het gekozen programma met de ge
-
wenste polariteit en het gewenst
e
proces is nu het actieve programma
.
Ten vierde: wijzig de gewenste para
-
meters (zie hoofdstuk 4-1
4
voor de parameters).
Geheugenlocaties
1−9
Wisselstroom
(AC)
Gelijkstroom
(DC)
TIG (HF of Lift)
TIG (HF of Lift)
Stick (vuldraad)
Stick (vuldraad)
Bij Dynasty-modellen kan elke geheugenlocatie (1 t/m 9) parameters opslaan
voor beide polariteiten (AC en DC) en elke polariteit kan parameters opslaan
voor beide processen (TIG of beklede elektrode) voor in totaal 36 programma’s.
en
en
en
1
2
3
2e
3e
1e
. Regelknoppen voor de polariteit en de wisselstroomgolfvorm
zijn alleen beschikbaar op Dynasty-modellen.
Geheugenlocaties
1−9
Gelijkstroom
(DC)
TIG (HF of Lift)
Stick (vuldraad)
Bij Maxstar-modellen kan elke geheugenlocatie (1 t/m 9) kan parameters opslaan
voor beide processen (TIG of beklede elektrode) voor in totaal 18 programma’s.
en
OM−216 869 Pagina 46
4-14. Standaard fabrieksinstellingen en bereik en resolutie voor 350-modellen
Parameter Standaard Bereik en resolutie
GEHEUGENFUNCTIETOETSEN 1 1−9
(ALLEEN DYNASTY) POLARITEIT Wisselstroom (AC) AC / DC
PROCES TIG HF-impuls TIG HF-impuls / TIG lift / beklede elektrode
UITGANGSSPANNING
**RMT 2T
RMT STD
2T
RMT STD / RMT 2T / AAN
RMT 2T kan opnieuw worden geconfigureerd voor: 2T /
3T / 4T / Mini Logic / 4T Kortstondig (zie hoofdstuk 5-4)
A HOOFD / PIEK
(ALLEEN DYNASTY) AC TIG
(ALLEEN DYNASTY) AC BEKLEDE ELEKTRODE
DC TIG
DC BEKLEDE ELEKTRODE
150 A
110 A
150 A
110 A
3 − 350 Amp
3 − 350 Amp
3 − 350 Amp
3 − 350 Amp
*Puntlassen
*Puntlastijd
**Lastijd
UIT
0 T
0T
AAN/UIT
0 − 999 seconden
0 − 999 seconden
PULSEREN
PPS
PIEKTIJD
GRONDSTROOM
Uit
100 Hz
40%
25%
AAN / UIT
DC: 0,1 - 5000 PPS
AC: 0,1 − 500 PPS
5 − 95 Percent
5 − 95 Percent
SEQUENCER
STARTSTROOM
**Starttijd
UP-SLOPE-TIJD
UITKRATERTIJD
EINDSTROOM
**Eindtijd
20 A
0 T
0 T
0 T
5 A
0 T
3 − 350 Amp
0,0 − 25,0 seconden
0,0 − 50,0 seconden
0,0 − 50,0 seconden
3 − 350 Amp
0,0 − 25,0 seconden
INSTELLEN
VOORGAS
NAGAS
DIG
0,2 T
Automatisch
30%
0,0 − 25,0 seconden
Automatisch 1 − 50 seconden
0 − 100 percent
(ALLEEN DYNASTY) AC GOLFVORM
*Golfvorm
EN Amp
EP Amp
BALANS
FREQUENTIE
EN/EP
Zachte blokgolf
150A
150A
75%
120 Hz
Onafhankelijk
Zachte blokgolf, geavanceerd blokgolf, sinus, driehoek
3 - 350 Amp
3 - 350 Amp
30 − 99 percent
20 − 400 Hertz
Gelijk/onafhankelijk
OM−216 869 Pagina 47
Standaard fabrieksinstellingen en bereik en resolutie voor 350-modellen (vervolg)
*TIG Start parameters voor elk programma (1-9)
DC:
*Wolfraam
***Polariteit (alleen Dynasty-modellen)
***Stroomsterkte
***Tijd
***Start−oplooptijd
***Vooringestelde minimum stroomsterkte
AC: (DYNASTY ONLY)
*Wolfraam
***Polariteit
***Stroomsterkte
***Tijd
***Start−oplooptijd
***Vooringestelde minimum stroomsterkte
.094
EN
60 A
25 ms
7 ms
5 A
.094
EP
130 A
20 ms
2 ms
5 A
GEN, .020, .040, .062, .094, .125, .156, .187
EP / EN
3 − 200 Amps
1 − 200 Milliseconden
0 − 250 Milliseconden
3 − 25 Amps
GEN, .020, .040, .062, .094, .125, .156, .187
EP / EN
3 − 200 Amps
1 − 200 Milliseconds
0 − 250 Milliseconds
3 − 25 Amps
*TIG Start parameters voor geavanceerde automatisering
Gelijkstroom (DC):
**UIT
**Stroomsterkte
**Tijd
Wisselstroom (AC): (ALLEEN DYNASTY)
**UIT/AAN
**Stroomsterkte
**Tijd
UIT
50 A
30 ms
UIT
30 A
30 ms
AAN
3 − 200 Amp
10 − 200 milliseconden
AAN
3 − 200 Amp
10 − 200 milliseconden
* Parameter afstelling met behulp van alleen een geavanceerde functieconfiguratie (zie hoofdstuk 5).
** Parameter alleen gebruikt bij een geautomatiseerde optie
*** Parameter afstelling alleen in de GEN stand (zie hoofdstuk 5-2).
4-15. Standaard fabrieksinstellingen en bereik en resolutie voor 700-modellen
Parameter Standaard Bereik en resolutie
GEHEUGENFUNCTIETOETSEN 1 1−9
(ALLEEN DYNASTY) POLARITEIT Wisselstroom (AC) AC / DC
PROCES TIG HF-impuls TIG HF-impuls / TIG lift / beklede elektrode
UITGANGSSPANNING
**RMT 2T
RMT STD
2T
RMT STD / RMT 2T / AAN
RMT 2T kan opnieuw worden geconfigureerd voor: 2T /
3T / 4T / Mini Logic / 4T Kortstondig (zie hoofdstuk 5-4)
A HOOFD / PIEK
(ALLEEN DYNASTY) AC TIG
(ALLEEN DYNASTY) AC BEKLEDE ELEKTRODE
DC TIG
DC BEKLEDE ELEKTRODE
150 A
110 A
150 A
110 A
5 − 350 Amp
5 − 350 Amp
5 − 350 Amp
5 − 350 Amp
*Puntlassen
*Puntlastijd
**Lastijd
UIT
0 T
0T
AAN/UIT
0 − 999 seconden
0 − 999 seconden
PULSEREN
PPS
PIEKTIJD
GRONDSTROOM
Uit
100 Hz
40%
25%
AAN / UIT
DC: 0,1 - 5000 PPS
AC: 0,1 − 500 PPS
5 − 95 Percent
5 − 95 Percent
OM−216 869 Pagina 48
SEQUENCER
STARTSTROOM
**Starttijd
UP-SLOPE-TIJD
UITKRATERTIJD
EINDSTROOM
**Eindtijd
20 A
0 T
0 T
0 T
5 A
0 T
5 − 700 Amp
0,0 − 25,0 seconden
0,0 − 50,0 seconden
0,0 − 50,0 seconden
5 − 700 Amp
0,0 − 25,0 seconden
INSTELLEN
VOORGAS
NAGAS
DIG
0,2 T
Automatisch
30%
0,0 − 25,0 seconden
0,0 − 50,0 seconden in stappen van 1 seconde
0 − 100 percent
(ALLEEN DYNASTY) AC GOLFVORM
*Golfvorm
EN Amp
EP Amp
BALANS
FREQUENTIE
*EN/EP
Zachte blokgolf
500A
500A
75%
120 Hz
Onafhankelijk
Zachte blokgolf, geavanceerd blokgolf, sinus, driehoek
5 - 700 Amp
5 - 700 Amp
30 − 99 percent
20 − 400 Hertz
Gelijk/onafhankelijk
*TIG Start parameters voor elk programma (1-9)
DC:
*Wolfraam
***Polariteit (alleen Dynasty-modellen)
***Stroomsterkte
***Tijd
***Start−oplooptijd
***Vooringestelde minimum stroomsterkte
AC: (DYNASTY ONLY)
*Wolfraam
***Polariteit
***Stroomsterkte
***Tijd
***Start−oplooptijd
***Vooringestelde minimum stroomsterkte
.094
EN
60 A
25 ms
7 ms
5 A
.094
EP
130 A
20 ms
2 ms
5 A
GEN, .020, .040, .062, .094, .125, .156, .187
EP / EN
5 − 200 Amps
1 − 200 Milliseconden
0 − 250 Milliseconden
5 − 25 Amps
GEN, .020, .040, .062, .094, .125, .156, .187
EP / EN
5 − 200 Amps
1 − 200 Milliseconden
0 − 250 Milliseconden
5 − 25 Amps
*TIG Start parameters voor geavanceerde automatisering
Gelijkstroom (DC):
**UIT
**Stroomsterkte
**Tijd
Wisselstroom (AC): (ALLEEN DYNASTY)
**UIT/AAN
**Stroomsterkte
**Tijd
UIT
50 A
30 ms
UIT
30 A
30 ms
AAN
5 − 200 Amp
10 − 200 milliseconden
AAN
5 − 200 Amp
10 − 200 milliseconden
* Parameter afstelling met behulp van alleen een geavanceerde functieconfiguratie (zie hoofdstuk 5).
** Parameter alleen gebruikt bij een geautomatiseerde optie
*** Parameter afstelling alleen in de GEN stand (zie hoofdstuk 5-2).
OM−216 869 Pagina 49
4-16. Het systeem terugzetten op de fabrieksinstellingen.
1 Proces-schakelaar
2 Output-schakelaar
3 Gas/DIG-drukschakelaar
4 Aan/uit schakelaar
Om het actieve geheugen, de polariteit
en het proces weer op de oorspronkelijk
fabrieksinstellingen te zetten, moet
de beperkingsfunctie uitgeschakeld zijn
(zie hoofdstuk 5-10). Zet het apparaat
weer aan en druk op de Proces-, de
Output- en Gas/DIG-drukschakelaars
vóórdat de machinenaam de meters
wist.
1
2
3
Achterpaneel
4
V
4-17. Het software- en versienummer bekijken
1 Aan/uit schakelaar
2 Proces-schakelaar
Om bij het software- en versienummer
te komen, moet u het apparaat inschakelen
en vervolgens op de Proces-drukschakelaar
ingedrukt houden tot de machinenaam ver-
dwijnt. Eerst verschijnt twee seconden lang
[SOFT][NUM] en daarna vijf seconden het
softwarenummer.
2 Achterpaneel
1
V
OM−216 869 Pagina 50
f
4-18. Timer / Lascyclus-teller
1 Output- en
stroomsterkte-regelknoppen
2 Aan/uit schakelaar
Zo is de timer/lascyclusteller te zien:
zet de aan/uit-schakelaar op aan;
druk vervolgens op de Stroomsterkte-
en Output-schakelaar en houd ze ingedrukt
totdat de machinenaam de meters wist.
3 Boogtimer
De boogtijd verschijnt gedurende 5 seconden
als [0-9999][uren] en vervolgens [0-59] [mi-
nuten].
4 Lascyclusteller
Na 5 seconden verschijnt de lascyclusteller
gedurende de volgende 5 seconden
als [0cy] tot [9999][99cy].
en
1
1234 uur
3/4
Achterpaneel
2
V
1
OM−216 869 Pagina 51
HOOFDSTUK 5 − GEAVANCEERDE FUNCTIES
f
5-1. Toegang tot de geavanceerde functies
1 Drukschakelaar voor stroomsterkte
2 Gas/Dig
3 Instelknop
Voor toegang tot de geavanceerde functies
moet u de Stroomsterkte (A)-schakelaar in-
drukken en ingedrukt houden en dan op de
Gas/Dig-schakelaar drukken. Om door de
geavanceerde functies te bladeren, moet u
de Gas/Dig-schakelaar indrukken en losla-
ten. Met de regelknop kunt u de parameters
voor elke functie wijzigen.
Geavanceerde functies:
Programmeerbare TIG-startparameters
(zie hoofdstuk 5-2) − Hiermee kunt u de
stroomsterkte, tijd en polariteit instellen
om boogstarts voor verschillende
soorten wolfraam op maat in te stellen.
Afstandsbediende houd- en
toortsschakelaarfuncties (zie hoofdstuk
5-4) voor opnieuw configureren van
RMT 2T Hold voor 3T, 4T kortstondig of
Mini Logic
AC golfvormkeuze, alleen
bij Dynasty-modellen (zie hoofdstuk 5-5)
Hiermee kunt u een zachte, sinus-,
driehoeks- of geavanceerde AC golfvorm
instellen voor elke geheugenlocatie,
indien gewenst.
Onafhankelijke amplitudekeuze, alleen
bij Dynasty-modellen (zie hoofdstuk 5-6)
− Hiermee kunt u de amplitude van de AC
golfvorm instellen op gelijk voor zowel de
positieve als de negatieve helft van de
lascyclus, of kiezen voor onafhankelijke
instellingen.
Puntlassen mogelijk (zie hoofdstuk 5-7)
Hiermee kunt u de puntlasfunctie
inschakelen zodat die voor
alle programma’s beschikbaar is.
Selectie open spanning (OCV) beklede
elektrodelassen (zie hoofdstuk 5-8)
Hiermee kunt u lage of normale open
spanning (open circuit voltage) kiezen.
Selectie ‘Vastvries-controle voor
beklede elektroden’ (zie hoofdstuk 5-10)
− Als deze functie is ingeschakeld en de
laselektrode zit vast, dan wordt de
lasuitgangsspanning uitgeschakeld
teneinde te proberen de elektrode te
behouden voor hergebruik.
Beperkingsfuncties (zie hoofdstuk 5-10)
− Hiermee kunt u de beperking aan en uit
schakelen en de beperkingsniveaus
afstellen.
Instellingen meterweergave (zie hoofd-
stuk 5-11) Hiermee kunt u de meters in-
stellen om de lasspanning en de
stroomsterkte te tonen, of een leeg
scherm tijdens pulserend lassen. U kunt
ook kiezen tussen vooringestelde piek−
of gemiddelde stroom bij pulserend DC−
TIG lassen.
DC-meter kalibratie (zie hoofdstuk 5-12)
− Hiermee kunt u de spanning en stroom
van de gelijkstroommeter kalibreren.
Om de geavanceerde functies te verlaten
moet u de Stroomsterkte (A)-schakelaar in-
drukken en ingedrukt houden en dan op de
Gas/Dig-schakelaar drukken.
1
2
3
OM−216 869 Pagina 52
5-2. Programmeerbare TIG-startparameters
. Elke geheugen- en elke polariteitskeuze heeft zijn eigen programmeerbare parameters.
A.
Wolfraamkeuze
1 Drukschakelaar voor stroomsterkte
2 Instelknop
3 Ampèremeter
Voorinstelling TIG-startparameters
Kies met de instelknop om de wolfraamdi-
ameter uit de volgende mogelijkheden:
0,020 (0,5mm), 0,040 (1mm), 0,062 (1/16
inch of 1,6mm), 0,094 (3/32 inch of 2,4mm),
of 0,125 (1/8 inch of 3,2 mm) 0,156 (5/32
inch), 0,187 (3/16 inch.), [.250 (1/4 inch) al-
leen 700−modellen], (0,094 is de
standaardinstelling). Wanneer een van de
aangegeven wolfraamdiameters wordt ge-
kozen, worden de volgende TIG-startpar-
ameters vooringesteld: stroomsterkte,
starttijd, start−oplooptijd en de vooringe-
stelde minimum stroomsterkte. Er is een
aparte groep parameters voor gelijkstroom
en wisselstroom (zie hoofdstuk C voor
het kiezen van de polariteit).
Als het noodzakelijk of gewenst is om
de TIG−startparameters handmatig
in te stellen, verdraai dan de instelknop tot
er GEN op de ampèremeter staat (zie hoof-
dstuk B).
Stroom (A)
Starttijd
Start
oplooptijd
Vooringestelde minimum stroomsterkte
Startstroom-
sterkte
2
TUNG
.094
3
1
B.
De keuze van GEN
1 Instelknop
2 Ampèremeter
3 Drukschakelaar voor stroomsterkte
Als [GEn] wordt gekozen en wordt
weergegeven op de ampèremeter, dan zijn
de TIG−startparameters voor 0,094
(2,4mm) wolfraam de standaard paramet-
ers. Deze zijn als volgt voor AC: startpolar-
iteit = EP, startstroomsterkte = 120 A, start-
tijd = 20 ms, start−oplooptijd = 10 ms,
vooringestelde minimum stroomsterkte = 5
A. Voor DC polariteit zijn ze: startpolariteit
= EN, startstroomsterkte = 60 A, starttijd = 1
ms, start−slopetijd = 40 ms, vooringestelde
minimum stroomsterkte = 5 A. Deze para
-
meters kunnen handmatig worden gewijzigd
door op de stroomsterkteschakelaar te
drukken en alle instelbare parameter
s
te doorlopen. Zie hoofdstuks C, D, E, F, en
G voor het wijzigen van parameters.
Stroom (A)
Starttijd
Start−oplooptijd
Vooringestelde min-
imum stroomsterkte
20 ms
Stroom (A)
Starttijd
Start−oplooptijd
1 ms
120 Amp
Startstroom-
sterkte
10 mS
5 Amp
GEN standaard AC TIG−startparameterverhoudingen
GEN standaard DC TIG−startparameterverhoudingen
5 Amp
40 ms
Startstroom-
sterkte
60 Amp
1
2
3
TUNG GEN
Vooringestelde min-
imum stroomsterkte
OM−216 869 Pagina 53
C. De programmeerbare TIG-startpolariteit wijzigen (alleen Dynasty-modellen)
2
POL
3
1 Druktoetsschakelaar voor
stroomsterkte
2 Instelknop
3 Ampèremeter
Ga als volgt te werk om de TIG-startpolar-
iteit af te stellen:
Druk op de Stroomsterkte-schakelaar tot
de startpolariteit van de stroom, (SEL] [E−]
of [SEL] [EP] te zien is op de meters en kan
worden bijgesteld (zie hoofdstuk 4-14)
door de instelknop te verdraaien.
Ga verder bij hoofdstuk D voor het wijzigen
van de startstroom.
1
Stroom (A)
Start
polariteit
EN
(elektrode
negatief)
D. De programmeerbare TIG-startstroomsterkte wijzigen
1 Druktoetsschakelaar voor
stroomsterkte
2 Instelknop
3 Ampèremeter
Ga als volgt te werk om de
TIG-startstroomsterkte af te stellen:
Druk op de stroomsterkteschakelaar tot
de huidige startstroom op de ampèremeter
te zien is en kan worden bijgesteld
(zie hoofdstuk 4-14) door de regelknop
te verdraaien.
Ga verder bij hoofdstuk E voor het wijzigen
van de starttijd.
1
2
STRT
20 A
3
Stroom (A)
Start
stroomsterkte
OM−216 869 Pagina 54
E. De programmeerbare starttijd wijzigen
1 Druktoetsschakelaar voor
stroomsterkte
2 Instelknop
3 Ampèremeter
Ga als volgt te werk om de program-
meerbare starttijd af te stellen:
Druk op de stroomsterkteschakelaar tot de
huidige startstroom in milliseconden op de
ampèremeter te zien is en kan worden
bijgesteld door de regelknop te verdraaien
(zie hoofdstuk 4-14).
Ga verder bij hoofdtuk F voor het wijzigen
van de start-oplooptijd.
3
2
TIJD
10 m
1
Stroom (A)
Starttijd
F. De start−oplooptijd wijzigen
1 Druktoetsschakelaar voor
stroomsterkte
2 Instelknop
3 Ampèremeter
Ga als volgt te werk om de start-oplooptijd
bij te stellen:
Druk op de stroomsterkteschakelaar tot de
huidige startstroom in milliseconden op de
ampèremeter te zien is en kan worden
bijgesteld (zie hoofdstuk 4-14) door de re-
gelknop te verdraaien.
Ga verder bij hoofdstuk G voor het wijzigen
van de vooringestelde minimum stroom-
sterkte.
1
2
SSLP
20 m
3
Stroom (A)
Start-oplooptijd
OM−216 869 Pagina 55
G.
De vooringestelde minimum stroomsterkte wijzigen
1 Druktoetsschakelaar voor
stroomsterkte
2 Instelknop
3 Ampèremeter
Ga als volgt te werk om de vooringestelde
minimum stroomsterkte bij te stellen:
Druk op de stroomsterkteschakelaar tot de
huidige startstroom op de ampèremeter te
zien is en kan worden bijgesteld door de re-
gelknop te verdraaien(zie hoofdstuk 4-14).
De vooringestelde minimum stroomsterkte
kan afzonderlijk worden ingesteld voor AC
en DC.
. De stroomsterkte die als vooringestelde
minimum stroomsterkte wordt gekozen
word de minimum stroomsterkte die de
machine zal leveren bij wissel- of
gelijkstroom.
1
2
PMIN
5 A
3
Stroom (A)
Vooringestelde minimum stroomsterkte
OM−216 869 Pagina 56
5-3. Programmeerbare TIG-startparameters voor modellen met geavanceerde
automatisering mogelijkheden
A. UIT/AAN (Startstroomsterkte en -tijd) voor modellen met geavanceerde
automatisering mogelijkheden
2
STAT
UIT
3
Wanneer pen 25 van de 28−pens contras-
tekker voor automatisering (zie hoofdstuk
3-14) wordt gekozen, dan kan de
geavanceerde automatisering TIG
startstroomsterkte en starttijd worden in-
geschakeld.
De standaardinstelling is Uit. Kies Aan met
de regelknop. Als Aan is gekozen, dan gaat
de LED op de stroomsterkteschakelaar
branden.
Dynasty−modellen hebben een aparte set
parameters voor AC en DC.
De AC en DC parameters worden op afstand
gekozen met pen 28 van de 28-pens contras-
tekker voor automatisering waarbij EP
(elektrode positief) = AC en EN (elektrode
negatief) = DC
1 Druktoetsschakelaar voor
stroomsterkte
2 Instelknop
3 Ampèremeter
Vooringestelde parameters voor
TIG-start bij geavanceerde automatiser-
ing
De standaardwaarden voor geavanceerde
automatisering TIG-startstroomsterkte zijn
als volgt: AC startstroomsterkte = 50A,
AC starttijd = 30 ms, DC startstroomsterkte
= 30A, DC starttijd = 30 ms.
Als het noodzakelijk of gewenst is om de
waarden voor de geavanceerde automat-
isering TIG-startstroomsterkte en −starttijd
anders in te stellen dan de standaard-
waarden, druk dan op de stroomster-
kteknop om alle verstelbare parameters te
doorlopen (zie hoofdstuk B en C).
1
Stroom (A)
Starttijd
Startstroom-
sterkte
B. De programmeerbare TIG-startstroomsterkte voor modellen met geavanceerde automatisering
mogelijkheden wijzigen
1 Druktoetsschakelaar voor
stroomsterkte
2 Instelknop
3 Ampèremeter
Ga als volgt te werk om de
TIG-startstroomsterkte af te stellen:
Druk op de stroomsterkteschakelaar tot
de huidige startstroomsterkte te zien is.
De huidige startstroomsterkte is op de
ampèremeter te zien en kan worden
bijgesteld (zie hoofdstuk 4-14) door de re-
gelknop te verdraaien.
Ga verder bij hoofdstuk C voor het wijzigen
van de starttijd.
1
2
STRT
20 A
3
Stroom (A)
Start
stroomsterkte
OM−216 869 Pagina 57
C. De programmeerbare TIG-starttijd voor modellen met geavanceerde automatisering mogelijkheden
wijzigen
1 Druktoetsschakelaar voor
stroomsterkte
2 Instelknop
3 Ampèremeter
Ga als volgt te werk om de program-
meerbare starttijd af te stellen:
Druk op de Stroomsterkte-schakelaar tot
de huidige starttijd te zien is. De huidige
starttijd is in milliseconden op de ampère-
meter te zien en kan worden bijgesteld door
de instelknop te verdraaien (zie hoofdstuk
4-14).
3
2
TIJD
10 m
1
Stroom (A)
Starttijd
5-4. Output-regeling en toortsschakelaarfuncties
A. Afstandsbediende (standaard) toortsbediening
Stroom (A)
Voorgas
Startstroom
Up−slope tijd
Uitkratertijd
Nagas
Hoofdstroom
Eindstroom
R
R
P/H
Schakelaar
(constant in)
Voet of hand
Afstandsbediening
P&H = De toortsschakelaar indrukken en vasthouden
R = De toortsschakelaar loslaten.
. Als er een afstandsbediening voor de stroomsterkte (voet- of handbediening) is aangesloten op lasstroombron, worden de
startstroom-, up-slope-, uitkratertijd- en eindstroomfunctie geregeld door de afstandsbediening.
B. Afstandsbediende 2−takt toortsbediening
Stroom (A)
Voorgas
Startstroom
Up−slope tijd
Uitkratertijd
Nagas
P/R
Hoofdstroom
Eindstroom
P/R
P&R = De toortsschakelaar indrukken en loslaten.
. Als de toortsschakelaar langer dan 3 seconden wordt ingedrukt, schakelt de bediening over naar de RMT STD (afstandsbediening standaard)
functie.
OM−216 869 Pagina 58
C. 3-takt met houdfunctie
1 3T (specifieke toortsschakelaarbediening)
Sequence is nodig voor herconfiguratie naar 3T.
3T vereist een specifiek type afstandsbe-
diening met twee onafhankelijke kortston-
dig-contactschakelaars. De ene wordt aan-
gewezen als de startschakelaar en moet
worden aangesloten tussen pennen A en B
van de 14-pens contrastekker. De tweede
wordt aangewezen als de eindschakelaar
en moet worden aangesloten tussen pennen
D en E van de 14-pens contrastekker.
2 Instelknop
Draai de regelknop om 3T te selecteren.
Definities:
Up-slope-snelheid is de snelheid
van de stroomsterkteverandering zoals be-
paald door de startstroom, de up-slope-tijd en
de hoofdstroom.
Uitkratersnelheid is de snelheid
van de stroomsterkteverandering zoals be-
paald door de hoofdstroom, de uitkratertijd en
de eindstroom.
Bediening:
A. Druk op de startschakelaar en laat hem
binnen 3/4 seconde los om gasstroom
te krijgen. Druk op de eindschakelaar
en laat hem los om de voorgassequence
te stoppen voordat de voorgastijd is
verstreken (25 seconden). De voorgastimer
wordt gereset en de lassequence kan
weer worden gestart.
. Als de startschakelaar niet opnieuw wordt
gesloten voor het einde van het voorgas,
stopt de gasstroom, wordt de timer gereset
en is het nodig om de startschakelaar
in te drukken en weer los te laten
om de lassequentie weer te starten.
B. Druk op de startschakelaar om een boog
te starten op de startstroomsterkte. Als de
schakelaar wordt vastgehouden verandert
de stroomsterkte met de snelheid van de
up-slope (laat de schakelaar los om te
lassen op het gewenste ampèreniveau).
C. Wanneer het hoofdampèreniveau wordt
bereikt, kan de ontstekingsschakelaar
worden losgelaten.
D. Druk op de eindschakelaar en houd hem
vast om de stroomsterkte te verlagen op het
uitkraterniveau (laat de schakelaar los om
te lassen op het gewenste ampèreniveau).
E. Wanneer het eindampèreniveau wordt
bereikt, dooft de boog en stroomt
er beschermgas gedurende de tijd die is
ingesteld met de nagasregeling.
Toepassing:
Door het gebruik van twee schakelaars
in plaats van potmeters biedt 3T de operator
de mogelijkheid om de stroomsterkte onein-
dig te verhogen en te verlagen of te pauzeren
en de stroomsterkte binnen het bereik te hou-
den dat is bepaald door begin-, hoofd- en
eindstroomsterkte.
1
RMT
3T
Stroom (A)
Bediening met toortsschakelaar
*
*
*
*
*
*
*
A B CD
E
Voorgas
Startstroom/Upslope tijd Hoofdstroom Uitkratertijd/Eindstroom Nagas
* De boog kan op elk moment worden gedoofd door de start- en de eindschakelaar tegelijk in te drukken of door de toorts
op te tillen en de boog af te breken.
=3T
2
(afstandsbediend)
OM−216 869 Pagina 59
D. 4T met houdfunctie
1 4T Specifieke toortsschakelaarbediening
2 Instelknop
Draai de regelknop om 4T te selecteren.
De toortsbediening verloopt als geïllustreerd.
Met 4T kan de lasser kan omschakelen tussen de lasstroom en
de eindstroom
. Als er een afstandsbediening aangesloten is op de
lasstroombron, regel de lascyclus dan met de
afstandsbedieningsschakelaar. De stroom wordt door de
lasbron geregeld.
Toepassing:
Deze functie gebruiken als een afstandsbediening wenselijk is,
maar er alleen een aan/uit-toortsschakelaar voorhanden is.
=
RMT
4T
4T
1
Stroom (A)
Voorgas
Startstroom
Up−slope tijd
Uitkratertijd
Nagas
P/H R
P/H R
P/R
Hoofdstroom
Eindstroom
Toortsbediening 4-takt
P/R
P&H = De toortsschakelaar indrukken en vasthouden; R = De toortsschakelaar loslaten;
P&R = De toortsschakelaar indrukken en binnen 3/4 seconde loslaten
2
(afstandsbediend)
E. Mini Logic functie
=
RMT
4TL
Mini Logic
1
1 Mini Logic-scherm
2 Instelknop
Draai de regelknop om Mini Logic te selecteren.
De toortsbediening verloopt als geïllustreerd.
In Mini Logic kan de lasser schakelen tussen de up-slope
of de hoofdstroom en de startstroom,. De eindstroomfunctie
is niet beschikbaar. De uitkraterfunctie daalt altijd tot de mi-
nimum stroomsterkte en beëindigt de cyclus.
. Als er een afstandsbediening aangesloten is op de
lasstroombron, regel de lascyclus dan met de
afstandsbedieningsschakelaar. De stroom wordt door
de lasbron geregeld.
Toepassing: Deze functie gebruiken indien een afstands-
bediening wenselijk is, maar enkel een aan/uit toortsschake-
laar voorhanden is.
Voorgas
Startstroom
Up−slope tijd
Uitkratertijd
Nagas
Hoofdstroom
Toortsbediening 4-takt
*
*
*
*
P/H R
P/R P/R P/R
P/R P/R P/H
P&H = De toortsschakelaar indrukken en vasthouden; R = De toortsschakelaar loslaten;
P&R = De toortsschakelaar indrukken en binnen 3/4 seconde loslaten
* = De boog kan op elk moment worden gedoofd bij de uitkratersnelheid door op de toortsschakelaar te drukken en hem ingedrukt te houden
2
(afstandsbediend)
OM−216 869 Pagina 60
F. Werking 4T Kortstondig
1 Meterscherm 4T Kortstondig
2 Instelknop
Draai de regelknop om 4T Kortstondig te selecteren.
De toortsbediening bij 4T Kortstondig verloopt zoals wordt
aangegeven.
. Als er een afstandsbediening aangesloten is op de
lasstroombron, regel de lascyclus dan met de
afstandsbedieningsschakelaar. De stroom wordt door
de lasbron geregeld.
Toepassing:
Gebruik de 4T Kortstondig-functie wanneer de functies
van een afstandsbediening wenselijk zijn, maar er alleen
een afstandsbediende aan/uit-schakelaar voorhanden is.
=
RMT
4TE
4T Kortstondig
hoofdstroom
Stroom (A)
Voorgas
Startstroom
Up−slope tijd
Uitkratertijd
Nagas
Hoofdstroom
Eindstroom
1
. Wanneer de toortsschakelaar voor het eerst wordt ingedrukt en losgelaten: Als de toortsschakelaar
meer dan 3 seconden wordt vastgehouden, eindigt de cyclus van de toortsschakelaar.
P/R
P/R P/R
P/R
P&R = De toortsschakelaar indrukken en loslaten; * = Als hij wordt ingedrukt en losgelaten tijdens de uitkratertijd,
wordt de boog onderbroken en gaat het nagas in
P/R
*
2
(afstandsbediend)
OM−216 869 Pagina 61
G. Toortsschakelbediening aan
Spanning (V)
Stroom (A)
Stroom (A)
Aanraakvuldraad
Hefvuldraad
Contactstroom
Startstroomsterkte
Up−slope tijd
Hoofdstroom
Contact maken
met wolfraam
Het wolfraam optillen
een stukje
Het wolfraam optillen
Elektrode
Elektrode
AAN
2 sec.
Stick (vuldraad)
Optillen
*Uitkratertijd
*Eindstroom
*Wordt actief als de puntlastijd is ingeschakeld.
OM−216 869 Pagina 62
5-5. AC golfvormkeuze (alleen Dynasty-modellen)
1 Memory-schakelaar
Elke geheugenlocatie kan een van de vier
golfvormen selecteren.
2 Instelknop
Selecteer met behulp van de instelknop op
een van de negen geheugenlocaties tussen
geavanceerde blokgolf [ADVS], zachte
blokgolf [SOFT] (standaardinstelling), si-
nusgolf [Sine] of driehoeksgolf [TRI].
. Tijdens normaal bedrijf, als EN of EP
stroomsterkte is geselecteerd, toont
het linker parameterscherm de actieve
golfvorm [ADVS],, [Soft], [Sine] of [TRI]
en de onafhankelijke amplitudeselec-
tie (zie hoofdstuk 5-6) als geheugen-
steuntje.
Toepassing: Gebruik de geavanceerde
blokgolf als u een gerichtere boog nodig
hebt voor betere richtbaarheid. Gebruik de
zachte blokgolf als u een zachtere boog en
een vloeibaarder lasbad wilt hebben. Gebruik
de sinusgolf om een conventionele stroom-
bron te simuleren. Gebruik de driehoeks-
golf wanneer u de effecten van piekstroom
met een lagere totaal warmtetoevoer wilt
hebben om te helpen om vervorming bij dun-
ne materialen te beheersen.
2
1
(AC)
= geavanceerde blokgolf
= zachte blokgolf
= sinusgolf = driehoeksgolf
Zacht
1
Wisselstroom
5-6. Onafhankelijke amplitudeselectie
1 Instelknop
2 Parameterselectie op ampèremeter
Draai de instelknop om te wisselen tussen
dezelfde [Same] en onafhankelijke [INDP]
amplitudeafstelling.
Toepassing: Gebruik ‘dezelfde’ als u de-
zelfde stroomsterkte wilt hebben voor zo-
wel de elektrode negatief (EN) als de elek-
trode positief (EP) helft van de cyclus. Ge-
bruikonafhankelijk’ als u verschillende
stroomsterktes wilt instellen voor beide
helften van de lascyclus voor meer con-
trole over de reinigingshandeling en een
langere levensduur van het wolfraam (zie
hoofdstuk 4-12).
ENEP
Dezelfde
1
2
OM−216 869 Pagina 63
5-7. Puntlassen ingeschakeld
1 Instelknop
2 Parameterselectie
op ampèremeter
3 Drukschakelaar
voor stroomsterkte
Draai de instelknop om Puntlassen aan en
uit te schakelen. Als hij aan is, ga dan uit de
instelfunctie en druk tweemaal op de
Stroomsterkte- schakelaar en draai de re-
gelknop om de puntlastijd in te stellen. De
fabrieksinstelling voor de puntlastijd is nul
voor beide programma’s. Puntlassen aan
werkt alleen in RMT STD en RMT 2T Hold.
Wanneer er een voetregeling is aangeslo-
ten, wordt de stroomsterkte bij de machine
geregeld niet door een afstandbediening.
Toepassing: Wordt gebruikt voor hecht-
lassen en het lassen van dun plaatmate-
riaal
Puntlassen
Uit
1
2
3
5-8. Selectie openspanning (OCV) beklede elektrodelassen
1 Instelknop
2 Meterscherm
Draai de instelknop om te wisselen Lage
OCV en Normale OCV. De actieve selectie
wordt getoond op de meters.
Wanneer beklede elektrode met lage OCV
wordt geselecteerd, dan is de openspanning
tussen 9 en 14 volt. Wanneer beklede elek-
trode met normale OCV wordt geselec-
teerd, dan is de openspanning circa 72 volt.
Toepassing: Gebruik een lage openspan-
ning voor de meeste beklede- elektrodetoe-
passingen. Gebruik normale openspanning
voor lastig te onsteken beklede elektrodes
of, indien nodig, voor uw specifieke toepas-
sing.
OCV
1
LAAG
2
5-9. Selectie ‘Vastvries-controle voor beklede elektroden’
1 Instelknop
2 Display voor de keuze van de
parameters van de ampèremeter
Verdraai de instelknop om op het display
te kiezen tussen ‘Vastvries-controle voor
beklede elektroden’ [AAN] of [UIT].
Als ‘Vastvries-controle voor beklede elek-
troden’ is ingeschakeld en de laselektrode
zit vast, dan wordt de lasuitgangsspanning
uitgeschakeld.
Toepassing: Bij de meeste beklede elek-
troden-toepassingen moet u deze functie
uitzetten. Als de ‘Vastvries-controle’ is inge-
schakeld en de laselektrode zit vast, dan
wordt de lasuitgangsspanning uitgescha-
keld teneinde te proberen de elektrode te
behouden voor hergebruik. Dit geeft de
lasser de gelegenheid om de elektrode los
te maken of uit de elektrodetang te halen
zonder dat er een lasboog ontstaat. Scha-
kel ‘Vastvries-controle’ in als deze functie
gewenst is.
. Bij sommige toepassingen moet
de ‘Vastvries-controle’-functie
uitgeschakeld zijn, bijvoorbeeld bij
grote beklede-elektroden die op hoge
stroomsterkten werken.
ONSTUC
1
2
OM−216 869 Pagina 64
5-10. Beperkingsniveaus
A. Instellen van de beperkingsniveaus
2
UIT
Code
1
UIT
Vergrendelen
Zie hoofdstuk 4-1 om de verklaring van de bedieningsfuncties
vermeld in deze hoofdstuk 5-10.
Er zijn vier (1−4) verschillende beperkingsniveaus. Elk volgend niveau
geeft de lasser minder flexibiliteit.
. Zorg ervoor dat voor het instellen van de beperkingsniveaus de
juiste instellingen van de parameters en de juiste procedures
gevolgd worden. Het instellen van de parameters is beperkt
wanneer de beperkingsniveaus geselecteerd zijn.
Ga als volgt te werk om het beperkingsniveau in te schakelen:
1 Instelknop
2 Stroomsterkteschakelaar (A)
Druk op de Stroomsterkteschakelaar (A) om te wisselen tussen
de vergrendeling en de codeweergaves. Blijf doorgaan tot de code
wordt getoond.
Draai de regelknop om een beperkingscodenummer te selecteren.
Het codenummer verschijnt op de ampèremeter. Kies een getal
van [1] t/m [999]. BELANGRIJK: onthoud dit codenummer; u hebt
het nodig om de beperking weer uit te schakelen.
Druk op de stroomsterkteschakelaar (A) tot de beperking wordt ge-
toond op het scherm. U kunt nu een beperkingsniveau selecteren.
U kunt kiezen uit vier beperkingsniveaus. Verdraai de regelknop
om een beperkingsniveau te selecteren (zie hoofdstuk 5-10B voor
de beschrijvingen van het beperkingsniveau).
Als de gewenste drie cijfers zijn ingevoerd en er is een beperkingsni-
veau geselecteerd, verlaat dan Geavanceerde functies (zie hoofd-
stuk 5-1).
Ga als volgt te werk om het beperkingsniveau weer uit te scha-
kelen:
Voer met de instelknop hetzelfde codenummer in te voeren dat was
gebruikt om de beperking in te schakelen.
Druk op de stroomsterkteschakelaar (A). Het scherm
op de ampèremeter (rechts) verandert in [OFF]. De beperking is
nu uitgeschakeld.
Schakelaar
Selecteer het codenum-
mer 1 t/m 999
Selecteer het beperkingsniveau
1, 2, 3 of 4
Schakelaar
OM−216 869 Pagina 65
B. Beperkingsniveaus
. Zorg ervoor dat voor het instellen van de
beperkingsniveaus de juiste instellingen
van de parameters en de juiste
procedures gevolgd worden. Het
instellen van de parameters is beperkt
wanneer de beperkingsniveaus
geselecteerd zijn.
Niveau 1
. De afstandsbediening van de
lasstroom is niet mogelijk in niveau 1.
TIG-uitgang selectie
Als het TIG HF-puls- of het TIG Lift Arc-pro-
ces (zie hoofdstuk 4-6) actief was op het
moment dat beperkingsniveau 1 werd geacti-
veerd, kan de operator kiezen tussen RMT
STD (afstandsbediend standaard) en RMT
2T HOLD (afstandsbediend 2T met houd-
functie) (zie hoofdstuk 4-8). De Aan-functie
is ook beschikbaar als TIG Lift Arc actief
was.
De uitgangsselectie van beklede elektrode
Als beklede elektrode actief was op het mo-
ment dat beperkingsniveau 1 werd geacti-
veerd, kan de operator kiezen tussen RMT
STD en Aan.
Als de parameterwijziging of -keuze wordt
beperkt door beperkingsniveau 1, is [LOCK]
[LEV1] te zien op het scherm als geheugen-
steuntje.
Niveau 2
. De afstandsbediening van de
lasstroom is niet mogelijk in niveau 2.
Omvat alle functies van niveau 1 plus
de Memory-, polariteits- en proceskeuze
(zie hoofdstuks 4-5 en 4-6).
Als de parameterwijziging of -keuze wordt
beperkt door beperkingsniveau 2, is [LOCK]
[LEV2] te zien op het scherm als geheugen-
steuntje.
Niveau 3
. De afstandsbediening van de
lasstroom is niet mogelijk in niveau 3.
Dit niveau heeft dezelfde functies als ni-
veaus 1 en 2, plus de volgende extra func-
ties:
De lasstroom kan bijgeregeld worden
binnen +/− 10 % van de vooringestelde
TIG- of beklede elektrode-lasstroom-
waarde.
Kies het gewenste proces, TIG of beklede
elektrode en stel met de regelknop
de stroomsterkte in op +/− 10% van de
vooringestelde waarde tot de limiet van de
machine. Als de lasser buiten de +/− 10%
probeert te gaan, is [LOCK][LEV3] te zien
op het scherm van de ampèremeter
(rechts) als geheugensteuntje.
Pulseren aan/uit
Geeft de lasser de mogelijkheid te pulseren
of niet.
Als de parameterwijziging of -keuze wordt
beperkt door beperkingsniveau 3, is [LOCK]
[LEV3] te zien op het scherm als geheugen-
steuntje.
Niveau 4
Niveau 4 heeft dezelfde functies als niveau
3, plus de volgende extra functie:
Afstandsbediening van de lasstroom
Geeft de mogelijkheid een afstandsbediening
te gebruiken. De afstandsbediening regelt
van de minimum waarde van de stroombron
tot de vooringestelde waarde op het frontpa-
neel. De afstandsbediening aansluiten vol-
gens hoofdstuk 3-13.
Als de parameterwijziging of -keuze wordt
beperkt door beperkingsniveau 4, is [LOCK]
[LEV4] te zien op het scherm als geheugen-
steuntje.
L2
L2 L2 L1 L3
Stel de stroomsterke met de instelknop in op
+/− 10 % van de vooringestelde waarde.
L3
Niveaus 1, 2 en 3
Niveau 4
AJ
B
K
I
C
L
NH
D
M
G
E
F
Geeft aan welke functies beschikbaar zijn
voor het bijbehorende beperkingsniveau.
OM−216 869 Pagina 66
5-11. Het systeem zo instellen dat er niets op de meters staat tijdens pulserend lassen
1 Instelknop
2 Keuzedisplay voor de parameters
op de ampèremeter
Draai de regelknop om te wisselen tussen
spanning/stroomsterkte [V/A] en [OFF]
op de meter.
[V/A]
De vooringestelde stroomsterkte toont de
piekstroom voor zowel de DC als de AC−
TIG pulserend. Tijdens pulserend lassen
op één puls per seconde en daarboven in
DC− TIG, tonen de meters de gemiddelde
spanning en stroomsterkte. Tijdens puls-
erend lassen op AC−TIG is de meter mo-
gelijk niet stabiel en moet u de waarden al-
leen beschouwen als “bij benadering”.
[OFF]
De vooringestelde stroomsterkte toont de
piekstroom voor zowel AC als de DC−
TIG−pulserend. De meters tonen [PULS]
[WELD] tijdens pulserend lassen. De
houdfunctie van de meter wordt uit-
geschakeld. In een niet−pulserende
lasstand wordt de lasspanning en de
stroomsterkte getoond en heeft geen in-
vloed op de houdfunctie van de meter.
[AVG]
De vooringestelde stroomsterkte toont de
gemiddelde stroom voor DC−TIG pulser-
end en de piekstroom voor de AC− TIG−
pulsered. Tijdens pulserend lassen op één
puls per seconde en daarboven in DC−TIG
tonen de meters de gemiddelde spanning
en stroomsterkte. Tijdens pulserend
lassen in AC− TIG is de meter mogelijk niet
stabiel en moet u de waarden alleen
beschouwen als “bij benadering”
V/AMETR
1
2
1 Instelknop
2 Display voor de keuze van de
parameters van de ampèremeter
De stroomsterkte kalibreren:
Het kalibratiebereik voor de stroomsterkte
is ±10 A.
Om de ampèremeter van de machine te kali-
breren met een ampèremeter van een bela-
stingskast, moet u het ampèreverschil tussen
de ampèremeter van de machine en die van de
belastingskast erbij optellen of aftrekken.
Bijvoorbeeld:
Machine− Belastings− Instellen
meter kastmeter op MCAL
Ampère
100 A 105 A +5 A
100 A 95 A 5 A
3 Druktoets voor stroomsterkte
4 Display voor de keuze van de
spannings-parameters
De spanning kalibreren:
Het kalibratiebereik voor de spanning is
±9,9 volts.
Druk om de spanning te kalibreren op de
spanningstoets. Op het display verschijnt
[MCAL] [OV] .
Om de spanningsmeter van de machine te ka-
libreren met een spanningsmeter van een be-
lastingskast, moet u het spanningsverschil
tussen de spanningsmeter van de machine en
die van de belastingskast erbij optellen of er-
van aftrekken. Bijvoorbeeld:
Machine− Belastings− Instellen
meter kastmeter op MCAL
Volt
10,0 V 10,5 V +0,5 V
10,0 V 9,5 V −0,5 V
5-12. DC-meter kalibratie
OAMCAL
12
MCAL
OV
3
4
OM−216 869 Pagina 67
HOOFDSTUK 6 − ONDERHOUD EN STORINGEN
VERHELPEN
6-1. Routineonderhoud
! Ontkoppel de voeding voordat u met het onderhoud begint.
A. Lasstroombron
n = Controleren Z = Verversen ~ = Reinigen Δ = Repareren l = Vervangen
* Moet worden verricht door een door de fabriek geautoriseerd servicebedrijf
Elke drie
maanden
~ Lasklemmen
nl Labels n l Gasslangen
Elke drie
maanden
nΔ lKabels en snoeren
Elke zes
maanden
~:Maandelijks reinigen bij zwaar gebruik.
B. Koeler
n = Controleren Z = Verversen ~ = Reinigen Δ = Repareren l = Vervangen
* Moet worden verricht door een door de fabriek geautoriseerd servicebedrijf
Elke 3
maanden
~Koelvloeistoffilter, vaker
reinigen bij intensief gebruik.
~ Blaas de koelribben
van de warmtewisselaar uit
nControleer het koelvloeistofpeil. Bijvullen
met gedistilleerd of gedeïoniseerd water indien nodig.
Elke 6
maanden
nlSlangen
nl Labels
Elke 12
maanden
ZVervers de koelvloeistof.
OM−216 869 Pagina 68
6-2. De binnenzijde van het apparaat schoonblazen
! De kast niet verwijderen
als u de binnenzijde van
het apparaat schoonblaast.
Om het apparaat schoon te blazen
moet u de luchtstroom op de afge-
beelde wijze door het ventilatieka-
naal blazen.
803 900-B
m30 kruiskop
Benodigde gereedschappen:
6-3. Onderhoud van de koelvloeistof
804 649-A / Ref. 801 194
! Haal het apparaat van de voeding
vóór begin van het onderhoud.
1 Filter voor koelvloeistof
Schroef de filterhouder los om de filter
te reinigen.
Koelvloeistof verversen: tap de koel-
vloeistof af door het systeem naar ach-
teren te kantelen of gebruik een zuig-
pomp. Vullen met schoon water en 10
minuten laten draaien. Weer aftappen
en vullen met koelvloeistof (zie hoofd-
stuk 3-20).
. Als u slangen vervangt, gebruik
dan slangen die compatibel zijn
met ethyleenglycol, bijv. Buna-n
,
Neoprene of Hypalon. LET OP
:
Oxy-acetyleen slangen zijn nie
t
compatibel met producten die
ethyleenglycol bevatten.
1
OM−216 869 Pagina 69
6-4. Storingen
A. Helpschermen voltmeter/ampèremeter en koeler
. Alle richtingen zijn t.o.v. de voorzijde
van het apparaat. Alle schakelingen
waarnaar wordt verwezen bevinden
zich in het apparaat.
1 Typisch voorbeeld van getallen op
het hulpscherm van de voltmeter/
ampèremeter − de getallen in de “30”
zijn voor 350 modellen of voor de
bovenste motor van 700 modellen.
De getallen in de “40” zijn voor de
onderste motor van 700 modellen.
w Hulpscherm 30
Geeft aan dat er kortsluiting of een open
verbinding is in het thermische beveiligings-
circuit in de invoerinductor van het sys-
teem. Als dit scherm te zien is, neem dan
contact op met een door de fabrikant erken-
de service-agent.
w Hulpscherm 31
Geeft een storing aan in de primaire
stroomkring die is veroorzaakt door een te
sterke stroom in het primaire IGBT-circuit.
Als dit scherm te zien is, neem dan contact
op met een door de fabrikant erkende servi-
ce-agent.
w Hulpscherm 32
Geeft aan dat er kortsluiting of een open
verbinding is in het thermische beveiligings-
circuit aan de linkerzijde van het systeem.
Als dit scherm te zien is, neem dan contact
op met een door de fabrikant erkende servi-
ce-agent.
w Hulpscherm 34
Geeft aan dat er kortsluiting of een open
verbinding is in het thermische beveiligings-
circuit aan de rechterzijde van het systeem.
Als dit scherm te zien is, neem dan contact
op met een door de fabrikant erkende servi-
ce-agent.
w Hulpscherm 8
Geeft een storing aan in de secundaire
stroomkring van het apparaat. Er is sprake
van een hoge nullast. Als dit scherm te zien
is, neem dan contact op met een door de fa-
brikant erkende service-agent.
w Hulpscherm 14
Systeem niet gereed. Bus voor de primaire
stroomkring niet volledig opgeladen.
w Hulpscherm 16
Spanning op de secundaire klem te hoog.
De laskabels rechttrekken of inkorten. Als
dit het probleem niet verhelpt, neem dan
contact op met een door de fabrikant erken-
de service-agent.
w Hulpscherm 20
Geeft aan dat de stroomtoevoer voor de pri-
maire aandrijvingen defect is. Als dit
scherm te zien is, neem dan contact op met
een door de fabrikant erkende service-agent.
w Hulpscherm 21
Geeft aan dat er een spannings- of stroom-
terugkoppeling is gedetecteerd met de con-
tactschakelaar uitgeschakeld. Als dit
scherm te zien is, neem dan contact op met
een door de fabrikant erkende service-agent.
w Hulpscherm 22
Er is geen spanning of stroom met de con-
tactschakelaar ingeschakeld. Als dit
scherm te zien is, neem dan contact op met
een door de fabrikant erkende service-agent.
w Hulpscherm 24
Geeft aan dat er een probleem is met de
voeding naar de besturings- en interfacekaart
PC6. Mogelijk wordt dit veroorzaakt door
kortsluiting in pen A of pen B van de af-
standsbediening.
1
V
HELP 30
A
2 Typisch voorbeeld van tekstberichten
op het hulpscherm van de voltmeter/
ampèremeter. Er staat [TOP] (boven)
of [BOT] (onder) achter het bericht
om aan te geven welke motor het
betreft op 700 modellen.
w [Over][Temp]
Twee seconden aan, dan knippert er:
[Sec] − Geeft aan dat de linkerkant van
het apparaat oververhit is. Het apparaat
heeft zichzelf uitgeschakeld om de ventilator
de kans te geven het apparaat te koelen
(zie hoofdstuk 3-4). Als het apparaat is af-
gekoeld, kunt u doorgaan met werken.
[PRI] − Geeft aan dat de rechterkant
van het apparaat oververhit is. Het apparaat
heeft zichzelf uitgeschakeld om de ventilator
de kans te geven het apparaat te koelen
(zie hoofdstuk 3-4). Als het apparaat is af-
gekoeld, kunt u doorgaan met werken.
[InD]Geeft aan dat de invoerinductor
oververhit is. Het apparaat heeft zichzelf
uitgeschakeld om de ventilator de kans te
geven het apparaat te koelen (zie hoofd-
stuk 3-4). Als het apparaat is afgekoeld,
kunt u doorgaan met werken.
w [LOW][LINE]
Geeft aan dat de ingangsspanning te laag
is en dat het apparaat automatisch is uitge-
schakeld. U kunt verder werken als de
spanning binnen het bedrijfsbereik is (±10%).
Als dit scherm te zien is, laat een elektricien
dan de ingangsspanning controleren.
w [HIGH][LINE]
Geeft aan dat de ingangsspanning te hoog
is en dat het apparaat automatisch is uitge-
schakeld. U kunt verder werken als de
spanning binnen het bedrijfsbereik is (±10%).
Als dit scherm te zien is, laat een elektricien
dan de ingangsspanning controleren.
w [REL][RMT]
Geeft aan dat de trekker van de toorts inge-
drukt is. Laat de trekker los om verder te
gaan.
w [not][VALD]
Duidt op een niet toegestane instelling
op het voorpaneel.
w [AUTO][STop]
Uitschakeling van de uitgangsspanning
staat open, waardoor de lasspanning weg-
valt maar het gas blijft stromen.
w [Out][LIMT]
Duidt op een te sterke stroom in de primaire
stroomkring. De uitgangsstroom wordt ver-
laagd om het trekken van de primaire
stroom te verminderen. Druk een willekeurige
drukknop in en verdraai de instelknop of
start een boog om de laatste helptoestand
op te heffen.
w [ADV][AUTO]
Duidt op een niet toegestane instelling
op het voorste paneel omdat er een gea-
vanceerde automatiseringskeuze actief is
(zie hoofdstuk 5).
w [LOCK][LEV 1] 2, 3, or 4
Duidt op een niet toegestane instelling
op het voorste paneel omdat er
een stroombeperkingskeuze actief is
(zie hoofdstuk 5-10).
w [ERR][GND]
Schakel de ingangsspanning uit en laat een
gekwalificeerde monteur het apparaat na-
kijken. Om de fout te wissen moet u het ap-
paraat uitschakelen en weer inschakelen.
De foutcode wordt alleen getoond als
de optie geïnstalleerd is en de fout zich
voordoet.
Err GND geeft aan dat er stroom staat op de
groene of de groengele aardingsgeleider.
Hierdoor wordt de lasuitgangsspanning
van de machine uitgeschakeld.
ERR GND kan worden veroorzaakt door
een geleider die onder stroom staat en con-
tact maakt met het chassis.
ERR GND kan worden veroorzaakt doordat
een werkklem niet is aangesloten op het
werkstuk.
OM−216 869 Pagina 70
B. Problemen oplossen, overzicht
Probleem Oplossing
Geen uitgangsspanning voor het lassen;
het apparaat werkt totaal niet.
Zet de lijnscheidingsschakelaar aan (zie hoofdstuk 3-10).
Controleer de lijnzekering(en) en vervang ze indien noodzakelijk; of stel de stroomonderbreker weer
in (zie hoofdstuk 3-10).
Controleer of de voeding goed is aangesloten (zie hoofdstuk 3-10).
Geen uitgangsspanning om te lassen;
de meter staat op ON.
Als er een afstandsbediening wordt gebruikt, zorg er dan voor dat het juiste proces wordt ingeschakeld om
de uitgangsspanning te kunnen regelen bij de 14-pin contrastekker (indien van toepassing, zie hoofd-
stuk 4-1 en 3-13).
De ingaande spanning is buiten het toegestane variatiebereik (zie hoofdstuk 3-9).
Kijk de afstandsbediening na, repareer hem of vervang hem.
Het apparaat is oververhit en op het scherm staat [Over][Temp]. Laat het apparaat afkoelen met de
ventilator aan (zie hoofdstuk 3-4).
Onregelmatige of onjuiste
lasuitgangsspanning.
Gebruik een laskabel van het juiste formaat en type (zie hoofdstuk 3-12).
Reinig alle lasaansluitingen en zet ze vast.
Geen 115 V wisselstroom
uitgangsspanning op
de koelerstekkerdoos
Reset de beveiligingsautomaat CB1 in (zie Hoofdstuk 3-17).
De ventilator werkt niet. Opmerking: de
ventilator draait alleen als afkoeling no-
dig is.
Kijk of er iets is dat de ventilator blokkeert, waardoor hij niet kan draaien.
Laat een door de fabriek erkende servicemonteur de motor van de ventilator nakijken.
Dwalende boog
Gebruik het juiste formaat wolfraam (zie hoofdstuk 10-1).
Gebruik goed voorbereid wolfraam (zie hoofdstuk 10-2).
Verlaag de gastoevoer.
De wolfraam elektrode oxideert en blijf
t
niet helder na het voltooien van de las.
Scherm het lasgebied af tegen tocht.
Verhoog de nagastijd (zie hoofdstuk 4-11).
Kijk alle gasfittingen na en draai ze aan.
Water in de toorts. Zie handleiding van de toorts.
HOOFDSTUK 7 − ONDERDELENLIJST
7-1. Aanbevolen reserve-onderdelen
Description
Dia.
Mkgs.
Aanbevolen reserve-onderdelen
Quantity
257415 Screen, Filter 1................ .... .................................................
OM-216 869 Pagina 71
Aantekeningen
OM-216 869 Pagina 72
HOOFDSTUK 8 − ELECTRISCH SCHEMA
Afbeelding 7-1. Stroomkringschema voor Dynasty 350 modellen
OM-216 869 Pagina 73
243 217-C
Waarschuwing
Gevaar voor
electrische schok
S Raak onderdelen die onder stroom staan niet aan.
S Zet de hoofdstroom uit of stop de motor voordat u
deze installatie installeert of nakijkt.
S Niet doen werken met het plaatwerk verwijderd.
S Enkel bevoegde personen de installatie, het gebruik
en het onderhoud laten doen.
OM-216 869 Pagina 74
Afbeelding 7-2. Stroomkringschema voor Maxstar 350 modellen
OM-216 869 Pagina 75
Waarschuwing
Gevaar voor
electrische schok
S Raak onderdelen die onder stroom staan niet aan.
S Zet de hoofdstroom uit of stop de motor voordat u
deze installatie installeert of nakijkt.
S Niet doen werken met het plaatwerk verwijderd.
S Enkel bevoegde personen de installatie, het gebruik
en het onderhoud laten doen.
OM-216 869 Pagina 76
Afbeelding 7-3. Stroomkringschema voor Dynasty 700 modellen (Deel 1 van 2)
OM-216 869 Pagina 77
243 218-C
Waarschuwing
Gevaar voor
electrische schok
S Raak onderdelen die onder stroom staan niet aan.
S Zet de hoofdstroom uit of stop de motor voordat u
deze installatie installeert of nakijkt.
S Niet doen werken met het plaatwerk verwijderd.
S Enkel bevoegde personen de installatie, het gebruik
en het onderhoud laten doen.
OM-216 869 Pagina 78
Afbeelding 7-4. Stroomkringschema voor Dynasty 700 modellen (Deel 2 van 2)
OM-216 869 Pagina 79
243 218-C
Waarschuwing
Gevaar voor
electrische schok
S Raak onderdelen die onder stroom staan niet aan.
S Zet de hoofdstroom uit of stop de motor voordat u
deze installatie installeert of nakijkt.
S Niet doen werken met het plaatwerk verwijderd.
S Enkel bevoegde personen de installatie, het gebruik
en het onderhoud laten doen.
OM-216 869 Pagina 80
Afbeelding 7-5. Stroomkringschema voor Maxstar 700 modellen (Deel 1 van
2)
OM-216 869 Pagina 81
243 216-B
Waarschuwing
Gevaar voor
electrische schok
S Raak onderdelen die onder stroom staan niet aan.
S Zet de hoofdstroom uit of stop de motor voordat u
deze installatie installeert of nakijkt.
S Niet doen werken met het plaatwerk verwijderd.
S Enkel bevoegde personen de installatie, het gebruik
en het onderhoud laten doen.
OM-216 869 Pagina 82
Afbeelding 7-6. Stroomkringschema voor Maxstar 700 modellen (Deel 2 van
2)
OM-216 869 Pagina 83
243 216-B
Waarschuwing
Gevaar voor
electrische schok
S Raak onderdelen die onder stroom staan niet aan.
S Zet de hoofdstroom uit of stop de motor voordat u
deze installatie installeert of nakijkt.
S Niet doen werken met het plaatwerk verwijderd.
S Enkel bevoegde personen de installatie, het gebruik
en het onderhoud laten doen.
OM-216 869 Pagina 84
228 525-B
Afbeelding 7-7. Stroomschema voor koeling
Waarschuwing
Gevaar voor
electrische schok
S Raak onderdelen die onder stroom staan niet aan.
S Zet de hoofdstroom uit of stop de motor voordat u
deze installatie installeert of nakijkt.
S Niet doen werken met het plaatwerk verwijderd.
S Enkel bevoegde personen de installatie, het gebruik
en het onderhoud laten doen.
OM-216 869 Page 85
HOOFDSTUK 9 − HOGE FREQUENTIE
9-1. Lasprocessen waarvoor hoge frequentie nodig is
high_freq1_05_10dut − S-0693
1
TIG
Werk
1 HF-spanning
TIG − helpt de boog om de lucht-
spleet te overbruggen tussen de
toorts en het lasobject en/of om de
boog te stabiliseren.
9-2. Installatie waarbij mogelijke bronnen van HF-storing zijn aangegeven
50 ft
(15 m)
S-0694
13
9
8
7
1
2
4 5 6
3
10
11, 12
14
Slechte toepassing
niet gebruiken
Laszone
Bronnen die directe hoogfrequente
straling afgeven
1 Bron van de hoge frequentie
(lasstroombron met ingebouwd of los
HF-apparaat)
2 Laskabels
3 Toorts
4 Werkklem
5 Lasobject
6 Werkbank
HF-geleidingsbronnen
7 Ingaande stroomkabel
8 Lijnscheidingsmechanisme
9 Ingaande voedingskabels
HF-terugstralingsbronnen
10 Ongeaarde metalen objecten
11 Verlichting
12 Bedrading
13 Waterbuizen en fittingen
14 Externe telefoon- en stroomdraden
OM-216 869 Page 86
9-3. Aanbevolen installatie om HF-storing te verminderen
Ref. S-0695 / Ref. S-0695
1
2
3
50 ft
(15 m)
4
7
50 ft
(15 m)
8
5
8
6
9
11
10
8
8
Beste toepassing
Laszone
Aard het lasobject
als de voorschrif-
ten dit vereisen.
Aard alle metalen objecten en
alle bedrading in de laszone.
Geen
metaalbouw
1 Bron van de hoge frequentie
(lasstroombron met ingebouwd of los
HF-apparaat)
Geaarde metalen machinekast (verwijder
verf rondom opening in machinekast en
gebruik bout van machinekast), werkuit-
gangsklem, lijnscheidingsmechanisme, in-
gaande voeding en werkbank.
2 Middelpunt van laszone
Middelpunt tussen HF-bron en lastoorts.
3 Laszone
Een cirkel van 15m in alle richtingen vanaf
het middelpunt.
4 Uitgaande lasspanningskabels
Houd de kabels kort en dicht bij elkaar.
5 Buisverbindingen en aarding
Verbind alle buisstukken elektrisch met
behulp van koperstrippen of omvlochten
draad. Zorg om de 15 m voor aarding van
de buis.
6 Waterbuizen en fittingen
Zorg om de 15 m voor aarding van de
waterbuizen.
7 Externe stroom- of telefoonkabels
Plaat de HF-bron op minimaal 15 m afstand
van stroom- en telefoonkabels.
8 Aardingsstang
Raadpleeg de geldende landelijke richt-
lijnen voor de specificaties.
Vereisten voor metaalbouw
9 Hechtmethoden voor
metaalbouwpanelen
Las bouwpanelen aan elkaar of verbind ze
met bouten, breng koperen verbinding-
splaatjes of omvlochten draad aan over de
naden heen en aard het frame.
10 Ramen en deuren
Dek alle ramen en deuren af met geaard
koper gaas met een maasgrootte van niet
meer dan 6,4 mm.
11 Gedeelte boven de deur
Aard dit gedeelte.
Metaalbouw
OM-216 869 Pagina 87
HOOFDSTUK 10 − EEN WOLFRAAM ELEKTRODE KIEZEN
EN VOORBEREIDEN VOOR HET LASSEN MET EEN
LASINVERTER, OP GELIJKSTROOM OF WISSELSTROOM
gtaw_Inverter_2011−06dut
! Gebruik waar dit mogelijk en praktisch is, gelijkstroom in plaats van wisselstroom.
10-1. Een wolfraam elektrode kiezen
(draag schone handschoenen om verontreiniging van het wolfraam te voorkomen)
. Niet alle fabrikanten van wolfraam elektrodes gebruiken dezelfde kleuraanduidingen om het wolfraamtype aan te geven. Neem contact op met
de fabrikant van de wolfraam elektrode of kijk op de verpakking om vast te stellen welk type wolfraam u gebruikt.
Stroomgamma − Type gas − Polariteit
Elektrodediameter (DCEN) − Argon
Gelijkstroom, elektrode negatief
(voor gebruik met zachtstaal of roestvast staal)
AC − Argon
Balansregeling op 65% elektrode negatief
(voor gebruik met aluminium)
Wolfraamlegeringen met 2% cerium, 1,5% lanthanum of 2% thorium
0,010” (1 mm) Tot 25 Tot 20
0,020” (1 mm) 15-40 15-35
0,040” (1 mm) 25-85 20-80
1/16” (1,6 mm) 50-160 50-150
3/32” (2,4 mm) 130-250 135-235
1/8” (3,2 mm) 250-400 225-360
5/32” (4,0 mm) 400-500 300-450
3/16” (4,8 mm) 500-750 400-500
1/4” (6,4 mm) 750-1000 600-800
Typisch gasbeschermingsdebiet ligt tussen 11 tot 35 cfh (311 tot 991 liter/uur).
Waarden hierboven vermeld dienen als richtlijn en zijn aanbevelingen van de American Welding Society (AWS) en van de elektrodefabrikanten.
10-2. Een wolfraam elektrode voorbereiden voor het lassen op gelijkstroom/elektrode
negatief (DCEN) of wisselstroom bij gebruik van een lasinverter
! Het slijpen van de wolfraamelektroden veroorzaakt stof en vonken die verwonding en brand kunnen veroorza-
ken. Voorzie voldoende ventilatie (afzuiging) van de slijpmachine of draag een goedgekeurd zuurstofmasker.
Lees het veligheidsblad voor veiligheidsinformatie. Cerium- of lanthaangelegeerde wolfraamelektroden in
overweging nemen in plaats van gethorieerd wolfraam. Thorium gelegeerde elektroden bevatten licht radio-
actieve stoffen. Het slijpstof op een milieuvriendelijke manier verwerken. Draag de nodige gezichts-, hand-
en lichaamsbescherming. Hou brandbare stoffen uit de buurt.
1 Slijpschijf
De elektrode slijpen met behulp van een hard
abrasieve slijpschijf alvorens te lassen.
Geen slijpmachine gebruiken die reeds
gebruikt wordt voor ander werk; zoniet kan
de elektrode besmet worden en een mindere
laskwaliteit veroorzaken.
2 Wolraamelektrode
Een 2% ceriumgelegeerde wolfraam elektrode
wordt aanbevolen.
3 Afvlakking
De afvlakking bepaalt de stroomcapaciteit.
4 Lengterichting
Slijp in de lengterichting, niet radiaal.
1
3
4
2
Radiaal slijpen
veroorzaakt
een verlopende
vlamboog
Onjuiste
wolfraamvoorbereiding
2-1/2 maal de
elektrodediameter
Ideale wolfraamvoorbereiding −
stabiele vlamboog
Aantekeningen
Aantekeningen
Aantekeningen
Geldig vanaf 1 januari 2013
(Installaties waarvan het serienummer begint met “MD” of nieuwer)
Deze beperkte garantie vervangt alle vorige Miller garanties en is exclusief zonder andere expliciete of impliciete
waarborgen of garanties.
BEPERKTE GARANTIE − Afhankelijk van de onderstaande bepa-
lingen en voorwaarden garandeert Miller Electric Mfg. Co., Apple-
ton, Wisconsin, zijn erkende verdeler dat nieuwe Miller installaties
die verkocht zijn na de geldende datum van deze beperkte garantie
geen materiaal- en/of fabricagefouten hebben. DEZE GARANTIE
VERVANGT UITDRUKKELIJK ALLE ANDERE GARANTIES, EX-
PLICIET OF IMPLICIET, VAN VERKOOPBAARHEID EN
GESCHIKTHEID.
Binnen de onderstaande garantieperioden zal Miller alle onderde-
len of componenten die niet meer functioneren door dergelijke fa-
bricage- en materiaalfouten met garantie repareren of vervangen.
Miller moet binnen dertig (30) dagen schriftelijk op de hoogte wor-
den gebracht van een dergelijke fout of storing, waarop Miller in-
structies zal geven over de garantieclaim-procedure die hierop
volgt.
In het geval van een dergelijke storing binnen de garantieperiode
zal Miller garantieclaims toestaan op installaties met garantie die
hieronder zijn vermeld. Alle garantieperioden gelden vanaf de dag
dat de installatie geleverd werd aan de erkende verdeler, of acht-
tien maanden nadat de installatie naar een internationale distribu-
teur gezonden is.
1. 5 jaar onderdelen — 3 jaar arbeidsloon
* Originele gelijkrichters van de hoofdvoeding alleen
thyristoren, diodes en losse gelijkrichtcellen
2. 3 jaar — Onderdelen en arbeidsloon
* Automatisch verduisterende helmlenzen
(uitgezonderd de Classic-serie) (geen arbeidsloon)
* Lasaggregaten met verbrandingsmotor
(LET OP: Motoren vallen onder een aparte garantie
van de motorfabrikant.)
* Voedingsbronnen van invertermachines (tenzij anders
aangegeven)
* Toortsen voor autogeen snijden (geen arbeidsloon)
* Stroombronnen plasmasnijders
* Procesregelapparatuur
* Semi-automatische en automatische draadaanvoer-
systemen
* Smith 30-serie manometers, stromingsmeters
en reduceerventielen (geen arbeidsloon)
* Transformator/gelijkrichter stroombronnen
* Waterkoelingssystemen (geïntegreerd)
3. 2 jaar — Onderdelen en arbeidsloon
* Automatisch verduisterende helmlenzen − alleen
Classic-serie (geen arbeidsloon)
* Rookafzuigers − Filtair 400 en Industrial
Collector-serie
4. 1 jaar — Onderdelen en arbeidsloon tenzij gespecificeerd
* Automatisch bewegende apparatuur
* CoolBelt en CoolBand blaasapparaten (geen
arbeidsloon)
* Externe bewakingsapparatuur en sensoren
* Inbouwopties
(LET OP: Field Options zijn gedekt voor de resterende
garantieperiode van het product waarin ze in
geïnstalleerd zijn, of voor een minimum van één jaar
— afhankelijk van welke van de twee het langste
duurt.)
* Reduceerventielen met manometers en stromings-
meters (geen arbeidsloon)
* RFCS voetbedieningen (m.u.v. RFCS-RJ45)
* Rookafzuigers − Filtair 130, MWX- en SWX-serie
* HF units
* ICE/XT plasmasnijdtoortsen (geen arbeidsloon)
* Stroombronnen voor inductieverwarming, koelers
(LET OP: Digitale recorders vallen onder aparte
garantie van de fabrikant.)
* Belastingsbanken
* Motoraangedreven pistolen (m.u.v. de Spoolmate
pistolen)
* PAPR blaasunit (geen arbeidsloon)
* Positionerings- en regelapparatuur
* Rekken
* Wielonderstellen/trailers
* Puntlasapparatuur
* Draadaanvoer systemen voor onder poederdek
lassen
* Waterkoelingssystemen (niet geïntegreerd)
* Weldcraft TIG toortsen (geen arbeidsloon)
* Draadloze voet-/hand-afstandsbediening en ontvangers
* Werkstations/Lastafels (geen arbeidsloon)
Millers True Blue® beperkte garantie geldt niet voor:
1. Slijtonderdelen zoals contacttips, snijmondstukken,
magneetschakelaars, koolborstels, relais, bovenbladen
van werkstations en lasgordijnen of andere onderdelen
die niet meer goed werken als gevolg van normale
slijtage. (Uitzondering: borstels en relais zijn wel gedekt
bij alle motoraangedreven producten.)
2. Onderdelen geleverd door Miller maar geproduceerd door an-
deren, zoals motoren of handelsaccessoires. Deze onderde-
len vallen onder de eventuele garanties door de fabrikanten.
3. Installaties die veranderingen hebben ondergaan door andere
partijen dan Miller, of installaties die onjuist geïnstalleerd of
verkeerd gebruikt zijn volgens industrierichtlijnen, of installa-
ties die geen redelijk en noodzakelijk onderhoud hebben ge-
had, of installaties die gebruikt zijn voor andere dan de
aangegeven toepassingen voor de installatie.
MILLER PRODUKTEN ZIJN BEDOELD VOOR VERKOOP EN
GEBRUIK DOOR COMMERCIËLE/INDUSTRIËLE GEBRUI-
KERS EN PERSONEN DIE OPGELEID ZIJN EN ERVARING
HEBBEN MET HET GEBRUIK EN ONDERHOUD VAN LASIN-
STALLATIES.
In het geval van een garantieclaim gedekt door deze garantie,
zullen de exclusieve Miller-oplossingen zijn: (1) repareren; of (2)
vervangen; of, als dit schriftelijk door Miller is toegestaan in
bepaalde gevallen, (3) de redelijke kosten van repareren of
vervangen bij een goedgekeurd Miller onderhoudsbedrijf; of (4)
krediet of betaling van de aankoopprijs (redelijke
waardevermindering op basis van het eigenlijke gebruik) bij het
retourneren van de goederen op risico en kosten van de klant.
Miller’s optie van repareren of vervangen zal f.o.b. zijn (met
inbegrip van vervoerskosten tot in de boot), naar de fabriek in
Appleton, Wisconsin of f.o.b. naar een door Miller goedgekeurd
onderhoudsbedrijf zoals bepaald is door Miller. Daarom zal er geen
compensatie of terugbetaling voor transportkosten worden
toegestaan.
VOOR ZOVER DE WET DIT TOESTAAT, STAAN ER GEEN AN-
DERE VERHAALSMOGELIJKHEDEN OPEN DAN DEGENE DIE
HIER VOORZIEN ZIJN. IN GEEN GEVAL ZAL MILLER CON-
TRACTUEEL, UIT ONRECHTMATIGE DAAD, OF ANDERSZINS,
AANSPRAKELIJK ZIJN VOOR RECHTSTREEKSE, ON-
RECHTSTREEKSE, BIJZONDERE, INCIDENTELE, OF GE-
VOLGSCHADE (HIERIN BEGREPEN GEDERFDE WINST).
MILLER VERWERPT EN SLUIT, M.B.T. ALLE GEREEDSCHAP
DAT DOOR HAAR GELEVERD WORDT, ELKE
UITDRUKKELIJKE GARANTIE DIE HIER NIET VOORZIEN IS,
EN ELKE GEÏMPLICEERDE GARANTIE OF VERKLARING
M.B.T. PRESTATIE, EN ELK VERHAAL OP GROND VAN
CONTRACTUELE WANPRESTATIE, UIT ONRECHTMATIGE
DAAD, OF DAT, WARE DEZE BEPALING NIET OPGENOMEN,
IMPLICIET, VAN RECHTSWEGE, NAAR HANDELSGEWOONTE
OF NAAR AANLEIDING VAN DE CONCRETE
OMSTANDIGHEDEN VAN DE TRANSACTIE ZOU
VOORTVLOEIEN UIT GELIJK WELKE ANDERE
RECHTSTHEORIE, HIERIN BEGREPEN ELKE
GEÏMPLICEERDE GARANTIE M.B.T. VERKOOPBAARHEID OF
GESCHIKTHEID VOOR EEN BEPAALD GEBRUIK, UIT.
Sommige staten in de V.S. staan geen beperkingen toe met betrek-
king tot de duur van de garantie, noch uitsluiting van bijkomende
schade, indirecte schade, speciale schade of gevolgschade, dus
bovenstaande beperking kan mogelijk niet van toepassing zijn
voor u. Deze garantie biedt specifieke wettelijke rechten en er kun-
nen eventueel ook andere rechten van toepassing zijn; deze kun-
nen echter per staat verschillen.
In Canada biedt de wetgeving in enkele provincies bepaalde extra
garanties of oplossingen die afwijken van de bepalingen die hierin
zijn opgenomen, en bovenstaande beperkingen en uitsluitingen
zijn mogelijk niet van toepassing, voorzover er niet van mag wor-
den afgezien. Deze Beperkte Garantie biedt specifieke wettelijke
rechten en er kunnen eventueel ook andere rechten zijn; deze kun-
nen echter per provincie verschillen.
miller warr_dut 2013−01
Vertaling van de originele instructies − UITGEGEVEN IN DE VS. © 2013 Miller Electric Mfg. Co 2013-01
Miller Electric Mfg. Co.
An Illinois Tool Works Company
1635 West Spencer Street
Appleton, WI 54914 USA
International Headquarters−USA
USA Phone: 920-735-4505 Auto-attended
USA & Canada FAX: 920-735-4134
International FAX: 920-735-4125
Voor internationale vestigingen bezoek
website: www.MillerWelds.com
Naam van het model Serie-/typenumber
Aankoopdatum (datum waarop de apparatuur bij de oorspronkelijke klant werd bezorgd.)
Leverancier
Adres
Plaats
Staat Postcode
S.v.p. volledig invullen en goed bewaren.
Vermeld altijd de naam van het model en het serie-/typenummer
Ga naar uw leverancier voor: Toebehoren en elektroden
Optionele apparatuur en accessoires
Persoonlijke beschermingsmiddelen
Service en reparaties
Vervangende onderdelen
Trainingen en opleidingen (scholen, videos,
boeken)
Technische handboeken (onderhoudsinformatie
en onderdelen)
Stroomkringschema’s
Handboeken over lasprocessen
Neem contact op met het
vervoersbedrijf:
Neem contact op met de transportafdeling van uw
distributeur en/of de fabrikant van de apparatuur
voor hulp bij het indienen en afhandelen van scha-
declaims.
Service
Papieren van de eigenaar
Om een schadeclaim in te dienen bij verlies of
beschadiging tijdens verscheping,
Contacteer een verdeler of een service bureau
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96