7
T
OETSENBORD
VAN
DE
HANDSET
Enkele toetsen kunnen ook meerdere verschillende functies hebben, afhankelijk van de modus waarin de handset zich bevindt:
Wachtstand (stand-by), oftewel wanneer de handset niet actief is.
Programmeermodus, actief na drukken op de toets (als men tijdens de programmering gedurende ca. 30 seconden op geen enkele toets drukt, komt de
handset automatisch in de wachtstand terug).
Communicatiemodus, actief tijdens een telefoonoproep.
Modus voor adresboekbeheer, actief na drukken op de functietoets F2 ( - indien men tijdens het beheer gedurende ca. 30 seconden op geen enkele toets
drukt, komt de handset automatisch in de wachtstand terug).
Modus voor beheer van het antwoordapparaat van het faxtoestel, indien er binnenkomende boodschappen of memo’s op het antwoordapparaat zijn
opgenomen.
Functietoets F1
Toegang tot de lijst van niet beantwoorde oproepen
(indien de service werd geactiveerd).
Uitschakelen van een parameter.
-
Een functie of het weergegeven menu afsluiten.
Een naam of een nummer uit het adresboek wissen.
Nieuwe op het antwoordapparaat opgenomen
binnenkomende boodschappen of memo’s
beluisteren. Momenteel beluisterde binnenkomende
boodschap of memo wissen.
Functietoets F2
Toegang tot het adresboek. Door hierna op de toets
te drukken, wordt het toetsenbord ontgrendeld
(indien eerder geblokkeerd).
Wijzigen van een naam of nummer van het
adresboek. Overgaan van hoofdletters op kleine letters
en andersom, tijdens het instellen van namen.
Overgaan naar vorige binnenkomende boodschap of
memo. Wissen van de reeds beluisterde
binnenkomende boodschappen of memo’s.
Functietoets F3
Toegang tot het beheer van de eventueel op het
antwoordapparaat van het faxtoestel opgenomen
binnenkomende boodschappen en memo’s. Na
drukken op de toets
, wordt hiermee het
weergegeven nummer naar het adresboek gekopieerd.
-
Bevestiging van het menu, van de functie of
van de weergegeven parameter.
Uitschakelen van de microfoon. Om de microfoon
weer in te schakelen, opnieuw op deze knop drukken.
Invoeren van een nieuw contact in het adresboek.
Beluisteren van alle op het antwoordapparaat
opgenomen binnenkomende boodschappen of memo’s.
Overgaan naar de volgende binnenkomende
boodschap of memo.
Gevolgd door drukken op de toets , blokkeren
van het toetsenbord.
-
Wissen van het ingestelde gegeven of terug
naar de vorige functie.
Afsluiten van een telefoonoproep.
Toegang tot de telefoonlijn.
In-/uitschakelen van de handenvij-functie. Indien
meer dan 1,5 seconde ingedrukt gehouden, toegang tot
het faxtoestel.
Kiezen van het weergegeven nummer uit het
adresboek.
Door deze toets langer dan 1,5 seconde ingedrukt te
houden, wordt de handset in-/uitgeschakeld. Toegang
tot de lijst van laatste uitgaande oproepen.
-
-
Inlassen van een pauze tijdens het instellen
van een nummer.
Met het faxtoestel aangesloten op een privé-
centrale:
Ingedrukt voor het vormen van het telefoon- of
faxnummer, vrijgave van doorverbinding van de
oproep naar de openbare lijn (als de uitgangsmodus
Flash is en indien het faxtoestel op de juiste wijze
werd geprogrammeerd).
-
Starten van een interne communicatie met een
andere handset.
Toegang tot de speciale functies die het
telefoonbedrijf biedt, algemeen bekend als REGISTER
RECALL (R-functie). Bij langer dan 1,5 ingedrukt
houden van deze toets wordt de oproep
doorverbonden.
Toetsen van 0 tot 9:
Vormen van het telefoon- of faxnummer.
-
Selecteren van cijfers en alfanumerieke tekens.
Na drukken op de toets , blokkeren van het
toetsenbord. Na drukken op de toets F2 ( ),
ontgrendelen van het toetsenbord (indien eerder
geblokkeerd).
-
-
Overgang van de pulskiesmodus naar de
toonkiesmodus.
-
Selecteren van speciale tekens en symbolen
tijdens het instellen van namen.
In de toonkiesmodus, zenden van een toon in de lijn
voor speciale netwerkdiensten.
-
Selecteren van speciale tekens en symbolen
tijdens het instellen van namen.
In de toonkiesmodus, zenden van een toon in de lijn
voor speciale netwerkdiensten.
Toegang tot de menu’s.
Schuiven door de menu’s, de functies of de
parameters (bovenste en onderste delen van de toets).
-
Verhogen of verlagen van het volume van de
belsignalen van de handset (bovenste en onderste
delen van de toets).
Verhogen of verlagen van het volume van de hoorn
(bovenste en onderste delen van de toets).
Schuiven door de contacten van het adresboek
(bovenste en onderste delen van de toets).
Luidspreker.
Microfoon.