Enviracaire HCL-725E Handleiding

Type
Handleiding
NEDERLANDS
14
BELANGRIJKE VEILIGHEIDSINSTRUCTIES
Lees voor de inbedrijfstelling van het airconditioningstoestel alle
aanwijzingen door. Bewaar deze gebruiksaanwijzing op een veilige
plaats.
1. Plaats het airconditioningstoestel op een voor kinderen
ontoegankelijke plaats.
2. Gebruik het airconditioningstoestel niet buiten.
3. Plaats het airconditioningstoestel rechtop op een vlakke, stevige
ondergrond. Let erop dat het toestel veilig staat, zodat het niet
omvallen of op de grond vallen kan. Het water kan
meubelstukken of de vloerbedekking beschadigen.
4. Rol het snoer volledig af. Een niet volledig afgerold snoer kan tot
oververhitting leiden en brand veroorzaken.
5. Gebruik geen verlengsnoer of een traploze snelheidsregelaar.
Dit kan tot oververhitting, brand of stroomschokken leiden.
6. Sluit het airconditioningstoestel uitsluitend op een geaard
eenfase-stopcontact met de op het typeplaatje aangegeven
netspanning aan. Zorg er a.u.b. voor dat op de inzetplaats van
het airconditioningstoestel een voldoende stroomvoorziening
gewaarborgd is. Het airconditioningstoestel moet volgens de
plaatselijke veiligheidsbepalingen aangesloten worden.
7. Druk de bedrijfsschakelaar op UIT en trek altijd de stekker uit het
stopcontact, wanneer het airconditioningstoestel niet gebruikt,
verplaatst, aangeraakt of gereinigd wordt. Niet aan het snoer
trekken, wanneer u de stekker uit het stopcontact trekt.
8. Richt de luchtuitlaatopening (3) niet direct op mensen, muren of
voorwerpen.
9. Het airconditioningstoestel werkt in de modus "KOELEN"
optimaal bij een ruimtetemperatuur van 15°C tot 32°C en in de
modus "ONTVOCHTIGEN" bij een ruimtetemperatuur van 10°C
tot 35°C. Buiten dit temperatuurbereik kunnen storingen optreden.
10. Gebruik het airconditioningstoestel niet in de buurt van licht
ontvlambare gassen of stoffen, in de buurt van open vuur of op
plaatsen waar olie of water kunnen opspatten. Zorg er a.u.b.
voor dat het airconditioningstoestel niet aan directe zonnestraling
wordt blootgesteld. Gebruik het toestel
niet in een broeikas of in
de buurt van een bad, douche of zwembad.
11. Zorg er a.u.b. voor dat de luchtinlaat- (4) en
luchtuitlaatopeningen (3) geopend zijn,
voordat het toestel in
gebruik genomen wordt. Het airconditioningstoestel mag niet
achter gordijnen of andere voorwerpen/hindernissen, die de
luchtcirculatie nadelig kunnen beïnvloeden, geplaatst worden.
Let er a.u.b. op dat geen voorwerpen in de luchtinlaat- (4) of
luchtuitlaatopening (3) kunnen raken. Dit kan tot oververhitting,
brand of stroomschokken leiden.
12. Trek niet de stekker uit het stopcontact, terwijl het
airconditioningstoestel in bedrijf is.
Druk a.u.b. eerst de
bedrijfsschakelaar (13) op UIT (Off).
13. Wacht 3 minuten nadat u het airconditioningstoestel
uitgeschakeld heeft, voordat u het weer in gebruik neemt. Het
airconditioningtoestel is met een beveiligingssysteem uitgerust,
dat verhindert dat de compressor vóór aoop van 3 minuten,
nadat hij werd uitgeschakeld, opnieuw in bedrijf kan worden
genomen.
14. Dompel het airconditioningstoestel niet in water of andere
vloeistoffen en giet geen water of andere vloeistoffen over het
apparaat of in de luchtinlaat- (4) en luchtuitlaatopeningen (3).
15. Reinig het airconditioningstoestel regelmatig en neem daarbij de
reinigingsinstructies in acht.
16. Wanneer het snoer van het airconditioningstoestel beschadigd is,
moet het in een door de fabrikant geautoriseerde werkplaats
gerepareerd worden, omdat in dit geval speciaal gereedschap
noodzakelijk is.
17. Transporteer het airconditioningstoestel steeds rechtop. Wanneer
dit niet mogelijk is, legt u het toestel op z'n kant en zet u het
onmiddellijk weer overeind, zodra het op de plaats van
bestemming is aangekomen. Wacht a.u.b. na het transport min-
stens 60 minuten, voordat u het toestel weer in bedrijf neemt.
18. Neem het airconditioningstoestel niet in bedrijf, wanneer het
beschadigd is of beschadigd zou kunnen zijn of niet juist
functioneert. Trek de stekker uit het stopcontact.
BOUW
2 Besturingspaneel
3 Luchtuitlaatopening, verstelbaar
4 Luchtinlaatopening (aan beide kanten)
5 Luchtlters (aan beide kanten)
6 Slang voor het ledigen van het hoofdwaterreservoir
7 Slang voor het ledigen van het bijwaterreservoir
8 Netsnoer en netstekker
9 Kabelcompartiment
10 Looprollen
11 Handvatuitsparingen
12 Uitlaatslang
13 Verloopstuk
14 Afzuigopening
15 Bedrijfsschakelaar AAN/UIT
16 Bedrijfsmodustoets
17 Ventilatorsnelheidstoets
18 Elektronische thermostaat
19 Indicatielampje KOELEN
20 Indicatielampje ventilatorsnelheid hoog
21 Indicatielampje ventilatorsnelheid laag
22 Indicatielampje ONTVOCHTIGEN en
indicatielampje waterreservoir
EERSTE INBEDRIJFSTELLING
1. Lees a.u.b. voor de inbedrijfstelling van het airconditioningstoestel
alle aanwijzingen door.
2. Pak het airconditioningstoestel, het netsnoer en alle accessoires
uit, verwijder al het verpakkingsmateriaal en verwijder dit als
afval volgens de milieuvoorschriften.
3. Plaats het airconditioningstoestel op een vlakke, stevige
ondergrond, omdat water meubelstukken en vloerbedekkingen
kan beschadigen. Let erop dat het toestel veilig staat zodat het
niet omvallen of op de grond vallen kan. Een veiligheidsafstand
van minimaal 50 cm t.o.v. andere voorwerpen moet worden
aangehouden. Zorg er a.u.b. voor dat bij de modus "KOELEN"
de uitlaatslang (12) vast aangesloten is.
WATERLOZING
Ledigen van het hoofdwaterreservoir
1. Wanneer het hoofdwaterreservoir vol is, stopt het aircondition-
ingstoestel automatisch de koel- en ontvochtingsmodus. Het
waterreservoir-indicatielampje (22) knippert. De capaciteit van
het waterreservoir laat een bedrijfsduur van ca. 4 uur toe.
2. De waterslang (6) aan de achterkant van het airconditionings-
toestel toont de waterstand in het hoofdwaterreservoir.
3. Schakel het airconditioningstoestel uit en trek de stekker uit het
stopcontact.
4. Verwijder de waterslang (6) compleet van de houder aan de
achterkant van het airconditioningstoestel. Houd het open einde
van de waterslang dicht en plaats hem in een extern reservoir
(bijv. een emmer) met een capaciteit van minimaal 5 liter. Laat het
water in het externe vat lopen. Controleer of de slang (6) zich
veilig in het vat bevindt en dat geen water kan overlopen (afb. 7).
5. Zodra het water volledig uit het reservoir gelopen is, bevestigt u
de waterslang (6) weer aan de houder aan de achterkant van het
airconditioningstoestel. Maak het externe vat leeg.
6. Stel het airconditioningstoestel weer in werking zoals onder
Gebruiksaanwijzing beschreven wordt.
NEDERLANDS
15
Ledigen van het hoofd- en bijwaterreservoir bij opslag of verplaatsing
Indien u het airconditioningstoestel verplaatst of lange tijd niet wilt
gebruiken (1 week of langer), moet u het hoofd- en bijwaterreservoir
volledig leeg laten lopen.
1. Ledig het hoofdwaterreservoir zoals onder Ledigen van het
hoofdwaterreservoir
beschreven wordt.
2. Verwijder de waterslang (7) van het bijwaterreservoir compleet
van de houder aan de achterkant van het airconditioningstoestel.
Plaats de slang in het externe vat. Verwijder de sluitkap van de
waterslang (7) en laat het water volledig in het externe vat lopen.
Controleer of zich de slang (7) veilig in het vat bevindt en dat-
geen water kan overlopen. Water kan voorwerpen en vloerbe-
dekkingen beschadigen en tot stroomschokken leiden (afb. 8).
3. Zodra het water volledig uit het reservoir gelopen is, plaatst u de
sluitkap stevig op de waterslang (7) en u bevestigt hem weer aan
de houder aan de achterkant van het airconditioningstoestel.
Maak het externe vat leeg.
4. Stel het airconditioningstoestel weer in werking zoals onder
Gebruiksaanwijzing beschreven wordt.
MONTAGE VAN DE UITLAATSLANG
(Bedrijfsmodus KOELEN)
Het airconditioningstoestel biedt u twee mogelijkheden om de uitlaat-
slang te monteren. Trek de uitlaatslang slechts zover uit, dat u hem
bijv. door een raam naar buiten kan leggen. Voor een optimaal vermo-
gen moet echter de lengte tot een minimum beperkt worden. BELAN-
GRIJK: Vermijd a.u.b. overexpansie of knikken van de uitlaatslang
(afb. 1).
1. Bevestig de uitlaatslang (12) aan de afzuigopening (14) aan de
achterkant van het airconditioningstoestel. Controleer of de
uitlaatslang stevig bevestigd is.
2. Bevestig het verloopstuk (13) stevig aan het andere einde van de
uitlaatslang (12).
3. Leg de uitlaatslang (12) met opgezet verloopstuk (13) door een
geopend venster naar buiten en bevestig hem met de bijgaande
lus.
4. Alternatief kunt u de vensterset gebruiken. Snijd een opening met
een diameter van 138 mm in een venster met enkelvoudige
(afb. 2) of dubbele beglazing (afb. 3) en installeer de set (afb. 4).
Schuif de uitlaatslang (12) zonder verloopstuk (13) door de set
naar buiten.
5. Wanneer u het airconditioningstoestel niet wilt gebruiken, trekt u
de uitlaatslang weer naar binnen.
GEBRUIKSAANWIJZING
Bedrijfsmodus KOELEN
1. Steek de stekker in het stopcontact. Leg de luchtuitlaatslang naar
buiten.
2. Draai de draaiknop van de thermostaat (18) in de richting van
de wijzers van de klok in de hoogste positie.
3. Druk de bedrijfsschakelaar (15) om het airconditioningstoestel in
bedrijf te stellen. De indicatielampjes van de laatst gekozen
instellingen gaan branden.
4. Druk de bedrijfsmodustoets (16) op KOELEN. Het indicatielampje
(19) gaat branden.
5. Druk de ventilatorsnelheidstoets (17) op de positie HOOG. Het
indicatielampje (20) gaat branden.
6. Zodra de gewenste ruimtetemperatuur bereikt is, drukt u opnieuw
de ventilatorsnelheidstoets (17) op de positie LAAG. Het
indicatielampje (21) gaat branden.
7. Draai de knop van de thermostaat (18) tegen de richting van de
wijzers van de klok totdat de compressor uitgeschakeld wordt.
De thermostaat handhaaft de gekozen ruimtetemperatuur door het
airconditioningstoestel automatisch in- en uit te schakelen.
8. Wanneer u het airconditioningstoestel wilt uitschakelen, drukt u
de bedrijfsschakelaar (15) op UIT.
Bedrijfsmodus ONTVOCHTIGEN
1. Steek de stekker in het stopcontact. Verwijder de luchtuitlaatslang
van het airconditioningstoestel.
2. Druk de bedrijfsschakelaar (15) om het airconditioningstoestel in
bedrijf te stellen. De indicatielampjes van de laatst gekozen
instelling gaan branden.
3. Druk de bedrijfsmodustoets (16) op ONTVOCHTIGEN. De
indicatielampjes (22) gaan branden. Het airconditioningstoestel
koelt niet in deze bedrijfsmodus.
4. Wanneer u het airconditioningstoestel wilt uitschakelen, drukt u
de bedrijfsschakelaar (15) op UIT.
Verstellen van het luchtuitlaatrooster
Neem met beide handen een lamel van het luchtuitlaatrooster (3) aan
de buitenkanten vast en plaats het luchtuitlaatrooster (3) in de
gewenste luchtstroompositie (afb. 6).
Waterreservoir-indicatielampje
Wanneer het waterreservoir vol is, gaat het indicatielampje (22)
branden. Ga te werk, zoals in de aanwijzingen onder
Waterlozing
beschreven wordt.
REINIGING, ONDERHOUD EN OPSLAG
Wij raden u aan om het airconditioningstoestel vaak te reinigen.
Om het functioneren van het airconditioningstoestel niet nadelig te
beïnvloeden, dient u de instructies voor reiniging, onderhoud en
opslag in acht te nemen.
Wekelijkse reiniging
1.
Voordat u met de reiniging begint, drukt u de bedrijfsschakelaar
(15) op UIT en u trekt de stekker uit het stopcontact.
2. Voor het reinigen van de beide luchtlters (5) opent u het
luchtuitlaatrooster (4) en u verwijdert de luchtlters uit de houders
(afb. 9 + 10). Reinig de luchtlters voorzichtig met de borstel van
uw stofzuiger. Bij grof vuil reinigt u de luchtlters voorzichtig in
warm water (ca. 40°C) met een normaal afwasmiddel. Spoel de
luchtlters zorgvuldig uit en laat ze volledig droog worden. Niet
in de zon leggen om te drogen.
3. Plaats de luchtlters (5) weer in de houders en sluit het
luchtuitlaatrooster (4).
4. Wis alle delen van het airconditioningstoestel van buiten met een
zachte, vochtige doek af. Gebruik geen benzine, verdunner of
andere chemicaliën om het apparaat te reinigen.
5. Stel het airconditioningstoestel weer in bedrijf zoals onder
Gebruiksaanwijzing beschreven wordt.
Onderhoud en opslag
1. Wanneer u het airconditioningstoestel een langere periode (een
week of langer) niet wilt gebruiken, reinigt u het toestel zoals
onder Wekelijkse reiniging beschreven wordt.
2. Laat het hoofd- en bijwaterreservoir volledig leeg lopen.
3. Laat het airconditioningstoestel met alle componenten volledig
droog worden.
4. Het airconditioningstoestel mag niet met vuile luchtlters en
wanneer zich water in de waterreservoirs bevindt, opgeslagen
worden.
5. Berg het airconditioningstoestel staande op een koele, droge
plaats op.
NEDERLANDS
16
OPSPOREN EN VERHELPEN VAN FOUTEN
Fout
Het apparaat werkt niet, wanneer het via de
AAN/UIT-toets ingeschakeld wordt.
De compressor loopt, maar stopt echter
spoedig het bedrijf.
Gering koelvermogen
Er is een klikkend geluid in het apparaat te
horen.
Koopvoorwaarde:
De koper aanvaardt als koopvoorwaarde de aansprakelijkheid voor
het juiste gebruik en onderhoud van dit airconditioningstoestel
overeenkomstig de gebruiksaanwijzing. De koper of gebruiker moet
zelf beoordelen, wanneer en hoe lang hij het toestel benut.
LET OP: WANNEER ER PROBLEMEN MET HET AIRCONDITIO-
NINGSTOESTEL OPTREDEN, DIENT U A.U.B. DE INSTRUC-
TIES IN DE GARANTIEVOORWAARDEN IN ACHT TE NEMEN.
PROBEER NIET OM HET AIRCONDITIONINGSTOESTEL ZELF
TE OPENEN OF TE REPAREREN, DAAR DIT TOT VERVAL VAN
DE GARANTIE LEIDT EN PERSOONLIJKE OF MATERIËLE
SCHADE KAN VEROORZAKEN.
Technische veranderingen voorbehouden.
Mogelijke oorzaak
1. Het waterreservoir-display knippert, het
waterreservoir is vol.
2. Er zijn nog geen 3 min. verstreken, sinds
het apparaat werd uitgeschakeld.
3. De ruimtetemperatuur is lager dan de
ingestelde temperatuur (bedrijfsmodus
KOELEN)
4. De stekker zit niet in het stopcontact.
5. De stroomvoorziening van het net is niet
voldoende.
De luchtuitlaatopeningen zijn verstopt.
1. De luchtlters zijn verstopt of vervuild of
de luchtuitlaatopeningen zijn verstopt.
2. Warmtebron of veel mensen in het vertrek
3. De vensters of deuren zijn geopend.
4. De ingestelde temperatuur is te hoog.
Plasticdeeltjes in het apparaat worden door
de temperatuurverschillen uitgerekt of inge-
krompen.
Verhelpen van de fout
1. Laat het waterreservoir leeglopen.
2. Wacht 3 minuten.
3. Stel de temperatuur opnieuw in.
4. Steek de stekker in het stopcontact.
5. Controleer het stroomnet.
Verwijder de voorwerpen die de luchtuitlaato-
peningen verstoppen en reinig de luchtlters.
1. Reinig de luchtlters. Verwijder de
voorwerpen die de luchtuitlaatopeningen
verstoppen.
2. Verwijder de warmtebron.
3. Sluit de vensters en deuren.
4. Kies een lagere temperatuur.
Dat is normaal. Het geluid verschilt, wanneer
het temperatuurverschil gecompenseerd is.

Documenttranscriptie

NEDERLANDS BOUW 2 Besturingspaneel 3 Luchtuitlaatopening, verstelbaar 4 Luchtinlaatopening (aan beide kanten) 5 Luchtfilters (aan beide kanten) 6 Slang voor het ledigen van het hoofdwaterreservoir 7 Slang voor het ledigen van het bijwaterreservoir 8 Netsnoer en netstekker 9 Kabelcompartiment 10 Looprollen 11 Handvatuitsparingen 12 Uitlaatslang 13 Verloopstuk 14 Afzuigopening 15 Bedrijfsschakelaar AAN/UIT 16 Bedrijfsmodustoets 17 Ventilatorsnelheidstoets 18 Elektronische thermostaat 19 Indicatielampje KOELEN 20 Indicatielampje ventilatorsnelheid hoog 21 Indicatielampje ventilatorsnelheid laag 22 Indicatielampje ONTVOCHTIGEN en indicatielampje waterreservoir BELANGRIJKE VEILIGHEIDSINSTRUCTIES Lees voor de inbedrijfstelling van het airconditioningstoestel alle aanwijzingen door. Bewaar deze gebruiksaanwijzing op een veilige plaats. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. Plaats het airconditioningstoestel op een voor kinderen ontoegankelijke plaats. Gebruik het airconditioningstoestel niet buiten. Plaats het airconditioningstoestel rechtop op een vlakke, stevige ondergrond. Let erop dat het toestel veilig staat, zodat het niet omvallen of op de grond vallen kan. Het water kan meubelstukken of de vloerbedekking beschadigen. Rol het snoer volledig af. Een niet volledig afgerold snoer kan tot oververhitting leiden en brand veroorzaken. Gebruik geen verlengsnoer of een traploze snelheidsregelaar. Dit kan tot oververhitting, brand of stroomschokken leiden. Sluit het airconditioningstoestel uitsluitend op een geaard eenfase-stopcontact met de op het typeplaatje aangegeven netspanning aan. Zorg er a.u.b. voor dat op de inzetplaats van het airconditioningstoestel een voldoende stroomvoorziening gewaarborgd is. Het airconditioningstoestel moet volgens de plaatselijke veiligheidsbepalingen aangesloten worden. Druk de bedrijfsschakelaar op UIT en trek altijd de stekker uit het stopcontact, wanneer het airconditioningstoestel niet gebruikt, verplaatst, aangeraakt of gereinigd wordt. Niet aan het snoer trekken, wanneer u de stekker uit het stopcontact trekt. Richt de luchtuitlaatopening (3) niet direct op mensen, muren of voorwerpen. Het airconditioningstoestel werkt in de modus "KOELEN" optimaal bij een ruimtetemperatuur van 15°C tot 32°C en in de modus "ONTVOCHTIGEN" bij een ruimtetemperatuur van 10°C tot 35°C. Buiten dit temperatuurbereik kunnen storingen optreden. Gebruik het airconditioningstoestel niet in de buurt van licht ontvlambare gassen of stoffen, in de buurt van open vuur of op plaatsen waar olie of water kunnen opspatten. Zorg er a.u.b. voor dat het airconditioningstoestel niet aan directe zonnestraling wordt blootgesteld. Gebruik het toestel niet in een broeikas of in de buurt van een bad, douche of zwembad. Zorg er a.u.b. voor dat de luchtinlaat- (4) en luchtuitlaatopeningen (3) geopend zijn, voordat het toestel in gebruik genomen wordt. Het airconditioningstoestel mag niet achter gordijnen of andere voorwerpen/hindernissen, die de luchtcirculatie nadelig kunnen beïnvloeden, geplaatst worden. Let er a.u.b. op dat geen voorwerpen in de luchtinlaat- (4) of luchtuitlaatopening (3) kunnen raken. Dit kan tot oververhitting, brand of stroomschokken leiden. Trek niet de stekker uit het stopcontact, terwijl het airconditioningstoestel in bedrijf is. Druk a.u.b. eerst de bedrijfsschakelaar (13) op UIT (Off). Wacht 3 minuten nadat u het airconditioningstoestel uitgeschakeld heeft, voordat u het weer in gebruik neemt. Het airconditioningtoestel is met een beveiligingssysteem uitgerust, dat verhindert dat de compressor vóór afloop van 3 minuten, nadat hij werd uitgeschakeld, opnieuw in bedrijf kan worden genomen. Dompel het airconditioningstoestel niet in water of andere vloeistoffen en giet geen water of andere vloeistoffen over het apparaat of in de luchtinlaat- (4) en luchtuitlaatopeningen (3). Reinig het airconditioningstoestel regelmatig en neem daarbij de reinigingsinstructies in acht. Wanneer het snoer van het airconditioningstoestel beschadigd is, moet het in een door de fabrikant geautoriseerde werkplaats gerepareerd worden, omdat in dit geval speciaal gereedschap noodzakelijk is. Transporteer het airconditioningstoestel steeds rechtop. Wanneer dit niet mogelijk is, legt u het toestel op z'n kant en zet u het onmiddellijk weer overeind, zodra het op de plaats van bestemming is aangekomen. Wacht a.u.b. na het transport minstens 60 minuten, voordat u het toestel weer in bedrijf neemt. Neem het airconditioningstoestel niet in bedrijf, wanneer het beschadigd is of beschadigd zou kunnen zijn of niet juist functioneert. Trek de stekker uit het stopcontact. EERSTE INBEDRIJFSTELLING 1. Lees a.u.b. voor de inbedrijfstelling van het airconditioningstoestel alle aanwijzingen door. 2. Pak het airconditioningstoestel, het netsnoer en alle accessoires uit, verwijder al het verpakkingsmateriaal en verwijder dit als afval volgens de milieuvoorschriften. 3. Plaats het airconditioningstoestel op een vlakke, stevige ondergrond, omdat water meubelstukken en vloerbedekkingen kan beschadigen. Let erop dat het toestel veilig staat zodat het niet omvallen of op de grond vallen kan. Een veiligheidsafstand van minimaal 50 cm t.o.v. andere voorwerpen moet worden aangehouden. Zorg er a.u.b. voor dat bij de modus "KOELEN" de uitlaatslang (12) vast aangesloten is. WATERLOZING Ledigen van het hoofdwaterreservoir 1. Wanneer het hoofdwaterreservoir vol is, stopt het airconditioningstoestel automatisch de koel- en ontvochtingsmodus. Het waterreservoir-indicatielampje (22) knippert. De capaciteit van het waterreservoir laat een bedrijfsduur van ca. 4 uur toe. 2. De waterslang (6) aan de achterkant van het airconditioningstoestel toont de waterstand in het hoofdwaterreservoir. 3. Schakel het airconditioningstoestel uit en trek de stekker uit het stopcontact. 4. Verwijder de waterslang (6) compleet van de houder aan de achterkant van het airconditioningstoestel. Houd het open einde van de waterslang dicht en plaats hem in een extern reservoir (bijv. een emmer) met een capaciteit van minimaal 5 liter. Laat het water in het externe vat lopen. Controleer of de slang (6) zich veilig in het vat bevindt en dat geen water kan overlopen (afb. 7). 5. Zodra het water volledig uit het reservoir gelopen is, bevestigt u de waterslang (6) weer aan de houder aan de achterkant van het airconditioningstoestel. Maak het externe vat leeg. 6. Stel het airconditioningstoestel weer in werking zoals onder „Gebruiksaanwijzing“ beschreven wordt. 14 NEDERLANDS Ledigen van het hoofd- en bijwaterreservoir bij opslag of verplaatsing Indien u het airconditioningstoestel verplaatst of lange tijd niet wilt gebruiken (1 week of langer), moet u het hoofd- en bijwaterreservoir volledig leeg laten lopen. 1. 2. 3. 4. Bedrijfsmodus ONTVOCHTIGEN 1. Steek de stekker in het stopcontact. Verwijder de luchtuitlaatslang van het airconditioningstoestel. 2. Druk de bedrijfsschakelaar (15) om het airconditioningstoestel in bedrijf te stellen. De indicatielampjes van de laatst gekozen instelling gaan branden. 3. Druk de bedrijfsmodustoets (16) op ONTVOCHTIGEN. De indicatielampjes (22) gaan branden. Het airconditioningstoestel koelt niet in deze bedrijfsmodus. 4. Wanneer u het airconditioningstoestel wilt uitschakelen, drukt u de bedrijfsschakelaar (15) op UIT. Ledig het hoofdwaterreservoir zoals onder „Ledigen van het hoofdwaterreservoir“ beschreven wordt. Verwijder de waterslang (7) van het bijwaterreservoir compleet van de houder aan de achterkant van het airconditioningstoestel. Plaats de slang in het externe vat. Verwijder de sluitkap van de waterslang (7) en laat het water volledig in het externe vat lopen. Controleer of zich de slang (7) veilig in het vat bevindt en datgeen water kan overlopen. Water kan voorwerpen en vloerbedekkingen beschadigen en tot stroomschokken leiden (afb. 8). Zodra het water volledig uit het reservoir gelopen is, plaatst u de sluitkap stevig op de waterslang (7) en u bevestigt hem weer aan de houder aan de achterkant van het airconditioningstoestel. Maak het externe vat leeg. Stel het airconditioningstoestel weer in werking zoals onder „Gebruiksaanwijzing“ beschreven wordt. Verstellen van het luchtuitlaatrooster Neem met beide handen een lamel van het luchtuitlaatrooster (3) aan de buitenkanten vast en plaats het luchtuitlaatrooster (3) in de gewenste luchtstroompositie (afb. 6). Waterreservoir-indicatielampje Wanneer het waterreservoir vol is, gaat het indicatielampje (22) branden. Ga te werk, zoals in de aanwijzingen onder „Waterlozing“ beschreven wordt. MONTAGE VAN DE UITLAATSLANG (Bedrijfsmodus KOELEN) Het airconditioningstoestel biedt u twee mogelijkheden om de uitlaatslang te monteren. Trek de uitlaatslang slechts zover uit, dat u hem bijv. door een raam naar buiten kan leggen. Voor een optimaal vermogen moet echter de lengte tot een minimum beperkt worden. BELANGRIJK: Vermijd a.u.b. overexpansie of knikken van de uitlaatslang (afb. 1). 1. Bevestig de uitlaatslang (12) aan de afzuigopening (14) aan de achterkant van het airconditioningstoestel. Controleer of de uitlaatslang stevig bevestigd is. 2. Bevestig het verloopstuk (13) stevig aan het andere einde van de uitlaatslang (12). 3. Leg de uitlaatslang (12) met opgezet verloopstuk (13) door een geopend venster naar buiten en bevestig hem met de bijgaande lus. 4. Alternatief kunt u de vensterset gebruiken. Snijd een opening met een diameter van 138 mm in een venster met enkelvoudige (afb. 2) of dubbele beglazing (afb. 3) en installeer de set (afb. 4). Schuif de uitlaatslang (12) zonder verloopstuk (13) door de set naar buiten. 5. Wanneer u het airconditioningstoestel niet wilt gebruiken, trekt u de uitlaatslang weer naar binnen. REINIGING, ONDERHOUD EN OPSLAG Wij raden u aan om het airconditioningstoestel vaak te reinigen. Om het functioneren van het airconditioningstoestel niet nadelig te beïnvloeden, dient u de instructies voor reiniging, onderhoud en opslag in acht te nemen. Wekelijkse reiniging 1. Voordat u met de reiniging begint, drukt u de bedrijfsschakelaar (15) op UIT en u trekt de stekker uit het stopcontact. 2. Voor het reinigen van de beide luchtfilters (5) opent u het luchtuitlaatrooster (4) en u verwijdert de luchtfilters uit de houders (afb. 9 + 10). Reinig de luchtfilters voorzichtig met de borstel van uw stofzuiger. Bij grof vuil reinigt u de luchtfilters voorzichtig in warm water (ca. 40°C) met een normaal afwasmiddel. Spoel de luchtfilters zorgvuldig uit en laat ze volledig droog worden. Niet in de zon leggen om te drogen. 3. Plaats de luchtfilters (5) weer in de houders en sluit het luchtuitlaatrooster (4). 4. Wis alle delen van het airconditioningstoestel van buiten met een zachte, vochtige doek af. Gebruik geen benzine, verdunner of andere chemicaliën om het apparaat te reinigen. 5. Stel het airconditioningstoestel weer in bedrijf zoals onder „Gebruiksaanwijzing“ beschreven wordt. GEBRUIKSAANWIJZING Bedrijfsmodus KOELEN 1. Steek de stekker in het stopcontact. Leg de luchtuitlaatslang naar buiten. 2. Draai de draaiknop van de thermostaat (18) in de richting van de wijzers van de klok in de hoogste positie. 3. Druk de bedrijfsschakelaar (15) om het airconditioningstoestel in bedrijf te stellen. De indicatielampjes van de laatst gekozen instellingen gaan branden. 4. Druk de bedrijfsmodustoets (16) op KOELEN. Het indicatielampje (19) gaat branden. 5. Druk de ventilatorsnelheidstoets (17) op de positie HOOG. Het indicatielampje (20) gaat branden. 6. Zodra de gewenste ruimtetemperatuur bereikt is, drukt u opnieuw de ventilatorsnelheidstoets (17) op de positie LAAG. Het indicatielampje (21) gaat branden. 7. Draai de knop van de thermostaat (18) tegen de richting van de wijzers van de klok totdat de compressor uitgeschakeld wordt. De thermostaat handhaaft de gekozen ruimtetemperatuur door het airconditioningstoestel automatisch in- en uit te schakelen. 8. Wanneer u het airconditioningstoestel wilt uitschakelen, drukt u de bedrijfsschakelaar (15) op UIT. Onderhoud en opslag 1. Wanneer u het airconditioningstoestel een langere periode (een week of langer) niet wilt gebruiken, reinigt u het toestel zoals onder „Wekelijkse reiniging“ beschreven wordt. 2. Laat het hoofd- en bijwaterreservoir volledig leeg lopen. 3. Laat het airconditioningstoestel met alle componenten volledig droog worden. 4. Het airconditioningstoestel mag niet met vuile luchtfilters en wanneer zich water in de waterreservoirs bevindt, opgeslagen worden. 5. Berg het airconditioningstoestel staande op een koele, droge plaats op. 15 NEDERLANDS OPSPOREN EN VERHELPEN VAN FOUTEN Fout Het apparaat werkt niet, wanneer het via de AAN/UIT-toets ingeschakeld wordt. Mogelijke oorzaak 1. Het waterreservoir-display knippert, het waterreservoir is vol. 2. Er zijn nog geen 3 min. verstreken, sinds het apparaat werd uitgeschakeld. 3. De ruimtetemperatuur is lager dan de ingestelde temperatuur (bedrijfsmodus KOELEN) 4. De stekker zit niet in het stopcontact. 5. De stroomvoorziening van het net is niet voldoende. Verhelpen van de fout 1. Laat het waterreservoir leeglopen. De compressor loopt, maar stopt echter spoedig het bedrijf. De luchtuitlaatopeningen zijn verstopt. Verwijder de voorwerpen die de luchtuitlaatopeningen verstoppen en reinig de luchtfilters. Gering koelvermogen 1. De luchtfilters zijn verstopt of vervuild of de luchtuitlaatopeningen zijn verstopt. 1. Reinig de luchtfilters. Verwijder de voorwerpen die de luchtuitlaatopeningen verstoppen. 2. Verwijder de warmtebron. 3. Sluit de vensters en deuren. 4. Kies een lagere temperatuur. 2. Warmtebron of veel mensen in het vertrek 3. De vensters of deuren zijn geopend. 4. De ingestelde temperatuur is te hoog. Er is een klikkend geluid in het apparaat te horen. Plasticdeeltjes in het apparaat worden door de temperatuurverschillen uitgerekt of ingekrompen. 2. Wacht 3 minuten. 3. Stel de temperatuur opnieuw in. 4. Steek de stekker in het stopcontact. 5. Controleer het stroomnet. Dat is normaal. Het geluid verschilt, wanneer het temperatuurverschil gecompenseerd is. LET OP: WANNEER ER PROBLEMEN MET HET AIRCONDITIONINGSTOESTEL OPTREDEN, DIENT U A.U.B. DE INSTRUCTIES IN DE GARANTIEVOORWAARDEN IN ACHT TE NEMEN. PROBEER NIET OM HET AIRCONDITIONINGSTOESTEL ZELF TE OPENEN OF TE REPAREREN, DAAR DIT TOT VERVAL VAN DE GARANTIE LEIDT EN PERSOONLIJKE OF MATERIËLE SCHADE KAN VEROORZAKEN. Koopvoorwaarde: De koper aanvaardt als koopvoorwaarde de aansprakelijkheid voor het juiste gebruik en onderhoud van dit airconditioningstoestel overeenkomstig de gebruiksaanwijzing. De koper of gebruiker moet zelf beoordelen, wanneer en hoe lang hij het toestel benut. Technische veranderingen voorbehouden. 16
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62

Enviracaire HCL-725E Handleiding

Type
Handleiding