HP Compaq dc7700 Ultra-slim Desktop PC Gebruikershandleiding

Type
Gebruikershandleiding
Computerinstellingen
Zakelijke personal computers
© Copyright 2004–2006 Hewlett-Packard
Development Company, L.P. De informatie
in deze publicatie kan zonder voorafgaande
kennisgeving worden gewijzigd.
Microsoft en Windows zijn handelsmerken
van Microsoft Corporation in de Verenigde
Staten en andere landen.
De enige garanties die gelden voor HP
producten en diensten zijn de garanties die
worden beschreven in de
garantievoorwaarden behorende bij deze
producten en diensten. Geen enkel
onderdeel van dit document mag als extra
garantie worden opgevat. HP aanvaardt
geen aansprakelijkheid voor technische
fouten of redactionele fouten, drukfouten of
weglatingen in deze publicatie.
De informatie in dit document valt onder het
auteursrecht. Geen enkel deel van dit
document mag worden gekopieerd,
vermenigvuldigd of vertaald in een andere
taal, zonder voorafgaande schriftelijke
toestemming van Hewlett-Packard
Company.
Computerinstellingen
Zakelijke personal computers
Eerste editie, mei 2004
Tweede editie, september 2004
Derde editie, mei 2005
Vierde editie, november 2005
Vijfde editie, mei 2005
Zesde editie, augustus 2006
Artikelnummer van document: 361206-336
Over deze handleiding
Deze handleiding bevat instructies voor het gebruik van Computer Setup (Computerinstellingen). U
gebruikt dit hulpprogramma om standaardinstellingen voor de computer opnieuw te configureren en te
wijzigen nadat u nieuwe hardware heeft geïnstalleerd of om onderhoud uit te voeren.
WAARSCHUWING Als u de aanwijzingen na dit kopje niet opvolgt, kan dit leiden tot persoonlijk
letsel of levensgevaar.
VOORZICHTIG Als u de aanwijzingen na dit kopje niet opvolgt, kan dit leiden tot beschadiging
van de apparatuur of verlies van gegevens.
Opmerking Na dit kopje volgt belangrijke aanvullende informatie.
NLWW iii
iv Over deze handleiding NLWW
Inhoudsopgave
Computer Setup
Mogelijkheden van Computer Setup .................................................................................................... 1
Werken met Computer Setup .............................................................................................. 2
Computer Setup: File (Bestand) .......................................................................................... 3
Computer Setup: Storage (Opslag) ..................................................................................... 4
Computer Setup: Security (Beveiliging) ............................................................................... 7
Computer Setup: Power (Voeding) .................................................................................... 10
Computer Setup: Advanced (Geavanceerd) ...................................................................... 11
Configuratie-instellingen herstellen .................................................................................................... 14
NLWW v
vi NLWW
Computer Setup
Mogelijkheden van Computer Setup
Met het hulpprogramma Computer Setup (Computerinstellingen) kunt u:
De fabrieksinstellingen wijzigen.
De systeemdatum en -tijd instellen.
De systeemconfiguratie instellen, weergeven, wijzigen of controleren. U kunt onder andere
instellingen wijzigen voor processor, beeldscherm, geheugen, audio, opslag, communicatie en
invoerapparatuur.
De opstartvolgorde wijzigen van schijfeenheden waarvan kan worden opgestart, zoals vaste
schijven, diskettedrives, optische-schijfeenheden of USB-flashapparaten.
Quick Boot inschakelen om snel op te starten. Quick Boot is sneller dan Full Boot, maar niet alle
diagnostische tests worden uitgevoerd die tijdens een Full Boot wel worden uitgevoerd. U kunt het
systeem instellen op:
altijd Quick Boot (standaard);
periodiek Full Boot (eenmaal per 1 tot 30 dagen); of
altijd Full Boot.
Het weergeven van berichten over POST (Power-On Self Test, zelftest bij het opstarten) in- of
uitschakelen. Als de weergave van POST-berichten is uitgeschakeld, worden de meeste POST-
berichten onderdrukt, zoals de geheugentelling, de productnaam en andere berichten die niet op
een fout duiden. Als er een fout optreedt tijdens de POST, wordt de fout weergegeven, ongeacht
of u POST-berichten heeft in- of uitgeschakeld. Als u tijdens de POST de weergave van POST-
berichten wilt inschakelen, drukt u op een willekeurige toets (behalve F1 tot en met F12).
Een eigendomslabel instellen. Deze tekst wordt weergegeven telkens wanneer het systeem wordt
ingeschakeld of opnieuw wordt opgestart.
Het inventarisnummer of eigendomsidentificatienummer invoeren dat door uw bedrijf aan deze
computer is toegekend.
Instellen dat naar het opstartwachtwoord wordt gevraagd, zowel bij het opnieuw starten van het
systeem (warme start) als bij het inschakelen van het systeem met behulp van de aan/uit-knop.
Een instelwachtwoord definiëren dat de toegang regelt tot het hulpprogramma Computer Setup
(Computerinstellingen) en de instellingen die in dit gedeelte worden beschreven.
NLWW Mogelijkheden van Computer Setup 1
Geïntegreerde I/O-functionaliteit beveiligen, waaronder de seriële poorten, USB-poorten en
parallelle poorten, audio en ingebouwde netwerkadapter, zodat deze niet kunnen worden gebruikt
tenzij de beveiliging wordt opgeheven.
De mogelijkheid om op te starten vanaf verwisselbare schijfeenheden in- of uitschakelen.
Schrijftoegang tot oudere typen diskettedrives in- en uitschakelen (indien dit door de hardware
wordt ondersteund).
Fouten in de systeemconfiguratie oplossen die wel zijn gedetecteerd, maar niet automatisch zijn
verholpen tijdens POST.
De instellingen van het door u gebruikte systeem gebruiken op andere computers door de
gegevens over de systeemconfiguratie op een diskette op te slaan en naar een of meer computers
over te zetten.
Zelftests voor een bepaalde vaste schijf (ATA) uitvoeren (indien ondersteund door de
schijfeenheid).
DriveLock-beveiliging in- of uitschakelen (indien ondersteund door de schijfeenheid)
Werken met Computer Setup
Het hulpprogramma Computer Setup kan alleen worden geactiveerd wanneer u de computer inschakelt
of opnieuw opstart. U krijgt als volgt toegang tot Computer Setup:
1. Zet de computer aan of start de computer opnieuw op. Selecteer hiervoor in Microsoft Windows
Start > Uitschakelen > Opnieuw opstarten.
2. Druk nadat de computer is ingeschakeld op F10 op het moment dat het monitorlampje groen gaat
branden om Computer Setup te openen. Druk op Enter om een eventueel beginscherm over te
slaan.
Opmerking Als u niet op het juiste moment op F10 drukt, start u de computer opnieuw op
en drukt u opnieuw op F10 (maar nu op het moment dat het monitorlampje groen gaat
branden) om het hulpprogramma te openen.
3. Selecteer de gewenste taal in de lijst en druk op Enter.
4. U ziet de vijf hoofdmenu's van Computer Setup: File (Bestand), Storage (Opslag), Security
(Beveiliging), Power (Voeding) en Advanced (Geavanceerd).
5. Gebruik de pijltoetsen naar links en naar rechts om naar het gewenste menu te gaan. Gebruik
vervolgens de pijltoetsen omhoog en omlaag om de gewenste optie te selecteren en druk op
Enter. Als u wilt teruggaan naar het beginscherm van Computer Setup, drukt u op Esc.
6. Als u uw wijzigingen wilt opslaan en toepassen, selecteert u File (Bestand) > Save Settings and
Exit (Instellingen opslaan en afsluiten).
Als u wijzigingen heeft aangebracht die u niet wilt toepassen, selecteert u Ignore Changes
and Exit (Wijzigingen negeren en afsluiten).
Als u de instellingen wilt terugzetten op de fabrieksinstellingen of de eerder opgeslagen
standaardinstellingen (bij bepaalde modellen), selecteert u Apply Defaults and Exit
(Standaardinstellingen toepassen en afsluiten). Met deze optie herstelt u de originele
standaardinstellingen.
2 Computer Setup NLWW
VOORZICHTIG Schakel de computer NOOIT uit terwijl de wijzigingen in de configuratie van
Computer Setup worden opgeslagen, omdat anders het CMOS beschadigd kan raken. U kunt
de computer pas veilig uitschakelen nadat u het scherm van Computer Setup heeft afgesloten.
Tabel 1 Computer Setup
Hoofdmenu Tabel
File (Bestand) Tabel 2 Computer Setup: File (Bestand)
Storage (Opslag) Tabel 3 Computer Setup: Storage (Opslag)
Security (Beveiliging) Tabel 4 Computer Setup: Security (Beveiliging)
Power (Voeding) Tabel 5 Computer Setup: Power (Voeding)
Advanced (Geavanceerd) Tabel 6 Computer Setup: Advanced (Geavanceerd) (voor
ervaren gebruikers)
Computer Setup: File (Bestand)
Opmerking Welke opties van Computer Setup precies worden ondersteund, is mede
afhankelijk van de hardwareconfiguratie.
Tabel 2 Computer Setup: File (Bestand)
Optie Beschrijving
System Information
(Systeeminformatie)
Hiermee wordt de volgende informatie weergegeven:
Productnaam
SKU-nummer (bepaalde modellen)
Type/snelheid/stepping van de processor
Cachegrootte (L1/L2) (tweemaal vermeld bij dual core-processors)
Capaciteit/snelheid van geïnstalleerd geheugen, aantal kanalen (enkel of dubbel) (indien van
toepassing)
Geïntegreerd MAC-adres voor ingebouwde, ingeschakelde netwerkadapter (indien van
toepassing)
Systeem-BIOS (inclusief familienaam en versie)
Serienummer van het chassis
Inventarisnummer
Type/snelheid/stepping van processor (stepping-gegevens bevatten een
microcodehandtekening
About (Info) Hiermee geeft u copyright-informatie weer.
Set Time and Date
(Datum en tijd instellen)
Hiermee stelt u de systeemtijd en -datum in.
Flash System ROM
(Systeem-ROM flashen,
bij bepaalde modellen)
Hier kunt u een schijfeenheid met een nieuw BIOS selecteren.
NLWW Mogelijkheden van Computer Setup 3
Replicated Setup
(Gekopieerde
configuratie)
Save to Removable Media (Opslaan naar verwisselbare media)
Hiermee slaat u de systeemconfiguratie, met inbegrip van het CMOS, op naar een geformatteerde
diskette van 1,44 MB, een USB-flashapparaat of een opslagapparaat waarmee een diskettedrive
wordt geëmuleerd.
Restore from Removable Media (Herstellen van verwisselbare media)
Default Setup
(Standaardconfiguratie)
Save Current Settings as Default (Huidige instellingen opslaan als standaard)
Hiermee slaat u de huidige instellingen van de systeemconfiguratie op als standaardinstellingen.
Restore Factory Settings as Default (Standaardwaarden herstellen).
Hiermee herstelt u de standaardwaarden van de systeemconfiguratie.
Apply Defaults and
Exit (Standaardwaarden
toepassen en afsluiten)
Hiermee past u de geselecteerde standaardinstellingen toe en wist u eventueel ingestelde
wachtwoorden.
Ignore Changes and
Exit (Wijzigingen
negeren en afsluiten)
Hiermee sluit u Computer Setup af zonder wijzigingen toe te passen of op te slaan.
Save Changes and
Exit (Wijzigingen
opslaan en afsluiten)
Hiermee slaat u wijzigingen in de systeemconfiguratie of standaardinstellingen op en sluit u
Computer Setup af.
Computer Setup: Storage (Opslag)
Opmerking Welke opties van Computer Setup precies worden ondersteund, is mede
afhankelijk van de hardwareconfiguratie.
Tabel 3 Computer Setup: Storage (Opslag)
Optie Beschrijving
Device Configuration
(Apparaatconfiguratie)
Hiermee geeft u alle geïnstalleerde en door het BIOS bestuurde opslagapparaten weer.
Wanneer u een apparaat selecteert, worden gedetailleerde gegevens en opties weergegeven. De
volgende opties kunnen worden weergegeven:
Diskette Type (Legacy Diskettes only) (Type diskette (alleen oudere diskettes))
Het type opslagmedium met de hoogste capaciteit die nog door de diskettedrive wordt geaccepteerd.
De mogelijkheden zijn 3,5 inch (1,44 MB) en 5,25 inch (1,2 MB).
Drive Emulation (Schijfemulatie)
Hiermee kunt u een type schijfemulatie voor een bepaald opslagapparaat selecteren. (U kunt
bijvoorbeeld een Zip-drive als opstartschijf gebruiken door diskette-emulatie in te stellen.)
Drive Type Emulation Options (Opties voor emulatie schijftype)
ATAPI Zip-drive:
Geen (wordt beschouwd als Overige).
Diskette (wordt beschouwd als diskettedrive).
Legacy Diskette (Oudere diskette): geen emulatieopties beschikbaar.
Cd-rom: geen emulatieopties beschikbaar.
Tabel 2 Computer Setup: File (Bestand) (vervolg)
4 Computer Setup NLWW
ATAPI LS-120:
Geen (wordt beschouwd als Overige).
Diskette (wordt beschouwd als diskettedrive).
Hard Disk (Vaste schijf)
Geen (voorkomt gegevenstoegang voor BIOS en schakelt de schijf uit als opstartapparaat).
Hard Disk (Vaste schijf, wordt beschouwd als vaste schijf).
Multisector Transfers (Multisectoroverdracht) (alleen ATA-schijven)
Hiermee geeft u aan hoeveel sectoren worden verzonden per multisector-PIO-actie. De mogelijke
waarden (afhankelijk van de schijfeenheid) zijn Disabled (Uitgeschakeld), 8 en 16.
Transfer Mode, (Overdrachtsmethode, alleen voor IDE-eenheden)
Hiermee geeft u de actieve stand voor gegevensoverdracht op. De mogelijkheden (afhankelijk van
het apparaat) zijn als volgt: PIO 0, Max PIO, Enhanced DMA, Ultra DMA 0 en Max UDMA.
Translation Mode (Conversiestand) (alleen ATA-schijfeenheden))
Hiermee selecteert u de conversiestand voor het apparaat. Op deze manier krijgt het BIOS toegang
tot schijfeenheden die op andere systemen zijn gepartitioneerd en geformatteerd. Dit is van belang
voor gebruikers van oudere versies van UNIX (bijvoorbeeld SCO UNIX versie 3.2). De mogelijke
waarden zijn Automatic (Automatisch), Bit-Shift (Bitverschuiving), LBA Assisted (LBA-geassisteerd),
User (Gebruiker) en None (Geen).
VOORZICHTIG In de meeste gevallen is het niet nodig om de conversiestand die
automatisch door het BIOS wordt geselecteerd, te wijzigen. Als de ingestelde
conversiestand niet compatibel is met de stand die actief was toen de schijfeenheid werd
gepartitioneerd en geformatteerd, is de informatie op de schijfeenheid niet toegankelijk.
Translation Parameters (Conversieparameters) (alleen ATA-schijven)
Opmerking Deze optie wordt alleen weergegeven wanneer de conversiestand User
(Gebruiker) is geselecteerd.
Hiermee geeft u de parameters op (logische cilinders, koppen en sectoren per track) die door het
BIOS worden gebruikt om de I/O-verzoeken van het besturingssysteem of een applicatie te vertalen
in termen die de vaste schijf kan interpreteren. Het aantal logische cilinders is maximaal 1024. Het
aantal koppen is maximaal 256. Het aantal sectoren per track is maximaal 63. Deze velden zijn
alleen zichtbaar en aanpasbaar wanneer de conversiestand van de schijfeenheid is ingesteld op
User (Gebruiker).
Default Values IDE/SATA (Standaardwaarden IDE/SATA)
Hiermee kunt u de standaardwaarden opgeven voor de Multisector Transfers
(Multisectoroverdrachten), de Transfer Mode (Overdrachtstand) en de Translation Mode for ATA
devices (Conversiestand voor ATA-apparaten).
Storage Options
(Opslagopties)
Removable Media Boot (Opstartbeveiliging verwisselbare schijfeenheden)
Hiermee bepaalt u of het systeem kan worden opgestart vanaf verwisselbare media.
Legacy Diskette Write (Oudere diskette schrijven):
Hiermee schakelt u de mogelijkheid om gegevens naar oudere diskettes te schrijven in of uit.
Opmerking Nadat u wijzigingen in deze optie heeft opgeslagen, wordt de computer
opnieuw opgestart. Zet de computer handmatig uit en weer aan.
Tabel 3 Computer Setup: Storage (Opslag) (vervolg)
NLWW Mogelijkheden van Computer Setup 5
BIOS DMA Data Transfers (DMA-gegevensoverdracht van BIOS)
Hiermee bepaalt u hoe I/O-verzoeken voor schijven van het BIOS worden afgehandeld. Wanneer
Enable (Ingeschakeld) is geselecteerd, handelt het BIOS lees- en schrijfverzoeken voor ATA-
schijven af met DMA-gegevensoverdracht. Wanneer Disable (Uitgeschakeld) is geselecteerd,
handelt het BIOS lees- en schrijfverzoeken voor ATA-schijven af met PIO-gegevensoverdracht.
SATA Emulation (SATA-emulatie)
Hiermee bepaalt u op welke manier het besturingssysteem toegang verkrijgt tot de SATA-controller
en –apparatuur. Er zijn maximaal drie opties die worden ondersteund: IDE, RAID en AHCI.
IDE is de standaardoptie. Gebruik deze optie voor 'normale' configuraties (geen RAID of AHCI).
Selecteer de optie RAID om DOS- en opstarttoegang mogelijk te maken voor RAID-volumes.
Gebruik deze optie voor RAID-configuraties onder Windows 2000, XP of Vista met het
desbetreffende RAID-stuurprogramma.
Opmerking Zorg ervoor dat het RAID-stuurprogramma is geïnstalleerd voordat u
probeert op te starten van een RAID-volume. Als u probeert op te starten van een RAID-
volume terwijl het vereiste stuurprogramma niet is geïnstalleerd, loopt het systeem vast
(blauw scherm). Zorg ook dat u de optie RAID niet selecteert terwijl de DriveLock-
voorziening is ingeschakeld op een aangesloten vaste schijf. Hierdoor worden de
schijfeenheden met DriveLock vergrendeld en ontoegankelijk tijdens verdere
opstartprocedures tot een andere SATA-emulatiemodus wordt geselecteerd.
Raadpleeg voor meer informatie Redundant Array of Independent Disks (RAID) on dc7700
and dx7300 Business Desktops Using Intel Matrix Storage Manager op http://www.hp.com/
support. Selecteer uw land en taal, selecteer See support and troubleshooting
information (Ondersteuning en informatie over probleemoplossing raadplegen), typ het
modelnummer van de computer en druk op Enter. Klik in de categorie Resources (Bronnen)
op Manuals (guides, supplements, addendums, etc) (Handleidingen (gidsen,
supplementen, etc)). Klik bij Quick jump to manuals by category (Snel naar handleidingen
per categorie) op White papers (Whitepapers).
Selecteer de optie AHCI om DOS- en opstarttoegang mogelijk te maken voor SATA-apparatuur die
gebruikmaakt van de AHCI-interface. Selecteer deze modus als het doelbesturingssysteem toegang
tot de SATA-apparatuur via AHCI ondersteunt (bijvoorbeeld Windows Vista) en AHCI-toegang
gewenst is.
Opmerking Voor Windows 2000 en Windows XP is een stuurprogramma van een derde
vereist om toegang te krijgen tot SATA-apparatuur die gebruikmaken van de AHCI-
interface. Als u een van deze twee besturingssystemen probeert op te starten in de AHCI-
modus zonder het vereiste stuurprogramma, loopt het systeem vast (blauw scherm).
SATA 0 and 2 (SATA 0 en 2)
Hiermee kunt u DOS- en opstarttoegang in- of uitschakelen voor het primaire kanaal van de eerste
SATA-controller. Deze optie is alleen van toepassing als SATA Emulation (SATA-emulatie) = IDE.
Opmerking Geavanceerde besturingssystemen zoals Windows kunnen het kanaal
opnieuw inschakelen.
SATA 1 and 3 (SATA 1 en 3)
Hiermee kunt u DOS- en opstarttoegang in- of uitschakelen voor het secundaire kanaal van de eerste
SATA-controller. Deze optie is alleen van toepassing als SATA Emulation (SATA-emulatie) = IDE.
Opmerking Geavanceerde besturingssystemen zoals Windows kunnen het kanaal
opnieuw inschakelen.
SATA 4 (bepaalde modellen)
Tabel 3 Computer Setup: Storage (Opslag) (vervolg)
6 Computer Setup NLWW
Hiermee kunt u DOS- en opstarttoegang in- of uitschakelen voor het primaire kanaal van de tweede
SATA-controller. Deze optie is alleen van toepassing als SATA Emulation (SATA-emulatie) = IDE.
Opmerking Geavanceerde besturingssystemen zoals Windows kunnen het kanaal
opnieuw inschakelen.
SATA 5 (bepaalde modellen)
Hiermee kunt u DOS- en opstarttoegang in- of uitschakelen voor het secundaire kanaal van de
tweede SATA-controller. Deze optie is alleen van toepassing als SATA Emulation (SATA-emulatie)
= IDE.
Opmerking Geavanceerde besturingssystemen zoals Windows kunnen het kanaal
opnieuw inschakelen.
DPS Self-Test (Zelftest
DPS)
Hiermee kunt u zelftests uitvoeren op een ATA-vaste schijf die de DPS-zelftests (Drive Protection
System) kan uitvoeren.
Opmerking Deze optie verschijnt alleen als ten minste één schijfeenheid is aangesloten
op het systeem die DPS-zelftests uit kan voeren.
Boot Order
(Opstartvolgorde)
Hiermee kunt u het volgende doen:
De volgorde opgeven waarin aangesloten apparatuur (zoals USB-flashapparaten,
diskettedrives, vaste schijven, optische-schijfeenheden en netwerkadapters) worden
gecontroleerd op de aanwezigheid van een besturingssysteem dat kan worden opgestart. U
kunt elk apparaat in de lijst afzonderlijk in aanmerking laten komen als opstartapparaat.
De volgorde van de aangesloten vaste schijven opgeven. De eerste vaste schijf die u opgeeft
geniet voorrang in de opstartvolgorde en zal worden herkend als drive C (indien er apparatuur
is aangesloten).
Opmerking De toewijzing van stationsletters in MS-DOS is mogelijk niet meer van
toepassing nadat een ander besturingssysteem is opgestart.
Sneltoets om opstartvolgorde eenmalig te wijzigen
Als u eenmalig wilt opstarten vanaf een ander apparaat dan het apparaat dat als standaard in de
opstartvolgorde is vastgelegd, start u de computer opnieuw op en drukt u op F9 wanneer het
monitorlampje groen gaat branden. Na afloop van de POST wordt een lijst met mogelijke
opstartapparaten weergegeven. Gebruik de pijltoetsen om het gewenste opstartapparaat te
selecteren en druk op Enter. De computer wordt dan eenmalig opgestart vanaf het geselecteerde
apparaat.
Computer Setup: Security (Beveiliging)
Opmerking Welke opties van Computer Setup precies worden ondersteund, is mede
afhankelijk van de hardwareconfiguratie.
Tabel 4 Computer Setup: Security (Beveiliging)
Optie Beschrijving
Smart Card Options
(Opties voor Smart
Card) (bepaalde
modellen)
Met deze optie kunt u de Smart Card die moet worden gebruikt in plaats van het opstartwachtwoord,
in- of uitschakelen.
Tabel 3 Computer Setup: Storage (Opslag) (vervolg)
NLWW Mogelijkheden van Computer Setup 7
Setup Password
(Instelwachtwoord)
Hiermee kunt u een instelwachtwoord (beheerderswachtwoord) definiëren en inschakelen.
Opmerking Als het instelwachtwoord is gedefinieerd, heeft u dit wachtwoord nodig om
wijzigingen aan te brengen in de opties van Computer Setup, om een ROM-flash uit te
voeren en om wijzigingen aan te brengen in bepaalde Plug and play-instellingen van
Windows.
Raadpleeg voor meer informatie de handleiding Problemen oplossen op de documentatie- en
diagnose-cd Documentation and Diagnostics.
Opstartwachtwoord Hiermee kunt u een opstartwachtwoord instellen en inschakelen. De gebruikers wordt telkens naar
het opstartwachtwoord gevraagd nadat het systeem is uit- en weer aangezet. Als de gebruiker niet
het juiste opstartwachtwoord geeft, zal het systeem niet opstarten.
Opmerking Het wachtwoord wordt niet gevraagd bij een warme start, bijvoorbeeld met
Ctrl+Alt+Delete of Restart from Windows (Opnieuw opstarten vanuit Windows), tenzij dat
hieronder is ingeschakeld bij Password Options (Wachtwoordopties).
Raadpleeg voor meer informatie de handleiding Problemen oplossen op de documentatie- en
diagnose-cd Documentation and Diagnostics.
Password Options
(Wachtwoordopties)
(Deze selectie wordt
alleen weergegeven als
er een opstart- of
instelwachtwoord is
ingesteld.)
Hiermee kunt u het volgende doen:
Oudere bronnen vergrendelen (wordt weergegeven als een instelwachtwoord is ingesteld).
Netwerkservermodus in- of uitschakelen (wordt weergegeven als een opstartwachtwoord is
ingesteld).
Aangeven of het wachtwoord vereist is voor warm opstarten (Ctrl+Alt+Delete) (wordt
weergegeven als een opstartwachtwoord is ingesteld).
Setup Browse Mode (Bladermodus voor Computerinstellingen) in- of uitschakelen (wordt
weergegeven als een instelwachtwoord is ingesteld) (zorgt ervoor dat de opties voor Computer
Setup kunnen worden bekeken, maar niet worden gewijzigd, zonder dat een instelwachtwoord
hoeft te worden opgegeven).
Raadpleeg voor meer informatie de handleiding Desktop Management op de documentatie- en
diagnose-cd Documentation and Diagnostics.
Smart Cover
(Intelligente
vergrendeling)
Hiermee kunt u het volgende doen:
Cover Lock (kapvergrendeling) vergrendelen en ontgrendelen.
Cover Removal Sensor (sensor voor verwijdering van de computerkap) instellen op Disable
(Uitschakelen), Notify User (Gebruiker waarschuwen) of Setup Password (Instelwachtwoord).
Opmerking Als Notify User (Gebruiker waarschuwen) is ingeschakeld, wordt de
gebruiker gewaarschuwd wanneer de sensor heeft gedetecteerd dat de kap is verwijderd.
Als Setup Password (Instelwachtwoord) is ingeschakeld, moet het instelwachtwoord
worden ingevoerd om de computer op te starten wanneer de sensor vaststelt dat de kap is
verwijderd.
Deze optie is alleen voor bepaalde modellen beschikbaar. Raadpleeg voor meer informatie de
handleiding Desktop Management op de documentatie- en diagnose-cd Documentation and
Diagnostics.
Embedded Security
(Ingebouwde
beveiliging)
(Dit menu-item wordt
alleen weergegeven
wanneer het
ingebouwde
Hiermee kunt u het volgende doen:
Het ingebouwde beveiligingsapparaat in- of uitschakelen.
De fabrieksinstellingen van het apparaat herstellen.
Tabel 4 Computer Setup: Security (Beveiliging) (vervolg)
8 Computer Setup NLWW
beveiligingsapparaat is
ingeschakeld bij Device
Security (Beveiliging
apparatuur)).
Ondersteuning voor verificatie bij opstarten in- of uitschakelen (bepaalde modellen).
Verificatiereferentie herstellen (bepaalde modellen).
Deze optie is alleen voor bepaalde modellen beschikbaar. Raadpleeg voor meer informatie de
handleiding Desktop Management op de documentatie- en diagnose-cd Documentation and
Diagnostics.
Device Security
(Beveiliging apparatuur)
Hiermee kunt u Device Available/Device Hidden (Apparaat beschikbaar/apparaat verbergen)
instellen voor:
seriële poorten
parallelle poort
alle USB-poorten
USB-poorten aan de voorzijde
systeemaudio
netwerkadapters (bepaalde modellen)
SMBus-controller (bepaalde modellen)
SCSI-controllers (bepaalde modellen)
ingebouwd beveiligingsapparaat (bepaalde modellen)
Network Service Boot
(Opstarten via
netwerkservice)
Hiermee schakelt u de mogelijkheid in of uit om de computer op te starten vanaf een
besturingssysteem dat op een netwerkserver is geïnstalleerd. (Deze optie is alleen beschikbaar voor
modellen met een netwerkadapter. De netwerkkaart moet in dit geval een PCI-uitbreidingskaart zijn
of in de systeemkaart zijn geïntegreerd.)
System IDs
(Systeemidentificatie)
Hiermee kunt u het volgende instellen:
Inventarisnummer (18-byte code) en eigendomslabel (80-byte code die tijdens POST wordt
weergegeven). Raadpleeg voor meer informatie de handleiding Desktop Management op de
documentatie- en diagnose-cd Documentation and Diagnostics.
Serienummer van het chassis of het UUID-nummer (Universal Unique Identifier). Het UUID-
nummer kan alleen worden gewijzigd als het huidige serienummer van het chassis ongeldig
is. (Deze identificatienummers worden normaal gesproken in de fabriek ingesteld en dienen
ter eenduidige identificatie van het systeem.)
De toetsenbordinstelling (in Nederland wordt meestal de instelling VS/Internationaal gebruikt).
DriveLock Security
(DriveLock-beveiliging)
Hiermee kunt u een hoofd- of gebruikerswachtwoord toewijzen aan, of wijzigen voor, vaste schijven.
Als deze functie is ingeschakeld, moet een van de DriveLock-wachtwoorden worden ingevoerd
tijdens de POST. Als geen van beide wachtwoorden wordt ingevoerd, is de vaste schijf niet
toegankelijk tot een van de wachtwoorden wordt ingevoerd tijdens de volgende koude start.
Opmerking Deze keuzemogelijkheid verschijnt alleen als ten minste één schijfeenheid
die DriveLock ondersteunt, is aangesloten op het systeem.
Raadpleeg voor meer informatie de handleiding Desktop Management op de documentatie- en
diagnose-cd Documentation and Diagnostics.
Tabel 4 Computer Setup: Security (Beveiliging) (vervolg)
NLWW Mogelijkheden van Computer Setup 9
OS Security
(Beveiliging
besturingssysteem)
(bepaalde modellen)
Opmerking De optie die u hier selecteert, heeft alleen gevolgen als de gebruikte
processor en het gebruikte besturingssysteem de beveiligingsfunctie ondersteunen en
gebruiken.
Data Execution Prevention (Voorkomen van gegevensuitvoering) (bepaalde modellen) (in-/
uitschakelen): helpt inbreuk op de beveiliging van het besturingssysteem te voorkomen.
Intel Virtualization Technology (Intel-technologie voor virtuele netwerken) (bepaalde modellen)
(in-/uitschakelen): als u deze instelling wijzigt, moet u de computer uitschakelen en weer
inschakelen.
Setup Security Level
(Niveau van
configuratiebeveiliging)
Met deze optie kunt u eindgebruikers beperkte toegang tot bepaalde configuratieopties geven,
zonder dat zij het instelwachtwoord hoeven te kennen.
Hiermee beschikken beheerders over de flexibiliteit om essentiële configuratieopties te beschermen
tegen wijzigingen, terwijl zij gebruikers wel de mogelijkheid kunnen bieden systeeminstellingen te
bekijken en minder essentiële opties te configureren. De beheerder stelt voor elke afzonderlijke
configuratieoptie toegangsrechten in via het menu Setup Security Level (Niveau van
configuratiebeveiliging). Standaard wordt aan alle configuratieopties het instelwachtwoord
toegewezen, zodat de gebruiker tijdens de zelftest (POST) het juiste instelwachtwoord moet
opgeven om wijzigingen in een optie te kunnen aanbrengen. De beheerder kan bepaalde items
instellen op None (Geen), zodat de gebruiker de desbetreffende opties kan wijzigen wanneer
Computer Setup is geopend met een ongeldig wachtwoord. De optie None (Geen) wordt vervangen
door Power-On Password (Opstartwachtwoord) als een opstartwachtwoord is ingesteld.
Opmerking Als de gebruiker Computer Setup wil openen terwijl deze het
instelwachtwoord niet kent, moet Setup Browse Mode (Bladermodus voor Computer Setup)
zijn ingesteld op Enable (Inschakelen).
Computer Setup: Power (Voeding)
Opmerking Welke opties van Computer Setup precies worden ondersteund, is mede
afhankelijk van de hardwareconfiguratie.
Tabel 5 Computer Setup: Power (Voeding)
Optie Beschrijving
OS Power
Management
(Energiebeheer
besturingssysteem)
Runtime Power Management: Enable/Disable (Energiebeheer tijdens uitvoeringstijd: in-/
uitschakelen): hiermee kunt u voor bepaalde besturingssystemen het processorvoltage en de
processorfrequentie verlagen wanneer voor de huidige softwarebelasting niet de volledige
capaciteit van de processor vereist is.
Idle Power Savings: Extended/Normal (Engergiebesparing bij niet-actief: uitgebreid/normaal):
hiermee kunt u voor bepaalde besturingssystemen het energieverbruik van de processor
verminderen wanneer de processor niet actief is.
ACPI S3 Hard Disk Reset (ACPI S3 vaste schijf herstellen): door deze optie in te schakelen
zorgt u ervoor dat het BIOS controleert of vaste schijven klaar zijn om opdrachten te accepteren
nadat zij terugkeren uit S3, voordat de besturing wordt overgedragen aan het
besturingssysteem.
ACPI S3 PS2 Mouse Wakeup (ACPI S3 PS2-muis activeren): hiermee schakelt u activering na
S3 op basis van activiteit van de PS2-muis in of uit.
USB Wake on Device Insertion (USB-activering bij plaatsen van apparaat) (bepaalde
modellen): hiermee kunt u het systeem activeren uit de standbystand wanneer een USB-
apparaat wordt geplaatst.
Tabel 4 Computer Setup: Security (Beveiliging) (vervolg)
10 Computer Setup NLWW
Hardware Power
Management
(Energiebeheer
hardware)
Met SATA-energiebeheer kunt u het energiebeheer voor de SATA-bus en/of de SATA-apparaten
in- of uitschakelen.
Thermal (Warmte)
Stand Fan idle (Ventilator niet-actief): met dit staafdiagram wordt de minimaal toegestane
ventilatorsnelheid bepaald.
Opmerking Deze instelling bepaalt uitsluitend de minimale ventilatorsnelheid. De
ventilatoren worden nog steeds automatisch bestuurd.
Computer Setup: Advanced (Geavanceerd)
Opmerking Welke opties van Computer Setup precies worden ondersteund, is mede
afhankelijk van de hardwareconfiguratie.
Tabel 6 Computer Setup: Advanced (Geavanceerd) (voor ervaren gebruikers)
Optie Onderwerp
Power-On Options
(Opstartopties)
Hiermee kunt u het volgende instellen:
POST mode (POST-modus) (QuickBoot, FullBoot of FullBoot iedere 1–30 dagen).
POST messages (POST-meldingen, in- of uitschakelen).
MEBx Setup Prompt (MEBx-configuratieprompt): enable/disable (in-/uitschakelen) of hidden/
displayed (verborgen/weergegeven). Als u deze optie inschakelt, verschijnt de tekst CTRL+P
= MEBx tijdens de zelftest (POST). Als u deze functie uitschakelt, wordt de tekst niet
weergegeven. Ook in dit geval kunt u echter gewoon het hulpprogramma ME BIOS Extension
Setup (voor het configureren van beheerinstellingen) openen door op Ctrl+P te drukken.
F9-prompt: enable/disable (in-/uitschakelen) of hidden/displayed (verborgen/weergegeven).
Als u deze functie inschakelt, verschijnt de tekst F9 = Boot Menu (F9 = Opstartmenu) tijdens
de zelftest (POST). Als u deze functie uitschakelt, wordt de tekst niet weergegeven. U kunt het
scherm Shortcut Boot [Order] Menu (menu Sneltoets Opstarten [Volgorde]) echter wel gewoon
openen door op F9 te drukken. Raadpleeg voor meer informatie Storage (Opslag) > Boot
Order (Opstartvolgorde).
F10-prompt: enable/disable (in-/uitschakelen) of hidden/displayed (verborgen/weergegeven).
Als u deze optie inschakelt, verschijnt de tekst F10 = Setup (F10 = Computerinstellingen)
tijdens de zelftest (POST). Als u deze functie uitschakelt, wordt de tekst niet weergegeven. U
kunt het scherm Computer Setup echter wel gewoon openen door op F10 te drukken.
F12-prompt: enable/disable (in-/uitschakelen) of hidden/displayed (verborgen/weergegeven).
Als u deze optie inschakelt, verschijnt de tekst F12 = Network Service Boot (F12 = Opstarten
via netwerkservice) tijdens de zelftest (POST). Als u deze functie uitschakelt, wordt de tekst
niet weergegeven. U kunt echter wel gewoon via het netwerk proberen op te starten door op
F12 te drukken.
Option ROM prompt (Optie-ROM-prompt): enable/disable (in-/uitschakelen). Als u deze functie
inschakelt, wordt er een bericht weergegeven voordat optie-ROM's worden geladen. (Deze
functie wordt alleen door bepaalde modellen ondersteund.)
Tabel 5 Computer Setup: Power (Voeding) (vervolg)
NLWW Mogelijkheden van Computer Setup 11
Remote wakeup boot source (Bron voor Remote Wakeup, vanaf een externe server of vanaf
de lokale vaste schijf).
After Power Loss (Na stroomonderbreking): off/on/previous state (uit/aan/vorige staat): Kies
een van de volgende instellingen:
Off (Uit): de computer blijft uitgeschakeld wanneer de netvoeding is herseld.
On (Aan): de computer wordt automatisch ingeschakeld zodra deze weer netvoeding
krijgt.
On (Aan): hiermee kunt u de computer inschakelen met een schakelaar op een
stekkerdoos, als de computer is aangesloten op een stekkerdoos.
Previous state (Vorige staat): met deze optie wordt de computer automatisch
ingeschakeld zodra deze weer van netvoeding is voorzien, als de computer aan stond
toen de netvoeding werd onderbroken.
Opmerking Als u de netvoeding van de computer uitschakelt met de schakelaar van een
stekkerdoos, kunt u de functies standby/hibernationstand en Remote Management (Beheer
op afstand) niet gebruiken.
POST Delay (POST-vertraging): None (Geen), 5, 10 15 of 20 seconden. Als u deze optie
inschakelt, wordt er tijdens de POST een instelbare vertraging toegepast. Vaste schijven op
bepaalde PCI-kaarten hebben deze vertraging soms nodig, omdat zij dermate langzaam op
gang komen, dat ze niet gereed zijn om op te starten wanneer de zelftest (POST) is voltooid.
De POST-vertraging geeft u ook meer tijd om op F10 te drukken om Computer Setup te starten.
I/O APIC Mode (I/O APIC-stand, in- of uitschakelen). Schakel deze functie in om Microsoft
Windows-besturingssystemen optimaal te laten werken. Schakel deze functie uit om bepaalde
andere besturingssystemen goed te laten werken.
Hyper-threading (Hyperthreading): enable/disable (in-/uitschakelen)
Limit CPUID Maximum Value to 3 (Maximale waarde CPUID beperken tot 3). Hiermee beperkt
u het aantal CPUID-functies dat wordt gerapporteerd door de microprocessor. Schakel deze
functie in als u opstart met Windows NT.
Execute Memory Test
(Geheugentest
uitvoeren, bepaalde
modellen)
Hiermee wordt de computer opnieuw opgestart en wordt de POST-geheugentest uitgevoerd.
BIOS Power-On (BIOS
opstarten)
Met deze optie kunt de computer automatisch opstarten op een door u ingesteld tijdstip.
Onboard Devices
(Apparaten op
systeemkaart)
Hiermee kunt u bronnen instellen voor geïntegreerde systeemapparaten (zoals de diskettecontroller,
seriële poort of parallelle poort), of deze apparaten uitschakelen.
PCI Devices (PCI-
apparaten)
Hiermee geeft u een overzicht weer van de geïnstalleerde PCI-apparaten en de bijbehorende
IRQ-instellingen.
U kunt de IRQ-instellingen voor deze apparaten opnieuw configureren of de apparaten volledig
uitschakelen. Deze instellingen worden niet gebruikt als u met een besturingssysteem op basis
van ACPI werkt.
PCI VGA
Configuration (VGA
configureren voor PCI)
Deze optie verschijnt alleen als er meerdere PCI-videokaarten in het systeem zijn geïnstalleerd.
Hiermee specificeert u welke VGA-controller de "opstartcontroller" of primaire VGA-controller is.
Opmerking Deze optie wordt alleen weergegeven als u Integrated Video (Geïntegreerde
video) heeft ingeschakeld (via Advanced (Geavanceerd) > Device Options
(Apparaatopties)) en daarna Save Changes and Exit (Wijzigingen opslaan en afsluiten)
heeft geselecteerd.
Tabel 6 Computer Setup: Advanced (Geavanceerd) (voor ervaren gebruikers) (vervolg)
12 Computer Setup NLWW
Bus Options
(Busopties)
Op bepaalde modellen kunt u het volgende in- of uitschakelen:
PCI SERR# Generation , waarmee u een PCI SERR-nummer kunt aanmaken.
PCI VGA Palette Snooping, waarmee u de VGA Palette Snooping-bit instelt in de PCI-
configuratie. Dit is alleen nodig als er meerdere grafische controllers zijn geïnstalleerd.
Device Options
(Apparaatopties)
Hiermee kunt u het volgende instellen:
Printermodus (bidirectioneel, EPP en ECP, alleen uitvoer).
Num Lock-status bij opstarten (uit/aan).
S5 Wake on LAN (S5 Activeren bij LAN) (in-/uitschakelen).
Als u Wake on LAN (Activeren bij LAN) wilt uitschakelen waneer de computer is
uitgeschakeld (S5), gebruikt u de linker- en rechterpijltoetsen om het menu
Advanced (Geavanceerd) > Device Options (Apparaatopties) te selecteren en
selecteert u voor de optie S5 Wake on LAN de instelling Disable (Uitschakelen). Hierdoor
verbruikt de computer tijdens S5 minimale energie. De mogelijkheid om de computer
automatisch te activeren bij LAN-activiteit vanuit de standby- of hibernationstand wordt
hierdoor niet beïnvloed, maar wel de mogelijkheid om te worden geactiveerd vanuit S5
via het netwerk. De werking van de netwerkverbinding terwijl de computer is ingeschakeld,
wordt hierdoor ook niet beïnvloed.
Als een netwerkverbinding niet noodzakelijk is, schakelt u de netwerkadapter (NIC)
volledig uit door met de linker- en rechterpijltoetsen het menu Security (Beveiliging) >
Device Security (Apparaatbeveiliging) te selecteren. Stel de optie Network Controller
(Netwerkadapter) in op Device Hidden (Apparaat verborgen). Hierdoor voorkomt u dat
de netwerkadapter wordt gebruikt door het besturingssysteem en vermindert u het
energieverbruik van de computer in S5.
Processorcache (in- of uitschakelen).
Unique Sleep State Blink Patterns (Uniek knipperpatroon voor standbystand). Hiermee kunt u
instellen volgens welk patroon de lampjes moeten knipperen om de standby-/
hibernationstanden aan te duiden:
3 keer knipperen gevolgd door 2 sec. pauze = S3
4 keer knipperen gevolgd door 2 sec. pauze = S4
Integrated Video (Geïntegreerde video): enable/disable (in-/uitschakelen). Hiermee kunt u
geïntegreerde video en PCI Up Solution-video tegelijkertijd gebruiken (alleen beschikbaar voor
bepaalde modellen).
Opmerking Nadat u Integrated Video (Geïntegreerde video) is ingeschakeld en de
wijzigingen heeft opgeslagen, wordt een nieuwe optie weergegeven onder Advanced
(Geavanceerd) waarmee u het videoapparaat voor de primaire VGA-controller kunt
kiezen.
Wanneer een PCI Express-videokaart wordt geplaatst, wordt Integrated Video
(Geïntegreerde video) automatisch uitgeschakeld. Als PCI Express-video is
ingeschakeld, moet Integrated Video (Geïntegreerde video) uitgeschakeld blijven.
Internal speaker (Interne luidspreker) (bepaalde modellen) (heeft geen invloed op externe
luidsprekers)
Monitor Tracking (Monitorbewaking; inschakelen/uitschakelen). Hiermee maakt u het voor het
BIOS mogelijk dat inventarisinformatie over de monitor wordt opgeslagen.
NIC PXE Option ROM Download (Optie-ROM voor netwerkadapter met PXE downloaden):
enable/disable (in-/uitschakelen). Het BIOS bevat een geïntegreerd optie-ROM voor de
netwerkadapter, waarmee de computer via het netwerk kan worden opgestart naar een PXE-
server. Dit optie-ROM wordt normaal gesproken gebruikt om een bedrijfsimage naar de vaste
schijf te downloaden. Het optie-ROM voor de netwerkadapter neemt geheugenruimte met
Tabel 6 Computer Setup: Advanced (Geavanceerd) (voor ervaren gebruikers) (vervolg)
NLWW Mogelijkheden van Computer Setup 13
adressen onder 1 MB in beslag. Dit geheugengebied wordt DCH-ruimte (DOS Compatibility
Hole) genoemd en heeft een beperkte omvang. Door middel van deze instelling kan de
gebruiker het downloaden van het ingebouwde optie-ROM voor de netwerkadapter
uitschakelen, waardoor er meer DCH-ruimte vrijkomt voor PCI-kaarten die misschien ruimte
voor een optie-ROM nodig hebben. Het optie-ROM voor de netwerkadapter is standaard
ingeschakeld.
Configuratie-instellingen herstellen
Voor deze herstelmethode voert u vanuit Computer Setup (Computerinstellingen) de opdracht Save to
Removable Media (Opslaan naar verwisselbare media) uit, vóórdat u Restore (Herstellen) uitgevoert.
(Raadpleeg
Save to Removable Media (Opslaan naar verwisselbare media) in de tabel in het gedeelte
Computer Setup: File (Bestand)).
Opmerking Het is aan te raden dat u de configuratie-instellingen na elke wijziging opslaat op
een diskette, een USB-flashapparaat of een opslagapparaat waarmee een diskettedrive wordt
geëmuleerd, en dat u het desbetreffende opslagmedium goed bewaart om indien nodig de
configuratie te kunnen herstellen.
Als u de configuratie wilt herstellen, plaatst u de diskette, het USB-flashapparaat of het opslagapparaat
waarmee een diskette wordt geëmuleerd met de opgeslagen configuratie en voert u de opdracht
Restore from Removable Media (Herstellen van verwisselbare media) uit in Computer Setup.
(Raadpleeg
Restore from Removable Media (Herstellen van verwisselbare media) in de tabel in het
gedeelte Computer Setup: File (Bestand)).
Tabel 6 Computer Setup: Advanced (Geavanceerd) (voor ervaren gebruikers) (vervolg)
14 Computer Setup NLWW
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20

HP Compaq dc7700 Ultra-slim Desktop PC Gebruikershandleiding

Type
Gebruikershandleiding