g) Controleer het apparaat en de toebehoren op
eventuele beschadigingen. Voor verder gebruik
dient zorgvuldig te worden nagegaan of de vei-
ligheidsvoorzieningen of licht versleten delen
correct en volgens de voorschriften functione-
ren. Controleer of de bewegende delen foutloos
functioneren en niet klemmen en of er delen
beschadigd zijn. Alle delen moeten correct ge-
monteerd zijn en aan alle voorwaarden voldoen
om het optimaal functioneren van het apparaat
te garanderen. Beschadigde veiligheidsinrich-
tingen en onderdelen dienen, tenzij anders in
de handleiding is aangegeven, door de Hilti-
service gerepareerd of vervangen te worden.
h) Haal de pal alleen over wanneer het apparaat
volledig loodrecht tegen de ondergrond is ge-
drukt.
i) Houd het apparaat altijd stevig vast, in een
rechte hoek tegen de ondergrond wanneer u
een element indrijft. Hierdoor wordt voorkomen
dat het bevestigingselement afbuigt van het
ondergrondmateriaal.
j) Drijf nooit een element een tweede keer
in, dit kan leiden tot elementbreuken en
-beklemmingen.
k) Drijf geen elementen in bestaande gaten, be-
halve wanneer dit door Hilti wordt aanbevolen
(bijv. DX-kwik).
l) Neem deze toepassingsrichtlijnenaltijd in acht.
m) Maak wanneer de toepassing dit toelaat gebruik
van de splinterbescherming.
n) Trek de boutgeleider niet met de hand terug,
het apparaat kan hierdoor onder bepaalde om-
standigheden gebruiksklaar worden. Wanneer
het apparaat gereed voor gebruik is, bestaat de
mogelijkheid dat een element in een lichaams-
deel wordt gedreven.
5.1.4 Werkruimte
a) Zorg voor een goede verlichting van het werk-
gebied.
b) Gebruik het apparaat alleen in goed geventi-
leerde werkruimten.
c) Drijf geen bevestigingselement in ondergrond-
materiaal dat hiervoor ongeschikt is. Materiaal
dat te hard is, zoals gelast staal en gietstaal. Ma-
teriaal dat te zacht is, zoals hout en gipskarton.
Materiaal dat te bros is, zoals glas en tegels. Het
indrijven in deze materialen kan elementbreuken,
afsplinteringen of doordrijvingen veroorzaken.
d) Drijf geen nagels in glas, marmer, kunststof,
brons, messing, koper, rotsgesteente, isolatie-
materiaal, baksteen, tegels of plavuizen, dun
plaatstaal (< 4 mm), gietijzer of gasbeton.
e) Vergewis u ervan, voordat u nagels aanbrengt,
dat er zich niemand achter of onder de werkplek
bevindt.
f) Houd uw werkgebied in orde. Houd de werkom-
geving vrij van voorwerpen waaraan u zich kunt
verwonden. Ongeordendheid in uw werkgebied
kan leiden tot ongevallen.
g) Houd de handgrepen droog, schoon en vrij van
olie en vet.
h) Het apparaat niet gebruiken op een plaats waar
brand- of explosiegevaar bestaat, behalve als
daarvoor expliciete toestemming is.
5.1.5 Mechanische veiligheidsmaatregelen
a) Kies de juiste combinatie van boutgeleider,
plunjer en bevestigingselement. Wanneer niet
de juiste combinatie wordt gebruikt, kan dat tot
letsel leiden en kan het apparaat beschadigd en/of
de bevestigingskwaliteit nadelig beïnvloed wor-
den.
b) Gebruik alleen bevestigingselementen die voor
het apparaat bestemd en goedgekeurd zijn.
c) Voer geen aanpassingen resp. veranderingen
uit aan het apparaat, met name niet aan de
plunjer.
5.1.6 Thermische veiligheidsmaatregelen
a) De maximalezetfrequentie(aantalzettingen per
uur) niet overschrijden.
b) Als het apparaat oververhit is, het apparaat af
laten koelen.
c) Het apparaat niet demonteren als het apparaat
heet is. Laat het apparaat afkoelen.
d) Wanneer de kunststof patroonstrip begint te
smelten, moet u het apparaat laten afkoelen.
nl
120
Printed: 07.07.2013 | Doc-Nr: PUB / 5069831 / 000 / 00