NL
- 44 -
den dient u die op verborgen stroom-, gas- en
waterleidingen te controleren.
6. Bediening
6.1 Laden van de LI-accupack (fi g. 2-3)
1. Accupack (5) uit de handgreep trekken, terwi-
jl u de grendelknop (8) naar beneden drukt.
2. Vergelijk of de netspanning vermeld op het
typeplaatje overeenkomt met de beschikbare
netspanning.
3. Steek de netkabel (a) van de lader (6) in het
stopcontact. De rode LED (b) aan de lader
begint te branden. Schuif de accu (5) op de
lader (6).
De 3 LEDs aan de accu-capaciteitsindicator
(2) signaleren dat de accu wordt geladen.
- Accu ontladen: alle 3 de LEDs knipperen
afwisselend
- 1/3 opgeladen: rechter LED brandt, middels-
te en linker LED knipperen afwisselend (zicht
op onderkant van de accu)
- 2/3 opgeladen: rechter en middelste LED
branden, linker LED knippert (zicht op onder-
kant van de accu)
4. Als het laden na ca. 1 h is beëindigd, dan
branden alle 3 de LEDs gedurende ongeveer
10 min. Neem de accu van de lader.
5. Als alle 3 de LEDs gelijktijdig knipperen, dan
is de temperatuur van de accu onder- resp.
overschreden. Neem de accu van de lader,
laat de accu één dag bij ruimtetemperatuur
liggen en probeer het opnieuw.
6. Als de fout nog steeds verschijnt, dan is de
accu defect. Een defecte accu mag niet meer
gebruikt resp. geladen worden. Neem de
accu van de lader.
Als het accu-pack niet kan opgeladen worden,
vergewis U zich dan dat de
•
netspanning aan het stopcontact voorhanden
is
•
en dat een perfect contact van de laadcon-
tacten van de oplader verzekerd is.
Als het laden van het accu-pack nog altijd niet
mogelijk is, gelieve dan
•
de oplader
•
en het accu-pack
aan onze service-afdeling te sturen.
In het belang van een lange levensduur van de
accupack is het aan te raden om tijdig voor het
herladen van de LI accupack te zorgen. Dit is
in ieder geval noodzakelijk wanneer u vaststelt
dat het vermogen van de accuschroevendraaier
vermindert.
6.2 Koppelafstelling (fi g. 4, pos. 1)
Let op! Stelring voor het koppel enkel bij stil-
stand instellen.
De accuschroevendraaier is voorzien van een
mechanische koppelafstelling.
Het koppel voor een bepaalde schroefgrootte
wordt aan de stelring ingesteld. Het koppel is af-
hankelijk van meerdere factoren:
•
van de aard en de hardheid van het te bewer-
ken materiaal
•
van de aard en de lengte van de gebruikte
schroeven
•
van de eisen die aan de schroefverbinding
gesteld worden.
Het bereiken van het koppel wordt door het rate-
lend ontkoppelen van de koppeling gesignaleerd.
6.3 Omschakelaar schroeven/boren/klopbo-
ren (fi g. 4, pos. 11)
•
Om te schroeven zet u de omschakelaar (11)
op de middelste stand „Schroef“. Het koppel
wordt ingesteld via de instelling (1) (zie punt
6.2).
•
Om te boren zet u de omschakelaar (11) op
de rechter stand „Boor“. De slipkoppeling is
uitgeschakeld en het maximale koppel is,
onafhankelijk van de instelling (1), beschik-
baar.
•
Om te klopboren zet u de omschakelaar (11)
op de linker stand „Hamer“. De slipkoppeling
is uitgeschakeld en het maximale koppel is,
onafhankelijk van de instelling (1), beschik-
baar.
Aanwijzing! Instelling van het koppel (1) en
schakelaar schroeven/boren/klopboren (11)
alleen omschakelen bij stilstand!
6.4 Draairichtingsschakelaar (fi g. 5, pos. 3)
Met behulp van de schuifschakelaar boven de
in-/uitschakelaar kunt U de draairichting van Uw
accu-schroefmachine instellen en de machine
tegen ongewild inschakelen beveiligen. U kunt
kiezen tussen links- en rechtsdraaiend. Teneinde
een beschadiging van het drijfwerk te voorkomen
mag alleen in stilstand op een ander draairichting
omgeschakeld worden. Als de schuifschakelaar
in het midden staat, is de in-/uitschakelaar geb-
lokkeerd.
Anl_TC_CD_18_2_Li_i_SPK7.indb 44Anl_TC_CD_18_2_Li_i_SPK7.indb 44 19.01.16 15:2219.01.16 15:22