Siemens KI81RVU30KI81RVU30 SOFTCLOSEKI82LVU30 SOFTCLOSEKI86NVU30 SOFTCLOSE de handleiding

Type
de handleiding
it Indice
Avvertenze di sicurezza e potenziale
pericolo .................................................. 40
Avvertenze per lo smaltimento .......... 42
Dotazione ............................................... 42
Osservare la temperatura ambiente
e la ventilazione del locale ................. 43
Collegare l’apparecchio ..................... 43
Conoscere l’apparecchio ................... 44
Accendere l’apparecchio ................... 45
Regolare la temperatura ..................... 45
Capacità utile totale ............................. 46
Il frigorifero ............................................ 46
Super-raffreddamento ......................... 47
Congelatore .......................................... 47
Max. capacità di congelamento ........ 47
Congelare e conservare ..................... 47
Congelamento di alimenti freschi ..... 48
Super-congelamento ........................... 49
Decongelare surgelati ......................... 49
Dotazione .............................................. 50
Adesivo «OK» ....................................... 51
Spegnere e mettere fuori servizio
l'apparecchio ........................................ 51
Scongelamento .................................... 51
Pulizia dell’apparecchio ...................... 52
Odori ...................................................... 53
Illuminazione (LED) ............................. 54
Risparmiare energia ............................ 54
Rumori di funzionamento ................... 54
Eliminare piccoli guasti ....................... 55
Autotest dell’apparecchio .................. 57
Servizio Assistenza Clienti ................. 57
nl Inhoud
Veiligheidsbepalingen
en waarschuwingen ............................. 58
Aanwijzingen over de afvoer .............. 60
Omvang van de levering .................... 60
Let op de omgevingstemperatuur
en de beluchting .................................. 61
Apparaat aansluiten ............................ 61
Kennismaking met het apparaat ....... 62
Inschakelen van het apparaat ........... 63
Instellen van de temperatuur ............. 63
Netto-inhoud .......................................... 64
De koelruimte ....................................... 64
Superkoelen .......................................... 64
Diepvriesruimte ..................................... 65
Maximale invriescapaciteit ................. 65
Invriezen en opslaan ........................... 65
Verse levensmiddelen invriezen ....... 66
Supervriezen ......................................... 67
Ontdooien van diepvrieswaren ......... 67
Uitvoering .............................................. 67
Sticker „OK” .......................................... 68
Apparaat uitschakelen en buiten
werking stellen ..................................... 69
Ontdooien ............................................. 69
Schoonmaken van het apparaat ...... 70
Luchtjes ................................................. 71
Verlichting (LED) .................................. 71
Energie besparen ................................ 71
Bedrijfsgeluiden ................................... 72
Kleine storingen zelf verhelpen ......... 72
Zelftest apparaat .................................. 74
Servicedienst ........................................ 74
nl
58
nlIn houd
nlGebruiksaanwijzing
Veiligheidsbepalingen
en waarschuwingen
Voordat u het apparaat
in gebruik neemt
Lees de gebruiksaanwijzing en het
installatievoorschrift nauwkeurig door.
U vindt daarin belangrijke informatie over
plaatsing, gebruik en onderhoud van het
apparaat.
De fabrikant aanvaardt geen
aansprakelijkheid als de aanwijzingen
en waarschuwingen
in de gebruiksaanwijzing niet in acht
worden genomen. Bewaar
de gebruiksaanwijzing en het
montagevoorschrift voor later gebruik
of voor een eventuele latere bezitter.
Technische veiligheid
Het apparaat bevat een geringe
hoeveelheid van het milieuvriendelijke
maar brandbare koelmiddel R600a. Let
erop dat de leidingen van het koelcircuit
bij het transport of de installatie niet
beschadigd worden. Koelmiddel dat naar
buiten spuit kan vlam vatten of tot
oogletsel leiden.
Bij beschadiging
Open vuur of andere
ontstekingsbronnen uit de buurt van
het apparaat houden;
Ruimte gedurende een paar minuten
goed luchten;
Apparaat uitschakelen en de stekker
uit het stopcontact trekken;
Contact opnemen met
de Servicedienst.
Hoe meer koelmiddel het apparaat
bevat, des te groter moet de ruimte zijn
waarin het apparaat wordt opgesteld.
In een te kleine ruimte kan bij een lek
een ontvlambaar mengsel van gas
en lucht ontstaan.
Per 8 g koelmiddel moet het vertrek
minstens 1 groot zijn. De hoeveelheid
koelmiddel in uw apparaat vindt u op het
typeplaatje aan de binnenkant van het
apparaat.
Als de aansluitkabel van het apparaat
beschadigd raakt, moet deze worden
vervangen door de fabrikant, de
klantenservice of een andere
gekwalificeerde persoon. Onvakkundige
installatie en reparaties kunnen groot
gevaar opleveren voor de bezitter.
Reparaties mogen uitsluitend worden
uitgevoerd door de fabrikant, de
klantenservice of een andere
gekwalificeerde persoon.
Er mogen alleen originele onderdelen
van de fabrikant gebruikt worden. Alleen
bij deze onderdelen garandeert de
fabrikant dat ze aan de veiligheidseisen
voldoen.
Een verlengsnoer voor de aansluitkabel
mag uitsluitend via de klantenservice
worden aangeschaft.
Bij het gebruik
Nooit elektrische apparaten in het
apparaat gebruiken (bijv.
verwarmingsapparaten, elektrische
ijsmaker etc.). Gevaar voor explosie!
Het apparaat nooit met een
stoomreiniger ontdooien of
schoonmaken! De hete stoom kan in
de elektrische onderdelen
terechtkomen en kortsluiting
veroorzaken. Kans op een elektrische
schok!
nl
59
Gebruik geen puntige of scherpe
voorwerpen om een laag ijs of rijp
te verwijderen. Hierdoor kunt u
de koelleidingen beschadigen.
Koelmiddel dat naar buiten spuit kan
vlam vatten of tot oogletsel leiden.
Geen producten met brandbare
drijfgassen (bijv. spuitbussen) en geen
explosieve stoffen in het apparaat
opslaan. Gevaar voor explosie!
Plint, uittrekbare manden of laden,
deuren etc. niet als opstapje
gebruiken of om op te leunen.
Om te ontdooien of schoon te maken:
stekker uit het stopcontact trekken
resp. de zekering uitschakelen of
losdraaien. Altijd aan de stekker
trekken, nooit aan de aansluitkabel.
Dranken met een hoog
alcoholpercentage altijd goed
afgesloten en staand bewaren.
Geen olie of vet gebruiken op
kunststof onderdelen en
deurdichtingen. Ze kunnen poreus
worden.
De be- en ontluchtingsopeningen van
het apparaat nooit afdekken.
Personen (inclusief kinderen) met
fysieke, sensorische of psychische
beperkingen of gebrekkige kennis
mogen dit apparaat uitsluitend
gebruiken indien ze onder toezicht
staan van een persoon die
verantwoordelijk is voor hun veiligheid
of door deze persoon zijn ingelicht
over de wijze waarop het apparaat
dient te worden gebruikt.
Flessen en blikjes met vloeistoffen –
vooral koolzuurhoudende dranken –
niet in de diepvriesruimte opslaan.
De flessen en blikjes kunnen
springen!
Diepvrieswaren nadat u ze uit de
diepvriesruimte hebt gehaald, nooit
onmiddellijk in de mond nemen.
Kans op verbranding!
Vermijd langdurig contact van uw
handen met de diepvrieswaren, ijs of
de verdamperbuizen enz.
Kans op verbranding!
Kinderen in het huishouden
Verpakkingsmateriaal en onderdelen
ervan zijn geen speelgoed voor
kinderen.
Verstikkingsgevaar door opvouwbare
kartonnen dozen en folie!
Het apparaat is geen speelgoed voor
kinderen!
Bij een apparaat met deurslot:
sleutel buiten het bereik van kinderen
bewaren!
Algemene bepalingen
Het apparaat is geschikt
voor het koelen en invriezen van
levensmiddelen,
voor het bereiden van ijs.
Dit apparaat is bestemd voor
privégebruik in het huishouden en de
huiselijke omgeving.
Het apparaat is ontstoord volgens EU
richtlijn 2004/108/EC.
Het koelcircuit is op dichtheid
gecontroleerd.
Dit apparaat voldoet aan
de veiligheidsbepalingen voor
elektrische apparaten (EN 60335-2-24).
nl
60
Aanwijzingen over
de afvoer
* Afvoeren van de verpakking
van uw nieuwe apparaat
De verpakking beschermt uw apparaat
tegen transportschade. De gebruikte
materialen zijn onschadelijk voor het
milieu en kunnen opnieuw worden
gebruikt. Help daarom mee en zorg
dat de verpakking milieuvriendelijk wordt
afgevoerd.
U kunt bij uw leverancier
of bij de reinigingsdienst
in uw gemeente informeren hoe
u uw oude apparaat en het
verpakkingsmateriaal van het nieuwe
apparaat kunt (laten) afvoeren voor een
milieuvriendelijke verwerking.
* Afvoeren van uw oude
apparaat
Oude apparaten zijn geen waardeloos
afval! Door een milieuvriendelijke afvoer
kunnen waardevolle grondstoffen worden
teruggewonnen.
ã=Waarschuwing
Bij afgedankte apparaten
1. Stekker uit het stopcontact trekken.
2. Aansluitkabel doorknippen en samen
met de stekker verwijderen.
3. Legplateaus en voorraadvakken niet
eruit halen om het kinderen moeilijk
te maken erin te klimmen!
4. Laat kinderen niet met het afgedankte
apparaat spelen. Verstikkingsgevaar!
Koelapparaten bevatten koelmiddel
en in de isolatie gas. Die zorgvuldig
moeten worden afgevoerd. Met het oog
op een doelmatige en milieuvriendelijke
afvoer mogen de leidingen van het
koelcircuit tot het moment van transport
niet beschadigd worden.
Omvang van
de levering
Controleer na het uitpakken alle
onderdelen op eventuele
transportschade.
Voor klachten kunt u terecht bij de winkel
waar u het apparaat hebt aangeschaft of
bij onze klantenservice.
De levering bestaat uit de volgende
onderdelen:
Vrijstaand apparaat
Zakje met montagemateriaal
Uitrusting (modelafhankelijk)
Gebruiksaanwijzing
Montagevoorschrift
Klantenserviceboekje
Garantiebijlage
Informatie over energieverbruik en
geluiden
Dit apparaat is gekenmerkt
in overeenstemming met
de Europese richtlijn 2002/96/
EG betreffende afgedankte
elektrische en elektronische
apparatuur (waste electrical
and electronic equipment –
WEEE). Deze richtlijn geeft het
kader aan voor een in de EU
geldende terugname
en verwerking van oude
apparaten.
nl
61
Let op
de omgevingstemperat
uur en de beluchting
Omgevingstemperatuur
Het apparaat is voor een bepaalde
klimaatklasse geconstrueerd. Afhankelijk
van de klimaatklasse kan het apparaat
bij de volgende omgevingstemperaturen
gebruikt worden.
De klimaatklasse staat op
het typeplaatje, afb. 0.
Aanwijzing
Het apparaat is volledig functioneel
binnen de binnentemperatuurgrenzen
van de aangegeven klimaatklasse.
Wanneer een apparaat uit klimaatklasse
SN wordt gebruikt bij een lagere
binnentemperatuur, kunnen
beschadigingen aan het apparaat
worden uitgesloten tot een temperatuur
van +5 °C.
Beluchting
Afb. 3
De lucht aan de achterzijde van
het apparaat wordt warm. De verwarmde
lucht moet ongehinderd afgevoerd
kunnen worden. Anders moet de
koelmachine meer presteren. Waardoor
het energieverbruik toeneemt. De
be en ontluchtingsopeningen mogen dan
ook nooit worden afgedekt!
Apparaat aansluiten
Na het plaatsen van het apparaat moet
u minimaal 1 uur wachten voordat u het
apparaat in gebruik neemt. Tijdens het
transport kan het gebeuren dat de olie
van de compressor in het koelsysteem
terecht komt.
Vóór het eerste gebruik de binnenruimte
van het apparaat schoonmaken (zie
hoofdstuk „Schoonmaken van
het apparaat).
Elektrische aansluiting
Het stopcontact moet zich in de buurt
van het apparaat bevinden en ook na het
opstellen van het apparaat goed
bereikbaar zijn.
Het apparaat voldoet aan
beschermklasse I. Het apparaat
aansluiten op een volgens
de voorschriften geïnstalleerd 220–
240 V/50 Hz wisselstroomstopcontact
met aardleiding. Het stopcontact moet
zijn beveiligd met een zekering van 10 A
tot 16 A.
Bij apparaten die in niet Europese landen
worden gebruikt op het typeplaatje
controleren of de aansluitspanning
en de stroomsoort overeenkomen met
de waarden van uw elektriciteitsnet.
Uvindt deze gegevens
op het typeplaatje. Afb. 0
Klimaatklasse Toelaatbare
omgevingstemperatuur
SN +10 °C tot 32 °C
N +16 °C tot 32 °C
ST +16 °C tot 38 °C
T +16 °C tot 43 °C
nl
62
ã=Waarschuwing
Het apparaat mag in geen geval worden
aangesloten op elektronische
energiebesparingsstekkers.
Voor onze apparaten kunnen
netvoedingsinverters en sinusinverters
worden gebruikt. Netvoedingsinverters
worden gebruikt bij fotovoltaïsche
installaties die rechtstreeks zijn
aangesloten op het openbare
elektriciteitsnet. Bij losstaande systemen
(bijv. op schepen of in berghutten) die
geen rechtstreekse aansluiting op het
openbare elektriciteitsnet hebben, moet
een sinusinverter worden gebruikt.
Kennismaking met
het apparaat
De laatste bladzijde met de afbeeldingen
uitklappen. Deze gebruiksaanwijzing is
op meer dan één type van toepassing.
De uitrusting van de modellen kan
variëren.
Kleine afwijkingen in de afbeeldingen zijn
mogelijk.
Afb. 1
* Niet bij alle modellen.
Bedieningselementen
Afb. 2
1-4 Bedieningselementen
5 Verlichting (LED)
6 Glasplateau in de koelruimte
7Groentelade
8 Boter en kaasvak *
9 Voorraadvak in de deur
10 Vak voor grote flessen
11 Diepvrieslade (klein)
12 Glasplateau in de diepvriesruimte
13 Diepvrieslade (groot)
14 Dooiwaterafvoergootje
15 Schroefvoetjes
AKoelruimte
B Diepvriesruimte
1 Toets Aan/Uit
Om het hele apparaat in en uit
te schakelen.
2 Temperatuurindicatie
Koelruimte
De cijfers komen overeen met
de ingestelde temperaturen in
de koelruimte in °C.
3 Indicatie „super”
Deze brandt wanneer het
superkoelen en supervriezen
actief zijn.
4 Temperatuurinsteltoets
koelruimte
Met de toets wordt
de temperatuur van de koelruimte
ingesteld.
nl
63
Inschakelen van
het apparaat
Afb. 2
Het apparaat met de toets Aan/Uit 1
inschakelen.
De temperatuurindicatie 2 knippert, tot
in het apparaat de ingestelde
temperatuur is bereikt.
Het apparaat begint te koelen. De
verlichting is ingeschakeld wanneer
de deur open is.
Wij raden een instelling van +4 °C aan.
Aanwijzingen bij het gebruik
Na het inschakelen kan het een aantal
uren duren voordat de ingestelde
temperaturen zijn bereikt.
Vóór die tijd geen levensmiddelen
in het apparaat leggen.
Terwijl de koelmachine loopt, vormen
zich dooiwaterdruppels of een laagje
rijp op de achterwand van
de koelruimte. U hoeft
de dooiwaterdruppels niet af te wissen
of de rijp af te schrapen.
De achterwand wordt automatisch
ontdooid. Het dooiwater loopt via
het afvoergootje, afb. ., naar
de koelmachine, waar het verdampt.
De voorzijde van het apparaat achter
de deur wordt gedeeltelijk licht
verwarmd waardoor de vorming van
condenswater in de buurt van
de deurafdichting wordt voorkomen.
Wanneer de deur van
de diepvriesruimte na het sluiten niet
direct weer geopend kan worden,
dient u even te wachten tot
de onderdruk is verdwenen.
Door het koelsysteem kan zich op
de vriesroosters op sommige plaatsen
al snel een laagje rijp afzetten. Dit
heeft geen invloed op het functioneren
van het apparaat of op
het stroomverbruik. Ontdooien is pas
nodig als zich op het hele oppervlak
van het vriesrooster een laag rijp of ijs
met een dikte van meer dan 5 mm
heeft gevormd.
Instellen van
de temperatuur
Afb. 2
Koelruimte
De temperatuur is instelbaar van +2 °C
tot +8 °C.
Temperatuur-insteltoets 4 net zo vaak
indrukken tot de gewenste temperatuur
in de koelruimte is ingesteld.
De laatst ingestelde waarde wordt in het
geheugen opgeslagen. De ingestelde
temperatuur wordt aangegeven op de
temperatuurindicatie 2.
Diepvriesruimte
De temperatuur in de diepvriesruimte is
afhankelijk van de
koelruimtetemperatuur.
Lagere koelruimtetemperaturen
veroorzaken ook lagere
vriesruimtetemperaturen.
nl
64
Netto-inhoud
De gegevens over de netto-inhoud vindt
u op het typeplaatje in uw apparaat.
Afb. 0
Vriesvermogen volledig
benutten
Om de maximale hoeveelheid
diepvrieswaren in te ruimen, kunnen alle
uitrustingsonderdelen worden verwijderd.
De levensmiddelen kunnen dan
rechtstreeks op de legplateaus en op
de bodem van de vriesruimte worden
gestapeld.
Onderdelen eruit halen
Diepvriesladen tot aan de aanslag
uittrekken, vooraan optillen en
verwijderen. Afb. 5
De koelruimte
De koelruimte is de ideale bewaarplaats
voor bereide gerechten, bakproducten,
conserven, gecondenseerde melk, harde
kaas en koudegevoelige groente en fruit.
Attentie bij het inruimen
De levensmiddelen goed verpakt of
afgedekt inruimen. Hierdoor blijven geur,
kleur en versheid behouden. Bovendien
wordt voorkomen dat de levensmiddelen
naar elkaar gaan smaken en
de kunststof onderdelen verkleuren.
Aanwijzing
Voorkom dat de levensmiddelen
de achterwand raken. Anders wordt
de luchtcirculatie verminderd.
Levensmiddelen of verpakkingen kunnen
aan de achterwand vastvriezen.
Let op de koudezones
in de koelruimte
Door de luchtcirculatie in de koelruimte
verschillen de koudezones:
De koudste zone is de schuiflade.
Afb. 4
Aanwijzing
Bewaar in de koudste zone gevoelige
levensmiddelen (bijv. vis, worst,
vlees).
De warmste zone bevindt zich
helemaal bovenaan in de deur.
Aanwijzing
Bewaar in de warmste zone bijv.
harde kaas en boter. Kaas kan zo zijn
aroma verder ontwikkelen en de boter
blijft goed smeerbaar.
Superkoelen
Bij het superkoelen wordt de koelruimte
ca. 2½ dag lang zo koud mogelijk
gekoeld. Hierna wordt automatisch
omgeschakeld naar de vóór het
superkoelen ingestelde temperatuur.
Het superkoelsysteem inschakelen bijv.
vóór het inladen van grote
hoeveelheden levensmiddelen.
om dranken snel te koelen.
In- en uitschakelen
Afb. 2
De temperatuurinsteltoets 4 meermaals
indrukken, tot de indicatie super 3
brandt.
Het superkoelen schakelt na ca. 2½ dag
automatisch uit.
nl
65
Diepvriesruimte
De diepvriesruimte gebruiken
voor het opslaan van
diepvriesproducten,
om ijsblokjes te maken,
om levensmiddelen in te vriezen.
Aanwijzing
Let erop dat de deur van
het diepvriesruimte goed gesloten is! Bij
een open deur ontdooien de
diepvrieswaren. In de diepvriesruimte
vormt zich veel ijs. Bovendien:
energieverspilling door te hoog
stroomverbruik!
Maximale
invriescapaciteit
Gegevens over de maximale
invriescapaciteit binnen 24 uur vindt u op
het typeplaatje. Afb. 0
Voorwaarden voor max.
invriesvermogen
Supervriezen inschakelen voordat u
de verse levensmiddelen aanbrengt
(zie hoofdstuk „Supervriezen”).
Onderdelen eruit halen
Stapel de levensmiddelen
rechtstreeks op de legplateaus en de
bodem van de diepvriesruimte.
Grote hoeveelheden levensmiddelen
bij voorkeur invriezen in het bovenste
vak. Daar worden ze heel snel en
daardoor voorzichtig ingevroren.
Verse levensmiddelen zo dicht
mogelijk bij de zijwanden invriezen.
Invriezen en opslaan
Inkopen van
diepvriesproducten
De verpakking mag niet beschadigd
zijn.
Neem de houdbaarheidsdatum in
acht.
De temperatuur in de verkoop-koelkist
moet -18 °C of kouder zijn.
De diepvriesproducten liefst in een
koeltas transporteren en snel in de
diepvriesruimte leggen.
Levensmiddelen invriezen
Gebruik uitsluitend verse
levensmiddelen.
Al ingevroren levensmiddelen mogen
niet met de nog in te vriezen
levensmiddelen in aanraking komen.
De levensmiddelen luchtdicht
verpakken zodat ze niet uitdrogen of
hun smaak verliezen.
Diepvrieswaren opslaan
De diepvrieslade tot aan de aanslag
inschuiven om een goede luchtcirculatie
te waarborgen.
Als er veel levensmiddelen moeten
worden opgeslagen, dan kunt u
de levensmiddelen direct op
de glasplateaus en op de bodem van
de diepvriesruimte opstapelen.
1. Daartoe dient u alle diepvriesladen te
verwijderen.
2. Diepvriesladen tot aan de aanslag
uittrekken, vooraan optillen en
verwijderen. Afb. 5
nl
66
Verse levensmiddelen
invriezen
Gebruik uitsluitend verse
levensmiddelen.
Om de voedingswaarde, het aroma en
de kleur zo goed mogelijk te behouden,
dient groente geblancheerd te worden
voordat het wordt ingevroren. Bij
aubergines, paprika’s, courgettes en
asperges is blancheren niet
noodzakelijk.
Literatuur over invriezen en blancheren
vindt u in de boekhandel.
Aanwijzing
Al ingevroren levensmiddelen mogen
niet met de nog in te vriezen
levensmiddelen in aanraking komen.
Geschikt om in te vriezen:
Bakwaren, vis en zeevruchten, vlees,
wild, gevogelte, groente, fruit, kruiden,
gepelde eieren, melkproducten zoals
kaas, boter en kwark, bereide
gerechten en kliekjes zoals soep,
eenpansgerechten, gaar vlees en gare
vis, aardappelgerechten, ovenschotels
en zoete toetjes.
Niet geschikt om in te vriezen:
Groentesoorten die meestal rauw
worden gegeten, zoals kropsla en
radijsjes, ongepelde eieren,
wijndruiven, hele appels, peren en
perziken, hardgekookte eieren,
yoghurt, dikke zure melk, zure room,
crème fraîche en mayonaise.
Diepvrieswaren verpakken
De levensmiddelen luchtdicht verpakken
zodat ze niet uitdrogen of hun smaak
verliezen.
1. Levensmiddelen in de verpakking
leggen.
2. Lucht eruit drukken.
3. Het geheel van een goede sluiting
voorzien.
4. Vermeld op de pakjes inhoud en
invriesdatum.
Voor verpakking geschikt:
Kunststof-, polyetheen-
en aluminiumfolie, diepvriesdozen.
Deze producten zijn in de handel
verkrijgbaar.
Niet geschikt voor verpakking:
pakpapier, vetvrij papier, cellofaan,
vuilniszakkenengebruikte
boodschappentasjes.
Als sluiting geschikt:
elastiekjes, clips van kunststof, touwtjes,
koudebestendig plakband e.d.
Zakjes en folie van
polyetheen kunnen met een folie-
lasapparaat worden dichtgelast.
Houdbaarheid van
de diepvrieswaren
De houdbaarheid is afhankelijk van
het soort levensmiddelen.
Op een temperatuur van -18 °C:
Vis, worst, klaargemaakte gerechten,
brood en banket:
tot 6 maanden.
Kaas, gevogelte, vlees:
tot 8 maanden.
Groente, fruit:
tot 12 maanden.
nl
67
Supervriezen
De levensmidelen zo snel mogelijk door
en door invriezen zodat vitamine,
voedingswaarden, uiterlijk en smaak
behouden blijven.
Schakel enkele uren voordat u de verse
levensmiddelen inlaadt het supervriezen
in, om ongewenste temperatuurstijging te
voorkomen.
Doorgaans is 4-6 uur van tevoren
voldoende.
Na het inschakelen werkt het apparaat
permanent, in de diepvriesruimte wordt
een zeer lage temperatuur bereikt.
Als u het max. vriesvermogen wilt
gebruiken, dient u 24 uur vóór het
inladen van de verse waar het
supervriezen in te schakelen.
Kleinere hoeveelheden levensmiddelen
(max. 2 kg) kunnen zonder gebruik van
het supervriessysteem worden
ingevroren.
In- en uitschakelen
Afb. 2
De temperatuurinsteltoets 4 meermaals
indrukken, tot de indicatie super 3
brandt.
Het supervriessysteem wordt na
2½ dagen automatisch uitgeschakeld.
Ontdooien van
diepvrieswaren
Afhankelijk van soort en bereidingswijze
van de levensmiddelen kunt u kiezen uit
de volgende mogelijkheden:
bij omgevingstemperatuur
in de koelkast
in de elektrische oven, met/zonder
heteluchtventilator
in de magnetron
ã=Attentie
Half of geheel ontdooide diepvrieswaren
niet opnieuw invriezen. Pas na het koken
of braden tot een kant-en-klaargerecht
kunnen ze opnieuw worden ingevroren.
De maximale bewaartijd wordt hierdoor
bekort.
Uitvoering
(niet bij alle modellen)
Glasplateaus
Afb. 6
U kunt de plateaus en voorraadvakken
in de binnenruimte naar wens
verplaatsen: Daartoe het legplateau
uittrekken, vooraan optillen en
verwijderen.
Groentelade met
vochtigheidsregelaar
Afb. 7
Om optimale omstandigheden te
scheppen voor het bewaren van groente
en fruit, kan de luchtvochtigheid
in de groentelade worden aangepast
aan de hoeveelheid levensmiddelen:
kleine hoeveelheid fruit en groente –
hoge luchtvochtigheid
grote hoeveelheid fruit en groente – lage
luchtvochtigheid
nl
68
Aanwijzing
Koudegevoelig fruit (bijv. ananas,
bananen, papaja en citrusvruchten) en
groente (bijv. aubergines, komkommers,
courgettes, paprika, tomaten en
aardappels) dienen voor een optimaal
behoud van kwaliteit en aroma buiten de
koelkast bewaard te worden op een
temperatuur van circa +8 °C.
Flessenrek
Afb. 8
In de flessenrek kunnen flessen veilig
worden bewaard. De houder is variabel.
Voorraadvak in de deur
Afb. 9
Het plateau optillen en verwijderen.
Flessenhouder
Afb. *
De flessenhouder voorkomt dat
de flessen kantelen bij het openen en
sluiten van de deur.
Diepvrieslade (groot)
Afb. 1/13
Voor het bewaren van grote
diepvrieswaren, bijv. kalkoenen, eenden
en ganzen.
Aanwijzing
Scheidingsplaat (indien aanwezig) kan
niet worden verwijderd.
Koude-accu
Afb. +
De koude-accu vertraagt bij het uitvallen
van de stroom of bij een storing
het verwarmen van de opgeslagen
diepvrieswaren. De langste bewaartijd
wordt bereikt als u de accu direct op
de levensmiddelen in het bovenste vak
legt.
De koude-accu kan ook voor het tijdelijk
koelhouden van levensmiddelen (bijv. in
een koeltas) eruit genomen worden.
IJsbakje
Afb. ,
1. Het ijsbakje voor ¾ met water vullen
en in de diepvriesruimte zetten.
2. Het vastgevroren ijsbakje alleen met
een bot voorwerp losmaken (steel van
een lepel).
3. Om de ijsblokjes los te maken:
het ijsbakje iets verbuigen of kort
onder stromend water houden.
Sticker „OK”
(niet bij alle modellen)
Met de „OK”-temperatuurcontrole
kunnen temperaturen onder +4 °C
worden geregistreerd. Stel
de temperatuur trapsgewijs kouder in als
de sticker niet „OK” aangeeft.
Aanwijzing
Bij ingebruikneming van het apparaat
kan het tot 12 uur duren voor
de temperatuur is bereikt.
Correcte instelling
nl
69
Apparaat uitschakelen
en buiten werking
stellen
Uitschakelen van het apparaat
Afb. 2
Toets Aan/Uit 1 indrukken.
De temperatuurindicatie gaat uit
en de koelmachine wordt uitgeschakeld.
Buiten werking stellen van
het apparaat
Als u het apparaat langere tijd niet
gebruikt:
1. Uitschakelen van het apparaat.
2. Stekker uit het stopcontact trekken of
de zekering losdraaien resp.
uitschakelen.
3. Schoonmaken van het apparaat.
4. Deur van het apparat open laten.
Ontdooien
Koelruimte
Het apparaat wordt automatisch
ontdooid.
Het dooiwater loopt via
de dooiwatergootjes en het afvoergaatje
naar het verdampingsgedeelte van
het apparaat.
Diepvriesruimte
De diepvriesruimte wordt niet
automatisch ontdooid omdat
de diepvrieswaren niet mogen
ontdooien. Een laagje rijp in
de diepvriesruimte vermindert de koude-
afgifte aan de diepvrieswaren waardoor
het stroomverbruik wordt verhoogd.
Verwijder regelmatig de laag rijp of ijs.
ã=Attentie
Een laag rijp of ijs niet met een mes of
een scherp voorwerp afschrapen. U kunt
hierdoor de koelleidingen beschadigen.
Koelmiddel dat naar buiten spuit kan
vlam vatten of tot oogletsel leiden.
U gaat als volgt te werk:
Aanwijzing
Ca. 4 uur vóór het ontdooien
het supervriessysteem inschakelen zodat
de levensmiddelen een zeer lage
temperatuur bereiken en hierdoor langer
bij omgevingstemperatuur bewaard
kunnen worden.
1. Het apparaat uitschakelen om te
ontdooien.
2. Stekker uit het stopcontact trekken of
de zekering losdraaien resp.
uitschakelen.
3. Diepvriesladen met
de levensmiddelen op een koele
plaats bewaren. Koude-accu (indien
aanwezig) op de levenmiddelen
leggen.
4. Dooiwaterafvoer openen. Afb. -
5. Het legplateau voor grote flessen kan
worden gebruikt om het dooiwater op
te vangen. Hiertoe het plateau voor
grote flessen verwijderen (zie het
hoofdstuk Apparaat reinigen) en
onder de open dooiwaterafvoer zetten.
nl
70
6. Om het ontdooiproces te versnellen
twee pannen met heet water op een
onderzetter in het apparaat zetten.
7. Na het ontdooien het opgevangen
dooiwater weggieten. Het resterende
dooiwater op de bodem van
de diepvriesruimte met een spons
afwissen.
8. Dooiwaterafvoer sluiten.
9. Plateau voor grote flessen weer in de
deur plaatsen.
10.Na het ontdooien het apparaat weer
aansluiten en inschakelen.
Schoonmaken van
het apparaat
ã=Attentie
Gebruik geen schoonmaak of
oplosmiddelen die zand, chloride of
zuren bevatten.
Geen schuursponsjes gebruiken.
Op de metalen oppervlakken kan
corrosie ontstaan.
De legplateaus en voorraadvakken
mogen niet in de afwasmachine
gereinigd worden.
Ze kunnen vervormen!
U gaat als volgt te werk:
1. Vóór het schoonmaken het apparaat
uitschakelen.
2. Stekker uit het stopcontact trekken of
de zekering losdraaien
resp. uitschakelen!
3. De diepvrieswaren eruit halen en op
een koele plaats bewaren. Koude-
accu (indien aanwezig) op
de levenmiddelen leggen.
4. Het apparaat schoonmaken met een
zachte doek en lauw water met een
scheutje pH neutraal
schoonmaakmiddel. Het sop mag niet
in de verlichting terechtkomen.
5. Deurafdichting alleen met schoon
water schoonmaken en grondig
droogwrijven.
6. Na het schoonmaken apparaat weer
aansluiten en inschakelen.
7. Diepvrieswaren weer in het apparaat
leggen.
Uitvoering
Voor het reinigen kunnen alle variabele
onderdelen van het apparaat worden
verwijderd.
Glasplateaus eruit halen
Afb. 6
De glasplateaus optillen, naar voren
trekken, laten zakken en zijdelings eruit
zwenken.
Dooiwater-afvoerklep
Voor het reinigen van de dooiwater-
afvoergoot moet het glasplateau boven
de groentelade, afb. 1/7, worden
losgemaakt van de dooiwater-afvoerklep.
Glasplateau verwijderen, dooiwater-
afvoerklep optillen en verwijderen. Afb. .
De dooiwater-afvoergoot en het
afvoergat regelmatig reinigen met
wattenstaafjes o.i.d., zodat het dooiwater
goed kan weglopen.
Reservoir verwijderen
Afb. 5
Reservoir tot aan de aanslag uittrekken,
vooraan optillen en verwijderen.
nl
71
Groentelade
(niet bij alle modellen)
De afschermplaat van de groentelade
kan ter reiniging worden verwijderd.
De knoppen aan de zijkant na elkaar
indrukken en daarbij de afschermplaat
van de groentelade nemen. Afb. /
Legplateaus uit de deur nemen
Afb. 9
Legplateaus optillen en verwijderen.
Luchtjes
Als u onaangename luchtjes ruikt:
1. Apparaat uitschakelen met de Aan/
Uit-knop. Afb. 2/1
2. Alle levensmiddelen uit het apparaat
halen.
3. Binnenruimte reinigen (zie hoofdstuk
Schoonmaken van het apparaat).
4. Alle verpakkingen schoonmaken.
5. Sterk ruikende levensmiddelen
luchtdicht verpakken om luchtjes te
voorkomen.
6. Apparaat weer inschakelen.
7. Levensmiddelen inruimen.
8. Na 24 uur controleren of er opnieuw
luchtjes zijn ontstaan.
Verlichting (LED)
Het apparaat is voorzien van een
onderhoudsvrije LED verlichting.
Reparaties aan deze verlichting mogen
alleen door de Servicedienst of een
erkend vakman worden uitgevoerd.
Energie besparen
Het apparaat in een droge, goed
te ventileren ruimte plaatsen! Het
apparaat niet direct in de zon of in de
buurt van een warmtebron plaatsen
zoals een verwarmingsradiator of een
fornuis.
Gebruik eventueel een isolatieplaat.
Warme gerechten en dranken eerst
laten afkoelen, daarna in het apparaat
plaatsen.
Diepvrieswaren in de koelruimte
leggen om ze te ontdooien en de kou
van de diepvrieswaren gebruiken om
andere levensmiddelen te koelen.
Een laag rijp of ijs
in de diepvriesruimte regelmatig laten
ontdooien.
Een laag rijp of ijs vermindert
de afgifte van koude aan
de diepvrieswaren en verhoogt
het energieverbruik.
Deuren van het apparaat zo kort
mogelijk openen.
Om een verhoogd stroomverbruik te
vermijden, dient de achterkant van het
apparaat af en toe gereinigd te
worden.
Indien aanwezig:
Wandafstandhouder monteren om
de geplande energieopname van het
apparaat te bereiken (zie
montagehandleiding). Een kleinere
afstand tot de muur heeft geen
nadelige invloed op de werking van
het apparaat. De energieopname kan
dan wel iets veranderen. De afstand
van 75 mm mag niet worden
overschreden.
nl
72
Bedrijfsgeluiden
Heel normale geluiden
Brommen
De motoren lopen (bijv. koelaggregaten,
ventilator).
Borrelen, zoemen of gorgelen
Koelmiddel stroomt door de buizen.
Klikgeluiden
Motor, schakelaar of magneetventielen
schakelen in/uit.
Voorkomen van geluiden
Het apparaat staat niet waterpas
Het apparaat met behulp van
een waterpas stellen. Gebruik hiervoor
de schroefvoetjes of leg iets onder
het apparaat.
Het apparaat staat tegen een ander
meubel of apparaat
Het apparaat van het meubel of apparaat
ernaast wegschuiven.
Reservoirs of draagplateaus wiebelen
of klemmen
Controleer de delen die eruit gehaald
kunnen worden en zet ze eventueel
opnieuw in het apparaat.
Flessen of serviesgoed raken elkaar
De flessen of het serviesgoed los van
elkaar zetten.
Kleine storingen zelf verhelpen
Voordat u de hulp van de Servicedienst inroept:
Controleer eerst of u aan de hand van de volgende punten de storing kunt verhelpen.
Als u om een monteur vraagt, en het blijkt dat hij alleen maar een advies (bijv. over
de bediening of het onderhoud van het apparaat) hoeft te geven om de storing
te verhelpen, dan moet u, ook in de garantietijd, de volledige kosten van dat bezoek
betalen!
Storing Eventuele oorzaak Oplossing
De temperatuur wijkt
erg af van
de instelling.
In sommige gevallen is
het voldoende om het apparaat
gedurende 5 minuten uit
te schakelen.
Als de temperatuur te warm is: na
enkele uren controleren of
de temperatuur
de temperatuurinstelling genaderd
is.
Als de temperatuur te koud is:
de volgende dag de temperatuur
nogmaals controleren.
nl
73
Storing Eventuele oorzaak Oplossing
Geen enkele indicatie
brandt.
Stroomuitval;
de zekering is
uitgeschakeld;
de stekker zit niet
goed in
het stopcontact.
Stekker in het stopcontact steken.
Controleer of er stroom is.
Controleer de zekeringen.
In de koelruimte
is het te koud.
De temperatuur
is te koud ingesteld.
Temperatuur warmer instellen (zie
hoofdstuk „Instellen van
de temperatuur”).
De bodem van
de koelruimte is nat.
De dooiwatergoten
of het afvoergat zijn
verstopt.
De dooiwatergoten en het
afvoergaatje schoonmaken (zie
„Schoonmaken van het apparaat”).
Afb. .
De diepvriesruimte
heeft een dikke laag
rijp.
Ontdooien van het diepvriesruimte.
Zie hoofdstuk „Ontdooien“. Zorg
er altijd voor dat de deur van het
diepvriesruimte goed dicht is.
De temperatuur in
de diepvriesruimte is
te warm.
De deur van
het apparaat werd
te vaak geopend.
Deur van het apparaat niet onnodig
openen.
De be en
ontluchtingsopeningen
zijn afgedekt.
Afdekkingen verwijderen.
Invriezen van grotere
hoeveelheden verse
levensmiddelen.
Max. invriescapacitiet niet
overschrijden.
Het apparaat koelt
niet,
de temperatuurindicati
e en de verlichting
branden.
Het presentatielicht
is ingeschakeld.
Apparaat-zelftest starten (zie het
hoofdstuk „Zelftest apparaat”).
Na afloop van het programma
schakelt het apparaat weer over op
het normale gebruik.
nl
74
Zelftest apparaat
Het apparaat beschikt over een
automatisch zelftestprogramma dat
de oorzaken van storingen aangeeft die
alleen door de Servicedienst verholpen
kunnen worden.
Zelftest starten
1. Apparaat uitschakelen en 5 minuten
wachten.
2. Apparaat inschakelen en binnen de
eerste 10 seconden de
temperatuurinsteltoets, afb. 2/4,
gedurende 3–5 seconden ingedrukt
houden, tot de koelruimte-
temperatuurindicatie 2 °C gaat
branden.
Het zelftestprogramma start wanneer
de temperatuurindicaties na elkaar
gaan branden.
Wanneer het apparaat na korte tijd de
voor de zelftest ingestelde temperuur
aangeeft, is het in orde.
Als de indicatie super gedurende
10 seconden knippert, is er sprake van
een fout.
Neem contact op met de klantenservice.
Zelftest apparaat beëindigen
Na afloop van het programma schakelt
het apparaat weer over op het normale
gebruik.
Servicedienst
Adres en telefoonnummer van
de Servicedienst in uw omgeving kunt u
vinden in het telefoonboek of
in de meegeleverde brochure met
service-adressen. Geef a.u.b. aan
de Servicedienst het E-nummer (E-Nr.)
en het FD-nummer (FD) van
het apparaat op.
U vindt deze gegevens op
het typeplaatje. Afb. 0
Door deze nummers aan
de Servicedienst door
te geven voorkomt u onnodig
heen en weer rijden van de monteur
en de hieraan verbonden kosten. En
de hieraan verbonden kosten.
Verzoek om reparatie en advies
bij storingen
De contactgegevens in alle landen vindt
u in de bijgesloten lijst met
Servicedienstadressen.
NL 088 424 4020
B 070 222 142

Documenttranscriptie

it Indice Avvertenze di sicurezza e potenziale pericolo .................................................. Avvertenze per lo smaltimento .......... Dotazione ............................................... Osservare la temperatura ambiente e la ventilazione del locale ................. Collegare l’apparecchio ..................... Conoscere l’apparecchio ................... Accendere l’apparecchio ................... Regolare la temperatura ..................... Capacità utile totale ............................. Il frigorifero ............................................ Super-raffreddamento ......................... Congelatore .......................................... Max. capacità di congelamento ........ Congelare e conservare ..................... nl 40 42 42 43 43 44 45 45 46 46 47 47 47 47 Congelamento di alimenti freschi ..... Super-congelamento ........................... Decongelare surgelati ......................... Dotazione .............................................. Adesivo «OK» ....................................... Spegnere e mettere fuori servizio l'apparecchio ........................................ Scongelamento .................................... Pulizia dell’apparecchio ...................... Odori ...................................................... Illuminazione (LED) ............................. Risparmiare energia ............................ Rumori di funzionamento ................... Eliminare piccoli guasti ....................... Autotest dell’apparecchio .................. Servizio Assistenza Clienti ................. 48 49 49 50 51 51 51 52 53 54 54 54 55 57 57 Inhoud Veiligheidsbepalingen en waarschuwingen ............................. Aanwijzingen over de afvoer .............. Omvang van de levering .................... Let op de omgevingstemperatuur en de beluchting .................................. Apparaat aansluiten ............................ Kennismaking met het apparaat ....... Inschakelen van het apparaat ........... Instellen van de temperatuur ............. Netto-inhoud .......................................... De koelruimte ....................................... Superkoelen .......................................... Diepvriesruimte ..................................... Maximale invriescapaciteit ................. Invriezen en opslaan ........................... 58 60 60 61 61 62 63 63 64 64 64 65 65 65 Verse levensmiddelen invriezen ....... Supervriezen ......................................... Ontdooien van diepvrieswaren ......... Uitvoering .............................................. Sticker „OK” .......................................... Apparaat uitschakelen en buiten werking stellen ..................................... Ontdooien ............................................. Schoonmaken van het apparaat ...... Luchtjes ................................................. Verlichting (LED) .................................. Energie besparen ................................ Bedrijfsgeluiden ................................... Kleine storingen zelf verhelpen ......... Zelftest apparaat .................................. Servicedienst ........................................ 66 67 67 67 68 69 69 70 71 71 71 72 72 74 74 nl nlIn houd nlGebuir sakaniwzjni g Veiligheidsbepalingen en waarschuwingen Voordat u het apparaat in gebruik neemt Lees de gebruiksaanwijzing en het installatievoorschrift nauwkeurig door. U vindt daarin belangrijke informatie over plaatsing, gebruik en onderhoud van het apparaat. De fabrikant aanvaardt geen aansprakelijkheid als de aanwijzingen en waarschuwingen in de gebruiksaanwijzing niet in acht worden genomen. Bewaar de gebruiksaanwijzing en het montagevoorschrift voor later gebruik of voor een eventuele latere bezitter. Technische veiligheid Het apparaat bevat een geringe hoeveelheid van het milieuvriendelijke maar brandbare koelmiddel R600a. Let erop dat de leidingen van het koelcircuit bij het transport of de installatie niet beschadigd worden. Koelmiddel dat naar buiten spuit kan vlam vatten of tot oogletsel leiden. Bij beschadiging ■ Open vuur of andere ontstekingsbronnen uit de buurt van het apparaat houden; ■ Ruimte gedurende een paar minuten goed luchten; ■ Apparaat uitschakelen en de stekker uit het stopcontact trekken; ■ Contact opnemen met de Servicedienst. 58 Hoe meer koelmiddel het apparaat bevat, des te groter moet de ruimte zijn waarin het apparaat wordt opgesteld. In een te kleine ruimte kan bij een lek een ontvlambaar mengsel van gas en lucht ontstaan. Per 8 g koelmiddel moet het vertrek minstens 1 m³ groot zijn. De hoeveelheid koelmiddel in uw apparaat vindt u op het typeplaatje aan de binnenkant van het apparaat. Als de aansluitkabel van het apparaat beschadigd raakt, moet deze worden vervangen door de fabrikant, de klantenservice of een andere gekwalificeerde persoon. Onvakkundige installatie en reparaties kunnen groot gevaar opleveren voor de bezitter. Reparaties mogen uitsluitend worden uitgevoerd door de fabrikant, de klantenservice of een andere gekwalificeerde persoon. Er mogen alleen originele onderdelen van de fabrikant gebruikt worden. Alleen bij deze onderdelen garandeert de fabrikant dat ze aan de veiligheidseisen voldoen. Een verlengsnoer voor de aansluitkabel mag uitsluitend via de klantenservice worden aangeschaft. Bij het gebruik ■ ■ Nooit elektrische apparaten in het apparaat gebruiken (bijv. verwarmingsapparaten, elektrische ijsmaker etc.). Gevaar voor explosie! Het apparaat nooit met een stoomreiniger ontdooien of schoonmaken! De hete stoom kan in de elektrische onderdelen terechtkomen en kortsluiting veroorzaken. Kans op een elektrische schok! nl ■ ■ Gebruik geen puntige of scherpe voorwerpen om een laag ijs of rijp te verwijderen. Hierdoor kunt u de koelleidingen beschadigen. Koelmiddel dat naar buiten spuit kan vlam vatten of tot oogletsel leiden. Geen producten met brandbare drijfgassen (bijv. spuitbussen) en geen explosieve stoffen in het apparaat opslaan. Gevaar voor explosie! ■ Plint, uittrekbare manden of laden, deuren etc. niet als opstapje gebruiken of om op te leunen. ■ Om te ontdooien of schoon te maken: stekker uit het stopcontact trekken resp. de zekering uitschakelen of losdraaien. Altijd aan de stekker trekken, nooit aan de aansluitkabel. Dranken met een hoog alcoholpercentage altijd goed afgesloten en staand bewaren. Geen olie of vet gebruiken op kunststof onderdelen en deurdichtingen. Ze kunnen poreus worden. De be- en ontluchtingsopeningen van het apparaat nooit afdekken. Personen (inclusief kinderen) met fysieke, sensorische of psychische beperkingen of gebrekkige kennis mogen dit apparaat uitsluitend gebruiken indien ze onder toezicht staan van een persoon die verantwoordelijk is voor hun veiligheid of door deze persoon zijn ingelicht over de wijze waarop het apparaat dient te worden gebruikt. Flessen en blikjes met vloeistoffen – vooral koolzuurhoudende dranken – niet in de diepvriesruimte opslaan. De flessen en blikjes kunnen springen! ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ Diepvrieswaren nadat u ze uit de diepvriesruimte hebt gehaald, nooit onmiddellijk in de mond nemen. Kans op verbranding! Vermijd langdurig contact van uw handen met de diepvrieswaren, ijs of de verdamperbuizen enz. Kans op verbranding! Kinderen in het huishouden ■ ■ ■ Verpakkingsmateriaal en onderdelen ervan zijn geen speelgoed voor kinderen. Verstikkingsgevaar door opvouwbare kartonnen dozen en folie! Het apparaat is geen speelgoed voor kinderen! Bij een apparaat met deurslot: sleutel buiten het bereik van kinderen bewaren! Algemene bepalingen Het apparaat is geschikt voor het koelen en invriezen van levensmiddelen, ■ voor het bereiden van ijs. Dit apparaat is bestemd voor privégebruik in het huishouden en de huiselijke omgeving. Het apparaat is ontstoord volgens EU richtlijn 2004/108/EC. Het koelcircuit is op dichtheid gecontroleerd. ■ Dit apparaat voldoet aan de veiligheidsbepalingen voor elektrische apparaten (EN 60335-2-24). 59 nl Aanwijzingen over de afvoer * Afvoeren van de verpakking van uw nieuwe apparaat De verpakking beschermt uw apparaat tegen transportschade. De gebruikte materialen zijn onschadelijk voor het milieu en kunnen opnieuw worden gebruikt. Help daarom mee en zorg dat de verpakking milieuvriendelijk wordt afgevoerd. U kunt bij uw leverancier of bij de reinigingsdienst in uw gemeente informeren hoe u uw oude apparaat en het verpakkingsmateriaal van het nieuwe apparaat kunt (laten) afvoeren voor een milieuvriendelijke verwerking. ã=Waarschuwing Bij afgedankte apparaten 1. Stekker uit het stopcontact trekken. 2. Aansluitkabel doorknippen en samen met de stekker verwijderen. 3. Legplateaus en voorraadvakken niet eruit halen om het kinderen moeilijk te maken erin te klimmen! 4. Laat kinderen niet met het afgedankte apparaat spelen. Verstikkingsgevaar! Koelapparaten bevatten koelmiddel en in de isolatie gas. Die zorgvuldig moeten worden afgevoerd. Met het oog op een doelmatige en milieuvriendelijke afvoer mogen de leidingen van het koelcircuit tot het moment van transport niet beschadigd worden. * Afvoeren van uw oude apparaat Omvang van de levering Oude apparaten zijn geen waardeloos afval! Door een milieuvriendelijke afvoer kunnen waardevolle grondstoffen worden teruggewonnen. Controleer na het uitpakken alle onderdelen op eventuele transportschade. Dit apparaat is gekenmerkt in overeenstemming met de Europese richtlijn 2002/96/ EG betreffende afgedankte elektrische en elektronische apparatuur (waste electrical and electronic equipment – WEEE). Deze richtlijn geeft het kader aan voor een in de EU geldende terugname en verwerking van oude apparaten. Voor klachten kunt u terecht bij de winkel waar u het apparaat hebt aangeschaft of bij onze klantenservice. De levering bestaat uit de volgende onderdelen: ■ Vrijstaand apparaat ■ Zakje met montagemateriaal ■ ■ ■ ■ ■ ■ 60 Uitrusting (modelafhankelijk) Gebruiksaanwijzing Montagevoorschrift Klantenserviceboekje Garantiebijlage Informatie over energieverbruik en geluiden nl Let op de omgevingstemperat uur en de beluchting Apparaat aansluiten Het apparaat is voor een bepaalde klimaatklasse geconstrueerd. Afhankelijk van de klimaatklasse kan het apparaat bij de volgende omgevingstemperaturen gebruikt worden. Na het plaatsen van het apparaat moet u minimaal 1 uur wachten voordat u het apparaat in gebruik neemt. Tijdens het transport kan het gebeuren dat de olie van de compressor in het koelsysteem terecht komt. Vóór het eerste gebruik de binnenruimte van het apparaat schoonmaken (zie hoofdstuk „Schoonmaken van het apparaat”). De klimaatklasse staat op het typeplaatje, afb. 0. Elektrische aansluiting Omgevingstemperatuur Klimaatklasse SN N ST T Toelaatbare omgevingstemperatuur +10 °C tot 32 °C +16 °C tot 32 °C +16 °C tot 38 °C +16 °C tot 43 °C Aanwijzing Het apparaat is volledig functioneel binnen de binnentemperatuurgrenzen van de aangegeven klimaatklasse. Wanneer een apparaat uit klimaatklasse SN wordt gebruikt bij een lagere binnentemperatuur, kunnen beschadigingen aan het apparaat worden uitgesloten tot een temperatuur van +5 °C. Beluchting Het stopcontact moet zich in de buurt van het apparaat bevinden en ook na het opstellen van het apparaat goed bereikbaar zijn. Het apparaat voldoet aan beschermklasse I. Het apparaat aansluiten op een volgens de voorschriften geïnstalleerd 220– 240 V/50 Hz wisselstroomstopcontact met aardleiding. Het stopcontact moet zijn beveiligd met een zekering van 10 A tot 16 A. Bij apparaten die in niet Europese landen worden gebruikt op het typeplaatje controleren of de aansluitspanning en de stroomsoort overeenkomen met de waarden van uw elektriciteitsnet. U vindt deze gegevens op het typeplaatje. Afb. 0 Afb. 3 De lucht aan de achterzijde van het apparaat wordt warm. De verwarmde lucht moet ongehinderd afgevoerd kunnen worden. Anders moet de koelmachine meer presteren. Waardoor het energieverbruik toeneemt. De be en ontluchtingsopeningen mogen dan ook nooit worden afgedekt! 61 nl ã=Waarschuwing Het apparaat mag in geen geval worden aangesloten op elektronische energiebesparingsstekkers. Voor onze apparaten kunnen netvoedingsinverters en sinusinverters worden gebruikt. Netvoedingsinverters worden gebruikt bij fotovoltaïsche installaties die rechtstreeks zijn aangesloten op het openbare elektriciteitsnet. Bij losstaande systemen (bijv. op schepen of in berghutten) die geen rechtstreekse aansluiting op het openbare elektriciteitsnet hebben, moet een sinusinverter worden gebruikt. Kennismaking met het apparaat Afb. 1 * Niet bij alle modellen. 1-4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 Bedieningselementen Verlichting (LED) Glasplateau in de koelruimte Groentelade Boter en kaasvak * Voorraadvak in de deur Vak voor grote flessen Diepvrieslade (klein) Glasplateau in de diepvriesruimte Diepvrieslade (groot) Dooiwaterafvoergootje Schroefvoetjes A B Koelruimte Diepvriesruimte Bedieningselementen Afb. 2 1 2 De laatste bladzijde met de afbeeldingen uitklappen. Deze gebruiksaanwijzing is op meer dan één type van toepassing. De uitrusting van de modellen kan variëren. Kleine afwijkingen in de afbeeldingen zijn mogelijk. 62 3 4 Toets Aan/Uit Om het hele apparaat in en uit te schakelen. Temperatuurindicatie Koelruimte De cijfers komen overeen met de ingestelde temperaturen in de koelruimte in °C. Indicatie „super” Deze brandt wanneer het superkoelen en supervriezen actief zijn. Temperatuurinsteltoets koelruimte Met de toets wordt de temperatuur van de koelruimte ingesteld. nl Inschakelen van het apparaat Afb. 2 Het apparaat met de toets Aan/Uit 1 inschakelen. De temperatuurindicatie 2 knippert, tot in het apparaat de ingestelde temperatuur is bereikt. Het apparaat begint te koelen. De verlichting is ingeschakeld wanneer de deur open is. Wij raden een instelling van +4 °C aan. Aanwijzingen bij het gebruik ■ ■ ■ ■ Na het inschakelen kan het een aantal uren duren voordat de ingestelde temperaturen zijn bereikt. Vóór die tijd geen levensmiddelen in het apparaat leggen. Terwijl de koelmachine loopt, vormen zich dooiwaterdruppels of een laagje rijp op de achterwand van de koelruimte. U hoeft de dooiwaterdruppels niet af te wissen of de rijp af te schrapen. De achterwand wordt automatisch ontdooid. Het dooiwater loopt via het afvoergootje, afb. ., naar de koelmachine, waar het verdampt. De voorzijde van het apparaat achter de deur wordt gedeeltelijk licht verwarmd waardoor de vorming van condenswater in de buurt van de deurafdichting wordt voorkomen. ■ Door het koelsysteem kan zich op de vriesroosters op sommige plaatsen al snel een laagje rijp afzetten. Dit heeft geen invloed op het functioneren van het apparaat of op het stroomverbruik. Ontdooien is pas nodig als zich op het hele oppervlak van het vriesrooster een laag rijp of ijs met een dikte van meer dan 5 mm heeft gevormd. Instellen van de temperatuur Afb. 2 Koelruimte De temperatuur is instelbaar van +2 °C tot +8 °C. Temperatuur-insteltoets 4 net zo vaak indrukken tot de gewenste temperatuur in de koelruimte is ingesteld. De laatst ingestelde waarde wordt in het geheugen opgeslagen. De ingestelde temperatuur wordt aangegeven op de temperatuurindicatie 2. Diepvriesruimte De temperatuur in de diepvriesruimte is afhankelijk van de koelruimtetemperatuur. Lagere koelruimtetemperaturen veroorzaken ook lagere vriesruimtetemperaturen. Wanneer de deur van de diepvriesruimte na het sluiten niet direct weer geopend kan worden, dient u even te wachten tot de onderdruk is verdwenen. 63 nl Netto-inhoud De gegevens over de netto-inhoud vindt u op het typeplaatje in uw apparaat. Afb. 0 Let op de koudezones in de koelruimte Door de luchtcirculatie in de koelruimte verschillen de koudezones: ■ Vriesvermogen volledig benutten Om de maximale hoeveelheid diepvrieswaren in te ruimen, kunnen alle uitrustingsonderdelen worden verwijderd. De levensmiddelen kunnen dan rechtstreeks op de legplateaus en op de bodem van de vriesruimte worden gestapeld. ■ De koelruimte is de ideale bewaarplaats voor bereide gerechten, bakproducten, conserven, gecondenseerde melk, harde kaas en koudegevoelige groente en fruit. Attentie bij het inruimen De levensmiddelen goed verpakt of afgedekt inruimen. Hierdoor blijven geur, kleur en versheid behouden. Bovendien wordt voorkomen dat de levensmiddelen naar elkaar gaan smaken en de kunststof onderdelen verkleuren. Aanwijzing Voorkom dat de levensmiddelen de achterwand raken. Anders wordt de luchtcirculatie verminderd. Levensmiddelen of verpakkingen kunnen aan de achterwand vastvriezen. 64 Aanwijzing Bewaar in de koudste zone gevoelige levensmiddelen (bijv. vis, worst, vlees). De warmste zone bevindt zich helemaal bovenaan in de deur. Aanwijzing Bewaar in de warmste zone bijv. harde kaas en boter. Kaas kan zo zijn aroma verder ontwikkelen en de boter blijft goed smeerbaar. Onderdelen eruit halen Diepvriesladen tot aan de aanslag uittrekken, vooraan optillen en verwijderen. Afb. 5 De koelruimte De koudste zone is de schuiflade. Afb. 4 Superkoelen Bij het superkoelen wordt de koelruimte ca. 2½ dag lang zo koud mogelijk gekoeld. Hierna wordt automatisch omgeschakeld naar de vóór het superkoelen ingestelde temperatuur. Het superkoelsysteem inschakelen bijv. ■ vóór het inladen van grote hoeveelheden levensmiddelen. ■ om dranken snel te koelen. In- en uitschakelen Afb. 2 De temperatuurinsteltoets 4 meermaals indrukken, tot de indicatie super 3 brandt. Het superkoelen schakelt na ca. 2½ dag automatisch uit. nl Diepvriesruimte Invriezen en opslaan De diepvriesruimte gebruiken Inkopen van diepvriesproducten ■ ■ ■ voor het opslaan van diepvriesproducten, om ijsblokjes te maken, om levensmiddelen in te vriezen. Aanwijzing Let erop dat de deur van het diepvriesruimte goed gesloten is! Bij een open deur ontdooien de diepvrieswaren. In de diepvriesruimte vormt zich veel ijs. Bovendien: energieverspilling door te hoog stroomverbruik! ■ ■ ■ ■ Levensmiddelen invriezen ■ Maximale invriescapaciteit De verpakking mag niet beschadigd zijn. Neem de houdbaarheidsdatum in acht. De temperatuur in de verkoop-koelkist moet -18 °C of kouder zijn. De diepvriesproducten liefst in een koeltas transporteren en snel in de diepvriesruimte leggen. ■ Gebruik uitsluitend verse levensmiddelen. Al ingevroren levensmiddelen mogen niet met de nog in te vriezen levensmiddelen in aanraking komen. De levensmiddelen luchtdicht verpakken zodat ze niet uitdrogen of hun smaak verliezen. Gegevens over de maximale invriescapaciteit binnen 24 uur vindt u op het typeplaatje. Afb. 0 ■ Voorwaarden voor max. invriesvermogen Diepvrieswaren opslaan ■ ■ ■ ■ Supervriezen inschakelen voordat u de verse levensmiddelen aanbrengt (zie hoofdstuk „Supervriezen”). Onderdelen eruit halen Stapel de levensmiddelen rechtstreeks op de legplateaus en de bodem van de diepvriesruimte. Grote hoeveelheden levensmiddelen bij voorkeur invriezen in het bovenste vak. Daar worden ze heel snel en daardoor voorzichtig ingevroren. Verse levensmiddelen zo dicht mogelijk bij de zijwanden invriezen. De diepvrieslade tot aan de aanslag inschuiven om een goede luchtcirculatie te waarborgen. Als er veel levensmiddelen moeten worden opgeslagen, dan kunt u de levensmiddelen direct op de glasplateaus en op de bodem van de diepvriesruimte opstapelen. 1. Daartoe dient u alle diepvriesladen te verwijderen. 2. Diepvriesladen tot aan de aanslag uittrekken, vooraan optillen en verwijderen. Afb. 5 65 nl Verse levensmiddelen invriezen Gebruik uitsluitend verse levensmiddelen. Om de voedingswaarde, het aroma en de kleur zo goed mogelijk te behouden, dient groente geblancheerd te worden voordat het wordt ingevroren. Bij aubergines, paprika’s, courgettes en asperges is blancheren niet noodzakelijk. Literatuur over invriezen en blancheren vindt u in de boekhandel. Aanwijzing Al ingevroren levensmiddelen mogen niet met de nog in te vriezen levensmiddelen in aanraking komen. ■ ■ Geschikt om in te vriezen: Bakwaren, vis en zeevruchten, vlees, wild, gevogelte, groente, fruit, kruiden, gepelde eieren, melkproducten zoals kaas, boter en kwark, bereide gerechten en kliekjes zoals soep, eenpansgerechten, gaar vlees en gare vis, aardappelgerechten, ovenschotels en zoete toetjes. Niet geschikt om in te vriezen: Groentesoorten die meestal rauw worden gegeten, zoals kropsla en radijsjes, ongepelde eieren, wijndruiven, hele appels, peren en perziken, hardgekookte eieren, yoghurt, dikke zure melk, zure room, crème fraîche en mayonaise. Diepvrieswaren verpakken De levensmiddelen luchtdicht verpakken zodat ze niet uitdrogen of hun smaak verliezen. 1. Levensmiddelen in de verpakking leggen. 2. Lucht eruit drukken. 3. Het geheel van een goede sluiting voorzien. 4. Vermeld op de pakjes inhoud en invriesdatum. Voor verpakking geschikt: Kunststof-, polyetheenen aluminiumfolie, diepvriesdozen. Deze producten zijn in de handel verkrijgbaar. Niet geschikt voor verpakking: pakpapier, vetvrij papier, cellofaan, vuilniszakken en gebruikte boodschappentasjes. Als sluiting geschikt: elastiekjes, clips van kunststof, touwtjes, koudebestendig plakband e.d. Zakjes en folie van polyetheen kunnen met een folielasapparaat worden dichtgelast. Houdbaarheid van de diepvrieswaren De houdbaarheid is afhankelijk van het soort levensmiddelen. Op een temperatuur van -18 °C: ■ Vis, worst, klaargemaakte gerechten, brood en banket: tot 6 maanden. ■ Kaas, gevogelte, vlees: ■ 66 tot 8 maanden. Groente, fruit: tot 12 maanden. nl Supervriezen De levensmidelen zo snel mogelijk door en door invriezen zodat vitamine, voedingswaarden, uiterlijk en smaak behouden blijven. Schakel enkele uren voordat u de verse levensmiddelen inlaadt het supervriezen in, om ongewenste temperatuurstijging te voorkomen. Doorgaans is 4-6 uur van tevoren voldoende. Na het inschakelen werkt het apparaat permanent, in de diepvriesruimte wordt een zeer lage temperatuur bereikt. Als u het max. vriesvermogen wilt gebruiken, dient u 24 uur vóór het inladen van de verse waar het supervriezen in te schakelen. Kleinere hoeveelheden levensmiddelen (max. 2 kg) kunnen zonder gebruik van het supervriessysteem worden ingevroren. In- en uitschakelen Afb. 2 De temperatuurinsteltoets 4 meermaals indrukken, tot de indicatie super 3 brandt. Het supervriessysteem wordt na 2½ dagen automatisch uitgeschakeld. Ontdooien van diepvrieswaren ■ in de elektrische oven, met/zonder heteluchtventilator ■ in de magnetron ã=Attentie Half of geheel ontdooide diepvrieswaren niet opnieuw invriezen. Pas na het koken of braden tot een kant-en-klaargerecht kunnen ze opnieuw worden ingevroren. De maximale bewaartijd wordt hierdoor bekort. Uitvoering (niet bij alle modellen) Glasplateaus Afb. 6 U kunt de plateaus en voorraadvakken in de binnenruimte naar wens verplaatsen: Daartoe het legplateau uittrekken, vooraan optillen en verwijderen. Groentelade met vochtigheidsregelaar Afb. 7 Om optimale omstandigheden te scheppen voor het bewaren van groente en fruit, kan de luchtvochtigheid in de groentelade worden aangepast aan de hoeveelheid levensmiddelen: kleine hoeveelheid fruit en groente – hoge luchtvochtigheid grote hoeveelheid fruit en groente – lage luchtvochtigheid Afhankelijk van soort en bereidingswijze van de levensmiddelen kunt u kiezen uit de volgende mogelijkheden: ■ ■ bij omgevingstemperatuur in de koelkast 67 nl Aanwijzing Koudegevoelig fruit (bijv. ananas, bananen, papaja en citrusvruchten) en groente (bijv. aubergines, komkommers, courgettes, paprika, tomaten en aardappels) dienen voor een optimaal behoud van kwaliteit en aroma buiten de koelkast bewaard te worden op een temperatuur van circa +8 °C. Flessenrek Afb. 8 In de flessenrek kunnen flessen veilig worden bewaard. De houder is variabel. Voorraadvak in de deur Afb. 9 Het plateau optillen en verwijderen. Flessenhouder Afb. * De flessenhouder voorkomt dat de flessen kantelen bij het openen en sluiten van de deur. Diepvrieslade (groot) Afb. 1/13 Voor het bewaren van grote diepvrieswaren, bijv. kalkoenen, eenden en ganzen. Aanwijzing Scheidingsplaat (indien aanwezig) kan niet worden verwijderd. Koude-accu Afb. + De koude-accu vertraagt bij het uitvallen van de stroom of bij een storing het verwarmen van de opgeslagen diepvrieswaren. De langste bewaartijd wordt bereikt als u de accu direct op de levensmiddelen in het bovenste vak legt. De koude-accu kan ook voor het tijdelijk koelhouden van levensmiddelen (bijv. in een koeltas) eruit genomen worden. IJsbakje Afb. , 1. Het ijsbakje voor ¾ met water vullen en in de diepvriesruimte zetten. 2. Het vastgevroren ijsbakje alleen met een bot voorwerp losmaken (steel van een lepel). 3. Om de ijsblokjes los te maken: het ijsbakje iets verbuigen of kort onder stromend water houden. Sticker „OK” (niet bij alle modellen) Met de „OK”-temperatuurcontrole kunnen temperaturen onder +4 °C worden geregistreerd. Stel de temperatuur trapsgewijs kouder in als de sticker niet „OK” aangeeft. Aanwijzing Bij ingebruikneming van het apparaat kan het tot 12 uur duren voor de temperatuur is bereikt. Correcte instelling 68 nl Apparaat uitschakelen en buiten werking stellen Uitschakelen van het apparaat Afb. 2 Toets Aan/Uit 1 indrukken. De temperatuurindicatie gaat uit en de koelmachine wordt uitgeschakeld. Buiten werking stellen van het apparaat Als u het apparaat langere tijd niet gebruikt: 1. Uitschakelen van het apparaat. 2. Stekker uit het stopcontact trekken of de zekering losdraaien resp. uitschakelen. 3. Schoonmaken van het apparaat. 4. Deur van het apparat open laten. Ontdooien Koelruimte Het apparaat wordt automatisch ontdooid. Het dooiwater loopt via de dooiwatergootjes en het afvoergaatje naar het verdampingsgedeelte van het apparaat. Diepvriesruimte De diepvriesruimte wordt niet automatisch ontdooid omdat de diepvrieswaren niet mogen ontdooien. Een laagje rijp in de diepvriesruimte vermindert de koudeafgifte aan de diepvrieswaren waardoor het stroomverbruik wordt verhoogd. Verwijder regelmatig de laag rijp of ijs. ã=Attentie Een laag rijp of ijs niet met een mes of een scherp voorwerp afschrapen. U kunt hierdoor de koelleidingen beschadigen. Koelmiddel dat naar buiten spuit kan vlam vatten of tot oogletsel leiden. U gaat als volgt te werk: Aanwijzing Ca. 4 uur vóór het ontdooien het supervriessysteem inschakelen zodat de levensmiddelen een zeer lage temperatuur bereiken en hierdoor langer bij omgevingstemperatuur bewaard kunnen worden. 1. Het apparaat uitschakelen om te ontdooien. 2. Stekker uit het stopcontact trekken of de zekering losdraaien resp. uitschakelen. 3. Diepvriesladen met de levensmiddelen op een koele plaats bewaren. Koude-accu (indien aanwezig) op de levenmiddelen leggen. 4. Dooiwaterafvoer openen. Afb. 5. Het legplateau voor grote flessen kan worden gebruikt om het dooiwater op te vangen. Hiertoe het plateau voor grote flessen verwijderen (zie het hoofdstuk Apparaat reinigen) en onder de open dooiwaterafvoer zetten. 69 nl 6. Om het ontdooiproces te versnellen twee pannen met heet water op een onderzetter in het apparaat zetten. 7. Na het ontdooien het opgevangen dooiwater weggieten. Het resterende dooiwater op de bodem van de diepvriesruimte met een spons afwissen. 8. Dooiwaterafvoer sluiten. 9. Plateau voor grote flessen weer in de deur plaatsen. 10.Na het ontdooien het apparaat weer aansluiten en inschakelen. Schoonmaken van het apparaat ã=Attentie ■ Gebruik geen schoonmaak of oplosmiddelen die zand, chloride of zuren bevatten. ■ Geen schuursponsjes gebruiken. Op de metalen oppervlakken kan corrosie ontstaan. De legplateaus en voorraadvakken mogen niet in de afwasmachine gereinigd worden. Ze kunnen vervormen! ■ U gaat als volgt te werk: 1. Vóór het schoonmaken het apparaat uitschakelen. 2. Stekker uit het stopcontact trekken of de zekering losdraaien resp. uitschakelen! 3. De diepvrieswaren eruit halen en op een koele plaats bewaren. Koudeaccu (indien aanwezig) op de levenmiddelen leggen. 70 4. Het apparaat schoonmaken met een zachte doek en lauw water met een scheutje pH neutraal schoonmaakmiddel. Het sop mag niet in de verlichting terechtkomen. 5. Deurafdichting alleen met schoon water schoonmaken en grondig droogwrijven. 6. Na het schoonmaken apparaat weer aansluiten en inschakelen. 7. Diepvrieswaren weer in het apparaat leggen. Uitvoering Voor het reinigen kunnen alle variabele onderdelen van het apparaat worden verwijderd. Glasplateaus eruit halen Afb. 6 De glasplateaus optillen, naar voren trekken, laten zakken en zijdelings eruit zwenken. Dooiwater-afvoerklep Voor het reinigen van de dooiwaterafvoergoot moet het glasplateau boven de groentelade, afb. 1/7, worden losgemaakt van de dooiwater-afvoerklep. Glasplateau verwijderen, dooiwaterafvoerklep optillen en verwijderen. Afb. . De dooiwater-afvoergoot en het afvoergat regelmatig reinigen met wattenstaafjes o.i.d., zodat het dooiwater goed kan weglopen. Reservoir verwijderen Afb. 5 Reservoir tot aan de aanslag uittrekken, vooraan optillen en verwijderen. nl Groentelade (niet bij alle modellen) De afschermplaat van de groentelade kan ter reiniging worden verwijderd. De knoppen aan de zijkant na elkaar indrukken en daarbij de afschermplaat van de groentelade nemen. Afb. / Legplateaus uit de deur nemen Afb. 9 Legplateaus optillen en verwijderen. Luchtjes Energie besparen ■ ■ ■ Als u onaangename luchtjes ruikt: 1. Apparaat uitschakelen met de Aan/ Uit-knop. Afb. 2/1 2. Alle levensmiddelen uit het apparaat halen. 3. Binnenruimte reinigen (zie hoofdstuk Schoonmaken van het apparaat). 4. Alle verpakkingen schoonmaken. 5. Sterk ruikende levensmiddelen luchtdicht verpakken om luchtjes te voorkomen. 6. Apparaat weer inschakelen. 7. Levensmiddelen inruimen. 8. Na 24 uur controleren of er opnieuw luchtjes zijn ontstaan. Verlichting (LED) Het apparaat is voorzien van een onderhoudsvrije LED verlichting. Reparaties aan deze verlichting mogen alleen door de Servicedienst of een erkend vakman worden uitgevoerd. ■ ■ ■ ■ Het apparaat in een droge, goed te ventileren ruimte plaatsen! Het apparaat niet direct in de zon of in de buurt van een warmtebron plaatsen zoals een verwarmingsradiator of een fornuis. Gebruik eventueel een isolatieplaat. Warme gerechten en dranken eerst laten afkoelen, daarna in het apparaat plaatsen. Diepvrieswaren in de koelruimte leggen om ze te ontdooien en de kou van de diepvrieswaren gebruiken om andere levensmiddelen te koelen. Een laag rijp of ijs in de diepvriesruimte regelmatig laten ontdooien. Een laag rijp of ijs vermindert de afgifte van koude aan de diepvrieswaren en verhoogt het energieverbruik. Deuren van het apparaat zo kort mogelijk openen. Om een verhoogd stroomverbruik te vermijden, dient de achterkant van het apparaat af en toe gereinigd te worden. Indien aanwezig: Wandafstandhouder monteren om de geplande energieopname van het apparaat te bereiken (zie montagehandleiding). Een kleinere afstand tot de muur heeft geen nadelige invloed op de werking van het apparaat. De energieopname kan dan wel iets veranderen. De afstand van 75 mm mag niet worden overschreden. 71 nl Bedrijfsgeluiden Heel normale geluiden Brommen De motoren lopen (bijv. koelaggregaten, ventilator). Borrelen, zoemen of gorgelen Koelmiddel stroomt door de buizen. Klikgeluiden Motor, schakelaar of magneetventielen schakelen in/uit. Voorkomen van geluiden Het apparaat staat niet waterpas Het apparaat met behulp van een waterpas stellen. Gebruik hiervoor de schroefvoetjes of leg iets onder het apparaat. Het apparaat staat tegen een ander meubel of apparaat Het apparaat van het meubel of apparaat ernaast wegschuiven. Reservoirs of draagplateaus wiebelen of klemmen Controleer de delen die eruit gehaald kunnen worden en zet ze eventueel opnieuw in het apparaat. Flessen of serviesgoed raken elkaar De flessen of het serviesgoed los van elkaar zetten. Kleine storingen zelf verhelpen Voordat u de hulp van de Servicedienst inroept: Controleer eerst of u aan de hand van de volgende punten de storing kunt verhelpen. Als u om een monteur vraagt, en het blijkt dat hij alleen maar een advies (bijv. over de bediening of het onderhoud van het apparaat) hoeft te geven om de storing te verhelpen, dan moet u, ook in de garantietijd, de volledige kosten van dat bezoek betalen! Storing De temperatuur wijkt erg af van de instelling. 72 Eventuele oorzaak Oplossing In sommige gevallen is het voldoende om het apparaat gedurende 5 minuten uit te schakelen. Als de temperatuur te warm is: na enkele uren controleren of de temperatuur de temperatuurinstelling genaderd is. Als de temperatuur te koud is: de volgende dag de temperatuur nogmaals controleren. nl Storing Eventuele oorzaak Oplossing Geen enkele indicatie brandt. Stroomuitval; de zekering is uitgeschakeld; de stekker zit niet goed in het stopcontact. Stekker in het stopcontact steken. Controleer of er stroom is. Controleer de zekeringen. In de koelruimte is het te koud. De temperatuur is te koud ingesteld. Temperatuur warmer instellen (zie hoofdstuk „Instellen van de temperatuur”). De bodem van de koelruimte is nat. De dooiwatergoten of het afvoergat zijn verstopt. De dooiwatergoten en het afvoergaatje schoonmaken (zie „Schoonmaken van het apparaat”). Afb. . De diepvriesruimte heeft een dikke laag rijp. De temperatuur in de diepvriesruimte is te warm. Ontdooien van het diepvriesruimte. Zie hoofdstuk „Ontdooien“. Zorg er altijd voor dat de deur van het diepvriesruimte goed dicht is. De deur van het apparaat werd te vaak geopend. Deur van het apparaat niet onnodig openen. De be en Afdekkingen verwijderen. ontluchtingsopeningen zijn afgedekt. Invriezen van grotere hoeveelheden verse levensmiddelen. Het apparaat koelt Het presentatielicht niet, is ingeschakeld. de temperatuurindicati e en de verlichting branden. Max. invriescapacitiet niet overschrijden. Apparaat-zelftest starten (zie het hoofdstuk „Zelftest apparaat”). Na afloop van het programma schakelt het apparaat weer over op het normale gebruik. 73 nl Zelftest apparaat Servicedienst Het apparaat beschikt over een automatisch zelftestprogramma dat de oorzaken van storingen aangeeft die alleen door de Servicedienst verholpen kunnen worden. Adres en telefoonnummer van de Servicedienst in uw omgeving kunt u vinden in het telefoonboek of in de meegeleverde brochure met service-adressen. Geef a.u.b. aan de Servicedienst het E-nummer (E-Nr.) en het FD-nummer (FD) van het apparaat op. Zelftest starten 1. Apparaat uitschakelen en 5 minuten wachten. 2. Apparaat inschakelen en binnen de eerste 10 seconden de temperatuurinsteltoets, afb. 2/4, gedurende 3–5 seconden ingedrukt houden, tot de koelruimtetemperatuurindicatie 2 °C gaat branden. Het zelftestprogramma start wanneer de temperatuurindicaties na elkaar gaan branden. Wanneer het apparaat na korte tijd de voor de zelftest ingestelde temperuur aangeeft, is het in orde. Als de indicatie super gedurende 10 seconden knippert, is er sprake van een fout. Neem contact op met de klantenservice. Zelftest apparaat beëindigen Na afloop van het programma schakelt het apparaat weer over op het normale gebruik. 74 U vindt deze gegevens op het typeplaatje. Afb. 0 Door deze nummers aan de Servicedienst door te geven voorkomt u onnodig heen en weer rijden van de monteur en de hieraan verbonden kosten. En de hieraan verbonden kosten. Verzoek om reparatie en advies bij storingen De contactgegevens in alle landen vindt u in de bijgesloten lijst met Servicedienstadressen. NL B 088 424 4020 070 222 142
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79

Siemens KI81RVU30KI81RVU30 SOFTCLOSEKI82LVU30 SOFTCLOSEKI86NVU30 SOFTCLOSE de handleiding

Type
de handleiding