172 Woordenlijst
POST — power-on self-test (serie testen bij inschakelen
computer) — Diagnostische programma's die
automatisch door de BIOS worden geladen en basistesten
uitvoeren op de belangrijkste computeronderdelen, zoals
het geheugen, vaste schijven en videospelers. Als er tijdens
POST geen problemen worden opgespoord, gaat de
computer verder met opstarten.
processor — Een computerchip die programma-
instructies vertaalt en uitvoert. De processor wordt ook
wel de CVE (centrale verwerkingseenheid) genoemd.
PS/2 — personal system/2 — Een connectortype voor het
aansluiten van een toetsenbord, muis of toetsenblok die
compatibel zijn met PS/2.
PXE — pre-boot execution environment
(uitvoeringsomgeving voorafgaan aan het opstarten) —
Een WfM-standaard (Wired for Management) waarmee
computers die zijn aangesloten op een netwerk en geen
besturingssysteem hebben, extern geconfigureerd en
opgestart kunnen worden.
R
RAID — redundant array of independent disks
(overtollige reeks onafhankelijke schijven) — Een
methode om overtollige gegevens te bieden. Sommige
algemene toepassingen van RAID omvatten RAID 0,
RAID 1, RAID 5, RAID 10 en RAID 50.
RAM — random-access memory — De primaire tijdelijke
opslaglocatie voor programma-instructies en gegevens.
Alle informatie die in RAM is opgeslagen gaat verloren,
wanneer u de computer uitschakelt.
reismodule — Een plastic apparaat dat ontworpen is voor
het modulecompartiment van een draagbare computer
om het gewicht van de computer te verminderen.
resolutie — De scherpte en helderheid van een afbeelding
uitgevoerd door een printer of weergegeven op een monitor.
Hoe hoger de resolutie, des te scherper de afbeelding.
RFI — radio frequency interference (radiofrequentiestoring)
— Storing die gegenereerd wordt bij doorsnee
radiofrequenties, binnen het bereik van 10 kHz tot
100.000 MHz. Radiofrequenties hebben lage
elektromagnetische frequenties en meer kans op storing dan
de hogere frequentiestralingen, zoals infrarood en licht.
ROM read-only memory (alleen-lezen geheugen) —
Geheugen dat gegevens en programma's opslaat die niet
kunnen worden verwijderd of waarnaar de computer niet
kan schrijven. Anders dan RAM bewaart ROM de inhoud
nadat u de computer uitschakelt. ROM bevat een aantal
programma's die essentieel zijn voor de werking van
de computer.
RPM — revolutions per minute (omwentelingen per
minuut) — Het aantal rotaties dat per minuut
plaatsvindt. De snelheid van de vaste schijf wordt vaak in
rpm gemeten.
RTC — real time clock (real-timeklok) — Klok op
batterijen op de systeemkaart die de datum en tijd
bijhoudt na het uitschakelen van de computer.
RTCRST — real-time clock reset (opnieuw instellen real-
timeklok) — Een schakelaar op de systeemkaart van
sommige computers die vaak kan worden gebruikt voor
het oplossen van problemen.
S
SAS — serial attached SCSI (serieel aangesloten SCSI) —
Een snellere, seriële versie van de SCSI-interface
(in tegenstelling tot de oorspronkelijke parallelle SCSI-
architectuur).
SATA — seriële ATA — Een snellere, seriële versie van de
ATA (IDE)-interface.
ScanDisk — Een programma van Microsoft dat
bestanden, mappen en de vaste schijf op fouten
controleert. ScanDisk wordt vaak uitgevoerd wanneer u de
computer opnieuw opstart als deze niet meer reageert.
SCSI — small computer system interface — Een zeer
snelle interface die wordt gebruikt om apparaten op een
computer aan te sluiten, zoals vaste schijven, cd-stations,
printers en scanners. Met SCSI kan een groot aantal
apparaten met één enkele controller worden aangesloten.
Toegang tot elk apparaat wordt geregeld via een afzonderlijk
identificatienummer op de SCSI-controllerbus.
SDRAM — synchronous dynamic random-access memory
(synchroon DRAM) — Een DRAM-type dat gesynchroniseerd
is met de optimale kloksnelheid van de processor.
seriële connector — Een I/O-poort die vaak wordt gebruikt