Documenttranscriptie
Form No. 3350-947
ProLine 53cm Recycler/
met achtervangerzak
Loopmaaimachine
Modelnr. 22177TE – 240000001 en hoger
Gebruikershandleiding
Vertaling van de oorspronkelijke instructies (NL)
Bewaar deze Gebruikershandleiding bij uw machine.
Als deze Gebruikershandleiding beschadigd raakt of
onleesbaar wordt, moet deze onmiddellijk worden
vervangen. Nieuwe exemplaren kunt u bestellen via de
fabrikant van de motor.
Motoroliefilter vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Tandwielkast smeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Kabel van de mesrem afstellen . . . . . . . . . . . . . .
Onderhoud van de wielen . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Stalling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Het brandstofsysteem gebruiksklaar maken . . . .
De motor gebruiksklaar maken . . . . . . . . . . . . . .
Algemene informatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Na de stalling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Accessoires . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Problemen, oorzaak en remedie . . . . . . . . . . . . . . . .
Inhoud
Blz.
Inleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
2
Veiligheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
3
Algemene veiligheidsregels i.v.m.
de maaimachine . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
3
Geluidsdruk . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
5
Geluidsvermogen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
5
Trilling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
5
Veiligheids- en instructiestickers . . . . . . . . . . . . .
6
Montage . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
8
De handgreep bevestigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
8
Brandstoftank en de brandstofslang monteren . . . .
8
De afsluiter van de afvoertunnel monteren . . . . .
9
Voor ingebruikname . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
9
Het carter vullen met olie . . . . . . . . . . . . . . . . . .
9
De brandstoftank vullen met benzine . . . . . . . . .
10
Gebruiksaanwijzing . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
11
Bedieningsorganen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
11
Motor starten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
12
Motor afzetten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
12
Bediening van het mes en de zelfaandrijving . . .
12
Tunnelafsluiter gebruiken . . . . . . . . . . . . . . . . . .
13
Mesremkoppeling controleren . . . . . . . . . . . . . . .
13
Maaihoogte instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
15
De grasvanger gebruiken . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
15
Tips voor bediening en gebruik . . . . . . . . . . . . . .
16
Onderhoud . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
18
Aanbevolen onderhoudsschema . . . . . . . . . . . . . .
18
Oliepeil van de motor controleren . . . . . . . . . . . .
19
Mesremkoppeling controleren . . . . . . . . . . . . . . .
19
Onderkant van de maaikast reinigen . . . . . . . . . .
19
De afvoertunnel en de afsluiter reinigen . . . . . . .
20
Onderhoud van het luchtfilter . . . . . . . . . . . . . . .
20
Motorolie verversen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
21
Onderhoud van het maaimes . . . . . . . . . . . . . . . .
21
Scherm van de mesremkoppeling reinigen . . . . .
23
Benzine aftappen uit de brandstoftank
en brandstoffilter reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . .
24
Ruimte onder de drijfriemkap reinigen . . . . . . . .
24
Smering van de draaiarmen . . . . . . . . . . . . . . . . .
24
Zelfaandrijving afstellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
25
Onderhoud van de bougie . . . . . . . . . . . . . . . . . .
25
2003 – The Toro Company
8111 Lyndale Avenue South
Bloomington, MN 55420-1196
Blz.
26
27
27
28
29
29
29
29
29
29
30
Inleiding
Lees deze handleiding zorgvuldig, zodat u weet hoe u de
machine op de juiste wijze kunt gebruiken en onderhouden.
De informatie in deze handleiding kan u en anderen helpen
letsel en schade te voorkomen. Hoewel Toro veilige
producten ontwerpt en fabriceert, blijft u verantwoordelijk
voor het juiste en veilige gebruik van de machine.
U kunt rechtstreeks contact met Toro opnemen op
www.Toro.com om informatie over producten en
accessoires te verkrijgen, een dealer te vinden of uw
product te registreren.
Als u service, originele Toro-onderdelen of aanvullende
informatie nodig hebt, kunt u contact opnemen met een
erkende Service Dealer of met de klantenservice van Toro. U
dient hierbij altijd het modelnummer en het serienummer
van het product te vermelden. De locatie van het plaatje met
het modelnummer en het serienummer van het product is
aangegeven op Figuur 1.
1
Figuur 1
1. Locatie van het modelnummer en het serienummer.
U kunt het modelnummer en het serienummer noteren in
de ruimte hieronder:
Modelnr.:
Serienr.:
2
U kunt contact met ons opnemen op www.Toro.com
Alle rechten voorbehouden.
Gedrukt in de VS
Algemene veiligheidsregels
i.v.m. de maaimachine
In deze handleiding is een systeem gebruikt om mogelijke
gevaren aan te duiden en u te attenderen op bijzondere
aanwijzingen om lichamelijk (mogelijk dodelijk) letsel
van u en anderen te voorkomen. De termen Gevaar,
Waarschuwing en Voorzichtig duiden de mate van het
risico aan. Ga als regel altijd voorzichtig te werk.
Deze maaimachine kan handen en voeten afsnijden en
voorwerpen uitwerpen. Als u de hierna beschreven
veiligheidsinstructies niet opvolgt, kan dat ernstig letsel of
de dood tot gevolg hebben.
Gevaar duidt op een zeer gevaarlijke situatie die ernstig
letsel of de dood tot gevolg zal hebben wanneer de
veiligheidsvoorschriften niet in acht worden genomen.
Instructie
Waarschuwing duidt op een gevaarlijke situatie die
ernstig letsel of de dood tot gevolg kan hebben wanneer
de veiligheidsvoorschriften niet in acht worden genomen.
• Lees deze handleiding aandachtig door. Zorg ervoor
dat u vertrouwd raakt met de bedieningsorganen en
weet hoe u ze moet gebruiken, voordat u de
maaimachine start.
Voorzichtig duidt op een gevaarlijke situatie die licht
letsel tot gevolg kan hebben wanneer de veiligheidsvoorschriften niet in acht worden genomen.
• Laat kinderen nooit de maaimachine gebruiken.
Plaatselijke voorschriften kunnen nadere eisen stellen
aan de leeftijd van de degene die met de machine
werkt.
Er worden in deze handleiding nog twee woorden gebruikt
om u op belangrijke informatie te wijzen. Belangrijk
attendeert u op bijzondere technische informatie en
Opmerking: duidt algemene informatie aan die uw
bijzondere aandacht verdient.
• Laat volwassen personen die niet bekend zijn met deze
instructies, nooit de maaimachine gebruiken.
• Houd iedereen weg uit het gebied waar u de machine
gebruikt, vooral kinderen en huisdieren. Stop de
maaimachine als iemand het maaigebied binnenkomt.
Veiligheid
• Er kunnen fatale ongelukken gebeuren als de gebruiker
van de machine niet alert is op de aanwezigheid van
kinderen. Kinderen worden vaak aangetrokken door
een maaimachine en maai-activiteiten. Ga er nooit van
uit dat kinderen op de plaats blijven waar u ze het
laatst heeft gezien.
Toro heeft deze maaimachine ontwikkeld en getest om
een redelijke mate van gebruiksveiligheid te bieden; maar
indien de volgende instructies niet worden nageleefd,
kan dit leiden tot lichamelijk letsel.
Waarschuwing
• Houd kinderen weg van de plaats waar gemaaid wordt
en plaats ze onder toezicht van een verantwoordelijke
volwassene.
De uitlaatgassen van de motor bevatten
koolmonoxide, een reukloos, dodelijk gif.
• Let goed op en zet de maaimachine af als kinderen het
maaigebied binnenkomen.
Laat de motor niet binnenshuis of in een
afgesloten ruimte draaien.
• Wees extra voorzichtig bij het naderen van blinde
hoeken, struiken, bomen, en andere objecten die het
zicht kunnen belemmeren.
Het is van essentieel belang dat u of elke andere
gebruiker van de maaimachine eerst de handleiding
leest en begrijpt alvorens de motor te starten. Hierdoor
wordt maximale veiligheid, de beste maairesultaten en
inzicht in het product verkregen.
• Onthoud dat de bestuurder verantwoordelijk is voor
ongevallen of schade aan andere personen of hun
eigendommen.
• Raadpleeg de instructies van de fabrikant voor de
juiste bediening en installatie van accessoires. Gebruik
uitsluitend accessoires die de fabrikant heeft
goedgekeurd.
Dit is het veiligheidssymbool. Het wordt gebruikt
om uw attent te maken op mogelijk risico’s op
lichamelijk letsel. Houd u aan alle veiligheidsberichten
bij dit symbool teneinde lichamelijk of zelfs dodelijk
letsel te voorkomen.
Onjuist gebruik of onderhoud van de maaimachine kan
letsel veroorzaken. Om het risico van letsel te verminderen, moet u zich aan de veiligheidsinstructies
houden.
3
• Met een maaimachine dwars op hellingen maaien,
nooit heuvel op en af.
Voor ingebruikname
• Inspecteer grondig het terrein waar u de maaimachine
wilt gebruiken, en verwijder alle stenen, stokken,
draden, botten en andere vreemde voorwerpen.
• Ga zeer voorzichtig te werk als u op een heuvel van
richting verandert.
• Maai niet op al te steile hellingen.
• Draag tijdens het maaien altijd een lange broek en
stevige schoenen.
• Ga zeer voorzichtig te werk als u de maaimachine
omkeert of naar u toetrekt.
• Draag geen schoenen met open tenen en loop niet
blootsvoets.
• Kijk naar beneden en achterom vóór en tijdens het
achteruitrijden om te zien of er geen kleine kinderen
zijn.
• Draag altijd oogbescherming of een veiligheidsbril die
de ogen geheel afsluit, als u de maaimachine gebruikt.
• Zorg ervoor dat het mes (of de messen) stilstaat(n) als
u de maaimachine schuin moet houden om oppervlakken over te steken die niet met gras zijn begroeid,
en als u de machine naar het terrein brengt waar u
moet maaien of daar weer weghaalt.
• Waarschuwing: Benzine is uiterst ontvlambaar. Neem
de volgende voorzorgsmaatregelen:
– Bewaar brandstof uitsluitend in tanks of blikken
die daar speciaal voor bedoeld zijn.
• Gebruik de maaimachine nooit met defecte beschermof afdekplaten of zonder dat de beveiligingen (zoals
veiligheidsschermen en/of grasvanger), op hun plaats
zitten.
– Vul de brandstoftank nooit binnenshuis; tijdens het
bijvullen niet roken.
– Vul zo nodig brandstof bij voordat u de motor
aanzet. Verwijder nooit de dop van de brandstoftank en vul nooit benzine bij wanneer de motor
loopt of heet is.
• Verander nooit de snelheidsinstellingen van de motor.
• Schakel de mes- en aandrijfkoppelingen uit voordat u
de motor start.
– Probeer de machine niet te starten als er benzine is
gemorst. Verwijder de machine van de plek waar is
gemorst, en voorkom elke vorm van open vuur of
vonken totdat de benzinedampen volledig zijn
verdwenen.
• Neem bij het starten van de motor zorgvuldig de
instructies in acht en houd uw voeten uit de buurt van
het mes of de messen.
• Houd de maaimachine niet schuin als u de machine
start of de motor aanzet, behalve als u de machine
schuin moet houden om te starten. Houd de machine in
dat geval niet schuiner dan nodig is, en til alleen de
zijde op die het verst van u verwijderd is.
– Doe steeds de dop weer zorgvuldig op brandstoftanks en -containers.
– Als u brandstof moet aftappen uit de brandstoftank,
doe dit dan in de open lucht.
• Vervang defecte geluiddempers.
• Zorg ervoor dat u niet voor de afvoeropening staat als
u de motor start.
• Controleer voor gebruik de messen, bevestigingsbouten en het maaimechanisme altijd op sporen van
slijtage of beschadiging. Vervang versleten of beschadigde messen en bouten altijd als complete set om
een goede balans te behouden.
• Houd uw handen en voeten uit de buurt van draaiende
delen. Blijf altijd uit de buurt van de afvoeropening.
• U mag een maaimachine nooit optillen of dragen
terwijl de motor loopt.
• Let erop dat bij machines met meerdere bladen andere
messen kunnen gaan draaien als u een mes draait.
• Zet de motor af en maakt de bougiekabel los:
– voordat u verstoppingen verwijdert of de afvoertunnel ontstopt;
Gebruiksaanwijzing
– voordat u de maaimachine controleert, reinigt of
daaraan werkzaamheden verricht;
• Laat de motor nooit in een afgesloten ruimte lopen,
omdat zich daar giftige koolmonoxidedampen kunnen
verzamelen.
– als u een vreemd voorwerp raakt. Controleer de
maaimachine op beschadiging en voer reparaties
uit voordat u de machine opnieuw start en weer in
gebruik neemt; en
• Maai uitsluitend bij daglicht of goed kunstlicht.
• Zorg dat u op hellingen altijd stevig staat.
• Loop stapvoets; nooit rennen.
– als de maaimachine abnormaal begint te trillen
(onmiddellijk nakijken).
• Houd de handgreep stevig omklemd.
4
• Zet de motor af:
• Knoei nooit met de veiligheidsvoorzieningen.
Controleer regelmatig of ze goed werken.
– als u de maaimachine achterlaat; en
• Houd de machine vrij van gras, bladeren of andere aangekoekte rommel. Neem gemorste olie of brandstof op.
– voordat u de brandstoftank bijvult.
• Neem gas terug terwijl de motor uitloopt, en als de
motor is uitgerust met een benzinekraantje sluit dan de
brandstoftoevoer af nadat u klaar bent met maaien.
• Als u een voorwerp raakt, moet u de maaimachine
stoppen en inspecteren. Indien nodig moet u de
machine repareren voordat u de motor start.
• Stop het maaimes (de maaimessen) bij het oversteken
van een grindpad, voetpad, of weg.
• Probeer nooit de hoogte van de wielen af te stellen,
terwijl de motor loopt.
• Zet de motor af en wacht totdat het mes volledig stil
staat voordat u de grasvanger verwijdert
• De onderdelen van de grasvanger zijn onderhevig aan
slijtage, beschadiging en breuk, waardoor bewegende
onderdelen bloot kunnen komen te liggen of voorwerpen
kunnen worden weggeslingerd. Controleer veelvuldig de
onderdelen en vervang deze indien nodig door onderdelen die de fabrikant heeft aanbevolen.
• Gebruik de maaimachine niet als u onder invloed van
alcohol of drugs verkeert.
• Als de maaimachine abnormaal begint te trillen, moet
u de motor afzetten en onmiddellijk nagaan wat de
oorzaak daarvan is. Trillingen duiden meestal op
problemen.
• De maaimessen zijn scherp en kunnen snijwonden
veroorzaken. Omwikkel het maaimes of draag handschoenen, en wees extra voorzichtig bij onderhoud aan
de maaimessen.
Hellingen zijn een hoofdfactor bij ongelukken in verband
met wegglijden en omvallen, waarbij ernstig letsel kan
ontstaan. Als u zich bij een helling ongemakkelijk voelt,
maai die dan liever niet.
• Verander nooit de snelheidsinstellingen van de motor.
• Als u brandstof moet aftappen uit de brandstoftank,
doe dit dan in de open lucht.
• Kijk uit voor gaten, geulen, sporen en hobbels. In hoog
gras zijn obstakels niet altijd zichtbaar.
• Om de beste prestaties en een veilig gebruik te
verzekeren, uitsluitend originele Toro-onderdelen en
accessoires gebruiken.
• Maai niet in de buurt van steile hellingen, greppels of
dijken. U loopt dan de kans weg te glijden of uw
evenwicht te verliezen.
• Zorg ervoor dat de veiligheids- en instructiestickers in
goede staat zijn en vervang ze indien nodig.
• Maai niet op nat gras. Dit geeft weinig steun, zodat de
kans bestaat dat u wegglijdt.
Geluidsdruk
Onderhoud en stalling
Deze machine oefent een geluidsdruk van 88 dBA uit op
het gehoor van de bestuurder, gebaseerd op metingen bij
identieke machines volgens procedures zoals vastgelegd
in Richtlijn 98/37/EG.
• Zorg dat alle moeren, bouten (in het bijzonder de
bevestigingsbouten van het mes) en schroeven goed
zijn vastgedraaid zodat er veilig met de maaimachine
kan worden gewerkt.
• Parkeer de machine nooit in een gebouw waar de
dampen in contact kunnen komen met open vuur of
vonken, terwijl er nog benzine in de tank zit.
Geluidsvermogen
Deze machine heeft een geluidsniveau van 100 dBA,
gebaseerd op metingen bij identieke machines volgens
procedures zoals vastgelegd in Richtlijn 2000/14/EG.
• Last de motor afkoelen voordat u de maaimachine in
een afgesloten ruimte stalt.
• Om brandgevaar te voorkomen moet de motor, de
geluiddemper, het accucompartiment, en de brandstofopslagplaats vrij zijn van gras, bladeren en overtollig
smeervet.
Trilling
Deze machine heeft een maximaal trillingsniveau van
5,5 m/s2 op de handen en armen, gebaseerd op metingen
bij identieke machines volgens procedures zoals
vastgelegd in Richtlijn 98/37/EG.
• Controleer de grasvanger regelmatig op slijtage en
mankementen.
• Vervang versleten of beschadigde onderdelen.
• Wees extra voorzichtig als u met benzine omgaat;
benzinedampen zijn explosief.
5
Veiligheids- en instructiestickers
Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de gebruiker
en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of
verdwenen stickers.
93-6654
1. Machine kan voorwerpen uitwerpen – Zorg ervoor dat de
grasgeleider op zijn plaats zit.
2. Handen of voeten kunnen worden gesneden/geamputeerd,
maaimes – Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen.
93-6655
1. Waarschuwing – Lees de
Gebruikershandleiding.
2. De machine kan voorwerpen
uitwerpen – Houd omstanders op een veilige
afstand van de machine.
3. Machine kan voorwerpen uitwerpen – Zorg ervoor dat de
grasgeleider op zijn plaats
zit.
4. Handen of voeten kunnen
worden gesneden/
geamputeerd, maaimes –
Blijf uit de buurt van
bewegende onderdelen.
93-6664
1. Lees de Gebruikershandleiding voor informatie over smering
van de tractie-aandrijving om de 25 bedrijfsuren en smering van
de transmissie om de 100 bedrijfsuren.
6
5. Waarschuwing – Zet de
motor af alvorens de
machine te verlaten.
98-2048
1.
2.
3.
4.
5.
Choke
Snel
Continu snelheidsregeling
Langzaam
Motor – Afzetten
6. Zet de gashendel op Choke,
trek aan het koord om de
motor te starten en zet
daarna de gashendel op
Snel.
7. Laat de bedieningsstang los
om het maaimes uit te
schakelen
8. Beweg de bedieningsstang
omhoog om het maaimes in
te schakelen
98-4387
1. Waarschuwing – Draag gehoorbescherming.
7
9. Beweeg de bedieningstang
naar de handgreep om de
tractie-aandrijving in te
schakelen.
10. Versnellingen Vooruit
11. Neutraalstand
Brandstoftank en de
brandstofslang monteren
Montage
Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie
de linker- en rechterzijde van de machine.
1. Draai de twee parkerschroeven in de bodem van de
brandstoftank los en verwijder ze (Fig. 3).
4
De handgreep bevestigen
3
1. Monteer de handgreep op de buitenkant van de
maaikast in de onderste opening met twee tapbouten
(5/16–18 x 1-1/4 inch), ringen en dunne nylon
inzetmoeren.
2
2. Bevestig de vergrendelingen aan de handgreep met
twee tapbouten (5/16–18 x 1-1/2 inch), ringen en
nylon inzetmoeren (Fig. 2).
5
1
2
Figuur 3
3
1. Steunplaat van
benzinetank
2. Beugel van brandstoftank
1
4
3. Kunststofklemmen
4. Brandstoftank
5. Parkerschroef (2)
2. Haak de kunststofklemmen op de voorzijde van de
brandstoftank vast aan de beugel van de brandstoftank
(Fig. 3).
m-534
Figuur 2
1. Handgreepvergrendeling
2. Steunstang van
grasvanger
530
3. Zet de brandstoftank vast aan de steunplaat met de
twee parkerschroeven (Fig. 3). Draai de schroeven
niet te vast aan.
3. Dopborgmoer (2)
4. Handgreep
4. Verwijder de rode dop van het uiteinde van de
brandstofslang en van het uiteinde van de
elleboog-fitting op de brandstoftank (Fig. 4).
Opmerking: U kunt de handgreep instellen op de hoogte
die u het meest comfortabel vindt. Ga achter de handgreep
staan en bepaal de hoogte. Om de hoogte van de handgreep in te stellen, plaatst u de tapbouten en moeren
waarmee de vergrendelingen van de handgreep zijn bevestigd aan de handgreep, in de andere montagegaten in
de vergrendelingen.
2
3. Schuif de steunstang van de grasvanger door de op één
na hoogste montagegaten in de handgreep en zet elk
eind vast met een dopborgmoer (Fig. 2).
3
1
4. Gebruik een kabelklemband om de bedieningskabels
vast te zetten aan de linker handgreep onder de
steunstang van de grasvanger.
m-7283
Figuur 4
1. Brandstofslang
2. Elleboog-fitting
3. Brandstofklep
5. Schuif het uiteinde van de brandstofslang op de
elleboog-fitting (Fig. 4).
6. Zet de brandstofslang vast met de klem voor de
brandstofslang (Fig. 4).
8
De afsluiter van de
afvoertunnel monteren
Voor ingebruikname
Het carter vullen met olie
1. Open het deurtje van de afvoer door de handgreep naar
voren te trekken en naar achteren te bewegen (Fig. 5).
Houd de handgreep van het afvoerdeurtje vast om te
voorkomen dat het veerdeurtje dichtslaat terwijl u de
afsluiter monteert.
Als u machine voor de eerste keer in gebruik neemt, moet u
het carter vullen met 0,88 liter olie. Gebruik uitsluitend
hoogwaardige reinigingsolie, type SAE 30 of SAE 10W30,
met onderhoudsclassificatie SF, SG, SH of SJ van het
American Petroleum Institute (API).
Olie-inhoud
1
2
Met oliefilter
0,88 l
Zonder oliefilter
0,70 l
Controleer voor elk gebruik of het oliepeil tussen de
Bijvullen- en Vol-markeringen op de peilstok staat (Fig. 7).
m-1914
Figuur 5
1. Handgreep afvoerdeurtje
2
2. Afsluiter gedraaid naar
rechts
3
2. Omdat de afsluiter iets wijder is dan de opening van de
afvoertunnel, moet u de afsluiter een stukje naar rechts
draaien als u deze monteert (Fig. 5).
1
m-7277
m-7278
Figuur 7
Opmerking: Let erop dat de pijl op de sticker van de
afsluiter omhoog wijst.
1. Peilstok
2. Vol
3. Druk de afsluiter helemaal naar binnen totdat de
veerklem op de onderkant van de afsluiter vastklikt op
zijn plaats zodat de afsluiter stevig is bevestigd in de
afvoertunnel (Fig. 6).
3. Bijvullen
Opmerking: Als het carter leeg is, moet u dit voor
ongeveer driekwart met olie vullen; volg daarna de
procedure die in dit hoofdstuk wordt beschreven.
Olie bijvullen gaat als volgt:
1. Zet de maaimachine op een horizontaal oppervlak.
2. Maak de omgeving van de peilstok schoon (Fig. 7).
3. Verwijder de peilstok door de dop linksom te draaien
en eruit te trekken.
1
4. Veeg de peilstok met een schone doek schoon.
m-1915
5. Steek de peilstok in de vulbuis.
Figuur 6
Opmerking: Voor een correcte aflezing van het oliepeil is
het belangrijk dat u de peilstok niet vastdraait.
1. Veerklem
6. Verwijder de peilstok.
4. Laat de handgreep van het afvoerdeurtje los om de
bovenkant van de afsluiter vast te zetten.
7. Lees het oliepeil af van de peilstok (Fig. 7).
9
8. Als het peil onder de Bijvullen-markering op de
peilstok staat, giet u langzaam voldoende olie in de
vulopening totdat het peil de Vol-markering op de
peilstok bereikt.
Gevaar
Tijdens het bijvullen van benzine kan in bepaalde
omstandigheden een statische lading ontstaan die
de benzine tot ontbranding kan brengen. Brand of
explosie van benzine kan letsel van u of anderen
en materiële schade veroorzaken.
Belangrijk Giet niet te veel olie in het carter; als de
motor daarna gaat lopen, ontstaat schade aan de motor.
Tap de overtollige olie af totdat het oliepeil weer de
Vol-markering bereikt.
• Benzinevaten altijd op de grond en uit de buurt
van de machine zetten alvorens de brandstoftank bij te vullen.
• Benzinevaten niet in een vrachtwagen of aanhanger vullen, omdat bekleding of kunststof
beplating het vat kunnen isoleren wat de afvoer
van statische lading kan bemoeilijken.
• Als het praktisch mogelijk is, kunt u het beste
een machine met een benzinemotor eerst van de
vrachtwagen of aanhanger halen en bijtanken
als de machine met de wielen op de grond staat.
• Als dit niet mogelijk is, moet u dergelijke
machines op een truck of een aanhanger bij
voorkeur uit een draagbaar vat bijvullen, niet
met behulp van een vulpistool van een pomp.
• Als een vulpistool moet worden gebruikt, de
vulpijp voortdurend in contact met de rand van
de brandstoftank of de opening van het vat
houden, totdat het bijvullen voltooid is.
9. Steek de peilstok in de vulbuis en draai de dop
rechtsom totdat deze goed vast zit.
De brandstoftank vullen met
benzine
Gebruik voor de beste resultaten schone, verse, loodvrije
benzine met een octaangetal van 87 of hoger. Om te
zorgen dat de benzine voldoende vers is, moet u niet meer
benzine aanschaffen dan u naar verwachting in 30 dagen
zult gebruiken. Als u loodvrije benzine gebruikt, zullen
zich minder verbrandingsproducten in de motor afzetten
en heeft de motor een langere levensduur. U mag ook
gelode benzine gebruiken als er geen loodvrije benzine
verkrijgbaar is.
Belangrijk Meng nooit olie door de benzine.
Belangrijk Nooit methanol, benzine die methanol
bevat, gasohol met meer dan 10% ethanol, superbenzine
of wasbenzine gebruiken, omdat deze het brandstofsysteem van de motor kunnen beschadigen.
Belangrijk Gebruik geen benzine die nog is
overbleven van een vorig maaiseizoen of die zelfs nog
ouder is.
Gevaar
In bepaalde omstandigheden is benzine uiterst
ontvlambaar en zeer explosief. Brand of explosie
van benzine kan brandwonden bij u of anderen en
materiële schade veroorzaken.
• Vul de benzinetank in de open lucht wanneer de
motor koud is. Eventueel gemorste benzine
opnemen.
• Vul de brandstoftank niet helemaal vol. Vul de
brandstoftank tot maximaal 6 tot 13 mm vanaf
de onderkant van de vulbuis. Dit geeft de
benzine ruimte om uit te zetten.
• Als u werkt met benzine, mag u nooit roken en
moet u uit de buurt blijven van open vuur of
plaatsen waar benzinedampen door een vonk
tot ontbranding kunnen komen.
• Benzine in een goedgekeurd benzinevat en
buiten bereik van kinderen bewaren.
• Koop nooit meer benzine dan u in 30 dagen
kunt opmaken.
10
Gebruik regelmatig een brandstofstabilisator/conditioner
tijdens gebruik en stalling. Een stabilisator/conditioner
houdt tijdens het gebruik de motor schoon en voorkomt
dat er tijdens de stalling harsachtige afzettingen in de
motor worden gevormd.
Gebruiksaanwijzing
Belangrijk Gebruik nooit andere brandstofadditieven
dan een brandstofstabilisator/conditioner. Gebruik geen
stabilizers op basis van alcohol zoals ethanol, methanol,
of isopropanol.
Telkens voordat u gaat maaien, moet u controleren of de
zelfaandrijving en de bedieningsstang nog goed werken.
Als u de bedieningsstang loslaat moeten de motor en de
zelfaandrijving stoppen. Doen ze dat niet, dan moet u
contact opnemen met een erkende Service Dealer.
Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie
de linker- en rechterzijde van de machine.
1. Maak de omgeving van de dop de brandstoftank
schoon (Fig. 8).
Voorzichtig
2
1
Deze machine stelt de bestuurder bloot aan geluidsniveaus van meer dan 85 dBA. Bij langdurige
blootstelling kan dit leiden tot gehoorbeschadiging.
Draag gehoorbescherming als u deze machine
gebruikt.
3
1
2
m-7279
Figuur 8
1. Vulbuis/Peilstok
2. Dop van brandstoftank
3. Luchtfilter
Figuur 9
1. Voorzichtig
2. Draag gehoorbescherming
2. Verwijder de dop van de tank.
Bedieningsorganen
3. Vul de brandstoftank met loodvrije benzine tot op 6 tot
13 mm van de bovenrand van de tank. Niet tot in de
vulbuis bijvullen.
De bedieningsstang van het maaimes, de gashendel en de
handgreep van het startkoord zitten aan het bovenste deel
van de handgreep, zoals te zien in Figuur 10.
Belangrijk Vul de brandstoftank tot maximaal 6 mm
van de bovenrand van de tank omdat de benzine ruimte
nodig heeft om te kunnen uitzetten.
2
4. Doe de dop weer op de tank en veeg eventueel
gemorste benzine weg.
3
1
222
Figuur 10
1. Bedieningsstang van
maaimes
11
2. Gashendel
3. Handgreep startkoord
Motor starten
Bediening van het mes en de
zelfaandrijving
1. Sluit de bougiekabel aan op de bougie (Fig. 11).
1. Zorg ervoor dat de bedieningsstang van het mes op A
(Fig. 13) staat.
C
1
B
A
m-7280
Figuur 11
m-3769
1. Bougiekabel
Figuur 13
2. Open de brandstofklep (Fig. 8).
2. Schuif de bedieningsstang naar rechts en zet deze op B
om het mes in te schakelen (Fig. 13).
(CHOKE) (Fig. 10).
3. Zet de gashendel op
4. Zet de rijsnelheidsregelaar op
(Fig. 12).
3. Druk de bedieningsstang tegen de handgreep op C om
te rijden (Fig. 13).
(Neutraal)
Opmerking: Om de tractie-aandrijving af te zetten zonder
het mes uit te schakelen, zet u de bedieningsstang langzaam vrij totdat deze op B staat. Voor zelfaandrijving met
uitgeschakeld mes, drukt u de bedieningsstang tegen de
handgreep op C zonder de bedieningsstang naar rechts te
schuiven.
De maaimachine heeft 3 rijsnelheden. 1 is langzaam, 2 is
medium en 3 is snel. De rijsnelheidsregelaar bevindt zich
op de achterzijde van de drijfriemkap (Fig. 12).
1
224
Opmerking: U kunt de snelheid variëren door de afstand
tussen bedieningsstang en handgreep te vergroten of te
verkleinen. Laat de bedieningsstang zakken om de maaimachine af te remmen als u een bocht maakt of de
machine te snel voor u gaat. Als u de bedieningsstang te
veel laat zakken, stopt de zelfaandrijving van de maaimachine. Duw de bedieningstang naar de handgreep toe
om de snelheid te verhogen. Wanneer de bedieningsstang
dicht tegen de handgreep is aangedrukt, beweegt de
maaimachine zich voort met de maximale snelheid. Zet de
Figuur 12
1. Rijsnelheidsregelaar
5. Trek de handgreep van het startkoord (Fig. 8)
langzaam uit totdat u weerstand voelt, daarna krachtig
uittrekken.
6. Als de motor start, kunt u met de desbetreffende
hendels de gastoevoer en de rijsnelheid naar wens
regelen.
snelheidshendel op
(Neutraal) wanneer u de maaimachine gebruikt om te trimmen en wanneer u deze
onbeheerd achterlaat.
Opmerking: Wil de motor na drie pogingen niet starten,
herhaal dan de stappen 3 tot en met 6.
Motor afzetten
1. Zet de bedieningsstang van het maaimes vrij en zet de
gashendel op
(UIT).
2. Maak de kabel van de bougie los als u de maaimachine
niet gebruikt of onbeheerd achterlaat.
12
Tunnelafsluiter gebruiken
8. Zet de bedieningsstang omlaag in de laagste positie
(Fig. 15).
1. Zet de motor af en wacht totdat alle bewegende
onderdelen tot stilstand gekomen zijn.
2. Plaats de tunnelafsluiter; zie De afsluiter van de
afvoertunnel monteren, blz. 9.
3. Om de afsluiter te verwijderen, beweegt u de handgreep
van het afvoerdeurtje naar achteren en trekt u de veerklem op de bodem van de afsluiter omhoog. Als de
afsluiter ontgrendeld is, trekt u hem uit de afvoertunnel.
m-5085
Opmerking: Als het gras dik en sappig is, kan het maaisel
zich opeenhopen op en rond de afsluiter. Dit kan verwijdering van de afsluiter bemoeilijken. Na elk gebruik
moet u de afsluiter grondig reinigen.
Figuur 15
9. Trek de bedieningsstang omhoog tot ongeveer 2,5 cm
onder de handgreep; zie positie A in Figuur 16.
Mesremkoppeling controleren
Opmerking: Als u het geluid van een ronddraaiende
ventilator hoort, betekent dit dat het maaimes draait.
Controleer de bedieningstang van het maaimes voor elk
gebruik om ervoor te zorgen dat de mesremkoppeling naar
behoren werkt.
1
A
Normale Test
1. Zet de motor af en wacht totdat alle bewegende
onderdelen tot stilstand gekomen zijn.
2. Plaats de maaimachine op een verhard oppervlak uit
de wind.
B
m-5085
Figuur 16
3. Zet alle vier wielen op de maaihoogtestand van 64 mm
(Fig. 19).
1. 2,5 cm
4. Zet de rijsnelheidshendel op N (Neutraal).
10. Zet de bedieningsstang vrij; zie positie B in Figuur 17.
U hoort een “plofgeluid.” Het mes moet binnen 3
seconden stoppen.
5. Neem een stuk krant en maak hiervan een prop die
onder het maaidek gaat (met een doorsnede van
76 mm zoals wordt getoond op Figuur 14.
A
1
B
m-5085
Figuur 17
756
Figuur 14
1. 13 cm
11. Duw de maaimachine onmiddellijk over de prop
krantenpapier.
6. Plaats de prop 13 cm vóór de maaimachine (Fig. 14).
12. Zet de motor af en wacht totdat alle bewegende
onderdelen tot stilstand gekomen zijn.
7. Start de motor.
13
7. Loop om de maaimachine heen om te kijken waar de
prop is. Als de prop niet onder het maaidek gaat:
13. Loop om de maaimachine heen om te kijken waar de
prop is. Als de prop niet onder het maaidek gaat,
herhaalt u stappen 6 tot en met 12.
A. Plaats de prop 13 cm vóór de maaimachine
(Fig. 14).
14. Trek de maaimachine weg van de prop. Als de prop uit
elkaar gevallen of versnipperd is, duidt dit erop dat het
mes niet op de juiste manier is gestopt. Dit betekent
dat u de machine niet veilig kunt gebruiken. Neem
contact op met een erkende Service Dealer.
B. Start de motor.
C. Volg stappen 2 tot en met 6 boven.
8. Trek de maaimachine weg van de prop. Als de prop uit
elkaar gevallen of versnipperd is, duidt dit erop dat de
mesremkoppeling gebreken heeft die ertoe kunnen
leiden dat u de machine niet veilig kunt gebruiken.
Neem contact op met een Erkende Service Dealer om
uw maaimachine te laten inspecteren en repareren.
Om te controleren of er problemen met de mesremkoppeling
zijn voordat deze het normale gebruik verstoren, kunt u de
volgende Speciale Test uitvoeren.
Speciale Test
1. Volg stappen 1 tot en met 7 van de Normale Test, zie
blz. 13.
Gevaar
2. Zet de bedieningsstang van het maaimes omlaag in de
laagste positie (positie B in Fig. 17).
Als de mesremkoppeling buiten werking is, blijft het
mes draaien als u de bedieningsstang vrij zet.
Contact met het mes kan ernstig letsel veroorzaken.
3. Zet de bedieningsstang in de middelste positie ongeveer 13 cm onder de dwarsstang van de handgreep
(positie C in Fig. 18).
• Controleer voor elk gebruik of de mesremkoppeling werkt.
• Gebruik nooit een maaimachine met een
mesremkoppeling waarvan het veiligheidssysteem niet functioneert.
• Breng uw maaimachine naar een Erkende
Service Dealer om deze te laten repareren als
het veiligheidssysteem niet naar behoren
functioneert.
C
B
m-5086
Figuur 18
Test met behulp van de grasvanger
U kunt met behulp van de grasvanger een aanvullende test
uitvoeren om het mechanisme van de mesremkoppeling te
controleren:
Opmerking: Deze middelste positie (C) is niet de
normale bedieningspositie van de bedieningsstang. Maar
hiermee kan bijtijds worden ontdekt dat de mesremkoppeling vastzit, zodat wordt voorkomen dat er later een
onveilige situatie ontstaat.
1. Plaats de lege grasvanger op de afvoertunnel.
2. Start de motor.
4. Zet de bedieningsstang vrij (positie B in Fig. 18).
3. Duw de bedieningsstang (Fig. 15) omlaag in zijn
laagste positie.
Opmerking: Als u een luid “plofgeluid” hoort, hebt u de
bedieningsstang te hoog gezet. Herhaal stappen 2 tot en
met 4 boven, maar zet de bedieningsstang niet zo hoog als
in stap 3.
4. Trek de bedieningsstang omhoog tot de normale positie
om het mes in te schakelen, ongeveer 2,5 cm onder de
handgreep. De grasvanger moet gaan opzwellen. Dit
betekent dat het mes is ingeschakeld en draait.
5. Duw de maaimachine onmiddellijk over de prop
krantenpapier.
5. Laat de bedieningsstang van het maaimes los. Als de
grasvanger niet onmiddellijk kleiner wordt, betekent
dit dat het mes nog steeds draait. Dit kan erop duiden
dat de mesremkoppeling gebreken heeft. Als u hierop
geen acht slaat, kan dit ertoe leiden dat u de machine
niet veilig kun gebruiken. Neem contact op met een
erkende Service Dealer om uw maaimachine te laten
inspecteren en repareren.
6. Zet de motor af en wacht totdat alle bewegende
onderdelen tot stilstand gekomen zijn.
14
Maaihoogte instellen
De grasvanger gebruiken
Elk wiel kan afzonderlijk worden ingesteld met een
maaihoogtehendel. De instelbare maaihoogten zijn
25 mm, 38 mm, 51 mm, 64 mm, 76 mm en 89 mm.
Het kan vóórkomen dat u de grasvanger wilt gebruiken
voor extra lang gras, sappig gras of bladeren.
Montage van de grasvanger
Gevaar
1. Zet de motor af en wacht totdat alle bewegende
onderdelen tot stilstand gekomen zijn.
Bij het verstellen van een maaihoogtehendel
kunnen uw handen in aanraking komen met een
bewegend mes. Dit kan ernstig lichamelijk letsel
veroorzaken.
2. Zorg ervoor dat de handgreep van het afvoerdeurtje
helemaal naar voren staat en de pen vastzit in de
grendel (Fig. 20).
• Zet de motor af en wacht tot alle bewegende
delen stilstaan voordat u de maaihoogte instelt.
• Plaats uw vingers niet onder de maaikast als u
de maaihoogte instelt.
1
2
1. Druk de maaihoogtehendel tegen het wiel (Fig. 19) en
kies de gewenste maaihoogte.
3
m-1912
Figuur 20
1. Grasvangerframe op
steunstang
2. Pen in grendel
1
3. Handgreep geheel naar
voren. Afvoerdeurtje
gesloten.
3. Schuif de opening in het grasvangerframe op de
steunstang op de afvoertunnel (Fig. 20).
m-225
4. Plaats de achterkant van het frame op de steunstang
van de grasvanger.
Figuur 19
1. Maaihoogtehendelvan wiel
5. Trek de handgreep van het afvoerdeurtje naar voren
totdat de pen loskomt uit de grendel, en beweeg de
handgreep naar achteren totdat de pen is vergrendeld
in de uitsparing voor de grasvanger (Fig. 21).
2. Laat de maaihoogtehendel los en zorg ervoor dat deze
goed in de uitsparing valt.
3. Alle wielen moeten op dezelfde maaihoogte worden
ingesteld.
1
m-1913
Figuur 21
1. Pen vergrendeld in uitsparing voor grasvanger
Opmerking: Het afvoerdeurtje in de maaikast staat nu
open.
15
Maaien met de grasvanger
Gevaar
Waarschuwing
De maaimachine kan maaisel en andere voorwerpen
uitwerpen door een open afvoertunnel. Voorwerpen
die met genoeg kracht worden weggeslingerd
kunnen de bestuurder of omstanders ernstig
verwonden, mogelijk zelfs met dodelijke afloop.
Door een versleten grasvanger kunnen steentjes
en andere voorwerpen worden uitgeworpen in de
richting van de bestuurder of de omstanders.
Uitgeworpen voorwerpen kunnen ernstig
lichamelijk of dodelijk letsel toebrengen aan de
gebruiker of omstanders.
Open nooit de deur van de afvoertunnel terwijl de
motor nog draait.
Controleer de grasvanger regelmatig. Plaats een
nieuwe Toro-grasvanger als de oude is beschadigd.
Tips voor bediening en gebruik
• Neem de veiligheidsinstructies goed door en lees deze
handleiding zorgvuldig, voordat u met de maaimachine
gaat werken.
Maai het gras totdat de grasvanger vol is.
Belangrijk Laat de grasvanger niet te vol worden.
• Verwijder uit het werkgebied stokken, stenen, draden,
takken en andere rommel die het mes kan raken en
wegslingeren.
De grasvanger verwijderen
1. Zet de motor af en wacht totdat alle bewegende
onderdelen tot stilstand gekomen zijn.
• Houd iedereen, met name kinderen en huisdieren, weg
uit het werkgebied.
2. Breng de handgreep van het afvoerdeurtje omhoog en
beweeg deze naar voren totdat de veiligheidspen
vastzit in de vergrendeling (Fig. 20).
• Voorkom contact met bomen, muren, hoekstenen en
andere vaste voorwerpen. Maai nooit met opzet over
voorwerpen.
3. Grijp de handgrepen aan de voorkant en de achterkant
van de grasvanger vast en til deze uit de maaimachine.
• Als de maaimachine toch een voorwerp raakt en begint
te trillen, moet u meteen de motor afzetten, de bougiekabel losmaken en de maaimachine op beschadiging
controleren.
4. Kantel de grasvanger langzaam naar voren om het
maaisel eruit te storten.
5. Voor montage van de grasvanger, zie Montage van de
grasvanger, blz. 15.
• Zorg dat u gedurende het hele seizoen steeds met een
scherp maaimes maait. Vijl regelmatig kerven en
inkepingen in het mes weg.
Gevaar
• Vervang indien nodig het maaimes door een origineel
Toro-mes.
Als het afvoerdeurtje niet geheel is gesloten, kan
de maaimachine voorwerpen uitwerpen. Deze
kunnen ernstig lichamelijk of dodelijk letsel
veroorzaken.
• Maai uitsluitend droog gras of droge bladeren. Nat
gras en natte bladeren gaan aankoeken en kunnen
verstopping van de maaimachine of afslaan van de
motor veroorzaken.
Als het afvoerdeurtje niet geheel kan worden
gesloten omdat het maaisel de afvoer heeft verstopt,
zet u de motor af en beweegt u de handgreep van
het afvoerdeurtje voorzichtig heen en weer totdat u
het deurtje geheel kunt sluiten. Als u het deurtje
nog niet kunt sluiten, verwijder dan de verstopping
met een stok, niet met de hand.
Waarschuwing
Als u nat gras en natte bladeren maait, kunt u
uitglijden, in aanraking komen met het mes en
ernstig letsel oplopen.
Maai uitsluitend in droge omstandigheden.
16
• Reinig de onderkant van de maaidek telkens nadat u
hebt gemaaid. Zie Onderkant van de maaikast
reinigen, blz. 19.
Als u met het uiterlijk van het voltooide gazon niet
tevreden bent, probeer dan een of meer van de volgende
stappen:
• Houd de motor steeds in goede conditie.
• Slijp het mes.
• Zet het motortoerental in de hoogste stand om de beste
maairesultaten te verkrijgen.
• Loop langzamer tijdens het maaien.
• Stel de maaimachine af op een hogere maaihoogte.
• Maai het gras vaker.
Waarschuwing
• Laat de maaibanen overlappen in plaats van steeds een
volledig nieuwe baan te maaien.
Als de motor van de maaimachine tijdens het
maaien sneller loopt dan de fabrieksinstelling, kan
de machine een stuk van het mes of een motoronderdeel uitwerpen in de richting van de
gebruiker of de omstanders. Dit kan ernstig
lichamelijk of dodelijk letsel veroorzaken.
• Stel de maaihoogte bij de voorwielen één stand lager in
dan bij de achterwielen. Bijvoorbeeld: stel de maaihoogte van de voorwielen af op 51 mm en die van de
achterwielen op 64 mm.
• Nooit het ingestelde maximumtoerental van de
motor veranderen.
• Als u denkt dat het motortoerental hoger is dan
normaal, moet u contact opnemen met een
erkende Service Dealer.
Bladeren fijnmaken
• Na het maaien moet altijd 50 % van het gazon
zichtbaar blijven door de bladerlaag. Dit kan een of
meerdere rondgangen over de bladeren vereisen.
• Als u het gazon met een lichte laag bladeren wilt
bedekken, moet u alle wielen afstellen op dezelfde
maaihoogte.
• Reinig regelmatig het luchtfilter. Bij fijnmaken zal
meer maaisel en stof ontstaan, waardoor het luchtfilter
verstopt raakt en de prestaties van de motor minder
worden.
• Als er een laag bladeren van meer dan 12,7 cm op het
gazon ligt, moet u de voorwielen een of twee uitsparingen hoger afstellen dan de achterwielen. Hierdoor kunnen de bladeren gemakkelijker onder het
maaidek worden ingevoerd.
Gras maaien
• Het tempo waarmee het gras groeit, varieert per jaargetijde. Hartje zomer kunt u het gras het beste maaien
bij een maaihoogte-instelling van 51 mm, 64 mm of
76 mm. U moet telkens niet meer dan ongeveer
eenderde van de grassprieten afmaaien. Maai niet met
een stand lager dan 51 mm, tenzij de grasmat dun is,
of als het laat in het najaar is wanneer het gras
langzamer begint te groeien.
• Als de maaimachine de bladeren niet fijn genoeg
maakt, is het beter om wat langzamer te maaien.
• Als u veel eikenbladeren fijnmaakt, kunt u in het
voorjaar kalk op het gazon strooien. Dit vermindert de
zuurgraad van de eikenbladeren.
• Als u gras maait dat langer dan 15 cm is, kunt u beter
eerst maaien in de maximale maaihoogtestand, waarbij
u langzaam loopt. Vervolgens gaat u maaien bij een
lagere stand om het gazon een zo fraai mogelijk
uiterlijk te geven. Als het gras te lang is en in hoopjes
achterblijft op het gazon, kan de maaimachine
geblokkeerd raken, waardoor de motor afslaat.
• Maai steeds in wisselende richtingen. Hierdoor wordt
het maaisel beter over het gazon verstrooid, zodat het
gazon gelijkmatig wordt bemest.
17
Onderhoud
Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine.
Aanbevolen onderhoudsschema
Onderhoudsinterval
Voor elk gebruik
Onderhoudsprocedure
• Motoroliepeil controleren.
• De stoptijd van de mesrem controleren. Het mes moet stoppen binnen drie
seconden nadat de beugel is vrij gezet; als dit niet het geval is, moet u contact
opnemen met een erkende Service Dealer om de mesrem te laten repareren.
• Maaisel en vuil van de onderkant van de maaikast verwijderen.
• De afvoertunnel en de afsluiter reinigen.
5 Uren
• Bevestigingen van maaimes en motor controleren. Draai deze aan als ze los
zitten.
25 Uren
• Schuimelement van luchtfilter reinigen.
50 Uren
• Motorolie verversen (zonder het oliefilter).1
• Het mes slijpen of vervangen; zorg ervoor dat het mes scherp blijft als de
snijrand als gevolg van zware en zanderige omstandigheden snel bot wordt.
• Het scherm van de mesremkoppeling reinigen.
• Controleren of het brandstofsysteem lekt en/of de brandstofslang sporen van
slijtage vertoont. Indien nodig onderdelen vervangen.
• Maaisel en rommel van de onderkant van de drijfriemkap verwijderen.
• De draaiarmen smeren.
75 Uren
• Zelfaandrijving afstellen.
•
•
•
•
100 Uren
•
•
•
•
300 Uren
Stalling
1Ververs
Oliefilter vervangen.
Bougie controleren en indien nodig vervangen.
Papieren luchtfilterelement reinigen.
Koelsysteem reinigen; maaisel, rommel of vuil van de koelribben van de motor
en de startmotor verwijderen. Reinig het systeem vaker als de machine wordt
gebruikt in vuile omstandigheden of veel maaisel wordt gevormd.
Brandstoffilter reinigen.
Tandwielkast smeren.
Mesremkabel afstellen.
Wielen onderhoudsbeurt geven.
• Papieren luchtfilterelement vervangen. Vaker vervangen bij werken in stoffige
omstandigheden.
• Laat de benzine uit de brandstoftank lopen voordat u vereiste reparaties uitvoert
of de machine stalt.
de motorolie na de eerste 8 bedrijfsuren.
Belangrijk Zie de gebruikershandleiding van de motor voor verdere onderhoudsprocedures.
18
Voorzichtig
Als u de kabel op de bougie laat zitten, bestaat de kans dat iemand de motor per ongeluk start
waardoor u of andere omstanders ernstig letsel kunnen oplopen.
Verwijder de bougiekabel van de bougie alvorens onderhoudswerkzaamheden uit te voeren.
Druk de kabel opzij, zodat hij niet per ongeluk contact kan maken met de bougie.
Oliepeil van de motor
controleren
3
1
Voordat u de maaimachine gaat gebruiken, moet u eerst
controleren of het oliepeil tussen de Bijvullen- en
Vol-markeringen op de peilstok staat (Fig. 7). Als de olie
onder de Bijvullen-markering staat, moet u olie bijvullen.
Zie Het carter vullen met olie, blz. 9.
2
Mesremkoppeling controleren
m-2858
Figuur 23
Zie Mesremkoppeling controleren, blz. 13.
1. Wasaansluiting
2. Snelkoppeling
Onderkant van de maaikast
reinigen
3. Tuinslang
4. Draai de waterkraan helemaal open.
Om de beste maairesultaten te verkrijgen, moet u de
onderkant van de maaikast schoon houden. Let vooral op
dat er geen vuil of rommel aan de uitstoters zit (Fig. 22).
5. Start de motor en laat deze twee minuten lopen.
6. Zet de motor af en wacht totdat alle bewegende
onderdelen tot stilstand gekomen zijn.
1
7. Draai de kraan dicht.
8. Verwijder de snelkoppeling van de wasaansluiting.
9. Start de maaimachine en laat de motor een minuut
draaien om de maaimachine en componenten te laten
opdrogen.
Opmerking: Als er aan de onderkant van de maaikast een
buitensporig grote hoeveelheid aangekoekt gras zit, moet
u de slang aan de wasaansluiting bevestigen, de kraan
helemaal opendraaien en de motor van de maaimachine
twee minuten laten draaien. Zet de motor af en draai de
kraan dicht. Laat de maaimachine 30 minuten inweken.
Draai vervolgens de kraan weer helemaal open en laat de
motor nog eens twee minuten draaien.
m-796
Figuur 22
1. Uitstoters
Wassen
Schrapen
1. Zet de maaimachine op een vlak oppervlak van asfalt
of beton, dicht bij een tuinslang.
Als u niet alle rommel aan de onderkant van de
maaimachine kunt wegwassen, moet u de machine schoon
schrapen.
2. Bevestig een snelkoppeling (los verkrijgbaar) aan het
uiteinde van de tuinslang.
1. Maak de bougiekabel los van de bougie (Fig. 11).
2. Tap de benzine af uit de brandstoftank. Zie Benzine
aftappen uit brandstoftank en Brandstoffilter reinigen,
blz. 24.
3. Bevestig de snelkoppeling aan de wasaansluiting van
de maaimachine (Fig. 23).
19
Onderhoud van het luchtfilter
Waarschuwing
Reinig het schuimfilterelement om de 25 bedrijfsuren.
Reinig het papieren filterelement om de 100 bedrijfsuren.
Vervang het papieren luchtfilterelement om de 300
bedrijfsuren of eenmaal per seizoen; dit moet vaker
gebeuren in stoffige omstandigheden.
Als de maaimachine kantelt, kan er benzine uit de
carburateur of benzinetank lekken. Benzine is
uitermate ontvlambaar en explosief en kan in
bepaalde omstandigheden lichamelijk letsel of
materiële schade veroorzaken.
Belangrijk Laat de motor nooit zonder luchtfilter
draaien; hierdoor wordt ernstige motorschade veroorzaakt.
Voorkom dat er benzine wordt gemorst door de
motor droog te laten lopen of de benzine te
verwijderen met een handpomp.
1. Zet de motor af en wacht totdat alle bewegende
onderdelen tot stilstand gekomen zijn.
2. Maak de bougiekabel los van de bougie (Fig. 11).
3. Kantel de maaimachine op de rechterzijde (Fig. 22).
3. Draai de schroef los waarmee het luchtfilterdeksel
vastzit (Fig. 24).
4. Verwijder vuil en maaisel met een hardhouten
schraper. Vermijd bramen en scherpe randen.
5. Zet de maaimachine weer rechtop.
3
6. De brandstoftank vullen.
7. Sluit de bougiekabel aan op de bougie.
De afvoertunnel en de afsluiter
reinigen
1
m-7282
2
U moet de afsluiter van de afvoertunnel verwijderen en
reinigen telkens nadat u de maaimachine hebt gebruikt.
Figuur 24
1. Schroef
2. Deksel
Het deurtje van de afvoertunnel moet altijd goed gesloten
zijn als de handgreep wordt losgezet. Indien het afvoerdeurtje niet goed kan worden gesloten als gevolg van
rommel, moet de binnenzijde van de afvoertunnel en het
deurtje grondig worden gereinigd.
3. Papieren luchtfilterelement
4. Verwijder het luchtfilterdeksel en maak dit grondig
schoon (Fig. 24).
5. Verwijder het papieren luchtfilterelement en gooi dit
weg (Fig. 25).
Waarschuwing
Maaisel en andere voorwerpen kunnen worden
uitgeworpen uit een geopende afvoertunnel en
ernstig of dodelijk letsel toebrengen aan de
bestuurder of de omstanders.
1
2
Start of gebruik de maaimachine pas nadat u één
van de volgende zaken heeft gecontroleerd:
• De afsluiter van de afvoertunnel zit stevig vast
in de afvoertunnel.
• De grasvanger zit stevig op zijn plaats.
• De optionele zijafvoerset zit stevig op zijn
plaats.
• Het deurtje van de afvoertunnel is gesloten.
m-7281
Figuur 25
1. Papieren luchtfilterelement
2. Schuimfilterelement
Belangrijk Papieren filterelement nooit schoonmaken.
6. Verwijder het schuimfilterelement en was dit met een
mild reinigingsmiddel en water. Dep dit daarna droog
(Fig. 25).
20
7. Drenk het schuimfilterelement in olie en knijp dit
vervolgens uit (niet wringen) om de overtollige olie te
verwijderen.
7. Laat de linkerzijde van de maaimachine neer.
8. Steek de peilstok in de vulbuis en draai de dop
rechtsom totdat deze goed vast zit.
8. Monteer het schuimfilterelement.
9. Voer de oude olie af volgens de plaatselijk geldende
voorschriften.
9. Monteer het nieuwe luchtfilterelement.
10. Monteer het luchtfilterdeksel en zet dit vast met de
schroef.
10. Vul het carter met nieuwe olie tot aan de Volmarkering op de peilstok. Zie Het carter vullen met
olie, blz. 9.
Motorolie verversen
11. Veeg eventueel gemorste olie weg.
Ververs de olie na de eerste 8 bedrijfsuren en daarna om
de 50 bedrijfsuren of elk seizoen (vaker in stoffige of
vuile omstandigheden).
Onderhoud van het maaimes
Maai altijd met een scherp mes. Een scherp mes snijdt het
gras goed af zonder het te scheuren of te kwetsen.
1. Laat de motor eerst lopen zodat de motorolie wordt
opgewarmd.
1. Zet de motor af en wacht totdat alle bewegende
onderdelen tot stilstand gekomen zijn.
Opmerking: Warme olie is vloeibaarder en voert
vervuilingen beter mee.
2. Maak de bougiekabel los van de bougie (Fig. 11).
3. Tap de benzine af uit de brandstoftank; zie Benzine
aftappen uit de brandstoftank en Brandstoffilter
reinigen, blz. 24.
Waarschuwing
De olie kan heet zijn nadat de motor heeft
gelopen; contact met hete olie kan ernstig
brandwonden veroorzaken.
4. Kantel de maaimachine op de rechterzijde (Fig. 26).
2
Vermijd contact met hete motorolie als u deze
aftapt.
1
2. Zet de motor af en wacht totdat alle bewegende
onderdelen tot stilstand gekomen zijn.
3. Maak de bougiekabel los van de bougie (Fig. 11).
4. Plaats een geschikte opvangbak onder de rechterzijde
van de maaimachine.
3
4
m-796
Figuur 26
5. Verwijder de peilstok door de dop linksom te draaien
en eruit te trekken (Fig. 7).
1. Mes
2. Mesmoeren
6. Hef de linkerzijde van de maaimachine op om de olie
in de opvangbak te laten lopen.
Opmerking: U kunt de olie ook uit het carter
verwijderen met behulp van een olieafzuigpomp.
21
3. Versneller
4. Anti-scalpeercup
Het mes controleren
Het maaimes verwijderen
Controleer voorzichtig het maaimes op scherpte en
slijtage, in het bijzonder op de plaats waar het platte en
het gekromde deel samenkomen (Fig. 27A). Omdat het
metaal dat het platte en gekromde deel van het mes
verbindt, kan wegslijten door zand en ander schurend
materiaal, moet u dit steeds controleren voordat u gaat
maaien. Als u een gleuf of slijtplek ziet (Fig. 27B en
27C), moet u het mes vervangen; zie Het maaimes
verwijderen, blz. 22.
1
Pak het uiteinde van het mes vast met een lap of een dikke
handschoen. Verwijder de mesmoeren, de anti-scalpeercup,
de versneller en het mes (Fig. 26).
Het maaimes slijpen
Vijl de bovenkant van het mes bij, zodat de oorspronkelijke
snijhoek (Fig. 28A) en binnenste snijkantradius (Fig. 28B)
gehandhaafd blijft. Het mes blijft in balans als u evenveel
materiaal weghaalt van beide snijkanten.
A
A
2
B
1
2
1
m-4783
153
B
Figuur 28
3
1
1. Slijp alleen onder deze
hoek
2. Behoud hier de
oorspronkelijke radius
C
4
270
Controle van de balans van het mes
Figuur 27
1. Wiek
2. Platte deel van het mes
1. Controleer de balans van het mes door het gat in het
midden van het mes boven een spijker of de steel van
een schroevendraaier te houden, die horizontaal in een
bankschroef is geklemd (Fig. 29).
3. Slijtage
4. Groefvorming
Opmerking: De beste resultaten krijgt u door een nieuw
mes te monteren voordat het maaiseizoen begint. In de
loop van het jaar vijlt u dan kleine inkepingen of deuken
weg, zodat u een goede snijkant blijft houden.
1007
Gevaar
Figuur 29
Een versleten of beschadigd mes kan breken en
een stuk van het mes kan worden uitgeworpen in
de richting van de gebruiker of omstanders en
ernstig lichamelijk of dodelijk letsel toebrengen.
Opmerking: U kunt de balans ook controleren met behulp
van een voor commerciële doeleinden vervaardigde
mesbalans.
• Controleer op gezette tijden het maaimes op
slijtage of beschadigingen.
• Vervang een versleten of beschadigd mes.
2. Als één van de uiteinden van het mes omlaag draait,
vijlt u nog wat materiaal aan die kant weg (niet van de
snijrand of het uiteinde bij de snijrand). Het mes is in
balans als geen van beide uiteinden omlaag beweegt.
22
Het maaimes monteren
5. Verwijder de 2 mesmoeren, de anti-scalpeercup, de
versneller en het mes (Fig. 26).
1. Monteer een scherp, uitgebalanceerd Toro- mes, de
versneller, de anti-scalpeercup en de mesmoeren. De
wiek van het mes moet naar de bovenkant van de
maaikast wijzen om het mes op de juist wijze te
monteren. Draai de mesbout vast met een torsie van 20
tot 37 Nm.
6. Maak de lipjes los waarmee het scherm van de mesremkoppeling is bevestigd aan het maaidek door de
moeren of de bouten op de lipjes los te draaien (Fig. 30).
Draai de lipjes 180 zodat ze niet in de weg zitten.
2
Waarschuwing
1
Als u de maaimachine zonder versneller gebruikt,
kan het mes verbuigen, kromtrekken of breken.
Hierdoor kan ernstig lichamelijk of dodelijk letsel
worden toegebracht aan de gebruiker of de
omstanders.
3
m-796
Figuur 30
Gebruik de maaimachine nooit als dat de
versneller niet is gemonteerd.
1. Lipjes en moeren
2. Scherm van
mesremkoppeling
3. Lipje en bout
2. Zet de maaimachine weer rechtop.
3. Sluit de bougiekabel aan op de bougie.
7. Verwijder het scherm van de mesremkoppeling en
borstel of blaas alle rommel weg die onder het scherm
en rond de mesremkoppeling zit.
Scherm van de
mesremkoppeling reinigen
8. Monteer het scherm. Draai de lipjes 180 terug in
positie. Draai de moeren of de bouten op de lipjes vast
om het scherm aan het maaidek te bevestigen.
Reinig het scherm van de mesremkoppeling na elk
maaiseizoen om de beste resultaten te krijgen en om te
voorkomen dat de kwaliteit van onderdelen verslechtert.
Reinig het scherm als u het mes slijpt, omdat u het mes
moet verwijderen om het scherm weg te nemen.
9. Monteer het mes, de versneller, de anti-scalpeercup en
de 2 mesmoeren.
10. Zet de maaimachine weer rechtop.
11. Sluit de bougiekabel aan op de bougie.
1. Zet de motor af en wacht totdat alle bewegende
onderdelen tot stilstand gekomen zijn.
2. Maak de bougiekabel los van de bougie (Fig. 11).
3. Tap de benzine af uit de brandstoftank; zie Benzine
aftappen uit de brandstoftank en Brandstoffilter
reinigen, blz. 24.
4. Kantel de maaimachine op de rechter zijde.
Waarschuwing
Als de maaimachine kantelt, kan er benzine uit de
carburateur of benzinetank lekken. Benzine is
uitermate ontvlambaar en explosief en kan in
bepaalde omstandigheden lichamelijk letsel of
materiële schade veroorzaken.
Voorkom dat er benzine wordt gemorst door de
benzine volgens de aanwijzingen af te tappen uit
de tank; gebruik nooit een hevel.
23
Benzine aftappen uit de
brandstoftank en
brandstoffilter reinigen
Smering van de draaiarmen
Het brandstoffilterelement (filterzeef) bevindt zich aan de
binnenkant van de benzinetank. Reinig het brandstoffilterelement om de 100 bedrijfsuren.
1. Zet de maaihoogtehendels van de achterwielen in de
middelste afstelling.
Om de 50 bedrijfsuren of bij het einde van het seizoen
moeten de draaiarmen worden gesmeerd.
2. Veeg de smeernippels af met een schone doek
(Fig. 32).
1. Zet de motor af en wacht tot deze is afgekoeld.
Belangrijk U mag uitsluitend benzine aftappen als de
motor koud is.
2. Maak de bougiekabel los van de bougie (Fig. 11).
3. Verwijder de brandstofslang door de pijpklem bij de
carburateur los te maken (Fig. 36).
1
4. Open de brandstofklep door de hendel op Open te
zetten (Fig. 8).
m-232
Figuur 32
5. Laat alle benzine uit de tank en de brandstofleiding in
een goedgekeurd benzinevat lopen.
1. Smeernippel
6. Verwijder de benzinetank van de maaimachine.
7. Giet een kleine hoeveelheid benzine in de tank, schud
de tank en laat de benzine daarna in een goedgekeurd
benzinevat lopen.
3. Zet de vetspuit op de smeernippel en pomp er
voorzichtig twee à drie slagen Nr 2 smeervet op
lithiumbasis voor algemene doeleinden in (Fig. 32).
8. Monteer de brandstoftank en de brandstofslang; zie
Brandstoftank en brandstofslang monteren, blz. 8.
Opmerking: Als de druk te hoog is, kunnen de pakkingen
worden beschadigd.
Ruimte onder de drijfriemkap
reinigen
Zorg ervoor dat de ruimte onder de drijfriemkap vrij blijft
van rommel of vuil.
1. Zet de motor af en wacht totdat alle bewegende
onderdelen tot stilstand gekomen zijn.
2. Verwijder de bouten waarmee de drijfriemkap
(Fig. 31) is bevestigd aan de maaikast.
1
m-224
Figuur 31
1. Drijfriemkap
3. Til de drijfriemkap omhoog en veeg alle rommel weg
uit de omgeving van de riem.
4. De drijfriemkap terugplaatsen.
24
Zelfaandrijving afstellen
Onderhoud van de bougie
Als de zelfaandrijving niet werkt of de machine de
neiging heeft om voorwaarts te kruipen als de bedieningsstang zich meer dan 3,8 cm van de handgreep bevindt,
moet u de bedieningsknop voor de wielaandrijving op de
achterkant van de tandwielkast afstellen.
Controleer de bougie om de 100 bedrijfsuren. Gebruik een
NGK BPR5ES bougie of een bougie van een equivalent
type.
1. Zet de motor af en wacht totdat alle bewegende
onderdelen tot stilstand gekomen zijn.
1. Sluit het deurtje van de maaikast en verwijder de
grasvanger.
2. Maak de bougiekabel los van de bougie (Fig. 11).
3. Maak de omgeving van de bougie schoon.
2. Draai de bedieningsknop een / slag naar rechts als de
zelfaandrijving van de maaimachine niet werkt. Als de
machine voorwaarts kruipt, moet u de bedieningsknop
een / slag naar links draaien om de riem losser te
zetten (Fig. 33).
4. Haal de bougie uit de cilinderkop.
Belangrijk Als de bougie gebarsten of vuil is, moet
deze worden vervangen. U mag de elektroden niet
reinigen omdat hierdoor gruis in de cilinder terecht kan
komen. Dit leidt meestal tot beschadiging van de motor.
5. Stel de elektrodenafstand in op 0,76 mm (Fig. 35).
1
1
m-110
m-228
Figuur 35
Figuur 33
1. 0,76 mm
1. Bedieningsknop
6. Plaats de bougie en de pakkingafdichting.
3. Trek de maaimachine langzaam naar achteren terwijl u
de bedieningsstang voor de zelfaandrijving geleidelijk
in de richting van de handgreep beweegt.
7. Draai de bougie vast met een torsie van 23 Nm.
8. Sluit de bougiekabel aan op de bougie.
Opmerking: De afstelling is correct als de achterwielen
ophouden te draaien en de bedieningsstang voor de
zelfaandrijving zich ongeveer 2,5 cm van de handgreep
bevindt (Fig. 34).
1
m-513
Figuur 34
1. 2,5 cm
25
Motoroliefilter vervangen
6. Verwijder het oliefilter.
7. Smeer met uw vinger een laagje olie op de rubberen
pakking van het nieuwe filter (Fig. 37).
Vervang het oliefilter (Fig. 36) om de 100 bedrijfsuren of
jaarlijks, waarbij de kortste periode moet worden
aangehouden.
1
2
1
m3862
m-7284
Figuur 37
Figuur 36
1. Oliefilter
1. Pakking
2. Brandstofslang
8. Monteer het nieuwe filter en draai dit met de hand
2/3 slag vast.
1. Laat de motor eerst lopen zodat de olie wordt
opgewarmd.
9. Vul het carter met nieuwe olie tot aan deVol-streep op
de peilstok; zie Carter vullen met olie, blz. 9.
Waarschuwing
10. Sluit de bougiekabel aan op de bougie.
De olie kan heet zijn nadat de motor heeft
gelopen; contact met hete olie kan ernstig
brandwonden veroorzaken.
11. Laat de motor ongeveer 3 minuten lopen.
12. Zet de motor af, wacht totdat alle bewegende
onderdelen tot stilstand zijn gekomen, en controleer op
olielekkage rond het filter.
Vermijd contact met hete motorolie als u deze
aftapt.
13. Vul olie bij om de hoeveelheid olie in het oliefilter
weer op peil te brengen. Zie Oliepeil van de motor
controleren, blz. 19.
2. Zet de motor af en wacht totdat alle bewegende
onderdelen tot stilstand gekomen zijn.
14. Voer de oude oliefilter af volgens de plaatselijk
geldende voorschriften.
3. Maak de bougiekabel los van de bougie (Fig. 11).
4. Tap de motorolie af; zie Motorolie verversen, blz. 21.
5. Leg een lap onder het oliefilter om olie op te vangen
die weglekt als u het filter verwijdert.
26
Tandwielkast smeren
Kabel van de mesrem afstellen
U moet de tandwielkast om de 100 bedrijfsuren smeren.
1. Verwijder de grasvanger.
Telkens wanneer er een nieuw mesremkabelset wordt
gemonteerd of de riem wordt vervangen, moet de
mesremkabel worden afgesteld.
2. Plaats de smeerspuit op de smeernippel via de opening
van de drijfriemkap (Fig. 38).
1. Zet de motor af en wacht totdat alle bewegende
onderdelen tot stilstand gekomen zijn.
1
2
2. Maak de bougiekabel los van de bougie (Fig. 11).
3. Draai de kabelklemschroef los totdat de kabelgeleiding
schuift (Fig. 39).
1
2
3
m-224
Figuur 38
1. Drijfriemkap
2. Smeernippel
m-278
Figuur 39
3. Pomp 2 keer voorzichtig Nr 2 Smeervet op lithiumbasis voor algemene doeleinden in de nippel.
1. Veer
2. Kabelgeleiding
3. Kabelklemschroef
4. Monteer de grasvanger.
4. Trek de kabel strak, maar zorg ervoor dat er geen druk
op de veer staat. Draai de kabelklemschroef aan om de
afstelling te borgen.
Waarschuwing
De mesremkabel mag niet te strak worden
afgesteld. Hierdoor kan de mesrem afbreken van
de remtrommel. Als de rem geen contact maakt
met de trommel, zal het mes blijven draaien als u
de bedieningsstang vrij zet. Een draaiend mes kan
ernstig lichamelijk letsel veroorzaken.
• Telkens als u de remkabel afstelt, moet u ervoor
zorgen dat de rem het mes binnen maximaal
3 seconden tot stilstand brengt.
• Als het mes niet binnen maximaal 3 seconden
tot stilstand komt, moet u de maaimachine naar
een erkende Service Dealer brengen om deze te
laten inspecteren en repareren.
27
Onderhoud van de wielen
De wielen monteren
De wielen verwijderen
1. Plaats de band op een wielhelft en breng de lippen op
elke band in één lijn (Fig. 40).
1. Zet de motor af en wacht totdat alle bewegende
onderdelen tot stilstand gekomen zijn.
2. Plaats het lager/naaf-stel in de middelste opening van
de wielhelft. Zorg ervoor dat de ondersteuningen van
de naaf zijn geplaatst op de flens van de opening
(Fig. 40).
2. Maak de bougiekabel los van de bougie (Fig. 11).
3. Verwijder de tapbout, het afstandsstuk van het wiel en
de borgmoer waarmee het wiel is gemonteerd op de
draaiarm (Fig. 40).
1
2
3
4
5
3. Plaats de andere wielhelft op het lager/naaf-stel en
breng het wiel, de lippen van de banden en de
montagegaten op één lijn (Fig. 40).
4. Zet de wielhelften niet te strak aan elkaar. Gebruik
hiervoor twee volledig getapte schroeven of bouten
(1/4–20 x 1,50 inch) en niet-borgende moeren. Draai
de schroeven of bouten in de tegenoverliggende gaten
(Fig. 40).
1
5. Controleer of alle onderdelen in één lijn staan en draai
de schroeven vast. Draai de schroeven afwisselend aan
een zijde vast ten behoeve van een gelijkmatige
montage totdat de wielhelften tegen elkaar zitten
(Fig. 40).
6
7
5
7
8
9
296
6. Plaats de 2 tapbouten en 2 contramoeren, die u eerder
hebt verwijderd, in de overblijvende gaten in de wielhelften en draai ze vast. Verwijder de 2 lange schroeven
of bouten en vervang ze door de 2 tapbouten en 2 borgmoeren (Fig. 40).
Figuur 40
1.
2.
3.
4.
5.
Borgmoeren
Afstandsstuk van wiel
Lager/naaf-stel
Afstandsstuk van lager
Wielhelft
6. Kunststofkap (alleen
achterwielen)
7. Lip
8. Lager (2)
9. Tapbout
7. Monteer het wiel weer op de draaiarm met de tapbouten, het afstandsstuk en een borgmoer. Zorg ervoor
dat het afstandsstuk is geplaatst tussen de wielnaaf en
de draaiarm (Fig. 40).
4. Verwijder de wielhelften van het wiel door de vier
tapbouten en de vier borgmoeren los te draaien (Fig. 40).
Opmerking: Als de lagers moeten worden verwijderd van
het lager/naaf-stel, dient u te drukken op het afstandsstuk
van het lager (Fig. 40).
28
Algemene informatie
Stalling
1. Reinig de maaikast. Zie Onderkant van de maaikast
reinigen, blz. 19.
Om de maaimachine klaar te maken voor de stalling
buiten het maaiseizoen moeten de aanbevolen onderhoudsprocedures worden uitgevoerd. Zie Onderhoud,
blz. 18.
2. Haal eventueel vuil en maaisel van de cilinder, de
koelribben van de cilinderkop en het ventilatorhuis.
3. Verwijder maaisel, vuil en roet van de buitenste motoronderdelen, de uitlaatring, en de bovenkant van de
maaikast.
Stal de maaimachine op een koele, schone en droge
plaats. Bedek de maaimachine om deze te beschermen en
schoon te houden.
4. Controleer de conditie van het maaimes. Zie
Onderhoud van het maaimes, blz. 21.
Het brandstofsysteem
gebruiksklaar maken
5. Reinig het scherm van de mesremkoppeling; zie
Scherm van de mesremkoppeling reinigen, blz. 23.
6. Geef het luchtfilter een onderhoudsbeurt; zie Onderhoud van het luchtfilter, blz. 20.
Waarschuwing
Benzine kan bij langdurige opslag verdampen en
de benzinedampen kunnen ontploffen als zij in
contact komen met een open vuur.
7. Smeer de draaiarmen; zie Draaiarmen smeren, blz. 24.
• Bewaar benzine niet voor langere tijd.
• Stal de maaimachine niet met benzine in de
brandstoftank of de carburateur in een
afgesloten ruimte waar open vuur is
(bijvoorbeeld een oven of de waakvlam van een
boiler).
• Laat de motor afkoelen voordat u de
maaimachine in een afgesloten ruimte stalt.
9. Werk alle geroeste of afgebladderde verfoppervlakken
bij met lak die verkrijgbaar is bij een erkende Service
Dealer.
8. Draai alle moeren, bouten en schroeven goed aan.
Na de stalling
1. Controleer alle bevestigingen en draai ze aan.
2. Verwijder de bougie en draai de motor snel rond met
behulp van het startkoord om overtollige olie uit de
cilinder te verwijderen.
Maak de brandstoftank leeg nadat u de machine voor de
laatste keer hebt gebruikt voordat deze de stalling in gaat.
3. Maak de bougie schoon, of monteer een nieuwe als de
oude bougie gebarsten of gebroken is, of als de
elektroden versleten zijn.
1. Laat de motor lopen totdat hij afslaat door gebrek aan
benzine.
2. Gebruik de hulpstarter en start de motor nogmaals.
4. Plaats de bougie en draai hem vast met een torsie van
23 Nm.
3. Laat de motor lopen totdat deze afslaat. Als de motor
niet meer wil starten, is de benzine voldoende
verbruikt.
5. Voer de vereiste onderhoudsprocedures uit; zie
Onderhoud, blz. 18.
6. Vul de brandstoftank met verse benzine.
De motor gebruiksklaar maken
7. Motoroliepeil controleren.
1. Terwijl de motor nog warm is, ververst u de olie in het
carter. Zie Motorolie verversen, blz. 21.
8. Sluit de bougiekabel aan op de bougie.
2. Verwijder de bougie (Fig. 11).
Accessoires
3. Giet met behulp van een olieblik ongeveer een eetlepel
olie in het carter via het bougiegat.
De volgende accessoires zijn verkrijgbaar bij een erkende
Service Dealer:
4. Draai de motor langzaam een paar maal rond met
behulp van het startkoord om de olie te verspreiden.
• Zijafvoerset
5. Monteer de bougie, maar sluit de kabel niet aan op de
bougie.
• Atomisch mes
29
Problemen, oorzaak en remedie
Uw maaimachine is ontworpen en gefabriceerd voor een probleemloze werking. Controleer zorgvuldig de volgende
onderdelen en artikelen, en zie Onderhoud, blz. 18 voor meer informatie. Indien een probleem zich blijft voordoen, moet u
contact opnemen met een erkende Service Dealer.
Probleem
Motor start niet
Motor start moeilijk of verliest
g
vermogen
Mogelijke oorzaken
Remedie
1. Brandstoftank leeg of oude
benzine in het brandstofsysteem.
1. Brandstoftank aftappen en
vullen met verse benzine.
Neem contact op met een
erkende Service Dealer, als het
probleem blijft voortduren.
2. De gashendel staat niet op
Choke.
2. Zet de gashendel op Choke.
3. De kabel is niet aangesloten op
de bougie.
3. Sluit de bougiekabel aan op de
bougie.
4. De bougie is aangetast, vuil, of
de elektrodenafstand is niet
correct afgesteld.
4. De bougie controleren en
indien nodig de elektrodenafstand afstellen. De bougie
vervangen als deze aangetast,
vuil of gebarsten is.
1. De brandstoftank bevat oude
benzine.
1. Tap de brandstoftank af en vul
die weer met verse benzine.
2. De ventilatieopening in de
brandstoftankdop is verstopt.
2. Reinig de ventilatieopening van
de brandstoftankdop of
vervang de dop.
3. Het luchtfilterelement is vuil en
belemmert de luchtstroom.
3. Reinig het schuimfilterelement
en/of vervang het papieren
luchtfilterelement.
4. De onderkant van het maaidek
is bedekt met maaisel en
rommel.
4. De onderkant van het maaidek
reinigen.
5. De bougie is aangetast, vuil, of
de elektrodenafstand is niet
correct afgesteld.
5. De bougie controleren en
indien nodig de elektrodenafstand afstellen. De bougie
vervangen als deze aangetast,
vuil of gebarsten is.
6. Het motoroliepeil is te laag of
de olie is vuil.
6. Het motoroliepeil controleren.
Olie verversen als deze vuil is
of olie bijvullen als het oliepeil
te laag is.
30
Probleem
De motor loopt onregelmatig
De maaimachine of de motor trilt
abnormaal
Ongelijkmatig maaipatroon
Afvoertunnel verstopt
De zelfaandrijving van de
maaimachine werkt niet.
Mogelijke oorzaken
Remedie
1. De kabel is niet aangesloten op
de bougie.
1. Sluit de bougiekabel aan op de
bougie.
2. De bougie is aangetast, vuil, of
de elektrodenafstand is niet
correct afgesteld.
2. De bougie controleren en
indien nodig de elektrodenafstand afstellen. De bougie
vervangen als deze aangetast,
vuil of gebarsten is.
3. De gashendel staat niet op
Snel.
3. Zet de gashendel op Snel.
4. Het luchtfilterelement is vuil en
belemmert de luchtstroom.
4. Reinig het schuimfilterelement
en/of vervang het papieren
luchtfilterelement.
1. Het mes is verbogen of uit
balans.
1. Het mes balanceren. Het mes
vervangen als dit is verbogen.
2. De montagemoeren van het
maaimes zitten los.
2. Draai de montagemoeren vast.
3. De onderkant van het maaidek
is bedekt met maaisel en
rommel.
3. De onderkant van het maaidek
reinigen.
4. De bevestigingsbouten van de
motor zitten los.
4. De bevestigingsbouten van de
motor vastdraaien.
1. Alle vier wielen staan niet op
dezelfde hoogte.
1. Alle vier de wielen instellen op
dezelfde hoogte.
2. Het mes is bot.
2. Mes slijpen en balanceren.
3. U maait steeds in hetzelfde
patroon.
3. In een ander patroon maaien.
4. De onderkant van het maaidek
is bedekt met maaisel en
rommel.
4. De onderkant van het maaidek
reinigen.
1. De gashendel staat niet op
Snel.
1. Zet de gashendel op Snel.
2. De maaihoogte is te laag.
2. Instellen op een hogere
maaistand.
3. U maait te snel.
3. Uw snelheid verminderen.
4. Het gras is nat.
4. Het gras eerst laten drogen
voordat u gaat maaien.
5. De onderkant van het maaidek
is bedekt met maaisel en
rommel.
5. De onderkant van het maaidek
reinigen.
1. De kabel van de zelfaandrijving
is ontsteld of beschadigd.
1. De kabel van de zelfaandrijving
afstellen. Vervang de kabel
indien nodig.
2. Er zit rommel onder de
drijfriemkap.
2. De rommel onder de drijfriemkap verwijderen.
31