51
Apparaat aansluiten
Na het plaatsen van het apparaat moet
uminimaal een 1 uur wachten voordat
uhet apparaat in gebruik neemt. Tijdens
het transport kan het gebeuren dat de
olie van de compressor in het
koelsysteem terecht komt.
Vóór het eerste gebruik de binnenruimte
van het apparaat schoonmaken
(ziehoofdstuk Schoonmaken).
Het stopcontact dient zich dichtbij het
apparaat te bevinden en ook na de
inbouw vrij toegankelijk te zijn.
Het apparaat uitsluitend via een volgens
de voorschriften aangebracht,
randgeaar d stopcontact
op220240V/50Hz wisselstroom
aansluiten. Het stopcontact moet zijn
beveiligd met een zekering van10A tot
16A.
Bij apparaten die in niet Europese landen
worden gebruikt op het typeplaatje
controleren of de aansluitspanning en
destroomsoort overeenkomen met
dewaarden van uw elektriciteitsnet.
Hettypeplaatje bevindt zich links
onderaan in het apparaat. Een eventueel
noodzakelijke vervanging van de
aansluitkabel mag alleen door een
vakkundig monteur worden uitgevoerd.
! Waarschuwing
Het apparaat mag nooit worden
aangesloten op elektronische
energiebesparende stekkers of op
omvormers die gelijkstroom omzetten in
230V wisselstroom (bijv. installaties voor
zonneënergie of netwerken voor
schepen).
Inschakelen van het
apparaat
Toets Aan/Uit afb.1/1 indrukken.
Hetapparaat begint te koelen.
Debinnenverlichting is bij geopende
deuringeschakeld.
In de fabriek is het apparaat op de
gemiddelde instelling 3 ingesteld.
Aanwijzingen bij het gebruik
Terwijl de koelmachine loopt, vormen zich
dooiwaterdruppels of een laagje rijp op
de achterwand van de koelruimte. Dit is
normaal. U hoeft de dooiwaterdruppels
niet af te wissen of de rijp af te schrapen.
De achterwand wordt automatisch
ontdooid. Het dooiwater loopt via het
afvoergootje afb.4 naar de koelmachine,
waar het verdampt.
Instellen van de
temperatuur
De temperatuur kan van stand 1 tot 5
worden ingesteld.
Toets afb.1/6 gedurende 3seconden
indrukken tot de indicatie knippert.
Hierna de toets net zo vaak indrukken tot
de gewenste instelling wordt
aangegeven.
De laatste instelling wordt opgeslagen.
Instelling 1 lage koelcapaciteit
Instelling 5 hoogste koelvermogen
Bij een instelling op 3 wordt, afhankelijk
van omgevingstemperatuur en belading,
in de koelruimte een temperatuur van
+8°C tot +12°C bereikt.
nl